16.07.2015 Views

Download PDF - vakbladvitruvius.nl

Download PDF - vakbladvitruvius.nl

Download PDF - vakbladvitruvius.nl

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

JAARGANG 3 I NUMMER 12 I JULI 2010ONAFHANKELIJK VAKBLAD VOOR ERFGOEDPROFESSIONALSTHEMAKATERNPOLENA R C H E O L O G I E CULTUURLANDSCHAP MONUMENTENZORG


JAARGANG 3 I NUMMER 12 I JULI 2010BOUWHISTORIE:GEWAPEND BETON DEEL 2STEENHARDEBROKKEN1216THEMAKATERNMONUMENTENBELEID INPOLEN24WEDERDOPERSDOPERSIN DEWIJSSELDELTA28POLENRIJKDOMIN GRAAN34MOLENS IN POLEN40KORT o.a. Opstellen van een MER Molenzorg op nieuwe leest •Nyenrode en Verduurzamen beeld bepalende gebouwen Park Zorgvliet •Romeinse weg op Locatie Valkenburg • Crisis- en herstelwet en erfgoedzorg• Nationale Automatiek • Monumenten van de straat •Rotterdam-Maaskantprijs Auke van der Woud • Grafveld NoviomagusHuizenonderzoek in Holland • Weblog Van Goghs atelierpraktijkDuurzamere restauraties historisch metselwerk • PAGINA 4-14RES NOVA - RUBRIEK PAG 15VOOR U GELEZEN PAG 43-49RECENT VERSCHENEN PAG 51-54AGENDA PAG 55-59


VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 20102Vitruvius is een informatief, promot ioneel,onafhankelijk vaktijdschrift dat beoogtkennis en ervaring uit te wisselen, inzichtte bevorderen en belangstelling te kwekenvoor de vakgebieden archeologie, cultuurlandschapen monumentenzorg.EEN UITGAVE VANUitgeverij Educom BVMathenesserlaan 3473023 GB RotterdamTel. 010-425 6544Fax 010-425 7225info@uitgeverijeducom.<strong>nl</strong>www.uitgeverijeducom.<strong>nl</strong>SUB-SPONSORSPostbus 15, 3870 DA HoevelakenTel. 033-253 9439info@restauratiefonds.<strong>nl</strong>www.restauratiefonds.<strong>nl</strong>Postbus 1600, 3800 BP AmersfoortTel. 033-421 7421 www.cultureelerfgoed.<strong>nl</strong>Postbus 8423800 AV AmersfoortTel. 033-460 5020info@shmn.<strong>nl</strong>www.shmn.<strong>nl</strong>Joint venture van de Alliantie en MitrosMEDE-ONDERSTEUNERSNijverheidsweg-Noord 114 Tel. 033-299 81813812 PN Amersfoort Fax 033-299 8180Postbus 1513800 BM Amersfoort www.archeologie.<strong>nl</strong>Scheveningseweg 46, 2517 KV Den HaagTel. 070-306 6800 Fax 070-306 6870www.hobeon.<strong>nl</strong>Pelmole<strong>nl</strong>aan 12-14 Tel. 0348-437 7883447 GW Woerden www.the-missinglink.<strong>nl</strong>COLOFONVakblad Vitruvius werkt met een onafhankelijke redactieen redactieraad. Artikelen worden pas gepubliceerd napeer reviews door experts uit het werkveld.UITGEVER/BLADMANAGERRobert DiederiksB. Minkenberglaan 2 – 6109 AL Ohé en LaakTel. 06-11 454 247 / 0475-55 23 30www.res-nova.<strong>nl</strong>Spoorstraat 53811 MN AmersfoortTel. 033-277 9200www.vestigia.<strong>nl</strong>REDACTIEDr. J.E. AbrahamseDrs. H.G. Baasmw. Drs. P.J. BraaksmaR.P.H. DiederiksIr. M. van HunenDr. H.C.M.KleijnS.A. MullerE. Raapmw. Dr. E.M. TheunissenDrs. H. van de VeldeREDACTIERAADDr. C.H.M. (Chris) de BontWageningen UniversiteitDrs. H.M.P. (Jeroen) BouwmeesterRCEDrs. B. (Boudewijn) GoudswaardTheMissingLink/ArcheologicDr. B. (Bernadette) vanHellenberg HubarRes novaDr. R.J. (Reinout) RutteTU DelftProf.Dr.Ir. M. (Theo) SpekRijksdienst voor hetCultureel erfgoed,Rijksuniversiteit GroningenIr. F.G.M. (Frank) VéhofNRfIr. G.A. (Gerdy)Verschuure-StuipTU DelftDrs. H. (Henk) van de VeldeADCABONNEMENTENNederland 4 nrs/jaar E 45.-België 4 nrs/jaar E 55.-Voor betaling wordt een factuurverzonden.Vermeld bij correspondentie altijdhet abonnee nummer (zie de factuur).Tijdige betaling garandeertregelmatige toezending.Abonnementen lopen automatischdoor. Opzeggingen (uitsluitendschriftelijk per aangetekendschrijven) dienen uiterlijk tweemaanden voor afloop van deabonnements periode in onsbezit te zijn.LEZERSSERVICE /NABESTELLINGENAdresmutaties/abonnementenen nabestellingen doorgevenvia info@uitgeverijeducom.<strong>nl</strong>© CopyrightsUitgeverij Educom BVJULI 2010Niets uit deze uitgave mag wordengereproduceerd door middel vanboekdruk, foto-offset, fotokopie,microfilm of welke andere methodedan ook, zonder schriftelijketoestemming van de uitgever.ISSN 1874-5008


VAN DE REDACTIE3 VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 2010VRIEND & VIJANDToeval bestaat niet, kent u die uitdrukking? Op hetmoment dat verschillende auteurs nog druk doendezijn met de afronding van hun artikelen tenbehoeve van Vitruvius’ Polen-special, bereikt ons hetbericht van de overstromingen van de Wijssel, degrootse en belangrijkste rivier van Polen.Nederland en Polen hebben niet alleen gemeendat beide landen regelmatig door watersnoodrampenzijn getroffen maar ook door de rijkdomdie datzelfde water deze naties bracht.Water als vriend en vijand. Onze hout- en latergraanhandel met Polen heeft na 300 jaar z’n sporenvooral in Dantzig, huidige Gdansk, nagelaten. Hoe isde zorg voor dit erfgoed in Polen tegenwoordig geregeld?Verschilt het Poolse monumentenbeleid van het Nederlandse?Hoe gaan Polen om met hun molens? Hoe is het de (vooralFriese) Mennonieten vergaan die zich vanaf de 16e-eeuw inde Wijsseldelta vestigden? Voor u geen vragen meer als uhet themakatern heeft gelezen.We houden onszelf in ‘erfgoedland’ steeds meerbezig met symposia, workshops, themadagen enandere natuurlijk leerzame nuttige en inspirerendebijeenkomsten. Daarvan getuigt deimmer groter wordende hoeveelheid korteberichten die u in Vitruvius aantreft. Of diteen slechte of goede ontwikkeling is, laten wijgraag aan u. Iets om over na te denken?Ondertussen gaan wij er gewoon vanuit dat u onsblijft voeden met artikelen, persberichten, recensiesen ja, ook korte stukjes over uw congres of symposium:info@uitgeverijeducom.<strong>nl</strong>–– De redactie4x jaarlijks op uw deurmat......de nieuwste kennis op erfgoedgebied.Ontvang als abonnee 4 keer per jaar vakblad Vitruvius.Of geef een abonnement cadeau! Neem contact op metUitgeverij Educom: 010-425 6544, info uitgeverijeducom.<strong>nl</strong>.


K ORT4 VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 2010Hoe diep moeten we spitten bij hetopstellen van een MER?GEERTJE KORFWERKGROEPSECRETARIS COMMISSIEVOOR DE MILIEUEFFECTRAPPORTAGEOp 15 april jl. vond in Woerden het seminar‘Effect van het verleden: archeologieen m.e.r.’ plaats, georganiseerd door deCommissie voor de m.e.r en ArcheoLogic (TheMissing Link). Dit seminar had tot doel dediscussie over archeologie binnen de m.e.r. opgang te brengen bij alle betrokken partijen.Met de artikelen over archeologie in m.e.r. inVitruvius 11 gaven de auteurs G. Korf (Com-missie voor de m.e.r.) en J. de Jong en S. vander End (ArcheoLogic – The Missing Link)reeds een aanzet.Ingeleid door V. ten Holder, de directeur vande Commissie m.e.r. en B. Goudswaard, directeurvan The Missing Link, beloofde dit eeninspirerende middag te worden. Op een nauwgezette,doch luchtige manier werd de discussieto the point gehouden door de dagvoorzitterM. van der Tas, plaatsvervangend voorzitterCommissie voor de m.e.r. en lid van de VROMraad.Bij de opening van het seminar werd een beeldgeschetst van de situatie waarbinnen de archeologieen de m.e.r. zich bewegen. Eerst werdeen kort overzicht van het huidige archeolo -gische bestel in Nederland gegeven door B.Gouds waard, waarbij het publiek meermaalsom hun mening werd gevraagd. Vervolgenslichtte V. Ten Holder de functie en het doel vande m.e.r. toe. Belangrijk is niet te vergeten datde m.e.r. geen doel op zich is, maar een middelom tot een beter besluit te komen.Na de i<strong>nl</strong>eiding werd het woord gegeven aanG. Korf. Als archeoloog werkend bij deCommissie voor de m.e.r. is zij de aangewezenpersoon om de positie van archeologie binnende huidige en toekomstige (vanaf 1 juli) m.e.rte bespreken. Zij benadrukte dat de m.e.r. nieteen onderzoeksinstrument uit de Archeolo -gische Monumenten Zorg (AMZ)-cyclus ishoort, maar een instrument voor de ruimtelijkeordening. Daarbij is de m.e.r. een procedure,waarbij rekening gehouden wordt met de maaten schaal, zo ook voor de factor archeologie.Niet altijd stelt de initiatiefnemer bij offertevraagde archeologische opdrachtnemer op dehoogte van de specifieke omstandigheden engegevens over de m.e.r. Evenmin stellen dearcheologische opdrachtnemers altijd de vraagvoor welk besluit het MER dient. Het besluitis echter bepalend voor de benodigde informatie:m.e.r. is maatwerk!Bovendien komt het nogal eens voor dat aande hand van, en gedurende het m.e.r.-proceshet voornemen wordt bijgesteld. Bijvoorbeelddoordat alternatieven afvallen of andere oplossingsrichtingenin beeld komen.De vergelijking van archeologie met de overigefactoren binnen een m.e.r. is geen gemakkelijketaak. Hoe kan je immers de veelal kwalitatievearcheologie vergelijken met andere, vaak meerkwantitatieve, omgevingsfactoren? Hierop gingde volgende spreker, D. Bel, adviseur m.e.r. bijWitteveen+Bos, in. Hij ontwikkelde in 2008een handreiking cultuurhistorie in m.e.r. enMKBA (maatschappelijke kosten-batenanalyse)in opdracht van de Rijksdienst voor het Cul -tureel Erfgoed en Projectbureau Belvedere.Hierin staat een methodiek voor waarderingen effectbepaling van cultuurhistorie centraal.De waarde van cultuurhistorische elementenwordt kwantitatief berekend aan de hand vanenkele waarderingscriteria, te weten beleefdekwaliteit, fysieke kwaliteit en inhoudelijkekwaliteit. Deze criteria worden voor de waarderingvan archeologische resten ook in hetveld gehanteerd. Bij het gehele proces is hetbelangrijk dat de benodigde informatie op hetjuiste niveau beschikbaar is en dat er rekeninggehouden wordt met het detailniveau vande besluitvorming. Aangezien het bij de m.e.r.om maatwerk gaat, is de handreiking geenstandaard instrument en blijft het dus eenkeus of en tot op welk detailniveau de informatieverzameld moet worden.De volgende spreker vertelde over praktijkvoorbeeldenuit het veld. B. Gerrits, planoloogmet specialisatie historische geografie, werkzaambij Tauw, ontwikkelde met zijn collega’seen eenduidige methode voor de aanpak vancultuurhistorie binnen de m.e.r., gebaseerd opde handreiking de RCE en Belvedere. Alhoe -wel historisch-geografische en historisch-bouw -kundige elementen nog zichtbaar zijn aan hetoppervlak (in tegenstelling tot archeologie)heerst ook hier het probleem van kwantificeerbaarheid.Vooral bij grotere projecten maaktdit de vergelijking tussen deelgebieden lastig.Door het gebruik van getallen worden kwalitatievewaarden geobjectiveerd en kun je eenvergelijking maken met andere omgevings -factoren. We kunnen concluderen dat ook


K ORT5 VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 2010cultuurhistorie in brede zin als onderdeel vande m.e.r. maatwerk vereist.De afsluitende presentatie van J. de Jong, als(erfgoed)planoloog werkzaam bij ArcheoLogic(The Missing Link) bracht de uitgangspuntenvan archeologie als ruimtelijke conditie bijelkaar. Hierna werd gediscussieerd aan dehand van enkele stellingen.Bij de eerste stelling ‘Is een gespecificeerdarcheologisch verwachtingsmodel voldoendeals basis voor een effectenbepaling’ kwam deessentie van de problematiek direct aan deorde. De reactie van de zaal was overwegend‘Ja, tenzij het verwachtingsmodel is gebaseerdop onvoldoende informatie om het besluit tenemen’. Wat dan ‘voldoende informatie’ isbleef echter onderwerp van discussie. Maat enschaal bleven hierin de kernwoorden. Ook dewaardering van het verschil in effect bijbehoud in situ of ex situ is een relevante vraagbij m.e.r.Het panellid R. Kleijberg, ecoloog en hoofdadviesgroep natuur & archeologie van ARCA-DIS, kon vanuit eigen ervaring een vergelijkingtrekken tussen de ontwikkelingen die hetvakgebied ecologie heeft doorgemaakt enarcheologie nu doormaakt. Hij waarschuwdebij kwantificerende methodes de oorsprongvan de cijfers niet te vergeten en te waken voorte grote juridificering van het onderwerp.Verder adviseerde hij de archeologen om, naaranalogie van de ecologie, zich te richten op eenaantal (belangrijke) zaken binnen een projectgebied,in plaats van alles te willen omvatten.Alles overziend kan gesteld worden dat hetseminar een goede discussie op gang heeftgebracht. Het is duidelijk geworden dat m.e.r.ook voor archeologie maatwerk is en hetgebrek aan wederzijdse kennis tussen archeologenaan de ene kant en m.e.r.-schrijvers aande andere kant nog problemen vormt. Kunnenwe komen tot overeenstemming over wat nu‘voldoende informatie’ is voor een besluit? Isdaar wellicht een breed gedragen kwaliteitsnormeringvan verwachtingsmodellen voornodig? En hoe zit het met MoMo en de moderniseringvan m.e.r.?Dit najaar geeft de RCE een vervolg aan de discussiemet een volgende bijeenkomst overm.e.r. – dit onderwerp is nog lang niet afgerond!Molenzorg op een nieuwe leestAanbieding reader naar een herzien molenbeleidn de loop van de twintigste eeuw heeft het‘Ibehoud van molens zich ontwikkeld toteen hoeksteen van de Nederlandse monumentenzorg.Het is tijd om onze zorg voor het icoonvan Nederland op een nieuwe leest te schoeienmet meer aandacht voor het historisch materiaalen de historische locatie.’ Dit zei Jos Bazel -mans, hoofd sector Kennis van de Rijksdienstvoor het Cultureel Erfgoed, tijdens de openingvan de Nationale molen- en gemalendag, 6mei jl., in molen De Ster in Utrecht.De Rijksdienst gaat daarom in samenspraakmet molenaars, eigenaren en molenorganisatiesbinnen een jaar het molenbeleid herzien.Namens het Ministerie van Onderwijs,Cultuur en Wetenschap overhandigde deRijksdienst de reader ‘Naar een herzien molenbeleid’aan Leo Endedijk, directeur van deVereniging De Hollandsche Molen. Hiermeestart het traject om gezame<strong>nl</strong>ijk tot een zobreed mogelijk gedragen rijksbeleid voormolens te komen.Het huidige molenbeleid stamt uit 1966 enricht zich vrijwel uitsluitend op het draai- enmaalvaardig maken van molens. Dat is succesvolgebleken. Ambachtelijke beroepen vanmolenaar en molenmaker bleven daardoorvoortbestaan. Draaiende molens zijn onderdeelvan het Nederlandse landschap en leveren zoeen grote bijdrage aan het toerisme. In toe -nemende mate is ook de historische waarde ende historische locatie van de molen van belang.Daarom is een herziening van het molenbeleidgewenst.Molenbeleid herzienEen herziening van het molenbeleid is nodig,omdat molens ook getuigen zijn van eeninmiddels verdwenen industrialisatie. Ze zijndoor de tijd heen steeds verder ontwikkeld enkennen verschillende typen en soorten gaandwerk. Molens kregen ook toevoegingen, zoalsstoom-, diesel- en elektromotoren. De beleidsfocusop de draaiende molens leidde ertoe datmolens geregeld verplaatst of ingrijpend hersteldwerden. Dat ging soms ten koste vanidentiteit van de plek of van de authentieke enmonumentale waarden van de molen zelf. In derecente beleidsbrief Modernisering Monu -mentenzorg wordt het belang en de betekenisvan het monument in zijn historische omgevinggenoemd. Ze versterken elkaar. Doormeer aandacht te schenken aan cultuurhistorischewaarde, waaronder ook van de mole<strong>nl</strong>ocatie,krijgt het molenbeleid meer diepgang.In samenspraakVoor het raadplegen van moleneigenaren enmolenaars organiseert de Rijksdienst na dezomer verspreid over het land een aantal bijeenkomsten.Daarnaast benadert de dienst ookdiverse molenorganisaties en bestuurlijke partnerszoals de gemeenten en provincies. Belang -rijke thema's in de beleidsherziening zijn hetbouwhistorisch onderzoek en documentatie, demolenbiotoop, het completeren en verplaatsenvan molens, maar ook het immaterieel erfgoedvan molenaar en molenmaker.ReaderDe reader ‘Naar een herzien molenbeleid’ bevateen bundeling van artikelen over de omgangmet molens, het huidige beleid, de dilemma’sen bouwstenen voor het toekomstige herzienmolenbeleid. De reader is te dow<strong>nl</strong>oaden opwww.cultureelerfgoed.<strong>nl</strong>.


K ORTNyenrode start programmaVerduurzamen beeld -bepalende gebouwen6 VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 2010Duurzaamheidsambities en behoud vanhistorische of architectonische waardevan gebouwen leiden dikwijls tot complexevraagstukken. Nyenrode Business Universiteitstart een netwerk en activiteitenprogrammavoor gemeenten en andere overheden, gerichtop het integreren van het realiseren van klimaatambitiesen de zorg voor historische waardevollegebouwen en stadsdelen.Belangen van partijen gericht op behoud vanhistorische en architectonische waarde en partijendie hoge duurzaamheidsambities nastreven,leiden in de praktijk tot een complexe spagaat.Vanuit welstandsoogpunt is sprake vanterughoudendheid ten opzichte van het treffenvan energiebesparende maatregelen, uit angstdat ingrepen onomkeerbare gevolgen hebbenvoor de monumentale en architectonischewaarde van gebouwen. Tegelijkertijd stellengemeenten en eigenaren ambities wat betrefthet terugdringen van CO 2 -uitstoot en van energielastenvoor gebouwgebruikers. Er is daardoorbehoefte aan kennis en samenwerking bijhet ontwikkelen van strategieën om op een verantwoordewijze óók deze categorie gebouwente verduurzamen.Netwerk enactiviteitenprogrammaHet Center for Sustainability (CfS)van Nyen rode Business Universiteitheeft daarom het initiatief genomentot het opzetten van een 'Net werk enactiviteitenprogramma 2010-2012voor overheden die willen investerenin het middels proces- en systeeminnovatiesstimuleren van het op grotere schaal en versneldverduurzamen van historische en beeldbepalendegebouwen, al dan niet monumenten'.Dit netwerk en programma is in maart jl.van start gegaan.Inmiddels hebben de gemeenten Delft, Haar -lem, Utrecht, Den Haag en de provincie Dren -the hun deelname toegezegd, evenals deRijksdienst voor Cultureel Erfgoed. Daarnaast isbelangstelling getoond door de Rijks gebouw en -dienst. Stich ting BouwResearch (SBR) onder -schrijft het belang van dit initiatief en stelt eensponsor bedrag ter beschikking. De lijst vandeel nemende partijen is nog groeiende en demogelijkheid tot deelname staat nog steedsopen.Center for Sustainability (CfS)Het CfS stelt zich tot doel overheden, bedrijvenen andere organisaties te helpen duurzaamheidzo integraal mogelijk in hun strategie enbedrijfsvoering te integreren. Het bouwteamvan het CfS, vallend onder de leerstoel Sus -tainable Building & Development van prof. dr.ir. Anke van Hal, heeft het verduurzamen vanmonumentale en beeldbepalende gebouwen alseen van haar aandachtsvelden benoemd. Hetteam is betrokken bij diverse onderzoeks- enadviestrajecten rond dit onderwerp.Over het Center for Sustainability, het netwerken andere projecten rond het thema ‘Verduur -zamen historische en beeldbepalende gebouwen’is meer informatie verkrijgbaar bij BirgitDulski, telefoon 0346 - 291 280 of via e-mail:b.dulski@nyenrode.<strong>nl</strong>. Park Zorgvliet bij Catshuis nu ‘groen’ rijksmonumentHet Haagse park Zorgvliet kreeg begin apriljl. van de Rijksdienst voor het CultureelErfgoed de status van ‘groen’ rijksmonument.Het park met slingerende lanen en paden, stinsenfloraen aarden wallen is onderdeel van een17de eeuwse historische buitenplaats.Raadspensionaris en dichter Jacob Cats kochthet in 1643 en liet er zijn buitenhuis bouwen.Dit Catshuis, nu de ambtswoning van deminister-president, was al rijksmonument. Opdit moment worden door de Rijksdienst inruim 400 buitenplaatsen ook de samenhangendeonderdelen, zoals bijgebouwen en de aa<strong>nl</strong>egvan bomen en waterpartijen, meebeschermd.Monumentaal complexDe historische buitenplaats Zorgvliet bestaatuit vier onderdelen: het hoofdgebouw ofwelhet Catshuis, de historische tuin- en parkaa<strong>nl</strong>egZorgvliet, de zeldzame overwelfde door-


K ORT7 VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 2010gang die diende als doorgang naar de doolhof(eind 17de eeuw) en de scheidingsmuren(1920). Zorgvliet is een fraai en vroeg voorbeeldvan een formeel park dat in de loop der tijd verlandschappelijktis en dat van grote invloed isgeweest op de ontwikkeling van de Neder -landse en Europese tuinkunst.De geschiedenis van Zorgvliet is sterk beïnvloeddoor drie gegoede families:Familie CatsJacob Cats beschreef in Ouderdom, buyte<strong>nl</strong>evenen hof-gedachten op Sorghvliet (1658)met trots de ontginning en aa<strong>nl</strong>eg van zij<strong>nl</strong>andgoed. De zanderige grond werd omgeploegd,afgegraven, bemest en door aarden wallenomgeven. Deze wallen moesten de plantagestegen wind en zand beschermen en zijngrotendeels bewaard gebleven. Als curator vande botanische tuin van de Leidse Universiteitkon Cats zeldzame zaden en stekken bemachtigen.Hij plantte bijvoorbeeld de paardenkastanje,Corsicaanse den en gevlekte aronskelk,die nog steeds in het park te vinden zijn.Familie BentinckIn 1674 werd de buitenplaats verkocht aanHans Willem Bentinck, vertrouweling vanPrins Willem III van Oranje en later hoofdopzichtervan de koninklijke tuinen in Hollanden Engeland. Tot 1819 zou Zorgvliet in hetbezit van deze familie blijven. Een prentenreeksuit de late 17de eeuw van Johannes vanden Aveele toont uitgestrekte tuinen in barokstijlmet parterres, fonteinen, lanen en hagen. Inde loop van de 18de eeuw werd de Engelselandschapsstijl geïntroduceerd. De vroeg-landschappelijkeaa<strong>nl</strong>eg, die binnen de wallen -structuur werd ingebed, is nu nog herkenbaar.Familie GoekoopUiteindelijk werd de buitenplaats in 1906gekocht door bouwondernemer AdriaanGoekoop, die vanwege de stadsuitbreidingenaan de zuid- en westzijde een bakstenen muurliet optrekken. In de oorlog legden de Duitsersin het park een tankgracht aan en stelden zijeen V2-raketinstallatie op. In 1948 werd eengroot deel van het park aan de Verenigde Statenverkocht voor de bouw van een ambassade. DeVS verkochten het park in 1955 vervolgens aande Nederlandse Staat en die stelde het park in1957 open voor het publiek. Het Catshuis metomringend park werd in 1961 staatseigendomen uiteindelijk ambtswoning van de ministerpresident.Romeinse weg ontdekt op Locatie ValkenburgBegin mei is bekend geworden dat houtenresten die begin maart al werden ontdektop Locatie Valkenburg (Z-H), vrijwel zeker deresten zijn van een Romeinse weg. Deze ontdekkingen andere vondsten met een Romeinsmilitair karakter ten zuiden van de weg wijzener op dat de militaire Limes zone waarValkenburg zo beroemd om is zich uitstrekt totin het plangebied Locatie Valkenburg.De nu ontdekte Romeinse weg bestaat uit eendijk opgebouwd uit plaggen, verstevigd aanweerszijden met een palenrij en aflopend talud.(zie afbeelding). Het is de eerste Romeinse wegbinnen het voormalige vliegkamp, maar al dederde weg die archeologen door de jaren heenhebben ontdekt in Valkenburg.Zo loopt over het Marktveld en de Woerd eenRomeinse weg uit het jaar 123/124 na Christus.Deze weg is aangelegd naar aa<strong>nl</strong>eiding van hetbezoek dat keizer Hadrianus bracht aan denoordgrens van zijn immense rijk.In 1996 is bij de aa<strong>nl</strong>eg van de wijk Veldzichtook een stuk van de Romeinse weg ontdekt.Ook deze weg dateert uit de periode van KeizerHadrianus. De opbouw van deze weg lijkt opdie van het vliegkamp, zij het dat die weg vaneiken palen is gemaakt. De weg op LocatieValkenburg bestaat uit elzenhout.Met de ontdekking van de weg dringen zichtwee vragen op. Waarheen leidt de weg? Sluithij aan op de weg van het Marktveld, is het eenweg langs de zuidkant van de nederzetting opDe Woerd of ontsluit hij het agrarische achterland?De andere prangende vraag betreft dePAALFUNDERING ONTDEKT APRIL 2010 OP LOCATIE VALKENBURG FOTO: ARCHOLdatering. De plaggen waarmee het dijklichaamis opgebouwd, bevatten aardewerkscherven uithet begin van de 2e eeuw. Vanaf dat momentkan de weg zijn aangelegd. Maar wanneer exactis nu nog onzeker.Ruim 300 meter ten zuiden van de weg stondentwee stiepen – paalfunderingen – die op hunbeurt weer rusten op plankjes met houtenankers, zoals dit bekend is van militaire bouwwerkenuit Tiel en Woerden. Dit wijst op militairegebouwen van oudere datum dan de weg.Langs dit mogelijke gebouw is over langeafstand een grote greppel gezien, die op grondvan de vorm als spitsgracht kan worden aangeduid.Spitsgrachten kennen we vooral vanRomeinse fortificaties.Voorlopige conclusieDe ontdekking van de weg betekent de eerstemogelijkheid om het huidige onderzoek telaten aansluiten bij de grote opgravingen inValkenburg in de 20e eeuw. En zoals vooraf verwachtherbergt het noordenoostelijke deel vanhet plangebied Locatie Valkenburg de uitlopersvan de limes, de militaire zone langs denoordgrens van het toenmalig Romeinse Rijk,die Valkenburg zo beroemd heeft gemaakt.


K ORT9 VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 2010gen op het voornemen tot het vaststellen vaneen projectuitvoeringsbesluit. Dat voor de niet-archeologische beschermderijksmonumenten ook deze gelegenheid totadviseren geldt voor die activiteiten waarbij deminister van OCW (Rijksdienst voor hetCultureel Erfgoed) normaliter op grond van deMonumentenwet adviesbevoegd is. Dat voor de beschermde stads- en dorpsgezichtengeldt dat met projectbesluitvormingeenvoudiger van geldende bestemmingsplannenkan worden afgeweken.Als het besluit sloop in een beschermd gezichtbetreft, dienst de minister van OCW (deRijksdienst) wel een afschrift van het vastgesteldeprojectuitvoeringsbesluit te ontvangen.Besluit uitvoering Crisis- en herstelwetIn vervolg op de inwerkingtreding van deCrisis- en herstelwet is op 26 april 2010 in deStaatscourant het ontwerp gepubliceerd vanhet Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.Dit besluit beoogt nieuwe gebieden, experimentenof projecten toe te voegen aan de werkingssfeervan de Chw. Zo wordt het projectStadshavens – rondom de voormaligeRotterdamsche Droogdokmaatschappij – inRotterdam toegevoegd aan de lijst met ontwikkelingsgebieden.En wordt het onderdeel versneldeuitvoering van bouwprojecten uitgebreidmet voorzieningen voor onderwijs engezondheidszorg. Trek in Geschiedenis?Haal een historischobject uit deNationale AutomatiekTot en met 29 augustus 2010 presenteert hetNationaal Historisch Museum deNationale Automatiek in het AmsterdamsHistorisch Museum. Deze 'historische' automatiekbevat oer-Nederlandse objecten diebezoekers voor één of twee euro 'uit de muur'kunnen halen om mee naar huis te nemen.Elk object vertelt zijn verhaalIn de automatiek liggen herkenbare en alledaagsehistorische objecten, zoals een 18eeeuwse pijpenkop, een gloeilamp en een porseleinenhomopaartje. De trekmuur laat zien datal deze objecten een geschiedenis hebben. Hoezat het ook alweer met het kwartje van Kok,wie droegen de anti-kernwapen-buttons, enwat is de geschiedenis van de Nederlandse tulpenbol?History tagsDe opstelling in het Amsterdams HistorischMuseum is vrij toegankelijk en makkelijkbereikbaar, meteen bij de ingang van het museum.De bezoeker meldt zich voor een persoo<strong>nl</strong>ijke'history tag'(kaart) waarmee hij een vakjenaar keuze kan openen. Labels bij de objectenbieden een historische beschrijving en verwijzenvoor meer informatie naar www.in<strong>nl</strong>.<strong>nl</strong>.Ook kan de bezoeker hier filmpjes over deobjecten zien en zijn eigen historisch profielsamenstellen.Beleving van historische objectenDe Nationale Automatiek is een project vanhet Nationaal Historisch Museum in samenwerkingmet Mediamatic en het AmsterdamsHistorisch Museum en wordt mede mogelijkgemaakt door de Mondriaan Stichting. Hetontwerp van de automatiek is van de kunstenaarFrank Bruggeman.Het Amsterdams Historisch Museum, hetgrootste historische stadsmuseum van Neder -land, biedt het Nationaal Historisch Museumvoor deze tentoonstelling onderdak. De plaatsingvan de historische trekmuur in Amster -dam is een pilot voor een serie trekmuren dielater op andere locaties in Nederland zullenkomen. Op elke locatie worden nieuwe objectenaan de automatiek-collectie toegevoegd.2010 INNLDe Nationale Automatiek past in een serieactiviteiten van het Nationaal HistorischMuseum gericht op publieksparticipatie. Zoopende op 21 mei jl. in het koetshuis in Arn -hem de tentoonstelling Nieuwe Groeten Uit...waarvoor Nederlanders massaal beelden in -stuurden voor nieuwe ansichtkaarten voorNeder land. Op 28 november a.s. zijn in Para -diso Amsterdam films te bewonderen inge -zonden voor de The One Minutes INNL, kortefilms over het thema ‘Waar geschiedenisbegint’.Het Nationaal Historisch MuseumHet Nationaal Historisch Museum wil de historischeverbeelding stimuleren, enthousiasmevoor geschiedenis teweegbrengen en nieuwsgierigheidopwekken. Op dit moment werkteen gedreven team intensief aan de ontwikkelingen de bouw van het Nationaal HistorischMuseum in Arnhem. Het museum heeft strakseen gebouw, maar het bestaat ook daarbuiten.Onder het thema INNL biedt het NationaalHistorisch Museum ook nu al een blik op derijke geschiedenis van Nederland. In samenwerkingmet organisaties op het terrein vanerfgoed, geschiedenis, onderwijs, wetenschapen media presenteert INNL allerlei activiteiten,projecten en tentoonstellingen. Hierbijontstaan daarbij voortdurend prikkelende verbindingentussen heden en verleden. De programmeringvoor 2010 staat op www.in<strong>nl</strong>.<strong>nl</strong>.


K ORT10 VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 2010Website KICH vernieuwdIn maart jl. is een vernieuwde versie van deKICH website www.kich.<strong>nl</strong> gelanceerd. Denieuwe website maakt het mogelijk om makkelijkerte zoeken naar cultuurhistorische informatie.In de oude versie moest je als gebruikerweten waar je moest zoeken. De nieuwe websitewerkt veel meer als een zoekmachine. Alshet gezochte onderwerp in KICH zit, danwordt het gevonden.De website Kennisinfrastructuur Cultuur -historie (KICH) richt zich primair op profes -sionals die actief zijn op het raakvlak vanruimtelijke ordening en cultuurhistorie. Hetdoel is om cultuurhistorische informatie vanverschillende bronhouders te koppelen enontsluiten zodat deze in samenhang kan wordenbeoordeeld. De Rijksdienst voor hetCultureel Erfgoed is de trekker van KICH.De mogelijkheden van de nieuwe versie zijn tedanken aan het gebruik van de standaard voorcultuurhistorische informatie: IMKICH2008.Met het toepassen van deze standaard is ééngrote collectie van cultuurhistorische infor -matie gevormd die je integraal kunt doorzoeken.In de oude websitekon je als gebruiker alleengericht zoeken als je wist inwelke kaartlaag de informatiezich bevond. Dezeverbetering is ook zichtbaarin de presentatie vande zoekresultaten. Net alsbij een zoekmachine, zoalsbijvoorbeeld Google, wordendeze in eerste instantiein één lijst getoond.De vernieuwde aanpak vanhet de KICH website geeft ruimte om ook in detoekomst meer cultuurhistorische informatieop te nemen. Een goed voorbeeld is de nieuweversie van CultGIS die in april zal verschijnen.Deze gegevensverzameling geeft een nog completerbeeld van het Nederlandse cultuurlandschapen is afkomstig van het ministerie vanLNV. Maar ook andere organisaties, zoals provinciesen gemeenten, kunnen hun gegevensverzamelingentoevoegen aan de cultuurhistorischeinformatie in KICH.Onderzoek Nova kunsten cultuur bezuinigingspostZes op de tien Nederlanders wil dat kunst encultuur in de top vijf van populairste bezuinigingspostenstaan. Ontwikkelingssamen -werking staat op één, kunst en cultuur enDefensie op een gedeelde tweede plaats,gevolgd door wonen, en landbouw en visserij.Uit het onderzoek blijkt ook dat meer kiezersvan de rechtse dan van de linkse partijen opkunst en cultuur willen bezuinigen. Monumenten: niet van de staat, maar van de straatMonumenten zijn belangrijk voor de cultureleen economische ontwikkeling vanNederland, maar vooral ook voor de mensen,die er wonen. Daarom worden monumentenuit het verleden bewaard voor de toekomst,vaak met verrassende nieuwe bestemmingen.Het kabinet heeft daarvoor de basis gelegddoor te investeren en te moderniseren. Deachterstanden in de restauratie worden weg -gewerkt en de rompslomp voor eigenaren vanmonumenten wordt beperkt.Nederland telt 60.000 rijksmonumenten, waarvaner ruim 45.000 worden bewoond. Staats -secretaris van Bijsterveldt (OCW): ‘Monu -menten zijn niet van de staat, maar van destraat. De zorg voor de 60.000 Nederlandserijksmonumenten vraagt om duidelijk beleid,dat niet nodeloos ingewikkeld is’. Dat beleidis erop gericht om monumenten eerst op teknappen (restauratie), en er daarna goed voorte zorgen (instandhouding). Die twee staan inverband met elkaar: als je zorgt dat een monumentniet in slechte staat raakt, is minder geldnodig voor restauratie. Dat is een speerpuntvan het monumentenbeleid van het kabinet.Om dat beleid uit te voeren is de afgelopenkabinetsperiode fors geïnvesteerd. Bovenophet bestaande budget kwam er in 2007 en 2008in totaal 140 miljoen euro beschikbaar voor debestrijding van de restauratieachterstand.Daarbovenop werd in 2009 nog extra geld gereserveerd,deels voor religieus erfgoed (amendementvan Vroonhoven, 50 miljoen), deels uitde crisisbestrijdingsmiddelen (in samenwerkingmet het ministerie voor WWI, 44 miljoen)en deels door de afschaffing van de overdrachtsbelasting(23 miljoen per jaar voor dejaren 2010 en 2011). De restauratieachterstandenkunnen daarmee verder worden weg -gewerkt. De focus verschuift dan dus naar deinstandhouding van monumenten, waarvoorieder jaar 52 miljoen euro beschikbaar is.Daarvan kunnen sinds dit jaar ook eigenarenvan ‘groene monumenten’, zoals parken, tuinenen begraafplaatsen gebruik maken. De komendejaren kan Nederland dus aan de slag met deinstandhouding van monumenten.Eigenaren van monumenten spelen daarin dehoofdrol. De administratieve rompslomp,waarmee ze te maken kregen, wordt de komendejaren zoveel mogelijk beperkt. Het aanvragenvan subsidies wordt makkelijker en proceduresSTAATSSECRETARIS VAN BIJSTERVELDTOP WERKBEZOEK IN BREDA.rond het aanvragen van vergunningen een stukeenvoudiger. Dat is de kern van de ‘Moder -nisering Monumentenzorg’ (MoMo), waar ditkabinet een start mee heeft gemaakt. Naast hetverminderen van de administratieve lasten isook het geven van een nieuwe bestemming aanoude gebouwen één van de speerpunten vandeze ‘MoMo’ – niet slopen, maar hergebruiken.Daarnaast staat MoMo ook voor het besef datmonumenten niet op zich staan, maar altijddeel uitmaken van een wijk, landschap of anderbreder verband. Dat wordt vastgelegd in de


K ORT11 VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 2010regelgeving voor ruimtelijke ordening, zodatcultuurhistorie daar altijd een belangrijkonderdeel is van wat er met een gebied gebeurt.De ingangsdatum van de ModerniseringMonumentenzorg is 1 januari 2011; vanaf 2012is er jaarlijks 39 miljoen euro voor beschikbaar(23 miljoen in 2011).Staatssecretaris van Bijsterveldt lichtte dekabi netsvisie op de monumentenzorg toetijdens een werkbezoek aan twee Brabantseoude gebouwen, die een nieuw leven krijgen.In Oosterhout bezocht ze de voormaligeLeerlooierij Huijben, die een andere bestemmingkrijgt en met subsidie van het rijk verbouwdgaat worden tot drie woningen. Daarnawas ze in Breda in het voormalig sanatoriumDe Klokkenberg (foto), één van de 100 zgn.‘Topmo nu menten van de vroege Wederop -bouw’. In dit complex, waar vroeger nonnenvoor tbc-patiënten zorgden, komen 377 zorgappartementenen 36 psychogeriatrische woonéénheden.Van Bijsterveldt maakte bekend datDe Klok kenberg nu officieel een rijksmonumentis. Rotterdam-Maaskantprijs voorprof. dr. Auke van der WoudProf. dr. Auke van der Woud (1947) is dewinnaar van de Rotterdam-Maaskantprijs2010. Van der Woud krijgt deze prijs vanwegezijn excellente onderzoek naar de negentiendeeeuw. De jury is van mening dat hij het denkenover de negentiende eeuw heeft verdiept eneen nieuw licht heeft geworpen op de architectuurgeschiedenis.Van der Woud heeft eenmonu mentaal, oorspronkelijk en gezaghebbendoeuvre opgebouwd datnog lang zijn waarde zalbehouden.De Groningse hoogleraar Ar -chitectuur- en Steden bouw -geschiedenis werkt aan eenconsistent oeuvre waarin hijde algemeen aanvaarde ge -schied beelden kritisch tegenhet licht houdt en een genuanceerderbeeld van de architectuurgeschiedenisconstrueert.Dit leidde tot een overtuigenderehabilitatie van de negentiendeeeuw waarin hij delezers van Het lege land en Een nieuwe wereldversteld deed staan van de dynamiek en vooruitstrevendheidvan dit tijdperken de overeenkomstendie deze tijd met de huidige maatschappijvertoont.Ook deinst Van der Woud er niet voor terugvastgeroeste academische beelden en reputatiesomver te werpen en te pleiten voor eenandere architectuurgeschiedenis. Met zijnboeken Waarheid en karakter (1997) enSterrenstof. Honderd jaar mythologie in deNederlandse architectuur (2009) zette hijvraagtekens bij de reputaties van Berlage enCuypers en stelde dat rond deze figuren eenmythevorming is ontstaan die continu kritieklooswordt herhaald.Auke van der Woud begon zijn carrière alsconservator en later adjunctdirecteurbij het Kröller-MüllerMuseum in Otterlo, waar hijonder meer verantwoordelijkwas voor een tentoonstelling overCongrè Internationaux d’Archi -tecture Moderne. In 1987 promoveerdehij cum laude met zijnproefschrift Het Lege Land. Deruimtelijke orde van Neder land1798-1848.Tussen 1990 en 2002was hij hoogleraar Architec -tuurgeschiedenis aan de VrijeUniversiteit Amsterdam en issindsdien hoogleraar Architec -tuur- en Stedenbouw geschie denisaan de Rijksuniversiteit Gronin gen.Van der Woud verwierf bij het grote publiekbekend heid met zijn boek Een nieuwe wereld –het ontstaan van het moder ne Neder land uit 2007.De Rotterdam-Maas kant prijs is een oeuvreprijsvoor een of meer personen die het debatover architectuur, landschapsinrichting en stedenbouwin belangrijke mate stimuleren metpublicaties, onderwijs of opdrachtgeverschap.De prijs wordt sinds 1978 in de even jarenuitgereikt en bestaat uit een geldbedrag van€ 25.000, een oorkonde en subsidie voor eencommunicatieve uiting. De jury bestond ditjaar uit Henry Lenferink (burgemeester vanLeiden), Peter Kuenzli (directeur GideonConsult), Wim Derksen (Chief scientist vanhet ministerie van VROM en hoogleraarbestuurskunde aan de Erasmus UniversiteitRotterdam), Michael van Gessel (landschapsarchitect)en Marina de Vries (journalist/recensent beeldende kunst en architectuur).Van der Woud ontvangt de prijs op 29 oktobera.s. uit handen van Ahmed Aboutaleb, burgemeestervan Rotterdam en vanuit die functievoorzitter van de Stichting Rotterdam-Maas -kant. Eerdere winnaars van de Rotterdam- Maas -kantprijs waren ondermeer Adri Duivesteijn(2008), Carel Weeber (2006) en Dirk Sijmons(2002).In de oneven jaren wordt de 'Jonge' Maas -kantprijs uitgereikt, een aanmoedigingsprijsvoor jonge architecten, landschapsarchitectenof stedenbouwers tot 35 jaar, waarbij het architectonischof stedenbouwkundig werk vooropstaat.


K ORTGrafveld Noviomagus: geenRomeinen, maar Bataafse elite12 VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 2010RECONSTRUCTIEVAN DE GRAF-MONUMENTEN ENOMMURINGEN VANHET GRAFVELDNOVIOMAGUS.TEKENINGP. MAAS EN E.VAN ROOTSELAARgeen lijken maar urnen met de as van de gecremeerdedoden. Dat was in die tijd gebruikelijk.Stedelijke eliteDe families die binnen de ommuurde grafcomplexenop het grafveld begraven zijn, behoordentot de stedelijke elite van Noviomagus,stelt Koster. Waarschij<strong>nl</strong>ijk zijn zij nauwbetrokken geweest bij het bestuur van de stad.Zij hadden een zo hoge status dat zij niet werdenbegraven met ‘gewone’ leden van hungemeenschap – die liggen elders op de begraafplaats,buiten de muren.Deze families waren rijk en cultureel sterkgericht op Rome en geïnteresseerd in hetRomeinse. Dat leidt Koster onder meer af uitde grote hoeveelheden Romeins aardewerk(terra sigilata) dat is teruggevonden, en uitandere spullen waarvan is aan te tonen dat zeoorspronkelijk uit Italië of het MiddellandseZeegebied komen.Het grafveld van Noviomagus, in het huidigeNijmegen-West, is hét grootsteRomeinse grafveld van Nederland. Enkele gravenbehoren tot de rijkste van West-Europa.Het – belangrijke – deel van het grafveld dattussen 1981 en 1983 werd blootgelegd is nuvolledig gedocumenteerd door Annelies Kos -ter, conservator archeologie van Museum HetValkhof in Nijmegen. Zij concludeert dat hiergeen Romeinen begraven zijn, maar stedelijkeelite van Bataafse herkomst. Koster promoveerdeop 20 april jl. aan de Radboud Uni -versiteit.Grootste Romeinse grafveld inNederlandRond het jaar 100 verhief keizer Traianus denederzetting Noviomagus, gelegen aan dewestkant van het huidige Nijmegen, tot staden gaf haar zijn familienaam Ulpia. En daarmeebegon de geschiedenis van de oudste stadvan Nederland.Kort voor het jaar 100 zijn langs een van deuitvalswegen naar het zuiden grote grafcomplexenaangelegd. Ze bestonden uit ommuringen,grafmonumenten en uitzonderlijk rijkegraven in ondergrondse houten grafkamers.Hier (in het huidige Waterkwartier) bevondzich ook hét grootste Romeinse grafveld inNederland. Een deel werd tussen 1981 en 1983blootgelegd door archeologen van de afdelingProvinciaal-Romeinse archeologie van deRadboud Universiteit Nijmegen.Inheemse bevolkingAnnelies Koster groef destijds zelf mee. Deafgelopen jaren wijdde ze zich aan eenbeschrijving van alle vondsten en de omstandighedenwaaronder ze gevonden zijn. Zij steltin haar proefschrift dat de families die hierbegraven zijn geen Romeinen waren maarwaarschij<strong>nl</strong>ijk Bataven. Die kwamen oorspron -kelijk van elders, maar je mag ze rond 100 naChristus wel ‘inheemse bevolking’ noemen.Koster concludeert dat uitde grote, ‘on-Romeinse’hoeveelheid bijgaven enuit de aard ervan: wapensbijvoorbeeld werden doorRomeinen niet meegegeven.Ook het bouwen vangrafkamers behoort meertot de Gallische of Kel -tische traditie, niet tot deRomeinse. ‘Romeins was:zichtbare monumentenbouw en, boven de grond,waardoor de doden ook inde toekomst herinnerdzouden worden.’Overigens begroef menRijke vondstenHet vele aardewerk, bijzondere glaswerk, bron -zen en ijzeren vaatwerk, toiletgerei, meubilair,wapens, schrijfgerei, sieraden, kostbaar textielmet gouddraad en uit barnsteen en bergkristalgesneden beeldjes en snuisterijen - kortom: derijke vondsten uit het grafveld van Novio -magus zijn vrijwel allemaal te zien in MuseumHet Valkhof.Nieuwe opgravingenIn het Waterkwartier verwijst niets nog naarde bijzondere plek. Wel wordt op dit momentopnieuw gegraven in Nijmegen-West, op eenterrein dat grenst aan het hier beschreven grafveld.In dit ‘nieuwe’ stuk liggen vooral lijk -begravingen uit de derde eeuw. Dat de oogstdaar weer zo rijk zal zijn, is niet te verwachten,aldus Koster, omdat tot nu toe in die gravensteeds maar één of twee bijgaven zijn aan -getroffen. EEN VAN DE GRAVEN UIT HET GRAFVELD NOVIOMAGUS.


K ORT13 VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 2010Congres Arbeitskreis für Hausforschung in Amsterdam, 28.9-1.10.2010Huizenonderzoek in HollandDe Arbeitskreis für Hausforschung (AHF)is een Duitssprekende, Europese verenigingdie komend najaar neerstrijkt in deRandstad om naar de structuur en afwerkingvan huizen te kijken. Daarnaast komen aspectenvan stedelijke ontwikkeling, archeologieen de geschiedenis van het bouwen aan bod.Dit maal staat Amsterdam centraal met excursiesnaar Leiden en Amersfoort, waarbij degemeentelijke diensten monumentenzorg enarcheologie samenwerken met de Rijksdienstvoor het Cultureel Erfgoed (RCE).PANORAMA OVERAMSTERDAMVANAF HETSCHEEPVAARTHUIS(FOTO D.J. DEVRIES 2007Het Nederlandse onderzoek vertoont de laatstejaren een grote opbloei met opmerkelijke nieuweinzichten en resultaten die rechtvaardigenom daarmee internationaal naar buiten te treden.Er is gezocht naar evenwicht tussen delezingen en het aanschouwen ter plaatse maarhet programaanbod is als zodanig behoorlijkvol. De AHF organiseert jaarlijks zo’n congresop wisselende locatie waaraan de uitgave vaneen Jahrbuch für Hausforschung gekoppeld isdat tijdens dit congres al beschikbaar is.De leden zijn professioneel werkzaam in demonumentenzorg, museale wereld, aan universiteiten,als architect of als bouwhistoricus.Omdat het congres voor en door vakgenotengeorganiseerd wordt en studenten/stagiairesvan harte welkom zijn, streeft men naar ee<strong>nl</strong>aagdrempelige (goedkope) opzet waarbij overhedenals gastheer functioneren.In haar meer dan 50-jarige bestaan is de AHFenkele keren eerder in Nederland geweest:Bentheim/Zwolle (1972), Utrecht/Den Bosch(1988) en Maastricht (2001). Dankzij excursiesnaar Leiden en via Hilversum (stadhuis) naarAmersfoort komen ook huizen uit de middeleeuwenen de moderne tijd aan bod. De afsluitingvindt plaats in Amersfoort, met lezingenin het gloednieuwe kantoor van de RCE, metexcursies in de stad en een diner in ‘DeObservant’. Inhoudelijk en informatief; veelwaar voor je geld!Kosten: € 125 leden/ € 150 niet-leden/ € 80studenten en werklozen. Programma en aanmelden:www.arbeitskreisfuerhausforschung.de. Nieuwe weblog over Van Goghs atelierpraktijkLiet Vincent van Gogh zich beïnvloedendoor zijn kunstenaarsvrienden? Gebruik -ten ze dezelfde materialen en technieken?Werd hij geïnspireerd door handboeken ententoonstellingen? Dit soort vragen vormt dekern van het project Van Goghs Atelier praktijk,een onderzoek dat wordt uitgevoerd door hetVan Gogh Museum, Shell en het InstituutCollectie Nederland. Dit onderzoek is te volgenvia de speciaal ontwikkelde weblog:www.vangoghsatelierpraktijk.<strong>nl</strong>.In de vorm van blogposts, foto’s en video’slaten kunsthistorici, restauratoren en technisch/natuurwetenschappelijkonderzoekersvan de drie partners zien welke vragen ze zichstellen, welke hoogwaardige technieken zegebruiken en welke antwoorden dat oplevert.Door de resultaten van dit multidisciplinaireteam te combineren, worden verrassendeinzichten verkregen in de werkwijze van VanGogh en wat daarop van invloed was.Het onderzoek naar Van Goghs atelierpraktijkis verdeeld over drie werkgroepen die gerichtzijn op een bepaalde periode uit Van Goghsleven: de eerste behandelt de Hollandse tijdvan Van Gogh (1880-1885). Dit is de periodewaarin hij koos voor het kunstenaarschap enzich het vak moest eigen maken. De tweede enderde werkgroep onderzoeken respectievelijkde periode Antwerpen/Parijs (1885-1888) enArles/Saint-Rémy/Auvers (1888-1890).Het onderzoek wordt eind 2012 afgesloten meteen publicatie en een tentoonstelling in hetVan Gogh Museum, waarin de onderzoeks -resultaten met het publiek gedeeld worden. Totdie tijd blijven geïnteresseerden op de hoogtevan de ontwikkelingen via de weblog.


K ORT14 VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 2010Duurzamere restauratieshistorisch metselwerkDe faculteit Civiele Techniek en Geo -wetenschappen (TU Delft) en de Vere -niging Monumentenwacht Nederland hebbenafgelopen januari het derde onderzoekscontractondertekend binnen de raamovereenkomst‘Aanpak Vochtproblematiek MassiefMetselwerk’. Dit nieuwe onderzoek moet leidentot een verbeterde voegmethode om de duurzaamheidvan restauraties te verhogen.Het accent van het contract ligt op het voegwerkherstelvan zwaar regenbelaste historischemuren. Daarnaast het inboeten van slechtmetselwerk en de voorzieningen voor hemelwaterafvoerbij klassieke windmolens. Teveelhervoegbeurten van monumentale gebouwenmislukken. Bij vorst worden de voegen uit demuur gedrukt of er ontstaat lekkage. Het blijktdat naast materiaalkundige (mortelreceptuur)redenen ook uitvoeringstechnische redenenzorgen voor deze problemen.Het nieuwe onderzoek (Cluster 3) leidt tot verantwoordekeuzen bij toe te passen materialenen mondt uit op richtlijnen op besteksniveauvoor restauratievoegmortel en de wijze vanuitvoering. Deze richtlijnen kunnen wordentoegepast door architecten, consulenten,aannemers, restauratievoegbedrijven en individuelevaklieden. Het onderzoek wordt gerealiseerdmet subsidie van de provincie Zuid-Holland en uitgevoerd onder supervisie van deRijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (vroegereRijksdienst voor de Monumentenzorg).BaksteenmetselwerkHet onderzoek wordt uitgevoerd door deonderzoekers dr.ir. Caspar Groot en Jos Gun -ne weg van de sectie Gebouwen en Civiel -technische Constructies. Hun sectie heeftjare<strong>nl</strong>ange expertise met materiaalkundigeaspecten van baksteenmetselwerk. Groot isvoorzitter van de internationale RILEM commissieRestauratiemortels.Doordat de onderzoekers ook werkzaam zijnbinnen een eigen particuliere adviespraktijk,kunnen zij hun ervaringen in de uitvoeringvan restauratieprojecten koppelen met hetwetenschappelijk onderzoek en ontstaat eensynthese tussen de benadering vanuit het laboratoriumen die vanuit de praktijk. ‘De kennisbinnen CiTG van diverse bindmiddelen inmetsel- en voegmortels wordt verdiept en meerinzicht wordt verkregen over de invloed vanuitvoeringscondities op de duurzaamheid vanmetsel- en voegwerk,’ zegt Jos Gunneweg.Vergelijkend onderzoekrestauratievoegmortelVoor het onderzoek worden een aantal proefpanelenopgezet met verschillende zelf gemixtevoegmortelrecepturen en een aantal prefabmortels. Hieraan zullen laboratoriumtestsworden uitgevoerd naar de hygrische, mechanischeen fysische eigenschappen.Daarnaast zullen vries-dooiproeven wordenuitgevoerd. Ook wordt aan enkele objecten detoestand van een aantal jaren geleden uitgevoerdehervoegbeurten onderzocht. Aan dehand van deze resultaten zullen grenswaardenvoor bepaalde materiaalparameters worden voorgestelddie als richtlijn kunnen dienen voor dekeuze van een restauratievoegmortel en deideale uitvoeringswijze‚ worden beschreven.ONDERZOEK MET KARSTENBUISJE OP AANWEZIGHEID VANLEKKAGE LANGS HECHTVLAK NIEUWE VOEG.RaamovereenkomstIn oktober 2003 is tussen de toenmaligeRijksdienst voor de Monumentenzorg en defaculteit CiTG een ‘raamovereenkomst’ geslotenwaarin beide partijen intenties en uitgangspuntenhebben vastgelegd voor eenmeerjarig onderzoeksproject voor de beschermingvan het Nederlandse gebouwde erfgoedtegen de bedreiging door water en vocht.Met grote regelmaat kreeg deze Rijksdienstverzoeken om hulp en bijstand bij het in ordebrengen van ‘lekkende’ molenrompen. Ook bijandere categorieën beschermde monumentenwerden in toenemende mate vergelijkbarescha de fenomenen gesignaleerd waarvoorgeschikte behandelmethoden niet of nauwelijksvoorhanden leken.Het eerste onderzoekscontract ‘kwaliteitseisenrestauratiebaksteen en kalkgebaseerde metselmortels’werd in 2007 voltooid en uitgewerktin een ontwerprichtlijn. Aan het tweedeonderzoekscontract, ‘detectie holten en lateraalscheuren’en ‘richtlijnen injecteren’ wordtinmiddels de laatste hand gelegd.


R ES NOVA R UBRIEK15 VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 2010SUPERNOVA‘Nou, nou’, hoor ik u denken, ‘Weet Res novaeige<strong>nl</strong>ijk wel wat dat betekent, supernova?’ Ja hoor,want dit is zo ongeveer het effect dat ons tewachten staat als de omgevingsvergunning per 1juli verplicht wordt. Ik zal u niet vervelen metdetails over de Wabo 1 , maar er gaat heel wat veranderen:niet alleen wordt het aantal vergunningvrijebouwwerken sterk verruimd, maar hetgros daarvan mag zelfs in strijd met het bestemmingsplanplaatsvinden. O, u maakt zich geenzorgen? Beschermde monumenten kennenimmers geen vergunningvrije bouwwerken?Maar wat dacht u van al die prachtige straat -beelden en pittoreske hoekjes die meestal nietbeschermd zijn? Wat dacht u van de vele onbeschermdebeeldbepalende panden? ‘De wal keerthet schip’, zei Flip ten Cate van de Fede ratieWelstand bij een studiedag van Monumen ten -huis Brabant, en hij liet de ene ontnuchterendedia na de andere zien. Heel in het kort komt heter op neer dat de wetgever een nieuw begripheeft bedacht – het achtererf – waar vergunningvrijgebouwd mag worden. Het toegepaste voorzetselblijkt echter rekbaar te zijn, want dit erfbegint namelijk al 1 meter achter de voorgevel.Vanaf dat punt kun je, als je het handig aanpakt,zowat je hele perceel vergunningvrij volbouwen.Wen er maar alvast aan, want u zult nog vaakhoren over de artikel-2-categorieen de artikel 3-categorie van de BOR 2 .Bouwen zonder (omgevings)vergunningArtikel 2 van de BOR (Bijlage II) betreft de ‘gevallenwaarin voor bouwactiviteiten en planologischegebruiksactiviteiten geen omgevingsvergunning isvereist’. Kort door de bocht gaat het hier om eenverruiming van de categorie die we sinds denieuwe woningwet van 2003 al kennen. Watanders is, is dat verschillende ingrepen die toenalleen aan de achterkant mochten plaatsvinden– zoals het plaatsen van zonnecollectoren –voortaan ook aan de voorkant toelaatbaar zijn.Zo zijn er nog meer verschillen, maar hetbelangrijkste novum is wel dat voortaan állegebouwen in strijd met het bestemmingsplanmogen worden uitgebreid. Als omwonendenheb je het nakijken, want je hebt geen inspraaken er is geen bezwaar of beroep mogelijk.Het andere artikel staat in hoofdstuk 3 van bij lageII bij de BOR en betreft de ‘gevallen waarin voorbouwactiviteiten geen omgevingsvergunning isvereist’. Ook hier is het perspectief onthutsend,want er kan maar liefst een volume toegevoegdworden van 5 meter hoog, waarvan de omvangniet gemaximeerd is (ook al zijn er wel margesten opzichte van het hoofdgebouw, de publiekeruimte en de perceelsgrenzen). Mocht dit instrijd zijn met het bestemmingsplan, dan hoefter slechts ontheffing gevraagd te worden.Als we deze twee artikelen optellen krijgen wede illustratie rechtsboven 3 .PER © saldo‘Maar jullie hadden toch een planologisch erfgoed -regime © bedacht’, hoor ik u denken. ‘Staat datnu al op de helling?’ Nee hoor, dat staat als eenhuis. Omdat in het PER © een koppeling wordtgemaakt tussen het bestemmingsplan en éénartikel in de monumentenverordening, kun jevergunningvrije werken uitsluiten. Wat ditschrikbeeld ons wel leert is dat gemeenten hiermeeniet te lang moeten wachten. Vooral niet nuo<strong>nl</strong>angs gebleken is dat hoogwaardig erfgoedniet alleen een sterke economische motor is,maar zelfs een remedie tegen de gevreesdekrimp die Nederland te wachten staat.Bernadette van Hellenberg Hubarwww.omgevingsvergunning.<strong>nl</strong>1 Wabo: Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht.Of deze per 1 juli echt in werking treedt staat nogniet vast (zie www.federatiewelstand.<strong>nl</strong>).2 BOR: Besluit omgevingsrecht(zie www.federatiewelstand.<strong>nl</strong>).3 Herkomst model: ingezonden stuk Wico AnkersmitVia Adviseurs op www.omgevingsvergunning.<strong>nl</strong>.Foto: Don Rackhamwww.res-nova.<strong>nl</strong> info@res-nova.<strong>nl</strong>Tel. 0475-552 330


VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 2010 16RONALD STENVERTARCHITECTUUR- EN BOUWHISTORICUS,MEDEOPRICHTER EN FIRMANT VANBBA.BUREAU VOOR BOUWHISTORIEEN ARCHITECTUURGESCHIEDENISTTE UTRECHTIn de eerste aflevering stonden de wortels van het gewapend beton en het begin van debetontechnologie centraal. 1 In deze tweede bijdrage wordt de aandacht gericht op de‘tweede betonrevolutie’. Innovaties van kort voor de Tweede Wereldoorlog, die dunnere e<strong>nl</strong>ichtere betonconstructies opleverden, kwamen met de wederopbouw tot volle bloei.Ook vernieuwingen op het gebied van de wapening, zoals voorspanning, gingen een rolspelen. Daarnaast zorgden een verbeterde betontechnologie en verwerkingsmethodenvoor een harder beton dat fabrieksmatig geproduceerd kon gaan worden. Schaaldakenen schok beton zullen hier de grootste aandacht krijgen, maar ook zal blijken dat verdergaandespecialisatie op dit gebied leidde tot een toenemende scheiding tussen architect,ingenieur, constructeur en bouwer. Dit levert soms auteursproblemen op over wie de vorm‘werkelijk’ bedacht heeft.BOUWHISTORIE:GEWAPEND BETONDEEL 2Stampen,spuiten &schokkenSteenharde brokken1 – ROME, PALAZETTO DELLO SPORT NAAR ONTWERP VAN PIER LUIGI NERVI, 1959.Nog steeds tot de verbeelding sprekend, ishet werk van de architect Pier Luigi Nervi(1891-1979). Deze Italiaan was een ge -lauwerd ontwerper van knap ontworpenbetonconstructies, waaronder stadions envliegtuighallen, en van het na de TweedeWereldoorlog gebouwde grote Palazzo en hetkleinere Palazetto dello Sport voor deOlympische spelen van Rome in 1960 (figuur1). 2 Eén van zijn grote verdiensten was dat hijnog de kwaliteiten van zowel architect alsconstructeur in zich verenigde, een combinatiedie inmiddels schaars was geworden. Devoortschrijdende splitsing van taken maakthet voor de architectuurhistoricus steedsmoeilijker precies te achterhalen wie de auctorintellectualis van menig bouwwerk is. Nietzelden is er daarbij sprake van een esthetischontwerper, een uitvoerend architect, eenconstructeur, een ingenieursbureau, een al danniet door een octrooi beschermd systeem,uitgevoerd door een licentiehoudende bouwfirmaof tenslotte de grotere toevloed van kanten klare producten uit de betonfabriek.Van planetarium tot fabriekEén van de hoogtepunten uit de vroeg betonbouwis de imposante Jahrhunderthalle teBreslau (nu Wroclaw, Polen) uit 1911 3 met eenkoepel van 65 meter doorsnede. De hal werdgebouwd door de in 1865 te Karlsruhe als‘Zementwarenfabrik’ gestichte bouwonder -neming Dyckerhoff & Widmann. Deze firmawerkte vanaf 1906 als vaste aannemer voor defirma Zeiss te Jena en de hieraan gelieerdeJenaer Glaswerke. Voor deze laatstgenoemdefabriek maakten ze in 1924 een gebouw meteen koepel van 40 meter doorsnede en slechtszes centimeter dikte. Deze vernieuwendeconstructie bracht het gewicht van de koepelterug tot slechts twintig procent van die teBreslau. Dit werd bereikt door een schaal -


17 VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 2010constructie die in verhouding dunner was daneen eierschaal. 4Walter Bauersfeld (1879-1959) van de firmaZeiss was twee jaar eerder, in 1922, begonnenmet de ontwikkeling van een planetarium -projector. Om te kunnen projecteren, had hijeen halfrond hemelgewelf nodig en dacht daarvooraan een schaalconstructie. Op het dak vande Zeiss-fabriek bouwde hij een koepelvormigeschaal van zestien meter doorsnede door ijzerenstaven in driehoeksvormen met elkaar teverbinden, ze vervolgens van een dun ijzerendraadnet te voorzien en het geheel zowel vanbinnen als van buiten met enkele centimeterssnelverhardend spuitbeton te bedekken. Defirma Zeiss patenteerde dit procédé. 5Voor het ontwerp werkte Bauersfeld samenmet Franz Dischinger (1887-1953) van degenoemde bouwonderneming. Samen construeerdenze een grotere versie van dit planetariumelders in Jena. Deze schaalconstructie meteen doorsnede van 25 meter kwam in 1926gereed en werd een voorbeeld voor vele andereplanetaria in de wereld (figuur 2). 6 In 1923 tradUlrich Finsterwalder (1897-1988) tot de bouwondernemingtoe. Beide concurrerende con -structeurs legden zich toe op de ontwikkelingvan schaalconstructies: Dischinger op ton -schaaldaken en veelhoekige koepel con struc -ties en Finsterwalder op de ontwik keling vande segmentvormige schaaldaken. 7 Finster -walder ontwikkelde ook een methode voor eenrechthoekige schaal met een halve cilindervormdie zijn dwarsbelasting op de vier hoekpuntenafdroeg door middel van gebogenwapeningsstaven in het vlak van de cilindervorm.Deze staven volgden de richting van despanningsbanen (zogeheten trajectoriënwapening).3 – ARNHEM, TONSCHALEN VAN DEDRIEBEUKIGE STROLOODS VOOR DEALGEMENE KUNSTZIJDE INDUSTRIEIN DE KLEEFSE WAARD, 1942.2 – JENA, PLANETARIUM GEBOUWD VOLGENSHET ZEISS-DYWIDAG-SYSTEEM, 1926.4 – NIJMEGEN, CONTINUESPINNERIJ VAN DE NYMAMET TWEE KEER VIER TONSCHALEN, 1948.Ee<strong>nl</strong>aagse fabrieksgebouwen bestonden tot dietijd uit sheddaken met een steilere schuinezijde voorzien van een vensterstrook voor delichttoetreding en een flauwhellend deel alsdak. Dit laatste werd vervangen door een gebogencilindersegment. De eerste belangrijketoepassing van dergelijke segmentvormigeshedschalen geschiedde in 1933 bij de textielfabriek‘Grafa’ te Buenos-Aires. 8 Nadat in 1934een vergelijkbare schaalconstructie van eenvliegtuighal in Cottbus was bezweken, werdende tonschalen versterkt met knikribben. 9De in 1923 opgerichte ‘Kuppelbau-Gmbh’beheerde de patenten van wat bekend werd alshet ‘systeem Zeiss-Dywidag’. Ze verleende<strong>nl</strong>icenties aan buite<strong>nl</strong>andse firma’s. In Neder -land blijkt de ‘Nederlandsche Maat schappijvoor Havenwerken NV’ (NMH) rond 1939 ee<strong>nl</strong>icentie te bezitten. 10 Een artikel in De 8 enOpbouw maakt hier melding van. Het artikelwerd geïllustreerd met een door Derk Masse -link (1909-1982) ontworpen driebeukige stroloodsvan drie maal van 100 bij 25 meter in op -dracht van de Algemene Kunstzijde Unie in deKleefsche Waard te Arnhem uit 1942 (figuur 3). 11Gebogen schalenNa de oorlog leverden schaaldaken een belangrijkebijdrage aan de grote vraag naar fabrieksruimte.Als belangrijke voordelen werden aan -gevoerd een geringer staalgebruik, grote brand -veiligheid, weinig onderhoudskosten, idealeverlichting en last but not least ‘een aesthe -tische aantrekkelijkheid’. Ten gevolge van definanciële oorlogsafwikkeling was het octrooiop het systeem Zeiss-Dywidag eind 1949 vervallenverklaard. Toch bleef de NMH sterkbetrokken op dit gebied. 12 Met Marshallhulpbouwde men in 1948 voor de NYMA teNijmegen een continuespinnerij met acht tonschalen(figuur 4). 13 Het jaar daarop bouwdemen voor de firma Bates Cepro Zakken Maat -schappij N.V. te Velsen-Noord een fabrieks -gebouw van twaalf segmentvormige schalen,waarbij het beton werd niet gespoten, maar‘aardvochtig’ op de wapening werd aangebrachten handmatig werd afgewerkt met deplakspaan. 14 De NHM bouwde ook in 1946-1947 naar ontwerp van J.D. Postma (1890-1960) de Ned. Am. Bandenfabriek Vredesteinte Enschede en in 1952 de eveneens doorPostma ontworpen J.B. Bussink’s KoninklijkeNederlandse Koekfabrieken te Deventer. Deberekeningen van deze schalen werden uit -


VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 2010 18gevoerd door ingenieur Arend Maarten Haas(1898-1972), de toenmalige directeur van debouwer die het werk uitvoerde. 15 Haas was in1949 gepromoveerd op de berekening van paddestoelvloerenen legde zich vooral toe op deberekening van schaalconstructies nadat hij1953 hoogleraar te Delft was geworden.In Hengelo was Gerrit Beltman jr. (1905-1967)in 1954 verantwoordelijk voor de realisatie vande fabriek van de Koninklijke Weefgoederen -fabriek C.T. Stork & Co. (figuur 5). De berekeningwas van B.A. Sassen (1923-2000), die nazijn afstuderen bij Haas in Delft van 1952 tot1959 aan bureau Beltman was verbonden. 16De bouw werd opnieuw uitgevoerd door deNHM. Dezelfde combinatie van architect,constructeur en aannemer stond ook in 1956aan de basis van de nieuwe fabriek voor deCoöperatieve weverij en textielhandel DePloeg te Bergeijk. Vermaard werd de fabriekdoordat Gerrit Rietveld (1888-1964) voor deesthetische vormgeving werd ingeschakeld.Het verhaal dat Rietveld tijdens een studiereisnaar Noord-Italië op het idee van de gebogenschaaldaken was gekomen, blijkt een fabel enis feitelijk onjuist. Als esthetisch ad viseurbeperkte Rietvelds invloed zich tot de lichteverdraaiing van de kopse gevels, het kleurenschemavan de bekleding en de staalconstructiebij de ingangspartij (figuur 6). 17Staven onder spanningEen tweede belangrijke ontwikkeling werd hettoepassen van voorgespannen beton. DeFransman Eugène Freyssinet (1879-1962)kreeg hier in 1928 een patent op. Al eerderbestonden er patenten op aangespannen stalendraden die in beton waren ingegoten, maarkrimp en kruip van beide materialen maaktedat de spankracht al na korte tijd verlorenging. Freyssinet toonde aan dat blijvende voorspanningenkel mogelijk is met staal van eenzeer hoge vloeigrens. Het normale bouwstaaldat in die tijd met St. 37 werd aangeduid, wasdaarvoor niet voldoende. Kort na de oorlogkwam hoogsterk staal beschikbaar, aangeduidals St. 90, dat bijna drie keer zo sterk was en,na aftrek van krimp en kruip, een flinkehoeveelheid effectieve trekkracht overhield. 18Sterker staal impliceerde echter ook harderbeton en dat stelde extra eisen aan de samenstellingen de verdichting van het beton.Voor kleinere constructieonderdelen als lateien,vloerbalken etc. wordt de wapening eerst opspanning gebracht (voorgerekte wapening) enin het beton gegoten. Voor grotere constructiesmaakt men eerst de betonconstructie met daarinkokers. In de kokers worden tot spankabelssamengestelde wapeningstaven getrokken diedoor middel van vijzels op spanning wordengebracht (nagerekte wapening). 19 De holtentussen koker en kabel worden vervolgensgevuld met grout (een mengsel van water encement).De eerste toepassing van voorgespannen betonin een fabriek dateert uit 1949 bij een doorDyckerhoff & Wildmann gebouwde weverijvan Weber & Ott. te Forchheim. 20 Vermoe -delijk het eerste Nederlandse fabrieksgebouwmet voorspanning is de in 1954 geopende Cin -cinnatifabriek voor gereedschapswerk tui gen teVlaardingen. Het architectenbureau Van Tijenen Maaskant was bij de uitvoering betrokken,maar het ontwerp stamde van de moedermaatschappijin Ohio (VS). De berekening voor deschalen met voorgespannen staven werdgemaakt door de latere Eindhovense hoog -leraar Bartel Willem van der Vlugt (1923-2001)van de I.B.I.S. (Ingenieursbureau voor Indus -trie-Service). 201Het jaar daarop, in 1955, kwam bij Oosterhoutde nieuwe Jaminfabriek tot stand, eveneensmet voorgespannen schaaldaken. In het proceskeren een aantal bekenden terug. Architec -tonisch advies berustte bij D. Masselink, deuitvoering was in handen van de NHM en deberekeningen werden door A.M. Haas uitgevoerd.Deze laatste had in het kader van zijnhoogleraarschap een kartonnen model opschaal 1:10 laten maken, dat in het InstitutoTéchnico de la Construcción y de Cemento teMadrid werd beproefd. 22 In 1961 publiceerdeHaas een overzicht van schaalconstructies,waar naast diverse van de al genoemde schaalconstructiesook de melkfabriek te Hilversumvan de in het ontwerp van melkfabriekengespecialiseerde architectenfirma Martens &Kramer uit 1955 was opgenomen. Zij ontwierpen,eveneens met de I.B.I.S. als constructeur,het jaar daarop een kleinere variant in Heiloo(figuur 7). 24De toen net gefuseerde textielfirma Nijverdal-Ten Cate te Almelo liet in 1952 de hele firmadoorlichten door het Zwitserse textieladviesbureauGherzi. Dit bureau was in 1948 begonnenmet het aanbieden van kant en klarebouwkundige oplossingen en leverde de ontwerpenvoor zowel een weefhal in Almelo alsin Nijverdal. De firma Van Heek & Co. teEnschede, ooit de grootste werkgever vanNederland, kon niet achterblijven en nam in5 – HENGELO,SHEDS CHALENVAN DE KON.EEFGOEDEREN-FABRIEKC.T. STORK& CO., 1954.6 –BERGEIJK,SHEDSCHALENVAN DE WEVERIJDE PLOEG METESTHETISCHADVIES VANGERRITRIETVELD, 1956.


19 VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 20107 – HEILOO, INTERIEUR MET TONSCHALEN VAN DE CAMPINA-FABRIEK, 1955.1958 eveneens een dergelijke weefhal ingebruik. Gherzi zorgde opnieuw voor het planen voor de enorme airconditioning-installatiemet manshoge luchtkokers. De uitvoeringgeschiedde door het Enschedese aannemers -bedrijf Van Eegteren & Zn. dat de voorgespannenbalken ter plekke op de bouwplaats goot,afspande en vervolgens in de constructie takelde.Op de balken kwamen prefab dakplatenvan bimsbeton te liggen (figuur 8). 24 Op dezemanier werd eveneens een relatief licht geconstrueerdehal gerealiseerd. Lang heeft de firmaniet van hun toen hypermoderne weefhal kunnenprofiteren, want in 1967 ging ze failliet.Ook het hoogtepunt van de schaalconstructieswas toen voorbij ten gevolge van de loonrondenuit het begin van de jaren zestig die devoor de schaaldaken benodigde tijdsintensievebekistingen te duur maakten. 26levert meer dan anderhalf keer de sterkte vangewoon beton op. Andersom kan met een kleinedoorsnede eenzelfde sterkte bereikt wordenen dat is voordelig bij het maken van de betonnenkozijnen. In het begin legde Schokbetonzich toe op de productie van kleinere prefabelementen.Vanwege hun grote dichtheid wordenze tot de hardbetonproducten gerekend. 28Schokbetonnen stalvensters werden toegepastbij de boerderijen in de nieuwe Wieringer -meerpolder. Wel was het van belang om van tevoren precies te bepalen waar de gaten, pluggenen draadeinden moesten komen, in eentijd vóór de uitvinding van de hamerboor.Schokbeton in Zwijndrecht startte begin 1940met de productie van elementen voor deafbouw van de Rivièrahal van de door S. vanRavesteyn (1889-1983) ontworpen Rotter -Hard als schokbetonOp 4 juli 1935 kreeg Gerrit Lieve (1888-1944)een octrooi op betonverdichting door middelvan schokken. 27 In 1932 had hij samen metMatthijs Elias Leeuwrik (1900-1980) de N.V.Schokbeton opgericht. Het principe van hetschokken is verdichting zonder ontmenging,zoals ook een zak suiker door enkele keren optafel stoten inklinkt. Ellipsvormige wielenonder een schoktafel met daarop een kist volaardvochtige beton zorgen voor deze schokkenen voor een mechanische verdichting. Dit8 –ENSCHEDE, GHERZI-WEEFHAL VAN DE FIRMA VAN HEEK & CO., 1958.


VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 2010 209 – ROTTERDAM, DE IN 1972 GESLOOPTEUITZICHTTOREN VAN DE DIERGAARDEBLIJDORP SCHUIN NAAR BOVEN GEZIEN,UIT HET NIEUWE DIERGAARDE BOEK.11 – ENSCHEDE, TORENBEKRONING VAN HETSTATION MET HARDBETONNEN ARTISTONESIERELEMENTEN VAN DE FIRMA METEOORUIT DE STEEG, 1949-1950.10 – ROTTERDAM, DETAIL VAN DE RIVIÈRAHALIN DE DIERGAARDE BLIJDORP MET SCHOK BETONVENSTERS EN LICHT PAARS GEKLEURDSCHOKCRETE SIERBETON.damse Diergaarde Blijdorp. Naast schokbetonvensterswerden ook elementen geproduceerddie als montagebouw op de bouwplaats tot groteredelen werden samengesteld (figuur 9). 29Daarbij leverde de firma betonnen elementen,die op de in het zicht komende oppervlaktenvan een extra deklaag waren voorzien.Natuursteengruis werd daarin verwerkt, zoalsdat ook al langer bij sierbeton gebeurde, waarnade oppervlakte een speciale nabewerkingkreeg (figuur 10). Schokbeton bracht dit sier -beton op de markt onder de naam Schokcrete. 30Ondanks het octrooi van Schokbeton gingenook andere betonfabrieken hun eigen hardbetonen sierbeton produceren. Een belangrijkeconcurrent was de in 1931 gestichte betonfabriekDe Meteoor in De Steeg, die naastStelconplaten (hardbetonplaten met een stalenrand) vanaf 1938 sierbeton onder de naamArtistone ging produceren. In 1946 blijkendiverse firma’s beton-kunststeen te leveren,met namen als Ostalon, Articon en Colcret. 31Later kwam daar nog Bastolite Sierbeton bijvan de firma Bastolite te Oudenbosch. 32Niet alle hardbeton blijkt Schokbeton. Zo worde<strong>nl</strong>everingen van betonelementen voor hetRotterdamse Groothandelsgebouw (1949-1950) zowel in het jaarverslag van Schokbetonals in het jubileumboek van de Meteoorgenoemd. 33 Uit dit laatste boek blijkt ook datDe Meteoor ook de betonelementen leverdevoor het door H.G.J. Schelling (1888-1978)ontworpen station van Enschede uit 1949-1950. Voor dit en enkele andere stations experimenteerdeSchelling met diverse toeslag -stoffen, waaronder gemalen baksteen en glas(figuur 11). 34 Uiteindelijk was het aanbod aanbetonwaren dermate groot dat de in 1922 opgerichteBond van Fabrikanten van Betonwarenin 1957 een compendium van de betonproductenuitgaf, helaas zonder verwijzingen naar deafzonderlijke producenten. 3512 – OUDEMIRDUM, LUCHTWACHTTOREN VOLGENS HET RAAT-SYSTEEM, 1953. FOTO 2009Onder leiding van Leeuwrik maakte Schok -beton na de oorlog een enorme bloei door, van32 werknemers in 1933 tot 1090 in 1950. Ditkwam door bijna on-Nederlandse ambitieuzeprojecten, zoals een slechts ten dele gerealiseerdplan uit 1953 voor de bouw van eengeheel nieuw stadsdeel aan Accra in de Goud -kust (nu Ghana) vol systeemwoningen en eenwel gerealiseerd project uit 1957 voor prefabgebouwenop militaire vliegbasissen op Groen -land en IJsland. 36 Met het oog op de toekomstigeontwikkeling in de nieuwe IJssel meer -polders werd in 1947 een tweede vestiging teKampen gesticht. 37 Daar werd in 1950 geëxpe-


21 VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 2010rimenteerd met een proefwoning volgens hetbouwsysteem Raatbouw, dat door de Friesearchitect Marten Zwaagstra (1895-1988) wasontwikkeld. Indien gewenst konden de ratenmet betontegels gevuld worden. Als woningbouwsysteemhad het geen succes, maar hetwerd wel in 1953 succesvol toegepast bij debouw van 138 luchtwachttorens voor een netwerkvan uitkijkposten voor het KorpsLuchtwacht Dienst (figuur 12). 38 Ook produceerdeSchokbeton onder meer in 1950-1954de gevelelementen voor de elektriciteitscentralesin Harculo bij Zwolle, Hemweg, Geer -truidenberg en Buggenum. Hun grootsteopdracht was de bouw van ruim 900 montageschurenin de Noordoostpolder. In 1949-1950werd een eerste serie van ruim honderd geproduceerd,in 1951-1953 gevolgd door een tweedeserie en in 1954-1958 een derde serie, waarvaner ook nog ruim 200 in Oostelijk Flevo -land gebouwd werden. Een montagestal metgemiddeld 180 betonelementen, inclusief eenaantal gelamineerde houten spanten, kon meteen team van zes man en één kraan in driedagen op een van te voren gestorte funderinggemonteerd worden (figuur 13). 3913 – LELYSTAD, MONTAGESCHUUR UIT DENOORDOOSTPOLDER, NU IN HET NIEUW LANDERFGOEDCENTRUM, 1949-1953. FOTO 200614 – AMSTERDAM, CHR. LAGERE EN MIDDELBARETECHNISCHE SCHOOL PATRI MONIUM AAN DEVROLIKSTRAAT MET EEN BETONSKELET ENBEKLEDING MET SCHOKBETONELEMENTEN,1956-1957. FOTO 2009Hoewel ze nog jaren lang betonelementen blevenproduceren (figuur 14), richtten ze zichvanaf 1950 ook op voorgespannen spantconstructies,nadat ze een licentie voor het systeemFreyssinet hadden verworven. Voor deontwikkeling trokken ze Bernardus HermanusHenricus Zweers (1900-1967) als adviseur aan.Hij was hoogleraar utiliteitsbouw in Delft van1946 tot 1965 en ontwierp naast voorgespannenboogspanten ook tweescharnierportalenmet voorspanning. Hoeveel er daarvan zijngebouwd en nog bestaan is helaas onbekend(figuur 15). In 1960 opende Schokbeton eennieuwe vestiging in Vianen speciaal voor deproductie van grote wandelementen tenbehoeve van de zware montagebouw die in dietijd tot ontwikkeling kwam voor de productievan seriematige galerijflats. In 1968 leverdenze de gevelplaten voor de kantoortoren van deuitbreiding van het Bouwcentrum in Rotter -dam dat in 1947 door de Stichting Ratiobouwin het leven was geroepen als coördinatiepuntvan de wederopbouw. Die wederopbouw kon in1968 echter als afgesloten beschouwd worden.Verkruimelen in turbulente tijdenVoor de viering van hun 75-jarig jubileum in1966 liet Philips door L.C. Kalff (1897-1976)en L. de Bever (*1930) een expositiegebouwontwerpen. Dit Evoluon lijkt op een vliegendeschotel en bestaat uit een bovenbouw vanbetonelementen en een voet van twaalf V-vormigepoten. Deze poten werden in het werkgestort. Schokbeton leverde de drie maal 10015 – BROCHURE SCHOKBETON OVER VOOR -GESPANNEN SPANTEN MET DAARTUSSENBIMSBETONPLATEN, 1954.schalen voor ieder van de drie ringen van deonderschotel. De firma Abex uit Hoogkerkproduceerde de ruim 800 dakelementen van debovenkoepel. 40De opvallende vormgeving leidde tot keuzevoor schalen in een tijd dat de bouw daarvannormaal gezien te duur was geworden. Nadatin 1989 het museum over wetenschap en techniekin het Evoluon werd gesloten, zag het er16 – HENGELO, SLOOP VAN DE SHEDSCHALENVAN DE KON. WEEFGOEDERENFABRIEK, 2008.FOTO 2008 JAAP KROMMENDIJKenige tijd somber voor het gebouw uit, maarhet bleef gelukkig behouden. Dat geldt nietvoor vele andere gebouwen die in hun tijd alsbelangrijke constructies werden beschouwd,maar inmiddels in de vergetelheid zijngeraakt. Zo wordt de hier afgebeelde stroloodsin Arnhem – de oudste tonschaalconstructie inNederland – bedreigd. Ook de melkfabriek inHeiloo en de weefhal in Enschede zijn hun


VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010 22toekomst niet zeker. Hier wreekt zich hier hetfeit dat bij het onderzoek naar de wederopbouwwel categorieën gebouwen onder de loepzijn genomen, maar onderzoek naar constructiesis vergeten. Dit leidt ertoe dat in deWederopbouw top-100 wel de shedschaalconstructiete Bergeijk wordt beschermd, 41 maarzijn directe voorbeeld uit Hengelo recentelijkongedocumenteerd werd gesloopt (figuur 16).Noten1 Stenvert, Ronald, ‘Stampen, spuiten en schokkenI: Gestolde massa’, Vitruvius, 3(2009)10, 22-29.2 Huxtable, Ada Louise, Pier Luigi Nervi: Themasters of world architecture series, New York 1960.Zie ook: Oosterhoff, J., Constructies: Momentenuit de geschiedenis van het overspannen en ondersteunen,Delft 1980.3 Gebouwd naar ontwerp van Max Berg (1870-1947) ter herdenking van de Slag bij Leipzig in1813. Na 1945 Hala Ludowa genoemd en sinds2006 Unesco-monument.4 Klass, Gert von, Weit spannt sich der Bogen 1865-1965: Die Geschichte der Bauunternehmung Dyckerhoff& Widmann, Wiesbaden 1965, 68-70. Het ging om1467 ton ten opzichte van slechts 325 ton.5 Kurze, Bertram, Industriearchitektur einesWeltunternehmens: Carl Zeiss 1880-1945,Erfurt 2006, 64. In 1922 kregen ze een patent op‘Knotenpunktverbindung für eiserne Netzwerke’.Gebruikt werd een machine die Carl Weber in1919 had uitgevonden om een droog mengselvan snelverhardend beton te kunnen spuiten.Zijn firma ging Torkret AG heten en het procesvan spuitbeton werd in Duitsland bekend werdals Torkretverfahren.6 De op het Romeinse Pantheon geïnspireerdearchitectuur was van de architectenfirma Schreiter& Schlag uit Jena. Deze huisarchitecten van Zeisswaren ook betrokken bij de Ve<strong>nl</strong>ose Nedinscofabriek(een dochterfirma van Zeiss). Zie:Hermans, Frans, De Nedinsco-fabriek in Ve<strong>nl</strong>o 1921-2008: Monument van het Modernisme, Ve<strong>nl</strong>o 2008.7 Hij promoveerde hierop in 1930. Finsterwalder,Ulrich, Die querversteiften zylindrischen Schalen -gewölbe mit kreissegmentförmige Querschnitt,Berlin 1933.8 Ontworpen door Hubert Rüsch (1903-1979),hoofdingenieur aan de Argentijnse vestiging vanDyckerhoff & Widmann. Von Klass 1965, 78.9 Dischinger, Fr. e.a., Neues Bauen in Eisenbeton:Herausgegeben vom Deutschen Beton-Verein,Berlin 1938 (tweede druk), i.h.b. 62-74.10 Nederlandsche Maatschappij voor HavenwerkenN.V., Daken in betonschaalbouw: Systeem ‘Zeiss-Dywidag’, Amsterdam s.a. (circa 1939). Defirma was in 1912 opgericht.11 Weiden, P.A. van der, Schaaldakconstructies,De 8 en opbouw, 13(1942), 141-146. De auteurhad onder meer de betonconstructies voor deAVRO-studio in 1936 berekend. Stro werdgebruikt als surrogaatmateriaal voor het schaarsenaaldhout voor de winning van cellulose tenbehoeve van de kunstzijdeproductie, maar wasvolumineuzer en leverde minder cellulose op.12 Bloem, H., Betonnen schaaldaken, Cement,5(1953), 78-79, 209-211.13 Naar ontwerp van de architectencombinatieZanstra, Giesen en Sijmons. Stenvert, Ronald,Voormalige N.V. Kunstzijdespinnerij NYMA,Winselingseweg 12-16 en 41, Nijmegen,Bouwhistorische verkenning, Utrecht 2006.14 Schrier, W. van der, Schaaldaken en fabriek voorde papierverwerkende industrie, uitgevoerd met dakenin betonschaalbouw, Cement, 1(1949), 220-226.In 1936 vestigde de fabriek van papieren zakkenzich in de nabijheid van de ENCI cement fabriek.In 1949 stichtten ze een tweede fabriek nabijde CEMIJ fabriek van hoogovencement.De fabriek nabij de staalhaven in IJmuiden isinmiddels weer verdwenen.15 Postma, J.D., Moderne fabrieksbouw te Deventer,De Ingenieur, (1953), B73- B76. De bouwer wasde N.V. Ned. Aann.mij v/h Fa. H.F. Boersma,later Nedam genoemd.16 Stenvert, Ronald, Ontwerpen voor wonen enwerken: 125 jaar bureau Beltman, Utrecht 1996.17 Ook in Kuipers, Marieke (red.), Toonbeeldenvan de wederopbouw: Architectuur, stedenbouw e<strong>nl</strong>andinrichting van herrijzend Nederland, Zwolle 2002,106-107 wordt deze fabel nog ten tonele gevoerd.18 St. 37 heeft een trekkracht van 37-45 kg/mm 2 ; St.90 staal van 90-100 kg/mm2 waarvan 55 kg/mm 2voorspanning leidt tot 40 kg/mm 2 effectief.Kokje, J.K.J., Schaaldaken in voorgespannen betonvolgens het voorspansysteem ‘Dywidag’, Cement,6(1954)19-20, 329-332.19 Bruggeling, A.S.G. mmv J.A.H. Hartmann &J.C. Meischke, Voorgespannen beton, Delft 1950.20 Joedicke, Jürgen, Schalenbau: Konstruktionund Gestaltung, Hilversum 1962.21 Maaskant, H.A., Voorgespannen schaaldaken:Nog eens het oude probleem: ijzer of beton?,Bouw, 9(1954)I, 370-375, 504-507.22 Haas, A.M., Ontwerp en berekening van schaal -daken in voorgespannen beton voor 2 x 40 m overspanning,De Ingenieur, 68(1956)15, 35-44; Baas, J.G.,Over de uitvoering van de voorgespannen schaaldakenvan de fabriek voor de N.V. C. Jamin te Oosterhout(N.Br.), De Ingenieur, 68(1956)20, 47-53; W[erf],A. van der, Voorgespannen schaaldaken te Oosterhout,Katholiek Bouwblad, 24(1956-1957)16, 253-254,269-271; Bruins, G. & A. van der Zoo de Jong,De fabriek van C. Jamin N.V. te Oosterhout (N.-Br.),Cement, 10(1958), 799-803 en Garcia, Rafael &Maria Teresa Valcarce, Cylindrical Shed Construction:The Shell Roof on te Jamin Factory at Oosterhout,Netherlands, in: Kurrer, Karl-Eugen, WernerLorentz & Volker Wetzk, Proceedings of theThird International Congress on ConstructionHistory, Cottbus 2009, 647-654.23 Haas, A.M., Betonnen schaalconstructies inNederland, Cement, 13(1961), 421-453.24 Stenvert, Ronald, Campinafabriek,Kanaalweg 32, Heiloo, Bouwhistorischeverkenning met waardestelling, Utrecht 2009.25 Stenvert, Ronald, Weverij Van Heek & Co., LageBothofstraat 159-175, Enschede, Bouwhistorischrapport, Utrecht 2009. Het adviesbureau werd in1929 gesticht door Giuseppe L. Gherzi (1902-1992).Bimsbeton is een lichtgewichtbeton met alstoeslagstof poreus vulkanisch gesteente. Bims -betonplaten zijn al vanaf 1916 op de markt.26 Dat weerhield Haas er overigens niet van omzijn berekeningsmethoden verder te verfijnen:Haas, A.M., Design of thin concrete shells: Vol. 1Positive Curvature Index, New York/London1962 en Vol. 2 Negative Curvature Index,New York/London/Sidney 1967.27 Octrooi no. 36029. Zuijlen, Lucas van,Schokbeton is Superbeton, do.co.mo.mo-<strong>nl</strong>nieuwsbrief, 3(2003)6, 16-19. Bij de brand op13 mei 2008 bij Bouwkunde in Delft is een doosmet onderzoeksmateriaal over Schokbetonverloren gegaan, verzameld door Lucas van Zuijlenvoor zijn artikel. Het Stadsarchief Dordrechtbezit het archief van de N.V. ‘Schokbeton’(Toegangsnummer 517), maar dit is nogongeïnventariseerd en daardoor ontoegankelijk.28 K., Schokbeton, Gewapend Beton, 24(1936)6,81-90.29 Ginkel-Meester, Saskia van & Ronald Stenvert,Rivièrahal Blijdorp, Van Aersse<strong>nl</strong>aan bij 47,Rotterdam: Bouwhistorische verkenning en kleuronderzoekmet waardestelling, Utrecht 2008.De schokbetonelementen werden tegen het staalskeletvan de toren gemonteerd. De toren isin 1972 gesloopt.30 Bonnema, Tj. & J.J.M. Vegter, Kennis vanBouwstoffen: Kunststeen II: Niet gebakkenkunststeen, artikelen van asbest-cement enbeton, Deventer 1946 106-110.31 Scharroo, P.W., Betonkalender voor 1945-1946, Amsterdam 1945 (33ste druk), 50-51.32 Verschuyl, P.J. & O. Jelsma, Catalogus voorde Bouwwereld 1955, ’s-Gravenhage 1955, 32.33 Elias, E., 50 jaren Meteoor beton: 1907-1957,De Steeg 1957.34 Schelling, H.G.J., Enkele mededelingen in verbandmet het nieuwe stationsgebouw te Enschede, Cement,391951)1-2, 12-17. Zie ook: Nijland, Timo G.,Van Doornikse kalksteen tot beton ‘als het definitievemateriaal’: Het materiaalgebruik van spoorwegarchitectH.G.J. Schelling, Bulletin KNOB, 108(2009)5/6,210-216.35 Bond van Fabrikanten van Betonwaren inNederland, Betonwaren, Amsterdam 1957(tweede druk 1964).36 Schokbeton, N.V., Survey report on the developmentof the schokbetonprocess in the Gold Coast, Zeist 1952en Wolbeer, H.J., Schokbeton in de Poolstreken:Bij de aa<strong>nl</strong>eg van Amerikaanse luchtbases,Bouw, 12(1957), 310-313.37 Meijn, S.J., Een na-oorlogse industrie te Kampen[Schokbeton], Kamper Almanak, (1954-1955),208-224. De Kampense vestiging werd in 1982gesloten.38 Kruidenier, Michiel, Militair Erfgoed: CategoraalOnderzoek Wederopbouw 1940-1965, Zeist 2007.39- Eck, A.D. van, Boerderijenbouw in deNoordoostpolder: Landbouwschuren in montagebouw,Bouw, 4(1949), 690-709.40 www.evoluon.org.41 Santen, Jacqueline von e.a., Monumenten vanHerrezen Nederland, Amersfoort 2007, 55.


23 VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 2010NAMENS AUTEURS EN REDACTIEThemakaternPolenDe laatste jaren bracht de Rijksdienst voor het CultureelErfgoed verschillende bezoeken aan Polen. Op basisdaarvan is dit themakatern tot stand gekomen, waarin aandachtwordt besteed aan Poolse monumentenzorg, het Koninklijk Slotin Warschau, molens in Groot-Polen en de Wijsseldelta, deontginning- en bewoningsgeschiedenis van dezelfde Wijsseldeltamet nadruk op de Mennonieten en – onder water – schade doorde paalworm in de Oostzee. Polen heeft door de eeuwen heenrelaties met Nederland gehad, tot op de huidige dag.In 2008 bracht minister-president Balkenende er nog een bezoek.Polen was in 2009 en 2010 geregeld in het nieuws, niet alleendoor het tragische vliegtuigongeluk waarbij een groot aantalprominente Polen omkwam, maar ook doordat de economischerecessie aan Polen voorbij leek te gaan. En door de voort durendenadruk in de Poolse geschiedenis op de Tweede Wereld oorlog.Doordat Rusland en Polen dit jaar gezame<strong>nl</strong>ijk de moord in Katyn– door de Russen – op 22.000 Poolse militairen en intellectuelenzouden herdenken kwam het denken over Polen en de oorlogweer in een nieuw vaarwater. Alles bij elkaar genoeg aa<strong>nl</strong>eidingvoor vier artikelen over Polen in deze Vitruvius.


VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 2010 24JAN VAN ’T HOFHOOFD ONDERZOEKINSTANDHOUDING, RCE1 – DE RUÏNE VAN HET KONINKLIJK SLOTTE WARSCHAU NA HET OPBLAZEN DOOR DEDUITSERS. FOTO UIT DECEMBER 1944.2 – DE VOORZIJDE VAN HET KONINKLIJKSLOT. FOTO JAN VAN ’T HOF 2009Monumentenbeleidin PolenPolen: een traumatische geschiedenisolen heeft een dramatische, zelfs traumatischegeschiedenis. Na eeuwen vanvoorspoed onder eigen, keurvorstelijkbestuur werd Polen als staat in 1793 opgehevenen pas in 1918 opnieuw gesticht. Maar spoedigdaarna volgden de Duitse bezetting – deTweede Wereldoorlog begon in Polen, in 1939in Gdansk – en na 1945 kwam Polen sterkonder de Russische invloedssfeer. Die eindigdein 1990 toen de Volksrepubliek Polen werdopgeheven.In gesprekken met Polen, en met PoolseNederlanders, komt de Tweede Wereldoorlogsteevast en vrijwel direct ter sprake. Door dewisselende machtsverhoudingen zijn de Poolselandsgrenzen geregeld verschoven en dat gingbovendien met volksverhuizingen gepaard.Daardoor kent bijvoorbeeld de Wisladelta geengewortelde autochtone bevolking. De eeuwe<strong>nl</strong>angesteeds wisselende onderdrukking heefttot gevolg gehad dat Polen het centrale gezagwantrouwen en zich liever richten op regionaleverbanden of, nog kleiner, vooral op de eigenfamilie.In Warschau is deze spanning goed te zien:enerzijds het kleinschalige, na 1945 door dePolen zelf herbouwde historische centrum,anderzijds de grote alleeën bedoeld voor grootschaligeparades en geflankeerd door enormegebouwen met als hoogtepunt het cultuur -paleis, een ‘socialistische wolkenkrabber’gebouwd in 1955.Polen zijn gezien hun geschiedenis veel meeringesteld op improviseren dan op samenwerkenen de veelvoud aan meningen onder debevolking is spreekwoordelijk, ‘twee Polen,drie meningen’. De traumatische geschiedenisvan Polen kwam in Nederland duidelijk aan deoppervlakte bij de recente vliegramp. MarlenaKoscielniak schreef in NRC Next van 12 april2010 onder meer: ‘Bij ieder bezoek aan Polen(…) heb ik mij altijd afgevraagd waarom iedereenhet nog steeds heeft over de TweedeP


25 VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 2010Wereldoorlog en de overheersing door deSovjet-Unie.’ En: ‘De Polen zijn nog steedsbezig met een zoektocht naar buite<strong>nl</strong>andseerkenning van de Poolse strijd tegen, en deverliezen door de communistische cultuur éntegen de nazi’s’. Een opvallend monument isin de dit kader de kathedraal van de Poolsestrijdkrachten. In deze kerk in Warschauworden talloze onderscheidingen van Poolsemilitairen bewaard.ErfgoedzorgDe zorg voor erfgoed is in Polen anders geregelddan in Nederland. In Polen worden rijksmonumentenop regionaal niveau aangewezen,maar in een landelijk register opgenomen enafvoering gebeurt ook op landelijk niveau.Omdat er al voor de Tweede Wereldoorlogbeschermd werd, lopen de aanwijzingscriteriaen de wijzen van beschrijving zeer uiteen.Grofweg wordt er nu beschermd op basis vanhistorische, artistieke en wetenschappelijkewaarde. Men streeft op middellange termijnnaar een lijst van enkele honderden topmonumenten,terwijl er nu ca. 62.000 gebouwen, ca.7.500 archeologische sites en ruim 200.000voorwerpen beschermd zijn. Dat laatste betreftvooral liturgische voorwerpen. Voorwerpendie als museumstuk kunnen worden aangemerkt,worden als zodanig beschermd en nietals monument. Vergunningen en subsidieskent men beide ook in Polen, alleen komen inde praktijk meestal alleen topmonumenten,hoofdzakelijk gelegen in de steden, voor dezeondersteuning in aanmerking. Aan de digitaliseringvan gegevensbestanden en aan digitalegeografische informatie wordt wel gewerkt,maar een en ander bevindt zich nog in deopbouwfase. Ook het belang van toerismewordt erkend, maar heel veel wordt er nog nietaangedaan. Terwijl dit in Polen toch onder de(mede-)verantwoordelijkheid van de overheidvalt.SamenvattingBeleidsmatig verschillen Polen en Nederland behoorlijk. Het is interessant de Poolseen de Nederlandse monumentenzorg naast elkaar te leggen. In Polen ligt de nadruk opde stad en worden goedwillende eigenaren geholpen met kennis en subsidies. Desamenwerking tussen centraal en regionaal gezag is zwak en beleid is landelijk nieteenduidig, wat monumenten niet altijd ten goede komt. In Nederland is veel meersprake van een spreiding van middelen en bevoegdheden. Ook lopen de erfgoedfilo -sofieën sterk uiteen: in Polen is reconstructie ten behoeve van een ‘mooi’ aanzichtgebruikelijk, terwijl in Nederland veel meer wordt ingezet op behoud van materialen enbouwfasen, waarbij beeldherstel vaak niet voorop staat. Hieronder wordt nader op dezeaspecten ingegaan, beginnend met de achtergrond waartegen het Poolse beleid isontstaan, de traumatische geschiedenis van Polen. Bijzondere aandacht wordt daarbijbesteed aan het voormalige Koninklijk Slot te Warschau.ErfgoeddenkenHet denken over erfgoed wordt net als veelandere dossiers impliciet nog bepaald doorde moeizame Poolse geschiedenis. Men is doorde vele verwoestingen gewend geraakt aanherbouwen van monumenten en daarom is3 – HET CULTUURPALEIS (1955) INWARSCHAU, EEN GESCHENK VAN DESOCIALISTISCHE LANDEN AAN HET POOLSEVOLK. HET HERINNERT DE BEVOLKING VANWARSCHAU NOG DAG IN, DAG UITAAN DE RUSSISCHE OVERHEERSING.FOTO JAN VAN ’T HOF 2009


VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 2010 264 – MUURRESTANT IN HET KONINKLIJK SLOTMET BOORGATEN BEDOELD VOOR EXPLOSIEVEN.5 – DE CANALETTOZAAL IN HET KONINKLIJK SLOT MET 23 SCHILDERIJEN VAN BERNARDOBELLOTTO (1720-1780) BIJGENAAMD CANALETTO. DE SCHILDERIJEN SPEELDEN EENGROTE ROL BIJ DE HERBOUW VAN WARSCHAU EN HET KONINKLIJK SLOT.reconstructie, onder erfgoedzorgers in Neder -land nog steeds een omstreden begrip, inPolen volledig geaccepteerd en zelfs het ideaalbeeld.Zoals één van onze lokale gidsen zei:‘Neder landers zijn de besten in watermanagement,Polen de besten in restaureren.’ Enonder dat laatste wordt dan vooral reconstructieverstaan, die zich bovendien soms slechtstot de gevels uitstrekt. Beeldherstel, met anderewoorden. Bij een bezoek aan een herbouwdeboerderij in een ope<strong>nl</strong>uchtmuseum trof eenNederlandse delegatie historisch behang aan,maar het was zonneklaar dat dit niet bewaardzou blijven. In Nederland zou zoiets op zo’<strong>nl</strong>ocatie zeker gedocumenteerd en bewaardblijven.Overigens mag voor de enorme inspanningendie men zich voor de herbouw van Warschauwel waardering bestaan; eigenhandig en metnauwelijks middelen is de stad weer herbouwden om die reden ook aangewezen als Unescowerelderfgoed. Hoe dan ook dragen de binnenstedenin Polen meer bij aan de beleefdeidentiteit van het land dan het platteland. Ophet platteland heeft men gezien de armoedigeomstandigheden vaak ook wel wat anders aanhet hoofd dan erfgoedzorg. En als mensen welvarenderworden laten ze dat ook graag blijkendoor middel van royale nieuwe landhuizen dieniets met de lokale bouwtraditie te maken hebben.Overigens is er naast de conserverende,reconstruerende benadering in Polen ook eenandere stroming in de erfgoedzorg, namelijkeen gebouw ingrijpend aanpakken om hetweer economisch potentieel te geven. De voorbeeldenhiervan liggen echter minder voor hetoprapen dan die van de eerder geschetsteinvalshoek.Casus Koninklijk SlotHet Koninklijk Slot in Warschau is een bijzonderecasus. Eeuwe<strong>nl</strong>ang was deze van oorsprongveertiende-eeuwse burcht de residentievan de Poolse monarchen. Het slot was in eersteaa<strong>nl</strong>eg een verdedigbaar huis, maar kendeook al nadrukkelijk een woonfunctie. Dezewerd in de loop der eeuwen steeds uitgebreiden verfraaid, onder andere met de marmerenkamer (1642), de grote zaal en de Canaletto -kamer (1781, 1777). In de negentiende eeuw,toen Polen geen onafhankelijke staat was,fungeerde het slot onder meer als resi dentie


27 VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 20104 – DE GERECONSTRUEER-DE GROTE ZAAL IN HETKONINKLIJK SLOT TEWARSCHAU MET ZUILENVOORZIEN VANMARMERIMITATIE.FOTO JAN VAN ’T HOF 2009van de Russische gouverneur. Na de Poolseonafhankelijkheid in 1918 werd het de residentievan het staatshoofd. In de jaren twintigwerden negentiende-eeuwse toevoegingen alvervangen ten gunste van oudere bouwstijlenen -fasen.Op 1 september 1939 startte de Tweede We -reld oorlog in Gdansk en al snel kwam War -schau ook onder vuur te liggen. Het slot werdbeschadigd bij een bombardement op 17september. Daarna begon men de kunstwerkenen later ook bouwonderdelen zoals schouwen,lambriseringen en wandschilderingen te verwijderenen elders op te slaan.Reeds in de winter van 1939-1940 voorzagende Duitsers het slot direct van duizenden boorgatenwaarin zo nodig dynamietstaven kondenworden geplaatst. Juist dit ikoon van de Poolsestaat werd door de Duitsers voor deze ‘behandeling’aangewezen. Tussen 13 en 18 september1944 is het gebouw daadwerkelijk grotendeelsopgeblazen. Als een soort reliek is eenmuurfragment met boorgaten bewaard om teblijven getuigen van deze daad van cultuurvandalisme.Na de oorlog begon de Russische overheersingen kon van herbouw van het slot geen sprakezijn. In ieder geval niet meer Russisch geld.Het was immers eeuwe<strong>nl</strong>ang het machts -centrum van het vrije Polen geweest. De Polenwaren echter niet voor één gat te vangen. Jare<strong>nl</strong>ang is er geld ingezameld onder Polen inbinnen- en buite<strong>nl</strong>and en in 1984 kon het slotweer worden geopend. Bij de herbouw werdende bewaarde bouwfragmenten ingebracht enis het slot ingericht met kunstwerken diedoor uitgeweken Polen waren geschonken.Daaronder waren twee schilderijen van Rem -brandt. Ook werd de werkkamer van presidentMoscicki (1926-1939) gereconstrueerd.Tegenwoordig worden buite<strong>nl</strong>andse staatshoofdenop het slot ontvangen en is hetgeopend voor publiek. Bij de herbouw werdniet de situatie anno 1939 gerealiseerd, maareen ‘ouder’ gebouw gebaseerd op historischeafbeeldingen en bouwtekeningen. De middeleeuwsefase werd op de binnenplaats nadrukkelijkzichtbaar gemaakt door middel van ‘bouw -sporen’ in de vorm van spitsboogvensters.Het slot is in hoge mate exemplarisch voorPolen. Het weerspiegelt de gebroken geschiedenisvan het land, met als dieptepunt de vernielingvan het slot door de Duitsers. Die trofdit historische symbool van Polen, juist in denadagen van de Tweede Wereldoorlog. Hettoont ook de veerkracht van Polen – het volksliedbegint met ‘nog is Polen niet verloren’.De Polen hebben het slot in weerwil van deRussische overheersing herbouwd en opnieuwingericht. Daarbij zijn zowel de oudstegeschiedenis (middeleeuwen), de bloeitijd vanhet slot (zeventiende en achttiende eeuw) alsde herinnering aan de president uit hetInterbellum zichtbaar gemaakt.Het slot is niet alleen uitwendig gereconstrueerd,maar inwendig is met verbluffend vakmanschaphet oude interieur opgeroepen. Metgebruikmaking van geredde historische onderdelen,met gereconstrueerde onderdelen en metnieuw ingebracht kunstvoorwerpen. Al met aleen overtuigende evocatie van een verdwenenmonument en daarmee een monument voor dePolen zelf. Geen decorstuk dat alleen uit pittoreskegevels bestaat, maar een doordachte reconstructiedie recht doet aan vele tijdvakken uit dewoelige Poolse geschiedenis.FOTO’S ZONDER NAAMSVERMELDING KOMEN UITA. ROTTERMUND, LE CHÂTEAU ROYAL DE VARSOVIE,GUIDE, WARSCHAU 2005.


VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 2010 28JEAN-PAUL CORTENCOÖRDINATOR INTERNATIONALE SAMENWERKING RCEWederdopersin deWijsseldeltaWie zich op een herfstige ochtend in de Poolse Wijsseldelta waagt,zou zich zomaar in het Groninger Oldambt kunnen wanen. De vette,vers geploegde klei van het vlakke, drooggelegde land reikt tot aande horizon. Die laatste valt in de vage ochtendmist te onderscheidenals een lange strakgetrokken lijn, gevormd door een hooggelegenrivierdijk. In de verte vallen de contouren te ontwaren van hetsobere – en ietwat sombere – bakstenen kerkgebouw met eenWestgevel van hoog oprijzende, wit gepleisterde nissen. De overeenkomstentussen het Poolse en Nederlandse landschap zijn geentoevalligheid. Zij vinden hun oorsprong in een gedeeld verleden.De Wijsseldeltae Wijsseldelta ligt in het noorden vanPolen, ingeklemd tussen de stedenGdansk, Malbork en Elblag. Met eenomvang van zo’n 1.800 km 2 is het net watgroter dan onze provincie Utrecht. Een grootdeel van het gebied ligt onder het niveau vande nabij gelegen Oostzee; het diepste puntmaar liefst 1,8 meter lager. Om droge voeten tehouden is dan ook een uitgebreid netwerk vandrainagesloten, vaarten en kanalen nodig;gemalen om het overtollige water weg te slaan,dijken om overstroming te voorkomen, sluizenvoor de doorvaart en bruggen voor de doorgang.DDe drooglegging van de Wijsseldelta is nietvan gisteren op vandaag geschied, maar is eenproces geweest dat eeuwen duurde. Begonnenin de 13e eeuw en pas voltooid tijdens het1 – KAARTVAN HETGEBIEDBART BROEX,RCE, 2010Interbellum van de 20e eeuw. Neder landseMen no nieten hebben daarbij een sleutelrolgespeeld.MennonietenToen de Wijsseldelta in 1540 en 1543 doorgrote overstromingen werd getroffen, vielenvele slachtoffers en ging veel vruchtbare landbouwgrondverloren. De plaatselijke machthebberszagen hun inkomsten bovendiendramatisch slinken. In een poging hun financiëlepositie te herstellen, zochten zij naarmenskracht en expertise om het verloren landop het water te heroveren. 1 Beide vonden zij inhet Friese Witmarsum. De Friese stad had zichjuist in die tijd ontpopt tot een centrum van deWederdopers. Onder leiding van de voormaligepriester Menno Simons tartten zij het gezagvan de heersende Kerk met hun ideeën over devolwassen-doop, en dat van de wereldlijkgezag met hun ideologie van zelfbestuur enpacifisme. 2 Beide vormden een doorn in hetoog van het Habsburgs bewind, dat juist zijngezag over Friesland had gevestigd en stevigwenste aan te halen. De Mennonieten, zoals deaanhangers van Menno Simons zich noemden,waren om die reden hun leven in Frieslandniet zeker. Het verlichtte Polen van die tijdbood hen een aantrekkelijk alternatief. Hierkonden zij hun geloof in vrijheid beleven.Halverwege de 16e eeuw vestigden zich om diereden veel Mennonieten in de Wijsseldelta. 3Zij waren overigens niet de eerste Neder -landers die de Wijsseldelta bereikten. Al eeuwe<strong>nl</strong>angbestonden innige contacten tussen dedeltagebieden aan Noordzee en Oostzee. Diewaren niet alleen gebaseerd op handel inHanzeverband maar ook op eerdere kolonisatie.In de 13e eeuw al waren Vlamingen en Hol -landers neergestreken aan de randen van deWijsseldelta, in het gebied dat om die redennu nog altijd Pruisisch Holland heet. Ook toenwaren zij door plaatselijke machthebbersgeronseld om de landbouwgrond droog teleggen en rendabel te exploiteren. 4De zogenaamde ‘Hollandse’ kolonisatie van deWijsseldelta die halverwege de 16e eeuwbegon, heeft zich ononderbroken voortgezettot het eind van de 18e eeuw. In die tijd werdhet grootste deel van de delta drooggelegd engeschikt gemaakt voor bewoning en landbouwkundiggebruik. De eerste generatieMennonieten zal hiervan niet ten volle hebbengeprofiteerd, en heeft vermoedelijk ernstiggeleden onder het zware leven in het ongezondemoeras. Maar van de tweede en derde generatieweten wij dat zij een welvarend bestaa<strong>nl</strong>eefden dankzij een bloeiende landbouw. 5 Hetgraan dat hier werd verbouwd, vond via hetwijdvertakte waterwegennet zijn weg naarGdansk. Daar werd het verhandeld en in veelalHollandse schepen, waaronder de zo beken-


29 VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 20102 – KAART VAN DE WIJSSELDELTA OMSTREEKS 1300.3 – HET RATIONEEL VERKAVELDE DELTAGEBIED MET OP DE ACHTERGRONDDE RIVIER DE WIJSSEL.de Baltische fluit, verscheept. Het vormde eenbelangrijke basis voor de moedernegotie vande 17e-eeuwse Republiek. 6De nieuwe ontginningen stonden bekend als‘Hollanderijen’, wat niet naar de nationaliteitvan de pioniers verwees, maar naar de rechtsvormvan hun gemeenschappen. In de nieuweontginningen gold namelijk een afwijkendeigendoms- en pachtrecht. Dit was deels ingegevendoor de nieuwe situatie en deels afgestemdop de leefwijze van de Mennonieten. Zijwoonden in tamelijk gesloten gemeenschappenen trachtten zoveel mogelijk zelfvoorzienendte leven. Aan de landheer waren zij verplichtde waterhuishouding op peil te houdenen de bijhorende kunstwerken te onderhouden.Daar stond een vrijstelling van de dienstplichttegenover. 7 Dat laatste was voor de striktpacifistische geloofsleer van essentieel belang.De sociale verhoudingen binnen de Hollan -derijen ontrokken zich zodoende aan de feo -dale structuren die in de rest van Polengebruik waren. Ondanks de naam, leefden indeze ‘Hollanderijen’ niet alleen Hollanders,maar ook Duitse Mennonieten, afkomstig uitvorstendommen waar het protestantse geloofniet getolereerd werd. In de loop van de 17eeeuw nam het aantal Nederlanders onder denieuwkomers steeds verder af en was in de 18eeeuw nihil. De nieuwkomers in de Wijssel -delta kwamen in die tijd voornamelijk uitDuitsland, Polen en Oekraïne. 7Voortgaande migratieToen de Wijsseldelta bij de Eerste Poolse Delingvan 1772 onder Pruisisch bewind kwam, haddat verstrekkende gevolgen voor de Hollan -4 – HET DORPSPLAN VAN SUCHY DÀB (VOORHEEN ZUGDAMM) UIT 1667 TOONT EENGROOT AANTAL 'HOLLANDERIJEN' MET DE KARAKTERISTIEKE ARCADEBOERDERIJEN.KAART VAN LANDMETER DANIËL BECKER, 1667derijen. 9 Het katholieke regime was de Menno -nieten bepaald niet gunstig gezind. De privi -leges waar zij lange tijd op konden bogen,kwamen onder druk te staan. Het rechtstelselwerd aangepast en de vrijstelling van dedienstplicht beperkt. Dat betekende hogereafkoopsommen, voor sommigen het verliesvan hun geloof, voor anderen vertrek uit hetgebied. De aanwas van de bevolking kwam inieder geval tot een halt en nieuwe nederzettingenwerden niet meer gesticht. Ook werd geennieuw land meer aangewonnen.Toen Catha rina de Grote (1729-1796) in hetdaaropvolgende decennium de godsdienstvrijheidin Rusland verkondigde, was dat voorveel Mennonieten uit de Wijsseldelta redenom een nieuw bestaan te zoeken in de Dnjepr -delta of langs de kusten van de Zwarte Zee. 10Een eeuw later, in 1873, werd de dienstplichtvrijstellingzelfs wet telijk afgeschaft. Dit zorgdevoor een nieuwe uittocht van Mennonieten.Nu trokken zij naar Kansas en Nebraska, ensommigen naar Canada, Brazilië of Argen -tinië. 11Tijdens het Interbellum werd een nieuwhoofdstuk toegevoegd aan de toch al tragischegeschiedenis van de Wijsseldelta. Nu ontstondeen hernieuwde belangstelling en waarderingvoor de pioniers uit de 16e eeuw. Niet vanwegehun geloofsovertuiging, maar als hoeders vanhet Arisch ras. In de Nazi-ideologie gold deWijssel als de natuurlijke oostgrens van hetGermaanse rijk. De Nederlandse en DuitseMennonieten figureerden in deze theorie alsde erflaters waarop het Duitse rijk zijn aanspraakbaseerde. In de politieke spanningenvan dat moment, greep de Vrijstad Dantzig


VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 2010 306 – EEN VANDE KARAKTE-RISTIEKEARCADE-BOERDERIJENIN MARYNOWY(VOORHEENMARIENAU)FOTO: MAKERONBEKEND, 20055 – MENNO SIMONS.7 – ENTREE VANDE ARCADE-BOERDERIJ INMARYNOWYFOTO: MAKERONBEKEND, 2005(met de daartoe behorende Wijsseldelta) elkhistorisch feit aan om de Germanisering terechtvaardigen. Het ‘volkseigen’ karakter vande ‘Hollandse’ boerderijen vormde een dankbaarwapen in deze strijd. Het betekende eenstimulans voor de restauratie en reconstructievan deze grote boerenhoeven, die zo karakteristiekzijn voor het gebied. 12De ver doorgevoerde Germanisering was aanhet einde van de Tweede Wereldoorlog redenvoor het oprukkende Rode Leger om juist in deWijsseldelta met grof geschut een einde temaken aan een mensonwaardige ideologie. Deinwoners die al niet voor het Rode Leger warenweggevlucht en evenmin tijdens de veroveringonder de voet waren gelopen, werden door hetnieuwe Communistisch bewind wel gedeporteerd.Voor het lege land en de ontvolkte nederzettingenwas echter al direct een nieuwebestemming. Grote groepen Poolse Oekraïners,ontheemd vanwege de naoorlogse grenswijzigingen,vonden hier een nieuw bestaan. 13De dramatische loop van de geschiedenis heeftervoor gezorgd dat er nu geen enkele nazaat vande 16e-eeuwse Mennonieten meer in het gebiedvalt te bekennen. Niettemin kan de Wijssel -delta sinds kort weer bogen op een generatieinwoners met voorouders uit het gebied zelf.Voor het historisch besef en de instandhoudingvan het erfgoed biedt dat een hoopvol perspectief.Historische karakteristiekenZoals we uit het voorgaande kunnen opmaken,lijdt de Wijsseldelta onder wat we een ‘geamputeerdverleden’ kunnen noemen. De historievan het gebied heeft zich niet gehandhaafd intradities of familielijnen, maar kent uitsluitendeen fysieke component. In die fysieke componentkunnen we drie lagen onderscheiden, diealle in de leefomgeving zijn ingebed: het landschap,de nederzettingen en de individueleobjecten. De eerste blijkt het meest bestendig,de laatste het meest veranderlijk.Het cultuurlandschap van de Wijsseldeltawordt bepaald door zijn landbouwkundiggebruik. De rationele verkaveling van hetbouwland wordt ondersteund door een stelselvan sloten en vaarten voor de afwatering en eenstelsel van landwegen voor de ontsluiting. Inde laaggelegen gebieden is die rationaliteit prominenteraanwezig dan in de hoger gelegendelen. In de laaggelegen gebieden treffen wenauwelijks nederzettingen aan, maar vooralsolitaire boerderijen, gebouwd op terpen. Denederzettingen op de hoger gelegen delen zijnnaar verschijningsvorm in drie typen te onderscheiden.Het langgerekte wegdorp treffen weaan langs de doorgaande wegen. De kerndorpenbevinden zich op de kruispunten van dedoorgaande wegen en zijn over het algemeenvan wat groter omvang. Daarnaast kent deWijsseldelta twee stedelijke kernen: NowyDwór Gdansky en Nowy Staw. Zij hebben eenregionaal verzorgend karakter en worden


31 VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 2010gekenmerkt door gesloten straatwanden inverdiepingbouw. 14Van de individuele objecten die het gebiedkenmerken, zijn de zogenaamde ‘Hollandse’boerderijen het meest in het oogspringend.Het zijn grote herenhoeven uit een welvarendverleden. Meestal zijn zij op T-vormig grondplangebouwd, waarbij het voorhuis onderarcaden is gebouwd. Het is een type dat uniekis voor dit gebied en elders niet wordt aan -getroffen. In de kerkenbouw zijn twee traditieste onderscheiden. De vakwerkkerkjes zijn ge -bouwd in een Duitse traditie. De bakstenenkerken met hun hoge nissen in de Westgevelzijn verbonden met een Hanze-architectuur,die kenmerkend is voor Noordwest-Europa. 15Verspreid door het gebeid komen we nog eenaantal Mennonietenbegraafplaatsen tegen. Zijdragen de namen van families die hier al langniet meer wonen. Hun onderhoud is om diereden problematisch. Een enkel stoomgemaalverwijst naar de vroegere wijze van bemaling.Hij verving in de 19e eeuw de door de Men -nonieten geïntroduceerde wipmolen, waarvaner inmiddels geen enkele meer resteert. Dehouten ophaalbruggen zijn in de late 19e eeuwvervangen door gietijzeren opvolgers. Sluizenzijn in dezelfde tijd aangepast en inmiddelsweer aan vervanging toe. De 19e-eeuwse suikerfabriekin Nowy Staw heeft al lang gelden zijnpoorten gesloten en staat er nu ruïneus bij. Hetsmalspoor dat de suikerbieten vanuit de heledelta aanvoerde, is voor het grootste deel nogaanwezig, maar ligt er ongebruikt bij.Het Nederlandse aandeel in de historischekarakteristieken van de Wijsseldelta isbeperkt. Hij is vooral in de structuur van hetlandschap te herkennen; hij zit in de rationeleverkaveling en het watermanagement. Ook deterpen in de laaggelegen delen hebben een8 – DETAIL VAN KAPITEEL VAN ARCADEBOERDERIJ IN MARYNOWYFOTO: MAKER ONBEKEND, 20059 – GERESTAUREERDE ARCADEBOERDERIJ IN ŽUŁAWKY (VH. FÜRSTENWERDER)FOTO: CORTEN, 200810 – AFWATERINGSKANAAL IN DE POLDER KLEIN-MARIËNBURGFOTO: CORTEN, 200811 – IJZEREN OPHAALBRUG OVER HET AFWATERINGSKANAAL IN DE POLDERKLEIN-MARIËNBURG FOTO: CORTEN, 2008


VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 2010 3213 – DE WORKSHOP BESTUDEERT DEONTWIKKELINGSMOGELIJKHEDEN VANCEDRY WIELKIE (VOORHEEN GRÖSS ZUNDER)FOTO: CORTEN, 200812 – HERPLAATSTE MENNONIETENGRAVEN OP DE BEGRAAFPLAATSEN VAN STOGI(VOORHEEN HEUBUDEN) FOTO: CORTEN, 200814 – DE WORKSHOP PRESENTEERT HAARVISIE OP DE INRICHTING VAN DEWIJSSELDELTA FOTO: CORTEN, 200815 – EEN VAN DE ARCADEBOERDERIJEN IN ŽUŁAWKY (VOORHEEN FÜRSTENWERDER)VERKEERT IN RUÏNEUZE TOESTAND FOTO: CORTEN, 2008Nederlandse oorsprong. Daarnaast zijn opsommige grafstenen op de Mennonieten -begraafplaatsen nog Nederlandse namen telezen. In het gebied is nog een enkele graanmolente vinden. Dit soort molens stondbekend als ‘Holender’, en is door de Menno -nieten in het gebied geïntroduceerd. 16 De Hol -landse boerderij heeft – in weerwil van zijnnaam – slechts een beperkte Nederlandse oorsprong.Het principe om woonhuis en schuuronder een dak te bouwen, is mogelijk uit Neder -land geïmporteerd. Maar de constructie vandeze boerderijen en de zo kenmerkende ar ca -denbouw hebben geen Nederlandse relatie. Zijzijn verbonden met een Midden-Europesebouw traditie. Wel waren het Menno nieten diedeze boerderijen bewoonden en zorgen voorhun verspreiding. En van die Menno nietenwas een deel van Nederlandse afkomst. 17ToekomstperspectiefDat het historisch bewustzijn in de Wijssel -delta groeiende is, bleek tijdens het bezoek vande Nederlandse minister-president, Jan-PeterBakenende, en de toenmalige staatssecretarisvoor internationaal cultuurbeleid, Frans Tim -mer mans in maart 2008. Daarbij werden zijdoor het gebied geleid en in het historischmuseum van Nowy Dwór ontvangen. De historischebanden tussen beide landen warenvoor de bewindspersonen reden om samen -werking te bevorderen. 18 De Nederlandseambassade in Warschau heeft vervolgens eensamenwerking tussen de RCE, ICOMOS-Neder -land en de Technische Universiteit in Gdansktot stand gebracht. Zij werden daarbij ent -housiast bijgestaan door de honorair consul inGdansk. 19Het historisch besef dat in de Wijsseldelta merk -baar groeiende is, is een gunstige voorwaardevoor de instandhouding van het erfgoed.Tegelijkertijd moeten we bedenken dat besefalleen onvoldoende basis biedt voor een duurzaamvoortbestaan. Instandhouding wordt im -mers bepaald door gebruikswaarde, niet doorhistorische waarde. Het voortbestaan van dehistorische karakteristieken in de Wijssel deltazal vooral afhangen van het profijt dat zij de


33 VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 2010huidige generatie kunnen bieden. De workshopdie de RCE in het najaar van 2008 insamenwerking met de Technische Universiteitvan Gdansk heeft uitgevoerd, was er om diereden op gericht de ontwikkelingspotentiesvan de historische karakteristieken in beeld tebrengen. 20De toekomst van de Wijsseldelta hangt inbelangrijke mate samen met de ontwikkelingvan de landbouw. Nog altijd kan de Wijssel -delta bogen op een vruchtbare bodem, gunstigelocatie en goede ontsluiting. De gemiddeldeperceelsomvang ligt evenwel onder de huidigenorm van 100 ha. voor akkerbouw of 40 ha.voor groenteteelt, die nodig is voor een rendabelebedrijfsvoering. Een schaalvergroting valtdaarom op termijn te verwachten. Dat kanheel goed met behoud van de bestaande kwa -liteiten van het landschap als daarvoor eenzorgvuldig ruilverkavelings- en herinrichtings -plan wordt opgesteld. Zonder zo’n plan zullenincidentele perceelsvergrotingen al gauw tenkoste gaan van de landschappelijke karakteristieken.Ruilverkaveling riekt echter naar landhervormingen dat is in het postcommunistischPolen een beladen onderwerp. Dit betekentdat voor een historisch verantwoorde ontwikkelingvan de landbouw een stevig politiekdraagvlak is vereist; en dat zal geen eenvoudigeopgave zijn.Een andere voorwaarde voor een rendabelelandbouw is een goed onderhouden waterhuishouding.En die is momenteel aan moderniseringtoe. Dat geldt zowel voor de kunstwerken(sluizen, bruggen, dijken en gemalen) als voorde organisatie en het management. Een modernevormgeving kan hier een nieuwe bestaansbasisbieden aan de historische structuren.De woningbouw biedt zowel kansen als risico’svoor de historische karakteristieken van deWijsseldelta. Om de historische nederzettingeneen vitaal toekomstperspectief te bieden, isdringend behoefte aan nieuwe aanwas. Alleenzo kan het voorzieningenniveau op peil wordengehouden en kan de voortgaande uittochtworden gestopt. Bovendien biedt dit gelegenheidom de band tussen platteland en stad teversterken. De steden Gdansk, Malbork enElblag zijn tijdens de economische voorspoedvan het afgelopen decennium sterk gegroeiden hebben behoefte aan uitbreiding. Een deelvan de bevolkingsdruk kan in de Wijsseldeltaworden opgevangen. Op dit moment vindt alincidentele nieuwbouw plaats, voornamelijkop particulier initiatief. De historische karakteristiekenworden daarbij niet altijd gerespecteerd,noch benut. Uitzichten en zichtlijnenworden maar al te vaak verstoord. Toch kannieuwbouw ook een kwaliteit aan het gebiedtoevoegen en het bestaande karakter versterken.Over hat algemeen kan dat het best geschiedendoor uitbreiding van de bestaande nederzettingen.De kerndorpen, die op het kruis punt vandoorgaande wegen zijn ontstaan, bieden daarvoorde beste mogelijkheden.Tot slot moeten we het toerisme niet ongenoemdlaten als het gaat om het toekomst -perspectief van de Wijsseldelta. De historischeelementen en structuren kunnen wordenbenut voor recreatie, toerisme en educatie.Andersom kunnen deze activiteiten een nieuwebestaansbasis bieden aan het erfgoed. Dedoelgroepen voor deze activiteiten zijn vooralin de omliggende steden te vinden alsooklangs de Oostzeekust, die in de zomermaandendruk bezocht wordt. De toeristische ontsluitingvan de Wijsseldelta zal echter de nodigeinvesteringen vergen, terwijl de inkomsten diedaar tegenover staan vooral in de omliggendesteden terecht zullen komen. Om die redendient een toeristische ontsluiting in regionaalverband te gebeuren. Dat betekent dat 27gemeenten en twee provincies op een lijndienen te komen. Ook dat is geen makkelijkeopgave. Daarbij moeten we bedenken dat toerismeook risico’s voor het historisch karaktermet zich meebrengt.Op basis van de sterkte- en zwakteanalyse vande Wijsseldelta heeft de Pools-Nederlandseworkshop suggesties gedaan voor de toekomstigeontwikkeling van de historische karakteristieken.Zo zijn voorstellen gepresenteerdover hoe de schaalvergrotingsopgave gebruikkan maken van de landschappelijke kenmerken.Ook heeft de workshop een advies opgeleverdvoor uitbreiding van de bestaande kernen,op basis van de aanwezige kwaliteiten. Tot slotheeft de workshop een plan van aanpak opgesteldvoor de opbouw van de toeristische infrastructuur.Maar voordat uitvoering van eenhistorisch bewuste ontwikkeling van de Wijssel -delta kan worden gegeven, is allereerst eenpassend ruimtelijk beleid vereist. En dat betekentdat nu de politiek aan zet is.Noten1 Wachoł, pp. 280-2812 Dickens, pp. 137-1403 Tazbir, pp. 111-1264 Veen, pp. 33-495 Hawrylik, pp. 45-516 Manders, Vitruvius nr.12/jrg.3 (2010)7 Wachoł, pp. 281-2838 Wachoł, pp. 283-2869 Reddaway, pp. 88-11110 Rijs (2005)11 Hawrylik, p. 4712 Keyser (1942)13 Joll, pp. 426-42914 Corten en Van Dun (2008)15 Vermet, pp. 12-1416 Keunen, pp. 188-19117 Hawrylik, pp. 65-7218 Alonso, p. 319 Corten (2008)20 Corten en Van Dun (2008)Literatuur– Alonso, S., Dit was ooit een prachtigekippenboerderij In: NRC Handelsblad20 april 2008 p. 3.– Corten, J., The Dutch Connection.Short report of the fact finding mission toPoland’s Wijssel Delta (Zeist 2008).– Corten, J., en P. van Dun, Wijssel Delta.A Landscape Worth Developing. Reportof a Workshop (Vianan 2008).– Dickens, A.G., Reformation and Societyin Sixteenth-century Europe (London 1979).– Hawrylik, R., Der Wohnbau der Mennonietenim Werder, In: Fachhochschule Oldenburg,Vermitlung von Dokumentationsmethoden anBaudenkmalen Teil 2. Beiträge zur LändlichenSiedlung an unterer und mittlerer Weichsel(Oldenburg 1997), pp.33-110.– Joll, J., Europe since 1870.An International History (Middlesex 1983).– Keunen, G., Polders in Polen In: Tilburg.,B. (red.), Een trapgevel in Potsdam. Monu -mentenzorg over grenzen (Zeist 2002), 188-191.– Keyser, E., Die Niederlände und dasWeichselland. In: Deutsches Archiv fürLandes- und Volksforschung, jaargang 6,aflevering 4. (1942).– Reddaway, W.F., The First Partition, In:W.F. Reddaway e.a. (red.), The CambridgeHistory of Poland (Cambridge 1951), pp. 88-111.– Rijs, B., Het hemels vaderland. Hollandersin Siberië (Amsterdam 2005).– Tazbir, J., The Polish Reformation as anIntellectual Movement, In: S. Friszman (red.),The Polish Renaissance in its EuropeanContext (Indiana 1988), pp. 111-126.– Veen, J, van, Inpoldering in vroegereeuwen door Nederlanders in het buite<strong>nl</strong>and,In: De Ingenieur 1939 nr. 22, pp. 33-49.– Vermet, B., De Hollandse eeuwen vanDanzig In: Heemschut Jaargang 86,nummer 6 (Amsterdam 2009), 12-14.– Wachoł, M., Bauten der hauländischenAnsiedlung an mittler und unterer Weichsel,In: Fachhochschule Oldenburg, Vermitlungvon Dokumentationsmethoden an BaudenkmalenTeil 2. Beiträge zur Ländlichen Siedlung anunterer und mittlerer Weichsel (Oldenburg1997), pp. 275-337


VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 2010 34MARTIJN MANDERSMARITIEM ARCHEOLOOG, RCERijkdomingraanAl eeuwe<strong>nl</strong>ang hebben Nederland en Polen een intensieve relatie met elkaar. De handel ishierbij van groot belang geweest en in het kielzog hiervan waren er ook de culturele en religieuzeuitwisselingen. Geld werd er verdiend met de handel in bulkgoederen: hout engraan, van het Poolse achterland naar Nederland en verder. Dit waren de eerste levensbehoeften,waar men niet alleen in Nederland wat aan had, maar die ook in andere gebiedenin Europa stevig aftrek vonden. Eerst was het vooral hout, een belangrijk product voor descheepsbouw en bijvoorbeeld de kuiperij, maar al einde 15de, begin 16de eeuw nam graande positie van hout over als meest belangrijke export product voor Polen. 1 Dit bleef zo voormeer dan 300 jaar.De specialisatie van Polen als productielandvoor granen, zorgde ervoor dat andere landenin Europa hun gebieden anderebestemmingen konden geven: Engeland voorde schapen en de wolproductie, Frankrijk voorde wijngaarden en de wijn, Portugal voor deolijfbomen en de olie. Andere landen werdendus sterk afhankelijk van deze graanproductieen de Nederlanders domineerde de internationalehandel hierin. Deze positie was dusdanigsterk en er werd zoveel geld mee verdiend datde Baltische handel ook wel de Moedernegotiegenoemd werd. 2 Het succes van de Neder -landse graanhandel met Polen – en in feite degehele Nederlandse handel – is o<strong>nl</strong>osmakelijkverbonden met de ontwikkelingen in descheepvaart.1 – DE HISTORISCHE HAVEN VAN DANTZIG MET DE BEROEMDE OUDE HIJSKRAAN.De geschiedenis van de Pools-Nederlandsegraanhandel hoeven we niet slechts te lezen uitde vele historische bronnen die eeuwenbewaard zijn gebleven, ook andere fysiekeoverblijfselen – groot en klein – verhalen overdit verleden. Kijk eens naar het na de TweedeWereldoorlog gereconstrueerde historischecentrum van Gdansk (Dantzig). Dit ademt debedrijvigheid van de 16de en 17de eeuw uit ende Nederlandse invloed hierop: De statigeRenaissance panden in Hollandse architectuur,de lange kade (Długie Pobrzeźe), eenfragment van de oude haven met de houtenhijskraan, de verdedigingswerken in Neder -landse stijl. Langs de Wijssel (Wisla) ligt bijvoorbeeldhet plaatsje Kazimierz Dolny, waarsinds de bloeitijd van de graanhandel weinigveranderd is en de graanpakhuizen nog altijddominant aanwezig zijn. Er is ook een minderzichtbare bron beschikbaar voor onderzoek:de scheepswrakken die op de gehele handelsroutevan Polen tot Nederland en verder op deroutes naar de afzetmarkten bodem van de zeeliggen. Deze tijdscapsules illustreren nietslechts de verhalen die wij kennen, zij geveneen geheel eigen kijk in de dagelijkse beslommeringenvan de handel en het leven van devele gewone personen die bij deze handelbetrokken waren. De combinatie van historischen archeologisch onderzoek biedt enormekansen om een completer beeld te krijgen vande handel die het fundament heeft gelegd voorde Nederlandse Gouden Eeuw.Graanvelden langs de WijsselPolen werd dus de graanschuur voor Europa.Er werden verschillende soorten granen geproduceerd:tarwe, rogge, haver en gerst. Roggewerd het meest verhandeld, maar regelmatigsteeg ook het aandeel tarwe sterk. 3Het meeste Poolse graan werd verbouwd langsde oevers van de Wijssel (Weichsel) en haar zijrivieren.Hier was nog 200.000 km² aan weids(potentieel) landbouwgrond beschikbaar en derivier kon hierbij functioneren als een snelwegom het graan van de productiegronden naar demarkt in het (vooral) Dantzig te brengen.Ideale grond, maar ook een ideale socialestructuur voor de handel! De sociale verhoudingenwaren nog middeleeuws. In het uitgestrektegebied had een aantal leenheren (dePoolse adel) zeer grote landbouwgronden waarhorigen voor een zeer laag loon of zelfs gratishet werk deden. De leenheren waren over hetalgemeen kapitaalkrachtig, zodat aanpassingenin het productieproces eenvoudig te realiserenwaren en het surplus aan graan – voor de handel– gegarandeerd kon worden. De socialeverhoudingen bleven nagenoeg onveranderdgedurende de bloeitijd van de Baltische graanhandel.4Een uitzondering op deze regel gold voor dezogenaamde ‘Hollanderijen’ die halverwege de16e eeuw al in de Wijsseldelta werden gesticht.De religieuze gemeenschappen die hier eennieuw en welvarend bestaan opbouwden,


35 VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 2010boden de leenheer extra inkomsten. In ruildaarvoor werd hun gemeenschapsleven ongemoeidgelaten. 5De Wijssel af met graanNadat het graan geoogst was diende het nogeen lange weg te gaan alvorens het op de internationalemarkten kon worden aangeboden.Een producent kon zijn graan op de plaatselijkemarkt verkopen. Dit bracht weinig kosten metzich mee, maar ook weinig winst. Lucratieverwas het om het graan zelf naar een van dehavens aan de Baltische zee te brengen. Ditbracht grote risico’s met zich mee, maar boodtegelijkertijd kans op grote winsten. De goedkoopste,meest efficiënte en comfortabele voorvervoer was over het water. Het Poolse rijk hadeen zeer goed ontwikkeld rivierenstelsel, waterdat stroomde van de binne<strong>nl</strong>anden naar deBaltische zee. Over de Dzwina kon men naarRiga, over de Niemen naar Kolewiec en overde Warta en de Odra naar Stettin. Het meestegraanvervoer ging echter over de Wijssel naarDantzig. De Wijssel is eige<strong>nl</strong>ijk een complexiteitaan verschillende grotere en kleinere rivierendie als aderen door het landschap lopen. Aldeze rivieren waren goed bevaarbaar en langsde oevers lagen havens als Tarnow, Jaroslaw,Lubartow, Uscilug, Beskidy en Volhynia metwerven en pakhuizen. De laatste twee liggenmeer dan 1000 km van de Baltische zee af!Sommige graanvelden lagen weer 300 km vande dichtstbijzijnde Wijssel haven. Die afstandwerd in etappes per kar of slee overbrugd. 62 – DE WIJSSEL.In de eerste helft van de 16de eeuw voerenongeveer 1000 schepen per jaar over de Wijsselnaar Dantzig. Iets meer dan twee eeuwen later,in 1751, waren dit 2222 schepen. 7De hoogte van de winst hing af van de timing,omdat de graanprijzen in Dantzig sterk fluctueerden.In de eerste maanden van het jaar wasde winst op graan het grootst, hoe later menkwam, des te kleiner deze werd. Om al vroeg inde lente te kunnen concurreren met de anderen,verscheepten de producenten in het verre zuidenhet graan al in september of oktober tothalverwege Dantzig, alwaar het werd opgeslagenin pakhuizen. In de winter was de rivierdichtgevroren en kon er niet gevaren worden.Er werden specifieke schepen gebruikt voor degraanhandel op de Wijssel. De meest eenvoudigevaartuigen waren vlotten. Deze werdenvooral in de beginperiode veel gebruikt omdathet hout toen nog het voornaamste productwas en het graan slechts als bijlading diende.De basisvorm was de ‘plenica’. Deze bestonduit samengebonden stammen en balken dievoor de verkoop bestemd waren. Er zat geenzeil of roer op deze vlotten. Men maakte welgebruik van een ‘Laski’ – een stok – om te punteren,maar de stroming van de rivier was devoornaamste stuwkracht. Voor een lange reiswerd een klein hutje op het vlot geconstrueerd.De hut werd gebruikt om in te slapen en voorde etensvoorraden. Koken deed men vaak ineen stenen (bak)oventje dat ook op het vlot wasaangebracht. 8Toen in de 16de eeuw op steeds grotere schaalgraan vervoerd werd, paste men de vlotten aan.Hieruit ontstond de ‘kokoszka’, een beplankingop de vlotten in de vorm van een kist. Opde bodem van de bekisting kwamen matten teliggen zodat het graan hierop gestort kon worden.9 Hoe een kokoszka eruit zag weten weonder andere van een allegorisch schilderij ‘Deapotheose van Dantzig’ dat de Nederlandsekunstenaar Isaak van den Blocke in 1608maakte en dat hangt in het oude raadhuis,3 – EEN KOMIEGA LOHRMANN 17704 – DE APOTHEOSEVAN DANTZIG VANIZAAK VAN DENBLOCKE UIT 1608.OP HET SCHILDERIJSTAAN OOKTYPISCHE WIJSSEL-SCHEEPJES,ZOALS EENPLENICA METEEN KOKOSZKA(DETAIL).thans historisch museum van Gdansk. 10Een andere vorm die ontstond in de 16de eeuwwas de ‘komiega’. Dit was een grote drijvendecontainer voor graan. Aan de ‘bak’, waarvanhet totale oppervlak gebruikt werd om graanop te storten, zaten zijboorden. Afmetingenvan deze schepen die we kennen uit de 18deeeuw zijn 16 tot 19,5 meter lang, achter 7 tot 9meter breed en voor 5 tot 7 meter breed.Hiermee kon tussen de 15 en 35 last graan vervoerdworden. De vaartuigen werden bestuurddoormiddel van ‘drygawka’s’: lange roeren aande voor- en achterkant. De Komiega is vermoedelijkhet vaartuig, ‘een Poolse Kamay’,dat bekend is van een gevelsteen dat tot 1862de gevel van Spuistraat 40/42 in Amsterdamsierde en dat uit 1620 stamt. 11


VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 2010 36Toen de ‘Komiega’ in de 18de eeuw langzaamverdween, nam een ander hierop lijkend voertuig,de ‘Galar’ het vervoer van graan over.Naast vlotachtige vaartuigen zoals hierbovenbeschreven, weren er ook complexere schepengebruikt. Deze hadden namen als (afnemendin grootte) ‘Szkuta’, ‘dubas’ en ‘koza’. Dezescheepjes hadden een platte bodem, warenafgekapt aan de achtersteven (platte spiegel) e<strong>nl</strong>iepen puntig uit naar de voorsteven. De rompwas speciaal verbreed om meer graan te kunnenvervoeren.Het grootste en meest belangrijke scheepstypevoor de graanhandel, de Szkuta, werd stroomafwaartsvoornamelijk voortbewogen door destroming en met roeien. Het verschil metandere – vlotachtige – vaartuigen, was dat hetzich ook stroomopwaarts kon verplaatsen. Alsde lading gelost was in Dantzig ging men weermet andere goederen terug naar het zuiden.Dit keer had men de stroom tegen en werd hetzeil gebruikt of werd er gejaagd.Het graantransport ging vaak met meerderevaartuigen tegelijk. Gebeurde dit met vlotten –de ‘plenica’s’ – dan werden deze naast of achterelkaar vastgebonden. Het kleinste vlot kwamvoorop te liggen en het grootste achteraan. Bijde ‘Szkuta’s’ ging dit iets anders: de schepenwerden achter elkaar met kettingen aan elkaargelegd. Bij deze konvooien voer altijd een ‘retman’(piloot/loods) mee, voorop in een kleinbootje. Samen met zijn hulp bepaalde hij dekoers. Waren er obstakels dan werd dan gaf hijdat met peddel- en hoedsignalen aan. 12De handel in DantzigIn Dantzig aangekomen openbaarde zich eengeheel andere wereld voor de Poolse reizigeruit het Zuiden. In 1600 had Dantzig 50.000inwoners. Dit waren er 5 keer zoveel als inWarsaw en 3 keer zoveel als in Cracow en Pos -nan. De stad was een republiek binnen eenrepubliek. Het had het recht op zelfbestuur,regelde haar eigen financiën en had haar eigengeldeenheid. Dantzig had een eigen leger entot 1640 zelfs eigen oorlogsschepen. 14 Er stondenvele honderden pakhuizen – met namevoor graan – en werkplaatsen, hijskranen, kades,slui zen, wagen en de haven lag dikwijls volgepaktmet grote zeeschepen.De handel was gewiekst en de kans berooidterug te komen was groot. 15 Tegelijkertijd hadde stad in de 17de eeuw ongeveer driekwartvan de totale buite<strong>nl</strong>andse handel van dePoolse Republiek in handen. 16Aanvankelijk diende een schipper of een handelsbediendeuit de Nederlanden bij aankomst erzelf moest zorgen dat zijn schip vol kwam metgoederen. Rond 1600 vindt er echter een veranderingin de wijze van handel voeren plaatsen komt de coördinatie voor de graanhandelveel meer in Dantzig zelf te liggen. Hiervoorwerden handelshuizen met uitgebreide netwerkenopgericht. Er kwamen permanente vertegenwoordigerste zitten in belang rijke handelssteden,waaronder Dantzig. Deze professionelefactors – vaak familieleden van de handelarenin Amsterdam – hadden als opdrachtom de lokale concurrentie uit te schakelen doorscherpe concurrentie net zo lang tot er eenmonopolie bereikt was. Zodoende werd ooksteeds vaker geprobeerd om het graan bij debron, waar het graan verbouwd werd, te kopen. 176 – EEN FLUITACHTIGSCHIP. ZO HEEFTHET SCHEURRAKSO1 WRAK ERVERMOEDELIJKUITGEZIEN.GRAVURE F. HUYS(1522-1562)De graan- en houthandel brachten niet alleenhandelaren naar Dantzig, maar in het voetspoorook scheepsbouwers en andere Neder -landse handwerkers en kunstenaars. In de17de eeuw werden bijvoorbeeld op de Dantzi -ger scheepswerf Brabantia schepen gebouwdnaar Nederlands model en zelfs voor Neder -landse afnemers. 18Het transport over zeeIedere lente, rond maart en april, arriveerdengrote aantallen met Nederlandse schepen in dehaven van Dantzig. Zij kwamen in ballast ofwaren geladen met zout, haring en wijn, laterook met textiel en specerijen. Terug was hetvooral graan. Het verschepen van dat graannaar Amsterdam was vooral een Hollandseaangelegenheid. Het meeste Baltische graandat in Amsterdam aankwam was in Dantzigingescheept. In de eerste helft van de 17deeeuw kwam 50 % van de bij de Baltischegraanhandel betrokken schepen uit deze stad,60 tot 90 % van alle graanschepen wasHollands. 19 Dit laatste had onder andere temaken met het feit dat de Hollandse schepenvele malen goedkoop waren in het vervoer danandere schepen. Vernuftige gespecialiseerdescheepsontwerpen als de Baltische fluit, methaar karakteristieke peervorm , en de organi -satie – het varen in konvooi – zorgden ervoordat schepen niet bewapend hoefde te zijn,5 – VERSCHILLENDE WIJSSEL SCHEEPJES MET LINKS IN HETMIDDEN EEN SZKUTA. (VERMOEDELIJK) LOHRMANN 1770.


37 VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 20108 –DEEL VAN HET VOORSCHIP VAN HET WRAK SCHEURRAK SO1.7 – TEKENING VAN VLAK EN STUURBOORDDEEL VAN HET SCHEURRAKSO1 WRAK DAT ZONK OP DE REDE VAN TEXEL VERMOEDELIJK INKERSTNACHT 1593. RCE/VAN DEN BRENK9 –BROODTARWE (TRITICUM AESTIVUM)UIT HET 16DE EEUWSE SCHEEPSWRAKSCHEER 1. OOK HET SCHEURRAKSO1 WRAK HAD BROODTARWEAAN BOORD. J. PAUPTIT10 – DE MATTEN DIE WERDENAANGETROFFEN AAN BOORDVAN HET SCHEURRAK SO1WRAK WAREN VERMOEDELIJKOM DE VERSCHILLENDELADINGEN GRAAN TESCHEIDEN.. J. PAUPTIT11 – DIT IS HET INTACTE UITERSTE PUNTJEVAN DE BOEGSPRIET VAN HET IN ZWEEDSEWATEREN OP 130 METER DIEPTE LIGGENDE‘GHOST SHIP’. DEEP SEA PRODUCTIONS, ZWEDEN.goedkoper gebouwd en bevaren konden worden.20 Door haar overdreven peervorm had defluit een smal dek. Doordat de tol die aan deSont betaald moest worden mede gebaseerdwas op die dekbreedte, hoefde men met dittype schip veel minder belasting te betalen danandere scheepstypen met een zelfde lading -capaciteit. 2112 – EEN FLUITSCHIP.SCHILDERIJ VANJ. TH. BLANCKERHOFF.GEHEUGEN VANNEDERLAND.Kleine hoeveelheden graan werden niet apartvervoerd maar met enkele ladingen samen.Het graan werd los in het ruim gestort, hoogstensgescheiden door een primitieve afscheiding.De eigenaren van het graan kregen bijaankomst in Amsterdam een deel van dielading, een part. Er ontstond hierdoor wedijverom het laagst liggende graan. Dit graan bleeftijdens de reis vaak het droogst, wat weer hetminste kans op gisten gaf. De partenrederij– waarbij een handelaar het eigendom bezatvan een deel van de lading van verschillende


VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 2010 38schepen – was een andere reden voor het kunnenconcurreren met de graanprijzen. Door derisicospreiding (immers, het kapitaal was verspreidover verschillende schepen) was eenaparte (dure) verzekering van de lading nietnodig. 22 Was de graanhandel tussen de productiegebiedenen de havenstad Dantzig lucratief,ook die tussen Dantzig en Amsterdam wasvolop winstgevend. De winsten ten opzichtevan het geïnvesteerde kapitaal konden oplopentot 30 a 40%. Het is dus niet zo verwonderlijkdat in de jaren ’40 en ’80 van de 17de eeuw deHol landse handel in Baltisch graan – grotendeelsafkomstig uit Gdansk – kon oplopen totgemid deld 70.000 last graan per jaar. 23Het meeste graan werd verhandeld via deinternationale stapelmarkt in Amsterdam.Soms kwam het fysiek terecht in de pakhuizenvan de stad. Soms voeren de schepen directdoor vanuit het Baltische gebied, soms ookkwamen de schepen eerst voor anker te liggenop de rede van Texel, in de Waddenzee. Daarwerd de kwaliteit van het graan geïnspecteerd.Het schip kon daarna haar weg weer vervolgennaar de kopers in andere delen van Europa,werd er gewacht tot een juiste prijs betaald werd,of het graan werd uitgeladen en in kleine lichtersvervoerd naar de markt in Amster dam. 24Niet alle schepen hebben hun uiteindelijkebestemming bereikt, maar zijn door wat voorreden dan ook vergaan. Een paar van die schepenzijn reeds ontdekt. Het graan van twee16de eeuwse wrakken, het Scheer 1 en Scheur -rak SO1 was nog van dusdanige kwaliteit dathet goed onderzocht kon worden. De hoofd -lading van beide schepen was broodtarwe. Deonkruiden tussen het graan verraden de herkomst:de landbouw gebieden rond de Wijs -sel. 25 De ladingen graan, sterk vervuild metgraan klanders (kevers) en bolderik (giftigonkruid), waren gescheiden met behulp vanmatten.Het Scheurrak SO1 schip had al uiterlijke kenmerkenvan een fluitschip, maar dat zou gezienhaar bouwdatum rond 1580 wat vroeg zijn. 26Het schip is vermoedelijk gezonken in kerstnacht1593. Een trompet (Genua), wat aardewerken muntgewichtjes (Iberisch) verradencontacten met het Middellandse zeegebied(Doorgaande vaart). Niet vreemd omdat aanhet einde van de 16de eeuw grote hoeveelhedengraan onder andere naar Italië getransporteerdwerden omdat daar hongersnoden heerstenen grif de hoge prijs voor de graa<strong>nl</strong>adingbetaald werd. 27 De constructie van dit laat 16deeeuwse schip, met een lengte van meer dan 30meter, een bolle vorm en zelfs een dubbelehuid (mogelijk gedaan om het de toen heersendehuid-eerst methode een schip van deze13 – EEN MANSHOGE‘HOEKMAN’ DAT IN MEI2010 GEBORGEN WERDVAN HET ‘GHOST SHIP’.DEEP SEA PRODUCTIONS,ZWEDENlengte te kunnen bouwen), past in het beeldvan de 16de eeuwse schaalvergroting in dehandel mede geïnitieerd door de graanhandelmet Polen.Wrakken van typische Baltische fluitschepenzijn ook gevonden, maar dan wel buitenNederland, om precies te zijn in Zweden. Daarliggen een paar prachtige 17de eeuwse voorbeelden:De Anna Maria, het ‘Leeuwenwrak’en het ‘Ghostwreck’. 28 De laatste twee zijn nogmaar kort ontdekt en bevinden zich in een uitmuntendestaat. Het ‘ghostwreck’, liggende op130 meter diepte, is onderwerp van een internationaalonderzoek. Het schip is bijna in haargeheel bewaard gebleven, met twee van de driemasten nog altijd overeind staand. Voor heteerst kunnen we de originele vorm van hetschip van buiten en van binnen nauwkeurigonderzoeken. 29 De meest recente ontdekkingvan een 17de eeuws Nederlands graanschipligt in Rusland. 30 Over het type schip en waarde lading graan aan boord is genomen wetenwe nog niets. Dat is onderwerp van toekomstigonderzoek. In andere delen van de Baltischezee, in Denemarken, Duitsland en natuurlijkPolen is ook onderzoek gedaan op scheepswrakkendie mogelijk deel hebben genomenaan de graanhandel, waaronder de 18de eeuwseNederlandse koopvaarder, de W27. 31We kunnen er vanuit gaan dat deze wrakkenslechts het topje van de ijsberg vormen van watnog altijd onderwater ligt en gelieerd is aan degraanhandel met Polen.ConclusieDe Baltische handel is van groot belanggeweest voor de Nederlandse economischebloei. Het was de basis voor de Gouden Eeuwen werd ook wel de moedernegotie genoemd.De graanhandel was hierin de belangrijkste.Door zowel naar de Nederlandse als de Poolseorganisatie rondom de graanproductie en handelte kijken, krijgen we een goed beeld van decomplexiteit, de gevaren en de kansen. Histo -rische bronnen geven ons een breder perspectief,leveren ons kwantitatieve gegevens overde handel, beschrijven de processen en wanneerwe geluk hebben ook persoo<strong>nl</strong>ijke (subjectieve)ervaringen van betrokken personen.De materiële bronnen, en met name descheepswrakken, illustreren dit niet alleen, zijgeven ons ook informatie over de praktischeuitvoering van de handel en kunnen ons ietsvertellen over de dagelijkse beslommeringenaan boord en het leven in het algemeen. Demateriële bronnen bestaan uit objectieve datadie ons beeld over het verleden kunnen in -kleuren en waar nodig bijstellen. Het onderzoekhiernaar staat echter nog in de kinderschoenen.Verschillende invalshoeken gevenons verschillende inzichten.Er is al veel geschreven over de Pools-Neder -landse graanhandel, vooral vanuit historischperspectief. Een multidisciplinair onderzoeknaar deze graanhandel met historische, archeologische,paleobotanische, planologische, enbijvoorbeeld architectonische invalshoekenzou een nog completer en levendiger beeldkunnen opleveren over een van de hoogte -punten van de Nederlandse en Europese handelsgeschiedenis.Het onderwater cultureelerfgoed, waarvan tot nu toe slechts een fragmentis ontdekt en onderzocht, kan daaraaneen mooie bijdrage leveren.Noten1 Smolarek 1981, 85-86, Manders 2001, 25-30.2 Uitspraak van Johan de Wit uit 1671.3 Lindblad 1998, 18.4 Davies 1981, 280-284.5 Zie in dit nummer ‘Wederdopers in de Wijsseldelta’,Vitruvius, nr.12 - jrg. 3 (2010).6 Smolarek 1974, 10-11.7 Smolarek 1981, 91.8 Smolarek 1981, 95.9 Smolarek 1981, 10010 Smolarek 1981, 100, Litwin 1998, 112-113.11 Van Tielhof 1998, 35.12 Smolarek 1981, 109-112.13 Polen was tussen 1572 en 1795 een KoninklijkeRepubliek.14 Davies 1981, 271-272.15 In 1596 schreef Sebastian Fabian Klonowic het


39 VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 201014 – GOUDSE PIJPEN WERDEN AANGETROFFEN IN EEN 17DE EEUWS SCHEEPSWRAKIN HET RUSSISCHE DEEL VAN DE FINSE GOLF. HET IS VERMOEDELIJK VANNEDERLANDSE KOMAF. NEPTUNE EXPEDITION, RUSLAND15 – DE LADING GRAAN (VERMOEDELIJK TARWE) UITHET NEDERLANDSE SCHIP IN RUSSISCHE WATERENBLIJKT NOG IN UITSTEKENDE CONDITIE TE ZIJN.NEPTUNE EXPEDITION, RUSLAND.16 – EEN TONDEKSEL UIT HET 18DEEEUWSE NEDERLANDSE SCHEEPSWRAKW27 DAT IN POOLSE WATEREN LIGT.POOLS MARITIEME MUSEUM GDANSK17 – EEN TYPISCHE HOLLANDSESNUIFDOOS AANGETROFFENIN HET W27 WRAK.POOLS MARITIEM MUSEUM GDANSKgedicht ‘Flis, to jest spuszczanie statkow Wisla iinszymi rzekami do niej przypadajacymi’, vrij vertaald‘Vlotten, of het stroomafwaarts varen van de schepenop de Wijssel en andere rivieren die daar in uitkomen’.In deze reisbeschrijving wordt een beeld geschetstvan de handel in Dantzig. Het moest dienenals een handleiding en waarschuwing voortoekomstige graanverkopers uit de provincies.Klonowic (1596) 1951, Davies 1981, 269-270.16 Smolarek 1974, 13.17 Lindblad 1998, 18.18 Litwin 1998, 104.19 Bogucka 1990, 19-33.20 Andre Wegener Sleeswijk 2003, 23-2921 Andre Wegener Sleeswijk 2003, 1822 Van Tielhof 1998 116-117.23 Lindblad 1998, 10.24 Christensen 1941, 210.25 Manders 1993, 19-31.26 Volgens veel bronnen is de fluit in 1595in Hoorn ontworpen. Zie voor een discussiehierover o.a. Wegener Sleeswijk 2003, 29.27 Christensen 1941, 42028 De Anna Maria zonk in 1709, was gebouwd inNederland, maar eigendom van Zweedse handelaren.Zie bijvoorbeeld www.machuproject.eu29 Brouwers & Manders 200930 Dit wrak is aangetroffen tijdens de aa<strong>nl</strong>eg van deNorth Stream gaspijplijn die van Rusland naarDuitsland loopt.31 Wegener Sleeswijk 2003, 14. Pomian & Bednarz2008, 27Literatuur– Bogucka, Maria: Dutch Merchants activitiesin Gdansk in the First half of the 17th century,in: J. Ph.S. Lemmink en J.S.A.M. vanKoningsbrugge (eds), Baltic Affairs. Relationsbetween the Netherlands and North-EasternEurope 1500-1800, Nijmegen, 1990, 19-33.– Brouwers, Will & Martijn Manders:Het ‘Ghostwreck’. Een fluitschip in deOostzee, Archeobrief 3, jaargang 13,september 2009, 2-8.– Christensen, A.E.: Dutch trade to theBaltic about 1600. Studies in the soundToll Register and Dutch shipping records,Kopenhagen/ Den Haag, 1941.– Davies, N.: God’s playground, a historyof Poland (Volume 1), Oxford, 1981.– Klonowic, S.F., Fils: to jest spuszczaniestatcow Wisla i inzymi rzekami do niejprzypadajacymi, Ossilineum BibliothekaNarodowa Seria 1, nr. 137, Wroclaw, 1951.– Lindblad, J. Thomas: Nederlanders en deOostzee 1600-1850, in: R. Daalder, E.vanEyck van Heslinga, J. T.Lindblad, P. Rogaaren P. Schonewille (eds.), Goud uit Graan.Nederland en het Oostzeegebied 1600-1850,Waanders Uitgevers Zwolle, 1998, 8-28.– Litwin, Jerzy: Dantzig, havenstad aan deOostzee, in: R. Daalder, E. van Eyck vanHeslinga, J. T. Lindblad, P. Rogaaren P. Schonewille (eds.), Goud uit Graan.Nederland en het Oostzeegebied 1600-1850,Waanders Uitgevers Zwolle, 1998, 98-114.– Manders, Martijn: Twee graanschepen. Eenbotanische studie van de lading, in: R. Reindersen A. van Holk (eds), Scheepsladingen.I<strong>nl</strong>eidingen gehouden tijdens het zesdeGlavimans symposion Rotterdam, april 1992,Groningen 1993, 19-31.– Manders Martijn: Wood, Casks and BalticTrade. Analytical Prospects of a Sixteenth-Century Shipwreck, Avista Forum Journal,Volume 12, Number 2, Fall 2001, 25-30.– Pomian Iwona & Tomasz Bednarz, Poland,MACHU Report 1, 26-30.– Smolarek, Przemyslaw: History of PolishShipping, Gdansk Maritime MuseumPublications, Series II: Guidebooks andCatalogues Booklet 4, Gdansk, 1974.– Smolarek, Przemyslaw: Types of Wijssel shipsin the 17th and 18th centuries, Yearbook of theinternational association of transport museums,Volume 8, Gdansk 1981, 85-117.– Tielhof, Milja van: Behouden vaart!, in:R. Daalder, E. van Eyck van Heslinga,J. T. Lindblad, P. Rogaar en P. Schonewille(eds.), Goud uit Graan. Nederland en hetOostzeegebied 1600-1850, WaandersUitgevers Zwolle, 1998, 28-42.– Wegener Sleeswijk, Andre: De Goudeneeuw van het Fluitschip, Uitgeverij VanWijnen Franeker, 2003.


VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 2010 40GERARD TROOSTSPECIALIST MOLENS, RCE1 – DE STANDERDMOLEN INDE VELDEN VAN ZADAWA.Molensin PolenWie naar Polen vertrekt met de gedachte tientallen draaiende molens aan te treffen komtbedrogen uit. Het Hollandse beeld van het polderlandschap met knotwilgen, poldersloteneen verdwaalde koe en een draaiende molen komt grotendeels overeen met het Poolse landschap.In Polen zijn alleen de draaiende molens verdwenen. De Poolse molen is eenoverblijfsel van wat eens een kleinschalige meelfabriek was. Intussen ontdaan van wiekenkruisof trap, maar wel met een groot slot op de deur. Ze stammen uit de 18e en 19e eeuwen zijn hoofdzakelijk gebouwd voor meelproductie, maar ook voor bemaling van land en eenenkele voor het zagen van hout. Er zijn grofweg twee typen te onderscheiden, de standerdmolenen de bovenkruier of Holender molen. Daarnaast zijn er nog meer typen molens waaronderwater- en menskracht gedreven molens maar deze zijn op kleine schaal toegepast.


41 VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 2010Om het werktuig optimaal te kunnen inzettenwerd gebruik gemaakt van de glooiingin het landschap en de aanwezige materialen.Voor de fundering werd gebruik gemaaktvan grote keien of stenen waarop de kruis -platen van de standerd werden gelegd.Voor de bekleding van de standerdmolens isveel gebruik gemaakt van langshout wat vertikaalop het lijf werd aangebracht. Deze bekledingloopt, anders dan bij Nederlandse standerdmolens,door tot net boven de grond. Deverkregen ruimte onder de kast wordt alsopslagruimte benut. Een andere wijze vanbekleden is de welbekende schaliën bedekkingen later is ook dun metaal in de vorm van bliktoegepast, op zowel het lijf als het dak.Een van de overeenkomsten met molens inNederland is dat ook de Poolse molenaars eralles aan gelegen was om de productie hoogmaar vooral gaande te houden. Naar mate detechnieken voortschreden werd alle ruimte inde molenkast benut om een as of wiel aan tebrengen waarmee nieuwe machinerie konworden aangedreven. Deze aanvulling werdende ene keer provisorischer aangebracht dan deandere keer, maar altijd zodanig dat kon wordenteruggevallen op het oude en vertrouwdegaande werk.Hierdoor zijn veel molens tot tijdscapsulesverworden waar de evolutie van het maalderijbedrijfuit af te lezen is. Van origine dreef het250 jaar oude bovenwiel met doorgaande kruisarmen,twee koppels stenen aan. Na verloopvan tijd hebben èèn of meer koppels plaatsgemaakt voor de walsenstoelen met een hogereproductie. Om deze machinerie van grondstoffente voorzien zijn er transportbanden metbijbehorende aandrijvingen en opvangbakkenof stortkokers door heel de molen aangebracht.Deze toevoegingen en constructies, die inNederlandse molens inmiddels zeldzaam zijn,komen in Poolse molenrestanten veelvuldigvoor. Onderdelen als houten roeden en bovenassen,doorgestoken kruisarmen of de stutvang,zijn authentieke onderdelen welke nogaltijd aanwezig zijn.Maar door de tand des tijd en slechte conditiesverweren deze capsules. Het uitblijven vanonderhoud geeft de elementen vrij spel waardoorde authentieke bouwmassa gevaar loopt.Bij veel standerdmolens laat de dakbedekkinglos of is de buitenzijde sterk aangetast.Daarnaast zijn plantengroei, vandalisme ofzelfs diefstal van onderdelen bedreigingenvoor de verlaten Poolse molen.Dat molens als verplaatsbare objecten werdengezien werd ook in Drzewce duidelijk, de standerdmolenis in 1842 gebouwd en rond 1900verplaatst naar de huidige locatie. Toch washet interieur maar licht gemoderniseerd metéén windgedreven walsenstoel.Overal door de molen heen is het verlede<strong>nl</strong>eesbaar. De balken van hergebruikte stukkenroede uit de tijd dat de molen nog met zeilenmaalde, de gerepareerde schep waarmee demolenaar een iets te grote schep nam, de boomdie klaar lag om tot bovenas verzaagd te wordenmaar waar het nooit van gekomen is of deinscripties van verveelde lieden met jaartallendie ver teruggaan tot in 1700.Je begeeft je bovenin de molen als het ware ineen versnellingsbak met wielen in de meestuitee<strong>nl</strong>opende verschijningsvormen. Waar dekapzolder in Nederlandse molens vaak overkomtals een opgeruimde veilige ruimte metalleen een bovenwiel en bovenschijf, is dePoolse kapzolder een wirwar van assen, kokers,wielen en pallen met bijbehorende touwtjes ofspijkers. Menig bovenwiel is nog uitgevoerdmet doorgaande kruisarmen wat een of meerdereschijflopen of bonkelaars aandrijft. Eensterrewiel op de bovenas drijft de luias aan, opeen gietijzeren wiel met houten velg ligt deriem die de walsenstoel aandrijft (hiervoor iszonder enige moeite de helft van een kapspantweggezaagd) en de kleinere stalen spaakwielendie de jakobsladder in beweging zetten.Dat functie prevaleerde boven schoonheidblijkt uit plooistukken van ruw bezaagde halveboomstammen. Maar ook was er ruimte voorrijk geprofileerde consoles of het fraai, metbeplanking in ruitvorm, afgewerkte waaispantvan de paltrokmolen in Posada. Voor 5 jaarterug maalde deze molen nog op windkracht,2 – BOVENWIEL MET DOORGESTOKEN KRUIS-ARMEN IN DE PALTROKMOLEN VAN POSADA.3 – DE DEELS GERESTAUREERDE BOVEN-KRUIER, TYPE ‘HOLENDER’, IN DREWNICA.4 – HET MAALKOPPEL EN BOVENWIEL IN DESTANDERDMOLEN VAN DRZEWCE.


VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 2010 425 – DE KLOPBUIL MET MEELKIST IN DESTANDERDMOLEN VAN ZADAWA.inmiddels is het interieur verwijderd en treedtverval genadeloos in.MaalderijenNaast de zichtbare sporen van de mechanisatiebinnen in de molens is deze slag ook aan debuitenzijde van molens en andere objecten nogerg goed zichtbaar. Niet alleen molens behorentot de landelijke bouwkunst maar warenslechts een schakel in de ketting. Het molenrestantin Klodawa was hier een mooi voorbeeldvan. Van oorsprong was dit een standerdmolenwelke waarschij<strong>nl</strong>ijk nog op windkrachtgemalen heeft. De maalderij is rond 1950verbouwd tot maalderij maar de molenaar wistnog te vertellen dat hij als jonge jongen nogheeft mee gemaakt dat er op windkracht enmet molenstenen gemalen werd: ‘Het op dewind zetten van de molen en het voorleggenvan de zeilen was erg zwaar werk’.De kast welke vroeger op de wind gekruid konworden is nu voorzien van muurwerk terondersteuning en wordt als opslag en werkruimtebenut. Het gaande werk is vollediggeëlektrificeerd en bestaat uit een dubbele walsenstoel.Het enige wat verwijst naar het windtijdperkis de originele meelkist, steenbalk ende losse onderdelen die over het terrein zwervenzoals een staakijzer en molensteen.Vanwege de particuliere eigendomssituatie, demechanisatieslag en de bakkers die tot opheden meel afnemen is deze bijzondere maalderijblijven bestaan.6 – DE STANDERDMOLEN TE KOTKOW IN RUINEUZE STAAT. BRON: ALLE FOTO'S DOOR GERARD TROOSTBij toeval stuitten we op een, van oudsher doorstoom aangedreven, graanmaalderij welkerond de jaren vijftig opnieuw is ingericht envoorzien van een elektromotor.De inrichting deed traditioneel aan met eencentrale as in de kelder welke middels riemende drie dubbele walsenstoelen op de beganegrond aandreef, de trap naar boven komt uitbij de overige machines. De planzifter, buil enmengmachines waren continue in bewegingen werden voorzien van maalgoed door deelevatoren die als aderen door het gebouwliepen. De pure ambachtelijkheid van dezemaalderij in combinatie met het stof en delucht van vers gemalen granen maakte hettot een waar spektakel.Maalderijen van deze omvang waren er in dejaren ’60 ook in Nederland nog volop, hiervanis gedeeltelijk de monumentale waarde erkend.Toch zijn er veel van deze vergelijkbare objectenverloren gegaan. Ook uit Nederlandsemolens omdat dergelijke maalderij inrichtingenniet origineel of passend zouden zijn.Op de vraag aan de eigenaar van de elektrischemaalderij in Grabow, of hij het aardig zouvinden of de molens in Polen weer zoudendraaien antwoordde de beste man ‘Ach, waarom?We hebben toch de maalderijen, die molenshebben we niet meer nodig’. De erfgoed gedachteis misschien wel de grootste bedreiging van dePoolse molen.


43V OOR U GELEZEN VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 2010Op zoek naar degeschiedenis vanhet landschap -Handleiding voor onderzoeknaar onze historischeomgeving - Deel VI in deserie ‘Op zoek naar...’AuteurPHans RenesRecensentEdwin RaapUitgaveUitgeverij VerlorenDetailsGebonden, 144 pagina’s,geïllustreerdISBN 978-90-8704-097-0Prijs€ 14,-‘In het zesde deel van de serie“Op zoek naar...” geeft HansRenes, een erkend autoriteit inhistorisch-geografischNederland, een beschrijving vande verschillende in ons landvoorkomende cultuurlandschappenen hun ontwikkelingsgeschiedenis.Hij gaat uitgebreid inop de bronnen en methodes dieer zijn om zelf op te zoek tegaan naar die geschiedenis.’Deze tekst vrij – vertaald over -genomen van de achterflap vanhet boek – dekt de lading vanhet boek volledig. Maar is hetdaarmee een goed boek?Jazeker, om daar direct maarmee te beginnen. Voor gevorderdeonderzoekers op het gebiedvan cultuurlandschappen zal ernaar ik verwacht weinig nieuwsin staan. Voor hen die zich er inwillen gaan bekwamen echterdes te meer. En omdat dat dedoelgroep is, beoordeel ik hetook vanuit dit gezichtspunt.In 1989 verscheen in een vergelijkbareserie van Waanders(Cahiers voor lokale en regionalegeschiedenis) ook een boekjeover het landschap van JanBeenakker: Historische geografie:landschap en nederzetting.Dat boek heeft jare<strong>nl</strong>ang goedvoldaan, maar na ruim 20 jaar iseen nieuw overzichtswerk welweer eens nodig, omdat hetonderzoek sindsdien niet stilheeft gestaan.De i<strong>nl</strong>eiding is het theoretischedeel van het boek. De kernvraagluidt wat is landschap en hoewordt er in dit boek over landschapgedacht? We leren dat weover Renes kiest onomwondenom de Angelsaksische traditie tevolgen, dat wil zeggen: ga uitvan het concrete landschap datje buiten aantreft, ga er heen enkijk. Voordat het zover is, wordtnog even stilgestaan bij drievisies op het landschap: natuurlijk,economisch en sociaal. Deheden ten dage veel gebruiktebenadering van ‘de biografie vanhet landschap’ komt ook aanbod, waarmee er dus ook voorde huidige stand van het onderzoekaandacht is. Voor ervare<strong>nl</strong>andschapsonderzoekers is hetboek tot en met dit stuk ookleerzaam, wat volgt is dat nietdirect meer, maar dat ligt nietaan het boek.De rest van het boek valt uiteenin twee delen. Ten eerste eeninhoudelijk deel, dat de geschiedenisen de ontwikkeling van hetNederlandse landschapbeschrijft. Ten tweede een praktischdeel dat de wijzen vanonderzoek behandeld. In beidedelen zijn kaderteksten opgenomen,die de belangrijkste literatuuropsomt over het zojuistbehandelde onderwerp.Dergelijke kaders zijn meestalheel handig, maar in dit gevalvind ik het achter elkaar opsommenvan de titels in plaats vanbijvoorbeeld een tabel onoverzichtelijk.Het staat er allemaal,maar je moet zoeken. Misschieniets voor een tweede druk alsdie er ooit komt?Het is duidelijk dat de auteurweet waar hij over schrijft. Degrote lijnen van hoe het Neder -landse landschap is ontstaa<strong>nl</strong>egt hij goed uit. Ook als je alslezer weinig bent ingevoerd, hebje na lezing inzicht in wat er delaatste 1000 jaar gebeurd is.Ook het kustgenesemodel zoalsBorger dat ontwikkelde wordtgoed uitgelegd. Te vaak wordt indergelijke publicaties de transgressie-/regressietheorieaangehaald,die intussen op flinkwat punten is bijgesteld. Naastde traditionele landschapsindelingis er ook ruimte voor nietagrarischelandschappen als hetmilitaire landschap en hetrecreatielandschap. De keuzeom bovenop de bekende indelinghet Nederlandse landschap in tedelen in ‘landschappen van dekustgebieden’, ‘landschappenvan gemengd bedrijf’ en ‘landschappenvan de hogere gronden’vind ik nogal gekunsteldoverkomen. Waarschij<strong>nl</strong>ijk eenredactionele keus, die wel vakervoorkomt in dit soort boekenvoor een groter publiek. De aandachtvoor de niet-agrarischelandschappen vind ik daarentegeneen pluspunt, want dergelijkefunctionele benaderingen va<strong>nl</strong>andschap sluiten wel goed aanbij de huidige manier van denken.De methoden en technieken dieeen landschapsonderzoeker tedienste staan komen in hettweede deel uitgebreid aan bod.De auteur benadrukt dat hetlandschap niet het domein is vanéén wetenschap (historischegeografie), maar van veel meer,waaronder de archeologie. Hijbehandelt ze allemaal, metnatuurlijk de belangrijksteopmerking: het landschap zelf isook een bron. Je ogen de kostgeven kan zoveel opleveren. Eenwarm pleidooi dus om het veldin te gaan en het landschap nietals studeerkamergeleerde tebenaderen. Die studeerkamer isnatuurlijk wel nodig, redenwaarom bonnen als toponymie,cartografie, luchtfoto’s, kadasteren natuurlijk archieven stuk voorstuk behandeld worden. Perbron leren we voor welke typeinformatie je die gebruikt en hoeje aan die informatie komt. Ookvalkuilen die in bronnen bestaankrijgen aandacht. Conclusie isaltijd om nuchter en kritischnaar elke bron te kijken en dewaarheid te zoeken door meerderebronnen met elkaar tecombineren of in ieder geval tevergelijken. Oude kaarten bijvoorbeeldlijken altijd een objectieveweergave van de werkelijkheidvan toentertijd, maar deonderzoeker moet zich wel altijdafvragen met welk doel debetreffende kaart is getekend.Bij grensconflicten werden kaartenveelvuldig getekend in hetvoordeel van degene die dekaart liet maken.Het boek sluit af met een lijstvan 188 kleine landschapselementen.Indien onderzoekersalleen grote lijnen van de landschapsontwikkelinginNederland kennen, gaan zevoorbij aan de enorme variatie inregionale en lokale ontwikkelingendie er geweest zijn. Ookmissen ze dan de kleine elementendie zo kenmerkend zijnvoor bepaalde landschappen, de‘stoffering’ als het ware van hetlandschap. De lijst die opgenomenis integraal afkomstig van‘Leestekens van het landschap’,een uitgave van Landschaps -beheer Nederland uit 2004,waaraan Renes ook een flinkebijdrage leverde.Conclusie: een waardevol boekdat geïnteresseerden in hetlandschapsonderzoek een goedeaanzet geeft hoe onderzoek tedoen en welke bronnen hem ofhaar ten dienste staan. De uitgebreideliteratuurverwijzingenper onderwerp maken het voorgevorderden op dit gebied ookde moeite waard.


44V OOR U GELEZEN VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 2010Vliegvelden inoorlogstijd;Nederlandsevliegvelden tijdensbezetting enbevrijding 1940-45AuteurP. Grimm, E. van Looen R. Winter (red.)RecensentFrits NiemeijerUitgaveUitgeverij BoomDetailsGebonden, 512 pagina’s,kaarten en foto’s (z/w enkleur), noten, registersISBN 978-90-8506-823-5Prijs€ 49,90Een aantal vooroorlogse Neder -landse vliegvelden werd nogvóór de capitulatie van onzestrijdkrachten in gebruikgenomen door de Duitse luchtmacht.Opzettelijke vernielingendoor de verdedigers en bom bar -dementen door de aanvallendepartij hadden kennelijk nietzoveel schade aangericht datde terreinen voor langere tijdonbruikbaar waren. Het toennog primitieve vliegstripje teDeelen en Vliegveld Eeldebehoorden tot de terreinen waaral op 12 mei Duitse vliegtuige<strong>nl</strong>andden en van waaruit operatieskonden worden uitgevoerd. Hetis jammer dat de auteurs metweinig meer dan één alineaingaan op de vraag of de Duitsespionage op de hoogte was vande toestand van de Nederlandsevliegvelden. Ze eindigen dealinea met: “[…] dat er al kanten klare plannen lagen voor deaa<strong>nl</strong>eg van een basis als Deelen,doet sterk vermoeden dat alvoor de oorlog het nodige ‘vooronderzoek’was verricht.” Endit zijn toch vragen waarop je ineen werk als dit uitsluitsel oververwacht.Archiefonderzoek zou nog geenmateriaal hebben opgeleverd dateen ondersteuning van het vermoedengeeft, al wordt dit voorDeelen wel verondersteld. Deaa<strong>nl</strong>eg van dit kolossale vliegveld(ca. 4000 ha), op basis vanoorspronkelijk een eenvoudigelandingsstrip, werd namelijk algrootscheeps aangepakt in mei1940. Al gauw ontstond er eenvliegveld met in een hoofdletterA-vorm gesitueerde start- e<strong>nl</strong>andingsbanen en een stelselvan rolbanen daaromheen.Bovendien omvatte het vliegveldzo’n 700 bouwwerken, waarvannu nog ongeveer een derde overis. De auteurs stellen dat er bijde bouw van de onderkomensen hangars op de vliegveldenuitdrukkelijk gebruik werdgemaakt van de zogenoemdeHeimatschutzstil – een sterktraditionele bouwtrant diekenmerkend zou zijn voor hetgenazificeerde Duitsland, maartal loze voorbeelden in de Heimatzelf tonen aan dat dit vooral eennaoorlogs verzinsel is en dat deNazi’s zich bepaald niet blindstaarden op deze kneuterigheid.Het duidelijkste en overtuigendstebewijs van het tegendeel ishet megalomane en toen ultramodernevliegveld Tempelhof inBerlijn, dat een paradepaardjevan de Nazi’s was. De vele alsinheemse boerderijen en plattelandswoningenuitgedoste militairebouwsels kregen, zoals deauteurs zelf meer dan eensbetogen, hun vorm en uiterlijkvooral om de vliegvelden zo veelmogelijk te camoufleren. Medehierom werd er ook akkerbouwop de vliegterreinen uitgeoefend,werd er met houten koeienheen en weer gesold en werdenstartbanen groen geschilderd.Er is intussen heel wat (Duitse)literatuur verschenen waarin deHeimatschutzstil als ‘huisstijl’van de Nazi’s ter discussie isgesteld, maar goed beschouwdkomen we over dit facet van devliegvelden niet veel nieuws teweten. Beoordelen doen weechter niet op grond van wat erniet (voldoende) aan bod komt,maar op basis van wat er wélin het boek staat.De prachtig uitgegeven bundel,die rijk is geïllustreerd metfraaie historische foto’s, bestaatuit vier delen die respectievelijkgaan over de Luftwaffe in Neder -land, over de Duitse vliegvelden,over de geallieerde luchtmachtin Nederland en over de geallieerdevliegvelden. De Luftwaffemaakte uiteraard gebruik vande bestaande vliegvelden, maarbreidde het aantal van ruim 25terreinen (1938) nog uit: zowelin omvang als in aantal. Helaaskomen we wat dit laatste betreftniet precies aan de weet omhoeveel en om welke terreinenhet gaat. Want het overzicht metde historie per vliegveld stemtniet overeen met de lijst metbouwplannen die eerder in hetboek wordt gegeven en evenminmet de desbetreffende kaart opblz. 67. Hetzelfde geldt voor detalrijke schijnvliegvelden, die termis leiding moesten dienen bijeventuele geallieerde luchtaanvallen:ze blijven onderbelicht enzijn ook niet voldoende betrouwbaarop de kaart aangegeven.En dat is wel een manco. Hetis uiteraard vrijwel onmogelijkfoutloos werk te leveren en juistwanneer er, zoals hier, flinkeaantallen auteurs aan eenbundel te pas komen, wrekenafstemmingsproblemen zich weleens. Niet gelijke opvattingenvan auteurs verrijken de discussiealleen maar, dus dat is prima.Maar dat is wat anders dan aantoonbarefouten maken. Ookvoor wat betreft de actualiteitkan dit tot problemen leiden.Dit blijkt opnieuw in de bijdrageover Vliegveld Deelen, waarinwordt gesproken over ‘serieuzeinitiatieven’ om een deel vandeze oorlogserfenis te bewaren,terwijl de bescherming al in2007 is geëffectueerd. Een anderpunt betreffende Deelen is deweergave op de kaart. Het vliegveldwas veel groter dan is aangegevenen sterker: belangrijkeonderdelen die in de tekst welworden genoemd, liggen nietbinnen de contouren (o.m. debunker Diogenes en GrootHeidekamp). En zo zijn er meerfouten en foutjes te vinden diemet betere coördinatie en veri -ficatie eenvoudig te voorkomenwaren geweest: Een timmer -fabriek aan de DuivendrechtseKade in Haarlem? (p. 70); nou,die bestaat echt niet. En devergelijking van de tot eind 1942door de Duitsers aan vliegveldenbestede kosten van 555 miljoengulden toen, met 450 miljardEuro nu (pp. 136-137; nota benemet bronvermelding), is echtonzinnig. Kleinigheidjes?Natuurlijk; maar welke nietgemakkelijk te controlerenkleinigheidjes zitten er nog meerin de tekst verstopt? Welke datakloppen er niet? Welke oppervlakten?Welke typenummers?Welke plaatsen? Misschien washet beter geweest specialistenop gebied van ruimte en economieeven een blik op de tekst telaten werpen en de sociaaleconomischeen geografischecomponenten niet aan ‘hearsay kenners’ over te laten.De met bronnen en literatuurondersteunde verhalen over destationering van typen vlieg -tuigen op de terreinen en overde luchtoorlog maken eendegelijker indruk en misschienzijn de liefhebbers en kennersvan dit soort feiten en informatieook wel de voornaamste doelgroepvan deze uitgave. Deorganisatie van de luchtver -dediging – met als centrale


VOOR U GELEZEN45VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 2010vliegvelden Schiphol en Gilze-Rijen – en de aanvallen opEngeland en de geallieerdebommenwerpers wordt breeduitgemeten. Vaak zelfs inclusiefhevige belangenconflicten oppersoo<strong>nl</strong>ijk en organisationeelniveau. Ook de vele grote enkleine collaborerende bedrijvenen personen bij de aa<strong>nl</strong>eg van devliegvelden komen volop in beeld,met namen en foto’s, en verderkrijgen de tienduizendenNederlandse vrijwilligers (zestonden overal te dringen) en(Joodse) dwangarbeiders eenplaats. Andere interessante envaak weinig bekende informatiebevindt zich in de verhalendebijdragen over de afzonderlijkevliegvelden. Zo zijn er in heteerste oorlogsjaar verschillendegroepen Italiaanse vliegtuigen envliegers gestationeerd geweestop het nu niet meer bestaandeVliegveld Souburg, bij Vlissingen.Meerdere typen Fiat-vliegtuigenopereerden op Engelse doelenof droegen bij aan de kust ver -dediging, waarbij de auteuropmerkt dat vooral het eersteweinig succesvol was door de‘hopeloos verouderde’ toestellen.Opmerkelijk is dat de auteurwel opmerkt dat het vliegveldniet meer bestaat, maar nietvermeldt dat er plannenbestonden het bij de herinrichtingvan Walcheren een aantalkilometers oostelijker eennieuwe plaats te geven. Ook deniet meer bestaande vliegstripKeent, bij Grave aan de Maas,kent een vreemde geschiedenis.Dit drassige, buitendijkse gebiedis in 1928 door de Nederlanderstevergeefs als vliegveld bestemden vervolgens poogden de Duit -sers het in 1944 nogmaals – ookzonder succes. Uiteindelijk warenhet de geallieerden die er op stukliepen. Net hadden ze de zakenop orde ten behoeve van OperatieMarket Garden, of het Duitsetegenoffensief gooide roet in heteten en toen het gebied ook nogeens te drassig bleek door regenen een stijgend grondwaterpeil,is de strip snel verlaten. Jammerdat de kaart die in het boek wordtgebruikt de oude toestand vanKeent weergeeft: het lijkt alsofhet strategisch op een eiland ligtdoor het afsnijden van eenmeander, maar in feite lag de in1938 gedempte (!) bocht in deoorlog al vrijwel droog. De onderhet Duitse bewind uitgegevenTruppenkarte laat dan ook eenheel ander beeld zien! Weer zo’nkleinigheidje, dat – in dit geval –zelfs gemakkelijk tot onterechteconclusies zou kunnen leiden.Resumerend: voor mensen uit dehoek van cultuurhistorie enmonumentenzorg of uit de ruimtelijkewetenschappen is er in dezeuitgave minder te halen dan jeop basis van de titel zou denken.Natuurlijk dient het werk doorhen geraadpleegd te wordenwanneer er iets met of rondéén van de terreinen speelt,maar over de bebouwing ende huisvesting, de structuur vangecamoufleerde kampementenen over typerende artefactenals munitiedepots en hangarskomen ze weinig verder. Voorhen volstaat een exemplaar inde bibliotheek en het kritischraadplegen daarvan.Maar voor de vele liefhebbersvan een gebundelde uitgaveover details en samenhangvan de totale luchtoorlog bovenNederland in de jaren 1940-1945 is het een aanrader. Degradation ofarchaeologicalremainsAuteurD. J. Huisman (ed.)RecensentHans de Beer, GeologicalSurvey of NorwayUitgaveSdu Uitgevers bvCultural Heritage AgencyDetailsSoftcover, 245 pagina’s,geïllustreerdISBN 978-90-1213-095-0NUR 680Prijs per set€ 49,75Toen ik kennis kreeg van hetboek Degradation of arch aeo -logical remains, dacht ik ‘ein -delijk een boek waar ik eenoverzicht kan krijgen over hoeverschillende archeologischmateriaalsoorten zich gedragenin de ondergrond en welkefactoren het behoud ervan beïnvloeden’.Een overzicht waar nietuit sluitend professionele archeo -logen behoefte aan hebben, 15jaar na de ondertekening van hetVerdrag van Malta, maar ookbeheerders van cultureel erfgoeden andere belanghebbendenin het beheer van de openbareruimte. Als hydrogeoloog werkik zelf nauw samen met archeologenen landschapsbeheerdersbij het opstellen van monitoringenwaterbeheersplannen voorarcheologische sites. Uit veleonderzoeken is gebleken dat dehydro(geo)logische omstandig -heden in en rond archeologischesites bij de belangrijkste factorenhoren voor het bewaren vanondergronds archeologischmateriaal in situ. De graad vanbeïnvloeding en daarmee degewenste monitoringsinspanningis echter verschillend per materiaalsoort.Een overzicht over dedegradatie gevoeligheid vanverschillende archeologischematerialen is daarmee eennoodzakelijk uitgangspunt voorhet uitvoeren van site evaluatiesen het opstellen van goede insitu beheersplannen. Een dergelijkoverzicht gebaseerd op internationalearcheologische kennisen ervaring komt de communicatieen samenwerking metlandschapsbeheerders enandere vakdisciplines, zoalswaterbeheer, ten goede endaarmee het beheer van archeo -logische sites in situ. Levert ditboek het beloofde overzicht?Degradation of archaeologicalremains is gebaseerd opeen serie publicaties in hetPraktijkboek InstandhoudingMonumenten/PraktijkreeksCultureel Erfgoed. Het doel vanhet boek is aldus de auteur hetleveren van een compleet over -zicht over de laatste kennis vandegradatiemechanismen, monitorenen strategieën voor het insitu bewaren van archeologischerfgoed in de ondergrond.Het boek is hiertoe opgedeeldin 9 hoofdstukken, waarbij elkhoofdstuk een materiaalsoort(of materiaalgroep) behandelddie regelmatig voorkomt in hetarcheologisch archief. Materialendie niet gevoelig zijn voor afbraakop menselijke tijdsschaal, zoalsaardewerk, beton, vuursteen enandere steensoorten zijn nietmeegenomen. Tevens zijnplantenresten niet in het boekopgenomen omdat er weinigbekend is over de betrokkendegradatieprocessen. Elk hoofdstukis op een overzichtelijkewijze ingedeeld in zeven thema -tische delen; (1) de materiaal -karakteristieken, (2) materiaalvoorkomstin het bodemarchief,(3) de archeologische informatiedie ervan afgeleid kan worden,(4) de in situ degradatie enveranderingsprocessen in deondergrond met de verschillendeinvloedsfactoren op afbraak,verandering en degradatie, (5)het effect van de beschreven in


46V OOR U GELEZEN VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 2010situ degradatie en veranderingsprocessenop het verlies vanarcheologische informatie, (6)de gevolgen voor in situ behouden monitoring en (7) de ‘bestpractice’ hantering vande materiaalsoort ex situ. Hetboek sluit af met een overzichtover de huidige benaderingenen methoden voor het evaluerenen monitoren van archeologischesites in situ, met nadruk op hetverband tussen de verschillendemeetvariabelen onderling enafbraakprocessen.In hoofdstuk 2 tot en met 10worden achtereenvolgens hout,bot, leer, textiel, ijzer, koper enkoperverbindingen, overigemetalen (lood, tin, zilver engoud), glas en bodemelementenbehandeld op de genoemdeoverzichtelijke wijze. Ondanksde complexiteit van de materieworden de verschillende aspectenop een prettig leesbare en edu -catieve manier beschreven,voorzien van relevante en hel -dere illustraties en foto’s. Ditmaakt het boek toegankelijk e<strong>nl</strong>eerzaam voor archeologen dieberoepsmatig te maken hebbenmet degradatie van archeolo -gische materialen, maar hierslechts op hoofdlijnen kennisvan hebben.Het is niet zo dat er, zoals de titelvan het boek doet vermoeden,uitsluitend nadruk wordt gelegdop degradatieprocessen. Elkmateriaaltype omvat een uit -gebreide beschrijving van demateriaalsoort en welke archeologischeinformatie men kandestilleren uit goed bewaardeartefacten. Dit zorgt ervoor datpersonen zonder archeologischeachtergrond, zoals ondergetekende,werkelijk geboeid rakendoor het vak archeologie. Hetdraagt bij tot het vergroten vankennis over en bewustzijn van deintrinsieke waarde van archeologischmateriaal in situ bij andereprofessionals dan archeologen.Daarmee wordt een brederdraagvlak gecreëerd voor eentijdige en betere integratie vanarcheologie en in situ behoudin ruimtelijke plannen enplan processen. In situ behoudis bijvoorbeeld gebaat bij eenwaterbeheer dat bijdraagt totde instandhouding van archeolo -gische sites, in het algemeendoor het creëren van een stabielegrondwaterstand. Daarom kanmen archeologie ook als eenargument gebruiken voor eenbetere integratie van water -beheer in ruimtelijk plannen.Hoewel het Verdrag van Maltaheeft bijgedragen aan het feit datarcheologisch onderzoek nuwordt uitgevoerd bij alle nieuwegebiedsontwikkelingen (in elkgeval in Nederland), is er vooralsnoggeringe aandacht voorspecifieke maatregelen om hetin situ behoud van archeologischerfgoed in de ondergrond tebevorderen. Dit wordt in hetbijzonder veroorzaakt doordatniemand verantwoordelijkgesteld kan worden voor degradatieen afbraak als gevolg vanfysische veranderingen in hetbodemarchief. Het vergroten vankennis en bewustzijn van deintrinsieke waarde van archeo -logisch materiaal en factorendie het behoud ervan beïnvloedenbij een breed publiek is eenbelangrijke stap voorwaarts naareen succesvol in situ behoud.Het laatste hoofdstuk in het boekis een beschouwing over detoepassing van de opgedanekennis uit de voorgaande hoofdstukkenop het ontwerp van eengebalanceerd beschermingsplan.Het afsluitende hoofdstuk isaldus de auteur niet bedoeld alsgids voor de toepassing vanbepaalde methoden, maar heefttot doel een overzicht te gevenvan de huidige ‘best praxis’. Hetstart met een procesmatigebeschouwing ten aanzien van debeoordeling, selectie en hetmonitoren van archeologischesites voor behoud in situ of exsitu. Vervolgens wordt een eva -luatie uitgevoerd van bemon -stering- en meetmethodes omde eerder beschreven ‘kritischeparameters’ voor het bewarenvan de verschillende materiaalsoortente kunnen bepalen. Hierwordt kort aandacht besteed aande analyse van archeologischeartefacten ex situ met als doelom directe informatie te krijgenover aanwezige materiaalsoorten,welke omzetting- en degradatieprocessenactief zijn en watde huidige staat van de afbraakis. In verband met de verbondennadelen (destructief, moment -opname, niet representatiefwegens heterogene sites), wordtvrij snel overgegaan naar eenuitgebreide beschrijving van hetmonitoren van het bodemarchief.Degradatie vindt plaats doorchemische of fysische veran de -ringen in het bodemarchief ener wordt een reeks methodesbeschreven om het degradatievermogente kunnen beoordelen.Het meten van de pH en buffercapaciteit,verzilting en verzoeting,grondwaterstand, bodemvocht,zuurstof en niet in hetminst de temporele variatiekomen aan de orde op de bekendeprettig leesbare wijze. Ookmethoden als micromorfologieen nieuwe benaderingen zoalshet introduceren van versmateriaal om soort en snelheidvan degradatieprocessen tekunnen identificeren wordenbeschreven. Er wordt regelmatigverwezen naar praktijkvoor -beelden en relevante literatuur.De auteurs onderkennen dat debeschreven technieken veelalspecialistisch van aard zijn endaardoor een vaktechnischeachtergrond vereisen in bijvoorbeeldbodemkunde, hydrogeo -logie of geochemie. Er wordt danook aanbevolen dat genoemde‘externe’ deskundigen wordenbetrokken bij het uitvoeren eninterpreteren van specifiekemetingen.Ondergetekende onderschrijftdeze aanbeveling van harte;wellicht kan de aanbevelingworden uitgebreid met de aan -beveling om andere vakdisci -plines zo vroeg mogelijk in hetplanningsproces naar eenbeschermingsplan te betrekkenom zo tot een optimaal moni -toring- en beschermingsplan tekomen. Al met al een compleetoverzicht van degradatieprocessenen kennis en techniekenvoor monitoren, dat op een ookvoor buitenstaanders begrij pe -lijke en educatieve manier isbeschreven. Een vorm vansamenvattende overzichtstabeltot slot was wellicht de slagroomop het toetje geweest, maar hetboek smaakte absoluut naarmeer archeologie en vooral insitu behoud.


47V OOR U GELEZEN VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 2010NationaleLandschappen enParken - Nederlandop z’n mooistAuteurHarry Bunk, Merijn vanGrieken, Corine Koolstra,Merel van der Lande enCarolien VaderRecensentHenk BaasUitgaveANWB, Den HaagDetailsHardcover, geïllustreerd304 pagina’s, met losse kaartISBN 978-90-18-02943-2Prijs€ 14,95Sinds 1989 kennen we inNederland Nationale Parken, ensinds 2006 ook NationaleLandschappen. Nationale Parkenvormen samen een represen ta -tieve doorsnede van de natuur inNederland, terwijl NationaleLandschappen vaak meer om huncultuurhistorische waarden zijngeselecteerd. Ze vertellengezame<strong>nl</strong>ijk het ontstaan van hetNederlandse landschap. Eenander belangrijk onderscheid isdat Nationale Parken vaak inhanden zijn van één of meerdereterreinbeheerders, zoalsStaatsbosbeheer of Natuur -monumenten, terwijl NationaleLandschappen grotendeels inparticuliere handen zijn. DeANWB heeft, met steun van deministeries van LNV, VROM enVenW een prachtig publieksboekgemaakt, vooral bedoeld om deze20 Nationale Parken en 20Nationale Landschappen vanuitde luie stoel ‘te beleven’. In diezin bouwt het voort op de eerderebij de ANWB verschenen boekenover de archeologie (uitgavemet de ROB), het gebouwd erfgoed(uitgave met de RDMZ),het landschap (uitgave met Land -schapsbeheer Nederland) ende geologie (uitgave met TNO).Zoals gezegd zijn NationaleLandschappen in hun aard totaalverschillend van de NationaleParken. Met betrekking totinstandhouding en beheer moetenafspraken worden gemaakt metprovincies, gemeenten, waterschappenen particuliereeigenaren. Het is met anderewoorden een complexe beleids -categorie. De Nationale Land -schappen hebben met deNationale Parken gemeen datze het gevolg van duizendenjaren menselijke en natuurlijkegeschie denis. Ook de geschiedenisis complex, deze is geen optelsomvan wat je ziet en waarneemt. Hetgaat ook om geologie, om archeologieof om oude landschappelijkestructuren. Hoe kun je de complex -iteit van het Nederlandse landschapvertellen in een boek alsdit? Je mag verwachten dat deinitiatiefnemers hierover vangedachten hebben gewisseld.Je mag het boek daarom ookrelateren aan deze vraag.Het boek is met prachtige foto’sgeïllustreerd, en een losse kaartvan Nederland toont de liggingvan de 40 gebieden, aangevuldmet de negen Nationale snelwegpanorama’s.Rijkswaterstaat enhet Ministerie van VROM willendeze panorama’s, waar je nogfraaie uitzichten hebt over hetopen landschap, gaan beschermen.“Daarmee wordt voorkomendat ze worden volgebouwd metgeluidswallen, bedrijfsterreinen ofwindmolens”, aldus de auteurs.Wat bij het lezen van het voorwoorddirect opvalt is dat voor -malig minister Plasterk nietheeft ondertekend, terwijl decultuurhistorische kwaliteiten zobepalend zijn voor – in ieder geval– de Nationale Landschappen.Bovendien was Plasterk – via zijnRijksdienst voor het CultureelErfgoed – ook minister van hethistorisch cultuurlandschap.De reden van het feit dat OCW nietis betrokken is me niet bekend,maar de afwezigheid van Plasterklijkt symbool te staan voor deafwezigheid van enige diepgangin dit boek. Het is allemaal ergvoorspelbaar, simplistisch, voorde hand liggend en knuffelbaar.Nergens heb ik de auteurs kunnenbetrappen op enige informatie dieverder gaat dan de verhalen dieons via bladen als Landleven,Grasduinen of de gemiddeldeANWB-fietsroute worden voor -geschoteld. Wat mij betreft duseen enorme tegenvaller. Waaromnou niet eens een echt goed envernieuwend overzichtswerk overonze meest bijzondere land -schappen? Waarom weer alleclichés uit de kast gehaald?Hierbij overigens de kanttekeningdat de teksten soms nog wel‘mee vallen’, in die zin dat er ookaandacht bestaat voor de geschiedenisvan landschappen, voorbijzondere fenomenen zoalspingoruïnes. Maar het beeld -materiaal ondersteund dit niet ofnauwelijks. Nergens eens eengoed kaartje dat fenomenentoelicht, nergens een dwarsdoorsnedeof een schema dat eenontwikkeling verduidelijkt. Hetlijkt wel of het vooral geen wetenschappelijkboek mocht worden.Het zijn nu dus vooral sfeerfoto’svan ganzen, Konikpaarden, mooievergezichten, oude gebouwen,libelle’s, heidevelden, baltsendekorhoenders, paddenstoelen envestingwerken. Nergens wordtons het landschap getoond zoalszich dat daadwerkelijk aan onstoont: een landschap onder grote(stedelijke) druk, landschappelijkgemarginaliseerd en vervlakt.Wat uiteraard ook kan, is dat ikniet tot de doelgroep behoor,maar dat deze bestaat uit het‘brede, geïnteresseerde publiek’.Als dit inderdaad zo is, danvrees ik dat dit boek preciesbiedt wat men wil hebben: eenfraai geïllustreerd, prettig leesbaar,goedkoop (!) en informerendpublieksboek. Niets minder,maar zeker ook niet meer.


48V OOR U GELEZEN VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 2010P.J.H. Cuypersen het gotischrationalisme -Architectonischdenken, ontwerpenen uitgevoerdegebouwen1845-1878AuteurAart OxenaarRecensentFrits NiemeijerUitgaveNAi UitgeversDetailsGebonden, 668 pagina’s,geïllustreerd in zwart-witen kleur, noten, literatuuren namenregisterISBN 978-90-5662-624-2Prijs€ 44,50Wie ‘neogotiek in Nederland’ zegt,denkt bijna onwillekeurig ook aanPierre Cuypers, die toch wel onzeeigen aartsvader van deze stijlgenoemd mag worden. Niet alleenwas hij de ontwerper van veletientallen kerken in binnen enbuite<strong>nl</strong>and (m.n. België, Duitsland,Zwitserland en Noorwegen), maarook als adviseur/restaurateurstond hij (inter)nationaal zijnmannetje. Zo was hij vanaf 1872onder meer betrokken bij derestauratie van de Dom van Mainzen van de Mariakapel van deDom van Worms en was hij ookadviseur bij de restauratievan de in de EersteWereldoorlog zwaarbeschadigde Lakenhalin Ieper. Dat zijn restau -raties soms – misschienwel vaak – controver sieelwaren, is geen nieuwsmeer, maar één ding iszeker: prutswerk was hetnooit. Wel heeft hijmisschien te vaak meerdan restaureren gedaanen een extra tijdlaagtoegevoegd: ‘de faseCuypers’.Met de blik van nu is diefase weer te billijken, maar totvóór pakweg 20 jaar moest zoveel mogelijk Cuypers wordenverwijderd. Neogotiek was eige<strong>nl</strong>ijknog een verfoeilijke dwaling,die bovendien door vele prote -stanten werd vereenzelvigd metde katholieke emancipatie vande tweede helft van 19e eeuw.Cuypers was dan ook in de eersteplaats aartsvader van de neo -gotiek voor rooms-katholiekNederland en pas recent is hijbreder ‘door gebroken’. Hij ontwierpdan ook maar heel weinigniet katholieke gebedshuizen,waaronder een N.H. kerk en eensynagoge. En verder was hijnatuurlijk de man achter KasteelDe Haar en de beide groteAmsterdamse bouwwerken vannationaal belang: het Rijks -museum en het Centraal Station.Over P.J.H. Cuypers (Roermond,1827-1921) is zo langzamerhandtoch wel alles gezegd en geschreven,zou je denken. Nou, nee dus.Want wat schotelt Oxenaar delezer voor? In elk geval datgenewat enige andere biografen enbeschrijvers van zijn werk grotendeelshebben genegeerd: deinvloed die de Engelse bouwkunstop Cuypers’ oeuvre heeft gehad.Uitdrukkelijk gesteld: enige. Wantzeker Van Hellenberg Hubar gaatvrij uitgebreid in op die Engelseconnectie. Terwijl elders wel valtte lezen dat Cuypers het Engelsnauwelijks beheerste en mededaardoor amper voeling had metde gotiek aan de andere zijde vande Noordzee, weet Oxenaar aante tonen dat bepaalde facettenvan zijn werk nadrukkelijk zijn tebaseren op Engelse invloed.Niet voor niets vermeldt hij datCuypers’ tweede vrouw hem laterEngels leerde. Dat Cuypers (ook)gebruik gemaakt heeft van Fransevertalingen van het werk vanA.W.N. Pugin (1812-1852) staathier los van. De architect bezochtEngeland onder meer in 1862,1876 en 1897 en er zijn hem dáár- en in Amerika - ook ereblijkenten deel gevallen, wat aantoontdat er geen eenrichtingsverkeerwas. Tot de in het werk van PierreCuypers op Engelse invloedduidende stijlvormen behoren devaak opvallend hoge spitsen, detoepassing van eerlijke (nietgeschilderde) polychrome gevelenwanddecoratie (waarmee hijtevens schatplichtig was aanLombardije) en ook enkele‘hammerbeamconstructies’. Eenander punt is dat Oxenaar destedenbouwkundige oplossingenvoor Cuypers’ kerkenbouw behandelt.Hij lijkt erin berust te hebbendat kerken in het laatste kwartvan de 19e eeuw niet vanzelf -sprekend meer een centralepositie konden innemen in desnel uitdijende stedelijk weefsels- tenzij gebouwd in de periferie.Alleen nieuwe dorpskerkenkonden nog een prominenteplaats krijgen. Cuypers ervoerhet als een opgave zijn kerkenzodanig in ingewik kelde ruimte -lijke context te plaatsen dat zetoch als stedenbouwkundigelement uit de verf kwamen enmet name door het spelen metplattegronden, het verlaten van degebruikelijke oriëntatie (het op hetoosten gericht zijn van de kerkasin samenhang met het hoogaltaar)en ook wel door visueel bedrog.Dit laatste maakte deel uit vande ook door andere neogotischearchitecten gehanteerde middelenom effecten te bereiken die striktetoepassing van de middeleeuwsebeginselen van de gotiek onmogelijkzouden hebben gemaakt. EenViollet-le-Duc en genoemde Puginpasten trucs toe om het middeleeuwse‘ideaal’ aan te passen aande morele functie in de 19e eeuw.Oxenaar schrijft: “De verscheidenheidaan historische voorbeelden[…] zagen zij niet langer als eenrijkdom, maar als een zware last,een hindernis op weg naar eeneigen bouwkunst.” Dat veel neogotischearchitecten geen stijl -pluralisme en geen verwarringmet het heersende (neo)classi -cisme wensten, was ook voorCuypers vanzelfsprekend, maardit betekent niet dat hij – eenmaalin een groef beland – geen anderewegen meer bewandelde of zichniet ontwikkelde. Integendeel.Cuypers was rationeel genoeg(in de betekenis van ‘logisch’)om het nodige toe te voegen aanhet architecturale vocabulaire.Oxenaar laat zien dat hij voort -durend in beweging was, overalzijn licht opstak en verwerkte wathij kon gebruiken. Vanuit datperspectief zijn enige van de groteopdrachten die hij uitvoerde teverklaren: hij was met graagtegeneigd stedenbouw kundigeproblemen met architectonischeen ook perspectivische middelenaan te pakken. Hier staat tegenoverdat er ook veel in dit boekvoorkomt dat in enige vorm eerderbekend was. Zo klinken in het bijzonderuitge breide passages overde totstandkoming van hetRijksmuseum en de eraan voorafgaandeprijs vragen bekend in deoren. Hier hadden andere voorbeeldenom het betoog te ondersteuneneen belangrijker bijdrageaan de Cuyperskennis kunnenbrengen. Hier wreekt zich het feitdat de studie / dissertatie al in dejaren ’80 is begonnen en meer -malen aangekondigd is. Keer opkeer werden de verwachtingenhoger en verwachtte de recensentintussen ‘de definitieve Cuypers’.Maar die hebben we niet. Het isniet de eerste, wel een goede,ook een dikke, maar vast niet delaatste dissertatie over PierreCuypers. Al met al is P.J.H.Cuypers en het gotisch rationa -lisme van Oxenaar een welkome,maar niet onmis bare toevoegingaan zijn in de laatste 15 jaar tochal flink gegroeide bibliografie.


49V OOR U GELEZEN VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 2010Erfgoed enruimtelijke planningSterft, gij oude vormenen gedachten!AuteurAndré van der Zande enRoel During (redactie)RecensentHenk BaasUitgaveSDU Uitgevers, Den HaagReeks PlanologieDetailsISBN 978-90-1213-199-5Prijs€ 45,75In 1999 verscheen de NotaBelvedere, de door vijf ministeriesondertekende nota over derelatie tussen cultuurhistorie enruimtelijke ordening. Het was detijd van de Paarse kabinetten,met nog een sterke rol van deRijksoverheid. Anno 2010 is hetspeelveld behoorlijk van kleurverschoten. Het Rijk heeft minderde regie in de ruimtelijke ordening,en de cultuurhistorischesector is behoorlijk geëman -cipeerd. Was in 1999 nog sprakevan cultuurhistorie, waarbij hetvooral ging om de fysieke waardenvan archeologie, bouwhistorie enhistorisch geografie, we sprekentegenwoordig over erfgoed, eenterm met een bredere betekenis,die ook door veel meer wetenschapsveldenwordt bestudeerd.Ondanks de enorme hoeveelheidaan projecten die op de werkvloerinvulling dienden te gevenaan het begrip ‘behoud doorontwikkeling’ is het lange tijd stilgebleven ten aanzien van detheorievorming of de reflectieop het Belvederebeleid. Met deinstelling van de drie Belvedereleerstoelenen het bijbehorendeonderwijsnetwerk in 2005 is eenbegin gemaakt met de acade -mische borging van het gedachtegoed.Opvallend daarbij is weldat dit onderwijsnetwerk zichvooral richt op de toepassing vancultuurhistorische kennis, al -mede op de perceptie ervan, ennauwelijks voorziet in empirischekennis over cultuurhistorie oferfgoed. Maar dat terzijde.Van één van de drie Belvederehooglerareren(André van derZande, samen met Roel During)is nu een wetenschappelijkebundel verschenen, over de verhoudingtussen erfgoed en ruimtelijkeplanning. Het in de notaBelvedere geïntroduceerdebegrip 'behoud door ontwikkeling'is aangeslagen, en het lijkter inderdaad op dat plannersbewuster lijken om te gaan metzaken uit het verleden. Is in hetverleden nog wel eens naar hetmiddel 'kookboek' of 'leidraad'gegrepen, om aan "de buiten -wereld" uit te leggen hoe zezouden kunnen omgaan metcultuurhistorie, inmiddels klinkthet geluid dat erfgoed uniek is,en elke situatie om een andereoplossing vraagt. Desalnietteminis er wel een aantal lijnen tetrekken, op basis van vele voorbeeldprojectenen bijeenkomstendie onder de vlag van Belvederezijn verschenen en georganiseerd.Veel van dit soort inzichten, voorzover dus betrekking hebbendop de relatie tussen erfgoed enruimtelijke planning, zijn in ditboek bijeengebracht.Het boek (bijna 400 pagina's dik)oogt als een echt studieboek. Endie waarde heeft het ook zeker.Er is een thematische indelinggekozen, en er is gedeelde aandachtvoor zowel de theorie alsde praktijk. Het is in ieder gevalgeen boek dat planners voor hu<strong>nl</strong>ol door gaan lezen; daarvoorzijn de bijdragen te wetenschappelijk– of droog, zoals u wilt –ingestoken. Uw recensent heefter in ieder geval een flinke kluifaan gehad. Het blijkt wel eenuiterst leerzaam boek te zijn,dat (bijna) alle facetten metbetrekking tot erfgoed en planningde revue laat passeren. Intotaal hebben 24 auteurs meegewerktaan het boek. Al dezeauteurs hebben zo hun eigendefinitie en opvattingen overerfgoed. Zo wordt erfgoed in het‘Wageningse’ hoofdstuk over‘Natuurontwikkeling en erfgoed’beschouwd als de optelsom vancultuurhistorische en natuur -historische waarden, terwijlDuineveld en Kolen erfgoedvooral beschouwen vanuit deconstructivistische opvatting, duserfgoed als sociale constructie.Beide zijn waar overigens.Inhoudelijk is het boek opgedeeldin drie delen. Een deelover beleid, wetenschap, instrumentenen uitvoering, een deelover de verschillende werk -velden en erfgoed en een deelover erfgoedaanpak in mondiaalperspectief. Het eerste deelneemt meer dan de helft van hetboek in, en bevat bijdragen vanvooral Wageningse onder -zoekers. Het zijn vooral degelijkeoverzichten, vanuit de ruimtelijkeordening, vanuit de socialewetenschappen of vanuit delandschapsarchitectuur. Debijdrage van André van derZande zelf over ‘Erfgoed enruimtelijke ordening’ is interessantomdat het niet alleenbeschrijft en analyseert, maarvooral ook agendeert. Het hoofdstukis ook niet voor niets aanhet begin van de bundelgeplaatst: het zet alle anderebijdragen in een breder perspectief.Het derde deel plaatst onzeNederlandse omgang met erfgoedin een mondiaal perspectief.Dit werkt uiterst verfrissend,en laat maar weer eens zien daterfgoed een temporele enplaatsgebonden constructie is.André van der Zande en RoelDuring hebben zelf veelvuldig depen gehanteerd. En hun bijdragenbehoren wat mij betreft ook totde meest interessante. Vooraldoor het beschouwelijke karakterzijn ze interessant om te lezen,iets dat trouwens voor de meestebijdragen geldt: het zijn allemaalsyntheses van bepaalde cultuurhistorischethema’s, zoalsErfgoed en ruimtelijke ordening,erfgoed en natuurontwikkeling,erfgoed en de stedelijke transformatiesof erfgoed en het sociaal-wetenschappelijkeonderzoek.Deze benadering zorgt erwel voor dat er zo nu en danoverlap zit in de hoofdstukken,maar het zorgt er tevens voordat iedere bijdrage afzonderlijkgelezen kan worden.De redacteuren maken het derecensent makkelijk door zelf alconclusies te trekken over derelatie tussen erfgoed en ruimtelijkeplanning. In het slothoofdstukkomen ze tot tien observatiesover motieven en acceptatie,over kennis, over de formele eninformele relatie met planningen over de ontwerppraktijk, dusalleen daarom al in het goedvoor iedereen die zich beschouwdals ‘erfgoedspecialist’ om kenniste nemen van deze observaties.Ik kan hier uiteraard al dezeuiterst relevante observatiesopnoemen, maar verwijs uiteraardnaar de publicatie zelf.Zoals gezegd, uiterst relevantvoor iedereen die te maken heeftmet de relatie tussen erfgoed enplanning.Al met al kan gesteld wordendat we met dit boek eindelijkreflectie hebben op veel van water onder de vlag van Belvedereis uitgevoerd. Het boek geeftverassende inzichten en is ookkritisch op de wijze waarop wein Nederland met het begriperfgoed omgaan. Jammer is weldat de perceptie over erfgoederg op de voorgrond staat.Dat is begrijpelijk vanuit hetperspectief van dit boek, maar ikheb grote zorg over het feit dater nog maar weinig aandacht isvoor empirische studies naar hetverleden van stad en landschap.Maar goed, dat is weer een heleandere discussie.


Uw nieuwsbrief integreren in Vitruvius?Informeer naar de mogelijkheden: Uitgeverij Educom: 010-425 6544, info @uitgeverijeducom.<strong>nl</strong>.UitgeverijDrukwerkInvesteringenMarketingInternet


51R ECENT VERSCHENEN VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 2010Koning, keizer,admiraal1810 - De ondergang vanhet Koninkrijk HollandAuteurWilfried UitterhoeveUitgaveUitgeverij VantiltDetailsPaperback, 232 pagina’s,geïllustreerd,ISBN 978-94-6004-045-0Prijs€ 19,95Tweehonderd jaar geleden maaktekeizer Napoleon een einde aan hetKoninkrijk Holland en lijfde het inbij Frankrijk. Deze annexatie voltrokzich niet van de ene dag op deandere. Een aantal maanden hieldde keizer het land en zijn koning,Lodewijk Napoleon, in een wurggreep.De goedwillende enbegaafde Lodewijk werd door zijnbroer naar Parijs gelokt, ver -nederd en vastgehouden. MinisterRöell en admiraal en gezantVerHuell probeerden in Parijs hettij te keren. Het was vergeefs. DeFranse troepen rukten op naar hetnoorden van het koninkrijk, waarburgerlijke en militaire autori -teiten steggelden over de verde -diging van Amsterdam, het laatstebolwerk van de natie.De ondergraving en beëindigingvan de zelfstandigheid van hetkoninkrijk vormt een van deboeiendste drama’s uit deNederlandse geschiedenis. InKoning, keizer, admiraal brengtWilfried Uitterhoeve de gebeur -tenissen aan de hand van eigentijdsebronnen zo dicht mogelijkbij de lezer. Stedelijketransformatiein de TussentijdHotel Transvaal alsimpuls voor de wijkAuteurSabrina Lindemann, IrisSchutten (red.)UitgaveUitgeverij SUN ArchitectureDetailsPaperback, 264 pagina’s,full color, NederlandsénEngelstalige editieISBN 978-90-8506-748-1Prijs€ 32,- t/m 1 juli(daarna € 34,50)Veel Nederlandse stadswijkenondergaan een ingrijpendetransformatie. De blik is daarbijgericht op het gedroomdeeindbeeld, hoe zal het straksworden. maar wat gebeurt er inde tussentijd? In de vele jarentussen sloop en nieuwbouwgroeien hele generaties optussen dichtgetimmerde huizen;voorzieningen verdwijnen, socialeverbanden vallen uit elkaar.Daarbij kan de tussentijd ookeen periode zijn met eigen kwaliteitenen potenties, een periodedie vraagt om tijdelijke initiatievendie maatschappelijk en cultureelkapitaal toevoegen op eenmoment dat de vitaliteit van eenwijk op alle fronten onder drukstaat. Initiatieven die laten zienhoe het transformatieproces ookhet eindbeeld kan beïnvloeden.Essays en interviews uit sociale,culturele en commerciële disci -plines ontrafelen het tussen tijddenkenen geven een bredevariatie aan mogelijkheden voorinterventie. Kunst- en ontwerpconceptenzijn een directeinspi ratiebron voor concreteprojecten. Door deze publicatiekan niemand in de stedelijkvernieuwing de tussentijd noglanger overslaan. Het Hoge VeluweBoekAuteurWim Nijhof en Elio PelzersUitgaveUitgeverij WaandersDetailsGebonden, 384 pagina’sca. 360 kleur & zwart/witillustratiesISBN 978-90-4007-672-5Prijs€ 14,95Het Nationale Park De HogeVeluwe, het grootste actiefbeheerde natuurgebied inparticulier bezit in Nederland,bestaat dit jaar 75 jaar.Ter gelegenheid van dezemijlpaal verschijnt Het HogeVeluwe Boek.Hierin gaat u op ontdekkingstochtdoor de schitterendenatuur en door de bijzonderecultuur en geschiedenis van hetPark. De prachtige illustratiesmaken het boek tot een warebelevenis!


52R ECENT VERSCHENEN VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 2010Geschiedenis vande NederlandsebibliofilieAuteurPiet J. BuijnstersUitgaveUitgeverij VantiltDetailsGebonden, 512 pagina’s,ISBN 978-94-6004-043-6Prijs€ 45,-Verzamelen is topsport. Hetvergt speurzin, doorzettingsvermogen,geduld en vooral inventiviteit.In de Geschiedenis van deNederlandse bibliofilie beschrijftPiet J. Buijnsters de tot opheden min of meer verborgenwereld van particuliere boek- enprentverzamelaars. Als pioniersen trend setters hebben zij methun collecties altijd de grondslaggelegd voor de publiekemusea en bibliotheken. Zij beherensamen eige<strong>nl</strong>ijk een soortschaduw-'Collectie Nederland',met een zeker zo lange traditie.Na zijn Geschiedenis van hetNederlandse antiquariaat, waarinde handelaren centraal stonden,richt Buijnsters nu de aandachtop de verzamelaars vanaf1750 tot heden. Hij beschrijfthun passies en teleurstellingen,de opkomst en het verdwijnenvan populaire verzameltrends enten slotte de confrontatie metinternet, die ook in de verzamelaarswereldtot een koerswijzigingdwong. Mede op basis vantalrijke gesprekken en persoo<strong>nl</strong>ijkeervaringen tekent de auteureen profiel van allerlei bijzonderefiguren uit heden en verleden.Met zijn nauwkeurige documentatieen vele foto’s is dit nieuwestandaardwerk uiterst aantrekkelijkvoor een breed publiek vangeïnteresseerden in de wereldvan boek en prent. De geschie -denis van de Nederlandsebiblio filie is een boek voor liefhebbers,geschreven door ee<strong>nl</strong>iefhebber. Dit boek verschijntdoor een gelukkig toeval gelijkmet het 75-jarig jubileum van deNederlandsche Vereeniging vanAntiquaren (NVvA).Piet J. Buijnsters (1933) is eme -ritus-hoogleraar achttiendeeeuwseliteratuur aan deRadboud Universiteit Nijmegen.Hij is behept met een levenslangefascinatie voor antiquaren enverzamelaars. Naast studies entekstedities op zijn vakgebiedpubliceerde hij met zijn echtgenoteLin Buijnsters-Smets eenstandaardwerk over achttiendeennegentiende-eeuwse kinderboekenen paper toys (bekroondmet de Menno Hertzbergerprijsen de G.H. ’s Gravesandeprijs). Geheimen van ouden nieuw stucAuteurE. Koldeweij (eindredactie),M. van Hunen en T.Hermans (redactie)UitgaveUitgeverij WaandersDetailsPaperback met flappen, ca.530 pagina’s, 536 illustratiesin kleur en zwart/wit,ISBN 978-90-4008-650-2Prijs€ 34,95In bijna elk monument zit stuc.Soms in de vorm van fraaie ornamentiek,dan weer als gladpleisterwerk aan de binnen- ofbuitenzijde. Zo veelvoorkomendals stuc is, zo veel vragen levener over de restauratie van oudstucwerk en de technischetoepassingen van nieuw stuc.Vandaar dat de Rijksdienst voorhet Cultureel Erfgoed het initiatiefheeft genomen voor depublicatie van een boek getiteld‘Stuc. Kunst en techniek’ dat insamenwerking met UitgeverijWaanders is gemaakt.De instandhouding van stuc- enpleisterwerk is verre van een -voudig en vraagt om een inter -disciplinaire benadering. Voor hetbehoud en herstel is een breedspectrum van specifieke kennisvereist. Het betreft kennis vanmaterialen, uitvoeringstech -nieken, restauratiemethoden,morteltoepassingen, vocht enzoutbelasting, maar ook van hetstukadoorsambacht. Bovendienspelen de geschilderde afwerk -lagen hierbij een belangrijke rol.Vocht en zout zijn externe bedreigendefactoren, maar mode ensmaak van een opdrachtgever ofeigenaar kunnen dat evenzeerzijn. Hoe is de bouwkundige staaten conditie van ondergrond enstuclagen? Vaak staat de praktijkvan behouden en vernieuwe<strong>nl</strong>ijnrecht tegenover elkaar.Restauratiestukadoors, architectenen eigenaren worden geconfronteerdmet lastige afwegingenop gebied van pleistersystemen,geheel of gedeeltelijk herstel ende omgang met kleurige afwerklagen.In het stucboek komenkennis en ervaringen over al dezefacetten bijeen in 23 verschillendebijdragen van specialisten.Er is een enorme rijkdom enveelzijdigheid in het stuc enpleisterwerk vanaf de Romeinsetijd tot en met de naoorlogsewederopbouwperiode. Opvallendis een aantal middeleeuwsebeschilderde grafkelders metgoed bewaard gebleven schilderwerk.De vroegste stucplafondsdateren al van rond 1600 en zijnaangebracht op een ondergrondvan leem en stro. In het middenvan de zeventiende eeuw doet delange centrale stucgang in dewoonhuizen zijn intrede.Aanvankelijk waren deze een -voudig van aard met gestuuktewanden en plafonds, maar geleidelijkaan ontwikkelen deze zichin de achttiende eeuw tot rijkgedecoreerde entree- en trappartijen.Kunstmarmer en anderenieuwe technieken van marmer -imitatie, zoals het stucco lustro,worden populair. In de negen -tiende eeuw volgen nieuwemateriaaltoepassingen vanterracotta en papier maché.Recent onderzoek wijst uit datsinds het gebruik van portland -cement voor buitenpleisterwerker sprake is van een kleurigeafwerking in plaats van de totnu toe vaak verondersteldegrijze kleurstelling.Het Tropeninstituut, waar depresentatie van het boek heeftplaatsgevonden, dateert uit1926 en illustreert de rijke enuitbundige toepassing van stucin de vorige eeuw.Stuc is een veelzijdig en heldergeschreven boek, zeer rijk geïllustreerd,onder meer met foto’svan historisch stuc- en pleisterwerk.


53R ECENT VERSCHENEN VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 2010WandelgidsGrebbeliniepadVerdedigingswerkvan groot cultuurhistorischewaardeAuteurB. Rietberg en J. VellingaUitgaveUitgeverij WaandersDetailsPaperback, 88 pagina’s,ca. 80 kleur & zwart/witISBN 978-90-4007-664-0Prijs€ 13,95De Grebbelinie in de GelderseVallei stamt al uit 1744 en vormdeeen buffer tussen de IJsselen de Hollandse Waterlinie. Ze isvooral bekend geworden doordatze op haar oude dag in mei 1940ineens de Duitsers moest tegenhouden.De ‘Slag op de Grebbe -berg’ heeft een mytischelading. Na de oorlog verslonsdede linie en werd ze in 1951 offi -cieel opgeheven.Gelukkig is veel van het cultuurhistorischerfgoed blijvenbestaan. In recente jaren is allesopgeknapt en nu is het mogelijkte voet de hele Grebbelinie teaanschouwen, van Rhenen totaan Bunschoten. Een langewandeling over historischegrond! Bijzondere bomenin Nederland -250 verhalenAuteuronder redactie van FrankMoens, Jeroen Philippona,Han van Meegeren, LeoGoudzwaard, Bert Maesen Girbe BuistUitgaveBOOM i.s.m. BomenstichtingDetailsGebonden, 408 pagina’s,in kleur geïllustreerdISBN 978-90-8506-934-8Prijs€ 39,50Overal in Nederland staan monumentalebomen: mooie, bijzondereen soms zeldzame bomen diesinds mensenheugenis een pleinof laan domineren en vaak om -geven zijn met verhalen. Dit boekvertelt hun rijke geschiedenis.Bomen zijn de onmisbare metgezelvan de mens. Ze geven schaduwen beschutting, ze leverenbouwmateriaal en brandhout.En bijna iedereen vindt ze mooi.Dat geldt vooral voor de bomendie monumentaal wordengenoemd: exemplaren die zichdoor hun ouderdom, omvang ofandere bijzondere eigenschappenonderscheiden. Ze worden gekoes -terd en beschermd – maar vaakook bedreigd: door verwaarlozing,door kaplustige planologen enwethouders, en zelfs door huneigen sterfelijkheid. over dezebomen gaat dit boek. Per provinciebeschrijven de auteurs demeest bijzondere bomen vanNederland, met veel aandachtvoor ‘het verhaal achter de boom’:de legenden en anekdoten diemet de bomen zijn verbonden.Dit boek is geschreven in op -dracht van de Bomen stichting,die zich in 2010 veertig jaar inzetvoor het behoud van de monumentalebomen in Nederland. De architectuur vankennis – De bibliotheekvan de toekomstAuteurHuib Haye van der Werd(red.)UitgaveNAi Uitgevers i.s.m.Nederlands Architec -tuurinstituut, VerenigingVrienden van het Neder -lands Architectuur instituuten Vereniging OpenbareBibliothekenDetailsPaperback, 128 pag.Geïllustreerd in kleur & z/wISBN 978-90-5662-747-8Prijs€ 24,50Hoe ziet de bibliotheek van detoekomst eruit? Nu informatie encommunicatie alomtegenwoordigzijn en de grenzen tussen hetproduceren en consumeren vaninformatie steeds meer vervagen,dient de dringende vraag zichaan wat een openbare bibliotheekzou kunnen zijn. De traditioneleopvatting van een bibliotheek ineen academisch omgeving meteen officiële collectie en een vastestaf van medewerkers is aan hetwankelen gebracht. Als typologiekan de bibliotheek bogen op eenrijk verleden als een belangrijkelement in de openbare ruimtevan de stad. Ook als gebouw vormenbibliotheken van oudshereen vaste bestemming, en daarvanmaken overheden tot op dedag van vandaag graag gebruikom het imago van de stad te verhogen.Tegelijkertijd vergrotensteeds meer bibliotheken hunfysieke bereik, met de komst vanwebbrowsers, o<strong>nl</strong>ine retrievalsystemenen andere nieuwe media.Welke vorm en positie zal hunfysieke structuur moeten krijgenom stand te houden te middenvan alle veranderingen die plaatsvindenin dit van informatie doordrenktedeel van de same<strong>nl</strong>eving– nu en in de toekomst?De architectuur van kennis biedtnieuwe inzichten in en vooruitblikkenop de toekomst van dit bastionvan de publieke kennis en hetcollectieve geheugen.Internationale deskundigen presenterenideeën over collectievekennis, over de notie van de openbareruimte, gedachten over deverhouding tussen (nieuwe) mediaen (culturele) same<strong>nl</strong>eving eninzichten in productmanagementen -beleving. Het resultaat iseen fascinerende reis naar detoekomst van een eeuwenoudinstituut en verplichte kost voorzowel architecten, bibliotheca -rissen als gebruikers.


54R ECENT VERSCHENEN VITRUVIUS NUMMER 12 JULI 2010BELVEDERE.NUPraktijkboek cultuur -historie en ruimtelijkeontwikkelingAuteurM. Linssen enP.P. Witsen (red.)UitgaveUitgeverij MatrijsDetailsGebonden, 256 pagina’s,ISBN 978-90-5345-402-2Prijs€ 24,95Van 1999 tot en met 2009 heeft hetprogramma Belvedere de inzetvan cultuurhistorie bij ruimtelijketransformaties gestimuleerd. Decultuurhistorie in de leefomgeving- van een gebouw, een structuurof een gebied - kan immers vaakkwaliteit en betekenis toevoegenaan ruimtelijke ontwikkelingen.Dit gedachtegoed is opgepakt enverspreid. In nieuw beleid bij rijk,provincies en gemeenten, maarook bij terreinbeheerders, projectontwikkelaarsen waterschappen.In nieuwe kennisdomeinen bijuniversiteiten, hogescholen enacademies, maar vooral in depraktijk van alledag. Honderdentastbare resultaten demonstrerendat het behoud van erfgoed in veelruimtelijke plannen een culturele,maar ook sociaal-economischemeerwaarde biedt. zet dan ook depraktijk centraal en geeft eenbeeld van hoe in de huidigeNederlandse praktijk het raakvlaktussen de vroegere en toekomstigeinrichting eruit ziet: het NU.Daarnaast geeft het een hand -reiking voor NU EN VERDER. Eyckenstein -Op de grens vanzand en veenAuteurR. van Immerseel e.a.UitgaveUitgeverij Matrijsi.s.m. NederlandseKastelenstichtingDetailsGebonden, 96 pagina’s,full color,ISBN 978-90-5345-403-9Prijs€ 14,95De Utrechtse Heuvelrug is eentypisch buitenplaatse<strong>nl</strong>andschap.De Laagte van Pijnenburg, tussenDe Bilt en Soest, is een bijzondergebied dat al vroeg door rijkeUtrechters en Amsterdammerswerd ontdekt. Ze stichtten erdiverse buitens waarvan het bijMaartensdijk gelegen Eycken -stein een van de grootste is.Eyckenstein bestaat uithuis, tuin, park, waterpartijen,lanen, pachtboerderijen e<strong>nl</strong>andbouwgronden. Eyckenstei<strong>nl</strong>igt op de grens van zand enveen. Aan de oostzijde grensthet landgoed aan de UtrechtseHeuvelrug, waar vroeger schapenwerden geweid. Niet toevalligkende Eyckenstein een eigenschaapskooi. Het westelijk deelwas een veenontginning.Vanuit dat agrarisch gebruikontstond aan het begin van dezeven tiende eeuw een boerderijmet herenkamer, die later toteen buitenplaats werd omgevormd.De bewogen bestaansgeschie -denis geeft niet alleen eenprachtig beeld van de ontwik -keling van buitenplaatsen, maarook een inkijkje in de socialeverhoudingen van de adellijkeen patricische families die deUtrechtse buitenplaatsenbewoonden en de uitdagingendie het beheer van een dergelijkbezit met zich meebrengt. De geur van veen– Vlaardingen ende ontdekking vande VlaardingencultuurAuteurL. VerhartUitgaveUitgeverij Matrijs i.s.m.Gemeente VlaardingenDetailsGebonden, 240 pag,full-colorISBN 978-90-5345-392-6Prijs€ 24,95(na 1 augustus € 29,95)Vijftig jaar geleden vonden in deVlaardingse Westwijk archeolo -gische opgravingen plaats.Uit diepe putten haalden archeologenunieke vondsten boven degrond. Allen, de onderzoekers inde opgravingsput en de kijkers opde rand, roken de geur van veen.Voor de een betekende de geurniets dan stank, voor de anderwas het het signaal voorbelangrijke ontdekkingen. In dekranten volgden journalisten despectaculaire ontdekkingen opde voet. Wat de archeologen inVlaardingen vonden, was een totdan toe onbekende cultuur uit desteentijd, die de Vlaardingen-cultuurgenoemd werd. De geur vanveen gaat terug naar de opgravingen de mensen die daarbij betrokkenwaren. Auteur Leo Verhartvertelt de verhalen van de ontdekkers,en laat zien wat wenu van de Vlaardingen- cultuurweten. Het boek schetst nietalleen een leven van duizendenjaren geleden, maar ook vanVlaardingen in de jaren zestig.


55 VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 201055Woerden, in Romeinse tijd Laurium geheten, vervulde een belangrijkefunctie binnen de Limes. In de stad zijn op vele plaatsen sporen uit deRomeinse tijd te vinden. Tijdens de vaartocht met het Romeinse schipwordt uitgebreid aandacht besteed aan de geschiedenis van Laurium.Een vaartocht begint met een kort bezoek aan het StadsmuseumWoerden waar vondsten van de Romeinse tijd staan tentoongesteld.Vervolgens wordt kort gewandeld van Stadsmuseum naar de haven.Het schip vaart van de Haven naar het kasteel van Woerden.Vanaf het kasteel gaat de tocht te voet weer terug naar het Stads -museum Woerden. Deze vaartochten vinden plaats op woensdagen zaterdag. Voor groepen zijn er andere mogelijkheden.Meer info op www.romeinsschipwoerden.<strong>nl</strong>t/m 29.12.2010 Beek-UbbergenMADURODAM VAN HET LANDSCHAPHet Madorodam van het landschap laat elf miniatuurlandschappenzien; van de heuvels en vakwerkhuisjes in Zuid-Limburg, tot deterpen in Groningen. Alles precies nagebouwd op schaal, metuiteraard ook de karakteristieke boerderijen, molens en vee diein de betreffende landschappen thuishoren. Van ieder landschapis ook een wandel of fietsroute beschikbaar zodat u dit gebiedin het echt kunt gaan bekijken.Ook een onvergetelijke ontmoeting met levende dassen maaktdeel uit van een bezoek. Maar er zijn nog meer levende dieren tezien die horen in een gezond landschap, zoals boomkikkers.Naast het informatiecentrum kunt u in het demonstratiegebied Pallandzien welke waarde heggen, houtwallen, graften en andere landschapselementenhebben voor de schoonheid van het landschap. Endat er veel meer flora & fauna in deze groene erfafschei dingenzit dan in prikkeldraad zult u zien aan de vele vogel soorten,knaagdieren en (zeldzame) planten.Tijdens de wandeling over Palland heeft u een adembenemenduitzicht over het Rijndal, de Veluwezoom en de Duitse Elterberg.Bezichtiging is mogelijk op iedere woensdag en zondag van10 tot 17 uur, t/m 29 december 2010. Het InformatiecentrumNederlands Cultuurlandschap ligt aan de Rijksstraatweg 174te Beek-Ubbergen.v.a. 17.6.2010 WoerdenROMEINS SCHIP WOERDEN -PER MARE AD LAURIUMWoensdag 17 juni jl. is het vaarseizoen gestart van het Romeinseschip ‘Per Mare Ad Laurium’ zoals het schip officieel heet.In 1997 zijn in Leidsche Rijn de resten opgegraven van een bijzonderRomeins vrachtschip. Door de archeologen wordt dit schip “De MeernI” genoemd. In samenwerking met Stichting Het Utrechts Landschapheeft Stichting Bouwloods Utrecht dit schip herbouwd. De archeologischeveldgegevens vormen de uitgangspunten voor de reconstructievan het schip. Het originele Romeins Rijnvrachtschip is 24,65 m. langen bijna 3 m. breed, de reconstructie heeft dezelfde maten gekregen.Voor de bouw van het schip waren uitzonderlijk grote bomen nodig.Het Utrechts Landschap heeft de houtleverantie op zich genomen.Na de afbouw is het schip overgedragen aan Het Utrechts Landschap.Voor het verzorgen van het vaarprogramma is een nieuwe stichtingopgericht: Stichting Romeins Schip Woerden. Deze stichting krijgt hetRomeinse schip in bruikleen om publiek op een toegankelijke wijzete informeren over de rijke geschiedenis van Woerden en de Limes.De stichting bestaat uit ca. 50 vrijwilligers uit Woerden en omgeving,schippers, matrozen en gidsen.t/m 31.10.2010 LelystadTYPISCH EEN POLDER!INRICHTING EN VORMGEVING VAN LAAG-NEDERLANDNederland staat vooral bekend als ‘land van polders'. Dat is ook nietzo gek, want ons land telt zo'n 3.900 polders, wat neerkomt op ongeveerde helft van het polderoppervlak van Europa.Een polder is een laaggelegen gebied waarbij de waterstand kunstmatigop peil wordt gehouden, bijvoorbeeld door middel van een gemaal. Ze zijnvaak goed herkenbaar aan hun uiterlijk: het zijn vlakke gebieden met een


VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 200956landschap dat zich kenmerkt door open ruimtes en veel rechte lijnen.In de tentoonstelling ‘Typisch een polder’ wordt aan de hand van maquettesen kaarten uitgelegd wat de verschillen zijn tussen een polder, eenaandijking en een droogmakerij. Te zien is dat in verschillende periodesmet verschillende technieken en organisaties polders werden gemaakt enhoe natuur, techniek en kunst ook nog eens binnen eenpolder nauw met elkaar verweven zijn.Het maken van polders en polderlandschappen is een menselijkeactiviteit en als proceseen activiteit dienooit af is.Het ruimtelijkontwerp moetsteeds worden aangepastom te voldoenaan de eisenvan de (toekomstige)tijd. Afgebeeld isde oudste kaartvan de expositie:het waterrijkegraafschap Holland omstreeks 1570; veel meren zouden in de zeventiendeeeuw worden drooggemalen.De tentoonstelling is georganiseerd naar aa<strong>nl</strong>eiding van het verschijnenvan De Polderatlas van Nederland. Pantheon der lage landen (Bussum,Uitgeverij Toth, 2009) en is te bezoeken bij Nieuw Land Erfgoedcentrumaan de Oostvaardersdijk 1-13 te Lelystad.t/m 7.11.2010 OtterloHET SCHEPPEN VAN EEN BLIJVEND MONUMENTVAN LANDGOED TOT NATIONAALPARK DE HOGE VELUWEIn 2010 viert het Nationale Park De Hoge Veluwe zijn 75-jarig jubileum,de aa<strong>nl</strong>eiding voor een tentoonstelling, geheel gewijd aan de bijzondereontstaansgeschiedenis van het Park. Aan het begin van de twintigste eeuwkochten Anton en Helene Kröller-Müller grote stukken land op de Veluwe.Ze richtten dit oorspronkelijk nogal ruige gebied in naar eigen inzicht encreëerden zo hun landgoed met een parkachtig aanzien. Ondanks hetprivate karakter had het echtpaar een hoger doel: het scheppen van een‘blijvend monument, waar natuur en kunst op zeld zame wijze vereenigdzouden zijn’. De Stichting Het Nationale Park de Hoge Veluwe verwierfhet landgoed in 1935. Vanaf dat moment is het toegankelijk voor bezoekersen behoort het aan 'de Gemeenschap'.Het park kenmerkt zich door de prachtige natuur en door de kleine engrote 'monumenten' die op bijzondere wijze een plaats hebben gekregen.Hoewel volgens de Kröllers de Gemeenschapsgedachte vanaf het beginheeft gespeeld is het oorspronkelijk private karakter van het park nogsteeds goed terug te vinden, al is het maar door de aanwezigheid vanhet Jachthuis St. Hubertus waar Anton en Helene Kröller-Müller enkelejaren woonden.Met de tentoonstelling wordt de ontwikkeling geschetst van de ideeëndie ten grondslag liggen aan de totstandkoming van het Nationale Park deHoge Veluwe. Met voorbeelden in woord en beeld wordt inzage gegevenin de wijze waarop het park zijn uiteindelijke vorm heeft gekregen.Met behulp van brieven, documenten en werktekeningen worden plannenbelicht die al dan niet verweze<strong>nl</strong>ijkt zijn. Daarnaast geven historischefoto’s een beeld van de ontwikkelingen in het park vanaf de eersteaankopen. In de tentoonstelling wordt ook aandacht geschonken aanhet privé karakter van het park tegenover de Gemeenschapsgedachte.De tentoonstelling is nog tot 7 november 2010 te bezichtigen. Het Kröller-Müller Museum kunt u vinden aan de Houtkampweg 6 te Otterlo.t/m 26.9.2010 LeidenSTARTPUNT NLDe tijdelijke tentoonstelling 'Startpunt NL' bestaat uit dertig bijzonderevoorwerpen uit de Nederlandsearcheologische collecties vanhet Rijksmuseum vanOudheden. U zietonder meer sieraden,wapens engereedschap uitde prehistorie envrolijk versierdebierkannen uitde Middel -eeuwen. De dertigvoorwerpen vertellen in


57 VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 201057een notendop hetarcheologischeverhaal van deLage Landen.In december 2010opent de nieuwevaste afdeling'Archeologie van Nederland'.De verbouwing en voorbereiding daarvan is momenteel in volle gang.Daarom zijn tot die tijd veel voorwerpen uit de Nederlandse collectietijdelijk in de museumdepots opgeborgen. Maar niet allemaal.'Startpunt NL' geeft een voorproefje van wat 'Archeologie vanNederland' u straks te bieden heeft. Sommige objecten uit de tijdelijketentoonstelling zullen ook op de nieuwe vaste afdeling te zienzijn. Maar het merendeel gaat na afloop van 'Startpunt NL' terugnaar het depot. De tentoonstelling biedt u dus de unieke kans ommuseumstukken te zien die doorgaans aan het publieke oog onttrokkenzijn. Het zijn stuk voor stuk voorwerpen met een bijzondereverhaal, of objecten die symbool staan voor een specifieke tijd.U loopt in korte tijd door ruim 300.000 jaar Nederlandse geschiedenis.Van de vroege prehistorie met vuistbijlen en een houten hamer, viawapens en glaswerk uit de Romeinse tijd, naar de Middeleeuwen,waarin prachtige sieraden en een 'superzwaard' werden gemaakt.Elk voorwerp heeft zijn eigen verhaal. Er is een zwaard dat in deprehistorie als offer in de Maas werd geworpen, het middeleeuwsepropje leer dat bij Delft werd gevonden bleek een kinderschoentjete zijn, en in een 12.000 jaar oude steen is de oudste tekening vanNederland gekrast. Het 'lint van tijd' dat door deze tijdelijke tentoonstellingloopt, is een verwijzing naar de vormgeving van de nieuweafdeling ‘Archeologie van Nederland'.steeds een anderthema naar vorenkomt. Heel bijzonderis dat deoriginele pagina’svan deze briefcorrespondentie ook in de tentoonstelling te lezen zijn.De prachtige stripbeelden en de bijtende humor geven na 65 jaar nogeen uitstekende ingang om thema’s als de NSB, honger winter, nazipropaganda,Arbeitseinsatz, schaarste, D-Day en de Bevrijding voorhet voetlicht te brengen. De kracht van het beeldverhaal en daarmeehet leven en denken in het laatste bezettingsjaar is doorde strips voelbaar.De verschillende thema’s komen via objecten, films, foto’s en geluids -fragmenten tot leven. Veel van wat Frans Brouwer 65 jaar geleden metgrote precisie heeft getekend (zoals noodkacheltjes, buizenradio’s,landwachtuniformen, Duitse helmen en Oekraïnse) sigaretten) is tebewonderen in de tentoonstelling. De in totaal 33 stripverhalen zou jein moderne termen kunnen beschouwen als een blog, maar dan nogzonder computer, zonder internet en lange tijd ook zonder lezers.Alleen het medium is veranderd.Aan het einde van het bezoek aan de tentoonstelling bestaat demogelijkheid om met een (distributie)bonnenkaart het laatstebezettingsjaar en de opmaat naar de bevrijding te proeven.t/m 17.12.2010 AmersfoortGRATIS RONDLEIDINGENBIJ RIJKSDIENST VOORHET CULTUREEL ERFGOEDt/m 31.12.2010 GroesbeekKRABBELS EN KLODDERSDE BEZETTING IN UNIEKE STRIPS‘Krabbels en Klodders’ is een bijzonder manuscript uit de TweedeWereldoorlog.Het geeft een getekend beeld van het laatste jaar vande bezetting, van april 1944 tot en met de Bevrijding in mei 1945.Radiotechnicus Frans Brouwer heeft het manuscript in het grootstegeheim geschreven en getekend. Uit het citaat boven dit persbericht blijkthet belang dat Loe de Jong (oprichter van het NIOD en schrijver van hetstandaardwerk De Geschiedenis van het Koninkrijk Nederland tijdens deTweede Wereldoorlog) destijds hechtte aan het werk van Frans Brouwer.Het ‘1944-1945 in Groesbeek’ laat voor het eerst in de geschiedenisaan een groot publiek dit meesterwerk zien dat nog te bezichtigenis tot 31 december.In zeven intieme ruimtes in het museum wordt telkens een beeldverslag(‘brief’) uit het manuscript meer dan levensgroot afgedrukt, waarinDe Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed organiseert ook dit jaarweer gratis rondleidingen door haar nieuwe pand aan het Smallepad.Deze rondleidingen vinden iedere derde vrijdag van de maand plaats.In 2009 hebben maar liefst 4000 bezoekers een rondleiding gekregendoor het gebouw dat is ontworpen door de Spaanse architect.


VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010 58De rondleidingen beginnen om 14 uur en duren max. 75 minuten.Gestart wordt met een korte introductie van het werk bij de Rijksdiensten vervolgens een bezichtiging van het gebouw. Vooraf aanmeldenis niet nodig. Het gebouw is toegankelijk voor minder validen.Vaste rondleidingen zijn er nog op: 16-7, 20-8,17-9, 15-10, 19-11,17-12.Op www.cultureelerfgoed.<strong>nl</strong> staan alle data in de agenda. Rijksdienstvoor het Cultureel Erfgoed,Smallepad 5, Amersfoort.14 & 15.08.2010 AmsterdamGROOTSTE RIDDERTOERNOOI VANNEDERLAND IN AMSTERDAMSE BOSOp 14 en 15 augustus 2010 zal de 2de editie van dit grootste riddertoernooivan Nederland plaatsvinden in het Amsterdamse Bos.Meer dan 350 ridders, Kelten, Schotten, heksen en tovenaars,goochelaars en narren, handelaren en sprookjesvertellers, kwakzalvers,graven, prinsessen en schildknapen, ze zijn er allemaal!19.08.2010 AmsterdamSAIL AMSTERDAM – VAREND ERFGOEDHOLLANDS GLORIENaast de immense Tall Ships zullen er ook weer honderden klassiekezeil- en motorschepen deelnemen aan SAIL Amsterdam 2010.De traditionele Nederlandse vloot – het Varend Erfgoed genaamd –bestaat uit klassieke schepen (zowel zeil als motor) die veelal totmedio 20e eeuw onze binnen- en kustwateren bevoeren. Deze botenwerden door de opkomst van de moderne motorschepen destijdsveelal verbouwd of dreigden als wrak aan een verlaten oever teeindigen. Een enthousiaste groep mensen herontdekte deze schepenechter, waardoor zij vandaag de dag met liefde, energie en vakmanschapin de vaart worden gehouden.Hiertoe hebben veel scheepstypes een eigen behoudsorganisatieopgericht, die zich onder andere inzet voor behoud en onderhoudvan deze schepen. Ook helpen zij booteigenaren bij onderzoek naarde historie van hun schip.Een groot deel van het Varend Erfgoed zal de week voorafgaand aanSAIL Amsterdam 2010 via drie verschillende routes vanuit het noorden,westen en zuiden gezame<strong>nl</strong>ijk opstomen naar de aanbrenghavens.Vanaf daar zullen ze deelnemen aan de SAIL IN Parade op donderdag19 augustus 2010.5.9 t/m 4.9.2010 Den HaagJAARLIJKSE BIJEENKOMST EUROPEANASSOCIATION OF ARCHAEO LOGISTSKOMT NAAR NEDERLANDIn Den Haag de 16th Annual Meeting van de EAA (EuropeanAssociation of Archaeologists)plaats. Het is de eerste keerdat dit congres in Nederlandplaatsvindt, in het KoninklijkConservatorium in Den Haag.Samen met de gemeente DenHaag en de Rijksdienst CultureelErfgoed treedt de FaculteitArcheologie van de Universiteit Leidenop als gastheer van het grootste Europese congres voor archeologen.Het congres wordt voor de 16e keer georganiseerd en brengt inmiddelsjaarlijks zo'n 800 archeologen uit alle windstreken bij elkaar.Verdeeld over tientallen sessies worden rond de 200 lezingenaan geboden. Het accent ligt dit jaar op de thema’s archeologischerfgoedbeheer, de interpretatie van het bodemarchief, en de


59 VITRUVIUS NUMMER 10 JANUARI 2010ontwikkelingen in de hedendaagse archeologie.Gedurende het congres presenteren posters actueel onderzoek enetaleren grote uitgevers karrenvrachten oude en nieuwe boeken.In de avonduren zal op de Scheveningse Pier een spetterend feestplaatsvinden (Archeorock) en vormt het Rijksmuseum van Oudhedenhet decor voor een smaakvol diner. Tot slot kan voor en na het congresook ‘live’ kennis worden genomen van de archeologie van Hollandsebodem. Tal van deskundigen leiden de internationale collega’s ineen- en meerdaagse trips langs onze nationale hoogtepunten.1.9 30.9.2010 AmsterdamSTELLINGMAAND SEPTEMBERGedurende de jaarlijkse Stellingmaand is de gehele Stelling vanAmsterdam geopend met een historische belevingstentoonstelling.Dit jaar is voor het thema 'Water' gekozen. De officiële openingvan de Stellingmaand zal plaatsvinden op het Kunstfort bij Vijfhuizen.opmaken voor de volgende versie van de Apeldoornse Erfgoedweekin 2010 met als thema ‘De Smaak van de 19e eeuw’.CURSUS GEMEENTELIJK ERFGOEDBELEIDErfgoed in de praktijk organiseert een cursus over gemeentelijkerfgoedbeleid voor ambtenaren cultuurhistorie. In deze cursusworden praktische handvatten aangereikt om het gemeentelijkeerfgoedbeleid te (her)ontwikkelen. Welke instrumenten zijn voorhandenvoor het uitvoeren van een goed gemeentelijk erfgoed?En hoe wordt de continuïteit van het eenmaal ingezette beleidgewaarborgd? Meer informatie via www.erfgoedindepraktijk.<strong>nl</strong>De opening is op zondag 5 september 2010 om 14 uur.De tentoonstelling is de gehele maand september te bezichtigen.9.9.2010 ApeldoornLANDELIJKE OPENING VANDE OPEN MONUMENTENDAGBij de landelijke opening in Amersfoort in september 2009 heeftde landelijke Stichting Open Monumentendag bekend gemaakt datApeldoorn de eer heeft in 2010 om de landelijke opening van deOpen Monumentendag te mogen organiseren en wel op donderdag9 september 2010. Het Apeldoornse comité bestaande uit de partnersStichting Apeldoornse Monumenten, CODA en gemeente Apeldoornsamenwerkend met Bureau UitdeTijd voor de jeugdactiviteitenen een externe projectleider, in 2009 Cultuurproject, is natuurlijkzeer vereerd met de uitverkiezing en zal er alles aan doen om eenmooi programma neer te zetten in het weekend van zaterdag 11 enzondag 12 september. Inmiddels is het comité zich ook aan het16.9.2010ERFGOEDDAG 2010Donderdag 16 september 2010 zal de derde Erfgoeddag plaatsvinden.Met, zoals gebruikelijk, een afwisselend programma metinteressante sprekers, op een erfgoedlocatie van formaat.Meer details vindt u binnenkort op www.erfgoedhuis-zh.<strong>nl</strong>.


Stad van Cahen opent poortenvoor nieuwe bewoners_______________ ________________________________Stadsherstel koopt,restaureert enbeheert monumentenen beeldbepalendepanden.Zij verhuurt haar bezitals woonhuis, winkels,atelier, horecagelegenheidof met eenbijzondere functie.Op deze manierblijft dit cultureelerfgoed deeluitmaken vanons leven._______________ ________________________________Met de verhuizing van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoedis het markante bouwwerk aan de Muurhuizen/Kerkstraat vrijgekomen. Stadsherstel Amersfoort heeft het complex overgenomenen er een nieuwe bestemming aan gegeven.Het complex omvat naast het hoofdgebouw dat is ontworpen doorde architect ir. Abel Cahen, een tweetal voormalige seminarie -gebouwen een kapel en een binnentuin. De seminariegebouwenkrijgen een woonbestemming. Het spraakmakende hoofdgebouw,een eigen zinnige exponent van het structuralisme, is o<strong>nl</strong>angsvernoemd naar zijn architect. Voor dit multifunctionele gebouwis Stadsherstel Amersfoort, die zelf o<strong>nl</strong>angs zijn intrek in de Stadvan Cahen heeft genomen, op zoek naar huurders die bij voorkeurzijn gelieerd aan de monumentenwereld.Interessant nieuws voor hen die zie zich willen vestigen op een vande meest inspirerende en onderscheidende locaties die Amers -foort rijk is! Kijk voor meer informatie op www.stadvancahen.<strong>nl</strong>Postbus 842, 3800 AV AmersfoortTel. 033-460 5020Fax 033-460 5039Bezoekadres: Muurhuizen 104info@shmn.<strong>nl</strong>www.shmn.<strong>nl</strong>Cultureel erfgoed voor de toekomst

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!