16.07.2015 Views

Bureau Wederopbouw Boerderijen

Bureau Wederopbouw Boerderijen

Bureau Wederopbouw Boerderijen

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

MMW. M.S. ELPERS M.A. – WETENSCHAPPELIJK MEDEWERKER MEERTENS INSTITUUT, AMSTERDAMHET ARCHIEF VAN HET<strong>Bureau</strong><strong>Wederopbouw</strong><strong>Boerderijen</strong>1RECONSTRUCTIESCHETS VAN EEN VERWOESTE BOERDERIJ, RACM, COLLECTIE SHBO/BWB.Het <strong>Bureau</strong> <strong>Wederopbouw</strong> <strong>Boerderijen</strong>Sinds 2007 is de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten inhet bezit van het archief van het <strong>Bureau</strong> <strong>Wederopbouw</strong> <strong>Boerderijen</strong> (BWB). De daarinbewaarde documenten lijken een waardevolle bron te zijn, maar hebben tot nu toe bijonderzoek nauwelijks een rol gespeeld. Dit is verrassend, temeer daar de wederopbouwarchitectuursinds enkele jaren in de belangstelling staat. 1 Een belemmerendefactor voor het gebruik van het archief was tot nu toe de geringe bekendheid en eenslechte inhoudelijke toegankelijkheid. Dit essay vormt een eerste stap om in dezesituatie verandering te brengen. Eerst wordt de geschiedenis van het <strong>Bureau</strong><strong>Wederopbouw</strong> <strong>Boerderijen</strong> geschetst. Vervolgens zal worden ingegaan op degeschiedenis van het archief en op zijn vorm en omvang, om te besluiten met enigebeschouwingen over de relevantie van het archief als bron voor historisch onderzoek.ijdens de Tweede WereldoorlogTwerden in Nederland meerdan 8000 boerderijen totaalverwoest. 2 De meesten gingenin de laatste oorlogsjaren verloren(voornamelijk in Noord-Brabant, Gelderlanden Limburg), maar ook reeds aan hetbegin van de oorlog werden boerderijen verwoest.Zo werden in de meidagen van 1940 opbevel van het Nederlandse leger bij deGrebbelinie ongeveer driehonderd boerderijenpreventief in brand gestoken om de naderendevijand geen mogelijkheden tot verschansingte bieden en om het schootsveld vrij te krijgen.40


VITRUVIUS NUMMER 3 APRIL 2008In hetzelfde jaar kwamen er nog zo’n 250boerderijen bij die tijdens gevechten werdenverwoest of voor vliegvelden moesten wijken.Vanuit de overtuiging dat de boerderijen methet oog op de voedselvoorziening zo snelmogelijk moesten worden hersteld, was reedsop 15 juli 1940 door de rijksoverheid het<strong>Bureau</strong> <strong>Wederopbouw</strong> <strong>Boerderijen</strong> opgericht. 3Het BWB ressorteerde onder het <strong>Bureau</strong>Ontruiming (onderdeel van het Rijksbureauvoor Voedselvoorziening in Oorlogstijd), datna de oorlogshandelingen in mei 1940 wasbelast met het herstel van het landbouwproductieapparaat.4 Als directeur van het BWBwerd A.D. van Eck benoemd, die samen metzijn personeel van de bouwkundige afdelingvan de Directie van de Wieringermeer kwam.Van Eck beschikte niet alleen over ruimeervaring op het gebied van de moderne boerderijbouw,maar was ook goed op de hoogtevan de zeer uiteenlopende typen van boerderijenin Nederland, omdat hij in het geheleland onderzoek had gedaan naar het besteboerderijtype voor de Wieringermeer. 5De belangrijkste taak van het BWB was decoördinatie van de herbouw van de verwoesteboerderijen. Nederland was voor dit doelonderverdeeld in verschillende districten enrayons met telkens een district- en rayonbureauvan het <strong>Bureau</strong> <strong>Wederopbouw</strong> <strong>Boerderijen</strong>.Het hoofdkantoor was – na een zeerkorte periode in Utrecht – vanaf de herfst van1940 gevestigd in Amersfoort. In 1942 verhuisdehet naar Zwolle. 6 Na de bevrijdingging het <strong>Bureau</strong> Ontruiming over in deRijksdienst voor Landbouwherstel (Ministerievan Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening).Het BWB, wiens taken werdenuitgebreid met de herbouw van de sindsseptember 1944 door oorlogsgeweld verwoesteboerderijen, ressorteerde korte tijd onderdeze dienst, maar kwam in september 1945uiteindelijk onder het gezag van het Collegevan Algemeene Commissarissen van <strong>Wederopbouw</strong>en Bouwnijverheid (Ministerie vanOpenbare Werken en <strong>Wederopbouw</strong>). 7 In1949 werd het BWB na een reorganisatieomgedoopt tot Afdeling <strong>Boerderijen</strong>bouw2SAMENVATTINGIn juli 1940 werd door de rijksoverheideen bureau opgericht dattot in de jaren ‘50 de herbouw vande boerderijen coördineerde diedoor oorlogshandelingen verwoestwaren. Het archief van dit <strong>Bureau</strong><strong>Wederopbouw</strong> <strong>Boerderijen</strong>, sindskort in het bezit van de RACM, istot nu toe vrij onbekend.Het artikel beschrijft en beoordeelthet archief: Welke vragenover de wederopbouw kan hetbronnenmateriaal beantwoorden?SCHADEFORMULIER,RACM, COLLECTIE SHBO/BWB.41


MVITRUVIUS NUMMER 3 APRIL 2008van het Ministerie van <strong>Wederopbouw</strong> enVolkshuisvesting met als hoofd P. Tijm. Hethoofdkantoor in Zwolle werd opgeheven enVan Eck vertrok met een gedeelte van zijnstaf naar de Noordoostpolder. Daar had mendringend personeel nodig om de boerderijbouwin de drooggelegde polder in goedebanen te leiden. 8 De Afdeling <strong>Boerderijen</strong>bouwhield zich tot het midden van de jaren‘50 bezig met de wederopbouw van de doorde oorlog getroffen boerderijen. Toen door dewatersnoodramp van 1953 ruim 450 boerderijenwerden verwoest, kregen haar werkzaamhedentijdelijk weer een impuls, maarna de afhandeling van de schade, werd zijopgeheven. 9Het BWB 10 liet noodwoningen en noodstallenbouwen, nam de schade op, stelde richtlijnenvast voor de wederopbouw, toetste de architectenkeuze,beoordeelde de bouwplannen enbestekken van meer dan 8000 wederopbouwboerderijen,verzorgde de aanbestedingen,hield toezicht op de werken en regelde definanciering. 11 Tussen 1945 en 1956 werktehet BWB nauw samen met de Rijksdienstvoor Landbouwherstel en vanaf 1950 ookmet de Stichting voor de Landbouw. Ditbetrof niet alleen de schaderegistratie 12 , maarvooral ook het geven van landbouwkundigeadviezen omtrent de nieuwe gebouwen en opgrond hiervan het opstellen van algemene3BRIEF VAN EENBOER AAN HETBWB METKLACHTEN OVERHET TRAGEVERLOOP VAN DEWEDEROPBOUW,RACM, COLLECTIESHBO/BWBrichtlijnen. Bovendien werd samen beslisthoeveel boerderijen in ieder provincie met deter beschikking komende materialen enarbeidskrachten per jaar konden worden herbouwd.In de praktijk werd de samenwerkingdoor commissies gerealiseerd: de CentraleCommissie van Advies voor Herbouw <strong>Boerderijen</strong>en provinciale adviescommissies. 13Voor het opnemen van de schade werdenformulieren ingevuld met gedetailleerdegegevens over de verwoeste boerderij: degrootte en het type van het bedrijf (bedrijfsoppervlakteen veebezetting vóór de oorlog),het aantal op de boerderij wonende en werkendemensen, datum, oorzaak en omvangvan de verwoesting. De formulieren bodenook ruimte voor advies over de grootte van denieuw te bouwen boerderij. Reconstructieschetsenvan de oude boerderijen waren, netals de schadeformulieren, bedoeld om inzichtte krijgen in de oude boerderij – enerzijds omin zekere mate als voorbeeld te kunnendienen voor de nieuwe boerderij en anderzijdsom te kunnen bepalen, hoe veel geld deeigenaar van de boerderij moest bijdragenaan de totale bouwkosten, die voor het anderedeel door de overheid werden gedragen. Dezeeigen bijdrage was afhankelijk van hetbedrijfstype, de grootte, de leeftijd en de toestandvan de oude boerderij. 14De boeren konden in principe zelf een architectvoor de wederopbouw aanwijzen, maarlieten deze mogelijkheid vaak over aan hetBWB. Dat schakelde overwegend plaatselijkearchitecten in. Tekeningen voor de wederopbouwen bijbehorende bestekken, waarvoorin verband met toenemend geld- en materiaaltekortsteeds meer richtlijnen werden opgesteld,15 moesten door het BWB worden goedgekeurdvoordat plaatselijke aannemers metde bouw konden beginnen. Het stond vooropdat eenvoudige, maar doelmatige gebouwenzouden ontstaan die een efficiënte eigentijdsebedrijfsvoering mogelijk maakten. De criteriawaarop men vooral lette, waren de verbeteringvan de bedrijfshygiëne en brandveiligheiden een efficiënte indeling. De vormgevingvan de modernisering leunde architectonischechter op traditie en kan in hetalgemeen als streekeigen worden gekarakteriseerd.Het zogenoemde streekeigen bouwen wassteeds weer onderwerp van discussie bij dewederopbouw. Toen Van Eck in 1940 directeurwerd van het BWB, vreesden velen datde uniforme boerderijbouw uit de Wieringermeerpolderte grote invloed zou hebben opde wederopbouwboerderijen in de rest vanhet land. 16 Van Ecks antwoord daarop was:‘Iedere streek heeft zijn eigen boerenhoeven en hetis allerminst ons plan om daarvoor in de plaats numaar een uniforme boerderij te zetten, hoe goeddie op zichzelf ook is.’ 17Om bij de nieuwbouw het gebruik van streekeigenelementen te kunnen bevorderen, kreegin 1946 een groepje onder leiding van boerderij-onderzoekerR.C. Hekker de opdrachtom 144 karakteristieke boerderijen in de verschillenderegio’s van Nederland op te metenen te documenteren. Gebrek aan materiaal, teweinig bouwvakkers en aannemers en tehoge bouwkosten zouden echter al snel eenaanpassing van de bouwplannen noodzakelijkmaken – vooral wat betreft de kleinereboerderijen met een grondbezit van minderdan tien hectare.Het BWB begon in 1947 plannen te makenvoor de standaardisatie van bouwonderdelenen montagebouw die later zouden leiden totredelijk uniforme gebouwen binnen bepaalderegio’s. 18 Terwijl men standaardisatie en respectvoor het streekeigene met elkaar probeerdete verzoenen, werd herhaaldelijk duidelijkgemaakt dat men de bedrijfstechnischeverbeteringen en het reduceren van de bouwenonderhoudskosten moest laten prevalerenboven het instandhouden van het streektype.De economische voordelen mochten niet ten42


VITRUVIUS NUMMER 3 APRIL 20084TEKENING VAN DEWEDEROPBOUW-BOERDERIJ DIE DEBOERDERIJ OP DERECONSTRUCTIE-SCHETS (FIGUUR 1)MOEST VERVANGEN,RACM, COLLECTIESHBO/BWBkoste gaan van het uiterlijk van het landbouwbedrijf.19 N.B. Goudswaard, afdelingshoofdvan het BWB-districtbureau Groningenen later inspecteur van de Afdeling <strong>Boerderijen</strong>bouw,en P. Tijm, hoofd van de Afdeling<strong>Boerderijen</strong>bouw, traden hierbij op alsbelangrijke woordvoerders en bewogen zichdaarmee in het spanningsveld tussen moderniseringen traditie dat reeds vanaf het beginvan de 20e eeuw niet onbekend was binnende georganiseerde bouwwereld. 20Geschiedenis van het archiefHet archief van het BWB 21 kent een complexegeschiedenis. Na de wederopbouwperiodewerden de dossiers bewaard bij hetarchief van het Ministerie van <strong>Wederopbouw</strong>en Volkshuisvesting. Samen met de dossiersvan de watersnoodschade aan boerderijenhad het BWB-archief een omvang van ruim190 strekkende meters. 22 Toen in 1960 deStichting Historisch Boerderij-Onderzoek(SHBO) werd opgericht, werden de 144opmetingen van Hekker, één van de oprichtersvan de SHBO, in langdurig bruikleenovergedragen aan de stichting. Eén argumentdaarvoor was dat de SHBO tevens historischeboerderijen liet opmeten ‘en dus het werk uit dejaren ‘46-’48 van het toenmalige <strong>Bureau</strong> <strong>Wederopbouw</strong><strong>Boerderijen</strong> voortzet’. 23Voordat het BWB-archief bij het AlgemeenRijksarchief werd ondergebracht, werd in1967 toestemming gegeven aan de SHBO omde voor boerderij-onderzoek relevante stukkenin te zien en te selecteren voor permanentebruikleen. Vanwege gebrek aan opslagruimteen mankracht voor de selectie, kon dezetoezegging evenwel jarenlang niet wordenwaargemaakt. Toen men in 1989 vernam dathet BWB-archief vernietigd zou worden,bleek een gedeelte, namelijk een groot deelvan het watersnood-archief en de oorlogsschade-dossiersvanaf de letter W, al verlorengegaan. 24 Op dat moment kon de toenmaligedirecteur C. Huijts een verdere vernietiginguitstellen en de voor de SHBO relevantestukken in 1990 naar Arnhem halen. 25 Bij deSHBO werd een nieuwe ordening van hetBWB-archief opgezet die beter voldeed aande toenmalige vraagstellingen van de stichting.Omdat de prioriteiten bij de vooroorlogseboerderijbouw lagen, 26 werden alledocumenten met gegevens over boerderijbouwvóór 1940 – met name de bovengenoemde schadeformulieren en reconstructieschetsen– geïntegreerd in het al bestaandeSHBO-tekeningen- en fotoarchief over historischeboerderijen. De tekeningen van dewederopbouwboerderijen en bestekken werdenapart gearchiveerd. Documenten die deSHBO in 1990 overbodig achtte, werden uiteindelijkvernietigd. Hierbij hoorden ookalgemene documenten over het werk van hetBWB en veel correspondentie.Sinds 2007 is het BWB-archief in het bezitvan de Rijksdienst voor Archeologie,Cultuurlandschap en Monumenten. Omdattot nu toe is vastgehouden aan de ordeningvan 1990, kan de vorm van het BWB-archiefde geschiedenis van historisch boerderijonderzoekweerspiegelen.Het archiefbestandHet archief van het BWB omvat tegenwoordigdossiers van ruim 7700 wederopbouwboerderijenmet telkens een schadeformulier,een reconstructieschets van de verwoesteboerderij, bouwtekeningen van de nieuwbouwinclusief bestek en zeer sporadisch watadministratieve correspondentie. Incidenteelzijn ook brieven bewaard van boeren met43


MVITRUVIUS NUMMER 3 APRIL 2008vragen en opmerkingen over de wederopbouwvan hun boerderij. De geografische verspreidingvan de dossiers toont zich als volgt:Noord-Brabant: ca. 2310, Gelderland: ca.1700, Limburg: ca. 950, Zeeland: ca. 690,Overijssel: ca. 580, Groningen: ca. 440, Zuid-Holland: ca. 270, Utrecht: ca. 250, Noord-Holland: ca. 230, Drente: ca. 150,Friesland: ca. 80.Verder bevat het archief de 144 tekeningeninclusief drie overzichtskaartenvan R.C. Hekker en zijn staf(Groningen: 9 tekeningen, Friesland:16, Drente: 8, Overijssel: 12,Gelderland: 13, Utrecht: 12, Noord-Holland: 17, Zuid-Holland: 17,Zeeland: 12, Noord-Brabant: 17,Limburg: 11). Het bijhorende rapport‘De ontwikkeling van de Nederlandseboerderijtypen’ dat tevens de basisvormt van Hekkers magnum opus‘De ontwikkeling van de boerderijvormenin Nederland’ 27 is te vinden inde collectie Hekker, tot 2007 eveneensbij de SHBO, nu bij de RACM. 28Een ‘Voorlopig rapport betreffende hetonderzoek naar de nog bestaandestreekeigen kenmerken in de Betuwsche<strong>Boerderijen</strong>’ en acht bijhorende opmetingen29 maken bovendien deel uitvan het BWB-archief. Deze documentenzijn geschreven en getekenddoor de architect R. Oldhoff, medewerkervan het BWB-districtbureauin Arnhem. Rapport en opmetingenwaren, zoals het werk van Hekker,bedoeld om de streekeigen kenmerkenvan de wederopbouwboerderijente bevorderen.In het BWB-archief liggen ook watmeer algemene documenten overhet werk van het BWB. Het betrefthier:- overzichtskaarten van de rayon- endistrictindeling;- enkele standaardtekeningen vanboerderijen;- een ‘Nota betreffende de financieringvan de herbouw der door oorlogsgeweldverwoeste boerderijen’ (1947), waarinA.D. van Eck naast de financieringsregelingook de werkwijze van hetBWB beschrijft; 30- een map ‘Overzicht van de herbouw van boerderijengedurende en na de oorlog van 1940-1945[1940-1956]’ samengesteld door F. Sander(Centrale Directie van de Volkshuisvestingen de Bouwnijverheid, Afdeling TechnischeControle) uit 1957, met een kritische beschrijvingvan wederopbouwboerderijen per provincieaan de hand van schetsen en een pleidooivoor rationele boerderijbouw;- een map ‘Aspecten van de boerderijenbouw inNederland’ [ca. 1951] met standaardtekeningenvan boerderijen en detailtekeningen voor hetbedrijfsgedeelte samengesteld door deOnderzoekGrote delen van het archiefmateriaal, deschadeformulieren, de reconstructieschetsenen de opmetingen van Hekker en Oldhoff,kunnen een gedetailleerd beeld geven van delandbouw in 1940 en de bijhorende architectuur.31 Gezien de unieke hoeveelheid dossiersAfdeling <strong>Boerderijen</strong>bouw van het Ministerievan <strong>Wederopbouw</strong> en Volkshuisvesting;- een album met 26 foto’s van wederopbouwboerderijen.Het album was een afscheidscadeauvoor G. van der Flier toen hij in 1948 na drie jaardienst bij het BWB overstapte naar het Ministerievan <strong>Wederopbouw</strong> en Volkshuisvesting.5WEDEROPBOUWBOERDERIJEN IN GENDT,kan het bronnenmateriaal als een zeer verhelderendinstrument voor een momentopnamedienen, juist ook bij onderzoek naar bepaalderegio’s of gemeentes. Wordt dit materiaalvergeleken met de bouwtekeningen enbestekken van de wederopbouwboerderijen,44


VITRUVIUS NUMMER 3 APRIL 2008dan is het mogelijk om – door de overheidgesteunde – ontwikkelingen in de boerderijbouw(en tevens in de landbouw) in kaart tebrengen. Ook de enkele bewaarde standaardtekeningenkunnen bij een comparatiefonderzoek meegenomen worden. Eenbelemmerende factor is, dat we niet wetenwelke getekende wederopbouwboerderijenuiteindelijk ook zonder aanpassingen en veranderingenzijn gerealiseerd. We kunnen erechter van uitgaan dat er wel strikt toezichtwerd gehouden op de bouw. Aanknopingspuntbieden lijsten van aannemersbedrijvendie voor een bepaalde periode van de wederopbouwwerden uitgesloten omdat zij naareen opzet hadden gebouwd dat niet goedgekeurdwas of wederopbouwambtenarenhadden willen omkopen. 32Het archiefmateriaal van het BWB kan alswaardevolle bron dienen voor een descriptiefonderzoek over boerderijen kort voor de oorlog,de oorlogsschade, de nieuwe wederopbouwboerderijenen de ontwikkelingen die daarmeesamenhangen. Wil men echter de dynamischeprocessen onderzoeken die ten tijde vande wederopbouw tot een bepaalde architectuurhebben geleid, dan blijkt het BWBarchiefeen minder geschikte bron.De onderhandelingen binnen het spanningsveldtussen modernisering en traditie, functionaliteiten esthetiek, uniformiteit envariabiliteit, waarbij niet alleen het BWB ende adviescommissies, maar bijvoorbeeld ookde Bond Heemschut waren betrokken, zijnbijzonder interessant. Maar hetBWB-archief, dat al nauwelijksdirect informeert over het werk vanhet BWB zelf, biedt hierbij geenhouvast. Het bevat geen documenten,die de debatten weergeven.Meer informatie leveren onderandere de notulen van de inspecteursvergaderingenvan deRijksdienst voor Landbouwherstel34 of de brieven in de collectieG.J.A. Bouma, tevens in het bezitvan de RACM. Als Rijkslandbouwconsulentvoor boerderijbouw, dienauwe banden had met de heemschut,zette Bouma zich tijdens dewederopbouw actief in voor hetbehoud van uiterlijke streekeigenkenmerken en traditionele vormen,daarbij op veel weerstand stuitend. 35HETEREN, RENKUM EN GROESBEEK RACM, COLLECTIE SHBO/BWBNaast de officiële instanties moetende bewoners van de boerderijen devolle aandacht krijgen. In hoeverrehadden zij invloed op de wederopbouw?Op een klein aantal brievenvan boeren na beschikt het BWBarchiefniet over documenten van ofover de bewoners. Documenten uitandere archieven kunnen ons hiermeer vertellen, en bieden bijvoorbeeldzicht op de actieve en creatieverol die boerinnen speelden bij dewederopbouw. 1945 had het Hoofdbestuurvan de Nederlandse Bondvan Plattelandsvrouwen het initiatiefgenomen tot het instellen vanprovinciale commissies om het BWBadviezen te kunnen geven voor dewederopbouw van de woongedeeltesen mee te werken aan de richtlijnen.36 Vier jaar later waren tweebrochures 37 gepubliceerd met daarinde eisen van de boerinnen. Dezewerden – geheel in het teken van derationalisering van de huishouding– bepaald door een efficiente indeling van hetwoongedeelte, hygiëne en moraal. 38Om nog dichter bij de bewoners te komenkan de onderzoeker nog steeds het veldingaan, tijdgenoten interviewen en egodocumentenals agenda's, brieven en familie-45


MVITRUVIUS NUMMER 3 APRIL 2008kronieken opsporen. In het kader van mijneigen promomotieonderzoek naar de symbolischedimensies van verlies en wederopbouwzijn de documenten uit het BWB-archief danweer van groot belang. Om mijn gesprekspartners,(toenmalige) bewoners van wederopbouwboerderijen,te stimuleren, bekijkenwe samen de bouwtekeningen en de reconstructieschetsen(kopieën uit het BWBarchief).Aan de hand daarvan kan zich eenlevendig gesprek ontwikkelen dat belangrijkeinformatie levert.Archiefmateriaal en data uit het veld kunnenelkaar vruchtbaar aanvullen, bijvoorbeeld alshet gaat over de ruimtelijke en de functionelestructuur van de wederopbouwboerderij.Volgens Van Eck zou de traditionele ‘mooiekamer’, ook wel ‘goei kamer’ of ‘pronkkamer’,die nog te vinden was in de oude boerderijenoverbodig zijn in de nieuwe gebouwen. Hijwas van mening, dat iedere kamer in een huisdagelijks gebruikt moest worden. 39 Omdat de‘mooie kamer’ een representatieve functie had,werd deze echter slechts gebruikt voor hetontvangen van notabele bezoekers of ophoogtijdagen. De bouwtekeningen uit hetBWB-archief laten dan ook vermoeden datde wederopbouwboerderijen geen ruimtevoor uitsluitend deze functie toelieten. Uitgesprekken over het gebruik van de vertrekken– de bouwtekeningen ondersteunden hierbijde ruimtelijke herinnering – blijkt daarentegendat sommige boerengezinnen wèl eenkamer in de boerderij tot ‘mooie kamer’ verklaardenen daarvoor afstand deden van dewoonkamer. De beweegredenen zijn complex:ze hebben te maken met de wens aan bepaaldebetekenisvolle rituelen en handelingen vastte houden om ook de nieuwbouw een dragervan traditie te doen zijn.De voetnoten bij dit artikel laten zien dat weandere bronnen dan het BWB-archief moetenraadplegen om meer te weten te komenover de actoren, die direct betrokken warenbij de wederopbouw van de boerderijen, omniet te spreken van de grotere context waarindeze wederopbouw heeft plaatsgevonden enbetekenis krijgt. Men kan hier bijvoorbeelddenken aan het grote netwerk van verschillendeinstanties die betrokken waren bij hetherstel van het complexe landbouwproductieapparaaten waarvan het BWB slechts deeluitmaakte. Maar vooral de diverse inspanningenin de 20e eeuw om de landbouwbedrijvente ontwikkelen, vormen een contextueelkader dat belangrijk is voor de interpretatievan de wederopbouw van de boerderijen.De grote waarde van het BWB-archief is tezien in de hoeveelheid schadeformulieren,reconstructieschetsen en bouwtekeningenvan de wederopbouwboerderijen. Zij kunnenals zeer relevante bron dienen voor onderzoek,zoals boven is beschreven. Voor eeninterpretatieve contextuele benadering moethet archiefmateriaal echter aangevuld wordenmet andere bronnen.1 In de eerste plaats kan hier het grote onderzoeksprojectover wederopbouwarchitectuur vande RACM worden genoemd.2 Het is niet mogelijk om het exacte aantal vanverwoeste boerderijen te geven; de gedocumenteerdedata variëren nogal en zijn in de loop derjaren naar beneden bijgesteld. Zie bijvoorbeeldNationaal Archief (NA), archief van de RijksdienstLandbouwherstel, toegang 2.11.08.06, inv.nr. 2,Verslag in hoofdzaken over 1953, bijlage 8.3 Archief Nieuw Land Erfgoedcentrum (RAFl),inv.nr. 449, Overeenkomst tussen de DirectieWieringermeer en de Directeur-Generaal van deVoedselvoorziening, 15-07-1940.6DE BOUW VANEEN WEDEROPBOUW-BOERDERIJIN DEGREBBELINIE,PRIVÉBEZIT.4 NA, archief van het <strong>Bureau</strong> Ontruiming,toegang 2.11.30.11, inv.nr. 6, Rapport betreffendede verrichtingen van het <strong>Bureau</strong> Ontruiming,4 oktober 1939 - 5 mei 1945.5 Geurts 2003, p. 22, 43; Archief Rijksdienst voorArcheologie, Cultuurlandschap en Monumenten(RACM), collectie SHBO/BWB, A.D. van Eck:Nota betreffende de financiering van de herbouwder door oorlogsgeweld verwoeste boerderijen.Zwolle, 02-09-1947, p. 20.6 RAFl, inv.nr. 1527, Brief van het hoofd vanhet BWB aan de Directeur van het <strong>Bureau</strong>Ontruiming, 30-05-1942 en inv.nr. 1034,Notulen van de directievergadering, 13-08-1942.7 NA, Rijksdienst Landbouwherstel, 2.11.08.06,inv.nr. 1, Jaarverslag 1945; RAFL, inv.nr. 1527,Contract betreffende de ontbinding van de overeenkomstwelke op 15 Juli 1940 is aangegaan.8 RAFL, inv.nr. 1248, Ministerie van <strong>Wederopbouw</strong>en Volkshuisvesting, Brief aan de Ministervan Verkeer en Waterstaat, 05-07-1948;zie ook Geurts 2003, p. 46.9 Wijk 1985, p. 39; zie ook NA, RijksdienstLandbouwherstel, 2.11.08.06, inv.nr. 2,Verslag in hoofdzaken over 1953-1956.10 Als vervolgens sprake is van het BWB wordtdaarmee ook de Afdeling <strong>Boerderijen</strong>bouw(vanaf 1949) bedoeld.11 A.D. van Eck/<strong>Bureau</strong> <strong>Wederopbouw</strong><strong>Boerderijen</strong>: Jaarverslag 1946; Tijm 1950, p. 210;zie bijvoorbeeld ook Dijk 1995, p. 369.12 De schade moest eerst worden aangemeld bijde plaatselijke bureaus van de Rijksdienst voorLandbouwherstel, waarvoor er een hoofdformulieren tien subformulieren waren. Subformulier1, dat bedoeld was voor de registratie van verwoesteboerderijen, werd doorgestuurd aan hetBWB. NA, Rijksdienst Landbouwherstel,2.11.08.06, inv.nr. 11, Nadere instructies voor deregistratie van schade aan landbouw-, veeteelt-, tuinenboschbedrijven.13 NA, Rijksdienst Landbouwherstel, 2.11.08.06,inv.nr. 3, Richtlijnen, instructies en mededelingen,EII b1, p. 3.14 RACM, collectie SHBO/BWB, A.D. van Eck:Nota betreffende de financiering van de herbouw derdoor oorlogsgeweld verwoeste boerderijen. Zwolle, 02-09-1947, p. 16-21; NA, archief van het Ministerievan Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening enMilieubeheer (VROM), Centrale sector 1940-1981,toegang 2.17.03, inv.nr. 5052, A.D. van Eck:Aanvullende nota op de ‘Nota betreffende definanciering van de herbouw der door oorlogsgeweldverwoeste boerderijen’. Zwolle, 28-12-1948; zieook de andere documenten bij inv.nr. 5052.15 NA, VROM, 2.17.03, inv.nr. 5051, Richtlijnenvoor het opstellen van bestekken.16 Zie bijvoorbeeld <strong>Boerderijen</strong> krijgen bij herbouwverbeterde bouwtypen. In: Het Vaderland, 16-7-1940,ochtendblad, p. 2; Oorlogsschade in de Peel wordt46


VITRUVIUS NUMMER 3 APRIL 2008hersteld. De wederopbouw van de woningen enboerderijen. In: De Tijd, 24-8-1940.17 <strong>Boerderijen</strong> krijgen bij herbouw verbeterdebouwtypen. In: Het Vaderland, 16-7-1940,ochtendblad, p. 2.18 RACM, collectie SHBO/BWB, A.D. van Eck:Nota betreffende de financiering van de herbouw derdoor oorlogsgeweld verwoeste boerderijen. Zwolle,02-09-1947, p. 14, 15; Eck 1947, p. 284; A.D.van Eck/<strong>Bureau</strong> <strong>Wederopbouw</strong> <strong>Boerderijen</strong>:Jaarverslag 1947, p. 7; P. Tijm/<strong>Bureau</strong><strong>Wederopbouw</strong> <strong>Boerderijen</strong>, Jaarverslag 1948, p. 6.19 NA, Rijksdienst Landbouwherstel, 2.11.08.06,inv.nr. 7, Verslag van de Inspecteursvergadering, 09-02-1949 en Verslag van de Inspecteursvergadering,06-07-1949; Tijm 1950, p. 210, 212;Goudswaard 1950, p. 472-475.20 Het congres ‘Landwirtschaftliche Bauten imNordwesten 1920 bis 1950’ in april 2008 in hetNederlands Openluchtmuseum in Arnhem isgewijd aan deze thematiek. Er zal in 2008 eencongresbundel verschijnen.21 De meeste dossiers uit dit archief dateren uit dejaren vóór 1949. Toen het BWB in 1949 werdomgedoopt tot Afdeling <strong>Boerderijen</strong>bouw van hetMinisterie van <strong>Wederopbouw</strong> en Volkshuisvestingwerd het oorspronkelijke BWB-archief verderaangevuld door deze afdeling, totdat de wederopbouwvan boerderijen tegen het midden van dejaren ‘50 was voltooid. Voor het gemak sprekenwij hier over het ‘archief van het <strong>Bureau</strong> <strong>Wederopbouw</strong><strong>Boerderijen</strong>’ – het archief bevat echter ookdocumenten van de Afdeling <strong>Boerderijen</strong>bouw.22 RACM, collectie SHBO, Brief van C. Huijts aande leden van het Dagelijks Bestuur, 30-08-1989.23 RACM, collectie SHBO, Brief van R.C. Hekkeraan A.J.B. Kempers (voorzitter SHBO), 19-04-1960; zie ook Brief van C.Th. Kokke (secretarisSHBO) aan R.C. Hekker (incl. bijlage), 04-05-1960; Brief van C. Sondervan van het Ministerievan Volkshuisvesting en Bouwnijverheid aan hetbestuur van de SHBO, 24-08-1960; Brief van A.J.Kempers en C. Th. Kokke aan het Ministerie vanVolkshuisvesting en Bouwnijverheid, 17-09-1960.24 Alle documenten waren op plaats gesorteerd.SHBO: Jaarverslag 1990, p. 15.25 RACM, collectie SHBO, Brief van C.S.T.J.Huijts aan de leden van het Dagelijks Bestuur(incl. bijlage), Arnhem, 30-08-1989; brief vanC.S.T.J. Huijts aan F.C.J. Ketelaar van hetAlgemeen Rijksarchief (incl. bijlage), Arnhem,30-01-1990; brief van E. van Laar van hetAlgemeen Rijksarchief aan C.S.T.J. Huijts,06-02-1990; brief van C.S.T.J. Huijts aan E. vanLaar van het Algemeen Rijksarchief, Arnhem,01-10-1990; brief van C.S.T.J. Huijts aan J.C.M.Veenman van het Ministerie van VROM,Arnhem, 15-10-1990.26 Olst 2001, p. 6.27 Hekker 1957.28 RACM, collectie SHBO/Hekker, doos 23/1.29 In het Inventaris van de administratieve en wetenschappelijkeverzamelingen van de SHBO uit 1973(bijlage II, p. 1; RACM, collectie SHBO) enin het Jaarverslag 1961 van de SHBO (p. 6)worden maar zeven tekeningen genoemd.30 Er bestaat een aanvullende nota die niet in hetBWB-archief ligt: NA, VROM, 2.17.03, inv.nr.5052, A.D. van Eck: Aanvullende nota op de‘Nota betreffende de financiering van de herbouwder door oorlogsgeweld verwoeste boerderijen’.Zwolle, 28-12-1948.31 Aan de hand van de gedocumenteerdeverwoestingen kan bovendien het verloopvan de oorlog worden geschetst.32 NA, Rijksdienst Landbouwherstel, 2.11.08.06,inv.nr. 4.33 Voor kwantitatieve informatie, het aantalverwoeste boerderijen, het aantal gebouwdenoodwoningen en -stallen, het aantal aanbestedeen gereedgekomen wederopbouwboerderijen perjaar of het beschikbare bouwvolume per jaar,moeten echter andere archieven geraadpleegdworden, zoals het archief van de Rijksdienst voorLandbouwherstel (NA, 2.11.08.06) of het archiefvan het Ministerie van VROM (NA, 2.17.03).34 NA, Rijksdienst Landbouwherstel, 2.11.08.06,inv.nr. 7.35 RACM, collectie SHBO/Bouma, doos 5, map 8,correspondentie met de Bond Heemschut en deAlgemene Nederlandse Vereniging voorVreemdelingenverkeer (ANVV); doos 6, map 4,documenten over het ontslag van Bouma alsRijkslandbouwconsulent voor Boerderijbouw.36 Internationaal informatiecentrum en archiefvoor de vrouwenbeweging (IIAV), archief van deChristelijke Plattelandsvrouwen (CPB), inv.nr.722, Correspondentie betreffende de Centralevan Boerinnen en andere plattelandsvrouwenen betreffende de Commissie <strong>Wederopbouw</strong> van<strong>Boerderijen</strong>; inv.nr. 73, Correspondentie van hetbestuurslid en de redactrice Roelofsen-Tegeler.37 Centrale van boerinnen en andere plattelandsvrouwen1949; Wiersma-Risselada 1946; zieook De wederopbouw van boerderijen.Plattelandsvrouwen wensen een adviserende stem.In: Rotterdamse courant, 29-04-1948.38 Zie ook Elpers 2008.39 Geurts 2003, p. 31; RAFL, inv.nr. 1716, briefvan A.D. van Eck aan de Directeur-Generaalvan den Landbouw, 05-04-1944, p. 3.Literatuur– Centrale van boerinnen en andereplattelandsvrouwen (1949). De boerinen haar huis, ‘s-Gravenhage.– Dijk, A. van (1995). Eens zal de Betuweweer in bloei staan. De wederopbouw in deOver-Betuwe. In: K. Bosma, C. Wagenaar(red.), Een geruisloze doorbraak.De geschiedenis van architectuur en stedenbouwtijdens de bezetting en de wederopbouw vanNederland, Rotterdam (p. 366-372).– Eck, A.D. van (1947). Standaardisatie bijboerderijenbouw in Limburg, Gelderland,Overijssel, Noord-Brabant en Zeeland.In: Bouw. Centraal weekblad voor hetbouwwezen 2/2 (p. 284).– K. Löffler, M. Haibl, E. Timm (red.),Wissen und Geschlecht beim Wiederaufbauder kriegszerstörten Bauernhöfe in denNiederlanden. In: Wissen und Geschlecht,Wenen (ter perse).– Geurts, A.J. (2003). <strong>Boerderijen</strong> inde Noordoostpolder. Bouwhistorie envormgeving 1942-1962, Lelystad.– Goudswaard, N.B. (1950). Revolutie in deboerdeirjbouw? In: Bouw. Centraal weekbladvoor het bouwwezen 5/2 (p. 472-477).– Hekker, R.C. (1957). De ontwikkeling vande boerderijvormen in Nederland. In: S.J.Fockema Andreae, E.H. ter Kuile, R.C.Hekker, Duizend jaar bouwen in Nederland,deel II. De bouwkunst na de Middeleeuwen,Amsterdam (p. 195-316, 321-323).– Olst, E.L. van (2001). Historische<strong>Boerderijen</strong> in Nederland. Een onderbouwderaming van het resterende bestand aanhistorische boerderijcomplexen gebouwdvoor 1940, Arnhem.– Tijm, P. (1950). <strong>Boerderijen</strong>bouw.In: Bouwkundig weekblad 14 en 15(p. 209-256).– Wiersma-Risselada, A.C. (1946).Het aandeel der vrouw bij dewederopbouwboerderijen, Den Haag.– Wijk, P.A.M. (1985). <strong>Boerderijen</strong>bekijken. Historisch boerderij-onderzoekin Nederland, Amersfoort.47

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!