16.07.2015 Views

Download PDF - vakbladvitruvius.nl

Download PDF - vakbladvitruvius.nl

Download PDF - vakbladvitruvius.nl

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

JAARGANG 3 I NUMMER 10 I JANUARI 2010METBIJLAGEONTWIKKELINGIN BEHOUDOVER ONTWIKKELINGEN INHET CULTUURHISTORIEBELEIDONAFHANKELIJK VAKBLAD VOOR ERFGOEDPROFESSIONALSA R C H E O L O G I E CULTUURLANDSCHAP MONUMENTENZORG


JAARGANG 3 I NUMMER 10 I JANUARI 201036B. FLAMMANC. KOOTHET HOOG-HEEMRAAD-SCHAP VANDELFLAND:ARCHEOLOGISCHEMONUMENTENZORG13DE OOGST VAN DEERFGOED AKADEMIE– DE DERDE WEG– VERDER MET ERFGOED– WELSPREKENDHEID & WIJSBEGEERTEIN DE ERFGOEDDISCIPLINER. STENVERTBOUWHISTORIE:DEEL IGEWAPENDBETON22GESTOLDE MASSAKORT4455W.A.M. HESSINGM.M.M ALKEMADEC.E.M. KAPTEINVERDER METVALLETTAW. OVERMARSNATUURLANDSCHAPPENEN ERFGOED:DEEL IHET EEUWIGELANDSCHAPRijk vorstengraf uit prehistorie • Kunsten ’92 en erfgoedorganisatiesbieden politiek erfgoedagenda aan• Pilot restauratiewerken Koninklijk Paleis Amsterdam • Drufabriekgeopend • Oudste orgel van Nederland • Architectenbureau Fritz gekozenvoor restauratie Sint Hubertus • Vlaamse community rondom erfgoeden diversiteit • NOaA lezingen • Schepenroute maakt Romeins verledenzichtbaar • Romeinse beekbrug Tungelroy wint Ym van der Werffprijs• Regeldruk ongekend hoog in Monumentenzorg • Beeckestijnweer open • Tweede leven steenfabriek Bosscherwaarden • Amsterdaminvesteert in eigen monumenten • PAGINA 4-12HOBÉON: MARKTWERKING IN DEMONUMENTENZORG PAG 42-43RECENT VERSCHENEN PAG 48-54VOOR U GELEZEN PAG 30-35AGENDA PAG 62-63


2 VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010SUB-SPONSORSMEDE-ONDERSTEUNERSPostbus 1600, 3800 BP AmersfoortTel. 033-421 7421 www.cultureelerfgoed.<strong>nl</strong>Past2Present-ArcheoLogicPelmole<strong>nl</strong>aan 12-143447 GW WoerdenTel. 0348-437 788Fax 0348-437 789info@archeologic.<strong>nl</strong>www.archeologic.<strong>nl</strong>Vitruvius is een informatief,promotioneel, onafhankelijkvaktijdschrift dat beoogt kennisen ervaring uit te wisselen,inzicht te bevorderen enbelangstelling te kweken voorde vakgebieden archeologie,cultuurlandschap enmonumentenzorg.Postbus 15, 3870 DA HoevelakenTel. 033-253 9439info@restauratiefonds.<strong>nl</strong>www.restauratiefonds.<strong>nl</strong>Nijverheidsweg-Noord 114 Tel. 033-299 81813812 PN Amersfoort Fax 033-299 8180Postbus 1513800 BM Amersfoort www.archeologie.<strong>nl</strong>EEN UITGAVE VANPostbus 842, 3800 AV AmersfoortTel. 033-460 5020www.stadsherstelamersfoort.<strong>nl</strong>Scheveningseweg 46, 2517 KV Den HaagTel. 070-306 6800 Fax 070-306 6870www.hobeon.<strong>nl</strong>Uitgeverij Educom BVMathenesserlaan 3473023 GB RotterdamTel. 010-425 6544Fax 010-425 7225info@uitgeverijeducom.<strong>nl</strong>www.uitgeverijeducom.<strong>nl</strong>Doetinchemseweg 61A7007 CB DoetinchemTel. 0314-36 99 40www.synthegra.comSpoorstraat 53811 MN AmersfoortTel. 033-277 9200www.vestigia.<strong>nl</strong>COLOFONUITGEVER/BLADMANAGERRobert DiederiksREDACTIEDrs. J.E. AbrahamseDrs. H.G. Baasmw. Drs. P.J. BraaksmaR.P.H. DiederiksIr. M. van HunenDr. H.C.M.KleijnDr. R.C.G.M. LauwerierS.A. Mullermw. Dr. E.M. TheunissenREDACTIERAADDr. C.H.M. (Chris) de BontWageningen UniversiteitDrs. H.M.P. (Jeroen) BouwmeesterSynthegraDrs. D.E. (Dorien) Fröling ADCDrs. B. (Boudewijn) GoudswaardPast2Present/ArcheologicDr. R.J. (Reinout) Rutte TU DelftProf.Dr.Ir. M. (Theo) SpekRijksdienst voorhet Cultureel erfgoed,Rijksuniversiteit GroningenIr. F.G.M. (Frank) Véhof NRfIr. G.A. (Gerdy) Verschuure-StuipTU DelftABONNEMENTENNederland 4 nrs/jaar E 45.-België 4 nrs/jaar E 55.-Voor betaling wordt eenfactuur verzonden. Vermeldbij correspondentie altijd hetabonneenummer (zie defactuur). Tijdige betalinggarandeert regelmatigetoezending. Abonnemente<strong>nl</strong>open automatisch door.Opzeggingen (uitsluitendschriftelijk per aangetekendschrijven) dienen uiterlijktwee maanden voor afloopvan de abonnementsperiodein ons bezit te zijn.LEZERSSERVICE /NABESTELLINGENAdresmutaties/abonnementenen nabestellingen doorgevenvia info@uitgeverijeducom.<strong>nl</strong>© Copyrights Uitgeverij Educom BVjanuari 2010.Niets uit deze uitgave mag wordengereproduceerd door middel vanboekdruk, foto-offset, fotokopie,microfilm of welke andere methodedan ook, zonder schriftelijketoestemming van de uitgever.ISSN 1874-5008


VAN DE REDACTIE3 VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010EEN KLEIN FEESTJEIn uw handen ligt het tiende nummer van Vitruvius. De eerlijkheidgebied ons te zeggen dat we twee jaar geleden niet voorzagendat het blad zo’n vlucht zou nemen: het is een gevestigdenaam in de wereld van ons erfgoed geworden, met een groeiendabonneebestand en uitgegroeid tot een echt vaktijdschrift.Bijdragen van studenten, hoogleraren, medewerkers van bedrijven,overheidsinstellingen, universiteiten en stichtingen etc. over eenkeur aan onderwerpen leveren, wanneer je alle edities doorbladert,een gevarieerd beeld op.En ook deze tiende Vitruvius biedt voor elk wat wils met somspoëtische titels als ‘Stampen, spuiten en schokken’ (over beton)en iets minder poëtische als ‘Verder met Valletta’ en ‘ArcheologischeMonumentenzorg door het Hoogheemraadschap vanDelfland’, maar daarom niet minder interessant.Bijzonder trots zijn we op de presentatie van ‘De oogst van deErfgoed Akademie’, een tweetal essays en column van en voor denieuwe erfgoedprofessional.Voor meer informatie of het leveren van een bijdrage zie:www.<strong>vakbladvitruvius</strong>.<strong>nl</strong> of mail naar info@uitgeverijeducom.<strong>nl</strong>— De redactieZit elk kwartaal klaar......voor de nieuwste kennis op erfgoedgebied.Ontvang als abonnee 4 keer per jaar vakblad Vitruviusin uw brievenbus. Neem contact op met Uitgeverij Educom:010-425 6544, info uitgeverijeducom.<strong>nl</strong>.


K ORT4 VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010Kunsten’92 en erfgoedorganisatiesbieden politiek erfgoedagenda aanTijdens het jaarlijkse Museumcongres overhandigdeAd ’s-Gravesande, voorzittervan Kunsten ’92, de erfgoedagenda aan Robvan Dooren, wethouder van onder andereCultuur en Economische Zaken van Vlissingen.De erfgoedagenda is een initiatief vanVereniging Kunsten ’92 en groot aantalerfgoedorganisaties.Kansen voor gemeentenDoor de toenemende decentralisering enveranderende wetgeving ligt er een steedsgrotere verantwoordelijkheid voor erfgoed bijgemeentes. De kansen die erfgoed biedtworden nog lang niet overal gezien en benut.Kunsten ’92 en verschillende erfgoedorganisaties– waaronder de Nederlandse Museumvereniging– hebben daarom een erfgoedagendasamengesteld. Deze biedt een aantal handreikingenwaarmee gemeenteraadsleden enwethouders een slagvaardiger erfgoedbeleidkunnen waarmaken, met een stevig draagvlak.Erfgoed betekent veelvoor een gemeenteIeder gemeente heeft erfgoed: opgeslagen in degebouwen, verhalen, archieven, musea en zelfsin de bodem ligt een schat aan materiaal tewachten. In de komende jaren is het voorgemeenten extra belangrijk aantrekkelijk teblijven voor burgers en bedrijven. Erfgoed isdus niet alleen een culturele, maar ook eeneconomische factor van belang. Het draagtbijvoorbeeld in hoge mate bij aan een aantrekkelijkvestigingsklimaat. En daarbij iscultuurhistorie een grote werkgever. Rijk vorstengraf uit de prehistorieHonderden minuscule bronzen voorwerpenhebben archeologen van de UniversiteitLeiden gevonden in het ongewoon rijke grafvan een prehistorische vorst. Het graf ligt tenzuiden van Oss onder een van de grootste grafheuvelsvan Nederland. Een jonge vorst is hier2600 jaar geleden midden in een uniek enuitgestrekt ritueel landschap uit de lateprehistorie met veel uiterlijk vertoon begraven.Donderdag 5 november werd in MuseumJan Cunen in Oss een speciale tentoonstellinggeopend waarin voor het eerst alle vondstenzijn gepresenteerd.CSIDe vondsten zijn uniek en de CSI-achtigewijze van onderzoek is dat ook. De resten zijnniet ter plaatse opgegraven, maar het graf is inblokken gelicht. De archeologen van deUniversiteit Leiden en restauratoren vanRestaura hebben de blokken vervolgens in ee<strong>nl</strong>aboratorium onderzocht. Door middel vanröntgenonderzoek vonden ze maar liefst 525minuscule en zeer fragiele bronzen voorwerpendie normaal gesproken vrijwel niet tebergen zouden zijn. Een voor een zijn de voorwerpenuitgeprepareerd en geconserveerd. Zokonden ze de details van een prehistorischebegrafenis uit de vroege ijzertijd reconstruerenzoals dat maar zelden lukt.Prehistorische begrafenisVan eikenhout bouwde men een grote brandstapel,na eerst op een hoger gelegen punt inhet landschap de begroeiing weggehaald tehebben. Met palen markeerden ze een kleineprocessieweg. Op de brandstapel lag de overledene– een jongeman van tussen de 25 en 40jaar – samen met de rijkelijk met brons en tinbeslagen leidsels van een span paarden. Na decrematie ruimden zijn nazaten de processiewegop en bedekten de resten van de brandstapelen het paardentuig met zorgvuldiggeschikte heideplaggen.Ze verzamelden zijn stoffelijke resten in eenurn die ze tussen de plaggen plaatsten.Uiteindelijk werd de plek een rond grafmonumentvan bijna 40 m in doorsnee en minstens1,5 m hoog.Ritueel landschapDe grafheuvel ligt in een uitgestrekt ritueellandschap waarvan ook het beroemdeVorstengraf van Oss deel uitmaakt. De vorst indit graf is in 1933 opgegraven. Hij lag onder degrootste grafheuvel van Nederland. De archeologenvermoeden dat er een derde vorst ligtonder een grafheuvel die in 2004 is onderzocht.Opmerkelijk is dat deze kennelijk met eenminimalistisch grafritueel is begraven. Hetvoorkomen van meerdere vorstengraven uit hetbegin van de ijzertijd is uniek voor Nederland,net als de tientallen meters lange palenrijen dietussen de grafheuvels zijn opgericht en waarvande functie moeilijk is vast te stellen.ZevenbergenDe spectaculaire vondst is gedaan langs de A50bij het verkeersknooppunt Oss-Paalgraven, ineen gebied dat van oudsher wordt aangeduidals Zevenbergen. De grafheuvels die liggeningeklemd tussen snelwegen, zijn na hetonderzoek gerestaureerd. In de nabije toekomstwordt het unieke stukje prehistorisch landschapontsloten voor bezoekers.


K ORT5 VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010Pilot van start voor restauratiewerkenaan gevel Koninklijk Paleis AmsterdamOp 29 oktober jl. ging de pilot van startvoor de restauratie van de gevel aan hetKoninklijk Paleis te Amsterdam. Aa<strong>nl</strong>eiding isde bouwvergunning die, door het StadsdeelCentrum van Amsterdam, aan de Rijksgebouwendienst(Rgd) is verleend. Ook startde Rgd met het technisch herstel van de gevelen, daar waar noodzakelijk, het vervangen vanslechte zandstenen blokken. De gevelrestauratiebeoogt de architectonische beleving van degevel te verbeteren.PilotDe pilot is bedoeld om de technieken tenbehoeve van het visuele herstel van de gevel,die uitgebreid zijn getest, op de zandstenengevel zelf te kunnen beoordelen. Het proefvlakvan de pilot bevindt zich op de achterzijde vande toren.Het visueel herstel beoogt de bonte vlekkerigheidvan de gevel te verzachten door de contrastentussen heel donkere en heel lichte stenenterug te dringen, zonder deze uit te wissen.Daartoe worden een aantal van de volgendebehandelingen ingezet: stoomreinigen, droogmicrostralen, laseren, retoucheren met silicaatkrijten/of verneveling van minerale verf.Uitgangspunt van de Rgd is om terughoudendheidin de behandelingen te betrachten,maar tegelijkertijd het beoogde effect te bereiken.Het resultaat van de pilot wordt beoordeelddoor de Rijksdienst voor CultureelErfgoed (RCE), Bureau Monumenten enArcheologie (BMA, gemeente Amsterdam) ende Commissie voor Welstand en Monumenten(gemeente Amsterdam). Deze partijen hebbenhet Stadsdeel Centrum ook geadviseerd bij devergunningverlening.Het visueel herstel is minder uitgebreid danvoorheen, doordat het budget naar beneden isbijgesteld met 6 miljoen euro. Dit draagt bijaan de oplossing van de Rijksbrede begrotingsproblematiek.Het visueel herstel richt zich opde gevels tot en met de daklijst en het timpaanaan de Damzijde. Aan het dak, de beelden, deschoorstenen en de toren wordt het noodzakelijktechnisch herstel uitgevoerd om te zorgendat het gebouw waterdicht en veilig blijft.PlanningDe renovatie en restauratie wordt eind 2011afgerond. Het Paleis op de Dam blijft gedurendede bouw in gebruik, zowel voor Koninklijkeevenementen als voor bezichtiging door hetpubliek. Regiocanons.<strong>nl</strong> gelanceerdStichting Entoen.nu heeft een nieuwewebsite gelanceerd waar regionaleen lokale canons uit heel Nederlandgepubliceerd kunnen worden:www.regiocanons.<strong>nl</strong>.Regiocanons.<strong>nl</strong>De website sluit aan bij de opzet vanwww.entoen.nu en bevat koppelingen met devensters van de canon van Nederland. De websitezal per provincie worden beheerd door hetprovinciale erfgoedhuis of een aanverwanteinstelling.


K ORTDrufabriek met toestemmingvan de goden officieel geopend6 VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010De inwoners van gemeente OudeIJsselstreek hadden al kunnen proevenvan het culturele programma van de Drufabriek,tijdens meerdere kennismakingsdagenin september en oktober. Woensdag 28 oktoberjl. werd de transformatie van ijzergieterij totcultuurfabriek officieel voltooid. Daarvoorwerd in een muzikale en theatrale openingsceremoniede instemming van de god van ijzer ende godin van de kunsten gevraagd door eenzestal sprekers, waaronder Commissaris van deKoningin Cornielje, burgemeester Alberse,directeur De Kok en de heer Piet Wijkamp dieruim 42 jaar bij de DRU werkte. Onder toeziendoog van ruim 300 genodigden werden degoden door hen verleid, met mooie woorden engiften. De sprekers boekten succes: de godenhebben zich verenigd en de officiële openingvan de Drufabriek is nu een feit.Van Portierscomplex totculturele verzamelplaatsDe Drufabriek is het eerste gebouw op hetterrein van de voormalige DRU waarvan demetamorfose compleet is. Vroeger bood het– als Portierscomplex – onderdak aan deportiersloge, het schaftlokaal, de dokterskameren de stamperij. In haar nieuwe gedaantebundelt het gebouw een diversiteit aan cultureleorganisaties. Een bibliotheek, kunstgalerie,VVV-kantoor, theaterzaal, poppodium, grandcafé en een muziekschool. Daarnaast biedt hetonderkomen en faciliteiten aan culturelestichtingen, verenigingen, ROC’s, en oefenruimtesvoor muzikanten.Naast de Drufabriek staan er op het 14 hectaregrote terrein nog zes rijksmonumenten die eennieuwe toekomst krijgen. Samen vormen zijhet Cité Industrielle van herstructureringsprojectHet Gietelinck. Dit project is eensamenwerkingsverband van de gemeenteOude IJsselstreek, de Nationale Maatschappijtot Behoud, Ontwikkeling en Exploitatie vanindustrieel erfgoed (BOEi), woningcorporatieWonion en projectontwikkelaar Klaassen.De industriële monumenten worden gerestaureerden herbestemd. Aan de randen van hetterrein worden nieuwbouwwoningen gerealiseerd.De oever van de Oude IJssel wordt opeen natuurlijke wijze ingericht en biedt ruimteaan flora en fauna. Zo transformeert dezehistorische industriële locatie tot een uniekeplek voor wonen, werken en cultuur enontspanning. ORGELMAKERIJ REIL IN HEERDE BOUWTMOMENTEEL EEN STUDIEKOPIE VAN HETNICOLAÏ-ORGEL. FOTO: RCEoorlog werd het orgel gedemonteerd en opgeslagen.De Nederlandse Staat, eigenaar van hetorgel, gaf in 1957 de orgelkas omwille van dewederopbouw aan de Koorkerk in Middelburg.Het binnenwerk werd opgeslagen.Het oudste orgel van NederlandHet vijftiende-eeuwse Gerritsz-orgel van deNicolaïkerk in Utrecht is het oudste orgelvan Nederland. Jare<strong>nl</strong>ang is onder meer doorde Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoedintensief onderzoek gedaan naar dit bijzondereinstrument. De resultaten zijn gebundeld ineen monografie getiteld ‘Het oude orgel vande Nicolaïkerk te Utrecht’.Het Gerritsz-orgel, gebouwd in 1479, is vangrote cultuurhistorische en ook musicologischewaarde. Het boek beschrijft uitvoerigde ontstaansgeschiedenis, de kunsthistorischeen de liturgische aspecten van het orgel. Hetonderzoek heeft met name veel kennisopgeleverd over de oudste, oorspronkelijkebouwfase van het instrument. De uitkomstenmaken het mogelijk een goed onderbouwdereconstructie te kunnen maken van die vroegstebouwperiode. Een unicum in de Europeseorgelcultuur.Orgelbouwer Peter Gerritsz bouwde het orgelvoor de Nicolaïkerk, waar het eeuwe<strong>nl</strong>angdienst heeft gedaan tot in 1886. Toen werdhet middeleeuwse orgel overgebracht naarhet gloednieuwe Rijksmuseum. Hier hinghet orgel, niet bespeelbaar, tot 1940. Bij deontruiming van het museum wegens dreigendeDe Stichting Peter Gerritsz-orgel ijvert ersamen met het Rijk voor om kas enbinnenwerk te herenigen in de ruimte waarhet orgel ooit is gebouwd: de UtrechtseNicolaïkerk. Tijdens de bijeenkomst wordt opde mogelijke orgelrestauratie en het initiatieftot hereniging ingegaan. Ter voorbereiding opeen eventuele restauratie wordt een studiekopievan de oudste bouwfase van het orgelgemaakt in opdracht van de Stichting hetOrgelpark.Het oude orgel van de Nicolaïkerk te Utrecht:Kroongetuige van de Nederlandse Muziekgeschiedenis,Bini Biemans-van der Wal, WimDiepenhorst, Rogèr van Dijk e.a., Nederlandseorgelmonografieën 10, Walburg-pers, Zutphen, 296pag., gebonden, € 34,95, ISBN 978 90 5730 5764, verkrijgbaar via de boekhandel. Het boek isverschenen onder auspiciën van de StichtingNederlandse OrgelmonografieÎn in samenwerkingmet de Rijksdienst voor het CultureelErfgoed.


K ORT7 VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010Architectenbureau Fritz gekozen voor derestauratie van Jachthuis Sint HubertusArchitectenbureau Fritz uit Bussum isgekozen als restauratiearchitect voor derestauratie van Jachthuis Sint Hubertus,gelegen in Het Nationale Park De HogeVeluwe.In het kader van de gunningsfase van deEuropese aanbesteding gaven in totaal vijfarchitecten een visie op het project.De visie van Architectenbureau Fritz sloot hetbeste aan op de wensen van de opdrachtgeveren de daarop gebaseerde selectiecriteria. Dezewaren vooraf vastgelegd in de uitnodigingsbrief.De beoordelingscommissie bestond uit L. vander Pol (Rijksbouwmeester en voorzitter),baron S.E. van Voorst tot Voorst (directeurStichting Het Nationale Park De HogeVeluwe), W. Eggenkamp (rijksadviseur CultureelErfgoed), D. Baalman (directeur vanHet Oversticht), A. Hoek (restauratieadviseurRijksgebouwendienst), H. Jansen (integraalprojectverantwoordelijke Rijksgebouwendienst),B. Wouters (projectmanager Rijksgebouwendienst),J. van Asseldonk (projectmanagerRijksgebouwendienst). De rijksbouwmeesteris de belangrijkste adviseur vanhet Rijk op het terrein van architectuur enruimtelijke kwaliteit. Zij is verantwoordelijkvoor de architectenkeuze voor huisvestingsprojectenvan de Rijksgebouwendienst.Het Jachthuis is in verschillende opzichten toeaan groot onderhoud. Dit geldt in het bijzondervoor de technische installaties, de dakbedekkingen het metselwerk.Er zijn daarnaast ook nog aanpassingen noodzakelijkvanwege brandveiligheid, gebouwbeveiliging,persoonsbeveiliging, binnenklimaat,elektravoorzieningen en verlichting. Hetinpassen van deze voorzieningen vereistinventieve oplossingen waarbij behoud van hetmonument voorop staat. Na de restauratie vanhet Jachthuis wordt het huidige gebruik voortgezet.Omdat er in de komende jaren voor vele voorzieningen(vervangings-)onderhoud nodig isen er samenhang bestaat tussen alle onderdelenvan het ensemble, wordt een integrale endaarmee geoptimaliseerde restauratie uitgevoerd.Op deze manier kan eveneens overlastvoor het pand, de inrichting en het gebruik toteen minimum beperkt blijven. Vlaamse community rondomerfgoed en diversiteitaro, het Vlaams steunpunt voor cultureelFerfgoed heeft een o<strong>nl</strong>ine community rondomerfgoed ingericht.Met deze ‘groep’ wil Faro nieuwe ontwikkelingen,documentatie en goede praktijkenomtrent diversiteit signaleren. Aandacht gaatnaar diversiteit als een dynamisch gegeven.Waar relevant wordt ook gewezen op verschillendemogelijkheden van diversiteit: interculturaliteit,vergrijzing, gender, kinderen enjongeren, enz.Deelname en gebruik staat open voor iedereen.Registratie kan via de website van Faro,www.faronet.be/groepen/diversiteit.


K ORT8 VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010NOaA-lezingen eerste helft 2010De Rijksdienst voor het CultureelErfgoed is weer gestart met eennieuwe serie lezingen in het kadervan de Nationale OnderzoeksagendaArcheologie (NOaA). De NOaAlezingenworden maandelijks, meestalop een donderdagochtend gehouden,in het auditorium van hetgebouw van de Rijksdienst voor hetCultureel Erfgoed in Amersfoort. Delezingen duren 45 minuten, waardoorer veel tijd is voor vragen en discussie.Data en onderwerpeneerste helft 201028 JANUARI INDUSTRIËLEARCHEOLOGIE18 FEBRUARI AGRARISCHEGESCHIEDENIS18 MAART RURALEGEMEENSCHAPPEN INHET RIVIEREN GEBIED15 APRIL VROEGESTADSONTWIKKELINGWij zijn voor de lezingen altijd op zoek naaractuele ontwikkelingen in de archeologie en depresentatie van (ver)nieuw(end) onderzoek.Omdat de NOaA-hoofdstukken niet constantworden bijgewerkt, zijn juist de lezingen eengoed middel om aan te sluiten bij de ‘agendapunten’uit de hoofdstukken. Als u zelf eenNOaA-lezing zou willen verzorgen, dan kunt ucontact opnemen met mw. T. (Tessa) de Groot:t.degroot@cultureelerfgoed.<strong>nl</strong>. Ook voor vragen,opmerkingen of aanmeldingen kunt ucontact met haar opnemen. Voor actuele informatieen meer informatie: www.noaa.<strong>nl</strong>. Wederopbouwdatabankweer o<strong>nl</strong>ineDe Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoeddeed de afgelopen jaren onderzoek naarde architectuur en stedenbouw uit de wederopbouwperiode.De wederopbouwdatabankvormde hierbij het inventarisatie-instrument.Het bevat de objectgegevens van de onderzochtegebouwen uit de periode 1940-1965 enincidenteel ook van latere jaren. Na een aanpassingin de rijkshuisstijl is deze weer o<strong>nl</strong>ine.Door het ontsluiten van deze databank wil deRijksdienst laten zien welke objecten onderzochtzijn. De site biedt ook de mogelijkheidom objectgegevens te wijzigen en informatieen afbeeldingen toe te voegen. Zo ontstaat eengoed overzicht van de architectuur uit dezeperiode, dat kan bijdragen aan een weloverwogenselectie van te beschermen objecten.www.wederopbouwdatabank.<strong>nl</strong> Schepenroute maakt Romeins verleden zichtbaarWoerden is de stad met een rijke cultuurhistorie.Het interessante Romeinseverleden wordt nu extra zichtbaar en tastbaargemaakt door middel van de schepenroute, eenwandelroute langs belangrijke vindplaatsengeïllustreerd met foto’s en archeologischevondsten.Woerden ligt aan de Limes, de noordelijkegrens van het Romeinse Rijk. De resten hiervanuit het verleden zijn op veel plaatsen nogduidelijk zichtbaar, echter heel veel is ook niette bewonderen maar wel bekend. Om dit deeluit de historie van Woerden meer bekendheidte geven en geïnteresseerden informatie te biedenover de Romeinse periode en de archeologischeontdekkingen die gedaan zijn, zijninformatiezuilen en -borden geplaatst op devindplaatsen van Romeinse schepen. Tezamenvormen deze zuilen en borden de schepenroute.De informatiezuilen bevatten naast uitleg overhet verleden ook foto's. De zuilen hebben zelfseen vitrine waarin een archeologische vondstwordt tentoongesteld. Zo staat er een informatiezuilop het plein bij de bibliotheek aan deMeulmansweg. Van deze locatie is bekend dater nog een deel van een Romeins schip in debodem aanwezig is.Bij de bouw van de parkeergarage werd deWoerden 7 (foto) opgegraven. Het achterstevenvan dit schip, het deel dat geconserveerd konworden, wordt in de loop van volgend jaar tentoongesteldin de parkeergarage.Loes Ypma, wethouder van cultuurhistorie:‘Dat Woerden een rijke cultuurhistorie en eenrijk Romeins verleden heeft is wel bekend.Met deze schepenroute maken we dit zichtbaaren zelfs tastbaar. Ook bezoekers bieden we nude mogelijkheid het Romeinse verleden tebeleven in onze prachtige binnenstad. Daarben ik best trots op.’


K ORT9 VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010Romeinse beekbrug in Tungelroy wint Ym van der Werff-prijsDe Ym van der Werff-prijs 2009 voorarcheologische monumentenzorg isgewonnen door de vrijwilligers van deWerkgroep Romeinse Beekbrug in hetLimburgse Tungelroy. Aan de prijs is een geldbedragvan € 4000,- verbonden. De prijs werduitgereikt tijdens de Reuvensdagen in Middelburg.De jury kende ook een eervolle vermeldingtoe aan het project Reconstructie van deringwalburg in het Zeeuwse Burgh, een projectvan Staatsbosbeheer. Beide projecten latenzien hoe archeologie zichtbaar gemaakt kanworden in een veranderende stedelijke of landelijkeomgeving.Bij de sanering van de ernstig vervuilde bodemvan de Tungelroyse beek en het herstel van denatuurlijke bochten, legden archeologen eind2005 de restanten van een houten brug uit deRomeinse brug bloot. Het was de eerste maaldat in Nederland een brug uit de Romeinsetijd werd gevonden. In maart 2007 won deDorpsraad in Limburg de prijsvraag ‘maakeens een ommetje’ met een uitgewerkt planvoor de ontsluiting van de wandelpaden rondhet dorp en het herstel van Romeinse brug.Ruim een jaar later werd de met duurzamematerialen nagemaakte brug door twee legionairsgeopend.De stichting IKL droeg de werkgroep voor dearcheologieprijs voor, vanwege de wijze waaropzij draagvlak wist te creëren voor de aa<strong>nl</strong>egvan een historisch ommetje en het herstel vaneen Romeinse brug. IKL is van mening dat degevolgde aanpak buitengewoon illustratief isvoor het enthousiasme en de daadkracht dielokale mensen aan de dag kunnen leggen bijhet herstel van historische en archeologischevoetnoeten in het landschap. In samenspel metdiverse partijen herstelden ze niet alleen eenbrug uit het begin van onze jaartelling, maar zeslaagden er ook in om de verborgen oude luisternieuw te verbinden met de beekgebondennatuur die hier tot ontwikkeling komt.Tenslotte legt de werkgroep nadrukkelijk ookeen relatie met de schooljeugd die hier onderde begeleiding van plaatselijke mensen hetbeheer en onderhoud aan het groen heeftgeadopteerd.De tweejaarlijkse prijs is in het leven geroependoor de Rijksdienst voor het OudheidkundigBodemonderzoek en de Stichting voor deNederlandse Archeologie. Vanaf 2007 wordt deprijs uitgereikt door Erfgoed Nederland insamenwerking met de Rijksdienst voor hetCultureel Erfgoed. De prijs is bedoeld voor eenbijzondere, duurzame prestatie op het gebiedvan de archeologische monumentenzorg enkan worden toegekend aan zowel overheden,instellingen als particulieren.Juryvoorzitter Jan van de Voorde reikte deprijs uit tijdens de 39ste Reuvensdagen (12-13november) in Middelburg. In 2007 wasgemeente Woerden de winnaar van deze prijs.De prijs is genoemd naar historicus-bestuurderYmenus P.W. van der Werff (overleden1993), jare<strong>nl</strong>ang een onvermoeibaar pleitbezorgervan de archeologie en de monumentenzorg.Regeldruk blijft ongekend hoog in MonumentenzorgOp 16 november jl. debatteerde ministerPlasterk met de Tweede Kamer over detoekomst van de monumentenzorg. Na 2 jaarvoorbereiding (Modernisering Monumentenzorg;MoMo) ligt hiervoor een beleidsbrief tertafel.Ondanks de bedoeling regels af te schaffengaat de monumentenzorg nog steeds gebuktonder veel regels; milieu, arbo, ‘Brussel’ enbrandweer maken een nieuw gebruik vanmonumentale gebouwen extreem kostbaar entijdrovend.Monumenten staan meer dan ooit midden inde belangstelling van burgers, de belangstellingvoor de cultuurhistorie is groter dan ooit,het maatschappelijk debat over de toekomstvan kerken wordt in dorpen en steden volopgevoerd, monumenten krijgen nieuwe bestemmingenen staan midden in de economie ensame<strong>nl</strong>eving; monumenten zijn ankers vanonze identiteit en toekomst.De Federatie Instandhouding Monumenten(FIM), dit jaar opgericht door onder meer deVereniging Hendrick de Keyser, BondHeemschut, BOEi en de Stichting OudeGroninger Kerken, vraagt nadrukkelijk bij deKamerleden aandacht voor de regeldruk vanuitandere wetgeving dan de monumentenzorg.Zeker nu vanuit crisisgelden middelen beschikbaarkomen voor de aanpak van grootschaligerestauraties, blijkt dat bijvoorbeeld ‘Brussel’ alruim een half jaar studeert op de vraag of ersprake is van ongeoorloofde staatsteun. Degebouwen vervallen, de crisis gaat voorbij.FIM vraagt in een 9-punten memorandumaandacht voor 9 zaken die niet of onvoldoendeuitgewerkt zijn in de tekst die de basis moetzijn voor de nieuwe monumentenwet.Deels gaan deze over regeldruk maar ook overde kwaliteit van gemeentelijke monumentenbeleid(zwak) en over categorieën die ‘vergeten’zijn zoals de groene monumenten (parken,begraafplaatsen, landgoederen) en interieursvan monumenten.Voor alle 9 zaken doet de FIM concrete voorstellenom deze alsnog te verankeren, aan tepakken en te verbeteren.Overigens is de FIM tevreden over de wijzewaarop het ministerie het nieuwe beleid totstand heeft gebracht en de wijze waarop ‘hetveld’ bij dit nieuwe beleid betrokken is.


K ORT10 VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010Beeckestijn gaat weer openNieuw Nederlandspodium voortuin- e<strong>nl</strong>andschapscultuure 18de-eeuwse buitenplaats BeeckestijnDin Velsen-Zuid krijgt een nieuwe functieals nationaal podium voor tuin- en landschapscultuur.Voor het publiek worden binnen- enbuitententoonstellingen ingericht over de relatievan de mens met zijn natuurlijke omgeving.Voor de wetenschappelijke wereld wordtBeeckestijn het podium voor congressen endebatten, naast de aanjaagfunctie die het landgoedgaat vervullen op het vlak van ondermeer onderzoek en publicaties.Het initiatief voor de nieuwe bestemming isgenomen door de Vereniging Hendrick deKeyser (de nieuwe eigenaar van het hoofdgebouw),Natuurmonumenten (die het landgoedin beheer gaat genomen), Piet van denBos (van de naastgelegen buitenplaats Waterland)en de Stichting Vrienden van Beeckestijn.Gezame<strong>nl</strong>ijk hebben zij een stichting in hetleven geroepen om de plannen te realiseren,FOTO’S: STICHTING PROJECTREALISATIE BEECKESTIJN


K ORT11VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010met een fonds voor het verwerven van aanvullendefinanciële middelen. Door de combinatiemet horecavoorzieningen en congresfaciliteitenwordt het mogelijk Beeckestijn kostendekkendte exploiteren. Aan het plan is eenuitgebreide marktverkenning vooraf gegaan.Beeckestijn is een van de best bewaardebuitenplaatsen in Nederland. Op het landgoed,dat gratis toegankelijk blijft voor bezoekers,is de oudste landschaptuin van Nederlandte vinden.De gemeente Velsen redde in de jaren zestig debuitenplaats voor de sloop door het aan tekopen en te restaureren. Tot voor enkele jarenwas er in het hoofdgebouw een museum metstijlkamers gevestigd. De nieuwe plannen wordenop een bijzondere wijze gepresenteerd inhet hoofdgebouw tijdens een reeks specialebijeenkomsten voor publiek, politiek, omwonenden,bedrijfsleven, fondsen en potentiëlesamenwerkingspartners.


ERFGOED AKADEMIE13 VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010De Oogst van deErfgoed AkademieMet de modernisering van de monumentenzorg wordt de veranderenderol van de Erfgoedprofessional manifest. Met het nieuwe beleid verandertde positie van cultuurhistorie in ruimtelijke planprocessen.Dit vraagt deels om anderekennis en vaardigheden van de erfgoedprofessional.In zijn beleidsbriefvan de MoMo vraagt de minister danook om aandacht voor kennisoverdrachten informatieontwikkeling.Ook maakt hij al melding van hetinitiatief van de Erfgoed Akademie.Begin dit jaar is daartoe een pilotgestart, gesteund door een groot aantalorganisaties en ontwikkeld doorProjectbureau Belvedere. Naast hetopdoen van actuele kennis stond hiervooral het ontwikkelen van vaardighedencentraal evenals de reflectie ophet eigen denken en handelen. In hetaprilnummer van VITRUVIUS is hieral kort over bericht. Voor de zomer isde pilot van de Akademie succesvolafgesloten.Op basis van een evaluatie en eenvoorverkenning voor een businesscasehebben de Rijksdienst voor hetCultureel Erfgoed, Erfgoed Nederlanden het Nationaal Restauratiefondsin principe besloten de ErfgoedAkademie gezame<strong>nl</strong>ijk voort te zetten.Op dit moment wordt onderzochtof en hoe dit concreet vormVAN NELLE ONTWERPFABRIEK; RIJKSMONUMENT HERBESTEMD ALSLOCATIE VOOR COMMUNICATIE, DESIGN EN ARCHITECTUUR. FOTO: VERA CERUTTI


VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010 14ERFGOED AKADEMIEkan krijgen vanuit de ambitie om de Erfgoed Akademieals organisatieconcept te ontwikkelen waarin een samenhangendaanbod aan scholing- en debat rondom erfgoedvraagstukkenkan plaatsvinden. De bedoeling is om inhet voorjaar van 2010 te starten met een leergang diegrotendeels gebaseerd is op de pilot, getiteld: ‘Erfgoedfilosofievoor erfgoedprofessionals’.Terug naar de oogst van de pilot. Voor het met goedgevolg mogen afsluiten van de leergang produceerden dedeelnemers ‘een meesterwerk’. Daartoe werd een essaygeschreven waarbij gereflecteerd wordt op inhoudelijkedilemma’s van het vak en de grondslagen van erfgoedfilosofischhandelen. Dat alles tegen de achtergrond van debovengenoemde veranderende rolvan de erfgoedprofessional. In eenaantal van deze meesterwerken stondde modernisering van de monumentenzorgcentraal. Een drietal essayistenis bereid om hun deel van demeesterproeve op persoo<strong>nl</strong>ijke titelopenbaar te maken. Die oogst treft ubijgaand aan.Mocht u nieuwsgierig zijn naar deErfgoed Akademie of u willen opgevenvoor de cursus ‘Erfgoedfilosofievoor erfgoedprofessionals’, neem dancontact op met dhr. Sim Visser, hoofdafdeling Landschap, Rijksdienst voorhet Cultureel Erfgoed:s.visser@cultureelerfgoed.<strong>nl</strong>of telefoon 033-421 7632. HET ARSENALE IN VENETIË; VOORMALI-GE SCHEEPSWERF ALS INSPIRERENDEOMGEVING VOOR KUNST- ENARCHITECTUURBIËNNALES.FOTO: VERA CERUTTI


VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 201016ERFGOED AKADEMIEGESIEN VAN ALTENAADVISEUR RUIMTELIJKE KWALITEITERFGOED, HET OVERSTICHTGIETHOORNVerder met erfgoedNaar een 21ste eeuwseomgang met erfgoede monumentenwereld in Nederland isvolop in beweging. Ik noem drie zaken omdit te illustreren. Vorig jaar werd inverschillende werkgroepen van deskundigenuitvoerig gediscussieerd over vernieuwing vanhet monumentenbeleid, bekend als de discussieModernisering Monumentenzorg (MoMo).Aanbevelingen vanuit de werkgroepen aanminister Plasterk volgden. Zo ook reacties vanverschillende organisaties in het land op deconcept-visie van de minister Een lust, gee<strong>nl</strong>ast. Inmiddels is de beleidsbrief ModerniseringMonumentenzorg daar, zijn de pijlersvoor het toekomstig beleid bekend en wordtuitgekeken naar de behandeling in de TweedeKamer in november. Dan was er in de maandmei de naamsverandering van de Rijksdienst.Na jare<strong>nl</strong>ang Rijksdienst voor de Monumentenzorggeheten te hebben en vervolgens heelkort Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschapen Monumenten (na de fusie in2006 met de Rijksdienst voor OudheidkundigBodemonderzoek – red.). Aangenomenmag worden dat deze metamorfose niet zonderbetekenis is en meer behelst dan een nieuwehuisstijl van de rijksoverheid en een nieuwebehuizing in het centrum van Amersfoort. Alslaatste noem ik het feit dat aan het eind van2009 projectbureau Belvedere haar deurensluit, na tien jaar het belang van de inzet vancultuurhistorie bij ruimtelijke ontwikkelingenop de kaart te hebben gezet. Wat er met dieerfenis gebeurt, staat te bezien. De laatstenieuwsbrief droeg de titel Next_Belvedere eneindigde met het antwoord op de vraag ‘what'snext?’: ‘you’re next!’. 1DVoortdurende dynamiekEr zijn dus duidelijk veranderingen op komst.Maar voor ik naar Plasterks pijlers spring,eerst even een korte terugblik. Een bepaaldebeweging in de monumentenwereld is op zichniets nieuws. Al sinds de opkomst van demonumentenzorg als overheidstaak in hetlaatste kwart van de negentiende eeuw, is ereen verrassende dynamiek te zien. Het takenpakketvan de monumentenzorg beperkte zichaanvankelijk tot de inventarisatie, beschrijvingen restauratie van het – los van zijn omgevingbeschouwde – bijzondere en belangwekkendemonument van geschiedenis en kunst. In detwintigste eeuw verschoof de aandacht van hetenkele object naar het behoud van ensembles,de historische stads- en dorpsgezichten, enstrekte zich verder uit naar de grotere schaalvan stedenbouwkundige en landschappelijkestructuren. Aan het begin van de eenentwintigsteeeuw is de monumentenzorg betrokkengeraakt bij het realiseren van ruimtelijke kwaliteitin onze leefomgeving.Het monument veranderde dus in de loop vande tijd van karakter. Zo kregen de traditionelekerken, kastelen en raadhuizen opvolgers inbijvoorbeeld woonhuizen, molens en boerderijen.De landelijke inventarisatie van ‘jongerebouwkunst’ uit de periode 1850-1940 wekteinteresse voor nieuwe categorieën monumenten,zoals begraafplaatsen en industrieel erfgoed.Het onderzoek naar het tijdvak van dewederopbouw staat nu in de belangstelling enheeft vooralsnog de zogenaamde top 100 vanPlasterk opgeleverd, met aandacht voor weerandersoortige monumenten als infrastructurelewerken. De verbreding van het monumentenbegripwordt op verschillende wijzen geduid:van punt naar lijn naar vlak (‘upscaling’); vanhet bijzondere naar het algemene (‘heritagesprawl’); van het historische naar het actuele.Alles is, kortom, erfgoed.Ook de rol die monumenten in de same<strong>nl</strong>evingspelen veranderde in de afgelopen periode. Bijde selectie van eerbiedwaardige historischegedenkplaatsen, symbolen van geschiedenis enidentiteit, speelden nationalistische gevoelenseen rol. Esthetische verlangens bepaalden dekeuze voor kunsthistorische monumenten, alsmateriële bronnen van architectonische kennisen schoonheid. De aanwijzing tot beschermdmonument van grote hoeveelheden objectenvan sociale geschiedenis weerspiegelt dedemocratisering van erfgoed in de 20ste eeuw.De hedendaagse inzet van de cultuurhistoriefungeert als remedie om de snel transformerendeleefomgeving herkenbaar te houden. Ennu zijn monumenten wederom bakens vanidentiteit èn bronnen van trots, aldus Plasterk,die de term ‘beschaafd nationalisme’ in zijnbeleidsbrief introduceert. 2Uitee<strong>nl</strong>opende visies als stabiele factorMaar ondanks al deze verschuivingen kwamer, vreemd genoeg, nooit een echt diepgaandeherbezinning op het takenpakket van demonumentenzorg op gang. De verbreding vanhet monumentenbegrip en de wisselendemaatschappelijke betekenis van monumente<strong>nl</strong>eidden niet tot een herformulering van hetantwoord op de primaire vraag: ‘wat is eenmonument in deze tijd?’. Onduidelijk bleefhoe de traditionele objectgerichte en de nieuweregebieds- en ontwikkelingsgerichte monumentenzorgzich precies tot elkaar verhouden.Terwijl volstrekt helder is dat de instandhoudingvan wettelijk beschermde monumentalepanden een andere aanpak vergt dan deintegrale cultuurhistorische benadering vaneen gebied bij ruimtelijke ontwikkelingsprocessen,waarbij de hogere schaalniveaus alsmonumentale categorieën onhanteerbaar zijn.Zo kan het dat monumentenzorgers tot op


ERFGOED AKADEMIE17 VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010de dag van vandaag verschillend blijvenomgaan met vraagstukken rond behoud envernieuwing. Voor de een gaat het vooral omde conservering en instandhouding van deauthentieke materiële bouwsubstantie. Eengebouw wordt gezien als een stenen archief,een leesbaar historisch tijdsdocument. Bij eenander telt het behoud van een bepaald historischbeeld. In dat geval houdt ook een reconstructie,namaak, de herinnering aan hetbouwkundig verleden levend. Voor weer eenander is de (zichtbare) historische gelaagdheidvan het gebouwde erfgoed van heden en verledenvan belang. Dan is er angst voor verliesdoor grootschalige ontwikkelingen. Door in tezetten op hergebruik en herbestemming blijftde same<strong>nl</strong>eving herkenbaar. En een vierdemonumentenzorger brengt juist de vitaliteiten kracht van de cultuurhistorische waardenin stelling. Het verleden inspireert en blijftbehouden door ontwikkeling. De veranderendeleefomgeving ontleent hieraan een nieuweidentiteit.Dergelijke vraagstukken hebben in de geschiedenisvan de monumentenzorg een grote rolhebben gespeeld en doen dat nog steeds. Hetblijven vraagstukken waarover al snel ee<strong>nl</strong>evendige discussie, en vaak onenigheid,ontstaat. In het laatste nummer van het Tijdschriftvan de Rijksdienst voor het CultureelErfgoed wordt de commotie over de aanpakvan het exterieur van het paleis op de Dam inAmsterdam aangeduid als ‘Richtingenstrijd opde Dam’. 3 Ook in de pilot Erfgoed Akademiewaren de bekende issues volop onderwerp vangesprek. Aan de orde kwamen de volgende vragen:wat is authenticiteit? wat willen webehouden? keuzes maken in historischegelaagdheid; wiens erfgoed is het eige<strong>nl</strong>ijk? Enook in dit gezelschap bleek de altijd passievolle,maar behoorlijk uitee<strong>nl</strong>opende accenten diegelegd worden in de omgang met erfgoed: dievarieerden van pleidooien voor het behoudvan het kleinste detail tot de globalere afwegingvan de toekomstwaarde van erfgoed bijontwikkelingsopties. Soms schoot door mijnhoofd: ‘and never the twain shall meet’. 4Tegelijkertijd stelden we vast dat ons vakgebiedverandert. Een kwestie is dan misschienof we met de oude vragen wel voldoende toegerustzijn op de toekomst?Welke koers vaart het rijk?Nu is er dan Plasterks beleidsbrief ModerniseringMonumentenzorg. In het rijksbeleidtekende zich al langere tijd een aantal richtingenvoor de toekomst af. Sinds de gewijzigdeMonumentenwet van 1988 is een begingemaakt met de decentralisatie van bevoegdhedenen verantwoordelijkheden op het gebiedvan archeologie en monumentenzorg naar delagere overheden. In de praktijk bleef deRijksdienst echter bij alles betrokken. Pas metde aangepaste wetgeving per 1 januari 2009wordt de adviesrol van de Rijksdienst in deobjectbescherming voor het eerst daadwerkelijkbeperkt en treedt de rijksoverheideen stukje terug. Daarmee krijgen de gemeentenmeer de kans hun monumententaken op tepakken. Sterker, ze moeten nu.De verschuiving in aandacht van de objectgerichtenaar de omgevings- en ontwikkelingsgerichtemonumentenzorg is een andere voorlopervan een gemoderniseerd rijksbeleid.Plasterk bouwt duidelijk voort op deBelvederegedachte met het adagium ‘behouddoor ontwikkeling’. Hij ziet niet alleen verbandentussen een vernieuwde monumentenzorgen de ruimtelijke ordening, maar wil ookeen beleid dat betrokken is bij maatschappelijkevraagstukken, zoals de herstructurering vanaandachtswijken en de wateropgave. Plasterksvisie op de modernisering van de monumentenzorgstoelt op drie pijlers:1. verankering van cultuurhistorie in de ruimtelijkeordening;2. krachtiger en eenvoudiger sectorale regelgeving;3. bevorderen van herbestemming.Hoe dit alles concreet gestalte krijgt zal inde komende jaren moeten blijken. Zo is deverbinding van cultuurhistorie met ruimtelijkeontwikkelingsprocessen na bijna 10 jaarBelvedere nog lang geen gesneden koek, zoerkent ook Plasterk. Waarborgen voor hetondergronds erfgoed zijn geregeld in de Wetop de Archeologische Monumentenzorg van2007. Voor het bovengronds erfgoed was hetvooralsnog experimenteren en zoeken naar demeest effectieve aanpak. Straks wordt hetbestemmingsplan een belangrijk instrumentom cultuurhistorische waarden vroeg in hetplanproces mee te wegen in de ruimtelijkeordening en wordt de beleidsmatige ambitiebeschreven in structuurvisies. Plasterk laat inzijn beleidsbrief nog meer instrumenten derevue passeren, die de cultuurhistorie moetenborgen, bijvoorbeeld de Milieu Effectrapportage,de Beheersverordening en deNatuurbeschermingswet. Maar hij geeft toedat de nodige ervaring met deze instrumentenontbreekt of dat ze nog niet eerder zijn toegepast.Het wordt dus spannend.Wat als een paal boven water staat, is dat in dedagelijkse erfgoedpraktijk de gemeenten aanzet zijn. Zij moeten vormgeven aan breed erfgoedbeleid.Dat is geen eenvoudige klus. HetOversticht, waar ik werk, is een onafhankelijkekennis- en adviesorganisatie voor ruimtelijkekwaliteit en erfgoed. Als adviseur erfgoed volgik de ontwikkelingen in het vakgebied op devoet. En natuurlijk wil ik graag weten wat ikde gemeenten het beste kan adviseren, wat nouecht het gewenste resultaat oplevert en hetmeeste effect sorteert. Om invulling te gevenaan de missie van mijn organisatie èn hetKASTEEL HEESWIJK-DINTHER


VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010 18ERFGOED AKADEMIEgezame<strong>nl</strong>ijke publieke belang: ‘de bevorderingen instandhouding van het landelijk en stedelijkschoon’ in de provincies Overijssel enFlevoland.Een nieuwe jasDe modernisering van de monumentenzorg,zoals verwoord in Plasterks pijlers, vraagt ietsvan de verschillende spelers in het veld.Weliswaar kunnen erfgoedprofessionals detoekomst met vertrouwen tegemoet zien, wanthet vakgebied heeft in een bepaald opzicht dewind in de zeilen. De betrokkenheid vanmensen bij hun leefomgeving is bijzondergroot, zo blijkt uit protesten en procedures vanburgers tegen ongewenste ontwikkelingen. Devele historische verenigingen en belangenorganisatiesgetuigen ervan dat erfgoed opwarme belangstelling kan rekenen. De ongerustheidover de algehele ‘verrommeling’ vanNederland is een nationaal gespreksthema.Er is dus draagvlak voor het realiseren vannieuwe schoonheid, van ruimtelijke kwaliteit.Maar om kansen te verzilveren is ook eenandere ‘organisatiecultuur’ binnen de erfgoedwereldvereist. De vaak verdeeld opererendemonumentenzorgers zijn dan een valkuil. Demonumentenzorg van ‘behoud gaat voor vernieuwing’ademt teveel de cultuur van de angstvoor het verlies. Die cultuur is defensief,gesloten en afwerend. Dat levert gesprekspartnersdie ervaren worden als hindermachten als blok aan het been. Na 10 jaar Belvedereis het nu de tijd om daadwerkelijk de stap tezetten naar een charmeoffensief dat denkt inmogelijkheden en winst. Die cultuur is stimulerend,inspirerend en uitnodigend. De nieuweerfgoedprofessional is in staat een verbindenderol te spelen en het erfgoedbelang metovertuiging te koppelen aan andere belangen.handelen. Soms is de geleverde specialistischekennis te impliciet, te onbegrijpelijk, te technisch,te… voor niet-vakgenoten. Een anderekeer loopt het spaak in de koppeling van kennismet de ontwerpende discipline. Conclusie:je kunt niet volstaan met je ding doen en datwas het dan. Wat wel? De pilot Erfgoed Akademieleverde de volgende ingrediënten: Richt de aandacht in de cultuurhistorischeverkenning op de toekomstwaarde van erfgoed. Benoem de essentie en intrinsieke cultuurhistorischewaarden. Ga op zoek naar de ruimte voor verandering Koppel de dilemma’s vanuit het erfgoed metde dilemma’s van de transformatieopgave. Snijdt specifiek toe op de situatie. Verbindt cultuurhistorische kennis met deontwerpopgave. Geef helder aan wat de spelregels zijn.Verder met erfgoed, al dan niet via de ErfgoedAkademie: ‘what's next?’: ‘you're next!’.Noten1 De Erfgoed Akademie, die als pilot van februaritot en met mei van dit jaar draaide, is inmiddels totéén van die erfgenamen benoemd.2 Beschaafd nationalisme is een term van socioloogKees Schuijt en impliceert het ‘wij-denken’.Plasterk schrijft in zijn beleidsbrief ModerniseringMonumentenzorg dat monumenten een rol tevervullen hebben in het nieuwe ‘wij-denken’. Trotsop een gemeenschappelijk verleden en trots op dehistorische omgeving kunnen bijdragen aan -dergelijk ‘wij-denken’, dat mensen niet buitensluit.Plasterk stelt dat de zorg voor erfgoed een factorvan grote sociale betekenis kan zijn.3 Tijdschrift van de Rijksdienst voor het CultureelErfgoed (Jaargang 1, nummer 2, herfst 2009). Derichtingenstrijd gaat over het schoonmaken of,zoals het genoemd wordt het ‘ontstoren’ van degevel: ‘Enerzijds zijn er de voorstanders van beeldherstel:het weer proberen te benaderen van de oorspronkelijkesituatie, waardoor de architectuurbeter beleefbaar wordt en representatiever oogt.Anderzijds zijn er de voorstanders van behoud vande huidige situatie, die immers de doorleefdheidvan het monument in zich draagt, het een eerbiedwaardigheidverleent die hoort bij een gebouw vanmeer dan driehonderd jaar oud. Voorstanders vandeze benadering achten het ‘blonderen’ een modegril,een spook dat tegenwoordig door heel Europawaart. Alhoewel beide richtingen door expertsworden gedragen, was er niet bepaald consensus.Tegenover het verwijt ‘modegril’ stond de uitspraak‘kunsthistorisch gezeur’ (pp. 15-16).4 De frase komt uit Rudyard Kipling’s Barrackroomballads (1892): ‘Oh, East is East, and Westis West, and never the Twain shall meet’. OLDENHOVE, DEN HAAG,1930, ARCHITECTF.A. WARNERS.Verder met erfgoedWillen we succesvol verder met ‘behoud doorontwikkeling’ dan moeten de erfgoedprofessionalskritisch blijven. Vooral op zichzelf! Uitde praktijkvoorbeelden van zowel kleinere alsgrootschaliger transformatieopgaven die in depilot Erfgoed Akademie besproken werden ènuit de ervaringen van de cursisten zelf bleekmeer dan eens dat een goede uitkomst geenszinseen vanzelfsprekendheid is. Ook niet alsde bedoelingen van betrokken partijen dezelfdekant uitwijzen, het proces voorbeeldigdoorlopen is, de liefdevol gemaakte cultuurhistorischeanalyse van een gebied de essentiegoed verwoord heeft, de waardering specifiekis toegesneden op de situatie… Dan nog kanhet resultaat ronduit teleurstellend zijn.Erfgoedprofessionals moeten zich veel meerbewust worden van het effect van hun


VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010 20ERFGOED AKADEMIEgeschiedenis van de Nederlandse cultuur’. Hetheeft een meer etnografische lading gekregenwaarin het ook verwijst naar gewoonten engebruiken in de ruimste zin van het woord.Met deze verschuiving van exclusieve naarinclusieve begrippen is ook het bijzondere vanerfgoed verdwenen. Als alles van cultuurhistorischewaarde kan zijn, kan ook alles erfgoedzijn. Uiteindelijk is dan niets nog erfgoed.Monument of erfgoed,waarde of kwaliteit?Met de verbreding van de inhoud van de termen‘cultureel erfgoed’ en ‘cultuurhistorie'komt ook het begrip ‘monument’ in troebelvaarwater. Waar ligt de scheidslijn tussengebouwd erfgoed en monument? Dit heb ikmijzelf op meerdere momenten gedurende deAkademie afgevraagd. Het valt mij op dat ingesprekken over wat een monument is voornamelijkin termen van ‘waarde’ wordt gesproken,terwijl de status van erfgoed veel meermet begrippen als ‘kwaliteit’ en ‘betekenis’wordt onderbouwd. Iets als erfgoed ervaren eniets monument noemen, zijn dus twee verschillendedingen.Ook bij lezing van de Visie ModerniseringMonumentenzorg valt op dat het woord ‘erfgoed’voornamelijk wordt gebruikt als het gaatom de immateriële waarde die gebouwen vooronze gemeenschap en voor de kwaliteit va<strong>nl</strong>even van haar burgers hebben. De term‘monument’ wordt gebruikt in de context vanbelanghouders, beleid en instrumentarium.De reikwijdte van het concept erfgoed is dusgroter en de term wordt vooral gebruikt als hetgaat over het waarom van monumentenzorg.De begrippen ‘monument’ en ‘monumentenzorg’daarentegen worden gebruikt als het gaatover de praktische invulling van het beleid enverwijzen naar het hoe van monumentenzorg.Waren deze beide aspecten voorheen het werkveldvan de specialist, nu krijgt de burger in deMoMo een stem op beide vlakken om ‘eenevenwicht tussen de wetenschappelijke kennisen de belevingskennis’ te bewerkstelligen. Totnu toe bepaalden specialisten welke onderdelenvan ons gebouwd erfgoed van algemeenbelang waren en beschermd moesten worden.Als gevolg van decentralisatie van de rijksoverheidnaar lagere overheden en de verregaandeemancipatie en individualisering vande burger, zal de inbreng van de laatste in degemoderniseerde monumentenzorg sturen watwordt behouden.In de MoMo verschijnt de burger in velegedaanten. Het is de monddode juridischeigenaar, de betrokken omwonende die eenstichting opricht en zelf plannen maakt, denaar vermaak zoekende toerist. Kortom, het iseen persoon die in het erfgoed op zoek is naaremotie en sensatie. De expert wordt wat eenzijdiggepresenteerd als de invloedrijke wetenschapperdie de gemeenschap en haar burgersvoorschrijft wat haar erfgoed is en wat er wel ofniet mee mag gebeuren. Ratio en bezinningkenmerken hem. De geschetste tegenstelling ishard, maar volgens de MoMo de kern van hetprobleem van monumentenzorg als hindermacht.De oplossingen die in de visie wordengegeven, zullen echter niet kunnen voorkomendat alle belanghebbenden nog steeds, enmisschien wel meer dan voorheen, voor devraag zullen komen te staan of en hoe gebouwderfgoed kan worden behouden. Wie is dan instaat om helderheid te scheppen in de voorvele burgers abstracte materie van het bepalenvan de waarden en de ruimte voor interventie?Op zoek naar nieuwe houvastErfgoed is van iets specifieks dat we moetenbehouden voor ons nageslacht verworden totiets algemeens dat we nu, voor de huidigegemeenschap, moeten ontwikkelen. Werd dediscussie voorheen tussen monumentenzorgersonderling gevoerd, nu moet dat wordengedaan met een veelheid aan betrokken partijenèn met de burger. Alle belanghebbendenspreken mee en om het cultuurhistorischeargument over te laten komen, moet de erfgoedzorgerwelsprekend zijn. Hij moet vlot,indrukwekkend, elegant en overtuigend sprekenen het vermogen hebben om sterke,publieke emoties in een treffende en passendetaal te vatten. Want ook al praat iedereen mee,uiteindelijk wordt het laatste oordeel overgelatenaan de specialist. Ook al zegt Plasterksvisie dat dit juist moet worden beperkt, laat depraktijk een tegenbeweging zien. Universitaireonderzoeksinstituten worden gevraagd om invastgelopen, complexe herontwikkelingstrajectenhelderheid te scheppen. Cultuurhistoriciworden steeds vaker als mediatoringezet om de verschillende belangen tebenoemen en te verenigen. Als de gemeenschapop zoek is naar een eloquente woordvoerder,dan komt zij terecht bij… de expert.In een tijd waarin alles erfgoed is, elke interventieeen opgave voor monumentenzorgwordt en de vox populi meer zeggingskrachtheeft gekregen, vragen de experts zich op hunbeurt af hoe ver zij mogen gaan met een interventieals het om publiek eigendom gaat dateen belangrijke plaats in de gemeenschappelijkeen particuliere herinnering inneemt.Restauratiefilosofie en -ethiek helpen wel bijtechnische en vakgerelateerde vraagstukken,maar niet als monumentenzorg een sociaal enmoreel vraagstuk begint te worden. Op datvlak blijken de ideeën van De Stuers, Ruskinen Riegl en de uitgangspunten van institutenals de Koninklijke Nederlandse OudheidkundigeBond, Rijksdienst voor het CultureelErfgoed en Rijksgebouwendienst onvoldoendehandvatten te bieden. In de academischemonumentenzorg zie ik steeds vaker dat danwordt gegrepen naar de Wijsbegeerte. Deethische beschouwingen van Aristoteles, Kantof Mill lijken langzamerhand een nieuwe lampte worden die het pad van de erfgoedzorgerverlicht en de problematiek rondom de socialeen morele aspecten van monumentenzorgoplost.IMPRESSIES VAN DE PILOTCURSUS: DE MEESTERS IN DIALOOG MET DE LEERLINGEN EN PARTNERS VAN DE ERFGOED AKADEMIE.FOTO'S: NOUT STEENKAMP FOTOGRAFIE


ERFGOED AKADEMIE21 VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010Enkele voorbeeldenIn 2004 schoof cultuurfilosoof Kees Vuyk aanbij de discussie rond de herontwikkeling vanhet landelijk netwerk van de 12 aan het spoorgelegen PTT expeditieknooppunten. Het waszijn taak om de impact van het benoemen toterfgoed van deze jonge gebouwen van hetzogenaamde ‘Sternet' te verwoorden. Aa<strong>nl</strong>eidingvoor de discussie was de inventarisatievan naoorlogse overheidsgebouwen door AtelierRijksbouwmeester. Nog te jong om onderde hoede van monumentenzorg te vallen,konden deze gebouwen niet officieel wordenbeschermd. Toch beschouwde het NAi hetSternet als cultureel erfgoed.In 2008 vond er aan de TU Delft onder leidingvan hoogleraar Cultuurfilosofie en TechniekChristian Illies de workshop ‘Ethics ofArchitecture & Urban Planning’ plaats. Ookmonumentenzorg, als één van de partijenbetrokken bij interventie in de gebouwdeomgeving, kreeg hierin een plaats.Begin 2009 werd door Belvedere een studiegepubliceerd waarin het Belvedere beleidkritisch werd bekeken tegen het licht vanNietzsche’s Vom Nutzen und Nachteil derHistorie für das Leben.Eind dit jaar zal het wetenschappelijke architectuurtijdschriftOase op zoek gaan naar deraakvlakken tussen het ontwerpen en belevenvan architectuur enerzijds en continentale filosofieanderzijds. Ook de Erfgoed Akademiewendde zich tot de filosofie. Naast inhoudelijkeverdieping beoogt het ook vaardighedengestoeld op wijsgerige technieken over te brengen.De greep naar de wijsbegeerte kan twee dingenbetekenen. Erfgoedzorg wordt nog specialistischer,trekt zich helemaal terug in zijnivoren, inmiddels aan restauratie toezijndetoren en komt zo nog verder van het publiek afte staan. Òf erfgoedzorg is een op zichzelfstaande, volwassen wetenschap geworden dieop zoek gaat naar zijn normatieve grenzen. Ikdenk dat we in het licht van de visie ModerniseringMonumentenzorg en de huidigetrends in ons vakgebied moeten inzetten op detweede optie. Ik duid die beweging aan met‘meta-monumentenzorg’.Meta-monumentenzorgWat moet worden voorkomen is dat wijsgerigeovertuigingen worden aangenomen als wetenschappelijkekennis en zo, zonder naderebeschouwing, hun weg vinden in het vakgebiederfgoedzorg. De filosofie gebruiken alstoetssteen voor de erfgoedpraktijk is mijninziens niet de juiste manier. Filosofie isnamelijk niet een discipline die klipklareantwoorden geeft. Het is een wetenschapsgebieddat door onderzoek en onderbouwinghelderheid probeert te scheppen in problematischevraagstukken en daarbij behorendeopvattingen kan aanscherpen. Filosofie kanworden ingezet als een verhelderend middelbinnen de immer complexer wordende erfgoedpraktijk.Meta-monumentenzorg kan in mijn ogenbinnen de erfgoedzorg dezelfde rol vervullenals meta-ethiek binnen de filosofie doet. Metaethiekricht zich op de betekenis van centralemorele begrippen zoals ‘goed’, ‘slecht’, ‘recht’,‘plicht’ en ‘verantwoordelijkheid’. Het steltvragen over de herkomst van deze termen enonderzoekt de relatie tussen onze waarden enons moreel handelen. Meta-monumentenzorgzou zich op vergelijkbare wijze kunnen richtenop de centrale begrippen van de erfgoedzorg.Wat is de betekenis van ‘authenticiteit’ en waarkomt het begrip vandaan? Wat is de relatie vandit concept tot ons handelen ten aanzien vanerfgoed? Middels het bedrijven van metamonumentenzorgzijn wij specialisten in staatom visies en ideeën te onderzoeken en te vertalennaar praktische handvatten en beleidsinstrumentendie direct kunnen worden ingezet.Zo voorkomen we dat er wederom theoretischerichtlijnen ontstaan, die eerst te lang naar deletter worden gelezen, om er vervolgens achterte komen dat ze beter naar de geest haddenkunnen worden geïnterpreteerd.Het omzetten van wijsgerige overtuigingennaar de erfgoeddiscipline en -praktijk vraagtniet alleen om welsprekendheid, maar ook omeen vertaalslag. Als ik bijvoorbeeld vraag:‘Vindt u dat cultuurhistorische waarden beterkunnen worden benaderd volgens DavidHumes criterium uit diens Of the Standard ofTaste of volgens Kants model uit diens Kritikder Urteilskraft?’, dan is de kans groot dat hetverband tussen deze vraag en de opgaven binnende erfgoedzorg u ontgaat! Maar als ikvraag of erfgoedwaarden slechts subjectief vanaard zijn of dat zij ook enige mate van objectiviteitkunnen of zelfs zouden moeten hebben,dan begint u vast meer te dagen. Als ik hetechter aan een leek zou willen uitleggen, danmoet ik inzichtelijk kunnen maken of eengebouw alleen van waarde is voor een enkelingof voor meerdere personen.Inzet van wetenschappelijke kennis is goed enblijft noodzakelijk, ook in de toekomst vanonze discipline. Het mag echter niet resulterenin een beperkte, specialistische visie die debelangen van andere partijen buiten beschouwinglaat en voor overige betrokkenen onbegrijpelijkis. Zoals we tijdens de ErfgoedAkademie al merkten, betekent dit niet dat despecialist maar overboord moet wordengegooid. Deze zal zich moeten ontwikkelen toteen welsprekende woordvoerder. Ook voor deacademische erfgoedzorger geldt niet anders.Beiden zullen zich dan ook moeten blijveninspannen om hun kennis te vertalen naar eenverhaal voor de praktijk. Daar is geen methodeof richtlijn voor. Het betreft een attitude eninzet. Men moet zeker zijn van zijn eigenkennis, deze uit blijven breiden en strategischin kunnen zetten doordat men op de hoogteblijft van wat er in het veld speelt. Zoals weallen gedurende de Erfgoed Akademie hebbenervaren, kan dit desnoods met behulp van deWijsbegeerte. Het zij als communicatietechniekof als middel om de problematiek enopvattingen scherper te krijgen. Zo kanworden voorkomen dat de wetenschappelijkeerfgoedzorg zich beperkt tot een beschouwendediscipline die zich buiten de maatschappijplaatst.Dit is een erfgoedfilosoof!Na mijn zoektocht naar het onderscheid tussenmonumenten en erfgoed, kom ik uiteindelijkop hetzelfde punt uit als Plasterk in zijn visie:erfgoed is inderdaad publiek eigendom endaarom van en voor de burger. Maar ook dóórde burger? Ik leg het initiatief liever bijonszelf, en pleit ervoor dat wij zelf onzeverantwoordelijkheid nemen om de burger opeen eloquente en ethische wijze ter dienst testaan in zijn strijd om het behoud van zijnerfgoed. Alleen dan zijn we daadwerkelijkerfgoedfilosofen, meta-monumentenzorgers,die niet slechts denken over het erfgoed, maardit ook kunnen inzetten als bruikbaar middelom niet alleen het vak voor onszelf, maar ookde praktijk voor de burger en andere betrokkenennaar een hoger plan te tillen.


VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010 22RONALD STENVERTARCHITECTUUR- EN BOUWHISTORICUS,MEDEOPRICHTER EN FIRMANT VANBBA: BUREAU VOOR BOUWHISTORIEEN ARCHITECTUURGESCHIEDENISTE UTRECHTBOUWHISTORIE:GEWAPEND BETONDEEL 1‘Het grauwe gevaar verontrust den liefhebber van onze Nederlandsche architectuur' 1 , schreefmen in 1912. Gewapend beton werd aanvankelijk niet onverdeeld gunstig ontvangen. In hetalgemeen vond men dat de esthetiek ondergeschikt werd gemaakt aan de verbeterde mogelijkhedenvoor goedkopere, brandveiligere, waterdichte en robuuste gebouwen met grotereoverspanningen. Over de vroegste geschiedenis van beton is al het nodige geschreven. 2 Recentbouwhistorisch onderzoek geeft aa<strong>nl</strong>eiding tot enkele aanvullingen. Heden ten dage wordtgenuanceerder gedacht over het esthetische aspect van de 'grauwe gebouwen' van toen.Diverse daarvan hebben inmiddels een plaats in ons collectieve geheugen verworven. Tedenken valt aan Radio Kootwijk, de Van Nelle Fabriek en het Groothandelsgebouw te Rotterdamof het Evoluon in Eindhoven.Stampen, spuiten & schokkenGestolde massaGrijs gemalen poederet octrooi dat de Engelsman JosephAspdin (1779-1855) in 1824 op de productievan portlandcement kreeg, markeerthet begin van een spectaculaire ontwikkeling.De Romeinen wisten al dat fijngemalen vulkanischeaarde (puzzolaanaarde) samen met kalken water verhardde tot wat zij caementumnoemden. 3 Aspdin verving deze aarde door eenmengsel van kalk en klei dat hij op hogetemperatuur van nabij het smeltpunt brandde.De aldus gesinterde slakken werden vervolgenstot poeder gemalen. Het eindproduct hadeen grijze kleur die sterk leek op die van dekalksteen uit de groeven van Portland. Daaromkreeg het de naam Portlandcement.HCement is een hydraulisch bindmiddel datgemengd met toeslag onder invloed van waterverhardt tot een vaste, onoplosbare en tevenswaterdichte massa. In 1852 werd in Nederlandal geschreven over ‘deze kunstmatige steensoorthet zoogenaamd Concrete’, waarmee men toennog ongewapend stampbeton bedoelde. 4Pioniers van de gestolde massaIn 1848 kreeg cement een nieuwe toepassingtoen de Franse ingenieur Joseph-Louis Lambot(1814-1887) er een gevlochten ijzerenraamwerk mee bestreek tot een kleine waterdichteroeiboot. Gepresenteerd op de Wereld-1 – STRIJENSAS, VIS-KAZEMAT UIT 1936 AANHET HOLLANDSCH DIEP GEVECHTSSPORENEN DAAROP EEN LUCHTWACHTTOREN UIT1953. FOTO 2009


23 VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010tentoonstelling van 1855 in Parijs bracht dit deFranse tuinman Joseph Monier (1823-1906) ophet idee om op eenzelfde wijze plantenbakkente produceren. Hij ging daarna een stapjeverder en kreeg in 1867 octrooi op de constructievan waterreservoirs en vervolgens in 1873op de constructie van boogbruggen. De hernieuwingvan zijn patenten in 1878 omvatteook de aanvraag voor een balk met ‘een skeletvan ijzer in de vorm van een traliewerk ofmetalen weefsel met daarin ronde of vierkanteijzers’. Dit raamwerk diende geheel metcement te worden gevuld waardoor het ‘unetrès grande résistance et une très grande solidité etd'une durée illimitée presque indéfinie’ kreeg. 5Naast deze ogenschij<strong>nl</strong>ijk bijna onbeperktelevensduur kon het nieuwe materiaal in allevormen en maten gevormd worden. Wel wasdaartoe een tijdelijke houten bekisting nodigom de dik vloeibare massa inclusief ijzerenskelet tijdens het uithardingproces te ondersteunen.In de verharde monoliete constructie zorgt hetbeton voor de opname van de drukkrachten ende ijzeren wapening voor die van de trekkrachten.Een belangrijk voordeel is dat beton enijzer uitstekend aan elkaar hechten en nagenoegdezelfde uitzettingscoëfficiënten bezittenen daarom niet van elkaar losscheuren.Proeven en aannamesIn eerste instantie moest alle kennis overbeton empirisch bepaald worden; de samenstelling,de wapening en vooral de berekeningvan de krachten in de constructie. In het beginvoegde men aan het cement naast zand ookandere toeslagstoffen toe met veelal een kleineSamenvattingGewapend beton is onbetwistbaar het belangrijkste bouwmateriaal van de twintigste eeuw:belangrijk, maar niet altijd even geliefd. In twee afleveringen wordt in vogelvlucht de hoofdlijnenvan de ontwikkeling van dit opmerkelijke materiaal en zijn toepassingen geschetst.Deze eerste aflevering bestrijkt de beginfase met het ontstaan en de ontwikkeling tot een algemeengangbare constructietechniek, alsmede de innovaties in de eerste vier decennia vande twintigste eeuw. De periode van de wederopbouw staat in de tweede aflevering centraal.korrelgrootte. Pas vanaf circa 1910 werd duidelijkdat een goede gelijkmatige verdeling vankorrelgroottes en bijmenging van meer grindde drukvastheid van het eindproduct verbeterde.In de literatuur van die tijd sprak men vaakover gewapend cement of cement-ijzerwerken.Pas na enige tijd werd gewapend beton de algemeneterm.Thaddeus Hyatt (1816-1901), die in Amerikain 1878 een patent op een vrijwel identiekeconstructie als die van Monier had verkregen,stelde toen al vast dat de wapening niet, zoalsMonier dacht, in het midden diende te liggenmaar constructief pas ten volle zou wordenuitgenut door de wapening in het middenvan de betonbalk onderin te leggen en bij desteunpunten juist bovenin. 6Het patent van Monier werd in 1884 voorZuid-Duitsland aangekocht door de firmaFreytag & Heidschuch. Een jaar later verleendezij een licentie aan de firma G.A. Wayss omsamen met de Pruisische RegierungsbaumeisterMatthias Koenen (1849-1924) in Berlijnbelastingsproeven uit te voeren. Dit leidde in1887 tot de publicatie van Das System Monier(Eisengerippe mit Zementumhüllung). De hierinbeschreven berekening werd de basis voor dedoor Emil Mörsch (1872-1950) vervaardigdeeerste algemene betonberekeningsmethode uit1902. 7Van Zeeuws-Vlaanderen naarAmsterdamIn 1880 verwierf de Firma Picha & Frerès uitGent voor België een licentie op de octrooienvan Monier. In 1888 richtten de broers samenmet L. Stevens in het Zeeuwse Sas van Gent defirma Picha-Stevens op als een bedrijf in‘cement-ijzerwerken’. Zij maakten de Moniergewelvenvan de R.K. H. Maria Hemelvaartkerkaldaar (1891) naar ontwerp van Jos Th.J.Cuypers. In 1893 paste Jos samen met zijnvader P.J.H. Cuypers ook Monierwerken toe bijde reconstructie en modernisering van kasteelde Haar te Haarzuilens. Stevens nam in 1890het initiatief om de ‘Amsterdamsche Fabriekvan Cement-IJzerwerken (systeem Monier)’ opte richten. 8 In 1895 kwam daar Ludwig AdrianSanders (1867-1956) als technisch adviseur tewerken. Hij ontwikkelde zich tot een vooraan-2 – DELFT, SCHILLENMEELMAGAZIJN VAN DE CALVÉ-FABRIEKNET NA DE OPLEVERING IN 1905MET ZICHTBARE GIETNADEN.FOTO GEMEENTEARCHIEF DELFT3 – DELFT, SCHILLENMEELMAGAZIJN NA DEOMBOUW IN 1952 TOT SCHAFTLOKAAL (LATERBEDRIJFSKANTINE), DOOR TOEVOEGING VANEEN VERDIEPING EN TRAPPEN. FOTO 2009


25 VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010 4 – KOOTWIJK, RADIO KOOTWIJK,1921-1922, MET (VAAG) NOGZICHTBARE GIETNADEN. FOTO 20075 – ROTTERDAM, HOFPLEINVIADUCT,1905-1906.6 – GROESBEEK, CENAKELKERKVAN DE HEILIG LANDSTICHTINGBIJ GROESBEEK, 1914.staand expert op dit gebied 9 en publiceerde in1898 in het blad De Ingenieur een eersteNederlandstalige betonberekeningsmethode. 10In 1907 verscheen van zijn hand een standaardwerkover de betonontwikkeling. 11 De indit boek gepubliceerde werken hebben hierdooreen grotere bekendheid gekregen dan dievan concurrerende firma’s. Sanders stond aande basis van enkele van de vroegste gewapendebetonconstructies in Nederland: de Rijkspostspaarbankte Amsterdam (Van Baerlestraat 27,1899) en het nieuwe gebouw van de Landsdrukkerijte ’s-Gravenhage (Fluwelen Burgwal36-54, 1905).7 – DELFT, DETAILVAN DE VLOERCON-STRUCTIE BESTAAN-DE UIT INGEGOTEN I-BALKJES RUSTENDOP GELASTE STALENHOEKPROFIELEN. IN1905 KON MEN EENDERGELIJKE LAS-CONSTRUCTIES NOGNIET MAKEN, IN 1952WEL, MAAR TOENWAS DE TOEPASSINGVAN 'MONIERDECKE'WAT GEDATEERDGERAAKT. FOTO 2009Het uit 1902 daterende graanpakhuis Fortunavan de Fa. Swildens & Kuipers te Leeuwardenwordt alom beschouwd als eerste gebouw vangewapend beton met meerdere verdiepingen,maar is helaas in 1986 gesloopt.Uit de beginperiode stamt het in 1905 voor deCalvé-fabrieken in Delft gebouwde schillenmeelmagazijn.Architect Jonas Hegt (1879-1943) ontwierp een gebouw met een hoge tweebeukigeruimte en weinig ramen voor deopslag van de gemalen doppen van de pinda’swaarvan de firma slaolie maakte. Sandersberekende de constructie (figuur 2) 13 . Het nogbestaande gebouw, dat al snel zijn functieverloor, kreeg in 1952 een nieuwe functie doorde inbouw van een verdieping en trappen(figuur 3). Opmerkelijk is dat toen nog gebruikwerd gemaakt van inmiddels ouderwets geachtevloeren met ingegoten I-balkjes die bekendstaan als ‘Monierdecke’ (figuur 7) 14 .Bredere verspreidingEen andere belangrijke Nederlandse betonpionierwas Alphons Constant Charles Godefridusvan Hemert (1857-1926), in 1902oprichter van de Hollandsche Beton Maatschappij.In 1904 publiceerde hij over de theorievan betonberekeningen, maar zijn eerstebelangrijke bouwwerk was het ontwerp voorhet Hofpleinviaduct voor de Zuid-HollandscheElectrische Spoorweg-Maatschappij, uitgevoerdin 1905-1906 volgens het ‘systeemMelan’ met forse ingegoten stalen I-liggers(figuur 5).8 – DÜLMEN (BIJCOESFELD), FIRMAW.M. BENDIX, CON-STRUCTIE VOLGENSHET SYSTEEMKOENEN. FOTO 19959 – EINDHOVEN,TORENTJE VAN HETPHILIPSGEBOUW EC AANDE MATHILDELAAN,1910. FOTO 2006Hoewel al in 1898 opgericht, kreeg de N.V.Industriële Maatschappij F.J. Stulemeijer &Co. uit Breda vanaf 1904 bekendheid, ondermeer met de bouw van een grote Stoommeelfabriekin Rotterdam (1910). In 1912kwam daar de civiel-ingenieur Jan GerkoWiebenga (1886-1974) in dienst. Hij was verantwoordelijkvoor de ‘Wiebengahal’ (1912),de nog resterende hal van het uitgebreiderefabriekscomplex van de Société Céramique inMaastricht. Ook verzorgde hij de berekeningvoor de imposante koepel van de Cenakelkerkvan de Heilig Landstichting bij Groesbeek(1914) (figuur 6). In 1916 ging Wiebenga alszelfstandig constructeur verder. De in 1918 totInternationale Gewapend Betonbouw omgedooptefirma bouwde vervolgens onder meerin 1921-1922 Radio Kootwijk naar ontwerpvan Julius Maria Luthmann (1890-1973)(figuur 4) 15 .De in 1888 opgerichte Rotterdamse CementsteenfabriekVan Waning & Co. richtte zichvanaf 1900 op de bouw van gewapend betonconstructies,met als voorbeelden de KatoenspinnerijEilermark (1907) net over de Duitsegrens bij Enschede en het Jobsveem inRotterdam (1912). 16 In tegenstelling tot deandere genoemde firma's verzorgden ze nietzelf de berekeningen maar lieten dat over aande uitvoerende architecten; in dit geval respectievelijkArend Gerrit Beltman (1869-1934) en


VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010 26Jan Jeronimus Kanters (1869-1920).Een vijfde belangrijke speler was; de in 1912opgerichte N.V. Gewapend Betonbouw DeKondor uit Amsterdam. Zij bouwde ondermeer de DRU-fabriek in Ulft (1913) naarontwerp van Beltman en de Wolkenkrabber ophet Victorieplein (1930-1932) naar ontwerpvan Jan Frederik Staal (1879-1940). 17Dominante monolithische constructiesInternationaal gezien staat de belangrijksteconstructieve innovatie op naam van FrançoisHennebique (1842-1921). Hij toonde in 1892aan dat gewapend beton niet als een samenstelselvan twee materialen beschouwd diendete worden, maar wel degelijk als één monolithischeconstructie. Dat jaar kreeg hij zijneerste patent. 18 Na verbeteringen door toevoegingvan ijzeren beugels rondom de wapening(1892) en het opbuigen van staven bij de steunpunten(1897) ontwikkelde hij een constructiesysteemwaarbij kolommen zware langsbalkenondersteunen die samen met haakse dwarsbalkengezame<strong>nl</strong>ijk de vloer dragen. Omdat inNederland toentertijd geen octrooiwet vankracht was, stond weinig hier een vroege toepassingin de weg. Toch werd de ‘Hennebiqueconstructie’ook in Nederland pas na hetverlopen van zijn patent in 1907 algemeengangbaar.Fabrieken in het oosten en zuidenIn Twente en omliggende textielgebiedenbestond een grote markt voor brandveiligefabrieksgebouwen. 19 De in Berlijn opgeleideArend Gerrit Beltman speelde hierop in enontwierp fabrieken van gewapend beton inEilermark bij Gronau (1907) en Dülmen(1908). Bij de laatste maakte hij nog gebruikvan het ‘systeem Koenen’ met tussen de balkenaan de onderzijde licht gebogen vloeren (figuur8). Kort daarop stapte hij over op de Hennebique-constructieen paste die toe in textielfabriekenin Borne (1912; gesloopt 1988),Winterswijk (1912) en Almelo (1914). Via zijnBornse contacten werkte hij ook in Eindhovendat destijds vooral een textielcentrum was.Toen Gerard Philips in 1907 overging op deproductie van lampen van metaaldraad kreegBeltman de opdracht voor twee fabrieksgebouwenten behoeve van de productie daarvan.Het gebouw uit 1908 werd in 1942 verwoest,het deel uit 1910 aan de Mathildelaan bestaatechter nog (figuur 9). In 1920-1921 werd hiernaar ontwerp van Dirk Roosenburg (1887-1962) de bekende Lichttoren tegenaangebouwd. Voor de genoemde fabrieken maaktenBeltman en met name zijn constructeurMarten Jan Christiaan Brouwer (1873-1944)gebruik van Duitse berekeningsmethoden.Toen Philips in 1925 startte met de productievan radio’s verrezen er op het fabriekscomplexStrijp S te Eindhoven in 1927-1930 een drietalmeerlaagse apparatenfabrieken, met Roosenburgals esthetisch adviseur en J.R. Bouten(1892-1971) van het Philips Bouwbureau alsontwerper. Het resultaat is een ‘volgroeid’driebeukig, op de Hennebique-constructiegebaseerd, betonskelet voorzien van stalenramen (figuur 10) 20 .Gewapend Beton VoorschriftenPublicaties over verschillende berekeningsmethodenvolgden elkaar begin twintigsteeeuw in snel tempo op. Toch duurde hettot 1912 voordat in Nederland de eerste‘Gewapend Beton Voorschiften’ (GBV) vankracht werden. Duitsland had al sinds 1904‘Vorläufige Leitsätze’ die in 1907 definitiefwerden (door Beltman toegepast). Frankrijkpubliceerde in 1906 zijn ‘Instructions’. Devermelde publicaties van Sanders stonden aande basis van de eerste Nederlandse Voorschriftenuit 1912. Bij de in 1918 herziene versiewas Anthonie Adrianus Boon (1882-1956)betrokken, Sanders’ opvolger bij de Amsterdamschefabriek voor Cement-IJzerwerken. 21In dit belangrijke jaar 1912 brak de architectJan Gratema (1877-1947) een lans voor de toepassingvan gewapend beton in de burgerlijkebouwkunst. Tot dan toe waren de betonconstructiesvooral gezien als ‘ingenieurskunst’.Gratema vond wel dat architecten nog veel teweinig van het materiaal wisten om het artistiekte kunnen verwerken en vervolgde: ‘erwordt wel eens betwijfeld, of gewapend betontot een goeden stijl zich kan ontwikkelen’. Zelfhad hij er echter geen twijfels meer over:‘Maar spoedig zullen de groote constructies enook de gevels hun bekleeding van onzuiverearchitectuur afwerpen en zal het materiaal inzijn volle stijlschoonheid zich ontwikkelen’. 22Verborgen in kerkenNiet enkel in fabrieken, maar opmerkelijkgenoeg ook in monumentale gebouwen, werdal vroeg beton toegepast. Kasteel De Haar is algenoemd. Dezelfde architect Cuypers was ookadviseur bij de restauratie van de toren van deSint-Clemenskerk te Steenwijk. Bij dezeopknapbeurt nam men de gelegenheid te baatom er een ijzeren reservoir voor de waterleidingin aan te brengen. De houten balklagenwerden in 1913-1915 vervangen door betonnenbalkenroosters in de vorm van een randbalkmet draagbalken, met daarop een tien centimeterdikke vloer. 23Ook bij de herbouw van de in 1911 afgebrandeJacobskerk te Vlissingen koos men voor eennieuwe spits van gewapend beton. Om zekervan zijn zaak te zijn informeerde het raadslidStaverman schriftelijk bij vijfentwintig (!)architecten naar hun mening ‘of op de duurzaamheidvan gewapend even veel te vertrouwenis als op die van ’t beproefde eikenhout’.Berlage durfde beton wel aan te bevelen. Hijhad immers al elders gesteld: ‘gewapend beton[is], na het ijzer, wel de belangrijkste uitvindingop het gebied van materialen; misschienwel de belangrijkste, omdat het gewapendbeton aan al die eigenschappen voldoet, welkeaan het ijzer ontbreken...’. 24Andere architecten, zoals de rijksbouwmeestersW.C. Metzelaar en C.H. Peters, warenmeer terughoudend, terwijl Victor de Stuerszich een uitgesproken tegenstander verklaarde.25 In een later ingezonden reactie schaardeCuypers zich opnieuw nadrukkelijk achterherbouw in beton, mede ook omdat hier nietmeer om een oorspronkelijke afdekking ging.Beton werd vaker bij restauraties ingezet, ookde tijdens de Eerste Wereldoorlog zwaarbeschadigde kathedraal te Reims werd in 1926voorzien van een geheel nieuwe kapconstructievan betonnen prefab-elementen. 26Inmiddels hadden kerkbestuurders zich hetnieuwe materiaal toegeëigend voor het bouwenvan nieuwe kerken. De gereformeerde kerkenvan Heerenveen en Tijnje werden in 1921 doorde aannemer H. Diepenbroek in beton uitgevoerd.Op de kerk te Heerenveen staat dan ookop de ‘eerste steen’ passend: ‘De eerste betonstorting...’(figuur 11). In Friesland had meninmiddels al de smaak te pakken gekregen:ook enkele klokkenstoelen in de omgeving, teLuinjeberd (1921) en Oldehorne (1922), en deBelvédère te Oranjewoud (1924) verrezen inbeton.Iconen van het modernismeOnder invloed van het Dom-Ino huis (1914)van Le Corbusier (1887-1965), een rank gewapendbetonskelet dat enkel bestaat uit vloerenen kolommen, vond gewapend beton ookingang bij de moderne beweging van het functionalisme.Hoogtepunten van deze beweging,die in Nederland ook bekend staat als HetNieuwe Bouwen, en waarin licht, lucht enruimte samengaan met gewapend beton en stalenramen, zijn het sanatorium Zonnestraal teHilversum (1924-1928) en de Ope<strong>nl</strong>uchtschoolte Amsterdam (1929-1930), beide naar ontwerpvan Jan Duiker (1890-1935). Om de constructienog ranker te maken, liet Duiker de balkoverstekkenaan de uiteinden bij de dakrandverjongen tot de vloerdikte. 27 Wiebenga zorgde


27 VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 201010 – EINDHOVEN, HENNEBIQUE-CONSTRUCTIE IN PHILIPSGEBOUW SBP OPFABRIEKSCOMPLEX STRIJP UIT 1930. FOTO 2008voor de benodigde berekeningen. Het accentvan de stalen vliesgevel met daarachter een zorank mogelijk betonskelet was ook uitgangspuntbij de Van Nelle Fabriek te Rotterdam(1926-1930). De architecten J.A. Brinkman(1902-1949) en L.C. van der Vlugt (1894-1936)bedachten samen om de paddenstoelvloer toete passen (figuur 12). Opnieuw werd Wiebengaals constructeur ingeschakeld. Dit type vloerwas in 1906 gepatenteerd door de AmerikaanClaude A.P. Turner als ‘Mushroom flat-slabsystem’ en bestaat uit een bredere kolomkopdie aparte draagbalken overbodig maakt maareen iets dikkere vloer behoeft. Opmerkelijkgenoeg had zijn vader Michiel Brinkman(1873-1925) in 1913 deze constructie al toegepastin de Stoommeelfabriek De Maas teRotterdam. 28Ook F.P.J. Peutz (1896-1974) paste de constructiein 1933 om dezelfde redenen van rankheidtoe bij het modehuis Schunck te Heerlen. Bijhet Veemgebouw van Philips op Strijp S uit1941-1942 komen ze eveneens voor (figuur13). 29 Daar is echter niet de esthetiek, maar hetgrote draagvermogen en vooral de hoogtewinstde belangrijkste reden: acht Hennebique-balklagenmet draagbalken stonden gelijk aannegen gestapelde paddenstoelvloeren. A.M.Haas, die in 1948 op de berekeningmethodeervan promoveerde, merkte daarbij op, ‘in hetalgemeen kan gezegd worden, dat in een paddenstoelvloerbeduidend minder wapeningsstaalen wat meer beton gaat’. 30Schild ende betrouwenDe mogelijkheden van beton voor verdedigingswerkenwaren de Genie niet onopgemerktgebleven. Bij de nieuw te bouwen fortenvan de Stelling van Amsterdam paste menvanaf 1897 ongewapend beton met gebrokennatuursteen als toeslagmiddel toe (porfierbeton). 31Ervaringen uit de Eerste Wereldoorlog leerdendat gewapend beton inmiddels onontbeerlijkwas geworden. In 1913 had kapitein PieterWilhelmus Scharroo (1883-1963) hierover algepubliceerd. 32 Hij was toen werkzaam aan deKoninklijke Militaire Academie te Breda enontwikkelde zich tot een invloedrijk publicisten propagandist van dit moderne materiaal 33en de moderne mens. 34In 1918 werden de eerste groepsschuilplaatsen11 – HEERENVEEN, GEREFORMEERDE KERKUIT 1921. FOTO 2006van gewapend beton gebouwd, maar een echtplan kwam er pas in 1928 met de publicatievan de Voorschriften Inrichtingen Stellingen(VIS). Op grond hiervan verrezen er ter verdedigingvan de pas gereedgekomen Afsluitdijk(1932) en op strategische plekken langs derivieren Rivierkazematten (1936) met een dekkingvan anderhalve meter gewapend beton(figuur 1). 35 Rond die tijd werden ter beschermingtegen oorlogsgeweld diverse kerkkappenen andere belangrijke historische gebouwen,zoals het stadhuis van Maastricht, inwendigdoor middel van betonwanden en betonvloerenscherfvrij gemaakt. In de mobilisatietijd


VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010 2813 – EINDHOVEN, PADDENSTOELVLOERCONSTRUCTIE IN VEEMGEBOUW (GEBOUW SBM)OP FABRIEKSCOMPLEX STRIJP S VAN PHILIPS UIT 1941-1942. FOTO 200812 – ROTTERDAM, VAN NELLE FABRIEK UIT1926-1930, DETAIL VAN EENPADDENSTOELVLOER. FOTO 2008verrezen in hoog tempo nog vele G-, S-, en B-kazematten bij de verdedigingslinies en langsde grenzen. Het relatieve nut van deze statischeverdedigingwerken ondervond Scharrooaan den lijve als garnizoenscommandant vanRotterdam tijdens het Duitse bombardementop die stad van 14 mei 1940.BetontechnologieTer bevordering van studie en ontwikkelingvan de betontechniek werd in 1925 deBetonbond opgericht, later Betonvereniginggenoemd. Zij stimuleerde het onderzoek naarbetonmengsels, maar ook naar een betere uitvoeringvan betonwerken. De belangrijksteinnovatie rond die tijd was de introductie vanhet trillen van het beton. De Fransman MarcelDeniau (1896-1975) had in 1927 een octrooiverkregen op de daarbij gebruikte trilnaald. 36Het maakte een beter verdicht beton mogelijkdan bij het tot die tijd gebruikelijke aanstampen.Ook kon met minder aanmaakwater wordenvolstaan, hetgeen eveneens de kwaliteitvan het beton ten goede kwam. De introductievan de betonpomp maakte het mogelijk om debetonspecie niet enkel te pompen, maar vanaf1920, ook te spuiten. Bij spuitbeton werd eendroog mengsel in de sproeikop met water vermengden als dunne laag op een bekistinggespoten, waardoor dunne schaalconstructiesmogelijk werden.Daarmee was gewapend beton uiteindelijk eenvolwassen bouwmateriaal geworden metsteeds beter begrepen materiaaleigenschappen.Trillen en spuiten kunnen in dit verbandbeschouwd worden als een afsluiting van deeerste betonrevolutie en als opmaat tot eentweede revolutie, die samen met het – in devolgende aflevering te bespreken – schokkenen spannen pas tijdens de Wederopbouw totvolle wasdom zou komen.Noten1 V[isser], C., Het grauwe gevaar, De Bouwwereld,11 (1912)44, 345, 347-348.2 Hermans, Taco, Michiel van Hunen & Huubvan de Ven (red.), Monumenten in Beton:Ontwikkeling en herstel van historisch beton,Amersfoort 2006; Schippers, Hans, Bouwt inBeton!: Introductie en acceptatie van het gewapendbeton in Nederland (1890-1940), Gouda 1995.Een wat ouder, maar nog steeds belangrijk, werkis Scharroo, P.W., Cement en Beton Oud en Nieuw:Geschiedkundig overzicht van de ontwikkeling vande betontechniek van de oudste tijden tot heden,Amsterdam 1946.3 Haegermann, Gustav, Günter Huberti & HansMöll, Von Caementum zum Spannbeton: Beiträgezur Geschichte des Betons, Wiesbaden/Berlin 1964.4 ‘Over de kunstmatige steensoort het zoogenaamdConcrete’, Tijdschrift voor den Handwerksman enhet Fabrijkwezen in Nederland,tweede deel, ’s-Gravenhage 1852, 93-101.5 Bosc, Jean-Louis e.a., Joseph Monier et lanaissance du ciment armé, Paris 2001, 100.6 Zie Newby, Frank (ed.), Early reinforced Concrete,Aldershot e.a. 2001.7 In 1893 gingen Gustav Adolf Wayss (1850-1917)en Conrad Freytag (1846-1921) samen verder in denog bestaande firma Wayss & Freytag. E. Mörsch,Der Eisenbetonbau: Seine Theorie und Anwendung,Stuttgart 1902.8 Sinds 1907 met de toevoeging ‘Wittenburg’.9 Bouvy, J.J.B.J.J., Dr.-Ing. h.c. L.A. Sanders


29 VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010Nederlands pionier van het gewapend beton1867-1956, Cement, (1967), 275-282.10 Sanders, L.A. Berekening van betonconstructies,De Ingenieur, 13(1898), 187, 199, 215, 231, 248.Uiteindelijk leidde dit in 1912 tot de eersteGewapend Beton Voorschriften (GBV). Voor zijnverdiensten verkreeg Sanders in 1913 te Dresdeneen eredoctoraat in de technische wetenschappen.11 Sanders, L.A., Het cement-ijzer in theorie enpractijk, Amsterdam s.a. (1907).12 Stenvert, Ronald, Calvé-fabriek Wateringseweg 4,Delft: Bouwhistorische verkenning met waardestellingen fotodocumentatie, Utrecht 2009.13 Sanders 1907, 434-437.14 Rössle, Karl, Der Eisenbetonbau, Berlin/Leipzig1913, 109-111.15 Opmerkelijk genoeg betitelde de architect hetmateriaal zelf nog als ‘onedel’. Kuipers, Marieke,Beton(t)wikkeling: verkenning in vogelvlucht vande betongeschiedenis in Nederland, 1880-1955,in: Hermans e.a. 2006, 16.16 Citroen, Hans e.a. (red.), JobsveemRotterdam: Een gebouw in beweging 1912-2008,Rotterdam 2008.17 Plaatsingslijst van het archief: AannemingsmaatschappijDe Kondor (1912-1970), Rotterdam2005. Nederlands Architectuur Instituut.18 Delhumeau, Gwenaël, L’invention du bétonarmé: Hennebique 1890-1914, Paris 1999.19 Stenvert, Ronald, Ontwerpen voor wonen enwerken: 125 jaar bureau Beltman, Utrecht 1996.20 Vanaf het begin werden alle genoemdePhilipsfabrieken uitgevoerd door de HollandscheBeton Maatschappij.21 Boon, A.A., Gewapend beton: Een handleidingvoor de studie van materialen enz., Leiden 1920(derde druk inclusief GBV 1918, eerste druk 1908).Een nadere herziening volgde in 1930 en sindsdienongeveer elke tien jaar. In 1912 verscheen voor heteerst het tijdschrift Gewapend Beton (1912-1936).22 Gratema, J., Gewapend beton en bouwkunst,Bouwkundig Weekblad, 32(1912), 464-469.23 Kolman, Olde Meierink & Stenvert, Detoren van de Sint-Clemenskerk te Steenwijk:Bouwhistorische documentatie, Utrecht 1996.24 Berlage, H.P., Over de waarschij<strong>nl</strong>ijke ontwikkelingder architectuur, Delft 1905, 24. In 1911 ontwierpBerlage te Santpoort een gegoten betonnen woonhuis.Voor de ontwikkeling in de volkshuisvestingzie: Kuipers, Marieke, Bouwen in Beton:Experimenten in de volkshuisvesting voor 1940,’s-Gravenhage 1987.25 De toekomst van het gewapend beton, Architectura,20(1912), 47-48 en P.J.H. Cuypers, Ingezonden,Architectura, 21(1913), 27-28.26 Ontwerp Henri-Louis Deneux (1874-1969),uitvoering Firma Wayss & Freytag. Klei<strong>nl</strong>ogel, A.,Fertigkonstruktionen im Beton- und Eisenbetonbau,Berlin 1929 (tweede druk circa 1947), 36-43.27 Bak, Peter e.a. (red.), J. Duiker bouwkundigingenieur, constructeur in stuc en staal,Rotterdam 1982.28 Deze fabriek uit 1913 (Brielselaan 115) ligt aande zelfde straat als de genoemde door Stulemeijergebouwde fabriek uit 1910 (Brielselaan 7).29 Hoeve, J.A. van der, Eindhoven Strijp SVeemgebouw: Bouwhistorische opname, Utrecht 2008.30 Haas, A.M., Ontwerp en berekening vanpaddestoelvloeren, ’s-Gravenhage 1949, 211.31 Heinemann, H.A., R.P.J. van Hees & T.G.Nijland, Concrete: Too young for conservation?, in:D’Ayala, D. & E. Fodde (eds.), Structural analysisof historic construction: Preservation safety andsignificance, London 2008, 151-159.32 Scharroo, P.W., Het gebruik van gewapend betonbij militaire verdedigingswerken, Gewapend Beton,1(1913), afl. 7, 8, 9, en 12, 2(1914) afl. 3.In 1914 omgewerkt tot Der Eisenbeton imKriegsbau, Beton und Eisen, 13(1914), afl. 16/17.33 Onder meer: Scharroo, P.W., I<strong>nl</strong>eiding tot destudie van het gewapend beton, Amsterdam 1910(tweede druk 1916) en Scharroo, P.W., Beton:handleiding voor den betonvakarbeider, ’s-Gravenhage 1940 (tweede druk 1942).34 Als bestuurslid van het NederlandschOlympisch Comité sinds 1916 stond hij aan debasis van de Olympische Spelen in Amsterdamin 1928. Samen met de latere architect van hetOlympisch stadion Jan Wils schreef hij het boek:Gebouwen en terreinen voor gymnastiek, spel ensport: Handleiding voor den bouw, den aa<strong>nl</strong>eg en deinrichting, Amsterdam s.a. [1924].35 Visser, H.R. & J.S. van Wieringen, Kazemattenin het Interbellum, Amsterdam/Utrecht 2002.36 Visser, S.A., Verdichten van beton met trilapparaten,Cement, 29(1950)21-22, 480-484. AMSTERDAMSCHE FABRIEK VAN CEMENT-IJZERWERKEN / N.V. INDUSTRIËLE MAATSCHAPPIJF.J. STULEMEIJER / HOLLANDSCHE MAATSCHAPPIJ TOT HET MAKEN VAN WERKEN INGEWAPEND BETON. ALLE UIT HET TIJDSCHRIFT ‘HET HUIS OUD EN NIEUW’, JAARGANG 1910.


30V OOR U GELEZEN VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010Biografie van eenweerbare manCornelis Kraijenhoff1758-1840Een loopbaan onder vijfregeervormenAuteurW. UitterhoeveRecensentFrits NiemeijerUitgaveUitgeverij VantiltDetailsPaperback477 pagina'sgeïllustreerd in z/wen kleur, registerISBN 978-94-6004-013-9Prijs € 29,95Panorama Krayenhoff (met een y)is de weidse naam van het zogenoemde'Nationaal ProjectNieuwe Hollandse Waterlinie'(NHW), zoals het in 2006 definitiefis opgenomen in de NotaRuimte van het ministerie vanVROM, in samenwerking met drieandere departementen. In dei<strong>nl</strong>eiding van de publicatie van hetplandocument Linieperspectief'Panorama Krayenhoff', uit 2003,staat dat de vijf betrokken provinciesbij de bescherming enontwikkeling van deNHW “tegelijkertijd […]blijven handelen in degeest van de totalestructuur, zoals dieooit door CornelisKrayenhoff werd ontworpen.”We kunnende koppeling vanKraijenhoffs naam aandit miljoenenproject,dat er mogelijk ook toezal leiden dat dewaterlinie in de toekomstals Werelderfgoedwordt erkend,beschouwen als dehoogste vorm vanwaardering voor zijnverdiensten voor hetNederland van dejaren 1785-1840.Opmerkelijk genoegwordt hier echter metgeen woord over gerept in zijnmonumentale biografie.Kraijenhoffs naam duikt op talrijkeplaatsen op in de Nederlandsegeschiedenis van de late 18e ende eerste helft van de 19e eeuw.Zo verdiende hij zijn sporen ondermeer in de waterbouwkunde ende waterstaat, in de vestingbouwen de landmeetkunde, als (dissident)politicus en staatsman - endit alles terwijl hij was gepromoveerdals filosoof en medicus.Geen kleine jongen dus.De auteur, W. Uitterhoeve, steltin het voorwoord van de handelseditievan zijn dissertatie 'CornelisKraijenhoff 1758-1840; Ee<strong>nl</strong>oopbaan onder vijf regeervormen':”Zijn naam dook voortdurendop tijdens mijn ronddolendoor de literatuur over degeschiedenis van de NoordelijkeNederlanden in de decennia rond1800. […] Deze merkwaardigveelzijdige man van kennelijkeimportantie was een biografiealleszins waard, meende ik, endie was er nog niet.”Die biografie is er nu dus wel,maar of het de definitievebeschrijving van het leven en deimportantie van C.R.Th. Kraijenhoffis, valt nog te bezien. Wanthoewel het leven van de hoofdpersoonbreeduit is beschreven,is toch een belangrijk deel vanzijn betekenis voor het toenmaligeNederland onderbelichtgebleven. Wanneer de ondertitelvan de levensbeschrijving letterlijkwordt genomen, mag de lezereen politieke biografie verwachtenen in die zin zal hij meer danvoldoende aan zijn trekkenkomen. De manoeuvreerkunsttussen verschillende machthebbersen regeervormen die dehoofdpersoon tijdens zijn loopbaanaan de dag blijkt te hebbengelegd, is fenomenaal. Of de noemeropportunist, windvaan ofbehendig koorddanser hierbij hetmeest van toepassing is, moet delezer maar voor zichzelf uitmaken.De jaren rond 1800 waren terumoerig om daarover een eenduidigen definitief oordeel te vellen:ook over individueel gedragin de Tweede Wereldoorlog zijngrijstinten uiteindelijk gaan overwegenboven het absolute zwartwitvan de jaren '40 en '50. Wanthoe moest een zeer begaafdeNederlander als Kraijenhoff in dejaren van de overgang van stadhouderschapen republiek,koninkrijk, naar keizertijd enweer koninkrijk onder zulke prominentenals Lodewijk Napoleon,zijn broer Napoleon Bonaparteen Koning Willem I zich andersstaande houden dan door aanpassing?Met elk van hen heefthij persoo<strong>nl</strong>ijk contact gehad enhij bereikte zelfs een post alsMinister van Oorlog. Maar dat jeook toen al van de hoogste eer inde same<strong>nl</strong>eving in de diepsteellende kon geraken, ondervondhij eveneens: kort na een verheffingin de adelstand geraakte hijin het cachot.De auteur heeft bij dit interessanteen turbulente leven hetgeluk gehad dat Kraijenhoff zelfzijn eerste biografie op schriftstelde ('Levensbijzonderheden[…]'), al moest hij daarbij altijd opzijn hoede zijn: de onbetrouwbaarstebiograaf is de autobiograaf.Maar zo'n egodocumentgeeft in elk geval wel richtingaan het verder (noodzakelijke)onderzoek en het heeftUitterhoeve veel feiten over zij<strong>nl</strong>even in de context van tijd enruimte helpen plaatsen. In diezin is het terecht dat het boekgenomineerd was voor de GroteGeschiedenisprijs 2009.Maar terwijl er qua positioneringen biografische gegevens veelwetenswaardigs wordt aangedragen,is er ook enige teleurstelling.Terwijl veel biografieënvan dit genre 'de werken' - in debetekenis van de (materiële)nalatenschap - van hun hoofdpersoonals uitgangspunt hebben,lijkt hier van een omgekeerdeaanpak sprake te zijngeweest. Uitterhoeves fascinatievoor Kraijenhoff blijft namelijkmeestal steken in 's mansgeschriften en in zijn politiekoptreden en marchanderen, terwijlde tastbare resultaten vanzijn inspanningen slechts zijdelingsin beeld komen. Zo lijkt zijncartografisch werk niet veelmeer dan een vlucht naar veiligeroorden in de perioden waarinzijn politieke rol (tijdelijk) is uitgespeeld,terwijl de 'Kaart vanKraijenhoff' (1823) toch als eenmijlpaal wordt beschouwd. Hetfeit dat minimaal twee van debelangrijkste beschrijvers van dekaart en zijn vervaardiger niet inde literatuuropgave voorkomen,kan debet zijn aan deze veronachtzaming:N.D. Haasbroek(1972) en C. Koeman (o.m. 1983).Ook voor wat betreft Kraijenhoffswaterstaatkundige betekenis zijnwe in deze biografie niet aan hetgoede adres.Eige<strong>nl</strong>ijk komen we niet zo gekveel verder dan de wetenschapdat hij ‘eerst en vooral rivierkundige[is] geweest, de man vanhet systematische inzicht in hethele rivierenstelsel, een inzichtgebouwd op een wetenschappelijkverantwoorde observatievan stroomsnelheid, waterpeil,verval en afvoercapaciteit.’Verder komt de waterpassing,het overbrengen van AmsterdamsPeil, die één van zijnbelangrijkste activiteiten wasen die uiteindelijk leidde tot ons


31V OOR U GELEZEN VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010NAP, ternauwernood aan bod.Als er – naast de politieke invalshoek– al een tweede zwaartepuntin de biografie ligt, is hetdat van Kraijenhoffs activiteitenop het gebied van defensie envestingbouw. Het begint ermeedat hij de zoon was van eenmilitair-ingenieur, die hem zijngeambieerde carrière in diezelfderichting ontzegde. Naarmoderne inzichten een pedagogischemiskleun. Na zijn promotiein de filosofie was er nogeven sprake van een militaireopleiding onder de bekendeNederlandse vestingbouwkundigeC.D. Dumoulin, maar ook dezekeer liep het op niets uit.Kraijenhoff zat echter niet stil enverdiepte zich op persoo<strong>nl</strong>ijketitel jare<strong>nl</strong>ang in wat eige<strong>nl</strong>ijkzijn favoriete vakgebied was engaandeweg werd hij een 'amateur-militair'.En daarin zat detijd mee: de ene machtswisseling,oorlogsdreiging of werkelijkestrijd volgde op de andereen wie iets van de krijgskundebegreep én op voldoende steunkon rekenen, was spekkoper.Zo is hij in 1787 als deskundigegeraadpleegd in verband met hetwel of niet zetten van inundatiesvoor de verdediging van de patriottischehoofdstad tegen deorangisten en hun Pruissischehelpers (denk ook aan Goejanverwellesluis).Na het aanvankelijkeverlies van de stad, volgdein 1795 een totale ommekeer enis Kraijenhoff benoemd tot militaircommandant van Amsterdamonder de BataafscheRepubliek. Deze positie wasevenwel niet conform de gedachtevan een centraal gezag - dus ookover de strijdkrachten - en wasals zodanig alweer een voedingsbodemvoor nieuw conflict.Dit eindigde met Kraijenhoffsterugtrekken uit de stad en eendubbelaanstelling als adjunctcontroleurvan de Hollandse fortificatiënen van de rivieren. Indeze positie heeft hij zich onderscheiden.Niet in de eersteplaats door het ontwerpen enbouwen van revolutionaire fortificaties,maar wel door de kunstvan het toepassen van waterstaatkundigekennis bij de realisatievan waterlinies. De eerstekeer deed hij dat in 1799, toen hijin Noord-Holland een waterbarrière'opwierp' die in een halvecirkel van het Haarlemmermeernaar Monnickendam liep. Delinie was bedoeld om een invasievan Engelsen en Russen bij hunstrijd tegen Frankrijk de opmarsnaar Amsterdam te belemmeren.De hindernis werkte en hetvervolg was dat Kraijenhoffs uitgebalanceerdesysteem van hetstellen van waterlinies meer enmeer is toegepast. Het bekendstwerden de Nieuwe HollandseWaterlinie (begonnen in 1815)en de Stelling van Amsterdam(begonnen rond 1875).Kraijenhoffs eerste als waterlinieuitgevoerde kringstelling waseen voorloper van de Stelling vanAmsterdam. Deze kringstelling,die ook wel als de 'Positie vanAmsterdam' of als de 'OudeStelling van Amsterdam met dePosten van Kraijenhoff' wordtaangeduid, is voorbereid en uitgevoerdin de jaren 1805-1810,dus grotendeels onder bewindvan Koning Lodewijk Napoleon.Het einde van de aa<strong>nl</strong>eg van depositie kwam tegelijk met dei<strong>nl</strong>ijving van Nederland in hetFranse Rijk. De linie werd medeaangelegd om aanvallers vanFrankrijk en van zijn vazalstatente weren, maar ze was bijnagebruikt om de Fransen zelf buitende stad te houden. De linie isdoor de politieke situatie echterniet in staat van verdediginggebracht en de ontwerper ervanmoest op last van KeizerNapoleon opnieuw het veld ruimen.Toch wist Kraijenhoff nogmaalsde weg naar het hof tevinden en nota bene Napoleonzélf voor zijn project van eenwaterlinie van Gorinchem naarde Zuiderzee te interesseren.Van uitvoering van het project envan realisatie van een IJssellinieis het toen echter niet meergekomen: in 1813 viel het doekvoor Napoleon in de Volkerenslagbij Leipzig.Tot zover zijn Kraijenhoffs militairewerken intussen in het veldnauwelijks meer fysiek waar tenemen. Dat is anders voor watbetreft de Nieuwe HollandseWaterlinie, zoals al gezegd,begonnen in 1815 en voor watbetreft het zogenoemdeZuidelijke Frontier. Beide linieswaren bedoeld om de weerbaarheidtegen het nog steeds alsexpansieve mogendheid gevreesdeFrankrijk te vergroten. Paslater volgden de functies van deNHW als verdediging tegenBelgië en Duitsland. De NHWDE STELLING VAN AMSTERDAM ANNO 2010: BUNKERS UIT 1917-19


32V OOR U GELEZEN VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010groeide in tientallen jaren letterlijkuit tot het 'pièce de résistance'van de Nederlandse defensie,maar vond zijn oorsprong in dedoor Kraijenhoff al aan Napoleongeopperde linie, echter verlengdtot aan de Biesbosch. Het isvreemd dat Uitterhoeve hieramper op ingaat en dit bovendien'verdedigt' met de volgendeopmerking: “In Levensbijzonderheden,dat over de jaren vanaf1815 voor het overgrote deelgewijd is aan de totstandkomingvan het Zuidelijke Frontier,spreekt hij verder heel weinigover zijn verdere bemoeienis metde Nieuwe Hollandse Waterlinie,toch ook een enorme onderneming.”Kennelijk was deze duidelijkeomissie in Kraijenhoffsautobiografie geen reden voorUitterhoeve om wat dieper tespitten. En juist op dit punt is erin ons land veel belangstelling,want de NHW staat volop in deschijnwerpers. Eén ding betreffendede NHW is over de jarenca. 1825-1840 zeker: nadat erzo'n 10 jaar aan inundatievoorzieningenwas gewerkt (zo zijner diverse zogenoemde 'waaiersluizen'gebouwd, die tegen hoogwater in geopend konden worden),viel de voortgang vrijwelstil. Eerst vanwege een verleggingvan de hoofdaandacht naarhet Zuidelijke Frontier in hethuidige België en vervolgensdoor geldgebrek als gevolg vande afscheiding van België. Enhierover weidt Uitterhoevegelukkig wel weer uit, zeker ookomdat het leidde tot verguizingvan Kraijenhoff. Sjoemelen metbouwvoorschriften door aannemersmet als gevolg instortingenbij nieuw gebouwde forten inonder meer Charleroi en Ieperen het achter zijn rug om, oftraag rapporteren door hogemilitairen, vormden de i<strong>nl</strong>eidingtot het zware diskrediet, dat hemuiteindelijk zelfs bij KoningWillem I in ongenade deed vallen.Hij is publiekelijk beschimpten zelfs een tijd gevangen gezet.Er heeft uiteindelijk wel eerherstelplaatsgevonden, maarKraijenhoff kreeg toch een minderprominente plaats in denationale geschiedenis dan hemwellicht ten deel was gevallenzonder deze affaire. Dus tocheen beetje een roemloze aftochtvan een groot en veelzijdig man.Uitterhoeve heeft een monumentalebijdrage geleverd tot verdiendeerherstel, zij het dat erook wel wat puntjes zijn geblevenwaar de interesse meer isgewekt dan wordt bevredigd.Vooral daar waar hij zich lietleiden door Kraijenhoffs eigenLevensbijzonderheden is hijsoms iets te gemakzuchtiggeweest en had een kritischer enmeer diepgravende benaderingnog verrassende vergezichtenkunnen opleveren. Niettemin isdeze biografie – samen met hetPanorama Krayenhoff, het naarhem genoemde 'NationaalProject Nieuwe HollandseWaterlinie' – een verdiend, postuumeerbetoon aan deze ookop vele andere terreinen actievemilitaire waterstaatsman.Kraijenhoff liet immers voldoendetastbaars in ons cultuurlandschapachter om tot de bouwersvan ons nationaal landschapgerekend te kunnen worden.Een zeer lezenswaardigebiografie die iedereen die zichmet Kraijenhoffs fysiekenalatenschap bezig houdt zekermoet raadplegen en die verderde politiek ongewisse positievan een alleskunner in deovergangsperiode van AncienRégime naar Moderne Tijdfraai in beeld brengt.Dutch LowlandsMorphogenesis of aCultural LandscapeAuteurSaskia de WitRecensentHenk BaasUitgaveUitgeverij SUNAmsterdamDetailsPaperback192 pagina’sISBN 978-90-8506-7351Prijs € 24,50Dutch Lowlands is verschenenals deel van een onderzoeksprogramma'Urban LandscapeArchitecture' dat wordt uitgevoerdaan de TU Delft, bij defaculteit Landschapsarchitectuur.Eén van de thema's binnenhet onderzoeksprogramma is delandschapsarchitectonischeanalyse van het Nederlandselandschap. In dat kader is eenEngelstalige uitgave verschenenvan landschapsarchitecte Saskiade Wit. Het betreft een boek overde morfogenese van het landschapzoals we dat aantreffen inde Nederlandse delta. Dit deelvan Nederland is bij uitstek eenman-made landschap, dat sindsde eerste ontginningen talrijketransformaties heeft ondergaan.Deze ontginningen staan centraalin dit boek, waardoor hetvooral een historisch-geografischoverzichtswerk is geworden.Het feit dat het boek is geschrevenvanuit landschapsarchitectonischperspectief zien weterug in de wijze waarop hetboek is geïllustreerd. Met behulpvan eenvoudige, doch doeltreffendeillustraties worden telkensper regio de belangrijksteontwikkelingen op kaarteningetekend, schetsmatig, maartoch zeer precies en op gelijkeschaal. Deze werkwijze is inmiddelseen echt handelsmerkgeworden van de 'Delftse school'van Steenbergen en Reh (Polderatlas2009, Zee van Land 2005).Zoals gezegd focust dit boek opde genese van de vorm. De vormvan het landschap is geen toevalligheid,maar het resultaatvan verschillende processen diezich in het verleden hebbenafgespeeld. De vorm of morfologievan het landschap is volgensde auteur hetgeen dat het duidelijkstde expressie weergeeft vanalle landschapsvormende processenuit het verleden. En ookveel aspecten die de ruimtelijkekwaliteit van het huidige gebiedbeïnvloeden en bepalen, zoalsinfrastructuur, waterbeheer ennatuurontwikkeling, zijn directverbonden met de morfologievan het bestaande polderlandschap.Kennis over de genesevan deze morfologie zou aande basis moeten staan van elknieuw ontwerp, aldus de auteur.Met het benadrukken van devorm van het landschap raakt deauteur aan een oude discussieover vorm en functie. Moet denieuwe functie leidend zijn, of debestaande vorm? Voor beide valtuiteraard wat te zeggen, maarzeker in een landschap waar deverkavelingsstructuur sinds demiddeleeuwen zo onveranderd isgebleven, valt veel te zeggenvoor het benadrukken van de


33V OOR U GELEZEN VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010vorm als randvoorwaarde voornieuwe ontwikkelingen.De Hollandse Delta valt ongeveersamen met het gebied datwe de Randstad noemen, maarwaarschij<strong>nl</strong>ijk omdat het hierniet zozeer gaat om de stedelijkeontwikkeling, is deze term nietgebruikt. Ten behoeve van deanalyse is het gebied in een aantalgenetisch en morfologischsamenhangende gebiedenonderscheiden: de Grote Waard,de Waarden van Zuid-Holland,Tussen Rijn en IJssel, Tussen deRijn, de Vecht en de Drecht,Centraal Holland en hetHaarlemmermeer-complex.Voor elk gebied is systematischeen aantal zaken op een rijgezet: begrenzing, het natuurlijkelandschap van voor de ontginning,de ontginning, de veenwinning,de drooglegging van deplassen, etcetera. Deze werkwijze– ook met dank aan de illustraties– maakt vergelijking tussende regio's mogelijk, watbetreft systematiek een pluspunt.Zo kun je direct zien dat deWaarden van Zuid-Holland eenbijzondere continuïteit bezitten,vanaf de periode van ontginningtot nu. Het is een geleidelijkgegroeid landschap, met eenenorme genetische samenhang.De auteur doet een voorzichtigeuitspraak over de voorbeeldfunctievan deze oude ontginningslandschappenvoor de eerstedroogmakerijen. Is het verkavelingspatroonvan de oudste'lake-bed polders' inderdaadgebaseerd op dit coherente systeemdat de Waarden zo kenmerkt?Inhoudelijk voegt het boek nietstoe aan hetgeen ook elders al isgepubliceerd. Wat de meerwaardeis, is dat de bestaande informatiesystematisch is geordenden gepresenteerd. Uit de Erfgoedbalans2009 bleek ook aldat er juist aan dit soort syntheseseen groot gebrek is. Wemoeten met andere woorden blijzijn dat dit nu wel voor dit deelvan het Hollandse landschap isgedaan. Uiteraard met de beperkingdat het hier vooral eenoverzicht betreft van de ontginningsgeschiedenisen de bijbehorendeverkavelingspatronen.Uit trendanalyse weten we dat ertegenwoordig meer behoeftebestaat aan een integrale benaderingvan het cultuurlandschap,waarbij ook archeologische,bouwhistorische, historisch-ecologischeen aardkundigeaspecten aan bod komen. Indie zin is de studie beperkt in debruikbaarheid.De laatste alinea van het boekgeeft feitelijk weer wat met dezemanier van onderzoek en presentatiewordt beoogd. Dit deelvan Nederland zal de komendejaren verschillende ruimteclaimsop zich af zien komen, metname vanuit de sectoren natuur,water en wonen. Tegelijkertijd isdit het landschap dat vanuit(inter)nationaal perspectief totonze meest waardevolle landschappenbehoort. Met name deveenontginningen zijn hierrepresentatief voor het'Hollandse polderlandschap' datinternationaal uiterst bijzonderis. Met andere woorden: wemoeten voorzichtigheid betrachtenmet nieuwe ingrepen in ditrelatief ongeschonden cultuurlandschap.Wat de auteur betreftzouden deze nieuwe opgaven uitmoeten gaan van het bestaanderaamwerk van ontginningspatronen,en niet als een 'tabula rasa'over het bestaande landschapheen worden gelegd. Op diemanier kunnen nieuwe opgavenbijdragen aan een landschapmet behoud van historischekwaliteit. Voor een historischgeograaf een vanzelfsprekendheid,dus ik kan het er alleenmaar van harte mee eens zijn.Onder onze voetenDe archeologievan NederlandAuteursEvert van Ginkel & LeoVerhart (in opdracht vanNederlandse Organisatievoor WetenschappelijkOnderzoek)RecensentLiesbeth TheunissenUitgaveUitgeverij Bert BakkerDetailsHardcover334 pagina'sgeïllustreerdISBN 978-90-351-3207-8Prijs € 25,–Sinds eind september is Nederlandeen archeologisch publieksboekrijker. Onder onze voeten.De archeologie van Nederlandis een visueel paradijs van hetformaat stoeptegel, te verkrijgenvoor de zeer schappelijke prijsvan € 25.De weldaad aan beelden en delage prijs zullen vast en zekerdrempelverlagend werken bij deaanschaf, maar wat krijgt eennietsvermoedende lezer die hetboek in een opwelling net voorSinterklaas of Kerst koopt?Onder onze voeten is geschrevenvoor het grote publiek verhaaltde omslagtekst. Het i<strong>nl</strong>eidendehoofdstuk – een voorwoord ontbreekt– legt uit dat archeologieeen dynamische wetenschap isdie de afgelopen 25 jaar groteontwikkelingen heeft doorgemaakt.Schaalvergroting inaantasting van het bodemarchiefen de ondertekening van hetVerdrag van Malta leidden toteen radicale omwenteling: van200 naar 1000 werkzame archeologen,van 100 naar 2500onderzoeken per jaar en eensteeds grotere stroom opgravingsrapportages.Om de kennisover ons bodemarchief te bundelen,heeft NWO (NederlandseOrganisatie voor WetenschappelijkOnderzoek) in hetprogramma Oogst van Malta vierprojecten gefinancierd waaruiteen aantal doorwrochte proefschriftenis voortgekomen.Tegelijkertijd lag er ook de wenseen groter publiek nader telaten kennismaken met dehedendaagse Nederlandsearcheologie.Hoewel het Verdrag van Maltapas twee jaar geleden daadwerkelijkvan kracht is, is het werken'in de geest van Malta' alveel langer van toepassing: ruimvijftien jaar. Het onderzoek, uitgevoerdin het tracé van deBetuweroute, was het eerstepraktijkvoorbeeld, een hardeleerschool voor de nog niet


34V OOR U GELEZEN VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010commercieel georiënteerdegeneratie archeologen. Wat iseige<strong>nl</strong>ijk onze kenniswinst uitMalta? Wat zijn we de afgelopenvijftien jaar wijzer geworden?Een nieuw boek, een nieuwgeluid?De eerste beschouwing van hetboek maakt duidelijk dat devraag naar de recente kenniswinstonbeantwoord blijft. Detoppers uit het afgelopen decenniumzijn naadloos ingepast inhet verhaal van de oudere ontdekkingen.Het is vooral in dekorte, intermezzoachtige tekstenop de rechterpagina's waarinrecente ontdekkingen of denieuwste methoden worden toegelicht.Het is een nieuw boekmet een iets harder geluid.Op zich is dat een logischeaanpak, immers: er is geentabula rasa. De vorige generatiesarcheologen ontdekten talvan zaken, schreven hun verhalen,ook voor het grote publiek.Echt nieuw of radicaal anders iseen schaars goed. Maar ze zijner wel, deze kleine hoogtepuntenin kennis. Zaken waarvan wevijftien jaar geleden geen weetvan hadden; de huizen van deHazendonkgroep (Schipluiden,foto) of de afwijkende dubbelbegravingenuit de Vroege IJzertijd(Waalsprong). Wat mij betreft,hadden ze meer prominenternaar voren gebracht mogenworden.De eerste indruk, gevoed doorde vele illustraties, geeft eenbeeld van archeologischNederland, met een paar terugkerendeonderwerpen. Zo bevathet boek opvallend veel metalenvoorwerpen (toename metaaldetectie),opvallend veel vondstenvan organisch materiaal (goedebewaaromstandigheden in denatte delta), opvallend veel gravendearcheologen in het veld(toename van het aantal opgravingen)en opvallend veel skeletten(meer aansprekend dan eenconcentratie handgevormdescherven). Als beschouwer moetje even zoeken naar de bijbehorendebijschriften aan de handvan de cijfercodes.Bij dit zoekproces onderga jerustmomenten bij de prachtige,beeldvullende landschappelijkeillustraties over twee pagina's,van de hand van Ulco Glimmerveen.Bij nadere lezing van de 26hoofdstukken rijst een heldergeschreven verhaal op. Vanaf deoudste werktuigen van deNeanderthaler tot aan deloopgraven uit de TweedeWereldoorlog wordt de millennialangegeschiedenis van onsland beschreven. Dat daarbijkeuzes gemaakt moeten worden,is niet meer dan logisch.Volledigheid is een utopie. Hetgaat om de grote lijnen, debelangrijkste ontwikkelingen ende parels uit het nationalebodemarchief, gelijkelijkverdeeld naar alle regio's inNederland. Dat is geen sinecure,zeker voor de jongste episodesuit onze geschiedenis. Deauteurs zijn in die strenge afbakeninggoed geslaagd. Ook hetabstractieniveau van de hoofdstukkentekstis evenredig. Hetlaatste hoofdstuk heeft een watandere insteek. Het thema is devisualisatie van het verleden'Van ondergrond naar bovengronds'.Daarin worden lijstengepresenteerd; de top tien vanmusea met spraakmakende collecties,tien plaatsen van herinnering(bijzondere zichtbaremonumenten) en tien creatievereconstructies.De lezer die nog verder wil gaan,wordt bediend met een overzichtelijke,naar thema's geordendebibliografie.Is het boek dan boven allekritiek verheven? Er zijn welkritische kanttekeningen teplaatsen. Zo had niet iedermottekasteel een voorburcht enkomen in de tekst wat wezen(losse koptitels) voor.Maar een enkele vage vorstwigfotodaargelaten, komt hetgeheel zeker de omschrijving opde achterflap tegemoet; '…schitterend, standaardwerk, datiedereen met belangstelling voorons verleden zal boeien'. Deargeloze koper die het boek ineen opwelling, verleid door aantrekkelijkbeeld en lage prijs,aanschafte, heeft geen kat in dezak gekocht. Als presentje, inschoen of onder de boom, is diteen mooi toegankelijk en inhoudelijkverantwoord boek datvelen zal aanspreken. Aan devele illustraties zal de gelukkigeeigenaar zich uren kunnen lavenen dat is een mooi vooruitzichtvoor de komende donkeredagen.


35V OOR U GELEZEN VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010LandwirtschaftlichesBauen im Nordwestenzwischen1920 und 1950AuteurSophie Elpers,Edeltraud Klueting,Thomas Spohn(samenstelling)UitgaveAschendorff VerlagMünsterDetailsPaperback, 329 pagina's230 afbeeldingenISBN 978-3-402-12803-9Prijs € 47,-In deze publicatie zijn 22bijdragen gebundeld die zijnvoorgedragen op het de 20stejaarbijeenkomst van het Duitse‘Arbeitsgemeinschaft für HausundGefügeforschung inNordwestdeutschland’ dat inapril 2008 in Arnhem heeft plaatsgevonden. De diverse bijdragenbetreffen de bouw van boerderijenin noordwest Duitsland enNederland tussen 1920 en 1950.De artikelen zijn grotendeelsgericht op Westfalen en Nedersaksen,maar ook Nederlandkomt enkele malen aan de beurt.En in deze gebieden komt juisthet hallenhuis, het type boerderijmet gebinten en driebeukigeindeling, voor. Doordat de artikelenover zowel Duitsland alsNederland gaan is hierin het verschilgoed zichtbaar tussen nationaal-socialistischeDuitsland enhet vooruitstrevende Nederland.De Nederlandse bijdragen gaanover de modernisering en standaardiseringvan de boerderijbouw.Bij de drooglegging van deZuiderzee, werd het nieuwe land,de Wieringermeer en deNoordoostpolder, bebouwd metgestandaardiseerde boerderijen.Enerzijds moest er een kwalitatiefgoed gebouw neergezetworden, anderzijds moest er snelveel gebouwd worden en mochtende kosten niet te hoog zijn.Men realiseerde zich dat de landbouwzich verder zou ontwikkelen,waardoor aanpassingen in detoekomst konden worden uitgevoerdbij deze gestandaardiseerdebouw.In navolging van de Noordoostpolderen de Wieringermeerwerd ook bij de wederopbouwboerderijen,boerderijen ter vervangingvan de vele boerderijendie in de Tweede Wereldoorlogbeschadigd of vernietigd waren,een standaardisering doorgevoerd.Bureau WederopbouwBoerderijen werd opgericht, vanwaaruit de wederopbouw centraalwerd geregeld. Toch warener in Nederland ook invloedenvan organisaties, zoals BondHeemschut, die voor het behoudvan de oude boerderijtypen enhet oude plattelandsbeeld waren.De wederopbouwboerderijenwerden door regionalearchitecten gebouwd, zodat dezeboerderijen toch een streekeigenkarakter kregen.Naast deze bijdragen is er in hetboek ook een artikel te vindenover de gebouwen van vliegveldDeelen, een vliegveld op deVeluwe dat door de Duitsers isgebouwd in de Tweede Wereldoorlog.Was in Nederland de standaardiseringal vanaf het tweede kwartaalvan de 20ste eeuw in ganggezet, in Duitsland werd nog langaan de Blut-und-Boden ideologievastgehouden. In de jaren '20 vande 20ste eeuw wordt de afkeervan de nieuwe materialen en hunverschijningsvorm al duidelijk.Dit vormt zich in de loop derjaren tot propaganda tegen 'hetnieuwe bouwen'. Enerzijds ismen overtuigd van de noodzaakvan vooruitgang, anderzijds spelende tegenstanders van moderniseringzo'n grote rol dat hetlandelijk bouwen weer vormkrijgt, zoals de oude boerderijener uit zagen. Dit gaat zover dat dewederopbouwboerderijen, boerderijendie worden gebouwd alsvervanging van verwoeste ofbeschadigde boerderijen, tijdensde oorlog weer de vorm van eenhallenhuis met een moderneconstructie kregen, terwijl ditoude type boerderij eige<strong>nl</strong>ijkvanaf 1900 al niet meer werdgebouwd. De discussie overmoderne of traditionele bouw vanboerderijen duurt tot halverwegede 20ste eeuw. Pas in de 50-erjaren stapt men af van de Blutund-Bodenideologie en begintook in Duitsland de standaardiseringvan boerderijbouw vorm tekrijgen.In het boek komen diverseonderwerpen aan bod die eenbeeld laten zien hoe lang het traditioneelbouwen van boerderijennog door ging in Duitsland. Daarentegenworden er ook onderwerpenbehandeld die gaan oversysteembouw, maar dan toch i<strong>nl</strong>andelijke stijl. Het compromistussen traditie en innovatie blijfteen onderwerp dat in veel artikelenterug komt. De verschillen enovereenkomsten van de verschillendegebieden in Duitsland blijkenuit de artikelen. De invloedvan de oorlog speelt daarin ookduidelijk een rol. In het boek zijnzowel specifieke bouwprojectenopgenomen als ontwikkelingen ineen bepaalde regio.Daarnaast komen ook de tijdelijkenoodonderkomens in denaoorlogse tijd aan bod.Toegevoegd zijn enkele biografiënvan landbouwarchitecten zoalsH.J. van Houten, Jan Jans enGustav Wolf. Van Houten wasRijkslandbouwarchitect inNederland en adviseerde boerenbij het efficiënter maken van hunboerenbedrijf. Vanuit de staatwerd deze modernisering bevorderd.Van Houten moest als landbouwarchitecteen weg zoekentussen enerzijds de moderniseringendie voor efficiëntere boerderijenzorgde. Anderzijds had hijte maken met Heemschutorganisatiesdie juist de oude boerderijtypenen het oude plattelandsbeeldwilden behouden. Welke gewetensproblemenen compromissenzijn typisch voor het werk dat VanHouten leverde. Jan Jans bouwdein zijn werk als architect inNederland juist nieuwe boerderijenin de stijl zoals ze in Twenteals eeuwen voor kwamen. Bij zijnontwerpen vond de modernebedrijfsvoering plaats in eengebouw dat een streekgebondenuitstraling had. In Duitslandbouwde Wolf eveneens modernebedrijfsvoeringen in traditionelegebouwen. In het levenswerk vanWolf zijn zijn activiteiten alsarchitect, monumentenzorger enbouwhistoricus verweven.Het boek is een bundeling vanonderwerpen die te maken hebbenmet het gevecht tussen traditioneelen innovatie van boerderijbouwtussen 1920 en 1950 uitzowel Nederland als Duitsland.Doordat het een bundeling is va<strong>nl</strong>ezingen van een symposium isdit natuurlijk niet dekkend vooralle onderwerpen die dit veldomvat, maar het geeft wel eenbeeld van wat er in die tijdspeelde.


VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010 36HET VERLEDEN BOVEN WATERWie nu ter hoogte van Rijswijk over de A4 rijdt, ziet juist ten zuiden van afslag 11 aan deoostkant het nieuwe landschap van de ingrijpend veranderde Harnaschpolder. Tot 2003 keekiedere voorbijganger uit over weilanden en kassen, terwijl het gezichtsveld nu wordt bepaalddoor Nederland’s grootste afvalwaterzuiveringsinstallatie (AWZI). Als het mogelijk zouzijn om de weg terug te nemen naar ongeveer 1500 na Chr. dan was een geheel ander landschapzichtbaar, wat op zijn beurt weer verschilde van het landschap rond 150 na Chr.Wie nog verder terugreist tot ruim 3500 voor Chr. zal zich misschien verbazen niet in eenwoest en verlaten streek terecht te zijn gekomen, maar in een dan ook al door mensenbewoond en ingericht landschap.Archeologischemonumentenzorg door hetHoogheemraadschap van DelflandFOTO: JEROEN FLAMMANAfvalwater Haagse RegioIn de jaren ’90 van de vorige eeuw starttehet Hoogheemraadschap van Delfland deplannen voor de uitbreiding van de afvalwaterzuiveringcapaciteitin de Haagse regio.De reden hiervoor was tweeledig; de toenamevan de hoeveelheid afvalwater door meermensen, woningen en bedrijven en de stringentereeisen die de Europese Unie stelt aanhet gezuiverd water vanaf 1 januari 2006. Deoplossing lag niet verscholen in enkel de uitbreidingof modernisering van de al bestaandeafvalwaterzuiveringinstallaties. Nadat verschillendevestigingslocaties voor een nieuw tebouwen AWZI op hun geschiktheid warenbestudeerd, viel de keuze uiteindelijk op deHarnaschpolder te Schipluiden.IDe bouw van deze AWZI is gepaard gegaanmet forse grondingrepen. Dat geldt allereerstvoor de 25 ha grote bouwlocatie in deHarnaschpolder. Op dit terrein zijn 28 bassinsgebouwd met een doorsnede variërend tussende 47 en de 65 m. De bodem van de bassins liggenruim 4,5 m onder het maaiveld en onderde bassins zijn duizenden heipalen geslagen.De aa<strong>nl</strong>eg van de leidingen voor de aan- enafvoer van respectievelijk afval- en gezuiverdwater impliceert ook grondingrepen. In totaalis ongeveer 40 km nieuw leidingenstelsel in deHaagse regio aangelegd. De leidingen met eendiameter van 2 m zijn overwegend gelegd inopen ontgraven sleuven van gemiddeld 4 mbreed en 4 m diep, bij elkaar opgeteld eenruimtebeslag van bijna 10 ha.Zulke grootschalige bodemingrepen zijnbedreigingen voor archeologische vindplaatsen.Hun aanwezigheid is te verwachten geziende hoge trefkans op archeologische resten voorgrote zones in de Haagse regio, om nog maar tezwijgen over de al bekende vindplaatsen in ditgebied. Het wekt dan ook geen verbazing dathet Hoogheemraadschap van Delfland eindjaren ’90 tijdens de procedure van de MilieuEffect Rapportage (MER) is geattendeerd opde verantwoordelijkheid die zij heeft voor dearcheologische monumentenzorg als initiatiefnemervoor deze bodemingrepen, vooruitlopendop de toen aangekondigde wijziging vande Monumentenwet 1988.Inzet van expertise en ervaringBij het opstarten van de archeologische monumentenzorgvoor het project in 1998 was hetgehele archeologie-bestel in Nederland volopin ontwikkeling en verandering. De eersteverdeling van rollen en taken, gescheiden in


37 VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010bevoegd gezag, voorbereiding en uitvoering,kwam tot stand en menigeen moest de inhoudvan zijn nieuwe positie in het werkveld nogontdekken. In eerste instantie kwamen archeologendie in uitvoerende zin in het gebiedMidden-Delfland en de Haagse regio werkzaamwaren bij elkaar. Deze groep bereidde deeerste fase van het project voor door de inbrengvan inhoudelijke expertise over diverseperioden en praktische ervaring met archeologischonderzoek. Uiteindelijk werd de archeologischemonumentenzorg in het AHR-projectgewaarborgd door een convenant tussen hetHoogheemraadschap van Delfland, provincieZuid-Holland, de betrokken gemeentes DenHaag, Schipluiden (tegenwoordig Midden-Delfland) en Rijswijk, het SamenwerkingsverbandYpenburg, de Rijksdienst voor hetOudheidkundig Bodemonderzoek (tegenwoordigRijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)en het Amsterdams ArcheologischCentrum (AAC) van de Universiteit van Amsterdam.Dit convenant, ondertekend op 31januari 2000, nam een voorschot op de implementatievan het Verdrag van Valletta (1992) inde Nederlandse wet- en regelgeving dat pasvele jaren later z’n invoering meemaakte. Deleemtes en gebreken in het tot dan toe gevoerdebeleid werden met dit convenant ondervangen.Taken en verantwoordelijkheden van hethoogheemraadschap werden gedefinieerd, maarbelangrijker waren de bepalingen dat de provincieZuid-Holland optrad als overkoepelendbevoegd gezag en dat de Projectgroep ArcheologieAHR (PAAHR), bestaande uit de vertegenwoordigersvan de convenantpartners, dearcheologische monumentenzorg onder leidingvan het hoogheemraadschap coördineerde.Voor deze coördinatie en het projectmanagementstelde Delfland een projectleidervan Vestigia BV aan.1 – IN DE NOORDELIJKE REGIO VAN HET HOOGHEEMRAADSCHAP VAN DELFLAND IS EEN WIJDVERBREIDNETWERK VAN LEIDINGEN AANGELEGD VOOR HET TRANSPORT VAN AFVALWATER NAAR DE AWZIHARNASCHPOLDER EN VAN GEZUIVERD WATER NAAR ZEE. DIT BOOD EEN UITGELEZEN KANS OM EENGOEDE DOORSNEDE VAN HET LANDSCHAP TE ONDERZOEKEN IN DE METERS BREDE EN DIEPE ENKILOMETERS LANGE ONTSLUITINGEN. AFBEELDING HOOGHEEMRAADSCHAP VAN DELFLANDCommitmentIn opdracht van het Hoogheemraadschap vanDelfland heeft de projectgroep zelf de kadersvan de archeologische monumentenzorgbepaald, waarvoor de participerende instellingencapaciteit en expertise beschikbaar hebbengesteld. Het hoogheemraadschap bood deafdelingen archeologie van de betrokkengemeentes en het AAC de mogelijkheid omveldonderzoeken te verrichten, waarvan uiteindelijkalleen de gemeentes Rijswijk en DenHaag gebruik hebben gemaakt. De PAAHRheeft echter besloten ten behoeve van eenheldere scheidslijn tussen verantwoordelijkhedenen taken, dat de vertegenwoordiger inde projectgroep niet de primaire verantwoordelijkheidhad voor de uitvoering van dergelijkeopdrachten.Tot aan de uitvoering van het verkennendbooronderzoek in het AHR-transportsysteemen de proefsleuven in de Harnaschpolder is hetmerendeel van het werk, zoals het opstellenvan de ontwerpen, door de leden van dePAAHR verricht. Tijdens de uitvoering van degrote veldwerkzaamheden bleek de behoefte teontstaan aan een verdere ontwikkeling van deorganisatie, waardoor naast de projectcoördinatorArcheologie bij het hoogheemraadschapook twee directievoerders werden aangesteld.Naar aa<strong>nl</strong>eiding van de uitkomsten van hetvooronderzoek in het AHR-transportsysteemen de Harnaschpolder is besloten diverse vindplaatsente onderzoeken door middel vanopgravingen en archeologische begeleidingen.Voor deze onderzoeken zijn negen ontwerpenopgesteld, waarbij gebruik is gemaakt van ontwerpteams.In een ontwerpteam zaten één ofmeer vertegenwoordigers van de beoogdearcheologisch uitvoerder en een vertegenwoordigervan de opdrachtgever of de PAAHR. Opdeze wijze werd een commitment aangegaan metde uitvoerder. Deze wist vanaf het begin wat demogelijkheden voor het onderzoeken van devindplaatsen inhield en kon zo direct meedenkenover de wijze van onderzoek. Anderzijdshield de opdrachtgever tegelijkertijd in degaten of de voorgestelde methoden van onderzoekrealiseerbaar waren binnen de kaders vantijd, geld en beoogde kwaliteit.Voor het onderzoek in het tracé van de transportleidingenwaren er twee ontwerpteams,één met de gemeenten Den Haag en Rijswijkvoor de archeologische begeleiding en één methet opgravingsbedrijf Jacobs en Burnier voorhet pro-actieve onderzoek van een vijftal vindplaatsen.Voor de opgraving van de neolithischevindplaats in de Harnaschpolder was hetontwerpteam aangevuld met medewerkers vanSamenvattingHet Hoogheemraadschap van Delfland heeft in de periode 2001 tot 2007uitgebreid archeologisch onderzoek verricht in het kader van het projectAfvalwater Haagse Regio. Ruim voor het begin van de bouw van zowel degrote afvalwaterzuiveringsinstallatie (AWZI) Harnaschpolder als de kilometerslange in- en effluentleidingen door Rijswijk en Den Haag zijntientallen vindplaatsen uit het Midden-Neolithicum, de Romeinse tijd ende Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd onderzocht. De vooronderzoekenen opgravingen hebben geleid tot prachtige resultaten. Deze zijn weergegevenin diverse onderzoeksrapporten, permanente presentaties open rond de AWZI Harnaschpolder en een wetenschappelijke eindbundel.


VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010 382 – ONDERZOEK VAN EEN ROMEINSE VINDPLAATS IN HET LEIDINGENTRACÉNABIJ HET ZUIDERPARK, DEN HAAG. VOORAFGAAND AAN DE AANLEG VANDE LEIDINGEN WAS ER DE TIJD VOOR HET ONDERZOEK VAN DEZE NIEUWEVINDPLAATS. FOTO DSB ARCHEOLOGIE DEN HAAG3 – IN DE NOORDELIJKE PUNT VAN DE HARNASCHPOLDER WERD OP 2,5 TOT 4,5M BENEDEN MAAIVELD EEN DUIN AANGETROFFEN MET EEN NEDERZETTING UITHET MIDDEN NEOLITHICUM, CA 3500 CAL BC. VAN DE GEHELE VINDPLAATS ISRUIM 5500 M 2 MINUTIEUS ONDERZOCHT. FOTO CLAUDIA DOHMde Universiteit Leiden, Universiteit Groningen,BIAX Consult en ArcheoBone, voor deopgraving en archeologische begeleiding vande vindplaatsen uit de Romeinse tijd, Middeleeuwenen Nieuwe tijd met vertegenwoordigersvan ADC ArcheoProjecten. De bij hetopstellen van de onderzoeksontwerpen betrokkenorganisaties hebben nadien ook hetbetreffende onderzoek uitgevoerd.De PAAHR-onderzoeksagendaGeheel nieuw binnen de archeologische bestelvan Nederland anno 2000 was het gebruik vaneen onderzoekskader voor de archeologischemonumentenzorg binnen één specifiek project.Op basis van de resultaten van het eerstebureauonderzoek is door de PAAHR en RAAPArcheologisch Adviesbureau een regionaalonderzoekskader opgesteld. 1 Er was op datmoment nog geen concreet voorbeeld van eendergelijk kader, de NOaA stond destijds nog inde steigers. Het eerste deel schetste de kennisen verwachting van de holocene ontstaansgeschiedenisen de bewoning van de Haagseregio.Op basis hiervan en de onderzoeksinteressesvan de participerende instellingen zijn in hettweede deel onderzoeksvragen geformuleerdvoor de feitelijke onderzoeksagenda van ditproject. Behalve vragen over het voormaligmenselijk handelen bevatte het onderzoekskadereen serie evaluatievragen met betrekkingtot de archeologische verwachting,prospectie, waardering en selectie. Met ditonderzoekskader heeft de PAAHR de coherentiein het onderzoek bewerkstelligd, omdat deaandacht niet lag op individuele vindplaatsenmaar op de rol en betekenis van vindplaatsenten opzichte van elkaar, waardoor het regionaleaspect van het onderzoek duidelijk opde voorgrond trad.Prospectie en selectieIn de periode 2001-2002 zijn de prospectieveonderzoeken uitgevoerd. In de Harnaschpoldervolgde het onderzoeksproces het klassiekeschema van verkennend booronderzoek,karterend booronderzoek en proefsleuven,waarbij een zo groot mogelijke dekking vanhet gehele gebied heeft plaatsgevonden. Denog aanwezige tuinbouwkassen en bebouwingzorgde wel voor enkele blinde vlekken. Hetvooronderzoek in de leidingtracés bood vanwegede ligging van de vele leidingen de mogelijkheidop diverse manieren een landschappelijkedoorsnede te maken van het gebied tussende Harnaschpolder en de Zuid-Hollandsekust (figuur 1). Hiertoe werden bijna negenhonderdboringen geplaatst binnen somsdichtbebouwde of bestraatte situaties.Pas ná het volledig uitvoeren van het inventariserendevooronderzoek heeft de evaluatievan de resultaten geleid tot een selectiebesluitvan het bevoegd gezag welke vindplaatsen inaanmerking kwamen voor vervolgonderzoek.Afhankelijk van de grootte van de vindplaatsin de leidingtracés en de mogelijkheid deze ‘inalle rust’ te onderzoeken is voor twee vindplaatsenuit het Midden-Neolithicum, twee uitde Romeinse tijd en een uit de Late Middeleeuwen-Nieuwetijd besloten deze pro-actief,dus voorafgaande aan de aa<strong>nl</strong>eg van de leiding,te onderzoeken (figuur 2). Naast diverse tracésmet een gemiddelde en hoge verwachting oparcheologische resten werden nog eens tweelocaties geselecteerd voor onderzoek doormiddel van een archeologische begeleiding.Tijdens de begeleiding van twee tracédelenmet een hoge verwachting werden nog eenstwee vindplaatsen, uit de IJzertijd en de LateMiddeleeuwen, aangesneden.De behoudenswaardige vindplaatsen in de Harnaschpolderwaren een midden-neolithischenederzetting, twee Romeinse nederzettingenen het verkavelde landschap uit de Romeinsetijd. Aangezien zij niet in situ waren te behouden,zijn zij grootschalig en intensiefopgegraven. Bij het afgraven van de vee<strong>nl</strong>aagdie het duin met daarop de midden-neolithischevindplaats bedekte, werd een groep vanbijna 20 aangepunte paaltjes uit de overgangLaat Neolithicum naar Vroege Bronstijd vaneen tot dan toe onbekende vindplaats aangetroffen.Tegelijkertijd zijn vijf huisplaatsenen twee historische verkavelingen uit de LateMiddeleeuwen - Nieuwe tijd geselecteerd voorarcheologische begeleiding, aangezien die paskonden worden onderzocht na sloop van debebouwing.Van 3500 v.Chr. tot 20ste eeuwIn totaal zijn over het gehele AHR-project44 vindplaatsen onder de aandacht geweest,waarvan 21 daadwerkelijk via een of anderveldonderzoek zijn onderzocht.Het onderzoek heeft een schat aan nieuweinformatie opgeleverd. Door het zeer uitgebreidefysisch geografische onderzoek in alleveldcampagnes, waarbij ook zeer veel monstersuit de diverse bodemlagen zijn genomen, iseen veel gedetailleerder beeld ontstaan van deontwikkeling van het milieu en landschap indeze regio. Dankzij micromorfologisch enbotanisch onderzoek is bijvoorbeeld meerinzicht verkregen over het ontstaan van hetlandschap en haar vegetatie vanaf het Midden


39 VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010Neolithicum tot en met de Romeinse tijd.Vooral archeobotanisch onderzoek heeft achterhaaldin welke milieus de condities geenbelemmering zijn geweest voor bewoning. Zovalt op dat in de Oude Duinen ook ten tijdevan de Bronstijd droge gronden zijn, maarblijft het de vraag waarom er nauwelijks totgeen sporen van menselijke aanwezigheidworden aangetroffen, terwijl de gebieden welzijn beakkerd en deze gedurende de periodendaarvoor en daarna ook zijn bewoond. Voor deperiode na de Romeinse tijd blijft het aantalbronnen voor de vegetatie flink achter tenopzichte van de eerdere perioden, maar fysischgeografisch is wel duidelijk dat de mens steedsmeer grip en invloed krijgt op het landschap. 2Rond 3500 v.Chr. leefde in het gebied van dehuidige Harnaschpolder een klein locale groepvan ongeveer 25 personen. De opgraving vanhun permanent bewoonde duin in 2003 heeftveel nieuwe informatie opgeleverd over de ontwikkelingvan de neolithische same<strong>nl</strong>eving inhet westen van Nederland. Het grootste deelvan de nederzetting is minutieus onderzocht,waarbij ruim 4500 sporen en ongeveer 50.000vondsten over een oppervlakte van 5500 m 2zijn gedocumenteerd en verzameld (figuur 3).De bewoners leefden van wat de natuur hunbood in de verschillende ecozones zoals de zee,de duinen en de kwelders en wat zij alsopbrengst van de akkerbouw en veeteelt overhielden.Voor (vuur)steen waren zij afhankelijkvan de contacten met andere groepen verdernaar het oosten en zuiden. Daar tegenoverstaat dat de gebruiksvoorwerpen wel op locatiewerden vervaardigd, gelijk aardewerk, sieradenen andere werktuigen van hout en been.Een opmerkelijke vondst betrof de begravingvan een volwassen man (46-49 jaar). Niet zozeer het graf en het skelet waren bijzonder,maar juist de bijgiften en de plek waar zijwerden gevonden. De man hield drie vuurslagenen een stuk pyriet in zijn handen voorzijn gezicht, alsof hij de vonken van het vuurmaken wilde aanblazen. Zo’n concrete aanwijzingvoor het maken van vuur in hetNeolithicum was in Nederland nog niet eerderaangetroffen.Volgens de onderzoekers kan de nederzettingte Schipluiden gezien worden als een representantvan de laatste fase van het neolithisatieproces,met nog veel kenmerken uit hetvoorafgaande Mesolithicum en de Swifterbantcultuur.3Het onderzoek naar de bewoning en het landgebruikgedurende de Romeinse tijd in deHaagse regio richtte zich tot het einde van detwintigste eeuw enerzijds op de sporenconcentratieszoals nederzettingen of in het oogspringendeelementen als wegen en de gracht vanCorbulo en anderzijds op de inrichting van hetlandschap en de ligging van nederzettingen enandere elementen daarin. Het onderzoek inhet AHR-project heeft vanaf begin af aan juistde combinatie van die twee invalshoekennagestreefd. Daarnaast zijn bij het onderzoekin de Harnaschpolder ook het concrete landgebruik,de agrarische bedrijfsvoering en de voedingaan bod gekomen. Rond 125 n.Chr. werddaar een nagenoeg natuurlijk landschap ingerichtmet een stelsel van sloten en greppelsvoor akkerbouw en veeteelt. Kort daarna werdenook twee nederzettingen gesticht, bestaandeuit één of meerdere gelijktijdige huizen, bijgebouwenmaar ook waterputten (figuur 4a-b).Gedurende een periode van 150 jaar hebben denederzettingen en het tussengelegen landschapcontinu aan verandering blootgestaan.Onder invloed van de verschuiving van akkerbouwnaar meer veeteelt als bestaansbronwerden de inrichting en de grootte van dekavels in de loop van de tijd aangepast. 4Uit het historische onderzoek was reeds geblekendat de 20e eeuwse bewoning in deHarnaschpolder zich nog steeds bevond op delocaties die vanaf de 17e eeuw zijn bewoond.Na de sloop van de moderne huizen zijn bijde archeologische begeleiding diverse sporenvan de oude erven aan het licht gekomen.Waterputten, beerputten, mestkuilen en desloten die de erven indeelden, waren de voornaamstesporen. De sporen van de oude bebouwingbeperkte zich echter tot enkele afgebrokenmuurresten. Een beeld van de gebouwenuit die tijd blijft voorlopig alleen nog vanhistorische prenten en schilderijen bekend. 5Archeologie voor het publiekHet Hoogheemraadschap van Delfland heeftzich als publieke instelling ten doel gesteldzich te kwijten van goed, verantwoord rentmeesterschapover ons kwetsbare archeologischeverleden. Deze doelstelling heeft zichonder andere ook vertaald in een weloverwogenen geplande publieksvoorlichting. Die4A – OVERZICHT VAN DE ROMEINSE NEDERZETTING IN DE HARNASCH-POLDER, GEMEENTE MIDDEN-DELFLAND. HET ERF KENT VIER FASES VANGEBRUIK, TUSSEN 125 EN 260 N.CHR. OP HET HOOGTEPUNT TUSSEN 175 EN225 N.CHR. STONDEN ER TWEE HUIZEN WAARVAN ÉÉN MET PORTICUS,BEIDE MET EEN EIGEN WATERPUT. AFBEELDING ADC ARCHEOPROJECTEN4B – IN DE ROMEINSENEDERZETTING IN DEHARNASCHPOLDERWERD EEN NAGENOEGCOMPLEET WIJNVATAANGETROFFEN,GEBRUIKT ALSBESCHOEIING VAN EENWATERPUT. VAN DEOMBOUW VAN DE PUT,GEMAAKT VAN ESSEN-HOUTEN PALEN, ZIJNENKELE ELEMENTENTERUGGEVONDEN. HETVAT DATEERT UIT DE 1EEEUW N.CHR. HET ISAAN HET BEGIN VANDE 2E EEUW N.CHR.INGEGRAVEN. DEOMBOUW IS IN 247N.CHR. VERVANGEN.FOTO ADC ARCHEOPROJECTEN


5 – IN DE VRIJ TOEGANKELIJKE GROENZONE RONDDE AFVALWATERZUIVERINGSINSTALLATIE IN DEHARNASCHPOLDER IS EEN DEEL VAN EEN HUISJE UITHET MIDDEN NEOLITHICUM NAGEBOUWD. TEKST-PANELEN GEVEN NADERE INFORMATIE OVER DEBEWONERS UIT DEZE PERIODE. FOTO: CLAUDIA DOHM


41 VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010Bureauonderzoek Inventariserend Opgegraven ArcheologischveldonderzoekbegeleidHNP Tracés HNP Tracés HNP Tracés HNP TracésNeolithicum - 3 1 3 1 2 - 1Bronstijd - - - - - - 1 +IJzertijd - 1 - 1 - - - 1Romeinse tijd 2 6 1 1 3 2 - 1Vroege Middel. - - - - - - - -Late Middel./Nieuwe tijd 17 3 2 1 - 1 7 1Totaal 19 13 4 6 4 5 8 4**Wel stuifmeel aangetroffen, geen sporen of vondsten.TABEL – OVERZICHT AANTAL VINDPLAATSEN UIT DE VERSCHILLENDE PERIODEN: BEKEND UITHET BUREAUONDERZOEK / NIEUW NAAR AANLEIDING INVENTARISEREND VELDONDERZOEK /OPGEGRAVEN VINDPLAATSEN / ARCHEOLOGISCH BEGELEIDE LOCATIES, WAARBIJ NIEUWE VIND-PLAATSEN UIT DE BRONSTIJD. DE IJZERTIJD EN DE LATE MIDDELEEUWEN ZIJN AANGETROFFEN.6 –DE EINDBUNDELPRESENTEERTNAAST DEEVALUATIEVAN HET PROJECTOOK SYNTHE-TISERENDEARTIKELEN OVERDE REGIONALEONTWIKKELINGVAN LANDSCHAPEN VEGETATIE ENDE MENSELIJKEAANWEZIGHEIDDAARIN.bleef niet beperkt tot de goed bezochte wekelijkserondleidingen op de opgraving van hetduin met de Neolithische bewoningssporen inde Harnaschpolder en de persvoorlichtingrondom dit veldwerk. In twee van de huisvestingenvan het hoogheemraadschap en inhet hoofdgebouw van de AWZI Harnaschpolderzijn vondsten en resultaten van deopgravingen tentoongesteld, waarmee de aandachtdie Delfland heeft voor de historie vanhaar gebied ook bij de medewerkers en bezoekersvan het hoogheemraadschap wordt getoond.Maar ook buiten is het verleden beleefbaargemaakt. De openbare groenstrook rondom deAWZI biedt plaats aan verschillende vegetaties,die in het verleden groeiden in de Haagseregio. Aan de hand van soorte<strong>nl</strong>ijsten uit hetRomeinse onderzoek is een selectie gemaaktvan de kruiden en gewassen die tussen debomen en struiken zijn gezaaid.Voor de vegetatiereconstructie uit het Neolithicum,eveneens gebaseerd in de opgravingaangetroffen vondsten, is zelfs een deel van hetduin nagebootst. Op het duin is een deel vaneen huis gereconstrueerd, inclusief een stukvan het hekwerk dat langs de voet van het duinis aangetroffen (figuur 5). Langs het wandelpadstaan informatiepanelen die toelichting gevenop de vegetatie en verhalen over anderewetenswaardigheden van het onderzoek.‘Het verleden boven water’De Projectgroep Archeologie AHR heeft voorkomendat het archeologisch onderzoek in hetkader van de archeologische monumentenzorgverzandde en vervolgens verdorde in eenstroom van individuele, niet samenhangenderapporten. Daarom is aan het begin van hetproject in de omschrijving opgenomen dat éénvan de projectresultaten een wetenschappelijkepublicatie zou zijn, gebaseerd op hetonderzoekskader en de -resultaten.Dit is uiteindelijk gerealiseerd in ‘Het verledenboven water’. 6 Het vormt het sluitstuk inde cyclus van de archeologische monumentenzorg,de koppeling tussen de resultaten van deopgravingen en de modellen die aan de basisstaan van nieuw archeologisch onderzoek. Hetis een bundeling van vijftien wetenschappelijkeartikelen aan de hand waarvan aandacht wordtgeschonken aan de opzet, de aanpak en de uitkomstenvan de archeologische monumentenzorgbinnen het AHR-project. Aspecten als hetprospectief onderzoek in het voortraject en hetgebruik van het onderzoekskader wordengeëvalueerd. Daarnaast geven tien synthetiserendeartikelen een overzicht van de geschiedenisvan het landschap en de bewoning vande Haagse regio vanaf het Midden Neolithicumtot de Nieuwe tijd. Een unicum isverder dat achter in het boek een CDrom isopgenomen waarop alle projectgegevens staanvermeld; het convenant, het onderzoekskaderen de elf onderzoeksontwerpen, de twaalfonderzoeksrapporten en de digitale databestandenvan alle campagnes. Met de verzameldeinformatie kan het bewoningsmodel voor deverschillende perioden in de verschillendemilieus worden verfijnd.Noten1 Bult et. al 2002 en Koot en Waasdorp 2000.2 Rieffe et. al 2006.3 Louwe Kooijmans 2006, pg 485.4 Goossens 2006.5 Lohof 2007.6 Flamman en Besselsen 2008.Literatuur– Bult E.J., J.M. Koot, H. van Londen,D.C.M. Raemaekers en J.A. Waasdorp 2002:Archeologische Monumentenzorg in het AHRproject.Deel 1: het voorbereidende werk. HaagseOudheidkundige Publicaties 6, Den Haag.– Flamman, J.P. en E.J. Bult 2003:Archeologische Monumentenzorg in het AHRproject.Deel 2: verkennend archeologischonderzoek in de Harnaschpolder. HaagseOudheidkundige Publicaties 7, Den Haag.– Flamman, J.P. en E.A. Besselsen 2008:Het verleden boven water. Archeologischemonumentenzorg in het AHR-project.Rapportage Archeologische Monumentenzorg148, Delft/Amersfoort.– Goossens, T.A. 2006: De bewoning in deRomeinse tijd in de Harnaschpolder. Samenvattingen slotbeschouwing. In: Goossens,T.A. en J.P. Flamman, Schipluiden,‘Harnaschpolder’. De inrichting en bewoningvan het landschap in de Romeinse tijd (125-270na Chr.), ADC ArcheoProjecten rapport 625,Amersfoort, pagina’s 423-440.– Koot, J.M. en J.A. Waasdorp 2000:Standaard Archeologische Inventarisatie ineneffluent leidingen AfvalwaterzuiveringHaagse Regio, Den Haag (intern rapport).– Lohof, E. 2007: Schipluiden, ‘GroenzoneAWZI Harnaschpolder’ (gem. Midden-Delfland).Een archeologische begeleiding, ADCArcheoProjecten rapport 820, Amersfoort.– Louwe Kooijmans, L.P. 2006: Schipluiden:a synthetic view. In: L.P. Louwe Kooijmansen P.F.B. Jongste, Schipluiden. A Neolithicsettlement on the Dutch North Sea coast c. 3500cal bc. Analecta Praehistorica Leidensia37/38, Leiden, pagina’s 485-516.– Rieffe, E.C., L.I. Kooistra, E.E.B. Bultenen J. van Dijk 2006: Archeologisch onderzoekin- en effluentleidingen AfvalwaterzuiveringHaagse Regio, Zoetermeer, DSB-rapport0619.


DRS. M. MARINGHOBÉON CERTIFICERING, DEN HAAGMarktwerking in demonumentenzorgEen auditteam van Hobéon Certificering bestaande uit adviseurs van Hobéon enrestauratiedeskundigen bezoekt de Pieterskerk in Leiden. Foto: E.J. Nusselder‘Erfgoed blijft, monumentenzorg verandert’ metdeze kop opent de Beleidsbrief ModerniseringMonumentenzorg van minister Plasterk. De beleidsbriefis de afronding van de decentralisatie die ingezetis met de monumentenwet van 1988. In degemoderniseerde monumentenzorg organiseert deoverheid zich anders dan voorheen. Zij vertrouwtmeer op zelfsturing van marktpartijen; van hen wordtverwacht dat ze een meer prominente rol in gaannemen in de borging een branchebrede kwaliteit. 1


www.hobeon.<strong>nl</strong> zie onder kwaliteitszorg, monumentenzorgEen korte blik op de beleidsbrief leert dat driethema's centraal staan in de nieuwe erfgoedzorg.Het individuele monument wordt onderdeel vaneen gebiedsgerichte bescherming.Herbestemming van monumenten wordt gestimuleerden de regelgeving wordt vereenvoudigd.Dit houdt onder anderein dat een deel van deregels verdwijnt, deelsomdat veel in het kadervan de ruimtelijke ordeninggeregeld zal worden,deels omdat de vergunningsplicht voor veelkleinere ingrepen wordt afgeschaft. DeRijksdienst voor het Cultureel Erfgoed vervulthaar traditionele adviestaak alleen nog bij sloop,reconstructie of herbestemming. Haar nieuwe rolwordt die van kenniscentrum.Nog sterker dan voorheen leunt de monumentenzorgnieuwe stijl op de kwaliteit van de uitvoerendeen beherende marktpartijen in de hele'restauratieketen'. Van erkende organisaties alsStadsherstel NV en Vereniging Hendrick de Keyser,via de architecten naar de ambachtslieden op desteigers. Vanuit het rijk wordt de toekomstigesituatie ondersteund met kennis. De Rijksdienstvoor het Cultureel Erfgoed zal in haar nieuwe rolbijvoorbeeld standaard bestekstermen ontwikkelenmaar ook de ontwikkeling van kwaliteitsnormendoor de verschillende branches gaanondersteunen. In de nabije toekomst zal steedsmeer werk uitgevoerd worden door gekwalificeerdemarktpartijen.Vanuit het beleid bekeken zijn deze ontwikkelingennieuw. In de voor restauratie verantwoordelijkebranches is echter al langer een trendwaarneembaar die zich karakteriseert door eengroeiende aandacht voor restauratiespecifiekekwaliteit en het vastleggen daarvan in door debranches zelf gedefinieerde eisen. De aa<strong>nl</strong>eidingwerd gevormd door de achteruitgang, soms zelfsde bedreiging, van het vakmanschap, zowel inkwantiteit als in kwaliteit. Het terugtreden vaneen centrale overheid in de monumentenzorgheeft het proces zeker versneld.Al deze erkenningssystemen staan open voorieder bedrijf (of persoon: de restauratoren kennen‘Nog sterker dan voorheen leunt de monumentenzorgnieuwe stijl op de kwaliteit van de uitvoerende enbeherende marktpartijen in de hele ‘restauratieketen’bijvoorbeeld een persoonscertificering) dat aande eisen voldoet. De regelingen zijn openbaaropvraagbaar en dus transparant en wordenbeheerd door een onafhankelijke instantie.Om een objectieve beoordeling te garanderenworden gespecialiseerde certificerende instellingeningeschakeld. Eén van deze bedrijven isHobéon Certificering uit Den Haag. Dit bedrijf is almeer dan tien jaar betrokken bij het ontwikkelenen uitvoeren van erkenningsregelingen in demonumentenzorg. Doel bij het ontwikkelen vande regelingen is de gehele ‘restauratieketen’ tefaciliteren; van opdrachtgevers en beheerders viaarchitecten, adviseurs, bouwbedrijven tot (gespecialiseerde)onderaannemers. De ontwikkelingvan een kwaliteitsnorm is een vak apart waarbijliefde voor erfgoed en kennis van bedrijfsvoeringen kwaliteitszorg samen komen.Er wordt samengewerkt met restauratiespecialistenuit de betreffendebranches.Sinds de jaren ‘80 van de vorige eeuwhebben steeds meer branches eigenkwaliteitsnormen vastgelegd. De restauratie-aannemerslieten als eenvan de eersten een erkenningsregelingontwikkelen. Een erkendeaannemer kan zich aansluiten bij deVakgroep Restauratie, een verenigingmet inmiddels 34 leden. In 2004gaven restauratie-architecten uitingFoto: E.J. Nusselderaan hun zorg over de afname van de restauratiekwaliteitin de hele keten en verklaarden zich inte zetten voor de formulering van termen en criteriawaarmee de kwaliteit van het architectenwerkin de monumentenzorg kan wordengewaarborgd 2 . Sinds die tijd heeft een flinkaantal architecten zich latenerkennen. Ook ambachtelijkebedrijven als steenhouwers,molenmakers, smeden enrestauratieschilders hebbenhun eigen kwaliteitseisenopgesteld. Naast erkenningsregelingen kankwaliteit ook geborgd worden door bijvoorbeelduitvoerings- of beoordelings-richtlijnen, doorhet garanderen en monitoren van opleidingen,door het opstellen van bestekstermen of doororganisatie in een gilde-achtige structuur.De nieuwste ontwikkeling is het initiatief vanmonumenten adviesbureaus, georganiseerd inde vereniging adviesbureaus monumentenzorg(VAM) 3 , om samen met Hobéon tot een kwaliteitsnormte komen. Een nieuwe gekwalificeerdemarktpartij treedt daarmee toe tot degemoderniseerde monumentenzorg.Noten1 Zie: www.minocw.<strong>nl</strong>/moderniseringmonumentenzorg/index.html2 Zie: www.vawr.<strong>nl</strong>3 Zie: www.verenigingadviesbureausmonumentenzorg.<strong>nl</strong>


VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010 44DRS. W.A.M. HESSINGMANAGING PARTNEREN SENIOR ADVISEURVESTIGIA BV ARCHEOLOGIE& CULTUURHISTORIEDRS. M.M.M. ALKEMADESENIOR ADVISEUR (BELEID)VESTIGIA BV ARCHEOLOGIE& CULTUURHISTORIEVerder metVallettaDRS. C.E.M. KAPTEINOMGEVINGSMANAGER EN SENIORADVISEUR BODEM & WATERDHV BV1 – ARCHEOLOGIE TREKT ALTIJD VEELBELANGSTELLING. OP DE OPEN DAGENTIJDENS DE OPGRAVINGEN OP HETVOORMALIGE VEILINGTERREIN IN WIJKBIJ DUURSTEDE IN 2007 KONDENSCHOOLKINDEREN ZELF MEEGRAVEN.FOTO: WINFRIED LEEMAN WIJK BIJ DUURSTEDEWDe aa<strong>nl</strong>oopie de geschiedenis overziet weet dat demeeste zaken zich langs de weg van degeleidelijkheid voltrekken, maar dat ersoms ook korte perioden zijn van snelleverandering. Alles lijkt tegelijk te gebeuren.Het is misschien wat vroeg om terug te kijken,maar in de Nederlandse archeologie heeft zichtussen 1999 en 2008 een mini-revolutie voltrokken.Kenmerkte de archeologiebeoefeningin ons land zich vanaf haar ontstaan in hetmidden van de 19e eeuw vooral door beslotenheid,kleinschaligheid, overzichtelijkheid enwetenschappelijk debat in de luwte van demaatschappelijke ontwikkelingen, in het laatstedecennium zijn de luiken aan alle kantenopengegaan. In korte tijd zijn wet- en regelgevingfundamenteel gewijzigd, overheidstakenherschikt en gedecentraliseerd, definancieringsbasis verbreed, de uitvoering van(voor)onderzoek grotendeels geprivatiseerd enis daartoe een kwaliteitssysteem geïntroduceerd,alsmede het toezicht aangescherpt.De basis voor dit alles werd al in 1992 gelegdmet de ondertekening van het EuropeseVerdrag van Valletta (Malta). De implementatiedaarvan raakte in Nederland pas vanaf1999 in een stroomversnelling , toen bleek datde bestaande (gecentraliseerde) systematiekniet meer aansloot op de maatschappelijkebehoeften en de realiteit van het ruimtegebruikin Nederland.Wat heeft tien jaar bouwen aan een nieuwarcheologiebestel ons gebracht? Dat zal decentrale vraag worden wanneer in 2011 deherziene Monumentenwet geëvalueerd gaatworden. Op dit moment staan we nog middenin het veranderingsproces, moeten veel zakennog verder uitkristalliseren en zullen velennog moeten wennen aan de nieuwe taken enrollen. Terecht is nu de behoefte aan meerduidelijkheid. Begrijpelijk, ook in dat licht, isde vaak bij gemeenten geproefde weerstandtegen een zoveelste taakverzwaring. Wellicht iseveneens terecht de kritiek dat het bestel rondzo'n klein taakveld (te) ingewikkeld is geworden.Onjuist en prematuur is in onze ogen echterhet oordeel dat het vroeger allemaal beter was.De handreikingDe Handreiking Verder met Valletta beoogteen steentje bij te dragen aan de beantwoordingvan het eerste punt: de grote informatiebehoeftebij de gemeenten. De pocket is op de


45 VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010eerste plaats geschreven voor gemeentelijkebeleidsmedewerkers bij afdelingen Monumenten,Ruimtelijke ordening, Vergunningen,Milieu enz. die steeds vaker met aspecten vande archeologische monumentenzorg geconfronteerdworden. Natuurlijk hopen we dathet ook voor anderen, van bestuurders totvakarcheologen, die op een of andere manierbij de archeologie betrokken zijn, een handignaslagwerkje zal zijn.De uitgave heeft lang op zich laten wachten.Al in 2006 is met de voorbereidingen begonnen.Doordat het wetgevingstraject van de Monumentenwet/Wamzeen aantal malen vertragingopliep heeft de VNG besloten de definitieveversie van de wet af te wachten. Vervolgens liepook de invoering van de nieuwe Wet RuimtelijkeOrdening (Wro) vertraging op. Ondertussenbleef ook het archeologiebestel volop inbeweging: nieuwe procedures rond de vergunningverlening,aanpassingen in het kwaliteitssysteem,de excessieve kostenregeling, de overgangvan ROB via RACM naar RCE, enz. Deveranderingen zijn zo goed mogelijk in deuiteindelijke versie meegenomen en afgestemdmet de redactieraad, waarin vertegenwoordigersuit de RCE, de provincies en degemeenten zitting hadden. Echter, de ontwikkelingsfasewaarin de archeologische monumentenzorgzich nu bevindt, maakt dat ookdeze uitgave bij het verschijnen alweer enigszinsgedateerd is.Stof tot nadenkenHet schrijven aan de handreiking was voor deauteurs tegelijk ook een proces van bezinning.Op basis van onze eigen ervaringen bij deadvisering van gemeenten en ontwikkelaars enuit de vele gesprekken met betrokken collega’sontstaat een beeld van de huidige archeologiepraktijk.Dat beeld is natuurlijk subjectief,maar wat wel opvalt, is dat bepaalde topicssteeds terugkeren. Dat zijn zowel zaken waarinhet nieuwe bestel zich in positief opzichtonderscheidt van de voorgaande periode, alsknelpunten waar blijkbaar nog geen antwoordop gevonden is. De belangrijkste daarvanwillen we hier kort de revue laten passeren.Nadrukkelijk stellen we dat dat onze waarnemingenzijn, en niet de opvattingen van deVNG of een van de andere bij Verder metValetta betrokken partijen. Hopelijk wordenze herkend, bieden ze stof tot nadenken inde aa<strong>nl</strong>oop naar de komende evaluaties, enkunnen betrokkenen hierop anticiperen inhun eigen dagelijkse werk. Eerst uiteraard depositieve zaken...De winst van VallettaZonder twijfel is de grootste vooruitgang inde afgelopen tien jaar de verbreding van deaandacht voor de archeologie geweest. Of ditnu zozeer te wijten is aan de hervorming in hetbestel of eerder aan een meer algemene maatschappelijketrend, waardoor geschiedenisweer ‘in’ is – het Geert Mak-effect – doet ereige<strong>nl</strong>ijk niet zoveel toe. Feit is dat geenbestuurder of ontwikkelaar tegenwoordig eenarcheologische vindplaats nog zo maar terzijdekan schuiven. De archeoloog is geen roependemeer in de woestijn. Dat was niet eens zo langgeleden nog weleens anders. Archeologie als –om te beginnen – onzichtbaar onderdeel vande cultuurhistorie is bezig een vast facet teworden bij integrale ruimtelijke afwegingen.Er mag dan best nog een lange weg te gaan zijnvoordat de meeste grondeigenaren en ontwikkelaarsarcheologie ook werkelijk als een uitdagingen niet alleen als een belemmeringbeschouwen, het gedachtengoed van Belvedereis wel degelijk geland. De weerslag daarvan inbestemmingsplannen, milieueffectrapportagesen structuurvisies vormt een niet te onderschatten,fundamentele eerste stap. Een groterezichtbaarheid, herkenbaarheid en beleefbaarheidzal de tweede moeten worden.Amateurarcheologen en leden van historischeverenigingen zijn intussen niet alleen meerschatgravers en vrijetijdsonderzoekers, maarbespelen in toenemende mate hun eigengemeenteraad.De verbeterde financiering van het archeologischonderzoek is wel een direct gevolg vande manier waarop in Nederland de principesuit het Verdrag van Valletta zijn geïmplementeerd.Het veroorzaker-betaalt-principe heefter voor gezorgd dat er nauwelijks nog financieringsproblemenbestaan rond archeologischvooronderzoek en opgravingen als gevolg vanbouw- en inrichtingswerken (het vroegerenoodonderzoek). Extra winst is de opname vande rapportageplicht, die ervoor zorgt dat ergeen enorme achterstanden meer ontstaan bijde uitwerking van de resultaten en de ontsluitingvan de informatie..Natuurlijk, alle financieringsproblemenvoor de archeologie, enzeker die voor de academische archeologie,zijn daarmee niet opgelost. Maar we moetenniet vergeten dat die ook in de oude systematiekal bestonden, en de problematiek van dearcheologische monumentenzorg overstijgen. 1Om aan de toegenomen vraag naar tijdig enefficiënt opsporings- en onderzoekswerk tekunnen voldoen, is de personele capaciteit,SamenvattingDe implementatie van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg(Wamz 2007) in de Monumentenwet en de recente veranderingenin het Nederlandse archeologische bestel hebben nogal watgevolgen gehad voor de gemeenten. In het verlengde daarvan zijn opdit moment veel gemeenten bezig met het ontwikkelen of implementerenvan eigen archeologie- of erfgoedbeleid. Een veelgehoordeklacht is dat de Wamz, met zijn vele dwarsverbanden met anderewetten, maar ook het nieuwe archeologische bestel met een grootscala aan procedures, spelers en kwaliteitseisen, lastig te doorgrondenis voor hen die niet dagelijks met archeologie te maken hebben.Daartoe behoren bij veel gemeenten ook de portefeuillehoudersen beleidsmedewerkers monumentenzorg en ruimtelijke ordening.Speciaal voor deze groep heeft de Vereniging van NederlandseGemeenten (VNG), in samenwerking met onder andere het Conventvan Gemeentelijke Archeologen (CGA) en de Rijksdienst CultureelErfgoed (RCE), een handreiking laten opstellen voor de gemeentelijkearcheologische monumentenzorg.In deze handreiking wordt op overzichtelijke wijze uitleg gegevenover die (nieuwe) gemeentelijke taken en het bijbehorende instrumentarium,mede in samenhang met dat van andere overheden enspelers in het bestel. De pocket bevat bovendien een model voor eengemeentelijke erfgoedverordening en, op de bijgevoegde CD-rom,een voorbeeldbeleidsplan met alle benodigde ingrediënten voorarcheologiebeleid dat iedere gemeente vervolgens naar eigen inzichtenkan aanvullen en uitwerken.


VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010 46zoals was verwacht, zeer snel meegegroeid. Hetaantal archeologische instellingen en bedrijven,zowel particulier als overheidsgerelateerd,bedroeg in 2007-2008 ca. 200, het aantal betaaldearbeidsplaatsen ca. 1200. Dat is minimaal eenverdubbeling ten opzichte van de vijf jaardaarvoor en een verdrievoudiging ten opzichtevan tien jaar geleden. 2 In principe betekent ditmeer keuze mogelijkheden voor opdrachtgevers,meer mogelijkheden tot specialisatievan de bedrijven en instellingen en ruimerecarrièremogelijkheden voor archeologen.Conclusie? De echte archeologische rampenbehoren tot het verleden, de stroom aanbeschikbare archeologische informatie isenorm toegenomen en de archeologischebranche emancipeert en professionaliseert inhoog tempo.KnelpuntenToch is het niet allemaal koek en ei. Binnen desector bestaan er veel zorgen, met name overde kwaliteit van het archeologisch werk.Steeds meer belanghebbenden van buiten desector roeren zich als het gaat om de rechtsgevolgenvan het gevoerde archeologiebeleid,stijgende kosten, het ontbreken van eenduidigekaders en het gebrek aan transparantie bijwaardestellingen en selectiebesluiten. Nu deluiken opengaan, zal de archeologie moetenwennen aan ‘anderen’ die ook een meninghebben over de eigen vakuitoefening. Eenmening die meestal niet is ingegeven door2 – PUBLICATIE ‘VERDER MET VALLETTA’.dezelfde motieven als die van archeologen. Datis de prijs voor het grotere draagvlak en demaatschappelijke emancipatie. Belangrijkevraag is of archeologen hiermee kunnen enwillen omgaan, en of het bestel al voldoendetoegerust is om die andere belanghebbendenen betrokkenen de duidelijkheid en rechtvaardigingte bieden waar zij recht op hebben.Ook overheden hebben hierin nog een weg tegaan. De decentralisatie van de archeologischemonumentenzorg betekent dat in korte tijdmeer dan 400 gemeenten, 12 provincies en nogeen heel aantal andere overheidsinstellingenarcheologisch beleid moeten (her)formulerenen ook nog eens in hun eigen organisatieimplementeren. De vorm die daarvoor gekozenis varieert van plaats tot plaats. Zeker op lokaalniveau ontbreken de praktische uitvoeringskadersnogal eens (verordeningen, standaard planregels,toetsingsrichtlijnen, enz.) of zij zijn ontoereikend.Specifieke deskundigheid is schaars,zeker waar het de combinatie van juridischbeleidsmatigeen archeologische kennis betreft.Kortom, de beleidsmatige aandacht en invullingis aan het versnipperen. Door gebrek aanervaring of specifieke deskundigheid wordenbij de beleidsuitvoering soms persoo<strong>nl</strong>ijkeopvattingen of interesses ingebracht, waarbijwat betreft de rechtmatigheid en doelmatigheidde nodige vraagtekens geplaatst kunnenworden.Wat ons in dat kader ook zorgen baart is detendens bij gemeenten om de verantwoordelijkhedendie voortvloeien uit de nieuwe rol vanbevoegd gezag op afstand te plaatsen enbijvoorbeeld onder te brengen bij een regionaalsamenwerkingsverband, een erfgoedhuisof zelfs een milieudienst. Het gevaar is dat degemeente zich niet altijd realiseert dat zijverantwoordelijkheden overhevelt naar partijen(incl stichtingen die soms tegelijk geheel ofgedeeltelijk marktpartij zijn) die niet vallenonder de democratische controle van degemeente. Daarmee worden de rollen van deverschillende spelers in archeologische krachtenveldsteeds diffuser. Dat maakt dat belanghebbendeburgers steeds meer geneigd zijn omde wettelijke grondslag van gemeentelijkebesluiten voor de rechter te brengen.Archeologen en gemeenten kunnen naar onzemening niet langer de ogen sluiten voor deoorzaken van de juridisering van de archeologie.Het gebrek aan transparantie betekent inde praktijk vaak een aanslag op het zo noodzakelijkemaatschappelijke draagvlak voorarcheologieEen andere constatering is dat tussen de doelstellingenvan de Wamz ten aanzien van eengoede archeologische monumentenzorg en depraktische uitwerkingen daarvan in bijvoorbeeldde Wro/Bro, de Grondexploitatiewet, hetBesluit MER en de nieuwe Omgevingsvergunningnog allerlei weeffouten zitten.Deze geven op dit moment aa<strong>nl</strong>eiding tot veeldiscussie over de juiste interpretatie. Eenrecent voorbeeld hiervan is de oplaaiendediscussie over planschade bij het aanwijzenvan archeologische verwachtingsgebieden ingemeentelijke bestemmingsplannen.KostenEn dan is er natuurlijk het geld. De investeringenin archeologische (voor)onderzoek zijn deafgelopen tien jaar snel gestegen. Veruit hetgrootste deel van de, misschien wel 100 miljoeneuro op jaarbasis, wordt opgebracht doorbouwende en ontwikkelende particulieren,ondernemers en, niet te vergeten, gemeenten.Belangrijke vragen zijn of dit geld ook hetgewenste rendement oplevert en in hoeverre ermeer regie over die bestedingen gevoerd zoumoeten worden. Archeologen, en dan vooralzij die zich met wetenschappelijk onderzoekbezighouden, kijken vooral naar de kenniswinst.Als we meer uitgeven aan onderzoek,zou dit toch ook meer kennis over het verledenmoeten opleveren? Bouwers en ontwikkelaars,en voor het gemak rekenen we daartoe ookmaar even de bouwende gemeenten, kijkenvooral naar het rendement op hun investeringen:kan ik door met het proces, beperk ik de uitvoeringsrisico'sen levert het aan het eind ooknog iets bruikbaars voor het plan op? Diedoelstellingen zijn dus niet dezelfde en het iswel belang beide doelstellingen bij de evaluatiete betrekken.Dat er zorg is over de kenniswinst is overigenswel begrijpelijk. Er wordt in Nederland op ditmoment veel archeologisch onderzoek uitgevoerddat niet leidt tot aansprekende resultaten.Dat is op de korte termijn, macrogeredeneerd,misschien nog niet zo erg, omdathet ook andere doeleinden dient. Op de langetermijn kan dit echter veel goodwill kosten enhet draagvlak voor het bestel ondermijnen.Een grondige evaluatie hoe de besluitvormingrond het wel of niet uitvoeren van archeologischonderzoek op dit moment verloopt,kan een beter inzicht verschaffen over hoe inde toekomst wellicht een meer proportioneleinzet gerealiseerd kan worden. Verschillende


47 VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010belangen lijken elkaar hier te beïnvloeden enzelfs te versterken: het belang van de overheidsarcheoloogdie het risico op het ongezienverstoren van archeologische waarden zo kleinmogelijk wil houden, het commerciële belangvan het grootste deel van de bedrijfstak voorwie meer, en liefst complexer, onderzoek meeromzet betekent en het belang van de wetenschapdie uiteindelijk behoefte heeft aanzoveel mogelijk basisinformatie en somsterechte twijfels uit over de beperkte zeggingskrachtvan de goedkopere onderzoekstechniekenof (te) summiere rapportages. Daarbijmag dan wel de vraag gesteld worden wie opdit moment de regie in handen heeft en of hetook niet tot de maatschappelijke verantwoordelijkheidvan alle archeologen behoort om nate denken over de financiële beheersbaarheidvan het proces en de proportionaliteit van de teplegen inzet.Het is te eenvoudig om daarbij alleen met eenbeschuldigende vinger te wijzen naar de commercielemarkt.Gemeentelijke kaartenEen laatste knelpunt vormt de informatievoorziening.Een wellicht onverwacht gevolg vande inrichting van het nieuwe bestel is dat ookde archeologische informatie in hoog tempodecentraliseert. Vormde tot voor kort hetnationale archeologische informatiesysteemArchis nog een redelijke afspiegeling van water zich archeologisch gezien in Nederlandafspeelde, inmiddels lijkt er een zekere wildgroeite ontstaan in allerlei lokale schaduwbestandenen kartografische overzichten.Vanwege de wettelijke eis worden onderzoeksmeldingennog wel doorgegeven aan hetsysteem, maar of dat voor andere archeologischewaarnemingen eveneens gebeurt, is bij desteeds ingewikkelder taakverdeling tussenrijk, provincie, steunpunten, regioarcheologenen gemeentelijke medewerkers zeer de vraag.Een basaal manco is het ontbreken van ee<strong>nl</strong>andelijk overzicht van de gemeentelijkearcheologische beleids- en waarden- enverwachtingenkaarten. Dat is niet alleen lastigvoor betrokkenen die zich met de archeologiein een bepaalde regio bezighouden, maar hetbetekent in de praktijk ook dat allerlei nieuwearcheologische informatie die ten behoeve vandie kaarten op lokaal niveau is gegenereerdniet meer aan het landelijke systeem wordttoegevoegd. Het is zelfs zo erg dat belangrijkebasisinformatie die in dat soort kaarten isverwerkt, vaak niet eens meer bij de betreffende3 – ARCHEOLOGISCHE WAARDEN- EN VERWACHTINGENKAART VAN DE GEMEENTE TEXEL, 2008.OOK DE ARCHEOLOGIE ONDER WATER IS IN DIT OVERZICHT MEEGENOMEN. BRON: VESTIGIA BVARCHEOLOGIE & CULTUURHISTORIE AMERSFOORT/GEMEENTE TEXEL.gemeente terechtkomt, maar in bezit blijft vanhet bedrijf of de instelling die de betreffendekaart heeft opgesteld. Op die manier wordtarcheologische informatie gemonopoliseerddie uiteindelijk immers op kosten van degemeenschap is gegenereerd!Ook hier is heel duidelijk de regiekwestie aande orde en zouden overheden zich minderpassief moeten opstellen.Hoe nu verder?De VNG peilt op dit moment de behoefteonder de eigen leden aan één of meer introductiedagenom op een praktische manier met deHandreiking Verder met Valletta aan de slag tegaan. Daarbij zal ook gelegenheid wordengeboden om de eigen, prille, ervaringen methet nieuwe archeologiebestel met elkaar uit tewisselen. Met de handreiking zal het laatstewoord over de gemeentelijke archeologischemonumentenzorg dan ook zeker niet gezegd zijn.BasisgegevensMonica Alkemade, Wilfried Hessing (beidenVestigia BV Archeologie & Cultuurhistorie)en Kees Kaptein (DHV), 2009: Verder metValletta, Handreiking voor de gemeentelijkearcheologische monumentenzorg (AMZ), VNGpublicaties,’s-Gravenhage, 212 pagina’s.Aan deze publicatie zijn toegevoegd de Modelerfgoedverordeningvan de VNG en hetVoorbeeldbeleidsplan Gemeentelijke ArcheologischeMonumentenzorg van het Conventvan Gemeentelijke Archeologen (op CD-ROM).BestellenDeze publicatie wordt gratis verspreid onderde bij VNG aangesloten gemeenten. Vooranderen is de publicatie te bestellen bij hetinformatiecentrum van de VNG: info@vng.<strong>nl</strong>.Notes1 Zie hiervoor: De toren van Pisa rechtgezet,Verkenningen van de Koninklijke Academie vanWetenschappen, 2007.2 Bron: K.E. Waugh, 2008: Op zoek naar de archeologenvan Europa: Nederland, informatie over en overzichtvan de archeologische arbeidsmarkt 2007-2008,Vestigia-rapport V595, (ook als deelrapport in hetkader van Discovering Archaeologists in Europe, eenproject van de Europese Unie/Leonardo da Vinci).


48R ECENT VERSCHENEN VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010Op reis met deRotterdamAuteurSandra van BerkumUitgaveScriptumDetailsPaperback108 pagina'sfull-colourISBN 978-90-5594-690-7Prijs € 9,95Vanwege de bijzonderefotografievan Daniel vande Ven en HarryMosch is ditboekje een heerlijkmeepakkertjegeworden vooriedereen diegeinteresseerd isin de Rotterdam,het voormaligevlaggenschip vande HollandAmerika Lijn(HAL).In het voorwoord schreef KlaasKrijnen, voorzitter van deStichting behoud stoomschipRotterdam er het volgendeover:Welkom aan boord van hetgrootste passagiersschip datooit in Nederland is gebouwd.De Rotterdam is in 1959 alsvlaggenschip van de Holland-Amerika Lijn in de vaart gekomenen heeft alle wereldzeeënbevaren. Zij is gebouwd voor'crossing & cruising’, dus zowelvoor de lijndienst op New York,als voor vakantiereizen. In deeerste tien jaar voer deRotterdam regelmatig vanuithaar thuishaven via Le Havreen Southampton naar New Yorken weer terug, maar al snelwerd het gebruikt voor wereldwijzecruises. Tot 1997 maaktede Rotterdam meer dan 1.000reizen, waarvan 30 wereldcruises.Daarna voer het nogdrie jaar als Rembrandt voor deAmerikaanse rederij PremierCruises, waarna het in 2000 uitde vaart ging. Omdat sloopdreigde voor dit prachtige schipheeft een aantal liefhebbers in2001 de Stichting behoudstoomschip Rotterdam opgerichtom het schip een stem tegeven. Hoewel de stichting niettot doel heeft het schip tebezitten of te exploiteren, heeftzij er wel aan bijgedragen datde Rotterdam nu door u tebezoeken is. De Rotterdam isnu eigendom van rederij DeRotterdam B.V.De Rotterdam moest behoudenblijven omdat het het laatstegrote Nederlandse passagiersschipis dat nog bestaat.Illustere andere passagiersschepenzoals de NieuwAmsterdam, Willem Ruys enOranje zijn allemaal verlorengegaan. Wereldwijd zijn er nogmaar enkele van de klassiekeoceaanreuzen over. Bovendienwas de Rotterdam na meer danveertig jaren trouwe dienst nogin verrassend goede staat. Hetresultaat van het vakmanschapvan tientallen architecten,kunstenaars en duizendenwerfarbeiders is nog steeds tezien. Uniek is de enormestoomturbine-installatie dienog geheel in het schip aanwezigis.Bedenk hoe bijzonder het is datu met dit boekje in de handdoor het schip kunt wandelen,met prachtige authentiekezalen en zes machinekamersmet een totale lengte van welnegentig meter lengte. DeRotterdam is maritiem, cultureelen technisch erfgoed vanwereldklasse. Geniet er van!IJstijd - Hetcomplete verhaalKlimaatveranderingen oponze aardeAuteuronder redactie vanBrian FaganUitgaveWaanders Uitgeversi.s.m. Davidsfonds,LeuvenDetailsGebonden, 240 pag.250 kleurenfoto’sISBN 978-90-4008-631-1Prijs € 24,95De wereld waarin we levenwordt bedreigd door eenstijgende zeespiegel en eenopwarmend klimaat. Nognooit was het zo belangrijk ominzicht te hebben in klimaatveranderingenen de aanpassingendaaraan van mens en dier.In dit boek vertellen vier vooraanstaandewetenschapperseen samenhangend en intrigerendverhaal op basis van demeest recente ontdekkingen inhet ijstijdonderzoek. Ze leggenuit hoe het groeien en slinkenvan de ijskappen enormeschommelingen in het klimaatmet zich meebracht. Ze vertellenook over de manierenwaarop mens en dier zichstaande hielden in een veranderendewereld. Toen degletsjers 10.000 jaar geledensmolten, kregen onze voorouderste maken met eenstijging van de zeespiegelvan maar liefst 120 meter. Datis veel meer dan de relatiefbescheiden stijging die voorde 21ste eeuw is voorspeld endie toch zo rampzalig kan zijn.'IJstijd - Het complete verhaal'is schitterend geïllustreerd metindrukwekkende foto's, afbeeldingenvan het leven van onzevoorouders en verklarendegrafieken. Daarmee toont hetboek de kwetsbaarheid aanvan ons klimaatsysteem.


49R ECENT VERSCHENEN VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010De 300 belangrijkstescènes in dereligieuze kunstAuteurJo Claes, AlfonsClaes,Kathy VinckeUitgaveWaanders Uitgeversi.s.m. Davidsfonds,LeuvenDetailsPaperback392 pagina’sISBN 978-90-8526-103-2Prijs € 29,95Al eeuwen is het christendomeen bron van inspiratie voorkunstenaars. Scènes uit de bijbelwerden uitgebeeld als eerbetoonaan God of als didactischeillustratie voor de ongeletterdegelovigen. Maar vandaagde dag weten nog maar weinigenwat de verhalen achterdie religieuze kunstwerkenbetekenen.'De 300 belangrijkste scènes inde religieuze kunst' biedt eenhandig overzicht van de driehonderdmeest uitgebeeldescènes in de christelijke kunst.Telkens wordt de tekst waaropde scène teruggaat geciteerden kort geïnterpreteerd. Ook deovereenkomsten en verschillenmet andere legendes, mythesof religieuze teksten wordenaangehaald.Mede dankzij de uitgebreideindexen een onmisbaar naslagwerkvoor kunstliefhebbers!Het verleden bovenwaterArcheologischemonumentenzorg in hetAHR-projectAuteuronder redactie van J.P.Flamman en E.A.BesselsenUitgaveHoogheemraadschapvan DelflandDetailsGebonden, hardcover,416 pagina’sfull colourISBN 978-90-5799-108-0Prijs € 39,50Het Hoogheemraadschap vanDelfland heeft in de periode2001 - 2007 uitgebreid archeologischonderzoek laten uitvoerenvoor het project AfvalwaterHaagse Regio (AHR).Voorafgaand aan de bouw vande afvalwaterzuiveringsinstallatie(AWZI) Harnaschpolder isonderzoek gedaan, maar ookbij de aa<strong>nl</strong>eg van de persleidingendoor Rijswijk en Den Haag.Hierbij zijn tientallen vindplaatsenuit het Midden-Neolithicum,de Romeinse tijd, de LateMiddeleeuwen en Nieuwe tijdonderzocht. De vooronderzoekenen grote opgravingenhebben geleid tot prachtigeresultaten. Deze zijn weergegevenin diverse onderzoeksrapportenen permanentepresentaties op en rond deAWZI Harnaschpolder.'Het verleden boven water'vormt het sluitstuk van dearcheologische monumentenzorgcyclus.Dit boek slaat debrug tussen de resultaten vande opgravingen en toekomstigarcheologisch onderzoek. Hetis een bundeling van vijftienwetenschappelijke artikelen dieaandacht schenken aan deopzet, de aanpak en de uitkomstenvan de archeologischemonumentenzorg binnen hetAHR-project. Aspecten als hetprospectief onderzoek in hetvoortraject en het gebruik vanhet onderzoekskader worden indrie artikelen geëvalueerd.Daarnaast geven acht synthetiserendeartikelen een overzichtvan de geschiedenis van hetlandschap en de bewoning vande Haagse regio vanaf hetMidden-Neolithicum tot deNieuwe tijd, de productie en hetgebruik van voorwerpen van(vuur)steen, aardewerk enbeen. Twee diachrone artikelengaan over de relatie tussenhond en mens en over dehistorie van het waterbeheer inDelfland. Bij deze bundel is eenCD toegevoegd met zevenonderzoeksontwerpen, twaalfeindrapporten en zesentwintigdatabases van alle onderzoeken.Op 29 oktober 2009 heeft M. van Engelshoven - Huls,gedeputeerde van Cultuur van de Provincie Zuid-Holland,het eerste exemplaar van het boek 'Het verleden boven water'ontvangen van Hoogheemraad P. van den Ende.


50R ECENT VERSCHENEN VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010‘Bruit van d’Eem’Geschiedenis vanAmersfoortAuteurRob Kemperink enBurchard EliasUitgaveUitgeverij Matrijs i.s.m.Stichting HistorieAmersfoortDetailsGenaaid gebonden, incassette, 2 delen987 pagina's, rijkgeïllustreerd kleur/z/wISBN 978-90-5345-335-3Prijs € 75,-(tot 1 januari 2010daarna € 89,95)Amersfoort kreeg in 1259 hetstadsrecht, maar daar ging ee<strong>nl</strong>ange ontwikkeling aan vooraf.De vroegst bekende vermeldingvan de naam dateert van 1028,al was toen nog niet van eenechte nederzetting sprake.Amersfoort speelt een belangrijkerol in de Middeleeuwen,onder meer op religieus eneconomisch gebied. Na eenbetrekkelijke stilstand in dedaaropvolgende eeuwen ontwaaktede stad eind negentiendeeeuw als het ware uiteen winterslaap. Er volgde eenstormachtige ontwikkeling diebekroond werd met de aanwijzingals groeistad.Deze geschiedenis is globaal invijf tijdvakken verdeeld: devroege middeleeuwen tot 1579,1579-1800, 1800-1890, 1890-1975 en de groeistadperiodevanaf 1975. De begrenzingenvan de periodes zijn niet star,voor de kerkgeschiedenis bijvoorbeeldliggen ze anders danvoor de economische ontwikkelingen.Binnen de tijdvakkenis de geschiedenis thematischgeordend.In ieder deel komen aan de orde:stad en bevolking, economischeen sociale ontwikkelingen,politiek en bestuur, kerkgeschiedenis,onderwijs en cultuur.Wat maakt Amersfoort totAmersfoort? Deze geschiedenisgeeft er antwoord op enverhaalt van tabaksteelt, bier,wollen laken en vette ossen, dejaarmarkten, de aansluiting ophet spoorwegnet, de spoorwerkplaatsen het garnizoen ende kazernes. Ook aan de zorgvoor de armen, de verhoudingenmet Holland en Gelre,de Mariaverering en hetMariabeeldje, de Zonnehof,Kamp Amersfoort, hetMondriaanhuis, MuseumFlehite, en Amersfoort alsgroeistad met de nieuwe wijkenmet hun bijzondere architectuuris uitgebreid aandacht besteed.'Bruit van d'Eem'. Geschiedenisvan Amersfoort biedt de lezereen toegankelijk geschreven enrijk geïllustreerd historischoverzicht van de stadAmersfoort. Het geheel wordtgeleverd in een luxe cassetteen bestaat uit twee delen vanrespectievelijk 544 en 443 pagina's.De beide delen zijn vanonschatbare waarde voor iedereinwoner van Amersfoort,maar tevens voor iedere geïnteresseerdein de geschiedenisvan deze 'Bruit van d'Eem'zoals Vondel de stad in 1657 ineen gedicht noemde.De 75 beroemdstebouwwerken vanNederlandAuteurTheo van OeffeltFotografieJan DerwigUitgaveUitgeverij THOTHDetailsGebonden, 256 pagina's,300 illustraties in kleurISBN 978-90-6868-518-3Prijs € 34,90Deze monumentale uitgavetoont de vormgeving van watwel eens 'een land van nut ennoodzaak' wordt genoemd. Inacht thema's, zoals huisvesting,verdediging en infrastructuur,komen bouwwerken aan deorde waarvan gesteld kanworden dat zij de bakens zijngaan vormen bij de inrichtingen vormgeving van Nederland.Van de grachtengordel, via hetHollandse rijtjeshuis tot aan deBlauwe Stad; van de Afsluitdijken de Rotterdamse haven tot deAcoustic Barrier langs de A2 envan het Binnenhof en de SintServaaskerk tot het voormaligesanatorium Zonnestraal en deNoord/Zuidlijn.Het boek laat zien dat bouwkundigeof landschappelijkeschoonheid samen kan gaanmet de zo typisch pragmatische,Hollandse nuchterheid.Dat een langzaam gegroeidebouwtraditie, naast somsschokkende ingrepen, nu totveel waarderingkan leiden.De 75 bouwwerkenoverspanneneenperiode diebegint bij 3500voor Christusen eindigt bij denog onvoltooidewerken in dekomendedecennia. Vandeze 75 bouw-werken wordt deontstaansgeschiedenisbeschreven, de architectuur ende technische constructie. Deteksten, ondersteund door veelfoto's en illustraties, zijngeschreven voor een breedpubliek, maar ook de technischonderlegde lezer kan het hartophalen.


51R ECENT VERSCHENEN VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010Amsterdam en degrachtengordelAuteurBoudewijn BakkerUitgaveUitgeverij THOTHDetailsGebonden, 60 pagina's,35 illustraties in kleur,ISBN 978-90-6868-506-0Prijs € 17,50De grachtengordel is een schitterend,uitzonderlijk belangrijkhistorisch en cultureel document.Deze uitbreiding betekende nietalleen een enorme vergrotingvan de stad, ze werd ook alomgeprezen om haar grote schoonheid.Alle reizigers beaamden datAmsterdam dankzij de grachtengordelbijna alle andere Europesesteden in grandeur had overtroffen.Tegenwoordig bestaat er niet éénbij benadering zo indrukwekkendstedelijk fenomeen uit de zeventiendeeeuw, dat vergelijkbaar isin omvang en dat zo goedbewaard, zo aantrekkelijk en zotoegankelijk is.Het boek werd geschreven tergelegenheid van de nominatievan de 17de-eeuwse grachtengordelvoor de UNESCOWerelderfgoedlijst.Bruggen inNederlandAuteurNederlandse BruggenStichtingUitgaveWalburg PersDetails2 gebonden delen incassette, incl. dvd,640 pagina’s, rijkgeïllustreerd in kleurISBN 978-90-5730-636-5Prijs €125,-vast te leggen. Behalve voorspecialisten als ingenieurs, historicien monumentenzorgersis deze rijk geïllustreerde entoegankelijk geschreven uitgavevooral ook bedoeld vooranderszins geïnteresseerden inNederlandse bruggen in deperiode 1940–2000.Het eerste deel van de serie(1940–1950) behandelt deoorlogsperiode en de directdaarop volgende Wederopbouw.Een bijzonder tijdsdocumentdat, behalve aan de lotgevallenvan strategisch belangrijkebruggen in de oorlog, ookaandacht schenkt aan bijvoorbeeldde organisatie van hetherstel en de vindingrijkheidvan bruggenbouwers daarin.Deel twee (1950–2000) belichtde economische groei, deexpansie van de infrastructuuren de technische ontwikkelingvan de bruggenbouw. Velebrugspecialisten laten materialen,constructies en ontwerpprocessende revue passeren.Niet alleen de in Nederlandgebouwde bruggen, maar ookde prestaties van Nederlandsebruggenbouwers in het buite<strong>nl</strong>andkomen aan de orde.De set Bruggen in Nederland(1940-2000) bestaat uit tweegebonden delen in een cassetteen een dvd met onder meerbijzonder filmmateriaal.De serie Bruggen in Nederlandvan de Nederlandse BruggenStichting belicht de bruggenbouwvanuit een techniekhistorischeinvalshoek. De tweedelen zijn geschreven vanuit debehoefte om de ontwikkelingvan en de kennis over deNederlandse bruggenbouw


52R ECENT VERSCHENEN VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010Geschiedenisvan de VOCOpkomst, bloeien ondergangAuteurFemme S. GaastraUitgaveWalburg PersDetailsGenaaid gebonden,216 pagina’s, rijkgeïllustreerd in kleurISBN 978-90-5730-605-1Prijs € 29,95Vier eeuwen geleden verkreegde Verenigde Oost-IndischeCompagnie (VOC) het monopolievoor de vaart op Azië. DeVOC werd in de 17de en 18deeeuw het grootste scheepvaartenhandelsbedrijf ter wereld.Met de handel in specerijen alspeper en kaneel, en later ookproducten als zijde, thee enporselein, bracht de VOCNederland een periode vanongekende economische enculturele voorspoed.In deze compleet herziene,rijkelijk in kleur geïllustreerdeeditie, belicht Femme Gaastraalle facetten van deze uniekeonderneming. Waarom kreegdit commerciële bedrijf zoveelpolitieke macht? Hoe werdenschepen gebouwd? Hoe organiseerdemen de bijna 5.000reizen naar de Oost? Hoewaren de arbeidsomstandighedenaan boord en wat hieldde militaire ondersteuning in?Waarom kozen tienduizendenEuropeanen vrijwillig voor eenreizend leven vol ontberingenen grote risico's?Gaastra brengt op aansprekendewijze in beeld hoe groot hetwerkterrein van de VOC was, inwelke producten werd gehandelden welke winsten er in diebijna twee eeuwen werdengemaakt. Maar hij belicht ookhoe met vaak harde middelenconcurrenten werden verdreven,levering van specerijen werdafgedwongen of oorlog werdgevoerd.Geschiedenis van de VOC toontop boeiende en zeer toegankelijkewijze de opkomst, bloei enneergang van een omvangrijkNederlands handelsimperium.Tuingeschiedenisin NederlandVeelzijdig erfgoedin ‘t groenAuteurOnder redactie vanArinda van der Doesen Jan HolwerdaUitgaveMatrijs i.s.m.StichtingTuinhistorischGenootschap CascadeDetailsGenaaid gebrocheerd232 pagina’s,rijk geïllustreerd z/wen kleurISBN 978-90-5345-396-4Prijs € 19,95Het Nederlandse groene erfgoedstaat bijzonder in debelangstelling. TypischeHollandse landschappen ontvangeninternationale waardering.Maar ook historische tuinenen parken als onderdeelvan het cultuurlandschap krijgenwelverdiende aandacht.De lezerskring van gespecialiseerdeboeken en tijdschriftengroeit, tuinreizen en -tentoonstellingentrekken een breedpubliek.De waardering en beschermingvan onze groene monumentenis gebaseerd op tuinhistorischekennis.Beplantingsgeschiedenis, ontwerpen ontwikkeling, vormgevingen iconografie, conserveringen instandhouding zijnonderwerp van studie geworden.Vakopleidingen en (universitaire)erfgoedstudies bestedenmeer dan ooit aandachtaan behoud en beheer van historischgroen. In dit boekschrijven vijfentwintig enthousiastekenners over uitee<strong>nl</strong>opendetuinhistorischeonderwerpen, gebaseerd oprecent onderzoek en de alledaagsepraktijk. Daarmeedraagt deze uitgave bij aan dedoelstelling van TuinhistorischGenootschap Cascade: hetbestuderen van de geschiedenisvan de Nederlandse tuine<strong>nl</strong>andschapsarchitectuur.


53R ECENT VERSCHENEN VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010Kopstukken vande Gouden EeuwZeehelden, Pioniers,Meesters & LeidersAuteurGerben GraddeszHellingaUitgaveWalburg PersDetails4 gebonden delenin luxe cassette704 pagina’s, rijkgeïllustreerd In kleurISBN 978-90-5730-577-1Prijs €125,-In de loop vande 17de eeuw ontwikkeldede Republiek derZeven VerenigdeProvinciën zich tot demachtigste en meestwelvarende natie vande wereld, met handelsnederzettingenenkoloniën in alle werelddelen.Bovendien leiddede politieke vrijheidvan na de TachtigjarigeOorlog (1568-1648) totmeer ruimdenkendheidten aanzien van nieuweculturele en wetenschappelijkeideeën;kunst en wetenschappenkwamen tot ongekendebloei. Er is geenander tijdperk in deNederlandse geschiedeniswaarin tegelijkertijdzo veel uitzonderlijkbegaafde personen op eenzo klein oppervlak bij elkaarleefden.De cassette Kopstukken van deGouden Eeuw bevat vier rijkgeïllustreerde portrettengalerijenvan de meest opzienbarendepersonen uit dezekleurrijke periode. In het eerstedeel, Zeehelden, beschrijftHellinga de levens en dadenvan officieren die een rol speeldenin de ontstaansgeschiedenisvan de jonge Republiek.Een handjevol initiatiefrijke enavontuurlijk ingestelde Pionierskon ervoor zorgen dat deNederlandse vlag op de kustenvan alle werelddelen wapperde:kaartenmakers, handelaars,ontdekkingsreizigers.Ook opcultureel en wetenschappelijkgebied stond de Republiek aande top. De belangrijkste cultuurdragersvan die periode– natuurkundigen, filosofen,juristen, uitvinders, architecten,dichters, schrijvers en kunstenaars– komen in het deelMeesters aan bod. In Leiderslaat Hellinga de belangrijkstemachthebbers de revue passeren:stadhouders en regenten,maar ook geestelijk leiders.De Middeleeuwsekloostergeschiedenisvan de NederlandenAuteurDiverse auteurs. Onderredactie van Paulina deNijs en Hans KroezeUitgaveWaanders Uitgeversi.s.m. Klooster Ter ApelDetailsGebonden, 240 pagina'sISBN 978-90-4008-373-0Prijs € 24,95De geschiedenis van de kloostersin de Nederlanden begintin de vroege Middeleeuwen,toen missionarissen hier hetchristendom brachten, eneindigt in de zestiende eeuw,aan de vooravond van deReformatie. De eerste kloostersin dit gebied werden in dezevende en achtste eeuw doorFrankische en Angelsaksischemissionarissen gebouwd alsmissiecentra. In de loop dereeuwen kwamen benedictijnen,augustijnen, franciscanen,norbertijnen, johannieters,kruisheren en nog vele andereorden, van zowel mannen alsvrouwen, naar onze gebiedenom er te kerstenen, land teontginnen, dijken aan te leggen,onderwijs te geven, zieken teverzorgen en wetenschap tebedrijven.Kloosters in Nederland is eenserie van drie boeken waarinde geschiedenis van hetmiddeleeuwse kloosterlevenwordt geschetst. Auteurs uitNederland en Vlaanderenbehandelen op heldere eninformatieve wijze onderandere thema's als spiritualiteit,architectuur, onderwijs,vrouwen in de kloosters, etenen drinken, het dagelijks levenvan een kloosterling. Naastdeze artikelen zijn tevens een'klooster-ABC' en overzichtskaartenvan de verschillendeorden in ons gebied opgenomen,alsmede vele illustratiesin kleur (72) en zwart/wit (43).


54R ECENT VERSCHENEN VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010Maakbaar landschapNederlandse landschapsarchitectuur1945-1970AuteurOnder redactie vanMarinke Steenhuis enFransje HooimeijerUitgaveNaiPublishersDetailsGebonden, 448 pagina’s,geïllustreerdz/w en kleurISBN 978-90-5662-700-3Prijs € 69,50Het ederlandse landschapgeldt misschien wel als hetmeest maakbare van dewereld. Niet toevallig zijnNederlandse landschapsarchitectenveelal internationaalwerkzaam. Het fundamentvoor hun gezaghebbendepositie werd gelegd tijdens dewederopbouw, de periode waarinhet land met een ongekendeenergie gereed werd gemaaktvoor een nieuwe same<strong>nl</strong>eving.Verwoeste industrie en infrastructuurmoesten worden herstelden verbeterd, terwijl grootschaligewoonwijken de woningnoodmoesten oplossen.Bijna de helft van het nationalegrondgebied werd met ruilverkavelingengeschikt gemaakt voormoderne landbouwproductie.Het land raakte dooraderd meteen systeem van snelwegen, dieleidden naar woonwijken metveel openbaar groen. Op de vrijezondag kon de Nederlander recreërenin speciaal daarvoor aangelegdenatuurgebieden, of hijkon zich uitleven in zijn eigentuin. Het landschap rondom aldeze ingrepen werd bewust ontworpen.Maakbaar landschap vertelt hoeeen kleine groep legendarischetuin- en landschapsarchitectendeze ruimtelijke opgaven gestaltegaf en daarmee de Nederlandsepositie van het grootschaligelandschapsontwerp vestigde.Een nieuwe generatie ontwerperstrad naar voren, met mensenals Hans Warnau, PieterBuys, Wim Boer, Bram Galjaard,Mien Ruys, Ellen Brandes, Harryde Vroome en Nico de Jonge. Zijwaren in dienst van Staatsbosbeheer(ruilverkavelingen, snelwegenen recreatiegebieden)gemeenten (stedelijk groen) ofhadden een eigen bureau.Dit boek is een gids door hetnaoorlogse Nederlandse landschap,aan de hand van de grotenaoorlogse thema’s landbouw,stadsgroen, recreatie, verkeer,natuur en de (bedrijfs)tuin. Eéngeneratie ontwerpers vormdehet aanzicht van Nederland totop de dag van vandaag – hetlandschap dat nu in veel gevallenopnieuw op de tekentafel ligtvoor nieuwe opgaven als waterberging,herstructurering ennieuwe natuur. Maakbaar landschapis een onmisbaar naslagwerkén een monument voor denaoorlogse landschapsarchitectuuren de ontwerpers ervan.Van bodemvondsttot database– Handboek voor deamateurarcheoloogAuteurWim Hupperetz,Yvonne Lammers-Keijsers,Margreet Steiner,Jan VredenbergUitgaveMatrijs (i.s.m.Erfgoed Nederland)DetailsGenaaid gebonden,176 pagina’s,rijk geïllustreerdin kleurISBN 978-90-5345-318-6Prijs €24,95Binnen de archeologie is delaatste jaren veel veranderddoor nieuwe wet- en regelgeving.De werelden van deprofessionele archeologie en deamateurarcheologie zijn in depraktijk steeds meer uit elkaargegroeid. Maar met de juistevoorbereiding is er voor amateurarcheologennog steedseen centrale rol weggelegd inde archeologie.Amateurarcheologen beschikkenover waardevolle historischeen archeologische kennis vande streek. Bovendien hebben zijvaak veel ervaring en deskundigheid.Zij kunnen hiermeeeen belangrijke rol spelen bijopgravingen en onderzoek.Bovendien zijn ze een essentiëleschakel tussen de archeologieen het publiek.Van bodemvondst tot databasemaakt de lezer wegwijs in demogelijkheden die er voor deamateurarcheoloog zijn. Hetbehandelt niet alleen de nieuwstestand van kennis en dehuidige situatie in wet- en regelgeving,maar ook de praktischekant van de archeologie. Zokomen onder andere de voorbereidingen,het veldwerk,informatie over materialen entechnieken, het uitwerken vande verkregen gegevens en devoorlichting van het publiek aanbod. Er is veel veranderd in dearcheologie, maar de belangrijkepositie van de amateurarcheoloogis gebleven.


55 VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010DRS. WILLEM OVERMARSKUNSTHISTORICUS ENLANDSCHAPSARCHITECTNATUURLANDSCHAPPENEN ERFGOEDDEEL 1Wat is een natuurlandschap? De purist moet er de permafrost gebieden van Canada voor intrekken, waar hij dan weemoedig bedenkt dat er in de negentiende eeuw nog een reiziger doordit dal is getrokken, zodat het landschap niet onberoerd is door mensenhand. In die zin heefthet Europese landschap na de laatste ijstijd geen natuurlandschap meer gekend, er warenimmers altijd wel mensen. Schrappen we de mens uit deze enge definitie van natuurlandschap,dan liggen de kaarten ineens heel anders.Het eeuwigelandschapNatuurlandschapn ieder landschap liggen krachten verborgendie specifiek zijn voor dat landschap.Op ieder landschap werkennatuurlijke krachten in die het een eigengezicht en inhoud geeft. Het gaat om simpelezaken als regen en wind, stromend water enstuivend zand, groeiend veen, de enorme neigingvan ons landschap om bos te worden, ende tegenkrachten daarop als overstroming,zout, storm, ijzel en begrazing.I1 – AVONDLICHT ROND EEN TERPBOERDERIJ, OP EEN VAN DE HALLIGEN, IN DE DUITSE WADDENZEE.Mensen exploiteren het landschap, en hebbende sterke neiging om zulke natuurlijke krachtenaan banden te leggen door dammen tebouwen, bossen te kappen, venen te ontwateren,en alles heftig te overbegrazen. Hetcultuurlandschap dat daardoor ontstaat overleeftbij de gratie van de handhaving van decultuurdruk. Op hetzelfde moment dat eenboer besluit een laag stukje veengebied nietlanger te onderhouden, beginnen de veenvormendeprocessen opnieuw. Op het moment datde voorste duinenrand niet meer jaarlijks in dehelm gezet wordt, herstart het dynamischeproces van opbouw en afbraak tussen duin enzee. In dit hoofdstuk is het natuurlandschap deonderliggende neiging van alle natuurlijkeprocessen in ons landschap om weer actief teworden zodra de knevelende cultuurdruk wegvalt.Het is een abstract niet-bestaand landschapwaar we alleen op de plekken waar wedeze processen toestaan als door een venstereen glimp van mogen opvangen.In dit hoofdstuk worden een aantal aspectenvan de relatie tussen het natuurlandschap enhet cultuurlandschap verkend. Landschappenveranderen voortdurend, maar verschillendelandschappen doen dat in heel verschillendetempo’s. Cultuurlandschappen kennen eenheel eigen specifieke vorm. Natuurlandschappendaarentegen kunnen over heel langeperiode bij gelijkblijvende omstandighedeneen heel constant uiterlijk hebben. Vervolgenswordt er in gegaan op een aantal aspecten vande leesbaarheid van het landschap, zoals eenduidigheid,interne logische samenhang engelaagdheid. Het denken over natuur in deafgelopen eeuwen heeft sterk bepaald hoe deSamenvattingEr bestaat in Nederland een schijntegenstelling tussen voorstanders vannatuur die bij het oude cultuurlandschap hoort, en enthousiastelingendie inzetten op nieuwe natuur en natuurontwikkeling. Daarbij lijkt hetalsof het hier om twee elkaar uitsluitende invalshoeken gaat, waarbijnatuurontwikkeling het erfgoed zou vernietigen.In dit artikel wordt de relatie tussen natuurlandschappen en erfgoeduitgewerkt. Alle cultuurlandschappen hebben als grootouders eennatuurlandschap. Als cultuurlandschappen hun gebruik verliezen, kerenze terug naar een vorm van natuurlandschap. Er zit dus een duidelijkesamenhang tussen die twee. In twee artikelen worden argumenten voordeze visie aangevoerd. In dit nummer het eerste artikel.


VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010 56mensen met het landschap omgingen, nietalleen welk gebruik ze ervan maakten, maarook welke dromen ze erover droomden. In eenaantal voorbeelden worden deze overwegingengeïllustreerd. Tenslotte wordt ingegaan op depraktijk van natuurontwikkeling zoals dezezich de laatste decennia heeft ontwikkeld.Veranderlijkheid in hetnatuurlandschapLandschappen veranderen voortdurend. Natuurlandschappenzijn onderhevig aan de grotegeologische, morfologische en ecologische processendie kenmerkend zijn voor hun geografischeligging en klimaat. Veranderingen innatuurlandschappen hebben een eigen maat inde tijd. Het ritme van eb en vloed heeft eentijdinterval dat voor mensen goed te begrijpenis. Overstromingen die eens in de 200 jaarvoorkomen, gaan ons bevattingsvermogen alwat te boven. Het ritme van de ijstijden, waarbijde Noordzee bijvoorbeeld vol- en weer leegloopt gaat ons i<strong>nl</strong>evingsvermogen ver te boven.Laat staan dus de echt grote geologische processen– waarom er steenkool en kalk voorkomtin Limburg bijvoorbeeld, waarom deAlpen bestaan.Geschiedsschrijving dient ertoe om de menselijkemaat van het beleven van de tijd op terekken. In dit hoofdstuk gaat het om natuurlandschappenin het Europa van de laatste duizendenjaren, waarin een klimaat heerste datbinnen zekere schommelingen gelijk is aan hetonze. In deze periode zijn er wel warme enkoude periodes geweest, maar geen echt grotevariaties. De zee is in deze tijd geleidelijkgestegen – zeker nu we weten dat de Duinkerke-transgressiesniet hebben bestaan.In deze korte, relatief stabiele klimaatperiodezijn extreme veranderingen – van loofbos naartoendra bijvoorbeeld – niet voor gekomen. Deveranderingen in het landschap hebben zichin deze periode binnen de marges van hetgematigde, door de warme golfstroom bepaaldeklimaat afgespeeld.2 - VEENKOEPEL - 8 METER HOOG - DIRECT ACHTER DE DUINEN. NIDA PURV, LETLAND.De veranderlijkheid ligt daarom binnen delandschapsonderdelen in het gebied. Meanderenderivieren verleggen hun bedding voortdurend,maar dat doen ze binnen de grenzendie door hun dalvorm wordt bepaald. Extremehoogwaters bepalen de buitengrenzen, en dedagelijkse verschijningsvorm wordt door degemiddelden bepaald.Natuurlijke, stuivende duinen schuiven onderinvloed van het stijgende water langzaam landinwaarts,maar verschillen niet weze<strong>nl</strong>ijk vande duinen die nu langs onze kust zouden kunnenvoorkomen als wij ze uit het keurslijf vanwindschermen en helm zouden bevrijden. Veelvan het lage land heeft een niet te onderdrukkenneiging tot veenvorming, die uiteindelijkzou uitmonden in hoge veenkoepels. Catastrofes– grote stormen, barre vloeden hebbensuccessie in zulke processen vaak tijdelijkteruggezet, waarna het hele proces weeropnieuw kon beginnen.De veranderlijkheid in het natuurlandschap isdus op een hoger schaalniveau gevat in eenconstante staat van bestaan. Met andere woorden:de veranderlijkheid is constant binnenbepaalde grenzen. In de bergen valt sneeuw,rivieren meanderen door hun dalvlakte, enboomgrenzen naar boven en naar het noordenzijn min of meer hetzelfde.De eeuwige vorm vannatuurlijke systemen‘Twee keer per etmaal komt de Oceaan daar metgeweldige watermassa’s over een onmetelijkeafstand opzetten en bedekt eeuwig door de natuuromstreden gebied waarvan het onduidelijk is of hetbij het vasteland hoort of deel uitmaakt van de zee.Daar bewoont het arme volk hoge terpen of dammendie ze eigenhandig hebben opgeworpen tot dehoogste waterstand die ze hebben gemaakt. Methun hutten die ze erop hebben gebouwd lijken zewel zeelieden wanneer het water het omliggendeland bedekt maar schipbreukelingen wanneer hetwater zich heeft teruggetrokken. (...) Ze drinkenuitsluitend regenwater, dat ze in kuilen bij deingang van hun huis bewaren.’ (Plinius, DeWereld, vert. Joost van Gelder et al. 2005)Onder gelijkblijvende omstandigheden vanklimaat en geologie hebben natuurlijke systemeneen kenmerkende, gelijkblijvende vorm.Een waddenzee zag er in Romeinse tijd uit alsonze Waddenzee, ook al lag die zee misschienop een wat andere plaats. Als het natuurlijksysteem dat inwerkt op een landschap hetzelfdeis, zal het er in grote lijnen ook hetzelfdeuitzien en bewoond worden door dezelfdeplanten en dieren.De mens is te gast in de Waddenzee. Hij heefteen list bedacht in de vorm van een rondlopendedam, een dobbe, die hem beschermt tegenhoogwater, en meteen het regenwater opvangtin een zoetwaterbel die drijft op het zoutewater. In Friesland Buitendijks zijn nog steedsvan zulke dobbes te vinden, en op de DuitseHalligen staan er nog altijd bewoonde boerderijenop de rand.De Hollandse veenweidegebieden zijn directeafstammelingen van de gigantische veenkoepelsdie ooit die gebieden overdekten. Datveenkoepellandschap in door smalle duinenrijenafgesloten baaien langs de zee kwam voorvan Vlaanderen langs de Noordzeekust tot inDenemarken. Vandaar ging het verder langs deOostzeekust tot in de Baltische Staten.In Nederland zijn zulke veenkoepels door ontwateringen landbouwkundige exploitatievanaf de middeleeuwen vrijwel verdwenen,


57 VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 20103 - GRINDRIVIER ALLIER.maar in Letland en Estland overdekken ze nog10 - 20 % van het land. Heel kenmerkend enkarakteristiek voor Nederland, maar onzichtbaargeworden.Een grindrivier als de Allier of de Loire zieter in de Romeinse tijd hetzelfde uit als in demiddeleeuwen, of als nu. Het is ander grind,ander water, er groeien andere bomen, de vormvan de eilanden en zandbanken is anders, maarde karakteristieken zijn het gevolg van hetverloop van de natuurlijke processen, en hetuiterlijk blijft daarmee constant. Op verschillendeplaatsen in Europa komen rivieren voormet soortgelijke karakteristieken: de Donauvoorbij Bratislava (maatje XL), en onzegemeenschappelijke Nederlands - BelgischeMaas.Voor de verschillende natuurlijke systemengelden ook verschillende tijdschalen. Eengrindrivier ziet er anders uit na ieder hoogwater.Een veenkoepel groeit millimeter voormillimeter in eeuwen omhoog. Op de Veluwesta je op een bodem die 100.000 jaar oud is. Dekerncentrale van Borssele staat in een landschapwaar 100 jaar geleden nog geen land was.De archetypes van de verschillende natuurlijkesystemen hebben een vast en oud gezicht, datdiep verankerd zit in de eigenschappen van deplaats, in het klimaat en in de kenmerkendefysische en ecologische processen die zich erafspelen.Menselijk gebruik kan de natuurlijke processendempen of stilleggen, en dan verandert ookhet uiterlijk van het landschap. Techniek enorganisatiekracht hebben de mens geholpenom de natuur terug te dringen. Het landschapverandert daardoor van een natuurlandschapin een cultuurlandschap. In tegenstelling tothet eeuwige uiterlijk van het natuurlandschapis het cultuurlandschap tijdelijk bepaald – als4 - ZEELAND AD 50. ZANDEILANDEN LANGS DEKUST, ENORME VEENKOEPELS, EN DE MONDINGVAN DE SCHELDE. BRON: PRESENTATIE RWS5 -ZEELAND AD 350. NA HET VERTREK VAN DEROMEINEN KRIJGT DE ZEE VRIJ SPEL, ENBREEKT IN HET GEHELE GEBIED IN.6 - ZEELAND AD 1000. DE VEENKOEPELSHERSTELLEN ZICH NIET, MAAR WEL EENNIEUW NATUURLIJK SYSTEEM: EEN DOORHET GETIJ BEPAALD SCHORRENLANDSCHAP.


VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010 58de cultuur wijzigt, verandert het landschapmee. De veranderingen die landschappenondergaan tengevolge van menselijke exploitatiezijn tijdsbepaald, tijdelijk, en raken snel inonbruik. Hoe machtig de aanwezigheid van demens in het landschap ook is, de natuurkrachtenblijven volop werkzaam en zullen toeslaanzodra zij daartoe de kans krijgen.Dat bepaalt het eeuwige gezicht van de natuurlijkesystemen. Als het menselijk gebruik vaneen cultuurlandschap stopt, begint het landschapvanuit die nieuwe startpositie meteenaan een terugkeer naar het daar ter plekke kenmerkendenatuurlijke systeem.Een van de mooie historische voorbeeldendaarvan is de geschiedenis van de Zeeuwse enZuidhollandse eilanden. De Romeinen troffendaar, net als ten noorden en ten zuiden ervan,veenkoepels met enkele riviermondingen aan.Door exploitatie van het veen, ontwatering,landbouw, brandstofwinning en zoutwinningwaren de veenkoepels heftig aangetast, en veranderdin een cultuurlandschap dat veel lagerlag, en tegen de zee verdedigd moest worden.Toen de Romeinen na ca 275 AD het gebiedopgaven, kreeg de zee vrij spel. Het veen werdopgeruimd, overspoeld, verzilt, en het helegebied raakte onder invloed van de zee.Sedimentatie processen hadden vele eeuwenvoor nodig voordat een aantal eilanden hooggenoeg waren opgeslibd om weer een veiligeplek te zijn voor mensen op terpen. Het duurdenog langer voordat er met succes bedijktkon gaan worden.De kennis van het ‘eeuwige beeld’ en de karakteristiekeprocessen van de onderliggendenatuurlijke systemen zijn belangrijk voor hetbegrijpen van de manier waarop de mens indeze systemen heeft ingegrepen, en voor denieuwe verschijningsvormen die de systemenin hun gedaante als cultuurlandschappen in deloop der geschiedenis achtereenvolgens gehadhebben.Deze kennis is al evenzeer van belang als er -bewust of per ongeluk – een cultuurlandschapzo aan zijn lot wordt overgelaten, dat het weerterugkeert naar een natuurlijk systeem.In de discussie over wat natuurontwikkeling isof zo kunnen zijn, speelt dit aspect een groterol.Het snelheid van landschappenDe veranderingen in landschappen voltrekkenzich in heel verschillende tempo's. Binnen degrenzen van hun eigen karakteristieken ontwikkelenzowel natuur als cultuurlandschappenzich op een geheel eigen wijze. In hetriviere<strong>nl</strong>andschap liggen half gefossiliseerdeeikestammen van duizenden jaren oud diep7 - HET RIVIERENLANDSCHAP 1938 IN LAGEN: DE GROENE UITERWAARDEN METENKELE BOMEN, DE RIVIER MET BOTEN EN KRIBBEN, EN DE HOGE SCHOORSTENENVAN DE STEENFABRIEKEN. JAC. P. THIJSSE, ONZE GROOTE RIVIEREN, 1938.onder rvierafzettingen verborgen. Ze hebbeneen paar honderd jaar geleefd, en zijn al duizendenjaren dood. Het rivierengebied is zodynamisch, dat het eige<strong>nl</strong>ijk al te snel isvoor bosvorming. Langs de Allier bijvoorbeeldis maar een procent of 30 van de bomen in hetgebied van de actieve meanders ouder dan 40jaar. De bomen worden steeds weer opnieuwdoor de rivier onderuit gehaald. Op de Veluwedaarentegen, zijn bomen gevonden die honderdenjaren oud zijn, en nog leven. Ze zijndeels overstoven door zand, maar in de kringvan hun kronen is het oude individu nog teherkennen. Het rivierengebied is een snellandschap. De Veluwe is een traag landschap.Ook cultuurlandschappen kennen dit tempoverschil.In sommige landschappen, zoals deoude zandgronden, zijn in de perceelsvormenzeer oude landbouwvormen herkenbaar. Eensontgonnen blijft ontgonnen, of tenminsteblijven de sporen van die ingreep over langetijd zichtbaar in het landschap. In snellelandschappen als het rivierengebied of hetestuarium, vervaagt het cultuurlandschap veelsneller. Een perceelsgrens in een uiterwaard iszelden ouder dan een paar honderd jaar. Hetwegslaan van land op de ene plaats, en het weeraangroeien van land op een andere plaats iszelfs de overheersende karakteristiek.Bij het bepalen van een behouds- of ontwikkelingsstrategievoor landschappen is het tempovan het onderhavige landschap van grootbelang. In snelle landschappen kun je nu eenmaal andere dingen aantreffen en doen dan i<strong>nl</strong>angzame landschappen.De leesbaarheid van het landschapDe culturele betekenis van een landschapwordt sterk bepaald door zijn leesbaarheid. Ofdat nu onbewust of bewust beleefd wordt, deinterne samenhang, de logica en de begrijpbaarheidvan een landschap voor de menselijkewaarnemer bepalen in hoge mate dekwaliteit ervan. Gewoo<strong>nl</strong>ijk wordt dezesamenhang uitgedrukt in de gelaagdheid vaneen landschap. De basis wordt gevormd doorde geologie, de fysische omstandigheden en denatuurlijke krachten die er werkzaam zijn (ofwaren). De tweede laag wordt gevormd door demanier waarop natuurlijke processen daaropinwerken, en een specifieke flora en faunavoortbrengen. De derde laag is de manier


59 VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010waarop de mens gebruik maakt van dat landschap.In die laatste laag zit natuurlijk de cultuurhistorischebetekenis van het landschap:wat hebben mensen in de loop der tijd allemaaluitgespookt om het landschap naar hunhand te zetten.Het cultuurlandschap is in zichzelf ook weergelaagd. Er bestaat een gelaagdheid in de tijd:in Zuid Limburg is de Romeinse perceelsindelingop een aantal plekken nog in hethuidige landschap herkenbaar, maar ook lagenvan daarvoor en daarna zijn zichtbaar. Erbestaat ook een functionele gelaagdheid: hetriviere<strong>nl</strong>andschap kent een steenfabrieke<strong>nl</strong>aagmet fabrieksgebouwen, infrastructuur,kleiputten die logisch met elkaar samenhangenen bij het landschap passen, maar ookeen scheepvaart-laag met kribben en bakens,een landbouwlaag met weilanden en afrasteringen,en tegenwoordig ook weer een natuurontwikkelingslaag,waarbij de natuur die bij derivier hoort een plek heeft.De interne logica van ieder van deze lagenapart, en de logica van de interactie tussende lagen onderling bepaalt de ruimtelijkekwaliteit van een landschap.Het natuurlandschap dat ten grondslag ligtaan een cultuurlandschap hoort in ditcomplexe gelaagde bouwwerk van een landschapthuis. Zelfs als het natuurlandschap zelfniet meer levend is, zoals in het veenweidegebied,ligt dat natuurlandschap altijd nog aande basis ervan.Voor de gedachtenvorming over het herstelvan natuurlandschappen in onze tijd is het vangroot belang om dit te beseffen. Op hetmoment dat de druk van het menselijkgebruik van een cultuurlandschap wordt afgehaald,beginnen de natuurlijke landschapsvormendeprocessen die op die specifieke plekkenmerkend zijn weer actief te worden. In hetveenweide gebied zal dat veenvorming zijn,in het rivierengebied meandering, erosie ensedimentatie. Als de resultaten van natuurontwikkelingde basiscomponenten van eennatuurlandschap waarop het cultuurlandschapter plekke is gebaseerd weer tevoorschijntovert, is dat geen uitwissen van de geschiedenis,maar een verijking van de complexegelaagdheid van het landschap.Roofbouw en veerkrachtHet menselijk gebruik van het landschap isveelal een vorm van exploitatie, en als debevolkingsdichtheid in een periode groeit,gaat dat al gauw over in overexploitatie enroofbouw. Die roofbouw gaat vaak zover dat ervan het geëxploiteerde onderliggende natuurlandschapnog maar weinig overblijft. Veel vanonze landschappen, eige<strong>nl</strong>ijk overal waar geenwater, zout of veen voorkomt, zijn bebostelandschappen. Bos is altijd zowel een leveranciervan grondstoffen geweest als een hinderpaalvoor ander landbouwkundig gebruik.Geen wonder dat er een nauwe relatie bestaattussen de bevolkingsdruk in een gebied en demate van ontbossing. In Romeinse tijd werdendoor de economische welvaart en de bevolkingsgroeigrote delen van Europa ontbost.Toen de bevolking na de (pest)epidemieën vanAD 275 en 542 drastisch terugviel, begonnende natuurlandschappen zich weer te herstellen,en keerden op heel veel plekken de bossenweer spontaan terug, inclusief de fauna aangrote grazers en roofdieren die daarbij horen.Toen in de eeuwen daarna de bevolking zichlangzaam herstelde, begon de overexploitatievan de natuurlandschappen opnieuw, en verdwenende bossen weer geleidelijk. Na deZwarte Dood van 1347 kregen de natuurlandschappenweer een nieuwe kans op herstel,maar op het eind van de middeleeuwen resteerdeer toch vooral slechts een overgeëxploiteerdcultuurlandschap. Venen waren doorontwatering, gebruik als akkerland en doorbrandstofwinning vergaan. Bossen waren uitonze landen verdwenen. De landbouw kon degroeiende bevolking niet meer voeden, en debehoefte aan die essentiële grondstoffen graanen hout lagen dan ook aan de basis van debloeiende Oostzee-handel van Holland.Exploitatie van natuurlandschappen gaat dusvaak zover dat het overexploitatie wordt, hetnatuurlandschap leeggeroofd wordt, en uiteindelijkde productiecapaciteit instort. Tegelijkertijdis de veerkracht van landschappen zogroot, dat een overgeëxploiteerd cultuurlandschapdat aan zichzelf wordt overgelaten,terugkeert naar zijn eigen kenmerkendenatuurlijke systeem.In ons moderne, overbevolkte land komt datop een speciale manier tot uiting. Vanaf deuitvinding van nieuwe revolutionaire landbouwkundigemethodes, zoals de introductievan kunstmest in de negentiende eeuw, ende opbloei van de wereldhandel waardoor veevoeren wol bijvoorbeeld beter elders op dewereldgeproduceerd konden worden, zijngrote delen van ons areaal, met name de drogeheidegebieden vrij gekomen van exploitatie.Gedeeltelijk is dit areaal hergebruikt voorintensieve houtteelt in productiebossen, maarvoor een groot deel bleven de heidevelden ookgewoon liggen, en kregen langzamerhand destatus van natuurgebieden.In de 2de helft van de twintigste eeuw zettezich dat voort. De regelmatig overstroomde,reliëfrijke uiterwaarden waren minder interessantvoor de landbouw, en worden nu geleidelijkuit de productie genomen. Ook hetveenweidegebied wordt minder geschikt voorde landbouw met zijn zware machines. De duinenhebben een eeuw lang de drinkwatervoorzieningvan de randstad verzorgd, maar daarkomt langzamerhand een einde aan, zodat ookop dat areaal de cultuurdruk afneemt.Als het oude gebruik afneemt, kan het slapendenatuurlijke proces terugkeren. Op hetzelfdemoment waarop de bevolking van hetrivierengebied geen behoefte meer had aangerief- en brandhout van wilgen, trok het grijsgroenvan zich spontaan vestigende wilgenbossenover de uiterwaarden van Rijn, Waal enMaas, even later, ook spontaan, gevolgd doorhet heldere groen van de ooit bijna uitgestorvenzwarte populier. De duinen krijgen nieuweperspectieven als natuurgebieden, waarbijnatte duinvalleien, stuivende duinen en eendynamische zeereep weer mogelijk worden.Allerwege breekt men zich het hoofd over hetbehoud van de veenweidegebieden - de landbouwis er niet sterk genoeg meer om de functieovereind te houden, en tot dusver is er noggeen goed alternatief, hoewel waterbergingzich als nieuwe functie aandient.Daaraan kan nog de spectaculaire herbebossingvan suburbia toegevoegd worden: deenorme oppervlaktes aan stadsgebieden mettuinen en tuintjes, vol geplante sierstruiken enbomen, vol open plekken en grasveldjes, waarde gemiddelde bosrandvogel geen verschil meteen natuurlijk begraasde bosrand mee ziet.Nederland is de laatste 1000 jaar nooit zo sterkbebost geweest als nu. De ontbossingen die onsvan wol, vlees, melk, eieren en hout voorzienzijn verplaatst naar andere werelddelen.Kortom, in de huidige cultuurlandschappen ishet onderliggende natuurlandschap helemaalniet verdwenen. Het ligt te wachten op veranderingenin exploitatie, en reageert ogenblikkelijkdoor spontaan herstel op basis van denatuurlijke omstandigheden ter plekke.drs. Willem Overmars is als kunsthistoricusgespecialiseerd in onderzoek naar en restauratievan historische buitenplaatsen.Als landschapsarchitect is hij gespecialiseerd inhet herstel van de fundamentele ecologische enmorfologische processen in natuurontwikkelingsprojecten.Hij werkt in 4 kleine bedrijven:adviesbureau De Wildernis, Rombus Internetfilms,Riou natuurontwikkeling vzw en hetHistorisch Groencollectief.


i.p.v. drukwerk


Er zijn leukere zaken om je geld aan uit te geven dan aan drukwerk.Maar u kunt niet zonder. En áls het moet: dan goed!Uitgeverij Educom staat al meer dan 20 jaar voor kwaliteit,service en aantrekkelijke tarieven. Of het nu gaat om een huisstijl,nieuwsbrief, brochure of handelsdrukwerk. Wij bereiken ‘meervoor minder’. En met die besparingen kunt u dan iets leuks doen.Uitgeverij Educom BVRotterdamTel. 010 - 425 6544www.uitgeverijeducom.<strong>nl</strong> Personeels- en relatiemagazines Mediacommunicatie Beurzen en evenementen Advies op marketing-, huisstijl- en identiteitsgebied Websites: concept / bouw / beheer Drukwerk: concept / druk / distributie


VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010 621.4.2010 De Hoge VeluweEEN BIJZONDER KIJKJE IN DE KELDERIn Het Nationale Park De Hoge Veluwe wordt in de wintermaandendagelijks een speciale thema rondleiding georganiseerd in hetJachthuis Sint Hubertus. De architect H.P. Berlage staat hierbijcentraal. De rondleiding gaat door vertrekken die nog niet eerdervoor het publiek zijn opengesteld, zoals de kelders.Geïnteresseerden kunnen via www.hogeveluwe.<strong>nl</strong> een plekreserveren voor de bijzondere rondleiding.Eigenzinnige architect BerlageHet in 1920 voltooide Jachthuis Sint Hubertus is één van de belangrijkstemonumenten van Nederland. Het Jachthuis is ontworpendoor de architect H.P. Berlage. Berlage was in 1913 de meestgezaghebbende architect in Nederland. Hij was het boegbeeld vanhet vaderlandse architectengilde. Berlage was als persoon en architecteigenzinnig, wat vaak een goed uitgangspunt is voor mooie creaties.Berlage ontwierp vrijwel het gehele interieur en velegebruiksvoorwerpen. Ook gaf hij de omgeving van het Jachthuisvorm. Het Jachthuis Sint Hubertus wordt dan ook wel een totaalkunstwerkgenoemd.Van linnenkamer tot kelderDe rondleiding over Berlage wordt dagelijks gegeven tot 1 april2010. De rondleiding gaat door de eetkamer, de biljartkamer, de linnenkamer,de privévertrekken van Anton Kröller en door de kelders.De kelders zijn nog niet eerder voor het publiek opengesteld. In dekelder is een expositie opgesteld met o.a. bouwmaterialen en tekeningen.De rondleiding in het Jachthuis duurt 75 minuten. Daarna iser de mogelijkheid om een kopje koffie of thee te drinken bij deTheekoepel en vervolgens zelfstandig een wandeling rond de vijvervan het Jachthuis te maken.Zowel het kopje thee als deroutebeschrijving van dewandeling zitten bij de prijsinbegrepen. Via www.hogeveluwe.<strong>nl</strong>kunnen geïnteresseerdenzich opgeven. Opmaandagen is het Jachthuisgesloten.Genieten van de herfstNaast de thema rondleidingis er de mogelijkheid omaan diverse andere activiteitendeel te nemen. In hetJachthuis worden naast dethema rondleidingen ookdagelijks reguliere rondleidingen georganiseerd. Maar ook kunnenbezoekers in het Park een GPS tocht of een beschreven fiets- ofwandelroute doen. Iedere zondag kunnen bezoekers ook aansluitenbij een wandeling met een Natuurgids en daarbij 'zwerven door hetbos en over de vlakte'.18.4.2010 AmsterdamTENTOONSTELLING OMANIn de tentoonstelling 'Oman' zijn 250 topstukken uit verschillendemuseale collecties in Oman te zien. Door zijn liggingaan internationale handelsroutes zoals die van deVOC, is Oman al eeuwe<strong>nl</strong>ang een sterke zeehandelsnatie,net als Nederland. De tentoonstelling besteedtaandacht aan de speciale rol van de handel, vooral diein wierook en parfums. Belangrijke thema's zijn ook hetsultanaat en het ibadisme, een vroege stroming van deislam, waar de meeste Omani toe behoren. De tentoonstellingconcentreert zich op oude zee- en landkaarten,manuscripten, archeologische vondsten,de bijzondere architectuur van deforten en het veelgeroemde zilverwerkin rijk gedecoreerde sieraden,amuletten, wapens en ceremoniëlekostuums. De tentoonstelling is t/m18 april te bezichtigen in De NieuweKHANJAR, KROMME DOLKKerk.13.06.2010 LeidenTERRACOTTA© MUSEUM BAIT AL ZUBAIRCOLLECTION, MUSCATDe 'Terracotta' expositie in het Rijksmuseum van Oudheden laat ugenieten van een fraaie selectie kunst- en gebruiksvoorwerpen vanterracotta, afkomstig uit het oude Nabije Oosten, Egypte, de klassiekewereld en het vroege Nederland. Millennia geleden al maakten beeldhouwersen pottenbakkers uit oude culturen talloze figuren en objectenvan gebakken aarde, terracotta dus. De vele bijzondere beeldjes envoorwerpen in deze tentoonstelling zijn het bewijs: terracotta is gebakkenaarde op z'n mooist.Schoonheid en finesse in terracottaDe tentoonstelling 'Terracotta' bestaat uit ruim honderd objecten: sierlijkeGriekse damesfiguurtjes, architectuurfragmenten, middeleeuwskinderspeelgoed, prehistorische dierfiguren en godenbeeldjes uit Syriëen Irak. Veel aandacht is besteed aan de positionering en belichtingvan de terracotta's in de tentoonstelling. Dat zorgt ervoor dat schoonheiden finesse van vormgeving en details optimaal uit de verf komt.


63 VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010Terracotta geschenkenen symbolenDe terracotta figuren hadden doorde eeuwen heen verschillendefuncties in verschillende culturen.Ze dienden als geschenk aan degoden, of als vruchtbaarheidssymbool.Ze geven daarom eenverrassend beeld van de religieuzegebruiken, begraafgewoonten,modeverschijnselen ofhuisraad uit de tijd waarin zewerden gemaakt. Die uitee<strong>nl</strong>opendefuncties ziet u terug in dethema's van de expositie. Bijzondereaandacht is er voor de gebruiktetechnieken en het vakmanschap vande makers van al dit fraais uit de oudheid.Nog steeds is dat een inspiratiebron voor hedendaagse keramiekkunstenaars.'Terracotta' is nog tot 13 juni 2010 te bezichtigen.14.3.2010 AntwerpenEN TOEN WAS ER REGEN...DE DRAAK IN CHINATentoonstelling Tang-dynastie in provinciehuis AntwerpenDat er grote culturele verschillen bestaan tussen het Westen en Chinastaat buiten kijf. Noem bijvoorbeeld hier op straat eens iemand ee<strong>nl</strong>elijke draak… Gegarandeerd heb je een lelijke mep in je gezicht vast.Maar doe hetzelfde in een straatje in het Rijk van het Midden, en alwegduikend zal je zien dat er een grote glimlach op het gezicht van depersoon in kwestie verschijnt. Je hebt hem of haar zonet één van demooiste complimenten gegeven. Al moet je die ‘lelijke’ misschien welweglaten.Een beeld van een gouden draak uit de Tang-dynastieDe draak is in China al eeuwe<strong>nl</strong>ang een wezen waar metachting en ontzag naar wordt opgekeken.Het is geen vuurspuwendedemon die dood en vernieling zaaitdoor rakelings over de bodem tescheren en alles wat in zijn weg staattot as te herleiden. Dat is het beelddat wij westerlingen meteen bovenhalenbij het horen van het woord‘draak’. Denk aan de aartsengelMichaël die de verpersoo<strong>nl</strong>ijkingvan satan alsdraak doorboort met zijnspeer. Of neem de bewakervan de dwergenschat in ‘De hobbit’,een doortrapte, bezitterige en rancuneuzeeenzaat. In China is de draakeen wezen met de allures van eengod, dat staat voor wijsheid, voorspoed, deugd en bescherming. Alséén van de vier heilige dieren die bij de schepping betrokken waren ishij de heerser van het water, en werd aanbeden om voor regen te zorgenin tijden van droogte of om stortvloeden te doen ophouden. Hij kanzich naar believen zichtbaar of onzichtbaar maken.De tentoonstelling is tot 14 maart 2010 (dinsdag t/m zondag 10-17 uur)te bezichtigen in het provinciehuis van Antwerpen, Koningin Elisabethlei22. Meer informatie via www.tangexpo.be18.1.2010 UtrechtSYMPOSIUM GEMEENTELIJKECULTUURPOLITIEKIn aa<strong>nl</strong>oop naar de Gemeenteraadsverkiezingen op 3 maart 2010organiseert Kunsten '92 op maandag 18 januari 2010 een symposiumover gemeentelijke cultuurpolitiek: kunst en cultuur in wijk, dorp enstad – geen luxe maar noodzaak.Een symposium om geïnformeerd en geïnspireerd te worden op hetgebied van gemeentelijk kunst- en cultuurbeleid.Na de opening door de burgemeester van Utrecht, Aleid Wolfsen, leidtdagvoorzitter Lennart Booij u door een interactief programma waarindilemma’s van gemeentelijk beleid worden belicht vanuit cultureelperspectief. Prominente sprekers vanuit uit de wereld van politiek,kunst en wetenschap maken deze onderwerpen tastbaar endebatteren met u en met elkaar. Locatie: Stadsschouwburg Utrecht.26-28.1.2010Utrecht1 ST INTER-NATIONALLANDSCAPEARCHAEOLOGYCONFERENCE(LAC2010)Het Instituut voor GeoenBioarcheologie enhet onderzoeksinstituutCLUE (Cultural Landscape and Urban Development) van de VrijeUniversiteit Amsterdam organiseren in samenwerking met de Rijksdienstvoor het Cultureel Erfgoed het eerste internationale 3-daagse congresover landschapsarcheologie. Landschapsarcheologie is het interdisciplinairevakgebied van archeologie, culturele antropologie, fysische geografieen paleo-ecologie welke zich bezighoudt met de relatie tussen mensen natuurlijke omgeving. Archeologen, aardwetenschappers, historischgeografen en paleo-ecologen zijn dan ook van harte uitgenodigd om aandit congres deel te nemen. Zes verschillende thema’s met betrekkingtot alle facetten van de landschapsarcheologie worden behandeld .


VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010 64onderwaterarcheoloog in het archeologisch duikteam van RACMLelystad, inmiddels de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed geheten. In2005 begon ze met een promotieonderzoek naar laat-middeleeuwsescheepsbouwontwikkelingen in Noordwest-Europa (UniversiteitGroningen / Nieuw Land Erfgoedcentrum).De lezing zal gaan over onderwaterarcheologie in Nederland. Onderwaterarcheologieis een relatief jonge tak van de archeologie in Nederland. Hetis een moeilijk vakgebied, enerzijds vanwege het troebele water en hardestromingen, anderzijds vanwege de Nederlandse wetgeving en bezuinigingenop dit gebied. Ik zal iets vertellen over het ontstaan en de geschiedenisvan de Nederlandse onderwaterarcheologie. Ook de specifiekemethoden en technieken die onder water gebruikt worden om onderzoekGEBROKEN WATERKAN (1300-1350 NA CHR) GEVONDEN INWATERPUT BIJ BOERDERIJ IN LOCHTSVELD.16.1 28.2.2010 Horst-MeldersloARCHEO TENTOONSTELLINGStichting Geschiedenis Melderslo en Museum De Locht stellen samende archeologische vondsten van Melderslo ten toon in het daglonershuisjevan museum De Locht in Horst-Melderslo.De vondsten die boven tafel zijn gekomen tijdens de archeologischeinventarisatie en de vondsten van de ontginningsboerderij uit de 13eeeuw op het terrein van Museum De Locht te bekijken.In de jaren 2007-2008 heeft in Melderslo een archeologisch onderzoekplaatsgevonden. Hierbij werd naast een bureauonderzoek ook een op devier huizen in Melderslo huis-aan-huis bezocht. In totaal kwamen 364meldingen boven tafel. Vierentachtig procent van deze meldingenkwamen niet voor in de officiële archeologische vondstendatabases.Door het onderzoek is het beeld van de menselijke ontginnings- enbewoningsgeschiedenis aanmerkelijk scherper gemaakt. Verschillendejachtkampen en urnenvelden uit de Steentijd of Metaaltijden zij<strong>nl</strong>angs de beken gevonden.Rond 1300 vestigden zich de eerste mensen aan of in de open plekken inhet middeleeuwse bos, aan de ontginningsvelden Eikelenbosserveld enLochtsveld. Dit is een paar honderd jaar ouder dan we tot op heden opbasis van schriftelijke bronnen konden vaststellen.In januari 2009 is, tijdens een archeologisch onderzoek – in verbandmet haar uitbreidingsplannen – op verzoek van Museum De Locht, ophet Lochtsveld tegen het Meldersveld aan, een rechthoekige boerderijvan 11,2 bij 6,7 meter grote constructiekern (gebint) met waterput enperceelsgreppels gevonden. De verlatingsdatum van de boerderij wordtop basis van een gebroken grote voorraadpot die gevonden werd in dewaterput en andere blauwgrijze scherven en Siegburgaardewerkgedateerd rond 1350.en opgravingen te doen komen aan bod. Daarnaast wordt kort aandachtbesteed aan de conservering en restauratie van voorwerpen die opgedokenworden. Ten slotte zullen enkele scheepswrakken die in Nederlandswater liggen en onderzocht zijn, aan de hand van wat foto’s entekeningen, besproken worden.Museum Schokland is te vinden aan de Middelbuurt 3 in Schokland.De lezing zal om 20.00 uur aanvangen.16 17.4.2010 Ve<strong>nl</strong>oARCHEOLOGIEDAGEN 2010Op vrijdag 16 en zaterdag 17 april 2010 worden in het Limburgs Museumin Ve<strong>nl</strong>o voor de tweede keer de Limburgse Archeologiedagengeorganiseerd. Het centrale thema: Archeologie: politiek en praktijk.De dagen duren van 10–18 uur.18.3.2010 SchoklandONDERWATER ARCHEOLOGIEOp 18 maart 2010 zal Alice Overmeer in museum Schokland een lezingverzorgen over onderwater archeologie.Alice Overmeer studeerde Pre-and Protohistorie van Noordwest-Europaaan de Universiteit van Leiden. Na haar studie werkte ze ruim 5 jaar als


Stad van Cahen opent poorten voor nieuwe bewoners_______________ ________________________________Stadsherstel koopt,restaureert en beheertmonumenten en beeldbepalendepanden.Zij verhuurt haar bezitals woonhuis, winkels,atelier, horecagelegenheidof met een bijzonderefunctie. Op deze manierblijft dit cultureel erfgoeddeel uitmaken vanons leven._______________________________________________Met de verhuizing van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed ishet markante bouwwerk aan de Muurhuizen/Kerkstraat vrij gekomen.Stadsherstel Amersfoort heeft het complex overgenomen en er eennieuwe bestemming aan gegeven.Het complex omvat naast het hoofdgebouw dat is ontworpen door dearchitect ir. Abel Cahen, een tweetal voormalige seminariegebouweneen kapel en een binnentuin. De seminariegebouwen krijgen eenwoonbestemming. Het spraakmakende hoofdgebouw, een eigenzinnigeexponent van het structuralisme, is o<strong>nl</strong>angs vernoemd naarzijn architect. Voor dit multifunctionele gebouw is StadsherstelAmersfoort, die zelf o<strong>nl</strong>angs zijn intrek in de Stad van Cahen heeftgenomen, op zoek naar huurders die bij voorkeur zijn gelieerd aande monumentenwereld.Interessant nieuws voor hen die zie zich willen vestigen op een van demeest inspirerende en onderscheidende locaties die Amersfoort rijk is!Kijk voor meer informatie op www.stadvancahen.<strong>nl</strong>Postbus 8423800 AV AmersfoortBezoekadres:Muurhuizen 104Telefoon 033 - 460 5020Fax 033 - 460 5039info@stadsherstelamersfoort.<strong>nl</strong>www.stadsherstelamersfoort.<strong>nl</strong>

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!