31.07.2015 Views

deel 3 - Averbode

deel 3 - Averbode

deel 3 - Averbode

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

W.o.-techniek • 4e leerjaarLesficheHoe maken weeen flipperkast?❙❙Eindtermen2.3 De leerlingen kunnen onderzoeken hoe het komt dat een zelf gebruikttechnisch systeem niet of slecht functioneert.2.7 De leerlingen kunnen in concrete ervaringen stappen van het technisch procesherkennen (het probleem stellen, oplossingen ontwikkelen, maken, ingebruik nemen, evalueren).2.9 De leerlingen kunnen een probleem, ontstaan vanuit een behoefte, technischoplossen door verschillende stappen van het technisch proces tedoorlopen.2.10 De leerlingen kunnen bepalen aan welke vereisten het technisch systeemdat ze willen gebruiken of realiseren, moet voldoen.2.11 De leerlingen kunnen ideeën genereren voor een ontwerp van een technischsysteem.2.12 De leerlingen kunnen keuzen maken bij het gebruiken of realiseren van eentechnisch systeem, rekening houdend met de behoefte, met de vereisten enmet de beschikbare hulpmiddelen.2.13 De leerlingen kunnen een eenvoudige werktekening of handleiding stapvoor stap uitvoeren.2.14 De leerlingen kunnen werkwijzen en technische systemen vergelijken enover beide een oor<strong>deel</strong> formuleren aan de hand van criteria.2.15 De leerlingen kunnen technische systemen in verschillende toepassingsgebiedenvan techniek gebruiken en/of realiseren.2.16 De leerlingen zijn bereid om hygiënisch, nauwkeurig, veilig en zorgzaam tewerken.In een notendopDe leerlingen werken zelfstandig met het 8-stappenplan om een flipperkast te maken.De leerlingen passen dit 8-stappenplan toe om andere constructies te maken.❙❙Leerplandoelen■ ■ VVKBaO 0.5 – 0.7 – 0.8 – 0.10 – 0.12 – 0.15 – 6.3 – 6.6 – 6.11 – 6.12 –6.13 – 6.14 – 6.15 – 6.16 – 6.18■ ■ OVSG WO-TEC-01-4/5/22 WO-TEC-02-2/3/4/8/9/13/14/16/17/18/20/21/22/23/24/25/26/27/30/31 WO-TEC-04-1/2■ ■ GO!© Uitgeverij <strong>Averbode</strong>, 2009115


W.o.-techniek • 4e leerjaarLesfiche❙❙Didactische suggestiesVoorafDeze les wordt gespreid over twee lesmomenten. Tegen het tweedelesmoment moeten de leerlingen zorgen voor een aantal constructiematerialen.Om die te verzamelen, geeft u hen het best enkele dagen tijd.Zorg ervoor, samen met de leerlingen, dat er een speelgoedflipperkastin de klas aanwezig is.In deze les is het belangrijk dat de leerlingen probleemoplossend lerendenken en handelen. We hanteren hiervoor een duidelijk stappenplan.Om u wegwijs te maken in het stappenplan dat we hanteren, vindt u inde inleiding (bijlage 1) een uitgewerkt voorbeeld.Inleiding• De leerlingen beschouwen een (speelgoed)flipperkast en beschrijvenalle onderdelen: een trekker om de bal te lanceren, hindernissen,een manier om punten te scoren, een opening waarin de bal wegrolt,een systeem om de bal terug in het spel te brengen.• In een klasgesprek ontdekken de leerlingen dat een flipperkastspeelgoed is. Ze bespreken het verschil tussen een zelfgemaakteflipperkast en een flipperkast die je kunt kopen.• U merkt op: Een flipperkast zie je soms ook in een café staan. Sommigemensen zijn eraan verslaafd en verliezen er veel geld aan. Zouden flipperkastendan maar verboden moeten worden?Kern❙❙ Aan de slag met het stappenplan• Kondig aan dat elk groepje een flipperkast gaat maken.Ver<strong>deel</strong> de klas in groepjes van vier leerlingen en geef hen het stappenplanuit de inleiding.De leerlingen schrijven als titel op het stappenplan: Hoe maken weeen flipperkast? Ze overlopen met hun groepje de verschillendestappen en creëren zo hun constructie.• De leerlingen kunnen eventueel het blad in bijlage 1 gebruiken alsleidraad, als aandachtspunten of als bron voor ideeën.• De stappen 1-5 worden vandaag gezet. De stappen 6-8 zijn voor eenvolgend werkmoment. Tussendoor verzamelen de leerlingen hetnodige materiaal om hun constructie te maken.• Tijdens het construeren in groepen krijgt u de gelegenheid om:• te observeren (u kunt daarvoor de observatielijst uit de inleidinggebruiken);• digitale foto’s te maken voor de nabespreking;• groepen die op de verkeerde weg zitten, bij te sturen zonder huneigen creativiteit te beperken.• Leerlingen die oplossingsgerichte vragen stellen, kunt u als volgtondersteunen:Stel een verduidelijkende vraag, zodat de leerling zelf meer inzichtverwerft. Bv. een leerling vraagt hoe een plankje kan scharnieren enterugveren.klasgesprekspeelgoedflipperkastgroepswerk116 © Uitgeverij <strong>Averbode</strong>, 2009


W.o.-techniek • 4e leerjaarLesficheHoe maak en verstuur jeeen geheime boodschap?❙❙Eindtermen2.3 De leerlingen kunnen onderzoeken hoe het komt dat een zelf gebruikttechnisch systeem niet of slecht functioneert.2.7 De leerlingen kunnen in concrete ervaringen stappen van het technisch procesherkennen (het probleem stellen, oplossingen ontwikkelen, maken, ingebruik nemen, evalueren).2.9 De leerlingen kunnen een probleem, ontstaan vanuit een behoefte, technischoplossen door verschillende stappen van het technisch proces tedoorlopen.2.10 De leerlingen kunnen bepalen aan welke vereisten het technisch systeemdat ze willen gebruiken of realiseren, moet voldoen.2.11 De leerlingen kunnen ideeën genereren voor een ontwerp van een technischsysteem.2.12 De leerlingen kunnen keuzen maken bij het gebruiken of realiseren van eentechnisch systeem, rekening houdend met de behoefte, met de vereisten enmet de beschikbare hulpmiddelen.2.13 De leerlingen kunnen een eenvoudige werktekening of handleiding stapvoor stap uitvoeren.2.14 De leerlingen kunnen werkwijzen en technische systemen vergelijken enover beide een oor<strong>deel</strong> formuleren aan de hand van criteria.2.15 De leerlingen kunnen technische systemen in verschillende toepassingsgebiedenvan techniek gebruiken en/of realiseren.2.16 De leerlingen zijn bereid om hygiënisch, nauwkeurig, veilig en zorgzaam tewerken.In een notendopDe leerlingen werken zelfstandig met het 8-stappenplan om een boodschap in geheimschriftte maken en te versturen. De leerlingen passen het 8-stappenplan toe bijhet maken van constructies.❙❙Leerplandoelen■ ■ VVKBaO 0.5 – 0.7 – 0.8 – 0.10 – 0.12 – 0.15 – 6.3 – 6.6 – 6.11 – 6.12 –6.13 – 6.14 – 6.15 – 6.16 – 6.18OVSG ■ ■ WO-TEC-01-13/14/18/21/22 WO-TEC-02-1/2/6/7/11/13/14/18/19/20/25/26/28/29/30/31 WO-TEC-03-3/4/6WO-TEC-04-1/2/3© Uitgeverij <strong>Averbode</strong>, 2009121


W.o.-techniek • 4e leerjaarLesfiche■ ■ GO!❙❙Didactische suggestiesVoorafDeze les wordt gespreid over twee lesmomenten. Tegen het tweedelesmoment moeten de leerlingen zorgen voor een aantal constructiematerialen.Om deze te verzamelen, geeft u hen het best enkele dagentijd.In deze les is het belangrijk dat de leerlingen probleemoplossend lerendenken en handelen. We hanteren hiervoor een duidelijk stappenplan.Om u wegwijs te maken in het stappenplan dat we hanteren, vindt u inde inleiding een uitgewerkt voorbeeld.Inleiding• Met de werkvorm lettercharade (zie lijst didactische werkvormenop cd-rom) worden door vijf leerlingen vijf werkwoorden uitgebeeld.Met de beginletters ervan maken de leerlingen het woordSPION.Bijvoorbeeld:I (inschenken, inpakken, invullen …)O (opheffen, openen, overgeven …)P (plooien, piekeren, proeven …)N (naaien, nieten, niezen …)S (slagen, snuiten, snuffelen …)• Door uit te beelden hebben de leerlingen een woord gevonden.Schrijf dit woord op het bord en laat de leerlingen erbij vertellen.• Bestaan spionnen echt?• Waarvan kennen jullie spionnen?• Wat doen spionnen?• Kun je een spion vergelijken met een detective?• …• Kom nog even terug op het vinden van het woord spion in de eersteactiviteit. Laat de leerlingen vertellen hoe dat verlopen is.De leerlingen hebben werkwoorden uitgebeeld in willekeurige volgorde.Ze verzamelden de eerste letters en zochten het juiste woord. Dit zoueen vorm van geheimschrift kunnen zijn dat een spion gebruikt.Kern❙❙ Aan de slag met het stappenplan• Kondig aan dat elk groepje een geheimschrift en een manier om datte versturen, gaat maken.Ver<strong>deel</strong> de klas in groepjes van twee leerlingen en geef hen hetstappenplan uit de inleiding.De leerlingen schrijven als titel op het stappenplan: Hoe maak enlettercharadepartnerwerk122 © Uitgeverij <strong>Averbode</strong>, 2009


W.o.-techniek • 4e leerjaarLesficheHoe maken weeen nestkastje?❙❙Eindtermen2.3 De leerlingen kunnen onderzoeken hoe het komt dat een zelf gebruikttechnisch systeem niet of slecht functioneert.2.7 De leerlingen kunnen in concrete ervaringen stappen van het technisch procesherkennen (het probleem stellen, oplossingen ontwikkelen, maken, ingebruik nemen, evalueren).2.9 De leerlingen kunnen een probleem, ontstaan vanuit een behoefte, technischoplossen door verschillende stappen van het technisch proces tedoorlopen.2.10 De leerlingen kunnen bepalen aan welke vereisten het technisch systeemdat ze willen gebruiken of realiseren, moet voldoen.2.11 De leerlingen kunnen ideeën genereren voor een ontwerp van een technischsysteem.2.12 De leerlingen kunnen keuzen maken bij het gebruiken of realiseren van eentechnisch systeem, rekening houdend met de behoefte, met de vereisten enmet de beschikbare hulpmiddelen.2.13 De leerlingen kunnen een eenvoudige werktekening of handleiding stapvoor stap uitvoeren.2.14 De leerlingen kunnen werkwijzen en technische systemen vergelijken enover beide een oor<strong>deel</strong> formuleren aan de hand van criteria.2.15 De leerlingen kunnen technische systemen in verschillende toepassingsgebiedenvan techniek gebruiken en/of realiseren.2.16 De leerlingen zijn bereid om hygiënisch, nauwkeurig, veilig en zorgzaam tewerken.7 De leerlingen kunnen op hun niveau verschillende informatiebronnen raadplegen.ICT 4 De leerlingen kunnen zelfstandig leren in een door ICT ondersteundeleeromgeving.ICT 6 De leerlingen kunnen met behulp van ICT voor hen bestemde digitale informatieopzoeken, verwerken en bewaren.In een notendopDe leerlingen werken zelfstandig met het 8-stappenplan om een nestkastje te maken.De leerlingen passen dit 8-stappenplan toe om een andere constructie te maken.© Uitgeverij <strong>Averbode</strong>, 2009127


W.o.-techniek • 4e leerjaarLesfiche❙❙Leerplandoelen■ ■ VVKBaO 0.5 – 0.7 – 0.8 – 0.10 – 0.12 – 0.15 – 6.3 – 6.6 – 6.11 – 6.12 –6.13 – 6.14 – 6.15 – 6.16 – 6.18■ ■ OVSG WO-TEC-01-8/16/22 WO-TEC-02-4/7/8/9/10/23/24/26/27/28/29/30/31 WO-TEC-03-4/5/6 WO-TEC-04-1/2/3■ ■ GO!❙❙Didactische suggestiesVoorafBepaal het geschikte moment om nestkastjes te maken en op te hangen(van de herfst tot eind februari).Deze les wordt gespreid over twee lesmomenten. Tegen het tweedelesmoment moeten de leerlingen zorgen voor een aantal constructiematerialen.Om die te verzamelen, geeft u hen het best enkele dagen tijd.In deze les is het belangrijk dat de leerlingen probleemoplossend lerendenken en handelen. We hanteren hiervoor een duidelijk stappenplan.Om u wegwijs te maken in het stappenplan dat we hanteren, vindt u inde inleiding een uitgewerkt voorbeeld.Inleiding• De leerlingen beelden een dier uit. Wanneer het dier geraden is,schrijft u het op het bord. Daarna schikt u de dieren volgens hunwoonplaats, zonder de naam van de woonplaats te vermelden.Wanneer alle leerlingen hun dier hebben uitgebeeld, zoekt u pergroep dieren naar hun woonplaats (bijvoorbeeld: hol in de grond, ineen boom, tussen het gras, in een nest, onder een steen …).• Door de overmatige bebouwing hebben vogels onvoldoende plaatsen rust om te broeden. Daarom is het nodig dat wij huisjes voorhen maken.Kern❙❙ Aan de slag met het stappenplan• Kondig aan dat elk groepje een nestkastje gaat maken.Een nestkast bezorgt de eigenaar vaak heel wat uurtjes kijkplezier. Doorde moderne bouwmethoden is er in de bebouwde omgeving vaak eentekort aan holtes en nissen waarin vogels kunnen broeden. Het ophangenvan nestkasten is daarom niet alleen goed voor het kijkplezier. Voor veelvogels vormen ze de enige geschikte broedgelegenheid.• Ver<strong>deel</strong> de klas in groepjes van vier leerlingen en geef hen het stappenplanuit de inleiding. De leerlingen schrijven als titel op het stappenplan:Hoe maken we een nestkastje? De leerlingen overlopen methun groepje de verschillende stappen en creëren zo hun construccharadegroepswerk128 © Uitgeverij <strong>Averbode</strong>, 2009


W.o.-mens • 3e/4e leerjaarLesficheMaandpunt 8Een helpende hand❙❙Eindtermen3.4 De leerlingen kunnen in concrete situaties verschillende manieren van omgaanmet elkaar herkennen en erover praten.3.5 De leerlingen tonen de bereidheid om zich te oefenen in omgangswijzenmet anderen waarin ze minder sterk zijn.3.6 De leerlingen tonen in een eenvoudige conflictsituatie de bereidheid om tezoeken naar een geweldloze oplossing.4.10 De leerlingen weten dat ze in het contact met gehandicapten attent moetenzijn voor de noden en verwachtingen van die mensen.In een notendopWe gaan opruimen! Hoe dikwijls ziet u niet dat enkele leerlingen stilletjes wegglippenof dat er leerlingen zijn die altijd als eerste hun hulp aanbieden. In dit maandpunt gaanwe ervaren hoe het is om spontaan de anderen te helpen en hoe moeilijk het soms isom spontaan hulp te vragen aan kinderen of aan volwassenen.❙❙Leerplandoelen■■VVKBaO 1.7 – 1.14 – 2.3 – 2.7 – 2.9 – 4.11 – 4.12 – 8.1■■OVSG MNS-SV-2.1.1 – 2.1.2 – 2.1.3 – 2.1.4 – 2.1.5 – 2.1.6 – 2.2.1 –2.2.2 – 2.2.3 – 2.2.4 – 2.2.5 – 2.3.4■■GO!❙❙Didactische suggestiesMaandopeningKern❙❙Jong en oud samen• U brengt een bezoek aan een rustoord in de buurt van de school. Insamenspraak met de verantwoordelijke kunt u (samen) een activiteitplannen:• spelletjesuur;• samen (zit)turnen;actie ondernemen© Uitgeverij <strong>Averbode</strong>, 200975


W.o.-mens • 3e/4e leerjaarLesfiche• een wandeling met de rolstoelen;• de bejaarden in de school uitnodigen en samen met de computerspelen/werken;• een dansje, liedje, toneeltje … dat de leerlingen voorbrengen …• De leerlingen beslissen (in overleg met u) hoe ze die activiteitenaanpakken.De hoofdbedoeling is dat kinderen ervaren hoe fijn het is om voormedemensen te zorgen of welke moeilijkheden die zorg met zichmeebrengt. De leerlingen verwoorden hun ervaringen na de activiteit.❙❙Verzorgende beroepen• U houdt een klassikale brainstorming op het bord. De leerlingennoemen beroepen die een (ver)zorgende functie hebben.In groepjes van twee kiezen de leerlingen een beroep dat op hetbord staat en beelden dat uit in een tableau vivant. De andere leerlingenraden het beroep. U herhaalt met de leerlingen waarom dateen verzorgend beroep is.❙❙Neen, dat is van mij!• Zorgen voor iemand betekent ook dat de leerlingen hun materiaaluitlenen om iemand verder te helpen. Het is echter normaal dat deleerlingen niet alles even gemakkelijk uitlenen of delen.De leerlingen schrijven tien voorwerpen op waaraan ze gehecht zijn.Met een rode stift omcirkelen ze welke vijf voorwerpen ze nooitzouden uitlenen.• In een klasgesprek verklaren de leerlingen waarom ze die voorwerpenniet graag uitlenen.• Ze zijn te kostbaar.• Ik ben bang dat ik ze niet ga terugkrijgen.• Ze hebben een emotionele waarde voor mij.• Ik ben bang dat ze stuk zullen gaan.• Mijn stiften kunnen opgeraken.• …• Elke leerling gaat voor zichzelf op een eerlijke manier na of hij/zijiemand is die gemakkelijk uitleent of niet. In combinatie met hetklasgesprek kan die activiteit uitgroeien tot een kringgesprek.evaluatiegesprektableau vivantklasgesprekkringgesprek❙❙Dank u wel …• Mooie toverwoordjes die zoveel wonderen verrichten, maar zodikwijls vergeten worden …U kondigt aan dat de leerlingen vanaf nu telkens moeten bedankenwanneer ze van iemand iets krijgen. De leerlingen kunnen ookiemand spontaan bedanken, zomaar, voor iets kleins … In bijlage2 vindt u voorbeelden van dankkaartjes. De leerlingen noteren dereden waarom ze die persoon bedanken. Nu kunnen de leerlingenop elk moment van de dag zo’n kaartje nemen, invullen en overhandigenaan de persoon die ze willen bedanken. De leerlingen kunnenook zelf dankkaartjes ontwerpen.76 © Uitgeverij <strong>Averbode</strong>, 2009


W.o.-maatschappij • 3e/4e leerjaarLesficheMaandpunt 11Gelijk en toch anders❙❙Eindterm4.8 De leerlingen kunnen illustreren dat verschillende sociale en culturelegroepen verschillende waarden en normen bezitten.In een notendopTijdens dit maandpunt belichten we het groepsgevoel en het anders zijn van de leerlingen.De leerlingen van een klas vormen een groep. Het samen in de klas zitten,bindt hen. Ondanks de verschillen in karakter, uiterlijk … vormt een klas toch eengroep die veel kan bereiken door samen te werken.❙❙Leerplandoelen■■VVKBaO 0.5 – 2.4 – 5.1 – 5.5■■OVSG MAA-SCV-7 – 14 – 16■■GO!❙❙Didactische suggestiesMaandopeningKern❙❙Samenwerken in een groep• Ver<strong>deel</strong> de klas in vier even grote groepen. U laat de leerlingen zelfeen groep kiezen. Elke groep kiest een groepsnaam en schrijft dieop een blad.U bent de quizmaster. De vier groepen zitten in de hoeken van deklas. Midden in de klas is de arena waar de leerlingen de uitbeeldingdoen.• Per twee beelden de leerlingen woorden, zinnen … uit. Dat zijnwoorden die met het maandpunt te maken hebben: vrienden zijn– samen spelen – ruziemaken – iemand uitlachen – voetballen –samen eten – voorlezen – iemand verwelkomen – afscheid nemen…• Twee leerlingen van groep 1 krijgen de opdracht. Ze beelden dieuit. Er mag niet worden gesproken. De overige leerlingen van groep1 raden. Met een juiste oplossing verdienen ze een punt. Wanneerdramatiserengroepswerk© Uitgeverij <strong>Averbode</strong>, 2009103


W.o.-maatschappij • 3e/4e leerjaarLesficheer na een minuut uitbeelden geen goede oplossing komt, mogende andere groepen een antwoord opschrijven. De groep die hetcorrecte antwoord opgeschreven heeft, krijgt een punt.• Na groep 1 komt groep 2 aan de beurt. Zo werkt u verder tot elkeleerling aan bod is gekomen.• Op het einde van het spel laat u de leerlingen verwoorden hoe zede activiteit hebben ervaren. Probeer het gevoel van verbondenheidmet de groep te laten aanvoelen. Pols ook naar de manier waaropde groepen tot stand kwamen.❙❙Ik ben lid van …• Voortaak: de leerlingen brengen een symbool, uniform of foto vaneen groep waartoe ze behoren, mee naar school. Ze verwoordenkort wat ze er zo leuk aan vinden om lid te zijn van die bepaaldegroep. U verzamelt met de leerlingen tijdschriften en kranten.• De leerlingen stellen hun meegebrachte attributen voor. Er wordtnog niet gesproken over de activiteiten van de groep.U maakt een verdeling tussen de verschillende groepen die voorgesteldwerden. U schrijft die als een woordspin op het bord rond detitel Ik ben lid van een groep (jeugdbeweging, sportclub, muziekgroep,geloofsgroep, dansclub, koor …).• De leerlingen werken de volgende opdrachten eerst individueel uitop het werkblad Ik ben een <strong>deel</strong> van de groep (bijlage 1) en besprekenze daarna in hun groep. (De leerlingen die niet tot een van degenoemde groepen behoren, laat u kiezen van welke groep ze graaglid zouden zijn.)• Welk soort groep is je groep?• Hoe of waaraan kunnen mensen zien dat jullie samen horen?• Welke activiteiten doe je met je groep?• Waarom wil je lid zijn van die groep?• Wil je iets bereiken met die groep? Wat?• U stelt groepen samen. De indeling van de groepen hangt af van devariatie in de klas:• de jeugdbewegingen;• de sportclubs;• de muziekgroepen (bv. fanfare);• …• U duidt in elke groep een gespreksleider aan. De gespreksleiderzorgt ervoor dat elk groepslid aan het woord komt.De leerlingen bespreken in hun groepje de antwoorden die ze ophun werkblad invulden.• Tot slot maken de leerlingen een collage over hun groep. Bij de collageschrijven ze een korte reclametekst waarin ze hun groep voorstellen.De collages worden voorgesteld aan de andere leerlingen.• Laat de leerlingen reageren op de voorstellingen.• Spreekt die groep je ook aan? Waarom wel/niet?• Hebben de leerlingen die niet tot een van de groepen behoorden, eenduidelijk beeld? Hebben ze zin om lid te worden van een groep?evaluatiegespreksymbool, uniformof logo van groepengroepswerkgroepswerktijdschriften, kranten,tekenpapier(A3-formaat)collageevaluatiegesprek104 © Uitgeverij <strong>Averbode</strong>, 2009


W.o.-maatschappij • 3e/4e leerjaarLesficheMaandpunt 14Jij verschilt van mij❙❙Eindtermen4.7 De leerlingen kunnen er in hun omgang met leeftijdsgenoten op discretewijze rekening mee houden dat niet alle kinderen in hetzelfde type gezinwonen als zijzelf.4.11 De leerlingen kunnen illustreren dat arbeidsmigratie en het probleem vanvluchtelingen een rol hebben gespeeld in onze multiculturele samenleving.In een notendopIn de klas zitten allemaal verschillende leerlingen. Iedereen ziet er anders uit. Iedereenis anders. Iedereen is UNIEK! Het kan wel zijn dat er uiterlijk overeenkomstenzijn, maar innerlijk zijn er zoveel verschillen.❙❙Leerplandoelen■■VVKBaO 0.5 – 2.10 – 4.7 – 5.3 – 5.4 – 5.5■■OVSGMAA-SEV-24/25 – MAA-SCV-6/7/8/9/10/11/12■■GO!❙❙Didactische suggestiesMaandopeningKern❙❙Dit is mijn klas• De leerlingen zoeken (in duo’s) aan de hand van de beschrijving vanAnika (bijlage 1) welke leerling ze bedoelt.De leerlingen werken per twee de opdrachten uit. Ze schrijven hetjuiste nummer bij de overeenstemmende leerling.• U bespreekt het volgende.• Heb je alle kinderen herkend?• Waarom was het moeilijk om alle kinderen te vinden?• Wat vond je precies moeilijk?• We hebben vooral naar uiterlijke kenmerken gezocht. Kun je op eenfoto ook het innerlijk van iemand zien? Kun je het volgende uit een fotoafleiden?• Wie is de liefste leerling van de klas?partnerwerkklasgesprek© Uitgeverij <strong>Averbode</strong>, 2009119


W.o.-maatschappij • 3e/4e leerjaarLesfiche• Welk meisje is zorgzaam voor anderen?• Welke jongen durft het meest?• U laat de leerlingen verwoorden waarom ze een bepaalde leerlingkozen. Waaraan zie je dat? Ben je daar zeker van?❙❙Wie ben ik? Wat weten/denken de anderen over mij?• U onderzoekt samen met de leerlingen hoe ze zichzelf zien endaarna hoe de anderen hen zien.• U laat de leerlingen de vragen over zichzelf oplossen op het werkbladWie ben ik? Hoe ziet de ander mij? (bijlage 2). Daarna laat u deleerlingen (na het vouwen van het blad) het blad wisselen met hunbuur. De buur lost dezelfde vragen op over de andere leerling.• De leerlingen vergelijken de antwoorden met elkaar. Zijn er overeenkomsten?Zijn er verschillen? U geeft de leerlingen voldoendetijd om daarover te praten.❙❙Je kunt je wel eens vergissen• Kinderen oordelen vlug over iets of iemand. Soms is dat oor<strong>deel</strong>gebaseerd op een eerste ontmoeting, een uiterlijk kenmerk of eenvoorval. Door te vlug te oordelen, kan men wel eens een totaalverkeerd beeld van iemand hebben. Met deze activiteit laat u deleerlingen ervaren dat vooroordelen een heel verkeerd beeld kunnengeven. U vertelt het volgende verhaal.partnerwerkevaluatiegesprekDe ‘nieuwe’ in onze klasOp een morgen kwam er een nieuwe leerling in onze klas. Dedirecteur stelde hem aan ons voor. Het was Freek. Freek stondnogal verlegen vooraan in de klas. Hij had een groene slobbertruiaan. Die trui was zeker drie maten te groot en op zijn linkerkniewas er een lap op zijn broek genaaid. Freek had ook een heel oudeboekentas bij zich. Van de meester mocht Freek vooraan naast mijkomen zitten.Thuis vertelde ik over Freek. Over dat hij nieuw was en dat hij oude,versleten kleren aanhad. Mijn mama vertelde me dat het best weleens kon zijn dat de papa van Freek werkloos was. Of … dat het misschienwel een grote familie was met meerdere kinderen die elkaarskleren afdroegen. Of … dat men het bij Freek niet zo erg vond als hetallemaal niet zo netjes was.Op een dag vroeg Freek me of ik bij hem wilde gaan spelen. Iktwijfelde eerst. Met een beetje tegenzin ging ik erheen. Er spooktenallerlei beelden door mijn hoofd. Hoe zou het zijn bij ‘slordigeFreek’? Misschien stond er wel een berg afwas of werd er nooitgepoetst.Langzaam liep ik de straat van Freek in. ‘Nummer 35. Hier is het.’Ik belde aan. Freek liet me binnen. Ik kon mezelf wel voor hethoofd slaan. Niets was zoals ik het me had voorgesteld. Het huiswaarin Freek woonde, was netjes. Helemaal niet slordig. Ook demama en papa van Freek waren netjes. Ik had me duidelijk vergistin die ‘slordige Freek’.120 © Uitgeverij <strong>Averbode</strong>, 2009


W.o.-maatschappij • 4e leerjaarLesficheWerk aan de winkel❙❙Eindtermen4.1 De leerlingen kunnen illustreren dat verschillende vormen van arbeid verschillendtoegankelijk zijn voor mannen en vrouwen en verschillend gewaardeerdworden.7 De leerlingen kunnen op hun niveau verschillende informatiebronnen raadplegen.ICT 4 De leerlingen kunnen zelfstandig leren in een door ICT ondersteundeleeromgeving.ICT 6 De leerlingen kunnen met behulp van ICT voor hen bestemde digitale informatieopzoeken, verwerken en bewaren.In een notendopDe leerlingen ontdekken dat arbeidsomstandigheden verschillen door de evolutie vantechniek en door de plaats op aarde.❙❙Leerplandoelen■■VVKBaO 0.13 – 1.1 – 1.2 – 1.5 – 1.8 – 2.2 – 2.9 – 8.12■■OVSGMAA-SEV-1/2/3/4/5/6/7/8/9/10/11 – MAA-SCV-15■■GO!❙❙Didactische suggestiesInleiding• De leerlingen zitten in een kring. U geeft deze opdracht: wie weet alwat hij/zij later wil worden? Denk er even over na en straks beeld je datberoep uit. De andere leerlingen raden het beroep.Kern❙❙Aantrekkelijk of niet?• U bespreekt met de leerlingen wat hen aantrekt in een bepaaldberoep.• Zijn er beroepen waarvoor je zeker niet wilt kiezen? Waarom niet?• U laat verwoorden waarom ze dat geen leuk beroep vinden. Watvinden de klasgenoten daarvan? U laat de leerlingen reageren.dramatiserenklasgesprek© Uitgeverij <strong>Averbode</strong>, 20093


W.o.-maatschappij • 4e leerjaarLesfiche• Heeft de klas gelijk of hebben de leerlingen vooroordelen over dieberoepen? Samen met de leerlingen trekt u op onderzoek uit.❙❙Spreekbeurt• De leerlingen maken een spreekbeurt over het beroep dat ze willenuitoefenen. Ze proberen een werkdag te plannen en die werkdagvoor te stellen aan de klas. Ze mogen daarvoor opzoekwerk doen opinternet, iemand interviewen, zoeken in de bibliotheek …• Laat de leerlingen vooral op zoek gaan naar de positieve kanten vanhet beroep. De voorbereiding van de spreekbeurt gebeurt <strong>deel</strong>s inde klas. U begeleidt de leerlingen in hun zoektocht.In bijlage 1 vindt u een checklist voor een spreekbeurt.• De leerlingen geven de spreekbeurt. De leerlingen die de spreekbeurtbeluisteren, krijgen de volgende opdrachten.• Luister goed naar de spreekbeurt.• Noteer wat je leuk vindt aan het beroep.• Noteer wat je minder leuk vindt aan het beroep.• Zou je dat beroep willen uitoefenen? Waarom wel/niet?❙❙Arbeid vroeger en nu, arbeid hier en elders• De ene helft van de klas krijgt foto’s over vroeger en nu ende andere helft krijgt foto’s over hier en elders.• De leerlingen (ene helft) krijgen twee foto’s: één over de oogst ophet land vroeger en één over de moderne oogstmachines (bijlage2).• De leerlingen (andere helft) krijgen twee foto’s: één over de arbeidsomstandighedenhier en één over de arbeidsomstandighedenelders (bijlage 3).• De leerlingen bespreken de opdrachten en lossen ze op.De leerlingen gaan nu per vier zitten. Ze vertellen hun bevindingenover de foto’s aan elkaar.Slot• U biedt de leerlingen een aantal stellingen aan in verband met dedoelstellingen van de les. U laat de leerlingen hun stellingnameverwoorden.• Stelling 1 – Metselaar zijn is veel zwaarder dan verpleger zijn.• Stelling 2 – Door de computer moeten mensen minder hard werkenen hebben ze meer vrije tijd.• Stelling 3 – Er zijn belangrijke beroepen en minder belangrijkeberoepen.• Stelling 4 – Werken in een fabriek is niet zwaar. Alle machinesvoeren het werk uit.spreekbeurtgroepswerkstellingnamespelper leerling 1 rood,1 oranje en1 groen kaartje❙❙Ook bruikbaar in deze thema’sLater word ik … – Beroepen – Beroepen: vroeger en nu4 © Uitgeverij <strong>Averbode</strong>, 2009

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!