13.07.2015 Views

COMPAGNIE YAN OSTENDE. - Acehbooks.org

COMPAGNIE YAN OSTENDE. - Acehbooks.org

COMPAGNIE YAN OSTENDE. - Acehbooks.org

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

— —GESCHIEDENIS<strong>COMPAGNIE</strong> VAN <strong>OSTENDE</strong>.


LBTDBN: Ho i IR D lir k u i;iii,i VAN A. W. BYTH


GESCHIEDENIS<strong>COMPAGNIE</strong> VAN <strong>OSTENDE</strong>.ACADEMISCHPROEFSCHRIFTTER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VANïömtnr in jjrf Äanmnsrlj ra IrarakagsrljEraj,AAN DE HOOGESCHOOL TE LEIDEN ,OP GEZAG VAN DEN HECTOR MAGNIFICUS33*. KUBNEN,HOOGLEERAAR IN DE GODGELEERDHEID,VOOR DE FACULTEIT TE VERDEDIGENGAREL MARIE BLANKENHEIJM,VANROTTERDAM.Or MAANDAG DEN 4 dcn MAART 1881, DES NAMIDDAGSi TEN 3 URE.TE LEIDEN, BIJ J. W. VAN LEEUWEN.1861.élZ\\\0-,KVVOORV'- /'/*


Ian mijtte (Duta.i


L .


Bij het verlaten der Hoogeschool, gevoel ik mij gedrongeneenige woorden van dankzegging te rigten tot deHoogleeraren, onder wier leiding ik mijne studiën voleindigdheb.In de eerste plaats zeg ik U dank Mr. VISSERING,Geachte Promotor, zoowel voor het onderwijs als voor dewelwillende hulpvaardigheid, van U bij het zamenstellenmijner Proeve ondervonden.


MVervolgens zeg ik U, Hoogleeraren der Juridische Faculteithartelijk dank, voor de voortreffelijke lessen vanU genoten. Worden mijne wenschen verhoord, dan zijt Gijnog lang een sieraad der Leidsche Iloogeschool.En U mijne Vrienden roep ik een hartelijk vaarwel toe.


NEERSTE HOOFDSTUK.AANLEIDING TOT DE OP11IGTING DER <strong>COMPAGNIE</strong>VAN <strong>OSTENDE</strong>.De lange worslelstrijd lusschen de Nederlandschegewesten en den Spaanschen Koning had aan denhandel der Zuidelijke Nederlanden, vroeger zoo bloeijend,een doodelijken slag toegebragt.Brabant en Vlaanderen waren gewoonlijk het tooneelvan den krijg geweest. De kooplieden van Antwerpenhadden naar Amsterdam en Rotterdam dewijk genomen; de fabrieknijverheid had zich vanBrugge en Gend naar Haarlem en Leyden verplaatst.De vrije Nederlanders in het Noorden hadden zichden weg naar Oost- en Wesl-Indië gebaand, en daardoorwas de vaart op Spanje en Portugal onbeduidendgeworden. De HoUandsche en Zeeuwscheoorlogschepcn hielden de Schelde gesloten. De ZuidelijkeNederlanden hadden echter nicl alleen demededinging der Noordelijke gewesten te verduren,


2de Spaansche regering deed zelve zooveel mogelijknog grooter afbreuk aan den handel, ja dreigde diengeheel te vernietigen. Immers loen op den 6 den Mei1598 Koning PHILIPS hel bestuur der Zuidelijke gewestenaan ALBERT en ISABELLA opdroeg, hield deacte van afsland in Art. 8, de bepaling in, dat menop geenerlei wijze handel of bedrijf op de Oost- ofWest-Indiën mögt drijven, noch ook schepen, onderwelk voorwendsel ook, er heen zenden, en zulksop straffe van verbeurtverklaring van goederen, jazelfs op doodstraffe. Luide klaagde men dan ookover dezen zoo onreglvaardigen maatregel, en poogdeop velerlei wijze zijn misnoegen daaromtrent tekennen te geven. Zoo lezen wij onder anderen inVAN METEREN: ')»Het was oock eene groote vermetelheyt, ende»mede teghen alle Volckeren Rechten, dalmen de»Nederlanden, diens welvaert den Coninck soo seer»schijnt te soecken, soude verbieden de Navigatie»ende Trafficque op Oosl- ende West-Indiën, die» noch meestendeel den Coninck noch niet en er-» kennen, van waer quarae Spaengien dat recht»leghen de Nederlanden?"Daar de handel nu verboden was, streefde mennaar ontduiking, en poogde men zich met IIollandschekooplieden te vereenigen en zich bij dezeaan te sluiten. Niettegenstaande de strenge straffen,die op hel uitoefenen des handels gesteld wa-') VAN METEREN, Historie der Neder'landscher oorlogen. Boek 20.


3ren, schijnen echter vele Zuid-Nederlanders onderden naam van Hollanders of Zeeuwen handel tehebben gedreven. Het bewustzijn dat men door onregtmaligestrengheid, slechts dergelijke ontduikingenin de hand werkte, deed hel Spaansche besluurer op bedacht zijn, eenen milderen weg in te slaan.Enkele malen werd tegen betaling van hooge geldsommenaan sommige kooplieden vrijheid verleendom op de Indien Ie varen. Zulks had nog te gerecderplaats, toen door den dood van ISABELLA, diegeene kinderen naliet, in 1634 de Zuidelijke Nederlandenaan de Spaansche Kroon terugvielen. Inlusschenwas hel Oslende nagenoeg alleen, dateenigenhandel dreef. Meestal begaven de schepen zich naarCadix, en namen de alsdan door Spaansche schepenaangebragle Indische waren over; enkele schepenslechts schijnen zich verder te hebben begeven. Aangeziende Schelde gesloten was, konden de Antwerpschekooplieden geen onmiddelijk aandeel aanden Indischen handel nemen. Eenig voordeel trokkenzij echter, door het nemen van aandeelen inschepen, elders uitgerust, en door den verkoop vanaangebragte waren. In navolging der goede vruchten,welke de vereeniging der Noord-Nederlandschekooplieden gedragen had, Irachlle men ook voor deZuidelijke Nederlanden eene Compagnie of admiraliteitop te rigten, ten doel hebbende de handelsbetrekkingentusschen de Spaansche bezittingen 'ende Zuidelijke gewesten te regelen en te bevorderen.Den 14 den October 1624 werd dan ook te, Madrid


4een decreet geteekend, hetwelk den 14 den Augustusdes volgenden jaars in de Nederlanden werd afgekondigd.Deze zaak echter miste haar doel, enerlangde geene uitvoering, daar men de benoodigdegelden niet kon bijeen brengen. Eene nieuwe pogingwerd in het jaar 1640 beproefd. Wij vinden namenlijkin de placcaelen ende ordonnanliën van deHertogen van Brabant '), eenen brief van FERDINAND,aan Schout, Burgemeesters, Wethouders en Raad deistadAntwerpen, welke aldus luidt:»FERDINAND, par la Grace de Dieu Infant d'Espaigne,»Lieutenant, Gouverneur et Capitaine General des»Pays-Bas et de Bourgoigne etc."»Cherz et bien aimez. Aiant déclaré sa Majesté,»que pour bénéficier les bons fidels subiects de par-»deça, elle leur a faict ouverture du commerce des»Indes Orientales avec faculté d'y pouvoir entrer,»ensemble à tous inhabilans du Seplemtrion, non-»obstant que cela n'ait esté permis jusques auiour-»d'huy; Nous avons bien voulu vous faire cesle, afin»que nous le faciez entendre par les meilleurs voyes,»que vous trouverez convenir à tous Marchands, in-»habitans de la ville d'Anvers, afin mesmes qu'ils»le facenl sçavoir à leurs amis et correspondans au-»dict Seplcmlrion: leur deelarans que ceux qui se»trouveront portez à ceste negotiation, se pourront»adresser à Don Miguel de Salamanca, pour de luy') Lib. III. tit. 1. cap. XXIV. 25 October 1040, temoghenhandelen op Oostinnien.


v,»entêdre plus à plain l'intention de sa Majesté et»arrester avec luy des conditions sortables. A tant»cherz et bien aimez, noslre Seigneur vous ait en»sa sainte garde." De Bruxelles le 25. d'Octobre»1640."Aan den oorlog werd door den Munsterschen vredein 1648 een einde gemaakt. De bepalingen aangaandede scheepvaart en den handel op de Indien vindtmen in hel 5 de en 6 do Artikel van het vredestractaal.Later zullen wij gelegenheid hebben op dezebepalingen terug te komen. Genoeg zij het hier temelden, dat er reeds dadelijk verschil van gevoelenontstond, over de uitlegging van dit vredcstraclaal.Ten einde onaangenaamheden te vermijden, vergenoegdenzich de schepen, te huis behoorende in deZuidelijke Nederlanden, de Indische voortbrengselenvan Cadix te halen, of zeilden zij onder Spaanschevlag. Verschillende pogingen echter werden aangewend,om in dezen onaangenamen toestand eenigeverandering te brengen. Zoo ziet men dat de Stalenvan Brabant in 1667 verzoeken deden, die aanvankelijkniel ongunslig bij den Koning opgenomen werden.Zelfs vorderde de zaak zoodanig, dat KAREL IIKoning van Spanje den 7 den Junij 1698, eene koninklijkecompagnieschap opriglte, voor den tijdvan 30 jaren, welke op de Oost-Indiën en de kustvan Guinée handel mögt drijven. Van de zijde dei-Noordelijke provinciën ontmoette dit besluit geeneigenlijken tegenstand; alleen verboden de Statenden ll dcn Augustus aan de onderdanen van de ver-


Geenigde gewesten, eenig deel te nemen in vreemdecompagnien, of in dienst te treden op vreemdeschepen. De oorlogen echter van de volgende jarendeden deze onderneming, zoo zij al werkelijk gevestigdis geweest, geheel te niet gaan.Na het sluiten van den vrede van Utrecht in het jaar1713, bij welken de Zuid-Nederlandsche gewesten vanHeer veranderden , en aan het Oostenrijksche Vorstenhuiswerden toegewezen, ontwaakte op nieuw de zuchtbij de inwoners, zich door middel van den handelop te beuren. De Oostenrijksche regering wenschlemede te werken, ook in het belang van den Staat.Men zag hoezeer de naburige geweslen, inzonderheidde vereenigde Republiek, in bloei en welvaarttoenamen, en zulks spoorde ook voornamelijk KA-REL VI aan, om bij de ingezetenen zijner landen,meer en meer de zucht voor koop- en zeehandelop te wekken. Tot heden had Oostenrijk eenezeer onvoldoende zeemagl gehad, zoodat hel genoodzaaktwas, de schepen van vreemde mogendhedente leenen, wanneer er behoefte bestond om troepente vervoeren. Sints de Spanjaarden eene landing opSardinië en Sicilië ondernomen hadden, was KAREL VItot de overtuiging gekomen, dat eene vloot voorhem onontbeerlijk was, en dat, wilde hij zijne Statenbehoorlijk tegen aanvallen beveiligen, het meerdan tijd werd, zich van eene goede scheepsmagtte voorzien. Door uitbreiding van de handelsvloot,kon men zich ongemerkt levens eene zeemagt scheppen,en langzamerhand als zeemogendheid optreden.


8kroond werden. Van meerder gevolg waren de pogingenvan eenen Franschman, den Ridder HOLLET DELA MERVEILLE.Deze, welke in 1717 het bevel voerde over eenschip, dat door kooplieden van St. Malo was uitgerust,liep met eene lading uit Indië terugkeerende,te Ostende binnen. De gunstige uitslag, welke aanLA MERVEILLE ten deel viel, deed er hem op bedachtzijn, het bestuur der Zuidelijke Nederlanden oplettendte maken op de voordeden, welke uit den Indischenhandel konden verkregen worden. Het schijntwel, dat eigenbelang niet geheel vreemd was aande voorstellen van LA MERVEILLE. Zooveel verkreeghij ten minste, dat het bestuur zijne aanbiedingenin ernstige overweging nam.Eenigen tijd vroeger was het gebeurd, dat sommigeEngelschen, aandeel hebbende in de Engelsche IndischeCompagnie, zich mei het bestuur der vereenigingniet kunnende verstaan, het voornemen opvatten,onder bescherming van den Keizer eene Compagnieschapin Vlaanderen op te riglen. Het spreekt vanzelf, dat de agenten met de meeste bereidwilligheidwerden ontvangen. Eene inteekening werd geopendtot een bedrag van 2400,000 gulden, en weldra wasmen eigenaar van een schip, dat in Engeland gekocht,in 1715 te Oslende aankwam en onder keizerlijkevlag vertrok. Spoedig volgde de uitrustingen het vertrek van een tweede schip. Dit voorbeeldwekte navolging op, zoodat ook andere personen van denKeizer paspoorten erlangden, om op de Indien te varen.


9De behoudene terugkomst van eenige schepen inhet volgende jaar, 1716, deed nieuwe ondernemingengeboren worden. Bij gebreke echter aan kundigezeelieden, zocht men Engelsche en Hollandsche zeeliedenaan zich te verbinden. Hierdoor werd betwantrouwen der Stalen Generaal levendig, zoodatzij dan ook bij gestreng placaat van 21 September1717 ') noodig oordeelden, hieraan paal en perk testellen. Het schijnt echter niet, dat deze bedreigingeneenigcn invloed gehad hebben, en zeelieden ervan af gehouden hebben, dienst bij recders van Oslendete nemen. Weldra echter hadden er van dezijde der Hollanders feitelijkheden plaats, welke vanmeer gewigt waren.Twee schepen, te Ostende uitgerust, waarvan heteen zijnen naam droeg naar den landvoogd, MarquisDE rniÉ 2 ), begaven zich met rijke ladingennaar de Indien, weldra gevolgd door een derdeschip, de Karel VI, over welken bodem LA MER-VEILLE zelf het bevel voerde. Dit laalsle schip, deKaap de Goede Hoop genaderd zijnde, had gebrekgekregen aan drinkwater, weshalve men besloot zichzulks aan te schaffen. Aan de door den kapitein afgezondenemanschappen, werd door de hollandschebezetling geweigerd het schip van ververschingente voorzien.') Resol. Stat. Gener. 1717 p. 814.*) HERCULES JOZEF LOUIS TuiuNETTi, Marquis van Prié, Ministerplenipotentiaris tot het gouvernement der Nederlanden, plaatsvervangervan den stadhouder EUGENIUS van Savo'ne.


10Door dergelijke behandeling bleek duidelijk denaijver der Hollanders en niet alleen dat deze middelenvan verzet beraamden, ook de Engelsche regering,welke met leede oogen den gunstigen uitslagder pogingen van de Zuid-Nederlanders hadgezien, begon zich met de zaak te bemoeijen. Verloogenwerden dien ten gevolge aan de keizerlijkeregering gerigt, en het valt niet te ontkennen, datdeze laalsle te gereedelijk een ontwijkend antwoordgaf, ja zelfs van zwakheid niet geheel is vrij tepleiten. Aangemoedigd door de weifelende houding,welke het Oostenrijksche bewind had aangenomen,ging men van de zijde van Engeland verder. Eenememorie werd aan het hof van Weenen ingediend,bij welke men op den vo<strong>org</strong>rond stelde, dat de ingezetenender Zuidelijke Nederlanden het regt niethadden op de Indien handel te drijven ').Van de zijde der Zuidelijke Nederlanden, werdhierop wel geantwoord, doch de pogingen der Engelschenhadden zooveel ten gevolge, dat de Oostenrijkscheregeering zich voor het vervolg verbond,') Het zoude ons te ver leiden, indien wij hier de redenen opnamen,welke de Engelschen tegen den handel der Oostenrijkersop Indie aanvoerden, en het antwoord door de keizerlijke regeringgegeven. Meer uitvoerig vindt men dit behandeld in het werk vanAD. LEVAE, Recherches historiques sur le Commerce des Belges auxIndes, pendant le XVII e et le XVIII e siècle. Bruxelles 1842. Demeeste der aangevoerde redenen zijn van denzelfden aard, alsdie, waarop de Hollanders zich benepen, en wij wenschen onszooveel mogelijk bij de tusschen onzen staat en de OostenrijkscheNederlanden gevoerde vertoogen te bepalen.


11geene paspoorten om onder keizerlijke vlag te varenmeer uit te reiken aan Engelsche onderdanen,ja zelfs ontzag men zoozeer Engeland, dat men zooveel mogelijk den ontluikenden handel in zijne eigenestaten, ter wille van vreemde mogendheden, zochtte belemmeren. Niet alleen verzette Engeland zichlegen den handel der Zuidelijke Nederlanden, maartrachtte ook andere mogendheden hiertoe over tehalen. Door den invloed van Hollandsche koopliedenin Engeland gevestigd, zocht men op de Compagnien,die in de vereenigde provinciën opgerigt waren, tewerken, en noodigde men hen uit gemeene zaakmet de Engelschen te maken. Weldra ging men danook van de zijde der Hollanders lot dadelijkhedenover. Het reeds door ons gemelde schip de Marquisde Prié, werd op de kust van Guinée door een Hollandse!)schip, de Stad Amsterdam genaamd, dat indienst der West-Indische Compagnie was, genomen.Het kon niet anders, of dergelijke handelwijze moestde aandacht van den Keizer tot zich trekken. Dezesprak hierover den extraordinaris envoyé HunnerHoogmogenden te Weenen, HAMEL BRUININX aan, eneischte »betamelijke satisfactie weegens het affront»ende de vijandlijke violenlie op de West-Indische»kusten, door de officieren van de West-Indische»Compagnie aan het schip van Oslende de Marquis»de Prié genaeml, ende onder keizerlijke vlagge ende»Commissie varende aengedaen" >). Dit stond in ver-') Secreet-Register van de Resolutien van de Hoog Mogende Hee-


1-2band met den maatregel reeds een igen tijd vroegerdoor den Marquis DE PRIÉ genomen, welke aan deStalen Generaal eene uitvoerige memorie had doenindienen, en welk stuk den 17 Julij 1719 ingekomen,wij om der belangrijkheidwille hier laten volgen.(Hauts et puissants Seigneurs).»Le sousigne a ordre de son excellence Monsieur»le Marquis DE PRIÉ de représenter a Vos Hautes»puissances, que JEAN DE SCIIOONEMILLE, marchand et»Bourgeois d'Oslende y ayant armé, equipe et chargé»de marchandises, le vaisseau nommé le Marquis»de Prié, dans la vue de faire négoce sur les cotes»d'Afrique, il obtint a cet effet la permission de Sa»Majesté Imperiale et Catholique, par ses lettres pa-» tentes de Commission du 19 Juin 1718 dont la»copie est ci jointe Num: I: les quelles ayant esté»enregistrées aux Greffe de l'Admirauté du dit port»le deuxième Septembre de la mesme année, le dit.»navire en fit voile le dix sellieme du mesme mois»sous la conduite du Capitaine JEAN WILLEMSGN,»aussi habitant et bourgeois d'Ostende, a qui le»propriétaire en avoit confié et conféré le comman-» dement, et arriva après avoir passé par les Caps»de Sierra Liona et de monte à celuy deMezurado,»le dixième Décembre en suivant, ou ajanl jetteren Staten Generaal, over de laetste ses maenden van den jaere1719, pag. 114. 21 Augustus. Door de welwillendheid van henaan wie de z<strong>org</strong> van het rijksarchief te 's liage is toevertrouwd,zijn wij ruimschoots in de gelegenheid geweest, de tot dit onderwerpbetrekkelijke stukken ook voor de volgende jaren na te gaan.


13»l'ancre, un vaisseau de la Compagnie des Indes»Occidentales de Hollande, nommé le Commony Jacht»commandé par le Capitaine PIERRE DE HAES, l'y»joignit et mouilla auprès de luy la nuit du 10:»ou 11 : et envoya le lendemain un officier a»bord du dit navire a Ostende, pour demander au»Capitaine, d'où il esloit, et quel pavillon estoil»celuy qu'il arboroil. sur quoi ce Capitaine ayant»repondu qu'il estoit d'Oslende, qu'il avoit commis-»sion de Sa Majesté Impériale et Catholique, et qu'il»avoit entrepris ce voyage sous les auspices de Son»Auguste pavillon.»Cet officier Hollandois retourna a bord de son»vayssau, et y rapporta cette réponse a son capi-» laine, qui s'en contenta s'en s'estre informé d'autre» chose.»Le lendemain onzième Décembre les dits deux»Capitaines leverenl l'ancre vers le soir, el firent»voile paisiblement ensemble jusques a quinzième du»dit mois, jour de leur separation.»Le dix huitième le dit vaisseau d'Oslende arriva»a l'embouchure de Rio Sestro, el y mouilla vers»le midi ou y il avoil deux autres vaissaux Hollan-»dois aussi à l'ancre, dont le plus gros nomme la»ville d'Amsterdam, monté de 24 pieces de Canon,»et 80 hommes d'équipage, estoit commandé par le»Capitaine SIPPIEN EGBERTS BROUWERS qui criant a»forte voix, interpella celuy d'Oslende d'envoyer son»canot a son bord. Qouy celuy ci dont le navire»n'esloit monté, que de huit pieces de Canon et


14»n'avoil que 26. hommes d'équipage, ne faisant»aucune difficulté, de consenter il luy envoya un»de ses officiers auquel le Capitaine Hollandois ayant»fail des demandes pareilles a celles, que le Com-» mandant du Commony Jacht luy avoil faites quel-»ques jours auparavant au Mouillage du Cap de»Mezurado, el cet Officier luy ayant répondu la»dessus de la mesme maniere, qu'il s'eloit expliqué»à l'autre, il en parut bien satisfait jusques la,»qu'il luy fil bon accueil, el luy donna des marques»apparentes d'honneleté et d'amitié. Mais l'evene-»menl a fail voir, qu'elles n'esloient que feintes ou»que l'envie luy prit la nuit d'en user autrement,»puisque le dit vaisseau de la Compagnie des Indes»Occidenlales de Hollande s'eslant approché en ordre»de combat le lendemain au point du jour, a la»portée du pistolet de celuy de Ostende, le Capitaine»du premier, somma celuy du deuxième de passer»a son bord avec son Lieutenant, a prétexte qu'il»souhaitoil de voir et d'examiner leur cominis-»sion, et après qu'il en eut pris la lecture a di-» verses reprises, el qu'il leur eut fait des interro-» gatoires, il leur dit que l'Empereur n'avoit pas le»pouvoir d'envoyer de ses sujets pour trafiquer aux»costes de guiuée, el qu'en tout cas la Commission,»dont il s'agissoil, ne pouvoit plus passer pour va-»lable, pretexlanl que le dit Capitaine WILLEMSEN,»s'en seroit servi pour d'autres voyages. Et quoique»la premiere de ses prétendues raisons soit leme-» raire et injurieuse au dernier point a Sa Majesté


IS»Imperiale et Catholique, el que la fausseté de l'autre»saute aux yeux, comme la dale de la commission,»et celle de l'enregistrement, qu'on en fail au Greffe de»l'Admirauté d'Ostende l'établissement, si est ce nean-» moins que les Soldats et les matelots flu vaisseau»la ville d'Amsterdam profitant du tems, qu'on fai-»soil le dit examen, ont forcé ceux du navire d'Os-» lende a passer a leur bord, el s'estant ainsi em-» parez de ce navire, ils l'equiperenl de leurs pro-»pres gens, non obslant les protestations réitérées»faites verbalement par le dit WILLEMSEN, son Lieu-»lenant et le reste de l'équipage de son vaisseau,»après qu'on leur eut refusé de les admettre par»écrit, à l'eflet de les rendre responsables, de tous»evenemens, dépens, dommages, el interels causez,»el a causer par la violence, qu'on leur venoil de»faire, et punissables, pour n'avoir pas voulu res-» peeler la commission el le pavillon de Sa Majesté,»ce qui ne pouvoit manquer de leur attirer l'in-» dignation de leurs maîtres, qui n'approuveroient»jamais ces sortes d'attentats, si contraires au droit»des gens, et a leurs propres interets, ne pouvant»douter que Sa Majesté n'en demandât satisfaction,»leur disant enfin que cette entreprise leur coute-»roit plus qu'ils ne pensoient, mais ils eurent beau»protester, le Capitaine Hollandois sans y avoir»egard, leur dit que si l'Empereur avoit de l'argent»a dépenser, ses maures en avoienl aussi, et les»ayant fait tous prisonniers, il partit du lieu de»la saisie le vint troisième du dit mois de décembre


1Ü»faisant voile vers le fort de St. Ge<strong>org</strong>e de la Mine,»ou il arriva le dix huitième Janvier dernier, ou le»Gouverneur de ce fort les a questionnez de nou-»veau, el quoy qu'il n'ail rien trouvé a leur charge,»si non qu'ils esloient Bourgeois d'Ostende, sujets»de Sa Majesté Imperiale et Catholique, et munis»de sa commission pour le commerce d'Afrique,»si est ce cependant que ce Gouverneur bien loin»d'avoir ordonné leur élargissement a la restitution»de leur vaisseau, les traita de voleurs et de pirates,»et ordonna qu'on déchargeai lous les effets de la»cargaison du navire en question, pour estre ven-»dus a ce qu'il disoil, au profil de qui il appar-» tiendra, sans avoir aucune difference pour les let-»tres patentes de Sa Majesté, qui les dévoient mettre»a l'abri de toute insulte, ni pour leurs protestations,qu'ils avoient renouvelées en vain devant»lui sur ces entrefaites.»Le dit Capitaine WILLEMSEN mourut, et les gens»de l'équipage de son vaisseau furent dispersez et»embarquez par force sur différais navires pour y»servir sans gages, pour des voyages de 1 S: a 20: mois,»a la traité des Nègres, les plus redus et les plus»penibles qu'on puisse faire, el capables de les faire»crever, el il y en a qui en sont déjà morts.»Et comme on a trouvé a propos de envoyer le»dil vaisseau le Marquis DE PRIÉ de Hollande, le»Lieutenant du même navire, qui s'appelle JORJS»VERGOOWER, ayant demandé, qu'on luy permit de»retourner par celte occasion on luy accorda sa


17»demande, de mesme qu'a un autre du dit equi-»page, qui deceda dans la traversée, ils partirent»du fort de St. Ge<strong>org</strong>e de la Mine le 19 Mars der-»nier, et le dit VERGOOWER arriva a Amsterdam le»trentième du passé, ou il esl arresté comme pri-»sonnier, sur quoi je me rapporte a la relation ci»jointe Num 2. Extrade d'une lettre escrile par le»dit VERGOOWER au sieur de SCHOONEMILLE d'Oslende,»propriétaire du vaisseau en question, qui justifie»aussi toutes les autres particularilez détaillez ci»dessus.»D'abord que le dit SCHOONEMILLE eut appris celte»douloureuse nouvelle, il en fil de vives plainles a»son Excellence Monsieur le Marquis de Prié, quia»ordonné au sousigné d'en faire les siennes à Vos»Hautes puissances, et de leur demander une salis-»faclion proportionnée a une hostilité si ouverte, et»a un altenlat si violent, el lout a fait insoutenable,»car quoique l'Etal ait accordé des octroys a la»Compagnie des Indes Occidentales de ce pais, qui»l'aulhorise a négocier dans l'étendue des cotez»et autres lieux d'Afrique y specificiez, a l'exclu-»sion de ses autres sujets a qu'il est défendu d'y»trafiquer, soit a droiture des ports des provin-»ces unies, soit de quelque aulre pais, que ce»puisse estre, il est néanmoins constant, que celte»defense est limitée aux naturels el aux habitans»des mesmes provinces suivanl l'esprit et la lettre»du privilege.»Et il auroit esté inutile d'étendre celle prohibi-


18»lion plus loin, puis qu'elle ne seroil pas obligatoire»a 1'egard des sujets des autres puissances de l'Eu-»rope, a qu'il est libre de trafiquer sur des cotés»de Guinée, non obslant les octrois mentionnez cy»dessus, et donl plusieurs y ont fail négoce, depuis»longtems tels que les Anglois, les François, les»Danois, les Brandenbourgeois, et les Portugais,»quoy que ces derniers n'ayeut plus d'habilans sur»les colez, comme il est connu de tous ceux, qui»ont laut soit peu de connoissance du commerce qui»s'y fait, el l'on ignoré pas en Hollande, que les»Portugois sonl accoutumez de vendre sur lacosle,»donl il s'agit, non seulement leurs marchandises»de l'Amérique, mais aussy une grande quantité»d'autres, qui y sonl fort recherchées, qu'ils achet-»tenl a Amsterdam, ou ils prennent le monde dont»ils onl besoin, et y equippenl leurs vaisseaux, qui»mesme sonl souvent équipez par des marchands»Hollandois non privilegez, tant Juifs qu'autres, qui»passent ensuite pour de véritables Portugais, au»moyen des passeports, qu'ils ont l'addresse d'obte-»nir de la cour de Pourlugal, c'est de quoy les mar-»chands de la dite Compagnie établis en Guinée se»sont plaints souvent, en repraesenlant, qu'il leur»estoit impossible de tenir marché egal, les dits»Hollandois, qui empruntoient un qualité étrangère»a leur grand prejudice, tellement qu'il est certain,»que les directeurs de cette Compagnie, onl lou-» jours sçeu, et d'en sçavoir, qu'ils n'estoienl pas»en droit d'exclure du commerce de la coté de Gui-


i y»née, d'autres que les sujets de la Republique, et»qu'ils y ont respecté et d'en respecter les commis-»sions des autres Souverains, dont les sujets y ont»trafiqués librement aussi bien qu'eux, et avec eux,»nommément à l'embouchure de la Riviere de Ses-»tre, lieu de la saisie irreguliere du vaisseau le»Marquis de Prié, de mesme, que dans cette ri-»vière, ou les Hollandois de la Compagnie des In-»des Occidentales se trouvent souvent avec des An-»glois, des François, et d'autres, les uns et les au-»tres faisant valoir leurs marchandises, et achetlant»celles, qu'on leur y apporte, le plus avantageuse-»ment qu'ils peuvent, comme si ces différens na-» lions se trouvaient a une foire.»D'ailleurs les Zelandois quoique sujets de l'Etat,»ne se sonl jamais voulu soumettre aux Octroys,»dont il esl fail mention ci dessus, les ayant tou-»jours considérez, comme contraires au droit des»gens, el a la liberté du commerce, dont les Ze-»landois ont crû devoir jouir, aussi bien que les»autres habilans des provinces unies, et en ont jouis»en effet sur la colé de Guinée, ou leur négoce»l'une année partant l'autre ne devoit pas ceder a»celuy de la Compagnie Hollandoise, sur lout a»l'égard de la Poudre d'Or, qu'on en transporte»tous les ans, qui est le plus précieux commerce,»qui s'y fail. De sorte qu'il est surprenant, que le»General de leurs liabilalions sur la dile costé, et»ceux qu'il a sous ses ordres, osent disputer a Sa»Majesté, et a ses sujets une faculté accordée a lou-


20»tes les nations par le droit des gens, et dontd'au-»tres états de l'Europe jouissent, nommément dans»la dile Riviere de Sestre, qui est fréquentée des»Européens, el qui est bien éloignée de leurs forls,»dont les dependances ne sont pas de grande étendue.»El quand mesme le dit Vaisseau d'Oslende se»seroit presenté a quelquun de leurs etablissemens,»pour y mouiller et trafiquer, il semble que ceux»de la Compagnie ne pourroient s'y opposer sans»violer les traitez d'alliance, qu'il y a entre Sa»Majesté el vos Hautes Puissances, et sans don-»ner atteinte a l'amitié et a la bonne inlelli-»gence, qui doivent régner entre les sujets de part»et d'autre, el quand on supposeroit qu'il leur se-»roit permis d'empêcher, qu'on ne déchargeât la»Cargaison, et qu'on n'en fit la venle, en toule»ou en partie, ils devroient se contenter de refuser»l'entrée de leurs habitations au Capitaine sans le»dépouiller de son vaisseau el sa cargaison el sans»réduire a une espèce d' esclavage les gens de l'équipage,parmi lesquels s'est trouvé le fils unique du»S r MANSVELT, l'un des premiers Capitaines des vais-»seaux des Etats des Flandres, qu'on a employé avec»les autres a la traité des Nègres, puis qu'il n'y a»ni loi ni traitlé, qui les autorisoient a en user de»la sorte envers un commandant des vaisseaux,»qui s'esloit de bonne foy et d'une maniere irre-»prochable, el qui avoit esté traité en ami, non»seulement par le Capitaine du Commony Jacht, de»la dite Compagnie, mais aussi par le dit Capitaine


21»BROUWERS, qui s'est servi apparement de cet arti-»fice, pour lui cacher le piège qu'il lui alloit dresser,»afin qu'il ne se lint pas sur ses gardes, et qu'il put»s'en saisir à l'improvisle, comme il a fait. Toutes»ces circonstances étant pessées, il faut demeurer»d'accord que le procédé du dit Capitaine BROUWERS,»et celuy de tous ceux qui y eurent part, est in-»jurieux à Sa Majesté Imperiale et Catholique, et»renferme un attentat sur ses prerogatives et surle droit de ses sujets, et est de plus inhumaine»par le traitement cruel, qu'on a fait a l'équipage»du dit vaisseau, tellement qu'il ne faut pas douter»que Vos Hautes puissances ne les en fassent punir»par un effet de leur justice, et de leur équité or-»dinaire. C'est dans cette confiance et a cette fin»que le sousigné se donne l'honneur de les supplier»au nom et de la part de Son Excellence de faire»donner incessament a Sa Majesté Imperiale et»Catholique, une satisfaction proportionnée à l'ou-»trage fait a sa commission, el a son pavillon, et»d'ordonner que le dit JOORIS VERGOOWER Lieutenant»du Vaisseau le Marquis de Prié soit relargé sans»remise, et que ce vaisseau soit renvoyé a Ostende,»et qu'on y rammene son equipage, et d'en joindre»de plus a qu'il appartiendra de reparer les perles»que le S r JEAN DE SCHOONEMILLE , propriétaire du dit»navire a faites par la violence du Capitaine BROU-»WERS et du General des habitations de la Compagniedes Indes Occidentales de Hollande, sur la»colé de Guinée avec tous dépens, dommages, et in-


'i'2»terets. Comme ses demandes sont raisonnables et»conformes au droit des gens, le soussigné a lieu»de se promettre que Vos Hautes puissances ne fe-»ront point de difficulté d'y donner les mains.»Signé p. M. NENY" ').Ter wederlegging der klagten, tegen BRUININX, doorden Keizer geuit, en op diens verzoek aan de Slaten-Generaal ingezonden, werd besloten hem te antwoorden:»dat hij Heer HAMEL BRUININX zal können sien,»en ook zulks en daer hel van vrugt zal oordeelen»repraesenteeren, dat het voorschreevene schip niet»anders als een lorrendrayer geconsidereert kan wer-»den, die van de commissie van syne Keyserlyke»Majesteyt apparent op verkeert te kennen geeven»verkreegen, een misbruyk heeft gemaekt, ende die»teegen de voorschreevene commissie, leegen de Trac-» talen, ende teegen alle regt handel hebbende wil-»len dryven op plaelsen, daer het hem niet geoor-»loft was te handelen, te regt is aengehaelt ende»geconfisqueert, dat haer Hoog Mogende vaslelyk»vertrouwen, dat met het voorschreevene berigt ge-»noegen genomen, ende die van Ostende met haere»ongefundeerde klagten van de hand geweesen zul-»len werden, en dal syne Keyserlyke Majesteyt niet»zal willen toelaten, dat die van Ostende selfs zul-') In de door ons overgenomene stukken hebben wij de oorspronkelijke spelling letterlijk gevolgd.


23»len handelen, of haer naem leenen aan lorren-»drayers om Ie handelen op de plaetsen gehoorende»onder de West-Indische Compagnie van den Slaet,»daer het haer volgens de Tractaten niet gepermit-»teert is te handelen, alsoo hetzelve noch met de»voorschreevene Tractaten, noch mei hooge en be-» roemde aequileyt van syne Keyserlyke Majesteyt,»noch met desselfs gewoone vrundschap voor den»Staet zoude overeenkomen."Men kan uit deze missive afleiden, op welken grondhet schip van Ostende door die van de West-IndischeCompagnie genomen was. Later zullen wij nogverder gelegenheid hebben, terug te komen op debeweringen, van onze zijde aangevoerd.Intusschen bleef het niet bij het nemen van eeneerste schip; immers uit eene missive van den ResidentPESTERS van 10 October 1719, bij de GeneraleStaten ontvangen, blijkt het, dat de Marquis DE PRIÉer niet alleen op aandrong schadevergoeding te hebbenvoor het eerst genomene schip, en satisfactie voorde oneer der keizerlijke vlag aangedaan, maar ookhad hij aan PESTERS te kennen gegeven mei zekerheidvernomen Ie hebben, dat er een tweede schip,insgelijks Marquis de Prié genaamd, in volle zeewas genomen.Van de zijde der inwoners der Zuidelijke Nederlandenwerden maatregelen beraamd, om hunregt feitelijk Ie handhaven, en zoo mogelijk represaillesIe nemen. In de eersle dagen van Octoberliep van Oslende een welbemand schip uit,


24onder bevel van den Kapitein DE WINTER, met hetkennelijk doel zoo mogelijk een schip van de West-Indische Compagnie Ie bemagtigen ') Op de hoogtevan Douvres, werd dan ook een schip, genaamd deComany, genomen, en te Ostende opgebragt. Met regtmogten dan ook de Generale Staten aan PESTERSantwoorden, dat, terwijl zij bezig waren met hetexamineeren van de klagten, door die van Ostendeaan de West-Indische Compagnie gedaan, deze feitelijkeproceduren strijdig waren tegen alle regt,zoo wel als tegen de vriendschap, welke tusschenhen en zijne Keizerlijke Majesteit bestond, en hijderhalve hel voorschrevene schip moest terugvorderen.De Marquis DE PRIÉ door PESTERS van het verlangender Generale Staten onderrigt, wenschte dezaak op de lange baan te schuiven, en hij droeghet beslissen van deze zaak aan het hof van Weenenop.Ter verontschuldiging van den genomen heftigenmaatregel, worde hier aangemerkt, dat het opgebragteschip hetzelfde was, hetwelk hel schip°deMarquis de Prié had genomen, zoo dat DE WINTER,die over dit het bevel voerde, zich geregtigd achtteop dezelfde wijze tegen de West-Indische Compagniezich te gedragen, als deze tegen hem.Niet zonder voorkennis van den Landvoogd wasdit geschied; doch terwijl hij onder de hand zijne0 Secreete Resolutien van de laetste ses maenden van den j;1719, pag. 234.


25goedkeuring gaf aan die van Oslende, hield hij zichop de verloogen der Hollanders, als of alles buitenhem omgegaan was.Onder dagleekening van 27 Mei 1720, ontvingende Generale Stalen eenen brief van PESTERS,waarbij deze mededeelde, dal men in de OostenrijkscheNederlanden vastelijk besloten had deComany verbeurd te verklaren, tenzij schadevergoedinggegeven werd aan de reeders van Ostende,voor de op de kust van Guinée genomene schepen.In antwoord op dezen brief werd vastgesteld te doenweten, dat dergelijk besluit met de grootste verbazingwas vernomen, dat men van eene bevriendemogendheid zoodanige bedreiging niet had verwacht,maar eerder een voorstel om op vriendschappelijkewijze een einde aan de zaak te maken; dat dezezaak den Staat niet aanging, maar veeleer de maatschappijen,door haar geoclrooijeerd; dat aangeziendeze zaak was eene van bijzondere personen, tegende West-Indische Compagnie, men in regten tegengenoemde Compagnie had moeten ageeren en geenzinsbij wijze van represailles.De gezindheid der Generale Staten was echter niettwijfelachtig, en dat de Belgische zeelieden weinigbaat bij de in dezen brief vo<strong>org</strong>eslelde wijze vanprocedeeren zouden gehad hebben, blijkt uit de verklaring,dat de gemelde Compagnie zich bewust is,in het nemen van de voorschrevene twee schepenhaar regt volgens de octrooijen gebruikt te hebben,en daartoe bevoegd te zijn geweest, daar zij


26zich sterk maakt te kunnen bewijzen, dat de tweeschepen eigenlijk niet in de Oostenrijksche Nederlandenuitgerust zijn en daar Ie huis belmoren,maar wel hier te lande, en alleen uil dien hoofdevolgens de placalen confiscabel zijn. Wel wenschtmen de zaak op minnelijke wijze te schikken, enhet zal den Slaten-Generaal aangenaam zijn, indiende Marquis DE PRIÉ mögt besluilen den AdvocaatfiscaalNENY herwaarts Ie zenden; daar toch detoezegging gedaan was, om tot na diens overkomstde confiscatie, waarmede men gedreigd had, uit testellen ').Ook van de zijde der Engelscben werden wedermaatregelen legen die van Oslende genomen. Eenschip, aldaar uitgerust, waarop als gezagvoerderzich een Engelschman bevond, werd genomen ente Londen opgebragt, onder vo<strong>org</strong>even dat de bevelhebberzich in eene andere dienst als de nationalehad begeven. Ten einde dit voor het vervolgte voorkomen werden door het Engelsche ministerie,aan den resident te Brussel en den consul te Ostendede strengste voorschriften gegeven.Gelijken voorslag ten opzigle van onze zeeliedenwerd door PESTERS aan de Generale Stalen gedaan,daar er gebrek was aan gezagvoerders en scheepsgezellen,die, Zuid-Nederlanders zijnde, de vereischlebekwaamheid hadden, om de Indische en Chineeschewateren te bevaren. En aangezien de assurantiën») Missive PKSTBHS 6 Junij, Res. der Staten-Generaal pag. 423.


27voor de schepen te Ostende uitgerust, niet dan inEngpland of in Holland te bekomen waren, raaddehij aan, zooveel mogelijk het sluiten van die contractente beletten, daar het niet te verwachtenwas, dat men de schepen zonder verzekering aangevaarvolle reizen zoude wagen. Ten laatste zoudemen trachtten te voorkomen, dat de goederen teOslende aangevoerd en aldaar verkocht, naar Hollandof Engeland overgebragt werden ').Eenige dagen nadat de brief van PESTERS gelezenwas, ontvingen de Generale Stalen eene missivevan HAMEL BRUININX, inhoudende een gesprek, dathij mei Prins EUGENIUS VAN SAVOYE had gehad. Insterke termen had laatstgenoemde zich beklaagdover de handelingen van onze zijde. Het scheen,dus had hij gezegd, den Hollanders minder te doenzijn, de vaart op de Indien te belellen, dan welom den geheelen handel van Oslende te vernietigen,en om dit doel te bereiken zocht men de zaak opde lange baan te schuiven, door telkens remonstranlienin Ie dienen, in plaats van afdoende voorstellen.Wilde men, dus was zijne meening, dezaak schikken, alsdan waren er van weerszijde gemagligdente benoemen, welke het geschil grondigen in de onmiddelijke nabuurschap zouden onderzoeken, en moglen er zwarigheden komen, alsdankon men zich aan het hof van Weenen vervoegen.Nog altijd was de zaak van de Comany hangende») 10 Junij, secreete Res. pag. 428.


28gebleven. Aan bedreigingen van de zijde der OostenrijkscheNederlanden ontbrak het niet, want mengaf het voornemen te kennen genoemd schip tewillen verkoopen. Door de Hollanders werden hierlegennieuwe dwangmiddelen gebezigd: zoo werd eenschip, toebehoorende aan een zekeren koopmanDANCKAART te Brugge, 1er reede van Texel aangehoudenen het scheepsvolk gevangen gezet.Bij deze steeds aangroeijende onaangenaamhedenen verwikkelingen, waren de zamenkomsten vandenResident PESTERS met DE PRIÉ hoe langer hoe menigvuldiger,zoo als blijkt uit de verschillende missives,bij Heeren Groot-Mogenden der Slaten-Generaalontvangen i).Om moeijelijkheden met Engeland te vermijdenverklaarde de Ooslenrijksche regering, dat zij bijde uitrusting harer schepen bepaald vorderde, datvreemde onderdanen werden uitgesloten, met namede Engelschen, en dat men denzelfden maatregelzoude nemen ten opzigle der onderdanen van onzeRepubliek.Niettegenstaande de bezwaren, waartegen de Keizervoorzag te zullen moeten kampen, besloot hijeindelijk zijn plan te volvoeren, en door oprigtingeener maatschappij den handel zijner onderdanenzoo veel mogelijk te bevorderen. Zulks blijkt tenduidelijkste, door dat hij op den 29 Decembereen octrooi bevestigde, den 17 Mei 1719 bevorens') Secreete Rei. pag. 445.


29uitgegeven. De hoofdzakelijke inhoud van dit octrooiwas als volgt:De maatschappij zoude handel drijven, niet alleenin de waren, welke te land en langs den Donau inof uit het Turksch gebied werden gevoerd, maarin alle waren, welke en werwaarts ook. Aan demaatschappij werd een wapen, zegel en vlaggen verleend.De hoofddirectie zoude zich te Weenen bevinden.Binnen zes maanden zoude het iederen inboorlingof vreemdeling vrijstaan aan deze maatschappij deelte nemen. Ieder aandeel was duizend rijnsche guldens.De aandeelen konden vervreemd doch nimmeropgezegd worden. De stemmen zouden worden geregeldnaarmate het aantal aandeelen, dat men in demaatschappij had, doch niemand zoude meer dandrie stemmen mogen uitbrengen. De directie werdopgedragen aan een collegie van vijftien personen.Verder ontmoeten wij eenige bepalingen omtrentde vergaderingen van de directie, de werkzaamhedenaan deze opgedragen, het kiezen en vernieuwenvan het bestuur, de bevoegdheid om nadere voorschriftente maken, enz.Wanneer men den inhoud van dit octrooi ') nagaat,zal men tot de overluiging komen, dal eenemaatschappij, welker doel zoo onbepaald en uitgebreidwas, niet in werking is kunnen treden. Immersterwijl de Compagnie door den Keizer Orientalischewordt genoemd, heeft zij geheel het karak-') Door ons in bijlage I medegedeeld.


50ter eener algemeene handelmaatschappij. Voegt menhier nog bij de weinige medewerking en hevigetegenkanting van vele zijden ondervonden, alsdan ishet niet te verwonderen, dat deze eersle pogingniel aan de verwachting, welke men er van koesterde,heeft beantwoord.Inmiddels bleven de onaangenaamheden van beidezijden voortduren. Op den ö Julij 1720 ontvingende Generale Stalen eene missive van den ResidentPESTERS, bij welke laatstgenoemde 1er hunner kennisbragt, dat de Secretaris van Oorlog, NAVARRE,uit naam van den Marquis DE PRIÉ had aangezegd,dat de eigenaars van de twee schepen, die vanOstende uilgezeild waren, zich zouden verbalenop de West-Indische Compagnie, door den verkoopvan het schip de Comany. Dien ten gevolgezoude de admiraliteit te Ostende aangeschrevenworden, op den eisch, door voornoemde eigenaarsingesteld, kort en onvertogen regt te administreren.Vier dagen laler kwam een nadere hrief van PES-TERS, waarin hij beriglle, dal de Marquis DE PRIKwillens geweest zijnde den Advocaat fiscaal NENYnaar deze landen te zenden, van dit zijn oogmerk hadafgezien, omdat hij vermeende, dal alle die negotienlot niets zouden leiden. Voorts gaf hij Ie kennen, dataan het Oostenrijksche Hof op nieuw gearbeid werdom eene Oost-Indische Compagnie en wel in deOostenrijksche Nederlanden op te rigten. Dit voornemen,meende PESTERS, was ernstig gemeend, en menzoude hier niet van afgaan, omdat men overtuigd


31was van de vele voordeden, welke de vaart op deIndien voor den handel der Oostenrijksche Nederlandenzoude opleveren. Wijders meldde hij, dat binnenweinige dagen de debatten zouden geopend wordenvoor de admiraliteit van Ostende, aangaandehet verhaal op het schip de Comany.De Marquis DE PRIÉ schijnt echter naderhand tot hetbesluit gekomen te zijn om den Advocaat-fiscaal naardeze landen Ie zenden. Immers den 2 September schreefPESTERS dal KENV zijn afscheid had genomen en zichgereed maakte naar 'sGravenhage te vertrekken.In Vlaanderen werden de uilruslingen naar Indieinlusschen met den meesten ijver voorlgezet. Eenzestal schepen lag in de haven van Ostende gereed,met hel voornemen weldra in zee te steken. Ofschoonvan de zijde der Engelschen een scherp verbodwas uitgevaardigd, tegen hel deelnemen aan denhandel van Ostende, meende de Resident echter metzekerheid te weten, dat zich onder de voornaamsteaandeelhouders Engelschen bevonden.Terwijl er, gelijk wij reeds gezien hebben sprakewas, van het oprigten eener Compagnie, scheen deMarquis DE PRIÉ thans minder geneigd Ie zijn hiertoezijne medewerking Ie verleenen. Van deze weifelingwordl als reden aangevoerd, dal hij, doorlietafgeven van brieven van vrijgeleide aan enkele kooplieden,vroeger aanzienlijke voordeelcn genoot, welkebij het geven van een octrooi moesten vervallen >).') WAGBNAAB, Vaderlandsche Historie, Deel XVIII, blz, 268.


32Het geschil aangaande hel schip de Flandria


35len. Aan hen bleef nog slechts een middel over omhun regt te doen gelden, namelijk de weg van revisie,mits zij de behoorlijke termijnen in acht namen.De Generale Staten konden dan ook geen achtslaan op de mérite van de zaak zelve, aangezienhet aan de reclamanten had vrijgeslaan, alle puntenaan te voeren, welke voor hunne verdedigingkonden dienen, en op deze zaak door den regier behoorlijkwas acht gegeven. Verder werd PESTERS ermede belast om aan NENY te kennen te geven, dathoe gaarne hunne Hoog-Mogenden ook in deze allegemakkelijkheid zouden willen gebruiken, de Justitieechter niet toeliet een vonnis te niet te doen, hetwelkbehoorlijk gewezen was. Mitsdien zoude danook deze zaak haren vrijen loop moeten hebben, enzelfs geen uitstel van executie kunnen gedoogen.Volgens eene missive van den Resident PESTERS,den 6 Mei 1721 ingekomen, zoude ook werkelijkhier te lande de Flandria verkocht en de verkoopvan de goederen plaats gehad hebben. Het misnoegenvan den Marquis DE PRIÉ was hierdoor allezinsopgewekt, zoo dat hij te kennen gaf, dat dergelijkehandelingen weinig strookten, met de betuigingenvan vriendschap, welke men zeide der Oostenrijkscheregering toe te dragen, daar toch de advocaalfiscaalNENY, toen hij zich te 's Hage had bevonden,namens zijne lastgevers de meest ernstige betuigingenvan vriendschap en inschikkelijkheid had aanden dag gelegd. Nu zoude men ook den verkoop vande Comany, welke was geschorst, doen voortgaan,3


34onverminderd hetgeen de Keizer verder zou goedvindente doen.De oneenigheid lusschen de beide regeringen werdhoe langer hoe grooter, en zelfs nam men van dezijde der Oostenrijksche Nederlanden zijne toevlugttot buitengewone maatregelen.Terwijl toch Marseille door eene vreesselijke pestgeteisterd werd en deze ook in sommige builenlandschehavens was uitgebroken, deed men aan PESTERSweten, dat men besloten had, alle schepen en welmet name die, welke naar de Oostenrijksche Nederlandenzouden komen, quarantaine Ie doen houden.Het laat zich ligt begrijpen, dat zulks van onzen kantzeer euvel werd opgenomen, aangezien men al te welinzag, dat dit slechts tot een voorwendsel diende,om onzen handel op alle mogelijke wijze te belemmeren.Menigvuldig waren dan ook de stukken,hierover lusschen onzen Resident en de GeneraleStaten gewisseld.Omtrent deze dwangmiddelen zouden wij nog naderin ontwikkeling kunnen treden, doch aangezienzij slechts van ondergeschikt belang zijn, meenenwij hier mei de vermelding te kunnen volstaan. Wijhebben echter gemeend met een enkel woord vandeze zaak gewag te moeien maken, om te doenzien, op welke wijze men toen ter lijde zijne bijzonderebelangen meende te moeten bevorderen.In de notulen van de tweede helft van hel jaar1721, komt de zaak van hel schip de Comany wederter sprake. Reeds meermalen had de Marquis


38DE PRIÉ gedreigd, dat dit schip bij wijze van represailleszoude verkocht worden. De meeste moeitewerd door PESTERS aangewend, om deze zaak leverhinderen;doch voorhands kon hij alleen verkrijgen,dat de verkoop eenigen lijd zoude uitgesteld worden,en wel lot den 20 Augustus van dat jaar. De noodigebevelen voor dit uitstel waren gegeven, doch menwilde de zaak van de Flandria en de Comany nietscheiden, zoo dat, indien de aangegevene voldoeningvan onze zijde geweigerd werd, men tol den verkoopzoude overgaan. De bewindhebbers der West-Indische Compagnie, aan wie steeds mededeelingwas gedaan van de pogingen door de Generale Stalenen den Resident PESTERS aangewend, om dengedreigden verkoop niet te doen plaats hebben, dedenhel voorstel een persoon naar Brussel af tevaardigen, ten einde de befangen der Compagnie aldaarvoor te slaan. Met dezen voorslag werd genoegengenomen, en de advocaat DE LA BASSECOUR ')met deze zending belast.PESTERS schijnt zich al dadelijk weinig goeds vandezen bijzonderen slap Ie hebben vo<strong>org</strong>esteld, zoo alsblijkt uit zijne missive van den 18 Augustus 1721.Hij verzoekl dan ook order van de Generale Stalen,over de wijze van protestatio tegen den voortgangder verkooping van het schip de Comany. Hierop') Mr. JACOB DE LA BASSECODR. , pensionaris van Amsterdam.1704—1726. Europische Mercurius 1721. 2de Deel, pag. 113. WA-GBNAAit, Amsterdam.


.-f.werd hem geanlwoord, dat, men met een eenvoudigprotest uil naam van de Generale Stalen en debewindhebbers der West-Indische Compagnie zoudekunnen volslaan, onder reserve echter van alle regt,hetwelk hun volgens de Iraclalen toekwam. Ook deMarquis DE PRIÉ was niet met deze keuze ingenomen,daar hij vo<strong>org</strong>af, dat hij in plaats van denadvocaat der West-Indische Compagnie, liever eenafgevaardigde zoude gezien hebben door bewindhebberenvan voornoemde Compagnie en uit hun middengekozen. Ondanks alle moeite kon de advocaatdan ook niets meer verkrijgen, dan dat men zich inde Oostenrijksche Nederlanden bereid verklaarde tegenzekere geldsom de zaak in orde te brengen. Vande zijde der Generale Stalen werd dan ook bij de West-Indische maatschappij er op aangedrongen, dat menzoo mogelijk het geschil zoude vereffenen en voorwaardenstellen. De Compagnie verklaarde van haren kantzich hierloe niet geheel ongeneigd; immers terwijlde eisch der reeders van Ostende acht en negenligduizend gulden was, deed zij daartegen een aanbodvan vijftig duizend gulden. Volgens het beweerenvan onze zijde, was de schade veel te hoog opgegeven,en men meende dat het billijk was, dat vanbeide zijden iets toegegeven werd.De Resident werd dan ook uitdrukkelijk gelast, ombij den Marquis DE PRIÉ alles aan te wenden , en hem Ieverzoeken van zijnen invloed gebruik te maken, opdatmen nu met de door de Compagnie aangebodene geldengenoegen zoude nemen. Ook werd nog als hulpmiddel


57iaan de hand gedaan, om, indien men het langs dendiplomatieken weg niet eens konde worden, alsdan debeslissing van het geschil over te laten aan eenigekooplieden, te kiezen door de bewindhebbers derWest-Indische Compagnie en de belanghebbendender genomene schepen. Het laat zich liglelijk begrijpen,dat door het herhaalde uilstel van den verkoopvan de Comany, de waarde van het schip ende goederen zeer verminderd was geworden, zoodatdan ook de kooplieden, ten wier behoeve beslag ophet schip was gelegd, luide klaagden over deze langzamewijze van handelen.Het is ons niet gebleken hoedanig de afloop vande geschillen omtrent de genomene schepen geweestzij; ook de onderhandelingen hieromtrent schijnennog langen tijd voortgeduurd te hebben.Eerlang echter stonden groote zaken te gebeuren ;de Oostenrijksche regering zoude zich nog krachtiger,dan tot hierloe geschied was, doen gelden.Maatregelen werden voorbereid om in de ZuidelijkeNederlandsche gewesten eene Compagnie voor devaarl naar de Indien in het leven Ie roepen. En ofschoonmen met de voorbereidende werkzaamhedenbehoedzaam en in stille te werk ging, kon het echterniet lang duren, of dit plan moest weldra ruchtbaarworden. Ook der Oost-Indische Compagnie hierte lande kwamen die tijdingen ter ooren, en het zalderhalve geene verwondering baren, dat zij zich omnadere inlichtingen in te winnen, tot de GeneraleStaten wendde. Den 31 Julij 1722 kwam dan ook


3jBter vergadering van hunne Hoog Mogenden eenememorie van genoemde Compagnie in. Na alvorensnog eenmaal kortelijk uileengezet Ie hebben, hetgeenvroeger met de schepen van Ostende was gebeurd,verklaarden zij, bewindhebbers, dal zij ontrustwaren geworden door publicque nouvelles, volgenswelke men aan het hof van Weenen werkelijkzoude bezig zijn om een octrooi met belrekking tot deOostenrijksche Nederlanden zamen te stellen. Mitsdienverzochten zij, dat de Generale Stalen hunne minisierszouden aanschrijven, om, zoo die geruchten waarheidbevatten, geene moeite te sparen, en alle middelenaan te wenden, welke strekken konden om hetverleenen van dergelijk octrooi tegen te gaan. DeStaten waren hierin der Oost-Indische Compagniete wille, en men besloot copie van de memorieaan HAMEL BRUININX Ie zenden en last Ie geven, dathij naar aanleiding der gronden reeds meermalen teberde gebragt, de oprigting op de krachtdadigstewijze zoude tegengaan. De Resident PESTERS ontvingmede eene aanschrijving, om bij den Marquis DEPRIÉ in denzelfden geest werkzaam te zijn.Menigvuldige conferentiën werden dan hierover teWeenen gehouden, die echler niet konden beletten,dat de Keizer zijn sinds lang beraamd plan doorzette.Van deze gansche zaak schijnen de Generale Statenhet eerst kennis gekregen te hebben, door eenenbrief van HAMEL BRUININX van 18 December 1722,den laatsten dag van hetzelfde jaar ter tafel hunner


59Hoog Mogenden gebragt; hierbij was gevoegd eenproject-octrooi voor de Oost-Indische Compagnie. Wijkunnen niet gissen, op welke wijze onze Envoyé kennishebbe gekregen van dit project, en wel nog voorde uitvaardiging; immers de brief was verzonden18 December 1722 en hel octrooi draagt de dagleekeningvan 19 December, doch werd eerst in Junijvan het volgende jaar gepubliceerd.Met de uitgifte van dit octrooi had de Keizer eenenstouten slap gedaan. Niet alleen toch, dat hij naaraanleiding van het reeds vo<strong>org</strong>evallene kon vermoeden,dat de oprigling legen den zin der Vereenigde Provinciënen Engeland zoude zijn, daarenboven slond hemnog hevige tegenkanting van zijne eigene onderdanente wachten. Zij wilden geen uitsluitend voorregt aaneene maatschappij toegekend zien, waardoor hel anderenniet meer zoude vergund zijn, handel op deIndien te drijven. Ook de landvoogd was om de redenen,welke wij reeds vroeger vermeld hebben, nietzeer ingenomen met hel doorzetten van deze zaak.Hij moest echter als dienaar van zijnen Vorst aande Maatschappij, nu zij opgerigt was, de behulpzamehand bieden. Wij zullen lhans in hel volgende hoofdstukde oprigling der Compagnie nader beschouwen.


TWEEDEHOOFDSTUK.OPBIGTING DER <strong>COMPAGNIE</strong> VAN <strong>OSTENDE</strong>.Eindelijk was dus aan het verlangen der ingezetenender Oostenrijksche Nederlanden voldaan gewordendoor het oprigten eener Maatschappij, welkeIe Ostende gevestigd, handel zou drijven op de Indien.Gelijk wij reeds vroeger zagen duurde het echternog geruimen tijd voor dat het octrooi werd openbaargemaakt, daar dit eerst in de maand Junij1723 geschiedde. Verschillende redenen schijnen dezevertraging veroorzaakt te hebben, waartoe gebragtkunnen worden het gemis aan geschikte personen omaan het hoofd der onderneming te staan, en hel langedralen met hel vestigen eener keuze. Ook beslaater geene eenstemmigheid van opgave, wie de eerstebewindhebbers zijn geweest.Terwijl toch LEVAE ') als zoodanig noemt JACOMO') Aangehaald werk pag. 115.


4tDE PRÊT, LOUIS FRANÇOIS DE CONINCK, PIETRO TROLY,allen uit Antwerpen, PAULO DE KEMPE en JACOMO BAUTvan Gent, JACQUES MAELCAMP en THOMAS RAY, geeftde Europische Mercurius >) als zoodanig op den BaronKLOOTZ, de Heeren DESPRÊT, DE KONING, PROLI,MALCAMP, SONNES en nog een. Wij gelooven echteraan de opgave van LEVAE de voorkeur te moeten geven.Ofschoon nu genoemde personen reeds in demaand Maart te Brussel gekomen waren om den eedin handen van den Marquis DE PRIÉ af te leggen,schijnt het echter, dat terstond bezwaren geopperdwerden en zij onverrigter zake vertrokken. Eenetweede bijeenkomst op den 7 April was even vruchteloos.Eindelijk legden zij in het begin van Julijden eed te Brussel af en vertrokken naar Antwerpen,om aldaar de eerste vergadering te houden.Door deze werkzaamheden der toekomstige bestuurdersen het openbaar maken van het octrooi, hetwelkomstreeks denzelfden tijd plaats had, kon men nu deCompagnie voor gevestigd houden.Den hoofdzakelijken inhoud van het octrooi 2), hetwelkdoor KAREL vi op den 19 December 1722 aande Indische Compagnie in de Oostenrijk sehe Nederlandenvoor den tijd van 30 jaren werd verleend ,meenen wij hier te moeien mededeelen.Deze Compagnie zoude het regl hebben te varenen handel te drijven op Oost- en West-Indie, op') 1723, O. I. pag. 158.») Zie Bijlage II.


42de kusten van Afrika tot aan de Kaap de Goede Hoop,in alle havens, plaalsen en rivieren, waar het andereNalien vergund was vrijen handel te drijven.Deze handel werd aan alle onderdanen in de OoslenrijkscheNederlanden, die geen aandeel in deCompagnie namen, verboden. Alle paspoorten envrijbrieven om reizen naar de Indien te doen, werdeningetrokken; zij echter, aan wie deze voor deuitvaardiging van het octrooi verleend waren, haddeneene vrije en ongehinderde lerugreize. Het werdden onderdanen verboden, om wat dien handel betrof,aandeel in vreemde schepen te nemen, dergelijkeschepen Ie verzekeren of geld er in te plaatsen,op straife van nooit meer in diensl der Compagniewerkzaam Ie kunnen zijn of aan deszelfs handeldeel te nemen en daarenboven van verbeurtverklaringten voordeele van voornoemde Compagnie. De handelechter, welken de onderdanen steeds gewoon warenIe drijven, als ook die, welke noodzakelijk was opvreemde schepen voor den verkoop hunner waren,en wel op landen buiten Europa gelegen, tol welkede handel van deze Compagnie zich niet uilstrekle,was bij dit octrooi niet uilgesloten. Aan de Compagniewerd toegestaan op alle schepen de Keizerlijkeen Koninklijke vlag te voeren, alsmede zich vaneenwapen te bedienen, hetwelk lol zegel moest strekkenvoor alle aclen, patenten enz. Alle onderdanen desKeizers, van welk land ook, konden deelnemen aandeze Compagnie hij wijze van inschrijving, aankoopvan actiën enz. Voogden konden hunne pupillen lalen


4 7.deelnemen behoudens eenige bepalingen aangaandede hoeveelheid der som en de wijze om hel geld uitte zetten. Dezelfde deelneming aan voornoemde Compagniewerd toegestaan, aan alle vreemdelingen welkeook, mei dien verstande echter , dat de onderdanen gedurendeden tijd van eene maand de voorkeur zoudenhebben van inteekening. Zij, die na deze uitvaardigingbrieven van naturalisatie ontvangen, en hunne vastewoonplaats in de provinciën gevestigd hadden, alsmedezij die er waren komen wonen vóór de uitvaardigingvan dit octrooi, zouden gelijk gesteld wordenmet en dezelfde regten genieten als eigene onderdanen.Alle aclien van gemelde maatschappij, die aanvreemdelingen toebehoorden, zouden vrij zijn van heldroit d'aubaine en nooil, in welk geval ook, confiscabelzijn. Op de goederen, actiën en interessen dermaatschappij zoude door geen schuldeischer aanspraakkunnen gemaakt worden, tenzij in zeer enkele gevallenen zulks in regten te eischen. De Compagniedaarentegen zoude, boven alle scbuldeischers voorranghebben op de goederen, die belanghebbenden inde Compagnie hadden, doch zulks echter nog maar inenkele bepaaldelijk aangewezene gevallen. Hel loon ende soldij der onderofficieren en bedienden der Compagnie,hetwelk het bedrag van een kroon per dag niel teboven ging, zoude nimmer in beslag genomen kunnenworden, tenzij om huisschulden, en wel gemaaktna hunne indiensttreding bij de Compagnie.De directeuren der Compagnie zouden nooit aangetastkunnen worden noch in persoon noch in goe-


44deren ten einde rekenschap te geven van hun bestuur,echter konden zij in regten aangesprokenworden. De directeuren en andere bedienden, die opreis waren voor den belangen der Compagnie, zoudennooit door aantasting van persoon vervolgd kunnenworden. Door de directeuren zouden aangehoudenworden alle soldaten en matrozen in hunnen dienst,die schuldig waren aan desertie, behoudens kennisgevingaan de bevoegde magt. De Compagnie zoudeslechts hare eigene schepen en soldalen voor de reizennaar de Indien mogen gebruiken.Het oorspronkelijk kapitaal zoude bestaan uit ZesMiüioen Gulden, verdeeld in zes duizend aandeelen,ieder van duizend gulden, welke steeds hareoorspronkelijke waarde zouden behouden. Slechts nahet sluiten der inschrijving zouden de aandeden overgedaankunnen worden. De inteekening zoude geschiedenten overslaan van directeuren, ten minsleten gelale van vier, en daarbij zouden moeten wordenuitgedrukt, ten einde alle verwarring te vermijden,het aantal aandeelen, woonplaats enz. De som,voor welke men ingeschreven had, zoude op bepaaldetermijnen betaald moeten worden en bij nalatigheidzouden de reeds gestorte gelden ten voordeele der Compagnievervallen. De stemmen zouden worden uitgebragtvolgens het aanlal aandeelen naar een in heloctrooi aangegevenen maatstaf. Geene vreemdelingenzouden regt van stemmen hebben, alhoewel zij hel vereischtegelal aandeelen hadden; daarentegen zoudencorporatien zich door een enkel geraagligde kunnen


4ïilaten vertegenwoordigen. De Compagnie zoude in harenwerkkring onafhankelijk zijn, mils de voorschriftenvan het oclrooi goed nagekomen werden. Bij denaanvang zouden er zeven directeuren benoemd worden,welk getal echter, in geval van noodzakelijkheid, laterlot elf zoude kunnen opklimmen; zij zouden hun domiciliein de Zuidelijke Nederlanden moeien hebben. Omlot directeur te kunnen worden aangesteld zoude meneen zeker getal aandeelen moeten hebben, en die betrekkingnooit door bankiers, kassiers of magistraalspersonenenz. bekleed kunnen worden. De vereenigingzoude het regt hebben om reglementen en ordonnanliente maken, welke nuttig waren voor de goededirectie der zeevaart en des handels; zij zoude de geldelijkezaken regelen, de loonen bepalen enz. Niemandkon zich aan de Compagnie onttrekken, dan door zijneaandeelen te verkoopen. De goederen zouden steedste Brugge of te Ostende verkocht moeten worden.De algemeene vergaderingen zouden de drie eerstejaren te Antwerpen en de volgende drie jaren teBrugge of te Gent gehouden worden. Alle vijf jarenzouden de directeuren rekenschap en verantwoordingmoeten doen van hun beheer, behoudens eenigeuitzonderingen, en slechts zes jaren hunne betrekkingbehouden. Alle strafzaken, waarin beambtender maatschappij betrokken waren, zouden beslistworden door den regier der plaats, waar hetmisdrijf was vo<strong>org</strong>evallen. Het onderzoek naar schepen,genomen door de Compagnie, zoude voorloopigbelmoren bij de regters der admiraliteit. De


4Gin- en uitgaande reglen zouden niet anders mogengevorderd worden, dan volgens de voorschriften vandit octrooi. De Compagnie zoude het regt hebben omin Indie landen aan te koopen en aldaar koloniën teslichten, als ook forlen enz. te bouwen, mits hiervankennis gevende aan den gouverneur. De onderdanendes Keizers die naar de Indien zouden gaan en zichin koloniën der Compagnie vesligen, zouden dezelfdereglen bij hunne terugkomst genieten als zij bij hunvertrek hadden. De Compagnie zoude tractalen metvreemde mogendheden, uitgezonderd vijandige, mogensluiten, als zijnde nuttig voor den handel, welke echterniet langer dan zes jaren zouden duren, tenzij door denKeizer bekrachtigd. Indien na den lijd, voor den duinvandil octrooi bepaald, de verlenging van hetzelve nietnoodig geacht werd, zouden de versterkingen enz.teruggegeven, of aan de Compagnie, die haar op zoudevolgen, legen de waarde overgedaan worden. De landen,die de Compagnie zoude verkregen hebben, methare reglen, enz. zouden haar geheel en al toebehooren;echter zouden zij onder keizerlijke heerschappijstaan en niet dan aan onderdanen verkocht,of volgens goedvinden aan de Compagnie, die haarop zoude volgen, afgestaan worden. Beschermingwerd aan de Compagnie len allen tijde beloofd, kunnendezij zich steeds tol de regering wenden.Terwijl deze gewiglige gebeurtenissen plaats grepen,hadden de hier gevestigde Compagnien, zoo alsmen ligtelijk bevroeden kan, bij het ontvangen der


47tijding aangaande de oprigling, niet stil gezeten.Reeds den 24 Maart 1723 werd in de vergaderingder Generale Stalen '), op de remonstrantien dei-Oost- en West-Indische geoctroijeerde Maatschappijen,besloten aan HAMEL BRUININX te gelasten, eene memorieder grieven, welke men legen de oprigling dei-Compagnie had, aan de regering te Weenen over televeren, en te vorderen, dat het octrooi niet verleendwerd, en zoo het uitgevaardigd mogl zijn, de uilvoeringdaarvan geschorst mogl blijven. Van dezen lastwerd aan den Resident PESTERS mede kennis gegeven.Bij het antwoord hierop den 20 April bij de GeneraleStaten geworden, stelde BRUININX voor, dat zij eenenadrukkelijke missive aan den Keizer zouden doen gewordenen hem toezenden »vijf en twintig of dertig»gedrukte exemplaren in de Fransche of Lalijnsche»taal opgesteld, van eene welgestelde fundamenteele»deductie van haar Hoog Mogende regt en de sustenues»ordentelijk getrokken uit alle de representation de-»welke lot nu toe nopens de ongeoorloofde cominer-»cie van de Ooslenrijksche Nederlanden, ende spe-»cialijk van Ostende, naar de Indien, door en van»wege de respective Oost- en West-Indische compag-»nien dezer landen aan haar Hoog 3Iogende waren»gedaan, met insertie van de eigene woorden en»passages van de successie-tractalen en con ventien,»zoo wel voor deze met Spanje als mei den Keizer»opgerigt." Deze exemplaren moeslen dienen om on-') Sccreete Resolutien 1723.


48der het Keizerlijke ministerie te worden verspreid.Aan dit verlangen van BRUININX , om door den drukde redenen bekend te maken, waarom men zichlegen de oprigting der Oosl-Indische Compagnie verzette,zoude weldra gevolg gegeven worden. Wel iswaar ging dit niet onmiddelijk van de zijde derGenerale Slaten uil, maar geschiedde eerder door debemoeijingen der maatschappijen, welke meer regtstreeksbelang bij de zaak hadden. De voornaamstegronden, door deze in hare bijzondere geschriftenuitgedrukt, nam de regering ook voor de hare aan,en zijn te vinden in de inslructien, welke aan devertegenwoordigers van onzen Staat in het buitenlandgegeven, en ijverig opgevolgd werden.Men deed alle mogelijke moeite om bij anderemogendheden de zaak in een ongunstig daglicht testellen. Van HAMEL BRUININX gewerd het berigt aande Generale Slaten, dat den lä Junij 1723 de Ambassadeurvan Venetië aan het Oostenrijksche hofhem was komen bezoeken, met hel voornemen omeenige inlichtingen in te winnen, aangaande denkoophandel van Oslende naar de Indien. Zulks hadhij gedaan len einde de ingezetenen van de republiekvan Venetië in tijds te kunnen waarschuwen,opdat zij zich met de nieuwe maatschappij niel teliglvaardig zouden inlalen. HAMEL BRUININX nam opzich om bij de minisiers van den Hertog van Florenceen van de republiek Genua te bewerken, dalhetzelfde verbod aan de ingezetenen hunner landenzoude gegeven worden.


49Reeds eenigen tijd vroeger waren in Engeland medestemmen opgegaan tegen de oprigling der Compagnie.DE L'HERIMITAGE, welke te Londen de zaken derGenerale Slalen behartigde, verklaarde in eenen briefvan 11 April 1725 >), dat men eenigzins misnoegdwas op de Hollanders, omdat zij geene meer krachtdadigepogingen tegen de oprigling der maatschappijin hel werk stelden. Van goeder hand werd verzekerd,dal de bewindhebbers der Engelsche Oost-Indische Compagnie zich gezamenlijk bij den ministerROBERT WALPOLE begeven hadden, ten eindezijne krachtige medewerking te verzoeken. Genoemdepersonen verzochten niets minder, dan dat men inhet Lagerhuis zoude voorstellen, om door een besluitte verklaren, dat ieder onderdaan van de koningrijken,welke bij inschrijving geld zoude schieten,of op eenige andere wijze den koophandel derOostenrijksche Nederlanden in de Indien bevorderen,hetzij zulks door eenc Compagnie, heizij door particulierengeschiedde, voor een vijand van zijn landzoude verklaard worden. Zij stelden voor, de overtredersmet gevangenisstraf en vcrbeurtverklaringvan goederen te straffen. De Brilsche minister leverdeook aan den Koning eene memorie aangaandedeze zaak in, waarin verzocht werd, dat aan deministers bij de hoven van Wccnen en llrussel orderzoude gegeven worden, om de pogingen der GeneraleStalen Ie ondersteunen.') Europische Mercurius 1723. I. p. 219.


50Van onze zijde werd eenigen tijd later het besluitgenomen, om naar den Koning van Engeland, diezich toen te Hanover bevond, een persoon af tevaardigen, welke de noodige kennis van zaken bezittende,naauwkeurige inlichtingen zoude kunnengeven. De keuze viel op den Resident PESTERS. Vandeze zending zoude tevens berigt gegeven wordenaan onzen Ambassadeur te Parijs, HOP, mei bepaaldenlast, om ook bij den Koning van Frankrijk tebewerken, dat deze aan zijne onderdanen zoude verbieden,aan de op te riglen Compagnie deel te nemen.PESTERS begaf zich naar 'sHage, ten einde vande Generale Stalen de voor zijne zending benoodigdeinslruclien Ie ontvangen. Bij de over deze lastbrievengehoudene beraadslagingen werd goedgevondente bepalen, dat hij naar den Koning van Engelandzoude gezonden worden, als gedeputeerde zondercaracter, en voor hem een brief van credentie, denoodige paspoorten en verdere dépêches gereed gemaaktzouden worden. Met ijver moest hij zijne reisvoortzetten, en aangekomen zijnde ter plaatse, waaideKoning zich zoude bevinden, aan dezen en deministers kennis geven van de redenen, welke deGenerale Staten genoopt hadden, hem af te vaardigen.Hij moest doen uilkomen, dat de vaart derOostenrijkscheNederlanden op de Indien tegen de vroegergeslolene tractaten aandruischte, en als bewijsgrondenaanvoeren, de verschillende bezwaren legendien handel door de bewindhebbers der Oost- enWest-Indische Compagnien in hel midden gebragt;


Stvoornamelijk echter moest hij voor oogen stellen,hoe zeer de Engelsche handel gedrukt zoude worden,hoe veel nadeel reeds was toegebragt en nog loegebragtzoude worden. Het tegengaan van dien handelwas eene zaak, welke en Engeland en de VereenigdeProvinciën gelijkelijk aanging, en alvorens van onzezijde iets te besluiten, wilde men gaarne de gedachtevan den Koning welen, omtrent de maatregelen, welkeHij voornemens was te nemen.Nadat PESTERS zich met de raadslieden van denIkilschen Koning in aanraking had gesteld, loondendeze laatste zich niet afkeerig gemeenschappelijkte handelen. Men verlangde echter, dat het initiatiefvan onze zijde zoude komen, en men wenschle, zooals in de missive van TESTERS uitgedrukt staal:»dat zoodanig plan eerst bij den Staat ontworpen»en naderhand met zijne Majesteit geconcerteerd»en geperfectioneerd behoorde te worden, zoo dat»hare Majesteit daarop haar Hoogmogendc positieve»resolution zoude te gemoct zien."Deze resolutie liet zich echter nog lang wachten,ofschoon PESTERS herhaaldelijk er op aandrong, entekennen gaf, dal de Engelsche regering gecne verderestappen zoude doen.Ondcrlusschcn was PESTERS op alle mogelijke wijzeijverig werkzaam, om de zaken zijner laslgevers tebehartigen '). Zoo stelde hij zich onder anderen in betrekkingmei den Ooslcnrijkschcn Ambassadeur GRAAF') Brief van PESTERS 21 Aug. 1723.


B2VAN HARRENBERGH, welke te Hanover verblijf hield.Deze gaf hem te kennen, aan zijn eigen Hof geschrevente hebben, om gedurende het verblijf vanPESTERS opening te doen over eenige middelen vanaccommodement. Door dien staatsman werd vo<strong>org</strong>esteld,de vaart op de Indien te doen ophouden,onder voorwaarde echter, dat onze Slaten niet alleeneene vermindering zouden brengen in de som vanvijfmaal honderd duizend rijksdaalders, welke doorOostenrijk voor het versterken der vestingen derbarrière opgebragl werden, maar daarenboven hettarief der waren en manufacturen van de OostenrijkscheNederlanden minder drukkend zouden maken.Deze middelen echter, oordeelde TESTERS alshoogst nadeelig voor den staat te zijn. De Engelscheministers hadden mede weinig ooren naar dergelijkeschikking. Den voornoemden Oostenrijkschengezant gaven zij te kennen, dat Engeland zichnimmer zoude scheiden van de Vereenigde Gewesten,wat men ook zoude willen inbrengen legende bepalingen der Iractaten, over de vaart naaideIndien gemaakt. Eindelijk viel in de vergaderingder Generale Stalen van den 15 September een bepaaldbesluit, ten antwoord dienende op de verschillendebrieven door PESTERS geschreven. Na op denvo<strong>org</strong>rond gesteld te hebben, boezeer men ingenomenwas, met de denkwijze van de Engelsche regering,hield men het er voor, dat de vaart naar de Indien,als zijnde tegen de Iractaten , moest gehouden wordenvoor een casus foederis, en zulk een, waarbij de


B 3verbindtenis lol defensie en garantie toe te passen was.Echter wenschle men eene schriftelijke verklaringte hebben, dat deze zienswijze werd gedeeld, opdateene memorie tevens door Frankrijk onderteekend,zoude ingediend worden, waarbij den Keizerte kennen gegeven werd, dat men zich verpligtzag de verbindlenissen, volgens de Iractaten metonzen staat gemaakt, na te komen. Het verlangdedeclaratoir werd door de Engelsche Staatsliedennamens den Koning gegeven, en zij stemden inmet al helgeen de Stalen in deze zaak nuttig achttenMinder gereedelijk wilde echter Frankrijk toegeven,in hetgeen de Staten van haar vorderden, daar, tegende verzochte verklaring moeijelijkhedcn werden geopperd,door den Franschen Envoyé aan het BritscheHof, DE CUAVIGNV.Naar meerdere bondgenoolen werd omgezien , enPESTERS stelde voor, eene vernieuwing van eene defensievealliantie met den Koning van Pruissen,hetgeen bij de rijzende geschillen van groot gewigtzou kunnen zijn.De aanleiding daartoe had de Koning van Engelandzelf gegeven, die zich aangeboden had om in dezezaak als bemiddelaar op te treden, en zijne meeninghad te kennen gegeven, dat men meerderen ernst behoordete betoonen in eene zaak, voor de republiekzoo belangrijk, alsmede voor de gevolgen, welke hetverbreken der aangegane verbindlenissen kondenhebben. De verschillende pogingen, door Engelanden onzen Staat in het werk gesteld, om andere mo-


ugendheden tot eene alliantie tegen de Oostenrijkscheregering, ter zake van de vaart op de Indien,over te halen, konden echter niet zoo geheim blijven, of er moest hel een en ander van uitlekken. Zoobragt PESTERS klaglen in, dat de resolutie van de GeneraleSlaten, aangaande het vernieuwen eener alliantiemet den Koning van Pruissen, door middel van geschrevenenouvelles uil 's Gravenhage was bekendgeworden, waarover de raadslieden van den BritschenKoning hun misnoegen hadden te kennen gegeven.De Generale Staten hadden hel intusschen noodiggeacht een scherp placaat te doen uitgaan,legen de onderdanen, welke aan de Compagnie vanOstende, op welke wijze ook, zouden deelnemen .Geene mindere straf dan geeseling was bedreigd,tegen diegenen, welke onze zeelieden zouden trachtenover te halen, om zich in dienst der Compagnievan Ostende te begeven. Moglen er personengevonden worden, die dienst genomen hadden, alsdanzoude eene eeuwige ballingschap hunne straf zijn.Daarenboven zouden, ten voordeele van de Oost enWest-Indische Compagnien in onze landen gevestigd,verbeurd verklaard worden de schepen, welke hier telande len behoeve van den handel van Ostende uitgerustwaren, en de aandeelen door Noord-Nederlanders inde nieuwe Compagnie genomen. In één woord, allemogelijke handel, met betrekking tot deze Compagnie,werd ten strengste verboden. In Frank-') Gr. Placaetboek, D. VI. p. 1390.


s«rijk werd insgelijks een dergelijk weinig minder strengverbod gegeven. Eene declaratie van den Koningwerd den 16 Augustus 1721 uitgevaardigd en den20 daaropvolgende in hel parlement geregistreerd ').Op straffe van verbeurlverklaring der kapitalen eneffecten, welke men in de maatschappij mögt hebben,werd de deelname belet. Ook lijfstraffen kondentoegepast worden op Fransche zeelieden, diedienst zouden nemen, en ook op hen, die dezepersonen daartoe zouden trachten over te halen.Wij meenen aangaande de oprigting der Compagniegenoeg medegedeeld te hebben, ten einde nu tekunnen overgaan tot het onderzoeken der gronden,door de partijen lot slaving van hun regt, in hetmidden gebragt.') Europische Mercurius 1723, 2 p. 84. ROUSSET , suppl. aucorps Diplom. Tom. II. p. II. p. 168.


DERDEHOOFDSTUK.REGT VAN BEN KEIZER TOT OPRIGTING DER<strong>COMPAGNIE</strong> VAN <strong>OSTENDE</strong>.Veelvuldig zijn de geschriften, in welke de regtender Oost- en Wesl-Indische Compagnien besprokenworden, niet minder talrijk echter de werken,welke het goede regt der Zuid-Nederlanders slaandehouden.Wij willen ons tot de opgave der voornaamstedezer twistschriften bepalen «).') De gelegenheid stond ons open bijna al die geschriften temogen raadplegen, en kennis te maken met de gronden, welkede partijen voor hun regt bijbrengen. Al deze werken of gelijktijdigevertalingen bevonden zich, of op de Bibliotheek der LcydscheHoogeschool, of op die van THYSIUS. Daarenboven werd de aanwijzingder voornaamste bronnen ons gemakkelijk gemaakt doorde lijst, gegeven in de Geschiedenis des Vaderlands door Mr. w.BILDERDUK elfde deel. (Ophelderingen en bijvoegselen van denHoogleeraar H. W. TÏDEMAN pag. 225 en volgg.). Enkele der vertoogenzijn mede opgenomen in de deelen van de EuropischeMercurius. Kortheidshalve zullen wij van de verschillende vertalingen,welke bflna van ieder stuk bestaan, geen gewag maken.


B.7In de eerste plaats komen hier in aanmerkingde menigvuldige memorien, door de bewindhebbersder Oost-Indische Compagnie, bij de Stalen-Generaalingediend. Zij zijn zeven in getal: de vier eerstedragen de dagteekeningen van 29 Februarij 1720,24 Julij 1721, 31 Julij 1722, IS Maart 1723; dedrie laatste zijn tusschen 29 Julij en 9 Augustus1723 aangeboden.Daarenboven worden de regten der eerste Compagnienog verdedigd in een vrij uitvoerig geschrift:»Dissertatio de Jure, quod competit Societali pri-»vilegiatae Faederati Belgii ad navigationem et com-»mercia Indiarum Orientalium, adversus incolas»Belgii Hispanici (hodie) Auslriaci" '); van de zijdeder Ooslenrijksche Nederlanden verscheen er eengeschrift, hetwelk den advocaat-fiscaal r. MAC NENVtot schrijver had. De titel van dit werk is alsvolgt: »Befutalion des Argumens avancés de la part»de Mrs. les Directeurs des Compagnies d'Orient,»et d'Occident des Provinces-Unies, contre la liberté»du Commerce des Habitants des Païs-bas, Sujets de»Sa Majesté Impériale et Catholique dans les Cli-»mals éloignés, à prétexte des articles S. et 6. du»Traité de Munster." Hierop werd door den schrijverder eerste Disserlatio, welke thans bleek te zijnde advocaat der Oost-Indische Compagnie ABRAHAMWESTERVEEN, geantwoord met eene »Disserlatio se-') Dit geschrift werd zonder naam van den schrijver in het lichtgegeven.


88»cunda de Jure, quod compelit Societali privilegia-»tae Faederati Belgii ad Navigationem et Commercia»Indiarum Orienlalium, adversus Incolas Belgii His-»panici, (hodie) Auslriaci." Dit werk lokle een wederantwoorduil, hetgeen gegeven is in het geschriftten titel voerende: »La vérité du fait, du»droit, et de l'intérêt de tout ce qui concerne leCommerce des Indes, établi aux Pays-Bas Autri-»chiens, par octroi de Sa Majesté Impériale et Ca-»Iholique" «). Dit stuk is geschreven door DU MONT,bekend als verzamelaar van verschillende slaatsslukken,uitgegeven onder den titel van »Corps univer-»sel Diplomatique du Droit des Gens etc." Ter bestrijdingvan dit stuk zag het lichl: »Brief van een»Lid der Provincie Holland aan een Lid der Pro-»vincie Gelderland" 2).Nader werden de beweringen der Hollanders enËngelschen verdedigd in de »Lettre de Mr. FORMAN»à Monsieur GUILLAUME PULTENEY, Membre du Con-»seil Privé de sa Majesté Britannique, etc. Dans la»quelle on démontre que la Compagnie Imperiale de»Commerce et de Navigation, établie depuis peu dans»les Pais-Bas Autrichiens, doit être pernicieuse à»la Grande-Bretagne, et aux Provinces-Unies, tra-»duite de l'Anglois par F. M. I. (met het motto:»Pro Rege saepe; pro Republica semper.) — als 00k inhet » Traité dans le quel on approfondit : I. Les funes-') Zie niLDEUDUK , Geschiedenis des Vaderlands, Deel XI, pag. 226.') ROUSSET, Recueil Historique, Tom. Ill, pag. 23—115.


59»tes suites que les Anglois et les Hollandois ont à»craindre de l'établissement de la compagnie d'Os-» tende. II. On y prouve demonslrativement, que si»on laisse subsister cette Compagnie, elle ruinera,»non seulement le Commerce de la Grande Bre-»tagne et. celui de la Hollande, mais qu'elle met-»tra aussi la maison d'Autricbe en' état de se»rendre tôt ou tard Maîtresse des Mers Britanniques,»et de pouvoir troubler le repos de toute l'Europe.»III. On y propose les moïens dont on doit se servir, et»les voyes de fait qu'on est en droit d'emploïer, pour»détruire celte Compagnie. A quoi on a ajouté une Let-»tre d'un Marchand d'Hollande, écrite à un de ses»Amis à Londres, concernant la guarantie de S. M.»le Roi de la Grande Bretagne, etc. Traduit del'An-»glois par Mr. JEAN MON, Ministre de l'Eglise An-»glicane;" — en ditzelfde in 't Nederduitscb overgezetdoor is. LE LONG. Die van de OostenrijkscbeNederlanden daarentegen in: »Grondig Bewijs dat»Sljne Iloomsch-Keizerlijke Majesteit in zijne Oos-»tenrijksche Nederlanden na zijn Allerhoogst welge-» vallen bevoegd is Koophandel te vestigen, als ook»lot opregting van ecne Oost- en West-Indische»Compagnie allergenadigsl Privilegien kan geven. Op-» gesteld door FREDERIK LODEWIJK, Ed. Heere VAN»BERGER; uil het Hoogduitsch vertaald ')."*) De vraag of de Demonstration de l'injuste et chimérique pretentionque les Directeurs de la Compagnie des Indes en Hollandeforment afin de faire révoquer, ou du moins rendre inutile Voctroy


60Verder kan nog geraadpleegd worden eene memorie,door de Staten van Brabant 22 October 1728,aan den Landvoogd ingezonden.Ten slotte maken wij nog melding van een uitvoerigwerk, met veel talent opgesteld door Mr. PAT-TYN, oorspronkelijk in het Latijn geschreven, dochin het Fransch overgebragl onder den tilel van:»Le Commerce Maritime fondé sur le Droit de la»Nature & des Gens, sur l'Autorité des Loix Civiles»& des Traitez de Paix, & rétabli dans sa liberté»naturelle. Malines 1727.Uit deze verschillende werken waarbij nog eenigeanderen te voegen zijn, welke, ter gelegenheid vande behandeling van hel Staatsregt, ook van de geschillenaangaande do oprigting van de maatschappijte Ostende melding maken, leeren wij de bewerinqueSa Majesté' Imperiale et Catholique a accordé à ses sujets desPays-Bas Autrichiens, pour l'établissement d'une Compagnie deCommerce et de Navigation aux Indes Orientales et Occidentales,dédiée a Messeigneurs les Etats Généraux des Provinces Unies, aldan niet gedrukt is, kunnen wij niet beantwoorden.Behalve het Specimen Philolog. Jurid. Inaug. (promotie-dissertatiein de Rechten) de Jure quod competit Societati privilegiataeFaederati Belgii ad Navigationem et Commercia Indiarum Orientaliumvan M. T. HILGERS , Indo-Bat. Lugd. Bat. 1741, zijn er nogandere kleine gelegenheidschriften uitgegeven. Zoo vinden wij onderanderen in den bundel van THYSIUS : Brief van een burger vanAmsterdam om tot antwoort te strekken op de Redenen, door denHeere, Neny ontrent den Koophandel op de Indien bygebragt inzynGeschrift, genaemt : Wederlegging van de Argumenten , opgesteltwegens de Hoeren Bewinthebbcren van de Oost- en West-IndischeCompagnien der vereenigde provinciën enz. Uit hal Fransch vertaelt.


tilgen der beide partijen kennen. Hel toetsen van dezebegrippen aan de regelen van regt en billijkheidzullen nu hel onderwerp van ons onderzoek moetenuitmaken.Het zoude te ver leiden, indien wij de geschriften, hierboven door ons medegedeeld en de geschilpuntendaarin vervat, elk afzonderlijk wilden onderzoeken,en de beweringen, daarin op den vo<strong>org</strong>rondgesteld, met elkander vergelijken.Wij willen ons dus op het voorbeeld van WAGE-NAAR ») bij drie punten bepalen, waarvan het eerstealdus luidt: of de Nederlanden, zoolang zij onderhet bestuur van Spanje geweest zijn, van den handelop de Indien waren uilgesloten, ja dan neen ?De schrijvers, die de zaak van de Vereenigde Provinciënvoorstaan, en met hen ook WAGENAAR, beantwoordendeze vraag bevestigend, en wel, omdatde Spaansche Nederlanden uitgesloten waren geweestvan den handel op de Indien, zelfs volgens de erkenningvan de regering dier landen zelve. Immersbij den afstand aan ALBERT en ISABELLA was inde acte deze voorwaarde als uitsluiting' zelve opgenomen,en dezelve had voortgeduurd, lot dat heloctrooi in 1698 door KAREL II gegeven, doch omverschillende omstandigheden niet in werking wasgekomen. Men wilde, dus zeide men, historischer wijzeaanloonen, dat van te voren de Spaansche Nedcr-') Vaderlandsche historie, Boek LXXI. pag. 276


6?landen van de vaart op de Indien uitgesloten warengeweest, en het dus noodeloos ware in hel Munslerschcvredesverdrag van de Zuidelijke Nederlandenin het bijzonder te gewagen.Hiertegen valt echter aan te voeren, en zoo als wijvertrouwen met grond, dat het verbod van PHILIPS,geheel vreemd was aan het geschil tusschen de OoslenrijkscheNederlanden en de Vereenigde Provinciën.Welke bepalingen toch de Koning tegenover zijnedochter wilde maken, ging een derde niet aan, enkonde bijgevolg hieruit, voor deze geen regt geborenworden. Daarenboven wàs dil verbod, hetwelk, ente regt zoo veel misnoegen had veroorzaakt, opgeheven, toen de Zuidelijke Nederlanden tol de Spaanschekroon teruggekeerd waren.Het niet tot stand komen van hel octrooi van1698 pleit evenmin ten voordeele der Hollanders.Terwijl toch het mislukken van die onderneminggezocht werd in de vrees van den Koning, om denHollanders en Engelschen te zullen mishagen, is dezestelling echter verre van bewezen, en moet dit veeleergeweien worden aan den hoogst ungünstigen toestandvan het land, wegens het geheel verloopen zijn vanden handel, en de opvolgende oorlogen. De uitsluitingis dus, ons inziens, niet bewezen, en al warezulks het geval, dan toch zoude zij nog maaralleen gegolden hebben, tusschen Spanje en zijnebezittingen in deze landen, en derhalve aan de VereenigdeProvinciën in geen geval eenig regt hebbenkunnen geven.


65Van meer gewigt echter is het tweede punt, hetwelkde volgende stelling beval: of, toegegevenzijnde, dat de inwoners der Zuidelijke Nederlandenvan de vaart op de Indien uitgesloten waren geweest,dit verbod niet noodeloos maakte in hetö de en 6 d ° lid van den Munsterschen vrede, vanandere onderdanen van Spanje, dan van Caslilianente gewagen?Wij hebben reeds gelegenheid gehad te doen zien,dal de bepalingen vervat in deze Artikelen hoofdzakelijkaangevoerd worden als de grond, waarophet uitsluitend regt om op de Oost- en West-Indiënte varen, berust; niet onnoodig zal hel dus zijndie bepalingen van het Munstersche traclaat hierop te nemen, zoo als zij te vinden zijn in het werkvan DU MONT ').»La Navigation et Trafique des Indes Orientales»et Occidentales sera maintenue, selon & en con-»formité des Octroys sur ce donnés, ou à donner»cy-aprés; pour seurelé de quoy servira le present»Traicté et la Ratification d'iceluy, qui de part et»d'autre en sera procurée; Et seront compris sous»ledit Traicté tous Potentats, Nations & Peuples, avec»lesquels lesdits Seigneurs Estais, ou' ceux de la»Société des Indes Orientales & Occidentales en leur»nom, entre les limites de leursdils Octroys sont en»Amitié & Alliance; Et un chacun, sçavoir les sus-»dits Seigneurs Roy & Estais respectivement demeu-') Corps Diplomatique, Tom. VI, p. I. p. 430.


64»reroiit en possession & jouiront de telles Seigneuries,»Villes, Chasteaux, Forteresses, Commerce & Pays es»Indes Orientales et Occidentales, comme aussi au Bre-»sil & sur les costes d'Asie, Afrique & Amérique»respectivement, que lesdits Seigneurs Roy & Estais»respectivement tiennent & possèdent, en ce compris»spécialement les Lieux & Places que les Portugais»depuis l'an mil six cent quarante & un, ont pris &»occupé sur lesdits Seigneurs Estais; compris aussi»les Lieux & Places qu'iceux Seigneurs Eslats cy-» après sans infraction du present Traicté viendront»à conquérir et posséder; Et les Directeurs de la»Société des Indes tant Orientales que Occidentales»des Provinces-Unies, comme aussi les Ministres,»Officiers haut & bas, Soldats & Matelots, estans»en service actuel de l'une ou de l'autre desdiles»Compagnies, ou ayants esté en leur service, comme»aussi ceux qui hors leur service respectivement,»tant en ce Pays qu'au District desdites deux Com-»pagnies, continuent encor, ou pourront cy-aprés»cstrc employés, seront & demeureront libres &»sans eslre molestez en tous les Pays estant sous»l'obcïssance dudit Seigneur Roy en l'Europe, pour-»ront voyager, trafiquer et frequenter, comme tous»autres Habitans des Pays desdils Seigneurs Estais.»En outre a esté conditionné & stipulé, que les»Espagnols retiendront leur Navigation en telle ma-»niere qu'ils la tiennent pour le present es Indes»Orientales, sans se pouvoir estendre plus avant,»comme aussi les Habitans de ce Pays-Bas s'abslien-


68»dront de la fréquentation des Places que les Cas-»tillans ont es Indes Orientales.»El quant aux Indes Occidentales, les Sujets &»Habitants des Royaumes, Provinces & Terres des-»dils Seigneurs Roy & Estais respectivement s'ab-»stiendronl de naviger & trafiquer en tous les Ha-»vres, Lieux & Places garnies de Forts, Loges, ou»Chasleaux & toutes autres possédées par l'une ou»l'autre Partie; sçavoir, que les Sujets dudil Seig-»neur Roy ne navigeronl & trafiqueront en celles»tenues par lesdits Seigneurs Estais, ny les Sujets»desdils Seigneurs Estais en celles tenues par ledit»Seigneur Roy, & entre les Places tenues par les-»dits Seigneurs Estais seront comprises les Places»que les Portugais depuis l'an mil six cent qua-»ranle & un ont occupé dans le Brasil sur lesdits»Seigneurs Eslats, comme aussi toutes autres Places»qu'ils possèdent à present tandis qu'elles demeu-»reront auxdils Portugais; sans que le precedent»Article puisse déroger au contenu du present.Ten einde le bewijzen, dat de verpliglingen dooidenKoning van Spanje aangegaan, ook verbindendezijn voor den Keizer, als diens opvolger in het bestuurder Zuidelijke Nederlanden, beroept men zichop het Barrièrc-Tractaat, hetwelk in Art. 26. hetvolgende doet lezen :»Pour ce qui regarde le Commerce on est con-»venu que les Navires, Marchandises & Denrées,»venant de la Grande-Bretagne & des Provinces-»Unies & entrans dans les Païs-bas Autrichiens,


66»de même que les Navires, Marchandises, & Den-»rées, sortant desdits Païs-bas vers la Grande-Bre-»lagne & les Provinces-Unies ne payeront les Droits»d'entrée & de sortie, que sur le même pied qu'on»les leve à present, & particulièrement tels qu'ils»ont été réglés, avant la signature du present»Traité, selon la requisition faile au Conseil d'Etal»à Bruxelles par les Ministres des deux Puissances»en date du six de Novembre, & qu'ainsi le tout res-»lera, continuera, & subsistera généralement sur»ledit pied sans qu'on y puisse faire aucun chan-»gement, innovation, diminution, ou augmentation,»sous quelque prétexte que ce puisse être, jusques»à ce que Sa Majesté Imperiale & Catholique, Sa»Majesté Britannique, & les Seigneurs Etats Gene-»raux en conviendront autrement, par un Traité de»Commerce à faire le plutôt qu'il se pourra, detau reste le Commerce, & tout ce qui en»depend, entre les Sujets de Sa Majesté Imperiale»et Catholique dans les Païs-bas Autrichiens, &»ceux des Provinces-Unies, en tout & en partie sur»le pfed établi, & de la maniere portée par les»Articles du Traité fait à Munster le trente de»Janvier mille six cent quarante-huit entre Sa Ma-»jeslé le Roy PHILIPPE IV. de glorieuse memoire &»lesdits Seigneurs Etals Généraux des Provinces-»Unies concernant le Commerce; lesquels Articles»viennent d'être confirmés par le present Article" ')') DU MONT, Corps Diplomatique, Tom. VIII. p. I. pag. 4G4.


(i 7Door hen nu, die het regt der Hollanders voorstaan,wordt op de volgende wijze gesproken.Aangezien door de Spaansche regering de vaartder Zuid-Nederlanders op de Indien verboden was,behoefde men van hen in de artikelen van het tractaatvan Munster niet afzonderlijk gewag te maken,en betroffen de bepalingen alleen de inwoners vanSpanje en de Noordelijke Nederlanden. Hoe toch,dus redeneerde men, zouden de Staten-Generaal deonvoorzigligheid gehad hebben, met geen enkel woordvan de ingezetenen der Zuidelijke Nederlanden gewagte maken, indien zij hadden kunnen denken,dat aan de overige onderdanen van den Koningmeerdere vrijheid zoude gegeven worden, om opde Indien te handelen, dan dit tusschen den Koning,voor de inwoners van Spanje met de VereenigdeProvinciën was overeengekomen.Het vijfde punt van den Munslerschen vrede bepaaldeimmers duidelijk, dat de Castilianen de vaartzouden behouden, gelijk zij die tegenwoordig bezaten,en sloot dus hen, die thans op de Indien niethandelden, van die vaart uit.Hierop is echter eene aanmerking Ie maken, diede betoogen der Hollanders, zoo wij meenen, wederlegt.Men moet namelijk dit dilemma stellen: of de" inwoners der Zuidelijke Nederlanden zijn onderdanenvan den Koning van Spanje, en onder den algemeenennaam van Spanjaarden begrepen, of zij zijn helniet; zijn zij Spanjaarden, alsdan geldt ook ten hun-


66nen opzigle, hetgeen aangaande de vaart op de Indienbepaald is. Het verbod toch, waarbij de Koningaan een zeker gedeelte zijner onderdanen denhandel ontzegt, (welk verbod hij echter later opheft),kan niet door eene andere mogendheid, ter harerverdediging aangevoerd worden.De Koning kon zich echter tegenover de Noord-Nederlanders verbonden hebben, om slechts een bepaaldgedeelte zijner onderdanen op Indien te doenhandel drijven, doch van dergelijk verdrag vindtmen mede geen spoor.In het tegenovergestelde geval dat zij namelijk geeneSpanjaarden zijn, alsdan hadden noch de Koning,noch de Vereenigde Staten het regt, over deal danniet toelating in de Indien, eenige bepaling te maken.Wij beamen ten volle, hetgeen PATTIJN hieromtrentzegt *):Over de zeeën en stroomen, die lot het domeinvan hunnen Staal behooren, hebben de Vorsteneene onbepaalde magt, en bet staat bun vrij dentoegang daarvan aan anderen te ontzeggen, dochzij hebben geen regt om aan andere vrije volkeren tewillen verbieden, op de wateren, welke hun niet toebehooren,zeereizen te maken en handel te drijven meieenig volk, hetwelk niet aan hen is onderworpen.Hetzelfde stelsel van volkenregt was vroeger doorDE GROOT, in zijne Mare liberum, met ijver verdedigd,en het was nu van den kant der Hollanders') Le Commerce Maritime,Chap. VI. pag. 95 en volgg,


69eene groole onredelijkheid, le willen vorderen, datdezelfde beginselen van het volkenregt, welke zij1er wille hunne belangen op den vo<strong>org</strong>rond haddengezet, nu datzelfde regt ook op anderen moest toegepastworden, niet meer zouden gelden.Ook door de Engelschen was ten allen tijde dezelfdestelregel gevolgd. Toen toch in 1580 de afgezantvan Spanje bij koningin ELISABETH zich beklaagde,'overreizen door hare onderdanen naar deIndien ondernomen, antwoordde zij, dat de denkbeeldigeeigendom, welke de Spanjaarden vo<strong>org</strong>avente hezillen, aan andere Souvereinen niet kon beletten,om handel Ie drijven op plaatsen, en koloniënte stichten in landstreken, welke onafhankelijk enniet aan de Castilianen onderworpen waren, daardit toch kon geschieden zonder in het minst inbreukte maken op de regelen van het volkenregt.Hiermede sleml volkomen overeen het antwoorddoor de Gevolmagtigden van Frankrijk en Engelandaan die van Spanje in den jare 1609 gegeven, hetwelkhoofdzakelijk hierop nederkomt.Het regt om zeevaart en handel Ie drijven iseigen aan alle menschen volgens de natuurwet;deze staat het aan iedereen toe, zonder onderscheidvan personen, en die vrijheid kan door geen enkelprivilegie toegestaan worden.Eindelijk beroept men zich op de getuigenis derHollandsche schrijvers zelve, welke staande houden,dat nimmer eenige vrede is gesloten, bij welke dehandel verboden is geworden.


70Zeer ten onregle zoude men dan ook den Spanjaardende vaart op de Indien willen beletten, daaldezee voor ieder open, en aan geene magt onderworpenis.Wij vragen nu of er bij den vrede van Munslerbepalingen gemaakt zijn, waarbij de Spanjaarden uitgeslotenworden van de vaart op de Indien en denkoophandel bij de vrije volkeren?Gelijk wij gezien hebben pleit het volkenregt,zelfs volgens de uitlegging der Hollanders, volkomenvoor het regt der Spanjaarden. Maar deze laalslenwordt tegengeworpen, dat op dit regl inbreuk wordtgemaakt, wanneer er een traclaat bestaat. Wij zullendus niet alleen moeien nagaan, oi er een dergelijkverdrag bestaan heeft, waarbij de handel aan de Oostenr-ijkscheNederlanden verboden is, maar ook metwelk regt dat verdrag gemaakt is, en welke beleekenismen aan de woorden moei hechten.Welke is nu de ware lezing van het vijlde artikelvan genoemd verdrag?De Hollanders beroepen zich op de woorden : »Sera»maintenue el en conformité des Octroys sur ce»donnez au à donner cy-après", en zij redenerenals volgt:De Vereenigde Provinciën, wilden een eigen enuitsluitend regl hebben, om handel Ie drijven inde geheele uitgebreidheid van die landstreken, waarhunne Compagnien die tot nu loe uitgeoefend hadden,en bijgevolg een regt waarbij alle andere onderdanen, welke ook, van dien handel u il gesloten werden.


71Met deze octrooyen zoude de Koning hel oog gehadhebben op de voorregten der Noord-NederlandscheGompagnien, welke hij in een vroeger artikel hadbevestigd. Nu bepaalden de oclrooyen van die Compagnienzich niet alleen lot die plaatsen, welke zijtoen ter tijde in bezit hadden, en tot de vrijheid omaldaar handel te drijven, waar het hun in andere oordenvergund was, maar sloten ook, binnen de grenzender landen door hen bezet, alle de onderdanen derVereenigde Provinciën uit. Door het bevestigen dieroctrooyen zoude dan ook de Koning zijne eigeneonderdauen uilgesloten hebben.Te regt echter kan hiertegen in het midden wordengebragt, dal, volgens de gewone regelen vanhel regt, hij die bevestigt niets geeft, niels bijvoegten niets afneemt, en zoo ook kon de Koning doorhet eenvoudig bevestigen dier oclrooyen, niet geachtworden, het verbod tegen de onderdanen der VereenigdeProvinciën uitgevaardigd, op zijne eigeneonderdanen overgebragl te hebben. De eenige reden,waarom van de octrooyen gewag wordt gemaakt,en de Koning toestond, dat die woorden in helvredeslraclaat werden opgenomen, was, onulal lotop 1648 de handel van de Noord-Nederlanders opde Indien niet erkend was geworden. Zelfs bij heltwaalfjarig Bestand in 1609, had de Koning uitdrukkelijkgeweigerd, dat omtrent den handel opde Indien, eenige bepaling in de artikelen van denwapenstilstand zoude worden opgenomen. Tegenoverdie erkenning verbonden de Generale Stalen*


72zich nu, om het gezag van den Koning in de doorhem bezette landstreken in de Indien te eerbiedigen.Bepaaldelijk echter werd eene uilzondering gemaaktomtrent de bezittingen, welke de Porlugeezen sedert1641 op de Hollanders veroverd hadden, en welkedeze laatsten later op hen zouden heroveren.Nu had, zoo als bekend is, Portugal zich van deheerschappij van Spanje losgescheurd en een gedeelteder landen, vroeger door onze West-IndischeCompagnie bezelen, door kracht van wapenen heroverd.De Generale Staten wilden nu van den Koningvan Spanje de erkenning hebben van een huntoekomend regt, om deze hunne vroegere bezittingenzoo mogelijk te heroveren, niellegenstaande,alle aanspraken, welke de Spaansche regering laterop Portugal zoude doen gelden, of de middelen,welke zij zoude in het werk stellen, om dil landweder onder haren schepler terug Ie brengen. Nogsteeds duurden de oorlog tusschen Spanje en Portugalvoort, en de Slalen verkregen, door de toezeggingdes Konings,de verzekering, dat niet alleendie plaatsen, welke hun door de Porlugeezen ontweldigdwaren geworden, maar ook die veroveringen,welke zij laler op hunnen vijand zouden maken,zouden gerekend worden tot hun gebied Iebehooren.Aan de woorden, dat de Spanjaarden de vaartzouden behouden op zoodanige wijze, als zij diethans in de Indien uitoefenden, zonder zich verderte mogen uil breiden, behoort die uitlegging gegeven


73te worden, dat elk der partijen welke vrede sluit,zich bij wederzijdsche overeenkomst verbindt, geenhandel te drijven op die landen, welke aan deandere loebehooren, en daarenboven elkander deverzekering geeft, om geene nieuwe veroveringenIe maken. Van eene meer naauwkeurige bepalingder grenzen kon geene sprake zijn, en zij behoefdenook niet Ie worden aangewezen, daar de wederzljdschbedongene voorwaarden legen elkander opwogen.Wordt er in de artikelen van den Munslerschenvrede gewag gemaakt van de inwoners der ZuidelijkeNederlanden? Is de bepaling van Art. 5. vanhel vredestraclaat op hen van toepassing? Op dezevragen behoorl een ontkennend antwoord te volgen.De Vorst toch, die over de Nederlanden regeerde,had niet gesproken van alle zijne onderdanen, maaralleen van een zeker gedeelte, van een enkele natie,namelijk de Spanjaarden. Want terwijl in de overigeartikelen, de algemeene benaming van onderdanengebezigd wordt, vindt men in dit artikelalleen van Spanjaarden gewag gemaakt. Men gelooveechter niet, dal naar aanleiding van de onderscheidingdier woorden, in de verschillende artikelen opgenomen, iets ten nadeele van de gevolmagligdendes Spaanschen Konings kan opgemaakt worden.Niemand toch dacht te dier tijde aan den handel,door de inwoners der Zuidelijke Nederlanden velejaren later Ie drijven, en wel omdat zelfs de Koningdien handel had verboden; bijgevolg kon er


74dus geene sprake zijn van het behouden van bezittingenof het uilbreiden van deze, daar zij die nietbadden, of ooit gehad hadden. Wanneer nu betverbod door hun eigen vorst gegeven, opgehevenwas, hadden zij even veel regt, als, en werden zijgerekend gelijk Ie staan met, andere bevriende mogendheden.Wanneer men echler zelfs loegeeft, datde inwoners der Zuidelijke Nederlanden, zoo langzij onder Spaansche heerschappij waren, door bovengemeldeuitsluiting gebonden waren geweest, behoorter echter nog onderzocht Ie worden, of, deze hadvoortgeduurd en van kracht gebleven was, lot op dentijd, in welke de Compagnie van Ostende was opgerigtgeworden. Met andere woorden, en hierin bestaathet derde punt, of de Nederlanders , overgaandeonder 's Keizers magt, aan deze uitsluiting onderworpengebleven waren, ja dan neen ?Volgens de schrijvers, welke hel regl der Compagnievan Oslende bepleit hebben, en welke zichdienaangaande ook op het gevoelen van DE GROOTberoepen, moet er onderscheid gemaakt en nagegaanworden, op welke wijze die opvolging hebbe plaatsgehad. Indien, dus zeggen zij, deze opvolgers algetneeneerfgenamen zijn, en van de kroon en van allede goederen van den overledenen Vorst, alsdan ishel aan geen redelijken twijfel onderhevig, of zijbelmoren diens beloften na te komen en de doorhem aangegane verbindlenissen Ie vervullen. Zijnzij echter slechts erfgenamen voor een gedeelte,alsdan nemen zij alleen de verpliglingen op zich,


7:iten opzigle dier goederen, in welke zij als opvolgerserkend worden. Nu is de Keizer voor een gedeelteslechts opvolger van den Spaanschen Koning, en welin de Zuidelijke Nederlanden, en dus alleen aanhet tractaat van Munster gehouden, voor zoo verredit gewag maakt van die Nederlanden. Alleen dieartikelen, waarin met name van die gewesten meldingwordt gemaakt, b. v. in welke de grenzen vanhet gebied bepaald worden, de vaart op Maas ofSchelde geregeld wordt, enz. zijn vcrpligtend voorden laleren Gebieder. Daarentegen is Hij, die alsKoning van Spanje is opgevolgd, gehouden, zich Iegedragen, naar hetgeen omtrent de vaart op de Indienvo<strong>org</strong>eschreven en overeengekomen is.De Keizer bezat geene enkele landstreek in deIndien, nog bad die ooit bezeten, zoodat billijkerwijzegeen enkel Iractaal voorschriften had kunnengeven, omtrent het uitoefenen van eenen handel,welke niet bestond, noch ooit bestaan had. Indiennu, om een voorbeeld te geven, tijdens het sluitenvan den Munslerschen vrede, rnairs iv slechts de ZuidelijkeNederlanden had bezeten, zonder tevens overSpanje en een gedeelte van de Indien het gebied Ievoeren, zoude men er dan aan gedacht hebben, ener bij de contracterende partijen sprake kunnen geweestzijn, om een verdrag te maken, waarbij deVlamingen, die toen ter tijde geene overzceschehandel dreven van dien op de Indien uilgeslotenwerden ? Indien dit het geval ware geweest, alsdanzouden de Hollanders niets te vreezen hebben gehad,


76en er voor hen geen enkele reden bestaan hebben,waarom zij eerder op de uitoefening van dien handelnaijverig waren, dan op dien door de anderevolken van Europa gedreven. Hiertegen zoude echternog aangevoerd kunnen worden, dat het te verwachtenwas, dat de inwoners der Zuidelijke Gewesten,zich in het vervolg van tijd op den handelzouden toeleggen, in Indien sterkten stichten, enaldaar landstreken in bezit nemen, en dat om zulksIe voorkomen, men bij het sluiten van eenen vrede,voorbehoedende maatregelen daartegen had moetennemen. Dergelijk verdrag zoude echter niet verderhebben kunnen reiken, dan dat men in dit gevalden handel zoude verdeeld hebben, en dat. de eenepartij, de regten van de andere eerbiedigende, zichonthouden zou hebben, in de door haar bezetteplaatsen handel te drijven.Het zoude toch de grootste ongerijmdheid zijn ,Ie durven veronderstellen, dat eene mogendheidzich zoo zeer door eene andere zoude laten om dentuin leiden, om er in toe Ie stemmen, alle voordeelenvan den handel af te staan en voor zich zelfniets te behouden.


VIERDE HOOFDSTUK.OPHEFFING DER <strong>COMPAGNIE</strong> VAN <strong>OSTENDE</strong>.Ofschoon hel in korte (rekken geschied zij, meenenwij den onpartijdigen beoordeelaar genoegzaam aangetoondte hebben, dal de Keizer in het volste reglwas, om eene Compagnie, len voordeele zijner onderdanenin de Zuidelijke Nederlanden op Ie rigten.Noch het volkenregt, noch de verschillende traclalen,lusschen de Mogendheden van Europa gesloten,gaven de bevoegdheid, om aan de Zuid-Nederlandersdat regt te ontzeggen, waarop zij als vrije natieaanspraak hadden. En wanneer men nu vraagt,waarom de oprigling der Compagnie van Oslende,werd geoordeeld van zooveel belang te zijn, en gegrondevrees gaf, dal er een algemeene oorlog tusschende Christenmogendheden van Europa zoude losbarsten,dan moeten wij tol ons leedwezen bekennen,dat een onredelijke naijver de eenige drijfveerwas, waarom men er zich zoo hevig tegen aaukantle.Gedurende geruimen lijd toch, was de hiergeves-


7 Mtigde handel bijna uitsluitend en geheel in handender gepriviligeerde Compagnien geweest, en had bijdeze haar hoogste toppunt van bloei bereikt, dochlangzamerhand begon dezelve te verminderen, en zulkswas voornamelijk het geval bij de West-IndischeCompagnie. Alle pogingen, zelfs die, welke op geenredelijken grond steunden, werden nu aangewend,om die vroegere welvaart te herkrijgen. Zoo het alleende Hollandsclie kooplieden geweest waren, diezoo hevig hunne tegenwerking aan den dag legden,alsdan nog zoude hel gevaar voor de ZuidelijkeNederlanden niet zoo grool geweest zijn; staalkundigeredenen echler, noopten ook de bestuurdersder Vereenigde Provinciën, zich deze zaak ten sterksteaan Ie trekken.De meest mogelijke overeenstemming beslond toen1er tijde lusschen Frankrijk, Engeland en de Stalen,zoodal allen zich vereenigden en zamenspanden,om den Keizer op alle mogelijke wijze tegen te werken.Ook op den Koning van Spanje kon men aanvankelijkals geen begunstiger van de nieuwe Maatschappijrekenen, aangezien deze Mogendheid nogsleeds met den Keizer in oorlog was. Wel werder gedurende langen tijd Ie Kamerijk over denvrede lusschen deze Vorsten beraadslaagd, doch daarEngeland en Frankrijk zich als bemiddelaars voordeden,en hel geschilpunl aangaande de gevestigdeCompagnie op hel lapijl braglen, was deze pogingvruchteloos.Eindelijk echler werd de Koning van Spanje dit


79lange dralen moede, en zonder de lusschen heidengelredene mogendheden verder te willen erkennen enraadplegen, sloot hij op den l 8ten Mei 1725 meldenKeizer een verdrag van vrede, van olfensieve endefensieve alliantie, en van koophandel ').Groot waren de voordeden, welke hij deze voor's Keizers onderdanen aangaande de vaart op deIndien werden bedongen en toegestaan.Artikel 2 van laatstgenoemd Iractaat behelsde namelijkde bepaling »dat alle schepen zich vrijelijk»naar alle havens, kuslen, gewesten en provinciën,»aan wederzijdsche Conlraclanlen loebehoorende,»konden begeven, zonder dat eenige regten van wel-»ken aard ook konden gevorderd worden." Diezelfdebepaling gold ook voor de Oost-Indiën, onder voorwaardeechter, dal er geen koophandel zoude mogengedreven, of iels anders ingekocht worden, behalvelevensmiddelen en die zaken, welke lot herstelof toerusting der schepen vereischt werden.Van meer belang echter nog was de vergunningin Artikel 36 opgenomen, waarbij aan de onderdanenen schepen van zijne Keizerlijke Majesteit toegestaanwerd, alle soorten van vruchten, goederenen koopmanschappen, uit de Oost-Indiën afkomstig,in alle Staten van den Koning in te voeren, milshet uil allestatien, afgegeven door de gedeputeerdender Indische Maatschappij in de Ooslenrijksche Nederlandenopgerigl, bleek, dat zij aangevoerd wa->) nu MONT, Corps Diplomatique, Tom. VIII, p. II. p. 114.


80ren van de veroverde plaatsen, koloniën of factorijenvan voornoemde Compagnie.Verder zouden zij ten opzigte van dezen handelalle die voorregten genieten, welke aan de onderdanender Vereenigde Provinciën, bij bet traclaalvan den jare 1648, toegestaan waren, zoowel inhetgeen belrekking had op de Indien, als op alles,waarop voornoemd Iraclaal van toepassing kon zijn.Eindelijk vindt men aan hel slot van het Iraclaal(Artikel 47), de bepaling, dal al de voordeden, dieten opzigte van den handel door den Koning aande inwoners van Grool-Britannie en van de NoordelijkeNederlanden, bij vredes- of handelsverdragwaren toegekend, ook aan de onderdanen des Keizersverleend werden.De vreugde, welke hel sluiten van eenen voor henzoo hoogst voordeeligen vrede veroorzaakte, was bijde inwoners der Zuidelijke Nederlanden algemeen, enmen koesterde de verwachting, dal de Compagnie vanÜstende Ihans een tijdperk van bloei en welvaartzoude te gemoet gaan.De zoo onverwacht geslolene vrede was echteroorzaak, dal de ondergang der Compagnie verhaastwerd.Met verbazing toch was bij de overige mogendhedenvan Europa, de lijding van het sluilen vanden vrede, lusschen Oostenrijk en Spanje vernomen.Men duchtte, dat achter die vereeniging grooteontwerpen verb<strong>org</strong>en lagen, en vooral Engeland hadgegronde redenen om bevreesd te zijn, dal. hel niets


Stminder gold, dan het verdrijven van hel thans heerschendevorstelijk geslacht, en hel plaatsen van denpretendent op den Engelschen troon.Door hel sluiten van een ander verhond wildemen een krachtig tegenwigl in de schaal leggen,ten einde den invloed te beletten der Iwee Mogendheden,welke na langdurige oneenigheid thans, naarhet scheen, zoo naauw aan elkander verbondenwaren.Met den meeslen ijver werd gearbeid om dusdanigverbond tot stand te brengen, en dit had tengevolge, dal reeds 5 September 1725 een verdragtusscben Frankrijk, Engeland en Pruissen geslotenwerd, aan hetwelk den naam van verdrag van Hanovergegeven werd ').In dit verdrag, hetwelk niet langer dan gedurende15 jaren van krachl zoude zijn, waren slechts weinigebepalingen opgenomen. Uit de woorden echter, datde hooge contractanten beloofden elkanders stalen,landen, steden, regten en voordeelen, zoowel die,welke zij bezaten, als die, welke zij behoorden tebezillen, in en Duiten Europa, vooral ten opzigtevan den koophandel, te zullen beschermen en handhaven,kan men opmaken, dal zij zijdelings het ooghadden op de Compagnie van Ostende. Men kanaannemen, dal mei voordachl die woorden dus gekozenwaren, om des te eerder de Vereenigde ProvinciënIe bewegen, zich bij de onderleekenaars») DU MONT, Corps Diplom. Tom. VIII. p. II. p. 127.ü


82van het verdrag aan le sluiten, en zulks bleek ookvoornamelijk daaruit, dat men over deze aangelegenheid,onderhandelingen mei de Vereenigde Provinciënaanknoopte. Deze laatsten verklaarden zich niet ongeneigdgemeene zaak Ie maken, doch waren eenigzinshuiverig alle de in bel Iraclaal vo<strong>org</strong>eschreveneverpliglingen op zich te nemen; en ofschoonzij konden vermoeden, dat de mogendheden in hetstuk aangaande den koophandel, hel oog haddengehad op den handel, welke de Ooslenrijksche Nederlandenop de Indien dreven, weuschte men echterhieromtrent eene meer duidelijke verklaring.Bepaaldelijk werd dus afgevraagd, of de drie Mogendhedenvan zins waren, de Staten te handhavenin hel regt, hetwelk zij hadden, om de ingezetenender Ooslenrijksche Nederlanden uit te sluitenvan de vaarl op de Indien, welk regl zij verkregenhadden bij den Munslerschen vrede.Alvorens echter de Staten konden besluiten toete treden, verliep er een geruime lijd, welken deKeizer zich in zijn belang trachtte ten nutte te maken.Door bet aanbieden van nieuwe voordeden aangaandeden handel, aan Grool-Brilannie en de Stalen,zocht Hij de eerste van het verbond af te trekken,en de laatste de toetreding te ontraden. Zelfstoonde de Keizer zich niet ongeneigd gedeeltelijkaan de vorderingen der Hollanders loe te geven, enliet hij door zijnen gezant den voorslag doen, om denhandel der Compagnie te bepalen en te beperken totzekere plaatsen, soorten van koopmansgoederen en


83getal van schepen. Ook de Spaansche Koning boodzijne diensten aan, om tot eene bemiddeling en vereffeningvan het geschil te geraken; doch de Statenwilden van geen vergelijk hooren.Noch minzame aanbiedingen, noch bedreigingenom den minslen inbreuk op de uitoefening van denhandel der Zuid-Nederlanders als eene vijandelijkedaad Ie zullen beschouwen, noch bet laden der verantwoordelijkheidvan de rampen eens algemecnenoorlogs op de Staten, konden iets uitwerken.Geheele ophefling en vernietiging van den handelder Compagnie van Oslende was het doel, waarnaarde Staten streefden, en voor dal dit offer gebragtwas, wilden zij in geene schikking treden.Den 8 stcn September 1726 namen de Stalen vanHolland, onder voorbehoud echter opziglens eenigebepalingen, bet Hanoversche verdrag aan. Het meerendeelder andere gewesten volgde dit voorbeeld,zoo dat dan ook eenigen tijd later de Generale Stalenaan de gezanten van Frankrijk, Groot-Brilannieen Pruissen verklaarden, dal zij zouden toetreden.Zulks geschiedde echter onder voorwaarde, dat eenafzonderlijk artikel zoude opgesleld worden, waarbijFrankrijk en Grool-Brilannie op zich namen, belregt te zullen handhaven, hetwelk de Stalen uitkracht van den Munslerschen vrede beweerden tehebben, om de ingezetenen der Ooslenrijksche Nederlandenvan de vaart op de Indien uit Ie sluiten.En ofschoon dil regl kennelijk begrepen wasin helgeen, aangaande den koophandel in artikel 2


S 4van het gesloten verdrag was bepaald, wenschlemen, dat hel regt der Stalen, mei name bij het aangaander verhindlenis werd opgenomen. Mögt hierovermei den Keizer een ernstig geschil ontslaan,of deze goedvinden tot represailles of vijandelijkhedenover te gaan, alsdan behoorden de hondgenootenonze Stalen te beschermen en bij te slaan ').Aan dezen wensch der Stalen werd gevolg gegeven,en zij voegden zich bij de Mogendheden, welkehet Iraclaat van Hanover geleekend hadden.Inlusschen had ook Oostenrijk getracht, nieuwebondgenoolen in deszelfs belang te winnen, waarin hethij Busland slaagde, hetwelk 6 Augustus 1726, tothet Weener-lraclaat loetrad; de pogingen echter, hijZweden tot hetzelfde doel aangewend, leden schipbreuk,hetwelk nogtans verklaarde zich geheel onzijdigte zullen houden.Door deze verschillende verbindtenissen was detoestand zeer hagchelijk geworden, en hel was tevreezen, dal een algemeene oorlog zoude uitbarsten.Ten einde dit echter te voorkomen, trokken mogendheden,die vreemd aan hel geschil waren, zichde zaak aan. De eerste pogingen werden in hetwerk gesteld door den Nuncius van den Paus teWeenen, GRIMALDI, welke zich aldaar mei onzenAmbassadeur en dien van Frankrijk in aanrakingstelde. Zijne voorslagen hielden in, dat men een zekerentijd zoude bepalen om Ie onderzoeken, of het') aoussET, Recueil Historique, Tom. Ill, pag. 140.


88octrooi en de handel van Oslende, al dan niet,strijdig waren met de verdragen en in hel bijzondermet dat van Munster. Gedurende dien lijd zoudemen de vaarl van Ostende schorsen, en mögt menbevinden, dal de handel aandruischte tegen de bij hetverdrag door de Mogendheden op zich genomene verpligtingen,alsdan zoude de Keizer geene zwarigheidmaken, voor altijd van dien handel afstand ledoen.Wijders meende hij, dat de Keizer niet ongeneigdzoude zijn, de beslissing van het geschil aan onpartijdigescheidslieden over te laten.De verbondene mogendheden dienden tegenvoorstellenin, bij welke echter de geheele vernietiging derCompagnie van Ostende op den vo<strong>org</strong>rond werd gesteld.Eindelijk kwam door de bemiddeling van Frankrijkseersten minister, DE FLEURY, eene schikking totstand, bij welke de Keizer zich genoodzaakt zager in loc te stemmen, dal het octrooi, hetwelk hijaan de Compagnie had verleend, en de zeevaart enkoophandel der Zuidelijke Nederlanden op de Indien,gedurende den lijd van zeven achtereenvolgende jarenzouden geschorsl worden. Aan de schepen echter,welke van Oslende uitgezeild waren, werd nog devrijheid verleend, met hunne goederen derwaartsterug Ie keeren.Deze zoo hoogst nadeelige bepalingen, welke meizekerheid de geheele vernietiging der maatschappijdeden te gemoel zien, werden 51 Mei 1727 te Parijsget eek end.Nog vele andere geschillen, welke lusschen


86de mogendheden van Europa bestonden, behoordenbijgelegd Ie worden, en in het begin van hetjaar 1728 kwam men overeen, eene bijeenkomstvan de afgevaardigden der verschillende Vorsten tehouden. Aanvankelijk was Aken als plaats vanzamenkomsl aangewezen geworden, doch ter willevan den Franschen Minister, DE FLEURY, werd beslotenzich te Soissons te vereenigen. Aldaar verschenenvan onze zijde c. nor en E. HURGONJE, de eerstebewindhebber der West-Indische Compagnie, delaatste der Oost-Indische, alsmede sicco VAN GOS-LINGA. Behalve de afgevaardigden des Keizers, vindenwij nog opgeleekend, dat ook twee bewindhebbersder Compagnie van Ostende, PATTIJN en PROLY,werden toegelaten. De onderhandelingen echter liepenop niets uit, daar de gevolmagtigden, de eenna den ander, zich aan de beraadslagingen onttrokken.Daarenboven hadden onderlusschen gebeurtenissenplaats gegrepen, welke de goede verstandhoudingen overeenstemming van inzigten, die lusschen denKeizer en den Koning van Spanje bestonden, merkelijkgewijzigd hadden. En even als voor vier jarende onderhandelingen, te Kamerijk geopend , geëindigdwaren met het sluiten van een afzonderlijk verdrag,zoo ook hadden de vruchtelooze conferentien te Soissonsten gevolge, dat later tusscben eenige deraldaar verschenen mogendheden een afzonderlijk Iraclaalgesloten werd.Dit geschiedde 9 November 1729 te Seville, lusschenFrankrijk en Grool-Brilannie aan de eene,


87en Spanje aan de andere zijde. Voornamelijk komenin aanmerking die bepalingen, welke op den Indischenhandel betrekking hebben, en van welke wijden korten inhoud hier lalen volgen ')De Mogendheden verbinden zich elkander te waarb<strong>org</strong>enin het bezit hunner rijken, staten en landen,in welk werelddeel die ook gelegen mogenzijn, alsook in die regten en voorregten van denhandel, welke bij vroegere traclaten zijn toegestaan,zoodal, wanneer die Mogendheden of een van henwerd aangevallen, onder welk voorwendsel ook, zijelkander met hulptroepen zouden bijstaan. (Art. 2).En vermits in het verdrag van 1725, te Weenenlusschen den Keizer en den Koning van Spanjegesloten, verscheidene bepalingen gevonden worden,welke inbreuk maken op vroegere verdragen, verklaardede Koning van Spanje, dal Hij nooit vanzins was geweest eenig voorregt toe te slaan, nochin het vervolg iels te zullen toelaten, hetgeen strijdigwas met de vroeger geslolene tractalen (Art. 5).Onze Stalen gaven hierop aan hunnen Ambassadeurin Spanje, VAN DER MEER, de vereischle volmagt,om de punten van overeenkomst mede Ie onderleekenen,hetwelk dan ook op den 2l ,ten November vandalzelfde jaar plaats greep 2 ).In hel bijzonder z<strong>org</strong>den echter de Stalen, dal deandere Mogendheden alle die verbindlenissen ber-") nu MONT, Corps Diplomatique, Tom. VIII. p. II. p. 158.') Idem Tom. VIII. p. II. p. 160.


88nieuwden, welke zij aangegaan hadden, om aan derepubliek voldoening te verschaffen, len opzigte dervernietiging van de zeevaart en van den handel, opde Indien door de Compagnie van Ostende gedreven.Wij hebben van de gebeurtenissen, welke in hetbegin der 18 de eeuw plaats gegrepen hebben, slechtsvoor zoo verre gewag gemaakt, als zij in onmiddelijkverband stonden met ons onderwerp. Daarbijtrad natuurlijk op den vo<strong>org</strong>rond hel besprekenvan den handel der Ooslenrijksche Nederlanden, ende daarmede strijdige belangen van den handelbij de naburige volkeren. Die belangen echter warenvan meer gewigl, dan men aanvankelijk zoudemeenen, en het behartigen van deze hadden eenenniet onmiskenbaren invloed op den toestand vanEuropa in het algemeen. Het groole vraagstuk, hetwelkzoo zeer de verschillende mogendheden bezighield, was het overwigt, hetwelk de eene of andereEuropische Mogendheid op de overige kon uitoefenen.Het streven der diplomatie was dus om die overmagt,van welke zijde zij ook mögt komen, te beletten,en alle hare pogingen strekten daarheen, omhet zoogenaamd evenwigt van Europa te bewaren.Het zal dus noodzakelijk zijn eenen terugblik te slaan,op den toenmaligen politieken toestand van Europa.KAREL, de tweede zoon van den Duitschen KeizerLEOPOLD i, was bestemd om, na den dood desKonings van Spanje, diens Iroon Ie bestijgen. Dekunstgrepen echter van HARCOURT, afgezant van LODEwiJKxiv aan het Spaansche Hof, hadden den zwak-


mken Monarch KAREL II bewogen, met voorbijgangvan den daartoe geregtigden persoon, bij testamentPHILIPS VAN ANJOU, als erfgenaam van den Spaanschentroon te stellen. Na den in 1700 gevolgden dooddes Konings van Spanje, kampten PHILIPS VAN ANJOUen KAREL VAN HABSBURG met afwisselend geluk omhet bezit van den troon. Door den dood echter vanzijnen broeder, Keizer JOZEF I, in 1711, werd KARELnaar Duilschland teruggeroepen, en hel testament vanden vader bragl de kroon der Ooslenrijksche erfslalenen de aanspraak op die van Spanje op een en denzelfdenpersoon terug. Daarenboven werd dezen ook de waardigheidvan Keizer van Duilschland opgedragen.De Mogendheden, welke tot nu toe KAREL in zijneaanspraken op Spanje ondersleund hadden, trokkenzich terug, daar zij vreesden, dat juist door deonverwachte vermeerdering van magt, welke helhuis van Habsburg had verkregen, het evenwiglvan Europa zoude verbroken worden. De door onsopgenoemde en bij tractaten door de verschillendeMogendheden aangegane verbindlenissen, waren hetgevolg van de geheel en al veranderde gesteldheidvan zaken.Eene tweede, onvoorziene gebeurtenis bragl nieuweverwikkelingen in den staatkundigen toesland van Europa.Door den dood van zijnen eenigen zoon hadKAREL vi een groot verlies geleden. Ten einde nude erfopvolging in alle zijne erfslaten voor zijnhuis Ie behouden, bad hij bij eene door hem uitgevaardigdewet, Pragmatieke Sanctie genaamd, zijne


9'2»Compagnie d'Oslende poura envoyer pour cette fois»seulement du Port d'Ostende, ou de quelqu'autre»endroit qui auroit apartenu autrefois à la Couronne»d'Espagne, pour revenir à Ostende ou dans quel-» qu'autre Port de Flandres, ou autrefois de la Do-»minalion d'Espagne, ce qui sera permis.»Ces deux Vaisseaux qui iront aux Indes Orien-»tales pour y trafiquer, s'abstiendront de tous les»Lieux, Ports & Côtes que la Compagnie des Indes»d'Angleterre & la Republique des Provinces-Unies»possèdent aux Indes, comme aussi des Lieux ou»l'un & l'autre jouissent actuellement d'un Com-»merce privatif, & il ne sera point permis auxdits»deux Vaisseaux de prolonger leur voyage au delà»de vingt neuf mois, à compter du premier d'Oc-»lobre 1732. excepté le seul cas de Naufrage; &»avant que cesdits Vaisseaux partent d'Ostende, on»déclarera leur grandeur, leurs noms, & ceux de»leurs Capitaines à la Grande-Bretagne & à la Re-» publique des Provinces-Unies; & dans trois semai-»nes à compter du jour de la signature du présent»Traité, il leur sera remis de la part de Sa Maj.»Brit. & des Hauts & Puissans Etats Généraux des»Provinces-Unies des Lettres enjoignant aux Sujets»de la Grande Bretagne


93»offices qu'on a coutume de rendre aux Nations»Amies" ').Tegenover de groote voordeden, welke de Stalenverkregen hadden, verbonden zij zich, na den doodvan KAREL vi, de bepalingen door hem bij de PragmatiekeSanctie gemaakt, te zullen handhaven, ondervoorbehoud echter, dal, indien de dochter, welkehem mögt opvolgen, in hel huwelijk zoude treden,met eenen Vorst, welke reeds heerschappij voerdeover eenen magiigen Staat, die Vorst alsdan verpliglzoude zijn, wilde bij de Pragmatieke Sanctievoor zich doen gelden, hel bestuur zijner eigeneStalen, aan een van zijne naaste bloedverwanten afteslaan.') uoussET, Recueil historique, Toni. VI. pug. 459.


BESLUIT.De handelaars van Ostende poogden nog gedurendeeenigen lijd, onder vreemde vlag koophandel tedrijven, doch ook dit werd hun, door de Hollandersmet de meeste gestrengheid belet. Als toen dedenzij pogingen, om den door hen vroeger uilgeoefendenhandel naar andere plaatsen over te brengen, en zij kozen hiertoe Hamburg. Aanvankelijkvonden zij steun en bescherming bij het bestuurvan die stad; doch de Keizer werd zoo zeer doorde andere mogendheden in het naauw gebragt, datHij zelf, bij den senaat van Hamburg, alle verderenhandel poogde tegen Ie gaan.Dit had ten gevolge, dat 13 Januarij 1734, op verzoekvan den Keizer, door den Senaat bij decreet verbodenwerd, zich verder met dien handel in te laten.Nu waren de directeuren der Compagnie wel genoodzaaktde zaken te vereffenen, helwelk dan ookomstreeks hel jaar 1740 was afgeloopen. Ongelukkigerwijzewas die afdoening van zaken vertraagdgeworden, door de hevige geschillen, welke lusschen


98de directeuren en hunne agenten, over het afsluitender rekeningen ontstaan waren ; men voegde elkanderallerlei verwijlen toe van bedrog en kwadetrouw, een gewoon gevolg van maatschappijen, welkeslechte rekening hebben gemaakt.Ofschoon de opheffing der Compagnie van Oslendewel bij de traclaten bepaald was, was biervan inde Ooslcnrijksche Nederlanden nog geene afkondiginggeschied, zoo als blijkt uil hel beklag, door de Stalenin 1743 gedaan, dat hieraan nog geen gevolgwas gegeven. Zulks laat zich liglelijk begrijpen, daarde Keizer niet dan noode tol het nemen van eenenvoor zijne onderdanen zoo harden maatregel wasovergegaan.Nog altijd trachtte de Keizerlijke regering voorhare onderdanen eenig voordeel uit den Indischenhandel te trekken. Zoo werden groote voordedentoegestaan ten opzigle der goederen, welke naarDuilschland bestemd, door de Zuid-NederlandscheProvinciën vervoerd werden; dit alles baalle echterniets, zoodat omstreeks het midden der vorige eeuw,de geheele handel naar het buitenland in de Zuidelijkegewesten stil stond.Eene krachtige, poging om den handel op te beuren,werd echter door Keizer JOZEF I I beproefd. Naaraanleiding van verschillende grieven, welke hij legenonze Republiek meende te hebben, vorderde hij,bij eene nota van 23 Augustus 1784, niet alleende vrije vaart op de Schelde, maar ook de verklaring,dat het aan de onderdanen van den Keizer


9ezoude vrijstaan, handel te drijven op de Indienmet schepen, welke uit de Ooslenrijksche Nederlandenzouden vertrekken.Het zal echter niet vreemd toeschijnen, wanneerwij lezen, dal de Staten hierin aanvankelijk nietwilden toeslem men. De vroegere grootheid der Republiekwas echler verdwenen, en zij vond zichgenoodzaakt, door de bemiddeling van Frankrijk,den 8 sten November 1785, met den Keizer een verdragte sluiten. Wel was door de Slalen de vernieuwingvan hel Weener-lraclaat van 1731 op den vo<strong>org</strong>rondgesteld, doch hierin wilde de Keizer niet treden,evenmin als Hij wilde toelaten, dat in het verdrageenig gewag werd gemaakt, van de vaart zijneronderdanen op de Indien.Het tractaat van Munster diende tot grondslagvan het tegenwoordige, voornamelijk voor zooverreer bij hel tegenwoordige niet van afgeweken was.Hieruit volgde mede, dal het barrière-tractaat van1715 en het Weener-tractaat van 1731 geacht werdenvernietigd Ie zijn, zoodat aan den handel door's Keizers onderdanen te drijven, geene andere beperkingenwerden gesteld, dan die, welke in de bepalingenvan den Munslerschen vrede verval waren.Daarenboven zoude hel. voor het vervolg aan iederemogendheid vrijstaan, die reglementen opziglens denhandel Ie maken, welke zij mogten goedvinden ')') Le comte DE GARDEN histoire générale des Traités de Paix,Tom. V, Ch. XXII.


97Na deze gunstige bepalingen verkregen te hebben,hield Keizer JOZEF zich dadelijk onledig met hetaanmoedigen van den handel zijner onderdanen; zoostond hij hun, onder anderen in 1786, de beschermingzijner vlag toe. Niet ongunstig slaagden depogingen der Zuid-Nederlanders, te meer daar gedurendeden oorlog, welke Engeland en de Republiektegen elkander voerden, verschillende schepenvan de vlag der Zuid-Nederlanders, als van eeneonzijdige, zich bedienden.De groote omwenteling legen het laatst der vorigeeeuw in Frankrijk uitgebroken, had zoo als menliglelijk begrijpen kan, voor de Zuidelijke Nederlandende ongunstigste gevolgen, en de latere inlijvingbij Frankrijk, doodde allen overzeeschen handel.Nadat echler ten gevolge van het Weener-Congres,de Zuidelijke Nederlanden en de gewesten, welkevroeger de Republiek hadden uitgemaakt, onderéénen schepter waren vereenigd, begon de handelop de Indien krachtig te herleven en voornamelijkAntwerpen verhief zich ten koste van Amsterdam.Ongunstig daarentegen werd de toestand, na de in1830 tol stand gebragte scheiding, en nadat ten gevolgeder in 1859 gemaakte schikkingen, de spanninghad opgehouden, belellen echter de zware invoergelden,op de Schelde geheven, den handel omzich vrij genoeg te ontwikkelen.Niettegenstaande deze bezwaren, trachtte de Koningvan België den handel Ie bevorderen, doorhet sluilen van handelslractaten met andere mogend-7


98heden. Om in het gemis van overzeesche bezittingenzooveel mogelijk te voorzien, moedigde de regeringde oprigling eener vereeniging aan, welke zich tendoel stelde eene kolonie te St. Thomas, in de AmerikaanscheRepubliek Guatemala, te slichten. Dezeonderneming beantwoordde geenzins aan de verwachting,die men er van koesterde. Met volhardingechter streefde men er naar den handel, in een land,door zijne ligging zoo zeer er voor geschikt, te bevorderen.Het net van spoorwegen, hetwelk België bedekt,levert de beste gelegenheid op, om een groot gedeeltevan Duilschland van koloniale waren te voorzien,en indien men voor goed mei hel beschermendstelsel wil breken, en trachten de beginselen vanvrijen handel in de mei Frankrijk en Engeland tesluiten Iraclalen te doen opnemen, zullen de vruchtenniet uitblijven. Men mag het voor een verblijdendverschijnsel achten, dat de vermoedelijke erfgenaamvan den troon, ook de voordeden door denhandel te verkrijgen, niet voorbijziet, waarvan getuigtde rede, welke hij als nieuw lid van denSenaat in bel jaar 1860 heeft gehouden.Wij hebben onze beschouwingen aangaande deCompagnie van Ostende ten einde gebragt. Voornamelijkhebben wij ons bewogen op het gebied dergeschiedenis, en eenen blik doen slaan op den loenmaligenstaatkundigen toestand van Europa. De redenen,welke de mogendheden noopten, met zooveel


99aandrang, den handel der Oostenrijksche Nederlandennagenoeg geheel te vernietigen, was onderlingenaijver, en de vrees, dat het evenwigl van Europazoude verbroken worden. Gereedelijk zal men toegeven,dat deze bezwaren den toets van een naauwkeurigonderzoek niet kunnen doorstaan.Wanneer wij ons verder op het gebied der Staathuishoudkundehadden begeven, zoude de uitspraakevenmin gunstig zijn geweest. Even als zulks tenopzigle der Staatkunde plaats had, werden toen tertijde staathuishoudkundige meeningen op den vo<strong>org</strong>rondgesteld, van welke later de onjuistheid is bewezen.Slechts een paar dier verkeerde voorstellingenwillen wij hier aanstippen.Algemeen had het denkbeeld ingang gevonden,dat met geen goed gevolg de handel op verwijderdestreken kon uitgeoefend worden , tenzij die doorCompagnien gedreven werd. Nu moge aanvankelijkbiervan oorzaak zijn geweest de noodzakelijkheid,welke er bestond, om door vereeniging zichte vrijwaren tegen de altijd onzekere kansen deshandels, terwijl levens die zamenwerking van krachtende zeevarenden beter in staat slelde zich metgoed gevolg tegen geweld te verdedigen, doch hetzelfdebeginsel leidde langzamerhand tot het uitoefenenvan een onbillijk monopolie. Aan den handelaar,die op eigene krachten vertrouwende, voorzich zelf handel poogde te drijven en met anderenmede te dingen, werd zulks 1er wille der Compagnienverboden. Was de uitsluiting van eigene onder-


100danen eens uitgesproken, alsdan behoefde men, vanhetzelfde beginsel uitgaande, slechts ééne schredeverder te doen, om in die uitsluiting ook naburigevolken te begrijpen.Datzelfde monopolie had mede ten gevolge, datde prijs der goederen zich niet regelde naar deverhouding lusschen vraag en aanbod, maar helaan de willekeur der maatschappijen werd overgelaten,de markt te regelen. Zoo vele goederen werdenaangeboden, als men goedvond, en wanneer demindere vraag eene daling van prijzen deed voorzienof veroorzaakte, achtte men het zelfs beter degoederen te vernietigen, dan die tegen eenen lageren, dan den eenmaal vastgeslelden prijs, te verkoopen.Ook omtrent den invloed, welke de handel op derijkdom der volken uitoefende, heerschlen zeer onjuistebegrippen. Met angstvalligheid berekende men,hoe groot de waarde was der goederen, welke ingevoerd,en welke uitgevoerd werden; en men vergeleekde sommen, welke die goederen vertegenwoordigdenmet elkander, en legde ze als het warein de weegschaal. Dat land werd gerekend in bloeivooruit te gaan, waar meerdere uit- dan invoerplaats greep. Ten einde die uitkomst te verkrijgen,werden door de vorsten de meest vreemde maatregelenaangewend, en zochten zij, bij het sluitenvan handclstraclaten, niet het voordeel van beidepartijen te bevorderen, maar alleen voor zich zelfgunstige bepalingen te verkrijgen. De voorstanders


101van deze meeningen dachten hiermede te bevorderen,hetgeen zij in een goed bestuurden slaat noodigachtten, de gelijkheid van in- en uitvoer, dezoogenaamde handelsbalans.De vorderingen, welke de studie der Staathuishoudkundein de laatste jaren heeft gemaakt, hebbener echter toe geleid, om de onjuistheid dier verschillendedoor ons zoo even opgenoemde theoriente bewijzen. Men is het thans eens, dat die stellingenop eenen verkeerden grondslag rusten, en nietliglelijk zal men nog verdedigers van dal stelsel aantreffen.Betere begrippen hebben bij de meeste volkerenvan Europa ingang gevonden, en het is teverlrouweu, dat nu niet meer strijd gevoerd zalworden over eene zaak, zoo als die der Compagnievan Ostende.)


BIJLAGEN.


~i


BIJLAGE I.Batificalion und Beslättigung der durch Ihro RömischKayserlich. und Galhol. Mayesl. CABL den VI,nach Innhalt dero jungslhin unterm 27 May ietzoabrükenden Jahrs publicirlen Patenten da hier inWien zum nutzen und frommen seiner Königreichen,Staaten und Erblanden zu errichtender Commercien-Gompagnie,unter dem titul und nahmeneiner Käyserl. Privilegirten Orientalischen Compagnieso wohl zu Wasser, alsz auch zu Lande, wienicht weniger zu errichlung allerhand manufacluren.S. Kayserl. Mayest. gestalten mehr gedachterCompagnie ihr eigenes Wappen, dessen sie sich sowohl zum Insiegel als auch flaggen auf ihren Schiffenbedienen mögen. Der Deputirten, so die völligeadministration führen werden, sollen 15. an derzahl seyn, worunter ein Director, und zwey Assistentenmit begriffen nach der dabier v<strong>org</strong>eschriebenenVerordnung. Die einlag einer jeden Acte beste-BIJLAÖE.


2het iu tausend gulden, und seynd die Ausländerso wohl, als Inwohner, und Unterthanen selbige ansich zubringen befugt. Geben in unser Haupt- undResidentz-Sladt Wien, den 29 Monats-lag Decembris,nach Christi unsers lieben Herrn und Seeligmachersgnadenreicher Geburt im 1719. unsererReiche des Römischen im 9. deren Hispanischen im17. deren Hungarischen und Bohemischen auch im9. Jahr.WIR CARL1Bekennen deutlich mit diesem Brieff und thunkund aller männiglich, dasz bey uns die PrivilegirteOrientalische Compagnie mit mehrern allergehorsamstvor- und angebracht, was massen dieselbe,nach deme sie sich umb das Commercium gegenOrient, nach Innhalt unserer jüngsthin sub dato Laxenburgden 27. May ietz abrükenden Jahrs,derentwegenvorläuflig publicirter Palenten und darinnallergnädigst hierzu verliehener Privilegien, mittelstGottlichen Beyslands anzufangen und fori zu führen,bereits in eine Societal und Gemeinschafft eingelassen,vor allen dingen erforderlich zu seyn befunden,ein und andere heylsame Gesetze und Ordnungenzuverfassen, wo durch nicht allein eine ausso vielen Gliedern bestehende Geselschafft in beständigereinigkeit und gutem vornehmen unter einander erhallen, sondern auch das gantze werk ingebührender Ordnung geführet, allen künfftigen ün-


ternehmuiigeii maas/, und richl-schnur gesetzt, unddardurch der angezielte allgemeine nutzen und dieWohlfahrt dieser Compagnie erreicht werden möchte.Gestalten dan auch nach reiffer der Sachen Überlegung,bereits ein gewisser Socieläts-Contracl, oderin verschiedentlichen Arlikuln bestehendes Slalutumaufgerichtet worden wäre, zu welchem als einembeständigen fundamental-gesetz und Regul dieserCompagnie nicht allein sie An längere und erste Interessentensich cum renunciatione omnium exceplionumfreywillig und aufs krautigste verbunden habenwollen, sondern auch alle diejenigen, so sichkünfftighin dieser Gesellschaft ein zu verleiben beliebentragen möchten, auf keine andere, als aufeben diese condilionen zu mit-Interessenten angenommenund constiluirt werden sollten : und daberoaller unterlhänigsl gebehten, dasz Wir als regierenderRömischer Käyser, König auch Herr und Landsfürstin Oeslerreich, ihnen nebst benennung einesCapo oder Protectoris, welches zu thun zwar dieCompagnie schon fur sich selbsten, k rafft unsererberührler Palenten wohl befugt wäre, hierin faisaber aus lieffsler devotion fur disz erste mahl Unsernallergnädigsten Ansprach sich gänlzlich unterwürflig machen wolte, nun mehro auch obangeregtihreneu-verfasle Statuten allermildelst anzu sehenund für genehm zu hallen gnädigst geruhen wollen.Wan wir dann gnädigst angesehen solch allerunterlhänigstebitte, benebens auch die gehorsamstv<strong>org</strong>ebrachte Statuten, vorläufftig durch die in Com-


4mercien-Sachen subdelegirte und sodan bey Unsererauthorisirlen Hof-Commercien-Commission selbst milallem fleisz überlegen lassen, von dieser letzernauch uns hier über bereits der gehorsamste Vortragin so weit besehenen, dasz vorder ist zwar die baldigebenennung eines höchslnöthigen Capo, demnegotio dieser Compagnie einen guten Vorschub gebenwürde: Wiederholte Statuten aber eigentlichderjenige Contract seyn, nach welchem die manipulationdieses Compagnie-negotii eingerichtet undgeführet werden müsse, ohnedem auch schon vorhindie mehresle Puncten, nach mehr ermeldlenUnsern gnädigsten Patenten gar wol genommen undabgefasset worden wären:Als haben Wir darumben mit wolbedachlemMulh, gutem Rath und rechtem wissen eingangsermeldter Orientalischen Compagnie die sonderbahregnad gethan, und mehr besagtderselben gemeinschaffllicheStatuten, als regierender RömischerKayser, König, Ertz-Hertzog und Landsfurst zu Oesterreichder gestalten allergnädigst approbirl, ratificirlund bestattet, wie solche von wort zu worlhiernach folgen, und also lauten.I.Solle dieses Negotium unter dem Nahmen UnsererKays. Privilegirlen Orientalischen Compagnie und demhernachfolgend zur eigentlichen erkäntniss mit färbenv<strong>org</strong>estellten Wappen, oder hiernach formirten


i;Insiegel geführet werden, nicht allein aber und furnemlichin Waaren, welche hierunter zu Land undauf der Donau in das Türkische Gebieth und vondannen vice versa herauf zu bringen, sondern auchin Manufacturen, Fabriquen, und allen andern Commercien,wohin und worinnen nur immer, nachinnhalt und Concession Unsers vorbesagt untermDato Laxemburg den 27. May ielz abrukenden 1710.Jahrs allergnädigst ergangenen Patents, auch nachgut befinden der hiernach Conslituirten Deputationetwas nützliches unternommen werden kan, bestehen,obangeregtes Societäls Wappen oder Sigillaber soll seyn, mit nahmen ein runder zur unternhalbscheid Schwartz-obern helffte Gelb- oder Goldfarberschild, rukwerts an zweijen aufrecht Kreutzweiseüber ein ander gestelten Schiff ankern ruhend,darin Schregs nach denen vier ecken ausgebreitetein rohtes Burgundisches Kreulz, in dessenObersten gelb- oder gold-färbigem Winckel in derMitte, Unser Kayserl. Schwartzer doppeller Reichs-Adler mit beeder seits roht ausgeschlagenen zungenund hoch ausgespannten Hügeln, auf dessen brüstdas Oesterreich. Herlz Schildlein oder Wäpplein mitder Silbernen zwergstrassen im rollten feld, auchoben her mit dem Ertz-Hertzog-hut gezieret; danschnur-gerad unterhalb immitllern Schwartzen WMnkelunsere Kayserl. Nahmens buchstaben C. VJ.goldfarbig erscheinen thun: als dann solch ietzlbeschriebenes Wapen von uns hiemit allergnädigstbestattet ist, auch hierinnen ordentlich gemahlet


6zusehen, mithin sie Privilegirte Orientalische Compagniesich desselben auf allen ihren zur unternhelffte Schwartz- obern halbscheid aber gelb- odergold-farb-führenden fahnen, flaggen und Estandardenzu Wasser und zu Land, oder wo es sonstenvon nölhen und beliebig seyn dörffte, insonderheitaber in dem gewöhnlichen Societäts-Insiegel, mitbeygefugter umbschrift Sigillum Caesareae PrivilegialaeSocielalis Commerciorum Orientalium. AllerOrten und enden künfftighin iederzeit frey öffentlichsolcher gestallen praevaliren und gebrauchensolle, könne und möge von allermanniglich un verhindert.ILDas ober-Directorium und haupt-Comtoir soll allhierin Unserer Residentz-Stadt Wien seyn und gehaltenwerden, unter selbigem auch alle andereComptoirs, Magazinen, Legstälte, Fabriquen, undwas immer der Compagnie zugehörig seyn mag,stehen, alle rechnungen dahin abgelegt werden,sämbtlicher mit Gott verhoffender gewinn hieselbstzusammen flieszen und die behörige reparlitiones andie Interessenten gemacht werden.III.Ist die einlags-quota, Actio, Antheil oder wiemans sonsten benennen will, ein lausend gulden


7Rheinisch, alhiesig Unserer Kayserl. correnl-nmulz,dabey auch frey gelassen, ob ein oder mehr Personen,oder eine gantze Communität diese quotamzusammen schiessen und sich interessiren wollen,mehr aber, als eine unter der Compagnie Sigill undunterschriiït nach hinhält des bald folgenden Art.12. ausgefertigten recognition soll darüber nicht,auch nur auf einem nahmen oder communität ertheiletwerden.IV.Soll allen und ieden Inn-und Ausländern, vonwas Stand und Condition Selbige seyn mögen, insonderheitaber Unseren Kayserl. und des ReichsInsassen, auch Königl. und Ertz-Hertzoglichen Vasallenund Erb-unterthanen freystehen, innerhalbsechs Monathen von dem zu Ende gesetzten Datoan zu rechnen, in diese Compagnie mit einzutreten,und umb obangesetzte ein tausendl guldenRheinisch eine einlags quotam, oder antheil an sichzu bringen, nach verschlossener solcher zeit aber,soll vor der im hernach kommenden Art. 8. conslituirtenDeputation das weitere deliberiret werden ,wie hoch eine solche Einlage oder Actio nach beschaffenheitderen umbständen und des verspürendenfortgangs dieses negotii zu taxiren seyn möchte.Wohin gegen denen gleich anfangs sich eingelegten,und vor der ersten Waaren-expedition mit wirklichergeschehener Zahlung bereits incorporirten In-


8teressenten zu einer billigen ergötzlichkeil solchesanstehenden ersten hazards hiemit erlaubet wird,ihre dermahlige einlagen zu allen zeiten, doch nichtehender, als bis die Compagnie mehrere Capital anzu wenden weisz, à pari zudupliren, das ist, nochein mahl so viel quoten oder antheile, als sie gegenwärtigin der Compagnie besitzen, zu nehmen,und vor iede die blossen 1000. fl. ohne den geringstenanslag oder erhöhung zu erlegen.V.Diese Einlagen können zwar an andere cedirt undverhandelt, niemahls aber aufgekündigt, oder herausgenommen werden, wie sich dann diese Gesellschafftauch bey einer mit der OttomannischenPforte erfolgenden Ruptur, die doch der Höchstelang verhüten wolle, nicht trennen, sondern nachinnhalt Unsers vorbesagt allergnädigsten Patents Continuirensolle, es würde dan durch allgemeinenSchlusz derer sämbllichen Interessenten ein andersresolvirt.VI.Demnach man bey dergleichen Gesellschafften bloszallein rem & sortem, keines weegs aber Personalpraerogativen oder dignitäten consideriren, nocheiniger Interessent für dem andern etwas mehrereszusagen zu haben praetendiren kan, also soll es


9auch in dieser Compagnie gehallen werden, und beydenen General zusammenkiinfflen und berathschlagungenderselben, aller Stand, Würde, und Ansehenbey seile gesetzet, blosz nach denen meistenstimmen verfahren, und diese ohne unterscheid desStandes, alleinig in derjenigen Ordnung, nach demein ieder Interessent sich mit seiner Einlage früheroder später unterschrieben hat, folgender gestallcolligirel werden, nemblich, wer nur 1-2-bis 9000.fl. eingelegt, oder an sich erhandelt hat, soll nichtmehr, als eine slimme: wer 10000. fl. eingelegt,zwey, wer 20000. fl. eingelegt, drey, über diesedrey stimmen aber keine mehr haben, wann erauch mit viel grösserem quanto Interessiret wäre.VII.Von dem nächst Göttlicher hülffe verhoffendenGewinn soll ebenfalls ein ieder Interessent ohne distinctionpro rata seiner einlage parlicipiren, anfänglichaber nicht ehender, als nach denen zweyen ersterenJahren eine austheilung gemacht, als dennauch gebührend überlegt werden, wie viel eigentlichzu reparliren die beschaffenheit und allgemeineWohlfahrt der Compagnie zu laszen wird, nach welchemZweck man auch künfftighin bey austheilungsolchen gewinns sich alle mahl wird zu richten haben.VIII.Weilen unmöglich ist, das werck in corpore zu


10adminislriren, sondern besserer Ordnung halber, dieDirection etlichen wenigen Personen anvertraut, undsolches die gantze Compagnie repraesentirendes Collegiummit genügsamer authorilät und Vollmachtversehen werden musz; als ist man auch dis fallsschlüssig worden, aus der Zahl deren sambtlichenInteressenten einen Ausschusz oder Deputation vonfunffzehn Personen: worunter ein Director nebstzweyen Assistenten mit begriffen seyn soll, per majoravola zuerwehlen, selbigem die vollige administrationzu übergeben, und solche erste Deputationunter gegenwärtigen Statuten in einem eigenen hierzuverfertigen Buch, ihrer Ordnung nach mit nahmenzuspecificiren.IX.Jetzt ermeldter Deputation ertheilen also sie dermahligeInteressenten hiemit und in krafft diesesStahtti vollkommene Macht und Gewalt, das gantzeNegolium nach ihrem besten wiszen, können undvermögen ein zurichten und fort zu führen, derCompagnie Wohlfahrt, nutzen und angelegenheilen,wie und wo es immer erforderlich seyn mag, fleiszigzubes<strong>org</strong>en, die nöthigen Faclores und Bedientenaufzunehmen, und in allen vorfallen mit solcherAuthorität und Pienipotenz zu thun und zuhandeln, als wann iedesmahl die sambtliche Compagniein corpore zugegen wäre, und alles was vonobgedachter Deputation beschlossen, unternommen


11und verricht wird, soll von denen samentlichen Interessenten, deren selben Erben und Cessionariisietz und zu ewigen zeiten approbirt und genehmgehallen werden.X.Mehr erwehnte Deputation soll wenigstens alle 14.tage einmahl nach erheischender Nothdurfft, und aufersuchen des Directoris aber auch öfsters in demallhiesigen Haupt-Comptoir sich versammlen, dasjenigeso von demselben v<strong>org</strong>etragen wird, wohl berathschlagen,die vota hier über blosz nach der anzahlderer Personen, und nicht wie v<strong>org</strong>edacht subArt. 6. bey General-zusammenkuntflen in absiehtauf die einlagen, colligiren, das Conclusum nachdenen meisten stimmen ablassen, so wol die proposition, als den Schlusz durch einen der anwesendenDeputirlen, deren wenigsten sieben zu gegenseyn müssen, ordentlich Protocolliren und solchesProtocoll durch den Ersl- in der Ordnng anwesendenDeputirlen, dan den Protocollanten selbst unterschreibenlaszen.XI.Was solcher gestalten reifflich überleget und resolviretworden, soll zu mehrerer beschleinigungder Sachen dem schon im Art. 8. angeregten Direcloriad executionem überlassen, selbiger zu ver-


12wallung seines Ainbls von mehr erwehnter Deputationvermittelst eines förmlichen Decrels authorisirlund instruirt, wegen seines billigen emolumentiund anderer conditionen ein ordentlichercontract aufgerichtet, und zur täglichen assistentz,zwey derer Deputirlen zugegeben werden, mitwelchen er sich in current Sachen berahtschlagen,wichtige Vorfallenheiten aber vorhero der sämhtlichenDeputation vortragen, und ihren willen undmeynung darüber vernehmen soll.XII.Jetz gedachler Director soll auch im Nahmender Compagnie uberhaubls die firma haben, diegantze correspondentz führen, diese und was sonstenzu expediren vorfallen mag, mit seinem Nahmenunterzeichnen, und mit der Compagnie Insiegelfertigen, die nöthigen Verordnungen über allhinergehen lassen, und zu dem ende so wol dasallhiesige General- als alle andere Comptoirs, sambtder Cassa, Magazinen, Fabriquen, und was immerder Compagnie zugehörig, mit denen sambtlichendarzu erforderlichen Factoren, Officianten und bedientenunter seiner direction stehen und ihmesubordinirt seyn. Was aber die für die einlagenertheilende Recognitions betrifft, sollen selbige nichtallein auf ietz bemeldte art geferliget, sondern auchdurch den das geld empfangenden Cassier mit unterzeichnetwerden.


13XIII.Damit nun die sämbtliche Interessenten ein destovölligeres Vertrauen haben können, dasz alles mitgebührendem Eyfer, aufrichtigkeit und Verschwiegenheitzum besten der Compagnie dirigirt undverwallet wird, soll nicht allein die Deputationnebst dem Direclore eydliche Angelobung thun,sondern auch Faclores, Buchhalter, Gassier undihres gleichen bedienten in behörige Eyd und pflichtgenommen werden.XIV.Die glieder offterwehnter Deputation sollen, wannkeine wichtige ursach in conlrarium vorhanden, dreyjähr lang bey solcher Function und Ehren-Stellegelaszen: Da aber einer mit lode abgeben, oderresigniren solte, dessen plalz also bald mit einemandern in Commerça- und Kauffmannschaffts-Sacbenwolerfahrnen tüchtigen subjecto aus denenübrigen Interessenten durch die gewöhnliche undArt. 9. regulirte vota majora ersetzet, solche Wahlauch dem Protocollo gebührend einverleibt, sonsienaber nur alle drey Jahr die Deputation erneuretwerden. Was aber den Directorem anbetrifft,ist solcher hierunter nicht zuverslehen, sondernnachdem eine Convention mit ihme getroffen worden,nachdem wird derselbe auch sein Ambt längeroder kürlzer zuverwallen haben.


HXV.Alle Jahr soll ein ordentlicher Bilanz verfertiget,zwey oder dreyen gliedern der Compagnie, so diesämbllichen Interessenten durch die gewöhnlicheMajora unter sich selbslen hierzu ausdrucklicherwehlen mögen, v<strong>org</strong>ezeiget, solchen auch diefreyheil gelassen werden, die richtigkeit und Übereinstimmungdieser Bilanz mit denen Büchern undscripturen im Nahmen der gantzen Compagnie zurecognosciren.XVI.Nachdem auch der inhalt wiederholt-Unsers aliergnädigstenPatents dahin gehet, dasz diese PrivilegirteOrientalische Compagnie sich ein Capo oderOberhaupt erwehlen, und solches Uns zur allergnädigstengenehmhaltung vorschlagen möge, so solleauch dieses künfflig hin jederzeit die Deputationsich ihre erste und fürnehmste s<strong>org</strong>e seyn lassen,und aus unserm Kayserl. hohen Ministerio eine dergestaltcharacterisirle Person hierzu erwehlen, welcheres an gnugsamer Aulhorilät und Ansehennichl fehlen möge, die Compagnie aller Orten zuschützen und derselben angelegenheiten nölhigenfalls Uns, als supremo Prolectori allerunlerlhänigstvorzu tragen.


lgXVII.Weilen bey einem solchen weitläufigen werckunmöglich ist, gleich anfangs alles vorzu sehen,sondern viele Ordnungen erst mit der zeit sichgeben, und aus dem fortgang der sachen erlernetwerden müszen, so solle auch hiemil vorbehaltenseyn, gegenwärtige Statuten nach gut befinden undmit allgemeiner bewilligung der ganlzen Compagniezu erweiteren, zu ändern, und ferner dienlichenVerordnungen denselben hin zu zufügen.XVIII.Und zum Beschlusz ist sonderbahr nothwendigzu seyn erachtet worden; nicht allein über diesenContract und fundamental-Staluten der Compagnie,sondern benebens über all dasjenige, was etwanins künfftige daran vermehrt, geändert, darzuoder davon aligelhan werden dörffle, vorderislunser allerhöchste ratification und genehmballung,inmaszen dieselbe nunmehro über vorberührle Statutahiemil in gnaden erfolget, allerunlerlhänigstaus zu würeken, thuen dahero das auch, approbiren,ratificiren, und bestallen solches alles, wievorstehet, aus Römisch. Kayserl. König- und Erlz-Hertzoglicher Machls Vollkommenheit, hiemit wiszendlichin kraffl dieses ßrielfs, also und dergeslall,dasz solch ihr Unserer Privilegien Orienta-


irischenCompagnie ob inserirles fundamenlal-Statulumin allen seinen Arlikuln, Punclen, Clausulen, Inhalt,Meinung- und Begreiffungen, nicht allein, wie esan ietzo beschaffen, sondern auch, was etwan inskünfflige daran mit allgemeiner einwilligung derCompagnie vermehret, geändert, darzu- oder davonabgelhan werden dörffte, iederzeit durchgehendsbey Würden und kräfflen seyn und bleiben, dar obals ob einem höchst verbindlichen FundamentalGesetz und Regul allerdings vesliglich gehaltenwerden, sich auch deszen sie sambtliche Compagniezu ihrer gemeinschafftlichen Vors<strong>org</strong>e und gutemaufnehmen, in allen begebenheiten gantz ruhiglichpraevaliren, erfreuen, gebrauchen und genieszensolle, könne und möge, von allermänniglichen unverhindert.Gebiehten darauf allen und ieden Unsern nachgesetztenHoch- und Niederen Landes-Obrigkeilen,Geist- und Welllichen, ietzig und künffligen UnserenStadtnaheren, Land-Marschallen, Lands-Haubtleulben,Praelaten, Grafen, Frey Herrn, Ritlern,Knechten, Haublleulhen, Vitzdommen, Vögten,Pflegern, Verwesern, Burggrafen Land-Richtern,Bürgermeistern, Richtern, Räten und gemeindenaller Orten und enden, wo diese unsere PrivilegirteOrientalische Compagnie fürbashin ihr Negoliumzu extendiren befugl ist, wie auch der Soldalesca,was hoch- und niedern befehls, nicht minder denenMauth- Zoll- Dreyssigist- Aufschlags- und dergleichenEinnehmern, deren selben Gegenhandlern,


17Aufsehern und sonst allen andern Unseren Amblleulhen,Unterlhanen und gelreuen, was Würden,Stands, Condition, oder Weesens sie seynd, hiemitgnädigst und wollen, dasz sie mehrgedachte OrientalischeCompagnie, bey vorstehend ihrem neu verfastenSlalulo, auch dieser unserer hierüber bewilligtenallergnädigsten Approbation, Ratification, undbeställung, allerdings unperturbirt bleiben, Sie auchdesselben als ihres ordentlichen Fundamenlal-Gesetzesund verbindlicher Regul durch gehends gantzruhiglich freuen, gebraueben und geniessen lassen,darbey in allen vorfallenheiten von unsere wegen,überall kräfftiglich manuleniren und handhaben,daran nicht hinderen noch beschweren, weder dasjemands andern zu thun gestatten, in keine vveisznoch weeg, als lieb einem ieden seye, unsereschwere ungnad und straff zu vermeyden. Dasmeynen wir ernstlich, mit urkund dieses briefs,besiegelt mil unserm Kayser- König- und Ertz-Herlzoglichanhangenden Insiegel der geben ist in unsererHaubt- und Residentz-Sladt Wien den 29 Monats-tagDecembris nach Christi unsers lieben Herrnund Seeligmachers gnaden-reicher Gebührt im 1719.Unserer Reiche des Römischen im 9. deren Hispanischenim 17. deren Hungarischen und Böhemischenauch im 9. Jahr.


BIJLAGE II.Lettres Patenies d'Octroi, accordées par l'EmpereurCHARLES vi. pour le terme de trente années àla Compagnie des Indes dans les Pais-Bas Autrichiens.Données à Vienne le 19. Décembre 1722.CHARLES etc. A tous ceux qui ces présentes verront,salul.Elant également attentif à procurer ce qui peutêtre de l'avantage de nos Peuples, et à contribuer àla conservation de tous nos Etats, nommément deceux de nos Païs-Bas, et considérant qu'il seroitbien difficile de parvenir à ces deux buts si importantssans le rétablissement du Commerce et de laNavigation, d'où depend non seulement le bonheurde nos Sujets, mais aussi le bon ordre, et l'augmenlationde nos Finances, de même que la défensede nos Païs-Bas, considérant aussi, que ce Commercene peut pas être bien établi, et solidementsoutenu par des Particuliers, qui le font depuis


19quelques années sous noire Pavillon, et sur nosPasseports; Nous avons jugé nécessaire d'établirel de former une Compagnie générale de Commercedans nos Païs-Bas, afin que par l'Union de tous nosSujels, et leur correspondance, ils puissent le faireavec plus d'ordre el de succès, et se souteniravec plus de fermeté et de vigueur contre les dangersel difficultés, qui peuvent se rencontrer dansdes voyages de si long courts: A ces Causes, denotre propre science, pleine puissance, el de l'AutoritéNous appartenante par le Droit de Souveraineté,par celui de la Nature et des Gens, et ayantégard aux très-humbles demandes el supplicationsde nos Sujets de nos Païs-Bas (ouï sur ce l'avis denotre Plénipotentiaire au Gouvernemenl d'iceux, denotre Lieutenant-Gouverneur et Capitaine Généralde nosdits Païs, et ouï sur le tout notre ConseilSuprême établi lez Noire Personne Royale pour lesAffaires du même Païs, el en dernier lieu noireConférence Ministeriale) Nous avons tant pour Nousque pour nos Successeurs gracieusement octroyé,permis et concédé, octroyons, permettons, et concédons,que ladite Compagnie générale s'établisse, etse forme, comme Nous l'établissons et formons parces présentes irrévocables pendant le terme de cetOclroy, sous le nom el litre de Compagnie Imperialeet Roijale établie dans nos Païs-Bas Autrichienssous la protection de S. Charles, et sous les Articles,Libertez, el Conditions suivantes: à sçavoir,


20I.Que cetle Compagnie aura la faculté de navigeret négocier aux Indes Orientales et Occidentales, etsur les Côles d'Afrique lant et deçà, qu'au delà duCap de Bonne Espérance, dans tous les Ports, Havres,Lieux, et Rivières, où les autres Nations trafiquentlibrement, en observant les maximes, elcoutumes reçues et aprouvées par le Droit des Gens,pour le terme de trente années à compter de l'entérinementde cet Octroi.II.Nous défendons très-expressement à toutes autrespersonnes nos Sujets aux Païs-Bas, de faire directetementni indirectement ladite Navigation, ouCommerce, de quelque manière que ce puisse êtrependant ledit terme de trente années, à peine denoire indignation, et de confiscation des Vaisseaux,Munitions, Armes, et Marchandises au profit de laCompagnie, declarant tous ceux, qui seront convaincusd'avoir enfreint la défense portée par cet Article,incapables d'être employez en quelque qualité que cepuisse être, au service de ladite Compagnie, et departiciper à son Commerce.m.Nous révoquons et annulons lout les Passeports


21ou permissions données pour faire un ou plusieursVoyages aux Indes, telles qu'elles puissent être;mais les Vaisseaux, qui sont sortis de nos Ports,munis de nos Commissions avant la publicationdes présentes, y pourront retourner en toute sûreté,sans pouvoir être inquiétez ou recherchez de la partde la Compagnie.IV.Nous défendons en outre à tous nosdits Sujets des'intéresser à l'avenir audit Commerce dans des Navires,qui apartiennenl à d'autres nos Sujets, ou àdes Etrangers, ou d'asseurer tels Vaisseaux, ou lesMarchandises de leur Cargaison en lout ou enpartie, ou de mettre de l'Argent ou des Afarchandiseslà-dessus, à la Bodemerie, ou grosse avanture,à peine de l'incapacité portée par l'Articleprécédent, et de Confiscation au profit de la Compagniede tout ce qu'ils auront ainsi hasardé, eten cas qu'il se trouve, que ce sera avec des Etrangersqu'ils auront traité, soit en s'interessant dansleurs Vaisseaux ou en les asseuranl, la Compagniesera en Droit de recouvrer à leur charge le montantdes Sommes pour les quelles ils se seront intéressezdans les Navires, ou engagez par la Policed'asseurance. Bien entendu néanmoins, queNoire intention n'est pas d'empêcher par la défenseportée par le présent Article, le trafic, que nosSujets ont accoutumé de faire, el qu'ils jugeront


22convenir de faire dans la suite dans les Flottes etarmemens étrangers, pour le débit de leur Manufactureset Marchandises dans des Païs et Districtssituez hors de l'Europe, où le Commerce de la Compagniene s'étend pas, au desir et suivant lesRègles prescrites par Noire présente Concession pourla direction de la Compagnie et pour l'exercice deson Commerce.V.Nous permettons à la Compagnie d'arborer NoirePavillon Imperial et Royal sur ses Vaisseaux, elNous lui accordons un Ecusson d'armoiries pourformer un Sceau en la maniere qu'il est peint etgravé ici après ce présent Article dont Elle devra seservir pour tous les Actes, Lettres Patentes, et Commissions,qui regarderont le gouvernement, directionet administration de ses affaires, el Elle ferafondre ses Canons à nos Armes, et au-dessous lessiennes, les quelles Elle pourra faire mettre aussisur ses Navires, Portes de ses Magasins, et autresEdifices et Forteresses, qui lui aparliendront.VI.Pourront s'intéresser dans cette Compagnie tousles Corps, et Particuliers nos Sujets, de quelquePaïs, condition ou qualité qu'ils puissent être, parvoye de Souscription, achat d'Actions, et à tout


23autre titre, sans déroger à leur Noblesse, rang etPrivileges.VILPourront les Tuteurs y interesser les Mineurs,dont la tutelle leur est confiée, pour une Sommen'excédant pas la moitié de leur Argent, en tantqu'il sera réputé meuble, pourvu que les Tuteurssoient en fond pour y fournir en Argent comptant,sans qu'il leur sera permis de vendre ou de chargerleurs Biens immeubles, ou Renies constituées poursouscrire, ou acheter des Actions dans la Compagnieau profit desdits Mineurs, à moins qu'ils n'yayent obtenu à cet effet la permission des Juges,auxquels il apartiendra d'en décerner en connoissancede cause, suivant les Loix du Pais.VIII.Pourront pareillement entrer en ladite Compagnie,soit par Souscription, achat d'Actions, el àloul autre titre, tous les Etrangers el Sujets dequelque qualité qu'ils puissent être et de quelquePrince ou Elat que ce soit. Bien entendu, que Nousaccordons à tous nos Sujets par un effet de notreamour palernel le terme d'un Mois à compter dujour de l'ouverture des Livres, pendant lequel ilsseront reçus seuls et par préférence à souscrire,voulant qu'après l'écoulement dudit terme soient


24admis auxdites Souscriptions tous autres, sans distinctionde Sujets ou d'Etrangers.IX.Tous ceux, qui auront obtenu de Nous ci-aprèsLettres de naturalité, et qui auront établi leur fixedomicile dans les Provinces de notre obéissance,de même que ceux, qui y auront choisi leur demeureavec leurs Familles avant la date de cetOctroy; seronl réputez nos Sujets, et seront en Droitde jouir de tous les avantages el Privileges, quenoire présente Concession accorde aux Naturels denos Etals par raport à cette Compagnie.X.Nous déclarons aussi, que les Actions, qui aparliendrontà des Etrangers, en ladite Compagnie,de quelle qualité ou Païs qu'ils puissent être, serontexemtes du Droil d'Aubaine, et ne serontpas sujettes à être saisies de notre part ni confiscablesà notre profit pour quelque cause publique,ou consideration d'Etat, quand même Nous serionsen Guerre avec les Princes, ou Puissances, donttels Etrangers seront les Sujets, les éxemtanl deplus en leurs personnes et Actions, avec ce qui endépendra, de toute poursuite et arrêt à titre dereprésailles tant par Terre que par Mer, défendantà nos Fiscaux, Procureurs Généraux, et à tous au


2 Utres nos Officiers et Sujets, à qui il pourra apartenir,de les molester ou inquiéter à cet égard, àpeine d'être responsables en leurs propres el priveznoms, envers les intéressez de tous dépens, dommageset intérêts.XLNous renonçons au Droit d'hypothéqué tacite surles effets, que les Actionnaires nos Débiteurs aurontdans la Compagnie, et au Droit de préférence, quiNous pourroil competer à titre de telle hypothèque,quand même cette préférence Nous seroit acquiseavant que nos Débiteurs se fussent intéressez dansla Compagnie.XII.Nous déclarons, que les effets de la Compagnie,ni les Actions, que les Intéressez y auront, ne pourrontêtre arrêtez de la part de ceux, qui prétendrontêtre leurs Créanciers, soit pour fonder laJurisdiction d'aucun Tribunal à l'effet d'y pouvoiractionner des Etrangers, soit pour la seureté de laDette, à moins qu'ils ne soient munis d'une Sentencerendue en Jugement contradictoire, contre eux oucontre ceux de qui ils auront dérivé leur Droit àtitre de Succession, ou que le Juge, à qui il apartiendrade connoîlre de la matière, n'accorde lapermission d'arrêter lesdites Actions ou Effets, ce


2f,que Nous lui défendons de faire, à moins qu'il netrouve des raisons fort importantes pour l'accorder.XIII.La Compagnie aura Droit de préférence dans l'ordredes Créanciers sur tous les autres, nuls exceptez,sur les Actions et Effets, que les Intéressezauront dans la Société, pour le recouvrement desprétentions, dont les Actionnaires lui seront redevables,laquelle préférence néanmoins n'aura lieu,que lorsqu'il s'agira des Dettes, qui auront été contractéespar les Actionnaires, après qu'ils se serontintéressez dans le fond de la Compagnie, et n'empêcherapas, qu'ils ne puissent disposer valablementde leurs Actions, à la reserve de ce qui est ditdans l'Article 32.XIV.De plus seront exemts de toute saisie, séquestreet arrêt les gages des Officiers Subalternes, et autresemployez, dans la Compagnie, soit par Mer oupar Terre en quelque qualité que ce soit, dont lesappointemens fixés ne monlent pas à un Ecu parjour, à moins que ce ne soit pour des Dettes contractéesaprès qu'ils se seront engagés au servicede la Compagnie, à sçavoir pour dépenses de bouches,habillemens ou loyer de Maison, quartier, ouchambre.


27XV.Que les Directeurs de la Compagnie ne pourrontêtre arrêtez en leurs personnes ou Biens, afin derendre compte de leur administration dans la Compagnie,ni à litre du Payement des gages de ceuxqui seront employez au service de la Compagnie parMer ou par Terre, en quelque qualité ou fonctionque ce puisse être, bien entendu qu'il sera permisà ceux, qui croiront avoir des prétentions contreeux à cet égard, de les poursuivre en Justice pardevant leur Juge competent.XVI.Les Directeurs et autres Supôts et Employez delàCompagnie allant en voyage pour les affaires de laSociété, ne pourront être appréhendez de corps, ouarrêtez pour quelque cause civile que ce puisseêtre, soit en allant, en retournant, ou dans les endroitsoù ils vaqueront à l'exécution de leurs commissions,déclarant tout ce qui sera entrepris contrele Privilege et Saufconduit accordé par cet Article,attentatoire et de nulle valeur, sans qu'il soitnécessaire d'obtenir Acte déclaratoire ou Sentenced'aucun Juge à cet effet, et seront les Contrevenantsresponsables envers la Compagnie et envers les Directeurs,Supôls et Employez respectivement, detous dépens, dommages et intérêts.


28XVII.Nous permettons aux Directeurs de la Compagniede faire arrêter par les Prévôts, ou autres Officiersde la Compagnie, les Soldats et Matelots qui seseront engagez à son service, et qui avant l'expirationdu terme de leur engagement auront désertéou se seront écartez sans la permission de leursCapitaines, dans quelque lieu qu'on les trouve àcondition néanmoins que lesdils Prévôts ou autresOfficiers de la Compagnie seront tenus avant qued'arrêter lesdits Soldats ou Matelots ou du moinsavant que de les amener hors du District dans l'étendueduquel l'arrêt aura été fait, d'en avertir l'Officierprincipal du Lieu, ou son Substitut en son absence,ou le Bourgueraaître au défaut de l'un ou del'autre, à qui Nous ordonnons de le permettre sansremise, et sans que pour cette permission ils puissentprétendre ni exiger aucune recompense mêmeà titre du pot de vin.XVIII.Il ne sera pas permis à la Compagnie d'employerpour le Voyage des Indes d'autres Vaisseaux queceux qui lui aparliendroul en propre, et dont lesGens de l'Equipage, tant Officiers, Soldats que Matelotsseront à ses ordres, gages, et Serment.


29XIX.Nous regions le fond de cette Compagnie à sixmillions de Florins Argent de change, le quel serapartagé en six mille Actions, chaque Action étantfixée à mille Florins de la même Monnoye, et laditeCompagnie ne les pourra reconnoitre ni acheterpour son compte que pour ledit prix de mille Florins.XX.Les Actions ne pourront être vendues ni cédéesqu'après que les Livres de souscription seront clos,el tous ceux qui seront intéressez réellement dansla Compagnie, soit par voye de souscription ou autrement,seront repuiez vrais Possesseurs et Propriétairesde leurs Actions, jusqu'à ce qu'il consterapar leurs Signatures, au Livre de transport, ou parcelles de ceux qu'ils y auront commis par leursActes de Procuration passez par devant Notaires etTémoins, et dûëment légalisez, qu'ils les auront vendues,ou cédées à d'autres en ajoutant les dates detels transports, sans que le Contract, qu'ils aurontfait avec d'autres pour les aliener, ni la délivranceréelle et effective de leurs litres, pourrons suffirepour transmettre aux acheteurs, Cessionnaires ouautres Aquereurs aucun Droit de possession ou depropriété jusques à l'accomplissement de ladite formalitéde la Signature aux Livres de transport,


50moyennant quoi tels Aquereurs deviendront Possesseursel Propriétaires des Actions par eux ainsiacquises à litre d'achat, de Cession, ou autre tilrevalable, el en pourront disposer comme bon leursemblera.XXLLes souscriptions pour le fond de celle Compagniese feront dans noire Ville d'Anvers enlre lesmains des Directeurs, qui seront tous obligez de s'ytrouver à celle fin, ou d'en commettre au moinsquatre d'entr'eux pour les recevoir.XXII.Pour prévenir toute confusion et incertitude dansles souscriptions, les Souscrivans seront tenus d'exprimerdans leurs Billets en Lettres lisibles, el sansuser d'abbreviations, ou de chiffres, le nombre desActions qu'ils voudront aquerir, leurs noms, surnoms,les Lieux de leur demeure et la dale.XXIII.Ceux qui voudront avoir pari dans le fond de laCompagnie par voye de souscription, seront obligezde payer au lems des souscriptions le quarl dechaque Action, el le second quarl trois Mois aprèsla clôture des Livres de souscriptions, el les deux


31quarls restans de six en six Mois, el les Directeursdélivreront après le dernier Payement fail;, et nonauparavant, aux Actionnaires leurs Billets.XXIV.Ceux, qui auront négligé les Payemens dans chacundes termes ci-dessus prescrits, perdront auprofit de la Compagnie ce qu'ils auront déjà payé.XXV.D'abord que les Livres de souscriptions serontclos, les Directeurs avertiront le Public par des Affiches,que vingt jours après la publication, il y auraune Assemblée générale des principaux Intéressezdans la Ville d'Anvers, pour délibérer et résoudretout ce qui regardera la direction, le bien el l'avantagede ladite Compagnie.XXVI.Nul n'aura voix dans cette Assemblée générale nidans les suivantes, à moins qu'il n'ail douze Actions,et ceux qui auront cinquante Actions ou plus jusquesà cenl exclusivement dans le fond de la Compagnie,auront chacun deux suffrages, et ceux quiauront mis ou aquis cent mille Florins ou plus, aurontchacun trois voix, mais nul Intéressé n'y aura plusde trois suffrages, et seront tous obligez d'affirmer


. 2par Serment, que les Sommes, qui seront sur leursnoms, leur appartiennent en propre.XXVII.Nul Etranger, qui ne soit pas de nos Sujets , n'auravoix dans les Assemblées générales, nonobstant qu'ilauroit le nombre competent des Actions.XXVIII.S'il arrive, que quelques Corps des Etats, Villes,ou autres de nos Païs s'intéressent dans le fond dela Compagnie pour douze mille Florins ou plus, ilsy pourront envoyer un seul Député de conditionlaïque duëinent muni de leur Pleinpouvoir, pour donnerson suffrage au nom de son Corps, cl affirmerpar Serment, que les Sommes souscrites par les Corpsrespectifs, qu'ils représentent, sont pour leur proprecompte, sans qu'aucun particulier, soit membredesdils Corps ou aulre y ail part.XXIX.Les Directeurs commettront un d'entr'eux pourrecevoir les Serments, qui devront être prêtez parles principaux Intéressez en consequense de l'Article26; et lesdits Intéressez seront obligez .de jurer,qu'ils veilleront à la conservation des intérêts detous les Actionnaires, avec le même soin et la même


53fidélité qu'ils aporteronl à celle de leurs propres affairesdans la Compagnie, et seronl lesdits Directeursobligez d'en tenir registre.XXX.Nous déclarons la Compagnie libre et indépendantede Nous, et du Gouvernement de nos Pais-Bas entout ce qui pourra regarder son Oeconomie, la directionde son Commerce, el l'administration desaffaires tant par Terre que par Mer, à la reserve dece qui concernera la ponctuelle exécution des ordresportez par nos présentes Lettres Patentes d'Octroy,dont Nous nous reservons l'interprétation en cas dedoute, et de la simple connoissance, qu'il convientque Nous ayons du succès de ses entreprises, afinque Nous la puissions soutenir et protéger plus efficacement.XXXI.Nous nommerons pour celle seule fois sept Directeursde la Compagnie; accordant néanmoins à l'Assembléegénérale la faculté d'augmenter ledit nombre,el d'en nommer jusques à neuf, ou à onzeen toul, si Elle le trouve ainsi convenir au bienel à l'avantage de la Compagnie.XXXII.Lesdits Directeurs el leurs Successeurs seront11IJLAQB. 3


54obligez d'avoir leur domicile fixe et permanent dansnos Païs-Bas pendant le terme de leur direction, etchacun d'eux devra avoir pour le moins trente Actionsdans le fond de la Compagnie, lesquelles trenteActions chacun d'eux sera obligé de tenir sous sonnom, et pour son propre compte, libres de toulescharges pour servir de caution à la Compagnie, cequi aura aussi lieu à l'égard du Directeur, que Nousnommerons dans la suite en conformité de l'Articlesuivant, et du Caissier dont le choix aparliendra toujoursà l'Assemblée générale des principaux Intéressez.XXXIII.Nous nous reservons pour toujours le choix et lanomination d'un des Directeurs, lequel Nous choisironsdes trois, que dans la suite l'Assemblée généraleaura à Nous presenter, et Nous accordons àladite Assemblée générale la faculté de choisir lesautres à la pluralité des voix.XXXIV.Ceux qui ne sont, ou qui n'ont été de la professiondes Negocians ou Banquiers, ne pourrontêtre élus Directeurs ou Caissiers de la Compagnie,et Nous voulons, que la même inhabilité s'étende àceux, qui étant Negocians ou Banquiers de profession,seront pourvus de quelque Place dans la Magistratureou autrement employés à notre service,


7, l>ou dans celui des Etats de nos Provinces, pendantle tems qu'ils y demeureront révolus de telles Charges.XXXV.Les Ascendans et Descendans en ligne directe,deux Frères, Oncle el Neveu, en degré de parentéou d'Alliance, ne pourront être ensemble Direcleursde la Compagnie, non plus que ceux qui sontCousins germains en degré de consanguinilé, bienentendu néanmoins que l'affinité, qui pourra survenirauxdits degrés respectifs entre deux Directeurspendant le tems de leur administration, n'empêcherapas, qu'ils ne puissent continuer ensemble dans ladirection, jusqu'à ce que l'un ou l'autre en soit sortipar le sort ou autrement.XXXVI.S'il arrive par malheur, que quelqu'un des Direcleursfasse faillite, il sera par là déchu de sa placede Directeur, laquelle sera vacante de plein Droitd'abord que la faillite sera tenue pour publique, suivantla coutume qui s'observe en pareille matièreen notre Ville d'Anvers, laquelle servira de Loipour decider de la notoriété de la faillite.XXXVII.Les sept Directeurs, que nous avons nommez,


56prêteront entre les mains de noire Ministre Plénipotentiaire,ou entre les mains de celui ou ceuxqu'il commettra à cette fin, le Serment marqué parl'Article suivant, et jureront en outre, qu'à l'égarddes Souscriptions ils se comporteront bien et fidèlement,et qu'ils se conformeront aux instructions,qui leur seront données par l'Assemblée généralepour le plus grand avantage du Commerce.XXXV11I.Les Directeurs, qui seront nommez dans la suitepar l'Assemblée générale, prêteront le Serment entreles mains de celui ou ceux, qu'Eue commettra pourle recevoir, et jureront d'exécuter bien et fidèlementtous les points et ordres portez par cet Octroy, entantqu'ils les pourroient regarder, de même queles Statuts et Regiemens, qui seront faits dans les Assembléesdes principaux Intéressez, et sera tenue noiede la prestation desdils Sermens dans les Registresdestinez à celle fin.XXXIX.Nous accordons à ladite Assemblée générale desprincipaux Intéressez l'autorité de faire tels Reglemens,et Ordonnances, qu'Elle jugera convenir pourla bonne direction de la Navigation et du Commercede la Compagnie tanl aux Pais-Bas, qu'aux Indes,et pour la conduite de tous ceux, qui seront auxgages et au service de la Compagnie par Terre et


5.7par Mer, lesquels Regiemens et Ordonnances nepourront être changez ni révoquez que par la resoluliond'une pareille Assemblée générale des principauxIntéressez, lui permettant d'infliger des peinespécuniaires à la charge des Gontrevenans aplicablesau profit de la Compagnie, lesquelles seront recouvréesà la diligence des Directeurs.XL.L'Assemblée générale arrêtera entr'aulres chosesl'ordre, qui devra être observé par ceux qui serontcommis à tenir les Livres de caisse, de transport,et aulres de la Compagnie, et destinera le lems dela reddition des comptes, choisira les Auditeurs,dont le nombre ne pourra excéder celui de cinq, etréglera le tems de la durée de leurs Commissions,et établira les apoinlemens des Directeurs, qui nepourront cependant aller au delà de quatre milleFlorins Argent de change par an pour chaque Directeur;ils fixeront aussi les gages du Caissier général,et de tous les Supôts el Officiers de la Société,sauf qu'à l'égard des sept Directeurs par nous nommez,ils jouiront chacun d'un apointemenl de quatremille Florins par an pendant le tems de la duréede leur Commission, et ils pourront pour celleseule fois choisir le Caissier général, et les aulresSupôts el Officiers de la Compagnie, dont ils aurontbesoin, et régler aussi pour celle seule fois leursgages et salaires.


38XLI.Les Directeurs devront se contenter des gages,que ladite Assemblée générale leur aura attribué,sans pouvoir prétendre rien de plus à titre de vacationaux Assemblées ordinaires ou extraordinaires,ni à quelque autre prétexte que ce soit, bien entendunéanmoins que pour les vacations, que le besoindu service de la Compagnie exigera qu'ils fassenthors du lieu de leur demeure, ils seront enDroit de tirer ce que l'Assemblée générale trouveraà propos de fixer, ce qui ne pourra pas excédersix Florins par jour argent de change par dessus lesfraix de voiture.XLII.L'Assemblée générale des principaux Intéressezchoisira le lieu, où le Bureau de la Caisse généralede la Compagnie sera tenu.XLIII.Il ne sera permis à personne de se retirer de laCompagnie, qu'en vendant ou cédant les Actions,qu'il y aura, lesquelles demeureront dans la fondde la Compagnie, et seront réputées meubles pourles Intéressez, leurs Héritiers, et ayant cause, elseront toujours exemptes avec tout ce qui en de-


5Î)pendra, de toutes taxes et charges publiques, soitréelles, personnelles, ou mixtes, ordinaires, ouextraordinaires, nulles exceptées.XLIV.L'Assemblée générale des principaux Intéressezdéterminera l'endroit, où le Bureau général pourcompter avec la Compagnie pour les achats et ventesdes Marchandises sera tenu; mais les ventes desMarchandises de retour se feront toujours publiquementà Bruges ou à Oslende au choix des Directeurs,auxquels, il aparliendra de régler letems et les conditions des ventes, comme ils lejugeront convenir à l'utilité de la Compagnie, eten quelque Ville que lesdiles ventes se fassent,il sera permis aux Acheteurs, tant nos Sujetsqu' Etrangers, de faire les achats par eux-mêmes,ou par leurs Commis, sans être tenus d'y employerd'autres Commissionnaires, ou Courtiers, non obslanlquelques Privileges, qui puissent avoir étéaccordez au contraire par les Princes nos Prédécesseurs,auxquels Nous dérogeons par les présentesen faveur de la liberté du Commerce de la Compagnie.XLV.El il ne sera accordé aucune moratoire ou prolongationde terme, ou aulre depêche quelconqueà ceux, qui auront acheté des effets de la Compag-


40nie, ou qui pourront autrement avoir contractéavec elle pour quelque chose que ce puisse être,pour susprendre le payement, afin que la Compagniepuisse y contraindre les Debiteurs parlesvoyes,et dans les formes, qu'ils se seront obligez à laditeCompagnie, et Nous défendons à tous nos Conseilsel Tribunaux, d'accorder aucune semblable moratoireou prolongation, qui suspende ou retarde lepayement ; et afin que cette défense ne rencontreaucune difficulté en son exécution, Nous défendonsde même à tous Juges de déférer à telles Lettresmoratoires ou prolongation de terme, à peine d'êtreresponsables envers la Compagnie en leurs propreset privez noms de tous dépens, dommages et intérêts,et le Gouvernement tiendra la main à la ponctuelleexécution de cet Article.XL VI.Les Directeurs auront le Droit d'instituer et dedestituer à volonté, à la pluralité des voix, les Teneursdes Livres, Secretaires, Agents, Commis,Capitaines, Officiers, Subalternes, et tous autresd'un rang inferieur, qui seront employez au servicede la Compagnie, en quelque qualité ou fonctionqui ce puisse être, et afin que les Directeurs n'établissentque des Gens de bien, et qui ayent lesqualilez requises pour bien exercer ces fonctions,Nous leur ordonnons de remplir gratis tous lesPosies, dont la collation leur aparliendra, sans


41demander ou recevoir aucune reconnoissance enargent ou autrement de ceux qui en seront pourvus,soit avant ou après qu'ils les auront établis,à peine d'êlre déchus de leur place de Directeur,et du Quadruple au-dessus de ce qu'ils aurontreçu.XLVII.Ils auront aussi le pouvoir d'ordonner l'équipementet chargement des Vaisseaux, qu'ils pourrontacheter, et faire construire, où ils le trouveront àpropos, de même que les Marchandises et Denrées necessairespour l'assortiment des Cargaisons, et pourvoirontgénéralement à tout ce qu'ils jugeront necessaireet convenable pour Pavanlage de la Compagnie,et pour l'accroissement de son Commerce; bienentendu, qu'ils auront un soin particulier d'avantagerautant que possible les fabriques, et les Manufacleursinternes de nos Païs-Bas.XLVIII.Il ne sera pas permis aux Directeurs de résoudresur des affaires d'importance, à moins qu'ilsne soient cinq, lorsque leur nombre sera de septou de neuf, et s'il y a onze Directeurs, leur Assemblée,pour résoudre, devra être composée pourle moins de sept d'entre eux.


42XLIX.Les principaux Intéressez dans leur Assembléeordinaire nommeront les Personnes, qui devrontremplir les Places vuides des Directeurs, qui parmaladie ou absence nécessaire ne se pourroientpas trouver aux délibérations, et auront ceux, quiinterviendront dans les Assemblées desdits Directeursen vertu de ladite nomination, voix deliberative,comme les mêmes Directeurs, et si, nonobstanttoutes les précautions de l'Assemblée généralepour prévenir et supléer au cas d'absencedes Directeurs, il arrivoit, que ceux qui seroientdésignez pour remplir les Places vuides, vinssent àmanquer, en ce cas les Directeurs présens seronttenus d'apeller autant d'Auditeurs des comptes dela Compagnie, qu'il manquera des Membres pourrendre le nombre de l'Assemblée de Directeurs suffisantà pouvoir délibérer sur les affaires pressantesdont il s'agira pour lors.L.Les Assemblées de la direction générale se tiendrontles premières trois années dans la Ville d'Anvers,et les autres trois années à Bruges ou àGand, selon qu'il sera réglé par ladite Assembléegénérale, el continueront ainsi tour à tour, jusqucsà l'expiration de cet Octroy.


45LI.Les Directeurs tiendront leur première Assembléeimmédiatement après qu'ils auront prêté Serment,el formeront le Plan pour l'économie et directionde la Compagnie, lequel ils présenteront à la premièreAssemblée générale, pour y être examiné,changé, ou agréé, comme il sera trouvé convenir.LILAprès la Clôture des comptes d'une année, lesprincipaux Intéressez s'assembleront sans délai, pourdélibérer avec les Directeurs sur le dividend, qu'ilconviendra de faire aux Intéressez, où l'on manderaaussi quelqu'un des nommez par l'Assemblée générale,avenant le cas du 48. et 49. Article de notreprésente Concession; bien entendu néanmoins queles principaux Intéressez n'auront que voix consultativedans la resolution à prendre par les Directeurssur le montant dudit dividend, dans le reglementduquel on observera l'ordre suivant.LUI.Les Directeurs auront soin de ne faire aucun dividendaux Actionnaires, à moins que les Dettes dela Compagnie ne soient acquitées, el afin qu'ils se


44conduisent sûrement dans leur direction à cet égard,ils dresseront avec soin l'état du gain d'une année,qu'il y aura en caisse, tous frais faits, et en distribuerontpour le moins la moitié aux Intéressez,proportionnèrent à leurs Actions, et ils en userontde la même maniere d'année en année.L1V.De plus les Directeurs seront tenus de rendre uncompte general de leur administration de cinq encinq ans, et à l'intervention de l'Assemblée generaledes principaux Intéressez, qui auront voix consultative,comme à l'Article 52. ils feront au bout desditstermes respectifs de cinq années un dividendextraordinaire aux Intéressez à proportion de l'étatde la caisse; Nous enchargeons néanmoins bienexpressément les Directeurs de conserver toujoursdans la caisse une Somme suffisante pour le besoinet l'avantage de la Compagnie.LV.La Commission de ceux que l'Assemblée generaleaura député à l'audition des comptes de la Compagnie,ne pourra durer que l'espace de trois années,et il sera au pouvoir des principaux Intéressezde les révoquer avant l'expiralion de ce teraslà,s'ils le jugent à propos, et de subroger d'autresà leurs Places, ce qu'ils feront aussi, lorsque


4i;quelques-uns desdits Députez ne pourront vaquerà l'exercice des fonctions de leur commission, soitpour cause de maladie, absence necessaire, ou autre.LVI.Les principaux Intéressez ne pourront commettre,ni laisser à l'audition des comptes ceux qui serontParens ou Alliez entre eux dans l'étendue des degrezexclusifs expliquez et limitez par l'Article 35.de cet Octroy, ni celui qui apartiendra à aucundes Directeurs dans le même degré de Parenté oud'Alliance.LVII.Ceux qui seront commis à l'audition des comptesde la part des principaux Intéressez, ensuite duSerment par eux prêté conformément au Formulaireà faire par l'Assemblée generale, procéderont à l'auditiondes comptes avec toute l'exactitude et céléritépossible.LVIII.Les parties douteuses, qui ne pourront être ajustéesdans l'audition desdits comptes, seront portéesà l'Assemblée generale des principaux Intéressezou de ceux qu'elle commettra à cette fin.


46LIX.L'on avertira tous les Intéressez par des Gazetteset par des Affiches publiques du jour et du lieude la reddition des comptes, et il sera permis àchacun d'eux de s'y trouver à ses propres fraix;mais ceux qui viendront, n'y auront aucun suffragesoit deliberatif ou consultatif, et s'ils ont quelquechose à dire ou à représenter, ils le feront parécrit et non autrement.LX.Les Directeurs donneront audits Commis à l'auditiondes comptes, en étant requis, inspection detous les Livres, Documens, Lettres, et autres Papiers,qui regarderont directement, ou indirectementl'équipement et le chargement des Vaisseaux,et les Cargaisons de retour, sans en excepter lesLettres qu'ils recevront des Indes, ni celles qu'ilsrecevront des Commissionaires qu'ils employerontaux Pais-Bas ou ailleurs, cl il leur sera permis devisiter les Magasins de la Compagnie, toutes lesfois qu'ils le trouveront convenir pour le bien dela Compagnie, selon l'instruction que l'Assembléegenerale leur donnera à celte fin, et ils seront tenusde prêter leur Serment, et de garder le secretde la même manière que les Directeurs se sontobligez de le garder.


47LXI.l'Assemblée generale des Principaux Intéressezréglera ce que ceux, qui seront commis à l'auditiondes comptes, auront à tirer à titre de vacation,et si au dessus des vacations ladite Assembléegenerale juge convenir de leur assigner quelquegage, Elle pourra le régler, ce qui u'excedera pourtantpas mille et deux cent Florins par an pourchacun d'eux.LXII.La Compagnie Nous proposera trois Personnespour en choisir une que Nous trouverons convenirpour assister de notre pari et à nos fraix, à l'audiliondes comptes de la Compagnie, qui sera chargéd'y veiller à tout ce qui regardera l'exéculion deeel Octroy, et d'empêcher qu'il ne se fasse rien encontravention aux ordres y portés, et aux points yréglez, et les comptes étant clos, on en deliveraune Copie audit Député, qui la mettra en main denoire Lieutenant Gouverneur Général ou de notre MinistrePlenipolenliaire, lequel la fera déposer dansl'endroit, où l'on garde les Papiers secrets du départementdes Finances en notre Conseil d'Elal auxPaïs-Bas.LXIII.Les comptes de la Compagnie seront dressez et


4>Srendus en forme due suivant le slile, et l'usagereçu parmi les Negocians, et aulres de Professionmercantile.LXIV.Les Commandants des Vaisseaux de la Compagnieseront tenus à leur retour, de faire aux Directeursde la Compagnie un raport détaillé par écrit dusuccès de leur voyage el de la véritable situationdes affaires de la Compagnie aux Indes, et lesdilsDirecteurs, après en avoir tiré un double, l'envoyeronten original à notre Lieutenant GouverneurGénéral, ou en son absence, à noire Ministre Plénipotentiaire.LXV.Il ne sera permis aux Directeurs de lever ouprêler de l'Argent à intérêt sans le consenlementel aprobalion de l'Assemblée générale des principauxIntéressez, que dans des cas, qui ne souffrentaucun delay, sur quoi l'on prendra la résolution àla pluralité des voix, et à l'intervenlion des Députezcommis à l'audilion des comptes, qui auronlvoix deliberative.LXVI.Nous défendons aux Directeurs, el à ceux qui se-


49ront intéressez dans le fond de la Compagnie, ouemployez à son service, en quelque qualité ou posteque ce puisse êlre, de négocier aux Indes pour leurcompte particulier, ou pour celui d'aucun autre directementou indirectement, à peine de confiscationau profit de la Compagnie, de tout ce qui auraainsi élé négocié, el d'une amende du quadruplepour chaque conlravenlion à la charge de chaquecontrevenant, el si c'esl un des Directeurs, à peineen oulre d'être privé de la direction, de laquelle,en cas de lelle contravention, Nous le privons parces présentes dès-à-présenl et pour lors.LXVH.Nous défendons de plus aux Directeurs, et auxCommis à l'audition des comptes pendant le lemsde leur commission, de vendre par eux mêmes, oupar d'autres pour eux aucune Marchandise, Manufacture,ou Denrée pour l'équipement ou chargementdes Vaisseaux de la Compagnie à peine de nullitéet de la confiscation au profit de la Compagniede loules les Marchandises, Manufactures, et Denrées,qui auront ainsi été vendues, el. d'une amendedu quadruple de leur valeur.LXVIII.Il sera permis aux Directeurs, el auxdits DéputezCommis à l'audition des comptes, d'acbeler desBIJLAGE.A


soMarchandises et Denrées de retour de la Compagniedans les ventes publiques qu'on en fera, mais pasautrement, à peine de nullité, de confiscation, etamende, comme par l'Article précédent: Et afin quela défense portée par cet Article, et par le précédentsoit d'aulanl mieux exécutée, et que les contraventionssoient découvertes avec plus de facilité,il y aura un tiers desdites confiscations et amendesau profit au Dénonciateur, pourvu qu'il fournisseune preuve suffisante de l'infraction dans le tems decinq années, à compter du jour que la contraventionaura élé commise, auquel terme Nous limitonsla faculté de poursuivre ou de molester lesdits Directeurset Députez pour ces sorles d'excès.LXIX.Les Directeurs ne pourront servir plus de six annéesconsécutives, ordonnant que de deux en deuxans il en sorte un nombre proportionné, lequelsera immedialement remplacé par l'Assemblée generaledes principaux Intéressez.LXX.Bien entendu néanmoins, que la regle prescritepar l'Article précédent n'aura pas lieu à l'égard desDirecteurs de la premiere nomination, lesquels continuerontleur service, jusqu'à ce que le premiercompte général prescrit par l'Article K4.. soit rendu,


:;iel que Ie dividend en soit réglé; après quoi ils reconnoitronten tirant au sorl, à qui il écherra desortir de la direction: il en sera de même deuxans après; el au bout, de deux autres années le restedesdils Directeurs de la premiere nomination sortirapour être remplacé par ladite Assemblée générale.LXXI.Après que le dernier des sept Directeurs, queNous avons nommez, sera sorti de sa direction,l'Assemblée générale Nous proposera trois Sujetsayant les qualitez requises, dont Nous choisirons celuique Nous trouverons à propos, lequel prêteraentre les mains de notre Lieutenant Gouverneur elCapitaine Général, ou de noire Ministre Plénipotentiaire,le même Serment, que lui aussi bien que lesautres Directeurs devront prêler à l'Assemblée générale.LXXII.Ledit Directeur ainsi choisi par Nous sur la nominationpréalable de l'Assemblée générale sortiraégalement de la Direction après six années, et seratoujours remplacé, comme dit est par l'Article précédant,lanl au cas de l'écoulement de son terme,que lorsque sa place viendra à vaquer par morl, oude quelqu'aulre maniere que ce puisse être.


mLXXIII.Lors qu'il vaquera des Places de ceux des Directeurs,donl l'élection apartiendra aux principauxIntéressez, soit par morl, ou en telle manière quece puisse être, l'Assemblée générale les remplira àla pluralité des voix, soit qu'ils n'ayenl jamais étéDirecteurs, ou qu'ils Payent été auparavant, pourvuqu'ils ayenl élé deux ans hors de la direction.LXXIV.S'il se présente des difficultés d'importance dansl'Assemblée generale des principaux Intéressez, oudans celle des Directeurs hors de l'Assemblée générale,et pour des affaires qui ne se pourront pasdifférer, sur lesquels ou il sera impossible de s'accorder,ou pour être trop embarrassantes, ils nesouhaiteront pas de les résoudre, ils pourront s'enraporter à notre Lieutenant Gouverneur et CapitaineGénéral ou à notre Ministre Plenipolenliaire,qui en décidera comme de raison.LXXV.S'il survient quelque dispute ou different pour desalfaires civiles ou pécuniaires entre quelqu'un desDirecteurs, ou autres Intéressez dans la Compagnie,ou employez à son service, les autres Directeurs


83tâcheront de les accommoder à l'amiable, et il nesera permis de s'addresser en Justice contre sa Parlieadverse, jusques à ce que les devoirs ici prescritsayent été tentez avec tout le soin possible.LXXVI.Mais si lesdites disputes el différents ne pourroientpas être ajustez à l'amiable, et qu'ils n'excederoientpas en principal la Somme de trois centFlorins argent de change une fois, Nous autorisonsles autres Directeurs indifférais, et qui seront aunombre de Irois ou plus, à en décider sommairement,el de leur Sentence n'écherra ni apel ni révision;et lesdils Directeurs pourront néanmoinsdans des cas embarassants el difficiles assumeraux fraix de la Partie, qui sera condamnée, unou deux Jurisconsultes pour en prendre leur avis.LXXVII.Et quant aux autres causes civiles et pécuniaires,qui excéderont ladite Somme, Nous commettonscinq Juges et un Secretaire pour les decideraussi en dernier ressort et sans revision, le plussommairement que faire se pourra, défendant àlous autres Conseils, Magistrals et Officiers de Justice,d'en prendre connoissance, à peine de nullitéet cassation des procedures.


84LXXVlll.Toutes les causes criminelles, dans lesquellesla Compagnie, ses Directeurs, et aulres Employezde la Socielé sans distinction, de même que lesActionnaires, seront Parties, Demandeurs ou Défendeurs,seront jugées par les Juges ordinaires desLieux, où les crimes auront été perpétrez, suivantnos Placarls el les Loix du Païs; Et ne pourra lacause criminelle attirer la civile, ni la civile lacriminelle pour quelque cause ou prétexte que cepuisse être.LXX1X.La connoissance des prises, qui se feront par lesVaisseaux de la Compagnie, apartiendra par provisionaux Juges de nôtre Amirauté, jusques à ceque Nous en ayons autrement disposé.LXXX.Les Capitaines et Commandants des Vaisseaux dela Compagnie auront la même autorilé, que lesCommandants et Capitaines de nos Vaisseaux pourla discipline de l'Equipage et des Soldats, afin d'éviterles seditions, et soulevemens, qui peuventfacilement arriver dans les voyages de long cours.


BSLXXXI.Les prises, qui se feront par les Vaisseaux dela Compagnie, lui aparliendront entièrement, encas qu'elles soient jugées valables; mais les Marchandisesel Denrées, faisant parlie des prises, serontsujettes au payement des Droits, comme cellesqui viendront des Indes.LXXXII.Il sera permis à la Compagnie d'embarquer del'Artillerie, et autres Attirails de Guerre, dont Elleaura besoin ponr sa Navigation et la sûreté de sonCommerce, comme aussi toutes sortes de Marchandises,quoiqu'elles soient de Contrebande, el deplus l'Or et l'Argent monnoyé ou non monnoyé,qui lui sera necessaire, et qu'Elle pourra amasserdans nos Elats, ou faire venir d'ailleurs, exceptéles espèces couranles du Pais, tant celles fabriquéesà nos coins et Armes, que celles évaluées par nosEdits.LXXXIII.Les Directeurs pourront mettre dans les Forts,Châteaux el Places, qu'ils auront acquis aux Indes,toutes sortes d'Armes, Canons, Munitions de Guerre


86et de bouche, faire fondre des Canons el autresArmes en tels Lieux, el en tel nombre, qu'ils aurontbesoin; sur lesquelles nos Armes seront empreintes,el au-dessous celles de la Compagnie, el de fairegénéralement tout ce qu'ils trouveront necessairepour la conservation desdites Places.LXXXIVIls pourront aussi armer et équiper tel nombrede Vaisseaux, qu'ils trouveront convenir pour leservice de la Compagnie, soil de Guerre ou de Commerce,et d'y arborer notre Pavillon Imperial etBoyal; Elle pourra faire construire et bâtir lesdilsVaisseaux, dans nos Ports des Pais-Bas, d'Italie etailleurs, où Elle le trouvera le plus convenable,hormis ceux d'Islrie, et de Dalmatie, dans lesquelsla construction des Vaisseaux est accordée privalivemenlà notre Compagnie Orientale, établie dansnoire Ville de Vienne, avec laquelle celle d'Ostendepourra aussi convenir pour prendre au moinsdeux ou trois Vaisseaux par an et encouragerd'autant plus ladite construction des Vaisseauxsi nécessaire à l'inlroduclion du Commerce et dela Navigation dans nos autres Pais Héréditaires.LXXXV.Nous déclarons exemts de tout droit d'entrée,


B7Tonlieu, Amirauté, Convoi cl aulres, les Bois, Plancher,Poutres, Mats, Poix, Goudrons, Toiles à voiles,Cables, Cordages, Fer, Cloux, Ancres, et aulresmatières nécessaires à la construction des Navires,et à les garnir d'aparaux, qu'Elle fera entrerpour être employez effectivement à la constructionet radoubement des Bâtiments, qu'Elle fera construireet radouber respectivement dans nos Païs-Bas, à quoi il sera libre aux Directeurs d'employertels Charpentiers el autres Ouvriers qu'ils trouverontconvenir, nonobstant usage quelconque, ou Privilegeau contraire, auxquels Nous dérogeons bienexpressément par notre présent Octroy, et ne serapareillement exigé aucun Droil d'Entrée ou de Sortir,Tonlieu, Convoy, el autres pour les Munitionset Vivres nécessaires, tant pour la défense desditsVaisseaux et Navires que pour la nourriture et avitaillementde l'Equipage, ce que Nous limitons néanmoinsaux Munitions et Vivres, dont la Compagniene pourra se pourvoir commodément dans nosPais-Bas.LXXXVI.Défendons aux Administrateurs, Officiers el Commisdes Etats de nos Provinces, à ceux des Magistratsde nos Villes, el autres à qui il aparliendra,d'arrêter et relarder les Marchandises et Denrées,que la Compagnie fera voiturer des Vaisseaux


HSà ses Magasins, et de ceux d'une Ville à l'autre,ni d'en exiger aucun Droit, leur laissant cependantla liberté de se faire payer ceux yafferants, en casque les Marchandises y étant vendues resteroientdans leur ressort, et ils pourront prendre à ceteffel pour leur seureté les précautions nécessaires.LXXXVII.Interdisons de même à tous nos Officiers, auxAdministrateurs de nos Droits d'Enlrée et de Sortie,à leurs Commis et Préposez, de les lever surun autre pied que celui, que Nous avons réglé parcet Octroy, ni d'inquiéter ou molester ceux qui serontemployez de la part de la Compagnie.LXXXVIII.H ne sera levé aucun Droit de Sortie, Convoy,ou Tonlieu sur les Marchandises el Denrées, qui serontembarquées dans les Vaisseaux de la Compagnie,pour passer aux Indes, ni aucun Droit d'Induit,ou de reconnoissance à notre profit, sur celles deretour.LXXXIX.Lesdiles Marchandises de retour seront sujettesau payement des Droits à raison de six pour cent


59du prix des ventes publiques, à quoi Nous fixonsla levée de tous nos Droits d'Entrée, Tonlieu, Convoyet sortie sur lesdites Marchandises, sans distinguersi elles seront consommées dans les Paisde notre Domination ou dans des Pais étrangers,et sans limiter aucun tems pour leur sortie, saufque pendant le cours de la présente Administrationgénérale de nosdits Droits, ils ne seront aquilezqu'à raison de quatre pour cent dudit prix, soitque les Marchandises se consomment dans lesdilsPaïs, ou hors du Pais, el sans limiter aucun temspour leur sortie, comme dessus, pour donner parlà des marques de notre faveur à la Compagniedans sa naissance; bien entendu que les Parties,dont l'Entrée est libre par nos Edits et Tarifs, demeurerontlibres.XC.Comme il importe pour la conservation de nosPais-Bas, et pour la seurelé publique en général,que nos Places frontières et autres Forteresses auxditsPaïs, soient toujours en état de defense, nousdestinons les Deniers, qui seront levez sur lesditesMarchandises de retour, comme un fonds fixe etdurable pour être toujours employé pour l'avantageet défense de nos Païs-Bas; et principalemant àpourvoir nosdites Places fortes d'Artillerie, et d'autresArmes, et de toutes sortes de Munitions deGuerre et de bouche, el en reparer, et entretenir


60les ouvrages, défendant à notre Lieutenant et GouverneurGénéral, et Minisire Plénipotentiaire, età tous autres à qui il pourra appartenir, de divertirle rapport desdils Droits à d'autres usages.XCI.La Compagnie pourra aquerir aux Indes parachat, ou autre Contract et Traité, des Terres, Portsel Havres, el Nous lui permettons d'y établir desColonies, comme aussi de faire construire de telsForts, Châteaux, et Factories, qu'elle jugera nécessaires,tant pour la plus grande sûreté el facilitéde son Commerce, que pour la défense du Pays,qu'Elle aura aquis, y établir sur ses simples Commissionsdes Commandanls, et aulres Officiers denos Sujets, ou Employez à notre service, et de mettredes Garnisons; bien entendu néanmoins, qu'avantqu'elle puisse entreprendre la construction dequelque Fort, ou Château, Elle devra s'addresser ànotre Gouverneur Général, ou Ministre Plénipotentiairepour lui donner part de son dessein, etpour marquer les lieux, où Elle se sera proposé debâtir lesdils Forts, pour avoir son aprobation, etobtenir sa permission à cel eflel; ce qu'il ne pourraaccorder à moins qu'il ne lui consle, que lesditsEndroits, que la Compagnie aura désignez et proposez,sont des Lieux que les autres Nations del'Europe fréquentent, et où elles trafiquent librement,afin que ceux de la Compagnie n'entrepren-


61nent rien sur les Droits des Sujets de quelques autresPuissances, qui seront en Paix, amitié, ouNeutralité avec Nous, dans les Havres, ou sur desCôtes, ou en d'autres Lieux, où ils pourront avoirune possession el Commerce privatif; ne voulantpas qu'ils y soient troublez, ou inquiétez de la partde la Compagnie, avec celte reserve toutefois quesi la Société couroit risque de manquer les occasions, si Elle étoit obligée de recourir à notre GouverneurGénéral, ou Ministre Plénipotentiaire, eld'attendre ses ordres avant que de pouvoir mettrela main à l'oeuvre, il sera permis à ses Officiersd'en profiter et de se mettre incontinent à construirelesdils Forts en des endroits tels qu'on les a spécifiezel détaillez ci-dessous, dont la Compagnie donnerapart incessamment à notredit Gouverneur Généralou Ministre Plénipotentiaire, afin qu'il puisse approuverl'entreprise desdits Officiers, d'abord qu'illui constera de la verilé du fait el de son utilité.XCI1.Elle pourra aussi lever à cet effet des Gens deGuerre dans les Païs de notre Domination avec notrepermission préalable, el dans nos Païs-Bas aveccelle de notre Gouvernement Général.XCIII.Nos Officiers Militaires, qui ensuite de nos per-


mmissions, et congez, ou ceux du Gouvernement Général,s'engageront avec la Compagnie en qualitéde Capitaines ou de Subalternes, et serviront surles Commissions des Directeurs, conserveront lesrangs qu'ils avoient avant cet engagement, et Nousleur tiendrons compte des services qu'ils aurontrendus à la Compagnie, comme s'ils les avoientrendus à Nous-mêmes; mais pendant qu'ils serontau service de la Compagnie, ils lui seront subordonnez,néanmoins liez au Serment qu'ils Nous ontprêté.XCIV.Nos Sujets qui passeront aux Indes, el s'établirontes Lieux, Colonies, et Places acquises par laCompagnie, jouiront au retour des mêmes Libériez,Droits cl Franchises, dont ils jouïssoient en nos Païs-Bas, et autres Terres de noire Domination avantleur départ, et ceux qui y naîtront de nosdils Sujetsseront censez Begnicoles.xcv.Il sera permis à la Compagnie de traiter, mêmeen notre Nom, avec les Princes Souverains, el Etalsdes Indes, el autres, qui ne seront pas nos Ennemis,cl de conclurrc avec eux (elle Conventionqu'Elle jugera convenable pour la Liberté de son Com-


65merce, lesquels Traitez cependant ne seront valablesque pour le terme de six années, à moinsqu'ils ne soient aprouvez et ratifiez par Nous; maiselle ne pourra déclarer la Guerre à aucune Puissancesans notre consentement préalable.XCVI.Les Commandans et autres Officiers Militaires, quela Compagnie aura établis, Nous prêteront le Sermentde fidélité, el à la Compagnie lel autre Serment,qu'Elle jugera convenir, laquelle pourraaussi révoquer lesdils Commissions toutes les foisqu'Elle trouvera à propos.XCVII.Si après l'expiration du terme de eel Oclroy,Nous ne trouvons pas à propos d'en accorder la continuationà la Compagnie, ses Forces, Munitions,el Armes, Nous seront remises, ou de notre consentementà la Compagnie qui succédera, en payantla valeur suivant l'eslimalion, qui en sera faite pardes Gens experts nommez de pari el d'autre.XCVI1I.Les Terres que la Compagnie aura aquises avecles Droits, Cens el Bénies, lui apartiendront en


(i-'ltoute propriété, Nous en reservant la Souveraineté,même elle ne pourra les vendre ni ceder àd'autres qu'à nos Sujets; et si après l'expirationde eel Octroy, Nous trouvons à propos de les retenir,ou faire ceder à la Compagnie qui succédera,il sera pourvu à son désintéressement sur le piedprescrit par l'Article précédenl.XC1X.Nous promettons à la Compagnie, que nous netoucherons jamais sans son consentement, soit entems de Guerre ou de Paix, à ses Vaisseaux, Artilleriesou autres Munitions de Guerre ou de bouche,Officiers, el autres Gens de Marine, ni à sesMagasins, pour les employer à notre service, pourquelque besoin que ce puisse être.C.Défendons très-expressement à tous les Gouverneursde nos Places, nuls exceptez ni reservez, elautres à qui il apartiendra, d'empêcher ni retarderen aucune manière la sortie de nos Ports elBades, aux Vaisseaux de la Compagnie, lorsqu'ilsseronl chargez, el prêts à mettre à la voile, niaussi l'entrée desdils Vaisseaux à leur retour dansnosdits Ports, ni d'exiger aucune chose; pour


65quelque raison et sous quelque prétexte que cepuisse être, à peine de concussion, el ceux à quiil aparlient auront un soin tout particulier, à ceque cet Article, comme étant très-essenliel au biendu Commerce, soit exactement observé.CI.Nous promettons aussi à la Compagnie de laprotéger el défendre envers et contre tous qui l'altaquerontinjustement, et même d'employer en casde besoin la force de nos Armes pour la soutenirdans la liberté entière de son Commerce et Navigation,et de lui faire faire raison de toutes lesinjustices, injures el mauvais traitemens, en casqu'aucune Nation entreprît de la troubler dans sonCommerce et Navigation, el Nous aurons soin delui procurer tous les avantages et facilitez possiblespar les Traitez de Paix, d'Alliance, et de Commerceque Nous ferons.CILLa Compagnie pourra s'adresser à Nous toutesles fois qu'elle croira convenable, que les conditionslui accordées par le présent Octroy pourroienlêtre changées, augmentées ou limitez pour le plusgrand avantage de son Commerce, notre intentionBoyale étant de la favoriser autant qu'il est possible.BULAOB.


66cm.Finalement pour Droit de reconnoissance de cetOctroy, que Nous avons bien voulu accorder pourétablir el former celle Compagnie, elle sera obligéede Nous présenter, et à chacun de nos Hoirset Successeurs uu Lion couronné tenant les Armesde la Compagnie du poids de vingt Marcs d'Or.Si enchargeons à notre très-cher et bien-aimé Cousinle Prince Eugene de Savoye notre Lieutenant Gouverneuret Capitaine Général de nos Païs-Bas, eten son absence à notre Irès-cher et bien-aimécousin le Marquis de Prié notre Ministre Plénipotentiaireau Gouvernement d'iceux, el donnons enMandement à nos très-chers et féaux ceux de notreConseil d'Etat, Président et Gens de notre GrandConseil, Chancelier et Gens de noire Conseil ordonnéen Brabant; Président el Gens de noireConseil en Flandres, et à tous autres nos Justiciers,Officiers et Sujets, auxquels ce peut oupourra toucher et regarder, qu'ils fassent souffrentet laissent tous ceux de ladite Compagnie,tant en général qu'en particulier pleinement etpaisiblement jouir et user de l'effet de cesdilesPrésentes pour le tems, aux charges el conditionsci-dessus reprises, sans leur faire, mettre,ou donner, ni souffrir être fait, mis, ou donnéaucun trouble, ou empêchement au contraire, Carainsi nous plait-il; En témoignage de quoi Nous


(i 7avons signé ces présentes de notre main, et à iccllesfait mettre notre grand Scel. Donné en notreVille et Residence Imperiale de Vienne, le dixneuvièmejour du Mois de Décembre, l'an degrace mille sept cens vingt-deux, et de nos Règnes,de l'Empire Romain l'onzième, d'Espagne levingtième, et de Hongrie et de Boheme le douzième.


STELLINGEN.I.Non probanda est TIBEIUI decisio, quae instit. devulijnri substitutions § 4 invenilur.II.Eene vreemde gehuwde vrouw kan geen werkelijkverblijf in Nederland hebben, afgescheiden vandat van haren man, die zich in het buitenland ophoudt,en mitsdien niet worden gedagvaard voorden Nederlandschen regier, 1er voldoening eenerpersoneele vordering.


70HI.De gedaagde, tegen wien eene vordering tot echtscheidingis ingesteld, kan niet bij reconventie eenevordering tot echtscheiding instellen.IV.Behalve de redenen, bij Art. 437 W. v. K. uitdrukkelijkvermeld, zijn er nog andere redenen vanontslag van officieren en scheepsgezellen, welke terbeoordeeling van den regier staan.V.Een gefailleerde, wiens aangeboden accoord doorzijne schuldcischers is geweigerd, kan andermaal,indien de insolventverklaring nog niet is uilgesproken,aan deze een nieuw accoord aanbieden, metdat gevolg dat dit laatste aangenomen zijnde, dooideregtbank kan worden gehomologeerd.VI.De exceptie, dal de eischer niet bezit de hoedanigheid,die hij zich toeschrijft, kan niet meer wordenvo<strong>org</strong>esteld in hooger beroep.Vil.De verklaring van een deskundige, op de teregt-


71zitting gehoord, is in strafzaken, geen wettig middelvan bewijs.VIII.Ui aliquis secundum Arliculum 534 C. P. punialur,necesse est ut delictum ab eadem persona saepiussit commissural.IX.De meesters zijn niet strafbaar voor hetgeen doorhunne knechts is bedreven, in sirijd mei eene gemeenlelijkcverordening, legen wier overtreding strafis bedreigd.X.Wanneer eene handelsfirma zich heeft schuldiggemaakt aan overtreding in zaken van plaatselijkebelasting, moet ieder lid der firma individueel wordenveroordeeld in de geheele boete.XI.Bij het uitoefenen van liefdadigheid wordt Ie veeluil hel oog verloren, het zoeken en aanwenden vanmiddelen om armoede te voorkomen; meestal vergenoegtmen zich met de reeds beslaande armoedeIe lenigen.


72IXII.De historische verdeeling van ons vaderland inprovinciën, thans nog van kracht zijnde, kan alsnadeelig beschouwd worden voor eene goede administratie.1*i

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!