16.07.2015 Views

Download PDF - vakbladvitruvius.nl

Download PDF - vakbladvitruvius.nl

Download PDF - vakbladvitruvius.nl

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

K ORT5 VITRUVIUS NUMMER 13 OKTOBER 2010200 jaar Koninkrijk der Nederlanden in De Nieuwe KerkINAUGURATIE WILLEM II IN DE NIEUWE KERK, 1840.De Nieuwe Kerk AmsterdamIn 2010 bestaat De Nieuwe Kerk 600 jaar. Dekerk, wellicht de meest bezochte van Neder -land, werd in het voorjaar van 1410 in gebruikgenomen. De laatste 30 jaar is de het een bloeiendcultureel centrum, waar grote tentoonstellingenover bijzondere landen, culturen enreligies worden georganiseerd.Het Nationaal Historisch Museum en DeNieuwe Kerk in Amsterdam organiserenin de winter van 2013 - 2014 de centrale overzichtstentoonstellingter gelegenheid van 200jaar Koninkrijk der Nederlanden. De tentoonstellingzal bestaan uit 200 voorwerpen uitnationale en internationale openbare en particulierecollecties. Samen zullen ze een beeldgeven van de ‘grote’ en ‘kleine’ geschiedenis vanhet Koninkrijk der Nederlanden tussen 1814en 2014.200 jaar Koninkrijk der Nederlanden is te zien inDe Nieuwe Kerk in Amsterdam van december2013 tot en met april 2014.Nationaal Historisch MuseumHet Nationaal Historisch Museum wil de historischeverbeelding stimuleren, enthousiasmevoor geschiedenis teweegbrengen en nieuwsgierigheidopwekken. Op dit moment werkteen team intensief aan de ontwikkeling en debouw van het museum, maar het NationaalHistorisch Museum bestaat eveneens daar -buiten. Zo biedt het museum ook nu al een blikop de rijke geschiedenis van Nederland mettentoonstellingen en activiteiten onder hetthema INNL. Het werkt actief samen op hetterrein van erfgoed, geschiedenis, onderwijs,wetenschap, media en kunst. Op deze manierontstaan voortdurend verrassende en boeiendeverbindingen tussen heden en verleden. ChristenUnie lijkt het meest landschapsgezindFriesland mooisteprovincie van NederlandDe provincie Friesland blijkt met afstandde mooiste provincie van Nederland tezijn volgens de Vereniging NederlandsCultuurlandschap (VNC). De ChristenUnie isuitgeroepen tot de partij die zich het meesteinzet ten behoeve van het landschap. Dit bleek15 juni jl. tijdens de landelijke bijeenkomstvan de VNC campagne ‘Nederland van deKaart’.Voor deze campagne heeft VNC met behulpvan deskundigen op het gebied van landschap,cultuurhistorie, biodiversiteit, grondwater &bodemgesteldheid en natuur- & bosbeheer hetlandschap beoordeeld. De conclusie was schok -kend; niet een 7.3 die burgers volgens hetMilieu- en Natuurplanbureau aan het landschapgeven, maar gemiddeld een 3.3 scoordende verschillende provincies volgens de experts.De provincie Friesland scoorde echter een 7.2!Volgens VNC directeurDirkmaat komt dit doordatFriezen, in een relatiefdun bevolkte provincie,nog gevoel van trotsen eigenwaarde hebbenen zich daardoor hevigverzetten als hun streekeigenheiden historiebedreigd wordt.De ChristenUnie bleekvan alle landelijke politiekepartijen het bestebeleid te voeren ten aanzienvan landschap, nogvoor Groen Links enD’66. Tijdens de bijeenkomst in De RodeHoed benadrukten Alexander Rinnooy Kan enElco Brinkman dat crisissen komen en gaan,maar dat landschap een permanent opdracht isen dat het dringend extra onderhoud nodigheeft. Dhr. Rinnooy Kan gaf bovendien aandat investeren in landschap een winstgevendeinvestering is.


K ORT6 VITRUVIUS NUMMER 13 OKTOBER 2010Presentatie RAAP stadskernonderzoek HarderwijkOver de opzienbarende resultaten van deopgravingen die archeologen van RAAPin de afgelopen jaren uitvoerden in de historischebinnenstad van Harderwijk is een fraaiboek verschenen. Het in hardcover uitgevoerderapport ‘Stadskernonderzoek in Harderwijk’staat vol foto’s en informatie over de aangetroffenbodemschatten en het is via RAAP tebestellen. De opgravinglocatie aan de Brugge -straat en Vijhestraat was een bijzondere plek.Zo werd daar een bakstenen zaalbouw uit deMiddeleeuwen ontdekt: een bijzonderheid inde destijds overwegend houten steden. Het isdan ook aannemelijk dat de bakstenen zaalbouwvan oorsprong het woonhuis was van degraaf van Gelre óf van een uitzonderlijk rijkkoopman. In later eeuwen is de zaalbouw alskelder opgenomen in herberg In de Holland -sche Tuyn. Inmiddels is op deze plek de nieuwbouwvan Krijco Casino’s & Leisure verschenen,maar het 13e eeuwse muurwerk van dezaalbouw en een deel van de veldkeienbestratingis bewaard gebleven in de casinokelder.Op 26 juni jl. werd daar een expositie metvondstmateriaal en informatieborden geopenden de kelder wordt opgenomen in de rondleidingenvan het stadsgilde Harderwijk. Tijdensde opening overhandigde RAAP projectleiderMartin Schabbink het rapport over Harderwijkaan wethouder Daamen.Watertoren Dokkum rijksmonumentDe naoorlogse watertoren van Dokkum is aangewezenals rijksmonument. Namens de ministervan OCW kent de Rijksdienst voor hetCultureel Erfgoed deze status toe aan bijzondereobjecten die van nationaal belang wordengeacht. Het is de eerste en enige watertoren uitde wederopbouwperiode die is ingeschreven inhet Monumentenregister.Watervoorziening in dewederopbouwperiodeIn het naoorlogse uitbreidingsprogrammawerd in Friesland in de jaren 1956-’58 eenviertal watertorens gerealiseerd. Het toenmaligeprogramma voorzag in de bouw van nogtwee torens, maar ontwikkelingen in de watervoorzieningen de bouwtechniek maakten debouw van nieuwe watertorens overbodig.Steeds meer watertorens worden sindsdienbuiten gebruik gesteld. Sinds de jaren '70 vande twintigste eeuw wordt de bouwopdracht‘watertoren’ in Nederland niet meer verstrekt.De toren in Dokkum (foto), in bezit van waterbedrijfVitens, is nog in functie en speelt dusnog steeds een rol in de drinkwatervoorzieningin de provincie Friesland.OntwerpLeeuwarder en voormalig RijksbouwmeesterJo Vegter tekende voor het ontwerp van dewatertoren. De buitengewoon fraai vormgegevenarchitectonische elementen maken dezewatertoren uniek en van bijzondere architectuurhistorischewaarde. In het oorspronkelijkeontwerp was bovenin de 37 meter hoge torenruimte gecreëerd voor een restaurant. Archi -tect Vegter wilde hiermee optimaal gebruikmaken van de hoogte, markante ligging enkrachtige beeldbepalende functie van de watertorenin het silhouet van Dokkum. Vernieuw -end is de uitgesproken soberheid en de toepassingvan glijbekisting bij de bouw van de toren.Om het reservoir aan de binnenzijde zo gladmogelijk en de toren aan de buitenzijde vuilafstotendte maken werd gebruik gemaakt vangeverfde bekistingen.100 topmonumentenDe watertoren in Dokkum is onderdeel van dezogenaamde ‘Top 100’, een lijst met belangrijkenaoorlogse bouwwerken, in 2007 bekendgemaakt door toenmalig minister van OCWPlasterk. Deze honderd zijn evidente mijlpalenin de ontwikkeling van de architectuur, stedenbouw,landinrichting, bouwtechniek of ruimtegebondenkunst. Het zijn essentiële toonbeeldenuit de periode 1940-1958, een periodewaarin het naoorlogse Nederland voor eengrote bouwopgave stond. Het ontstane bouwarsenaalkenmerkt zich door nieuwe bouwtypes,nieuwe materialen en hoogbouw.. Massagraf van paarden ontdekt in BorgharenArcheologen hebben in Borgharen een massagrafblootgelegd met de resten van 35 tot50 paarden. Het is voor de eerste keer dat inWest-Europa een graf met zo’n groot aantalpaarden is gevonden. Onderzoek heeft uitgewezendat het graf dateert uit de zestiende ofzeventiende eeuw. De archeologen gaan ervanuit dat de paarden mogelijk gedood zijn tijdensgevechten in de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648), of bij de Franse belegering van Maas -tricht in 1673 door koning Lodewijk XIV.Het graf werd juni jl. ontdekt tijdens archeologischonderzoek dat Archeodienst in opdrachten op kosten van het Consortium Grensmaasuitvoert. Het Consortium is de uitvoerder vande rivierbeveiliging, de natuurontwikkeling ende grindwinning van het project Grensmaas.De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed isnauw betrokken bij de archeologische onderzoekenop de Grensmaaslocaties.Archeologe Angela Simons van het bureauHazenberg Archeologie, die de opgravingencoördineert in opdracht van het Consortium:‘De paarden lagen gestapeld in een greppel. Wehebben nagenoeg volledige skeletten bloo t -gelegd. We hebben ook hoefijzers gevonden.Paardentuig is tot nu toe niet aangetroffen.’Opvallend is trouwens dat het om relatief kleinepaarden gaat met een stokmaat die schommeltrond de 1.40 meter.Simons sluit niet uit dat er een verband gelegd


K ORT7 VITRUVIUS NUMMER 13 OKTOBER 2010BELEG VANMAASTRICHTDOOR PARMAIN 1579kan worden tussen het paardengraf en devondst van resten van Franse soldaten enkelejaren geleden nabij de Maasoever in Borg -haren, niet ver van de huidige vindplaats vanhet paardengraf. Dat het om Franse soldatenging, kon toentertijd vastgesteld worden aande hand van uniformknopen.Volgens zoöloge Jessica Grim van Archeo -dienst gaat het om een vondst die haar weerganiet kent in West-Europa. De paardenrestenzullen dan ook bewaard en nader onderzochtworden. De datering van het graf is trouwensvastgesteld via de zogenaamde C14-methode:archeologen kunnen de oudheid van stoffelijkeresten bepalen door het radioactieve vervalvan koolstof in de skeletten te meten. Romeins militair archief in provincie UtrechtIn het archeologisch depot van de provincieUtrecht is juli jl. een unieke vondst gepresenteerduit de Romeinse tijd. Het gaat om eenverzameling van meer dan 100 fragmenten vanschrijfplankjes uit het Romeinse fort Fectio inBunnik-Vechten. Het is voor het eerst dat inNederland aan de grens van het Romeinse Rijkeen dergelijke ontdekking is gedaan. De verzamelingis verder bijzonder omdat een grootaantal plankjes vrij compleet is en redelijk goedbewaard is gebleven.De houten schrijfplankjes zijn in de jaren 70gevonden door twee amateurarcheologen tennoorden van het Romeinse fort, waar Rijks -waterstaat werkte aan een wegverbreding vande A12 en A27. Bij het afgraven van de stortgrondlangs de snelweg kwamen de plankjestevoorschijn. De bijzondere vondst is nu overgedragenaan het archeologisch depot van deprovincie Utrecht.Inventariserend onderzoek van het archeologischadviesbureau Hazenberg Archeologie ende Vrije Universiteit uit Amsterdam wijst uitdat het waarschij<strong>nl</strong>ijk gaat om officiële documentenuit het militair archief van het nabijgelegenstafgebouw van de Romeinse troepen.Daarbij valt te denken aan oorkondes, schuldverklaringen,contracten of testamenten. Ver -moedelijk zijn de schrijfplankjes bij het opruimenvan het archief in de Rijn gegooid, waardeze na tweeduizend jaar in de bedding van derivier zijn terug gevonden.De vondst is niet alleen bijzonder voorDE REPLIKA VAN EEN ROMEINSE WACHTTOREN TUSSEN HET 19DE-EEUWSE WATERLINIEFORT EN HETVELD DAT NU NOG DE RESTANTEN VERBERGT VAN HET CASTELLUM FECTIO.Nederland, maar valt ook in de categorie vantopcollecties als de Vindolanda schrijftablettendie zijn gevonden bij de Muur van Hadrianusin Engeland. De eigenaren van de Fectio documentenhebben de plankjes afgestaan aan deprovincie Utrecht, zodat deze kunnen wordenonderzocht en geconserveerd. Dit sluit goedaan bij de ambitie van de provincie om degeschiedenis van het Romeinse fort opnieuwtot leven te brengen.Aanvullend onderzoekDe schrijfplankjes worden in opdracht van deprovincie Utrecht nader onderzocht. EenEngelse archeoloog en expert op dit gebied vande Universiteit van Oxford zal de teksten waarmogelijk vertalen. Alle onderzoeksgegevenskomen bovendien in een wetenschappelijkedatabase en worden in verschillende (populair)wetenschappelijke publicaties gepresenteerd.Van het onderzoek wordt ook een fotorepor tageen filmverslag gemaakt. Nadat de schrijfplankjeszijn geconserveerd, wordt een selectie uit degevonden collectie tentoongesteld. Het onderzoekis eind 2011 gereed. De begeleiding vanhet project is in handen van HazenbergArcheologie uit Leiden.Het fort Fectio neemt een bijzondere plek in degeschiedenis in. Het castellum werd omstreekshet jaar 5 na Christus gebouwd, als een depot ofvooruitgeschoven post van het Romeinse expeditielegerdat zich voorbereidde op de veroveringvan Germania. Het fort is tot circa 270 naChristus bezet door hulptroepen uit Spanje enThracïe (Bulgarije) en werd waarschij<strong>nl</strong>ijkbezocht door hoogwaardigheidsbekleders alskeizer Caligula.


K ORTHet ministerie van Onderwijs, Cultuur enWetenschap heeft het voornemen om per1 januari 2011 de taken van het InstituutCollectie Nederland ( ICN) onder te brengen bijde Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed(RCE). Dit om de kwaliteit voor de zorg van heterfgoed in Nederland te waarborgen en tegelijkertijddezelfde zorg efficiënter te maken. In denieuwe situatie wordt alle expertise op het terreinvan roerend en onroerend erfgoed gebundeldin één erfgoedinstituut.8 VITRUVIUS NUMMER 13 OKTOBER 2010ICN taken vanaf 1.1.2011 naar de RCEIn de nieuwe opzet verhuist het gedeelte vanhet ICN dat gevestigd is in de Gabriël Metsu -straat in Amsterdam, naar het gebouw van deRCE in Amersfoort. Hierbij komen rond deacht functies bij het ICN te vervallen. De laboratoriaen onderzoekswerkzaamheden van hetICN blijven gevestigd in het Ateliergebouw inAmsterdam. De rijkscollectie, collectiebeheeren restauratieateliers blijven in Rijswijk. DeRCE beschikt in Lelystad over scheepsarcheologischewerkplaatsen en het Nationaal Scheeps -archeologisch depot.De RCE is het kennisinstituut voor archeologie,monumenten en cultuurlandschap. HetICN is het kenniscentrum op het gebied vanroerende erfgoedcollecties en beheert de kunstcollectievan het rijk. De huidige taken van debeide diensten blijven in de nieuwe situatiebehouden: specialistische kennis en advies,opleidingen en informatievoorziening op hetterrein van roerend en onroerend erfgoed enbruiklenen uit de collectie. Beschermingsprocedure gestartvoor 28 pandenin NijmegenVoor 28 historische panden in de Nijmeegsebinnenstad is de beschermingsproceduregestart. Het gaat hierbij vooral om panden in deMolenstraat en de Lange Hezelstraat (foto). Depanden worden niet alleen beschermd vanwegearchitectonische waarde en belang voor hetstraatbeeld, maar ook omdat in het interieur nogveel onderdelen uit de late-middeleeuwen en devroeg-moderne tijd aanwezig zijn. Uit bouwhistorischonderzoek bleek dat er in de panden nogonder andere kelders, zijmuren, balklagen enkapconstructies aanwezig zijn die vertellen overde geschiedenis en de ontwikkeling van eenpand. Samen vertellen de panden ook iets overde ruimtelijke ontwikkeling van een straat envan de hele middeleeuwse stad. De panden zijndaarom belangrijk voor de geschiedenis vanNijmegen. Monitor gebouwderfgoed 2010In 2009 presenteerde de Rijksdienst voor hetCultureel Erfgoed de Monitor inzake destaat van het gebouwd erfgoed. De gegevensvan deze nulmeting waren afkomstig van deMonumentenwacht, de instantie die monumentalegebouwen inspecteert en beschikt overeen groot aantal abonnees. Zo heeft de organisatiegegevens van bijna een kwart van allerijksmonumenten.Voor de Monitor 2010 wil de RCE ook wetenwat de conditie is van rijksmonumenten dieniet structureel door de Monu mentenwachtworden geïnspecteerd. Hiervoor wordt eensteekproef uitgevoerd door de Monumenten -wacht bij rijksmonumenten waarvoor bij haargeen abonnement loopt. Deze wordt volgensdezelfde methode als de reguliere inspectiesuitgevoerd, waardoor de gegevens van 2009 en2010 vergelijkbaar zijn.De resultaten van de Monitor gebouwd erfgoed2010 zullen eind van dit jaar op de website vande Rijksdienst gepubliceerd worden. Grote Geschiedenis Prijs wordt Libris Geschiedenis PrijsMet ingang van 2010 verbindt Libris zichaan de Geschiedenis Prijs en wordt hetprijzengeld verdubbeld naar € 20.000,-. Deprijs bekroont historische boeken die een algemeenpubliek aanspreken. Oorspronkelijkheid,leesbaarheid en historische degelijkheid zijnde belangrijkste criteria. De prijs is een initiatiefvan Historisch Nieuws blad, Libris, hetNationaal Historisch Museum, de NPS/VPROen de Volkskrant en wordt dit jaar voor de vierdekeer uitgereikt. De initiatiefnemers willenzo een stimulans geven aan het goede historischeboek in Nederland.Deze prijs is in 2007 ingesteld door HistorischNieuwsblad en de Volkskrant, omdat erondanks de hoge kwaliteit van het Neder -landstalige historische boek nog geen prijsbestond voor het beste historische boek. In2008 nam ook de NPS/VPRO deel aan de organisatieen werd de naam Grote GeschiedenisPrijs. Voor het eerst zijn dit jaar ook hetNationaal Historisch Museum en Libris toegetredenals partners en heet de prijs de LibrisGeschiedenis Prijs.De Libris Geschiedenis Prijs 2010 zal op 23oktober 2010 door juryvoorzitter prof. dr. PaulSchnabel worden uitgereikt tijdens de Nachtvan de Geschiedenis in de AmsterdamseStadsschouwburg.De jury van 2010 wordt gevormd door: RuthOldenziel, Amerikadeskundige en hoogleraaraan de Technische Universiteit van Eind -hoven; Henk Wesseling, emeritus hoogleraarAlgemene Geschiedenis aan de Universiteitvan Leiden; Carla Boos, eindredacteur NPStelevisie;Martin Sommer, chef parlementaireredactie van de Volkskrant, en Frans Smits,hoofdredacteur van Historisch Nieuwsblad.


K ORTDe restauratie van stoomgemaal deCruquius in de Haarlemmermeer is vanstart gegaan. Het ruim 160 jaar oude stoomgemaal,Nederlands meest bekende monumentvan de industriële revolutie, was er slecht aantoe. Om deze reden is de noodklok geluid eneen beroep gedaan op de expertise vanVereniging Hendrick de Keyser, de verenigingdie zich inzet voor behoud van historischegebouwen, aan wie het gemaal op de valreepvan 2009 is overgedragen. Met steun van overhedenen fondsen, waaronder de BankGiroLoterij, is de restauratie o<strong>nl</strong>angs gestart.9 VITRUVIUS NUMMER 13 OKTOBER 2010Restauratie stoomgemaal Cruquius van startHet indrukwekkende stoomgemaal is inmiddelsin een grote stellage gezet. Aan herstel vanmetsel- en voegwerk is gewerkt. Doordat bijeerdere restauraties verkeerde cementvoegmortelszijn toegepast is er veel schade ontstaan.Deze keiharde voegen zijn de oorzaakvan verpulvering van de zachtere baksteen. Devoegen worden vervangen door voegwerk opbasis van hydraulische kalk. Ook het pleisterwerkvan de neogotische kantelen op hetgebouw en in het interieur wordt hersteld. Debijzondere 19de-eeuwse gietijzeren ramen endeuren worden ontroest, behandeld enopnieuw geschilderd. Spectaculair is het werkaan de houten stortvloer rondom het gemaal.Deze is lek en ernstig verrot. Ook de lantaarnwordt op de grote machinehal gerestaureerd enhet schilderwerk van de ketelhallen gedaan. Debelangrijkste werkzaamheden zullen gereedzijn voor de zomer van 2011. Museum DeCruquius blijft tijdens de restauratie gewoongeopend. Wel zal de grote machine soms nietkunnen functioneren, maar daar staat tegenoverdat de bezoekers informatie over de restauratiekrijgen. Het museum streeft naar uitbreidingen reconstructie van oorspronkelijkedetails uit de stoomperiode van het gebouw. Watercanon van AmsterdamHet eerste exemplaar van de Watercanonvan Amsterdam werd tijdens de openingsdagvan SAIL 2010 op 19 augustus aangebodenaan de Amsterdamse wethouder CarolienGehrels. Het Watercanon is met bijbehorendewandel- en vaargids tekrijg bij de boekhandel of viawww.jipuitgeverij.<strong>nl</strong>.Amsterdam enwater:o<strong>nl</strong>osmakelijkAls havenstad – ooitaan de Zuiderzee, in -middels aan Het IJ –en gebouwd op zompigeveen grond, heeft Amster -dam dagelijks met waterte maken. In de Water canonvan Amsterdam worden wateronderwerpenvanuit historisch perspectiefbelicht. Denk aan drinkwater uit deduinen, de verwerking van afvalwater, bluswater,grondwater, dijkbeheer, handel via hetwater, waterzuivering, speels water, wonenop/aan het water, watersport, waterkunst etc.Het 240 pagina’s tellende boek vertelt in vijftigvensters en ruim tweehonderd beelden degeschiedenis van het Amster damse water e<strong>nl</strong>egt de link naar het nu en de toekomst. DeWatercanon van Amsterdam is eengezame<strong>nl</strong>ijke uitgave van Water -net, Stadsarchief Amsterdam,de Haven van Amster dam,Binnenwaterbeheer Amsterdam (BBA), DPGAmsterdam en JIP Uit -geverij. Des kundigeauteurs en adviseursleverde input: een blijvendwaardevol kijkboeken naslagwerkvoor iedereen die vanwater en van Amsterdamhoudt!Wandel- en vaargidsenWie met eigen ogen waterwetenswaardighedenuit de Watercanon wil ontdekken, kan dat tevoet of per boot doen. Vier wandel- en tweevaarroutes gaan langs de meest karakteristiekewaterplekken van de stad. ‘Licht aan boord’Op 19 augustus j.l. werd een nieuwepubliekspresentatie geopend in hetNatio naal Scheepsarcheologisch Depot van deRijksdienst voor het Cultureel Erfgoed inLely stad : Licht aan boord. In dit historischoverzicht van scheepsverlichting is een selectieuit de circa 33.000 voorwerpen van het depotopgesteld. De getoonde voorwerpen zijnafkomstig uit 72 scheepswrakken en daterenvan omstreeks 180 na Chr. tot het begin van detwintigste eeuw. De presentatie is te zien tot 14februari 2011.In totaal werden 435 scheepsinventarissen door -zocht op verlichtingselementen en aansteekmiddelen.Meer dan 350 objecten tonen hoemen zich vroeger aan boord van schepen bijlichtte.Ze geven een indruk van de veranderingenin het gebruik van verlichting en detechnische ontwikkeling.De getoonde voorwerpen zijn onder te verdelenin vijf gebruikscategorieën: toelating vandaglicht, binnenverlichting door kunstlicht,secundaire binnenverlichting, buitenverlichtingen aansteekmiddelen. Bij de presentatieverscheen de catalogus ‘Licht aan boord’.


K ORT10 VITRUVIUS NUMMER 13 OKTOBER 2010Bodemarchief Domplein Utrecht archeologisch monumentHet bodemarchief onder en rond hetDomplein in Utrecht is aangewezen alsbeschermd archeologisch monument. De locatieherbergt de resten van een Romeinse legerplaats(castellum), van de (vroeg-)middeleeuwsebisschoppelijke burcht met kerken en keizerlijkeresidentiegebouwen. De overblijfselengetuigen van de militaire, religieuze enbestuurlijke betekenis van Utrecht voor deNoordelijke Nederlanden van de Romeinsetijd tot de middeleeuwen.De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed wildeze archeologische parels zo goed mogelijkvoor het nageslacht bewaren. Met de aanwijzingwordt historisch erfgoed beschermd datvoor een belangrijk deel verstopt ligt onder hetplaveisel van het Domplein en in de kelders enonder vloeren van de daarlangs gelegen gebouwen.Bijzonder is dat op een aantal plaatsen inde Domstad de ondergrondse restanten zichtbaarzijn gemaakt, zoals delen van een Ro -meinse muur onder het gebouw van hetUtrechts Centrum voor de Kunsten en de werk -plaats van het Nationaal Museum Van Speel -klok tot Pierement. Mogelijk worden er in detoekomst op meer plaatsen delen van dit uniekemonument toegankelijk.MetersdikHet is al decennia bekend dat in de bodemonder het Domplein belangrijke archeologischeresten aanwezig zijn. In de twintiger endertiger jaren van de vorige eeuw hebben ergrote onderzoeken plaatsgevonden, waarbij hetRomeinse verleden van Utrecht is vastgesteld.De historische gebouwen met ondergrondseresten hadden al de status van rijksmonument.Met de aanwijzing als archeologisch rijks -monument is het Domplein nu boven en onderde grond beschermd.Voor de bewoners rond het plein verandert eroverigens niets. Wel komt de vergunningverleningbij bijvoorbeeld graafwerkzaamheden nubij het Rijk te liggen, eerder was dit de gemeente.De bewoners zijn positief over de bijzonderestatus van hun woonomgeving. ‘De wetenschapdat er onder het plaveisel van het Domplein enonder je eigen huis een metersdik pakket ligtmet overblijfselen van een Romeins legerkamp,een bisschoppelijk of keizerlijk paleismaakt het ook wel een heel bijzondere plek omte wonen’, meent José Schreurs, consulent vande Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.Romeins, katholiek, keizerlijkDe monumentale waarde van het gebied ligt inde opeenvolging van belangwekkende functies.In de Romeinse tijd bevond zich er een castellum(gebouwd 47 na Chr.) dat onderdeel wasvan de Romeinse verdedigingslinie (Limes) dievan Katwijk dwars tot Nijmegen liep.Na het vertrek van de Romeinen kreeg hetgebied de status van missiecentrum, zeker nade overdracht in 695 aan Willibrord. Kort bijelkaar verrezen er drie kerken, waarmee debakermat van de katholieke kerk in Nederlandwerd gelegd. In de nabijheid verscheen in 1040ook een keizerlijke palts, op initiatief van detoenmalige Duitse keizer Henrik III. En vanafde 13e eeuw werd de gotische Domkerk opgericht.LichtmarkeringHoewel de archeologische resten zich grotendeelsonder de grond bevinden, kan hetpubliek in het centrum van Utrecht op verschillendeplaatsen historische overblijfselenzien. Het informatiecentrum De Schatkamerwas deze zomer geopend in middeleeuwse keldersonder het Utrechts Centrum voor deKunsten aan het Domplein. Een lichtmarkeringin de bestrating van het Utrechtse stadscentrumgeeft aan waar de muren van het oudeRomeinse castellum lagen. Heeft uw communicatieE nspiratie nodig?Uw huisstijl is aan restyling toe? Uw nieuwsbrief mag weer eens nieuw ogen? Uwdrukwerk moet managed i.p.v. gedaan? In concept, financiering, vorm en productie:laat u Enspireren door onze creativiteit en ervaring. Vraag een vergelijkende offerteaan via 010 - 425 6544 of info@uitgeverijeducom.<strong>nl</strong>. www.uitgeverijeducom.<strong>nl</strong>Uitgeverij Educom BVMarketing DrukwerkInvesteringen Internet


11 VITRUVIUS NUMMER 13 OKTOBER 2010


10 jaar VESTIGIAADVERTORIALDe recente Handreiking van de VNG voorgemeentelijke archeologische monumentenzorgDit voorjaar was het 10 jaar geleden dat advies bureau Vestigia BVArcheologie & Cultuur historie werd opgericht. De erfgoedsector, endaarmee het archeologische bestel, was destijds nog klein en over -zichtelijk, maar forse verschuivingen dienden zich aan. Voor veelbetrokkenen en stakeholders was het volstrekt onduidelijk wat dit zoubetekenen. Daarom was de vraag naar onafhankelijk, kundig adviesgroot. Een decenium verder is de sector explosief gegroeid – alleenal als je kijkt naar het aantal spelers.De formule van Vestigia is en wordt vaak gekopieerd,maar Vestigia blijft zichzelf vernieuwen.Daarom vervult zij ook in 2010 nog steeds eenkritische voorlopersrol als het gaat om optimaliseringvan onze erfgoedzorg. Uit de ontwikkelingenin de laatste jaren op het gebied van beleid, deorganisatie van archeologische projecten en hettijdig opsporen van archeologie zijn belangrijkelessen te trekken voor om de toekomst van onsverleden.ArcheologiebeleidDe manier waarop Nederland de principes van hetVerdrag van Valletta naar de praktijk heeft vertaald,betekende een verregaande decentralisatievan de zorg voor het archeologisch erfgoed. Ruim10 jaar geleden gaf de Rijksoverheid het voorbeelddoor te beginnen afscheid te nemen van de meestevan zijn uitvoerende taken. In een volgende fasewilden provincies niet langer gemeentelijke takenvervullen. Veel gemeenten moesten wennen aanhet feit dat ze zelf moesten nadenken over hoehet bodemarchief het beste te beschermen.Provincies hadden soms moeite afscheid te nemenvan hun traditionele bewakersrol. Vestigia heeft inde afgelopen 10 jaar ruim 70 gemeenten geholpenhun eigen visie ten aanzien van de archeologie teformuleren zowel in woord als in kaartbeelden.De uitgangspunten van het gemeentelijk erfgoedbeleidzijn inmiddels door de VNG samengevat inde handleiding Verder met Valletta. Nu de meestegemeenten de o zo belangrijke eerste stap gezethebben, dient de volgende fase zich al weer aan:2e generatie verwachtingskaarten, onderzoeksagenda’s,het beter zichtbaar maken van het verledenin de openbare ruimte zijn thema’s waarVestigia nu een veel gevraagde partner in is.Ook de provincies zijn volop in beweging en actiefbezig hun nieuwe rol vorm te geven. Bundelingvan kennis en informatie, kwaliteitsverbetering enregionale identiteit staan daar de komende jarencentraal. Daarin passen hopelijk ook de regionaleonderzoeksagenda’s, regionale verwachtingskaartenen statistische evaluaties van uitgevoerdonderzoek waar Vestigia voor verschillende provinciesop dit moment aan werkt.En het Rijk? Opvallend is dat naast de RCE ookandere overheidsorganisaties actief bezig zijn dearcheologische zorg op hun specifieke werkterreinbeter te organiseren. Dat gebeurt bijvoorbeeldal door Rijkswaterstaat die met een eigenprotocol werkt, en staatsbedrijven als ProRail enGasunie.Management van grote projectenIn 2001 was het voor het eerst dat het archeologischmanagement van een groot infrastructureelbouwproject niet vanuit de overheid (ROB=>RCE) zelf werd uitgevoerd, maar uitbesteedwerd aan een private partij. Het had heel wat voetenin de aarde voordat Vestigia namens ProRail dedirectievoering van de Hanzelijn mocht gaan doen.Daarna is bewezen dat de aanpak van Vestigia eenaanzie<strong>nl</strong>ijke besparing op de overhead van ditsoort projecten kan opleveren, zonder dat aan dekwaliteit en toezichthoudende rol van de bevoegdeoverheid wordt getornd.Ook het Europees aanbesteden van grote archeologischeopgravingen is inmiddels geen uitzonderingmeer. Dat die via Vestigia over het algemeenprobleemloos verlopen is te danken aan de flinkeinvestering die de afgelopen jaren is gedaan in deaanbestedingsdocumentatie en het optimaliserenvan de procedure. Het zoeken naar, en kunnenmeewegen van, de juiste balans tussen prijs enkwaliteit bij het beoordelen van aanbiedingen blijft


Team Vestigia 2010Voorbeeld van een archeologische inventarisatiekaart: gemeente Houten (Utrecht)daarbij onze grootste uitdaging. De in de eerstejaren veel gehoorde klacht dat Progra m ma’s vanEisen en archeologische bestekken de wetenschappelijkeontplooiingsmogelijkheden van uitvoerendeonderzoekers belemmeren, is opvallendgenoeg nagenoeg verstomd.Gebiedsgericht adviesDe mogelijkheid tot verplichting tot de uitvoeringvan archeologisch vooronderzoek bij ruimtelijkeinrichtingsprojecten heeft geleid tot een enormestijging in het aantal vooronderzoeken. Velen,waaronder ook de adviseurs van Vestigia, hebbende laatste tijd gewezen op het grote percentage(landelijk >80%) van dit soort onderzoek datgeen nieuwe archeologische informatie oplevert.Het gevaar bestaat dat de negatieve resultaten,zeker bij een dalende conjunctuur, het draagvlakbij de opdrachtgevers (bouwende overheden,particuliere ontwikkelaars, grondeigenaren) snelzal doen afnemen. Moet er worden ingegrepen,of is er ook sprake van een zelfregulerend vermogenin ons archeologiebestel?Vestigia gelooft van wel. De ontwikkeling vangemeentelijk beleid, met name de doorvertalingvan archeologische beleidskaarten naar debestemmingsplannen zal leiden tot een selectievereinzet van het instrument van vooronderzoek.Ook de professionalisering van het archeologischtoezicht bij gemeenten zou uiteindelijk totmeer maatwerk en een hoger rendement moete<strong>nl</strong>eiden. Nu ook veel bestuurders zich beginnente realiseren dat de inrichting van het eigenerfgoedbeleid directe consequenties kan hebbenvoor de eigen ruimtelijke ordening, het grondbeleid,en de eigen culturele identiteit, is het wel ofniet eisen van vooronderzoek niet alleen meereen kwestie van uitsluiten van elk archeologischrisico, maar ook van proportionaliteit en effectiviteitvan beleid. Iets wat door Vestigia al jarenwordt uitgedragen.De eerste tekenen zijn er al. In 2009 is het aantaluitgevoerde archeologische vooronderzoekenvoor het eerst sinds de invoering van het Verdragvan Valletta afgenomen. 1De ErfgoedsectorWie op zoek is naar een archeoloog, heeft tegenwoordigiets te kiezen. Met de privatisering vande archeologische uitvoering is een heel scala vaninmiddels meer dan honderd archeologischebedrijven en bedrijfjes ontstaan. Daarnaast is hetaantal zelfstandig opererende archeologen (zzp’-ers) explosief gegroeid en kunnen buitenstaandersook nog eens een beroep doen op een heelscala van al dan niet gesubsidieerde regionalesteunpunten, gezame<strong>nl</strong>ijke regelingen, erfgoedhuizenen welstandsorganisaties. Iedereen claimthet beste met het erfgoed voor te hebben, maarvoor de relatieve buitenstaanders is het er nietoverzichtelijker op geworden. Bij Vestigia constaterenwe de laatste jaren een tendens tot individualiseringvan archeologiebeleid. De bevoegdeoverheid besteedt zijn erfgoedtaken steeds verderuit aan individuen of organisaties die zich defacto onttrekken aan de democratische controlevan die overheid. Betreffende personen eninstanties geven hun eigen uitleg aan de rol van deopdrachtgever en functioneren ook inhoudelijkals evenvele eilandjes in de snel stromende kronkelenderivier die naar kenniswinst moet leiden.Isolatie is stilstand, en stilstand is achteruitgang.Bij Vestigia hebben we geconcludeerd dat groeiendecomplexiteit van de archeologische zorgniet meer in een enkel, of enkele personen teverenigen is, en dat alleen via teamwork de besteoplossingen gevonden kunnen worden. Daarvooris een inspirerende werkomgeving met een voldoendekritische massa van specialisten met uitee<strong>nl</strong>opendeachtergronden onontbeerlijk. Met hethuidige team staan we bij Vestigia in ieder gevalklaar voor de komende 10 jaar.1 Bron: Jaarverslag Erfgoedinspectie 2009.Spoorstraat 5 – 3811 MN AmersfoortTelefoon 033-277 9200info@vestigia.<strong>nl</strong>www.vestigia.<strong>nl</strong>


F RISO WOUDSTRA R UBRIEK14 VITRUVIUS NUMMER 13 OKTOBER 2010TEKST: DON RACKHAMARCHITECT EN CULTUURHISTORICUS:EEN PRODUCTIEVE SAMENWERKINGOm bij de restauratie van een waardevolmonument of bij de bouw van een nieuwvolume in een gevoelige omgeving tot een passendontwerp te komen, is het van belang dateen architect voldoende handvatten krijgt aan -gereikt op basis waarvan hij zijn plannen kanopstellen. Steeds meer architecten ervaren datbij dergelijke projecten bouw- en/of cultuur -historisch onderzoek als startpunt en inspiratiebronkan dienen.Een bedrijf dat nauw samenwerkt met Resnova is Friso Woudstra Architecten, die zich algedurende meer dan een kwart eeuw specialiseertin restauratieprojecten en hoogwaardigehistoriserende nieuwbouw.Res nova heeft vanwege het heugelijke feit dathet architectenbureau in 2009 zijn duizendsteopdracht heeft binnengehaald, twee boekengeschreven waarin het oeuvre van Friso Woud -stra Architecten onder de loep wordt genomen.In het boek Saxa Loquuntur – de stenen spreken,wordt het restauratie-oeuvre van Woudstra perobject besproken. Het tweede werk, 1001: ontwerpenFriso Woudstra Architecten, behandelthet thema van de nieuwbouwprojecten. Hetboek is ingedeeld in meerdere hoofdstukken,elk voorafgegaan door een i<strong>nl</strong>eiding over eenspecifieke architectuurstroming. Ook de wijzewaarop Woudstra deze toepast, wordt toegelicht.De i<strong>nl</strong>eiding wordt gevolgd door een overzichtvan de uitgevoerde projecten.Jugendstil in Nijmegen:exemplarisch voor de werkwijzeUit het uitgebreide oeuvre van het architectenbureauis een tweetal projecten gelicht ter illustratievan de wijze waarop bij de plannen metmonumentale waarden en omgevingskwaliteitenwordt omgegaan. Beide projecten kenmerkenzich door een vormentaal die karakteristiekis voor het begin van de twintigste eeuw.Ze bevinden zich in Nijmegen. Het betreft derestauratie van een gemeentelijk monumentaan de Molenstraat en de realisatie van eennieuwbouwvilla aan de Groesbeekseweg.Molenstraat 72In het historische centrum van Nijmegen ligt aande Molenstraat eenwoonwinkelpanddat in 1901gebouwd is naarontwerp van PietBuskens. Opvallendis de rijke Jugend -stilvormentaal vande voorgevel.Deze beperkt zichtot de verdiepingen,want op de beganegrond hebben in deloop van de eeuwheel wat ingrepenplaats gevonden.Zoals blijkt uithistorisch beeldmateriaal,was hieroorspronkelijk sprakevan een tussen tweehardstenen hoekpilasters geplaatste bredewinkelpui. Deze omvatte rechts de winkelentreemet aan weerszijden een grote etalageruit enuiterst links een deur met daarachter de opgangnaar de bovenwoning. De pui is vanaf de jarendertig meerdere malen vervangen door eennieuw exemplaar. Hierbij is ook de opgang verdwenen,met als gevolg dat de bovenwoningvanaf de straat niet meer bereikbaar is en haarfunctie heeft verloren.Res nova heeft in opdracht van Friso WoudstraArchitecten een cultuur- en bouwhistorischrapport aangeleverd waarin de ontwikkelings -geschiedenis van het pand is onderzocht en inzijn historische context is geplaatst. Aan de handvan de waardenstelling is een aantal aanbevelingen(‘kansen en bedreigingen’) geformuleerdop basis waarvan Friso Woudstra Architecten deplannen voor Molenstraat 72 heeft opgesteld.De rol van Res nova eindigt niet bij het aan -leveren van een rapport. Ook gedurende hetontwerpproces is sprake van een intensieve wisselwerkingtussen architect en cultuurhistoricus.M0lenstraat 72,Nijmegen:rechts vóór enboven ná dewerkzaamheden.Door middel van een effecttoets zijn de uiteindelijketekeningen voor een laatste keer kritischbeoordeeld. Dit alles om verzekerd te zijn vaneen verantwoord resultaat.Een belangrijke factor waarmee bij het ontwerpvan Molenstraat 72 rekening moest wordengehouden, was de verplichting die de gemeenteoplegde om de bovenverdiepingen geschikt temaken voor bewoning. Zoals bekend werkt hetwonen boven winkels gunstig op de leefbaarheidvan de binnenstad. De eigenaar wilde echter datdit niet ten koste ging van het vloeroppervlak vande winkel. Als gevolg van dit voorwaardenpakketwas het onmogelijk om een pui te creëren waarinnaast de winkeletalage ook een opgang naarde bovenverdieping werd geplaatst. De opgangis in de nieuwe situatie aan de achterzijde vanhet pand gerealiseerd, aan de Karrengas.info@frisowoudstra.<strong>nl</strong>www.frisowoudstra.<strong>nl</strong>Telefoon 0575 - 519 455


R ES NOVA R UBRIEK15 VITRUVIUS NUMMER 13 OKTOBER 2010De nieuwe winkelpui is in opzet geïnspireerdop de oorspronkelijke drieledige situatie vanhet winkelgedeelte: een centrale entree met aanweerszijden een ruit, geplaatst op een lageborstwering. De nieuwe invulling kenmerkt zichdoor een vormentaal en vakmanschap die corresponderenmet de nog aanwezige historischegeveldelen. Bij de werkzaamheden werdenachter de huidige pui de twee oorspronkelijkedecoratieve hardstenen hoekpilasters aangetroffen.Hoewel deze ernstig waren aangetastdoor de vele gevelaanpassingen, is beslotendeze in de huidige staat inzichtelijk te houden.Groesbeekseweg,Nijmegen: bovenstraatbeeld enrechts nr. 238.Molenstraat 72 geldt als een exemplarisch voorbeeldhoe in een historische binnenstad eenesthetisch hoogwaardige pui kan ontstaanwaarbij de oorspronkelijke situatie als inspiratiebrondient, zonder dat daarbij de praktischewensen van de winkelier uit het oog wordenverloren.Groesbeekseweg 238Het leeuwendeel van het oeuvre van FrisoWoudstra Architecten bestaat uit historiserendenieuwbouw, variërend van classicistische landhuizentot rietgedekte villa’s (cottagestijl) enJugendstilpanden. Deze projecten kenmerkenzich door een tot op het detail doorgevoerdvakmanschap. Woudstra acht het van hetgrootste belang dat zijn ontwerpen stijlzuiveren streekgebonden zijn. Een recent voltooidvoorbeeld is het pand Groesbeekseweg 238.De bouwlocatie is gelegen aan een gedeelte vande Groesbeekseweg dat wordt gekarakteriseerddoor de vele kapitale villa’s in eclectische stijl.Deze zijn hier in de eerste twee decennia vande twintigste eeuw opgericht. De vrijstaandevilla’s vormen één samenhangend geheel, maarhebben elk door het specifiek toegepaste decoratieveprogramma een duidelijk eigen karakter.Hierdoor is een schilderachtig ensemble ontstaan.Het nieuwe project moest in verschijningsvormen kwaliteit aansluiting vinden op dit eclectischestraatbeeld. Groesbeekseweg 238 heeft inhoofd opzet een symmetrische plattegrond enopstand waarbij door het toepassen van erkers,uitkragingen en steekkappen toch een asym -metrisch aanzien is ontstaan. Gevels zijn opgetrokkenin in halfsteens verband gemetseldebaksteen en voorzien van een knipvoeg.Detailleringen zijn uitgevoerd in pleisterwerk enpolychrome cementtegels, kenmerkend voor deneorenaissance. De overstek van de kap wordtgedragen door een fraaie houtconstructie,karakteristiek voor de Chaletstijl. Het resultaatis een vrijstaande villa met een duidelijk eigenkarakter die door haar eclectische vormentaalgoed aansluit bij het historische schilderachtigestraatbeeld.Tegenwoordig betrekt Friso Woudstra Archi -tecten Res nova op een soortgelijke wijze bijnieuwbouw als bij restauratieprojecten.Voorafgaand aan het ontwerpproces wordteen rapport opgesteld waarin de cultuur- enarchitectuurhistorische, stedenbouwkundigeen landschappelijke karakteristiek van debouw locatie en de omgeving wordt belicht.Deze dient als uitgangspunt voor het ontwerpdat algemeen leidt tot versterking van deruimte lijke ambiance ter plaatse, doordat hetde genius loci respecteert. www.res-nova.<strong>nl</strong>info@res-nova.<strong>nl</strong>Telefoon 0475-552 330


VITRUVIUS NUMMER 13 OKTOBER 2010 16BERNADETTE VAN HELLENBERG HUBARRES NOVA, ERFGOED IN ONTWIKKELINGDE ERFGOEDSWOT ©EN DE WEDEROPBOUW-KERNKWALITEITENIN DE AMVB RUIMTEIn opdracht van het ministerie van OC&W heeft Res nova begin 2010 een exercitieuitgevoerd die tot kernkwaliteiten moest leiden voor de toekomstige beschermingvan Wederopbouwgebieden via de Algemene Maatregel van Bestuur. 2 In heteerste deel van dit artikel wordt beschreven hoe deze constructie uit de nieuweWro wordt ingezet en komen de methodische aspecten van de erfgoedSWOT © aande orde. In het tweede deel zal worden ingegaan op het concrete resultaat van deexercitie aan de hand van drie exemplarische dossiers van de RCE: Vriezenveenals model van de naoorlogse ruilverkaveling, Angelslo te Emmen als functionalistischeWeder op bouwwijk en Rhenen als voorbeeld van Wederopbouw in dehistorische stad als gevolg van oorlogsschade.Retort in hetborgingsproces11 – BEN MERKELBACH EN WILLEM VAN TIJEN, DE ORGANISCHE WOONWIJKIN OPEN BEBOUWING (1935), THEORETISCH MODEL. OPVALLEND IS DESTROKENBOUW TE MIDDEN VAN HET GROEN. DE VOORZIENINGEN LIGGENOP EEN ASSENSTELSEL EN DE WIJK WORDT OMARMD DOOR HOOGBOUW.DIT IS BIJNA ALS ARCHETYPE AAN TE MERKEN VAN DE NEDERLANDSEFUNCTIONALISTISCHE STEDENBOUW.Het is spannend in cultuurhistorischNederland. Met de beleidsbrief MoMo isde deur wijd open gezet voor een nieuwdenken over erfgoed. Het zindert van deideeën en visies en voor het eerst sinds jare<strong>nl</strong>open deze niet stuk op de keermuren van degevestigde meningen, maar is er ruimte voordebat: moder nisering van de monumentenzorg,heet de beleidsbrief dan ook terecht. Ookvoor de toekomst van het Weder opbouw -erfgoed heeft deze consequenties, en dat isinteressant. Niet alleen omdat de discussieover het hoe van de bescherming nog in vollegang is, maar ook omdat de meningen over hetwat van de bescherming nog lang niet zijn uitgekristalliseerd.Deze bijdrage pretendeertdaar zeker niet het laatste woord over te hebben.Wel reikt ze een methode aan – de erf -goedSWOT© – die het mogelijk maakt om bijwijze van retort uit de grote hoeveelheidonderzoeksmateriaal kernkwaliteiten te destilleren.En passant vindt reflectie plaats op demethodologie in ons vakgebied.MoMo en de WederopbouwgebiedenOver het hoe van de bescherming van hetWederopbouwerfgoed is MoMo heel stellig.Dat gaat namelijk gebeuren in het kader vaneen Rijksstructuurvisie voor de monumentenzorg:‘Hierin staat beschreven welke waardenhet Rijk in een bestemmingsplan verwoord wilzien. Zo zal ik in deze structuurvisie bijvoorbeeldeen tiental stedelijke structuren uit dewederopbouwperiode van nationaal belangopnemen. Voor onderdelen waar een effectievedoorwerking is vereist zal de structuurvisieverankerd worden in een algemene maatregelvan bestuur.’ 3Elders in MoMo schrijft de minister: ‘In destructuurvisie wil ik een beperkt aantal gezichtende status geven van ‘nationaal wederopbouwgezicht’,om zo ook het erfgoed uit denaoorlogse periode te behouden. Ik wil daarbijtegelijkertijd aansluiten bij het traject van deAMvB 2e tranche en daarmee deze gezichtenin een AMvB vast te leggen. Op grond van deresultaten zal ik vervolgens na overleg metIPO en VNG besluiten of ik in de toekomstnieuwe gezichten aan zal wijzen via deMonumentenwet 1988, of dat de lijn van deWro 4 gekozen zal worden. In het laatste gevalkan het sectoraal instrumentarium verder wordenafgebouwd. Natuurlijk is het zo dat er nietalleen wederopbouwgezichten van nationaalbelang zijn. Gemeenten zelf, maar nadrukkelijkook de provincies kunnen zelf hun ambitiesbepalen op gemeentelijk respectievelijkprovinciaal niveau en borgen via de hunbeschikbare instrumenten. Het bepalen vanwat nationale wederopbouwgezichten zijn enwelke wellicht op provinciaal niveau vanbelang zijn, zal ik in overleg met de provinciesbepalen.’ 5Met deze passages is niet alleen een venster opde toekomst geopend, ook wordt duidelijkgemaakt dat het gaat om een experiment.Indien blijkt dat bescherming langs de exclusieveroute van de (n)Wro, via de verschillende


17 VITRUVIUS NUMMER 13 OKTOBER 20102 – ANGELSO IN EMMEN VORMT EEN BIJZONDEREFUNCTIONALISTISCHE WOONWIJK UIT DE JAREN’60 NAAR ONTWERP VAN NIEK DE BOER. DE HOOG-BOUW VORMT HIER EEN ZICHTBARE BARRIÈREMET HET BOS AAN DE NOORDZIJDE VAN DE WIJKEN IS DUS EEN MARKANT SCHEIDEND ELEMENT.NIETTEMIN DRINGT HET BOS DE WIJK BINNENVIA ‘GROENE VINGERS’. FOTO: MARGREETH BANGERTstructuurvisies met vertakkingen op rijks-, provin -ciaal en gemeentelijk niveau (zie tabel) niet hetgewenste effect heeft, zal worden terugge grepenop het vertrouwde instrument van het beschermdgezicht.(n)Wro per juni 2008RIJK beleid dat alleen het bestuursorgaan zelf bindt(indicatief en niet normatief): Rijksstructuurvisie; bevoegdheid nadere regels te stellen aan verordeningenen bestemmingsplannen: AMvB; bevoegdheid tot aanwijzing van de gemeenteraad,indien een nationaal belang dat vergt; bevoegdheid om zelf bestemmingsplannen op te stellen.PROVINCIE beleid dat alleen het bestuursorgaan zelf bindt:structuurvisie; bevoegdheid nadere regels te stellen aanbestemmingsplannen: provinciale verordening; vergelijkbare bevoegdheid tot aanwijzing als hetRijk, maar dan vanwege een provinciaal belang; bevoegdheid om zelf bestemmingsplannen op testellen.GEMEENTE beleid dat alleen het bestuursorgaan zelf bindt:structuurvisie; verplichting om in het kader van een ‘goederuimtelijke ordening’ bestemmingsplannenof een beheersverordening (het vroegereconserverende bestemmingsplan) op te stellen.WRO vóór juni 2008 Rijksnota’s, zoals de NotaRuimte, de Vinex et cetera:algemeen bindend indien envoor zover – een onderdeelvan – de Rijksnota de statusheeft van Planologischekernbeslissing. Streekplan/ProvinciaalOmgevingsplan: alge meenbindend als er sprake is vandirecte doorwerking in hetstreekplan door middel van‘concreet bindende beleidsbeslissingen’.StructuurplanIdem, maar formeel was deverplichting beperkt totbuiten de bebouwde kom.3 – VERSCHILLENDE FASEN IN HET RUIMTELIJK PROCES VAN DE (N)Wro EN WRO.OMDAT BELEIDSSTUKKEN VAN VOOR JUNI 2008 UITERAARD WERKEN MET WRO,ZIJN DE CORRESPONDERENDE BEGRIPPEN NAAST ELKAAR GEPLAATST.Ondertussen is sedert de verschijning van MoMoeen belangrijke nuancering doorgevoerd: het gaatinmiddels niet langer om alleen stedelijke structuren,maar ook het karakteristieke Wederop bouw -landschap krijgt een plaats in de kernploeg. Daar -naast is binnen het stedelijke segment een tweedelingingebracht, waardoor sprake is van driecategorieën van gebieden:a. waardevol buitengebied dat (overwegend) ‘ge -maakt’ is in de wederopbouwperiode, zoalsbijvoorbeeld de nieuwe polders of bijzondereruilverkavelingsgebiedenb. bijzondere gebieden die in- of direct na de oorlogzijn herbouwd (herstel oorlogsschade), vaakbinnen de bebouwde komc. bijzondere wederopbouwwijken, gebouwd in dejaren ’50 en ’60, binnen de bebouwde kom’. 6Deze trits moet vertegenwoordigd zijn in de selectiedie in de AMvB verankerd zal worden. Opgrond van voortschrijdend inzicht hebben VROM,OC&W en de RCE inmiddels afgesproken dathet niet langer om tien, maar om dertig gebiedenzal gaan. En dat is terecht, want het Weder op -bouwerfgoed in Nederland is niet alleen van eenhoge kwaliteit, maar heeft ook een opmerkelijkediversiteit in verschijningsvormen.De AMvB RuimteIn het kader van de (n)Wro 7 beschikt het Rijkover verschillende mogelijkheden om beleid temaken en te concretiseren, zoals de tabel toont.Uit gangs punt is en was het vereiste van ‘eengoede ruimtelijke ordening’. 8Terwijl het beleid gegoten wordt in de mal van destructuurvisie, gebeurt het afdwingbaar makendaarvan in principe via een AMvB. In dit gevalvia de AMvB Ruimte. Deze schrijft de lagereoverheden voor welke zaken zij nader moetenregelen, hetzij in de vorm van een provinciale verordening,hetzij een bestemmingsplan of eenbeheersverordening. Ook wordt aangegeven waarmeemen in het bijzonder rekening moet houden


19 VITRUVIUS NUMMER 13 OKTOBER 20106 – HET KARAKTERISTIEKERUILVERKAVELINGSLANDSCHAPVAN VRIEZENVEEN, NAARONTWERP VAN H.W. DE VROOME(1964), ONDERSCHEIDT ZICHDOOR EEN RATIONALISTISCHEVERKAVELING EN INFRASTRUC-TUUR. OOK DE WEGBEPLANTINGDATEERT VAN DE JAREN ’60.FOTO: DON RACKHAM7 – DE BOERDERIJEN TEN TIJDE VANDE RUILVERKAVELING ZIJN VOLGENSEEN BEDRIJFSMATIGE LOGISTIEKOPGEZET, WAARTOE OOK DE EFFI-CIËNTE ONTSLUITING VIA ASFALT-WEGEN HOORT. FOTO: DON RACKHAMBenadrukt moet worden dat deze keuze nietbetekent dat deze voorbeelden ook daadwerkelijkbij de uiteindelijke selectie opgenomenzullen worden. Om het optimum uit het experimentte halen werd bepaald dat er in principegeen aanvullend onderzoek zou wordengedaan. Hierdoor was het namelijk mogelijkom ook kennisleemten systematisch in kaart tebrengen.zing centraal staat: dus ook als het gaat om deestafetteloop die via de AMvB Ruimte en destructuurvisie en/of verordening van de provincieseindigt bij het bestemmingsplan vande gemeente. Daar moet de bescherming dietop-down wordt geïnitieerd kunnen landen;en liefst op een zodanige manier dat dit eensneeuwbaleffect krijgt in de vorm van erfgoedbeheerdat bottom-up wordt ingezet. Omdatmet dit laatste ruime ervaring is op gedaan ingemeentes – met als meest markante projectenhet bestemmingsplan Malberg/Oud-Caberg inMaastricht en De Bergen in Eindhoven – werddaar de startlijn getrokken. Primair moest devraag beantwoord worden of de daar ontwikkeldemethodieken zich leenden voor extrapolatieop Rijksniveau.Vanaf de top zag het uitzicht er ondertussenheel anders uit. Daar kampte men met de overvloedvan de weelde: vanaf de jaren ’90 hebbende RCE en zijn voorgangers, de RDMZ en deRACM, onderzoek gedaan naar de Weder -opbouw. Het resultaat is indrukwekkend. Omhier lijn in te brengen en top en bodem totcommunicatie te inspireren, werd voorgesteldom gebiedswaardenstellingen uit te voeren opbasis van drie exemplarische dossiers van deRCE. Wil men immers uitspraken kunnendoen over kernkwaliteiten, dan zal men eerstde waarden in het vizier moeten krijgen. Dekeuze is komen te vallen op:a. Vriezenveen als model van de naoorlogse ruilverkaveling;b. Angelslo te Emmen als functionalistischeWederopbouwwijk;c. Rhenen als voorbeeld van Wederopbouw in dehistorische stad als gevolg van oorlogsschade.Hoewel aanvankelijk was gedacht dat alleenmet de gebiedswaardenstelling volstaan konworden, bleek lopende de opdracht dat éénschakel ontbrak in de exercitie: het overzichtvan kansen & bedreigingen dat standaard deeluitmaakt van het PER © . Waardenstelling enkansen & bedreigingen vormen samen deerfgoedSWOT © .De erfgoedSWOT ©Het acroniem SWOT staat voor een bedrijfskundigmodel, waarbij Strengths, Weaknesses,Opportunities & Threats in kaart wordengebracht om een toekomststrategie te ontwikkelen.Vertaald naar het erfgoed, krijgen we devolgende equivalenten:GEBIEDSWAARDEN-STRENGTHS &STELLINGWEAKNESSES___________________________________OVERZICHT KANSEN& BEDREIGINGENOPPORTUNITIES& THREATSOp het moment dat een cultuurhistorischonderzoek voorhanden is – in dit geval vervatin de projectdossiers van de RCE – kunnendeze twee sporen ingezet worden om richtlijnen


VITRUVIUS NUMMER 13 OKTOBER 2010 208 – RONDOM DE CUNERATOREN IN RHEDENVOND TOT TWEEMAAL TOE ALS GEVOLG VANOORLOGSSCHADE WEDEROPBOUWPLAATS, NAMELIJK IN 1941 EN IN 1946.LEIDENDE FIGUUR HIERBIJ WASCEES POUDEROYEN, LEERLING VANM. GRANPRÉ MOLIÈRE. IN DE SFEER VANDE DELFTSE SCHOOL ONTWIERP HIJONDER MEER DE FREDERIKVAN DE PALTSHOF MET NIEUWESTRAAT- EN PLEINWANDEN ENEINZELGÄNGER.FOTO: DON RACKHAM9 – DE STIJL VAN DE DELFTSE SCHOOL LEUN-DE STERK OP DE TRADITIE MAAR TOONDE EENEIGENTIJDSE OPDRUK DOOR DETAILLERINGEN MATERIAALGEBRUIK. MET BEHULP VANHISTORISCHE KAPVORMEN, BAKSTEEN ENORNAMENTIEK CREËERDE POUDEROYEN EENAFWISSELEND STADSBEELD. IN HOOFDLIJNENIS DIT GAAF BEHOUDEN, HOEWEL OOK HIERDE TRESPA (KUNSTSTOF BEPLATING) AAN DEGEVELS KNAAGT. FOTO: DON RACKHAMmentenwet 1988, of een provinciale of ge meen -telijke monumentenverordening. Sinds 2005 isdeze verzameling uitgebreid met het bestemmingsplanen de woningwet. Zelfs al komt erbinnenkort één omgevingsvergunning, de besluitvormingop zich zal nog altijd getoetstmoeten worden aan de in het geding zijnde wetof regeling.voor behoud, beheer en ontwikkeling te formuleren.Zo ontstaat een toekomststrategie diehaar beslag kan krijgen in een van de regelingenvan de (n)Wro die hiervoor zijn besproken(zie de tabel). Hoe stellen we nu die waardenvast en wat doen we met sterktes en zwaktes.WaardenstellingVoor het objectiveren van waarden zijn criterianodig. De ervaring heeft geleerd dat de hoofdcriteriavan de Monu mentenwet 1988 – dieruim een halve eeuw kracht van autoriteit hebben12 – een prima vertrekpunt vormen. Ook ditheeft te maken met besluitvorming: waardenstellingenworden immers vrijwel zonder uitzonderingingezet ten behoeve van besluitvormingsprocessen.Dat gebeurt tegenwoordig nietlanger exclusief in de context van de Monu -Door de waardenstelling af te stemmen op dehoofdcriteria wordt teruggekeerd naar de basisvan de aanwijzing. De overheid – of het nu oprijks-, provinciaal of gemeentelijk niveau is –beschermt cultuurhistorische gebieden, en sem -bles, complexen en panden immers op grondvan het ‘algemene belang’ dat het bewustecultuurgoed vertegenwoordigt. Om dit belangte kunnen motiveren worden over het algemeenvier hoofdcriteria gehanteerd, te weten: ruimtelijke of structurele samenhang; schoonheid; betekenis voor de wetenschap; cultuurhistorische waarde. 13Ook waar het gaat om nieuwe beschermingsvormenvia de route van (n)Wro dient dat‘algemene belang’ bij de aanwijzing gemotiveerdte worden.Bij het vaststellen van de waarden en het veri-


21 VITRUVIUS NUMMER 13 OKTOBER 2010fiëren van deze criteria worden verschillendesubcriteria gehanteerd die grotendeels ontleendzijn aan het MSP (Monumenten SelectieProject). 14 In het kader van dat project zijn verfijningenontwikkeld die voor de periode 1850-1940 binnen de hoofdcriteria toegepast kunnenworden. Deze zijn echter ook voor hetoudere en het jongere erfgoed uitermategeschikt om een meer precieze motivering vanhet ‘algemeen belang’ op te stellen. De meestvoorkomende MSP-noemers betreffen ‘typologie’,‘gaafheid/kenmerkendheid’ en ‘zeldzaamheid’.Los daarvan is ook de landschappelijkecontext binnen het MSP volwaardig meegenomen.Hierdoor kan de wijze waarop men in hetverleden heeft ingespeeld op de geografischeondergrond – de ‘geomorfologie’ – als voorwaar -denscheppende factor voor nederzettingen engebouwen afgevinkt worden.Meestal worden nog andere verfijningscriteriatoegepast, en wel op basis van provinciaal ofgemeentelijk beleid. Te denken valt aan ‘stadshistorischebetekenis’ (Maastricht, Eind -hoven) of ‘geheugenwaarde’ (Maastricht) diein het desbetreffende geval onder ‘cultuurhistorischewaarde’ worden gerangschikt. Zoalshiervoor al aangegeven, vormen de vier hoofdcriteriaeen stabiel raamwerk, waarbinnen verschillendeaanvliegroutes mogelijk zijn. Persaldo is het niet zo belangrijk of bijvoorbeeld‘gaafheid’ de ene keer valt onder ‘schoonheid’en de volgende keer onder ‘betekenis voor dewetenschap’, zolang de betreffende wegingsfactor– uitdrukking ontleend aan de Hand -leiding MSP – maar aan de orde is gesteld enop gemotiveerde wijze in een van de vierhoofdcategorieën is ondergebracht. Zoals in deHandleiding MSP terecht onder de laatstenoemer bij ‘zeldzaamheid’ wordt aangegeven,mag in ieder geval de synergetische betekenisvan – het meer dan – de som der delen nietworden onderschat. 15Kansen en bedreigingenIs de waardenstelling afgerond, dan kunnen dekansen en bedreigingen van het bewuste erfgoedin kaart worden gebracht. Deze rubriek isnauw verbonden met een concreet toekomstperspectiefen dus bij uitstek geschikt omruimtelijk beleid uit te werken in de vorm vaneen beeldkwaliteitplan of gebiedsgerichte welstandscriteria.Met name deze laatste zijn vangroot belang: met de Woningwet 2003 is hetnamelijk mogelijk geworden om samenhangendegebieden aan te wijzen, waarvoor speciaalwelstandsbeleid kan worden ontwikkeldmet het oog op behoud, beheer en versterkingvan de ruimtelijke kwaliteit. Niet alleen is dithet wettelijk kader van het systeem van deAmsterdamse ordekaarten, ook in het PER ©vormt welstand een belangrijke speler in heterfgoedveld. 16Met de combinatie van cultuurhistorie, gebiedswaardenstelling,bestemmingsplan en welstandis voor het eerst geëxperimenteerd bij deAtlas Ruimtelijke Kwaliteit voor het beschermdegezicht Sint Geertruid (gemeente Mar -graten 2000). Daarbij kon geprofiteerd wordenvan de samenwerking met het Lim burgseinstituut voor welstandsbeleid dat vooruitlopendop de nieuwe Woningwet de mogelijkhedenvan gebiedsgerichte criteria onderzocht. 17In het kader van dit project zijn de volgendethema’s voor richtlijnen met kansen en bedreigingennaar voren gekomen die van meer algemeennaar specifiek verlopen: Nederzettingstypologie Infrastructuur Verkavelingspatroon Groenelementen Waterpartijen Bebouwing Elementaire Einzelgänger (gebouwen waarvaner vaak maar een of twee per gebied zijn;kerken, scholen, winkelcentra et cetera) Karakteristieke elementenHoe de exercitie met de erfgoedSWOT © bij dedrie exemplarische dossiers concreet leidde totkernkwaliteiten komt in het vervolg van ditartikel ter sprake. Vooruitlopend daarop kaneen blik geworpen worden op het Cultuur -historisch basisonderzoek (CBO) De Bergendat als onderdeel van het gelijknamige bestemmingsplante vinden is op www.ruimtelijkeplannen.<strong>nl</strong>.Noten1Een retort is een hulpstuk waarmee de damp uithet destillatieproces wordt opgevangen en omgezetin vloeistof. Het begrip is als metafoor ontleendaan het gedicht van J.A. Alberdingk Thijm bij deonthulling van het beeld van Vondel in Amsterdam(1867):’t Idee ontstroomt de ziel, in fijn gekleurde wolking;De Tael is de offerschael, die ’t, drupplend, zaemlen zal:De Pers, eerbiedigh reê met zedige vertolking,Keert, als retort, de wolck in duerzaem rotskrystal.De auteur bedankt dr Jan de Jong van OC&Wen drs ir Marja Langenberg voor het doorlezenvan de tekst, en mr L.M.J.A. van Hövell totWesterflier-Dassen voor de controle van hetschema in de tabel.2De opdracht is uitgevoerd door MargreethBangert (Vriezenveen), Bernadette van HellenbergHubar (I<strong>nl</strong>eidend hoofdstuk, Angelslo en Vriezen -veen) en Don Rackham (Rhenen). Projectleidernamens het ministerie is dr Jan de Jong, terwijldrs Frank Büchner namens de RCE de informatievoorzieningop zich nam en Herman de Groot detoegankelijkheid van Cyclomedia verzorgde.3Beleidsbrief MoMo (2009), p. 8. Voor het begripRijksstructuurvisie zie het schema in de tabel.4Wro staat voor de nieuwe Wet ruimtelijke ordeningdie in 2008 is ingevoerd, ook wel aangeduidals (n)Wro tegenover WRO als de oude wet.5Beleidsbrief MoMo (2009), pp. 29-30.6Deze nuancering is geformuleerd inUitwerkingsdocument 2de tranche Amvb Ruimted.d. 11 december 2009.7Formeel staat Wro voor de nieuwe wet en WROvoor de oude. Omdat dit niet voor iedereen van -zelfsprekend is laten we in dit artikel Wro door (n)voorafgaan.8P.J.J. van Buuren, A.A.J. de Gier, A.G.A. Nijmeijeren J. Robbe, Van WRO naar Wro, Den Haag 2008.Het vereiste van ‘een goede ruimtelijke ordening’is zowel in de nieuwe als de oude wet het primaireuitgangspunt. Hieraan worden zowel het beleid(structuurvisies) als de regels (AmvB, verordeningen,bestemmingsplannen) getoetst.9De eerste tranche van de AMvB Ruimte verkeertformeel nog in het stadium van ontwerp en is danook nog niet te vinden op www.ruimtelijkeplannen.<strong>nl</strong>,maar wel op www.vrom.<strong>nl</strong>/wro.De AMvB treedt naar verwachting medio 2010in werking. Over de status van de Nota Ruimtezie de brief van de minister van VROM aan deEerste Kamer naar aa<strong>nl</strong>eiding van vragen van6 mei 2008, kenmerk 2008049266.10Ontwerp AMvB Ruimte (eerste tranche),Titel 3.3, artikel 3.18.11Vergelijk de Beleidsbrief MoMo (2009), pp.22-23, 27. Het CHBO Malberg/Oud-Caberg is tevinden op http://google.books.<strong>nl</strong> via de zoekterm‘Res nova Malberg’.12Ook de vorige Monumentenwet uit 1962hanteerde deze hoofdcriteria.13Monumentenwet 1988, artikel 1. Deze vierhoofdcriteria figureren ook standaard in deprovinciale en gemeentelijke monumentenen/oferfgoedverordeningen.14Handleiding Selectie en Registratie JongereStedebouw en bouwkunst (1850-1940), Rijksdienstvoor de Monumentenzorg Zeist, oktober 1991,pp. 19; 23-24; 32. Over de brede toepasbaarheiddaarvan (ook voor Wederopbouw) zie B.C.M. vanHellenberg Hubar en W. (A.J.C.) van Leeuwen,‘Luctor et emergo: een voorzet voor het post-MIP aande hand van twee bedreigde hoogtepunten uit het oeuvrevan rijksbouwmeester Gijsbert Friedhoff’, BulletinKNOB 1996, pp. 24-30.15Zie de vorige noot.16Het systeem van de Amsterdamse ordekaartenhangt niet vast aan de monumentenverordening,maar aan welstand. Pas o<strong>nl</strong>angs is men ookbegonnen de ordekaarten een status te gevenvia het bestemmingsplan.17In het bijzonder gold dat ir Joke Jongelingvan de Stichting Ruimtelijke Kwaliteit.


VITRUVIUS NUMMER 13 OKTOBER 2010 22ARNOLD CARMIGGELTHOOFD BOORDIEKE WESSELINGHHOOFD BEHEER & BELEID BOOR50 JAAR BOORIn 2010 bestaat het Bureau Oudheidkundig Onderzoek van Gemeentewerken Rotterdam(BOOR) vijftig jaar. Met het BOOR kreeg Rotterdam in 1960 de eerste gemeentelijkearcheologische dienst van Nederland. Vanaf het begin was het doel het behartigen van dearcheologische belangen en tegelijkertijd het voorkomen van stagnatie bij ruimtelijkeontwikkelingen. Ook het samenwerken met buurgemeenten in het Maasmondgebiedwas al in 1960 gebruikelijk. Door deze regionale onderzoekscontinuïteit vindt kennis -vermeerdering plaats en kan het BOOR maatwerk leveren bij advisering en onderzoek.Juist in het nieuwe bestel, waar de bevoegd gezagtaak voornamelijk bij gemeenten isgelegd, is kennis cruciaal.Gemeentelijke archeologie inRotterdam:het belangvan kennis1 – C. HOEK (1924), GEMEENTELIJK ARCHEOLOOGVAN ROTTERDAM VAN 1960 TOT 19862 – GEMEENTELIJK ARCHEOLOOG VAN ROTTERDAM, C. HOEK, BIJ DE OPGRAVINGVAN KASTEEL BLEYDESTEIN (JAREN 60).1960-2010: vijftig jaar BOORp 20 oktober 1959 werd de Coördinatie Commissievan Advies Inzake Archeologisch Onderzoek Binnenhet Ressort Rotterdam geïnstalleerd. 1 De oprichtingkwam voort uit de zorg over de vele archeolo -gische relicten die bij de aa<strong>nl</strong>eg van havens, woonwijkenen infrastructuur in Rotterdam tevoorschijnkwamen en die ongedocumenteerd verloren gingen.Tijdens de installatie van de Coördinatie Commissiepleitte directeur P. Glazema van de Rijksdienst voorhet Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) voorhet aanstellen van iemand die als een ‘speurhond’ debouwterreinen af zou lopen en bij eventuele vondstendirect de Rijksdienst zou waarschuwen. Snelwerd duidelijk dat de Rijksdienst over onvoldoendecapaciteit beschikte voor het werk in Rotterdam enOomgeving. Wilde de Commissie goed kunnen opereren,dan was een fulltime archeoloog noodzakelijk.Eind 1960 stelde Glazema voor om de heer C. Hoek 2 ,ambtenaar bij Gemeentewerken Rotterdam, die rolte geven. Dat voorstel werd gehonoreerd: Hoekkreeg tijd voor archeologietaken en een krediet van3000 gulden voor het doen van archeologisch onderzoek.Het takenpakket van Hoek en de Commissiebestond uit het maken van een kaartsysteem metvondsten en een kaart met vindplaatsen, de regel -matige controle van grondwerkzaamheden en hetsystematisch onderzoek van bekende archeologischeterreinen. Daarbij kwamen een bronnenpublicatieen een studie van middeleeuws archiefmateriaal overRotterdam en omgeving. Al met al is eind 1960 sprakevan het begin van gemeentelijk archeologischonderzoek in Rotterdam. 3Behalve het besef dat er in Rotterdam veel archeologischewaarden verloren gingen, speelde er in 1960nog een overweging bij het besluit om Hoek met hetarcheologisch onderzoek te belasten. Dat was deMonumentenwet, die in 1961 van kracht zou worden.De wet schreef voor dat archeologische vondstengemeld moesten worden bij de ROB. De ROBzou dan een ambtenaar zenden om te bepalen welkemaatregelen genomen zouden worden. Rotterdamvreesde met deze wet voor oponthoud van bouwwerkzaamheden.In de eerste 15 jaar vonden er ruim 150 archeologischewaarnemingen en opgravingen door het BOORplaats. Het betrof vooral nederzettingsterreinen uit


23 VITRUVIUS NUMMER 13 OKTOBER 20103 – ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK IN HET TRACÉ VAN DE WILLEMSSPOOR-TUNNEL: DE OPGRAVING VAN EEN HOUTEN SLUIS UIT DE TWEEDE HELFTVAN DE 13E EEUW.de IJzertijd, Romeinse tijd en Middeleeuwen. Hoekhad ook veel interesse voor kasteelterreinen en dearcheologische onderzoeksresultaten van deze objectenpresenteerde hij samen met de historische gegevensover de gebouwen en hun bewoners. In de jarenzeventig waren inmiddels vier ambtenaren aan hetBOOR verbonden, bijgestaan door vrijwilligers enamateurarcheologen.4 – ARCHEOLOGISCHONDERZOEK IN HETTRACÉ VAN DEWILLEMSSPOOR-TUNNEL: DEOPGRAVING VANEEN DEEL VANDE STADSMUURMET TOREN(ROND 1500).In 1986 telde het BOOR zeven medewerkers, waaronderMarco van Trierum, die Hoek opvolgde alsHoofd BOOR gedurende de periode 1986-2009.In deze tijd werd het BOOR geconfronteerd metomvangrijke infrastructurele projecten en woningbouwprogramma’s,zowel in Rotterdam als in deregio. Tegelijker tijd werden systematische veldverkenningenop Voorne-Putten en IJsselmonde uitgevoerd.De in span ningen verdiepten het inzicht in delandschaps- en bewoningsgeschiedenis van het Maas -mondgebied en leidden tot een nauwere samen -werking met de regiogemeenten. Een grote klusbetrof het onderzoek in de Willemsspoortunneltussen 1988-1992. 4 De archeologische resten inde Rotterdamse binnenstad bleken goed bewaardgebleven, ondanks het bombardement van 14 mei1940 en de opruimingswerkzaamheden daarna. Hetonderzoek was een ware publiekstrekker: de oorsprongvan de stad Rot ter dam, in de vorm van dedam in de Rotte en bijbehorende sluizen, werdzichtbaar. Bovendien trof fen de archeologen op verschillendelocaties resten van de prestedelijke nederzettingRotta aan. De resultaten van het veldwerkzijn onder andere beschreven in BOORbalans, eenwetenschappelijke uitgave van het BOOR, waarvanhet eerste nummer in 1988 verscheen.De toename in kwantiteit en diversiteit van de werkzaamhedenvan het BOOR, onder meer als gevolgvan het Verdrag van Valletta (Malta) en de aanstaandeWet op de archeologische monumentenzorg, leiddetot een personele groei en een reorganisatie in2007. Het BOOR kent sindsdien twee teams: ‘Beheeren Beleid’ en ‘Onderzoek en Rapportage’. Het eersteteam houdt zich bezig met de bevoegd gezagtaken,de inbreng van archeologie bij bouw- en ontwikkelingsplannenen met het beheer van vondstmateriaalen documentatie. Ook communicatie valt onder‘Beheer en Beleid’; het belang daarvan werd dooreen gemeenteraadbrede motie benadrukt bij de vaststellingvan de Beleidsnota Archeologie Rotterdam in2008. 5 Het team ‘Onderzoek en Rapportage’ voert hetveldonderzoek uit (grondboringen, proef sleuven,opgravingen) en levert de rapportages van de onderzoeksresultaten.In 2010 werken bij het BOOR 17mensen in vaste dienst en vier mede werkers op langdurigeinhuurbasis.Een sterke gemeentelijke overheidHoewel het niet expliciet in de Wet op de monumentenzorgstaat genoemd, heeft de invoering van hetVerdrag van Malta geleid tot een sterke decentrali -satie van de zorg voor het archeologisch erfgoed inNederland. De zogenaamde bevoegd gezagrol ligtgrotendeels bij gemeenten, die het beleid opstellen,het onderzoek vormgeven en de keuzes makenwanneer archeologische waarden in het geding zijnin het (lokale) ruimtelijke ordeningsproces.Gemeen ten wegen voortdurend maatschappelijke eneconomische belangen af tegen het belang van hetarcheologisch erfgoed, waardoor juist op lokaalniveau het draagvlak steeds aan de orde is. Alsgemeentelijk archeoloog moet je blijvend kunnenaantonen dat archeologisch onderzoek meer betekentdan het opruimen van een obstakel bij eenbouwproject (tegen een zo laag mogelijke prijs) enook meer oplevert dan gegevens voor een exclusievegroep wetenschappers. 6Bij de invoering van Malta is veelvuldig gewezen ophet gevaar van versnippering van kennis. Als nietlanger een archeoloog van gemeente, provincie ofuniversiteit het veldwerk in de hand zou houden,maar in plaats daarvan de uitvoering en verslaglegging(en erger nog: de beleidskeuzes) terecht zoudenkomen bij diverse bedrijven, vreesden velen eenrapportenkerkhof en een gemis aan synthese en opkennis gefundeerde keuzes. Het antwoord op devraag of die vrees gegrond was verschilt ongetwijfeldper gemeente, aangezien er verschillende manierenzijn om dit (terecht gesignaleerde) probleem aan tepakken. In dit artikel willen we laten zien hoe inRotterdam de behoefte aan een sterke gemeentelijkeoverheid op het gebied van archeologie wordt vormgegeven.Werkwijze van het BOORVanaf het begin in 1960 heeft het BOOR als gemeentelijkearcheologische dienst een tweeledige taak:het waarborgen van het archeologisch belang entegelijkertijd bijdragen aan een soepel verlopendruimtelijke ordeningsproces. Naast inhoudelijkearcheologische belangen spelen daarbij dus ookmaatschappelijke en economische belangen een rol.Per locatie maken we keuzes; op basis van voldoende


VITRUVIUS NUMMER 13 OKTOBER 2010 24kennis is dat goed mogelijk. Een voorbeeld is hethuidige onderzoek op de locatie van de toekomstigeoverdekte Markthal (met vierlaags parkeergarage) inhet hart van de stad. Een gebied van ruim 1 hectarewordt vergraven. Het BOOR onderzoekt zorgvuldiggeselecteerde delen daarvan. Zelfs op een grootbouwproject als dit zouden de kosten van volledigopgraven te zwaar drukken en de invloed op de planningonacceptabel zijn. Bij de Markthal doen we nuzinvol, goed en betaalbaar onderzoek (nog altijdvoor een flink bedrag). Behoud in situ is bij een projectals de Markthal geen reële optie; daarvoor is hetbelang van het project voor de stad te groot.Ondergronds bouwen komt steeds vaker voor inRotterdam, waardoor het behoud van archeologischewaarden in de binnenstad onder druk staat. Welwordt er gewerkt aan een gecombineerd ‘Beleid voorde Ondergrond’, met het doel ontwerpers tijdigrekening te laten houden met de gevolgen van hunplannen voor de diverse aspecten van de bodem,waaronder de archeologie (die natuurlijk ook al inbeeld komt via bestemmingsplan, waardenkaart enbouw- en aa<strong>nl</strong>egvergunning).Bij de afweging wat we wel en niet onderzoeken ineen project als de Markthal zijn de waarde van devindplaats(en) en de onderzoeksvragen het uitgangspunt.Maar de keuze wordt vervolgens sterk bepaalddoor de vele randvoorwaarden waar een dergelijkgroot bouwproject aan moet voldoen. In de eersteplaats zijn het de factoren tijd en geld die bepalenwelke onderdelen we moeten schrappen. Archeologiewordt ingepast in het bestek, onze onderzoeksstrategiewordt gecombineerd met zaken als saneringen,het trekken van oude heipalen, het aanbrengen vandamwanden en stempellagen, bemaling en onderwater ontgraven.We moeten rekening houden met de ruimtelijkebeperkingen die de complexe logistiek van een dergelijkbouwproject in het hart van de stad met zichmeebrengt: niet overal kun je bij. In de Rotterdamsebinnenstad bevinden archeologische waarden zichdeels heel diep (bij de Markthal zit bijvoorbeeldRomeinse tijd op 10-11 meter onder straatniveau);dat betekent dat de kosten voor technische voorzieningenvoor opgraven op deze diepte eenvoudigwegniet opwegen tegen de wetenschappelijke opbrengst.Daarnaast verloopt een groot bouwproject niet altijdzoals gepland. Dat betekent heel veel (tussentijds)overleg, afstemming en aanpassing van je strategieen planning. Zo kan een opgraving gepland voorseptember zich plotseling gaan afspelen in januari,bij zware sneeuwval en min 10 graden…5 – EEN ACHT METERDIEPE BOUWPUTIN HET HART VANDE STAD IN 2010:OPGRAVING VAN EENTERP UIT DE10E EEUW IN HETKADER VAN DEBOUW VAN DEMARKTHAL.6 – GEMEENTEN IN DEMAASMONDREGIOWAARMEE HET BOORSAMENWERKT.7 – VELDWERK(GRONDBORINGEN)DOOR MEDEWERKERSVAN HET BOOR IN DEGEMEENTEHELLEVOETSLUIS.FOTO TACO MEEUWSENBOOR is sinds enkele jaren ‘Malta-proof ’; we hebbende vereiste instrumenten en procedures, werkenvolgens de KNA en leveren onze inbreng in de ontwikkelingvan de stad doorgaans op het juistemoment. Essentieel daarbij is het interne informatiesysteemBOORIS: een op GIS gebaseerd informatiesysteemdat verschillende soorten gegevens in kaartlagenmet elkaar combineert. BOORIS werkt metinformatie van vakinhoudelijke aard (vindplaatsen,boorgegevens uit Deborah, Archis, geologischekaart, historische kaarten, onderzoeksgebieden) en


VITRUVIUS NUMMER 13 OKTOBER 2010 2610 – OPEN DAGBIJ DE OPGRAVINGMARKTHAL,APRIL 2010.11 - HET VRIJGRAVENVAN DE INHOUD VANEEN 16E-EEUWSEBEERTON, OPGRAVINGMARKTHAL 2009.van Rotterdam. In toenemende mate combineren weonze inzet op het gebied van communicatie met dievan het Historisch Museum Rotterdam, het Gemeente -archief, de Gemeentebibliotheek en het Bureau Bin -nenstad. Op die manier bereiken we bewoners enbezoekers, en ontdekken Rotter dammers wat eronder hun voeten ligt.In 2009 is een samenwerking gestart met de Facul -teit der Archeologie van de Universiteit Leiden,bezegeld in het zogenaamde ‘Verbond van Leiden’. 9De samenwerking richt zich bijvoorbeeld op stagesvoor studenten, het volgen en geven van collegesdoor BOORmedewerkers en het combineren vansyn thetiserend onderzoek. De ervaring leert datgemeentelijke archeologie (vooral het beleidswerk)voor veel net afgestudeerde archeologen onbekendterrein is. Tegelijkertijd is er behoefte aan wetenschappelijkeinbreng bij bijvoorbeeld de criteria vanwaardering en selectie, een terrein waar vanuit deuniversitaire wereld nog weinig belangstelling voorbestaat.Kennis is cruciaalKennis is cruciaal; dat geldt voor kennis van proceduresen regelgeving, maar wat het BOOR betreftook expliciet voor inhoudelijke kennis. Alleen aande hand van grondige kennis is maatwerk mogelijkbij onderzoek en advies en kan efficiënt wordengewerkt, zonder overbodige kosten. Bovendien zijncontinuïteit van en samenhang in het archeologischonderzoek weze<strong>nl</strong>ijk voor kennisvermeerdering. Een‘postzegel’ opgraven kan heel zinvol zijn, mits deonderzoeksgegevens gecombineerd worden met datavan andere locaties. Een voorbeeld is de prestedelijkenederzetting Rotta; bewoning uit de 10e-12e eeuwop terpjes langs de rivier de Rotte, in wat nu destadskern van Rotter dam is. Zorgvuldig vooronderzoekwijst uit of en in welke mate een bouwput in hetcentrum een dergelijke terp zal raken. De informatievan dergelijke onderzoeken van de afgelopen 20 jaarop verschillende locaties in de stad is recent gecombineerdtot een analyse van deze bewoningsfase. 10Deze synthese zal weer leidend zijn bij een volgendegelegenheid waarbij resten van Rotta wordenbedreigd: wat weten we al, waarover ontbreekt dekennis, welke keuzes kunnen en moeten wordengemaakt. Een onderzoeksagenda, waarin dit typeinformatie met betrekking tot het gehele gemeentelijkegrondgebied samenkomt, is in voorbereiding.Het combineren en synthetiseren van informatie istevens nodig voor het vertellen van het verhaal vande geschiedenis van de gemeente. Basisrapportenzijn essentieel en het is een grote verbetering dat zeer na twee jaar liggen, maar het verhaal van de landschaps-en bewoningsgeschiedenis staat er niet in.Door het combineren van kennis kan de stadsgeschiedenisworden geschreven en verbeeld voorbewoners en bezoekers en worden gebruikt bij deinrichting van de openbare ruimte. Maar ook hetvakgebied van de archeologie heeft baat bij eengemeentelijke archeologie die bouwt op continuïteitvan inhoudelijke kennis.2010 en daarnaWij realiseren ons dat het BOOR in sommige op -zichten een uitzondering is ten opzichte van andere(kleinere) gemeenten. Het bureau bestaat immers allang en er werkt een relatief groot aantal archeologenvanwege de omvang van het grondgebied van en debouwintensiteit in Rotterdam en de Rotterdamseregio. Rotterdam heeft er bovendien voor gekozenom beleid te blijven combineren met uitvoering vanveldonderzoek door een eigen team. Onder die voorwaardenkan het BOOR voldoen aan de kennis -continuïteit die, zoals hiervoor betoogd, cruciaal is.Regionale samenwerking vindt steeds vaker plaats inNederland. Bij het BOOR is de samenwerkingbinnen één dienst geconcentreerd, maar er zijnelders ook andere vormen toegepast. 11 Dat kan goedwerken als daarbij, behalve voor beleid en procedures,ook aandacht is voor inhoudelijke kennis: hoe dezeop te bouwen, te continueren en uit te dragen, bijvoorbeeldin samenwerking met universiteiten of


27 VITRUVIUS NUMMER 13 OKTOBER 201012 – DE OPGRAVINGVAN EEN HOUTENBOERDERIJ (ROND1200) BIJ DEAANLEG VANDE RANDSTADRAIL.Noten1 De Coördinatie Commissie bestond, naast deRotterdamse wethouder Schilthuis, uit vertegenwoor -digers van het Gemeentearchief, het Historisch MuseumRotterdam, de dienst Gemeentewerken, de ArcheologischeWerkgemeenschap voor Westelijk Nederland en dehistorische genootschappen De Maze en Roterodamum.2 Catharinus Hoek (1924) volgde een opleiding MTS-bedrijven. Bij de meeste bedrijven werken deskundigeen betrokken archeologen, maar door de bedrijfs -matige aanpak liggen de prioriteiten vaak anders e<strong>nl</strong>ukt het niet altijd om kennis over een specifiekgebied op te bouwen en/of op peil te houden.Een ander punt van zorg zijn die gevallen waar hetbevoegd gezag op een hoger niveau is neergelegd, enwaar blijkt dat bijvoorbeeld provincie of rijk te vervan de inhoud afstaat. Een voorbeeld: vanuit procedureeloogpunt is het goed te begrijpen dat deRijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) enRijkswaterstaat de trekker zijn van de archeologiebij de aa<strong>nl</strong>eg van de A13/A16 door de gemeentenLangsingerland en Rotterdam. Het gevolg is echterdat een bedrijf een bureaustudie doet en een anderbedrijf een PvA opstelt, terwijl het de RCE aan specifiekekennis ontbreekt om beide te beoordelen, zodathet veldwerk niet loopt zoals verwacht. Ons adviesis: betrek daar tijdig de gemeentelijk archeologenbij, en zorg dat een en ander niet over teveel schijve<strong>nl</strong>oopt. Dat kan eenvoudig door het uitvoerendebedrijf te laten overleggen met degene die de kennisvan het gebied in huis heeft.Een ander voorbeeld is de provinciale CHS, eengrofmazige waardenkaart waarop naar onze meningalleen beleid kan worden gebaseerd wanneer gee<strong>nl</strong>okale, aanvullende kennis voorhanden is. Juist doorin te zoomen en maatwerk te leveren kan onnodigonderzoek worden voorkomen en draagvlak voor dearcheologie worden gecreëerd.Het vijftigjarige bestaan van het BOOR is een goedegelegenheid om stil te staan bij gemeentelijke (enregionale) archeologie en de rol van kennis daarbij,nu en in de toekomst. Het BOOR-jubileum wordtgecombineerd met een ander kroonjaar; namelijk de40ste Reuvensdagen, die op 11 en 12 november 2010plaatsvinden in Rotterdam. Ook daar wordt naar detoekomst gekeken: er is voor het eerst ruimte voorparallelsessies en meer debat en discussie. Met hetoog op de evaluatie van de Wet op de archeologischemonumentenzorg in 2011 hopen wij dat deReuvensdagen in Rotterdam een platform zullenzijn voor verdere discussie over bovenstaande enandere aspecten van gemeentelijke archeologie.Literatuur– Beuningen, H.J.E. van 1982: Terugzien op 20 jaar functionerenvan de ‘Coördinatie Commissie van Advies InzakeArcheologisch Onderzoek Binnen het Ressort Rotterdam’,in: J.G.N. Renaud (red.), Rotterdam Papers. A contributionto medieval archaeology. Rotterdam, 1-4.– Carmiggelt, A. 2010: Vijftig jaar BureauOudheidkundig Onderzoek van GemeentewerkenRotterdam (BOOR), Westerheem 2010-3, 122-135.– Carmiggelt, A., A.J. Guiran en M.C. van Trierum(red.) 1997: BOORbalans 3. Archeologisch onderzoekin het tracé van de Willemsspoortunnel te Rotterdam.Rotterdam.– Carmiggelt, A, en M.C. van Trierum 2008: BeleidsnotaArcheologie Rotterdam 2008-2011. Rotterdam.– Carmiggelt, A. en M.C. van Trierum 2010:BOOR in een gewijzigd archeologisch bestel (2001-2010), in: A. Carmiggelt, M.C van Trierum en D.A.Wesselingh (red.), BOORbalans 6. Rotterdam, 9-12.– Guiran, A.J. en M.C. van Trierum 2010: Opzoek naar de nederzetting Rotte uit de 8e-12e eeuw;nieuwe vondsten en inzichten, in: A. Carmiggelt,M.C van Trierum en D.A. Wesselingh (red.),BOORbalans 6. Rotterdam, 13-50.– Hoek, C. 1968: Oudheidkundig bodemonderzoekrond de Nieuwe Maas, in: J.G.N. Renaud (red.),Rotterdam Papers. A contribution to medievalarchaeology. Rotterdam, 81-88.– Trierum, M.C. van 1988: Doelstelling, middelenen activiteiten, in: M.C. van Trierum, A.B. Döbkenen A.J. Guiran, BOORbalans 1. Bijdragenaan de bewoningsgeschiedenis van hetMaasmondgebied. Rotterdam, 11-15.– Trierum, M.C. van 1992: Archeologischonderzoek in het Maasmondgebied: activiteiten,middelen en personeel van het BOOR 1987-1990,in: A.B. Döbken (red.), BOORbalans 2.Bijdragen aan de bewoningsgeschiedenis vanhet Maasmondgebied. Rotterdam, 9-14.– Trierum, M.C. van 2002: Archeologisch onderzoekdoor het Bureau Oudheidkundig Onderzoek vanGemeentewerken Rotterdam (BOOR) in hetMaasmondgebied 1991-2000: personeel, activiteiten,middelen, huisvesting en bespiegelingen over samenwerkingin de regio, in: A. Carmiggelt, A.J. Guiranen M.C. van Trierum (red.), BOORbalans 5.Bijdragen aan de bewoningsgeschiedenis vanhet Maasmondgebied. Rotterdam, 9-22.Bouwkunde en werd op 1 mei 1954 aangesteld alstechnisch ambtenaar A bij Gemeentewerken Rotterdam.Vanaf die tijd zou hij meer dan 150 repertoria, bronnen -publicaties en genealogieën samenstellen en publiceren,vooral in het tijdschrift Ons Voorgeslacht. Daarnaastpubliceerde Hoek ook nog circa 70 artikelen overonderwerpen van historisch-archeologische aard.Vanaf 1960 tot 1986 was hij gemeentearcheoloogvan Rotterdam en hoofd van het BOOR.3 Voor een overzicht van de geschiedenis van hetBOOR zie Carmiggelt 2010. De oprichting en debeginjaren van de Coördinatie Commissie zijn uitgebreidbeschreven in Van Beuningen 1982. Voor een meergedetailleerd overzicht van beleid, personeel en activiteitenvan het BOOR wordt verwezen naar Van Trierum 1988(periode 1976-1986), Van Trierum 1992 (periode1987-1990), Van Trierum 2002 (periode 1991-2000) enCarmiggelt en Van Trierum 2010 (periode 2001-2010).4 Gepubliceerd in Carmiggelt, Guiran en Van Trierum 1997.5 Het betreft de motie van de heer D. Hoogland(PvdA) d.d. 17 juli 2008. Voor de beleidsnota:Carmiggelt en Van Trierum 2008.6 Voor dit onderwerp is onder meer geput uit devoordracht van M. van Trierum ter gelegenheidvan het afscheid van R. van Heeringen van de RACM(2 november 2007) en een lezing van A. Carmiggeltvoor de SNA (november 2006).7 Dit betreft in juni 2010 de gemeenten Albrandswaard,Barendrecht, Bernisse, Hellevoetsluis, Schiedam enWestvoorne. In Capelle aan den IJssel en Spijkenisse wordthet archeologiebeleid en de adviseursrol van het BOORnaar verwachting in de tweede helft van 2010 vastgesteld.8 Het gaat om de Richtlijnen voor het uitvoeren vanarcheologisch bureauonderzoek en niet-gravend inventariserendveldonderzoek in de gemeenten Albrandswaard,Barendrecht, Bernisse, Hellevoetsluis, Rotterdam,Schiedam en Westvoorne (versie februari 2010). Dezezijn te vinden op de website van het BOOR: www.rotterdam.<strong>nl</strong>/boor_bureau_oudheidkundig_onderzoek.9 Hoewel er al van oudsher goede contacten waren,in het bijzonder met periode- of materiaalspecialistenten behoeve van de uitwerking, wordt de samenwerkingnu ook op andere niveaus geïntensiveerd. De LeidseFaculteit der Archeologie is bezig een dergelijk ‘verbond’te sluiten met verschillende Zuid-Hollandse gemeentenmet een eigen archeoloog, te weten Delft, Den Haag,Dordrecht, Gouda, Katwijk, Leiden, Rotterdam,Rijswijk en Vlaardingen.10 Guiran en Van Trierum 2010.11 Voorbeelden zijn: één archeoloog werkzaam voorverschillende gemeenten (Achterhoek, Zuidoost-Utrecht,Noord-Veluwe), één archeoloog werkzaam voor verschillendegemeenten, gestationeerd bij gemeente met eigen archeologischedienst (regio Nijmegen, regio Breda), één archeoloogwerkzaam voor verschillende gemeenten, gestationeerdbij provinciale archeologische dienst (Zeeland).Van de 430 Nederlandse gemeenten hebben er 51 een (aldan niet gecombineerde) opgravingsvergunning (stand perjuni 2010). Het Convent van Gemeentelijke Archeologen(CGA) telt per juni 2010 50 leden, die samen in iedergeval 121 gemeenten vertegenwoordigen. Daarnaast zijner diverse gemeenten die gebruik maken van de dienstenvan archeologische adviesbureaus.


VITRUVIUS NUMMER 13 OKTOBER 2010 28FRED VOSDIRECTEUR MONUMENTENWACHTNEDERLANDDe Monumentenwacht is een niet meer weg te denken organisatie die sterk heeftbijge dragen aan het in stand houden van menig monument en doet dat nog steeds. DeMonu mentenwacht heeft de zorg voor monumenten een ander gezicht gegeven. De monumentenzorgis mede daardoor aan het veranderen van een curatieve naar een preventievezorg. Maar hoe en wanneer is het begonnen? Er was een lange aa<strong>nl</strong>oop. Hoe heeft het zichontwikkeld en hoe ziet de toekomst eruit?De Monumentenwachtontstaan, verleden,heden, toekomstOnderhoudnderhoud aan gebouwen is er natuurlijkaltijd geweest. Bij de St Jan in ’s-Herto-gen bosch kende men in de 15e eeuw aleen ploeg die tijdens de bouw van de kerk hetvoltooide gedeelte controleerde en de noodzakelijkereparaties verrichtte.In Amsterdam kende men De Fabrieksambt.Een soort Openbare Werken werkzaam vanafhet begin van de 17e tot het midden van de 19eeeuw. Vanuit De Fabrieksambt kwamen groteopdrachten zoals voor de bouw van de Zuider-,Wester- en Noorderkerken, de bouw vantorens zoals de Munttoren en de Jan Roode -poortstoren. Maar door deze organisatie werdook het onderhoud aan kerken, woonhuizen,kademuren en bruggen geregeld en uitgevoerd.OMonumente<strong>nl</strong>ijstIn de 19e eeuw verslapte om allerlei redenende aandacht voor oude bouwwerken en daarmeeook de aandacht voor het onderhoudervan, vaak met verval en sloop als gevolg.Reacties kwamen er eind 19e en begin 20eeeuw met de oprichting van KoninklijkeNederlandse Oudheidkundige Bond (1899),Bond Heemschut (1910) Vereniging Hendrickde Keyser (1918), Vereniging De HollandscheMolen (1923). De overheid was inmiddels ookwakker geschud en ging geleidelijk over tothet verstrekken van subsidies voor het herstelvan gebouwen van waardevolle architectuur.InventarisatieNadat de Monumentenwet in 1961 tot standwas gekomen volgde een landelijke inventarisatievan rijksmonumenten die tot 1969 heeftgeduurd. Een hele klus die uiteindelijk leiddetot zo’n 48.000 beschermde monumenten.Interessant is te melden dat slechts 5,2% van1 – INTERIEURINSPECTIE BURGERWEESHUIS ZIERIKZEEde eigenaren bezwaar maakte tegen de plaatsingvan hun eigendom op de rijksmonumente<strong>nl</strong>ijst.Subsidies voor het herstel van monumenten,nog altijd een gunst en niet gekoppeldaan die lijst, werden verleend, maar het onderhoudsvraagstukkwam niet aan de orde.MonumentenwachtWalter Kramer, destijds rayonarchitect Fries -land en Groningen (daarvoor Noord-Brabant)bij de toenmalige Rijksdienst voor de Monu -mentenzorg hield zich intensief bezig met hetvraagstuk van het onderhoud van historischebouwwerken. Restauraties van zo’n 10 jaar eerderwaren eige<strong>nl</strong>ijk al weer aan een nieuwe restauratietoe. Kerkeigenaren voelden zich nietverantwoordelijk en voor de Rijksdienst golddat zij eige<strong>nl</strong>ijk al voldoende (financiële)inspanning hadden geleverd. Uit zo’n feitelijkepatstelling is de Monumenten wacht ontstaan.Y. Schakel directeur van het Restau -ratiebouwbedrijf Schakel uit Exmorra steldemet Walter Kramer voor samen een monumenteninspectie dienst, een monumentenwacht,te starten. De naam was er opeens en erwerd besloten over te gaan tot het oprichtenvan een stichting. Op 23 februari 1973 werd destichtingsakte ondertekend. De inhoud wassimpel.Artikel 1. De stichting draagt de naam ‘StichtingMonumentenwacht Nederland’ en is gevestigd teAmersfoort.Artikel 2. De stichting stelt zich ten doel door hetnemen van preventieve maatregelen mogelijk vervalvan historische bouwwerken te voorkomen.Artikel 3. De stichting tracht dit doel te bereikendoor:– een regelmatige inspectie van deze gebouwenwaarbij gelet zal worden op achterstand in hetonderhoud en met name op lekkages en/ofinwatering.– het zo nodig doen verrichten van kleine herstellingenen werkzaamheden, indien het onder agenoemde wordt geconstateerd.het zo nodig verrichten van andere kleine werkzaamhedendie strekken tot het behoud van hetbouwwerk.Alles zonder dat het behalen van winst of anderecommerciële oogmerken door de stichting wordenbeoogd.


29 VITRUVIUS NUMMER 13 OKTOBER 20102a – ONTWIKKELING AANTAL AANGEMELDE OBJECTEN EN AANTAL MEDEWERKERSAANTAL 1978 1983 1988 1993 1998 2003 2008– Aangemelde objecten 1.523 3.997 7.131 10.133 12.500 15.000 20.000– Medewerkers 10 30 52 72 90 115 1502b – ALGEMENE KENGETALLEN VAN DE ELF MONUMENTENWACHTENAANTAL GRO FRI DRE OVFL GEL UTR NHO ZHO ZEE NBR LIM TOT.– objecten 665 1.625 547 1.570 2.556 2.288 2.828 2.742 947 2.153 1.481 19.402– uitgevoerde 308 1.090 214 479 1.300 983 1.479 1.325 610 1.562 1.966 11.316inspecties– monumenten- 4 8,8 5 10 16 14 10 11 7,8 16,8 6,4 110,1wachters (ft)– inspectie- 3 5 3 6 9 8 9 8 4 9 5 69bussen enbedrijfswagensDe stichting leasede een inspectiebus en konvan Schakel twee vakbekwame mensen huren.Tijdens een gesprek met C.J. Kreb, werkzaambij de Provinciale Griffie in Groningen werdhet idee uitgewerkt om naast de landelijkestichting per provincie een provinciale Monu -mentenwacht op te richten. Met provincialeMonumentenwachtbesturen en wachters zouniet alleen duidelijker per provincie kunnenworden gewerkt, maar ook het typisch ‘monumenteneigene’ waardoor iedere provincie zichwel kenmerkt, zou beter kunnen wordenbehartigd. Ook dat lukte en de eerste twee provincialebesturen (Friesland en Groningen)werden geïnstalleerd.StartOp 23 maart 1963, een maand na de oprichting,werd tijdens een bijeenkomst in de aanwezigheidvan de toenmalige staatssecretarisH.J.L. Vonhoff de eerste symbolische inspectieverricht.In de toespraak van Walter Kramer staan devolgende interessante passages:Het is niet zomaar dat deze stichtingen zijnopgericht. Tussen de 60 en 70% van het aantalrestauraties heeft betrekking op een vorm diete maken heeft met achterstallig of nalatigonderhoud.‘Het tijdig voorkomen en constateren van ge -breken is een tot nu toe ontbrekend gegevengeweest. De Monumentenwacht is daarom op -ge richt met het doel door het nemen van tijdigeen preventieve maatregelen verval van historischebouwwerken in te dammen of mogelijk tevoorkomen.De stichting zal zich de eerst komende tijdbeperken tot kerkgebouwen. Mocht blijkendat er in een behoefte wordt voorzien dan zullenhierna ook de molens, de staten, stinsen enborgen en in de toekomst ook de stads- endorpswoningen aan bod komen.Ook een gerestaureerd gebouw moet geregeldworden geïnspecteerd wil na enige jaren nietweer het proces aanvangen dat leidt tot nieuwerestauratie.’De eerste werkzaamhedenDe Monumentenwacht kwam op gang. Eenmoderne servicewagen, de inspectiebus, werdingericht met alle materialen noodzakelijk voorkleine reparaties (dakpannen, leien, lood),een werkbank, gereedschappen en later computeretc. en werd bemensd door twee monumentenwachters.De wijze waarop zou moeten worden geïnspecteerd,gerapporteerd en vastgesteld wat kleinereparaties zijn, die strekken tot het behoud vanhet monument, het werd uitvoerig besprokenen in de begintijd vaak pragmatisch uitgeprobeerd.Wat nu algemeen goed is, moest toennog vorm krijgen.Besloten werd met de eigenaar per object eenjaarabonnement af te sluiten. Naast deze kostenwerden voor een inspectie een (goedkoop)uurloon in rekening gebracht. De aanstellingvan wachters verliep probleemloos. We moetenervaren vaklieden hebben, schapen met vijfpoten, was daarbij het adagium. Inmiddelshadden de besturen besloten dat het beter wasde Monumentenwacht los te koppelen van hetrestauratiebedrijf: de wacht moest een neutraalinstituut zijn in beoordeling, rapportage enadviezen. Dat geldt trouwens nog.Eind 1978 waren er al in negen provinciesMonumentenwachten opgericht en werkzaam.Het groeide in een opvallend tempo en wasuiteindelijk in alle provincies paraat. Latervoegde zich daar de Archeologische Monu -men tenwacht Nederland bij.De minister van CRM, mr. H.W. van Doorn,zei bij de oprichting van MonumentenwachtNoord-Brabant in 1975: De Monumenten -wacht voorziet niet in een dringende behoefte,maar in een schreeuwende noodzaak.Eind 1975 waren er 10 monumentenwachtersin dienst: 2 in Friesland, 2 in Drenthe enGroningen, 2 in Utrecht, 2 in Zeeland en 2 inNoord-Brabant.Vijf jaar na de oprichting werd in een becijferingde voorzichtige conclusie getrokken datdoor de inspecties en klein onderhoud fl.7.000.000,- (€ 3.200.000,-) aan bouwkosten wasbespaard. Geëxtrapoleerd naar 2010 zou dat nuom enige honderden miljoenen gaan! Wat aancultuurhistorische, bouwkundige en bouwkunstigewaarden was bespaard is niet in gelduit te drukken.Prins Bernhard CultuurfondsEen aparte vermelding is hier op z’n plaatsvoor het Prins Bernhard Cultuurfonds. Na eenkorte leaseperiode heeft het fonds de kostenvan een inspectiebus gefinancierd. Ook heefthet fonds in alle provincies de aanschaf van debus bekostigd en doet dat nog steeds.DecentralisatieDe Monumentenwacht is landelijk begonnenvanuit een centrale plek in Amersfoort. Dewachters waren daar in dienst, maar werktenregionaal. Half jaren tachtig werd er bij hetRijk en daardoor ook in de Tweede Kamergediscussieerd over de decentralisatie van hetwelzijnsbeleid.Bij die discussie is op enig moment ook deMonumentenwacht betrokken geraakt. De uitkomstvan langdurig overleg was, dat iedereprovincie verantwoordelijkheid ging dragenvoor een eigen provinciale monumentenwacht,met een eigen apparaat, een eigen


VITRUVIUS NUMMER 13 OKTOBER 2010 303/4 – BOVEN: INSPECTIE JACHTSLOT ST.HUBERTUS / MIDDEN: DE KUNST VANHET ABSEILEN.bestuur. De koepelorganisatie Monumenten -wacht Nederland bleef in stand met behulpvan een rijksbijdrage en een bijdrage van dedeelnemende stichtingen. De provincies ontvingenvan het rijk een extra (niet gelabelde)donatie aan het provinciefonds, de monumentenwachtenontvingen een subsidie van hunprovincie (meer taken, meer geld) en de anderegeldstroom bestond uit de bijdragen van deabonneehouders.Achteraf is altijd gemakkelijk oordelen. Maarterugkijkend had het rijk moeten decentraliserenonder het formuleren van kwaliteitseisen,monitoring, bijstelling, evaluatie, verantwoording.Dat is niet gebeurd en het effect daarvanis dat er een behoorlijk verschil tussen demonumentenwachten is ontstaan. Niet in dekwaliteit. Die is vastgelegd. In het Inspectie -handboek, in de wijze van inspecteren, in hetopleidingsplan, in onze eigen unieke basiscursusvoor de monumentenwachter, in een regelmatigecontrole op die kwaliteit.Neen, de verschillen zijn ontstaan op het gebiedvan de subsidiering, op het gebied van de verbrededienstverlening, dus ook op de wijzewaarop een provinciebestuur de monumentenwachtinschakelt bij de zorg voor het cultureelerfgoed.GroeiIn 1973 werd het landelijk instituut Monu -mentenwacht opgericht. In 1978 zijn er 1523objecten aangemeld. In 1993 ruim 10.000 en in2010 meer dan 20.000 objecten. De laatste driejaar een landelijke groei van zo’n 500 objectenper jaar. Tabel 1 laat het verloop zien.In tabel 2 wordt de groei in medewerkers weergegeven.10 in 1978 en anno 2010 meer dan 150.5 – INSPECTIECONSTRUCTIEVAN DE KAPST. JORISKERKAMERSFOORT.Een interessante vraag is natuurlijk hoe hetaantal aangemelde objecten zich verhoudt tothet totale aantal monumenten. Anders gezegd,welk aandeel hebben de monumentenwachtenvan de potentiële markt. En dus ook: welkaandeel is in principe nog te veroveren. Deantwoorden zijn helaas iets ingewikkelder danop het eerste gezicht denkbaar is.In het algemeen geldt dat de NederlandseMonumentenwachten gemiddeld ca. 25% vanalle als monument aangewezen objecten in -specteren. Het gaat hierbij om ruim 50.000rijksmonumenten, een kleine 1000 provincialemonumenten en ca. 40.000 gemeentelijkemonumenten. Ook de objecten uit beschermdestads- en dorpsgezichten behoren hiertoe. Eencomplicatie is dat de registratie van monumentenniet overal gelijk is.Soms is onder een nummer een complex vandiverse gebouwen en bijgebouwen opgenomen,soms heeft elke historische tuinvaas eeneigen nummer. Daarom moet een ruime margeworden aangehouden. Overigens kunnen deafzonderlijke monumentenwachten wel ge -detailleerde informatie geven over de samenstelling(en uiteraard ook over de toestand)van hun objectenbestand.Daarnaast kan het Monumentenwacht aandeelbehoorlijk variëren per landsdeel en zeker pertype object. Zo is bekend dat de provinciesFriesland en Drenthe duidelijk bovengemiddeldscoren. Ook zijn met name rijksmonumentalekerkelijke gebouwen, kastelen, instellingenen molens veel vaker bij de Monu -mentenwacht aangesloten dan monumentalewoonhuizen en (woon)boerderijen. In de eerstgenoemdegroep ligt de score globaal tussen de60 en 90%, in de tweede rond de 20%.Op het gebied van woonhuizen e.d. zijn inprincipe dus veel klanten te winnen. Vaak vormtde aankoop van een monumentaal pand eengoed moment om binnen te komen. Monu -men tenwacht kan door middel van een aankoopkeuringsnel en ter zake kundig duidelijkmaken waar de eigenaar aan begint.Overigens heeft de Monumentenwacht alsinbreng in de discussie rond de moderniseringmonumentenzorg ingebracht dat de Monu -mentenwacht het cultureel erfgoed uitstekendkan monitoren. Wanneer het Rijk zou besluitenop een rijksmonument een abonnement opde monumentenwacht verplicht te stellen, gaje met de dekking richting 100%. Op de monitoringsgegevenskan het Rijk dan volstrektvertrouwd budgettair sturen.In december 2009 heeft minister Plasterk deTweede Kamer geïnformeerd over de eerstenulmeting over de staat van het gebouwde erfgoed.Ruim 81% van de 11.500 rijksmonumen-


31 VITRUVIUS NUMMER 13 OKTOBER 2010ten die in 2008 door de Monumentenwacht ophun bouwkundige staat zijn geïnspecteerd,verkeert in redelijke tot goede staat. Momen -teel zijn de provinciale wachten bezig met hetin kaart brengen van de gegevens van 2009.Tevens verrichten de Monu men ten wachten inopdracht van de Rijksdienst voor het CultureelErfgoed een aselecte steekproef onder zo’n 400rijksmonumenten die geen abonnement hebbenbij de Monumenten wacht, zeg maar eenconditiemeting.Filosofie MonumentenwachtWat is er nu zo bijzonder aan de Monumen -tenwacht? Zo bijzonder dat er naast de belangstellingin Nederland er wereldwijd navolgingvan het concept is. Al lang geleden heeft datgeleid tot de oprichting van de Monumen -tenwacht Vlaanderen, de Denkmal schutz inDuitsland. Engeland heeft onderdelen van hetdenken overgenomen en in tal van landenzoals Hongarije, Denemarken, Zweden,Fi<strong>nl</strong>and, Frankrijk, Italië heeft men inzage/uitleg over het concept gehad. Dat heeft erenige jaren geleden toe geleid dat de Monu -mentenwacht een prestigieuze prijs van deEuropese Commissie/Europa Nostra uit handenvan de Prins-gemaal van Denemarkenheeft mogen ontvangen.Het bijzondere van de Monumentenwacht ishet motto dat preventief werken in feite betekentdat voorkomen beter is dan genezen.Preventie door periodiek inspecties levert eenschat aan informatie op. Ook een bewustwordingbij eigenaren van het belang van regelmatigonderhoud. De voordelen van de werkwijzeis het verlengen van restauratiecycli voormonumenten, eige<strong>nl</strong>ijk zelfs een uitwerkingvan het nieuwe Instandhoudingbeleid. Jebehoudt authentieke constructies, zoals kappen,stucplafonds en betimmeringen. Het doelvan inspecties is gericht op onderhoud, hetregistreren van de aanwezige gebreken en anticiperenop wat er binnen 5 tot 10 jaar gaatkomen. Uiteraard wordt dat zo nodig een prijskaartjeaan gehangen. Kleine reparaties tijdensde inspecties zijn gemeengoed geworden. Hetprimaire doel is het wind- en waterdicht achterlaten.Het inspectierapport is door de Rijks -dienst erkend als 0-meting.VoorbeeldenEr zijn voorbeelden te over, waarbij het aantoonbaaris, dat door de jare<strong>nl</strong>ange inspectievan de Monumentenwacht en het investerenvan de eigenaar in planmatig onderhoudmonumenten goed bijstaan.Er zijn twee aansprekende voorbeelden. Aller -eerst het Ope<strong>nl</strong>uchtmuseum in Arnhem.Dankzij de inspectierapporten van de Monu -men tenwacht is de staat van het onderhoudhelder in kaart gebracht. Reden voor deRijksoverheid c.a. om behoorlijk te investerenin dit museum, ook om daarmee een slechteresituatie te voorkomen.Het tweede voorbeeld is die van het project‘De Nieuwe Hollandse Waterlinie nader bekeken’.Op basis van een bouwkundige inventarisatiezijn algemene schadebeelden en aanbevelingengeformuleerd door de Monu men ten -wachten van Utrecht, Gelderland en Noord-Brabant. Uiteindelijk is hiermee de funderinggelegd voor een forse investering in de Hol -landse Waterlinie. De komende jaren wordener honderden miljoenen aan besteed. De totalelinie is inmiddels bij de Unesco aangedragen6 – IN DE BEGINFASE.LINKS: WACHTERSMOGEN GEENHOOGTEVREES HEBBENRECHTS: EERSTEINSPECTIEBUSOVERIJSSEL (1984)7 – HALSBREKENDETOEREN BIJMOLENINSPECTIEMAARTENSDIJKZEELAND.voor een plaats op de Wereld erfgoedlijst.In totaal zijn 47 fortcomplexen geïnspecteerd.Van ruim 180 objecten is een rapport opgesteld.Op z’n monumentenwachts zijn de constateringenvan de funderingen en gevels, uitgesplitstnaar baksteen, natuursteen, beton,het buitenpleisterwerk, de vensters (houten engietijzeren/staal) etc. de daken, het interieur endiversen waaronder de bruggen, de bomen, debegroeiing scherp in beeld gebracht.Archeologische MonumentenwachtDe stichting Archeologische Monumenten -wacht Nederland (AMW) is opgericht in 1990


VITRUVIUS NUMMER 13 OKTOBER 2010 328 – KLEINE REPARATIES AAN DE ORANGERIE ZEEDUIN IN OOSTKAPELLE.en aangesloten bij Monumentenwacht Neder -land.Het primaire doel van instandhouding isbehoud van informatie die in monumentenverborgen ligt. Behoud van sporen en materialenals bron van kennis over onze vooroudersen de wijze waarop deze het landschap telkensweer hebben (her)ingericht naar eigen behoefte.Unieke informatie over een periode toen ernog geen of nauwelijks geschreven bronnenwaren: onze enige informatiebron is dan hetbodemarchief. Daarnaast wordt behoud nagestreefdomwille van de herinnering, en als hetzichtbare monumenten zijn, om de belevingswaarde.Tastbare items uit de landschapsgeschiedenis,net zoals bijvoorbeeld kloosters en kastelen.Behoud op de oorspronkelijke plek (in situ) iseen van de kernpunten van het Verdrag vanMalta, eind 2007 geïmplementeerd in de nationalewetgeving.Veel archeologische monumenten zijn in deloop der tijd beschadigd. Door natuurlijkeprocessen als bijvoorbeeld erosie, wortelwerking,dierlijke verstoring en verdroging. Maarveel meer is de mens de schadeveroorzakergeweest: door ontginning van woeste grond,aanplant en oogst van bos, aa<strong>nl</strong>eg van wegenetc. Consolidatie, een van de speerpunten vande AMW, is erop gericht bedreigingen vanmonumenten weg te nemen en bestaande aantastingente herstellen. Van restauratie is sprakewanneer het om herstel van omvangrijkeaantastingen gaat, bijvoorbeeld wanneer eendeel van een grafheuvel is afgegraven voorzandwinning. Een ander aspect is de inrichting.Hierbij gaat het om het inpassen van het9 – MONUMENTEN-WACHT FRYSLÂNINSPECTEERTA. POPTASLOT.monument in het landschap en het ontsluitenervan voor het publiek. Ontsluiten in de zinvan het verhaal vertellen, maar soms ook hetfysiek toegankelijk maken.Cultuurhistorische wandel- of fietsroutes latende recreant kennis maken met de geschiedenisvan het regionale landschap.Al bijna 20 jaar consolideert de AMW zicht baremonumenten. Eerst wordt een Plan van Aan -pak opgesteld. In het veld begeleidt de AMW deuitvoering door aannemers. Ook de aanvraagvan de benodigde vergunningen zoals monumentenvergunningen kapvergunningen kunnendoor de AMW worden verzorgd.De AMW is betrokken geweest bij het herstelvan zo’n 200 complexen. Daaronder natuurlijkveel graf- en urnenheuvels, maar ook land -weren en mottes (kasteelheuvels).Groene MonumentenwachtToen in 2009 duidelijk werd dat de StichtingParticulier Historische Buitenplaatsen metingang van 2011 geen subsidie meer zou ontvangenvan het ministerie van LNV heeft eenaantal buitenplaatseigenaren de VerenigingPHB opgericht. Veel van de hoveniers die voorde stichting werkten hebben inmiddels eenbaan gevonden in het bedrijfsleven. Een aantalstafmedewerkers heeft de mogelijkheden onder -zocht om de kennis en kunde op het gebiedvan onderhoud van historisch groen te behoudenen nog breder toegankelijk te maken.Daartoe is de oprichting van een GroeneMonumentenwacht verkend. Vele partijenstaan buitengewoon positief tegenover hetplan een Groene Monumentenwacht op terichten. Opererend volgens de vertrouwde ensuccesvolle formule van regelmatig inspecteren,klein herstelwerk uitvoeren, helder rapporterenen toekomstgericht adviseren. Maardan natuurlijk gericht op het historisch groenop monumentale locaties, buitenplaatsen,begraafplaatsen, oude stadsparken en tuinen e.d.Op 29 april 2010 is de Groene Monumen ten -wacht opgericht. Er is een businessplan opgestelden een begroting.Er zijn inmiddels al zoveel verzoeken om inspec -tie, advies en groene periodieke instand -houdingsplannen binnengekomen, dat de doelstellingvoor 2010 al wordt gehaald en een voor-


33 VITRUVIUS NUMMER 13 OKTOBER 2010schot op die van 2011 al kan worden genomen.In de Monitor Gebouwd Erfgoed 2009, die indecember 2009 aan de Tweede Kamer is aangebodenstaat vermeld: ‘De monitor moet tevensde staat van het groene erfgoed, zoals tuinen enparken, in kaart brengen’.Daarvoor is de Groene Monumentenwacht, devanzelfsprekende partner, ondersteund doorde kennis, kunde en organisatie van de ‘Rode’Monumentenwacht.InterieurwachtNaast de buitenkant, het archeologisch domeinen het historische groen is de binnenkant nogeen verwaarloosde poot.Enige jaren geleden heeft MonumentenwachtNoord-Brabant het voortouw genomen met deindienstneming van een interieurwachter.Belangrijke bron van inspiratie was het onderdeelMonumentenwacht interieur in Vlaan -deren. Aanvankelijk is dit gestart als een pilot,maar door de buitengewone resultaten enrespons is dit een waardevol onderdeel vanMonumentenwacht Noord-Brabant geworden.Mede dankzij de Rijksdienst voor het Cul tu -reel Erfgoed en het Prins Bernhard cul tuur -fonds wordt momenteel een nota voorbereid,waarin een voorstel wordt gedaan om landelijkeen interieurwacht op te zetten. Het rapportwordt op 25 november 2010 aangeboden aande voorzitter van de IPO (Interprovinciaal Over -leg) commissie. Aansluitend daarop wordt eenminisymposium georganiseerd.Een van de conclusies in de nota is dat doorachterstallig onderhoud, inadequate adviezen,onoordeelkundige aanpak en een gebrek aanmonitoring van de conditie van de interieursen de klimaatomstandigheden onnodig veel, jazelfs vaak onherstelbare schade aan dit Neder -lands erfgoed wordt toegebracht. Ook wordt eringegaan op de nut en noodzaak met namevoor de publieke zaak.De instandhouding van interieurs en interieurensembleszal substantieel bevorderd kunnenworden door de oprichting van een landelijkdekkend netwerk van interieurwachters bij deprovinciale Monumentenwachten. Deze wachterszullen in beginsel meer generalist danspecialist moeten zijn. 10 – UITVOERING VAN EEN INSPECTIEDOOR DE MONUMENTENWACHT.


VITRUVIUS NUMMER 13 OKTOBER 201034W.B. WALDUSS. VAN DEN BRENKW. VAN BREDAH.M. VAN DER VELDEArcheologisch vooronderzoek in rivierbodems in het kader van geplande baggerwerkzaamhedenheeft de laatste jaren een grote ontwikkeling doorgemaakt. Dankzij theoretische inzichten ende ontwikkeling van hoogwaardige prospectietechnieken komt de archeologie van de Nederlandserivieren steeds beter in beeld. De resultaten zijn spectaculair: tijd voor een overzicht.OVER DE ONGEKENDE ARCHEOLOGISCHE RESTEN IN RIVIERBODEMSEen duik in hetverleden van deNederlandserivieren1 – DUIKINSPECTIEIN DE UTRECHTSEVECHT (WINTER 2007)HDe archeologie van rivierenet Nederlandse rivierenstelsel kan gezienworden als een van de voornaamste landschappelijkereferentiekaders van het verleden.Rivieren werden niet alleen beschouwdals natuurlijke grenzen, maar dienden ook alsde voornaamste routes van handel en communicatie.De locatiekeuze van handels- enmachtcentra werd in belangrijke mate bepaalddoor de fluviatiele infrastructuur. Versprei -dings kaarten van artefacten, in het bijzonderimportproducten, kunnen worden geïnterpreteerdvanuit de belangrijke rol die rivierenspeelden binnen culturele uitwisselingsnetwerken.Dat het rivierenstelsel o<strong>nl</strong>osmakelijk geïntegreerdis met de interpretatie van de materiëleresten van het verleden, is op zich geen opzienbarendgegeven. Dat de rivier zelf als archeologischecontext kan worden beschouwd, is eennagenoeg onontgonnen terrein. Tot op hedenwordt de natte riviercontext bijna altijd buitenonderzoeks- en beleidskaders gelaten, vermoedelijkomdat de kennis hierover te gering isom er zinvolle uitspraken over te doen. 1Vondsten uit rivieren komen dan ook vaak‘ bij toeval’ aan het licht, of worden in hetgeheel niet opgemerkt.In dit artikel zal in worden gegaan op de mogelijkhedenvan archeologisch prospectief onderzoekin rivieren. 2 Dankzij een aantal recentuitgevoerde onderzoeken in de Maas, de Rijnen de Vecht is een eerste aanzet voor een theoretischeen praktische basis voor systematischarcheologisch vooronderzoek in de Neder -landse rivieren gelegd. 3 Mede op basis van deuitgangspunten van het begrip maritiem cultuurlandschapis een verband gelegd tussen denatte en de droge archeologie. Hieronder zaldit begrip worden toegelicht en uitgewerktvoor de Nederlandse rivieren. Aan de handvan een aantal voorbeelden zal duidelijk wordendat het spectrum van archeologische restenin riviercontext aanzie<strong>nl</strong>ijk breder is danalleen scheepswrakken. Na deze uiteenzettingwordt ingegaan op de praktische invulling vaneen prospectieonderzoek in rivierbodems.Vervolgens zal ter illustratie een casestudyworden behandeld van een mogelijkeRomeinse brug bij Ve<strong>nl</strong>o. Het artikel sluit afmet een vooruitblik voor onderzoekers enbeleidsmakers die te maken hebben met archeologiein de Nederlandse rivieren.


35 VITRUVIUS NUMMER 13 OKTOBER 20102– LEIDEN TEN TIJDE VAN HETBELEG IN 1574. DIVERSE MARITIEMLANDSCHAPPELIJKE ELEMENTENZIJN TE ONDERSCHEIDEN:MACHT (FORTIFICATIES), TRANS-PORT (VAAR WEGEN), ECONOMIE(NIJVERHEID IN STAD)UIT: ORLERS 1641; BESCHGRIJVINGEDER STADT LEYDEN3 – VELDTEKENING VAN HET17E EEUWSE VAARTUIG BIJGRAVE, GEPROJECTEERDOP EEN MULTIBEAMOPNAMEVAN DE MAASBODEM.INZET: SECTORSCANOPNAMEVAN HET WRAK.Het Nederlandse rivierenstelselals maritiem cultuurlandschapEen scheiding tussen ‘ natte’ en ‘ droge’ archeologieis bij riviercontexten op inhoudelijkegronden niet houdbaar. Voor zover eenscherpe grens te trekken is tussen onderwaterarcheologieen landarcheologie, is deze vooralgebaseerd op een verschil in de toepassing vanmethoden en technieken. Bekende vondstenuit riviercontext, zoals de restanten vanRomeinse bruggen bij Cuijk en Maastricht, detijdens baggerwerkzaamheden aangetroffenrestanten van een heiligdom bij Kessel en devondsten van Romeinse rivieraken in verlandeRijnbeddingen, kunnen alle direct gekoppeldworden aan nederzettingen en infrastructuurdie vanuit de landarcheologie onderzocht zijn.De locaties waar de restanten zijn aangetroffen,zijn daarmee niet of in ieder geval niet geheeltoevallig en berusten op menselijke keuzes inhet verleden.De Nederlandse archeologie is in belangrijkemate een op het landschap georiënteerdearcheologie. De blik reikt zo ver als het voorlandbouw en hulpbronnen exploiteerbaregebied dat in de omgeving van een nederzettinggereconstrueerd kan worden. De rol vande rivieren blijft meestal beperkt tot debeschrijving van eerder genoemde oude landgrenzenen transport. Het is daarom de moeitewaard de visie te verruimen en te redenerenvanuit een rivierperspectief. Zoals het bij delandarcheologie gebruikelijk is een analyse temaken van het bewoonbare areaal, kan ookgesproken worden van het bevaarbare areaal. 4Relatieve afstanden omgerekend naar tijd,kosten en moeite waren tot ver in de 19e eeuwhet meest efficiënt bij transport over de binnenwateren.In een groter verband kan voor het Neder -landse riviere<strong>nl</strong>andschap gesproken wordenvan een maritiem cultuurlandschap, eenbegrip dat werd geïntroduceerd door deZweedse maritiem archeoloog Westerdahl. 5Het omvat het gehele netwerk van vaarwegen,zowel oude als nieuwe, met havens en gerelateerdeconstructies en overblijfselen van menselijkeactiviteiten, zowel onder als bovenwater. Het is een weerspiegeling van alle aanwater gerelateerde activiteiten; niet alleen descheepvaart, maar alle daarmee samenhangendeindustrieën en ambachten. Westerdahlonderscheidt het economische landschap (visserij,zoutproductie), het hulpbronnen landschap(bossen, scheepswerven, smederijen),het transport landschap (boeien, vuurtorens,vuren, kanalen, overslagpunten, havens),machtslandschap (fortificaties, versperringen),het cognitieve landschap (plaatsnamen, gedocumenteerdeervaringen van mensen), hetrecreatieve landschap (vrije tijd) en het rituelelandschap.Dit brede scala van onderdelen van het maritiemcultuurlandschap kan worden herkend inzowel natte als droge archeologische context.In de rivierbeddingen kunnen vier verschillendecategorieën archeologische vondstenworden onderscheiden, die hieronder naderworden toegelicht en door middel van voorbeeldenworden geïllustreerd.Categorie 1:Scheepvaart gerelateerde vondstenDeze categorie omvat naast scheepsresten ookankers, boeien, inventaris, persoo<strong>nl</strong>ijke eigendommenen lading. De relatie tussen eenscheepswrak en de rivierbedding wordtbepaald door het moment in tijd en ruimte dathet schip is vergaan, achtergelaten of afgezonken.De locatie van wrakken die als gevolg vaneen schipbreuk in archeologische context zijngeraakt, is nauwelijks te voorspellen. Eenschip vervult per definitie een dynamische rol:het is onderweg van A naar B. De plaats vanvergaan ligt ergens in het tracé tussen A en B.Wanneer ervan wordt uitgegaan dat een schipis vergaan, is de kans op een wrak in de helevaarroute aanwezig en overal in principe evengroot. Een andere situatie is dat een schipwordt afgedankt (verlaten langs een oever),


VITRUVIUS NUMMER 13 OKTOBER 2010 36waar het vervolgens langzaam vergaat enzinkt. Een dergelijke depositie is enerzijds eerderte verwachten in de buurt van een nederzettingen anderzijds eerder in een neven- danin een hoofdvaarwater.Voor de Nederlandse binnenwateren zijnscheeps typen te onderscheiden die gebondenzijn aan een vaargebied of vaarzone met eenzekere omvang. 6 Ze waren wat betreft hun ontwerp,grootte en vaareigenschappen aangepastaan de zone. Het is te verwachten dat schepengedurende hun hele levensduur binnen dezevaarzone hebben gefunctioneerd en ook daarbinneneventueel in archeologische contextzijn geraakt. Het bekendste en meest algemeenverspreide rivierschip is het aak-achtigescheepstype. Het betreft relatief langwerpigeopen scheepstypen waarbij het vlak bij hetvoor en achterschip in zijn geheel oploopt ensamenkomt met de bovenste gang van hetboord. Een dergelijke constructie wordt eenheve genoemd. De schepen hebben een geringeholte en de verbinding tussen vlak en boordbestaat uit knikspanten (knieën), waardoor ersprake is van een naar buiten vallende, hoekigekim.Binnen de indeling in vaargebied en scheeps -type kan een onderverdeling worden gemaaktin kleine beroepsvaartuigen, vrachtvaartuigenen vissersschepen. Binnen de eerste groep kunnenbeurtschepen, diverse werkschepen enveerponten worden onderscheiden. De tweedegroep omvat schepen voor klein transport vanvee, veen, landbouwproducten en groot transportvan grondstoffen, industriële producten enbouwmaterialen. De derde groep behoeft geennadere toelichting. Aan de hand van de hier -boven beschreven begrippen en uitgangspuntenis het mogelijk de archeologische verwachtingvoor een bepaald vaargebied nader te specificeren.Voorbeeld: 17e eeuws aak-achtig schipuit de Maas bij Grave.Dit scheepswrak is in 2005 door middel van sidescan sonar aangetroffen en in 2008 gelicht engedocumenteerd. Het betreft de restanten vanvermoedelijk het voorschip van een aak-achtigvaartuig. Maasschepen waren over het algemeenrelatief kleine schepen met een lengte van maximaal15 meter, voorzien van een steil oplopende,versterkte heve. Deze diende om aan te kunne<strong>nl</strong>eggen aan onversterkte, natuurlijke oevers.Gezien de inventaris die is aangetroffen inhet wrak gaat het mogelijk om een kleintransportschip. Gelet op de vindplaats envondstomstandigheden betreft het waarschij<strong>nl</strong>ijkeen afgedankt vaartuig. 7Categorie 2: depositievondstenTot deze categorie behoren deposities in demeest ruime zin van het woord: van grootschaligemateriaaldump tot en met rituele deposities.Rivieren bevatten grote hoeveelhedenverstopt, gedumpt, geofferd en verloren materiaal.De archeologische onderzoeken in oudeafzettingen van de Amstel bij het Rokin en hetDamrak in het kader van de aa<strong>nl</strong>eg van deNoord/Zuidlijn te Amsterdam geven een aanzettot de interpretatie van dergelijke materiaaldumps.8 Door systematisch vondsten te verzamelenen te catalogiseren ontstaat een beeldvan de chronologie en ontstaanswijze van hetvondstpakket. De samenstelling van het vondstenpakketkan in bepaalde gevallen gerelateerdworden aan historisch gedocumenteerdenijverheden en werkplaatsen op de oevers vande Amstel vanaf de 15e eeuw.Ritueel aangemerkte vondsten zijn wapens,menselijke skeletresten en complete gebruiksvoorwerpen.Uit een inventarisatie van archeologischecontexten van dergelijke depositiesin rivieren kan voorzichtig worden geconcludeerddat dergelijke vondsten te verwachtenzijn op plaatsen waar een rivier overgestokenkon worden of doorwaadbaar was, bij hetsamen stromen van rivieren en splitsingen ennabij voorname militaire en religieuze centra.De vondsten die tijdens baggerwerkzaamhedenin 1976 zijn gedaan bij Kessel (gemeenteLith) illustreren de relatie tussen een religieuscentrum en deposities in de rivier. Restantenvan een tempelcomplex en talloze bijzonderevondsten zoals munten en menselijke restenwerden hier bij toeval tijdig opgemerkt tijdensbaggerwerkzaamheden. Het uitgebreide onder -zoek naar de baggervondsten heeft tot spectaculairehypotheses geleid met betrekking totde lokalisering van een heiligdom en de liggingvan een omvangrijke nederzetting uit deLate IJzertijd. 9Categorie 3: restanten vanwaterstaatkundige ingrepenBinnen deze categorie worden oeverbeschoeiingen,aanplempingen, vlonders, kades, veerponten,bruggen, dammen, gemalen, sluizenen dijken onderscheiden. Ingrepen in de fluviatieleinfrastructuur zijn bekend vanaf deRomeinse tijd en horen bij de geschiedenisvan de Nederlandse rivieren. 10 Bij deze categorieis het goed mogelijk om op basis van historischkaartmateriaal zeer nauwkeurig de locatiesin de rivierbedding aan te wijzen waar derestanten verwacht kunnen worden, zoalsblijkt uit onderstaand voorbeeld.Voorbeeld HinderdamFort Hinderdam bevindt zich op een plaatsdie door de tijd heen van strategisch belang isgeweest; het ligt op de grens van het graafschapHolland en het Sticht. Door middel van de damkon een belangrijk wapen worden gehanteerd:4 – EEN VAN DE BEKENDSTE BAGGERVONDSTEN IN NEDERLAND ISHET BRONZEN ZWAARD VAN JUTPHAAS (GEDATEERD TUSSEN1800 EN 1500 V. CHR.). HET WORDTBESCHOUWD ALS EEN PRESTIGE-OBJECTDAT ALS RITUELE DEPOSITIE IN DERIVIER TERECHT IS GEKOMEN.PETER JAN BOMHOF(FOTODIENST RMO)5 – LOCATIE VAN DE RESTANTEN VAN DE HINDERDAM IN DE VECHT


37 VITRUVIUS NUMMER 13 OKTOBER 20106 – HISTORISCHE FOTO VAN EENAANTAL ROOTBAKKEN IN DERIVIER LEIE TER HOOGTE VANHET PLAATSJE LAUWE (BELGIË).EEN STAP IN DE VLASPRODUCTIEWAS HET WEKEN VAN DE VLAS-STENGELS OM DE VLASVEZELSLOS TE MAKEN. HIERTOE WERDENBAKKEN IN DE RIVIER GEPLAATST,WAARIN HET VLAS DOORMIDDEL VAN STENEN WERDONDERGEDOMPELD.inundatie van de omgeving in geval van een conflict.Daarnaast is het ook een vanuit waterstaatkundigoogpunt belangrijke locatie; de dam met(schut)sluis die hier in het verleden heeft gestaandiende om het waterpeil in het zuidelijke deel vande Vecht constant te houden. De locatie die op dehuidige topografische kaarten wordt aangegevenals Hinderdam bestaat uit een afgesneden meandervan de Vecht en een eiland waar verschillendefasen van een verdedigbare structuur hebbengestaan. Verder bevinden zich hier de restantenvan een lunet. De dam zelf is niet bewaardgebleven. Tijdens een veldonderzoek in 2007zijn de restanten aangetroffen.De aangetroffen structuren behoren vermoedelijktot de tweede Hinderdam die in de tweede helftvan de 16e eeuw is aangelegd. De houten structure<strong>nl</strong>ijken op een kistdam, waarmee een zwaaraardwerk bij elkaar kon worden gehouden.Deze schotten dienden om te voorkomen dat hetwater langs de sluis sijpelde. De schutsluis moetzich centraal in de Vecht hebben gevonden.Categorie 4: Economische activiteite<strong>nl</strong>angs en deels in de rivierZoals is toegelicht met het begrip maritiemcultuurlandschap kan een groot aantal economischeactiviteiten direct worden gekoppeldaan de aanwezigheid van een rivier. Te onderscheidenzijn verschillende ambachten zoalsvlasroten, visserij, lakenindustrie en industrieëndie gebruik maakten van watermolens.In deze categorie worden alleen die restantenbedoeld die zichtbaar zijn in de vorm van eenstructurele ingreep, zoals fundamenten enbouwrestanten. Niet al de genoemde activi -teiten zullen echter een structurele archeo -logische neerslag hebben in de rivierbedding.Indirecte aanwijzingen voor economischeactiviteiten langs de rivier zijn besproken bijcategorie 2.Archeologische prospectiein riviercontext: de praktijkOm het bovenstaande te vertalen naar een verwachtingsmodelzijn verschillende bronnenvoor handen. Het eerste dat zal moeten worden7 – MULTIBEAM OPNAME MAAS TER HOOGTEVAN LOTTUM: AUTO EN TWEE BRUGPONTONSUIT DE TWEEDE WERELDOORLOG.vastgesteld is de biografie van de rivier. Aan dehand van bodemkaarten, historische kaartenen karteringen met remote sensing is het voorbijna iedere rivier mogelijk de rivierbedding tereconstrueren voor verschillende perioden.Voor de reconstructie van de rivier ten behoevevan het opstellen van een verwachtingsmodelzijn drie relevante perioden te onderscheiden.1. De periode dat de rivier een min of meervrije loop had binnen de stroomgordel en ersprake is van aan de rivier relateerbare (handels)nederzettingen: Romeinse Tijd en VroegeMiddeleeuwen.2. De periode dat de rivierloop werd vastgelegdbinnen rivierdijken en uiterwaarden vanafde Late Middeleeuwen.3. De situatie na afloop van de 19e eeuwseriviernormalisaties. In de tweede helft vande 19e eeuw is het rivierenstelsel op grote8 – VOORBEELD VAN EEN SONAROPNAMEMET EEN SCHEEPSWRAKschaal op de schop gegaan om het omlig -gende land beter te beschermen tegen overstromingenen de vaarwegen zelf geschikt temaken voor grotere transportschepen.Vervolgens kunnen aan de hand van de beschik -bare archeologische gegevens, historisch kaart -materiaal en de bovenstaande theoretischeuitgangspunten zones worden aangeven waarbepaalde categorieën vondsten verwacht kunnenworden. Hier zal in de onderstaande casestudienader op in worden gegaan.De inzet van de prospectiemethode hangt afvan de te verwachten vondstcategorie en deverwachte positie in de bodem (zie tabel 1).Voor het opsporen van archeologische restenwordt voornamelijk gebruik gemaakt vangeofysische oppervlaktetechnieken die wordeningezet vanaf een meetschip. Daarbij wordthet rivierbed gescand met een side scan sonar


VITRUVIUS NUMMER 13 OKTOBER 2010 38Een categorie die met bovenstaande techniekenniet of nauwelijks is op te sporen zijn dedeposities. Het is een categorie die over hetalgemeen te klein is om gedetecteerd engeïdentificeerd te worden met geofysischemethoden. Toch kan in gebieden waar dezecategorie verwacht wordt archeologisch onderzoekworden gedaan. Vanuit de baggerindustrieen de visserij zijn vaartuigen beschikbaardie zijn uitgerust met systemen die grote hoeveelhedensediment op gecontroleerde wijzekunnen zeven.Een vergelijkbare situatie gaat op voor volledigeafgedekte restanten van categorie 1. De locatievan deze vondsten is zoals hierboven werdomschreven niet of nauwelijks te voorspellenop basis van vooronderzoek. Het is ook niethaalbaar om bodempenetrerende technieken opgrote schaal in te zetten. Om de volledig afgedektevondsten van deze categorie op te sporenis daarom de archeologische begeleiding vanhet baggerwerk de meest geschikte optie.Het opsporen en identificeren van archeologischeresten in de rivierbodem is tot op zekerehoogte te realiseren door middel van debeschreven technieken. Voor het definitievevaststellen van de aard van een object zal eenarcheoloog de situatie onder water moetenonderzoeken. Duikonderzoek vormt dan ookeen o<strong>nl</strong>osmakelijk onderdeel van de prospectie.9 – PROJECTIE OP LAND AANGETROFFEN RESTANTEN VAN ROMEINSE WEG BIJ VENLOEN DE MOGELIJKE LOCATIE VAN RESTANTEN VAN EEN BRUG IN DE MAAS.Categorie Deels uit bodem stekend Volledig afgedekt1 (scheepvaart) Sonar/multibeam Baggerbegeleiding2 (depositie) Zeef Zeef3 (waterstaatkundig) Sonar/multibeam Georadar/SBP + grondboringen4 (economie) Sonar/multibeam Georadar/SBP + grondboringenTabel 1 Samenvatting categorieën en aanbevolen prospectiemethodeof multibeam echolood. Dit zijn technieken,waarbij uitgezonden akoestische signalen doorde waterbodem worden teruggekaatst en om -gezet worden in visuele beelden. Met dezetechniek is het mogelijk om in korte tijd alleobjecten die op de waterbodem liggen of uit dewaterbodem steken op te sporen.Met de huidige technieken is het helaas nogniet mogelijk om volledig begraven objectenin de bodem op betrouwbare wijze in kaart tebrengen. Bestaande technieken zoals georadaren subbottom profilers (SBP) genereren weliswaareen beeld van anomalieën in de dieperebodem, maar zijn lastig te interpreteren enniet praktisch inzetbaar in gebieden groterdan een hectare. Deze technieken zijn toepasbaarop het moment dat er concrete aanwijzingenzijn dat iets op een bepaalde locatie begrave<strong>nl</strong>igt. Het verdient aanbeveling dit onderzoekaltijd uit te voeren in combinatie metgrondboringen, zodat de bodemopbouw gerelateerdkan worden aan de diepte van eeneventuele anomalie.Casestudy: een mogelijkeRomeinse brug bij Ve<strong>nl</strong>oVan 2002 tot 2005 is in het centrum van Ve<strong>nl</strong>oeen grootschalig archeologisch onderzoek uitgevoerdlangs de oever van de Maas (projectMaasboulevard). 11 Uit vooronderzoek bleekdat zich ter hoogte van Ve<strong>nl</strong>o een Romeinsemilitaire steunpost uit de Augusteische periodeen een vicus uit de 1e en 2e eeuw na Chr.hebben bevonden. Voor beide geldt dat hunontstaan en functioneren verklaard moet wordenuit de gunstige positie die het gebied innam inde Romeinse infrastructuur. Gedurende deAugusteïsche periode dienden bevoorradingslijnengecontroleerd te worden. De vicusbevond zich in een netwerk van wegen enspeelde een rol in de overslag van goederen.Ter hoogte van deze nederzetting is dan ookeen overgang over de Maas verwacht, mogelijkeen brug. In het verleden is een paalschoen uitde rivier tevoorschijn gekomen maar de preciezelocatie blijft onbekend.Aan de hand van de resultaten van de opgravingis het mogelijk de globale topografie vande vicus te reconstrueren inclusief een oost-westlopende weg die recht op de Maas toeloopt.Deze reconstructie werd nog eens ondersteunddoor de resultaten van een proefsleuvenonderzoekin het plangebied Raaij weide in 2009.Aansluitend op de gereconstrueerde weg uithet plangebied Maasboulevard werden daarop de westelijke oever van de Maas opnieuwresten van een Romeinse weg aangetroffen.Met deze gegevens kan de mogelijke locatievan de Maasovergang nauwkeurig worden


39 VITRUVIUS NUMMER 13 OKTOBER 2010vastgesteld. De verwachtingen met betrekkingtot de ligging van een Romeinse brug in ditgebied zijn dan ook hooggespannen. Om eventueleresten op te sporen zal een onderzoekstrategievolgens tabel 1 met aanvullend duikonderzoekmoeten worden opgezet.Tot slot: ‘toevalsvondsten’in riviercontext?Bovenstaande uiteenzetting over archeologiein riviercontexten is bedoeld om de aandachtte vestigen op een groot ongeëxploreerd potentieelin de Nederlandse archeologie. Met enkelekorte omschrijvingen en voorbeelden isgetracht duidelijk te maken dat de riviercontextengeen archeologische blinde vlek zijn,maar dat op basis van beschikbare gegevens engericht veldonderzoek, archeologie in rivierbodemsprospecteerbaar is.Op basis van de beschreven methodiek kan hetaantal ‘toevalsvondsten’ uit rivieren sterk afnemen.Mogelijk zal deze term in de toekomstplaats maken voor het begrip riviervondsten.Daarmee is niet alleen het archeologischonderzoek gebaat, ook ontwikkelaars van groteprojecten kunnen de projectrisico’s beterbeheersbaar maken. Er zijn immers al talrijkevoorbeelden beschikbaar waar archeologie enbaggerwerkzaamheden elkaar in de weg hebbengezeten.Bij projecten als Ruimte voor de Rivier, onderhoudsbaggerwerkzaamhedenen projectenwaarbij oude rivierlopen worden gereconstrueerdvanuit een ecologisch perspectief, is hetvan belang te realiseren dat archeologie nietophoudt zodra het nat begint te worden. Het isin grote lijnen mogelijk de vier genoemdecategorieën te voorspellen en op te sporen.Hiertoe zal kennis van de landarcheologiegeïntegreerd moeten worden in het opstellenvan verwachtingsmodellen voor de rivierbedding,zoals blijkt uit het voorbeeld van Ve<strong>nl</strong>o.Indien de verwachte restanten hier daadwerkelijkworden gevonden is zowel in letterlijkeals figuurlijke zin een brug geslagen tusse<strong>nl</strong>and- en onderwaterarcheologie.Noten1 De auteurs willen hier niet voorbij gaan aan debelangrijke bijdrage die door meerdere auteurs isgeleverd met betrekking tot het onderzoek naardeposities in natte contexten (Cf. Roymans 1996;Van der Sanden 1998; Fontijn 2002). Wel betreffendit voornamelijk inventarisaties grotendeelsgebaseerd op toevalsvondsten. Een aanzet vooreen meer omvattende benadering betreft deaandacht die beekdalen de afgelopen jarenhebben gekregen (Cf. Rensink en Gerritsen 2004).2 In dit artikel wordt voor wat betreft het theo -retische deel geen onderscheid gemaakt tussende natte en de droge rivierbedding bij rivieren.De genoemde voorbeelden en het praktische deelover de prospectie richten zich alleen op de waterbodem.Met dank aan P. Stassen (RCE), R. van Lil(Periplus) en E. van den Heuvel (ADC) voorhet becommentariëren van eerdere versiesvan dit artikel.3 Stassen 2005, Van den Brenk en Otte 2005, Vanden Brenk en De Boer 2009, Waldus et al. 2008.4 Westerdahl 1989.5 Westerdahl 1992.6 Schutten 20047 Waldus (red.) 2009.8 Gawronski et al. 2008, Kranendonk enGawronski 2006.9 Ter Schegget 1999, Roymans 2004.10 Bijvoorbeeld de waterstaatkundige werken diezijn aangetroffen binnen de gemeente Vlaardingen(De Ridder 1999) en ingrepen in de Rijn als gevolgvan de inrichting van de limesweg in de omgevingvan bijvoorbeeld de VINEX-locatie Leidse Rijn(Graafstal 2002).11 Van der Velde et al 2009.Literatuurlijst– Brenk, S. van den en M. Otte (2005).Maritiem inventariserend veldonderzoekStuwpanden Sambeek en Grave,Amersfoort (ADC rapport 448).– Brenk, S. van den en J. de Boer (2009).Archeologische onderzoeken in de Vecht, in:Jaarverslag Naerdincklant 2008, 4-9.– Fontijn, D. (2002). Sacrificial Landscapes.Cultural Biographies of Persons, Objects and‘Natural’ Places in the Bronze Age of theSouthern Netherlands, c 2300-600 BC, Leiden(Analecta Praehistorica Leidensia 33/34).– Gawronski, J., P. Kranendonk en J. Maas(2008). Chaos of geschiedenis. Archeologie vande Amstel, in: V. van Rossem et al. (red.),Amsterdam, Monumenten en Archeologie 7,25-41.– Gerritsen, F. en E. Rensink (2004).Beekdallandschappen in archeologisch perspectief.Een kwestie van onderzoek en monumentenzorg,Amersfoort (Nederlandse ArcheologischeRapporten 28).– Graafstal, E.P. (2002). Logistiek,communicatie en watermanagement. Overde uitrusting van de Romeinse rijksgrensin Nederland, Westerheem 51, 2-27.– IMAGO projectgroep (2003). Samenvattingen conclusies IMAGO (Innovatief Meten AanGezonken Objecten) project, RDIJ rapportnr. 2003. Lelystad.– Kranendonk, P. en J. Gawronski (2006).Zeven op het Damrak. Archeologie en deNoord/Zuidlijn, in: J. Gawronski, et al.(red.), Amsterdam, Monumenten enArcheologie 5, 11-17.– Orlers, J.J. (1614). Beschrijvinge derStad Leyden. Leiden.– Ridder, T. de (1999). De oudste deltawerkenvan West-Europa: tweeduizend jaar oudedammen en duikers te Vlaardingen, Tijdschriftvoor Waterstaatsgeschiedenis 8-1, 10-22.– Roymans, N. (1996). From the Sword to thePlough, three studies on the earliest romanisationof northern Gaul, Amsterdam.– Roymans, N. (2004). Ethnic Identity andimperial Power. The Batavians in the EarlyRoman Empire, Amsterdam.– Sanden, W.A.B. van der (1995).Veenvondsten uit Drenthe, NieuweDrentse Volksalmanak 112, 79-83.– Sanden, W.A.B. van der (1998). Zwaregaven – maalstenen uit natte context in Drenthe,Nieuwe Drentse Volksalmanak 115, 107-130.– Schegget, M. ter (1999). Late Iron Agehuman skeletal remains from the river Meuseat Kessel: a river cult place?, in: N. Roymansen F. Theuws (eds.) Land and ancestors: culturaldynamics in the Urnfield period and theMiddle Ages in the Southern Netherlands,Amsterdam (AAS 4), 199-240.– Schutten, G.J. (2004). Verdwenen schepen.De houten kleine beroepsvaartuigen, vrachtvaardersen vissersschepen van de Lage Landen,Zutphen.– Stassen, P. (2005). ‘Natte’ archeologie in deMaaswerken, in: H. Stoepker (red.), Syntheseen evaluatie van het inventariserend archeologischonderzoek in de Maaswerken 1998-2005,Maastricht, 79-94.– Velde, H.M. van der, S. Ostkamp, H.A.P.Veldman en S. Wyns (2009). Ve<strong>nl</strong>o aan deMaas, van vicus tot stad. Sporen van eenRomeinse nederzetting en stadsontwikkelinguit de Middeleeuwen en Nieuwe tijd in hetplangebied Maasboulevard, Amersfoort(ADC-monografie 7).– Waldus, W.B., W.A. van Breda en S. vanden Brenk (2008). Vaarwegen traject Zuid-Holland, een archeologisch bureauonderzoek inhet kader van geplande baggerwerkzaamheden,Amersfoort (ADC rapport 1304).– Waldus, W.B. (2009). Twee scheepswrakken inde Maas bij Grave en Lottum, Amersfoort(ADC rapport 1754).– Westerdahl, C. (1989). Norrlandsleden I:The Norrland sailing route I: sources of themaritime cultural landscape: a handbook ofmaritime archaeological survey, Härnösand.– Westerdahl, C (1994). Maritime cultures andship types: brief comments on the significance ofmaritime archaeology, International journal ofnautical archaeology Londen 23-4, 265-270.Drs. W.B. Waldus is maritiem archeoloogbij ADC ArcheoProjecten,Drs. W. van Breda is archeoloog bij ADCArcheoProjecten,Drs. H.M. van der Velde is hoofd archeologiebij ADC ArcheoProjecten,Drs. S. van den Brenk is werkzaam als hydrograafen geofysicus bij Periplus Archeomare.


VITRUVIUS NUMMER 13 OKTOBER 2010 40BEN DE VRIESSENIOR BELEIDSMEDEWERKERINTERNATIONAAL BIJ DE RIJKSDIENSTVOOR HET CULTUREEL ERFGOEDDe zeventiende-eeuwse Amsterdamse grachtengordel is benoemd tot Werelderfgoed. HetUnesco-Werelderfgoedcomité heeft eind juli ingestemd met de voordracht van dit steden -bouwkundige meesterwerk. De grachtengordel is daarmee het negende Wereld erfgoed inNederland.FOTO’S: RIJKSDIENST VOOR HET CULTUREEL ERFGOED - AMERSFOORTGrachtengordel1 – TOERISTEN OPDE TORENSLUISOVER HET SINGEL.Amsterdam nuWerelderfgoedKwaliteitslabele internationale erkenning van de grachtengordeldoor Unesco is een bekroningvan de bijzondere waarde van het gebieden een belangrijke ondersteuning voor hetmonumentenbeleid in de Amster damse binnenstad.De grachtengordel is al bijna vierhonderdjaar onveranderd de bakermat van creativiteiten innovatie, en een vrijplaats voor mensenuit de hele wereld.DZowel landelijk als internationaal is dit kwaliteitslabelvan Unesco van grote waarde. Vanuitheel de wereld komen toeristen naar Neder -land om de schilderachtige sfeer van de woongrachtente proeven. Voor veel buite<strong>nl</strong>anders isde grachtengordel net zo typisch voor ons landals de molens of de tulpenvelden. De verwachtingis dan ook dat door dit label het aantaltoeristen aan het gebied zal toenemen.Inspirerende wereldstadDe Amsterdamse grachtengordel is uniek inde wereld als stedenbouwkundig en architec -tonisch kunstwerk, en als de fysieke uitdrukkingvan de grote economische, politieke enculturele bloei van Amsterdam in de GoudenEeuw. De parallelle grachten zijn speciaalgegraven voor de rijke kooplieden zodat zij erhun herenhuizen, stadspaleisjes en pakhuizenkonden laten bouwen. De stadsuitbreidingenzijn een inspiratie geweest voor andere stedenals Kopenhagen en St. Petersburg.Amsterdam was in de zeventiende eeuw hetwarenhuis van de wereld en het brandpuntvan wetenschappelijke en wijsgerige ontwikkelingen.Filosofen als Descartes, Comeniusen Spinoza verbleven er langere tijd. Spinozaroemde al in 1670 de stad vanwege het toleranteklimaat. ‘(…) In die welvarende stad, doorgeen ander geëvenaard, leven mensen van alleras en geloof in de grootste eendracht samen.In het zakenverkeer gelden alleen betrouwbaarheiden solvabiliteit. Gods dienst of sektezijn hier van geen belang, omdat ze bij de rechtergeen invloed hebben op de beslissing naarde ene of de andere zijde (…).’


41 VITRUVIUS NUMMER 13 OKTOBER 2010InspanningsverplichtingDe nominatie van de Amsterdamse grachtengordelis een gezame<strong>nl</strong>ijke inspanning van deRijksdienst voor het Cultureel Erfgoed metstadsdeel Centrum en Bureau Monumenten &Archeologie van de gemeente Amsterdam. Hetnominatiedossier werd in februari 2009, nagoedkeuring door het kabinet, ingediend bijhet Unesco-kantoor in Parijs.Nu de grachtengordel op de Werelderfgoedlijstprijkt, heeft Nederland wel degelijk eeninspanningsverplichting om de uitzonderlijkeuniversele waarden ervan in stand te houden.Om die reden is de Amsterdamse binnenstadal sinds 1999 een rijksbeschermd stadsgezicht.In dit gebied bevinden zich meer dan 8000beschermde monumenten, die niet zomaargesloopt of verbouwd mogen worden.Plaatsing op de Lijst leidt niet tot extra sub -sidies, leningen of fiscale regelingen aangemeente, bewoners of ondernemers voor deinstandhouding van monumenten. Ook gaatde stad niet ‘op slot’, zoals sommigen vrezen.Door de status van wereldmonument komener niet méér regels bij, de bestaande regels zijnvoldoende. De Unesco-status biedt juist kansenom de onderlinge relatie tussen cultuur, erfgoed,stedelijke ontwikkeling, economie enbedrijfsleven te versterken. En het zal ookgeen ope<strong>nl</strong>uchtmuseum worden. Amsterdamzal een levendige en dynamische stad blijvenwaar wonen, werken en recreëren hand inhand gaan, net als vierhonderd jaar geleden.2 – BALZAAL IN DE AMBTSWONING VAN DE BURGEMEESTER VAN AMSTERDAM.WerelderfgoederenOp de Werelderfgoedlijst staan nu 900 monumentenen natuurgebieden, locaties en objecten,die volgens de VN-organisatie behouden moetenblijven voor toekomstige generaties. Daar -onder bevinden zich wereldberoemde plekkenals de Angkor Wat, Borobudur en GreatBarrier Reef, maar ook historische centra alsvan Avignon, Jaroslavl, Lima en Para maribo.Samen met de grachtengordel zijn er eind juliin Brasilia nog meer locaties tot wereld erfgoedbenoemd. Dit zijn onder meer de keizerlijkecitadel van Hang Long-Hanoi in Vietnam, eenverdedigingswerk uit de elfde eeuw; Sarazm,een opgraving in Tadzjikistan met 5000 jaaroude sporen van nederzettingen; de bisschoppelijkestad Albi in Frankrijk, waar de katholiekekerk in de dertiende eeuw een burchtopwierp tegen de regionale ketterij van deKatharen; en een dertiende-eeuwse tombe vanSjeik Safi in Ardabil in Iran.Wereldmonumenten in NederlandHet Koninkrijk der Nederlanden telt nu3 – HET BESCHERMDE STADSGEZICHT IN KAART GEBRACHT.


VITRUVIUS NUMMER 13 OKTOBER 2010 424 – DECOR VAN EEN BRUISENDE STAD.negen wereldmonumenten op de Werelderf -goedlijst: het voormalig eiland Schokland enomgeving (1995); de Stelling van Amsterdam(1996); het molencomplex Kinderdijk-Elshout(1997); de historische binnenstad van Willem -stad op Curaçao (1997); het Ir. D.F. Wouda(stoom)gemaal in Lemmer (1998); de droogmakerijDe Beemster (1999); het RietveldSchröder huis in Utrecht (2000); de Wadden -zee, als natuurlijk werelderfgoed ingediendsamen met Duitsland (2009) en de Amster -damse grachtengordel (2010) sluit deze indruk -wekkende reeks.Voorlopige LijstOp dit moment buigt een speciale commissie,ingesteld door de ministers van LNV en OCW,zich over ca. vijftig nationale kandidaten voorde zogenaamde Voorlopige Lijst. Zij maken inde toekomst kans op een plek op de Wereld -erfgoedlijst. Afgewogen wordt of het totaal vandie lijst past binnen de z.g. Global Strategy vanUnesco. De huidige Werelderfgoedlijst teltnamelijk veel meer cultureel erfgoed uit westersedan uit niet-westerse landen en relatiefweinig natuurlijk erfgoed. Het streven is ee<strong>nl</strong>ijst die representatief, evenwichtig en geloofwaardigis. De aandacht van de Commissie vande Voor lopige Lijst gaat daarom uit naar categorieëndie ondervertegenwoordigd zijn, zoalsnatuurlijk erfgoed en mixed sites, het erfgoedop de Nederlandse Antillen en Aruba, en naarde mogelijkheid van grensoverschrijdendevoordrachten. Uitgangspunt is dat Nederlandeen Voorlopige Lijst van zeer beperkteomvang zal indienen om zo de oververtegenwoordigingvan ons land niet verder te vergroten.Eind oktober brengt de commissie rapportuit. Zie verder:– www.amsterdam.<strong>nl</strong>/werelderfgoed– www.voorlopigelijst.<strong>nl</strong> en– www.cultureelerfgoed.<strong>nl</strong>. alle vorige edities vanVitruviuskunt u kosteloos lezen endow<strong>nl</strong>oaden als pdf viawww.uitgeverijeducom.<strong>nl</strong>


43V OOR U GELEZEN VITRUVIUS NUMMER 13 OKTOBER 2010StucKunst en TechniekAuteurE.F. KodeweijRecensentIr. E.J. Nusselder b.i.RUitgaveWaanders UitgeversDetailsPaperback met flappen530 pagina’s, kleur &zw/w afbeeldingenISBN 978-90-4008-650-2Prijs € 34,95Weet u het allemaal uit elkaarte houden? Stuc, pleister,sgrafitto, leemstuc, scagliola,Amsterdams cement, Dycker -hoff-wit, beton-emaille, stucmarmer,Plychroom cement,Terranova, carton-pierre,Kallkolith, schockrete, papierstuc,blikplafonds, gutta-perchaornamentiek, floddercement,spelderwerk, stucanet, steengaas,stucco lustro, het zijn termen,begrippen en productenwaarmee we met enige regelmaatgeconfronteerd wordenbij ons werk aan en in monumenten.En ik kies bewust determ ‘geconfronteerd’ omdatlang niet altijd voor iedereonderzoeker eninstandhoudervan gebouwdcultuurgoedeven duidelijk is,welke techniekof afwerking ‘inde stucwerksfeer’zich aanhem presenteertbij het monumentwaar opdat moment zijnaandacht opgericht is.Dat het wenselijkwas en is omhelderheid tescheppen in demère á boire vankennis en informatieop hetgebied van stucwerk en alleswat daar mee samenhangtblijkt telkens wanneer men eenredengevende om schrijving vaneen willekeurig pand onderogen krijgt. Als bijvoorbeeld devoorgevel daarvan in de latenegentiende eeuw een grijzecementbepleistering heeftgekregen, is de kans groot datde beschrijvingstekst spreektvan een ‘gestuukte’ of ‘gestucte’gevel. De specie kauwers onderons trekken daarbij hun wenkbrauwenop, omdat stuc voorhen een product is, waaringips is verwerkt en gips pasje buiten niet toe omdat hetniet weervast is. Gevels zijndan ook nooit ‘gestuct’ en denegentiende-eeuwse afwerkingmet vlakgeplaamd Portlandcementmoet met ‘pleisterwerk’worden aangeduid.Ik zit voor me met een boek datbijna 2 kilo weegt en 536 bladzijdenheeft. ‘Stuc Kunst enTechniek’ is de titel, en delading dekt dat meer dan af.Maar de titel is te bescheiden.Het gaat immers ook over talvan afwerkingssystemen, stucwerk-imiterendetechnieken enproducten, schade-analyses,reparatie- en herstelmethodenen dat alles ook nog geplaatstin de tijd, in chronologisch verband.U wilt weten hoe deRomeinen stucten en pleisterden?Op pagina 22 begint debijdrage hierover van LaraLaken, mediterraan archeoloogen specialist Romeins beschilderdpleisterwerk. Of was ubenieuwd naar die tot voor kortvaak als lelijk en grauw bestem -pelde negentiende-eeuwsecementbepleisteringen? Ookdan wordt u uitvoerig geholpen,in dit geval door Paula van derHeiden die in het kader vanhet onderzoeksproject ‘Gevel -afwerking in de tweede helftvan de negentiende eeuw’ uitvoerigbronnenonderzoek verrichttenaar de toepassing vanportlandcementbepleisteringen daar in dit standaardwerkalvast over releveert.Maar u bent wellicht insider enmerkt op dat een boek overhistorisch stucwerk niet zonderde specialist op dit gebied bijuitstek kan. U verwacht duseen bijdrage van Wijnand Fre -ling, die in 1993 promoveerdeop het proefschrift ‘Stuc werk inhet Nederlandse woonhuis uitde 17de en 18de eeuw’. Wel uwordt goed bediend: hij draagttwee keer bij aan ons gewichtigeboekwerk. Allereerst met eenartikel dat een overzichtinhoudt over de toepassings -geschiedenis van stucwerk inons land. Daarin zijn natuurlijkde echte ‘kanjers’ van het historischeNederlandse stucwerkin beeld, komen de verschillendestijlperioden langs en ontmoetu de Italiaanse en Nederlandsestucwerkers van formaat die inLeiden, Den Haag, Amsterdam,maar ook elders in het landhun fenomenale ambachtswerkleverden.Maar u krijgt er ook meteeneen introductie op de ‘ingenieurskant’van het vak. Hoewerd al dat ornamentwerkgemaakt, met wat voor mortelsen hoe blijven die onnavolgbarestucplafonds daarboven eige<strong>nl</strong>ijkhangen?En als zo’n plafond eens nietblijft hangen en geheel ofgedeeltelijk besluit naar benedente komen? Wat dan? Ookop die kwestie gaat Freling in,nu samen met Hans Geerkenin een bijdrage getiteld‘Reconstructie en herstel’.Deze bijdrage is een zeer praktische,want hij behandelt ineen notendop van 22 bladzijdende meest voorkomende schadefenomenen,de oorzaken vanverval en de voortekenen daarvan– erg nuttig: je kunt dannog maatregelen treffen voordathet plafond zich richting devloer verplaatst! – de anamneseen het stappenplan voorherstel. Uitvoering en begrotingvan herstel komen aan de ordeen vervolgens ook alle onderdelenvan het uitvoeringswerk,tot en met het maken vanafgietsels en mallen, het trekkenvan lijsten en het verzorgenvan bijbehorende werkomschrijvingen.Ook kleine herstellingenen het reinigen vanstucwerk komen aan bod.In mijn waarneming is deze bijdrageeen soort gidstekst voorwaar het bij behoud van historischstucwerk om gaat: goedeanalyse van problemen en oorzaken,verantwoorde afwegingen keuze van aanpak en hoogwaardigeuitvoering van deinterventie. Het aardige is nudat ook op deze deelaspectenweer extra diepgravende bijdragenzijn te vinden. Rob vanHees c.s. weet als hoogleraarconserveringstechnieken vande TU-Delft en als senioronderzoekervan TNO-Bouw enOndergrond, met zijn bijdragede ogen van de lezer te openenvoor het reuze probleem vanaanpak van de meest voorkomendeschadefactoren (vochten zoutbelasting), een themawaar Michiel van Hunen opdoorgaat in zijn bijdrage overde stand van de kennis en erva-


44V OOR U GELEZEN VITRUVIUS NUMMER 13 OKTOBER 2010ring bij het aanpakken van lastigepleisterwerkproblemen,waar zo veel monumenten meetobben. Hij geeft ook aan dat derijksdienst op grond van politiekekeuzes steeds minder in situop projectniveau advies kangeven, een terugtredende overheidheeft dat tot gevolg. Dekoers die nu terecht wordt aangehoudenis die van verwijzingnaar erkende, gekwalificeerdeuitvoerende partijen en hetcoachen van door de marktontwikkelde of te ontwikkelenkwaliteitsnormen en –systemen.En het mooie is dat destukadoorsbranche zich almeerdere jaren terug heeftgeprofessionaliseerd op heteigen vakgebied. Het in 2001opgerichte ‘Neerlandsch Stuc -gilde’ staat borg voor ‘monumentenzorgkwaliteit’bij de -uitvoering van werk door zij<strong>nl</strong>eden. Oprichter en voorzittervan het stucgilde Jaap Poort -vliet schrijft daarover en opbladzijde 168 zien we de in2009 gediplomeerde meesterstukadoorstrots in beeld.Ons dikke boek verscheen bijgelegenheid van het 11deinstandhoudingssymposiumdat door de Rijksdienst voor hetCultureel Erfgoed (RCE) in eenin 1999 aangevangen reekswerd georganiseerd op 21 apriljongstleden. Uw recensentmoest helaas verstek latengaan bij de goed geprogrammeerdekennisdag, maar hetconsumeren van het voorliggendewerkje maakt veel goed.In het voorwoord onderstreeptRCE-directeur Cees van ’t Veenhet grote belang dat in hetgedecentraliseerde monumentenzorgstelselmoet wordengehecht aan het ontwikkelenen verspreiden van (praktijk)-kennis over materialen en technieken.Het op gecoördineerdewijze verzorgen van kennisinteractieen –mobiliteit ziet hijals een van de kerntaken vande Rijksdienst en daartoebrengt hij met zijn staf tallozeactoren in de monumenten- enrestauratiewereld met regelmaatsamen. De RCE is zichnog meer dan voorheen aan hetprofileren als excellent kenniscentrumen als ik als maatstafhet besproken boekwerk neem,kan ik niet anders dan vaststellendat het aardig aan het lukkenis die ambitie waar temaken. Natuurlijk, het gaathier om een zeer specifiekonderdeel van het enorme kennisvelddat door het aloudebegrip monumentenzorg wordtomvat (jammer toch dat dieterm niet meer voorkomt in denaam van de rijksdienst). Maarhuizen kastelen en burchtenbouw je van losse stenen enmet goed bouwmateriaal komje op gewenste hoogte en kanuiteindelijk pannebier wordengeschonken. Zo lijkt het ookmet dit kennisfort-in-aanbouw:als alle bouwstenen daarvanhet kloeke formaat en gehaltehebben van dit boek, dan moethet lukken om het nagestreefdedoel te bereiken.Met de aangehaalde bijdragenen auteurs is hier slechts 30%van wat het boek te biedenheeft kort aangestipt. Er is veelmeer, vooral ook op bouw- enkunsthistorisch gebied en ophet terrein van specifieke af -werkingen met en op pleisterwerk.Het onderwerp van detitel lijkt hiermee uitputtendontsloten, en ik meen te kunnenstellen dat die waarnemingin hoofdzaak ook klopt. Dat isvooral ook zo omdat theorie enpraktijk in deze uitgave ingoede harmonie samengaanen er voor elke belangstellendeen betrokkene bij de instandhoudingsopgavevan onzemonumenten beslist nieuwe,passende informatie is te vinden.Allemaal loftuitingen dus.En geen manco’s?Toch wel. Om te beginnen is hetboek zo zwaar dat de relaxtelezer er niet mee uit de voetenkan: fijn op de sofa of in bedeen hoofdstukje tot je nemenveroorzaakt kramp in de armenen handen of een drukkendgevoel op de maag (en dat danniet vanwege de inhoud; die isalleszins consumabel).Ander, meer weze<strong>nl</strong>ijk punt isdat in dit als standaardwerk opte vatten boek een goed zaakentermenregister zeer nodeontbreekt. De in de aanhefopgevoerde termen en productenzijn in het werk aan te treffen,maar er is niet naar te zoekenvia een passende index.Het boek ontsluit het vakgebied,maar is op zich onvoldoendeontsloten. De tip aan dedienst is dan ook om bij eenheruitgave hier aandacht aan teschenken. Een tweede tip zouzijn om de kennismobiliteitrond het thema ‘stuc’ hiermeeniet als afgedaan te beschouwen,maar om de verschillendebijdragen op zich of gebundelden deels omgewerkt, te benuttenvoor het uitbrengen vandeelbrochures, factsheets,kennisdocumenten en –protocollen,zodat voor een breedpubliek de hier verzameldestand van de wetenschap laagdrempeligen in vedergewichtter beschikking staat.Overigens vormt de aanschafprijsvan het boek geen belemmeringvoor brede verspreiding,maar het thematisch bundelenvan bijdragen zou de praktischeinzetbaarheid letterlijk enfiguurlijk versoepelen.Tenslotte. Toen in de opmaatnaar het symposium en hetboekwerk Wijnand Freling mijbelde met de vraag of ik nogiets wist van de signering vanhet magistrale trappenhuisstucwerkuit ca. 1750 in hetHaagse Huis Dedel aan deHerengracht, kon ik me slechtsherinneren dat, bij het vrijleggenvan dit vele malen overgewittewerk door Peter Dijkmanen Dirk Schellaars in de vroegejaren 80 van de vorige eeuw,een signatuur was aangetroffenvan een meneer Buono. Ik verweesFreling naar Dijkman, diegelukkig nog een afwrijfsel had,afgebeeld op blz. 533 van hetboek. En toen begon ik aandeze recensie, zocht in mijnbibliotheek naar verwanteliteratuur en trok een morsigomslagje tussen twee boekenuit. In de omslag een aantalzelf gemaakte afwrijfsels vandezelfde signering, die ik tochanders lees dan wat het boekons geeft: ik maak van degepubliceerde David Byono:David el Buono en laat de lezermet bijgaande foto de keuze.


45V OOR U GELEZEN VITRUVIUS NUMMER 13 OKTOBER 2010Het Knotbomenboekvoor Nederland enVlaanderenAuteurPaul Minkjan enMaurice KrukRecensentEdwin RaapUitgaveKNNV UitgeverijDetailsHardback, 160 pagina’sfull colourISBN 978-90-5011-333-5Prijs € 34,95Het icoon van het landschapvan de Lage Landen, zo mogenwe de knotboom zonder enigeoverdrijving toch wel noemen.Des te opmerkelijker is danook, dat er over de knotboom totop heden nog geen overzichtswerkbestond. Totdat dit boekverscheen. De auteurs constateerdendat er op vragen alswaarom staan er sommigegebieden rijen knotbomen enmoeten ze in andere gebiedenmet een lantaarntje gezochtworden, waarom staan er inVlaanderen minder dan inNederland en hoe was datvroeger, nog nooit eens goedonderzoek was gedaan. Zijvoorzien in deze kennelijkeleemte.De leeswijzer in hetbegin geeft directrichting: wat zijnknotbomen, welkefuncties hadden enhebben ze, wat ishun geschiedenis,hun waarde, waarkomen ze nu preciesvoor, hoe beheer jeze en wat moetenwe ermee in detoekomst? Eenheldere indelingdie alle aspectengoed behandeld.In hoofdstuk 1nemen de auteursons mee in dewondere wereld van het knottenen passeren heel veel begrippende revue. De begrippen leggenzij keurig uit en voor wie het dannog niet snapt, is er achterin eenverklarende woorde<strong>nl</strong>ijst, zodatje het op je gemak nog eens nakunt lezen als het je een beetjeduizelt na lezing van de stortvloedaan informatie. De belangrijksteopmerking wat mij betreftvoor niet-ingewijden is, dat eenknotboom lang niet altijd eenwilg is. Weliswaar wordenwilgen het meeste gebruikt,maar soorten als populier, eik,els, iep en esdoorn laten zichook prima tot knotboom vormen.De auteurs ontkomen er niet aanin dit hoofdstuk enig jargon tegebruiken, zoals ‘Het knotten ofafzetten van de pruik of kroongebeurt in wisselende kapcyclivan 4 tot 15 jaar, die afhangenvan soort en doel waarvoor methet hout wil gebruiken.’ Het isdirect duidelijk dat hier tweelandschapsbeheerders aanhet woord zijn. Mogelijk zijndergelijk teksten wat te veel,maar troost u: binnen driepagina’s is het allemaal duidelijken leest het boek verder heelprettig.Het merkwaardige en tegelijkook treurige aan knotbomen is,dat ze in het verleden in het boerenbedrijfvan de veengebiedeneen belangrijke, zo niet de belang -rijkste houtleverancier waren indeze bosarme gebieden, maardat hun functie heden ten dageeige<strong>nl</strong>ijk nihil is. Door schaalvergrotingen moderni sering van delandbouw zijn enorme aantallengekapt. Knotbomen worden nuvooral gewaardeerd omdat zeeen sieraad zijn voor het landschapen een hoge natuurwaardehebben.Wat was nu precies het nut vanknotbomen? Vanuit economischoogpunt zijn knotbomen tegenwoordigniet meer nodig, maargezien hun belang voor degeschiedenis van het landschapis het wel de moeite waard erzorgvuldig mee om te gaan.Dan is het ook nodig om teweten waar ze precies voorgebruikt werden. Voor het leverenvan hout, dat is wel duidelijk.Waarvoor precies, dat wordtsystematisch uit de doekengedaan: van agrarisch gebruik –veeafscheiding – tot industrieelgebruik – houtskool en klompen–, maar ook in het dagelijksleven – manden –, in de waterbouw– vlechtwerken – en voormilitaire doeleinden – bijvoorbeeldhet maken van eenkampe ment en de meestlugubere: voor het maken vanbrandstapels voor terdood -veroordeelden. Kortom: knot -bomenhout was uit het levenvrijwel niet weg te denken.De huidige waarden van knot -bomen kunnen we grofwegverdelen in ecologische e<strong>nl</strong>andschappelijk/cultuurhistorischewaarden. Het voor -komen van allerlei insecten envogels – speciale aandacht voorde steen uil – laat ik verder rusten.De cultuurhistorische waarde isvoor de lezers van dit blad vermoedelijkinteressanter. Knotbomenvertellen de geschiedenisvan het landschap, over hetkleinschalige landschap vanvroeger, over oude gebruiken,de aankleding van het landschapen tenslotte in volksgebruiken –de heks op de bezem. Het wordtkeurig uit de doeken gedaan.Een heel aardige invalshoek inhet boek is de plek van knot -bomen in de schilderkunst.Het blijkt namelijk dat in deschilderkunst van de LageLanden de knotboom veelvuldigis afgebeeld. Grote namen alsRembrandt en Rubens hebbenze geschilderd. Waar knotbomen


46V OOR U GELEZEN VITRUVIUS NUMMER 13 OKTOBER 2010in de Middeleeuwen en latervooral op de achtergrond voorkwamen,zien we dat met namein de 18de eeuw en de roman -tische 19de eeuw ze ook op devoorgrond komen. Eeuwenoudegeknoeste bomen spraken indie tijd tot de verbeelding.Deze tekst begon met de con sta -tering dat we het over het icoonvan het Nederlandse landschaphebben. De auteurs nuancerenhet typisch Neder landse echterdoor in hoofdstuk 5, de geografischespreiding van knotbomen,op te merken dat ze door heelEuropa voorkomen en zelfsJapan knotbeuken kent. Maarna deze constatering keren wesnel terug naar Nederland enVlaanderen. We weten intussendat er thans nog slechts eenfractie resteert van wat er ooitwas. Waar mogen verwachtendat die nog voorkomen? Met hetopwerpen van die vraag gevende auteurs blijk van kennis vanzaken. Ze nemen de lezer meein hoe het landschap is opgebouwd.De plekken van allerleilandschapselementen is nooittoevallig tot stand gekomen,daar zat altijd een gedachteachter. Dat geeft wat mij betreftde meerwaarde van dit boek aanboven een mooi plaatjesboek,zoals er zoveel zijn (ik roep hetNationale Landschappen enParken boek van de ANWB inVitruvius nr. 12 even in herin -nering). Hoe ze de lezer mee -nemen, hoeveel knotbomen ernog zijn en waar, laat ik hierrusten, koop vooral het boek!Het laatste hoofdstuk handeltover het beheer van knotbomen.De auteurs zijn beiden landschapsbeheerdersen dan kanen mag dit onderdeel natuurlijkniet ontbreken. Het handboekCultuurhistorisch Beheer vanLandschapsbeheer Nederlanduit 2006 gaf al een goed inzichtin het hoe en wat. Dit hoofdstukdoet het nog eens dunnetjes over,voorzien van goede instructies ende ARBO-technisch nuttige tip:zorg dat er een EHBO verbanddoosop de werkplek aanwezig is!De foto’s zijn een lust voor hetoog en beslaan de helft van hetboek. Bent u op zoek naar eenmooi landschapsboek met diepgang,dan kiest u dus niet voorhet zojuist genoemde boek vande ANWB, maar voor dit boek.Het kost wat meer, maar dat isdan ook echt waard. MiradalErfgoed in Heverleebosen MeerdaalwoudAuteurH. Baeté, M. de Bie,M. Hermy en P. vanden Bremt (red.)RecensentHenk BaasUitgaveDavidsfondsUitgeverij nv.Details224 pagina’sISBN 978-90-5826-624-8Prijs € 34,50Het Miradal – de oude naam voorhet huidige bos – betreft eentwintig vierkante kilometergroot bosgebied tenzuiden van Leuven,bestaande uit hetMeerdaalwoud en hetHeverleebos.Er zijn in het ver leden alveel studies gewijd aandit bijzondere bosgebied,maar dit boek brengt veelvan deze kennis samen,op een prettige maniervoor een breed publiek.Maar in tegen stelling totveel Neder landse publicatiesdie zijn bedoeld voor eenbreder publiek, wordt ook demeer wetenschappelijk geïnteresseerdeniet teleurgesteld.Veel analyses en dwarsverbandentussen onderzoeksvelden– en de vele bronverwijzingen –maken het boek ook voor professionalsinteressant. Uiteraardben je als archeoloog of historicusin de eerste plaats geïnteresseerdin de bewoningsgeschiedenisen het historischgebruik, maar is het ook nietaardig om te weten dat de veleloopkevers in het bos gebondenzijn aan de oude boskernen. Zehebben genetisch gezien hunvliegvermogen ver loren, en zijnin hun voorbestaan afhankelijkvan dit soort plekken. Bij hetbehoud van oude bos relictenkunnen archeologen, historici enecologen elkaar dus opzoeken,maar waarom gebeurt dateige<strong>nl</strong>ijk nooit? Waarom wordter altijd zo schamper gedaanover elkaars onderzoek?In Vlaanderen bestaat al eengoede traditie naar historischbosonderzoek. Het prachtigestandaardwerk 'Bossen inVlaanderen' uit 1993, deels doordezelfde auteurs geschreven,heeft de toon gezet. Dit boekover het Miradal kan gezien wordenals een regionale uitwerkingvan veel ideeën uit het genoemdestandaardwerk. In Nederlandstaat de 'bosarcheologie' nog inde kinderschoenen, en kentzeker nog niet de traditie zoalsEngeland (Oliver Rackham!) diebijvoorbeeld kent.De gepensioneerde Nijmeegsehistorisch-geograaf KlaasBouwer heeft twee boekengeschreven die enigszins vergelijkbaarzijn (over het Rijk vanNijmegen en over de Zuidwest-Veluwe), maar deze missen tochde diepgang van bijvoorbeeld hetVlaamse onderzoek.Het boek betreedt zoals gezegdvele wetenschappelijke paden:geologie, archeologie, bos -geschiedenis, ecologie, bodemkunde.Zowel disciplinair alsinterdisciplinair zijn hoofdstukkengeschreven door gerenom -meerde onderzoekers, bijvoorbeeldvan het Vlaamse Instituutvoor Onroerend Erfgoed (VIOE)of van de Katholieke Universiteitvan Leuven. Wel is het boekdisciplinair 'opgedeeld', dat wilzeggen dat de lezer zelf kanbepalen of hij of zo wil inzoomenop de archeologie, het gebruikof de flora en fauna van het bos.Maar door het veelvuldigegebruik van prachtige foto's,en (historische) kaarten wordtje als lezer vanzelf door het heleboek ‘getrokken’, en zal eenindruk ontstaan van een bosmet een grote gelaagdheid aanbetekenissen.Dat is ook vooral wat je als lezerbijblijft: het betreft hier een bijzonderbos, dat je graag eenszou bezoeken. Het formaat staathet mee dragen van het boektijdens een wandeling niet echttoe, dus het gaat hier wel omhuiswerk vooraf.


47V OOR U GELEZEN VITRUVIUS NUMMER 13 OKTOBER 2010Het water de baasGeschiedenis van demechanische bemalingin NederlandAuteursD. van Rijn en R.PoldermanRecensentFrits NiemeijerUitgaveDe NederlandseGemalenstichting/Verloren, HilversumDetailsGebonden, 359 pagina’s,rijk geïllustreerd inzwart-wit en kleur,kaarten, doorsneden, e.d.ISBN 978-90-8704-147-2Prijs € 35,00Het aantal clichés dat betrekkingheeft op Nederland alswaterland moet in detien tallen lopen. De eersteregel van de introductietekst opde achterzijde van Het water debaas: ‘Nederland zoals wij datnu kennen, is in een periodevan vele eeuwen op het waterveroverd’, doet dan ook het ergstevrezen. Maar, zoals deEngelsen zeggen: ‘You can’tjudge a book by it’s cover’. Engelukkig, dit is een zakelijkboek over een zakelijk onderwerp,waarin niet geleuterdwordt: pompen dus, omniet te verzuipen. Deauteurs zijn erin geslaagdde geschie denis van debemaling in Nederland – enin het bijzonder die doormiddel van stoom-, dieselenelektrische gemalen –helder op papier te zetten.En dat verdient direct bij deaanvang van deze recensieeen pluim. De heldere presentatieis onder meer tedanken aan het feit datgekozen is voor een opzetdie niet minder dan 23hoofdstukken beslaat,waarvan er slechts driemeer dan 30 pagina’somvatten en de drie hoofdstukkenzijn keurig onderverdeeldin drieof meer subhoofdstukken. Ookverder is het werk zeer overzichtelijken vrijwel nergenskom je bladzijden zonder kopjes,kader teksten of zonder illustratietegen. Kortom: ook voor watbetreft de grafische presen tatieeen prettig boek. De lezer vermoedtwellicht dat nu de keerzijdevan de medaille aan bodkomt en dat er alsnog negatieveklanken zullen volgen, maarniets is minder waar. Uw recensentis vrijwel geheel tevredenover deze uitgave en hij kanniet anders dan positief oordelen.Dan de vraag: Wat schotelende auteurs de lezer zoalvoor?Na een kort hoofdstuk over hetontstaan van Nederland en eenglobaal historisch overzicht vande strijd tegen het water vanterp tot Deltaplan GroteRivieren duiken Van Rijn enPolderman in het diepe. Zogeven zij definities van poldersen droogmakerijen. Onder eenpolder verstaan ze ‘een stukland, omgeven door waterkeringenwaarin de waterstandkan worden geregeld doornatuurlijke afwatering of doorbemaling.’ Het was wellichtbeter geweest wanneerze hier nog even de eerderbehandelde ‘natuurlijke afwatering’in herinnering haddengeroepen om verwarring tevoor komen, maar wie iets vanwaterbeheersing weet, komt erwel uit. Even verder lezenwe: ‘Droogmakerijen zijn poldersdie zijn ontstaan door hetdroogmaken van gebieden dievoordien permanent onderwater stonden.’Droogmakerijen zijn dus polders,maar niet alle polders zijndroogmakerijen. Dat blijkt ookuit de cijfers: er zijn om streeks3500 polders, waarvan er circa450 als droogmakerij zijn ontstaan.Van dit laatste aantal isde helft door middel van wind -molens droog gemaakt en deoverige met behulp van stoom-,diesel- en/of elektrische bemaling.Anders dan velen denken,liggen polders lang niet altijdonder of nabij zee niveau. Eenvoorbeeld van het tegendeel isde in het laatste kwart van de19de eeuw tot stand gekomenPolder Beekbergen, ten zuidoostenvan Apeldoorn, waar hetmaaiveld op ongeveer 10 m +NAP ligt.Het gebied – de huidige A 1 enA 50 en het Apeldoorns Kanaallopen er dwars doorheen –watert op natuurlijke wijze afen zou als voorbeeld hiervanniet hebben misstaan, vooralomdat het zo duidelijk op overzichtskaartjesis weergegeven.Na hoofdstukjes over molensvoor polderbemaling en over deverschillende functies diegemalen kunnen hebben (voorpeilbeheer en voor waterverplaatsing– voorbeelden zijnrespectievelijk het boezemgemaalen het doorspoelgemaal)gaan de schrijvers, beiden meteen technische achtergrond,in op de mechanische aspectenvan hun onderwerp. Vele typenopvoer- en aandrijfwerktuigenpasseren de revue, compleetmet werkingsprincipes, doorsneden,sterke en zwakke punten.Het is hierbij een op -merkelijke verdienste dat zezich niet hebben laten verleidenhet zwaartepunt van hun verhaalbij de stoomgemalen teleggen, die immers grotendeelspassé zijn, maar bij de dieselsen vooral de elektrische aandrijving.Werkende én functionerendestoomgemalen zijnthans overigens een uitzondering– alleen het Ir. D.F.Woudagemaal bij Lemmer, in1920 als één der laatste stoomgemalenvoltooid en nu UnescoWerelderfgoed, heeft nog eenstand by functie voor de Friesepeilbeheersing. Wel wordt eeneenvoudige typologie aangereiktom (voormalige) stoomgemalente ‘lezen’.De auteurs onderscheidenhierbij vier typen – al dan nietmet varianten – die gebaseerdzijn op de wijze waarop ketelhuis,machinekamer en opvoer -werktuig in (afzonderlijke)bouwvolumes zijn gehuisvest.Want hoewel er nauwelijksmeer werkende stoomgemalenbestaan (anno 2010 nog acht,die alle regelmatig of permanentte bezoeken zijn), zijn ernog wel tientallen voor andereaandrijving omgebouwdeexemplaren en ook vele her -bestemde casco’s. Van de uiteraardook toentertijd al zeerschaarse, laat-18e-eeuwse envroeg-19e-eeuwse gemalenbestaat er echter geen enkelemeer. Van Rijn en Poldermanstellen dat er thans 41 (voormalige)stoomgemalen alsrijks monument zijn beschermd,een cijfer dat bij gebrek aanbetrouwbare gegevens kanworden ontkend noch bevestigd.Zeker is wel dat het in1993 veruit oudste stoom -gemaal van Nederland – het


48V OOR U GELEZEN VITRUVIUS NUMMER 13 OKTOBER 2010gemaal aan de Arkelse Dam bijGorinchem, uit 1825/1826 – indat jaar, na diverse eerderepogingen daartoe, met succesin brand is gestoken. Korte tijddaarna werden er villa’sgebouwd, waarvoor de plannenal klaar waren. Het op datmoment via het MIP voor plaatsingop de monumente<strong>nl</strong>ijst inaanmerking komende pand,zou na de brand nog moeiteloosgered hebben kunnenworden – foto’s be wijzen het –maar de sloper stond al inde startblokken. Het door JanBlanken ontworpen gemaalwas uitgevoerd in neo classi -cistische trant, met gebloktegevels en halfrond geslotengevelopeningen. Met zijn flauwhellend schilddak en externeschep raderen als opvoerwerktuigenwas het een sierlijkpand. A.J. van der Aa schreef erin 1839 onder meer over: ‘TenN.O. van deze sluis heeft menin 1825 eenen stoomwatermolengebouwd, waarin 3 stoommachinesmet 3 raderen aangewendzijn, die gezamelijk eenvermogen van 90 paardenkrachthebben. […] Deze molen[moet] het werk doen van 23windwatermolens, […].’ Hetis jammer dat de auteurs wélexpliciet stellen dat de belangstellingvoor historische gemalenvan de toenmalige Rijks dienstvoor de Monumentenzorg langetijd gering was (de bovengrensin de tijd lag bij 1850, dus vandaar),maar dat ze de gemeente,die de sloopvergunning gaf,niet noemen. En dát was –naast de brandstichter – deechte boosdoener. De Rijks -dienst was immers juist op datmoment bezig de inhaalslag temaken die duizenden monumentenuit de 19e en de vroege20e eeuw zou opleveren.De stilistische variatie vangemalen is groot: van sterk traditionalistischen aansluitendbij de lokale trant – in een aantalgevallen werden gemalenzelfs ondergebracht in bestaande(stenen) molenstompen – totsterk door functionalistischeprincipes beheerste bouwwerken.Een goed voor beeld vanhet laatste is het gemaal Lely,bij Medem blik dat dateert uit1930. De auteurs laten het echterbepaald niet bij historischegemalen. Wel zijn ze geïn -teresseerd in de geschiedenisrondom de stichting van dewerken, of dat nu 150 jaarterug was of 10. Zo doen ze ookuitgebreid recht aan de velekleine en grote gemalen die nade oorlog werden gebouwd enwaarvan we kunnen zeggen datze er gezame<strong>nl</strong>ijk zorg voordragen dat Nederland leefbaaris en blijft. Want: Nederland isanno nu verdeeld in 27 waterschappenen geen ervan doethet zonder gemaal. WetterskipFryslân heeft er veruit demeeste – namelijk bijna 1000 –en in totaal moeten er thanszo’n 4500 in het land actief zijn,met gezame<strong>nl</strong>ijk rond 9000opvoerwerktuigen. Alleen dezuidelijke waterschappen Peelen Maas vallei en Roer enOvermaas kunnen vrij wel zonder:ze hebben er elk twee. Inde hoofdstukken die betrekkinghebben op de naoorlogse periodeworden onder meergemalen besproken die totstand zijn gebracht als gevolgvan de watersnood -ramp van1953 en de Deltawerken of insamenhang met de stichtingvan de IJssel meerpolders.Maar ook de meestal kleineinstallaties die gebouwd zijn inverband met de in het hele landop grote schaal uitgevoerderuilverkavelingen. Terwijl er invele gevallen prefab installatieszijn toegepast die alleen maarter plaatse gemonteerd behoefdente worden, zijn er ookarchitec tonische juweeltjes totstand gebracht, die als monumentengekwalificeerd zoudenkunnen worden.In enige gevallen is dat voorwat betreft de jaren van dewederopbouw (1940-1965)intussen al aan de orde oprijksniveau. Dat hierbij niet uitsluitendaspecten van esthetiekdoorslaggevend zijn, maaronder meer ook situationele,inno vatieve en technische kwaliteiten,mag bij de lezerbekend worden verondersteld,maar zij toch nog eens benadrukt.Daarom is het goed datde auteurs bij de beschrijvingvan de tientallen voorbeeldgemalendeze facetten systematischonder de loep nemen,zonder daar een (in cijfers uitgedrukt)waardeoordeel aan teverbinden, zoals in een eerdervan de Gemalenstichting uit -gegaan rapport - op methodologischon juiste grond - wélgebeurde. Een belangrijkehandreiking die ze eventuele‘professionele’ waardestellerswel meegeven, is dat ze eenaantal van de belangrijkste ontwerpersvan de gemalen enook van de technische installatiesnoemen en voorbeeldenvan hun werk tonen. Een lijstvan ontwerpers begint bij deeerder genoemde Jan Blanken(1800-1830) en loopt via ondermeer J. van Hasselt en J. deKoning (nu: Royal Haskoning;1880-heden) en het TechnischAdviesbureau der Unie vanWaterschappen (nu: Tauw;1928-heden) naar Oranjewoud(1951-heden). Van de belangrijksteontwerpers en bouwersvan de technische installatieszijn korte bedrijfsgeschiedenissentoegevoegd, wat sterkbijdraagt aan hun positioneringin de ontwikkeling van degemalen.Is er dan helemaal geen kritiekop deze uitgave mogelijk?Jawel – en zelfs fundamentelekritiek. Er is geen toegankelijkebronvermelding met notenapparaataan wezig en evenmineen register. Dit brengt mee datde soms verspreide gegevensover één onderwerp niet ofnauwelijks zijn te koppelen ofte vergelijken. Een register is erdoor tijdsdruk misschien nietmeer gekomen, maar een systeemvan verwijzingen stel jetoch gaandeweg samen?Gelukkig is het werk – zoalsgezegd – uiterst systematischopgebouwd en rijkelijk voorzienvan foto’s, waardoor het zoekennog enigszins wordt vergemakkelijkt.Alles overziend is Hetwater de baas een prima uitgave,die zowel voor geïnteresseerdenin ‘gebouwd’, als voormeer technisch georiënteerdeneen schat aan goed gedoseerdeinfo bevat.


49R ECENT VERSCHENEN VITRUVIUS NUMMER 13 OKTOBER 2010NieuweCultuurfunctiesEen urgenteverkenning naartypologieen meerwaardeAuteurdiverse auteursUitgaveErfgoedNederland,Kunstfactoren het FondsCultuurparticipatieDetailsISBN 978-90-7895-614-3Prijs € 7,50Wie zijn de nieuweprofessionals die bijdragenaan verbindingentussen cultuur en anderemaatschappelijke sectoren? Watdoen ze? Wat is het profiel vanhun functie? En wat is hun meerwaardevoor opdrachtgevers alsoverheden en culturele, maatschappelijkeen onderwijsorganisaties?Het Fonds voor Cultuur -participatie en de sectorinstitutenErfgoed Nederland enKunstfactor presenteren depublicatie Nieuwe Cultuur -functies, die antwoord biedt opdeze vragen.Een verkenning naar de typologie,reikwijdte en meerwaardevan een nieuwe beroepsgroep.De betekenis van cultuur voorde same<strong>nl</strong>eving staat vol in deaandacht. Verbindingen leggentussen de maatschappij enkunst, cultuur en erfgoed is eenpassie, maar er over in gesprekgaan met verantwoordelijkeoverheden, richting geven aansamenwerking en resultaat boekenvormt de de echte uitdaging.Juist in deze tijden! Nieuwecultuurfuncties is hierbij eenhulpmiddel. De publicatie isbedoeld voor overheden, cultureleprofessionals en iedereen metbelangstelling voor de verbindingtussen kunst, cultuur, erfgoed,media en andere sectoren in demaatschappij.Het onderzoek voor Nieuwecultuurfuncties is uitgevoerddoor DSP groep te Amsterdam.Het landelijk platform cultuuraanjagersen de VerenigingNederlandse Gemeenten adviseerden.De publicatie biedtachtergronden en een handigoverzicht van functies naartypologie en activiteiten.Er zijn diverse interviewsopgenomen met professionals;van cultuur-intendant totmediacoach.Een keur aan columns vanbetrokkenen uit het cultureleveld biedt zicht op de toekomst. 100 jaar luchtvaarttussen Gilze en RijenEen vliegbasis inwoord en beeldAuteurErwin van LooRob Sinterniklaas,Anne Tsjepkemaen Rolf de WinterUitgaveUitgeverij Van WijnenDetailsLuxe paperback metflappen, 233 pagina’sISBN 978-90-5194-385-6Prijs € 22,50In augustus 1910 vondenboven de Molenheide tussende dorpen Gilze enRijen de eerste bescheidenvliegbewegingenplaats met eenBlériotvliegtuig. Dezevluchten vormden deopmaat voor een eeuwluchtvaartgeschiedenis.Vandaag de dag bevindtzich op dezelfde locatie eenvan de grootste en drukstevliegbases van de KoninklijkeLuchtmacht.De historie van de vliegbasisis gevarieerd en kleurrijk. Tot1940 gebruikte de Luchtvaart -afdeeling (LVA) de Molenheideals militair hulpvliegveld.Tijdens de oorlogsjaren legdede Luftwaffe er een enormebasis aan die, nadat Gilze-Rijendoor de geallieerden wasbevrijd, in handen kwam vande Britse Royal Air Force. Nade Tweede Wereldoorlog gingGilze-Rijen fungeren als opleidingsvliegveldvoor de Neder -landse luchtstrijdkrachten.Talrijke luchtmachtmilitairenzetten tussen de jaren veertigen zestig op Gilze-Rijen deeerste stappen in hun militairecarrière. Vervolgens was devliegbasis vanaf begin jarenzeventig tot midden jarennegentig de thuisbasis vaneen squadron jachtvliegtuigen.Vandaag de dag biedt Gilze-Rijen onderdak aan helikoptersvan het Defensie HelikopterCommando (DHC).In 100 jaar luchtvaart in Gilze-Rijen komen in woord en beeldalle aspecten van deveelzijdigehistorie van de Vliegbasis Gilze-Rijen aan bod.Het boek behandelt boeiendeepisodes uit de Nederlandseluchtvaartgeschiedenis engeeft een goed inzicht in degevarieerde rol die de vliegbasisin de geschiedenis vande Koninklijke Luchtmachtspeelde.


50R ECENT VERSCHENEN VITRUVIUS NUMMER 13 OKTOBER 2010BrandgrensRotterdam1930-2010AuteurAtelier Brandgrenso.l.v. Paul van de Laaren Koos HageUitgaveUitgeverij THOTH i.s.m.Gemeente Rotterdamen Historisch museumRotterdamDetailsGebonden,320 pagina’s500 illustraties in kleurISBN 978-90-6868-538-1Prijs € 39,90Op 14 mei 1940 werd het hartvan Rotterdam vernietigd. Detwaalf kilometer lange brandgrensomsluit het verwoestegebied. Zeventig jaar later isdeze grens in de stad fysiekgemarkeerd.Dit boek gaat niet over deoorlog en het bombardement,maar brengt de lezer terugnaar een stad die niet meerbestaat. Hij wandelt in gedachte<strong>nl</strong>angs de brandgrens en isooggetuige van het Rotterdamin de jaren dertig. De lezerervaart de spanning van eenstad die op de drempel staatvan een nieuwe tijd en wilmoderniseren, maar dietegelijkertijd door een hevigecrisis wordt geplaagd.Binnen de brandgrens verreesde nieuwe stad, die een grootcontrast vormt met hetRotterdam van de jaren dertig.Brandgrens Rotterdam 1930/2010 laat zich daarom het bestesamenvatten als: één lijn –twee steden, de stad uit hetinterbellum en de modernestad die na 1945 is ontstaan. Schatkamersvol erfgoedEen ontdekkingstochtdoor Zuid-HollandsemuseaZuid-Holland bezit de grootstemuseumrijkdom van heelNederland. De provincieherbergt zo’n 220 musea, meteen enorme verscheidenheidaan waardevolle collecties.In deze uitgave brengt eentiental erfgoeddeskundigenverhalen samen over Zuid-Hollandse musea, variërendvan anekdotes over eentopstuk, het gebouw, deAuteurJan Daan Hillen e.a.UitgaveWalburg PersDetailsGenaaid gebonden,224 pagina’s, rijkgeïllustreerd in kleurVan hedendaagse schilderkunsttot brandweervoertuigen,van aardwetenschappen totarchitectuur, van schutterijtot jenever, van Archeon totPanorama Mesdag. Schat -kamers zijn het, gevuld metjuweeltjes van geschiedenis,oprichter van het museumof de inzet van vrijwilligers.Tezamen vormen deze verhaleneen uniek beeld van de achtergrondenvan de cultuurschattenvan Zuid-Holland, waaropiedere bezoeker zijn eigenISBN 978-90-5730-643-3Prijs € 29,95kunst, nijverheid en natuur.keuze kan baseren. De Oosterbeekse enDoorwerthse bekenEen cultuurhistorischewandelgidsAuteurR. SchaafsmaUitgaveMatrijs i.s.m. IVNZuidwest VeluwezoomDetailsGenaaid gebrocheerd3 losse wandelkaarten160 pagina’sISBN 978-90-5345-397-1Prijs € 14,95Al eeuwe<strong>nl</strong>ang waarderenmensen de beken op de Zuid-Veluwe vanwege hun landschappelijkeschoonheid. Dezebeken zijn echter niet alleeneen lust voor het oog, maar hetwaren ook lange tijd gebruiksbeken.Hier stonden de watermolensdie gebruikt werdenvoor het malen van graan, hetslijpen van messen, het raspenvan bieten voor de suiker- enstroopfabriek en de fabricagevan papier, buskruit en snuiftabak.Vanaf de negentiende eeuwwerden de beken steeds meertoegepast als parkbeken in detuinen van verschillende landgoederen.Het idyllische landschapvormde een bron vaninspiratie voor veel kunstenaars.Tegenwoordig kunnenwe wandelen door de prachtigeomgeving met bijzondere plantenen dieren, en historischeelementen als aangelegdevijvers en watervallen.Deze gids laat de wandelaarhet landschap beleven en wijstop de bijzondere details.Cultuurhistorie en natuur gaanhierbij naadloos in elkaar over.Drie wandelroutes wordenapart beschreven en zijn alslosbladige wandelkaartenbijgevoegd.


51R ECENT VERSCHENEN VITRUVIUS NUMMER 13 OKTOBER 2010RotterdamOorlogshavenAuteurJac. J. BaartUitgaveWalburg PersDetailsGebonden, 320pagina’s, rijkgeïllustreerd in kleuren zwart/wit,ISBN 978-90-5730-673-0Prijs € 39,50(na 1 november2010 € 49,50)Door het bombardement vanmei 1940 raakten – in het tochal door werkloosheid geteisterdeRotterdam – 80.000 mensendakloos en gingen vele honderdenbedrijven in vlammen op.De economie had zwaar te lijdenonder het feit dat koopvaardij-en passagiersschepenwegbleven. Tijdens de bezettingsjarenwaren vele tien -duizenden Rotterdammers danook min of meer afhankelijkvan de belangrijkste werkgeverin de regio: de DuitseKriegsmarine.In Nederland werden ruim 800schepen voor Duitse rekeninggebouwd en circa 2.000 vaartuigenomgebouwd voor oorlogsdoeleinden.Rotterdam enomgeving leverden daaraan eenaanzie<strong>nl</strong>ijke bijdrage.Ongetwijfeld is schaamte er deoorzaak van dat er tot op hedenbijzonder weinig gepubliceerdis over deze zwarte bladzijde inde geschiedenis van de stad. InRotterdam Oorlogshaven wordtde onaangename, decennialangdoodgezwegen waarheid echterboven water gehaald.Naast de scheepsbouw komtook de haven als handels- enoverslagcentrum aan bod.Ruimschoots aandacht krijgende gespleten rederijen, met aanbeide kanten schepen in devaart. Meer dan 1.500 opvarendendaarvan zouden niet terugkeren.Uiteraard was er ookverzet; de productie van schepenwerd gesaboteerd en hetfunctioneren van de oorlogshavenbelemmerd. Door onverbloemdalle aspecten van deomstreden samenwerking metde vijand aan de kaak te stellenvormt deze spraakmakendeuitgave een weze<strong>nl</strong>ijke aanvullingop de Rotterdamsegeschiedschrijving. Middag-Humsterland,Kroniekvan eennoordelijklandschapUitgaveGodert WalterDetailsGebonden, harde kaft272 pagina’s, rijkelijkgeïllustreerd in kleurISBN 978-90-8057-255-3Prijs € 39,50wat de aa<strong>nl</strong>eiding was om dezeuitgave te maken.Het boek gaat over wonen enwerken in dit gebied, over deontstaansgeschiedenis van hetlandschap, over het verdwenenklooster in Aduard, over de kunsten cultuur, kerken en borgen enover de boerderijen.AuteurWim Boetze(hoofdred.)& EddieMarsman(beeldred.)Zeven auteurs en drie foto grafenhebben onder eind redactie vanWim Boetze een interessant enfraai boek gemaakt over dit bekendeGroninger landschap. In 2005kreeg Middag-Humsterland destatus van Nationaal Land schapDrie fotografen hebben eraanmeegewerkt: Rob Elfering,Omke Oudeman en Joost Sizoo.Ook staan er talloze kaartenin en zit achterin een lossehoogtekaart van het gebied. Buskruitvoor dewereldzeeënDe opgravingvan kruitfabriekDe Een dracht inMiddelburgAuteurPaul v/d HeijdenUitgaveUniepers UitgeversDetailsGenaaid gebrocheerdmet flappen, 48 pagina’sISBN 978-90-8741-021-6Prijs € 9,95De opgraving van de buskruitmolenDe Eendracht inMiddelburg (op hole 4 van degolfbaan) was de aa<strong>nl</strong>eidingvoor een inspirerend verhaal. Indit boek verhaalt de auteurvanuit de resultaten van dearcheologische opgraving overde historische context van debuskruitproductie en de afzetmarkt,waar de VOC en de WICeen belangrijke rol in speelden.Een boeiende en prettig leesbareuitgave!


52R ECENT VERSCHENEN VITRUVIUS NUMMER 13 OKTOBER 2010nische hoogstandjes te ontwerpen?Bouwhistoricus JanBattjes duikt diep in de middeleeuwenen voert zijn lezersmee in de ontwerpgeheimenvan de bouwkunst. Aan de handvan het vierkant en de cirkelontvouwt hij stap voor stap eenhistorische ontdekking. Eenontdekking die verder gaat dande gulden snede.of de dorpskerken op hetGroningerland betreffen.Battjes neemt ze allemaalonder de loep.'De codeeersleutel' mag nietontbreken in de boekenkast vaneen architectuur- of bouwhistoricus.En ook niet in de kast vanarchitecten, bouwkundigen encultuurhistorici. Maar eige<strong>nl</strong>ijkkan iedere liefhebber vanmonumenten, architectuur ende gebouwde omgeving plezierbeleven aan dit boek.Het boek is met zorg vormgegeven,met vele foto's entekeningen van de auteur. De codeersleutelMethodiek en geometrievan de middeleeuwsebouwkunstAuteurJan BattjesUitgaveUitgeverij MonnierDetailsGebondenISBN 978-94-9076-902-4Prijs € 32,50Hoe waren oude bouwmeestersgewapend met eenvoudigegereedschappen als de passeren liniaal in staat architecto -'De codeersleutel' is een boekover kennis die verloren isgegaan. Jan Battjes staaft zijnontwerpontdekking met velevoorbeelden van beroemde enminder bekende gebouwen. Ofhet nu de Hagia Sofia uitInstanbul, de paltskerk te AkenCentsprentenMassaproducttussen heiligenprenten stripverhaalAuteurAernout BormsUitgaveUitgeverij d’Jonge HondDetailsSoftcover, 96 pagina’sca. 100 illu stratiesISBN 978-90-8910-170-9Prijs € 22,50De Koninklijke Bibliotheek (KB)te Den Haag heeft de laatstejaren door aankoop endiverse schenkingeneen collectie van circa1.300 Centsprentenverworven. Deze uitgavebiedt een verkenningvan dit nu vergetendrukwerk, dat ooitin enorme hoeveelhede<strong>nl</strong>ering en vermaakaan kinderen en volwassenenverschafte.Centsprenten bodengedurende bijna drieeeuwen betaalbareontspanning en informatie voorbrede lagen van de bevolking.Het zijn de voorlopers van hetgoedkope prentenboek, hettijdschrift en het stripverhaal.De vaak weinig geletterdekopers konden voor een prikjekennis nemen van belangrijkegebeurtenissen zoals rampen,misdrijven en veldslagen.Prenten met levens van heiligenof bijbelse taferelen gavenuiting aan devotie en religieuzeovertuigingen. Er werd de spotgedreven met kwakzalvers,oude vrijsters, pantoffelheldenen slachtoffers van oplichterij.Fantasieën kwamen op prententot leven met allegorischeonderwerpen zoals de liefdesboom,luilekkerland, de omgekeerdewereld en de levenstrap.De technische mogelijkhedenvan het drukken, waardoorde manier van illustrerensterk werd bepaald, krijgenspeciale aandacht.Van de 17de tot in de 20steeeuw zijn tientallen miljoenenprenten over Nederland verspreid.In Centsprenten wordtdit rijke erfgoed in woord enbeeld in kaart gebracht.Dit boek verschijnt in de reeksover geïllustreerde (kinder-)-boeken onder redactie vanSaskia de Bodt, bijzonderhoogleraar Illustraties aan deUniversiteit van Amsterdam enuitgegeven door Uitgeverijd’Jonge Hond i.s.m. deKoninklijke Bibliotheek.


53R ECENT VERSCHENEN VITRUVIUS NUMMER 13 OKTOBER 2010Vondsten uit hetZaanse veenAuteurPiet KleijUitgaveUniepers UitgeversDetailsGenaaid gebonden104 pagina’s, in kleurISBN 978-90-8741-020-9Prijs € 17,90Gemeentelijk archeoloog vande Gemeente Zaanstad, PietKleij, heeft voor dit prettig enboeiend geschreven boek eenselectie gemaakt uit bodemvondstenvan de afgelopen 50jaar. De oudste vondsten daterenuit de IJzertijd, de jongste uitde 19e eeuw. Gevechten met deRomeinen, de middeleeuwseontginners, de oorlog tegen deSpanjaarden, de armoede vande zeildoekwevers en de rijkdomvan de kooplieden, slechtsenkele hoofdstukken die dezeuitgave tot een waardevol bezitmaken. Echt Brabants?!AuteurPaul SpapensUitgavePharos UitgeversDetailsGenaaid gebrocheerd2 flappen, 64 pagina’sISBN 978-90-7939-916-1Prijs € 7,50Echt Brabants?! geeft eenkleurrijk beeld van Noord-Brabant aan de hand van zijnbelangrijkste tradities. Zeworden gepresenteerd in devorm van een top 10 die issamengesteld op basis vaneen door Erfgoed Brabantgehouden enquête onderinwoners van de provincie.Bij de meest genoemde zatenzowel tradities met een lokale,als met een landelijke achtergrond.In het laatste geval wordenze beschreven vanuit despecifiek Brabantse invullingervan. Naast tradities wordt erin deze gids ook aandachtbesteed aan typische streekproductenen Brabantse evenementen.Echt Brabants?! is het eerstedeel in een reeks over provincialetradities. WerelderfgoedAuteurE.F. KodeweijRecensentIr. E.J. Nusselder b.i.RUitgaveFONTAINE UITGEVERSi.s.m. Roularta BooksDetailsPaperback met flappen,832 pagina’s,650 kleurenfoto’sen kaartjesISBN 978-90-5956-306-3Prijs € 24,95Werelderfgoed is een uniekegids van alle plaatsen en bouwwerkenop de prestigieuzeWerelderfgoedlijst van UNES-CO. Het bevat beschrijvingenvan alle sites, inclusief duidelijkekaartjes en prachtige foto’s.Deze uitputtende gids kwam totstand in samenwerking metUNESCO en is de enige completebeschrijving van al dezeadembenemend mooie eninspirerende plaatsen. - Kaartjemet locatie bij elk monument -Ruim 650 schitterende foto’s -Beschrijvingen van alle 890Werelderfgoedsites Dit boekneemt de lezer mee op eenindrukwekkende reis langs deuitzonderlijkste cultuur- ennatuurmonumenten ter wereld,verspreid over bijna 150 landen,waaronder algemeen bekenderfgoed als de Chinese Muur,de Akropolis in Athene en deGrand Canyon in de VS. Maarook minder bekend werelderfgoedals de rotstekeningen inTamgaly (Kazachstan), regenwoudenin Australië en traditioneleAshantibouwwerken inGhana komt aan bod. UNESCOstaat voor United NationsEducational, Scientific andCultural Organization. Alleenplaatsen of bouwwerken dievoldoen aan de strenge eisenvan het Werelderfgoedcomitéworden op de Werelderf -goedlijst geplaatst. Een plek opde lijst blijkt vaak van onschatbaarbelang voor het behoudvan plaatsen en bouwwerkenmet een culturele en natuurlijkewaarde en schoonheid. Deprestigieuze UNESCO-lijstbevat vele van de beroemdsteplaatsen op aarde zoals deoude Nabatese stad Petra inJordanië, het Groot Barrièrerifin Australië, Machu Picchu, de‘Verloren stad van de Inca’s’ inPeru en het unieke ecosysteemvan de Serengeti in Tanzania.De volgende Nederlandseplaatsen en bouwwerken kregeneen plaats op de lijst: -Schokland - de Stelling vanAmsterdam - de molens bijKinderdijk - het historisch centrumvan Willemstad (Curaçao)- Het Ir. D.F. Woudagemaal inLemmer - droogmakerij deBeemster - het RietveldSchröderhuis in Utrecht - deWaddenzee (sinds juni 2009).


VITRUVIUS NUMMER 13 OKTOBER 2010 54t/m 31.10.2010AardenburgROMEINEN,VIKINGENEN VLAMINGEN150 TOPSTUKKEN UIT DECOLLECTIE-VAN BOGAERT-WAUTERS (HAMME)IN HET GEMEENTELIJKARCHEOLOGISCH MUSEUM TE AARDENBURGTot eind oktober a.s. is in Aardenburg de tentoonstelling ‘Romeinen,Vikingen en Vlamingen’ nog te bewonderen met 150 topstukkenuit het Archeologisch Museum Van Bogaert-Wauters te Hamme(Oost-Vlaanderen).De archeologische musea van Hamme en AardenburgHet museum herbergt een grote en indrukwekkende verzamelinggeologische, paleontologische en archeologische voorwerpen.Ze werden gevonden tijdens baggerwerkzaamheden, boringen enopgravingen in het Schelde- en Durmebekken en ‘gered’ door deamateurarcheoloog en vorser Alphonse Van Bogaert (1882-1967).Deze bracht gedurende zijn leven meer dan 5400 objecten samen.Een groot aantal daarvan heeft een voor de Nederlanden uniekkarakter.Het Gemeentelijk Archeologisch Museum te Aardenburg en hetMuseum Van Bogaert-Wauters hebben oude en hechte banden.Hun ontstaan en collectie-inhoud zijn in grote mate vergelijkbaar.De archeologische musea werken reeds meerdere jaren samenen wisselen contacten, informatie en voorwerpen uit.Deze contacten sluiten in zekere zin aan op het verleden,bijvoorbeeld de Romeinse tijd, de Vikingtijd en de middeleeuwen,toen beide plaatsen (Aardenburg, Hamme) en streken (West-Zeeuws-Vlaanderen en de Schelde- en Durmestreek) tot hetzelfdecultuur- en bestuursgebied behoorden. De voorwerpen in de beidemusea vertonen dan ook – ondanks alle verschillen – een grotemate van overeenkomst.Onder het tentoongestelde materiaal bevinden zich tal van fraaiezeldzame voorwerpen, zoals bronzen en terracotta beeldjes,wapens, sieraden, aardewerk, kammen, gordelgespen en veelmeer. Uniek uit de Romeinse tijd zijn onder andere een EgyptischHathor-Isisbeeldje, een Etruskische spiegel en een vrijwelcomplete soldatenhelm.Bijzonder uit de Vikingtijd zijn sieraden, fragmenten van gevechtsbijlenen twee voorstevens van zogeheten drakarschepen, waarmeede Vikingen meer dan 1000 jaar geleden hun plundertochten uitvoerden.Uit de Vlaamse middeleeuwen verdienen een RomaansChristusbeeldje, twee zogenaamde goedendags (puntstokwapen)en een penoen (lansstandaard) met klimmende Vlaamse leeuwspeciale aandacht.De voorwerpen worden toegelicht met teksten en afbeeldingen.Ook wordt ingegaan op de persoon, het archeologische werken het museum van Alphonse Van Bogaert.Het gemeentelijk Archeologisch Museum ligt aan de Marktstraat18 in Aardenburg (maandag gesloten).FIGUUR: KOPJE, BRONS MET VOORSTELLING VROUWELIJKEGODHEID, VERMOEDELIJK VENUS, EERSTE-DERDE EEUWFOTO: MUSEUM VAN BOGAERT-WAUTERS, HAMME/GEMEENTE SLUIS.7 - 8.10.2010 EnschedeMUSEUMCONGRES 2010Op 7 en 8 oktober 2010 organiseert de museumvereniging hetMuseumcongres 2010. Het congres vindt plaats in Enschede.Het thema van het vierde Museumcongres is ‘Nu nog beter,musea en innovatie’.Het congres is bedoeld voor museummedewerkers in allegeledingen en voor wie nauw met het museumveld samenwerken.Meer informatie via www.museumcongres.<strong>nl</strong> of 020 – 551 2900.Romeinen, Vikingen en Vlamingen55 Jaar na de opening van het museum te Hamme presenteerthet museum in Aardenburg een selectie van 150 topstukken uitzijn collega-museum, als een (bescheiden) bijdrage om deze meerbekendheid te geven.De nadruk van de tentoonstelling ligt op de Romeinse tijd (eerste totvierde eeuw) , de tijd van de Vikingen (negende-tiende eeuw) en deVlaamse middeleeuwen (i.c. met name de elfde tot vijftiende eeuw).


55 VITRUVIUS NUMMER 13 OKTOBER 20107.10.2010 AmersfoortWORKSHOP MEER MET MERDe Rijksdienst heeft in samenwerking met ProjectbureauBelvedere de Handreiking cultuurhistorie in m.e.r. en MKBAontwikkeld. De praktische toepassing hiervan staat centraalin de workshop ‘Meer met MER’ die op 7 oktober 2010gehouden wordt.Hoe benoem je cultuurhistorische waarden in m.e.r.-procedures?En hoe vergelijk je de effecten van voorgenomen ingrepen oparcheologie, historische geografie en (steden)bouwkunde? Zijncultuurhistorische waardenen effecten van plannenkwantificeerbaar en kwalificeerbaar?De Handreikingcultuurhistorie in m.e.r. enMKBA is een van de methodendie cultuurhistorischeeffecten benoemt en meetbaarmaakt, naast bijvoorbeeldandere effecten zoalsdie op luchtkwaliteit, geluiden natuur. Hoe bruikbaar isdeze methode in de dagelijksepraktijk en wat zijn deervaringen van betrokkenpartijen? Een van deprojecten waar de workshopaandacht aan besteedt is deToekomst van de Afsluitdijk.Sprekers reageren op detoepassing van de methodiek voor cultuurhistorie in milieu-effectrapportagesvanuit hun positie als initiatiefnemer, opdrachtgeverof uitvoerder. Rijk, gemeente en adviesbureau gaan in discussiemet de zaal. Is de methodiek ook bruikbaar voor andere ruimtelijkeontwikkelingen?De workshop richt zich op Rijks-, gemeente- en provincialeambtenaren ruimtelijke ordening en monumentenzorg enopstellers van milieu-effectrapportages in de adviesbranche.Locatie: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Smallepad 5,Amersfoort. Deelname is gratis. Aanmelden via 033 - 421 7789.14.10.2010 Nieuwerkerk aan den IJsselHERBESTEMMINGINDUSTRIEEL ERFGOEDDe Kopgroep is een landelijke voorhoede van professionals die vaartwil maken met de vernieuwing van maatschappelijke voorzieningenen vastgoed. Onder voorzieningen verstaat zij alle voor zieningendie voor vitale buurten en wijken, dorpen en steden van belang zijn.Dan kan je denken aan onderwijs, welzijn, sport en zorg. Maar ookaan cultuur, dienstverlening en religie. Veel voorzieningen hebbenruimte nodig; het gaat de Kopgroep om voorzieningen én vastgoed.Op 14 oktober 2010organiseert De Kopgroepeen bijeenkomst: ‘Herbe -stemming IndustrieelErfgoed’. In Nederlandstaan of komen veel oudeindustriële gebouwen leeg.Gemeenten en corporatieswillen deze gebouwengraag een nieuwebestemming geven.Tijdens de bijeenkomstwordt ingegaan op deverschillende aspectendie een rol spelen in hetherontwikkelingsproces.Een passende locatie isgevonden in de SteenovensKlein Hitland, Nieuwerkerkaan den IJssel.U bent welkom vanaf 14.30 uur. Het inhoudelijk programma eindigt17.30 uur. Doelgroep: projectleiders en beleidsmedewerkers vangemeenten en corporaties. Meer informatie via www.de-kopgroep.<strong>nl</strong>16 - 24.10.2010WEEK VAN DE GESCHIEDENIS /LANDELIJKE ARCHIEVENDAGDe Landelijke Archievendag 2010 vindt plaats op zaterdag 16oktober. Het thema van de Week van de Geschiedenis en deLandelijke Archievendag 2010 is Land en water.De Landelijke Archievendag wordt georganiseerd door het NationaalHistorisch Museum en Erfgoed Nederland en met steun van BRAIN.Tientallen archieven verspreid door Nederland zetten hun deurenopen voor publiek en tonen hun bijzondere collectie en organisere<strong>nl</strong>euke activiteiten voor jong en oud.Het thema Land en water is een onderwerp waar de meesteNederlandse archieven een diversiteit aan materiaal van bezitten.Van historische foto's van waterrampen en droogleggingen totoud geografisch kaartmateriaal. Naast grote gebeurtenissentonen archieven ook het verhaal van de gewone man.De Week van de Geschiedenis vindt plaats van 16 t/m 24 oktober.29.10.2010 AmersfoortTHEMABIJEENKOMST:OP WEG NAAR MOMO-PROOFDE EISDENSE MIJNSITE KREEG EENHERBESTEMMING ALS LEISURE VALLEY,Op 29 oktober 2010 organiseert het Ministerie voor Onderwijs,Cultuur en Wetenschap deze themabijeenkomst.Kwaliteit in monumentenzorg gaat om vergunningen en omwat er op de steiger gebeurt. Hoe gaan restauratiebedrijven ommet kwaliteit van uitvoering? Wat kan het provinciaal steunpunt


VITRUVIUS NUMMER 13 OKTOBER 2010 56voor je doen? Wat kunnen we leren van gemeentelijke samenwerking?Hoe speelt de uitvoeringsmarkt in op MoMo? Op dievragen krijgen bezoekers van de MoMo in de Praktijkdag antwoord.Bouwbedrijven presenteren hun aanpak in de inmiddels bekende‘MoMo-Elevator Pitch’. De praktijkdag is bedoeld voor gemeenteambtenaren,particuliere organisaties en bouwbedrijven.Locatie: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Smallepad 5,Amersfoort. De dag duurt van 13 – 17 uur.Aanmelden via momo@minocw.<strong>nl</strong>.29.10.20105 e DAG VAN HET HISTORISCHECULTUURLANDSCHAPVoor de vijfde keer wordt dit jaar de Dag van het HistorischeCultuur landschap georganiseerd door de Stichting NetwerkHistorisch Cultuur landschap. Na de succesvolle bijeenkomst vorigjaar in Bathmen over de zandlandschappen van Oost-Nederland, ishet onderwerp van de komende Dag: De toekomst van het veenweidelandschap.Hoewel veel onderzoek is gedaan in de veenweidegebieden,zijn er nieuwe inzichten en nieuwe invalshoeken die op deze daggepresenteerd worden. Zoalsgebruikelijk staat het historischecultuurlandschap dezedag voorop en wordt het eengevarieerde dag met vooraanstaandesprekers en veeldiscussie over de toekomstvan het veenweidelandschap.Meer op: www.historischegeografie.<strong>nl</strong>.11.11.2010 RotterdamERFGOEDSYMPOSIUM‘VOORBIJ HET OBJECT’Afgelopen zomer werden de kapellen van de Rotterdamse Laurens -kerk nieuw ingericht op basis van hun oude bestemming. Tentoon -stellingsvormgevers Kossmann & De Jong heeft eigentijdse media,kunst en design ingezet om het verhaal van de geschiedenis,gebruik en beleving van de in 1940 geheel uitgebrande kerk tepresenteren aan een breed publiek.Het is een historisch verhaal dat maatschappelijke en religieuzevragen niet uit de weg gaat, want de Laurenskerk is geen museum,maar een kerk vol verhalen.Authentieke ervaringen kunnen worden opgewekt door niet-authentiekevoorwerpen in een eigentijdse context. Is authenticiteit eenabsolute voorwaarde voor de optimale historische ervaring of eenbelemmering? De beleving van een gedeeld heden en verledenschept verbondenheid en daarmee identiteit voor individuen engemeenschappen. Wanneer wordt publiek een gemeenschap? Welkesoorten erfgoed en welke erfgoedpresentaties dragen daaraan bij?De onderzoeksgroep ‘Community Museums Past & Present’ vande Erasmus Universiteit Rotterdam houdt zich sinds 2009 bezigmet onderzoek naar de relatie tussen gemeenschappen, erfgoeden erfgoedinstellingen. Op 11 november 2010 zullen deze onderzoekers,de Stichting Grote- of Sint Laurenskerk, Herman Kossmannen deskundigen op het terrein van musea en monumentenzorg overbovenstaande thema’s van gedachten wisselen oog in oog met denieuwe inrichting van de kerk.Het symposium staat open voor iedereen die in de erfgoedsectorwerkzaam is. Aanmelding en informatie: Marlite Halbertsma,halbertsma@fhk.eur.<strong>nl</strong>.9 - 10.12.2010NATIONAAL BIBLIOTHEEKCONGRESDe branchevereniging VOB organiseert in samenwerking methet Sectorinstituut en Stichting Bibliotheek.<strong>nl</strong>, voor het eerst hetJaarcongres Openbare Bibliothekenin het MECC in Maastricht.Het gezame<strong>nl</strong>ijke congres zal jaarlijks gehouden worden. U kuntrekenen op kennisuitwisseling, nieuwe producten, prijsuitreikingen,ontmoeting en debat, de algemene ledenvergadering en – op deeerste avond – een diner en feest. Het evenement is bedoeld vooriedereen die bibliotheekwerk vormgeeft: professionals, bestuurders,samenwerkingspartners. Info op o.a. www.bibliotheek.<strong>nl</strong>.


Stad van Cahen opent poortenvoor nieuwe bewoners_______________ ________________________________Stadsherstel koopt,restaureert enbeheert monumentenen beeldbepalendepanden.Zij verhuurt haar bezitals woonhuis, winkels,atelier, horecagelegenheidof met eenbijzondere functie.Op deze manierblijft dit cultureelerfgoed deeluitmaken vanons leven._______________ ________________________________Met de verhuizing van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoedis het markante bouwwerk aan de Muurhuizen/Kerkstraat vrijgekomen. Stadsherstel Amersfoort heeft het complex overgenomenen er een nieuwe bestemming aan gegeven.Het complex omvat naast het hoofdgebouw dat is ontworpen doorde architect ir. Abel Cahen, een tweetal voormalige seminarie -gebouwen een kapel en een binnentuin. De seminariegebouwenkrijgen een woonbestemming. Het spraakmakende hoofdgebouw,een eigen zinnige exponent van het structuralisme, is o<strong>nl</strong>angsvernoemd naar zijn architect. Voor dit multifunctionele gebouwis Stadsherstel Amersfoort, die zelf o<strong>nl</strong>angs zijn intrek in de Stadvan Cahen heeft genomen, op zoek naar huurders die bij voorkeurzijn gelieerd aan de monumentenwereld.Interessant nieuws voor hen die zie zich willen vestigen op een vande meest inspirerende en onderscheidende locaties die Amers -foort rijk is! Kijk voor meer informatie op www.stadvancahen.<strong>nl</strong>Postbus 842, 3800 AV AmersfoortTel. 033-460 5020Fax 033-460 5039Bezoekadres: Muurhuizen 104info@shmn.<strong>nl</strong>www.shmn.<strong>nl</strong>Cultureel erfgoed voor de toekomst

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!