17.07.2015 Views

Monumentenstudiedag verslag met een vleugje ... - watererfgoed.nl

Monumentenstudiedag verslag met een vleugje ... - watererfgoed.nl

Monumentenstudiedag verslag met een vleugje ... - watererfgoed.nl

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

InhoudI<strong>nl</strong>eiding op het thema 4Zaanstad, de industrieel erfgoedgem<strong>een</strong>te 6Het Hembrugterrein 6Welkom 7door mr. H.M. Meijdam, burgemeester van de gem<strong>een</strong>te ZaanstadOpening 8door drs. J.J.L.M. Janssen, vice-voorzitter van de stichting NCM‘Vom Wasserturm zur Steinkohlenzeche 14die “Economy of Scale” in der europäischen Industriedenkmalpflege’door Axel Föhl, Rheinisches Amt für Denkmalpflege, Duitsland‘Herbestemmen in complex Nederland’ 26door drs. Hildebrand P.G. de Boer, voorzitter StichtingIndustriecultuur Nederland, directeur Hollandsche Maatschappij voor Stadsherstel,Haken en ogen aan herbestemming van het Hembrugterrein 34door mr. H.A. (Bert) Grotenhuis, programmamanager Kanaalzone, Gem<strong>een</strong>te ZaanstadMiddagprogramma’s1. Hembrugterrein 382. Wormerveer 443. De Zaan 464. Traditioneel Zaans 505. Stelling van Amsterdam 526. Mobiel erfgoed 543


I<strong>nl</strong>eidingOp deze studiedag werd <strong>met</strong> name ingegaanop het behoud, gebruik, exploitatie en herbestemmingvan grote monumentale complexen.Het thema ‘complexe monumenten’ isop zichzelf ook al complex:• Complexe restauratie- en herbestemmingprocessenwaarbij gefaseerde restauratie en/ofherbestemming en mogelijk tijdelijk gebruikom <strong>een</strong> creatieve en flexibele aanpak van allebetrokkenen vraagt;• Complexe financiële constructies zijn nodigom tot <strong>een</strong> verantwoorde exploitatie van demonumenten te komen. De bestaande subsidieregelingenzijn ontoereikend voor <strong>een</strong>substantiële bijdrage in de restauratiekosten.Vrijwel altijd is sprake van situaties die als‘kanjer’ gekwalificeerd zouden moeten worden;• Complexe omgeving; ruimtelijke Ordening,parkeernormen, bodemvervuiling en milieuzoneringkunnen elk voor zich en gezame<strong>nl</strong>ijkvan grote invloed zijn op de mogelijkhedenvoor herbestemming.Tijdens het plenaire ochtendprogramma is hetthema van verschillende kanten benaderd. Nahet welkom van de burgemeester en de openingstoespraakvan de voorzitter van de stichtingNCM, heeft de eerste spreker het themavanuit het industrieel erfgoed in internationaalperspectief geplaatst. De tweede spreker lietvooral op nationaal niveau zijn licht schijnenover de thematiek van de dag en de derdespreker bracht het thema op lokaal niveau enzoomde in op de locatie van de studiedag.In de middag werden <strong>een</strong> aantal voorbeeldenvan herbestemmingmogelijkheden voor complexemonumenten bekeken en toegelicht.Daarbij was zowel aandacht voor industriëlecomplexen als het klassieke beeld van de Zaanen mobiel erfgoed. Het middagprogrammabestond uit <strong>een</strong> zestal parallelle programma’s,elk <strong>met</strong> <strong>een</strong> eigen invalshoek.5


Welkomdoor mr. H.M. Meijdam, burgemeestervan de gem<strong>een</strong>te ZaanstadDe tekst van de toen pas benoemde heerMeijdam stond helaas niet op papier. Door hetonverwacht snelle vertrek van de burgemeester,al kort na de studiedag, bleek het ook nietmeer mogelijk om het door hem uitgesprokenwelkomstwoord te achterhalen.7


Openingdoor drs. J.J.L.M. Janssen, vice-voorzitter NCM8


9“Kom”, fluistert de jongen. Hij duwt <strong>een</strong> paar takken<strong>met</strong> scherpe stekels opzij. Zo krijgt het meisjeg<strong>een</strong> schrammen in haar gezicht. “Weet je zekerdat er niemand is?” vraagt ze angstig. “Hier komtnooit <strong>een</strong> mens, echt niet. De schuur wordt nietmeer gebruikt.” “Én de bewakers dan?” “Diestaan bij het hek, en bij de bunkers waar het kruitin ligt. Ze komen hier niet. Ieder<strong>een</strong> is deze plekvergeten. Geloof me nou maar.” Het meisje haaltdiep adem en stapt tussen de struiken door. “Watvind je?” vraagt de jongen. Het meisje kijkt naarhet kleine schuurtje <strong>met</strong> de ijzeren pilaren. Deramen zijn vies, maar heel. En het dak is begroeid<strong>met</strong> mos en gras, maar er zitten g<strong>een</strong> gaten in.“Het is prachtig” zegt het meisje. “Het lijkt wel<strong>een</strong> paleis.” “Ons paleis” zegt de jongen. “Gamaar naar binnen, de deur is niet op slot.” Binnenruikt het naar natte kranten. Er zijn all<strong>een</strong><strong>een</strong> paar kistjes om op te zitten, verder niets. Hetmeisje zwijgt. Ze luistert naar het gedreun van demachines in de grote hallen verderop. Ze hoort destoomfluiten van de schepen op het kanaal. Enheel af en toe klinkt het gekwetter van <strong>een</strong> enkelevogel die verdwaald is op het enorme fabrieksterrein.“Het is raar om hier te zitten”, denkt hetmeisje, “terwijl vlakbij duizenden mensen aan hetwerk zijn. Mensen die bommen en kogels makenvoor het leger, en handgranaten en landmijnen.Het is vreemd om hier verliefd te zitten wezen.”Het meisje kijkt verschrikt op. “Stil!” sist ze. “Ikhoor iemand.” De jongen sluipt naar het raam engluurt voorzichtig over de vensterbank. Over hetklinkerpad, <strong>een</strong> paar <strong>met</strong>er verderop, loopt <strong>een</strong>man <strong>met</strong> <strong>een</strong> grote pet op. Hij voert <strong>een</strong> hondmee, aan <strong>een</strong> lijn. “Eén bewaker!” sist de jongen.“Én je zei dat hier nooit iemand...” “sst! Hij magons niet horen.” Ze houden allebei hun ademin. De bewaker kijkt onderzoekend rond, maarblijft niet staan. Even later verdwijnt hij tussen deboompjes. Zo blijven ze zitten, de jongen en hetmeisje, in het oude schuurtje aan de rand van degrote kruitfabriek. En zo zullen ze nog vaak zitten,ook als ze groter worden. Totdat ze zo oud zijndat ze g<strong>een</strong> jongen en meisje meer zijn, maar <strong>een</strong>man en <strong>een</strong> vrouw. Dan vertrekken ze en latenhet schuurtje all<strong>een</strong> achter. De mannen in de fabriekshallenverdwijnen ook, het kruit wordt uit deloodsen gehaald.


Dames en heren,Dit was <strong>een</strong> gedeelte uit het boek ‘Het geheimvan het Kruitpaleis’ [uit 2004] van HansKuyper. Een spannend jeugdboek. Het Hembrugterreinis dus al doorgedrongen tot dejeugdliteratuur. Er worden hier g<strong>een</strong> bommenen kogels meer gemaakt. Maar wat doen wedan <strong>met</strong> dit complexe monument? Behoud,gebruik, herbestemming en exploitatie vangrote monumentale complexen. En dat is nunet het thema van onze Nationale <strong>Monumentenstudiedag</strong>2005.Burgemeester Meijdam,Dank voor uw welkom op deze bijzonderelocatie in deze voor u nog betrekkelijk nieuwegem<strong>een</strong>te. U bent hier bekend. Ik zelf ook. Alsburgemeester van de gem<strong>een</strong>te Soest was ikvorig jaar hier, toen het jaarlijkse VNG congreshier plaatsvond. Als oud-gedeputeerde voorde ruimtelijke ordening in de provincie Noord-Holland was u echter zeker al ruimschootsbekend <strong>met</strong> deze gem<strong>een</strong>te en de specifiekeruimtelijke situatie. In u willen wij nù al de gem<strong>een</strong>teZaanstad danken voor de ruimhartigeondersteuning van deze studiedag.Dames en Heren,Ook ik zeg graag welkom aan u op deze bijzonderelocatie. Het is nog niet eerder voorgekomendat wij onze studiedag organiserenop <strong>een</strong> locatie die zo’n directe relatie <strong>met</strong> hetthema heeft. Weliswaar spraken wij in 1986over vergelijkbare zaken in Maastricht maartoen troffen we elkaar in <strong>een</strong> kerk. U hebt allemaalin het programmaboekje kunnen lezenover deze locatie. Terwijl ik spreek ziet u achtermij oude foto’s waarop u kunt zien hoe heter hier vroeger aan toeging. Vanmiddag zullenvelen van u ook nader kennismaken <strong>met</strong> hetterrein en kunnen discussiëren over de mogelijkheden.Wij danken de Dienst Domeinenvan het Ministerie van Financiën dat wij, mededaartoe, hier vandaag bij<strong>een</strong> mogen komen.10


Dames en Heren,Natuurlijk had u hier onze voorzitter verwacht,de heer Staal. Als Commissaris van de Koninginmoet hij echter vandaag Hare Majesteitontvangen in het kader van haar regeringsjubileum.Helaas kon hij niet ingegaan opmijn suggestie om deze studiedag in het programmavan de Koningin op te nemen, maarin gedachten is hij zeker bij ons.Velen van ons monumentenvrienden, is hetniet ontgaan dat <strong>een</strong> maand geleden <strong>een</strong> prominentmonumentenzorger, Geurt Brinkgreve,ons is ontvallen. Als ‘redder van Amsterdam’werd hij in de NRC herdacht. In het artikelwerd ook uitgebreid gewag gemaakt van zijnvrijwel eigenhandige redding van het Huis dePinto van de sloop ten behoeve van de <strong>met</strong>ro.Het NCM heeft daar van 1980 tot 1997kantoor gehouden. Geurt Brinkgreve heeftook <strong>een</strong> aantal jaren in het bestuur van hetNCM gezeten, samen <strong>met</strong> de vorige voorzittervan het NCM, Han Lammers, zijn grootstetegenstander van destijds. Zij waren elkaarsopponent, maar hadden ook veel gem<strong>een</strong>schappelijks.Beiden concludeerden, en dat isal heel wat jaren geleden, dat het toch goedis gekomen. Het is fijn dat hier nogmaals teconstateren.11


Helaas is het <strong>met</strong> de monumentenzorg oplandelijk niveau op dit moment niet zo goedgesteld. Weliswaar wil de staatssecretaris denieuwe Instandhoudingregeling (Brim), voortvarendals zij is, toch op 1 januari van het volgendjaar invoeren maar er zijn nog veel vragenopen en er liggen nog problemen die eerstopgelost moeten worden. Zo is er nog steeds<strong>een</strong> gat van zo’n 240 miljoen euro. Met anderewoorden: er zijn dus nog <strong>een</strong> groot aantalmonumenten die niet gerestaureerd kunnenworden en waarvoor het Brim ook g<strong>een</strong>soelaas biedt. De staatssecretaris onderkenthet probleem, maar heeft er g<strong>een</strong> oplossingvoor. Nu weet u waarschij<strong>nl</strong>ijk ook wel dat erjaarlijks meevallers zijn op de verschillendebegrotingen en dat er soms aardgasbaten zijn.Het NCM verwacht van het Kabinet dat de resterendemiddelen dit jaar beschikbaar wordengesteld, voordat het Brim wordt ingevoerd.Om niet all<strong>een</strong> het kabinet maar ook hetbrede publiek duidelijk te maken wat er dreigtte gebeuren als de achterstand niet verderwordt ingelopen start het NCM vandaag <strong>een</strong>landelijke manifestatie. Aan alle particuliereorganisaties, budgethoudende gem<strong>een</strong>ten enprovincies en <strong>een</strong> aantal andere instellingenis gevraagd voorbeelden te geven van monumentendie niet meer gerestaureerd kunnenworden. Het gaat ons daarbij niet in de eersteplaats om de kanjermonumenten, maar ookom de vele kleinere monumenten die in hunvoortbestaan worden bedreigd. Inmiddelshebben wij al circa 100 schrijnende gevallenverzameld. Deze monumenten zullen de komendemaand getooid worden <strong>met</strong> <strong>een</strong> zwarterouwwimpel <strong>met</strong> de tekst “Monument in gevaar!”.Deze wimpel moet het signaal afgeven:‘Bekijk mij nu nog maar goed want er is g<strong>een</strong>geld meer om mij overeind te houden’. Depers zal hier landelijk en regionaal op gewezenworden. Tijdens de koffiepauze zal ik beneden<strong>een</strong> openingshandeling voor deze manifestatieverrichten. Precies over <strong>een</strong> maand tijdens deNederlandse Restauratiebeurs in ‘s-Hertogenboschzullen de resultaten van deze Manifestatieworden gepresenteerd. Voor zoveru dat nog niet heeft gedaan wil u oproepenuw projecten voor deze actie aan te melden,zodat wij de meest sprekende monumenten inde selectie kunnen opnemen. Bij de stand vanNCM kunt u meer informatie over de manifestatieverkrijgen12


Dames en herenAls thema voor de studiedag voor vandaagheeft NCM, ik zei het u al, gekozen voor ‘Complexemonumenten’ en dat gaat het niet all<strong>een</strong>om complexen als waar wij nu bij<strong>een</strong> zijnmaar ook om de complexe problematiek diedaarbij speelt. Niet all<strong>een</strong> de eventuele herbestemmingen restauratie maar ook financiëleexploitatie en de milieueisen spelen daarbij<strong>een</strong> complexe rol.De studiedag van vandaag heeft als subtitel’Behoud, gebruik, herbestemmingen exploitatievan grote monumentale complexen.’Vanochtend willen wij daartoe de blik eerst totover de landsgrenzen laten gaan. Axel Föhlis expert op het gebied van het industrieelerfgoed. Hij is werkzaam in de Duitse deelstaatNordrhein Westfalen, maar ook eldersbekend in Duitsland, Engeland en Nederland.Na zijn i<strong>nl</strong>eiding is er koffie, zowel benedenals achter in deze zaal. De volgende sprekeris Hildebrand de Boer. Hij is directeur van deHollandse Maatschappij voor Stadsherstel endaarnaast betrokken bij de Stichting IndustriecultuurNederland. Zijn thema is: ‘Herbestemmenin complex Nederland’’. Van internationaalgaan we dus via nationaal naar lokaal. Degem<strong>een</strong>te Zaanstad is misschien wel de gem<strong>een</strong>te<strong>met</strong> het meeste historische industrieelerfgoed in ons land. Het terrein waar we nuzijn maakt deel uit van de kanaalzone, en deprogrammamanager Bert Grotenhuis zal onsduidelijk maken welke ‘haken en ogen er aande herbestemming van deze terreinen vastzit.Zoals de laatste jaren gebruikelijk, hebben weweer <strong>een</strong> aantal middagprogramma’s die dieperin zullen gaan op aspecten van het thema.U hebt vooraf <strong>een</strong> keuze kunnen maken uit dezes verschillende middagprogramma’s. Alsu zich tijdig hebt aangemeld voor deze studiedagstaat op uw badge <strong>met</strong> <strong>een</strong> nummeraangegeven voor welk middagprogramma ubent ingedeeld. Als er nu nog g<strong>een</strong> nummerop uw badge staat wordt u verzocht tijdens dekoffiepauze nogmaals langs de inschrijftafelte lopen waar u te horen krijgt aan welk middagprogrammau kunt deelnemen. U wordtverzocht zich daaraan te houden en ook deaanwijzingen die u bij binnenkomst zijn uitgereiktstrikt op te volgen. Aan het einde vande middag verwacht wij u hier allemaal weerterug.Dames en heren.Tot slot. Het zal u niet ontgaan zijn dat 2005het jaar van het kasteel is. Twee weken geledenis dat officieel van start gegaan in het bijzijnvan de Koningin op het herrezen kasteel Nederhemertvan de Geldersche Kasteelen.Het jaar staat bol van de activiteiten overal inhet land. U kunt vandaag informatie krijgenover het programma van het Jaar van Kasteel.Van kasteel ga ik weer naar het Kruitpaleis.En ik citeer: Achter de toren staat het gras totboven hun knieën en er staan ook brandnetelstussen. Voorzichtig stappen ze het schuurtje binnen.Het is inderdaad klein <strong>met</strong> <strong>een</strong> gebogen dakdat gedragen wordt door verroeste ijzeren pilaren.De wanden zijn van rottend hout. Het glas vande meeste ruitjes is stuk of helemaal verdwenen.Er zitten grote gaten in het dak waar de zon vrolijkdoor naar binnen schijnt. De vloer is bedekt<strong>met</strong> roestige plakken ijzer en glassplinters. Daartussengroeit gras en mos. “Maar we kunnen hettoch <strong>een</strong> beetje opruimen?” zegt Merel. “Danwordt het ons paleis. Dan zij we de koningin enkoning van dit land. Het Kruitland”. Melle lacht.“Ja, en dan is dit het ‘Kruitpaleis’.”En zo, dames en heren, is in dit jeugdboekhet hergebruik van dit monumentale complexbegonnen. Van droom naar werkelijkheid. Ikwens u <strong>een</strong> inspirerende studiedag toe.13


Vom Wasserturm zur SteinDie “Economy of Scale” in der europäischen InduAxel FöhlRheinisches Amt für DenkmalpflegeAxel Föhl, born in 1947 in Coburg, studiedEnglish and History and is since 1974 responsiblefor the care of Industrial Monumentsin the Rhineland with „LandschaftsverbandRhei<strong>nl</strong>and“. Since 1991 he heads thenationwide task force for Industrial Monumentswithin the association of the GermanState Offices for Historic Monuments. Since1992 he teaches Industrial Archaeology atthe Technical University of Brunswick and atDelft Technical University in the Netherlands.Since 1996 he is Member of the Board of theBritish Journal „Industrial Archaeology“.14


kohlenzechestriedenkmalpflegeAchtergrondHet is niet de eerste keer dat Axel Föhl spreektop de Nationale <strong>Monumentenstudiedag</strong> vanhet NCM. Op 14 mei 1987 sprak hij als Landeskonservatorvan Nord-Rhein Westfalen inde Beurs van Berlage over Monumenten vanbedrijf en techniek in de deelstaat Nordrhein-Westfalen. Hij vergeelek toen de positie vanNordrhein-Westfalen in Duitsland <strong>met</strong> die vanEngeland in Europa. Nergens in West-Duitslanden in de gebieden die thans tot de DDRen Polen behoren, hebben de economische entechnische ontwikkelingen tot zulke drastischewijzigingen in de geografische gebouwde ensociale structuren geleid als juist in het Nordrhein-Westfaalseagglomeratiegebied. Delandsregering toonde zich al in 1970 bewustvan de ontwikkeling. In 1987 sprak hij nogover het begrip ‘monument van bedrijf entechniek’, inventarisatie en documentatie, documentatiemiddelenen publiciteit.I<strong>nl</strong>eidingOver the last thirty years, the care for monumentsof technology and industry has – withan early start in Great Britain – unfoldedthroughout Europe. From isolated, rathersmall objects, the development went towardsintegrated areas such as harbours, steel worksor coal mines. Furthermore, since about thelate 1980ies, networks sprung to life, linkingrelated objects in an area or of a comparablekind together. Several „routes“ were developed,such as the „Route Industriekultur“ inthe Ruhrgebiet, or a newer one in the Rhein-Main-area. Historic industrial spaces, such asLiverpool´s Albert dock for example have b<strong>een</strong>made the starting point for redevelopment ofwhole cityscapes, likewise in the textile heritageof the Lille region. The lecture will give ashort overview of these developments.15


Die letzten dreißig Jahre waren eine Erfolgsgeschichteder Industriedenkmalpflege. VonEngland her kommend, hat sich die Aufweitungdes Denkmalbegriffes um Bauten des 19.und 20. Jahrhunderts sowie um Bauten derProduktion, Versorgung und des Verkehrs aufdem europäischen Kontinent verbreitet undvon hier aus in der ganzen Welt Fuß gefasst.Zunehmend hat sich auch die Größenordnungder Objekte nach oben verschoben:zu Wassertürmen und Textilfabriken kamengroßmaßstäbliche A<strong>nl</strong>agen wie Eisenhüttenund Steinkohlezechen, Hafensysteme oderChemiewerke. All das hat sich allmählich undin Stufen entwickelt.Industriedenkmalpflege nach 1945Der Paradigmenwechsel der Geschichtswissenschaftab etwa 1965 bereitete den Bodenfür die Frage, ob denn neben Schlössernund Kirchen - den “Kunstdenkmalen” also- nicht auch Fabriken, Zechen und Bahnhöfezum Erhaltenswerten gehörten. Erstau<strong>nl</strong>ichist die Verzögerung dieser Erweiterung desDenkmalbegriffes, formulierten doch bereitsKirchenheilige einer Denkmaltheorie wie AloisRiegl am Beginn des 20. Jahrhunderts dieDoppelnatur des Denkmals als Zeugnis desÄsthetischen, aber auch Historischen, ganzzu schweigen davon, daß mit dem Begriffdes “Alterswertes” bereits damals eine früheMahnung an alle Rekonstruktivisten erging,die heute so eifrig nicht mehr erhaltene Vergangenheitenwiedererstehen lassen wollen,die dann naturgemäß gar keinen Alterswertbesitzen können.1970 war der Schritt getan. Auf dem DeutschenKunsthistorikerkongreß in Köln wurdenReferate über Arbeitersiedlungen gehalten undEnde der Sechziger Jahre schrieb der Kunsthistorikerund Inventarisator Roland Günter vomLandeskonservator Rhei<strong>nl</strong>and Fabriken in dieOberhausener und Mülheim/Ruhrer Denkmalliste.Seit 1973/74 gibt es offizielle “Industriedenkmalpfleger”in Nordrhein-Westfalen: dieDenkmal-Erfassung richtet sich nun definitivauf die Zeugen der Industrialisierung diesseitsdes Wind-mühlenzeitalters, also auf Bauten abetwa 1830.Mit inhärenter Logik schritt die Industriedenkmalpflege,die auch außerhalb Nordrhein-Westfalens in einigen anderen Bundesländern(z.B. Baden-Württemberg, Nieder-sachsen)bald mit Spezialisten betrieben wurde, analogzum Gang der historischen industriellen Entwicklungvoran: vom Wasserturm und der Seidenwebereihin zu den Zeugen der Groß- undSchwerindustrie mit flächenkonsumierendenGebilden wie Hüttenwerken und Steinkohlezechen.Die Geburt der Industriemus<strong>een</strong> aus demGeist der IndustriedenkmalpflegeIn den Karteikästen der Denkmalämter sammeltensich nun Objekte aller Gattungen undGrößenordnungen. Landesweite Fragebogenaktionenhatten den Anfang gemacht und ersteHinweise geliefert, wieviel trotz Weltkriegszerstörungenund Modernisierungs-wahn der1960er doch noch übriggeblieben war. Bislangunbekannte Werke namhafter Architekten imFelde des Industriebaus wurden entdeckt - einProzess, der übrigens bis heute nicht abgeschlossenist - und immer wieder stießen dieInventarisatoren der Fachreferate auf kompletteWerksensembles, die unbeschadet die Zeitläufteüberdauert hatten, fanden unversehrteJugendstil-Maschinenzentralen. Eine gewerblicheWeiter - oder Neunutzung - moderneProduktion mittels historischer Maschinerie- schied in solchen Fällen meist aus.Nahe lag hingegen der Gedanke, einige besondersaussagekräftige A<strong>nl</strong>agen zu begehbarenIndustriedenkmalen, also zu einer Art Industriemuseumim Industriedenkmal werden zulassen. Das Grundkonzept dabei war, daßdie historischen Fabriken selbst das Exponatdarstellten, dass die komplette Erhaltungssituationsie zu aussagekräftigen Zeugen derVergangenheit einer Branche, einer Herstellungstechnikoder spezifischer Arbeits- undLebensformen des Industriezeitalters werde<strong>nl</strong>assen würde. Beispielsweise war die letztewestdeutsche Celluloidfabrik Ende der 1970er16


Jahre außer Betrieb gegangen. Sie repräsentiertemit der Herstellung eines der ältestensynthetischen Materialien wie kaum eine andereProduktionsstätte den Beginn des Kunststoffzeitaltersmit dem Leitwerkstoff des 20.Jahrhunderts: „Plastik“.Erhalten geblieben war alles: vom Safe desWerksdirektors bis zum Stehpult der Ver-sandabteilung.Selbstverständlich alle Maschinenund Gebäude und - ebenso wichtig - das durchdie Beschäftigten repräsentierte know-howvon Betriebsabläufen und Werksalltag.Nicht, daß das Konzept der musealen “Käseglocke”über einem wichtigen historischenIndustriezeugnis so neu war: in Großbritannien,das mit der industriellen Revolutionwie mit der historischen Aufarbeitung dieserEpoche dem Kontinent voraus war, diskutierteman seit den 1960er Jahren Konzepte wie“Living Museum”, in denen man in authentischerUmgebung authentische Werksprozessevorführen wollte. In Ironbridge bei Birminghamentstand - quasi als “Nebeneffekt” derGründung einer der englischen “New Towns”– Telford, (übrigens nach dem berühmtenIngenieur Thomas Telford benannt) der “IronbridgeGorge Museum Trust”, eine Mischungaus Freilichtmuseum technischer Denkmaleund Originalstandort historischer Industri<strong>een</strong>und damit in Teilen ein begehbares Industriedenkmal.In Schweden mit dem HüttenwerksstandortEngelberg und in Frankreich mit der Etablierungdes “Ecomusée Le Creusot” geschahÄh<strong>nl</strong>iches. Das Konzept vom Industrie-museumim Industriedenkmal lag also sozusagenin der Luft.Ein Ansatz in Westdeutschland war die Suchedes seit 1954 provisorisch in einer Villa untergebrachtenRuhrlandmuseums in Essen nacheinem neuen Domizil. Der seinerzeitige DirektorWalter Sölter entwickelte zusammen mitder rheinischen Industriedenkmalpflege einKonzept zur Unterbringung des Museums inder stillgelegten Steinkohlenzeche Carl Funkeam Baldeneysee, die Industriedenkmal, Ruhrgebietslandschaftund die Aussage des Museumszur Erd- und Industriegeschichte desRuhrgebietes optimal hätte vereinen können.Aber weder die Stadt Essen, noch die zustiftendeAlfried-Krupp-Stiftung konnten sich17


damals für das Konzept erwärmen. So zog dasRuhrlandmuseum in einen nicht eben atemberaubendenNeubau in der Essener Innenstadt.Was aber ab Ende der 1970er Jahre realisiertwerden konnte, waren die zahlreichen - mittlerweileinsgesamt 14 - Standorte des Westfälischenund - ab 1984 - des RheinischenIndustriemuseums. Einige dieser Standort<strong>een</strong>tsprachen dabei genau dem von der Industriedenkmalpfleg<strong>een</strong>twickelten Konzept desIndustriemuseums im integral erhaltenenIndustriedenkmal: dies trifft in besonderemMaße auf die Tuchfabrik Müller in der Voreifelund die Gesenkschmiede Hendrichs inSolingen zu. Andere, so die älteste mechanisierteBaumwollspinnerei des Kontinentsin Ratingen bei Düsseldorf, oder die früheSteinkohlenzeche Nachtigal in Witten an derRuhr, stellten sich als leere Hüllen dar, die zurAufnahme eines Museumsbetriebes erst gefülltwerden mussten. Das der Denkmalpfleg<strong>een</strong>tstammende Konzept hatte sich währendder späten 1970er Jahre zum Konzept einesnetzwerkartigen, alle maßgeblichen historischenBranchen und Technologien umfassendenIndustriemuseums mit zahlreichenEinzelstandorten entwickelt. Nicht immerwar es dabei möglich, der jeweiligen Sparteein ideales Sachobjekt zuzuweisen. Im westfälischenBocholt, einer Region, in der es vorhistorischen Textilfabriken nur so wimmelte,errichtete man zum Beispiel eine funkelnagelneue,nichtsdestotrotz in altem Gewandedaherkommende, “historische” Betriebsstätte,ein faux- pas, der erst jetzt mit der Hinzunahmedes authentischen Textilbetriebes Herding“ausgebügelt “ wird.Die fetten JahreMöglich war die peu `a peu erfolgende Einrichtungvon nicht weniger als vierzehn Industriemus<strong>een</strong>in Industriedenkmalen durchdie Generosität einer Landesregierung, dieals erste in Deutschland bereits 1970 in ihrepolitische Fünf-Jahres-Agenda die Erhaltungtechnischer Denkmale eigens einbeschriebenhatte. In der Trägerschaft der so nur in Nordrhein-Westfalenexistierenden Landschaftsverbände,denen unter anderem auch die regionaleKulturpflege obliegt, wurden mit einermindestens 80-%-Förderung durch das LandNRW schrittweise die einzelnen Standorte inAngriff genommen - eine im Rückblick nahezuparadiesisch zu nennende Situation, die nurmöglich war vor dem Hintergrund der “fettenJahre” einer wirtschaftlich prosperierendenBundesrepublik. Immerhin galt es in NRWja auch, die seit 1958 chronisch werdendenzyklischen Schrumpfungskrisen der Schwerindustrieabzufangen. Diese Schrumpfprozessewaren einerseits Voraussetzung derNotwendigkeit, überhaupt denkmalpflegerischin den stillgelegten Betrieben des Ruhrgebietsund der ebenfalls niedergehenden Zonen derTextilindustrie tätig zu werden. Sie beflügeltenandererseits aber auch die politische Motivation,durch die Erhaltung signifikanter Zeugnissevergangener wirtschaftlicher Leistungenund Erfolge an den Zukunftsoptimismus dereingesessenen Bevölkerung zu appellieren.Nichts anderes geschah übrigens zu dieserZeit auch in anderen europäischen Altindustriezonen.Dem darniederliegenden Hafen Liverpoolund der ebenso maladen Stadt verordneteman mit den Aktivitäten einer “MerseysideDevelopment Corporation” ab1980/81 eineRestaurierungs- und Neunutzungskur in derHoffnung, von diesem Ansatzpunkt aus dieGeschicke der von sozialen Unruhen geplagtenRegion wieder zum Besseren zu wenden.Es war die Zeit der produktiven Utopien, wiesie im Titel einer 1975 abgehaltenen Tagungin Kassel deutlich wurden: “Denkmalpflege istSozialpolitik” Aus heutiger Sicht scheinen allediese Ansätze schon unendlich weit zurückzuliegen.Produktive Utopien in Zeiten der Hochkonjunkturkann man auch , wenn man will, amWerke sehen in einer zeitlich auf die Etablierungder zahlreichen nordrhein-westfälischenIndustriemus<strong>een</strong> folgenden Unternehmungder Landesregierung: 1989 wird nach BerlinerVorbild (1984-1987) erneut eine auf zehn Jahrekonzipierte “IBA” ins Leben gerufen: diesmal18


die “Internationale Bauausstellung EmscherPark”, deren erklärtes Ziel es war, im Zuge derstädtebaulichen und ökologischen Strukturverbesserungdes Ruhrgebiets auch die Aufwertungdes Industriellen Erbes dieser Region zubetreiben.Nötig war das schon. Trotz der Bemühungender Industriedenkmalpflege war es imRuhrgebiet wieder und wieder zum Abbruchfulminanter Zeugen des Industriezeitaltersgekommen: die Hauptverwaltung Krupp inEssen, die Zeche Jacobi in Oberhausen oderZeche Scharnhorst in Dortmund mögenstellvertretend für das stehen, was einer derersten Industriedenkmalpfleger schon 1970“eine Kette von Vatermorden” genannt hatte.Das Ruhrgebiet speziell als wichtigstes nordrhein-westfälischesIndustrie-Ballungsgebietunterlag seit den Krisenzyklen der frühen 60erJahre einer kollektiven Verdrängungspsychose:im veröffentlichten Leitbild dieser Region kamalles vor: Parks, Schauspiel- und Opernhäuseroder High-Tec-Institute, alles zusammengefasstunter dem Oberbegriff “ein starkes StückDeutschland” . Nur eines kam nicht vor: dasAlleinstellungsmerkmal einer einzigartig engenBallung industriehistorischer A<strong>nl</strong>agen undStrukturen aus einem Zeitraum von über 150Jahren.Quantensprung IBA Emscher ParkWas immer im Urteil einer ferneren Nachweltals Leistung der IBA Emscher Park bestehenbleiben mag, die positivere Positionierung desindustriellen Erbes der Schwerindustrie imBewusstsein der in und außerhalb dieser BallungszoneLebenden hat sich wohl unumkehrbarzugunsten einer weniger verdrängungsseligenHaltung zur eigenen Vergangenheitverändert. IBA-Leiter Karl Ganser und StädtebauministerChristoph Zöpel nutzten diePhase der vollen Kassen und stellten die Weichenmittels eines beträchtlichen Geldsegensaus Düsseldorf auf Toleranz und Duldung,schließslich vielleicht sogar Akzeptanz vonTeilen des bislang ungeliebten Erbes von 150Jahren Schwerindustrie in dem Versuch, dasnach monostruktureller Vergangenheit nunvor ungewisser Zukunft stehende Ruhrland inBewegung zu bringen. Eine bisweilen nahezuaufoktro-yierte liberale und plurale Planungskulturentfaltete sich in IBA-Regie und einhartnäckig vorgetragener Qualitätsanspruchließ eine ganze Reihe von Wunschträumender Industriedenkmalpflege nach Erhaltungauch großmaßstäblicher MontandenkmaleWirklichkeit werden. Was bislang in der Bundesrepublikerst ein einziges Mal angegangenworden war, die Erhaltung eines nicht wenigerals sechs Hochöfen umfassenden Hüttenwerksin Völklingen an der Saar, wurde nach1988, als die rheinische Denkmalpflege diegesamte Roheisen-Hütte Meiderich auf Befragenvon Minister Zöpel als integrales Industriedenkmalbezeichnete, erneut möglich.Bislang hatte im Revier allenfalls die in denAufbau des Westfälischen Industriemuseumsintegrierte Erhaltung der Schachta<strong>nl</strong>age Zollern2/4 in Dortmund diese Größenordnungenim Bereich der Steinkohlenzechen gestreift.Ab 1989 wurde die Meidericher Hütte wie vieleandere Großbauten des Montanwesens zumIBA-Projekt und damit finanziell und planerischauf neue Füße gestellt. Die Einbeziehungder Großkomplexe in Landesvorhaben neutralisiertezunächst die anfangs alles andere alsbegeisterte Haltung der Kommunen zur Frageder Erhaltung dieser Industriedenkmale.Stand der Debatte war nun die Dimension derErhaltung je eines markanten Montanob-jektesin jeder Kommune, die ihre Geschichte aufHütte und Zeche gegründet hatte, ja vielfachdurch das Wachstum dieser industriellen Unternehmenerst auf der Landkarte erschienenwar. Schlagartig wurde das Ruhrgebiet eine ArtEldorado der Industrie-archäologie. Architekturhochschulenbundes- wie europaweit pilgertenzu den Großvorhaben wie MeidericherHütte, Duisburger Innenhafen, zum Gaso<strong>met</strong>erOberhausen, zu Zeche und Kokerei Zollvereinin Essen , Consolidation in Gelsenkirchenoder Zeche Sachsen in Hamm.Verbunden mit der Suche nach einer tragfähigenZukunftsnutzung war dabei stets die19


Forderung nach erhaltender Einbeziehung derKernbauten der jeweiligen themengebendenMontanbauten. Unversehens überholte derWesten Deutschlands so die zeitlich vorgelagertenErfolge englischer Industriearchäologieäh<strong>nl</strong>ich wie Deutschland um 1900 die Stahlproduktiondes Mutterlandes der industriellenRevolution überflügelt hatte.Geschickt verpackte Karl Ganser die notwendigeInvestition vieler Millionen D-Mark indas Konzept vom “Generationenvertrag”:die jetzt fälligen Entscheidungen sollten ersteinmal das Überleben der Giganten der Industrialisierungfür die Spanne einer Generationsichern, also eine Art “Minimalprogramm”darstellen. Weiteren Epochen bliebe dann dieEntscheidung überlassen, wieder auf Neuezu investieren oder gegebenenfalls zu demSchluss kommen zu können, das Weiterlebender Industriedenkmale zu b<strong>een</strong>den.Diese Phase der IBA war auch durch einendurchaus defensiven Umgang mit der Substanzder Bauten und A<strong>nl</strong>agen charakterisiert.Neue Nutzungen sollten behutsam integriertwerden, die Authentizität der historischenArbeitsstätten der Schwerindustrie hattePriorität. Denkmalpfleger saßßen gern anden Planungstischen der IBA Emscher Park.Konkret zum Beispiel beschloss man, in dergewaltigen Kraftzentrale der Hütte Duisburg-Meiderich zwar Veranstaltungen in großerZahl abzuhalten, denn sie bot sich mit ihrerRiesen- Dimension und der imponierendenStahlfachwerkonstruktion dazu an. Um aberschwerwiegende Eingriffe in die Substanz zuvermeiden, sah die Planung eine Nutzungwährend der nicht heizungsbedürftigen Sommermonatevor, so dass die Halle vor größerenVeränderungen bewahrt bleiben konnte.Die IBA 1994 -1999Der Umschwung kam mit der Halbzeit derIBA. Politische Befürchtungen wurden laut,die Nutzbarkeit der Großobjekte stände inkeinem Verhältnis zu den investierten Erhaltungsmitteln.Begehrlichkeiten aller Artauf Vereinnahmung der mit Landesgeldernverwendbar gemachten A<strong>nl</strong>agen kamen auf.Um das Jahr 1994 herum wechselte die Terminologieder IBA in signifikanter Weise.War zuvor von Industriedenkmalen als Repräsentantender “Industriekultur” im Sinneeiner eigenen Geschichte des Ruhrreviersdie Rede, so sprach man nun plötzlich von“Spielstätten”, die diese Denkmale (auch) zusein hätten. Die Debatte erinnerte in gewisserWeise an die Gründungsphase der Industriemus<strong>een</strong>ab 1979. Auch hier stand der Begriffeiner rentierlichen Nutzbarkeit der Standorteim Raum, bis hin zu der kühnen Annahme,die Museums-Außenstellen könnten sich ihren“Lebensunterhalt” durch die Produktionvon allerlei Gütern in historischer Manier als“Schau-Mus<strong>een</strong>” selber verdienen. Für Kennerder Szene hatte sich diese Debatte bereits imEngland der 1960er Jahre von selbst erledigt- das Experiment war negativ ausgegangen.Nun also war das Denkmodell von den “Spielstätten”im Raum und nahm auf den Fortgangder Ereignisse Einfluss.Der Begriff “Industriekultur” wurde umdefiniert.Fortan war darunter die Abhaltung mehroder weniger hochkultureller Darbietungen vorder Kulisse der alten Industrie zu verstehen.Die IBA verabschiedete sich mit einer Reihenicht eben bescheidener Groß-veranstaltungen,darunter auch die interessante Schauzur Geschichte des Ruhrgebietes “Feuer undFlamme”, eindrucksvoll im Riesenzylinder desGasbehälters der ehemaligen Gutehoffnungshütteinszeniert . 1999 erschien eine zusammenfassendeProgrammschrift “Industriekultur.Mythos und Moderne im Ruhrgebiet”.Dort wurde unter anderem unter dem Titel“Denkmal und künstlerische Verfremdung”ausgeführt, “die künstlerische Verfremdungwill ein Denkmal als Spielort oder Ausstellungsortverwen-den, wie z.B. den Gaso<strong>met</strong>erin Oberhausen, der damit eine ‘Umcodierung’von einem ‘Industriemonstrum’ (Hervorhebungd.Verf.) in ein ‘Hoffnungssymbol’ “ erfährt.Unerläutert bleibt hier, aus wessen Blickwinkelder Gasbehälter ein “Monstrum” ist,ob darin eine kritische Position steckt oder nur20


kolloquialer Sprachgebrauch herrscht. Fallsmit “Monstrum” die Dimension montanerGroßtechnik gemeint sind, so ist es ja geradedenkmalpflegerische Zielsetzung, eben diesemöglichst eindrucksvoll sichtbar zu halten, dagenau diese Größenordnung das industrielleGeschehen des 19. und 20. Jahrhun-derts charakterisiert.Als beratende Agentur empfahldie IBA Emscher Park z. B. im brandenburgischenKohlerevier, eben nicht alle gigantischenGeländeeingriffe der Braunkohle-Tagebaue inFreizeitgewässern verschwinden zu lassen.Das Industrie-zeitalter schuf seine Vergangenheitnicht nur mit industrieller Geschwindigkeit,sondern auch in industrieller Grössenordnungund die ist Teil ihrer Erha-ltungswürdigkeitund nach Überzeugung der Industriedenkmalpflegeauch Teil ihrer Attraktivität fürden Besucher solcher A<strong>nl</strong>agen und Areale. Wiealso die Umwandlung von einem “Monstrum”in ein “Hoffnungssymbol” vonstatten gehensoll, muß der Verfasser der zitierten Zeilenwohl erst noch erläutern. Der darin enthalteneTenor hat aber Stellvertretercharakter für dieIBA-Spätphase. So verlautbarte ein in IBA-Projekteeingebundener Architekt um diese Zeit ,daß man, wenn man das Ruhrgebiet attraktivmachen wolle, „man wohl nicht umhinkäme,es zu inszenieren“. Es ist dies wohl der exaktePunkt, an dem der Industriedenkmalpflegersein Veto ei<strong>nl</strong>egen muß in der Erkenntnis undErfahrung, dass die Objekte auch ohne weitgehende„Inszenierung“ ihre Kraft und Wirkungzu entfalten vermögen. Wer beim ersten Tagdes “Offenen Denkmals“, den die Bundesrepublik1993 abhielt (andere Länder wie dieNiederlande kennen diese Einrichtung bereitsjahrzehntelang) die viertausend Menschenerlebt hat, die auf die thüringische „Maxhütte“gekommen waren, erhält einen etwas gelassenerenEindruck von der Inszenierbedürftigkeitder Grosszeugen des Industriezeitalters. WennInszenieren heißt, Zugänglichmachen undErschließen, dann zählen solche Maßnahmenzur Überlebensstrategie von Industriedenkmalen.Wenn darunter aber Teildemontagen undInstallationen sensationshascherischen Charakterszu verstehen sind, kann dies keine verantwortungsvolleDenkmalpflege gutheißen.Wer dafür ein Beispiel braucht, kann sich das„nabe<strong>nl</strong>ose Riesenrad“ ansehen, das in dieOfenbatterie der Kokerei Zollverein eingefrästwurde und das nach den Auflagen der Unescospätestens 2003 hätte verschwinden sollen.Neben dem nahezu blendend aufwendigenFeuerwerk der Schlussausstellungen in MeidericherKraftzentrale, Gaso<strong>met</strong>er Oberhausenund Kokerei Zollverein (inklusive Riesenrad)stieß das Mutterraumschiff IBA kurz vor demVerglühen noch eine Reihe von Satelliten inden Raum des Ruhrgebietes in der verständlichenHoffnung, einige ihrer Bestrebungenauf diese Weise perpetuieren zu können. DenIndustriedenkmal-pfleger freute dabei naturgemäßam meisten die Gründung der in Dortmundauf der Kokerei Hansa ansässigen “StiftungIndustriedenkmalpflege und Geschichtskultur”,die, als landesweite Unternehmungangelegt, bislang von ihrem Partner Ruhrkohlemit Montanobjekten im Revier “eingedeckt”wird. Eine weitere zukunftsgerichtete Unternehmungmit dem Arbeitstitel “NationalparkRuhrgebiet” ist inzwischen eingestellt. ImSaar-land, wo unter der Expertise Karl Ganserseine “IndustrieKultur Saar” genannte Kam-pagneins Leben gerufen worden war, kann mandie Entwicklung noch nicht absehen.“Events”Seit 1999 hat sich in den Zonen der historischenIndustrieareale ein vielfältiges Lebenentfaltet, das analog auf Wirtschaftsbelebungabzielender Aktivitäten anderer euro-päischerRegionen versucht, mit eventartigen InitiativenMenschen, zahlende Besucher und womöglichInvestoren ins Ruhrrevier zu ziehen.Ein früher Versuch dieser Art war ab 1981 dieAbhaltung einer Gartenschau (“Britain’s FirstInternational Garden Festival”) in Teilen desdarniederliegenden Hafenareals von Liverpoolan der englischen Westküste. Eine Folgedieser Initiativzündung war die denkmalpflegerischmustergültige Wiederinbetriebnahmedes berühmten “Albert Dock” von 1845 durch21


die Einrichtung von Mus<strong>een</strong>, Ladengalerien,Wohnungen und Büros. Die Wahrnehmungdes originalgetreuen Architektur- und Technikensemblesdes Hafen-beckens nahm dabeikeinerlei Schaden.Eine besonders üppig alimentierte Unternehmungim Gefolge der IBA im Ruhrgebiet dagegenist eine zyklische Veranstaltung namens“Ruhrtriennale”, deren erste Runde von 2002bis 2004 lief. Mit dem damit in die (Ruhr-)weltgebrachten Anspruch auf weltklassefähigesKulturdargebot und dem Konzept, dieses inden zuvor als Industrie-denkmale gerettetenMontanbauten stattfinden zu lassen, eskalierteein Veränderungsdruck, dem diese Bautenseit der Halbzeit der IBA ab etwa 1994 in steigendemMaße ausgesetzt waren. Hatte manz.B. im Zusammenhang mit Nutzungsmöglichkeitengroßer A<strong>nl</strong>agenteile des IBA-Projektes“Hütte Meiderich” als Themenkern des“Landschaftsparks Duisburg-Nord” anfangsder 1990er Jahre überlegt, bestimmte Hallennur bei geeigneter Witterung zu nutzen, umihnen drastische Veränderungen zu ersparen- also quasi vom Denkmal her argumentiert- so stiegen in der Folge mit dem Konzeptder Darbietung von internationaler Hochkulturoder kommerzieller „events“ in dafürursprünglich nicht vorgesehenen Räumen dieAnsprüche an Komfort, Ausstattung, Technikund Dekor. Die von weither geholten Starsdes gehobenen Entertainments projiziertenihre Gewohnheiten und Erwartungen an einadäquates Ambiente auf die nicht allein historischen,sondern vom historischen Gebrauchim Sinne eines Alterswerts auch gezeichnetenIndustriedenkmale. Die Hoffnung auf möglichsthohe Einnahmen aus den kulturellenDarbietungen drückte dann auch die Anforderungenauf Sitzplatzzahl, Klimatisierung undCatering nach oben. Eindrucksvolles Beispielder damit verbundenen Veränderungen anBaudenkmalen ist die “Jahrhunderthalle” inBochum, wo der Besucher heute nachgeradeMühe hat, den historischen Kern der A<strong>nl</strong>age,ein für die große Düsseldorfer Industrieausstellungvon 1902 konzipiertes Hallenbauwerk,überhaupt noch wahrzunehmen. Eine kühngewinkelte Glas-Stahl-Lobby auf der einen undein titanzink-verkleidetes Funktionsgebäudeauf der anderen Hallenseite maskieren dieIndustrievergangenheit an diesem Ort nahezuvollständig.War die Dampfgebläsehalle der MeidericherHütte - um ein anderes Beispiel zu nennen- am Beginn ihrer Karriere als Konzertraumnoch knapp dem Schicksal entgangen, ihrevon Maschinenarbeit gezeichneten Wändeschneeweiß gepinselt zu bekommen, führteihr Einbezug in “Triennale”- Veranstaltungenmit erhöhtem Sitzplatzbedarf dazu, dass ihrezuvor unveränderte Innenraumgestalt durcheine schwere Zwischenebene massiv verändertwerden musste. Die zuvor in schlankenStahlprofilen und demontierbar gehalteneGetränkebar im Vorraum z.B. wich bei dieserGelegenheit einer edelholzverkleideten Breitversion,deren Tresen gar so breit gehalten ist,dass der Gastronom Mühe hat, seine Getränkezum Konsumenten zu bugsieren.Als letztes Beispiel für den Trend, der Darbietungvon museums- und konzertsaalfähigerKultur in Industriedenkmalen eine (gravierendeVeränderungen provozierende ) Heimstattzu bieten, sei ein auch in der Presse nichtunbeachtet gebliebenes Unterfangen auf demGelände der Kokerei Zollverein in Essen-Katernberggenannt. Hier erzwang die geforderteallseitige Begehbarkeit eines dreidimensionalenKunstobjektes, das seine permanente Heimatauf der “weißen Seite” der Kokerei findensollte, radikale Eingriffe in den von den hochrenommiertenIndustriearchitekten Schuppund Kremmer 1958 errichteten, denkmalgeschütztenIndustriebau. Dafür wurde, wie die“Süddeutsche Zeitung” schrieb, “ein Denkmalexekutiert”. Ergebnis: Nun wirke die Halle“wie ein ober-bayerischer Gewerbestadel”.Vier Monate später wurden Zeche und KokereiZollverein Unesco-Weltkulturerbe.Dieser Eingriff in das Denkmalensemble störtauch heute, drei Jahre später, die Unescogenausowenig wie das für die Ausstellung“Sonne, Mond und Sterne”, ein weiteres IBA-22


Abschiedsgeschenk, in den Kokerei-Ofenblockhineingefräste Riesenrad (s.o.). Die Unescohatte bei der Weltkulturerbe-Deklaration dessenEntfernung eingefordert. Diese war fürspätestens 2003 zugesagt, ist aber nicht erfolgt,“weil die Mittel hierfür nicht vorhandenseien”.Industriedenkmalpflege und industriellesErbeAm Ende von über dreißig Jahren Bemühung,den bis etwa 1970 in Deutschland nahezuausschließlich gepflegten Bau- und Kunstdenkmalenergänzend und komplettierendeinen Bestand an wichtigen Zeugen des industriellenZeitalters an die Seite zu stellen,sieht sich der Industriedenkmalpfleger, eineauch heute noch eher rare Spe-zies, mit einerzwiespältigen Situation konfrontiert: einerseitsist nicht zu bestreiten, daß das Konzept, derganzen Bandbreite historischen Geschehensein dreidimensionales Überleben zu verschaffen,Erfolg gehabt hat. Bahnhöfe, Fabriken undWassertürme stehen heute gleichbedeutendmit Schlössern, Klöstern und Kirchen alsDenkmale in den Städten und LandschaftenEuropas. Mehr noch als die “traditionellen”Denkmale vielleicht, erwecken sie das Interesseund die Phantasie von Nutzern. Die Zahlder weiter-, wieder- und neugenutzten Industriedenkmaleist Legion und immer noch imSteigen begriffen.Nicht einmal konservativste Kreise in- und außerhalbder Denkmalpflege würden es heutevermögen, das Rad, das mit der Erhaltung derMaschinenhalle der Schachtan-lage Zollern 2/4 in Dortmund-Bövinghausen für Deutschlandins Rollen gekommen ist, wieder anzuhalten,oder gar zurückzudrehen.Mit innerer Logik hat die frühe deutsche Industriedenkmalpflegeden Weg zu dem Konzept“Industriemuseum im Industriedenkmal”gewiesen und damit einen wahren Boom ausgelöst,der auch heute - siehe Ostdeutschland- noch nicht ganz abgeklungen ist.Sie hat Methoden und Bewertungskriterienentwickelt, die es heute sicher erlauben, dieSpreu vom Weizen zu trennen und verlässlicheAussagen zum Wert und zur Bedeutungdes einzelnen Industriebaues zu machen.Sie hat - und damit ist die in diesem Beitragbeschriebene Problemzone erreicht - denGang der Industriegeschichte in immer größereMasstäblichkeiten notwendig nach-vollzogenund ist damit bei Bautenkomplexen undA<strong>nl</strong>agen angekommen, die sich der herkömmlichenBehandlung selbst großer “traditioneller”Denkmale entziehen.Auch wenn der Kölner Dom (den die Unescogegenwärtig mit dem Entzug des Weltkul-turerbe-Prädikatsbedroht) ein gewaltiges undstets pflegebedürftiges Baudenkmal ist, sostellen sich hier doch andere Probleme als beidem unter dem Namen “Ferropolis” unweitdes Wörlitzer Gartenreihes (Weltkulturerbe)zusammengeschobenen Gross-bagger-Konglomeratesoder dem gigantischen Sauerstoffwerkdes P<strong>een</strong>emünder Raketen- und Rüstungskomplexesauf Usedom. Häufen sich dieGiganten der Montanindustrie gar wie in denKohlerevieren des Ural, in Schlesien, Mähren,im Saarland oder dem Ruhrgebiet, in Nordfrankreichoder Südbelgien, so stellen sichzugegebenermaßen Probleme beträchtlicherGrößenordnung und begründen Unsicherheitüber die Verfahrensweisen.Es ist daher festzustellen, dass wir uns auchdreißig Jahre nach Beginn einer systematischen,neuzeitlichen Industriedenkmalpflegenoch immer in einer Experimentalphasebefinden. Charakteristikum einer solchen istsicherlich die Legitimität einer Trial-and-Error-Methode, bei der angesichts der Neuigkeitdes Sujets und der Grössenordnungen auchIrrtümer und Fehlentwicklungen möglich sind.Möglich sind aber auch die Wege ins Neuland,die Entdeckung zuvor nicht bedachterChancen, die Erprobung nicht durch den Usussanktionierter Methoden. Unterwegs sind aberauch Urteile sicherer, Kenntnisse umfassenderund Bewertungen treffender geworden.Es ist diese Sicherheit, aus der heraus dieIndustriedenkmalpflege heute mit Fug undRecht als sachkundiger Anwalt der Industrie-23


denkmale auftreten kann. Es ist nicht ihreSache, Nutzungsstrategien zu entwerfen, wohlaber, diese aus der Sicht der Bedeutung desDenkmals und zum Zwecke der Erhaltung desDenkmalcharakters des Objekts zu bewerten.Was er auch tun kann und muss, ist, mitwachsender Erfahrung, die sich heute nichtmehr auf nationale Territorien eingrenze<strong>nl</strong>ässt, auf gelungene Strategien der Erhaltungund Nutzung aufmerksam zu machen, diesich anderswo bewährt und als dauerhaftbewiesen haben. Aus dieser Kenntnis herausmuß es auch möglich sein, vergleichendeKritik zu üben, ein “so ja” oder ein “so nicht”aussprechen zu können, ohne dies, wie esnicht selten geschieht, als lästiges Aufhaltenrapider Prozesse oder Verhinderung glatterAbläufe angekreidet zu bekommen.Letztendlich ist es der Denkmalpfleger, der alsklassischer Advokat der Dauer und der Kontinuitätden gesellschaftlichen Entscheidungsprozessenden Aspekt der Nachhaltigkeit imwirklichen Sinne jenseits der abgegriffenenSonntagsreden hinzufügen kann.Am Ende der weltgeschichtlichen Epoche namens“Industriezeitalter” angekommen, ist ander Schwelle einer zumindest in Europa vonanderen Bedingungen gesteuerten Zu-kunftdie Notwendigkeit unabweisbar, mit der Erhaltungvon Industriedenkmalen dreidi-mensionaleGeschichte zu schreiben. Denkmalpflegersind die Archivare der uns alle noch heuteprägenden jüngeren Vergangenheit und habenvon daher über die “Reinheit der Quellen” zuwachen. Verfälschte, verfremdete Quellen gebenfalsche Auskünfte, stellen quasi vergifteteBrunnen dar. Weitergebrauchte, weitergenutzteDenkmale garantieren ihr eigenes Fortlebenund damit die Fähigkeit, zu erzählen. Verbrauchenwir sie, statt sie zu gebrauchen, bleibtnichts zu erzählen, noch schlimmer, jederkann uns dann etwas erzählen, was an derverlorenen Authentizität der Geschichte dannnicht mehr zu zu verifizieren oder zu falsifizierenist.Nordrhein - Westfalen, Deutschland und weiteTeile Europas vor allem haben das begriffenund diese Erkenntnis in Erhaltungsstrategienumgesetzt. Honoriert wird diese Anstrengungdurch Erfolge von Unternehmen wie der “RouteIndustriekultur” im Ruhr-gebiet, die landauflandab Nachahmer findet. Hier ist eine Popularisierungim Gange, die entwicklungsfähigist. Wachsen muss noch das Vertrauen in dieAttraktivität des Angebots, in die Strahlungskraftder ungewöh<strong>nl</strong>ichen Orte dieser Routen.Die Unterscheidungsfähigkeit muß wachsen,ob und wo “events” oder feste Installationennötig sind, um die Originalschauplätze denBesuchern nahezubringen. Da ist es doch sehrermutigend, dass die Zeche und die KokereiZollverein, als historischer Industrieraumpräsentiert, schon für sich allein 62.000 Besucherim Jahr aktiviert hat. Mitnichten ist esnaiv, die “Kathedralen der Technik” eins zueins an den Konsumenten bringen zu wollen.Nur begehbare Großdenkmale der Industrieund Industriemus<strong>een</strong> in- und außerhalb von24


Industriedenkmalen gemeinsam werden esschaffen, den Postindus-triellen das IndustrielleZeitalter vorzuführen, jeder an seinem Platz,jeder mit seinen spezifischen Möglichkeiten.Allzu forsche Mischungen, so lässt sich nachdreißig Jahren Erfahrung sagen, verderbeneher den Brei, oder besser gesagt, rühren ehereinen Brei ununterscheidbarer Sinneswahrnehmungenan, wo doch die unvermischtenIngredienzien vielleicht doch die schmackhafterenund bekömmlicheren sind: hierDenkmal: = “original flavour”, dort Museum:= “Zubereitung”, schaffen erst die Totalitätder gültigen Erfahrung. Wenn “event” am ungewöh<strong>nl</strong>ichenOrt, dann unter Wahrung derUngewöh<strong>nl</strong>ichkeit des ungewöh<strong>nl</strong>ichen Ortes.Wird die Ungewöh<strong>nl</strong>ichkeit tendenziell eingeebnet,womit wären dann auf Dauer Besucherzu gewinnen ?Eigentlich hat die erste “Triennale” das auchgewußt: die Riesenformat-Broschüre “Spielstättenund Informationen” der “Ruhrtriennale02/03/04” zeigt als Titel die Dampfgebläsehalleder Meidericher Hütte - in ihremursprünglichen Zustand, den sie aber infolgedes Umbaus für die Triennale zu diesem Zeitpunktbereits nicht mehr besaß.Ein eindrücklicheres Bekenntnis zur Authentizitätdes “wie es wirklich war” lässt sich kaumvorstellen. Das Bild zeigt die majestätischeHalle, in der auf dem filigranen Stahlgerüstvon Zuschauertribüne und Orchesterpodiumzu diesem Zeitpunkt bereits jahrelange Konzertreihenstattgefunden hatten. Es hätte - füreine andere Nutzung mühelos und ohne Spurenzu hinterlassen, wieder demontiert werdenkönnen.Vielleicht gibt es ja einen Weg, auf den großenA<strong>nl</strong>agen der Industriekultur ein verträglichesNebeneinander zu schaffen: stärker veränderteZonen für neue Zwecke und „Dokumentarzonen“der uneingeschränkten Erfahrbarkeit vonGeschichte in Koexistenz. Das tschechischeBeispiel der Schachta<strong>nl</strong>age „Dul Michal“ imOstravaer Schwerindustriegebiet ist ein solches(hier ist die Industriedenkmal Abteilungdes regionalen Denkmalamtes angesiedelt).Auch die Meidericher Hütte in Duisburg bietetein Koexistenzmodell, wenn es weiterhingelingt, die Kernzone der Hochofena<strong>nl</strong>ageintakt zu halten. Auch auf der Völklinger Hütteim Saarland steht neugenutzten Zonenim Bunkerbereich die Riege der Hochöfenunverändert gegenüber. Die Beispiele ließensich vermehren. Erst dann werden die Trägerder Erinnerung an das Industriezeitalter unverfälschtsprechen können. Nur so könnensie den nächsten Generationen, die, da siekeine eigenen beglaubigenden Erinnerungenmehr besitzen können, fragen werden, „wiees wirklich gewesen“ ist Auskunft geben, wiees gewesen ist, als die Schornsteine nochrauchten und eine Epoche herrschte, die dieGeschichtsbücher dann als das „IndustrielleZeitalter“ verzeichnen werden.25


‘Herbestemmen in comdrs. Hidebrand P.G. de Boervoorzitter van de Stichting IndustriecultuurNederland, directeur HollandscheMaatschappij voor Stadshersteldrs. Hildebrand P.G. de Boer, geboren in1955, studeerde kunsctgeschiedenis en klassiekearcheologie in Groningen, was vanaf1983 verantwoordelijk voor monumentenzorgin de Provincie Noord-Holland en van1992 tot 1996 als coördinator werkzaam bijhet toenmalige Projectbureau IndustrieelErfgoed te Zeist. Als directeur van de HollandscheVastgoedontwikkeling en Stadsherstel(sinds 1996), voorzitter van StichtingIndustriecultuur Nederland en voorzitter vande landelijke VVD Werkgroep RuimtelijkeOntwikkeling, wordt De Boer geconfronteerd<strong>met</strong> uit<strong>een</strong>lopende kansen voor herontwikkeling.De langdurige route naar resultaat gaatin gecompliceerd Nederland doorgaansover stenige paden.26


plex Nederland’I<strong>nl</strong>eidingAchter herbestemming, herontwikkeling, gebiedsontwikkelingen intensivering gaat veelmatigs schuil. Eén ding is daarbij zeker: deaanwezigheid van gebouwen op de plek waariets staat te gebeuren. Wat, wanneer, door wie,hoe? Worden kansen, mogelijkheden en oplossingenvoldoende herkend?Vooral gebieden <strong>met</strong> industriële monumentenblijken <strong>een</strong> lastige opgave. Koesteren van industrieelerfgoed als basis van onze modernesame<strong>nl</strong>eving, zou vanzelfsprekend moetenzijn. Dikwijls liggen herontwikkelingslocatiesjare<strong>nl</strong>ang te wachten. Gebouwen vervallen onnodig,kosten nemen toe, de vernietiging optermijn is ingezet. Vaak wordt al op voorhandgesloopt. Nieuwe ontwikkelingen wordenvervreemd van het voorgaande. Dobbelmanis niet meer en wordt nooit meer. Sphinx, deWalzenmolen en vele andere evenmin. Er waszoveel moois mee te doen....Laten wij eindelijk doen wat nodig is: creatiefen visionair. Benut de historische structuur,hergebruik de omvangrijke historische bouwmassa’sen voeg architectuur toe die <strong>een</strong>relatie aangaat <strong>met</strong> het bestaande. Laat deplechtige begrippen “monumentenzorg” en“bescherming” herleven. Koppel de monumentenstatusaan stimulerende fiscale instrumentenen faciliteiten. Dit is <strong>een</strong> oproep aande Nederlandse overheid.Oude doorleefde locaties leveren dan hunbijdrage aan nieuwe ruimtelijke cultuur ennatuur. En het Hembrugterrein wordt <strong>een</strong> hotspot. Wij verdienen het! Nederland is grootgenoeg om ruim te denken. Ja toch?27


Nederland is klein. Denk ruim!Herbestemming, herontwikkeling, gebiedsontwikkelingen intensivering zijn samenhangendebegrippen waarachter veel goeds, maar ookevenveel matigs schuil kan gaan. Eén ding isdaarbij zeker: in beginsel de aanwezigheid vanéén of meerdere gebouwen op de plek waariets staat te gebeuren. Wat, wanneer, door wie,hoe? Het antwoord op deze vragen hangt afvan het kennen en herkennen van kansen, mogelijkhedenen oplossingen.Vooral gebieden <strong>met</strong> industriële relicten blijkendikwijls <strong>een</strong> lastige opgave. Positievergeformuleerd wordt gesproken van industrieelerfgoed, of zelfs van industriële monumenten.Gelukkig worden zo langzamerhand inNederland ook succesverhalen verteld vanhoogwaardige nieuwe toekomstperspectievenvoor het wellicht meest maatschappelijke erfgoeddat ooit tot stand kwam. Het erfgoed vanieder<strong>een</strong>, van hoog tot laag, producent en consument,werkgever en werknemer, ongeachtreligieuze of politieke overtuiging. Wij allen– en onze voorouders – zijn o<strong>nl</strong>osmakelijkverbonden <strong>met</strong> de industriële ontwikkeling,en de voortdurende modernisering en dynamiseringvan onze levensomstandigheden.Koesteren van industrieel erfgoed als historischebasis van onze moderne same<strong>nl</strong>eving,zou vanzelfsprekend moeten zijn. En dan nietall<strong>een</strong> het aaibare romantische architectonischfraaie fabriekje, maar ook het esthetisch meerweerbarstige chemiecomplex. Niet all<strong>een</strong> degemakkelijk te hergebruiken gebouwen, maarook productiehallen <strong>met</strong> sheddaken. Succesvan <strong>een</strong> evenwichtig hergebruik is in Nederlandnog niet verzekerd. Het cultuurhistorischbesef moge toenemen, de realiteiten blijvenvooralsnog hard en dikwijls onbuigzaam, allesuccesverhalen ten spijt.Altijd opruiming in NederlandNiet zelden liggen herontwikkelingslocaties jare<strong>nl</strong>angte wachten op aanpak. Gebouwen vervallenonnodig, potentiële kosten nemen toe,de rekensommen worden moeilijker kloppendte maken, de vernietiging op termijn is ingezet.Dikwijls is zelfs al op voorhand gesloopt.Te weinig wordt in het algem<strong>een</strong> nog besefthoezeer het industriële erfgoed aan de basisvan de identiteit van de Nederlandse-Europesesame<strong>nl</strong>eving ligt. Hoezeer de industriëleontwikkelingen medebepalend zijn (geweest)voor de inrichting van landschap en infrastructuur.Nederland is <strong>een</strong> land van opruimers.Alles netjes en schoon. Weg <strong>met</strong> die “aolepruttel”. Wat niet meer nodig is wordt verwijderd.Zowel het kleine als het grote. In Nederlandg<strong>een</strong> Lelijke Eend als spontaan kippenhokop het erf. G<strong>een</strong> fabriek waar bomen enstruikgewas door dak en ramen groeien. Voordergelijke romantiek van het verrassende gaanwe massaal op vakantie naar Frankrijk. In Nederlandwordt daarentegen zo weinig mogelijkaan het toeval overgelaten. Bijna niets staathier per ongeluk nog. Nog o<strong>nl</strong>angs verdwenende oude fakkeltorens bij Slochteren als vanzelfsprekend.De zichtbare historische symbolenvan onze gasbelwelvaart werden voor oudijzer neergehaald. Wordt hierbij überhaupt welnagedacht? Nederland geeft zich gewoonwegte weinig tijd om over hergebruik in plaats vanopruiming na te denken. Talloze locaties <strong>met</strong>oude fabrieken werden de afgelopen decenniavoor de sloop gekocht. Nieuwe ontwikkelingenter plaatse hebben meestal g<strong>een</strong> enkele relatiemeer <strong>met</strong> het voorgaande. Wij zijn meesters28


in ontworteling. Monumentenzorg hobbeltniet zelden achter de feiten aan. Ook het doorbrekenvan historische samenhang lijkt <strong>een</strong>vanzelfsprekende handeling. Een textielfabriekis kennelijk all<strong>een</strong> nog te gebruiken zolang dehallen <strong>met</strong> sheddaken weggesloopt mogenworden. En bijna altijd mag dat. Onzin natuurlijk.Stuitend is verder de ouderwetse <strong>met</strong>hodevan grondwaardeontwikkeling. “Mooie”nieuwbouwplannen verbloemen dan de realiteitvan opschonen, saneren, sporen vernietigenen grond uitgeven. Dobbelman Nijmegenis niet meer en wordt nooit meer. Evenminals Sphinx Maastricht, de Walzenmolen Sasvan Gent en vele andere bruikbare historischecomplexen. Er was nog zoveel moois mee tedoen…Cultureel landsbelangMaakt het gebrek aan visie en creativiteit onsdan helemaal kansloos? Daar moet ik natuurlijkn<strong>een</strong> op antwoorden. Ons bestuurlijke,maatschappelijke of professionele leven moettoch inhoudsvol en nuttig blijken? We doenhet toch voor meer dan all<strong>een</strong> idealisme? Hetgaat om het landsbelang! Zolang er kansenzijn, is er hoop op verbetering. De komendejaren komt er nog heel wat voor de kiezen. Watgebeurt er <strong>met</strong> de industrie-landschappelijkestedenbouw van het Hembrugterrein (Zaandam)of het KNSF-terrein (Muiden)? Bewarenwe enkele parels of gaan we serieus aantonendat de intensieve herbestemming van zoveelmogelijk complexonderdelen relevant is voor<strong>een</strong> optimale vastgoedexploitatie? Gaan weeindelijk <strong>een</strong>s toevoegen en consolideren inplaats van slopen en vervangen?Gewoon even doorzetten. Benut de historischestructuur, hergebruik de omvangrijkehistorische bouwmassa’s en voeg architectuurtoe die <strong>een</strong> echte relatie aangaat <strong>met</strong> het bestaande.Laat daarbij de plechtige begrippen “monumentenzorg”en “bescherming” herleven. Dit29


is <strong>een</strong> oproep aan de Nederlandse overheid.Geef de historische gebouwen <strong>een</strong> monumentenstatusen bevestig daarmee het belangvoor de Nederlandse identiteit als cultuurland<strong>met</strong> <strong>een</strong> bebouwd en onbebouwd cultuurlandschap,<strong>met</strong> <strong>een</strong> veelzijdig historisch reliëf.Koppel de monumentenstatus aan stimulerendefiscale instrumenten en faciliteiten.Maak monumenten o<strong>nl</strong>osmakelijk onderdeelvan combineren, relateren en intensiveren.Gun elkaar kwaliteitsontwikkelingen die op<strong>een</strong> gedurfde manier boven het historischemaaiveld uitsteken en stevig in haar historiegeworteld zijn.Task force van de same<strong>nl</strong>evingOm zover te komen verdient de monumentenzorgversterking tot <strong>een</strong> echte actieve en strijdbaretask force van de same<strong>nl</strong>eving.Verder is ook bij de particuliere organisatiesop het gebied van cultuur en monumenten,oftewel U die hier voor mij zit, <strong>een</strong> belangrijkeverantwoordelijkheid aanwezig om depublieke opinie verder te sensibiliseren voorhet herkennen van de grote cultuurhistorischewaarde van Nederland. Ik heb de behoefte hier<strong>met</strong> u verder op in te gaan.Wij hebben in Nederland <strong>een</strong> monumentenzorgnodig die waakt over maatschappelijke,betaalbare en doelmatige bescherming vanonvervangbare cultuurwaarden. Zij gaat op<strong>een</strong> actieve wijze allianties aan <strong>met</strong> overheden,particuliere organisaties, bouwsector, wetenschapen burgers.Wij zijn toe aan <strong>een</strong> overzichtelijk 10 puntenplanvoor <strong>een</strong> krachtige monumentenzorg:1. Stimuleren: goede fiscale faciliteiten voormonumenten, toepassing van fiscaalvriendelijke beleggings- en financieringsmogelijkhedenin monumenten in nauwesamenwerking <strong>met</strong> het Ministerie vanFinanciën.2. Controleren: zorg voor maximale kwaliteittegen <strong>een</strong> optimale prijs en niet andersom.Nog teveel (subsidie)geld vloeit ongecontroleerdweg in onnodig dure restauraties.Hier is <strong>een</strong> kritische dialoog <strong>met</strong> de bouwsectorgeboden, zonder hierbij de goedente na te willen spreken.3. Ondersteunen: dienstbaarheid van monumentenzorgaan de monumenteneigenaren.Beide partijen kunnen veel aan elkaarhebben. Nog teveel prevaleert <strong>een</strong> ingewikkeld“nee, mits” boven <strong>een</strong> overzichtelijk“ja, tenzij”. Dat belast het vertrouwen vaneigenaren in de monumentenzorg.4. Signaleren: nog teveel heerst het imagovan de monumentenklokke<strong>nl</strong>uider als lastpost,terwijl deze helaas vaak de Last Postblijkt te blazen. Monumentenzorg, reik dehand aan deze actieve particuliere wakersen werk constructief slagvaardig samen.5. Samenwerken: hier zijn ook de overhedenonderling aangesproken die van elkaarkunnen leren, verder professionaliseren eneffectief moeten handhaven. Er is <strong>een</strong> actieverol weggelegd voor de alliantie tussenRijksdienst voor de Monumentenzorg, IPOen VNG.6. Leren: internationaal van elkaar leren enelkaar leren om tot <strong>een</strong> degelijke internationalebenchmarking voor overtuigendekwaliteitsmonumentenzorg te komen inalliantie tussen Nederland, Europese Unie,UNESCO en anderen.7. Verdelen: het geven en nemen van kennis<strong>met</strong> de daarbij behorende taakverdelingtussen monumentenzorg, wetenschap enambacht. Dat voorkomt dubbelloop vankennisinstituten en onverantwoorde inzetvan financiële middelen.8. Innoveren: via korte bochten zonder omwegenmonumentenzorg organiseren rondprioriteiten, producten en diensten. Hiervooris <strong>een</strong> continu intern bedrijfsprocesbij de overheidslichamen voor monumentenzorgwenselijk. De Rijksdienst voor deMonumentenzorg heeft hierbij <strong>een</strong> voorbeeldfunctie.9. Presenteren: in feite de alliantie tussenmonumentenzorg en de burgers op basisvan zoveel mogelijk gezag (geloofwaardigheiden integriteit) en niet zonder macht(regels en regeltoepassing).30


10. Garanderen: het voortdurend versterkenvan ruimtelijke kwaliteit door respect voorhistorische structuren in het cultuurlandschapals uitgangspunten voor geworteldestedenbouwkundige (her)ontwikkeling ensubtiel gerelateerde architectuur. Hiervoorzijn veel sterkere allianties nodig tussenmonumentenzorg en ruimtelijke ordeningbij rijksoverheid, provincies en gem<strong>een</strong>ten.Dit 10 puntenplan voor de monumentenzorgis deels <strong>een</strong> open deur, maar dan wel <strong>een</strong> deurdie nog veel verder open moet om <strong>een</strong> geloofwaardigetask force te worden.European Route of Industrial HeritageOp het ene b<strong>een</strong> van de monumentenzorgkan Nederland natuurlijk niet lopen bij hetwaarborgen van cultureel erfgoed. De diversiteitvan de bevolking neemt nog toe en het isvan het grootste maatschappelijke belang datoude en nieuwe Nederlanders binding (gaan)ervaren <strong>met</strong> de cultuurhistorische identiteitvan het land. All<strong>een</strong> dan kunnen we als same<strong>nl</strong>evingvoluit putten uit deze bron voorduurzame kwaliteit, of liever gezegd: levenskwaliteit.All<strong>een</strong> dan is de same<strong>nl</strong>eving bereiddeze kwaliteiten te versterken en op langeretermijn in stand te houden.Bevolkingsgroepen actief sensibiliseren bijgelegenheid van educatie en vrije tijdsbesteding(recreatie en toerisme) ligt voor dehand als onmisbare opgave. Maatschappelijken economisch belang gaan hierbij hand inhand. Recreatie en toerisme is als groeimarkt<strong>een</strong> stevige economische factor. Groeimarktbetekent niet all<strong>een</strong> verbreding van gebaandewegen maar ook en vooral beantwoorden aande toenemende behoefte aan het bijzondere,het onverwachte, de spanning van het nogonbekende, de uitdaging tot ontdekken, decombinatie van cultuurhistorie <strong>met</strong> sportiviteit,activiteit, bourgondisch comfort en verblijfsmogelijkheden.De combinatie van cultuurhistorie, toerism<strong>een</strong> recreatie wordt ook in EU-verband herkenden in programma’s en projecten vertaald. Een31


actueel voorbeeld wil ik u geven.Momenteel zijn de Provincie Noord-Hollanden de Stichting Industriecultuur Nederland(waarvan ik voorzitter ben) als Europesepartners betrokken bij het EU-project EuropeanRoute of Industrial Heritage (ERIH).De industriële geschiedenis van de laatste250 jaar heeft <strong>een</strong> blijvende erfenis nagelatenin heel Europa. ERIH bouwt voort op dezeerfenis door industriële monumenten uit hetverleden te koppelen aan recreatie, toerisme,herbestemming en herontwikkeling. HetERIH-project is op initiatief van de deelstaatNordrhein-Westfalen voortgekomen uit deRoute Industriekultur in het Roergebied. Detwaalf ERIH-partners in het Verenigd Koninkrijk,Duitsland en Nederland stellen vast dater ruimte is voor significante groei van cultuurhistorischtoerisme waarvan industrieelerfgoed-toerisme <strong>een</strong> onderdeel is. Deze groeispeelt <strong>een</strong> belangrijke rol bij de herontwikkelingvan voormalige industriële complexendoor <strong>een</strong> verstandige en behoedzame exploitatievan het unieke erfgoed. ERIH wordt <strong>een</strong>bekend en herkenbaar merk voor toeristisch<strong>een</strong> recreatieve locaties van hoge kwaliteit engrote historische waarde.Het ERIH toeristisch netwerk wordt momenteelontsloten door:• <strong>een</strong> groeiend aantal zogenoemde ankerpuntenals belangrijkste lokaties binnen hetwerkgebied;• ongeveer vijftien regionale routenetwerkenin Duitsland, Verenigd Koninkrijk, Frankrijk,Luxemburg, België en Nederland; en• het zichtbaar maken van internationale themaroutesop het gebied van mijnbouw, textielindustrie,ijzer en staal, energie, transporten communicatie, waterbeheersing, producti<strong>een</strong> nijverheid.Belangrijke elementen van ERIH zijn de gezame<strong>nl</strong>ijkemarketing en promotie van heterfgoed als kunst, cultuur en toeristisch-recreatiefproduct en de <strong>een</strong>duidige naamvoeringop alle deelnemende locaties, zodat <strong>een</strong> Europa-bredeherkenbaarheid ontstaat. Een belangrijkerol van het ERIH-project is verder hetsignaleren van de waarde en mogelijkhedenvan erfgoed in <strong>een</strong> integrale ruimtelijke benaderingvan het landschap, cultuurmonument32


en ontwikkeling. Behoud door ontwikkeling,erkenning, herkenning en educatie.Route Erfgoed NoordzeekanaalgebiedHet Noordzeekanaalgebied, waar wij vandaagcongresseren, is het regionale EU-pilotprojectvan ERIH in Nederland, <strong>met</strong> als werktitelRoute Erfgoed Noordzeekanaal.De Route Erfgoed Noordzeekanaal is <strong>een</strong> concreettoeristisch-recreatief netwerk in twaalfgem<strong>een</strong>ten in en om het Noordzeekanaalgebieddat ondermeer belangrijke erfgoedlocaties<strong>met</strong> elkaar verbindt en herkenbaar maakt.Het doel van de EU-partners Provincie Noord-Holland en Stichting Industriecultuur Nederlandis om vanuit het ERIH-pilotproject <strong>met</strong>vernieuwende ideeën en projecten kwaliteitsimpulsenaan de ruimtelijke ontwikkeling vande regio te geven. In het Streekplan Noord-Holland Zuid heeft de provincie de ambitieweergegeven: “om cultuur meer te verbinden<strong>met</strong> economie, ruimtelijke inrichting en stedelijkevernieuwing. De cultuurhistorische rijkdomvan het Noordzeekanaalgebied in combinatie<strong>met</strong> <strong>een</strong> hoogwaardig actueel cultureelaanbod biedt kansen voor <strong>een</strong> ruimtelijke kwaliteitsimpulsin onze regio”.In de provinciale Cultuurnota 2005-2008, getiteld“Cultuur Verbindt”, is verwoord dat: “Deerfgoedroute fungeert als <strong>een</strong> verbindingszonewaarmee de historische en functionele samenhangen betekenis van het erfgoed voor hetgebied beleefbaar wordt gemaakt. De routeontsluit cultuur in de breedste zin van hetwoord”.Naast de toeristisch-recreatieve en culturelefuncties worden private en publieke investeringenbij de rehabilitatie en herbestemming vanerfgoed in het gebied gestimuleerd. Het pilotprojectRoute Erfgoed Noordzeekanaal is danook door de provincie geplaatst op de AgendaRecreatie en Toerisme “Bruggen naar buiten”.Inmiddels is projectbureau druk bezig <strong>met</strong>de realisatie van de Route Erfgoed Noordzeekanaal.Een ambtelijke projectgroep en <strong>een</strong>stuurgroep flankeren de werkzaamheden enstaan borg voor <strong>een</strong> uitstekende regionalesamenwerking. Vandaag zal ik u niet <strong>met</strong> alledetails van uitwerking belasten, maar verwijsu liever naar de website van de Route ErfgoedNoordzeekanaal (www.erih.<strong>nl</strong>/nzk) die vanafherfst 2005 o<strong>nl</strong>ine zal zijn. De Europese websitevan ERIH (www.erih.net) kunt u nu reedsraadplegen.De European Route of Industrial Heritagegeeft aan dat op basis van Europese samenwerking<strong>een</strong> effectieve en aantrekkelijke bijdrageaan de draagvlakverbreding voor cultureelerfgoed kan worden bereikt.Wij zijn trots op ons verleden en stappen bijvoorkeur gezame<strong>nl</strong>ijk welgemoed de toekomstin. Oude doorleefde locaties leveren hun bijdrageaan nieuwe ruimtelijke cultuur, natuuren leefgem<strong>een</strong>schappen. Hoeveel nota’s ernog mogen verschijnen, het wordt weer spannendin Nederland. Wij verdienen het!Spannend en niet zonder kwaliteit want wewillen er goed van leven en goed mee leven.Er valt daarbij veel van elkaar te leren, zowel inNederland als in Europa.De VROM-slogan “Nederland is klein. Denkgroot”, is nog te kwantitatief maar Calimero isop de goede weg. Nederland is groot genoegom ruim te denken.33


Haken en ogen aan herbvan het HembrugterreinBert Grotenhuisprogrammamanager Kanaalzone,Gem<strong>een</strong>te ZaanstadBert Grotenhuis is sinds begin 2003 bij deontwikkeling van Kanaalzone betrokken.Kanaalzone is <strong>een</strong> van de vijf stedelijke vernieuwingsprogramma’sin Zaanstad <strong>met</strong> alscore-business economie. In Kanaalzone zijnvijf deelgebieden opgenomen w.o. Hembrugterrein.Zowel revitalisering, herstructureringals ontwikkeling zijn aan de orde. Het gebiedis 500 hectare groot. Voorh<strong>een</strong> heeft hij inHaarlem <strong>een</strong> stedelijk vernieuwingsprogrammageleid. Dat had te maken <strong>met</strong> integralestedelijke herontwikkeling van naoorlogs gebied.Schalkwijk 2000+ besloeg als programma<strong>een</strong> kwart van de stad Haarlem. Daarvoorheeft hij voornamelijk op de beleidsterreinenruimtelijke ordening en volkshuisvesting gewerkt.Bert is jurist en 46 jaar oud.34


estemmingI<strong>nl</strong>eidingDe overheid heeft te maken <strong>met</strong> veel spagatenals het gaat om de ruimte tussen droom endaad. Volendam en Enschede hebben duidelijkgemaakt dat dit heel prominent kan zijn ophet punt van veiligheid, normen en verantwoordelijkheidpubliek en privaat.Waar het gaat om monumenten is er ook éénin beeld te brengen. Namelijk het behoud vanbelangrijke delen van ons (bedrijfs)cultuurhistorisch erfgoed en de betaalbaarheid er van.Inzoomend op het Hembrugterrein in Zaanstad(bijna 50 hectare groot) tekent zich devolgende ontwikkeling af.Het terrein dat <strong>een</strong> eeuw lang in eigendom,gebruik en beheer is geweest bij het rijk (vervaardigingen testen van munitie) herbergt11 rijksmonumenten. De gem<strong>een</strong>teraad vanZaanstad adviseert de staatssecretaris vanOCW er nog 26 toe te voegen. Dit gebeurt in<strong>een</strong> advies juli 2004, waarbij veel gevoel blijktvoor het feit dat teveel wel <strong>een</strong>s kan leidentot het worden van <strong>een</strong> slachtoffer van je eigensucces. De Raad voor Cultuur vindt zelfsde huidige 11 al ruim be<strong>met</strong>en. Het lijkt welde omgekeerde wereld. Hembrugterrein isinmiddels wereldberoemd in heel Zaanstad.Vormgevers, creatievelingen, stedenbouwers,kunstenaars onderkennen de potentie, maar<strong>een</strong> van de belangrijkste bouwstenen voor<strong>een</strong> nieuwe toekomst, het transformeren vanhet cultuurhistorisch erfgoed, kan wel <strong>een</strong>sonbruikbaar lijken te worden als de staatssecretarisnavenant beslist. Is de druk op realisatie,<strong>een</strong> sluitende exploitatie en haalbaarheidstraks groter dan <strong>een</strong> ontwikkeling, waarbij<strong>met</strong> veel gevoel voor het verleden aan de toekomstwordt gewerkt. Welke rol spelen anderekostendragers, bodemvervuiling, saneringhierin en mag aan het rijk <strong>een</strong> bijzondere rolworden toegedicht in het kader van stedelijkevernieuwing? Tot welk scenario’s kunnen debovenstaande zaken leiden en wie helpt hetproces op gang? In <strong>een</strong> presentatie van deprogrammamanager kanaalzone, mr. H.A.(Bert) Grotenhuis, passeerden dit soort vragende revue. Na deze i<strong>nl</strong>eidende context <strong>een</strong>korte samenvatting van zijn presentatie.35


SamenvattingZaanstad heeft als betrekkelijk jonge stad <strong>een</strong>ambitie geformuleerd op <strong>een</strong> aantal terreinen.In <strong>een</strong> korte schets wordt stilgestaan bij wensen,die in programma’s zijn opgenomen omtot realisering te komen.Het programma Inverdan beoogt de stad <strong>een</strong>ziel te geven, Zaanoevers is het uitnutten vande ligging aan de rivier, Zaandam-Zuid-Oostgaat om naoorlogse herstructurering, Noorderwelfis Vinex- en Vinac-woningbouw en Kanaalzoneheeft economie als corebusiness.Tezamen genoeg ambitie om de stad voor detoekomst gereed te stomen.De Kanaalzone als programma omvat 500hectare areaal verdeeld over 9 kilo<strong>met</strong>er langshet Noordzeekanaal. De opgave hier is hetgevarieerd maken van het werkaanbod. Datbetekent nieuwe werk genereren, bestaandwerk consolideren om uiteindelijk <strong>een</strong> forsebijdrage te leveren in <strong>een</strong> tienduizendbanenplanvan de gem<strong>een</strong>te.Dat gebeurt door revitaliseren, herstructureren,ontwikkelen, monitoren van ontwikkelingenetc.In kort bestek worden de deelgebieden geschetst.Achtersluispolder gaat om bestaandmaakindustrie. Er wordt gerevitaliseerd.Hembrugterrein is bestemd voor creatieveindustrie in samenhang <strong>met</strong> cultuurhistorie.Zuiderhout herbergt perifere detailhandelnaast productiebedrijven, Westerspoor-Zuidheeft als leidend thema logistiek. De te realiserenZuidelijke Randweg moet onder meer datgebied aantakken op de regio en vice versa.HoogTij wordt nieuw gebouwd. De aorta inhet systeem is dus de Zuidelijke Randweg.Samenwerking is heel belangrijk. Dat zijn nietall<strong>een</strong> woorden. Met provincie, rijk, ROA, ontwikkelaars,eigenarenondernemers en bijvoorbeeldmakelaars en Kamer van koophandelwordt intensief samengewerkt.Inzoomend op het Hembrugterrein wordtvervolgens geschetst dat het gebied de laatstejaren niet te klagen heeft over belangstelling.Er zijn het laatste jaar veel prominentebij<strong>een</strong>komsten gehouden, waaronder hetVNG-congres. Maar dat zijn uitingen als <strong>een</strong>36


voorafschaduwing van <strong>een</strong> echte ‘exploitatie’van het gebied.De presentatie van wat zich in dat verbandafspeelt heeft <strong>een</strong> beschrijvend karakter. Beschrijvendin de zin dat het proces nog in vollegang is en zich nog g<strong>een</strong> concreet resultaataftekent. In die zin benadert de presentatie hetjongste verleden tot aan de dag van vandaag.Wat is er gebeurd en wat staat er op stapel?De voorbescherming van de Monumentenwetwordt besproken en tevens volgt er <strong>een</strong> toelichtingop de adviezen die de staatssecretarisvan OCW heeft ingewonnen. De Raad voorCultuur adviseert kort gezegd er niet teveelwerk van te maken en de gem<strong>een</strong>teraad vanZaanstad komt tot <strong>een</strong> beperkte uitbreidingvan de inmiddels aanwezige 11 rijksmonumenten.De gem<strong>een</strong>teraad heeft hierin <strong>een</strong>heel consciëntieuze benadering gekozen, omdathij beseft dat je makkelijk slachtoffer kanworden van het eigen succes. Teveel is niethaalbaar. Er zijn grofweg vier bouwstenen voorde ontwikkeling. De komst van de gevangenis,<strong>een</strong> woningareaal van 400-500 woningen,cultuurhistorie in samenhang <strong>met</strong> werk en denatuurwaarden. Met deze ingrediënten heeftde gem<strong>een</strong>teraad in samenspraak <strong>met</strong> het atelierrijksbouwmeester <strong>een</strong> structuurschets ophoofdlijnen en <strong>een</strong> voorontwerpbestemmingsplansamengesteld. Toen minister Zalm medio2003 het gebied opnam in <strong>een</strong> rijkspilot voorPPS leken de omstandigheden erg gunstigvoor <strong>een</strong> spoedige aanpak, maar vervolgenshield justitie de adem in. Het besluit de gevangeniste realiseren werd uitgesteld. Daarmeebleef één van de kostendragers ongewis.In de tussentijd bleef vanuit het gedachtengoedvan creatieve stad de rivier <strong>met</strong> creatieveinnovatieve ideeën over het gebied wel stromen.Die onderstroom heeft ook iets <strong>met</strong> monumentenen het combineren van verleden enheden ten gunste van de toekomst.Op 21 januari belde justitie dat de gevangenisdoorging en nu is de vraag – aangezien destaatssecretaris van OCW nog moet besluiten– welke invloed hebben de monumenten enmarkante objecten straks in de receptuur voorhet gebied? Dat is op dit moment nog nietexact aan te geven, omdat de omvang van debeslissing van de staatssecretaris nog niet iste duiden.Ook <strong>een</strong> kernvraag is: op welk exact programmawil het rijk overgaan tot saneren van degrond en gebouwen? Snel gesteld, niet <strong>een</strong>voudigbeantwoord.Zaanstad is heel pragmatisch. Na <strong>een</strong> miljoente hebben gevoorinvesteerd, willen we <strong>een</strong> integralebenadering vasthouden. De eerste helftis <strong>met</strong> de komst van de gevangenis gespeeld,maar nu volgt de tweede. Daarin hoeft nietalles tegelijk. Een geleidelijke transformatielijkt kansrijk. Dat biedt voor de gebouwen enopstallen ook goed kansen voor de toekomst.Wij voorzien voor de nabije toekomst dat hetnodig zal zijn de uitgangspunten en randvoorwaardennog <strong>een</strong> keer vast te stellen in gezame<strong>nl</strong>ijkheid.Het rijk als eigenaar-beheerder-ontwikkelaarheeft daarin <strong>een</strong> leidende positie, maar <strong>een</strong>over<strong>een</strong>komst <strong>met</strong> rijk-provincie en gem<strong>een</strong>tezal de grondslag moeten vormen.Private partners zullen ook zeker aan bod komenvoor onderdelen, maar nu nog niet. Wezoeken – om het <strong>met</strong> het beeld van de film Papillonte zeggen - naar de zevende golf waaropwe mee kunnen in de vaart der volkeren. Daarinzal onze houding zijn dat we kritisch zullenkijken naar de gevolgen voor het gebied, maarniet aanvallend in de benadering.37


HembrugterreinMiddagprogramma 1Na <strong>een</strong> uitvoerige rondleiding over het terrein<strong>met</strong> bezichtiging van enkele gebouwen,volgt <strong>een</strong> discussie over de toekomstmogelijkhedenvan het terrein en de herbestemmingvan de aangewezen en eventueel nogaan te wijzen monumenten <strong>met</strong> enkele directbetrokkenen, waaronder de gem<strong>een</strong>te , debeheerder en het Cuypersgenootschap.Betrokkenenmw. ir. A Kramer - Rijksgebouwendienst Directie Vastgoeddhr. P. van Riel - Dienst Domeinen, Min. van Financiënmw. mr. drs. L.E.L. Kusters - Rijksdienst vd Mon.zorgmr. R.H. Vossebeld - secr. van het Cuypersgenootschapdrs. H.J. Egberts - Wethouder Gem<strong>een</strong>te Zaanstadir. J.D. Koudijs - Monumentenzorg, Gem. Zaanstad38


Wethouder Egberts van de gem<strong>een</strong>te Zaanstad(Sociale en Economische zaken, Monumentenen Kanaalzone) schetst eerst de achtergrondvan het Hembrugterrein in de gem<strong>een</strong>te Zaanstad.In de jaren ’90 heeft de gem<strong>een</strong>te volgensdhr Egberts eige<strong>nl</strong>ijk de boot gemist. Erwas toen veel behoefte aan bedrijventerreinen,ruimte voor ICT bedrijven e.d. Maar daar is degem<strong>een</strong>te toen niet op ingesprongen. Pas eindjaren ’90 is de gem<strong>een</strong>te daar mee begonnen.Toen ontwikkelde zij het bedrijventerreinInverdan, waar nu veel educatieve en cultureleinstellingen en winkels te vinden zijn.Het terrein is in bezit van het Rijk, Domeinen.De gem<strong>een</strong>te en Domeinen zien graag dat ookop het Hembrugterrein bedrijven zich zullengaan vestigen, maar niet voordat er meer bekendis over de toekomst van het terrein. Justitiegaat er namelijk <strong>een</strong> gevangenis plaatsen,all<strong>een</strong> is nog niet bekend waar precies.Op het Hembrugterrein staan 11 rijksmonumenten.De gem<strong>een</strong>te(lijke monumentencommissie)heeft eind 2004 <strong>een</strong> positief adviesuitgebracht aan het ministerie om nog 26 monumentenrijksbescherming te geven. De Raadvan Cultuur kwam echter <strong>met</strong> <strong>een</strong> vernietigendrapport. Dus nu is het de vraag wat de RDMZgaat beslissen.Samenvatting bijdragemevrouw Kusters (RDMZ)Het Hembrugterrein is <strong>een</strong> unieke combinatievan militair én industrieel gebruik. Het vormtnamelijk <strong>een</strong> onderdeel van de Stelling vanAmsterdam en is gebouwd in het hart ervanom munitie te produceren, te testen en naaralle kanten van de Stelling toe te transporteren.Daartoe werd <strong>een</strong> productieproces ingerichtwaarin zo’n 150 gebouwen, waterlopen,buizenstelsels, schietbanen, <strong>een</strong> spoorbaan,aarden wallen en beplanting alle <strong>een</strong> functioneeldoel dienen. Dit belang werd al eerderonderkend door de aanwijzing van 12 rijksmonumentenop het terrein, maar de kennisover het terrein wordt nog steeds verdiept. DeRDMZ heeft in 2000 <strong>een</strong> CultuurhistorischeVerkenning uitgebracht en in 2002 samen <strong>met</strong>39


het Atelier Rijksbouwmeester van VROM <strong>een</strong>uitgebreid onderzoek door militair-historicilaten uitvoeren. Door deze onderzoeken wordtsteeds duidelijker dat het hier om meer danall<strong>een</strong> (clusters van) gebouwen gaat. Het gaatom <strong>een</strong> hele infrastructuur en ook om structuurelementenop het terrein zoals aardenwallen, waterlopen en beplanting. Zo is bijvoorbeeldhet Kleibos speciaal aangelegd ombij ontploffingen rondvliegend materiaal op tevangen. De vraag is echter of en zo ja, hoe, jedat wilt/kunt beschermen. En hoe kun je datopnieuw gebruiken?Ook de aanwijzing als Werelderfgoed brengt<strong>een</strong> verantwoordelijkheid <strong>met</strong> zich mee omhet terrein op <strong>een</strong> cultuurhistorisch verantwoordewijze door te ontwikkelen. HetHembrugterrein is dan ook <strong>een</strong> voorbeeld gewordenvan <strong>een</strong> groot monumentaal complexwaarbij behoud, gebruik, herbestemming enexploitatie <strong>een</strong> zware maar ook <strong>een</strong> uitdagend<strong>een</strong> creatieve opgave vormen. De cultuurhistorischebelangen zijn daarin belangrijk, maarzeker niet de enige die gewogen worden bijhet nemen van beslissingen. De RDMZ vindthet belangrijk dat de rijksmonumenten nietals eilandjes temidden van nieuwbouw staan,maar ingebed blijven in de historische ruimtelijkestructuur van het Hembrugterrein.De vele betrokken partijen en door hen vertegenwoordigdebelangen maken het enerzijds<strong>een</strong> goed overwogen, maar anderzijds <strong>een</strong>langzaam ontwikkelingsproces. Daarbij botsensoms de afzonderlijke belangen en moetenmoeilijke keuzes gemaakt worden, zowel opgebouwniveau als qua buitenruimte. Voorbeeld1: sommige gebouwen staan letterlijk inde weg voor de bouw van <strong>een</strong> grote penitentiaireinrichting en moeten gesloopt worden.Voorbeeld 2: de voor herbestemming nodigebodemsanering brengt waarschij<strong>nl</strong>ijk meedat het groen dat speciaal is aangelegd omdoor ontploffing rondvliegend materiaal op tevangen en daarom cultuurhistorische waardeheeft, gerooid moet worden.Thans is <strong>een</strong> aanvraag van het Cuypersgenootschapvoor uitbreiding van de rijksbeschermingop het terrein in behandeling. Deuitkomst daarvan wordt dit najaar verwacht.Vanuit de Rijksdienst voor de Monumentenzorgwordt niet all<strong>een</strong> aangedrongen op <strong>een</strong>passend lange termijn-gebruik, maar ooktijdelijk gebruik gepromoot. Ook los van rijksbeschermingwant niet alles haalt de lat. Zowordt verder verval tegengegaan en krijgenbedrijven, instanties, verenigingen en particulierende kans creatieve herbestemmingsoplossingenaan te dragen. De Westergasfabriekin Amsterdam heeft laten zien dat dat uitstekenderesultaten kan opleveren. De StichtingMobiele artillerie en de galerie op het Hembrugterreinzijn de eerste goede stappen in dierichting.Bijdrage van het CuypersgenootschapVereniging tot behoud van negentiende- entwintigste eeuws cultuurgoed in NederlandHet Hembrugterrein omvat zo’n 45 hectare.Op het terrein staan tientallen bouwwerken uit<strong>een</strong> vervlogen verleden. De gebouwen vormenverst<strong>een</strong>de geschiedenis van die plek: miliairgebruik maar dan niet in de vorm van <strong>een</strong> kazerneof oefenterrein, n<strong>een</strong>, <strong>een</strong>h heus militairindustrieel complex. Hier werden wapens enmunitie beproefd en geproduceerd en werdaan de geleverde producten onderhoud verricht.Er is ook <strong>een</strong> gereedschapwerktuigenfabriekgevestigd geweest. Het noordelijk deel isoorspronkelijk aangelegd als onderdeel van deStelling van Amsterdam.Dit gebruik leverde tal van gebouwen op. Deeersten verschenen vanaf 1895 op het terrein,de laatsten in de jaren zestig <strong>met</strong> <strong>een</strong> enkelelate nakomer. Dit levert al <strong>met</strong> al <strong>een</strong> gebiedop dat uniek is in Nederland. Het Hembrugterreinis het enige militaire industriële complexin Nederland. De toegepaste architectuurheeft hier <strong>een</strong> staalkaart aan stijlen opgeleverd.De utilitaire gebouwen hebben <strong>een</strong> duidelijkindustrieel karakter wat nog <strong>een</strong>s doorde er tussendoor lopende buizen en leidingen40


versterkt wordt. Naast dit rood is er (oprukkend)groen, <strong>met</strong> name in het onbebouwdenoordelijk gedeelte.Gezien de nog steeds niet <strong>een</strong>duidige ideeënomtrent de toekomst van het hele terreinwaarbij <strong>een</strong> aantal ideeën de ons inziens grotemonumentale waarde van het terrein niet ofonvoldoende erkennen heeft het Cuypersgenootschapbesloten het terrein voor te dragenvoor de rijksmonumentenstatus. Daarmeewordt <strong>een</strong> wending gegeven aan de discussiesover de toekomst van het terrein en is er <strong>een</strong>noodzaak het cultuurhistorische element duidelijkte laten meewegen in de toekomstplanningvoor het terrein. Daarbij de geweldigekwaliteiten van het terrein <strong>met</strong> zijn opstallenindachtig.DiscussieDe discussie opent <strong>met</strong> de vraag waarom degem<strong>een</strong>te de panden niet snel op de gem<strong>een</strong>telijkemonumente<strong>nl</strong>ijst zet. Dhr Egberts antwoordtdat het hier gaat om <strong>een</strong> complex datin bezit is van het Rijk, niet van de gem<strong>een</strong>te.Maar hoe dan ook kon dankzij het Cuypersgenootschapde voorbescherming van hetHembrugterrein als uniek militair industrieelcomplex in gang worden gezet, waardoor degeplande sloop voorkomen kon worden. (Degem<strong>een</strong>te zelf heeft nog g<strong>een</strong> verordeningvoor voorbescherming.)Mw. Kuster kan het e.e.a. vertellen over deprocedure die de RDMZ ter hand neemt bij<strong>een</strong> dergelijk besluit. Ten eerste merkt ze opdat 26 extra aanvragen voor 1 terrein wel veelis. Vervolgens vertelt ze wat over de geschiedenisvan de bescherming van terreinen zoalshet Hembrugterrein:In de jaren ’90 had de RDMZ veel beschermingsaanvragenvoor jonge monumenten(1850-1940) te verwerken. Toen zijn ook de 11panden op het Hembrugterrein aangewezen.Maar daarmee was de kous niet af. Naast dezejonge monumenten bleek er <strong>een</strong> breder soortindustriële of jonge monumenten te zijn dattot dan toe nog g<strong>een</strong> bescherming genoot,maar dat wel zou verdienen op grond van de41


volgende aspecten:- de kennis over industriële monumenten wasin de loop der jaren verder uitgebreid, waardoorelementen van <strong>een</strong> pand die eerder alsonbelangrijk beschouwd werden nu toch interessantbleken te zijn.- Er kwamen steeds meer algem<strong>een</strong> bekendevoorbeelden van industriële panden, zoalsde Van Nelle fabriek en de Westergasfabriek;industriële monumenten kwamen volop inde aandacht te staan.Hierdoor kwam er <strong>een</strong> herwaardering van industriëlepanden op gang.De panden op het Hembrugterrein zijn verschillenden hebben ieder <strong>een</strong> individueelkarakter. Bij de beoordeling zal enerzijdsgekeken worden of nieuwe inzichten tot <strong>een</strong>nieuwe aanwijzing kunnen leiden bij deze gebouwen.Er wordt dus gekeken of er <strong>een</strong> anderoordeelskader is t.o.v. de vorige aanwijzingvan de 11 rijksmonumenten.Anderzijds kijkt de RDMZ of er sprake is van<strong>een</strong> evident nationaal belang, <strong>een</strong> bedreiging,ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving e.d.(zoals in dit geval de gevangenis).Men vraagt zich vervolgens af of de (11rijks)monumenten op het Hembrugterrein welonderhouden worden door hun eigenaar, hetRijk. Mw. Kurvers van de RDMZ antwoordt,dat het Rijk in principe niet verplicht is de pandente onderhouden, omdat zij hiervoor g<strong>een</strong>subsidie ontvangen heeft. Dhr. Egberts vraagtzich echter af of het onderhoud van de monumentendoor het Rijk g<strong>een</strong> voorbeeldfunctieheeft. Maar die ligt volgens mw. Kurvers juistbij de gem<strong>een</strong>te en provincie. Die hebben debudgetten, maar helaas niet voldoende. Vanuitde discussiegroep komt de reactie dat ereige<strong>nl</strong>ijk sprake is van kapitaalvernietiging. Dezaak zou niet onnodig moeten vervallen.De discussie gaat dan ook verder grotendeelsover het thema ‘herbestemming’. Dhr. Verhoevenuit Alkmaar merkt op dat hier, aan deZaankant, het industriële hart van Nederlandklopt. Maak er dus <strong>een</strong> bedrijfsverzamelingvan en laat ze investeren, niet knoeien. Eenander merkt op dat tijdelijk gebruik in afwachtingvan bescherming ook <strong>een</strong> optie kan zijn.De panden moeten hoe dan ook niet leegblijven staan, dus moeten er plannen gemaaktworden. Zijn die er al?De moeilijkheid bij dergelijke herbestemmingsplannenblijkt het feit te zijn dat detoekomst van het terrein onzeker is; komt degevangenis er wel of niet en waar komt diegevangenis? Men moet volgens dhr Egbertskijken naar wat ten gunste van ontwikkelingkan gebeuren en wat men wil dat er gebeurt.Kantoren en woningbouw kan bijvoorbeeldniet op het Hembrugterrein, vanwege hetgrote aanbod van kantoren dat al te vinden isbij Inverdan en de omgeving die niet geschiktis om in te wonen.Daarnaast; wie betaalt het voorkomen vanverval? De nieuwe gebruiker. Deze zal moetenbetalen voor alle reparaties en restauratiekosten.De gem<strong>een</strong>te zal onderhoud moetenstimuleren, maar het zal de nieuwe gebruikerveel gaan kosten.Domeinen is overigens wel op zoek naarmogelijke permanente bewoners. Dhr VanRiel van Domeinen benadrukt echter dat erg<strong>een</strong> nutsvoorzieningen zijn op het terreinen dat (mede daardoor) de lengte van <strong>een</strong>huurcontract moeilijk over<strong>een</strong> te komen is.Desondanks heeft het bedrijf Tetrix het welaangedurfd. Ateliers zouden zich tijdelijk kunnenvestigen, maar niet permanent. Bedrijvenmoeten sowieso iets toe te voegen hebbenaan het terrein. De Stichting Vrij Glas heeft datbijvoorbeeld. Domeinen wil hoe dan ook g<strong>een</strong>korte en vluchtige bezetting. Zowel StichtingVrij Glas als Tetrix hebben dan ook <strong>een</strong> vijfjarighuurcontract i.p.v. <strong>een</strong> driejarig contract.De reactie vanuit de discussiegroep is echterdat de onzekere toekomst en de hoge restauratiekostenwaar de nieuwe gebruikerstegenaan kijken g<strong>een</strong> excuus zouden moetenzijn om herbestemming uit te stellen. Wie42


wil moet zich kunnen vestigen. Het gaat ombewoning en gebruik van het terrein. Het probleemblijft echter dat er <strong>een</strong> gebrek aan voorzieningenis.Zou “gecontroleerd verval” <strong>een</strong> optie kunnenzijn? Dit gebeurt bijvoorbeeld bij oude hoogovensin het Ruhrgebied die men kan beklimmenen mijnen die men kan bekijken. Verderblijft men van de bouwwerken af tot ze echthelemaal vervallen zijn.Maar volgens dhr Egberts gaat het verval nual heel snel. Er zal dus al gauw sprake zijn van<strong>een</strong> soort niemandsland als men middels gecontroleerdverval blijft afwachten.Een ander merkt op dat gecontroleerd vervalbij <strong>een</strong> uniek complex als dit moeilijk kan. Is<strong>een</strong> complex niet daadwerkelijk uniek in Nederland,“het enige”, dan zou gecontroleerdverval <strong>een</strong> oplossing kunnen zijn. Bij het Hembrugterreinis dat volgens hem niet het geval.Men zou ook kunnen kijken naar hoeveel authenticiteiter naar schatting nog over is narestauratie van de verschillende panden. Diepanden die nog grotendeels authentiek kunnenblijven <strong>met</strong> behulp van goede restauratiearchitecten,kan men herbestemmen. Overigegebouwen, die vrijwel nieuw opgetrokken zullenmoeten worden, kunnen eventueel voorgecontroleerd verval in aanmerking komen.Het Cuypersgenootschap is g<strong>een</strong> voorstandervan gecontroleerd verval. De voorberschermingvan het terrein is juist ingesteld om vervalte voorkomen. Leegstand en verval is dusg<strong>een</strong> optie. Een bedrijfsverzamelgebouw lijkthen <strong>een</strong> goede herbestemming, ook <strong>met</strong> hetoog op de groen-rood problematiek (op hetterrein zijn o.a. ‘oerbossen’ te vinden).‘slechts’ <strong>een</strong> werkterm. Daarnaast is er ‘contourbescherming’(wat gebouwen van dezelfdeaf<strong>met</strong>ingen betreft), maar dat werkt bij hetHembrugterrein niet vanwege de combinatievan ‘groen’ en ‘rood’ die juist beschermdmoet worden.Dhr Egberts rond af <strong>met</strong> de conclusie dat erveel ontwikkelingen zijn wat betreft herbestemmingvan het Hembrugterrein, maar datde gem<strong>een</strong>te hierbij op de “backseat” zit enmaar lichtjes kan bijsturen. De ontwikkelingenzitten vast op complexe zaken en daardoor zal<strong>een</strong> oplossing voor de problematiek van hetHembrugterrein lang op zich laten wachten.Mevrouw Kurvers van de RDMZ merkt tenslotteop dat deze groen-rood discussie verwarrendkan zijn. De bomenrijen, wallen enwaterlopen die aangelegd zijn om explosiesop te vangen vormen <strong>een</strong> uniek verband <strong>met</strong>de gebouwen: <strong>een</strong> complex. Maar juridischgezien is de bescherming van <strong>een</strong> complex‘objectbescherming’. Complexbescherming is43


WormerveerMiddagprogramma 2Na <strong>een</strong> bustocht via <strong>een</strong> interessante routedie deels langs de Zaan voert werd in Wormerveereerst <strong>een</strong> bezoek gebracht aan denog te restaureren zeepziederij De Adelaar.Vervolgens werd de voormalige chocoladefabriekvan Boon bezocht die na restauratie ingebruik is als kantoor van de Zaanse WoningcorporatieDe Woonmij. Na <strong>een</strong> rondleidingvolgde <strong>een</strong> discussie <strong>met</strong> de betrokken architectenen beheerders.Betrokkenenir. J. Zijlstra - Zijlstra Schipper Arch.bureau, Wormerir. J. Goedhart - FKG architecten aan de zaan, Zaandijkdhr. S. de Witte - oud-directeur Woonmij, Wormermw. L. Pielkenrood - AanZetdhr. J. Duyvis - oud-voorlichter gem<strong>een</strong>te Zaanstad44


45Het programma omvatte <strong>een</strong> bustocht langsde Zaan onder leiding van Jan Duyvis, oudambtenaarvan de gem<strong>een</strong>te Zaanstad. Heteerste excursieobject, de voormalige zeepziederijDe Adelaar kon helaas, vanwege juridischeproblemen, niet van binnen worden bezochten dus moest de groep ook het uitzichtover de Zaan ontberen.Op de geschiedenis en restauratie van hetgebouw werd door architect Jan Zijlstra <strong>een</strong>toelichting gegeven. De eerste bebouwing opdie plaats stamt uit 1772, de eerste zeepfabriekuit 1885. Het huidige gebouw werd na <strong>een</strong>brand in 1906 door architect W.A. Dekker ingewapend beton uitgevoerd. De productie vanzeep werd in 1958 gestopt. Vanaf 1988 was hetgebouw provinciaal monument, in 2004 werdhet gepromoveerd tot rijksmonument. Heteerste restauratieplan stamt al uit 1995 en zouin 2005 van start moeten gaan.Het tweede excursieobject was de voormaligechocoladefabriek Boon, gelegen in het hartvan Wormerveer. Het complex omvat <strong>een</strong> cacaotorenvan vier bouwlagen uit 1916 en <strong>een</strong>chocoladefabriek van twee verdiepingen uit1919. Beide gebouwen zijn uitgevoerd in vroegebetonbouw. De fabriek is voorzien van paddestoelkolommen.Het ontwerp was van MartStam. De gebouwen zijn in 2001 aangewezenals beschermd rijksmonument.Het complex was in 2000 aangekocht door deWoonmij Zaanstad <strong>met</strong> het doel hun hoofdkantoordaar te vestigen en de rest van hetterrein te herontwikkelen <strong>met</strong> woningbouw,winkels, bibliotheek en <strong>een</strong> stadsplein. Deingrijpende restauratie werd in 2003 voltooid.Het gezelschap werd rondgeleid door restauratiearchitectJan Goedhart en de directeur vande Woonmij Zaanstad tentijde vande restauratie,Syb de Witte. In het bedrijfsrestaurantwerden beide bezochte projecten toegelicht enwas er <strong>een</strong> korte discussie. Er kon <strong>een</strong> goedeindruk verkregen worden hoe goed de kantoorfunctiewas ingepast in het gerestaureerdemonumentale complex.


De ZaanMiddagprogramma 3Na <strong>een</strong> tocht per boot, <strong>met</strong> deskundige toelichtinglangs het industrielandschap van deZaan werd <strong>een</strong> bezoek gebracht aan de voormaligekoek- en chocoladefabriek van Verkade,waarvoor thans herbestemming in voorbereidingis. Tijdens de terugtocht vond aanboord <strong>een</strong> discussie plaats <strong>met</strong> de gem<strong>een</strong>te,de architect en de projectontwikkelaar.Betrokkenenir. P. Carree - Carree Architecten, Zaandammw. H.L. Pattijn - Cocon, Amsterdammw. W. van Ritbergen - particuliere organisatiesdhr. G. van der Graaf - Projectleider Zaanoeverproject46


47Vanaf de steiger op het Hembrugterrein vertrekt<strong>een</strong> rondvaartboot om via het Noordzeekanaalde Zaan op te varen naar de voormaligeVerkadefabriek en weer terug naar gebouw41. Op de boot krijgen aanwezigen van Gertde Graaf <strong>een</strong> korte uit<strong>een</strong>zetting van de (militaire)geschiedenis van het Hembrugterreinen <strong>een</strong> toelichting op wat er langs de oeversvan de Zaan te zien is. Zo varen we langs<strong>een</strong> lang wit gebouw aan het water waar <strong>een</strong>schietbaan gehuisvest was en wordt <strong>een</strong> groepbomen achter woningen op<strong>een</strong>s <strong>een</strong> stuk interessanteromdat het het plofbos was; bomenaangeplant ter bescherming van de woningentegen rondvliegende kogels. Stroomopwaartslangs de Zaan legt Gert het Zaanoeverprojectuit, <strong>een</strong> vernieuwingsproject dat door demarktsector getrokken moet worden en waarde gem<strong>een</strong>te Zaanstad <strong>een</strong> coördinerendefunctie heeft. We varen langs <strong>een</strong> eiland,dat gesaneerd is (de bodem van de Zaan isdoor alle industrie zwaar vervuild) en waaropzogenaamde hoogwaardige bebouwing neergezetis. De monding van de Zaan heeft <strong>een</strong>bijzondere geschiedenis omdat er restantenvan scheepswerven uit de vijftiende, zestiend<strong>een</strong> zeventiende eeuw gevonden zijn. Hoewelooit wereldberoemd, is van de scheepswervenniets meer over. Het Zaantheater komtvoorbij, <strong>een</strong> gebouw van de tekentafel van architectPaul Carrée, ook aan boord om straksbij de Verkadefabriek het <strong>een</strong> en ander te gaan


vertellen. Terwijl we liggen voor de sluis in afwachtingop onze beurt, verteld mevrouw VanRitbergen over de sluis van Zaanstad. Hoewelhet verval in de Zaan maar 10 cm bedraagtis er toch <strong>een</strong> sluis nodig. De grote gemalenvan Den Helder en Zaanstad regelen namelijkmin of meer de hele waterstand voor Noord-Holland en die moet heel stabiel zijn. Vroegerwaren de sluizen overkapt uit constructieveoverwegingen; door de gebrekkige funderingenwas het moeilijk de staande schottengoed rechtop te laten staan. De Zaan is tegenwoordigerg ondiep, wat tot problemen bij descheepvaart lijdt. De rivier is echter niet zomaaruit te baggeren, omdat, zoals al gezegd,de bodem van de Zaan zo vervuild is. Dewoningbouw aan de oostzijde is grootschalig,bij het ontwerp van deze appartementencomplexenis de schaal van de gebouwen van devoedingsmiddelenindustrie aangehouden diehier eerder stonden.Na <strong>een</strong> uurtje leggen we aan bij de Verkadefabriek.Hier liggen frisse pakjes klaar ommee te nemen en wordt de groep gesplitst, de<strong>verslag</strong>maakster zit in de groep die rondgeleidwordt door Paul Carrée. De Verkadebriek is<strong>een</strong> complex van allerlei verschillende gebouwendie in de loop der eeuw aan het eerstedeel uit 1885, de broodbakfabriek gebouwdzijn. Het geheel staat leeg en wacht op <strong>een</strong>opknapbeurt en nieuwe bestemmingen. Tot2002-2003 is het complex in bedrijf geweest,48


49Verkade is inmiddels verhuist naar <strong>een</strong> andereplek in Zaanstad. De rondleiding gaat doorallerlei verschillende onderdelen van de voormaligefabriek. We beginnen in de broodbakfabriek<strong>met</strong> <strong>een</strong> mooie kapconstructie <strong>met</strong> ijzerenPolonceauspanten. Opvallend door heelhet gebouw is dat alle ramen boven ooghoogtegeplaatst zijn, de arbeiders konden dan inelk geval niet afgeleid worden door allerleidingen die ze buiten zouden kunnen zien,terwijl er wel genoeg licht naar binnen viel omaan de band de chocoladerepen te maken.De verschillende delen van de fabriek hebbensowieso mooie constructies die goed te zienzijn. Het is de bedoeling, volgens Carrée, datalles bij de verbouwingen in het zicht gelatenwordt, om het industriële karakter van hetcomplex te behouden. Er zijn leuke en mooiedetails te bewonderen; de parketvloer op demeelzolder bijvoorbeeld, die ervoor zorgdedat het meel niet door de vloerdelen h<strong>een</strong> viel,de enorme weegschaal die op decigrammennauwkeurig is, de wateropslag in <strong>een</strong> grootvat in de watertoren, die van de buitenkantvormgegeven is als <strong>een</strong> markant herkenningstekenaan de Zaan <strong>met</strong> daarop het logo vanVerkade, of de kleedzolder van de Meisjes vanVerkade. De bedoeling is dat het hele complexopgedeeld wordt en nieuwe bestemmingenkrijgt. Ruimte voor bedrijven bovenin, en opde begane grond openbaar toegankelijke voorzieningen.Dat is g<strong>een</strong> gemakkelijke opgave en<strong>een</strong> groot deel van het gebouw heeft nog g<strong>een</strong>nieuwe huurder gevonden. Wat in elk gevalwel doorgaat is <strong>een</strong> sportschool die zich in hetdeel van het complex gaat vestigen. Nadat ieder<strong>een</strong>het hele gebouw rond geweest is, stappenwe in de boot terug naar het Hembrugterrein.Onderweg worden we bijgepraat overhet enorme brandgevaar dat er altijd langs deZaan geweest is in al die fabrieken en de Zaansebrandweer, de beste van Nederland.


Traditioneel ZaansMiddagprogramma 4Per bus werd <strong>een</strong> bezoek gebracht aan hetklassieke beeld van de Zaan dat onder deskundigebegeleiding getoond werd in hetbeschermde dorpsgezicht Gortershoek envervolgens tijdens <strong>een</strong> korte wandeling doorde Zaanse Schans. In pakhuis ‘Vrede’ op deZaanse Schans zou <strong>een</strong> presentatie verzorgdworden door de initiatiefnemer en de directeur.Door ziekte van beide beoogde sprekers,werden de i<strong>nl</strong>eidingen overgenomendoor de beide begeleiders van dit middagprogramma.Betrokkenendhr. F. Wytema - particulier, Zaandamdhr. P. van Nugteren - architect, ZaandamBij de voorbreidingen, doch door ziekte verhinderd:dhr. J. Schipper - architect en initiatiefnemer van deZaanse Schansdhr. V. Moussault - directeur Zaans MuseumSamen <strong>met</strong> deskundigen Piet van Nugterenen Frans Wytema is de groep perbus vervoerd naar de omgeving van deZaanse Schans, bij de grens Koog aande Zaan en Zaandijk. De eerste wandelingvoerde door Gortershoek, hetbeschermde dorpsgezicht dat aan deandere kant van het water, de Zaan, ligtdan de Zaanse Schans. Hier staan veelZaanse huizen, vooral rijksmonumenten,waar vroeger de fabrikanten en handelarenzich buitendijks gingen vestigen.50


Onder andere de familie Honig en Duivis.Deze vaak veelal <strong>met</strong> hout gebouwde huizenzijn prachtig, en ook de bijbehorende tuinen.De arbeiders woonden op de paden. Decombinatie van dijk en paden heet de Zaansestructuur. Uitleg wordt gegeven over de stedelijkestructuur, het functioneel gebruik, en overde planologische ontwikkelingen van nu.Vervolgens gaan we <strong>met</strong> de bus naar de overkant,naar de Zaanse Schans voor de tweedewandeling. Alle gebouwen die hier staan zijngetransporteerd vanaf andere locaties. Detypische Zaanse huizen, ook weer veel houten groen, zijn overal vandaan gehaald. Deste rijker <strong>een</strong> bewoner was, des te verder <strong>een</strong>huis wordt doorgebouwd tot aan de Zaan.Behalve huizen staan hier veel molens, en welverschillende typen. De wandeling eindigt in(graan)pakhuis ‘Vrede’ op de Zaanse Schans.Daar wordt <strong>een</strong> presentatie gegeven over hetontstaan en de ontwikkeling van het gebied.De Zaanse Schans is ontstaan in de jaren‘45-’46. Het is als woonbuurt gestart, daarnais het <strong>een</strong> toeristisch trekpleister geworden,<strong>met</strong> veel commercie. Die commercie bevindtzich echter all<strong>een</strong> aan het begin van het park.De Zaanse structuur is helemaal gekopieerd,en de Schans bestaat vooral uit <strong>een</strong> combinatievan houtbouw, molens, roerend goeden pakhuizen. Het wordt gefinancierd doorde gem<strong>een</strong>te. Echter, er is g<strong>een</strong> doorlopendefinanciële structuur. Het onderhoud van hetgebied is kostbaar, vooral vanwege al dat hout.Het parkeren biedt <strong>een</strong> inkomstenbron. Op ditmoment wordt er gewerkt aan <strong>een</strong> financieelfundament. Belangrijk hierbij zijn de verhoudingentussen ondernemers, bewoners enhet museum. Als er niet op tijd <strong>een</strong> financiëlestructuur wordt neergezet zal de gem<strong>een</strong>temeer moeten financieren. Bijzonder van hetgebied tot slot is dat het altijd open is, er staatg<strong>een</strong> hek omh<strong>een</strong>. De publiekstoegankelijkheidis bijzonder groot. Door gebrek aan tijdwordt de presentatie niet meer gevolgd door<strong>een</strong> discussie.51


Stelling van AmsterdamMiddagprogramma 5Het Hembrugterrein vormde <strong>een</strong> functioneelonderdeel van de Stelling van Amsterdam.De bescherming voor de forten van de Stellingstrekt zich echter niet uit tot het terrein.Slechts enkele onderdelen zijn tot nu toe beschermd.Na <strong>een</strong> rondleiding over het terreinverzorgden de Stichting Stelling van Amsterdamen de provincie Noord-Holland elk <strong>een</strong>korte presentatie, welke gevolgd werden door<strong>een</strong> discussie .Betrokkenenmw. drs. I. Günther - voorzitter Stichting Stelling vanAmsterdamdhr. C. Wagemakers - secretaris Stichting Stelling vanAmsterdamdhr. J. Bart - eigenaar/gebruiker Fort benoordenPurmerenddrs. J. van Burk - hoofd monumenten archeologiecultuur & educatie Provincie Noord-Holland52


Stichting MEGADe stichting MEGA heeft als doelstelling: “Verbredingvan belangstelling voor en verdiepenvan kennis over de militaire infrastructuurvan Amsterdam door de eeuwen h<strong>een</strong> in hetalgem<strong>een</strong> en de Stelling van Amsterdam in hetbijzonder”. De Werkwijze is als volgt:1. Het doen van historisch onderzoek en verzamelenvan actuele informatie;2. Het verstrekken van voorlichting en hetuitwisselen van gegevens, onder meer doormiddel van het organiseren van rondleidingen,excursies, tentoonstellingen en lezingen;3. Het uitgeven van publicaties in druk of opelektronische wijze om het militair erfgoedbreed maatschappelijk onder de aandacht tebrengen;4. Zo nodig het verwerven of beheren vanroerende objecten om het behoud ervan teverzekeren.Websites:Stelling van Amsterdam. Een stadsmuur vanwater. www.stelling-amsterdam.orgStelling van Amsterdam Junior.www.junior.stelling-amsterdam.orgRadarstation Seeadler: www.rgaros.<strong>nl</strong>/seeadlermaterieel en munitie naar delen van de Stellingovergebracht worden, waar ze nodigwaren.Bijvoorbeeld naar het deel dat werdaangevallen. Het AVP kreeg pas in oorlogstijd,1916, enige omvang. Maar snel na het eindevan de Eerste Wereldoorlog werd het gebruiktvoor beproeving van munitie en wapens. Eerderwaren er al vier turfloodsen gebouwd <strong>met</strong><strong>een</strong> beginvoorraad brandstof in geval van hetintreden van <strong>een</strong> beleg.De vier sectoren van deStelling hadden elk <strong>een</strong> sectorpark <strong>met</strong> tweeafdelingen. Het Sectorpark Zaandam, afd. Materieelwas direct naast het AVP gevestigd. Hetis in 1901 gebouwd en bestond uit <strong>een</strong> nogbestaande woning/bureel en <strong>een</strong> geslooptehouten bergloods. Ook de vier magazijnen uit1917 voor voertuigen, patronen en materieelzijn nog aanwezig.Verslag en inhoud rondleiding is gepubliceerdin de Nieuwsbrief Stelling van Amsterdamnr 200 (http://nieuwsbrief.stellingamsterdam.org/)Stichting MEGA, Heemraadweg 2231382 HR Weesp 0294 - 41 09 08secretaris@stichting-mega.<strong>nl</strong> www.stichtingmega.<strong>nl</strong>Samenvatting betoog:Wat we nu kennen als het Hembrugterreinbestond oorspronkelijk uit drie verschillendeterreinen. Er is zelfs nog <strong>een</strong> vierde terreintjegeweest <strong>met</strong> <strong>een</strong> Marechaussee Kazerne.De drie terreinen waren: Artillerie-Inrichtingen,Algem<strong>een</strong> Verdedigingspark en SectorparkZaandam afd. Materieel. Alle drie de terreinenhadden <strong>een</strong> functie in de logistieke ketenvoor de Stelling. De Artillerie-Inrichtingen (AI)begon in 1679 als affuitmakerij in Delft maarrond 1880 kampte het <strong>met</strong> ruimtegebrek voor<strong>een</strong> meer industriële fabricage. Tevens werdhet noodzakelijk geacht om de AI binnen deStelling van Amsterdam te plaatsen. Het Algem<strong>een</strong>Verdedigingspark (AVP) zou het centralemagazijn voor de Stelling worden. Via deonderliggende sector- en groepsparken zou53


Mobiel erfgoedMiddagprogramma 6De Monumentenwet spreekt all<strong>een</strong> overonroerende zaken. Mobiel erfgoed kan dusnog niet beschermd worden maar komt welsteeds meer in de aandacht. Zo bevindt zichop het Hembrugterrein de Stichting MobieleArtillerie. Na <strong>een</strong> bezoek aan deze collectievond <strong>een</strong> discussie plaats <strong>met</strong> de StichtingMobiele Collectie Nederland over de mogelijkhedenen onmogelijkheden van beschermingvan mobiel erfgoed.Betrokkenendhr. J. Nieweg - Voorzitter Mobiele Collectie Nederlanddhr. A. van der Holst - Centrum voor Industrieel enMobiel Erfgoeddhr. O. Tanger - Mobiele Collectie Artilleriedhr. ir. H. Ambachtsheer - monumentenzorg,gem<strong>een</strong>te Den Haagdhr. J.P. Janse - Voorzitter Landelijke WerkgroepHavens en Ligplaatsen54


Aan dit middagprogramma werd door ongeveer15 personen deelgenomen. Middagvoorzitterwas Jaap Nieweg (JN), voorzitter van deStichting Mobiele Collectie Nederland (MCN),i<strong>nl</strong>eiders waren Arno van der Holst(AH),penningmeester MCN, Henk Ambachtsheer,gem<strong>een</strong>te Den Haag en Jan Pieter Janse, voorzitterLandelijke werkgroep havens en ligplaatsen.De middagvoorzitter leidt de sprekers in.Hij stelt vast dat mobiel erfgoed van alle tijdenis. De industriële revolutie levert logistiekeontwikkelingen, waarbij hedendaagse transportmiddelenop<strong>een</strong>s via <strong>een</strong> vaak vaag grensvlaktot mobiel erfgoed worden. Soms via <strong>een</strong>leeftijdsgrens (50 jaar voor schepen, 25 voorauto’s) soms via buitendienststelling uit <strong>een</strong>bedrijfsvoering. Dit vraagt om beleid op verschillendefronten. Vandaar drie i<strong>nl</strong>eidingen,vanuit drie invalshoeken.Arno van der HolstIs samenspraak <strong>met</strong> de middagvoorzitterbedenker en oprichter van MCN, dit naar aa<strong>nl</strong>eidingvan <strong>een</strong> verzoek van staatssecretarisvoor Cultuur Dr. F. van der Ploeg (1998). Hij isdirecteur van het Nationaal Luchtvaart ThemaparkAviodrome in Lelystad, bestuurslid vande Nederlandse Federatie Historische Luchtvaarten staat daarmee aan de basis van denota historische luchtvaart, waarover o<strong>nl</strong>angs<strong>met</strong> het Ministerie van Verkeer en Waterstaatover<strong>een</strong>stemming is bereikt. MCN kent viersectoren, <strong>nl</strong>. water (schepen), weg (auto’s),rail (treinen/trams) en lucht (vliegtuigen). Inhet bestuur zijn er twee vertegenwoordigersper sector, waarvan één voor Musea en éénvoor particuliere eigenaren. Het initiatief ontstondeige<strong>nl</strong>ijk op basis van miskenning envanuit het advies van de Raad voor Cultuurvoor de Cultuurplanperiode 2001 – 2004 kreegMCN <strong>een</strong> drieledige opdracht, namelijk:a onderzoek de omvang en de kwaliteit van demobiele collectie in Nederland;b inventariseer de de knelpunten in behoud enbeheer van mobiel erfgoed;c. vergroot het draagvlak voor mobiel erfgoed.55


Inmiddels heeft MCN het nationale registermobiel erfgoed aan de Staatssecretaris(Medy van der Laan) kunnen aanbieden, <strong>met</strong>daarin via sectorale registers 2500 schepen,14 treinen en trams, 1000 vliegtuigen en 200typologiën voor ca. 200.000 auto’s. Tevensis er <strong>een</strong> knelpuntnota opgesteld, die medeals basis voor nieuw te formuleren rijksbeleidzal dienen. In MCN werken inmiddels meerdan 1000 organisaties samen. In 2003 heeftMCN de nota erfgoed in beweging aan deStaatssecretaris overhandigd, <strong>met</strong> daarin opgetekendde visie over beleid voor de periodet/m 2008. Inmiddels wordt onder de directeverantwoordelijkheid van de Staatssecretarisin samenwerking <strong>met</strong> het Ministerie vanOCenW, het Instituut Collectie Nederland, deRijksdienst Monumentenzorg en het Centrumvoor Industrieel en Mobiel Ergoed (CIME)door MCN meegewerkt aan het opzetten van<strong>een</strong> waardestellend kader voor mobiel erfgoedten behoeve van te ontwikkelen rijksbeleid.In <strong>een</strong> recent overleg <strong>met</strong> de staatssecretarisafgesproken dat dit waardestellend kader <strong>een</strong>onderdeel zal uitmaken van <strong>een</strong> meer gerationaliseerdwaarderingssysteem voor erfgoed,dat in najaar 2005 <strong>met</strong> de kamer zal wordenbesproken. De problemen worden niet all<strong>een</strong><strong>met</strong> geld opgelost, waarbij hij de luchtvaart alsvoorbeeld neemt).Henk AmbachtsheerHij is de ambtelijke initiatiefnemer geweestvan de huidige constellatie van het HaagsOpenbaar Vervoer Museum (HOVM) in <strong>een</strong>tijd – de jaren ’80 van de vorige eeuw – dat interessevan overheden voor mobiel en roerenderfgoed niet als vanzelfsprekend kon wordenbeschouwd.In Den Haag was <strong>een</strong> bijzondere situatie ontstaan,omdat de heer Munter als werkgroepleidervan de Tramweg Stichting zich over debijzondere collectie Haagse railvoertuigen hadontfermd. Een situatie die werd versterkt doordathet eigendom van de Collectie nog steedsvan de NV Haagse Tramweg Maatschappij(HTM) was en is.Met vertrek van HTM uit de remise FransHalsstaat in 1983 werd het mogelijk om hethistorisch materieel hier onder te brengen. Politiekbleek er inmiddels <strong>een</strong> draagvlak te zijnvoor het plaatsen van de gehele Haagse tramcollectieop de gem<strong>een</strong>telijke monumente<strong>nl</strong>ijst.Daarbij werd <strong>een</strong> over<strong>een</strong>komst geslotentussen de gem<strong>een</strong>te Den Haag, de HTM en destichting Haags Tram Museum (SHTM) overeigendom, beheer en presentatie van deze collectie.In <strong>een</strong> later stadium is het Haags BusMuseum aan deze constellatie toegevoegden kon er sprak zijn van het Haags OpenbaarVervoer Museum.De behuizing is inmiddels op de rijksmonumente<strong>nl</strong>ijstgeplaatst, gerestaureerd envormt daarmee <strong>een</strong> prachtige basis voor ditmuseum, waarin de samenwerking tussen<strong>een</strong> locale overheid en het rijk als uniek moetworden afgeschilderd. Het model zou <strong>een</strong>voobeeld voor andere grote steden (hebben)kunnen zijn.Jan Pieter JanseSchepen worden al heel lang gerekend tot onserfgoed en zijn zelfs aangemerkt als registergoed, zodat er hypotheken op kunnen wordenafgesloten. Dit maakt het varend erfgoed ookbij uitstek geschikt voor particulier initiatief.Hij schetst zijn bezorgdheid over <strong>een</strong> (te)grote invloed van de (centrale) overheid, diemogelijk door de MCN activiteiten zoudenkunnen ontstaan. Wel is er behoefte aan <strong>een</strong>faciliterend beleid door de locale overheden,als het gaat over ligplaatsen en havens.Hij geeft aan dat hij <strong>een</strong> voorstander is van hetverder ontwikkelen van de samenhang tussenonroerend en varend erfgoed. Het verderopenbaar maken van het register varend erfgoedziet hij daarbij als <strong>een</strong> belemmering, omdatveel particuliere eigenaren helemaal nietwillen dat hun gegevens daarmee openbaarworden bij de verschillende overheden.56


Discussie.Deze spitst zich erg toe op de wel/niet wensen/of noodzaak voor overheidssteun. Daarbijworden discussie-elementen vooral vanuitde eigen invalshoek ingebracht. De conclusieis dat er veel bereikt, ook in de sfeer van samen<strong>met</strong> elkaar aan de slag, maar er blijvennog steeds grote verschillen, waarvan hetwenselijk/noodzakelijk is die op termijn teoverbruggen.Mobiele collectie Nederland• MCN opgericht 1998• Treinen/vliegtuigen/auto’s/schepen• Initiatief wegens miskenning• Tijd genomen om stichting op te zetten• Samenstelling bestuur (particulieren/musea)• Cultuuraanvraag 1999 (2000-2004)de vaart der volkeren• Raad voor Cultuur: wij vreemde <strong>een</strong>ddoe onderzoek• 3 aandachtsgebieden:• 1: inventariseer wat er aan mobiel erfgoedaanwezig is en wat de cultuurhistorischewaarde daarvan is• 2: inventariseer de knelpunten• 3: vergroot het (gezame<strong>nl</strong>ijk) draagvlak• Geleverd:• 1: Het Digitaal Nationaal Register MobielErfgoed <strong>met</strong> 2500 schepen, 1400treinen en trams, 1000 vliegtuigen, en200 van de 200.000 (?) auto’s/bussen/vrachtwagens, etc.• 2: Knelpuntennotitie <strong>met</strong>oplossingsrichtingen• 3: Samenwerkingsverband van meerdan 1000 organisaties (wo 50 musea),300.000 particulieren, gezame<strong>nl</strong>ijkebij<strong>een</strong>komsten, website: www.mobielerfgoed.<strong>nl</strong>• Bericht van de mobiele collectie Nederland2003• Stand van zaken nu:• Waardestellend kader ICN: selectie A/B/C objecten• Deelterrein Collectie• Deelterrein behoud en beheer• Deelterrein presentatie• Deelterrein ondersteuning• Gesprek <strong>met</strong> Medy gehad, najaar beleid.• Problemen zijn groot: knelpunten (luchtvaartals voorbeeld)• Geld all<strong>een</strong> lost onze problemen niet op• We gaan <strong>met</strong> veel plezier detoekomst tegemoed!57


ColofonVoorlopig <strong>verslag</strong> van de Nationale monumentenstudiedad2005uitgebracht door de Stichting Nationaal ContactMonumenten te amsterdamRedactie: Jan Willem van BeusekomVormgeving: Martien HeemskerkIllustraties bij de i<strong>nl</strong>eidingen afkomstig van desprekers en i<strong>nl</strong>eidersoverige fotos: mevrouw M.G. Flury te Leiden58

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!