13.07.2015 Views

De invloed van het Global Reporting Initiative op het institutionele ...

De invloed van het Global Reporting Initiative op het institutionele ...

De invloed van het Global Reporting Initiative op het institutionele ...

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>De</strong> <strong>invloed</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>Global</strong> <strong>Reporting</strong><strong>Initiative</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong>veranderingsproces induurzaamheidsverslaggevingMarieke PouwelsUtrecht, december 2005Doctoraal scriptieFaculteit Sociale WetenschappenVrije Universiteit AmsterdamBeleid Communicatie en OrganisatieBegeleider: Dr. Ir. F.G.A. de BakkerTweede beoordelaar: Dr. A.S. Wilts


VoorwoordTer afsluiting <strong>van</strong> de studie Beleid Communicatie en Organisaties (BCO) aan de Vrije Universiteit teAmsterdam heb ik een exploratief onderzoek uitgevoerd naar de ontwikkelingen induurzaamheidsverslaggeving en de rol <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>Global</strong> <strong>Reporting</strong> <strong>Initiative</strong>. Mijn interesse inmaatschappelijk verantwoord ondernemen is aangewakkerd toen de multinationale onderneming waarik werkzaam was, <strong>van</strong>uit de maatschappij kritiek ontving <strong>op</strong> bepaalde activiteiten en <strong>het</strong>organisatiebeleid. Ondanks dat maatschappelijk verantwoord ondernemen of duurzaam ondernemenen duurzaamheidsverslaggeving geen onderdeel uitmaakten <strong>van</strong> <strong>het</strong> BCO studieprogramma, heb ikvoor deze richting gekozen om mijn studie af te ronden.Graag wil ik een woord <strong>van</strong> dank uitbrengen aan mijn scriptiebegeleider Dr. Ir. F.G.A. de Bakker voorzijn kritische blik en goede tips. Tevens wil ik Dr. A.S. Wilts, mijn tweede beoordelaar bedanken.Uiteraard wil ik alle respondenten die hebben meegewerkt aan <strong>het</strong> onderzoek hartelijk bedanken voorhun tijd en levendige informatie die ze aan mij beschikbaar hebben gesteld. Tot slot wil ik mijn oudersen vrienden heel erg bedanken voor alle mentale steun, vooral aan <strong>het</strong> einde <strong>van</strong> mijn scriptietijd.Marieke Pouwels<strong>De</strong>cember 2005, Utrecht


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingInhouds<strong>op</strong>gaveHoofdstuk 1 Inleiding 5§ 1.1 Duurzaamheidsverslaggeving 5§ 1.2 Het <strong>Global</strong> <strong>Reporting</strong> <strong>Initiative</strong> 7§ 1.3 Institutionele verandering 8§ 1.4 Onderzoeksvraag 9§ 1.5 Methodologie 9§ 1.6 Structuur scriptie 10Hoofdstuk 2 Theoretisch kader: Institutionele verandering 11§ 2.1 Inleiding 11§ 2.2 Institutionele theorie in de organisatiewetenschappen 11§ 2.1.1 Het ‘oude’ institutionalisme 11§ 2.1.2 Neo-institutionalisme 12§ 2.1.3 Niveau <strong>van</strong> analyse 13§ 2.3 Institutionele verandering 15§ 2.4 Model <strong>van</strong> <strong>institutionele</strong> verandering <strong>van</strong> Greenwood, Suddaby en Hinings 17§ 2.5 Theoretisering 19§ 2.6 Legitimiteit 21§ 2.7 Professionele associaties 22§ 2.8 Conclusie 24Hoofdstuk 3 Methodologie 25§ 3.1 Onderzoeksontwerp 25§ 3.2 Selectie <strong>van</strong> case <strong>Global</strong> <strong>Reporting</strong> <strong>Initiative</strong> 26§ 3.3 Dataverzameling 26§ 3.4 Operationalisatie 28§ 3.5 Validiteit en betrouwbaarheid 29§ 3.6 Data-analyse 30Hoofdstuk 4 Duurzaamheidsverslaggeving 31§ 4.1 Inleiding 31§ 4.2 Eerste periode: vóór de <strong>op</strong>richting <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI 31§ 4.2.1 Ontwikkeling duurzaamheidsverslaggeving 32§ 4.2.2 Ontwikkelingen betreffende GRI 33§ 4.3 Tweede periode: 1997-2000 34§ 4.3.1 Ontwikkelingen duurzaamheidsverslaggeving 34§ 4.3.2 Ontwikkelingen betreffende GRI 34§ 4.4 <strong>De</strong>rde periode: 2001 35§ 4.5 Vierde periode 2002-heden 36§ 4.5.1 Ontwikkeling duurzaamheidsverslaggeving 36§ 4.5.2 Ontwikkelingen betreffende GRI 37§ 4.6 Actoren <strong>van</strong> <strong>invloed</strong> <strong>op</strong> de ontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving 38§ 4.6.1 Invloed <strong>van</strong> actoren 38§ 4.6.1.1 NGO’s, internationale organisaties en belangenvereniging 38§ 4.6.1.2 Overheid 39§ 4.6.1.3 Accountants en adviesorganisaties 40§ 4.6.1.4 Ondernemingen 40§ 4.6.1.5 Overige actoren 40§ 4.6.2 Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI 41§ 4.7 Conclusie 42<strong>De</strong>cember 2005 3


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingHoofdstuk 5 Institutioneel veranderingsproces 45§ 5.1 Inleiding 45§ 5.2 Precipitating jolts 45§ 5.3 <strong>De</strong>ïnstitutionalisatie 48§ 5.4 Preïnstitutionalisatie 49§ 5.5 Theoretisering 51§ 5.6 Nabootsing 53§ 5.7 Diffusie 56§ 5.8 Reïnstitutionalisatie 57§ 5.9 Conclusie 59Hoofdstuk 6 <strong>De</strong> rol <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI als professionele associatie 61§ 6.1 Inleiding 62§ 6.2 Arenafunctie of discussieplatform 62§ 6.3 Medium ter representatie 64§ 6.4 Monitorfunctie 65§ 6.4.1 Vrijblijvend rapporteren 66§ 6.4.2 In accordance rapporteren 67§ 6.4.3 Toekomstvisie over de GRI richtlijnen 67§ 6.5 Conclusie 68Hoofdstuk 7 Conclusie, reflectie en aanbevelingen 71§ 7.1 Inleiding 71§ 7.2 Samenvatting 71§ 7.3 Conclusie 79§ 7.4 Reflectie en aanbevelingen 80Literatuur 83Bijlage I <strong>Global</strong> <strong>Reporting</strong> <strong>Initiative</strong> 881 Introductie 882 Structuur <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI 883 Stakeholder engagement 894 GRI Richtlijnen 895 In accordance rapporteren 91Bijlage II Respondenten 92Bijlage III Operationalisatie schema 93Bijlage IV Interview 95Bijlage V Matrix <strong>invloed</strong> actoren 99Bijlage VI Matrix <strong>institutionele</strong> processen 105Bijlage VII Matrix professionele associatie 119<strong>De</strong>cember 2005 4


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingbottom line 1 , companies must demonstrate responsibility by reporting fully on their environmental,social and economic performance, governments must create the frameworks for this accountabilityand markets must promote sustainability by acting on the information” (SustainAbility, 1996:22).CompanyTriple Bottom LineResponsibilityFull, standardised, state of the artenvironmental, financial en socialreporting. True and fair view ofglobal and local impacts.<strong>Reporting</strong> in all world regionsagainst global <strong>op</strong>eratingstandards. Responsible lobbying.Internal and external evaluation ofsocial and environmentalperformance. Institutionalised‘multi-way’ stakeholderengagement.GovernmentTriple Bottom LineAccountabilityMinimum mandatory reportingframeworks. Commonenvironmental and socialaccounting methodologies andindicators. EnforceableEnvironmental Quality Standards(EQS). Punctive measures forcorporate non-performers.Environmental and social taxreform. Sustainability-screenedpublic procurement andinvestment.MarketTriple Bottom LineSustainabilityPressure for greater corporatedisclosure across the triple bottomline. Information needs madeexplicit. Use of disclosedinformation in all investment andconsumption decisions.Rewarding good performers andpenalising laggards. Striking abalance between rights and needsas sahreholder, costumer andcitizen.Figuur 2 Herziening <strong>van</strong> <strong>het</strong> originele 5-Stadia model: verbreding <strong>van</strong> stadium 5.(SustainAbility, 1996: 23)Uit een onderzoek uitgevoerd door KPMG 2 en de Universiteit <strong>van</strong> Amsterdam (2002) blijkt dat <strong>van</strong> de250 grootste multinationals 29% aangaf verslagen over duurzaamheid te publiceren. Een derde <strong>van</strong> die29% liet zich inspireren door de richtlijnen <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>Global</strong> <strong>Reporting</strong> <strong>Initiative</strong> (GRI). Het <strong>Global</strong><strong>Reporting</strong> <strong>Initiative</strong> is een multistakeholderproces dat richtlijnen heeft gevormd <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong>duurzaamheidsverslaggeving (GRI, 2004a). In de volgende paragraaf volgt een korte introductie <strong>van</strong>deze institutie. <strong>De</strong> meerderheid <strong>van</strong> de multinationals die over duurzaamheid rapporteren, richt zichnog steeds <strong>op</strong> de traditionele onderwerpen <strong>van</strong> rapporteren, zoals health, safety & environment (HSE),werknemers relaties, etc (Kolk, 2004). Uit dit onderzoek blijkt dat ondernemingen die via de GRIrichtlijnen verslag geven, niet meer alleen over traditionele onderwerpen rapporteren. Er is eenverandering merkbaar in <strong>het</strong> instituut externe rapportage. Het is dan ook interessant om in ditonderzoek nader te kijken welke rol <strong>het</strong> GRI hierin speelt.1 Elkington (1997) introduceerde de term ‘Pe<strong>op</strong>le, Planet and Profit’, die refereert aan de triple bottom linewelke ondernemingen in acht moeten nemen als zij belangrijke ondernemingsbeslissingen moeten nemen. <strong>De</strong>triple bottom line geeft aan dat er nieuwe verantwoordelijkheden, taken, aansprakelijkheden, routines, methoden,ethiek, autoriteiten, regelgeving en stakeholders rechten en behoeften zijn die verdeeld moeten worden overeconomische, sociale en ecologische dimensies.2 KPMG is een wereldwijd <strong>op</strong>ererende accountants- en adviesorganisatie (2005).<strong>De</strong>cember 2005 6


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggeving§ 1.2 Het <strong>Global</strong> <strong>Reporting</strong> <strong>Initiative</strong><strong>De</strong> ‘Coalition for Environmentally Responsible Economies’ (Ceres) 3 , een Amerikaanse non-profitorganisatie, maakte voor <strong>het</strong> bedrijfsleven een stap in <strong>het</strong> omzetten <strong>van</strong> duurzaamheid naar eentastbaar begrip. Zij richtten in 1997 <strong>het</strong> <strong>Global</strong> <strong>Reporting</strong> <strong>Initiative</strong> (GRI) <strong>op</strong>. Dit was eeninternationale poging om duurzaamheidsverslaggeving te standaardiseren, en bracht meerdereinitiatieven samen, waaronder principes <strong>van</strong> Ceres, World Business Council on Sustainable<strong>De</strong>vel<strong>op</strong>ment (WBCSD) 4 en Fédération des Experts Comptables Eur<strong>op</strong>éens (FEE). Het GRI heeftaspecten overgenomen <strong>van</strong>uit de accountancy en daarmee een raamwerk gebouwd voorduurzaamheidsverslaggeving. Een uitgebreide introductie <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI over de structuur en derichtlijnen is te vinden in bijlage I.Er zijn geen andere raamwerken <strong>op</strong> internationaal niveau die gebaseerd zijn <strong>op</strong> de triple bottom line,<strong>het</strong> multistakeholder principe en <strong>op</strong> consensus. Er zijn wel nationale initiatieven <strong>op</strong>gezet dooroverheden, ondernemingen en NGOs 5 . <strong>De</strong>ze proberen <strong>op</strong> een lijn te blijven met GRI om internationaalgebruik mogelijk te maken. (GRI, 2004b). Door de komst <strong>van</strong> dit initiatief is getracht meer houvast tebieden aan ondernemingen over de manier <strong>van</strong> duurzaamheidsverslaggeving. <strong>De</strong> uiteindelijke missie<strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI is om verslaggeving over economische-, milieu- en sociale gegevens net zo routinematigte maken zoals dat <strong>het</strong> geval is in de financiële verslaggeving (GRI, 2004c). Omdat <strong>het</strong> GRI uniek isdoor <strong>het</strong> triple bottom line-, multistakeholder- en consensusprincipe, en doordat steeds meer nationaleen internationale ondernemingen de GRI Sustainability <strong>Reporting</strong> Guidelines als uitgangspunt nemenvoor hun duurzaamheidsverslagen, is <strong>het</strong> interessant om de rol <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI in de ontwikkelingen <strong>van</strong>duurzaamheidsverslaggeving nader te onderzoeken.In duurzaamheidsverslaggeving is de laatste jaren veel veranderd, mede door de komst <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI.Kolk (2004) geeft aan dat de bijdrage <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI aan deze ontwikkeling vooral ligt in <strong>het</strong> verbeteren<strong>van</strong> kwaliteit, striktheid en gebruiksgemak <strong>van</strong> duurzaamheidsverslaggeving. <strong>De</strong>ze verandering induurzaamheidsverslaggeving kan gezien worden als een nieuwe institutie, er is een nieuw patroonontstaan <strong>van</strong> sociale actie (Giddens,1984).3 Ceres werd <strong>op</strong>gericht in 1989 door milieugroeperingen en <strong>institutionele</strong> beleggers, om samen te streven naarhogere standaarden voor milieuprestaties en informatievoorziening <strong>van</strong> ondernemingen (Ceres, 2005)4 <strong>De</strong> WBCSD is een verbond <strong>op</strong>gericht in 1992, bestaande uit 175 internationale ondernemingen uit meer dan 35landen, die door hun gemeenschappelijke toewijding voor duurzaam ondernemen verenigd zijn (WBCSD, 2005).5 Een non-governmental organization (NGO) is een non-profit organisatie die <strong>op</strong> vrijwillige basis <strong>op</strong> lokaal,nationaal of internationaal niveau kwesties bespreekbaar maakt die <strong>het</strong> algemene belang dienen (UN, 2005). <strong>De</strong>term wordt hier beperkt tot belangengroepen met een sociale-, culturele-, wettelijke- of milieuachtergrond.<strong>De</strong>cember 2005 7


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingGreenwood et al. (2002) is voor dit onderzoek toepasbaar om de rol <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI in <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong>veranderingsproces weer te geven, omdat <strong>het</strong> GRI sterk lijkt <strong>op</strong> een professionele associatie.Greenwood et al. (2002) leggen in hun onderzoek de nadruk <strong>op</strong> de rol <strong>van</strong> professionele associatiestijdens deïnstitutionalisering en verandering. Zij sporen wetenschappers en onderzoekers aan omverder onderzoek te doen naar deze rol. Met deze scriptie wordt hieraan een bijdrage geleverd door derol <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>Global</strong> <strong>Reporting</strong> <strong>Initiative</strong> tijdens <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces induurzaamheidsverslaggeving onder de loep te leggen.§ 1.4 OnderzoeksvraagDit onderzoek heeft als doelstelling door middel <strong>van</strong> exploratief onderzoek zowel een bijdrage televeren aan de kennis over duurzaamheidsverslaggeving in <strong>het</strong> algemeen als meer inzicht geven in deempirie over <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggeving. Na een korteintroductie <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces en de professionele associatie die de basisvormen <strong>van</strong> dit onderzoek, kan de probleemstelling geformuleerd worden. <strong>De</strong> onderzoeksvraag die indeze scriptie centraal zal staan is als volgt:Wat is de <strong>invloed</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>Global</strong> <strong>Reporting</strong> <strong>Initiative</strong> als professionele associatie <strong>op</strong> <strong>het</strong><strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggeving <strong>van</strong>af haar <strong>op</strong>richting in1997?Hierna volgen de deelvragen die er voor zullen zorgen dat de centrale vraag in deze scriptie zovolledig mogelijk beantwoordt kan worden. <strong>De</strong> eerst twee vragen hebben betrekking tot <strong>het</strong> vormen<strong>van</strong> een theoretisch begrippenkader, dat als basis kan dienen voor <strong>het</strong> onderzoek. <strong>De</strong> deelvragen zijn:1. Hoe verlo<strong>op</strong>t een institutioneel veranderingsproces?2. Welke <strong>invloed</strong> heeft een professionele associatie <strong>op</strong> een institutioneel veranderingsproces?3. Welke ontwikkelingen zijn er geweest in duurzaamheidsverslaggeving voor 1997 en na 1997?4. Welke actoren zijn <strong>van</strong> <strong>invloed</strong> geweest <strong>op</strong> de ontwikkelingen induurzaamheidsverslaggeving?5. Welke <strong>invloed</strong> heeft <strong>het</strong> <strong>Global</strong> <strong>Reporting</strong> <strong>Initiative</strong> <strong>op</strong> de ontwikkelingen induurzaamheidsverslaggeving?6. Hoe is <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggeving verl<strong>op</strong>en?7. Welke rol heeft <strong>het</strong> <strong>Global</strong> <strong>Reporting</strong> <strong>Initiative</strong> als professionele associatie gespeeld in <strong>het</strong><strong>institutionele</strong> veranderingsproces?§ 1.5 MethodologieOm juiste gedetailleerde gegevens te verzamelen over <strong>het</strong> de ontwikkelingen voor en na 1997, en overde <strong>invloed</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI, is in dit onderzoek een kwalitatieve casestudy uitgevoerd. Het onderzoek is<strong>De</strong>cember 2005 9


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingexploratief <strong>van</strong> aard, er wordt gewerkt met gegevens <strong>van</strong>uit <strong>het</strong> GRI en <strong>van</strong>uit een aantal Nederlandsebedrijven. Er worden twee manieren <strong>van</strong> datavergaring gebruikt. Ten eerste worden data verzamelddoor <strong>het</strong> houden <strong>van</strong> interviews met medewerkers <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI en medewerkers <strong>van</strong>adviesorganisaties, overheid, belangenverenigingen en rapporterende organisaties. Ten tweede wordengegevens verzameld met behulp <strong>van</strong> tekstuele data uit diverse bronnen, o.a. duurzaamheidsverslagen,onderzoeken, brochures en beleidsdocumenten. Het proces <strong>van</strong> verandering induurzaamheidsverslaggeving, de rol <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI hierin, de <strong>invloed</strong> <strong>van</strong> andere actoren <strong>op</strong> <strong>het</strong> procesen de anticipatie <strong>van</strong> organisaties <strong>op</strong> deze ontwikkelingen zullen door gebruikmaking <strong>van</strong> <strong>het</strong> model<strong>van</strong> Greenwood et al. (2002), de aanvulling <strong>van</strong> Parkhe (2003), en de functies <strong>van</strong> de professioneleassociatie <strong>van</strong> Greenwood et al. (2002) een leidraad vormen voor <strong>het</strong> beantwoorden <strong>van</strong> dedeelvragen.§ 1.6 Structuur scriptieVolgend <strong>op</strong> <strong>het</strong> inleidende hoofdstuk zal in hoofdstuk 2 <strong>het</strong> theoretische kader uiteen worden gezet. Erwordt een bekn<strong>op</strong>te beschrijving gegeven <strong>van</strong> de <strong>institutionele</strong> theorie, met de nadruk <strong>op</strong> de neo<strong>institutionele</strong>theorie. Het procesmodel <strong>van</strong> Greenwood e.a. (2002) wordt aangenomen als basis voorde casestudy. In hoofdstuk 3 wordt de gekozen methodologie onderbouwd. In hoofdstuk 4 wordt naderingegaan <strong>op</strong> de ontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving en de <strong>invloed</strong> <strong>van</strong> actoren <strong>op</strong> dezeontwikkelingen. In hoofdstuk 5 worden de ontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving besprokenaan de hand <strong>van</strong> de fasen <strong>van</strong> <strong>institutionele</strong> verandering. In hoofdstuk 6 wordt de rol <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI alsprofessionele associatie weergegeven. In hoofdstuk 7 worden de conclusies gegeven door de theorieen empirie te k<strong>op</strong>pelen en is er ruimte voor reflectie en discussie.<strong>De</strong>cember 2005 10


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingHoofdstuk 2Theoretisch kader: Institutionele verandering§ 2.1 InleidingOm de rol <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>Global</strong> <strong>Reporting</strong> <strong>Initiative</strong> als professionele associatie met betrekking tot <strong>het</strong><strong>institutionele</strong> veranderingsproces beter te kunnen bestuderen, worden in de komende paragrafenenkele rele<strong>van</strong>te theorieën en concepten besproken. Allereerst worden de ontwikkelingen in de<strong>institutionele</strong> theorie in de organisatiewetenschappen weergegeven in paragraaf 2.2. Daarna wordt inparagraaf 2.3 <strong>institutionele</strong> verandering besproken. Om een beter beeld te vormen <strong>van</strong> hoe een<strong>institutionele</strong> verandering in procesmatig <strong>op</strong>zicht verlo<strong>op</strong>t, wordt in paragraaf 2.4 <strong>het</strong> model <strong>van</strong>Greenwood, Suddaby en Hinings (2002) nader toegelicht. <strong>De</strong> twee belangrijke begrippen in dit model,theoretisering en legitimiteit, worden in respectievelijk paragraaf 2.5 en 2.6 verduidelijkt. Met dezetheoretische achtergronden kan de eerste deelvraag, over hoe een institutioneel veranderingsprocesverlo<strong>op</strong>t, worden beantwoord. Dan wordt in paragraaf 2.7 de rol <strong>van</strong> de professionele associatie in <strong>het</strong><strong>institutionele</strong> veranderingsproces beschreven en wordt een antwoord geformuleerd <strong>op</strong> de tweededeelvraag. Tot slot worden aan <strong>het</strong> eind <strong>van</strong> <strong>het</strong> hoofdstuk, in paragraaf 2.8, enkele conclusiesbesproken.§ 2.2 Institutionele theorie in de organisatiewetenschappenIn de organisatiewetenschappen, waarin organisaties <strong>het</strong> onderwerp <strong>van</strong> bestudering zijn, komt in dewerken <strong>van</strong> Selznick ([1949] 1966, 1957), Parsons ([1956]1960, [1934]1990) en Simon (1950) voor<strong>het</strong> eerst de stroming institutionalisme naar voren. Selznick schreef over <strong>het</strong> institutionaliseren <strong>van</strong>organisaties, Parsons keek vooral naar de normatieve <strong>invloed</strong>en <strong>van</strong>uit de omgeving, en Simonbeschreef over de beperkte rationaliteit binnen organisationele structuren. <strong>De</strong> concepten <strong>van</strong> institutenen institutionalisering zijn <strong>op</strong> vele manieren gedefinieerd, met substantiële verschillen tussenbenaderingen. Het is dan ook belangrijk om te erkennen dat er niet een, maar meerdere varianten zijnom de <strong>institutionele</strong> theorie te benaderen. Scott (1987) geeft bijvoorbeeld een overzicht <strong>van</strong> viersociologische formuleringen, allemaal met een <strong>institutionele</strong> focus. Hij wil hiermee laten zien dat erover de jaren heen verschillende <strong>op</strong>vattingen de revue zijn gepasseerd. Ook wordt er in de literatuurgesproken over <strong>het</strong> ‘oude’ en <strong>het</strong> ‘nieuwe’ institutionalisme (DiMaggio en Powell, 1991), Selznick ishierin de grondlegger <strong>van</strong> <strong>het</strong> ‘oude’ institutionalisme.§ 2.1.1 Het ‘oude’ institutionalismeBeïnvloed door Merton’s werk heeft Selznick (1948, in Scott, 2001) geprobeerd om onderscheid temaken tussen een organisatie als ‘de structurele uitdrukking <strong>van</strong> rationele actie’ – als eenmechanistisch instrument dat ontwikkeld is om bepaalde doelen te bereiken – en een organisatiegezien als een aanpasbaar organisch systeem, dat beïnvloed wordt door sociale karakteristieken <strong>van</strong><strong>De</strong>cember 2005 11


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevinghaar deelnemers evenals door druk <strong>van</strong>uit de omgeving. Organisaties worden, in veranderlijke mate enover tijd, getransformeerd tot instituties (Selznick, 1948 in Scott, 2001). Zodra een organisatie gezienwordt als een institutie neemt de organisatie sociologische bagage mee. Met deze bagage wordengebeurtenissen in <strong>het</strong> sociale leven <strong>van</strong> mensen, groepen en maatschappijen bedoel, die een organisatieminder rationeel, formeel en minder doelgericht maken. Een organisatie is niet zomaar een machinedie goederen en diensten produceert, maar een menselijke organisatie gedreven door emotie en traditie(Jaffee, 2001). Selznick (1957) ziet institutionaliseren als een proces. Het gebeurt met een organisatieover tijd, en reflecteert de geschiedenis <strong>van</strong> de organisatie, de mensen die er werken, de groepen die<strong>het</strong> omsluit en de gevestigde belangen die deze groepen gecreëerd hebben en de manier waar<strong>op</strong> deorganisatie aan de omgeving is aangepast. Met de term institutionalisering refereerde Selznick aanorganisatiebeleid en -gebruiken die infused with value (doordrongen <strong>van</strong> waarde) geraken, <strong>het</strong> gaat danniet alleen om technische handelingen. <strong>De</strong> graad <strong>van</strong> institutionalisering is te bepalen door debereidheid om de organisatiestructuur of organisationele procedures <strong>op</strong> te geven of te veranderen, alsantwoord <strong>op</strong> nieuwe omstandigheden of eisen. Binnen organisaties wordt waarde gehecht aanprocedures en methoden, onafhankelijk <strong>van</strong> de mogelijkheid om de doelstellingen <strong>van</strong> de organisatiete verbeteren. Een organisatie is dan niet meer alleen een mechanisch instrument, zij wordt eenorganisch systeem. Dat systeem houdt zichzelf in leven, doordat organisatieleden door hungedragingen die voortkomen uit doelen en procedures, een unieke set <strong>van</strong> waarden in stand houden(Selznick, 1948). Voortbordurend <strong>op</strong> <strong>het</strong> werk <strong>van</strong> Selznick gaan een aantal auteurs (oa. Clark, 1960;Perrow, 1961; Zald en <strong>De</strong>nton, 1963; Stinchcombe, 1968 in Scott, 2001) verder met de bestudering<strong>van</strong> instituties. Merton en Selznick hebben een basis gelegd voor een procesmodel <strong>van</strong> instituties(Scott, 2001). Scott (2001) schrijft dat Merton vooral keek naar werkprocessen in bureaucratischeorganisaties, Selznick richtte zich <strong>op</strong> <strong>het</strong> beschrijven <strong>van</strong> processen binnen organisaties met een aantalspecifieke kenmerken.§ 2.1.2 Neo-institutionalismeIn de ‘oude’ <strong>institutionele</strong> theorie hielden onderzoekers zich vooral bezig met gedeelde waarden ennormen in organisaties. Door nieuwe inzichten in andere theoretische disciplines is er eenverschuiving <strong>op</strong>getreden in de <strong>institutionele</strong> theorie, instituties werden <strong>op</strong> een andere maniergeconceptualiseerd. In <strong>het</strong> neo-institutionalisme werden ontwikkelingen in de cognitieve en cultureletheorie gek<strong>op</strong>peld aan de <strong>institutionele</strong> theorie. <strong>De</strong> aandacht ging uit naar cognitieve en cultureleelementen <strong>van</strong> instituties, waardoor de nadruk werd gelegd <strong>op</strong> culturele systemen <strong>van</strong> gedeelde<strong>op</strong>vattingen, die samen een sociale werkelijkheid vormen. Instituties of externe culturele systemenvormen de interne betekenisgeving <strong>van</strong> een actor, waardoor zij <strong>van</strong> <strong>invloed</strong> zijn <strong>op</strong> normen enwaarden. <strong>De</strong> neo-<strong>institutionele</strong> benadering benadrukt dat gedrag dat geïnstitutionaliseerd is geraakt enorganisationele actie, beide gevormd worden door instituties in de omgeving (DiMaggio en Powell,1991).<strong>De</strong>cember 2005 12


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingomgeving zoals <strong>van</strong> overheid, industriële verbonden en verwachtingen <strong>van</strong>uit de maatschappij(bijvoorbeeld regels, normen en standaarden over productkwaliteit, beroepsveiligheid ofmilieumanagement) voor sociaal geaccepteerd gedrag.In de neo-<strong>institutionele</strong> theorie is <strong>het</strong> macr<strong>op</strong>erspectief, of omgevingsperspectief, <strong>het</strong> meestdominerend geweest. DiMaggio en Powell (1983) hebben een toonaangevend artikel geschreven, enonderscheiden drie mechanismen waarmee <strong>institutionele</strong> effecten worden verspreid over eenorganisationeel veld. Onder organisationeel veld verstaan DiMaggio en Powell (1983) <strong>het</strong> geheel <strong>van</strong>organisaties die samen een herkenbaar institutioneel leven vormen (1983:148). <strong>De</strong> isomorfischemechanismen die zij onderscheiden zijn dwingend, mimetisch en normatief. Het mechanisme isdwingend, wanneer isomorfisme <strong>het</strong> resultaat is <strong>van</strong> politieke druk en legitimiteit. Van mimetischisomorfisme is sprake wanneer onzekerheid de gelijkheid veroorzaakt. Normatief isomorfisme wordtveroorzaakt door professionalisering 6 . Zij hebben veel aandacht voor processen waarin organisatieslegitimiteit vergaren door zich aan te passen aan normen en verwachtingen <strong>van</strong> de <strong>institutionele</strong>omgeving (Meyer en Rowan, 1977; Zucker, 1977; DiMaggio en Powell, 1983). DiMaggio en Powell(1983) noemen <strong>het</strong> verspreiden <strong>van</strong> <strong>institutionele</strong> effecten een proces <strong>van</strong> isomorfisme, <strong>het</strong> is eenbelangrijk gevolg <strong>van</strong> zowel competitieve als <strong>institutionele</strong> processen. Isomorfisme betekentgelijkheid, de sociale druk in een sector is voor iedere organisatie in die sector gelijk en veroorzaaktdat bedrijven dezelfde structuren en activiteiten ontplooien (DiMaggio en Powell, 1983). Binnen de<strong>institutionele</strong> theorie is veel onderzoek gedaan naar isomorfisme als aspect <strong>van</strong> <strong>het</strong> proces <strong>van</strong>bureaucratisering in ondernemingen en publieke organisaties in moderne maatschappijen (Baron et al.,1986; Singh et al., 1986; Tolbert en Zucker, 1983). Tolbert en Zucker (1983) gaven in hun onderzoekaan dat als steeds meer organisaties bepaald beleid overnemen, dit beleid geïnstitutionaliseerd raakt.Baron et al. (1985) ondersteunden <strong>het</strong> onderzoek <strong>van</strong> Tolbert en Zucker (1983), en zeggen verder datin de eerste fasen <strong>van</strong> diffusie, <strong>het</strong> verspreiden <strong>van</strong> nieuwe organisationele gebruiken nauw verbondenis met interne functionele vereisten. Singh et al. (1986) onderzochten in lijn met de <strong>institutionele</strong>benadering, de relatie tussen organisationele legitimiteit en <strong>het</strong> overleven <strong>van</strong> een organisatie.Meyer en Scott ([1983] 1992) beweren dat hoewel alle organisaties gevormd worden door zoweltechnische als <strong>institutionele</strong> krachten, sommige typen organisaties meer beïnvloed worden door de eendan door de ander. Meyer en Scott ([1983] 1992) en DiMaggio en Powell (1983) zien de sector of <strong>het</strong>organisationeel veld als een nieuw niveau <strong>van</strong> analyse, dat specifiek bedoeld is voor de studie <strong>van</strong><strong>institutionele</strong> processen. Zij zien een organisationeel veld als een hulpmiddel om de omgeving af tebakenen waarbinnen <strong>institutionele</strong> processen <strong>op</strong>ereren (Scott, 2001). Hoffman (1999) heeft in zijnartikel een raamwerk proberen te vormen om te begrijpen hoe organisationele velden en instituties6 Professionalisering is <strong>het</strong> gemeenschappelijk vaststellen <strong>van</strong> voorwaarden en methoden om werk uit te voeren,zodat men controle kan uitoefenen <strong>op</strong> productiviteit (Larson, 1977; Collins, 1979 in DiMaggio en Powell, 1983).<strong>De</strong>cember 2005 14


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingzich naast elkaar ontwikkelen. Hoffman (1999) beweert dat een organisationeel veld niet alleen eenverzameling <strong>van</strong> organisaties is, maar meer een centrum waar dialoog en discussie plaatsvindt. Eenveld wordt niet gevormd rondom technologieën en industrieën, maar rondom kwesties ofdiscussiepunten, zoals <strong>het</strong> beschermen <strong>van</strong> <strong>het</strong> milieu. Verschillende deelnemers <strong>van</strong> eenorganisationeel veld worden hierdoor bij elkaar gebracht (Hoffman, 1999).Jennings en Zandbergen (1995), die duurzaamheid en <strong>institutionele</strong> theorie met elkaar in verbandbrengen, stellen dat wanneer er binnen een organisationeel veld geen sprake is <strong>van</strong> directe druk <strong>van</strong> deoverheid, normatieve en mimetische krachten veel meer <strong>van</strong> <strong>invloed</strong> zijn <strong>op</strong> de verspreiding <strong>van</strong>ideeën, dan dwingende krachten. Onderzoek bij middelgrote en grote organisaties (Ernst & Young,1994 in Jennings en Zandbergen, 1995) laat zien dat organisaties gebruiken met erkende waarde ofgebruiken die gezien worden als nieuwe industriestandaard, eenvoudig k<strong>op</strong>iëren <strong>van</strong> gelijkeorganisaties. (Jenning en Zandbergen, 1995). In deze scriptie bestaat <strong>het</strong> organisationele veld uit degroep organisaties die betrokken zijn bij de ontwikkelingen en veranderingen induurzaamheidsverslaggeving. Dit zijn de stakeholders <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI, die betrokken zijn in de dialoogdie door <strong>het</strong> <strong>Global</strong> <strong>Reporting</strong> <strong>Initiative</strong> is geïnitieerd.Om de ontwikkelingen en veranderingen in duurzaamheidsverslaggeving te kunnen bekijken in <strong>het</strong>licht <strong>van</strong> de <strong>institutionele</strong> theorie, is <strong>het</strong> belangrijk om <strong>het</strong> dynamische aspect <strong>van</strong> instituties aan bod telaten komen. In de volgende paragraaf wordt <strong>institutionele</strong> verandering geïntroduceerd.§ 2.3 Institutionele veranderingInstituties zijn tot voor kort altijd beschouwd als een bron <strong>van</strong> stabiliteit en orde. <strong>De</strong> nadruk binnen deneo-<strong>institutionele</strong> theorie heeft dan ook lang gelegen <strong>op</strong> <strong>het</strong> permanente karakter <strong>van</strong> instituties. Er iswel enige aandacht geweest voor <strong>het</strong> dynamische aspect <strong>van</strong> instituties, echter volgens Scott (2001)was dat enkel tijdens <strong>het</strong> vormen <strong>van</strong> nieuwe instituties en bij de verspreiding er<strong>van</strong>. Oliver (1992) enScott (2001) legden bloot dat de nadruk vooral lag <strong>op</strong> <strong>institutionele</strong> constructie en <strong>op</strong> convergerendeveranderingsprocessen. Recentelijk zijn onderzoekers argumenten en situaties gaan onderzoekenaangaande <strong>institutionele</strong> verandering. Oliver (1992) maakt een begin met een artikel over een vorm<strong>van</strong> dynamiek <strong>van</strong> instituties die betrekking hebben <strong>op</strong> verzwakken en verdwijnen <strong>van</strong> instituties.Gekeken wordt naar de deïnstitutionalisatie <strong>van</strong> bestaande vormen en de vervaging er<strong>van</strong> door nieuweregelingen, welke ook door de tijd heen institutionalisatie ondergaan. Oliver (1992) definieertdeïnstitutionalisatie als <strong>het</strong> delegitimeren <strong>van</strong> geïnstitutionaliseerde gedragingen en procedures. Scott(2001) omschrijft deïnstitutionalisatie als <strong>het</strong> proces waarbij instituties verzwakken en verdwijnen, enonderstreepte <strong>het</strong> belang er<strong>van</strong>: “<strong>het</strong> is nuttig om studies over deïnstitutionalisatie in een brederecontext <strong>van</strong> <strong>institutionele</strong> verandering te zetten, omdat de verzwakking en verdwijning <strong>van</strong> een reeks<strong>De</strong>cember 2005 15


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingovertuigingen en gebruiken geassocieerd kan worden met de komst <strong>van</strong> nieuwe <strong>op</strong>vattingen engebruiken” (2001:184).Oliver (1992) heeft drie belangrijke bronnen geïdentificeerd die druk uitoefenen <strong>op</strong> <strong>institutionele</strong>normen en gebruiken, zowel <strong>op</strong> organisationeel als <strong>op</strong> omgevingsniveau. Die drie bronnen zijnfunctionele, politieke en sociale bronnen. <strong>De</strong>ze kunnen ervoor zorgen dat geïnstitutionaliseerdegedragingen in verval geraken en zo een proces <strong>van</strong> deïnstitutionalisatie <strong>op</strong> gang brengen. Entr<strong>op</strong>ie eninertie 7 zijn inherente en concurrerende processen in een organisatie die <strong>het</strong> proces <strong>van</strong>deïnstitutionalisatie respectievelijk kunnen versnellen of kunnen vertragen. <strong>De</strong>ze vijf krachten samenbepalen de mogelijkheid <strong>van</strong> verdwijning en afwijzing <strong>van</strong> <strong>het</strong> geïnstitutionaliseerde gedrag <strong>van</strong> eenorganisatie.Het artikel <strong>van</strong> Oliver (1992) is <strong>het</strong> eerste geweest in <strong>het</strong> onderzoek naar omstandigheden waaronderstabiel geachte <strong>institutionele</strong> activiteiten schijnbaar eroderen, destabiliseren of verdwijnen. Auteurshebben ingehaakt <strong>op</strong> de ontwikkeling in de <strong>institutionele</strong> theorie en hebben deïnstitutionalisatie,reïnstitutionalisatie en <strong>institutionele</strong> verandering <strong>het</strong> onderwerp gemaakt <strong>van</strong> hun studies (o.a.Hoffman, 1999; Thornton, 2002; Lounsbury, 2002; Lee en Pennings, 2002; Greenwood, et al., 2002;Townley, 2002; Zilber, 2002). Institutionele verandering is volgens Dacin, et al. (2002) een centralefocus geworden in de neo-<strong>institutionele</strong> theorie.Scott (2001) geeft aan dat theoretici en onderzoekers afgel<strong>op</strong>en decennia voornamelijk getrachthebben de interactie tussen <strong>institutionele</strong> veranderingsprocessen en organisationele verandering beterte begrijpen. Hierin is <strong>het</strong> belangrijk om een onderscheid te maken tussen processen of factorenexogeen aan <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> systeem die een verandering kunnen bewerkstelligen, en krachten diedoorwerken <strong>op</strong> <strong>het</strong> interne systeem. Externe factoren die een <strong>institutionele</strong> verandering kunneninitiëren zijn bijvoorbeeld de introductie <strong>van</strong> nieuwe technologieën; management innovaties, zoalstotal quality management (Cole, 1999); grote veranderingen in politiek beleid (Fligstein, 1990) enverschuivingen in culturele overtuigingen en gebruiken, zoals veranderende ideeën over natuurlijkeomgeving (Frank et al., 1999). In geïnstitutionaliseerde systemen spreekt de betekenis <strong>van</strong> institutie<strong>het</strong> bijna tegen dat krachten <strong>van</strong> binnenuit de organisatie verandering teweeg kunnen brengen. Tochzijn er twee algemene kenmerken <strong>van</strong> sociale systemen die verandering mogelijk, zelfs onvermijdelijkmaken. Ten eerste is er een hiaat tussen micro en macro niveau. Daarnaast bestaan in detegenwoordige wereld alle sociale structuren uit meer dan een geïnstitutionaliseerd systeem, waardoorendogene verandering makkelijker te overwegen is (Scott, 2001).7 Zucker (1988) beschrijft organisationele entr<strong>op</strong>ie als de tendens naar desorganisatie in een sociaal systeem.Organisationele inertie is de hang naar stabiliteit (Scott, 2001).<strong>De</strong>cember 2005 16


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingNa lange tijd gedacht te hebben dat instituties een permanent karakter hebben, heeft een wendingplaatsgevonden in de algemeen geldende <strong>op</strong>vatting. Theoretici hebben onderzoek geïnitieerd met defocus <strong>op</strong> de dynamiek <strong>van</strong> instituties, en onderzochten deïnstitutionalisatie, reïnstitutionalisatie en<strong>institutionele</strong> verandering. Institutionele verandering kan door interne en externe <strong>invloed</strong>en wordenveroorzaakt en <strong>op</strong> verschillende manieren tot uiting komen in een organisatie. In de volgendeparagraaf wordt <strong>het</strong> proces <strong>van</strong> <strong>institutionele</strong> verandering behandeld aan de hand <strong>van</strong> een model dat<strong>op</strong>gebouwd is <strong>van</strong>uit de <strong>institutionele</strong> literatuur.§ 2.4 Model <strong>van</strong> <strong>institutionele</strong> verandering <strong>van</strong> Greenwood, Suddaby en HiningsGreenwood, Suddaby en Hinings (2002) hebben <strong>van</strong>uit de literatuur een model gevormd waarin defasen in <strong>institutionele</strong> verandering aan bod komen. Eerder al hebben Tolbert en Zucker (1996) eenmodel gevormd dat een beschrijving aanreikte voor <strong>het</strong> proces <strong>van</strong> institutionaliseren. Hetvernieuwende <strong>van</strong> hun model was, dat zij institutionalisering en instituties <strong>op</strong> een procesmatige manierbestudeerden. Door institutionalisering <strong>op</strong> deze manier te benaderen probeerden Tolbert en Zucker <strong>het</strong>begrip institutionalisering tastbaarder te maken, zoals ook de aspecten die <strong>van</strong> <strong>invloed</strong> zijn <strong>op</strong> dedynamiek <strong>van</strong> instituties, en de uiteindelijke normatieve <strong>invloed</strong>en <strong>op</strong> besluitvorming in organisaties.Het model <strong>van</strong> Tolbert en Zucker (1996) borduurt voort <strong>op</strong> de <strong>op</strong>vattingen <strong>van</strong> Berger en Luckmann([1966] 1967), de laatste onderscheidden in <strong>het</strong> proces <strong>van</strong> institutionaliseren drie elkaar <strong>op</strong>volgendefasen. Ten eerste de preïnstitutionalisatie fase <strong>van</strong> habitualization, ten tweede de semiinstitutionalisatiefase <strong>van</strong> objectification en ten laatste de fase <strong>van</strong> volledige institutionalisatie <strong>van</strong>sedimentation. Het model <strong>van</strong> Tolbert en Zucker (1996) heeft naast andere concepten gediend als basisvoor <strong>het</strong> model <strong>van</strong> Greenwood et al. (2002).Het model <strong>van</strong> Greenwood et al. (2002) geeft <strong>het</strong> proces <strong>van</strong> <strong>institutionele</strong> verandering weer, <strong>het</strong>proces <strong>van</strong> deïnstitutionalisatie is daarom toegevoegd. Het model <strong>van</strong> Greenwood et al. (2002) bestaatuit zes <strong>op</strong>eenvolgende fasen, namelijk: I precipitating jolts (gebeurtenissen, letterlijk: aandrijvendeschokken), II deïnstitutionalisatie, III preïnstitutionalisatie, IV theoretisering, V diffusie en VIreïnstitutionalisatie. Fase I doet zich voor als bepaalde gebeurtenissen <strong>van</strong> sociale, technologische ofregulerende aard, gevestigde gebruiken destabiliseren. Dan zet fase II, de deïnstitutionalisatie in,waarin bestaande sociaal geconstrueerde ideeën aan betekenis verliezen. Nieuwe actoren kunnen dan<strong>het</strong> veld betreden, bestaande actoren kunnen <strong>het</strong> veld verlaten of institutioneel entrepreneurschap kanzich voor doen. In de fase <strong>van</strong> preïnstitutionalisatie, fase III, worden nieuwe ideeën en daarmee demogelijkheid tot verandering geïntroduceerd. Organisaties zullen onafhankelijk <strong>van</strong> elkaar vernieuwenen <strong>op</strong>lossingen zoeken voor lokale problemen. In fase IV, de theoretisering, worden de problemengespecificeerd zodat mogelijke <strong>op</strong>lossingen er eenvoudig aan gek<strong>op</strong>peld kunnen worden. Door moreleen pragmatische legitimiteit wordt dit proces gerechtvaardigd. Fase V <strong>van</strong> <strong>het</strong> model, diffusie, wordtgekenmerkt door de verspreiding <strong>van</strong> vernieuwingen binnen organisaties. Door verspreiding raken de<strong>De</strong>cember 2005 17


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevinginnovaties geobjectiveerd, zij verkrijgen sociale consensus betreffende hun pragmatische waarde(Suchman, 1995). Als ideeën volledig geïnstitutionaliseerd zijn, kunnen ze generatie <strong>op</strong> generatieoverleven en aangenomen worden als de manier <strong>van</strong> handelen (Tolbert en Zucker, 1996), ze wordenvoorzien <strong>van</strong> cognitieve legitimiteit (Suchman, 1995). Bovenstaande wordt in fase VI weergegevenmet reïnstitutionalisatie.Parkhe (2003) heeft <strong>het</strong> fasenmodel <strong>van</strong> Greenwood e.a. uit de <strong>institutionele</strong> theorie geanalyseerd enaangevuld met inzichten uit de internationale alliantie literatuur om <strong>het</strong> proces <strong>van</strong> integratie <strong>van</strong>values, practices and systems (VPSs) in internationale allianties beter te begrijpen. Volgens Parkhe(2003) kan in de vierde fase <strong>van</strong> <strong>het</strong> model <strong>van</strong> Greenwood et al. (2002) nabootsing, ofwel mimicry,een belangrijke verklaring geven voor <strong>het</strong> gedrag <strong>van</strong> organisaties (zie figuur 3). Organisaties hebbende neiging om gedrag <strong>van</strong> gelijke organisaties in <strong>het</strong>zelfde veld na te bootsen als zij meer legitiem ofsuccesvoller zijn (DiMaggio en Powell, 1983). Voor dit onderzoek is de aanvulling <strong>van</strong> Parkhe (2003)<strong>op</strong> <strong>het</strong> model <strong>van</strong> Greenwood et al. (2002) interessant, doordat steeds meer bedrijvenduurzaamheidsverslagen gaan uitbrengen sinds de komst <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>Global</strong> <strong>Reporting</strong> <strong>Initiative</strong>. <strong>De</strong>oorzaak <strong>van</strong> deze toename kan mimetisch isomorfisme zijn, vernieuwingen worden dan verspreidbinnen <strong>het</strong> organisationele veld doordat organisaties gedrag <strong>van</strong> elkaar k<strong>op</strong>iëren.I: Precipitating Jolts• Social• Technological• RegulatoryII: <strong>De</strong>institutionalization• Emergence of newplayers• Ascendance of actors• InstitutionalentrepreneurshipIII: Preinstitutionalization• Independent innovation• Technical viabilityparamountVI: Reinstitutionalization• Cognitive legitimacyV: Diffusion• Increasingobjectification• PragmaticlegitimacyIVa: Theorization• Specification of generalorganizational failing• Justification of abstractpossible solution• Moral legitimacyIVb: Mimicry• Pragmatic legitimacyFads and fashionsFiguur 3 Fasen <strong>van</strong> <strong>institutionele</strong> verandering (Greenwood et al., 2002; Parkhe, 2003).Het volledige procesmodel <strong>van</strong> Greenwood et al. (2002) is tot <strong>op</strong> heden niet door andere auteursgetoetst of onderzocht. Wel heeft Munir (2005) in zijn onderzoek naar voortdurende <strong>institutionele</strong>verandering in de fotografische branche, gedemonstreerd dat gebeurtenissen (‘precipitating jolts’)eerder onderdeel zijn <strong>van</strong> <strong>het</strong> veranderingsproces dan dat zij een <strong>institutionele</strong> verandering<strong>De</strong>cember 2005 18


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingveroorzaken. Munir (2005) beweert dat theoretisering <strong>van</strong> gebeurtenissen over <strong>het</strong> geheleveranderingsproces een rol speelt. Gebeurtenissen worden pas <strong>van</strong> belang als actoren degebeurtenissen onder de aandacht brengen, en <strong>het</strong> theoretiseringsproces <strong>op</strong> gang brengen (Greenwoodet al., 2002). In <strong>het</strong> onderzoek <strong>van</strong> Munir (2005) wordt uitgediept hoe de komst <strong>van</strong> digitaletechnologie in de fotografische branche door theoretisering, <strong>van</strong> een gewone gebeurtenis veranderde ineen ‘jolt’. In deze casestudy naar de <strong>institutionele</strong> verandering in duurzaamheidsverslaggeving wordter <strong>van</strong>uit gegaan dat gebeurtenissen al zijn getheoretiseerd. <strong>De</strong> gebeurtenissen worden aangenomen alsmogelijke aanleidingen voor verandering en zijn <strong>het</strong> begin <strong>van</strong> een institutioneel veranderingsproces.<strong>De</strong> waarde en validiteit <strong>van</strong> <strong>het</strong> model <strong>van</strong> Greenwood et al. (2002) is moeilijk te bepalen, doordat erweinig onderzoek is geweest. Toch is <strong>het</strong> model goed te gebruiken voor deze casestudy, doordatproces <strong>van</strong> <strong>institutionele</strong> verandering <strong>van</strong> duurzaamheidsverslaggeving aan de hand <strong>van</strong> bovenstaandmodel beschreven kan worden, <strong>het</strong> laat namelijk belangrijke <strong>institutionele</strong> processen zien. Het modelis ook bruikbaar om na te gaan, met behulp <strong>van</strong> empirische data, of de processen zich ookdaadwerkelijk voordoen, en of er andere processen zich voordoen die <strong>het</strong> model niet laat zien. In <strong>het</strong>onderzoek naar de rol <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>Global</strong> <strong>Reporting</strong> <strong>Initiative</strong> in <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces <strong>van</strong>duurzaamheidsverslaggeving zal <strong>het</strong> model een rode draad vormen bij <strong>het</strong> analyseren <strong>van</strong> de data eneveneens voor zover mogelijk getoetst worden.Theoretisering en legitimiteit vormen centrale begrippen in <strong>het</strong> model <strong>van</strong> Greenwood et al. (2002) enParkhe (2003). In de volgende paragrafen worden deze begrippen nader toegelicht.§ 2.5 TheoretiseringGreenwood et al. (2002) benadrukken <strong>het</strong> belang <strong>van</strong> de rol <strong>van</strong> regulerende organen in <strong>het</strong>theoretiseringsproces, omdat zij <strong>het</strong> vormen en de reproductie <strong>van</strong> gedeelde betekenissen enovereenkomsten mogelijk maken (Ruef en Scott, 1998). Het proces <strong>van</strong> theoretiseren heeft in deliteratuur pas de laatste jaren meer aandacht gekregen (Strange en Soule, 1998; Tolbert en Zucker,1996; Suchman, 1995). Volgens Tolbert en Zucker (1996) werd er maar weinig aandacht besteed aan<strong>het</strong> conceptualiseren en specificeren <strong>van</strong> processen, er was geen goede overgang <strong>van</strong>preïnstitutionaliseren naar volledige institutionalisatie. Strang en Meyer (1993) gaven aan dat nieuwegebruiken pas wijd verspreid raken als zij getheoretiseerd zijn. Zij bedoelen met theoretisering: ‘ dezelfbewuste ontwikkeling en specificatie <strong>van</strong> abstracte categorieën en <strong>het</strong> formuleren <strong>van</strong>verhoudingen met een patroon zoals oorzaak-gevolg relaties’ (1993:492). Het proces <strong>van</strong>theoretisering zien Strang en Meyer als een strategie om betekenis aan de werkelijkheid te geven. Hetniveau waar<strong>op</strong> <strong>het</strong> theoretiseren plaatsvindt, kan effect hebben <strong>op</strong> de verspreiding <strong>van</strong> <strong>op</strong>lossingen.Theoretisering kan <strong>op</strong> twee niveau’s plaatsvinden, <strong>op</strong> individueel niveau en <strong>op</strong> een globaler niveau. In<strong>het</strong> eerste geval is <strong>het</strong> effect slechts <strong>van</strong> lokale aard. In <strong>het</strong> tweede geval kan theoretisering bredere<strong>De</strong>cember 2005 19


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingdiffusie processen veroorzaken, doordat de effecten niet variëren tussen locaties of ad<strong>op</strong>ters. VolgensStrang en Meyer leidt dit tot een focus <strong>op</strong> theoretici, zoals wetenschappers, intellectuelen,beleidsmakers en professionals, die abstracte theoretische modellen formuleren. <strong>De</strong>ze theoreticihebben <strong>invloed</strong> <strong>op</strong> de diffusie <strong>van</strong> ideeën tussen organisationele velden en de globale omgeving.Hierin worden zij gesteund door andere actoren zoals overheidsautoriteiten, grote verenigde actoren ende politieke achterban. Een model maakt de overgang <strong>van</strong> een theoretische formulering, naar eensociale beweging totdat zij tot een concept geïnstitutionaliseerd wordt (Strang en Meyer, 1993:495).Binnen een organisationeel veld zullen individuen en organisaties zich identificeren met een dergelijksociaal concept en <strong>het</strong> in hun locale situatie doorvoeren (Strang en Meyer, 1993).<strong>De</strong> bevindingen <strong>van</strong> Strang en Meyer (1993) zijn belangrijk in de <strong>institutionele</strong> literatuur overtheoretisering en diffusie. <strong>De</strong> laatste jaren is met een kritische blik naar hun <strong>op</strong>vattingen gekeken(Thornton, 1995; Rao en Sivakumar, 1999; Strang en Macy, 2001). Thornton (1995) bekritiseert defocus <strong>op</strong> de <strong>invloed</strong> <strong>van</strong> theoretici <strong>van</strong> Strang en Meyer (1993) en zegt juist dat de potentie voor deidentificatie met een globale cultuur wordt bepaald door de mate waarin instituties en organisationelestructuren zich ontwikkelen binnen een organisationeel veld en binnen een bredere maatschappij.Strang en Meyer (1993) hebben laten zien dat theoretisering communicatie bevordert tussenonbekenden en dat <strong>het</strong> redenen verstrekt die haaks staan <strong>op</strong> directe nabootsing waarbij goedgekeurdepraktijken eerder een tijdelijk dan een causaal verband hebben. Onderzoek <strong>van</strong> Rao en Sivakumar(1999) heeft nader licht geworpen <strong>op</strong> de relatie tussen theoretisering en mimetische druk. Benadruktwordt dat sociale bewegingen directe en dwingende druk kunnen uitoefenen <strong>op</strong> organisaties.Daarnaast kunnen professionals die organisatiegedrag <strong>van</strong> buitenaf evalueren <strong>op</strong> een on<strong>op</strong>vallendemanier druk uitoefenen. <strong>De</strong> studie <strong>van</strong> Rao en Sivakumar laat zien dat mimetische <strong>invloed</strong>en deeffecten <strong>van</strong> theoretici aanvullen. Later combineren Strang en Macy (2001) argumenten <strong>van</strong>organisationele cognitie en <strong>institutionele</strong> nabootsing om een model te vormen <strong>van</strong> adaptive emulationofwel aanpassingsdrang, waarin organisaties reageren <strong>op</strong> organisationeel falen door de meestsuccesvolle organisatie in hun omgeving te imiteren. Experimenten in dit onderzoek laten zien dat <strong>het</strong>proces <strong>van</strong> aanpassing ad<strong>op</strong>tie <strong>van</strong> innovaties aannemelijk maakt, zelfs als deze innovaties totaalwaardeloos blijken.Theoretiseren omvat twee belangrijke taken volgens Tolbert en Zucker (1996), die voortgaan <strong>op</strong>inzichten <strong>van</strong> Strang en Meyer. <strong>De</strong> eerste taak is <strong>het</strong> specificeren <strong>van</strong> <strong>het</strong> algemene organisationelefalen. Een lokale vernieuwing kan dan een <strong>op</strong>lossing of behandeling zijn <strong>van</strong> <strong>het</strong> probleem <strong>van</strong> eenbepaalde groep organisaties. <strong>De</strong>ze taak behelst <strong>het</strong> verzamelen <strong>van</strong> publieke erkenning voor eenconsistent patroon <strong>van</strong> ontevredenheid over <strong>het</strong> organisationele falen. <strong>De</strong> tweede taak is derechtvaardiging <strong>van</strong> de mogelijke vernieuwing. <strong>De</strong>ze taak heeft betrekking <strong>op</strong> <strong>het</strong> formuleren <strong>van</strong>theorieën die een diagnose kunnen vormen voor de oorzaken <strong>van</strong> <strong>het</strong> organisationele falen. <strong>De</strong>ze<strong>De</strong>cember 2005 20


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingtheorieën moeten verenigbaar zijn met de behandeling of met de <strong>op</strong>lossing <strong>van</strong> <strong>het</strong> probleem (Tolberten Zucker, 1996).Greenwood et al. (2002) benadrukken dat theoretisering vooral <strong>van</strong> belang is in settings die in hogemate gestructureerd zijn. In deze professionele settings zijn grenzen <strong>van</strong> gemeenschappen enraamwerken <strong>van</strong> organisatievormen gevestigd en gestructureerd (Lawrence, 1999). Het <strong>Global</strong><strong>Reporting</strong> <strong>Initiative</strong> bevindt zich in een redelijk gestructureerde setting, en is zoals eerder genoemdvergelijkbaar met een professionele associatie.§ 2.6 LegitimiteitTheoretisering is een belangrijke fase in <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces, omdat <strong>het</strong> verbindingmaakt met een <strong>van</strong> de centrale begrippen in de <strong>institutionele</strong> theorie, <strong>het</strong> toekennen <strong>van</strong> ‘legitimiteit’(Greenwood et al., 2002). In de literatuur is weinig aandacht besteed aan de manier waar<strong>op</strong> nieuweideeën worden gelegitimeerd, wel wanneer dit gebeurt middels <strong>het</strong> proces <strong>van</strong> nabootsing (Mizruchi &Fein, 1999). Volgens <strong>het</strong> principe <strong>van</strong> nabootsing vergaren ideeën legitimiteit wanneer ze doorvergelijkbare anderen worden aangenomen en als de ideeën economisch voordeel <strong>op</strong> lijken te leveren(Scott, 2001).Suchman (1995) veronderstelt dat legitimiteit een kernpunt is <strong>van</strong> <strong>op</strong>en systeemtheorieën en <strong>van</strong> deneo-<strong>institutionele</strong> theorie, welke beide een focus hebben <strong>op</strong> normatieve en cognitieve krachten, dieorganisationele actoren beperken, <strong>op</strong>bouwen en kracht geven. Suchman geeft een brede definitie <strong>van</strong><strong>het</strong> begrip legitimiteit: ‘een algemene waarneming of veronderstelling dat de gedragingen <strong>van</strong> eenentiteit wenselijk, vormelijk of gepast zijn binnen een sociaal geconstrueerd systeem <strong>van</strong> normen enwaarden, overtuigingen en definities’ (1995:574). Vanuit de neo-<strong>institutionele</strong> theorie gezien islegitimiteit een conditie die overeenstemming reflecteert met regels en wetten, normatieveondersteuning of rechtlijnigheid met culturencognitieve raamwerken (Scott, 2001).Suchman (1995) onderscheidt drie hoofdvormen <strong>van</strong> legitimiteit, namelijk pragmatische legitimiteit,morele legitimiteit en cognitieve legitimiteit. <strong>De</strong>ze drie vormen berusten <strong>op</strong> verschillendegedragsdynamieken en zijn in subvormen onder te verdelen. Pragmatische legitimiteit berust <strong>op</strong> deeigen belangen <strong>van</strong> <strong>het</strong> meest directe publiek <strong>van</strong> een organisatie. Vaak gaat <strong>het</strong> om directe interactietussen een organisatie en haar publiek. Maar <strong>het</strong> kan ook gaan om onderlinge afhankelijkheden <strong>op</strong>sociaal-, economisch- of politiekgebied, zolang de actie zichtbare effecten heeft <strong>op</strong> <strong>het</strong> publiek. Hetpubliek zal organisationeel gedrag nauwlettend observeren, zodat eventuele praktische gevolgen <strong>van</strong>dat gedrag kunnen worden vastgesteld. <strong>De</strong> drie subvormen <strong>van</strong> pragmatische legitimiteit zijn exchangelegitimacy, influence legitimacy en dispositional legitimacy. <strong>De</strong> legitimiteit berust respectievelijk <strong>op</strong>de verwachte waarde <strong>van</strong> organisationeel beleid, de wederzijdse belangen tussen publiek en<strong>De</strong>cember 2005 21


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingorganisatie die interactief worden geuit, en <strong>op</strong> <strong>het</strong> waargenomen persoonlijke karakter <strong>van</strong> eenorganisatie (Suchman, 1995:578-579).<strong>De</strong> tweede vorm <strong>van</strong> legitimiteit, morele legitimiteit, berust <strong>op</strong> <strong>het</strong> oordeel <strong>van</strong> <strong>het</strong> publiek of <strong>het</strong>gedrag en de activiteiten <strong>van</strong> een organisatie de ‘juiste manier <strong>van</strong> handelen’ zijn. Aldus wordt deorganisatie <strong>op</strong> een normatieve manier geëvalueerd door haar directe omgeving. Morele legitimiteitheeft vier vormen, consequential legitimacy, procedural legitimacy, structural legitimacy en personallegitimacy, welke tot uiting kunnen komen door de evaluatie <strong>van</strong> output en gevolgen <strong>van</strong>organisationeel handelen, <strong>van</strong> technieken en procedures <strong>van</strong> een organisatie, <strong>van</strong> categorieën enstructuren <strong>van</strong> een organisatie, en <strong>van</strong> charisma <strong>van</strong> leiders en vertegenwoordigers (Suchmann,1995:579-581).<strong>De</strong> laatste hoofdvorm <strong>van</strong> legitimiteit is cognitieve legitimiteit. <strong>De</strong>ze vorm is gebaseerd <strong>op</strong> cognitie,niet <strong>op</strong> interesse of evaluatie. Legitimiteit kan berusten <strong>op</strong> comprehensibility (begrijpelijkheid) en <strong>op</strong>taken-for-grantedness (<strong>van</strong>zelfsprekendheid). Er sprake is <strong>van</strong> legitimiteit als culturele modellenbeschikbaar zijn die aannemelijke verklaringen geven voor de organisatie en haar activiteiten.Vanzelfsprekendheid uit zich in <strong>het</strong> feit dat instituties een bepaalde wanorde handelbaar maken, <strong>het</strong>wordt dan omgezet in een reeks intersubjectieve gegevens die onenigheid laten verdwijnen (Suchman,1995:582-583).In <strong>het</strong> model <strong>van</strong> Greenwood et al. (2002) worden pragmatische en morele legitimiteit <strong>van</strong> belanggeacht in <strong>het</strong> theoretiseringsproces. Door rechtvaardiging en specificatie <strong>van</strong> <strong>het</strong> organisationeleprobleem kunnen veranderingen ingebed worden in heersende normatieve patronen wat morelelegitimiteit <strong>op</strong>levert, en/of ingebed worden in pragmatische patronen door <strong>het</strong> benadrukken <strong>van</strong>functionele overmacht en hiermee pragmatische legitimiteit vergaren (Suchman, 1995; Tolbert enZucker, 1996; Greenwood et al., 2002). Pragmatische legitimiteit is ook <strong>van</strong> belang wanneer er sprakeis <strong>van</strong> nabootsing (Parkhe, 2003). Ideeën vergaren dan legitimiteit wanneer ze door vergelijkbareanderen worden aangenomen en als de ideeën economisch voordeel <strong>op</strong> lijken te leveren (Scott, 2001).Cognitieve legitimiteit is <strong>van</strong> belang in <strong>het</strong> proces <strong>van</strong> reïnstitutionalisatie, ideeën worden in dit procesals voor <strong>van</strong>zelfsprekend aangenomen (Tolbert en Zucker, 1996).§ 2.7 Professionele associatiesIn dit onderzoek wordt aandacht besteed aan de ontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving, waarverschillende actoren, waaronder associaties, <strong>van</strong> <strong>invloed</strong> zijn. Associaties kunnen gezien worden alsinstituten. Instituten zijn gedeelde regels en kenmerken, welke categorieën <strong>van</strong> sociale actoren en hunactiviteiten of relaties herkenbaar maken (Barley en Tolbert, 1997). Voorbeelden <strong>van</strong> typen associatieszijn handelsassociaties en belangenassociaties. Volgens Washington (2004) zijn binnen <strong>het</strong> neo-<strong>De</strong>cember 2005 22


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevinginstitutionalisme, professionele en belangenassociaties <strong>het</strong> onderwerp <strong>van</strong> studie geworden, zoals in destudie <strong>van</strong> Greenwood et al. (2002) waar de rol <strong>van</strong> professionele associaties in een veranderend, insterke mate geïnstitutionaliseerd organisationeel veld onderzocht wordt. Washington (2004) heeft metzijn onderzoek <strong>het</strong> andere type associatie belicht, namelijk de belangenassociatie. Een kenmerk <strong>van</strong>een belangenassociatie is dat zij meer betrokken is bij <strong>het</strong> realiseren <strong>van</strong> ledengroei dan in <strong>het</strong> behalen<strong>van</strong> economisch voordeel. In deze casestudy wordt gekeken naar de rol <strong>van</strong> een professioneleassociatie in een institutioneel veranderingsproces, daardoor wordt hieronder dieper ingegaan <strong>op</strong> dittype associatie. Professionele associaties spelen volgens Greenwood et al. (2002) een belangrijke rolin <strong>het</strong> proces <strong>van</strong> legitimatie, omdat <strong>het</strong> belangrijke regulerende organen zijn. Regulerende organen,zoals overheidsinstanties en professionele associaties, kunnen <strong>invloed</strong> uitoefenen <strong>op</strong> <strong>het</strong>theoretiseringsproces bij een <strong>institutionele</strong> verandering, doordat via deze organisaties gedeeldebetekenisgeving ontstaat en tevens gereproduceerd wordt (Ruef en Scott, 1998). Regulerende organendoen dienst als dragers <strong>van</strong> instituties. Volgens Greenwood et al. (2002) zijn er diverse empirischestudies uitgevoerd naar de <strong>invloed</strong> <strong>van</strong> regulerende organen vooral <strong>van</strong> overheidsinstanties <strong>op</strong> <strong>het</strong>proces <strong>van</strong> institutionalisering, echter de rol <strong>van</strong> professionele associaties is tot <strong>op</strong> heden nagenoeggenegeerd (Maijoor en <strong>van</strong> Witteloostuijn, 1996; Van Hoy, 1993). Balla (2001) heeft onderzocht ofprofessionele associaties een <strong>institutionele</strong> basis kunnen vormen voor de ontwikkeling en verspreiding<strong>van</strong> vernieuwingen door officiële overheidsinstanties. Uit zijn onderzoek blijkt dat professioneleassociaties <strong>invloed</strong> kunnen uitoefenen <strong>op</strong> de verspreiding <strong>van</strong> beleid binnen een organisationeel veld.Daarnaast benadrukt Balla (2001) dat deelneming in een professionele associatie – via een systeem<strong>van</strong> commissies – de ad<strong>op</strong>tie <strong>van</strong> vernieuwingen mogelijk maakt.In hun onderzoek stellen Greenwood et al. (2002) dat professionele associaties een drietal functieskunnen vervullen die onderstrepen dat deze regulerende organen belangrijk zijn in <strong>het</strong> onderzoek naar<strong>institutionele</strong> veranderingsprocessen.Ten eerste een functie als arena of discussieplatform. Professionele associaties kunnen fungeren alsarena waarbinnen organisaties interacteren en zich aan elkaar kunnen presenteren. Een arena is daneen plaats waar sociale interactie tussen organisaties ontstaat en waar overeenkomsten <strong>van</strong> redelijk enaanvaardbaar gedrag bepaald worden. Doordat organisaties niet noodzakelijkerwijs een homogenegroep vormen is een belangrijke rol <strong>van</strong> de professionele associaties de constructie en <strong>het</strong> onderhoud<strong>van</strong> intraprofessionele overeenkomsten tussen organisaties over grenzen, lidmaatschap en gedrag(Greenwood et al., 2002). Ten tweede kunnen professionele associaties fungeren als een medium terrepresentatie. Gedeelde symbolische voorstellingen komen niet alleen voort als een resultaat <strong>van</strong>interactie binnen een gemeenschap, maar ook als een product of uitvloeisel <strong>van</strong> interactie met anderegemeenschappen. Professionele associaties kunnen <strong>op</strong>treden als onderhandelende en representatieveorganen die gepaste praktijken <strong>van</strong> interactie voor hun leden vormen en herdefiniëren, en zo de manier<strong>De</strong>cember 2005 23


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingbepalen waar<strong>op</strong> gemeenschappen zich presenteren aan anderen in een organisationeel veld(Greenwood et al., 2002). Ten derde hebben professionele associaties een monitorfunctie.Professionele associaties kunnen een belangrijke rol spelen in <strong>het</strong> monitoren <strong>van</strong> de naleving <strong>van</strong><strong>op</strong>gelegde verwachtingen, zowel normatieve als dwingende. Gedeelde <strong>op</strong>vattingen en de daarmeesamenhangende gebruiken worden, als zij eenmaal gevestigd zijn, als <strong>van</strong>zelfsprekend aangenomen engereproduceerd door processen als bijvoorbeeld training, onderwijs, in dienst neming en certificering(Greenwood et al., 2002).<strong>De</strong> effecten <strong>van</strong> de eerste en tweede functie <strong>van</strong> de professionele associatie kunnen zowel conservatiefals hervormend zijn. <strong>De</strong> gezamenlijke representatie <strong>van</strong> organisaties, intern en/of extern, kan enerzijdsverdedigend zijn voor de status quo en anderzijds een verandering legitimeren. <strong>De</strong> monitorfunctie is inessentie conservatief, doordat voorschriften worden gereproduceerd door de dagelijkse routine <strong>van</strong>professionele associaties (Greenwood et al., 2002). Institutionele auteurs zien de rol <strong>van</strong> professioneleassociaties als essentieel conservatief. In hun onderzoek trachten Greenwood et al. (2002) naast deconservatieve rol <strong>van</strong> professionele associaties, ook nadruk te leggen <strong>op</strong> de hervormende rol. Zijstellen dat professionele associaties een significante rol spelen bij <strong>het</strong> legitimeren <strong>van</strong> <strong>institutionele</strong>verandering, vooral in <strong>het</strong> proces <strong>van</strong> theoretisering.§ 2.8 ConclusieVoorgaande uiteenzetting over <strong>het</strong> proces <strong>van</strong> <strong>institutionele</strong> verandering is een uitgebreide introductieuit de actuele neo-<strong>institutionele</strong> literatuur. Aan <strong>het</strong> einde <strong>van</strong> dit hoofdstuk blijken een aantal zakennaar boven te komen. Allereerst benadrukt Greenwood et al. (2002) <strong>het</strong> belang <strong>van</strong> professioneleassociaties in <strong>institutionele</strong> veranderingsprocessen. Er is echter nog niet voldoende empirische entheoretische kennis <strong>op</strong> dit gebied aanwezig om bevindingen te kunnen generaliseren naar anderegebieden. Verder onderzoek is gewenst om de rol <strong>van</strong> professionele associaties in <strong>institutionele</strong>veranderingsprocessen nader toe te kunnen lichten en <strong>op</strong> meer situaties te kunnen betrekken.Daarnaast wordt in dit onderzoek de case ‘<strong>Global</strong> <strong>Reporting</strong> <strong>Initiative</strong>’ gebruikt, welke een niet zuiverprofessionele associatie is. Naast de eerder genoemde overeenkomsten zijn er een aantal verschillenmet <strong>het</strong> onderzoek <strong>van</strong> Greenwood et al. (2002). Het is dan ook interessant om de resultaten <strong>van</strong> dezecasestudy te vergelijken <strong>het</strong> onderzoek <strong>van</strong> Greenwood et al. (2002). <strong>De</strong> toevoeging <strong>van</strong> Parkhe (2003)<strong>op</strong> <strong>het</strong> model <strong>van</strong> Greenwood et al. (2002) benadrukt dat nabootsing een interessante verklaring kanzijn voor bepaald gedrag <strong>van</strong> organisaties. Tot slot kan de waarde <strong>van</strong> <strong>het</strong> model <strong>van</strong> Greenwood et al.(2002) en de toevoeging <strong>van</strong> Parkhe (2003) bepaald worden, door <strong>het</strong> model (zie figuur 3, pagina 17)in de analyse <strong>van</strong> de empirische gegevens te gebruiken.In <strong>het</strong> volgende hoofdstuk zal uiteengezet worden hoe de rele<strong>van</strong>te empirische gegevens verzameldgaan worden om tot een passend antwoord te komen <strong>op</strong> de probleemstelling in dit scriptieonderzoek.<strong>De</strong>cember 2005 24


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingHoofdstuk 3Methodologie§ 3.1 OnderzoeksontwerpHet doel <strong>van</strong> dit scriptieonderzoek is <strong>het</strong> leveren <strong>van</strong> een bijdrage aan de theoretische kennis over<strong>institutionele</strong> verandering, duurzaamheidsverslaggeving en de <strong>invloed</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI. <strong>De</strong> keuze isgemaakt voor kwalitatief onderzoek, omdat deze manier <strong>van</strong> onderzoek doen geschikt is voor <strong>het</strong>beschrijven en exploreren <strong>van</strong> nieuwe vragen en problemen, en ook als er tot begripsvorminggekomen moet worden (’t Hart et al., 1998).Om <strong>op</strong> een goede manier de verandering in duurzaamheidsverslaggeving weer te geven is gekozenvoor een casestudy. Volgens Swanborn (2000) gaat <strong>het</strong> bij een casestudy om de bestudering <strong>van</strong> eensociaal verschijnsel, of sociale verschijnselen, bij één ‘drager’, of slechts enkele ‘dragers’, <strong>van</strong> <strong>het</strong>verschijnsel, in de natuurlijke omgeving, over een bepaalde periode, waarbij meestal diversedatabronnen worden gebruikt, waarbij de onderzoeker gericht is <strong>op</strong> een gedetailleerde beschrijving<strong>van</strong> stabiliteit en verandering <strong>van</strong> tal <strong>van</strong> variabelen, en deze beschrijvingen en verklaringen getoetstworden aan de beschrijvingen en verklaringen die door de onderzochten zelf worden gegeven(Swanborn, 2000:22).Swanborn (2000) stelt dat <strong>het</strong> karakter <strong>van</strong> de probleemstelling bepaalt wat <strong>het</strong> karakter <strong>van</strong> decasestudy wordt. <strong>De</strong> overweging om dit onderzoek uit te voeren met behulp <strong>van</strong> een casestudy berustten eerste <strong>op</strong> de benodigde gedetailleerde kennis die nodig is over de rol <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>Global</strong> <strong>Reporting</strong><strong>Initiative</strong> in <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggeving. <strong>De</strong>ze gegevenszullen verzameld worden door een reconstructie achteraf uit documenten en via interviews. Tentweede berust de keuze voor een casestudy <strong>op</strong> <strong>het</strong> benodigde beeld <strong>van</strong> sociale relaties tussenbetrokkenen in <strong>het</strong> proces. Vooral belangrijk is <strong>het</strong> inzicht in <strong>het</strong> verlo<strong>op</strong> <strong>van</strong> een proces, de socialeinteracties, en <strong>het</strong> gedrag <strong>van</strong> deelnemers. Ten derde is gekozen voor een casestudy, omdat <strong>het</strong> in ditonderzoek <strong>van</strong> belang is dat er aandacht besteedt wordt aan uiteenl<strong>op</strong>ende zienswijzen <strong>van</strong> deelnemers<strong>op</strong>, en verklaringen <strong>van</strong>, <strong>het</strong> sociale verschijnsel.Yin (1994) geeft aan dat <strong>het</strong> uitvoeren <strong>van</strong> een casestudy nuttig is bij <strong>het</strong> vergaren <strong>van</strong> kennis overindividuele, organisationele, sociale en politieke verschijnselen. Een casestudy behoudt de holistischeen betekenisvolle eigenschappen <strong>van</strong> ‘real-life’ gebeurtenissen (Yin, 1994). In deze scriptie staan‘hoe’ vragen centraal, eveneens is er geen controle over gebeurtenissen en <strong>het</strong> te bestuderenverschijnsel is actueel. Hierdoor is <strong>het</strong> uitvoeren <strong>van</strong> een casestudy een goede manier om de empirie tebestuderen. <strong>De</strong> case die hier bestudeerd zal worden is volgens Yin (1994) een ‘embedded casestudy’.Er zijn meerdere eenheden die samen <strong>het</strong> verschijnsel <strong>op</strong>maken. In de GRI-case zijn meerdere<strong>De</strong>cember 2005 25


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingstakeholders <strong>van</strong> belang, onder meer <strong>het</strong> instituut GRI, haar werknemers, rapporterende bedrijven,adviesorganisaties, actiegroepen/belangengroepen en de overheid. <strong>De</strong>ze stakeholders vormen samende subeenheden <strong>van</strong> de GRI-case.§ 3.2 Selectie <strong>van</strong> case <strong>Global</strong> <strong>Reporting</strong> <strong>Initiative</strong>Het <strong>Global</strong> <strong>Reporting</strong> <strong>Initiative</strong> is gekozen als onderwerp <strong>van</strong> de casestudy, aangezien er in deze casesprake is <strong>van</strong> een <strong>institutionele</strong> verandering en <strong>van</strong> betrokkenheid <strong>van</strong> een professionele associatie bijdeze verandering. In dit onderzoek staat als <strong>institutionele</strong> verandering <strong>het</strong> geïnstitutionaliseerd raken<strong>van</strong> duurzaamheidsverslaggeving in Nederland centraal. Het GRI is een organisatie die actief is in <strong>het</strong>proces <strong>van</strong> institutionalisering <strong>van</strong> duurzaamheidsverslaggeving. Daarnaast is <strong>het</strong> mogelijk om <strong>het</strong>GRI als een professionele associatie te bestuderen, zoals is beschreven in paragraaf 1.3. Ondanks dat<strong>het</strong> geen zuiver professionele associatie is, vertoont <strong>het</strong> GRI voldoende overeenkomsten om <strong>het</strong> in ditonderzoek als object <strong>van</strong> onderzoek te beschouwen.Wat deze case tevens <strong>het</strong> onderzoeken waard maakt zijn de verschillen met <strong>het</strong> onderzoek <strong>van</strong>Greenwood et al. (2002). In <strong>het</strong> onderzoek <strong>van</strong> Greenwood et al. (2002) wordt gekeken naar de rol <strong>van</strong>een professionele associatie tijdens een veranderingsproces. Het verschijnsel dat hier onderzocht wordtis conceptueel gelijk aan <strong>het</strong> onderzoek <strong>van</strong> Greenwood et al. (2002), echter de empirische settingverschilt. Ten eerste heeft de overheid in de Greenwood-case beperkte <strong>invloed</strong> <strong>op</strong> de ontwikkelingenaangaande de <strong>institutionele</strong> verandering. In de GRI-case is de Nederlandse overheid meer betrokkenbij ontwikkelingen en heeft dan ook een actievere <strong>invloed</strong>. Duurzaamheidsverslaggeving wordt doorde overheid <strong>op</strong> meerdere manieren positief beïnvloed. Een tweede verschil met de Greenwood-case isdat <strong>het</strong> GRI geen zuiver professionele associatie is, <strong>het</strong> GRI is geen officieel regulerend orgaan. Vande drie functies <strong>van</strong> een professionele associatie die Greenwood et al. (2002) in hun onderzoekbenadrukken, voldoet <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> eerste gezicht aan de arenafunctie en functie als medium terrepresentatie. <strong>De</strong> monitorfunctie kan <strong>het</strong> GRI niet vervullen, omdat de richtlijnen vrijwillig <strong>van</strong> aardzijn. Het derde verschil is dat er in de case <strong>van</strong> Greenwood et al. (2002) sprake is <strong>van</strong> een verplichtlidmaatschap in de Canadese accountantsector. In de GRI-case heeft men niet te maken met eenlidmaatschap. Voor alle partijen is rapporteren volgens de GRI richtlijnen geheel vrijblijvend. Pas alsorganisaties in accordance willen rapporteren, zullen zij aan bepaalde voorwaarden moeten voldoen.Door <strong>het</strong> vergelijken <strong>van</strong> de resultaten <strong>van</strong> beide cases kunnen h<strong>op</strong>elijk interessante uitspraken gedaanworden over de concepten die in <strong>het</strong> theoretische deel zijn besproken.§ 3.3 Dataverzameling’t Hart et al. (1998) beschrijft dat er drie methoden zijn voor <strong>het</strong> verzamelen <strong>van</strong> data in eenveldonderzoek, namelijk participerende observatie, <strong>op</strong>en of t<strong>op</strong>ic interview en de analyse <strong>van</strong><strong>De</strong>cember 2005 26


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingvelddocumenten. In dit onderzoek zijn de twee laatst genoemde manieren <strong>van</strong> dataverzamelingtegelijkertijd aangewend. Ten eerste zijn er data verzameld door <strong>het</strong> houden <strong>van</strong> interviews metbelangrijke stakeholders. Om <strong>het</strong> proces <strong>van</strong> verandering in duurzaamheidsverslaggeving, de rol <strong>van</strong><strong>het</strong> GRI hierin, de <strong>invloed</strong> <strong>van</strong> andere actoren <strong>op</strong> <strong>het</strong> proces en de anticipatie <strong>van</strong> organisaties <strong>op</strong> dezeontwikkelingen, in kaart te brengen was <strong>het</strong> <strong>van</strong> belang om zoveel mogelijk betrokken partijen in <strong>het</strong>onderzoek te betrekken. Tot de betrokken partijen behoren onder meer <strong>het</strong> GRI, verslaggevendeorganisaties, de overheid en belangenorganisaties.Er zijn in totaal 13 respondenten geïnterviewd bij 12 organisaties (zie bijlage II), waar<strong>van</strong> tweemedewerkers <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI, vier medewerkers <strong>van</strong> rapporterende organisaties, twee medewerkers <strong>van</strong>overheidsinstanties, vier medewerkers <strong>van</strong> zakelijk dienstverlenende organisaties en een medewerker<strong>van</strong> een belangenorganisatie. <strong>De</strong> interviews zijn in drie ronden afgenomen, zodat de te verzamelendata in latere ronden aangepast zou kunnen worden aan ervaringen uit eerdere ronden. <strong>De</strong> eerste rondebestond uit zeven interviews en had een <strong>op</strong>en karakter, met als doel informatie in de breedte teverzamelen. <strong>De</strong> respondenten kwamen <strong>van</strong> de belangenorganisatie VBDO Association of Investors forSustainable <strong>De</strong>vel<strong>op</strong>ment; <strong>van</strong>uit <strong>het</strong> Kenniscentrum MVO en ministerie <strong>van</strong> Economische Zaken; <strong>van</strong>de zakelijk dienstverlenende organisaties Ernst & Young Environmental & Sustainability Services,Good Company, KPMG Sustainability en DHV Sustainability Advisory Group. Met behulp <strong>van</strong> een<strong>op</strong>envragenlijst (zie bijlage IV) werd de respondenten gevraagd om een beschrijving te geven <strong>van</strong> deontwikkelingen in verslaggeving <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong> duurzaamheid <strong>van</strong>af 1997. Daarna werd gevraagdaan de respondenten welke actoren <strong>van</strong> <strong>invloed</strong> zijn geweest en in welke mate. Tenslotte werdingegaan <strong>op</strong> hoe organisaties die over duurzaamheid verslag geven, anticiperen <strong>op</strong> de ontwikkelingenin duurzaamheidsverslaggeving volgens deze organisaties.Na de eerste ronde, volgde een tweede ronde <strong>van</strong> interviews waarin vier medewerkers <strong>van</strong>rapporterende organisaties als respondent <strong>op</strong>traden. <strong>De</strong> organisaties die hebben meegewerkt zijnPhilips International, Heineken International B.V., ABN AMRO en Shell International. <strong>De</strong>respondenten werd gevraagd een beschrijving te geven <strong>van</strong> de ontwikkelingen in verslaggeving <strong>op</strong> <strong>het</strong>gebied <strong>van</strong> duurzaamheid <strong>van</strong>af 1997. Vanuit hun perspectief werd eveneens gevraagd welke actoren<strong>van</strong> <strong>invloed</strong> zijn geweest <strong>op</strong> deze ontwikkelingen en in welke mate. <strong>De</strong> nadruk in de interviews lag <strong>op</strong>hoe de rapporterende organisaties anticiperen <strong>op</strong> de ontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving.In de derde en laatste interviewronde werden twee medewerkers <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>Global</strong> <strong>Reporting</strong> <strong>Initiative</strong>geïnterviewd. Ook aan hen werd gevraagd een beschrijving te geven <strong>van</strong> de ontwikkelingen inverslaggeving <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong> duurzaamheid <strong>van</strong>af de <strong>op</strong>richting <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI. Daarna werdgevraagd aan de respondenten in welke mate <strong>het</strong> GRI en andere actoren <strong>van</strong> <strong>invloed</strong> zijn geweest <strong>op</strong><strong>De</strong>cember 2005 27


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingde ontwikkelingen. Tenslotte werd gevraagd hoe organisaties die duurzaamheidsverslagen uitbrengen,volgens hen anticiperen <strong>op</strong> de ontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving.<strong>De</strong> interviews die zijn afgenomen hadden allen een <strong>op</strong>en karakter, de structurering werd achterafaangebracht (Sociologisch Instituut Rijksuniversiteit Utrecht, 1980). Het model <strong>van</strong> Greenwood et al.(2002) en de aanvulling er<strong>op</strong> <strong>van</strong> Parkhe (2003), de functies <strong>van</strong> de professionele associatie <strong>van</strong>Greenwood et al. (2002) samen met de deelvragen hebben een rode draad gevormd ter voorbereiding<strong>van</strong> de interviews. Per ronde zijn verschillende interviewvragen gebruikt, toegespitst <strong>op</strong> de aard <strong>van</strong> deorganisatie. <strong>De</strong> drie interviews zijn te vinden zijn in bijlage IV. Tijdens de interviews werd eenchronologische structuur aangehouden, om een beter beeld te kunnen vormen <strong>van</strong> bepaaldeontwikkelingen. <strong>De</strong> gemiddelde duur <strong>van</strong> een interview was 45 minuten. Alle gehouden interviewszijn <strong>op</strong> band <strong>op</strong>genomen en uitgewerkt. Ter controle is de uitwerking <strong>van</strong> <strong>het</strong> interview voorgelegdaan de desbetreffende geïnterviewde respondent. <strong>De</strong> casebeschrijving is <strong>op</strong>gemaakt uit tekstuele dataen interviewdata. Waar nodig is commentaar <strong>van</strong> de respondenten verwerkt in de casebeschrijving.Naast de interviews zijn er tekstuele data verzameld uit diverse bronnen, o.a. duurzaamheidsverslagen,onderzoeken, brochures en beleidsdocumenten. Ook hierbij hebben <strong>het</strong> model <strong>van</strong> Greenwood et al.(2002), de aanvulling <strong>van</strong> Parkhe (2003), de functies <strong>van</strong> de professionele associatie <strong>van</strong> Greenwoodet al. (2002) samen met de deelvragen een rode draad gevormd ter voorbereiding. Het GRI heeft eengroot deel <strong>van</strong> de benodigde informatie beschikbaar gesteld zoals de 2002 GRI richtlijnen,duurzaamheidsverslagen <strong>van</strong> diverse organisaties, projectrapportages en brochures. Eveneens zijntekstuele data afkomstig <strong>van</strong> buiten <strong>het</strong> GRI, zoals publicaties <strong>van</strong> de overheid, adviesorganisaties,wetenschappers en belangengroeperingen. Samen met de interviewdata zijn de tekstuele data als brongebruikt voor de casebeschrijving.§ 3.4 OperationalisatieOm meetbare begrippen te krijgen zijn theoretische begrippen omgebouwd naar indicatoren en dezeindicatoren weer naar concrete vragen. <strong>De</strong> sociale verschijnselen uit de theorie zijn door dezeindicatoren, en de waarden die deze indicatoren kunnen aannemen, zodanig gestructureerd dat zijvertaalbaar zijn geworden in theoretische termen (Sociologisch Instituut Rijksuniversiteit Utrecht,1980). Met behulp <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>op</strong>erationaliseren <strong>van</strong> theoretische concepten uit <strong>het</strong> theorie hoofdstuk is ditbewerkstelligd. Hieronder staan in een tabel achtereenvolgend de theoretische concepten, dedimensies, de indicatoren en de vragen. <strong>De</strong>ze <strong>op</strong>erationalisatie heeft gediend als richtlijn bij <strong>het</strong>voorbereiden <strong>van</strong> de interviews en zal gebruikt worden bij <strong>het</strong> analyseren <strong>van</strong> de interview- entekstuele data.<strong>De</strong>cember 2005 28


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingIn bijlage III is een tabel <strong>op</strong>genomen met daarin de belangrijke theoretische concepten uit hoofdstuk 2.Hieronder staat de eerste rij uit deze tabel afgebeeld. Het concept dat ge<strong>op</strong>erationaliseerd moet wordenis onder meer <strong>het</strong> proces <strong>van</strong> <strong>institutionele</strong> verandering. <strong>De</strong> dimensies in de tabel zijn de fasen <strong>van</strong><strong>institutionele</strong> verandering. <strong>De</strong> eerst dimensie is ‘precipitating jolts’, dit zijn gebeurtenissen. Doordatgebeurtenissen <strong>van</strong> sociale, technologische of regulerende aard zich voordoen kunnen bepaaldegebruiken minder stabiel geraken. Door vragen te stellen aan personen <strong>van</strong> betrokken instanties zoals:‘Hoe is de behoefte aan rapporteren over sociale, economische en milieuprestaties ontstaan?’ en‘Welke aanleiding is er geweest?’, kan een beschrijving gegeven worden hoe bepaalde gebeurtenissenaan <strong>het</strong> begin staan <strong>van</strong> de <strong>institutionele</strong> verandering in duurzaamheidsverslaggeving.Concept Dimensie Indicatoren VragenProces <strong>van</strong><strong>institutionele</strong>veranderingGebeurtenissen(precipitating jolts)Gebeurtenissen met een sociale,technologische of regulerendeaard, die een gevestigd gebruikdestabiliseren.Hoe is de behoefte aanrapporteren over sociale,economische en milieuprestatiesontstaan? Met welke aanleiding?Wanneer?Tabel 1Voorbeeld <strong>op</strong>erationalisatie <strong>van</strong> theoretische concepten.§ 3.5 Validiteit en betrouwbaarheidHet doel <strong>van</strong> dit onderzoek is <strong>het</strong> doen <strong>van</strong> uitspraken over de rol <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI in <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong>veranderingsproces <strong>van</strong> duurzaamheidsverslaggeving. Getracht wordt de validiteit <strong>van</strong> deze uitsprakenen <strong>van</strong> <strong>het</strong> onderzoek te waarborgen, door diverse methoden die in <strong>het</strong> onderzoek zijn aangewend tecontroleren of zij gerealiseerd zijn. ’t Hart geeft aan dat een onderzoeks<strong>op</strong>zet valide is als daarmee isvastgesteld wat de onderzoeker oorspronkelijke wilde weten (1998:285). Om te bepalen of eenonderzoek intern valide is, wordt gekeken of <strong>het</strong> doel <strong>van</strong> <strong>het</strong> onderzoek en de aangenomen methodenzijn gerealiseerd. Volgens ’t Hart et al. (1998) kan de betrouwbaarheid en interne validiteit <strong>van</strong> eenonderzoek <strong>op</strong> een aantal manieren worden verhoogd, namelijk door systematische werkwijzen enexpliciete verslaglegging, triangulatie, terugk<strong>op</strong>peling naar informanten en <strong>het</strong> ontwikkelen <strong>van</strong>theoretische begrippen en modellen. In dit onderzoek is <strong>het</strong> <strong>van</strong> belang de systematiek <strong>van</strong> deprocedures en de waarde <strong>van</strong> <strong>het</strong> verzamelde materiaal te verhogen, zodat daarmee debetrouwbaarheid en interne validiteit wordt verhoogd. Met behulp <strong>van</strong> <strong>het</strong> toepassen <strong>van</strong> triangulatie(letterlijk: driehoeksmeting) kan dit worden bereikt (Swanborn, 2000). Met datatriangulatie wordenverschillende databronnen naast elkaar aangeboord; in dit onderzoek zijn dit tekstuele data en data uitinterviews. Naast triangulatie wordt de interne validiteit versterkt en intersubjectiviteit 8 vergroot door8 Een wetenschappelijk onderzoek werd vroeger benadrukt door de objectiviteit <strong>van</strong> de wetenschapper, nu staatintersubjectiviteit meer centraal. Waar resultaten gekleurd zijn door de wetenschapper vindt correctie plaats door<strong>De</strong>cember 2005 29


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggeving<strong>het</strong> terugk<strong>op</strong>pelen <strong>van</strong> informatie aan betrokkenen. Tevens zal validiteit gewaarborgd worden doorgedurende <strong>het</strong> onderzoek <strong>op</strong> meerdere momenten informatie voor te leggen aan betrokkeninformanten, om de voorl<strong>op</strong>ige analyseresultaten te verifiëren. <strong>De</strong> betrouwbaarheid in dit onderzoekzal worden vergroot door de interviewvragen door één interviewer te laten afnemen, waardoortoevallige en systematische fouten worden verminderd (’t Hart et al., 1998). In een casestudy, waarmaar één situatie bekeken wordt is <strong>het</strong> moeilijk de resultaten te generaliseren naar andere situaties. Indit onderzoek wordt getracht inzicht te krijgen in de <strong>invloed</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong>veranderingsproces zodat de resultaten vergeleken kunnen worden met de al eerder onderzochte<strong>invloed</strong> <strong>van</strong> een professionele associatie <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces (Greenwood et al.,2002).§ 3.6 Data-analyseOm <strong>van</strong>uit de verzamelde gegevens de onderzoeksvraag en deelvragen te kunnen beantwoorden,zullen de data geanalyseerd moeten worden. Volgens Miles en Huberman (1984) is <strong>het</strong> proces <strong>van</strong>analyseren ‘ongoing’ in een kwalitatief onderzoek. Tijdens <strong>het</strong> verzamelen <strong>van</strong> gegevens is <strong>het</strong>belangrijk om na te denken over actuele data en nieuwe strategieën om te verzamelen, zodat er nieuween vaak betere data naar boven komt. Daarom zijn in dit onderzoek verschillende soorten data naastelkaar verzameld. Dat bevordert tevens de validiteit en betrouwbaarheid <strong>van</strong> <strong>het</strong> onderzoek. Eenintensief onderzoek, de casestudy, kan <strong>op</strong> verschillende manieren worden geanalyseerd (Swanborn,2000). Miles en Huberman (1984) hebben <strong>van</strong>uit de kwantitatieve analyse- en rapportagemethoden <strong>het</strong>basis denken overgenomen en gebruikt voor kwalitatieve analyses, zoals <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> matrices,tabellen en andere grafische representaties. In dit onderzoek wordt gebruikt gemaakt <strong>van</strong> dezeanalysemethode en worden de interviewdata allereerst met behulp <strong>van</strong> een matrix gestructureerd. Pertheoretisch concept zijn een of een aantal vragen gesteld aan de respondenten. Om de data <strong>op</strong> eenheldere manier in een matrix te plaatsen, zijn gedeelten <strong>van</strong> de interviews als steekzinnen en citaten<strong>op</strong>genomen in de datamatrix. In dit onderzoek is de benadering <strong>van</strong> Miles en Huberman (1984)rele<strong>van</strong>t voor de data-analyse, aangezien de onderzoeksresultaten door <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> de matrix enverdere datastructurering preciezer kunnen worden gebruikt. Eveneens is er hier sprake <strong>van</strong>verkennend onderzoek, waarbij een aantal informanten betrokken zijn. Door matrices te gebruiken inde structurering <strong>van</strong> data, zal de grote stroom <strong>van</strong> verzamelde data inzichtelijker gemaakt worden ende analyse <strong>van</strong> de gegevens vergemakkelijkt worden.middel <strong>van</strong> replicatie (’t Hart et al., 1998). In dit onderzoek zal dat gebeuren door terugk<strong>op</strong>peling <strong>van</strong> informatieaan betrokkenen.<strong>De</strong>cember 2005 30


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingHoofdstuk 4Duurzaamheidsverslaggeving§ 4.1 InleidingAls <strong>het</strong> gaat over externe rapportage <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong> duurzaamheid en duurzaam ondernemen, zijner veel ontwikkelingen geweest. In dit hoofdstuk zal een beeld gesc<strong>het</strong>st worden <strong>van</strong> ontwikkelingenin duurzaamheidsverslaggeving <strong>van</strong>af <strong>het</strong> prille begin tot aan recentere gebeurtenissen. <strong>De</strong> derdedeelvraag wordt daarmee <strong>van</strong>uit de empirie belicht. <strong>De</strong> vierde en vijfde deelvraag worden beantwoorddoor per respondent weer te geven welke actoren <strong>invloed</strong> hebben gehad <strong>op</strong> de ontwikkelingen,waaronder <strong>het</strong> <strong>Global</strong> <strong>Reporting</strong> <strong>Initiative</strong>. Het GRI wordt uitgebreid geïntroduceerd in bijlage I.Duurzaamheidsverslaggeving wordt door de respondenten in de interviews <strong>op</strong> een soortgelijke manieromschreven. In deze scriptie hanteer ik de korte en bondige definitie <strong>van</strong> Alyson Slater (GRI):‘Sustainability reporting is the reporting on economic, environmental and social impacts’.<strong>De</strong> indeling <strong>van</strong> dit hoofdstuk berust <strong>op</strong> de ontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving. Er is nieteen duidelijke scheiding <strong>van</strong> perioden te ontdekken. Echter doordat de <strong>invloed</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> deontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving centraal staat in deze scriptie, is gekozen voor eenperiode-indeling die parallel lo<strong>op</strong>t aan ontwikkelingen binnen <strong>het</strong> GRI. <strong>De</strong> eerste periode, vóór de<strong>op</strong>richting <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI, wordt besproken in paragraaf 4.2. In de volgende paragraaf wordt de periode<strong>van</strong> 1997 tot 2000 uiteengezet, hierin heeft <strong>het</strong> GRI de eerste versie richtlijnen ontwikkeld. <strong>De</strong> derdeperiode weergegeven in paragraaf 4.4, is <strong>het</strong> jaar 2001. In deze periode heeft <strong>het</strong> GRI de 2002richtlijnen ontwikkeld. In paragraaf 4.5 komt de laatste periode aan bod <strong>van</strong> 2002 tot heden. Op ditmoment is <strong>het</strong> GRI bezig met <strong>het</strong> ontwikkelen <strong>van</strong> de G3 richtlijnen, welke gelanceerd zullen wordenin 2006. In paragraaf 4.6 worden de actoren besproken die <strong>van</strong> <strong>invloed</strong> zijn <strong>op</strong> de ontwikkelingen induurzaamheidsverslaggeving. <strong>De</strong>ze paragraaf is onderverdeeld in paragraaf 4.6.1 waarin de actorenaan bod komen en paragraaf 4.6.2 waar de aandacht gericht is <strong>op</strong> de <strong>invloed</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI. <strong>De</strong>informatie in dit hoofdstuk is afgeleid uit de matrix te vinden in bijlage V en de matrix uit bijlage VI,welke gecategoriseerde antwoorden bevatten <strong>van</strong> de respondenten. Aanvullend is gebruik gemaakt <strong>van</strong>tekstuele data, zoals onderzoeken, gepubliceerde artikelen en online bronnen.§ 4.2 Eerste periode: vóór de <strong>op</strong>richting <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI<strong>De</strong> periode vóór de <strong>op</strong>richting <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI behoort niet tot <strong>het</strong> bereik <strong>van</strong> <strong>het</strong> onderzoek. Echter omeen zo volledig mogelijk beeld te kunnen geven <strong>van</strong> de ontwikkelingen sinds de komst <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI, is<strong>het</strong> <strong>van</strong> belang de ontwikkelingen in de periode voor 1997 te bespreken.<strong>De</strong>cember 2005 31


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggeving§ 4.2.1 Ontwikkeling duurzaamheidsverslaggevingIn 1987 bracht de World Commission on Environment and <strong>De</strong>vel<strong>op</strong>ment (WCED) duurzameontwikkeling wereldwijd aan <strong>het</strong> licht in de Tokyo <strong>De</strong>claration met ‘Our Common Future’. Het werdook wel <strong>het</strong> Brundtland rapport genoemd naar voorzitter Gro Harlem Brundtland (voormalig premier<strong>van</strong> Noorwegen). Het doel <strong>van</strong> de Commissie was praktische manieren te vinden om de wereldwijdemilieu- en ontwikkelingsproblemen in kaart te brengen. <strong>De</strong> definitie <strong>van</strong> WCED voor duurzameontwikkeling is als volgt: “Sustainable devel<strong>op</strong>ment is devel<strong>op</strong>ment that meets the needs of the presentwithout compromising the ability of future generations to meet their own needs” (WCED, 1987:43).<strong>De</strong>ze definitie werd verder uitgebreid naar: “In essence, sustainable devel<strong>op</strong>ment is a process ofchange in which the exploitation of resources, the direction of investments, the orientation oftechnological devel<strong>op</strong>ment, and institutional change are all in harmony and enhance both current andfuture potential to meet human needs and aspirations” (WCED, 1987:46).<strong>De</strong> bedoeling achter <strong>het</strong> Brundtland rapport was om <strong>op</strong> <strong>het</strong> sociale, ecologische en economischegebied handvatten te bieden om duurzame ontwikkeling te bereiken. Door <strong>het</strong> vormen <strong>van</strong> eendefinitie voor duurzaamheid heeft men een patroon gecreëerd om duurzame activiteiten, processen enuitkomsten te interpreteren, daardoor is er sprake <strong>van</strong> een sociale constructie. <strong>De</strong> term of <strong>het</strong> conceptduurzaamheid wordt in een breed scala <strong>van</strong> situaties gebruikt. Multinationale ondernemingen,overheden en NGOs hebben duurzaam ondernemen <strong>op</strong>genomen in hun organisatie- en/ofstrategiebeleid.Volgens Koziol (2000) hebben de economische problemen in de jaren ’70 teweeg gebracht dat deinterventies <strong>van</strong> overheden in <strong>het</strong> decennium erna afnamen en daardoor liberalisatie <strong>van</strong> marktentoenam. <strong>Global</strong>isering zorgde voor negatieve reacties <strong>van</strong> NGOs en andere stakeholders, doordat groteondernemingen streefden naar winst <strong>op</strong> korte termijn en daarbij <strong>het</strong> milieu, de bescherming <strong>van</strong>mensenrechten en armoedebestrijding links lieten liggen (Van Liempt, 2002). Door de groeiendeonrust rondom ondernemingen met betrekking tot sociale- en milieukwesties, werd er doorstakeholders steeds meer verantwoording gevraagd aan ondernemingen. Kolk (2003) geeft aan datsinds de jaren negentig bedrijven steeds meer toewijding tonen, en meer informatie geven over eenuiteenl<strong>op</strong>end scala <strong>van</strong> onderwerpen; <strong>van</strong> milieuvervuiling tot mensenrechtenschending. Dit heeftmede geresulteerd in een nieuwe vorm <strong>van</strong> externe verslaggeving; de publicatie <strong>van</strong> milieu-, sociale-,en/of duurzaamheidsverslaggeving.KPMG bracht in 1993 <strong>het</strong> eerste ‘International survey of corporate social responsibility reporting’ uit.Vanaf 1993 heeft KPMG dit internationale onderzoek iedere drie jaar herhaald, om zo bij de grootsteinternationale organisaties de trends te analyseren in rapporteren over ‘Corporate Responsibility’(CR). Het onderzoek werd in 1993 gedaan onder de t<strong>op</strong> 100 bedrijven in 10 landen, om <strong>het</strong> aantal<strong>De</strong>cember 2005 32


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingrapporterende organisaties in kaart te brengen. Van de 810 bedrijven die in <strong>het</strong> onderzoek vielen,bracht 13 % een rapport uit over ‘Corporate Responsibility’ (CR rapport). In 1996 werd soortgelijkonderzoek uitgevoerd onder de t<strong>op</strong> 100 bedrijven in 13 landen. Dit keer deden 1.300 ondernemingenmee in <strong>het</strong> onderzoek, waar<strong>van</strong> 17% zei een CR rapport te publiceren. In drie jaar was er een kleinestijging in <strong>het</strong> aantal rapporterende organisaties te bemerken (KPMG/UvA, 2005). Hieruit kan wordenafgeleid dat tot 1996 relatief weinig organisaties <strong>van</strong> de t<strong>op</strong> 100 bedrijven in 13 landen een corporateresponsibility report publiceerden.§ 4.2.2 Ontwikkelingen betreffende GRIBegin jaren ’90 ontstond een discussie tussen verschillende instanties wereldwijd, waaronder UNEP,OESO 9 , WBCSD, en Ceres over standaardisatie en vergelijkbaarheid <strong>van</strong>duurzaamheidsverslaggeving. Vanaf midden jaren ‘90 mengde AccountAbility 10 zich in de discussie.<strong>De</strong>ze discussie heeft volgens MVO Nederland, uiteindelijk geleid tot de <strong>op</strong>richting <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI. MVONederland meldde dat organisaties in Nederland voor 1997, voornamelijk rapporteerden inafzonderlijke sociale- en milieuverslagen en daarna meer richting duurzaamheidsrapportage zijngegaan.Zoals hierboven genoemd is, leidde de internationale discussie over duurzaamheidsverslaggeving in1997 tot de <strong>op</strong>richting <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>Global</strong> <strong>Reporting</strong> <strong>Initiative</strong>, door de Coalition for EnvironmentallyRepsonsible Economies (Ceres) in samenwerking met United Nations Environment Programme(UNEP). Het GRI had <strong>het</strong> doel duurzaamheidsverslaggeving naar een hoger niveau te tillen, door <strong>het</strong>bereiken <strong>van</strong> vergelijkbaarheid, geloofwaardigheid, striktheid, <strong>op</strong>portuniteit en verifieerbaarheid,zodat een zelfde niveau verworven zou kunnen worden zoals bij financiële rapportage (GRI, 2002).Volgens een respondent <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI lagen twee ideeën ten grondslag aan de <strong>op</strong>richting. Ten eerstemoest er een wereldwijde standaard komen voor duurzaamheidsverslaggeving, en ten tweede zou dezestandaard ontwikkeld moeten worden in samenwerking met ondernemingen, NGO’s, beleggers,accountants en alle bij duurzaamheidsverslaggeving betrokken stakeholders. In 1997 werd <strong>het</strong> netwerkom deze standaard <strong>op</strong> te bouwen, via de multistakeholder benadering met internationale werkgroepen<strong>op</strong>gericht. <strong>De</strong> werkgroepen bestonden uit een mix <strong>van</strong> mensen met verschillende achtergronden, uitverschillende landen en sectoren. Uit deze samenwerking vloeide later, in 1999 de ‘draft guidelines’voort.9 <strong>De</strong> Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) werd in 1961 <strong>op</strong>gericht, en bestaatuit 30 landen die een aantal gelijke beginselen natstreven: een markteconomie, een pluralistische democratie ende eerbieding <strong>van</strong> de rechten <strong>van</strong> de mens (OESO, 2005a).10 Het ‘Institute for Social and Ethical Accountability (ISEA) werd in 1996 <strong>op</strong>gericht, mede door de huidigeCEO Simon Zadek. In 1999 publiceerden zij onder de naam AccountAbility, <strong>het</strong> framework AA1000(Accountability, 2005)<strong>De</strong>cember 2005 33


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggeving§ 4.3 Tweede periode: 1997-2000§ 4.3.1 Ontwikkelingen duurzaamheidsverslaggevingEen <strong>van</strong> de respondenten geeft aan dat bedrijven sinds 1997 steeds meer richting duurzaamheid zijngegaan. Volgens Kolk (2004) is er <strong>van</strong>af 1999 sprake <strong>van</strong> een bredere focus in rapporteren,organisaties gingen rapporteren over de triple bottom line in duurzaamheidsverslagen.<strong>De</strong> Nederlandse overheid verplichtte in 1999 de 250 meest milieubelastende ondernemingen om zoweleen verslag voor de overheid als een verslag voor <strong>het</strong> publiek te publiceren door een toevoeging in deWet milieubeheer te maken (Kolk, 2002). Voordat deze toevoeging in de wet toegepast werd, waren aleen aantal bedrijven vrijwillig actief met <strong>het</strong> publiceren <strong>van</strong> milieurapporten. Het toevoegen <strong>van</strong> eenonderdeel in de Wet milieubeheer, werd door een aantal respondenten gezien als een soorthandreiking. <strong>De</strong> overheid zorgde ervoor dat Nederlandse bedrijven zich gingen bezighouden met <strong>het</strong>verzamelen <strong>van</strong> gegevens voor milieuverslaggeving. Zo kwam een groot aantal rapporteurs erachterdat de interne registrering <strong>van</strong> niet-financiële gegevens niet in orde was.In 1999 kwam KPMG met een uitgebreider onderzoek naar internationale ontwikkelingen induurzaamheidsverslaggeving. Niet alleen werd er gekeken naar de t<strong>op</strong> 100 bedrijven in 11 landen,maar ook naar de <strong>Global</strong> 250 (G250), dat zijn de 250 grootste multinationals <strong>van</strong> de Fortune 500 11 . Intotaal deden meer dan 1.100 ondernemingen mee aan <strong>het</strong> onderzoek. 24% <strong>van</strong> de N100 bedrijvenrapporteerde over de ‘triple p’, tegenover 35 % <strong>van</strong> de G250 (KPMG/UvA, 2005). Er is dus te zien datrapporterende organisaties steeds meer richting duurzaamheidsverslaggeving neigen, dit mede doorbewustwording dankzij de toevoeging in de wet Milieubeheer. Vergeleken met de 17% in 1996, werdin 1999 door 24% <strong>van</strong> de t<strong>op</strong> 100 organisaties over duurzaamheid gerapporteerd.§ 4.3.2 Ontwikkelingen betreffende GRIAangespoord door Ceres, startte GRI in 1997 met <strong>het</strong> construeren <strong>van</strong> een netwerk, met als doel eenstandaard te creëren voor duurzaamheidsverslaggeving. Via de multistakeholder benadering en metbehulp <strong>van</strong> werkgroepen werden richtlijnen samengesteld. In 1999 werden deze ontwerprichtlijnen, de‘Sustainability <strong>Reporting</strong> Guidelines’, <strong>op</strong>enbaargemaakt aan <strong>het</strong> publiek en ging <strong>het</strong> GRI metpotentiële gebruikers over de hele wereld, in dialoog. Doordat <strong>het</strong> bedrijfsleven interesse enenthousiasme liet zien, was <strong>het</strong> voor <strong>het</strong> GRI mogelijk representatieve werkgroepen samen te stellen.Na een periode <strong>van</strong> bijschaving door testen en overleggen met stakeholders, kwam <strong>het</strong> GRI in juni2000 met de eerst versie <strong>van</strong> de richtlijnen (GRI, 2002). Een bedrijfsonderdeel <strong>van</strong> een <strong>van</strong> derespondenten, Shell Petroleum United Kingdom, heeft meegedaan met <strong>het</strong> aanscherpen <strong>van</strong> de11 Bedrijven die zijn <strong>op</strong>genomen in de Fortune 500 behoren tot de 500 grootste Amerikaanse ondernemingenFortune 500, (2005).<strong>De</strong>cember 2005 34


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingrichtlijnen en heeft geparticipeerd in de pilot in 1999. In Nederland was Shell de eerste ondernemingdie een ‘triple p’ rapport uitbracht.DHV heeft de ontwikkelingen <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI nauwlettend gevolgd en zag dat de richtlijnen uit 1999 heelbeperkt werden <strong>op</strong>gemerkt door Nederlandse ondernemingen. Zij hebben na goedkeuring <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRIen vergaring <strong>van</strong> financiële middelen, de vertaling <strong>van</strong> de richtlijnen naar <strong>het</strong> Nederlands <strong>op</strong> zichgenomen. Tevens hebben zij <strong>van</strong>af 1999 samen met de VBDO en SNS Reaal, later zijn <strong>het</strong> GRI enEconomische Zaken aangehaakt, een seminar georganiseerd over ‘Duurzaamheidsverslaggeving inNederland’. <strong>De</strong> intentie <strong>van</strong> <strong>het</strong> seminar was om de richtlijnen bekend te maken aan <strong>het</strong> Nederlandsebedrijfsleven. DHV heeft als adviesorganisatie veel zendingswerk gedaan om de GRI richtlijnenbekend te maken aan <strong>het</strong> Nederlandse bedrijfsleven. Ook betrok DHV brancheverenigingen en hieldpraatjes over duurzaamheidsverslaggeving. Steeds meer bedrijven, voornamelijk beursgenoteerdebedrijven, gingen de milieujaarverslagen ver<strong>van</strong>gen door duurzaamheidsverslagen.§ 4.4 <strong>De</strong>rde periode: 2001Een respondent <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI vertelt dat na de publicatie <strong>van</strong> de eerste versie richtlijnen <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI in2000, efficiënte werkgroepen werden gevormd, waarin meer dan 200 mensen <strong>van</strong> over heel de wereldbetrokken waren. <strong>De</strong>ze werkgroepen werden <strong>op</strong>gedeeld in een ‘verification working group’ om naaronderwerpen als ‘verificatie en naar assurance’ 12 te kijken, en in een ‘measurement working group’om de economische, sociale en milieu indicatoren verder uit te bouwen. Aan <strong>het</strong> eind <strong>van</strong> ditbewerkelijke proces, eind 2001, deed de ‘measurement working group’ een aantal aanbevelingen voorde nieuwe versie richtlijnen aan de GRI Council, welke weer aanbevelingen maakte aan de ‘revisionworking group’. Eind 2001 resulteerde de inspanningen <strong>van</strong> beide werkgroepen en de herziening doorde Council en ‘revision working group’ in de tweede versie richtlijnen, die uitgebreid werden metondersteunde documenten (GRI, 2002).GRI, was gevestigd in Boston in de Verenigde Staten, omdat daar ook Ceres huisvestte. Eind 2000,begin 2001 was er <strong>van</strong>uit <strong>het</strong> GRI, volgens een respondent <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI, <strong>het</strong> plan om <strong>het</strong> GRI niet meerals een project <strong>van</strong> Ceres te zien, maar een spin-off te creëren en <strong>het</strong> te vestigen als een onafhankelijkeorganisatie. Er werd naarstig gezocht naar een nieuwe locatie, een nieuw bestuur en mensen die hulpkonden bieden bij <strong>het</strong> <strong>op</strong>zetten <strong>van</strong> een nieuwe organisatie. <strong>De</strong>ze om<strong>van</strong>grijke verhuizing werd nogeven uitgesteld naar 2002. In Nederland heeft een aantal organisaties erg hun best gedaan om <strong>het</strong> GRInaar Nederland toe te halen, waaronder de overheid, verschillende ministeries en <strong>het</strong> bedrijfsleven. Zij12Rapporten kunnen onderworpen worden aan een verificatie en/of assurance proces, waardoor debetrouwbaarheid, geloofwaardigheid en volledigheid <strong>van</strong> een verslag of onderdelen daar<strong>van</strong>, maar ook detotstandkoming <strong>van</strong> <strong>het</strong> verslag gewaarborgd wordt. Bijvoorbeeld een formele verificatie door eenonafhankelijker derde partij, een uitspraak/statement <strong>van</strong> een externe stakeholder of een expert adviespanel(Sustainability <strong>Reporting</strong>, 2005).<strong>De</strong>cember 2005 35


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingzagen <strong>het</strong> GRI als een potentieel belangrijke organisatie, en toonden initiatief door financiële enorganisatorische steun te bieden.§ 4.5 Vierde periode 2002-heden§ 4.5.1 Ontwikkeling duurzaamheidsverslaggevingEen respondent geeft aan dat duurzaamheidsverslaggeving in de afgel<strong>op</strong>en jaren meer volwassen isgeworden. Dit is ten eerste te zien in de overeenstemming <strong>van</strong> inhoud, de meeste ondernemingengebruiken de GRI richtlijnen. Ook de vorm is steeds meer gelijk, men verspreidt de informatie ondergeïnteresseerden via hard-c<strong>op</strong>y of via <strong>het</strong> internet. Als laatste is <strong>het</strong> proces <strong>van</strong> informatieverzamelingsteeds meer gelijk, de informatie borrelt intern en via stakeholderprocessen omhoog.Vanuit de overheid is er een initiatief geweest <strong>op</strong> gebied <strong>van</strong> maatschappelijk verantwoordondernemen. Het Ministerie <strong>van</strong> Economische Zaken heeft in 2004 <strong>het</strong> platform MVO Nederland<strong>op</strong>gericht. Het doel <strong>van</strong> deze organisatie is <strong>het</strong> bevorderen <strong>van</strong> maatschappelijk verantwoordondernemen door veel partijen in <strong>het</strong> proces <strong>van</strong> bevorderen te betrekken.Ook <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong> wetgeving is een en ander gebeurd. <strong>De</strong> Eerste Kamer heeft in juni 2005 deverplichting tot <strong>het</strong> <strong>op</strong>stellen <strong>van</strong> een publiek milieuverslag afgeschaft met een wijziging in de Wetmilieubeheer. Echter de verplichting om een verslag voor de overheid <strong>op</strong> te stellen blijft bestaan(Eerste Kamer, 2005). Een recente ontwikkeling, is dat de basis <strong>van</strong> de R400 <strong>van</strong> de Raad voor deJaarverslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen is <strong>op</strong>genomen in <strong>het</strong> burgerlijkwetboek. <strong>De</strong> Eur<strong>op</strong>ese richtlijn, de moderniseringsrichtlijn heeft als uitgangspunt gediend, waardoor<strong>van</strong>af verslagjaar 2005 in de directieverslagen <strong>van</strong> ondernemingen informatie wordt gevraagd overniet-financiële onderwerpen, zoals milieu en personeelsaangelegenheden (NIVRA, 2005).Het KPMG onderzoek werd in 2002 uitgevoerd onder de t<strong>op</strong> 100 in 19 landen en de G250, in totaal bijmeer dan 1.900 ondernemingen. <strong>De</strong> resultaten lieten zien dat 45% <strong>van</strong> de G250 en 23% <strong>van</strong> de N100aangaf een apart verslag over duurzaamheid te publiceren. Bijna 70% <strong>van</strong> deze verslagen warengrotendeels environment, health & safety (EHS) rapporten. Vergeleken met <strong>het</strong> onderzoek <strong>van</strong> 1999 iser voor de N100 in 2002 een daling te zien in <strong>het</strong> aantal rapporterende organisaties. Dit beeld isvertekend, aangezien <strong>het</strong> onderzoek een andere steekproef had. Wanneer dezelfde landen bekekenworden als in <strong>het</strong> onderzoek <strong>van</strong> 1999, dan blijkt dat 28% rapporteert over duurzaamheid, dat eenlichte stijging betekend vergeleken met 1999 (KPMG/UvA, 2005). In 2005 heeft KPMG voor de zesdekeer een onderzoek gedaan naar de ontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving, dit keer bij meerdan 1600 ondernemingen <strong>van</strong> de t<strong>op</strong> 100 in 16 landen en de G250. Van de G250 publiceerde 64% eenrapport over duurzaamheid, 52% <strong>van</strong> deze rapporten werd separaat <strong>van</strong> <strong>het</strong> financiële verslaguitgebracht. 33% <strong>van</strong> de N100 bedrijven gaven een ‘triple p’ rapport uit. In totaal maakte 41% <strong>van</strong> de<strong>De</strong>cember 2005 36


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingN100 informatie over duurzaamheid <strong>op</strong>enbaar (KPMG/UvA, 2005). Uit deze gegevens kan worden<strong>op</strong>gemaakt dat in 2005 bijna 2/3 <strong>van</strong> de G250 ondernemingen een rapport uitbrachten overduurzaamheid, tegenover 45% drie jaar eerder. Er is een sterke stijging waarneembaar in <strong>het</strong> aantalorganisaties dat rapporteert over economische, sociale en milieuprestaties.§ 4.5.2 Ontwikkelingen betreffende GRIGRI werd begin april 2002 door de Verenigde Naties in New York officieel als nieuw instituutgeïnaugureerd (GRI, 2002). Eind 2002 werd ook bekend dat <strong>het</strong> GRI naar Nederland zou gaanverhuizen. Een respondent <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI deelde mee dat Folkert <strong>van</strong> der Molen <strong>van</strong> DHV en NancyKamp <strong>van</strong> Ernst & Young persoonlijk gelobbyd hebben om <strong>het</strong> GRI naar Nederland te halen. Ook deNederlandse overheid, samen met een aantal ministeries, hebben zich ingezet om <strong>het</strong> GRI financieel testeunen en te stimuleren. Daarnaast hebben een aantal Nederlandse multinationals, waaronder Shell,Heineken en KPMG zich actief ingezet en meebetaald aan de verhuizing <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI.2002 was een turbulent jaar voor <strong>het</strong> GRI. Op de ‘World summit on sustainable devel<strong>op</strong>ment’(WSSD), georganiseerd door de VN in augustus 2002 te Johannesburg, werd de tweede versierichtlijnen gelanceerd. Zoals in paragraaf 4.4 wordt vermeld werd dit vooraf gegaan door een cyclus<strong>van</strong> testen, herzien, consulteren en reviseren <strong>van</strong> zowel de richtlijnen als de ondersteunendedocumenten (GRI, 2002). Nieuw aan de 2002 richtlijnen zijn bijvoorbeeld de sector supplementen ende in accordance mogelijkheid.Door <strong>het</strong> voortdurende contact <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI met belangrijke stakeholders, laat zien dat <strong>het</strong> continu wilvernieuwen. Dit is ook merkbaar doordat zij sinds de uitgave <strong>van</strong> de 2002 richtlijnen begonnen zijnmet <strong>het</strong> ontwikkelen <strong>van</strong> de derde generatie richtlijnen, de ‘G3’. <strong>De</strong>ze versie richtlijnen is gebaseerd<strong>op</strong> de twee eerdere versies uit 2000 en 2002, en gaat uit <strong>van</strong> de uitgebreide input die verworven is door<strong>het</strong> ‘structured feedback process’ 13 bij belanghebbenden. Een <strong>van</strong> de drie hoofdcomponenten <strong>van</strong> de‘G3’, zijn de verbeteringen <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong> indicatoren, de toepassing <strong>van</strong> de richtlijnen en deaansluiting bij andere MVO tools en financiële markten. <strong>De</strong> tweede component is de ontwikkeling <strong>van</strong>een technologisch platform ter vergemakkelijking <strong>van</strong> <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> de richtlijnen. <strong>De</strong> laatstecomponent is de ontwikkeling <strong>van</strong> ondersteuning <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong> training, zoals door <strong>het</strong> geven <strong>van</strong>seminars over de inhoud en toepassing <strong>van</strong> de principes en indicatoren (GRI, 2005a).13 Het ‘structured feedback process’ is een proces <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI om de richtlijnen en andere documenten continute verbeteren door stakeholdergroepen regelmatig samen te laten komen om ervaringen en feedback uit tewisselen (GRI, 2005b).<strong>De</strong>cember 2005 37


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingNu er gekeken is naar de ontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving en de ontwikkelingenbetreffende <strong>het</strong> GRI, wordt er in de komende paragraaf gekeken naar de <strong>invloed</strong> <strong>van</strong> verschillendeactoren, waaronder <strong>het</strong> GRI, <strong>op</strong> de ontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving.§ 4.6 Actoren <strong>van</strong> <strong>invloed</strong> <strong>op</strong> de ontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggevingAan alle respondenten werd de vraag gesteld welke actoren volgens hen <strong>invloed</strong> hebben gehad <strong>op</strong> deontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving in Nederland. Daarnaast werd gevraagd of zijminimaal drie actoren wilden noemen, evenzo de manier waar<strong>op</strong> die actoren <strong>invloed</strong> hebben gehad <strong>op</strong>de ontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving. In <strong>het</strong> interview is eveneens aan de respondentende vraag gesteld welke <strong>invloed</strong> <strong>het</strong> GRI heeft gehad <strong>op</strong> de ontwikkelingen induurzaamheidsverslaggeving in Nederland.<strong>De</strong> actoren die genoemd zijn door de respondenten l<strong>op</strong>en zeer uiteen, zo noemt de ene respondentNGO’s in <strong>het</strong> algemeen en de ander een specifieke NGO, bijvoorbeeld de OESO. In de interviews zijndoor de 13 respondenten in totaal 33 verschillende actoren genoemd. In de paragrafen hieronderworden de belangrijkste actoren besproken. In bijlage VI zijn alle rele<strong>van</strong>t data <strong>van</strong>uit ieder interview<strong>op</strong>genomen in een matrix, en staat in een tabel per actor hoe vaak deze is genoemd. Bijna allerespondenten hebben de <strong>invloed</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI omschreven, daarnaast hebben zes respondenten <strong>het</strong> GRIgenoemd als een belangrijke actor in de ontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving. In paragraaf4.6.2 volgt een bekn<strong>op</strong>te weergave <strong>van</strong> verschillende manieren <strong>van</strong> <strong>invloed</strong> die <strong>het</strong> GRI heeft gehad <strong>op</strong>de ontwikkelingen.§ 4.6.1 Invloed <strong>van</strong> actoren§ 4.6.1.1 NGO’s, internationale organisaties en belangenvereniging<strong>De</strong> meest genoemde actor, NGO’s, is door 6 organisaties <strong>op</strong>gesomd. NGO’s kunnen druk uitoefenen<strong>op</strong> organisaties, en transparantie en aansprakelijkheid eisen over milieu, sociale en economischeprestaties (ABN AMRO, Good Company, GRI, Heineken, KPMG, Philips). Bovendien kunnenNGO’s <strong>van</strong> <strong>invloed</strong> zijn <strong>op</strong> ontwikkelingen door kwesties te identificeren waarmee bedrijven inaanraking komen (MVO Nederland). Naast de NGO’s zijn er aantal internationale organisaties en eennationale belangenvereniging genoemd door respondenten, namelijk GRI, OESO, WBCSD, UNEP enVBDO. Op welke manieren <strong>het</strong> GRI <strong>invloed</strong> heeft gehad <strong>op</strong> de ontwikkelingen induurzaamheidsverslaggeving wordt in paragraaf 4.6.2 behandeld. <strong>De</strong> VBDO wordt door 5respondenten genoemd als actor. <strong>De</strong> VBDO stimuleert ondernemingen transparant te acteren alsorganisatie, door onder andere de GRI richtlijnen te hanteren. Dit doen zij bijvoorbeeld door aanbedrijven <strong>op</strong> de Algemene Vergadering <strong>van</strong> Aandeelhouders hun stem te laten horen en vraagtekens tezetten bij de informatievoorziening. <strong>De</strong> OESO heeft volgens Ernst & Young en Economische Zakenmeegeholpen in <strong>het</strong> streven naar transparantie door <strong>het</strong> uitgeven <strong>van</strong> de OESO-richtlijnen. Door<strong>De</strong>cember 2005 38


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingPhilips wordt <strong>het</strong> WBCSD <strong>op</strong>gesomd als actor die <strong>invloed</strong> heeft gehad <strong>op</strong> ontwikkelingen induurzaamheidsverslaggeving, doordat zij streven naar standaarden en normen, zodat deze manier <strong>van</strong>rapporteren impact krijgt en vergelijkbaarheid tussen organisaties mogelijk maakt. UNEP wordt ookals actor genoemd. Een respondent <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI geeft aan dat UNEP beïnvloedt heeft dat <strong>het</strong> GRI alsinstituut gevestigd is in Nederland.§ 4.6.1.2 Overheid<strong>De</strong> overheid wordt 6 maal als <strong>invloed</strong>hebbende actor genoemd. Economische Zaken geeft aan dat deoverheid een bescheiden rol speelt. Zij hebben in 2001 de Raad <strong>van</strong> Jaarverslaggeving gevraagd omeen handreiking <strong>op</strong> te stellen voor maatschappelijke rapportage, dit is de richtlijnen 400. <strong>De</strong>handreiking moet een <strong>op</strong>stapmodel zijn voor bedrijven om <strong>het</strong> rapporteren <strong>op</strong> te pakken. Hierin word<strong>het</strong>zelfde stramien gevolgd als <strong>het</strong> GRI. Verder vindt Economische Zaken dat de overheid een rolheeft in <strong>het</strong> sturen in en aanspreken <strong>op</strong> de maatschappelijke rol, <strong>het</strong> aanreiken <strong>van</strong> instrumenten en <strong>het</strong>steunen <strong>van</strong> instituten waar bedrijven naar kunnen kijken. MVO Nederland geeft aan de rol <strong>van</strong> deoverheid steeds kleiner wordt: er is steeds minder regulering <strong>op</strong> gebied <strong>van</strong> verslaggeving. KPMG zegtdat de Nederlandse overheid een impuls heeft gegeven door milieuverslaggeving verplicht te stellenvoor een aantal organisaties. Hierdoor zijn bedrijven in Nederland actief bezig gegaan met rapporterenover milieu. Ook DHV noemt de invoering <strong>van</strong> de Wet milieubeheer. Het doel <strong>van</strong> de overheid was ineerste instantie niet om <strong>invloed</strong> uit te oefenen, maar <strong>het</strong> heeft in Nederland zeker bijgedragen aan deontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving. Volgens ABN AMRO en DHV zijn veelachterblijvers wakker geschud door de ‘transparantie benchmark 2004’ die de overheid heeft uit latenvoeren door Economische Zaken onder Nederlandse ondernemingen. Het GRI geeft aan dat erwaarschijnlijk meer regulering komt voor verslaggeving in de toekomst. Overheden over de helewereld zijn namelijk onderzoek gaan doen of er behoefte is aan vereisten betreffende verslaggeving ofaan voorwaarden om genoteerd te worden aan de beurs.Naast de overheid zijn er een aantal instanties genoemd die onder de overheidsinstanties vallen of temaken hebben met de overheid. DHV geeft aan dat ten eerste Economische Zaken <strong>invloed</strong> heeft <strong>op</strong> <strong>het</strong>bedrijfsleven met <strong>het</strong> publiceren <strong>van</strong> de transparantie benchmark in 2004. Volgens Ernst & Youngheeft Economische Zaken een stimulerende rol in duurzaamheid. Dan wordt de Eur<strong>op</strong>ese Commissie<strong>op</strong>gesomd door Ernst & Young, doordat zij moderniseringsrichtlijnen hebben samengesteld, welkeorganisaties, die tot de aandelenmarkt willen toetreden vragen om informatie vrij te geven overkapitaalbezit. Als laatste wordt MVO Nederland genoemd door <strong>het</strong> GRI, doordat zij <strong>het</strong> GRI handboekvoor duurzaamheidsverslaggeving voor <strong>het</strong> MKB verspreiden onder <strong>het</strong> midden- en kleinbedrijf inNederland.<strong>De</strong>cember 2005 39


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggeving§ 4.6.1.3 Accountants en adviesorganisatiesVolgens een aantal respondenten hebben accountants- en adviesbureaus enige <strong>invloed</strong> gehad in deontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving. DHV geeft aan dat deze bureaus vooral een rolspelen bij <strong>het</strong> benaderen <strong>van</strong> bedrijven en ze bekend te maken met duurzaamheid enduurzaamheidsverslaggeving. MVO Nederland geeft aan dat adviesbureaus bijgedragen hebben aan deontwikkelingen door projecten in de standaardisatie <strong>van</strong> richtlijnen te sponsoren. KPMG wordt ookdoor hen genoemd, omdat zij al <strong>van</strong>af 1993 onderzoek doen naar ontwikkelingen in ‘corporateresponsibility reporting’. Ernst & Young geeft aan dat accountants actief zijn in <strong>het</strong> stimuleren <strong>van</strong>duurzaamheidsverslaggeving, voornamelijk bij cliënten. Daarnaast hebben zij ook een actieve rol in<strong>het</strong> ontwikkelen <strong>van</strong> de richtlijnen. Heineken noemt dat accountants <strong>invloed</strong> hebben doordat zijprocessen <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong> verslaggeving voor bedrijven kunnen verbeteren met hun kennis,waardoor bedrijven efficiënter kunnen werken. Volgens <strong>het</strong> GRI hebben accountants en consultants<strong>invloed</strong> doordat zij bedrijven adviseren in hoe zij duurzaamheidsverslagen zouden kunnen <strong>op</strong>stellen.Hiermee kunnen accountants en consultants bedrijven een bepaalde richting <strong>op</strong> sturen.§ 4.6.1.4 OndernemingenOndernemingen worden meerdere malen genoemd als <strong>invloed</strong>rijke actoren. Economische Zaken richtde aandacht <strong>op</strong> k<strong>op</strong>l<strong>op</strong>ende ondernemingen, om aan te geven dat zij degenen zijn, die hun nek hebbendurven uitsteken en volgens MVO Nederland als eerst begonnen zijn metduurzaamheidsverslaggeving, bijvoorbeeld Shell, Unilever en Philips. Het GRI noemt in <strong>het</strong> verlengdedat voorl<strong>op</strong>ers als Shell en BP, <strong>invloed</strong> hebben gehad <strong>op</strong> de ontwikkelingen, doordat zij verbeteringenhebben aangedragen in <strong>het</strong> feedback proces <strong>op</strong> de GRI richtlijnen. Bedrijven zijn de uiteindelijkegebruikers <strong>van</strong> de richtlijnen en willen dat de wensen en behoeften <strong>van</strong> interne en externe stakeholdersgoed bevredigd worden. Naast de <strong>invloed</strong> <strong>op</strong> de inhoud <strong>van</strong> de richtlijnen hebben Nederlandseondernemingen bijgedragen aan de komst <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI naar Nederland, Shell, Heineken en KPMGhebben bijvoorbeeld actief gelobbyd.§ 4.6.1.5 Overige actorenIn deze paragraaf worden een aantal actoren besproken die volgens een aantal respondenten <strong>invloed</strong>hebben <strong>op</strong> de ontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving. Door de VBDO en MVO Nederlandworden de nichebanken ASN en Triodos genoemd. <strong>De</strong>ze banken zijn begonnen met <strong>het</strong> screenen <strong>van</strong>ethische beleggingsportefeuilles, tegenwoordig hebben alle banken een duurzaam of ethischbeleggingsfonds. Institutionele beleggers worden door VBDO gezien als actoren, doordat zij drukhebben uitgeoefend <strong>op</strong> de VBDO, door hen te vragen de GRI richtlijnen te hanteren en te stimulerenbij ondernemingen. Good Company geeft aan dat steeds meer duurzame beleggers omduurzaamheidsinformatie vragen om hun beleggingsbeslissingen <strong>op</strong> te baseren. Dit geldt volgens <strong>het</strong><strong>De</strong>cember 2005 40


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingGRI eveneens voor aandeelhouders. Dit is een veeleisende groep bij de feedback processen <strong>van</strong> <strong>het</strong>GRI, ze willen betere informatie <strong>van</strong> bedrijven.§ 4.6.2 Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRIIn <strong>het</strong> interview is aan de respondenten gevraagd welke actoren <strong>invloed</strong> hebben gehad <strong>op</strong> deontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving. Een aantal noemde <strong>het</strong> GRI als een <strong>van</strong> de<strong>invloed</strong>hebbende actoren doordat, <strong>het</strong> GRI vooral een stimulans is voor bedrijven, en omdat zij strevennaar transparantie <strong>van</strong> ondernemingen (Ernst & Young, Shell). Philips geeft aan dat <strong>het</strong> GRIbelangrijk is voor bedrijven, doordat ze streven naar standaarden en normen in verslaggeving.Rapporteren over de ‘triple p’ volgens een standaard heeft volgens Philips meer impact en maaktvergelijkbaarheid tussen organisaties mogelijk. Naar mening de <strong>van</strong> de VBDO zal er uiteindelijk doorde inzet <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI, één standaard voor duurzaamheidsverslaggeving ontstaan. Economische Zakenvindt de manier waar<strong>op</strong> <strong>het</strong> GRI te werk gaat met de stakeholdergroepen, <strong>invloed</strong> heeft <strong>op</strong> organisatiesin Nederland. Doordat <strong>het</strong> GRI in clubs en sessies ter verbetering <strong>van</strong> de richtlijnen zit samen metbedrijven, worden deze bedrijven vak blootgesteld aan de GRI richtlijnen. Ondernemingen zullen danook deze GRI richtlijnen sneller toepassen voor hun rapportage dan andere richtlijnen.In <strong>het</strong> interview werd respondenten tevens gevraagd wat de <strong>invloed</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI is geweest <strong>op</strong> deontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving. Door 5 bedrijven werd geantwoord, dat <strong>het</strong> GRI<strong>invloed</strong> uitoefent door een standaard neer te leggen voor duurzaamheidsverslaggeving. Ze makenrapporteren over economische, sociale en milieu prestaties toegankelijker voor bedrijven (VBDO,MVO Nederland, DHV, KPMG en Shell). DHV, Economische Zaken en Philips vertellen datondernemingen die met duurzaamheidsverslaggeving aan de gang gaan in Nederland, eigenlijk nietom de GRI richtlijnen heen kunnen en de richtlijnen in meer of mindere mate gebruiken bij <strong>het</strong>samenstellen <strong>van</strong> hun rapporten. Good Company, Ernst & Young, ABN AMRO en Philips geven aandat <strong>het</strong> GRI een handvat biedt aan rapporterende organisaties.Het GRI heeft eveneens <strong>invloed</strong> gehad door de richtlijnen bij organisaties in Nederland te stimuleren(MVO, DHV en Shell). Economische Zaken vult dit aan door te zeggen dat <strong>het</strong> GRI, door samen tewerken met stakeholders, bedrijven betrekt in <strong>het</strong> ontwikkelingen <strong>van</strong> de richtlijnen. Volgens MVONederland heeft <strong>het</strong> GRI er tevens voor gezorgd dat bedrijven <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> niet financiële gegevensafwegingen konden maken, en zo voor meer harmonisatie in verslaggeving heeft gezorgd. GoodCompany vindt dat <strong>het</strong> GRI een platform biedt, waar rapporterende organisaties informatie uit kunnenwisselen, en zo gezamenlijk de inhoud en vorm <strong>van</strong> verslaggeving verder kunnen ontwikkelen.Een respondent <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI geeft tenslotte aan, dat <strong>het</strong> GRI aan<strong>van</strong>kelijk niet <strong>op</strong> de voorgrond wildetreden en niet actief de GRI richtlijnen wilde stimuleren en promoten bij bedrijven. K<strong>op</strong>l<strong>op</strong>ende<strong>De</strong>cember 2005 41


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingbedrijven die rapporteerden en daarvoor de GRI richtlijnen gebruikten hebben veel meer <strong>invloed</strong>gehad <strong>op</strong> de bekendwording <strong>van</strong> de richtlijnen. Onder deze k<strong>op</strong>l<strong>op</strong>ers bevonden zich multinationals alsShell en BP. Zij zijn een voorbeeld geweest voor veel organisaties die begonnen met rapporteren.Recentelijk is <strong>het</strong> GRI zelf actiever in <strong>het</strong> benaderen <strong>van</strong> potentiële gebruikers en bereiken <strong>van</strong> meerbekendheid bij organisaties die nog niet rapporteren, met als doel dat meer organisaties zullen gaanrapporteren volgens de GRI richtlijnen.Nu de <strong>invloed</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI naar aanleiding <strong>van</strong> de interviews is besproken, is <strong>het</strong> interessant om naareen aantal onderzoeken te kijken waaruit eveneens duidelijk wordt dat <strong>het</strong> GRI <strong>invloed</strong> heeft gehad <strong>op</strong>de ontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving. Uit <strong>het</strong> onderzoek <strong>van</strong> Kamp-Roeland (2002)onder 50 gepubliceerde maatschappelijke verslagen uit 2001/2002 <strong>van</strong> ondernemingen verspreid oververschillende sectoren wereldwijd, blijkt dat in 38 <strong>van</strong> 50 onderzochte maatschappelijke verslagen eenverwijzing is <strong>op</strong>genomen naar de GRI richtlijnen. Het KPMG onderzoek uit 2002 laat zien, dat 112ondernemingen <strong>van</strong> de G250 een niet-financieel verslag uit hebben gebracht. Kolk (2002) meldt dat36% <strong>van</strong> deze 112 ondernemingen verwijzen naar <strong>het</strong> GRI. In een latere publicatie zegt Kolk (2004)dat <strong>het</strong> GRI een stimulerende rol heeft gehad in <strong>het</strong> <strong>op</strong>timaliseren <strong>van</strong> de kwaliteit, striktheid en <strong>het</strong>nut <strong>van</strong> duurzaamheidsrapportage. Ook heeft <strong>het</strong> GRI door samen met stakeholders de prestatieindicatoren verder te ontwikkelen, haar kennis over de manieren <strong>van</strong> rapporteren gepr<strong>op</strong>ageerd onderrapporterende ondernemingen.§ 4.7 ConclusieIn dit hoofdstuk zijn drie deelvragen <strong>van</strong>uit de empirie beantwoord. <strong>De</strong> eerste vraag die behandeld is,kijkt naar de ontwikkelingen <strong>van</strong> duurzaamheidsverslaggeving. Om deze vraag <strong>van</strong>uit de empirie tebeantwoorden is gekeken naar de algemene ontwikkeling in duurzaamheidsverslaggeving en naar deontwikkelingen aangaande <strong>het</strong> GRI. <strong>De</strong> algemene ontwikkeling is goed te staven met <strong>het</strong> onderzoek<strong>van</strong> KPMG. In <strong>het</strong> onderzoek <strong>van</strong> KPMG komt naar voren dat er een verandering is te zien in desamenstelling <strong>van</strong> rapporten. Voor 1999 rapporteerden bedrijven voornamelijk over hunmilieuprestaties. Vanaf 1999 ging men steeds meer over milieu, sociale en economische gegevensrapporteren en werd de focus duurzaamheid (KPMG, 2005). Het rapport laat ook de trend zien datsinds 1993, duurzaamheidsverslaggeving geleidelijk aan, aan <strong>het</strong> <strong>op</strong>komen is. In de afgel<strong>op</strong>en drie jaaris <strong>het</strong> aanzienlijk gestegen. In 2005 rapporteerde 52% <strong>van</strong> de G250 en 33% <strong>van</strong> de N100 eenduurzaamheidsverslag, naast de gebruikelijke financiële verslagen. In 2002 was dit nog 45% resp.23% (KPMG, 2005). Het laat een behoorlijke een stijging zien in <strong>het</strong> aantal duurzaamheidsrapporteursvoor 2005 ten <strong>op</strong>zichte <strong>van</strong> 2002, 15,5% voor de G250 en ruim 30% voor de N100.In de Nederlandse wetgeving zijn er ook een aantal veranderingen geweest die <strong>van</strong> <strong>invloed</strong> zijn <strong>op</strong> deontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving. In de Wet milieubeheer werd in 1999 toegevoegd dat<strong>De</strong>cember 2005 42


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingde 250 meest vervuilende Nederlandse organisaties verplicht waren een milieuverslag <strong>op</strong> te stellenvoor de overheid en <strong>het</strong> publiek. In 2005 werd in de Wet milieubeheer <strong>het</strong> publieke verslag afgeschaft.Een recente ontwikkeling is dat in <strong>het</strong> burgerlijk wetboek is <strong>op</strong>genomen dat <strong>van</strong>af verslagjaar 2005ondernemingen in hun jaarverslagen nu ook over niet-financiële informatie moeten rapporteren. <strong>De</strong>zewet vloeit uit de R400 <strong>van</strong> de Raad <strong>van</strong> Jaarverslaggeving, welke gebaseerd is <strong>op</strong> de Eur<strong>op</strong>esemoderniseringsrichtlijn (NIVRA, 2005).Andere ontwikkelingen die besproken worden in dit hoofdstuk zijn de ontwikkelingen betreffende <strong>het</strong>GRI. In 1997 werd <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong>gericht door Ceres en UNEP. Zij publiceerden in 1999 de eersteontwerprichtlijnen wereldwijd en onderwierpen deze aan een test bij diverse stakeholders. Daar<strong>op</strong>lanceerden <strong>het</strong> GRI in 2000 de eerst versie richtlijnen. <strong>De</strong>ze versie werd middels <strong>het</strong> structuredfeedback proces en via de multistakholder benadering aangescherpt tot de laatste versie richtlijnen, de2002 GRI richtlijnen. Tegenwoordig is <strong>het</strong> GRI samen met werkgroepen bezig met <strong>het</strong> samenstellen<strong>van</strong> de G3 richtlijnen. <strong>De</strong> nieuwste versie heeft ge<strong>op</strong>timaliseerde indicatoren, er wordt gebruiktgemaakt <strong>van</strong> nieuwe technologieën en er wordt meer aandacht besteed <strong>van</strong>uit <strong>het</strong> GRI aan training enondersteuning.Vervolgens wordt de empirie aan de hand <strong>van</strong> de vierde en vijfde deelvraag weergegeven. <strong>De</strong> <strong>invloed</strong><strong>van</strong> actoren, waaronder <strong>het</strong> GRI, <strong>op</strong> de ontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving wordenuiteengezet. <strong>De</strong> meest genoemde actor is de NGO. Respondenten geven aan dat NGOs hun <strong>invloed</strong>laten zien doordat zij druk uitoefenen <strong>op</strong> organisaties, vooral door transparantie en aansprakelijkheidte eisen over sociale, economische en milieuprestaties. Een andere veel genoemde actor is de overheid.<strong>De</strong> meeste respondenten dichten de overheid een bescheiden rol toe. Zij kunnen sturing geven enbedrijven aanspreken <strong>op</strong> hun maatschappelijke rol. Daarnaast steunt de overheid instituten waarbedrijven naar kunnen kijken. Ook de invoering <strong>van</strong> de Wet milieubeheer heeft bijgedragen aan deontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving, al was <strong>het</strong> in eerste instantie niet <strong>het</strong> doel <strong>van</strong> deoverheid. <strong>De</strong> actoren accountants en adviesbureaus hebben <strong>invloed</strong> gehad <strong>op</strong> de ontwikkelingen,voornamelijk doordat zij veel cliënten adviseren in en bekend maken met duurzaam ondernemen, zoook verslaggeving. <strong>De</strong> laatste belangrijke actor is ondernemingen. Een aantal voorl<strong>op</strong>ers heeft <strong>invloed</strong>gehad <strong>op</strong> de ontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving, door gebruik te maken <strong>van</strong> de GRIrichtlijnen en te zorgen voor rele<strong>van</strong>te feedback.Het <strong>Global</strong> <strong>Reporting</strong> <strong>Initiative</strong> heeft een standaard gemaakt voor duurzaamheidsverslaggeving,daardoor is rapporteren over economische, sociale en milieuprestaties toegankelijker geworden voorbedrijven. Ook heeft <strong>het</strong> GRI ervoor gezorgd dat bedrijven <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> niet-financiële gegevensafwegingen kunnen maken, wat heeft geleid tot meer harmonisatie in verslaggeving. Daarnaast betrekt<strong>het</strong> GRI bedrijven in de ontwikkeling <strong>van</strong> de richtlijnen, waardoor de bedrijven gestimuleerd raken de<strong>De</strong>cember 2005 43


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingrichtlijnen te gebruiken. Good Company vindt dat <strong>het</strong> GRI een platform biedt, waar rapporterendeorganisaties informatie uit kunnen wisselen, en zo gezamenlijk de inhoud en vorm <strong>van</strong> verslaggevingverder kunnen ontwikkelen. Een respondent ziet <strong>het</strong> GRI louter als uitgangspunt, er zijn dan ook nietveel andere mogelijkheden <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong> rapporteren.Afsluitend is uit recente onderzoeken gebleken dat <strong>het</strong> GRI een belangrijke actor is in deontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving. Kamp-Roeland (2002) concludeerde dat 76 % <strong>van</strong> 50gepubliceerd maatschappelijke verslagen uit 2001/2002 <strong>van</strong> ondernemingen verspreid oververschillende sectoren wereldwijd, naar <strong>het</strong> GRI verwijst. Kolk (2002) gaf in haar onderzoek <strong>op</strong> dat<strong>van</strong> 112 ondernemingen <strong>van</strong> de <strong>Global</strong> Fortune 250, welke een niet-financieel verslag hebbenuitgebracht, 36% een verwijzing maakten naar <strong>het</strong> GRI.Nu de ontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving en de <strong>invloed</strong> <strong>van</strong> actoren uitgebreid zijnbesproken, wordt er in <strong>het</strong> volgende hoofdstuk stil gestaan bij de ontwikkelingen per fase <strong>van</strong><strong>institutionele</strong> verandering. Het model <strong>van</strong> Greenwood et al. (2002) en de aanvulling met nabootsing inde theoretiseringsfase <strong>van</strong> Parkhe (2003) zullen de basis vormen <strong>van</strong> hoofdstuk 5.<strong>De</strong>cember 2005 44


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingHoofdstuk 5Institutioneel veranderingsproces§ 5.1 InleidingHoofdstuk 5 staat in <strong>het</strong> teken <strong>van</strong> de vraag hoe <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces induurzaamheidsverslaggeving in procesmatig <strong>op</strong>zicht is verl<strong>op</strong>en. In deze scriptie bestaat <strong>het</strong>organisationele veld waarin de <strong>institutionele</strong> verandering plaats heeft, uit de groep organisaties diebetrokken zijn bij de ontwikkelingen en veranderingen in duurzaamheidsverslaggeving. Het model <strong>van</strong>Greenwood et al. (2002) bestaat uit zes <strong>op</strong>eenvolgende fasen, namelijk: ‘precipitating jolts’,deïnstitutionalisatie, preïnstitutionalisatie, theoretisering, diffusie en reïnstitutionalisatie. VolgensParkhe (2003) kan in de vierde fase <strong>van</strong> <strong>het</strong> model <strong>van</strong> Greenwood et al. (2002) nabootsing, ofwelmimicry, een belangrijke verklaring geven voor <strong>het</strong> gedrag <strong>van</strong> organisaties. Organisaties hebben deneiging om gedrag <strong>van</strong> gelijke organisaties in de directe omgeving na te bootsen wanneer zij meerlegitiem of succesvoller zijn (DiMaggio en Powell, 1983).In paragraaf 5.2 tot 5.8 worden de verschillende fasen <strong>van</strong> <strong>het</strong> institutionalisering proces besprokenaan de hand <strong>van</strong> data die zijn <strong>op</strong>genomen in bijlage VI, een matrix waarin de fasen <strong>van</strong> <strong>het</strong><strong>institutionele</strong> veranderingsproces worden weergegeven en welke is samengesteld met uitspraken <strong>van</strong>respondenten uit de interviews. Tevens wordt gebruik gemaakt <strong>van</strong> de matrix in bijlage V, waarin de<strong>invloed</strong> <strong>van</strong> verschillende actoren <strong>op</strong> de ontwikkelingen per respondent worden weergegeven. <strong>De</strong>zeuitspraken zijn voor iedere fase, per organisatie beschreven. Ter afsluiting <strong>van</strong> dit hoofdstuk volgt inparagraaf 5.9 een conclusie.§ 5.2 Precipitating jolts<strong>De</strong> eerste fase in een institutioneel veranderingsproces volgens Greenwood et al. (2002), doet zichvoor wanneer bepaalde gebeurtenissen <strong>van</strong> sociale, technologische of regulerende aard, gevestigdegebruiken destabiliseren. Munir (2005) heeft in zijn onderzoek naar voortdurende <strong>institutionele</strong>verandering in det fotografische branche, gedemonstreerd dat precipitating jolts (gebeurtenissen)eerder onderdeel zijn <strong>van</strong> <strong>het</strong> veranderingsproces, dan dat zij een <strong>institutionele</strong> veranderingveroorzaken. In dit onderzoek worden precipitating jolts gezien als voortdurend voorkomendegebeurtenissen die gevestigde gebruiken kunnen destabiliseren. Hieronder worden de gebeurtenissen<strong>van</strong> sociale, technologische of regulerende aard, die bedrijven hebben aangegeven <strong>op</strong>gesomd.Uit de interviews is gebleken dat er voor bedrijven, verschillende drijfveren of gebeurtenissen zijngeweest waardoor zij zijn begonnen met rapporteren over maatschappelijk verantwoord ondernemen.Volgens de respondenten zijn er een aantal gebeurtenissen <strong>van</strong> sociale en regulerende aard diegebruiken hebben gedestabiliseerd. In dit onderzoek zijn geen gebeurtenissen <strong>van</strong> technologische aard<strong>De</strong>cember 2005 45


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevinggemeld, deze worden dan ook verder buiten beschouwing gelaten. Er zijn een aantal gebeurtenissen<strong>van</strong> sociale aard die in dit onderzoek door respondenten <strong>van</strong> belang zijn geacht. Een respondent <strong>van</strong>Ernst & Young geeft aan dat een aantal organisaties in Nederland rond de jaren ‘70 zijn begonnen metrapporteren over niet-financiële gegevens, voornamelijk over personeelsinformatie. Het Brundtlandrapport uit 1987 is door MVO Nederland, Ernst & Young en <strong>het</strong> GRI genoemd als een aanleiding totwereldwijde bewustwording over duurzaam ondernemen. In dezelfde lijn kan de Rio-conferentie 14gezien worden uit 1992, volgens <strong>het</strong> GRI, Ernst & Young en MVO Nederland. Een andere aanleiding,die door drie respondenten <strong>van</strong> KPMG, VBDO en GRI is genoemd, zijn incidenten <strong>op</strong> internationaalniveau die door de publieke <strong>op</strong>inie werden beoordeeld. Die incidenten hebben geleid tot eenstroomversnelling in ontwikkelingen in milieurapportage. <strong>De</strong> Brent Spar affaire 15 wordt door veelrespondenten (Economische Zaken, MVO Nederland, DHV en Shell) uitdrukkelijk genoemd als groteimpuls voor bedrijven, welke heeft aangezet tot <strong>het</strong> nadenken over verantwoording afleggen aan deomgeving. Midden jaren ‘90 zijn door toedoen <strong>van</strong> Ceres, Amerikaanse organisaties begonnen overmilieu te rapporteren. Rond dezelfde periode kwamen naar zeggen <strong>van</strong> KPMG sommige bedrijven metinformatie over gezondheid en veiligheid; de eerste sociale componenten. <strong>De</strong> daadwerkelijkerapportage over duurzaam ondernemen is naar indruk <strong>van</strong> de VBDO in Nederland pas sinds 1997<strong>op</strong>gekomen. Toen is <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong>gericht om in de vraag te voorzien een standaard te ontwikkelen voor<strong>het</strong> rapporteren over niet financiële gegevens. Economische Zaken noemt de VN-t<strong>op</strong> inJohannesburg 16 in 2002 een prikkel die ervoor zorgde dat overheden wereldwijd de aandacht vestigden<strong>op</strong> duurzaamheid. Een recente ontwikkeling is de <strong>op</strong>komst naar de vraag naar mogelijkheden om derichtlijnen te controleren. Gelijktijdig neemt de verificatie <strong>van</strong> duurzaamheidsverslagen, deonafhankelijke toetsing <strong>van</strong> derden gestaag toe. Een respondent <strong>van</strong> KPMG geeft aan dat 30 tot 40%<strong>van</strong> de duurzaamheidsrapporten getoetst worden. Shell benadrukt dat verificatie langzamerhand steedsmeer de norm wordt door <strong>het</strong> <strong>op</strong>treden <strong>van</strong> organisaties uit de accounting branche.Naast sociale gebeurtenissen zijn ook een aantal gebeurtenissen <strong>van</strong> regulerende aard. Een respondent<strong>van</strong> Ernst & Young vertelt dat regeringen midden jaren ’90 door internationale afspraken in OESOverband, nationale regelgeving voor duurzaamheid moesten invoeren en druk moesten uitoefenen <strong>op</strong><strong>het</strong> bedrijfsleven. Rapporteren over duurzaamheid werd niet als een verplichting gezien, wel als14 In Rio de Janeiro werd in 1992 een conferentie <strong>van</strong> de Verenigde Naties (VN) gehouden <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong>Milieu en Ontwikkeling. Er werd besloten om een concreet actieprogramma (Agenda 21) voor duurzameontwikkeling uit te werken. Sinds de Rio-conferentie <strong>van</strong> 1992 wordt duurzame ontwikkeling door dewereldgemeenschap als doelstelling erkend (Economische Zaken, 2005).15 Olieplatform Brent Spar was in juni 1995 versleten en zou buiten gebruik zou worden genomen dooreigenaren Shell en ESSO. Shell beweerde, gebaseerd <strong>op</strong> wetenschappelijk onderzoek, dat afzinken in de zee debeste <strong>op</strong>tie zou zijn. Onder druk <strong>van</strong> milieuorganisaties zoals Greenpeace en andere stakeholders werd debeslissing gewijzigd en besloot Shell de Brent Spar af te breken en te hergebruiken (Wikipedia, 2005b).16 <strong>De</strong> t<strong>op</strong> in Johannesburg was bedoeld om de uitvoering <strong>van</strong> Agenda 21 en <strong>het</strong> bereiken <strong>van</strong> de doelstellingeneen nieuwe impuls te geven. Tijdens de t<strong>op</strong> in Johannesburg is een groot aantal afspraken gemaakt. Onder anderedat overheden een nationale en internationale strategie moeten ontwikkelen voor duurzame ontwikkeling(VROM, 2005).<strong>De</strong>cember 2005 46


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingwenselijk. Organisaties hadden echter behoefte aan een voorbeeld <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong> rapporteren.MVO Nederland noemt twee organisaties die toen als voorbeeld werden gezien, de Bodysh<strong>op</strong> enShell. Maar er was meer nodig, organisaties wilde weten welke onderwerpen wel en niet belangrijkwaren om over te rapporteren. Met de <strong>op</strong>richting <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI in 1997 is <strong>het</strong> leerproces begonnen.Organisaties hadden echt behoefte aan een voorbeeld, een kader. In 1999 voegde de Nederlandseoverheid, naar zeggen <strong>van</strong> GRI, Economische Zaken en DHV, in de Wet milieubeheer toe datNederlandse bedrijven verplicht verslag moesten leggen over milieuprestaties. Door 250 bedrijvenverplicht te laten rapporteren over milieu, bereikte de overheid dat bedrijven <strong>het</strong> rapporteren enverzamelen <strong>van</strong> milieugegevens <strong>op</strong>gezet hebben. Het jaar daar<strong>op</strong> lanceerde <strong>het</strong> GRI de eerste versierichtlijnen. Hoewel de toevoeging in de Wet milieubeheer gedaan werd om organisaties te latenrapporteren over milieukwesties, heeft de wet onbewust ervoor gezorgd dat bedrijven een stapdichterbij duurzaamheidsverslaggeving kwamen. <strong>De</strong> GRI richtlijnen zijn gestaag door Nederlandsebedrijven <strong>op</strong>gepakt. In 2002 kwam <strong>het</strong> GRI met een tweede en verbeterde versie richtlijnen. Tussenmaart en april 2006 zullen de derde versie richtlijnen, de G3 klaar zijn voor gebruik.Er zijn aldus meerdere gebeurtenissen geweest, zowel <strong>van</strong> sociale als regulatieve aard, die ervoorgezorgd hebben dat organisaties gingen nadenken over duurzaam ondernemen en <strong>het</strong> rapporterenhierover. Er is echter geen recht lijn te ontdekken in de ontwikkelingen induurzaamheidsverslaggeving, doordat er <strong>op</strong> verschillende momenten in de tijd, verschillende manieren<strong>van</strong> rapporteren zijn aangewend door organisaties. <strong>De</strong> enige algemene conclusie die hier gegeven kanworden is dat de meeste organisaties zijn begonnen met milieuverslaggeving, bij sommigen werd datlater uitgebreid met personeelsinformatie. Een aantal organisaties ging daarnaast over socialeprestaties rapporteren in een apart verslag of in <strong>het</strong> milieuverslag. Weer andere organisatiespubliceerden een EHS rapport. Vanaf eind jaren ’90 zijn de eerste bedrijven begonnen metduurzaamheidsverslaggeving, ofwel <strong>het</strong> rapporteren over de triple p (pe<strong>op</strong>le, planet, profit) in eenapart verslag. <strong>De</strong> respondenten hebben laten zien <strong>op</strong> welke manieren hun organisatie is begonnen metrapporteren over niet-financiële gegevens. ABN AMRO heeft <strong>van</strong>af 1998 een sociaal- enmilieuverslag uitgebracht en kwam in 2003 met <strong>het</strong> eerst duurzaamheidsverslag. Heineken rapporteertsinds 2000 over de milieu prestaties, breidde dit in 2002 uit met EHS prestaties. In 2004 kwamHeineken met <strong>het</strong> eerste duurzaamheidsverslag, dat de gegevens <strong>van</strong> twee jaar laat zien. Om eenrapport actueel te houden, publiceren zij ieder jaar <strong>op</strong> hun internetpagina een aanvullend rapport. <strong>De</strong>derde organisatie, Philips, begon in 1998 met een milieuverslag. Vanaf 2002 werd dit rapportver<strong>van</strong>gen door een duurzaamheidsverslag. <strong>De</strong> laatste organisatie, Shell, wordt door meerdererespondenten een voorl<strong>op</strong>er in duurzaam ondernemen genoemd. Met rapporteren over de triple p zijnze een <strong>van</strong> de eerste geweest. Al in 1993 publiceerden zij <strong>het</strong> een milieuverslag. In 1997 breidde ze<strong>het</strong> rapport uit door ook te rapporteren over sociale en economische prestaties.<strong>De</strong>cember 2005 47


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingNu er gesproken is over aanleidingen voor organisaties om te beginnen met rapporteren overduurzaamheid, komt de volgende fase <strong>van</strong> institutionalisering om de hoek kijken, namelijkdeïnstitutionalisatie.§ 5.3 <strong>De</strong>ïnstitutionalisatieScott (2001) omschrijft deïnstitutionalisatie als <strong>het</strong> proces waarbij instituties verzwakken enverdwijnen. In de vorige paragraaf is al gesproken over verschillende manieren <strong>van</strong> rapporteren doororganisaties in Nederland. Zo is er bijvoorbeeld <strong>het</strong> sociale verslag, <strong>het</strong> milieuverslag, <strong>het</strong> EHS rapporten <strong>het</strong> duurzaamheidsverslag, dit zijn sociaal geconstrueerde ideeën, of instituten, waar<strong>van</strong> in <strong>het</strong>model <strong>van</strong> Greenwood et al. (2002) sprake is. <strong>De</strong>ze verslagen worden door ondernemingen gebruiktom te rapporteren over niet-financiële gegevens. Uit de theorie blijkt dat er sprake is <strong>van</strong>deïnstitutionalisatie wanneer bestaande sociaal geconstrueerde ideeën aan betekenis verliezen. Erkunnen dan nieuwe actoren toetreden en bestaande actoren <strong>het</strong> veld verlaten. Bovendien kaninstitutioneel ondernemerschap zich voor doen, wat inhoudt dat belanghebbende actoren <strong>invloed</strong>kunnen uitoefenen <strong>op</strong> bestaande of nieuwe concepten in hun <strong>institutionele</strong> omgeving (Greenwood etal., 2002).<strong>De</strong> tweede fase <strong>van</strong> <strong>het</strong> veranderingsproces laat zien dat instituten aan betekenis kunnen verliezen. In<strong>het</strong> organisationele veld rondom duurzaamheidsverslaggeving werden de manieren <strong>van</strong> rapporteren,via een sociaal- en/of milieuverslag of via een EHS rapport steeds minder belangrijk. <strong>De</strong> interesse <strong>van</strong>ondernemingen breidde zich uit naar rapporteren over sociale, economische en milieuprestaties in éénrapport, <strong>het</strong> duurzaamheidsverslag. Tijdens deze fase kunnen nieuwe actoren toetreden, maar ookbestaande actoren <strong>het</strong> veld verlaten. In dit organisationele veld zijn door de respondenten geenbestaande actoren genoemd die uit <strong>het</strong> veld verdwenen zijn. <strong>De</strong> actoren die bijduurzaamheidsverslaggeving betrokken zijn bestaan uit een uiteenl<strong>op</strong>ende groep organisaties. Eenbelangrijke groep zijn NGO’s en organisaties zoals UNEP, <strong>Global</strong> Compact, World Business Council,OESO, en later AccountAbility. Volgens MVO Nederland hebben zij <strong>op</strong> internationaal niveau dediscussie gevoerd over de noodzaak <strong>van</strong> standaardisatie in duurzaamheidsverslaggeving. Eenalgemene <strong>op</strong>vatting was, naar zeggen <strong>van</strong> DHV, dat de ontwikkeling <strong>van</strong> een internationale standaardvoor duurzaam rapporteren, <strong>het</strong> mogelijk zou maken om de bestaande manieren <strong>van</strong> rapporteren tever<strong>van</strong>gen voor een nieuwe. Om tot deze standaard te komen zijn meerdere organisaties aan de slaggegaan om richtlijnen te ontwikkelen.<strong>De</strong> ontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving in Nederland zijn te vergelijken met internationaleontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving. Het is duidelijk geworden dat internationaleorganisaties met <strong>het</strong> aanbieden <strong>van</strong> richtlijnen, draagvlak probeerden te creëren bij ondernemingen enoverheden om duurzamer te ondernemen. Door de impulsen die gegeven zijn door bovengenoemde<strong>De</strong>cember 2005 48


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevinginitiatieven én de gebeurtenissen beschreven in paragraaf 5.2, zijn er geleidelijk aan steeds meerondernemingen gaan rapporteren over niet-financiële aspecten. Er zijn een aantal organisaties inNederland geweest die institutioneel ondernemerschap hebben laten zien. Een respondent <strong>van</strong> MVONederland noemt een aantal k<strong>op</strong>l<strong>op</strong>ende organisaties, zoals Shell, Unilever, Philips en de Bodysh<strong>op</strong>die zijn begonnen met rapporteren over duurzaamheid in Nederland. <strong>De</strong>ze organisaties zijn eenvoorbeeld geweest voor andere organisaties in Nederland. Bestaande concepten, zoals <strong>het</strong> socialeverslag of milieuverslag werden geleidelijk aan minder belangrijk dan duurzaamheidsverslaggeving.Bovendien hebben een aantal Nederlandse organisaties, zoals VBDO, DHV, KPMG en EconomischeZaken rapporterende ondernemingen gestimuleerd om over duurzaamheid te rapporteren volgens deGRI richtlijnen. Door deze richtlijnen te promoten hebben zij gehandeld als <strong>institutionele</strong>ondernemers.Door de toename in organisaties die richtlijnen ontwikkelden die duurzaam ondernemen nastreven endoor de toename in <strong>het</strong> aantal duurzaamheidsverslagen door k<strong>op</strong>l<strong>op</strong>ende organisaties, zijn de andereverslaggevingsvormen, zoals <strong>het</strong> sociale jaarverslag, <strong>het</strong> milieujaarverslag en <strong>het</strong> EHS rapportlangzaamaan minder belangrijk geworden. In de volgende paragraaf wordt de preïnstitutionalisatiefase toegelicht, waarin oude concepten plaatsmaken voor nieuwe ideeën.§ 5.4 PreïnstitutionalisatieIn de fase <strong>van</strong> preïnstitutionalisatie, worden nieuwe ideeën en daarmee de mogelijkheid totverandering geïntroduceerd. Organisaties zullen onafhankelijk <strong>van</strong> elkaar vernieuwen en <strong>op</strong>lossingenzoeken voor lokale problemen (Greenwood et al. 2002). Hoe bedrijven reageren <strong>op</strong> de ontwikkelingenin duurzaamheidsverslaggeving is nogal verschillend geweest. <strong>De</strong> VBDO zegt dat bedrijven pioniers,middenmoters en achterblijvers kunnen zijn. Er is volgens de VBDO tevens een andere driedeling diegemaakt kan worden in hoe bedrijven omgaan met duurzaamheid. Organisaties bestempeldenduurzaam ondernemen aan<strong>van</strong>kelijk als ‘Public Relations’ middel. Echter door de toenemendeaandacht en <strong>invloed</strong> <strong>van</strong> de media werd <strong>het</strong> steeds meer reputatie- en risicomanagement. Nu zijn ergeleidelijk aan steeds meer bedrijven die <strong>het</strong> als een mogelijkheid zien, als kans voor <strong>het</strong> bedrijf.Door een toenemende maatschappelijke druk <strong>op</strong> <strong>het</strong> bedrijfsleven voelden ondernemingen zichgenoodzaakt transparanter te zijn over sociale, economische en milieuprestaties. Bedrijven gingen <strong>op</strong>zoek naar een manier om deze gegevens te ordenen en te verspreiden onder hun stakeholders. KPMGgeeft aan dat <strong>het</strong> vooral <strong>van</strong> belang was om te weten wie je stakeholders zijn en welkeorganisatiegegevens belangrijk zijn voor deze stakeholders. Vanuit meerdere organisaties werden<strong>op</strong>lossingen aangereikt, bijvoorbeeld <strong>van</strong>uit de UNEP, <strong>het</strong> <strong>Global</strong> Compact, de World BusinessCouncil, de OESO, later AccountAbility. Op internationaal niveau is door deze organisaties dediscussie gevoerd over noodzaak <strong>van</strong> standaardisatie in duurzaamheidsverslaggeving, zegt MVO<strong>De</strong>cember 2005 49


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingNederland. GRI, DHV en MVO Nederland noemen een aantal voorbeelden <strong>van</strong> organisaties dierichtlijnen hebben gevormd om bedrijven aan te sporen om duurzaam ondernemen <strong>op</strong> te nemen in hunbeleid en strategie. Naast deze initiatieven zijn vele andere, die niet in dit onderzoek genoemd zijndoor respondenten. Een voorbeeld hier<strong>van</strong> is een internationaal georiënteerde gedragscode voormensenrechten en arbeidsvoorwaarden <strong>van</strong> de ILO 17 , welke stamt uit 1977. <strong>De</strong> eerste richtlijnengenoemd door de respondenten zijn de OESO richtlijnen uit 1976 18 . <strong>De</strong> tweede set richtlijnen, de‘Ceres principes’ 19 volgenden in 1989. Daarna, in 1992, vormde de WBCSD een nieuw verbond voorinternationale ondernemingen. AccountAbility werd in 1996 <strong>op</strong>gericht en ontwikkelde in 1999 <strong>het</strong>‘AA1000 raamwerk’ 20 , om ondernemingen te helpen om effectiever te rapporteren (AccountAbility,2005). In 1997 werd <strong>het</strong> GRI in <strong>het</strong> leven geroepen door Ceres en UNEP om te voldoen aan de vraagnaar meer duidelijkheid en inhoudelijk betere rapporten. Een respondent <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI geeft aan dat derapporten die de Ceres principes als uitgangspunt hadden, inhoudelijk <strong>van</strong> zeer slechte kwaliteitwaren. Daardoor ontstond <strong>het</strong> idee om een standaard te ontwikkelen in samenwerking metbelanghebbende partijen. Zo was <strong>het</strong> mogelijk om precieze methoden te ontwikkelen om prestaties tekunnen meten en te rapporteren. In 2000 publiceerde <strong>het</strong> GRI de eerste versie richtlijnen voorduurzaamheidsverslaggeving (GRI, 2002). In Nederland heeft de Wet milieubeheer organisatiesaangezet te rapporteren over milieuprestaties. <strong>De</strong> behoefte aan een standaard voorduurzaamheidsverslaggeving was volgens DHV en Economische Zaken een onbewust gevolg. Alslaatste genoemd door MVO Nederland is <strong>het</strong> <strong>Global</strong> Compact 21 , een initiatief <strong>van</strong> Kofi A. Annan <strong>van</strong>de Verenigde Naties.Vanuit meerdere organisaties zijn <strong>op</strong>lossingen in de vorm <strong>van</strong> richtlijnen aangedragen om bedrijven tefaciliteren in de gang naar transparantie over sociale, economische en milieuprestaties. In de volgendeparagraaf worden de problemen <strong>van</strong> organisaties gespecificeerd zodat een passende <strong>op</strong>lossing eraangek<strong>op</strong>peld kan worden.17<strong>De</strong> International Labour Organization (ILO) is <strong>op</strong>gericht in 1919. <strong>De</strong> richtlijnen zijn gericht <strong>op</strong>werkgelegenheidspolitiek, gelijkheid, baanzekerheid, training, gezondheid en veiligheid (ILO, 2005).18 <strong>De</strong> OESO richtlijnen bestaan sinds 1976 en moedigen ondernemingen aan hun activiteiten <strong>op</strong> eenmaatschappelijk verantwoorde manier uit te voeren (OESO, 2005b).19 Ceres werd <strong>op</strong>gericht in 1989 door milieugroeperingen en <strong>institutionele</strong> beleggers, om samen te streven naarhogere standaarden voor milieuprestaties en informatievoorziening <strong>van</strong> ondernemingen. Dit resulteerde in deCeres principles, een gedragscode voor milieuprestaties die wereldwijd gedragen werd (Ceres, 2005).20 In 1999 publiceerde AccountAbility, <strong>het</strong> framework AA1000 met als doel een handreiking te bieden omorganisaties systematisch te helpen een ‘stakeholderengagement’ proces <strong>op</strong> te zetten en te laten zien welkeindicatoren, doelen en rapporteersystemen gebruikt moeten worden om de effectiviteit <strong>van</strong> deondernemingsprestaties te waarborgen. <strong>De</strong>ze richtlijnen zijn complementair aan de GRI richtlijnen(AccountAbility, 2005).21 Het <strong>Global</strong> Compact uit 2000 is een vrijwillig initiatief dat bedrijven en sociale organisaties zoals, VNorganisaties,vakbonden en <strong>het</strong> maatschappelijk middenveld verbindt in de bevordering <strong>van</strong> tien beginselen <strong>op</strong><strong>het</strong> gebied <strong>van</strong> mensenrechten, arbeidsomstandigheden, milieubescherming en corruptiebestrijding (<strong>Global</strong>Compact, 2005).<strong>De</strong>cember 2005 50


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggeving§ 5.5 TheoretiseringIn de theoretiseringsfase worden organisatieproblemen verduidelijkt, zodat de mogelijke <strong>op</strong>lossingenaan de problemen gek<strong>op</strong>peld kunnen worden. Het k<strong>op</strong>pelen <strong>van</strong> <strong>op</strong>lossingen aan problemen wordtverantwoord door pragmatische en morele legitimiteit. In deze paragraaf wordt gekeken naar uitingen<strong>van</strong> morele legitimiteit. Morele legitimiteit is een positiefnormatieve evaluatie <strong>van</strong> een organisatie ende organisatieactiviteiten. Het berust <strong>op</strong> <strong>het</strong> oordeel of een organisatie ‘juist handelt’ (Suchman,1995:579). Volgens Parkhe (2003) komt pragmatische legitimiteit aan de orde bij nabootsing, ditwordt in de volgende paragraaf besproken. In <strong>het</strong> organisationele veld in dit onderzoek wordtuitgegaan <strong>van</strong> theoretisering <strong>op</strong> globaal niveau. Hoewel <strong>het</strong> onderzoek is uitgevoerd bij een aantalorganisaties in Nederland, is er in <strong>het</strong> organisationele veld in dit onderzoek sprake <strong>van</strong> verspreiding<strong>van</strong> ideeën door theoretici, ondersteund door overheidsautoriteiten, grote verenigde actoren en depolitieke achterban, naar de globale omgeving.Het probleem waar organisaties mee geconfronteerd worden in dit onderzoek, is de manier waar<strong>op</strong> zijin de behoefte <strong>van</strong> hun stakeholders voorzien als <strong>het</strong> gaat om transparant en <strong>op</strong>en zijn over sociale,economische en milieuprestaties. Er zijn meerdere manieren waar<strong>op</strong> organisaties dit kunnen doen, ééndaar<strong>van</strong> staat in dit onderzoek centraal, te weten <strong>het</strong> rapporteren over sociale, economische enmilieugegevens. In paragraaf 5.4 zijn een aantal richtlijnen besproken <strong>van</strong> verschillende organisaties,die tijdens de interviews ter sprake zijn gekomen. Aangezien in dit onderzoek wordt gekeken naar de<strong>invloed</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces, zal de theoretiseringsfase <strong>van</strong>uit <strong>het</strong> GRIbekeken worden. <strong>De</strong> <strong>op</strong>lossing die <strong>het</strong> GRI biedt aan <strong>het</strong> publiek is een kader dat mogelijk maakt voororganisaties om transparanter te zijn over economische, sociale en milieuprestaties. Het GRI heeft eenconcept gevormd voor duurzaamheidsrapportage en tevens processen gespecificeerd, zodatorganisaties hun prestaties kunnen rapporteren aan hun stakeholders. Organisaties kunnen morelelegitimiteit geven aan dit concept doordat de gebruikers oordelen of <strong>het</strong> gedrag <strong>van</strong> de organisatie dejuiste manier <strong>van</strong> handelen is. Om te kunnen beoordelen of <strong>het</strong> specificeren <strong>van</strong> problemen en <strong>het</strong>k<strong>op</strong>pelen <strong>van</strong> <strong>op</strong>lossingen door <strong>het</strong> GRI legitiem is, wordt <strong>het</strong> oordeel <strong>van</strong> de respondenten naderbekeken. Volgend Suchmann (1995) kan <strong>op</strong> vier manieren tot uiting komen hoe organisaties morelelegitimiteit kunnen geven. Ten eerste als gevolg <strong>van</strong> organisationeel handelen (consequential). Erwordt gekeken hoe organisaties handelen. Ten tweede kunnen organisaties morele legitimiteitvergaren door sociaal geaccepteerde technieken en procedures <strong>van</strong> organisaties te accepteren(procedural). Ten derde doordat organisaties voorgeschreven structuren overnemen, en zo garanderendat ze handelen <strong>op</strong> gemeenschappelijk gewaardeerde doelen (structural). Ten laatste kan morelelegitimiteit afgeleid worden <strong>van</strong> charisma <strong>van</strong> een organisationele leider (personal).Volgens de respondenten komt morele legitimiteit via twee manieren naar voren. Structural enpersonal morele legitimiteit wordt niet door organisaties genoemd. Door te kijken naar de evaluatie<strong>De</strong>cember 2005 51


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggeving<strong>van</strong> output of gevolgen <strong>van</strong> handelen <strong>van</strong> organisaties, kan bepaald worden of de GRI richtlijnen doorde respondenten volgens de eerste vorm <strong>van</strong> morele legitimiteit gelegitimeerd worden. Allereersthebben belanghebbenden, zoals OESO, Ceres en UNEP <strong>op</strong> internationaal niveau een discussiegevoerd over noodzaak <strong>van</strong> standaardisatie in duurzaamheidsverslaggeving. Dit heeft uiteindelijkgeleid tot de <strong>op</strong>richting <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI volgens MVO Nederland. Een respondent <strong>van</strong> de VBDO vertelddat organisaties voor 1997 voornamelijk EHS en milieurapporten publiceerden, maar dat sinds 1997een tendens te zien is naar duurzaamheid als standaard voor verslaggeving. DHV zegt dat de GRIrichtlijnen in <strong>het</strong> begin, in 1997, maar beperkt werden <strong>op</strong>gepakt in Nederland. <strong>De</strong> richtlijnen hebbenpas meer bekendheid gekregen, toen ze door DHV in <strong>het</strong> Nederlands werden vertaald. Daarnaasthebben organisaties zoals VBDO, DHV, KPMG en Economische Zaken <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> de richtlijnenactief gestimuleerd bij ondernemingen in Nederland. Doordat organisaties gehandeld hebben zoalshierboven wordt beschreven hebben deze organisaties consequential legitimiteit gegeven aan <strong>het</strong> GRI.Een tweede manier waar<strong>op</strong> organisaties morele legitimiteit kunnen geven aan <strong>het</strong> GRI is doortechnieken en procedures <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI in hun systeem toe te passen. Een derde vorm <strong>van</strong> morelelegitimiteit is structurele legitimiteit, dit wordt verkregen wanneer organisaties structuren overnemen<strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI en <strong>op</strong> deze manier handelen volgens gemeenschappelijk gewaardeerde doelen. <strong>De</strong>ze tweevormen liggen erg dicht bij elkaar en verschillen alleen in focus. Waar procedural legitimiteit zichricht <strong>op</strong> afgezonderde routines die apart worden bekeken, richt structural legitimiteit zich <strong>op</strong> algemeneorganisatiekenmerken die zich voordoen wanneer systemen <strong>van</strong> activiteit over de tijd heenterugkomen (Suchman, 1995). Structurele legitimiteit is in dit onderzoek moeilijk vast te stellen,aangezien er wordt uitgegaan <strong>van</strong> institutioneel geaccepteerde structuren, waar<strong>van</strong> in ditveranderingsproces nog geen sprake is. Wel kunnen een aantal tekenen <strong>van</strong> procedural legitimiteitvastgesteld worden. Zo geeft een respondent <strong>van</strong> <strong>het</strong> Heineken aan dat er voor <strong>het</strong> samenstellen <strong>van</strong><strong>het</strong> eerste duurzaamheidsverslag dat in 2004 werd gepubliceerd, nadrukkelijk is gekeken naar de GRIrichtlijnen, welke de basis hebben gevormd <strong>van</strong> dat verslag. Om de juiste gegevens voor dat rapport teverzamelen <strong>van</strong>uit alle onderdelen <strong>van</strong> de organisatie zijn speciaal informatiestromen ontwikkeld.<strong>De</strong>ze systematiek <strong>van</strong> datavergaring heeft ervoor gezorgd dat voor alle essentiële onderwerpen <strong>van</strong> <strong>het</strong>rapport, data uit de organisatie gehaald kon worden. Dit voorbeeld <strong>van</strong> Heineken laat zien hoe eenorganisatie legitimiteit vergaart. Verder kan gezegd worden dat veel organisaties de richtlijnen, welketechnieken en procedures omvatten, omarmen en zo legitimiteit verlenen aan <strong>het</strong> GRI. Steeds meerrapporterende organisaties in Nederland hebben door <strong>het</strong> aanwenden <strong>van</strong> de GRI richtlijnen voor <strong>het</strong>rapporteren over sociale, economische en milieuprestaties, morele legitimiteit gegeven aan <strong>het</strong> GRI.Zoals in paragraaf 4.7 is geconcludeerd door Kamp-Roeland (2002) rapporteerde 76 % <strong>van</strong> 50gepubliceerde maatschappelijke verslagen uit 2001/2002 <strong>van</strong> ondernemingen verspreid oververschillende sectoren wereldwijd, volgens de GRI richtlijnen. Naar zeggen <strong>van</strong> Kolk (2002) maakte<strong>De</strong>cember 2005 52


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggeving36% <strong>van</strong> 112 ondernemingen <strong>van</strong> de Fortune 500, welke een niet-financieel verslag hebbenuitgebracht, een verwijzing naar <strong>het</strong> GRI.Volgens respondenten heeft een aantal organisaties ervoor gezorgd dat <strong>het</strong> GRI werd <strong>op</strong>gericht omstandaardisatie in duurzaamheidsverslaggeving te bereiken. Daarnaast geven respondenten aan dat zij<strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> de GRI richtlijnen gestimuleerd hebben bij organisaties in Nederland. Op deze tweemanieren is consequential morele legitimiteit verleend aan <strong>het</strong> GRI. Steeds meer organisatiesgebruiken de GRI richtlijnen en geven <strong>op</strong> die manier voornamelijk procedural morele legitimiteit aan<strong>het</strong> GRI. In dit onderzoek geeft een respondent aan dat zijn organisatie een intern informatiesysteemheeft ontwikkeld <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> de GRI richtlijnen. Op die manier verlenen zij procedurele morelelegitimiteit aan <strong>het</strong> GRI. Nu er gekeken is naar <strong>het</strong> verkrijgen <strong>van</strong> morele legitimiteit in detheoretiseringsfase, wordt in de volgende paragraaf over nabootsing over pragmatische legitimiteitbesproken.§ 5.6 NabootsingVolgens Parkhe (2003) kan in de vierde fase <strong>van</strong> <strong>het</strong> model <strong>van</strong> Greenwood et al. (2002) nabootsingofwel mimicry een belangrijke verklaring geven voor <strong>het</strong> gedrag <strong>van</strong> organisaties. Organisaties hebbende neiging om gedrag <strong>van</strong> gelijke organisaties in <strong>het</strong>zelfde organisatieveld na te bootsen als zij meerlegitiem of succesvoller zijn (DiMaggio en Powell, 1983). Ideeën vergaren legitimiteit wanneer dezeideeën door vergelijkbare anderen worden aangenomen en wanneer ze economisch voordeel <strong>op</strong> lijkente leveren (Scott, 2001). Parkhe (2003) geeft aan dat pragmatische legitimiteit <strong>van</strong> belang is bijnabootsing, omdat dit aangeeft in hoeverre een organisatie kan voldoen aan de behoefte <strong>van</strong> haarstakeholders. Om te bepalen of nabootsing in <strong>het</strong> organisationele veld in dit onderzoek een verklaringkan geven voor <strong>het</strong> gedrag <strong>van</strong> organisaties, wordt aan de hand <strong>van</strong> uitspraken <strong>van</strong> respondentennagegaan of er sprake is <strong>van</strong> onderlinge afhankelijkheden <strong>op</strong> sociaal, economisch of politiek gebied. Inde vorige paragraaf is gekeken of volgens organisaties <strong>het</strong> concept duurzaamheidsverslaggeving dat<strong>het</strong> GRI heeft gevormd moreel legitiem is. In deze paragraaf komen drie subvormen <strong>van</strong> pragmatischelegitimiteit aan bod. Volgens Suchmann (1995) kan pragmatische legitimiteit allereerst gebaseerd zijn<strong>op</strong> de verwachte waarde <strong>van</strong> organisationeel beleid (exchange). Een organisatie biedt diensten aanhaar stakeholders, in ruil waarvoor de stakeholders de organisatie steun bieden. Een tweede vorm <strong>van</strong>legitimeren is via wederzijdse belangen <strong>van</strong> publiek en organisatie die actief geuit worden (influence).<strong>De</strong>ze komt vooral tot uiting doordat een stakeholder <strong>het</strong> hogere doel <strong>van</strong> de organisatie inziet en dat erniet gekeken wordt <strong>van</strong>uit <strong>het</strong> individuele belang <strong>van</strong> de stakeholder. <strong>De</strong> laatste vorm pragmatischelegitimiteit is gebaseerd <strong>op</strong> <strong>het</strong> karakter <strong>van</strong> organisatie (dispositional). Organisaties worden gezien alsindividuen, welke bijvoorbeeld een goede of slechte reputatie kunnen hebben. <strong>De</strong>ze vormen <strong>van</strong>legitimiteit komen achtereenvolgend aan de orde. Om na te gaan of er in dit onderzoeksveld sprake is<strong>De</strong>cember 2005 53


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggeving<strong>van</strong> nabootsing wordt er nu eerst gekeken naar de manieren waar<strong>op</strong> organisaties naar elkaar kijken, enof zij gedrag imiteren.Een recent onderzoek <strong>van</strong> Pleon (2005) toonde aan dat Eur<strong>op</strong>ese bedrijven, dus waarschijnlijk ookNederlandse bedrijven, duurzaamheidsverslaggeving relatief meer gebruiken als een instrument om tekijken wat de concurrent doet, dan verslaggeving te gebruiken als een ‘license to <strong>op</strong>erate’. <strong>De</strong>respondenten hebben uitspraken gedaan in de interviews die daarmee overeenstemmen. Waar demeeste organisaties <strong>het</strong> over eens zijn is dat bijna alle organisaties naar rapporten en werkwijzen <strong>van</strong>andere organisaties kijken. Een aantal noemt <strong>het</strong> benchmarking of kijken naar ‘best practices’. Eenrespondent <strong>van</strong> Ernst & Young noemt een voorbeeld <strong>van</strong> een ‘best practice’ waar bedrijven naarkijken. Ieder jaar wordt de ACC Award uitgereikt aan de organisatie met <strong>het</strong> besteduurzaamheidsverslag, dit wordt dat gezien als <strong>het</strong> ‘best practice’ verslag. Good Company geeft aandat bedrijven kijken en zich waarschijnlijk vergelijken met voorl<strong>op</strong>ers zoals Shell. Als deze voorl<strong>op</strong>ersbepaalde stappen zetten, dan volgen andere bedrijven dit met een vertraging <strong>van</strong> een paar jaar.Organisaties kijken volgens <strong>het</strong> GRI voornamelijk naar duurzaamheidsverslagen <strong>van</strong> andereorganisaties uit de eigen sector en/of uit eigen land. <strong>De</strong> reden waarom organisaties naar elkaar kijkenis om te leren <strong>van</strong> anderen, goede dingen <strong>van</strong> elkaar over te nemen, kijken welke richting bedrijven<strong>op</strong>gaan en daardoor <strong>het</strong> eigen rapport te <strong>op</strong>timaliseren en uniek te maken. <strong>De</strong> vier rapporterendeorganisaties die in dit onderzoek hebben geparticipeerd geven dat ook aan. Philips vult aan dat voelinghouden met de ontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving ook een reden is. <strong>De</strong> vier organisatieszeggen allen te kijken naar organisaties in de eigen sector en daarbuiten veelal naar leidendeorganisaties. Philips vult hieraan toe dat zij contacten hebben met andere bedrijven en consultants omactuele informatie en trends <strong>op</strong> gebied <strong>van</strong> duurzaam ondernemen uit te wisselen.In dit onderzoek is vastgesteld dat organisaties naar elkaar kijken als <strong>het</strong> gaat omduurzaamheidsverslaggeving. <strong>De</strong> reden hierachter is dat bedrijven <strong>van</strong> elkaar kunnen leren overbijvoorbeeld best practices en de richting die anderen hebben uitgestippeld. Maar gaan bedrijven nadatze naar een andere organisatie gekeken hebben, uiteindelijk over tot imitatie <strong>van</strong> dat gedrag? VolgensEconomische Zaken, MVO Nederland DHV, KPMG en Ernst & Young nemen organisaties in meer ofmindere mate gedrag <strong>van</strong> elkaar over. Organisaties nemen de goede ideeën <strong>van</strong> anderen over <strong>op</strong> <strong>het</strong>gebied <strong>van</strong> rapporteren, maar proberen wel uniek te blijven. Ook vindt er onbewuste imitatie plaatsdoor organisaties, doordat consultancybureaus veel bedrijven assisteren en adviseren bij destrategiebepaling en bij <strong>het</strong> samenstellen en verifiëren <strong>van</strong> duurzaamheidsverslagen. Een respondent<strong>van</strong> Heineken zegt dat er <strong>op</strong> deze manier kruisbestuiving plaatsvindt tussen werkwijzen <strong>van</strong>organisaties. Respondenten in dit onderzoek hebben aangegeven dat organisaties elkaar in meer ofmindere mate imiteren, maar altijd een unieke invulling proberen te geven aan <strong>het</strong> uiteindelijkeduurzaamheidsverslag.<strong>De</strong>cember 2005 54


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingHet concept duurzaamheidsverslaggeving kan door organisaties pragmatisch gelegitimeerd worden.Legitimiteit kan ten eerste gebaseerd zijn <strong>op</strong> de verwachte waarde <strong>van</strong> organisationeel beleid, doorexchange legitimiteit. Het GRI biedt aan haar stakeholders een bepaalde service, de GRI richtlijnen,die de stakeholders mogelijk waarderen. Uit onderzoek <strong>van</strong> Kamp-Roeland (2002) en Kolk (2002) isal gebleken dat organisaties wereldwijd gebruik maken <strong>van</strong> de GRI richtlijnen. Daarnaast geeftEconomische Zaken aan dat bedrijven die in Nederland succesvol zijn, behoorlijk GRI georiënteerdzijn en meedoen in <strong>het</strong> multistakeholderproces. Hieruit is enige waardering <strong>van</strong>uit organisaties naar<strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> te merken. Bedrijven die succes hebben met hun manier <strong>van</strong> bedrijfsvoering, zien <strong>het</strong> GRIals een standaard en rapporteren met de GRI richtlijnen. Op deze manier geven zij exchangelegitimiteit aan <strong>het</strong> GRI. <strong>De</strong> tweede vorm, influence legitimiteit, komt tot uiting doordat organisaties<strong>het</strong> GRI kunnen zien als een organisatie dat een belang behartigd dat hoger ligt dan <strong>het</strong> individueledoel <strong>van</strong> de stakeholder. Organisaties kunnen stakeholders betrekken in <strong>het</strong> vormen <strong>van</strong> de proceduresom dit te bereiken. Het GRI maakt gebruik <strong>van</strong> een multistakeholderproces om via deze weg,meerdere partijen te betrekken bij <strong>het</strong> ontwikkelen <strong>van</strong> de GRI richtlijnen. Daarmee maakt <strong>het</strong> GRIhaar organisatie toegankelijk voor belanghebbenden en omstanders. <strong>De</strong> pragmatische legitimiteit <strong>van</strong><strong>het</strong> GRI wordt dan ook vergroot. <strong>De</strong> derde vorm <strong>van</strong> pragmatische legitimiteit berust <strong>op</strong> <strong>het</strong>persoonlijke karaker <strong>van</strong> een organisatie. In dit onderzoek is niet aan de <strong>op</strong>pervlakte gekomen datorganisaties <strong>het</strong> GRI beoordelen als een individu met persoonlijke karaktereigenschappen. <strong>De</strong>ze vorm<strong>van</strong> legitimiteit is dan ook buiten beschouwing gelaten in deze analyse.In de vierde fase <strong>van</strong> <strong>institutionele</strong> verandering kan nabootsing een belangrijke verklaring geven voor<strong>het</strong> gedrag <strong>van</strong> organisaties. <strong>De</strong> organisaties die onderzocht zijn hebben verklaard dat zij in meer ofmindere mate naar elkaar kijken en gedrag <strong>van</strong> elkaar imiteren, hoewel zij zich altijd proberen teonderscheiden <strong>van</strong> anderen. Organisaties kijken naar duurzaamheidsverslagen <strong>van</strong> bedrijven uitdezelfde sector en ook <strong>van</strong> leidende bedrijven buiten de sector. Gedrag wordt pas geïmiteerd wanneerorganisaties <strong>het</strong> gedrag <strong>van</strong> andere bedrijven meer legitiem of succesvoller achten. In dit onderzoek isniet duidelijk geworden dat organisaties de GRI richtlijnen zijn gaan gebruiken, omdat een andere,succesvollere organisatie dit deed. <strong>De</strong> hierboven gedane uitspraken hebben slechts betrekking <strong>op</strong>duurzaamheidsverslaggeving in <strong>het</strong> algemeen. Verder verlenen organisaties pragmatische legitimiteitaan <strong>het</strong> GRI wanneer er sprake is <strong>van</strong> nabootsing, omdat zij voldoen aan de behoeften <strong>van</strong>stakeholders. Ten eerste maken succesvolle Nederlandse organisaties, wanneer zij rapporteren overduurzame prestaties, veelal gebruik <strong>van</strong> de richtlijnen en zijn daarnaast enigszins actief in <strong>het</strong>multistakeholderproces. Via deze weg kennen zij <strong>het</strong> GRI exchange legitimiteit toe. Eveneens wordpragmatische influence legitimiteit verschaft aan <strong>het</strong> GRI, doordat organisaties meewerken aan <strong>het</strong>bereiken <strong>van</strong> <strong>het</strong> doel <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI. Organisaties participeren in <strong>het</strong> multistakeholderproces om zo eensteentje bij te dragen aan <strong>het</strong> ontwikkelen <strong>van</strong> een standaard voor duurzaamheidsverslaggeving.<strong>De</strong>cember 2005 55


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingIn de fase <strong>van</strong> theoretisering en nabootsing zijn de concepten voorzien <strong>van</strong> respectievelijk morele enpragmatische legitimiteit. <strong>De</strong> volgende fase in <strong>het</strong> institutionaliseringsproces is er sprake <strong>van</strong> diffusie,de concepten worden verspreid binnen organisaties.§ 5.7 DiffusieDiffusie wordt gekenmerkt door de verspreiding <strong>van</strong> vernieuwingen binnen organisaties. Doorverspreiding raken de innovaties werkelijkheid en worden door de maatschappij <strong>op</strong> een gelijke manierervaren (Suchman, 1995). Als steeds meer organisaties bepaald beleid overnemen, raakt dat beleiduiteindelijk geïnstitutionaliseerd (Tolbert en Zucker, 1983). In deze paragraaf worden de verspreiding<strong>van</strong> de ontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving en <strong>van</strong> de GRI richtlijnen aan de hand <strong>van</strong> deantwoorden <strong>van</strong> respondenten weergegeven. Naast de matrix in bijlage VI, berust deze paragraaf ook<strong>op</strong> gegevens uit bijlage V met de matrix over de <strong>invloed</strong> <strong>van</strong> actoren.Het verspreiden innovaties, in dit geval de GRI richtlijnen, binnen organisaties heeft <strong>op</strong> een aantalmanieren plaatsgevonden. Een respondent <strong>van</strong> DHV heeft gezegd dat in 1997, toen de GRI richtlijnenbekend werden, Nederlandse organisaties er weinig kennis <strong>van</strong> namen. Allereerst hebben een aantalNederlandse organisaties, zoals VBDO, DHV, KPMG en Economische Zaken, rapporterendeondernemingen gestimuleerd om over duurzaamheid volgens de GRI richtlijnen te rapporteren. <strong>De</strong>zeorganisaties hebben in een aantal gevallen zelfs lichte druk uitgeoefend <strong>op</strong> bedrijven om terapporteren. Een voorbeeld hier<strong>van</strong> is genoemd door VBDO. Institutionele beleggers <strong>van</strong> de VBDOhebben aangegeven dat zij de GRI richtlijnen prefereren boven andere richtlijnen. <strong>De</strong> <strong>institutionele</strong>beleggers wensen dat de VBDO de GRI richtlijnen adviseert aan beursgenoteerde ondernemingen door<strong>op</strong> aandeelhoudersvergaderingen vragen te stellen over de mate <strong>van</strong> transparantie. Door inzet <strong>van</strong>DHV werden de richtlijnen vertaald en later door een jaarlijks congres over duurzaam ondernemengepromoot. Een andere manier waar<strong>op</strong> de richtlijnen zijn verspreid binnen <strong>het</strong> bedrijfsleven is door demultistakeholder benadering. Door met bedrijven samen te werken en te denken over hoe derichtlijnen verder kunnen ontwikkelen is de interesse en <strong>het</strong> enthousiasme <strong>van</strong> organisaties gegroeid.Later hebben organisaties ervoor gelobbyd dat <strong>het</strong> GRI zich in Nederland zou vestigen. Toen was erniet alleen de acceptatie door <strong>het</strong> bedrijfsleven en andere stakeholders <strong>van</strong> <strong>het</strong> idee rapporteren oversociale, economische en milieu gegevens, maar ook de acceptatie <strong>van</strong> de GRI richtlijnen. <strong>De</strong> GRIrichtlijnen werden steeds meer gezien als een echte standaard. In dit onderzoek zijn vier organisatiesgeïnterviewd die rapporteren <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> de GRI richtlijnen. Philips heeft de GRI richtlijnenaangewend, omdat <strong>het</strong> de enige richtlijnen voorhanden waren. <strong>De</strong> richtlijnen hebben als uitgangspuntgediend voor <strong>het</strong> duurzaamheidsrapport om te bepalen welke onderwerpen wel of niet belangrijkwaren voor Philips. Heineken heeft voor <strong>het</strong> <strong>op</strong>stellen <strong>van</strong> <strong>het</strong> eerste duurzaamheidsrapportnadrukkelijk gekeken naar de GRI richtlijnen en deze ook gevolgd. <strong>De</strong> rapporten <strong>van</strong> ABN AMRO enShell zijn in accordance, wat betekend dat zij de GRI richtlijnen volledig toepassen in hun verslag.<strong>De</strong>cember 2005 56


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingABN AMRO was relatief laat met rapporteren, doordat zij duurzaam ondernemen eerst in debestaande lines-of-business wilden integreren voordat zij <strong>het</strong> in een rapport wilden vastleggen. In 2003hebben zij een geïntegreerd rapport gepubliceerd volgens de GRI richtlijnen. Shell is een voorl<strong>op</strong>ergeweest en is al <strong>van</strong>af 1997 betrokken bij <strong>het</strong> GRI. <strong>De</strong> organisatie is in de periode daaraanvoorafgaand, door druk <strong>van</strong>uit de omgeving gedwongen transparanter te zijn. Door <strong>het</strong> <strong>op</strong>zetten <strong>van</strong>stakeholder engagement processen heeft er een soort ‘soul searching’ plaatsgevonden, wat in eenduurzaamheidsverslag volgens de GRI richtlijnen werd gerapporteerd.<strong>De</strong> GRI richtlijnen worden, naar zeggen <strong>van</strong> KPMG, door steeds meer organisaties als uitgangspuntgenomen voor duurzaamheidsverslagen. Het wordt steeds meer gezien als de algemeengezaghebbende standaard voor rapporteren over sociale, economische en milieuprestaties. VBDOgeeft aan dat duurzaamheid pas sinds de <strong>op</strong>richting <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI en de ontwikkeling <strong>van</strong> de GRIrichtlijnen als basis <strong>van</strong> verslaggeving werd gehanteerd. Zij zeggen dat er een verdeling gemaakt kanworden in hoe organisaties gereageerd hebben <strong>op</strong> ontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving.Bedrijven kunnen pioniers zijn zoals Shell; middenmoters die met een paar jaar vertraging dek<strong>op</strong>l<strong>op</strong>ers volgens; of achterblijvers welke nog niet of nauwelijks aan <strong>het</strong> rapporteren zijn. <strong>De</strong> GRIrichtlijnen zijn aldus verspreid binnen <strong>het</strong> bedrijfsleven, zij worden door veel organisaties alsstandaard gezien. Echter, een echte standaard kan <strong>het</strong> niet genoemd worden doordat er niet veel andererichtlijnen voorhanden zijn voor duurzaamheidsverslaggeving. Veel bedrijven nemen de richtlijnen alsuitgangspunt en gebruiken de indicatoren als basis voor hun rapporten. Maar om nou te zeggen dat derichtlijnen volledig geobjectiveerd zijn is te vroeg, de richtlijnen zijn nog niet voldoende praktischbevonden door gebruikers.<strong>De</strong> laatste fase in <strong>het</strong> institutionaliseringsproces is de reïnstitutionalisatiefase. Wanneer conceptenvolledig als nieuw instituut zijn aangenomen door organisaties kunnen ze generaties overleven. In devolgende paragraaf wordt gekeken of duurzaamheidsverslaggeving volledig geïnstitutionaliseerd is.§ 5.8 ReïnstitutionalisatieWanneer ideeën of concepten volledig geïnstitutionaliseerd zijn, kunnen deze generatie <strong>op</strong> generatieoverleven en aangenomen worden als de manier <strong>van</strong> handelen (Tolbert en Zucker, 1996), ze wordendan voorzien <strong>van</strong> cognitieve legitimiteit (Suchman, 1995). <strong>De</strong>ze vorm <strong>van</strong> legitimiteit is gebaseerd <strong>op</strong>verworven kennis ofwel cognitie, er is dan sprake <strong>van</strong> modellen die de organisatie en haar activiteitenkunnen verklaren, daarnaast wordt door een institutie chaos ongedaan gemaakt, en omgezet in serieintersubjectieve gegevens. Legitimiteit kan berusten <strong>op</strong> begrijpelijkheid (comprehensibility) en <strong>op</strong><strong>van</strong>zelfsprekendheid (taken-for-grantedness) (Suchman, 1995). Om te bepalen of <strong>het</strong> conceptduurzaamheidsverslaggeving volledig geïnstitutionaliseerd is, wordt besproken in hoeverreduurzaamheidsverslaggeving en de GRI richtlijnen door organisaties cognitief gelegitimeerd zijn.<strong>De</strong>cember 2005 57


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingEerst wordt kort gekeken naar de verandering in <strong>het</strong> aantal rapporten en de verandering inonderwerpen die <strong>op</strong>genomen zijn door organisaties in hun rapporten. Daarna wordt gekeken of derichtlijnen geïnstitutionaliseerd zijn doordat organisaties cognitieve legitimiteit aan de richtlijnenhebben toegekend.Volgens VBDO, MVO Nederland en KPMG gaan relatief steeds meer organisaties rapporteren overduurzaamheid. Een respondent <strong>van</strong> KPMG geeft aan dat er nog steeds een stijging is in <strong>het</strong> aantalbedrijven dat rapporteert. Ten <strong>op</strong>zichte <strong>van</strong> andere landen stijgt <strong>het</strong> aantal in Nederland relatief mindersnel. Op de website <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI wordt <strong>het</strong> actuele aantal rapporterende organisaties gemeld (ziebijlage I). Het daadwerkelijke aantal is volgens een respondent <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI veel hoger, onderzoekheeft uitgewezen dat minstens tien keer zoveel organisaties de GRI richtlijnen informeel gebruiken, ofgebruiken en niet vernoemen. Over de jaren heen zijn organisaties steeds andere onderwerpen in hunrapporten <strong>op</strong> gaan nemen. Een aantal organisaties neemt onderwerpen <strong>op</strong> in hun rapporten die doorhun stakeholders als rele<strong>van</strong>t worden bestempeld. Hieronder vallen bijvoorbeeld ketenbeheer,klimaatverandering, corporate governance, tabaksblatt en verhandelbare emissierechten (VBDO,Economische Zaken, MVO, KPMG en Ernst & Young). <strong>De</strong> stakeholderdialoog is ook een belangrijkonderwerp geworden volgens DHV, KPMG en Economische Zaken. <strong>De</strong>ze dialoog laat zien wat er ineen sector leeft, en zorgt ervoor dat organisaties voeling houden met de maatschappij en anderestakeholders. Volgens MVO Nederland rapporteren organisaties meer over diversiteit en integriteit.DHV ziet in verslagen steeds vaker negatief nieuws verschijnen, bijvoorbeeld de dilemma’s <strong>van</strong> deonderneming. Een voorbeeld hier<strong>van</strong> is <strong>het</strong> rapport <strong>van</strong> Heineken. Zij rapporteren steeds meer lokaalen kijken goed naar wat daar de dilemma’s en stakeholders zijn. Over <strong>het</strong> algemeen geldt voorbedrijven die al jaren toegewijd rapporteren, dat de kwaliteit <strong>van</strong> hun rapporten verbetert. Maar er isnog steeds een kwaliteitsprobleem, <strong>het</strong> gros <strong>van</strong> de rapporten voldoet niet volledig aan de wensen enbehoeften <strong>van</strong> de stakeholders.Met de komst <strong>van</strong> duurzaamheidsverslaggeving is er een begin gemaakt met <strong>het</strong> transparant maken<strong>van</strong> activiteiten <strong>van</strong> een onderneming <strong>op</strong> sociaal, economische en milieugebied. Met <strong>het</strong> ontwikkelen<strong>van</strong> de GRI richtlijnen probeert <strong>het</strong> GRI een kader te bieden aan organisaties voor vrijwilligeduurzaamheidsverslaglegging. Good Company geeft aan dat duurzaamheidsverslaggeving over deafgel<strong>op</strong>en jaren volwassen is geworden. Er is een redelijke mate <strong>van</strong> overeenstemming over inhoudaangezien relatief de meeste organisaties de GRI richtlijnen gebruiken. Daarnaast is erovereenstemming in vorm, doordat bijna alle rapporten <strong>op</strong> papier of <strong>op</strong> internet gepubliceerd zijn. Enovereenstemming in proces omdat de rapporten met interne gegevens en gegevens <strong>van</strong> stakeholdersworden samengesteld. <strong>De</strong> GRI richtlijnen worden door 5 respondenten, namelijk VBDO, MVONederland, DHV, KPMG en Shell genoemd als de standaard. Maar er zijn ook ondernemingen die <strong>het</strong>als uitgangspunt nemen, zoals Philips, omdat er gewoonweg geen andere richtlijnen of mogelijkheden<strong>De</strong>cember 2005 58


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingzijn. KPMG ziet als adviesorganisatie dat veel bedrijven <strong>het</strong> GRI als uitgangspunt nemen. Organisatieszoals Ernst & Young en Philips benadrukken dat de GRI richtlijnen veel te generiek zijn.Rapporterende organisaties selecteren welke onderwerpen ze kunnen afdekken, voor welkeonderwerpen ze informatie hebben en wat ze belangrijk vinden om over te rapporteren.Naar zeggen <strong>van</strong> een respondent <strong>van</strong> KPMG is over de jaren heen is de kwaliteit <strong>van</strong> verslaggevingveranderd, <strong>het</strong> is veel professioneler geworden en in kwantiteit toegenomen. Doelstellingen enmeetbare targets die <strong>op</strong>genomen zijn in verslagen worden belangrijker, er is ook meer tendens naarnegatieve informatie. Steeds meer bedrijven rapporteren over duurzaamheid en gebruiken hiervoor deGRI richtlijnen als basis. Steeds meer wordt duurzaamheidsverslaggeving aangenomen als de manier<strong>van</strong> organisaties om te handelen en te rapporteren. Echter, <strong>het</strong> concept duurzaamheidsverslaggeving isnog niet volledig geïnstitutionaliseerd. Organisaties hebben geen cognitieve legitimiteit toegekend aande GRI richtlijnen, de richtlijnen zijn nog niet in de fase beland dat organisaties ze aannemen <strong>op</strong>begrijpelijkheid en <strong>van</strong>zelfsprekendheid. <strong>De</strong> GRI richtlijnen maken duurzaamheidsverslaggeving welgemakkelijker voor bedrijven, echter helderheid in de wirwar aan indicatoren en onderwerpenwaarover gerapporteerd moet worden is er nog lang niet. Om dit te bereiken zal er inhoudelijk veel aande richtlijnen verbeterd moeten worden. Met de nieuwe versie richtlijnen, de G3, tracht <strong>het</strong> GRI dewensen <strong>van</strong> organisaties beter te vervullen, zodat meer organisaties de richtlijnen cognitief zullenlegitimeren.Nu alle fasen <strong>van</strong> <strong>institutionele</strong> verandering zijn behandeld, word in de volgende paragraaf een kortesamenvatting gegeven per fase om zo een antwoord te formuleren <strong>op</strong> de centraal staande deelvraag.§ 5.9 ConclusieIn dit hoofdstuk is <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> de empirische gegevens is een beschrijving gegeven <strong>van</strong> <strong>het</strong><strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggeving. Per fase is uitgebreid ingegaan <strong>op</strong>welke ontwikkelingen er in <strong>het</strong> algemeen, maar ook ten aanzien <strong>van</strong> de GRI en de GRI richtlijnen zijngeweest. In deze paragraaf wordt een antwoord geformuleerd <strong>op</strong> de vraag hoe <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong>veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggeving is verl<strong>op</strong>en aan de hand <strong>van</strong> een kortesamenvatting per fase.Vanuit meerdere hoeken in <strong>het</strong> organisationele veld hebben gebeurtenissen <strong>van</strong> sociale en regulatieveaard organisaties aangezet tot nadenken over duurzaam ondernemen en verslaggeving over duurzaamondernemen. Op verschillende momenten in de tijd zijn door organisaties verschillende manieren <strong>van</strong>rapporteren gebruikt. Zo zijn de meeste organisaties begonnen met rapporteren over milieuprestaties,en hebben andere organisaties weer personeelsinformatie gedeeld met hun stakeholders. Socialeprestaties werden later meegenomen in de rapportage, en verscheen in een apart verslag. <strong>De</strong> eerste<strong>De</strong>cember 2005 59


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingduurzaamheidsverslagen verschenen eind jaren ‘90. <strong>De</strong> verschillende vormen <strong>van</strong> rapporten,waaronder <strong>het</strong> milieuverslag, <strong>het</strong> sociale verslag, <strong>het</strong> EHS rapport en <strong>het</strong> duurzaamheidsverslag,bestonden naast elkaar en voorzagen in de informatiebehoefte <strong>van</strong> stakeholders. Echter een aantalbelangrijke organisaties in <strong>het</strong> organisationele veld ontwikkelde richtlijnen voor duurzaamondernemen, waarmee ze een begin maakten voor ondernemingen om over duurzaamheid terapporteren. Door dit <strong>institutionele</strong> ondernemerschap werd verslag geven over milieu of sociale zaken<strong>van</strong> minder belang geacht door de stakeholders. Zo verloren deze verslaggevingsvormen aan waarde.Organisaties gingen probeerden steeds transparanter te zijn over sociale, economische enmilieuprestaties. Het GRI heeft richtlijnen samengesteld voor organisaties om te rapporteren overduurzaamheid, en daarnaast processen gespecificeerd zodat organisaties hun prestaties kunnenrapporteren aan hun stakeholders. Steeds meer organisaties gebruiken de GRI richtlijnen in hunrapporten en geven <strong>op</strong> deze manier morele legitimiteit aan <strong>het</strong> GRI. Door de <strong>op</strong>richting <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI en<strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> de richtlijnen door Nederlandse organisaties te stimuleren is consquential legitimiteitverleend aan <strong>het</strong> GRI door een aantal respondenten. Daarnaast is er in dit onderzoek een organisatiedie via <strong>het</strong> ontwikkelen <strong>van</strong> een intern informatiesysteem procedural morele legitimiteit verleent.Naast morele legitimiteit kunnen organisaties ook pragmatische legitimiteit geven aan <strong>het</strong> GRI,nabootsing <strong>van</strong> gedrag speelt hierin een belangrijke rol. In dit onderzoek wordt ten eerste exchangelegitimiteit toegekend aan <strong>het</strong> GRI, die tot uiting komt in de waardering <strong>van</strong> de stakeholders Tentweede wordt influence legitimiteit toegekend, doordat stakeholders kunnen participeren in <strong>het</strong>multistakeholderproces. <strong>De</strong> rapporterende organisaties die onderzocht zijn hebben verklaard dat zij inmeer of mindere mate naar elkaar kijken en gedrag <strong>van</strong> elkaar imiteren, hoewel zij zich altijd proberente onderscheiden <strong>van</strong> anderen. Er wordt pas overgegaan tot overnemen <strong>van</strong> gedrag wanneerorganisaties <strong>het</strong> gedrag <strong>van</strong> bedrijven meer legitiem of succesvoller achten. In dit onderzoek is nietduidelijk geworden dat organisaties de GRI richtlijnen zijn gaan gebruiken, omdat een andere,succesvollere organisatie dit deed.<strong>De</strong> GRI richtlijnen worden door steeds meer organisaties als uitgangspunt genomen voorduurzaamheidsverslaggeving en gebruiken de indicatoren als basis voor hun rapporten. Het wordtsteeds meer gezien als een standaard voor rapporteren over sociale, economische en milieuprestaties.Echter, niet iedereen is <strong>van</strong> mening dat <strong>het</strong> een standaard wordt genoemd, omdat er eigenlijk niet veelandere richtlijnen voorhanden zijn voor duurzaamheidsverslaggeving. Er kan wel gezegd worden datde GRI richtlijnen verspreid zijn binnen <strong>het</strong> bedrijfsleven, zij worden door veel organisaties alsstandaard waargenomen. Maar om nou te zeggen dat de richtlijnen volledig geobjectiveerd zijn is tevroeg, de richtlijnen zijn nog niet voldoende praktisch bevonden door gebruikers. Inhoudelijk zal ernog veel aan de richtlijnen verbeterd moeten worden, voordat ze als concept geïnstitutionaliseerdraken en als <strong>van</strong>zelfsprekend worden aangenomen.<strong>De</strong>cember 2005 60


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingHoofdstuk 6<strong>De</strong> rol <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI als professionele associatie§ 6.1 Inleiding<strong>De</strong> deelvraag die in dit hoofdstuk centraal staat is: ‘Welke rol heeft <strong>het</strong> <strong>Global</strong> <strong>Reporting</strong> <strong>Initiative</strong> alsprofessionele associatie gespeeld in <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces?’. In <strong>het</strong> onderzoek <strong>van</strong>Greenwood et al. (2002) wordt aangegeven dat een professionele associatie drie functies kanvervullen, welke laten zien dat deze organen belangrijk zijn in <strong>het</strong> onderzoek naar <strong>institutionele</strong>veranderingsprocessen. <strong>De</strong> functies zijn arenafunctie of discussieplatform, representatiefunctie enmonitorfunctie. In <strong>het</strong> theoretische kader, in paragraaf 2.6, wordt aangegeven dat professioneleassociaties een belangrijke rol spelen in <strong>het</strong> proces <strong>van</strong> legitimatie, zij kunnen <strong>invloed</strong> uitoefenen <strong>op</strong><strong>het</strong> proces <strong>van</strong> theoretisering in een <strong>institutionele</strong> verandering (Greenwood et al., 2002). Viaprofessionele associaties ontstaat gedeelde betekenisgeving en wordt deze gereproduceerd. (Ruef enScott, 1998). <strong>De</strong> drie functies zullen in paragraaf 6.2 tot 6.4 ingevuld worden voor <strong>het</strong> GRI, om tekijken of <strong>het</strong> GRI als een professionele associatie benaderd kan worden, maar ook om te kijken welkerol <strong>het</strong> GRI speelt in de ontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving. <strong>De</strong> uitspraken <strong>van</strong>respondenten zijn samengevat in een matrix in bijlage VII. Per functie <strong>van</strong> de professionele associatiezullen deze gegevens besproken worden. Om te kunnen beoordelen of <strong>het</strong> GRI voldoet aan dearenafunctie is <strong>het</strong> belangrijk om te kijken naar de organisatiestructuur <strong>van</strong> <strong>het</strong> instituut, de relatiestussen de verschillende componenten <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI en de manier waar<strong>op</strong> zij de stakeholders bij elkaarlaat komen. <strong>De</strong>ze gegevens over <strong>het</strong> GRI zijn <strong>op</strong>genomen in bijlage I en dienen alsachtergrondinformatie voor de paragraaf 6.2.§ 6.2 Arenafunctie of discussieplatform<strong>De</strong> eerste functie die een professionele associatie heeft is de arenafunctie of discussieplatform.Professionele associaties kunnen dienst doen als een arena waarbinnen organisaties interacteren enzich aan elkaar kunnen presenteren. Doordat organisaties niet noodzakelijkerwijs een homogene groepvormen hebben professionele associaties een belangrijke rol in <strong>het</strong> samenstellen en onderhouden <strong>van</strong>interprofessionele overeenkomsten tussen organisaties over grenzen, lidmaatschap en gedrag(Greenwood et al., 2002). Eerst zal kort de rol <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI volgens de respondenten wordenneergezet. Daarna volgt een <strong>op</strong>somming <strong>van</strong> de mogelijkheden die <strong>het</strong> GRI biedt aan organisaties omte discussiëren, waar<strong>van</strong> de respondenten <strong>op</strong> de hoogte zijn.<strong>De</strong> missie <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI zoals <strong>op</strong>gegeven in de 2 e versie Richtlijnen (GRI, 2002) is <strong>het</strong> verbeteren <strong>van</strong>de kwaliteit, nauwkeurigheid en bruikbaarheid <strong>van</strong> duurzaamheidsverslaggeving. Het GRI biedt eenaantal mogelijkheden aan organisaties om actief mee te werken aan <strong>het</strong> verbeteren <strong>van</strong> deverslaggevingsdocumenten, waaronder de richtlijnen, technische protocollen en sector supplementen.<strong>De</strong>cember 2005 62


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggeving<strong>De</strong> rol <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI is volgens MVO Nederland <strong>het</strong> aanreiken <strong>van</strong> een kader voor richtlijnen; GoodCompany noemt dit handvaten, en ziet <strong>het</strong> GRI vooral als een goed platform voor bedrijven dierapporteren om informatie uit te wisselen en gezamenlijk de inhoud en vorm <strong>van</strong> verslaggeving verderte ontwikkelen. Echter Ernst & Young geeft de rol <strong>van</strong> platform <strong>op</strong> gebied <strong>van</strong> contact tussenbedrijven onderling aan MVO Nederland. Het GRI is volgens Ernst & Young meer actief in <strong>het</strong>organiseren <strong>van</strong> groepen die inhoudelijk over de ontwikkeling <strong>van</strong> de richtlijnen discussiëren.Volgens de respondenten zijn er meerder manieren waar<strong>op</strong> <strong>het</strong> GRI de stakeholders met elkaar en met<strong>het</strong> GRI in discussie laat gaan. <strong>De</strong> meest genoemde mogelijkheid is als Organisational Stakeholder, deorganisatie deelt de visie over duurzaam ondernemen en steunt <strong>het</strong> GRI met een financiële bijdrage.Acht respondenten, ABN AMRO, DHV, Good Company, Heineken, KPMG, Philips, Shell en VBDOzijn <strong>op</strong> deze manier verbonden aan <strong>het</strong> GRI en worden door <strong>het</strong> GRI uitgenodigd te participeren in deontwikkelingen.Meer dan de helft <strong>van</strong> de geïnterviewden noemen ‘discussie voeren’ als belangrijkste manier <strong>van</strong>communiceren die <strong>het</strong> GRI aanreikt. DHV en Ernst & Young zeggen beperkt mee te doen in demogelijkheid om te discussiëren. Ook Good Company is niet heel actief, en geeft aan dat de discussievolgens hen vooral tussen allerlei NGOs en advies- en accountancybureaus plaatsheeft. KPMG enVBDO geven beiden aan dat zij de discussie <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI volgen. VBDO kan maar beperkt deelnemenaan discussies door gebrek aan financiële en menselijke capaciteit, maar als <strong>het</strong> binnen dekernactiviteiten valt wordt er iemand afgevaardigd. Economische Zaken wordt regelmatig uitgenodigdom mee te doen aan discussies die gefaciliteerd zijn door <strong>het</strong> GRI, en geeft hier ook geregeld gehooraan.<strong>De</strong> derde mogelijkheid die <strong>het</strong> GRI aan organisaties biedt om te communiceren is door deel te nemenin werkgroepen. Zo heeft MVO Nederland actief meegedaan aan de discussieronde voor de richtlijnenvoor <strong>het</strong> MKB, de ‘high 5’. Hierboven werd al gemeld dat KPMG de discussies <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI volgt,echter participeren zij ook in bepaalde werkgroepen, zowel <strong>op</strong> regionaal als internationaal niveau.Verder is ABN AMRO betrokken geweest bij <strong>het</strong> <strong>op</strong>stellen <strong>van</strong> <strong>het</strong> sectorspecifieke supplement voorde financiële wereld.Een vierde mogelijkheid voor organisaties is <strong>het</strong> practitioners network. DHV werkt mee aanvragenlijsten die <strong>het</strong> GRI rondstuurt over <strong>het</strong> GRI proces en levert zo een bijdrage aan <strong>het</strong> GRI methun praktijk kennis. ABN AMRO is onder meer actief in <strong>het</strong> meedenken over hoe dingengestructureerd zouden kunnen worden en over de toekomst <strong>van</strong> de richtlijnen, door specifiekeenquêtes daarover in te vullen. Het structured feedback process is de vijfde manier die <strong>het</strong> GRI biedt.<strong>De</strong>cember 2005 63


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingABN AMRO is betrokken geweest via <strong>het</strong> structured feedback process bij <strong>het</strong> <strong>op</strong>stellen <strong>van</strong> de sectorspecifieke richtlijnen.Een zesde mogelijkheid is de technical advisory committee. <strong>De</strong> enige organisatie die de TAC noemtals mogelijkheid is DHV. <strong>De</strong> respondent <strong>van</strong> DHV is in <strong>het</strong> verleden voor deze commissie gevraagd,maar heeft geen gehoor gegeven aan <strong>het</strong> verzoek. Naar zijn zeggen is de tijd die de afgevaardigde aande TAC besteed voor rekening <strong>van</strong> de organisatie, niet GRI. Voor een relatief kleine organisatie is eendergelijk gebaar financieel niet haalbaar.Ten laatste zijn drie mogelijkheden om te discussiëren, <strong>het</strong> Inter-act forum, de Stakeholder Council entoekomstige GRI congressen, die niet door de respondenten zijn aangehaald. Het GRI biedt aldus derespondenten meerdere mogelijkheden aan organisaties om met hen en met anderen te discussiërenover duurzaamheidsverslaggeving. Acht organisaties zijn Organisational Stakeholder <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRIwaardoor zij uitgenodigd worden om de richtlijnen mee te ontwikkelen. Tijdens <strong>het</strong> onderzoek isgebleken dat ABN AMRO en DHV redelijk <strong>op</strong> de hoogte zijn <strong>van</strong> de mogelijkheden, KMPGeveneens. Door andere respondenten wordt weinig blijk gegeven <strong>van</strong> kennis <strong>van</strong> de diversecommissies en groepen <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI waarin geparticipeerd kan worden. Het GRI heeft demogelijkheden voor organisaties om te interacteren, echter zijn de organisaties hier<strong>van</strong> niet goed <strong>op</strong> dehoogte. In de volgende paragraaf wordt duidelijk of <strong>het</strong> GRI een manier bepaalt waar<strong>op</strong> organisatieszich aan elkaar kunnen presenteren.§ 6.3 Medium ter representatie<strong>De</strong> tweede functie <strong>van</strong> een professionele associatie is, dat zij <strong>op</strong>treden als een medium terrepresentatie. Professionele associaties kunnen <strong>op</strong>treden als onderhandelende en representatieveorganen die gepaste gewoonten <strong>van</strong> interactie voor hun leden maken en <strong>op</strong>nieuw definiëren. Doorgewoonten <strong>van</strong> interactie aan te bieden kan een professionele organisatie de manier bepalen, waar<strong>op</strong>gemeenschappen zich aan anderen presenteren in een organisationeel veld (Greenwood et al., 2002).Het GRI maakt gebruik <strong>van</strong> een multistakeholderproces, wat betekent dat zij belanghebbende partijenin duurzaamheidsverslaggeving met elkaar in discussie laten treden <strong>op</strong> diverse manieren. <strong>De</strong>zemogelijkheden zijn in bijlage I en in de vorige paragraaf besproken. Daar de meeste belanghebbendepartijen, waaronder de organisaties die betrokken zijn in <strong>het</strong> onderzoek, <strong>op</strong> een vrijwillige basis hunkennis geven aan en ervaringen delen met <strong>het</strong> GRI, is in de interviews niet naar voren gekomen dat <strong>het</strong>GRI gewoonten <strong>van</strong> interactie maakt waar<strong>op</strong> organisaties zich kunnen representeren. Een aantalgeïnterviewden hebben wel aangegeven dat zij tijdens de discussies bij <strong>het</strong> GRI, gebruik maken <strong>van</strong> demogelijkheid om hun organisatie aan andere organisaties te representeren. Ernst & Young participeertin <strong>het</strong> GRI <strong>van</strong>uit maatschappelijk oogpunt, niet om de eigen organisatie te profileren aan anderen, en<strong>De</strong>cember 2005 64


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingzien <strong>het</strong> meedoen als een bijdrage aan kennis in verslaggeving. DHV heeft geprobeerd zichzelf <strong>op</strong> dekaart te zetten bij organisaties door de GRI richtlijnen te vertalen naar <strong>het</strong> Nederlands. DHV adviseertveel bedrijven in duurzaam ondernemen en rapporteren, daarin zijn ze niet alleen gefocust <strong>op</strong> <strong>het</strong>profileren <strong>van</strong> de eigen organisatie, maar ook <strong>op</strong> de inhoudelijke voortgang, <strong>op</strong> verbeteringen inadviseren, en om altijd een stapje voor te zijn <strong>op</strong> de ontwikkeling. Een respondent <strong>van</strong> KPMG geeftaan dat er andere mogelijkheden zijn om de organisatie te representeren dan bij <strong>het</strong> GRI, zoalspresentaties <strong>op</strong> congressen en <strong>het</strong> organiseren <strong>van</strong> seminars. Echter als KPMG kennis heeft <strong>van</strong> debesproken zaken bij <strong>het</strong> GRI gaan zij naar deze discussie toe en willen dan <strong>op</strong> hun terrein de beste zijn.Samenvattend kan gezegd worden dat geen enkele respondent hier expliciet heeft aangegeven dat <strong>het</strong>GRI een manier of regels bepaalt waar<strong>op</strong> organisaties zich aan elkaar kunnen representeren. Het GRIgeeft organisaties de mogelijkheid in contact te treden met elkaar, maar treedt hierin niet <strong>op</strong> alsmedium ter representatie. In de volgende paragraaf wordt de monitorfunctie <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI naderbekeken.§ 6.4 Monitorfunctie<strong>De</strong> derde functie die een professionele associatie kan hebben is de monitorfunctie. Professioneleassociaties kunnen een belangrijke rol spelen in <strong>het</strong> toezien <strong>van</strong> de naleving <strong>van</strong> <strong>op</strong>gelegdeverwachtingen, zowel normatieve als dwingende verwachtingen. Gedeelde <strong>op</strong>vattingen en de daarmeesamenhangende gebruiken worden, als zij eenmaal gevestigd zijn, als <strong>van</strong>zelfsprekend aangenomen engereproduceerd door processen als bijvoorbeeld training, en certificering (Greenwood et al., 2002).Voldoet <strong>het</strong> GRI aan de monitorfunctie? Om daar<strong>op</strong> een antwoord te krijgen zal in deze paragraafbesproken worden welke verwachtingen <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong>legt aan de gebruikers <strong>van</strong> de richtlijnen, volgensde respondenten. Tot nu toe kunnen organisaties vrijblijvend gebruik maken <strong>van</strong> de GRI richtlijnen. Inde tweede versie (GRI, 2002) staat dat <strong>het</strong> GRI <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> de richtlijnen door alle soortenorganisaties aanmoedigt. <strong>De</strong> richtlijnen zijn <strong>op</strong>gebouwd <strong>op</strong> een wijze dat alle organisaties, <strong>van</strong>beginnende tot gevorderde rapporteurs, een manier kunnen vinden waar<strong>op</strong> zij de richtlijnen willentoepassen. Het GRI stelt zich flexibel <strong>op</strong> in <strong>het</strong> variërende toepassingsniveau <strong>van</strong> organisaties, <strong>het</strong> GRIerkent de verschillen in organisaties en branches. Zo kunnen organisaties aan de ene kant <strong>van</strong> <strong>het</strong>continuüm de richtlijnen als bron <strong>van</strong> inspiratie gebruiken bij <strong>het</strong> <strong>op</strong>stellen <strong>van</strong> hunduurzaamheidsverslag of aan de andere kant volledig in accordance zijn met de GRI richtlijnen. Inparagraaf 6.4.1 en 6.4.2 geven de respondenten hun mening over respectievelijk de vrijblijvendheid<strong>van</strong> rapporteren en de mogelijkheid om in accordance te rapporteren. Daarna volgt in paragraaf 6.4.3de toekomstvisie <strong>van</strong> organisaties over de richtlijnen, welke de flexibiliteit <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI in <strong>het</strong> gebruik<strong>van</strong> de richtlijnen ter discussie stelt.<strong>De</strong>cember 2005 65


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggeving§ 6.4.1 Vrijblijvend rapporterenEen kleine meerderheid <strong>van</strong> de geïnterviewden, 7 <strong>van</strong> de 13, is <strong>van</strong> mening dat <strong>het</strong> een goede zaak isdat de richtlijnen <strong>van</strong> vrijwillige aard zijn. Een respondent <strong>van</strong> de VBDO kan zich vinden in <strong>het</strong> feitdat <strong>het</strong> GRI geen voorwaarden stelt in deze fase <strong>van</strong> rapporteren, meer regels zou meerbelemmeringen betekenen. Economische Zaken bekijkt <strong>het</strong> <strong>van</strong>uit andere <strong>op</strong>tiek en vindt dat bedrijven<strong>van</strong>uit eigen belang geredeneerd zouden moeten rapporteren. Daarom is <strong>het</strong> goed dat de richtlijnenvrijwillig zijn. Ook MVO Nederland is <strong>het</strong> eens dat er geen voorwaarden zijn, <strong>het</strong> moet flexibel zijn.Teveel regels betekent teveel bureaucratie en dat kan te veel belemmeringen <strong>op</strong>leggen aanorganisaties. Een respondent <strong>van</strong> DHV meldt dat de vrijwilligheid bedrijven aanspoort, organisatieskiezen indicatoren uit de richtlijnen die zij zinvol vinden voor hun situatie. DHV en KPMG zeggenbeide dat de richtlijnen in deze fase <strong>van</strong> ontwikkeling nog te generiek <strong>van</strong> aard zijn en niet vooriedereen overal toepasbaar. Wanneer de richtlijnen in de huidige versie een verplicht karakter zoudenhebben, dan zouden weinig bedrijven deze richtlijnen volgen. Volgens een respondent <strong>van</strong> Ernst &Young creëer je consensus door de richtlijnen beschikbaar te stellen voor iedereen. Wanneer datveranderd wordt, door bijvoorbeeld organisaties te laten betalen voor gebruik 22 , geeft dat eenbeperking.Een respondent <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI geeft met haar antwoord de visie <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI over de vrijblijvendheid<strong>van</strong> de richtlijnen. Het doel <strong>van</strong> GRI is dat duurzaamheidsverslaggeving uiteindelijk <strong>op</strong> een gelijkniveau komt te staan met financiële verslaggeving (GRI, 2002). <strong>De</strong> richtlijnen zijn ontworpen, zodatover de hele wereld dezelfde standaard gebruikt zou kunnen worden door organisaties. Een recenteontwikkeling volgens de respondent is dat overheden over de hele wereld, maar vooral in WestEur<strong>op</strong>a, na beginnen te denken over verslaggeving. Er wordt onderzoek gedaan om te kijken of ermisschien verslaggevingvereisten ontwikkeld zouden moeten worden. Het is niet onwaarschijnlijk dater meer regulering <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong> rapportage komt in de toekomst. Echter, <strong>het</strong> GRI vindt dat <strong>het</strong> tevroeg is voor regulering. Voordat bedrijven onder druk moeten rapporteren heeft <strong>het</strong> nog even tijd envrijwilligheid nodig. Mocht er verplichte verslaggeving komen, waar GRI overigens niet voor pleit,moge <strong>het</strong> dan volgens de respondent <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> de GRI richtlijnen zijn. ABN AMROmerkte tijdens <strong>het</strong> interview <strong>op</strong> dat <strong>het</strong> GRI met wat meer vereisten zou mogen komen. Het probleemvolgens ABN AMRO is echter dat een wereldwijde index per definitie niet mogelijk is door deverschillen per sector. Het GRI heeft een <strong>op</strong>lossing daarvoor gevonden met de sector supplementen,waarmee voor bepaalde branches sectorspecifieke richtlijnen zijn ontwikkeld.22<strong>De</strong> respondent illustreert dit argument met een voorbeeld over de handreiking maatschappelijkeverslaglegging. Uitgeverij Kluwer heeft de rechten over deze publicatie. Doordat organisaties moeten betalenvoor gebruik is de handreiking niet voor iedereen toegankelijk.<strong>De</strong>cember 2005 66


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggeving§6.4.2 In accordance rapporterenIn de vorige paragraaf is de vrijblijvendheid <strong>van</strong> rapporteren belicht. Een aantal respondenten heeft in<strong>het</strong> interview aangegeven dat zij <strong>van</strong> mening zijn dat <strong>op</strong> termijn de vrijblijvendheid <strong>van</strong> de GRIrichtlijnen meer moet uitgroeien naar een standaard. Het GRI heeft naar haar stakeholders geluisterden geeft organisaties sinds de 2002 GRI richtlijnen de mogelijkheid om in accordance te rapporteren.<strong>De</strong> voorwaarden <strong>van</strong> in accordance rapporteren wordt nader toegelicht in bijlage I. In <strong>het</strong> interview isniet gevraagd naar de mening <strong>van</strong> organisaties over de in accordance <strong>op</strong>tie. Een aantal organisatiesheeft <strong>het</strong> echter ter sprake gebracht en aanvullende informatie gegeven.Van de geïnterviewde organisaties rapporteren alleen ABN AMRO en Shell International volgens dein accordance principes. Twee respondenten geven aan dat zij <strong>op</strong> de hoogte zijn <strong>van</strong> de in accordancemogelijkheid, dit zijn DHV en Good Company. DHV vindt de in accordance mogelijkheid een soortvoorwaarden, echter wordt <strong>het</strong> door organisaties als een keurslijf gezien. <strong>De</strong> indicatoren zijn in ditstadium nog te generiek <strong>van</strong> aard, daardoor is de in accordance <strong>op</strong>tie voor veel bedrijven niet rele<strong>van</strong>tof niet uitvoerbaar. Good Company geeft aan dat de mogelijkheid om in accordance te rapportereneen eerste stap is. <strong>De</strong> respondent is <strong>van</strong> mening dat er uiteindelijk een soort keurmerk zal moetenkomen <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI, zodat een duurzaamheidsverslag volgens de richtlijnen voldoet aan de eisen <strong>van</strong><strong>het</strong> keurmerk.§ 6.4.3 Toekomstvisie over de GRI richtlijnenAardig wat respondenten hebben hun visie gegeven over welke kant <strong>het</strong> GRI in te toekomst zoumoeten omspringen met de richtlijnen en de toepassing daar<strong>van</strong> door bedrijven. MVO Nederlandverwacht dat er <strong>op</strong> een gegeven moment een soort standaardisatie zal <strong>op</strong>treden. Zij geven als reden aandat bedrijven en stakeholders meer overzicht willen hebben, dat de vroegere prestaties tegen dehuidige afgezet kunnen worden. Het zal een uitdaging zijn om dat vorm te geven. MVO Nederland is<strong>van</strong> mening dat <strong>het</strong> niet goed is om die standaardisatie vast te leggen in allerlei protocollen, dan wordt<strong>het</strong> GRI als organisatie inflexibel. Verder moet <strong>het</strong> GRI <strong>het</strong> oorspronkelijke doel <strong>van</strong>duurzaamheidsverslaggeving in de gaten houden, men moet niet rapporteren om te rapporteren, maarrapporteren om de ontwikkeling en verbetering in stand te houden. Voor de toekomst is <strong>het</strong> dan ook<strong>van</strong> belang dat <strong>het</strong> GRI naast transparantie ook nadruk zal leggen <strong>op</strong> de verbeteringsdynamiek.Een respondent <strong>van</strong> Economische Zaken verwacht dat er meer professionalisering komt <strong>van</strong>uit <strong>het</strong>GRI, maar ook <strong>van</strong>uit andere hoeken, zodat duurzaamheidsverslaggeving meer kan uit groeien naareen soort standaard. Philips spreekt zich wat meer uit en vindt <strong>het</strong> belangrijk dat er in de toekomst eenechte wet- of regelgeving ontwikkeld wordt, waardoor <strong>het</strong> vrijblijvende karakter <strong>van</strong> rapporterenverdwijnt. Vrijblijvende richtlijnen zijn interessant in de breedte, voor generieke doeleinden. VoorPhilips zijn bij <strong>het</strong> rapporteren geleidelijk aan de AA richtlijnen conceptueel belangrijker geworden<strong>De</strong>cember 2005 67


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingdan de GRI richtlijnen. <strong>De</strong> oorzaak ligt in <strong>het</strong> feit dat de AA1000 duidelijkere eisen stellen aan deessentie <strong>van</strong> duurzaam ondernemen, bijvoorbeeld de stakeholderdialoog en de integratie <strong>van</strong>duurzaamheid in de onderneming.Shell is <strong>van</strong> mening dat <strong>het</strong> GRI <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> de richtlijnen strenger aan banden moet leggen, metals reden dat organisaties anders misbruik kunnen maken <strong>van</strong> de flexibiliteit <strong>van</strong> de richtlijnen. Zo kaniedere organisatie aangeven volgens de GRI richtlijnen te rapporteren, ongeacht hoe zij hier invullingaan geven. Shell geeft ook een <strong>op</strong>lossing voor dit probleem, in dezelfde lijn als Good Company. HetGRI zou een keurmerk ‘GRI compliant’ uit kunnen geven, zodat een rapport wanneer <strong>het</strong> voldoet aanbepaalde vooraf gestelde eisen <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI een stempel krijgt. Op deze manier kan <strong>het</strong> GRI<strong>op</strong>brengsten genereren, wat weer belangrijk is voor hun onafhankelijkheid. Een andere <strong>op</strong>tie wordtdoor een respondent <strong>van</strong> ABN AMRO gegeven. Het GRI zou de controle methodiek moetenaanpassen voor duurzaamheidsverslaggeving en een accountantsverklaring verplicht moeten stellen.Op deze manier zal een rapport aan kracht winnen.Zoals een respondent <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI in dit onderzoek aangeeft is <strong>het</strong> te vroeg voor regulering <strong>op</strong> <strong>het</strong>gebied <strong>van</strong> duurzaamheidsverslaggeving. Voor <strong>het</strong> zover is dat bedrijven onder regelgeving moetenrapporteren is <strong>het</strong> belangrijk dat <strong>het</strong> vrijblijvende karakter <strong>van</strong> de richtlijnen nog een tijd gehandhaafdblijft. <strong>De</strong> respondenten in dit onderzoek kijken hier verschillend tegenaan. <strong>De</strong> meerderheid is <strong>van</strong>mening dat de vrijblijvendheid <strong>van</strong> de richtlijnen gehandhaafd moet worden, maar er zijn ook geluidendat er meer regelgeving moet komen. Samenvattend kan gezegd worden dat <strong>het</strong> GRI nog geen rolspeelt in de naleving <strong>van</strong> verwachtingen. Er is wel een ontwikkeling zichtbaar, in de vorm <strong>van</strong> inaccordance rapporteren, die hier naar toe werkt. Daarnaast zal in 2006 een nieuwe versie richtlijnenverschijnen die ten <strong>op</strong>zichte <strong>van</strong> de huidige versie richtlijnen verbeterd zal zijn <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong>indicatoren, de toepassing <strong>van</strong> de richtlijnen en de aansluiting bij andere MVO tools en bij definanciële markten.Nu alle functies <strong>van</strong> de professionele associatie besproken zijn, zal in de volgende paragraaf eenantwoord worden geformuleerd <strong>op</strong> de vraag of <strong>het</strong> GRI de rol <strong>van</strong> een professionele associatie vervult.§ 6.5 Conclusie<strong>De</strong> vraag die in dit hoofdstuk centraal heeft gestaan is welke rol <strong>het</strong> <strong>Global</strong> <strong>Reporting</strong> <strong>Initiative</strong> alsprofessionele associatie heeft gespeeld in <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces? Door de respondentente vragen naar hun kennis over <strong>het</strong> GRI als professionele associatie, kan <strong>op</strong> deze deelvraag eenantwoord gevormd worden. Per functie zal <strong>het</strong> GRI als professionele associatie worden bekeken en totslot een antwoord <strong>op</strong> de vraag gegeven worden.<strong>De</strong>cember 2005 68


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingAllereerst wordt de arenafunctie geëvalueerd. Het GRI is volgens de respondenten in dit onderzoekeen organisatie die mogelijkheden biedt om mee te denken en te werken aan de ontwikkeling <strong>van</strong> derichtlijnen voor duurzaamheidsverslaggeving. Maar of <strong>het</strong> dan een functie vervult als arena ofdiscussieplatform zoals dit is uitgelegd door Greenwood et al. (2002), is niet zwart wit. <strong>De</strong> respondent<strong>van</strong> Good Company is de enige die <strong>het</strong> GRI beoordeelt als een goed platform voor bedrijven dierapporteren om informatie uit te wisselen en gezamenlijk de inhoud en vorm <strong>van</strong> verslaggeving verderte ontwikkelen. Verder erkennen de respondenten diverse mogelijkheden die <strong>het</strong> GRI aanbiedt om teinteracteren en zich te presenteren en noemen de mogelijkheden waar<strong>van</strong> hun organisatie gebruikmaakt. Opvallend is dat de organisaties die actief zijn met <strong>het</strong> GRI voornamelijk OrganisationalStakeholder zijn, wat voor de meeste organisaties een passieve manier <strong>van</strong> deelname betekent. HetGRI biedt aldus mogelijkheden voor organisaties om te interacteren en zich aan elkaar te kunnenpresenteren. In die zin voldoet <strong>het</strong> GRI aan de arena of discussieplatform functie. Echter is <strong>het</strong>noemenswaardig dat een aantal organisaties niet goed <strong>op</strong> de hoogte zijn welke discussiemogelijkhedendit zijn en wat ze precies inhouden.<strong>De</strong> volgende functie die een professionele associatie heeft is die <strong>van</strong> een medium ter representatie,waarin een medium gewoonten <strong>van</strong> interactie voor leden samenstelt en <strong>op</strong>nieuw definieert. Het GRImaakt gebruik <strong>van</strong> een multistakeholderproces en brengt stakeholders <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong>duurzaamheidsverslaggeving bij elkaar. Dit doen zij via door manieren aan te bieden om met elkaar indiscussie te treden. In die zin zou <strong>het</strong> GRI de functie medium ter representatie vervullen, zij biedenbijvoorbeeld via <strong>het</strong> structured feedback process actieve organisaties een manier aan om volgensbepaalde voorwaarden de richtlijnen mee te ontwikkelen. Echter in dit onderzoek komt niet naar vorendat <strong>het</strong> GRI de functie <strong>van</strong> medium ter representatie bekleed. Uit de antwoorden <strong>van</strong> respondentenblijkt dat organisaties bewust zijn <strong>van</strong> <strong>het</strong> feit dat ze zich via de discussiemogelijkheden kunnenrepresenteren aan andere organisaties en maken hier<strong>van</strong> ook gebruik. Maar er kan niet geconcludeerdworden dat respondenten <strong>van</strong> mening zijn dat <strong>het</strong> GRI gewoonten <strong>van</strong> interactie uitdraagt, waar<strong>op</strong> hunorganisatie zich representeert.<strong>De</strong> monitorfunctie is de derde en laatste functie <strong>van</strong> een professionele associatie. In <strong>het</strong> onderzoek isgekeken naar de rol die <strong>het</strong> GRI speelt in <strong>het</strong> toezien <strong>op</strong> de naleving <strong>van</strong> <strong>op</strong>gelegde verwachtingen.Volgens Greenwood et al. (2002) kunnen professionele associaties normatieve en dwingendeverwachtingen <strong>op</strong>leggen. Het GRI legt <strong>op</strong> dit moment geen dwingende verwachtingen <strong>op</strong> aanrapporterende organisaties, de richtlijnen hebben een vrijblijvend karakter. Een aantal respondentenvindt dat er meer regelgeving moet komen voor duurzaamheidsverslaggeving. Door meer regelgevingkunnen de richtlijnen echt een standaard worden, en meer gewicht krijgen. Een respondent <strong>van</strong> <strong>het</strong>GRI heeft aangegeven dat <strong>het</strong> nog te vroeg is voor wetgeving voor duurzaamheidsverslaggeving.Niettemin denkt <strong>het</strong> GRI met gevorderde rapporterende organisaties mee en heeft de mogelijkheid<strong>De</strong>cember 2005 69


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevinggecreëerd om in accordance te rapporteren. Organisaties moeten dan voldoen aan een aantal vereistendie gecontroleerd worden door <strong>het</strong> GRI. Op die manier legt zij een normatieve verwachting neer bijrapporterende organisaties. Daarnaast zal in 2006 de G3 verschijnen, de derde versie richtlijnen die ten<strong>op</strong>zichte <strong>van</strong> de 2002 richtlijnen verbeterd zal zijn <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong> indicatoren, de toepassing <strong>van</strong> derichtlijnen en de aansluiting bij andere MVO tools en bij de financiële markten. Ook dezeontwikkeling laat zien dat er steeds meer toegezien gaat worden <strong>op</strong> de naleving <strong>van</strong> verwachtingendoor <strong>het</strong> GRI. Meer en meer zal <strong>het</strong> GRI in de toekomst de monitorfunctie gaan vervullen.Nu de drie functies <strong>van</strong> een professionele associatie zijn besproken kan geformuleerd worden welkerol <strong>het</strong> GRI speelt als professionele associatie in <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces. Ten eerste geeft<strong>het</strong> GRI organisaties de mogelijkheid om in <strong>het</strong> multistakeholderproces te participeren en zich aanelkaar te kunnen presenteren. Het GRI wordt in dit onderzoek door respondenten gezien als een soortplatform waar organisaties bij elkaar komen en vervult hiermee de arenafunctie <strong>van</strong> een professioneleassociatie. <strong>De</strong> tweede functie <strong>van</strong> een professionele associatie wordt niet vervuld. Er kan niet afgeleidworden uit de uitspraken <strong>van</strong> de respondenten dat er door <strong>het</strong> GRI manieren en/of regels uitgedragenworden voor organisaties om zich te representeren. Ten derde legt <strong>het</strong> GRI aan verslaggevendeorganisaties nog geen verwachtingen <strong>op</strong>. <strong>De</strong> richtlijnen zijn nu <strong>van</strong> vrijblijvende aard, echter er zijntwee ontwikkelingen <strong>van</strong>uit <strong>het</strong> GRI die laten zien dat er wordt toegewerkt naar meer toezicht <strong>op</strong>naleving <strong>van</strong> de richtlijnen. <strong>De</strong> in accordance <strong>op</strong>tie in de 2002 versie en de in 2006 verwachte nieuweversie G3, laten zien dat <strong>het</strong> GRI in de toekomst meer de monitorfunctie zal gaan vervullen dan dat <strong>het</strong>nu doet. Tot besluit kan gezegd worden dat <strong>het</strong> GRI niet gezien kan worden als zuiver professioneleassociatie, maar dat er raakvlakken zijn.<strong>De</strong>cember 2005 70


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingHoofdstuk 7Conclusie, reflectie en aanbevelingen§ 7.1 InleidingNa <strong>het</strong> weergeven <strong>van</strong> <strong>het</strong> theoretische kader voor dit onderzoek en de resultaten <strong>van</strong> <strong>het</strong> empirischonderzoek in de voorafgaande hoofdstukken vier vijf en zes, is <strong>het</strong> nu <strong>van</strong> belang een antwoord teformuleren <strong>op</strong> de probleemstelling en de deelvragen. Hieronder wordt allereerst de probleemstellingherhaald. In paragraaf 7.2 wordt per deelvraag een antwoord geformuleerd om zo een uitspraak tekunnen doen betreffende de probleemstelling. In paragraaf 7.3 worden de conclusies <strong>van</strong> ditscriptieonderzoek weergegeven. Om dit hoofdstuk en deze scriptie af te ronden, zal in paragraaf 7.4een reflectie <strong>op</strong> <strong>het</strong> onderzoek worden gegeven en een aantal aanbevelingen voor vervolgonderzoekworden gedaan.<strong>De</strong> probleemstelling in dit onderzoek luidt:Wat is de <strong>invloed</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>Global</strong> <strong>Reporting</strong> <strong>Initiative</strong> als professionele associatie <strong>op</strong> <strong>het</strong><strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggeving <strong>van</strong>af haar <strong>op</strong>richting in1997?Om een antwoord <strong>op</strong> de probleemstelling te kunnen formuleren, worden in de volgende paragraaf dedeelvragen achtereenvolgend beantwoord.§ 7.2 SamenvattingOm tot een sluitend antwoord <strong>op</strong> de probleemstelling te komen wordt per deelvraag een conclusiegegeven.1. Hoe ziet een institutioneel veranderingsproces eruit?Uit de literatuurstudie is gebleken dat Greenwood et al. (2002) en duidelijk model hebben gemaaktvoor <strong>het</strong> proces <strong>van</strong> <strong>institutionele</strong> verandering <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> de beschrijving <strong>van</strong> <strong>het</strong>institutionaliseringsproces <strong>van</strong> Tolbert en Zucker (1996). Greenwood et al. (2002) hebben 6<strong>op</strong>eenvolgende fasen onderscheden, en voegden deïnstitutionalisatie toe aan <strong>het</strong> proces <strong>van</strong><strong>institutionele</strong> verandering. In dit onderzoek wordt een begrip aan <strong>het</strong> fasenmodel toegevoegd, namelijkmimicry (nabootsing). In een onderzoek <strong>van</strong> Parkhe (2003) gaf nabootsing een verklaring voor <strong>het</strong>gedrag <strong>van</strong> organisaties in de theoretiseringsfase. In dit onderzoek is <strong>het</strong> interessant om nabootsing in<strong>het</strong> model <strong>op</strong> te nemen, gezien <strong>het</strong> een verklaring kan geven voor <strong>het</strong> toenemende aantal rapporterendeorganisaties.<strong>De</strong>cember 2005 71


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggeving<strong>De</strong> fasen in <strong>het</strong> veranderingsproces in dit onderzoek zijn als volgt: I precipitating jolts(gebeurtenissen), II deïnstitutionalisatie, III preïnstitutionalisatie, IVa theoretisering, IVb nabootsing,V diffusie en VI reïnstitutionalisatie. Allereerst kunnen gebeurtenissen <strong>van</strong> sociale, technologische ofregulerende aard gevestigde gebruiken destabiliseren. Daarna verliezen ideeën aan betekenis doordeïnstitutionalisatie. Dan kunnen nieuwe actoren toetreden, bestaande actoren <strong>het</strong> organisationele veldverlaten of kan institutioneel ondernemerschap voorkomen. Vervolgens worden door organisaties,onafhankelijk <strong>van</strong> elkaar, nieuwe ideeën en mogelijkheden tot verandering voorgesteld in de fase <strong>van</strong>preïnstitutionalisatie. Nadien, in de theorestiseringsfase worden organisationele problemen specifiekgemaakt en getracht daaraan <strong>op</strong>lossingen te k<strong>op</strong>pelen. Dit proces kan gerechtvaardigd worden doormorele legitimiteit. Daarnaast kan organisatiegedrag verklaard worden door nabootsing, watverantwoord wordt door pragmatische legitimiteit. In de diffusiefase raken vernieuwde conceptenverspreid binnen organisaties. Tot slot worden in laatste fase, die <strong>van</strong> reïnstitutionalisatie, conceptenvolledig geïnstitutionaliseerd en voorzien <strong>van</strong> cognitieve legitimiteit. Concepten worden aangenomenals de manier <strong>van</strong> handelen en kunnen generaties overleven.2. Welke <strong>invloed</strong> kan een professionele associatie hebben <strong>op</strong> een institutioneelveranderingsproces?Associaties zijn instituten met gedeelde regels en kenmerken welke sociale actoren categoriseren. Opdeze manier maken sociale actoren hun activiteiten en relaties herkenbaar (Barley en Tolbert, 1997).In <strong>het</strong> onderzoek <strong>van</strong> Greenwood et al. (2002) is gebleken dat professionele associaties belangrijkeactoren zijn in <strong>het</strong> theoretiseringsproces <strong>van</strong> een <strong>institutionele</strong> verandering, omdat <strong>het</strong> regulerendeorganen zijn. Zij kunnen <strong>van</strong> <strong>invloed</strong> zijn in <strong>het</strong> doen ontstaan en helpen <strong>van</strong> vormgeven <strong>van</strong> nieuweconcepten. Daarnaast is Balla (2001) <strong>van</strong> mening dat professionele associaties <strong>invloed</strong> kunnenuitoefenen <strong>op</strong> de verspreiding <strong>van</strong> beleid binnen een organisationeel veld. Eveneens kunnenvernieuwingen door participatie in een professionele associatie gead<strong>op</strong>teerd worden.Professionele associaties kunnen drie functies vervullen en zo <strong>van</strong> <strong>invloed</strong> zijn <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong>veranderingsproces. <strong>De</strong> eerst functie is die <strong>van</strong> een arena of discussieplatform, waarbinnenorganisaties met elkaar kunnen communiceren en zich aan elkaar kunnen laten zien. <strong>De</strong> rol <strong>van</strong> eenprofessionele associatie ligt in <strong>het</strong> aanbieden <strong>van</strong> een kader en in <strong>het</strong> onderhouden <strong>van</strong>overeenkomsten tussen organisaties (Greenwood et al., 2002). <strong>De</strong> tweede functie is als medium terrepresentatie. Professionele associaties kunnen omgangsvormen voor hun leden <strong>op</strong>stellen en bijstellen.Zo kunnen de associaties <strong>op</strong>treden als onderhandelende en representatieve organen, en de manierbepalen waar<strong>op</strong> gemeenschappen zich presenteren aan anderen in <strong>het</strong> organisationele veld.(Greenwood et al., 2002). <strong>De</strong> laatste functie is de monitorfunctie, waarmee professionele associatieseen belangrijke rol kunnen spelen is <strong>het</strong> normatief en/of dwingend monitoren <strong>van</strong> de naleving <strong>van</strong><strong>op</strong>gelegde verwachtingen. Door training, certificering en andere processen kunnen <strong>op</strong>vattingen en<strong>De</strong>cember 2005 72


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevinggebruiken worden gereproduceerd en aangenomen worden als <strong>van</strong>zelfsprekend (Greenwood et al.,2002).3. Welke ontwikkelingen zijn er geweest in duurzaamheidsverslaggeving na 1997?Uit <strong>het</strong> onderzoek is gebleken dat er een aantal ontwikkelingen zijn geweest <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong>duurzaamheidsverslaggeving. In dit antwoord worden de ontwikkelingen aangaande de samenstelling<strong>van</strong> de rapporten, de regelgeving aangaande verslaggeving en de ontwikkelingen betreffende <strong>het</strong><strong>Global</strong> <strong>Reporting</strong> <strong>Initiative</strong> in <strong>het</strong> kort weergegeven.Uit herhaaldelijk internationaal onderzoek <strong>van</strong> KPMG (2005) over corporate social responsibilityverslaggeving blijkt dat er een verandering waarneembaar is in de structuur <strong>van</strong> rapporten over nietfinanciëlegegevens. Na louter rapporteren over milieuprestaties werden steeds vaker sociale gegevenstoegevoegd. In 1999 publiceerden 35% <strong>van</strong> de G250 en 24% <strong>van</strong> de N100 over de triple p in hun nietfinanciëlerapporten. Sinds 1999 ging aldus de focus <strong>van</strong> milieu en sociaal over naar duurzaamheid.Steeds meer ondernemingen publiceerden duurzaamheidsverslagen om niet-financiële gegevens tepresenteren aan hun stakeholders. In 2005 rapporteerde 52% <strong>van</strong> de G250 en 33% <strong>van</strong> de N100 eenduurzaamheidsverslag. Ten <strong>op</strong>zicht <strong>van</strong> 2002 betekend dat een stijging <strong>van</strong> 15,5% voor de G250 eneen stijging <strong>van</strong> ruim 30 % voor de N100.Op <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong> wetgeving over duurzaamheidsverslaggeving zijn nog niet veel ontwikkelingen inNederland. Wel is er in de Wet milieubeheer in 1999 een onderdeel <strong>op</strong>genomen door de overheid, dataan 250 Nederlandse organisaties verplicht stelde dat <strong>het</strong> voor de overheid, maar ook voor <strong>het</strong> publiekeen milieuverslag moest <strong>op</strong>stellen. Uit <strong>het</strong> onderzoek kwam naar voren dat een respondent dezeaanpassing in de Wet milieubeheer als een onbedoelde positieve stimulans <strong>van</strong> de overheid zag omorganisaties bewust te maken <strong>van</strong> transparantie tegenover stakeholders. Organisaties zijn door dezeverplichting begonnen met <strong>het</strong> rapporteren over milieuprestaties. Een recente ontwikkeling, <strong>van</strong> 25november 2005, laat zien dat in <strong>het</strong> Nederlandse burgerlijk wetboek is <strong>op</strong>genomen dat <strong>van</strong>afverslagjaar 2005 informatie over niet-financiële onderwerpen vastgelegd dient te worden in <strong>het</strong>directieverslag <strong>van</strong> een onderneming. <strong>De</strong>ze wijziging in de wet is gedaan <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> de R400 <strong>van</strong> deRaad <strong>van</strong> Jaarverslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen, waarvoor de Eur<strong>op</strong>esemoderniseringsrichtlijn als uitgangspunt heeft gediend (NIVRA, 2005).Naast algemene ontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving, zijn er ook ontwikkelingen naarvoren gekomen in <strong>het</strong> onderzoek die specifiek zijn voor <strong>het</strong> GRI. Door de groeiende vraag naar eeninternationale standaard voor duurzaamheidsverslaggeving werd in 1997 door Ceres en UNEP <strong>het</strong><strong>Global</strong> <strong>Reporting</strong> <strong>Initiative</strong> <strong>op</strong>gericht. Door gebruik te maken <strong>van</strong> een multistakeholderproces kwamenzij in 2000 met de eerste versie GRI richtlijnen voor duurzaamheidsverslaggeving. Na een gehele<strong>De</strong>cember 2005 73


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingherziening werd in 2002 de tweede versie gepubliceerd. Door <strong>het</strong> toepassen de multistakeholderbenadering worden veel stakeholders betrokken in <strong>het</strong> proces <strong>van</strong> ontwikkelen <strong>van</strong> de richtlijnen enwordt consensus nagestreefd. Op dit moment werken <strong>het</strong> GRI en de bij <strong>het</strong> proces betrokkenstakeholders, samen aan <strong>het</strong> ontwikkelen <strong>van</strong> de derde versie richtlijnen welke in 2006 zullenuitkomen. <strong>De</strong>ze G3 bevat ge<strong>op</strong>timaliseerde indicatoren, er worden nieuwe technieken toegepast en erwordt meer aandacht besteedt aan <strong>het</strong> begeleiden en coachen <strong>van</strong> gebruikers.4. Welke actoren zijn <strong>van</strong> <strong>invloed</strong> geweest <strong>op</strong> de ontwikkelingen induurzaamheidsverslaggeving?In totaal hebben de respondenten in de interviews 33 verschillende actoren genoemd die <strong>van</strong> <strong>invloed</strong>zijn geweest <strong>op</strong> de ontwikkelingen in duurzaamheidverslaggeving. Uit <strong>het</strong> empirisch onderzoek isgebleken dat NGOs, de overheid, accountants- en adviesbureaus en ondernemingen de meestgenoemde actoren zijn.Allereerst hebben NGOs <strong>invloed</strong> <strong>op</strong> de ontwikkelingen gehad, doordat zij transparantie enaansprakelijkheid <strong>van</strong> organisaties eisen over milieu, sociale en economischeprestaties door druk uit teoefenen <strong>op</strong> deze organisaties. Op deze manier moedigen zij organisaties aan om <strong>het</strong> rapporteren overniet-financiële gegevens <strong>op</strong> te pakken, door gebruik te maken <strong>van</strong> duurzaamheidsverslaggeving.<strong>De</strong> tweede actor, de overheid, wordt veel genoemd door respondenten. Echter heeft de overheidvolgens de meeste respondenten beperkt <strong>invloed</strong> uitgeoefend <strong>op</strong> de ontwikkelingen induurzaamheidsverslaggeving. <strong>De</strong> inmenging <strong>van</strong> de overheid ligt vooral in <strong>het</strong> ondersteunen <strong>van</strong>initiatieven die duurzaam ondernemen stimuleren. Zo kunnen zij <strong>op</strong> een indirecte manier bedrijvenbewust maken <strong>van</strong> hun maatschappelijke verantwoordelijkheid. Een andere indirecte manier <strong>van</strong>bevorderen <strong>van</strong> rapporteren over niet-financiële gegevens is de aanvulling in de Wet milieubeheervoor verplichte publieke- en overheidsverslaglegging voor 250 ondernemingen in Nederland. Middelsdeze wet zijn meer bedrijven actief geworden in rapporteren over milieu, en zijn deze organisatieslater ook gaan nadenken over sociale en economische prestaties. Volgens <strong>het</strong> GRI zal de overheid inde toekomst meer <strong>invloed</strong> kunnen uitoefenen door te zorgen voor meer regulering <strong>op</strong> gebied <strong>van</strong>verslaggeving. Een eerste stap is recentelijk gemaakt door een toevoeging in <strong>het</strong> burgerlijk wetboek.Volgens deze wet dienen bepaalde organisaties in hun directieverslag onderwerpen <strong>op</strong> te nemen die<strong>van</strong> niet-financiële aard zijn.Accountants- en adviesorganisaties zijn de derde meest genoemde actor, die <strong>invloed</strong> hebben gehad <strong>op</strong>de ontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving. Zo stimuleren en adviseren deze organisaties huncliënten in duurzaam ondernemen en duurzaamheidsverslaggeving. Verder zijn accountants- enadviesbureaus betrokken bij <strong>het</strong> ontwikkelen <strong>van</strong> nieuwe richtlijnen, en dragen <strong>op</strong> deze manier bij met<strong>De</strong>cember 2005 74


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevinghun kennis. <strong>De</strong>ze organisaties hebben voornamelijk <strong>invloed</strong> <strong>op</strong> ondernemingen die zij adviseren overduurzaamheid en duurzaamheidsverslaggeving, doordat al adviserende organisaties een bepaalderichting uit kunnen sturen.Vervolgens heeft de actor ondernemingen, ofwel de rapporterende organisaties, eveneens <strong>invloed</strong>gehad <strong>op</strong> de ontwikkelingen. Er zijn een aantal voorl<strong>op</strong>ers geweest in verslaglegging over sociale,economische en milieuprestaties, welke actief hebben deelgenomen in <strong>het</strong> ontwikkelingsproces voorde richtlijnen voor duurzaamheidsverslaggeving. Hier wordt vooral genoemd dat er is deelgenomen in<strong>het</strong> feedback proces <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI om verbeteringen aan te brengen in de GRI richtlijnen. <strong>De</strong>ondernemingen zijn de uiteindelijke gebruikers <strong>van</strong> richtlijnen voor duurzaamheidsverslaggeving enzijn daardoor goed <strong>op</strong> de hoogte welke informatie hun stakeholders in een duurzaamheidsverslagwensen. Niet alleen zijn Nederlandse ondernemingen inhoudelijk met <strong>het</strong> ontwikkelen <strong>van</strong> richtlijnenbezig geweest. Ook hebben zij actief gelobbyd om de organisatie GRI naar Nederland te krijgen, zodatduurzaamheid in Nederland meer bekendheid heeft gekregen.5. Welke <strong>invloed</strong> heeft <strong>het</strong> <strong>Global</strong> <strong>Reporting</strong> <strong>Initiative</strong> <strong>op</strong> de ontwikkelingen induurzaamheidsverslaggeving?Uit <strong>het</strong> empirische onderzoek is gebleken dat vijf respondenten de <strong>invloed</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> deontwikkelingen, vooral tot uiting zien komen in de standaard die <strong>het</strong> GRI heeft gevormd voorduurzaamheidsverslaggeving. Het GRI heeft rapporteren over economische, sociale enmilieuprestaties met de GRI richtlijnen toegankelijker gemaakt voor ondernemingen. Eveneens heeft<strong>het</strong> GRI mogelijk gemaakt dat gegevens <strong>van</strong> organisaties eenvoudig onderling vergeleken kunnenworden. Verder wordt <strong>het</strong> GRI steeds actiever om de richtlijnen te stimuleren bij bedrijven, met alsdoel dat er meer organisaties zijn die de GRI richtlijnen gebruiken om te rapporteren. Daarnaast merkteen respondent <strong>op</strong> dat er voor organisaties die over duurzaamheid willen rapporteren, buiten de GRIrichtlijnen niet veel andere richtlijnen met eenzelfde kaliber beschikbaar zijn. Op die manier kunnenondernemingen bijna niet om de GRI richtlijnen heen. Ook oefent <strong>het</strong> GRI <strong>invloed</strong> uit door gebruik temaken <strong>van</strong> <strong>het</strong> multistakeholderproces. Met deze methode betrekt <strong>het</strong> GRI bedrijven in <strong>het</strong>ontwikkelingsproces, waardoor deze bedrijven gestimuleerd worden om de GRI richtlijnen tegebruiken bij <strong>het</strong> <strong>op</strong>stellen <strong>van</strong> hun eigen rapporten. Een respondent geeft aan dat <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> dezemanier <strong>invloed</strong> heeft gehad <strong>op</strong> de ontwikkelingen. Het GRI biedt een platform waar ze samen metbelanghebbenden informatie kunnen uitwisselen over de vorm en inhoud <strong>van</strong> de richtlijnen en dezeverder kunnen ontwikkelen.Recente onderzoeken tonen eveneens aan dat <strong>het</strong> GRI <strong>invloed</strong> heeft gehad <strong>op</strong> de ontwikkelingen induurzaamheidsverslaggeving. Kamp-Roeland (2002) meldt in haar onderzoek dat 76% <strong>van</strong> 50gepubliceerde maatschappelijke verslagen uit 2001/2002 <strong>van</strong> ondernemingen verspreid over<strong>De</strong>cember 2005 75


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingverschillende sectoren wereldwijd, haar rapport heeft gebaseerd <strong>op</strong> de GRI richtlijnen. Kolk (2002)geeft aan dat 36% <strong>van</strong> 112 ondernemingen <strong>van</strong> de G250, met een niet-financieel rapport dit met deGRI richtlijnen als basis had gemaakt. Twee jaar later vat Kolk (2004) samen dat de <strong>invloed</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong>GRI <strong>op</strong> de ontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving vooral ligt in <strong>het</strong> stimuleren en<strong>op</strong>timaliseren <strong>van</strong> de kwaliteit, standvastigheid en nut <strong>van</strong> duurzaamheidsverslaggeving.6. Hoe is <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggeving verl<strong>op</strong>en?<strong>De</strong> geïnterviewden in dit scriptieonderzoek hebben aangegeven dat <strong>van</strong>af de jaren ’80 een aantalgebeurtenissen <strong>van</strong> sociale en regulatieve aard zijn voorgevallen. <strong>De</strong>ze precipitating jolts hebbenondernemingen doen beseffen dat duurzaam ondernemen en verslaggeving daarover steedsbelangrijker werden. Een voorbeeld <strong>van</strong> een sociale gebeurtenis is de internationale discussie overduurzaam ondernemen, die onder meer door de Brundtland Commissie in 1987 en later <strong>op</strong> de Rioconferentiein 1992 heeft geleid tot meer internationale bewustwording over duurzaamheid. Eenaanstoot tot nadenken <strong>op</strong> regulatief gebied is bijvoorbeeld gegeven door de internationale afspraken inOESO verband. Midden jaren ’90 hebben regeringen door toedoen <strong>van</strong> de OESO de druk enregelgeving <strong>op</strong> <strong>het</strong> bedrijfsleven moeten <strong>op</strong>voeren betreffende duurzaam ondernemen. In deze fase<strong>van</strong> <strong>institutionele</strong> verandering, precipitating jolts, <strong>van</strong> <strong>het</strong> model <strong>van</strong> Greenwood et al. (2002) is noggeen sprake <strong>van</strong> duurzaamheidsverslaggeving. Er werden verschillende manieren <strong>van</strong> rapporteren overniet-financiële gegevens naast elkaar gebruikt, waaronder sociale verslagen, milieuverslagen en EHSrapporten.In de tweede fase <strong>van</strong> een institutioneel veranderingsproces, de deïnstitutionalisatie fase, vond er eenverschuiving plaats in behoefte aan informatie over organisatieprestaties. Dit kwam mede tot uiting inde internationale discussie die gevoerd werd door organisaties als UNEP, <strong>Global</strong> Compact, WorldBusiness Council, OESO en later AccountAbility over de noodzaak voor te nieuw te ontwikkelenstandaard in duurzaamheidsverslaggeving. Een aantal organisaties heeft hieraan gehoor gegeven enheeft bijvoorbeeld richtlijnen of een gedragscode ontwikkeld. In dit onderzoek staat <strong>het</strong> GRI en deGRI richtlijnen voor duurzaamheidsverslaggeving centraal. Het doel <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI was omstandaardisatie te brengen in verschillende mogelijkheden voor rapporteren. Zogezegd hebben volgensde respondenten in deze fase geen actoren <strong>het</strong> organisationele veld verlaten, wel zijn een aantal nieuweactoren in <strong>het</strong> organisationele veld toegetreden, namelijk organisaties die actief werden metduurzaamheidsverslaggeving. Verder hebben een aantal ondernemingen institutioneel leiderschapvertoond, doordat zij als k<strong>op</strong>l<strong>op</strong>ende organisatie in Nederland overgingen <strong>van</strong> degedeïnstitutionaliseerde vormen <strong>van</strong> verslaggeving naar duurzaamheidsverslaggeving. Andereorganisaties hebben deze ontwikkeling gadegeslagen en namen dit voorbeeld later over.<strong>De</strong>cember 2005 76


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingIn de preïnstitutionalisatie fase <strong>van</strong> een <strong>institutionele</strong> verandering worden nieuwe ideeën aangedragenom de problemen <strong>van</strong> organisaties <strong>op</strong> te lossen. Het probleem waar<strong>van</strong> in dit onderzoek sprake is, is detoenemende vraag <strong>van</strong>uit de maatschappij naar meer transparantie <strong>van</strong>uit <strong>het</strong> bedrijfsleven. Daardoorwerd <strong>het</strong> voor ondernemingen onontkoombaar om meer <strong>op</strong>enheid te bieden over sociale, economischeen milieuprestaties. Om gehoor te geven aan de vraag <strong>van</strong>uit de maatschappij, gingen bedrijvenmanieren zoeken om bedrijfsgegevens te rapporteren aan hun stakeholders. Dit onderzoek laat zien dater meerdere organisaties actief zijn geweest in aanbieden <strong>van</strong> een <strong>op</strong>lossing aan ondernemingen,waaronder de OESO, GRI, Ceres en AccountAbility. Zij hebben richtlijnen ontwikkeld voororganisaties om hulp te bieden bij <strong>het</strong> rapporteren over duurzaamheid.<strong>De</strong> vierde fase <strong>van</strong> een proces <strong>van</strong> <strong>institutionele</strong> verandering is theoretisering, waarin <strong>op</strong>lossingenworden gek<strong>op</strong>peld aan problemen. Organisaties zochten een <strong>op</strong>lossing voor <strong>het</strong> probleem datstakeholders meer <strong>op</strong>enheid <strong>van</strong> organisaties eisten over hun prestaties, beleid en strategie. In ditonderzoek is gekeken naar de GRI richtlijnen. Over de jaren heen zijn steeds meer organisaties de GRIrichtlijnen gaan gebruiken als basis voor hun duurzaamheidsverslagen. Wat betekent dat steeds meerorganisaties de GRI richtlijnen als een <strong>op</strong>lossing voor hun probleem zagen. <strong>De</strong> k<strong>op</strong>peling <strong>van</strong> een<strong>op</strong>lossing aan een probleem kan verklaard worden doordat organisaties morele legitimiteit toekennenaan <strong>het</strong> GRI. In dit onderzoek heeft een aantal organisaties aangegeven dat zij de <strong>op</strong>richting <strong>van</strong> <strong>het</strong>GRI, en de verhuizing <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI naar Nederland gestimuleerd hebben. Daarnaast heeft een aantalorganisaties <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> de GRI richtlijnen aanbevolen aan Nederlandse ondernemingen. Op dezemanier is consequential legitimiteit verleend aan <strong>het</strong> GRI door een aantal respondenten. Ook eenandere vorm <strong>van</strong> legitimiteit is verleend aan <strong>het</strong> GRI, namelijk procedural morele legitimiteit. Uitrecente onderzoeken (Kamp-Roeland, 2002; Kolk, 2002) is gebleken dat steeds meer ondernemingenhun duurzaamheidsverslag baseren <strong>op</strong> de GRI richtlijnen. Bovendien is er in dit onderzoek éénrespondent die aangeeft dat zijn organisaties een intern informatiesysteem heeft ontwikkeld. Dit is ookeen manier om procedural legitimiteit te verlenen aan <strong>het</strong> GRI.Behalve dat organisaties morele legitimiteit hebben toegekend aan <strong>het</strong> GRI, kunnen organisatiespragmatische legitimiteit toekennen aan een concept en wel in de nabootsing fase. Een eerderonderzoek (Ernst & Young , 1994 in Jennings en Zandbergen 1995) heeft aangetoond dat organisatiesgebruiken met erkende waarde of welke gezien worden als een nieuwe standaard, gemakkelijkk<strong>op</strong>iëren <strong>van</strong> gelijke organisaties, met name wanneer er geen sprake is <strong>van</strong> directe druk <strong>van</strong>uit deoverheid. In dit onderzoek heeft de overheid geen directe <strong>invloed</strong>, dus kan bekeken worden oforganisaties <strong>het</strong> concept, de GRI richtlijnen voor duurzaamheidsverslaggeving eenvoudig <strong>van</strong> elkaarovernemen. Uit dit onderzoek is gebleken dat organisaties naar elkaar kijken wanneer <strong>het</strong> gaat omduurzaamheidsverslaggeving. <strong>De</strong> belangrijkste redenen die naar voren komen zijn, dat bedrijven graagkijken naar ‘best practices’ en naar de richting welke andere organisaties <strong>op</strong>gaan. Goede ideeën uit<strong>De</strong>cember 2005 77


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingrapporten worden overgenomen en slechte ideeën worden gesignaleerd. Een meerderheid <strong>van</strong>respondenten geeft aan dat zij vaak goede ideeën overnemen of nabootsen, maar benadrukken datuniek blijven voor hen <strong>het</strong> allerbelangrijkst is. Duidelijk is dat in lijn met <strong>het</strong> hierboven genoemdeonderzoek (Ernst & Young 1994; in Jennings en Zandbergen, 1995), organisaties ideeën <strong>van</strong> elkaarimiteren als <strong>het</strong> gaat om duurzaamheidsverslaggeving in <strong>het</strong> algemeen. Echter is <strong>het</strong> uit <strong>het</strong> onderzoekniet naar voren gekomen dat ondernemingen de GRI richtlijnen zijn gaan gebruiken om dat andere,succesvollere organisaties deze richtlijnen gebruiken. Er zijn wel een aantal manieren waar<strong>op</strong>organisaties pragmatische legitimiteit verlenen aan <strong>het</strong> GRI. Het GRI is erg actief in <strong>het</strong> bevredigen<strong>van</strong> de behoeften <strong>van</strong> haar stakeholders. K<strong>op</strong>l<strong>op</strong>ende Nederlandse organisaties zijn medebetrokken bij<strong>het</strong> multistakeholderproces <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI en hebben zo de inspraak in <strong>het</strong> ontwikkelen <strong>van</strong> richtlijnendie zij wensen. Daarnaast de rapporterende organisaties in dit onderzoek gebruik <strong>van</strong> de GRIrichtlijnen wanneer zij rapporteren over sociale, economische en milieuprestaties. Op deze manierwordt door deze organisaties exchange legitimiteit toegekend aan <strong>het</strong> GRI. Een tweede vorm <strong>van</strong>legitimiteit, influence legitimiteit, wordt aan <strong>het</strong> GRI verleend doordat organisaties participeren in <strong>het</strong>doel <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI. Doordat organisaties meewerken in <strong>het</strong> mulistakeholderproces dragen zij bij aan <strong>het</strong>bereiken <strong>van</strong> een standaard voor duurzaamheidsverslaggeving.<strong>De</strong> volgende fase is de diffusie fase. Uit <strong>het</strong> onderzoek blijkt dat de GRI richtlijnen steeds meerverspreid geraken binnen <strong>het</strong> bedrijfsleven. Door een aantal respondenten in dit onderzoek worden derichtlijnen gezien als een standaard of uitgangspunt voor duurzaamheidsverslaggeving. Daartegenoverstaat dat andere deelnemers aan <strong>het</strong> onderzoek melden dat er weinig andere mogelijkheden zijn die alsleidraad kunnen dienen bij duurzaamheidsverslaggeving. Aldus zijn de richtlijnen niet volledigverspreidt binnen <strong>het</strong> bedrijfsleven.In de laatste fase, de reïnstitutionalisatie fase kunnen concepten volledig geobjectiveerd raken, watbetekend dat die concepten geheel geïnstitutionaliseerd zijn. Het is duidelijk uit de resultaten <strong>van</strong> ditonderzoek af te leiden dat de GRI richtlijnen nog niet geobjectiveerd zijn. Er is door organisaties geencognitieve legitimiteit verleend aan <strong>het</strong> GRI, met als belangrijkste reden dat de GRI richtlijnen nogniet <strong>op</strong>timaal functioneel geacht worden.7. Heeft <strong>het</strong> <strong>Global</strong> <strong>Reporting</strong> <strong>Initiative</strong> als professionele associatie een rol gespeeld in <strong>het</strong><strong>institutionele</strong> veranderingsproces?In dit onderzoek is naar voren gekomen dat <strong>het</strong> GRI niet gezien kan worden als een zuiverprofessionele associatie, omdat niet alle functies volledig worden vervuld door <strong>het</strong> GRI. Echter zijn ervoldoende overeenkomsten tussen <strong>het</strong> GRI en een professionele associatie om een antwoord teformuleren <strong>op</strong> de vraag.<strong>De</strong>cember 2005 78


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingAllereerst heeft <strong>het</strong> GRI <strong>invloed</strong> gehad <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces doordat <strong>het</strong> aanuiteenl<strong>op</strong>ende belanghebbende organisaties de mogelijkheid biedt om in <strong>het</strong> multistakeholderprocesdeel te nemen. Op deze manier kunnen participerende organisaties zich aan elkaar presenteren enelkaar informeren over ideeën en werkwijzen. Door een respondent wordt <strong>het</strong> GRI gezien als eenplatform waar organisaties bij elkaar kunnen komen. Aan de ene kant betrekt <strong>het</strong> GRI met dearenafunctie organisaties in de ontwikkelingen <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong> duurzaamheidsverslaggeving,waardoor er consensus ontstaat bij organisaties. En aan de andere kant is <strong>het</strong> GRI in de gelegenheidom de richtlijnen promoten bij de belanghebbenden organisaties.Uit <strong>het</strong> onderzoek is niet gebleken dat <strong>het</strong> GRI de representatiefunctie vervult. Het is niet uit degesprekken met de respondenten af te leiden dat <strong>het</strong> GRI manieren en/of regels verkondigt aan haarstakeholders, zodat organisaties met die regels zich aan elkaar kunnen representeren.Om de richtlijnen voor duurzaamheidsverslaggeving verder te ontwikkelen, is <strong>het</strong> GRI <strong>van</strong> mening datde richtlijnen in de nabije toekomst nog niet aan banden gelegd moeten worden. Door de richtlijnenvrijblijvend <strong>van</strong> aard te houden, legt <strong>het</strong> GRI aan verslaggevende organisaties geen verwachtingen <strong>op</strong>.Echter vertonen recente ontwikkelingen tekenen <strong>van</strong> meer controle in de toekomst. Allereerst biedt <strong>het</strong>GRI in de 2002 versie de in accordance <strong>op</strong>tie aan rapporterende organisaties. Ten tweede verschijnt in2006 een nieuwe versie richtlijnen, de G3. Het GRI zal hierin geen regels ter naleving <strong>op</strong>stellen.Echter heeft <strong>het</strong> GRI aangegeven dat er <strong>van</strong>uit de overheid in de toekomst meer regelgeving voorverslaggeving te verwachten is. Het GRI zal daar<strong>op</strong> anticiperen en in de toekomst steeds meer eenmonitorfunctie gaan vervullen.Greenwood et al. (2002) stellen dat professionele associaties naast een conservatieve rol, ook eenhervormende rol kunnen vervullen, aangezien zij een significante rol spelen bij <strong>het</strong> legitimeren <strong>van</strong><strong>institutionele</strong> verandering. In dit onderzoek is <strong>het</strong> GRI maar een bescheiden rol te geven in <strong>het</strong>legitimeren <strong>van</strong> de <strong>institutionele</strong> verandering.§ 7.3 ConclusieHet uiteindelijke doel <strong>van</strong> <strong>het</strong> onderzoek, zoals uiteengezet in paragraaf 3.1, was <strong>het</strong> leveren <strong>van</strong> eenbijdrage aan de kennis over duurzaamheidsverslaggeving, <strong>institutionele</strong> verandering en de rol <strong>van</strong> <strong>het</strong>GRI daarin. Om zover te komen zijn in de vorige paragraaf antwoorden geformuleerd <strong>op</strong> dedeelvragen. Nu volgt een antwoord <strong>op</strong> de probleemstelling:<strong>De</strong>cember 2005 79


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingWat is de <strong>invloed</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>Global</strong> <strong>Reporting</strong> <strong>Initiative</strong> als professionele associatie <strong>op</strong> <strong>het</strong><strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggeving <strong>van</strong>af haar <strong>op</strong>richting in1997?Allereerst heeft <strong>het</strong> <strong>Global</strong> <strong>Reporting</strong> <strong>Initiative</strong> <strong>invloed</strong> gehad <strong>op</strong> de ontwikkelingen induurzaamheidsverslaggeving, zoals is gebleken uit <strong>het</strong> empirische onderzoek. Door de richtlijnensamen met stakeholders met uiteenl<strong>op</strong>ende achtergronden samen te stellen hebben zijduurzaamheidsverslaggeving een bepaalde richting uit kunnen sturen. Doordat <strong>het</strong> GRI stakeholdersbetrekt in <strong>het</strong> ontwikkelingsproces worden ondernemingen gestimuleerd de richtlijnen te gebruiken. Erzijn dan ook steeds meer organisaties die de richtlijnen als basis voor niet-financiële verslaggevingnemen.In dit onderzoek is ook de <strong>invloed</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces induurzaamheidsverslaggeving besproken. In de preïnstitutionalisatie fase heeft <strong>het</strong> GRI <strong>invloed</strong>uitgeoefend door richtlijnen voor duurzaamheidsverslaggeving uit te brengen die toepasbaar warenvoor ondernemingen wereldwijd. Er is ook aangetoond dat in de theoretiserings- en nabootsingfaseaan <strong>het</strong> GRI legitimiteit is toegekend door organisaties. <strong>De</strong> toevoeging <strong>van</strong> nabootsing aan <strong>het</strong> model<strong>van</strong> Greenwood et al. (2002) door Parkhe (2003) is dan ook <strong>van</strong> waarde gebleken in dit onderzoek.Nederlandse ondernemingen blijken ideeën <strong>van</strong> elkaar te imiteren als <strong>het</strong> gaat overduurzaamheidsverslaggeving in <strong>het</strong> algemeen, zoals ook eerder is aangetoond in een onderzoek <strong>van</strong>Ernst en Young (1995; in Jennings en Zandbergen). <strong>De</strong> GRI richtlijnen raken steeds verder verspreiden geaccepteerd binnen <strong>het</strong> bedrijfsleven, maar worden nog niet als <strong>van</strong>zelfsprekend aangenomen.Ten derde is uit <strong>het</strong> onderzoek gebleken dat <strong>het</strong> GRI <strong>invloed</strong> heeft gehad <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong>veranderingsproces door een aantal functies <strong>van</strong> een professionele associatie te vervullen, hoewel zijneen niet zuiver professionele organisatie is. Het GRI ontwikkelt de richtlijnen met behulp <strong>van</strong> eenmultistakeholderproces. Daardoor is zij in de gelegenheid consensus te creëren bij organisaties over derichtlijnen en zo <strong>het</strong> gebruik indirect te promoten bij organisaties. Als monitor oefent <strong>het</strong> GRI noggeen <strong>invloed</strong> uit <strong>op</strong> rapporterende organisaties. Een respondent <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI heeft echter aangegevendat er meer overheidsinmenging in duurzaamheidsverslaggeving <strong>het</strong> vooruitschiet ligt. <strong>De</strong> GRIrichtlijnen zouden dan kunnen dienen als een standaard waar<strong>op</strong> de overheid de regelgeving baseert.Het GRI heeft geen significante rol gehad in dit onderzoek bij <strong>het</strong> legitimeren <strong>van</strong> verandering. Voor<strong>het</strong> GRI is daardoor geen hervormende rol weggelegd, zoals uit eerder onderzoek (Greenwood et al.,2002) wel bleek voor professionele associaties. In dit onderzoek is neergezet dat <strong>het</strong> GRI als nietzuiver professionele associatie de ad<strong>op</strong>tie <strong>van</strong> vernieuwingen mogelijk maakt door <strong>het</strong> gebruiken <strong>van</strong><strong>het</strong> multistakeholderproces, zoals dit eerder al is aangetoond in een onderzoek <strong>van</strong> Balla (2001).<strong>De</strong>cember 2005 80


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingDoordat organisaties actief de richtlijnen mee ontwikkelen in <strong>het</strong> multistakeholderproces nemenorganisaties makkelijker nieuwe ideeën over.Uit <strong>het</strong> voorgaande uitgebreide antwoord <strong>op</strong> de probleemstelling kan geconcludeerd worden dat <strong>het</strong><strong>Global</strong> <strong>Reporting</strong> <strong>Initiative</strong> als professionele associatie <strong>invloed</strong> heeft gehad <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong>veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggeving. <strong>De</strong>ze <strong>invloed</strong> wordt vooral duidelijk met <strong>het</strong>multistakeholder principe. Het GRI betrekt belanghebbende partijen in haar processen en in <strong>het</strong>ontwikkelen <strong>van</strong> richtlijnen voor duurzaamheidsverslaggeving.§ 7.4 Reflectie en aanbevelingenAan <strong>het</strong> einde <strong>van</strong> deze scriptie worden een aantal beperkingen <strong>van</strong> <strong>het</strong> empirische onderzoek naarvoren gebracht. Allereerst zijn in dit exploratieve onderzoek data verzameld door interviews te houdenmet respondenten bij Nederlandse organisaties met een verschillende achtergrond. Enkel dertienrespondenten <strong>van</strong> verschillende soorten organisaties zijn in dit onderzoek <strong>op</strong>genomen. Daarbij zijndrie verschillende interviews gebruikt; een versie voor stakeholders, een versie voor rapporterendestakeholders en een versie voor <strong>het</strong> GRI. Hierdoor zijn de onderzoeksresultaten moeilijkgeneraliseerbaar naar de bredere omgeving. Een tweede beperking in <strong>het</strong> onderzoek is de manier <strong>van</strong>vraagstelling in de interviews. Uit de literatuur zijn een aantal theoretische concepten omgevormd viaindicatoren naar <strong>op</strong>en interviewvragen. Dit is een subjectief proces, waardoor <strong>het</strong> mogelijk is dat nietalle theoretische concepten <strong>op</strong>genomen zijn in de interviews. Een derde beperking <strong>van</strong> <strong>het</strong> onderzoekis dat de interviewdata verwerkt en geanalyseerd zijn door één onderzoeker. Hoewel de interviewsnaar de respondenten gestuurd zijn ter controle om interne validiteit te waarborgen, heeft deonderzoeker individueel de interviewdata verwerkt in matrices. Hierdoor is wederom sprake <strong>van</strong> eensubjectief proces. Daarnaast zijn de uitspraken die gedaan zijn in dit onderzoek zijn niet voldoendebetrouwbaar. Een reden hiervoor is dat niet voldoende respondenten geraadpleegd zijn ombetrouwbare uitspaken te doen. Als laatste kan gezegd worden dat <strong>het</strong> onderzoek lastig te vergelijkenis met eerdere onderzoeken (Balla, 2001; Greenwood et al., 2002) doordat <strong>het</strong> GRI een niet zuiverprofessionele associatie is.Tot slot <strong>van</strong> dit scriptieonderzoek kan gezegd worden dat duurzaam ondernemen enduurzaamheidsverslaggeving een steeds belangrijkere plaats innemen in onze maatschappij. Daardooris <strong>het</strong> <strong>van</strong> belang om meer inzicht te krijgen in dit vakgebied door aandacht te besteden aan nieuw ofverdiepend onderzoek. Daarbij kunnen de hiervoor genoemde beperkingen in eventueelvervolgonderzoek worden uitgewerkt. Bijvoorbeeld kan de <strong>invloed</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI, tegenover de <strong>invloed</strong><strong>van</strong> andere actoren <strong>op</strong> de ontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving worden onderzocht door eengrotere steekproef te nemen. Tevens is <strong>het</strong> interessant om een kwantitatieve analyse uit te voerentussen <strong>het</strong> GRI en een andere organisatie die richtlijnen heeft ontwikkeld voor<strong>De</strong>cember 2005 81


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingduurzaamheidsverslaggeving. Er kan dan gekeken worden welke verschillen, welke overeenkomstenen welke <strong>invloed</strong> zij hebben <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggeving.Daarnaast kan <strong>het</strong> zinvol zijn om de rol <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI als professionele associatie en de daaraanverbonden mogelijkheden verder verkennend te onderzoeken. In de toekomst is <strong>het</strong> namelijk mogelijkdat <strong>het</strong> GRI meer toe gaat zien <strong>op</strong> naleving <strong>van</strong> de GRI richtlijnen. Verder kunnen in verkennendonderzoek de <strong>op</strong>ties bekeken worden die binnen de mogelijkheden <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI liggen, waarmee derichtlijnen meer dwingend en controleerbaar gemaakt kunnen worden. En ten laatste is <strong>het</strong> interessantom de kansen en bedreigingen <strong>van</strong> de nieuwe Nederlandse regelgeving voor ondernemingen die<strong>op</strong>genomen is in <strong>het</strong> burgerlijk wetboek nader te bekijken.<strong>De</strong>cember 2005 82


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingLiteratuurBalla, S. J. (2001), Interstate professional associations and the diffusion of policy innovations, AmericanPolitics Research, vol. 29, no. 3, pp. 221-274.Barley, S. R. en Tolbert, P. S. (1997), Institutionalization and structuration: Studying the links between actionand institution, Organization Studies, vol. 18, pp. 93-117.Baron, J., Dobbin, F. en Jennings, P. D. (1986), War and peace: The evolution of modern personneladministration in U.S. industry, American Journal of Sociology, vol. 92, no.2, pp. 350-383.Berger, P. L. en Luckmann, T. ([1966] 1967), The social construction of reality: A treatise in the sociology ofknowledge, London: Allan Lane The Penguin Press.Clark, B. R. (1960), The <strong>op</strong>en door college, New York: McGraw-Hill.Cole, R. E. (1999), Managing quality fads: How American business learned to play the quality game. NewYork: Oxford University Press.Dacin M. T., Goodstein, J. en Scott, W. R. (2002), Institutional theory and institutional change: Introduction tothe special research forum, Academy of Management Journal, vol. 45, no. 1, pp. 45-57.DiMaggio, P. J., en Powell, W. W. (1991), The new institutionalism in organizational analysis,Chicago/London: University of Chicago Press.DiMaggio, P. J. en Powell, W. W. (1983), The iron cage revisited: Institutional isomorphism and collectiverationality in organizational fields, American Sociological Review, vol. 48, pp. 1504-1511.Elkington, J. (1997), Cannibals with forks: The triple bottom line of 21 st century business, Capstone: London.Fligstein, N. (1990), The transformation of corporate control, Cambridge, MA: Harvard University Press.Frank, D. J. , Hironaka, A., Meyer, J. W., Schofer, E. en Tuma, N. B. (1990), “The rationalization andorganization of nature in world culture.” Pp. 81-99 in Constructing world culture: InternationalNongovernmental organization since 1875, edited by J. Boli and G. M. Thomas. Stanford, CA: StanfordUniversity Press.Greenwood, R., Suddaby, R. en Hinings, C. R. (2002), Theorizing change: The role of professionalassociations in the transformation of institutionalized fields, Academy of Management Journal, vol. 45, no. 1, pp.58-80.GRI (2002), Sustainability <strong>Reporting</strong> Guidelines 2002, Zuid-Afrika.Hart, H. ‘t, Goede, M. P. M. de, Dijk, J. A. G. M. <strong>van</strong>, Jansen, W. en Teunissen, J. (1998),Onderzoeksmethoden, (3 e herziene druk), Amsterdam: Uitgeverij Boom.Hoffman, A. J. (1999), Institutional evolution and change: Environmentalism and the U.S. chemical industry,Academy of Management Journal, vol. 42, no. 4, pp. 351-371.Jaffee, D. (2001), Organization theory: Tension and change, New York: McGraw-Hill.Jennings, P. D. en Zandbergen, P. A. (1995), Ecologically sustainable organizations: An institutionalapproach, Academy of Management Review, vol. 20, no. 4, pp. 1015-1052.Kamp-Roeland (2002), Studierapport 50, Maatschappelijke verslaggeving en assurance-<strong>op</strong>drachten,Koninklijke NIVRA, Amsterdam.Kolk, A. (2002), Maatschappelijke verslaggeving: de internationale situatie, Maandblad voor accountancy enbedrijfseconomie, november 2002.<strong>De</strong>cember 2005 83


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingKolk, A. (2003), Trends in sustainability reporting by the fortune global 250, Business Strategy and theEnvironment, vol. 12, pp. 279-291.Kolk, A. (2004), A decade of sustainability reporting: devel<strong>op</strong>ments and significance, International JournalEnvironment and Sustainable <strong>De</strong>vel<strong>op</strong>ment, vol. 3, no. 1, pp. 51-64.Koziol, N. M. (2000). The institutionalization of sustainability reporting: Riding the ways of accounting,Erasmus Universiteit, Rotterdam.KPMG/UvA (2002), KPMG International survey of corporate sustainability reporting 2002, <strong>De</strong> Meern.KPMG/UvA (2005), KPMG International survey of corporate sustainability reporting 2005, Amstelveen.Lawrence, T. B. (1999), Institutional strategy, Journal of Management, vol. 25, no. 2, pp. 161-187.Lee, K. en Pennings, J. M. (2002), Mimicry and the market: Ad<strong>op</strong>tion of a new organizational form, Academyof Management Journal, vol. 45, no. 1, pp. 144-162.Liempt, G. <strong>van</strong> (2002), Het wereldbeeld <strong>van</strong> antiglobalisten, SMO, <strong>De</strong>n HaagLounsbury, M. (2002), Institutional transformation and status mobility: The professionalization of the field offinance, Academy of Management Journal, vol. 45, no. 1, pp. 245-266.Maijoor, S. en Witteloostuijn, A. <strong>van</strong> (1996), An empirical test of the Resource-Based theory: Strategicregulation in the Dutch audit industry, Strategic Management Journal, vol. 17, no. 7, pp. 549-569.Meyer, J. W. en Rowan, B. (1977), Institutionalized organizations: Formal structure as myth and ceremony,The American Journal of Sociology, vol. 83, no. 2, pp. 340-363.Meyer, J. W. en Scott, W. R. ([1983] 1992), Organizational environments: ritual and rationality, NewburyPark: Sage Publications Inc.Miles, M. B. en Huberman, A. M. (1984), Qualitative data analysis: A sourcebook of new methods, BeverlyHills: Sage Publications.Mizruchi, M. S. en Fein, L. C. (1999), The social constitution of organizational knowledge: A study of the usesof coercive, mimetic and normative isomorphism, American Science Quarterly, vol. 44, no. 4 pp. 653-683.Munir, K. A. (2005), The social construction of evens: A study of institutional change in the photographic field,Organization Studies, vol. 26, no. 1, pp. 93-112.Oliver, C. (1992), The antecedents of deinstitutionalization, Organization Studies, vol. 13. pp. 563-588.Oliver, C. (1997), Sustainable competitive ad<strong>van</strong>tage: Combining institutional and resource-based views,Strategic Management Journal, vol. 18, no. 9, pp. 697-713.Parkhe, A. (2003), Institutional environments, institutional change and international alliances, Journal ofInternational Management, vol. 9, pp. 305-316.Parsons, T. ([1956] 1960), Structure and process in modern societies, Glencoe, Illinois: The Free Press.Parsons, T. ([1934] 1990), Prolegomena to a theory of social institutions, American Sociological Review, vol.55, no. 3, pp. 319-339.Perrow, C. (1961), The analysis of goals in complex organizations, American Sociological Review, vol. 26, pp.854-866.Pleon (2005), Accounting for good: the global stakeholder report 2005, Bonn.Rao, H. en Sivakumar, K. (1999), Institutional sources of boundary-spanning structures: The establishment ofinvestor relations departments in the Fortune 500 industrials, Organization Science, vol. 10, no. 1, pp. 27-42.<strong>De</strong>cember 2005 84


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingRuef, M. en Scott, W. R. (1998), A multidimensional model of organizational legitimacy: Hospital survival inchanging institutional environments, Administrative Science Quarterly, vol. 43, no. 4, pp. 877-904.Scott, W. R. (1987), The adolescence of institutional theory, Administrative Science Quarterly, vol. 32, no. 4,pp. 493-511.Scott, W. R. (2001), Institutions and organizations. 2 nd ed. Thousand Oaks, California: Sage Publications, Inc.Selznick, P. (1957), Leadership in administration: a sociological interpretation. New York: Harper & Row.Selznick, P. ([1949] 1966), TVA and the Grass Roots: A study in the sociology of formal organization. NewYork: Harper & Row.Silverman, D. (1974), The theory of organizations: A sociological framework. London: Heinemann.Simon, H. A. (1950), Administrative behavior: A study of decision-making processes in administrativeorganization. New York: The Macmillan Company.Singh, J., Tucker. D. J., en House, R. J. (1986), Organizational legitimacy and the liability of newness,Administrative Science Quarterly, vol. 31, no. 2, pp. 171-193.Sociologisch Instituut Rijksuniversiteit Utrecht (1980), Blokcursus interviewtraining, Syllabus interviewing;Theoretische achtergrond, Utrecht.Stinchcombe, A.L. (1968), Constructing social theories, Chicago: University of Chicago Press.Strang, D en Macy, M. W, (2001), In search of excellence: Fads, success stories en adaptive emulation,American journal of sociology, vol. 107, no. 1, pp. 147.Strang, D, en Meyer, J. W. (1993), Institutional conditions for diffusion, Theory and Society, vol. 22, no. 4, pp.487-511.Strang, D. en Soule, S. A. (1998), Diffusion in organizations and social movements: From hybrid corn to poisonpills. In (eds.), Annual Review of sociology, vol. 24, no. 1, pp. 265-309. Palo Alto, CA: Annual Review.Suchman, M. (1995), Managing legitimacy: Strategic and institutional approaches, Academy of ManagementReview, vol. 20, no. 3, pp. 571-611.SustainAbility (1996). Engaging stakeholders: The benchmark survey – The second international progressreport on company environmental reporting, SustainAbility Ltd. and the United Nations EnvironmentProgramme: London, United Kingdom and Paris, France.Swanborn P.G. (1996), Case-study’s: Wat, wanneer en hoe?, Amsterdam/Meppel: Boom.Thornton, P. H. (1995), Accounting for acquisition waves: Evidence from the U.S. college publishing industry,In: The institutional construction of organizations. Scott, R. W. en Christensen, S. (eds.), Thousand Oaks, CA:Sage, pp. 199-225.Thornton, P. (2002), The rise of the corporation in a craft industry: Conflict and conformity in institutionallogics, Academy of Management Journal, vol. 45, no. 1, pp. 81-101.Tolbert, P. S. en Zucker, L. G. (1983), Institutional sources of change in the formal structure of organization:The diffusion of the civil service reform, 1880-1935, Administrative Science Quarterly, vol. 28, no. 1, pp. 22-39.Tolbert, P. S. en Zucker, L. G. (1996), Institutionalization of institutional theory, in Glegg, S. Hardy, C. en W.Nord (Eds.), The handbook of organization studies:. Thousand Oaks, CA: Sage, pp. 175-190.Townley, B. (2002), The role of competing rationalities in institutional change, Academy of ManagementJournal, vol. 45, no. 1, pp. 163-179.<strong>De</strong>cember 2005 85


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingUnited Nations Environmental Programme Industry and Environment (UNEP IE) (1994), Companyenvironmental reporting: A measure of the progress of business and industry towards sustainability, TechnicalReport No. 24. United Nations: Paris, France.Van Hoy, J. (1993), Intraprofessional politics and professional regulation, Work and occupations, vol. 20, no. 1pp. 90Washington, M. (2004), Field approaches to institutional change: The evolution of the National CollegiateAthletic Association 1906-1995, Organization studies, vol. 25, no. 3, pp. 393-414.World Commission on Environment and <strong>De</strong>vel<strong>op</strong>ment (WCED) (1987), Our Common Future. OxfordUniversity Press: Oxford, United Kingdom.Yin, R. K. (1994), Case study research: <strong>De</strong>sign and methods, (2e editie), Thousand Oaks: Sage Publications.Zald, M. N. en <strong>De</strong>nton, P. (1963), From e<strong>van</strong>gelism to general service; The transformation of the YMCA,Administrative Science Quarterly, vol. 8, pp. 214-234.Zilber, T. (2002), Institutionalization as an interplay between actions and actors: The case of rape crisis center inIsrael, Academy of management Journal, vol. 45, no. 1, pp. 234-254.Zucker, L. G. (1977), The role of institutionalization in cultural persistence, American Sociological Review, vol.42, no. 5, pp. 726-743.Zucker, L.G. (1988), “Where do institutional patterns come from? Organizations as actors in social systems”,pp. 23-49 in Institutional patterns and organizations: Culture and environment, edited by L.G. Zucker.Cambridge, MA: Ballinger.BronnenAccountAbility (2005), AA1000 Series, http://www.accountability.org.uk/aa1000/default.asp, 10 november.Economische Zaken (2005), Duurzame Ontwikkeling,http://mineco.fgov.be/redir_new.asp?loc=/energy/sustainable_devel<strong>op</strong>ment/sustainable_devel<strong>op</strong>ment_nl_001.htm, 8 november.Eerste Kamer (2005), Afschaffing verplichting milieuverslag (29.972),http://www.eerstekamer.nl/9324000/1f/j9vvgh5ihkk7kof/vgzulr8klyrg , 2 augustus.Fortune 500 (2005), The 2005 Fortune 500, http://www.fortune.com/fortune/fortune500, 1 november.<strong>Global</strong> Compact (2005), What is the <strong>Global</strong> Compact?, http://www.unglobalcompact.org/Portal/, 10 november .GRI (2004a), GRI at a glance, www.globalreporting.org, 4 november.GRI (2004b), GRI and other initiatives, www.globalreporting.org, 4 november.GRI (2004c), Business Plan 2003-2005, www.globalreporting.org, 8 december.GRI (2004d), Introducing the G3, www.globalreporting.org, 21 december.GRI (2005a), Introducing the G3, http://www.globalreporting.org/G3, 1 november.GRI (2005b), Structured Feedback Processes, http://www.globalreporting.org/feedback/SFP.asp, 1 november .GRI (2005c), Governance overview, www.globalreporting.org/governance/overview, 6 oktober.GRI (2005d), GRI reporting framework, http://www.globalreporting.org/guidelines/framework.asp, 3 november.GRI (2005e), Introducing the G3, http://www.globalreporting.org/G3/, 3 november.GRI (2005f), Stakeholder Engagement,http://www.globalreporting.org/GRISustainabilityReport/2004/about/stakeholder.asp, 17 november.<strong>De</strong>cember 2005 86


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingILO (2005), How International Labour Standards are created,http://www.ilo.org/public/english/standards/norm/introduction/created.htm, 29 november, 2005.KPMG (2005), Profiel, www.kpmg.nl, 5 januari.NIVRA (2005), Verslaggeving over MVO niet geheel vrijwillig meer, http://www.duurzaam-ondernemen.nl/, 25november.OESO (2005a), About OECD, http://www.oecd.org/about/0,2337,en_2649_201185_1_1_1_1_1,00.html, 1november.OESO (2005b), OESO richtlijnen, http://www.oesorichtlijnen.nl/, 10 november.Sustainability <strong>Reporting</strong> (2005), Verification and reporting,http://www.sustainabilityreporting.ca/content/?module=2&section=2&chapter=7&page=1, 11 november.UN (2005), NGOs and the United Nations department of public information: some questions and answers,http://www.un.org/dpi/ngosection/brochure.htm, 13 december.VROM (2005), Dossier duurzame ontwikkeling, http://www.vrom.nl/pagina.html?id=10749#50, 8 november 2.WBCSD (2005), About the WBCSD,http://www.wbcsd.ch/templates/TemplateWBCSD5/layout.asp?type=p&MenuId=NjA&doOpen=1&ClickMenu=LeftMenu, 10 november 2005.Wikipedia (2005b), Brent Spar, http://nl.wikipedia.org/wiki/Brent_Spar, 8 november.<strong>De</strong>cember 2005 87


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingBijlage I<strong>Global</strong> <strong>Reporting</strong> <strong>Initiative</strong>1 IntroductieHet <strong>Global</strong> <strong>Reporting</strong> <strong>Initiative</strong> (GRI) werd in 1997 <strong>op</strong>gericht door de Coalition for EnvironmentallyResponsible Economies (CERES) en de United Nations Environment Programme (UNEP). Het doel<strong>van</strong> de <strong>op</strong>richting was duurzaamheidsverslaggeving tot een gelijkwaardig niveau te brengen metfinanciële verslaggeving. Om dit te bereiken worden vergelijkbaarheid, geloofwaardigheid, striktheid,<strong>op</strong>portuniteit en verifieerbaarheid over de te rapporteren gegevens nagestreefd. Het GRI maakthiervoor gebruik <strong>van</strong> een multistakeholderproces om wereldwijd geaccepteerde richtlijnen voorduurzaamheidsverslaggeving te ontwikkelen. Hiervoor consulteert <strong>het</strong> GRI onder meervertegenwoordigers <strong>van</strong> <strong>het</strong> bedrijfsleven, milieu- en sociaalgerichte NGOs, accountancy organisaties,vakbonden en investeerders (GRI, 2002). In de volgende paragrafen wordt de organisatiestructuur, demanieren waar<strong>op</strong> stakeholders betrokken worden in vernieuwingen en <strong>het</strong> ‘reporting framework’ <strong>van</strong><strong>het</strong> GRI geïntroduceerd.2 Structuur <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI<strong>De</strong> organisatiestructuur <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI, zoals in figuur 1 wordt weergegeven, laat zien dat <strong>het</strong> gaat omeen multistakeholderproces. <strong>De</strong> taken en verantwoordelijkheden, evenals de samenstelling <strong>van</strong> decomponenten worden hieronder nader toegelicht. Het hoogste orgaan <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI is de Board ofDirectors (board), welke bestaat uit 16 individuen met internationale reputatie. <strong>De</strong> board heeft deuiteindelijke vertrouwelijke, financiële en wettelijke verantwoordelijkheid voor <strong>het</strong> GRI. <strong>De</strong> boardbezit de definitieve besluitvormingsautoriteit over de herzieningen <strong>van</strong> de richtlijnen, <strong>het</strong> technischewerk en de organisatiestrategie. <strong>De</strong> eerste board werd in 2001 gekozen en aangesteld door eenonafhankelijke commissie. <strong>De</strong> Organisational Stakeholders (OS) 23 <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI, zijn organisaties diezich identificeren en engageren met de missie <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI. Oneindig veel organisaties kunnen OSworden <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI door een financiële bijdrage te leveren aan <strong>het</strong> GRI en te participeren in decontinue ontwikkeling <strong>van</strong> de richtlijnen. <strong>De</strong> OS kiezen 60% <strong>van</strong> de Stakeholder Council (council),welke bestaat uit totaal 60 leden. <strong>De</strong> council dient als een actief multistakeholder orgaan waarstrategische en beleidskwesties <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI besproken worden. <strong>De</strong> council benoemt de leden <strong>van</strong> deboard en adviseert de board bij <strong>het</strong> controleren <strong>van</strong> de richtlijnen en in andere strategischeaangelegenheden. <strong>De</strong> Technical Advisory Committee (TAC) is aangesteld om de board bij te staanmet technisch advies en expertise om zo de algemene kwaliteit <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI netwerk evenals dekwaliteit <strong>van</strong> de richtlijnen te waarborgen. <strong>De</strong> TAC bestaat uit 10-15 experts met een milieu-,mensenrechten-, arbeid-, economie-, financiën-, rapportage- en/of accountingachtergrond, die gekozen23 Een actieve lijst <strong>van</strong> Organisational Stakeholders is te vinden <strong>op</strong> de GRI website via onderstaande link:www.globalreporting.org/governance/os/OSlist.asp<strong>De</strong>cember 2005 88


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingworden door de board in samenspraak met de council en <strong>het</strong> secretariaat. Het laatste orgaan datbesproken wordt is <strong>het</strong> secretariaat <strong>van</strong> GRI, dat is gevestigd in Amsterdam en implementeert <strong>het</strong>werkplan <strong>van</strong> de board. Daarnaast houdt <strong>het</strong> secretariaat zich bezig met communicatie, stakeholderrelations en financiële administratie. Het secretariaat ondersteunt de handelingen <strong>van</strong> de board, decouncil en de TAC (GRI, 2005c).Figuur 4 Overzicht structuur GRI (GRI, 2005c)3 Stakeholder engagementOm <strong>het</strong> multistakeholderproces gestalte te geven biedt <strong>het</strong> GRI verschillende mogelijkheden aanorganisaties om actief te zijn met <strong>het</strong> mee ontwikkelen <strong>van</strong> de richtlijnen. Hiervoor werden algenoemd dat organisaties Organisational Stakeholder kunnen zijn <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI, lid <strong>van</strong> de StakeholderCouncil of Technical Adisory Committee (TAC). Maar er zijn nog andere manieren waar<strong>op</strong>organisaties hun kennis, ervaring en zienswijzen kunnen laten gelden (GRI, 2005f). Zo is er een‘InterAct forum’ over verschillende onderwerpen, waar organisaties en individuen via <strong>het</strong> internet oververschillende onderwerpen, zoals de reikwijdte <strong>van</strong> <strong>het</strong> rapport, verificatiemethoden en ‘Inaccordance’ discussiëren. Een organisatie kan verder via een emailgroep bijdragen aan deontwikkeling <strong>van</strong> de GRI netwerk. In die emailgroep, <strong>het</strong> ‘practitioners network’, zijn experts <strong>van</strong>uitdiverse disciplines samengebracht om kennis te delen. <strong>De</strong>elnemers ont<strong>van</strong>gen continu updates <strong>van</strong> eenproject, wisselen technisch advies en expertise uit en beantwoorden vragen die gesteld zijn door eenwerkgroep tijdens <strong>het</strong> ontwikkelen <strong>van</strong> aan rapporteren gerelateerde onderwerpen. Bij dit proces zijnvolgens een respondent <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI 500 mensen betrokken. Via ‘working groups’ (werkgroepen)<strong>De</strong>cember 2005 89


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingwordt onder meer gewerkt aan <strong>het</strong> ontwikkelen <strong>van</strong> sector supplementen en technische protocollen.Hierbij zijn experts betrokken met diverse achtergronden. <strong>De</strong>ze groepen komen een paar keer per jaarsamen, communiceren veel via mail en telefoon om de GRI producten te voltooien. Een andere manier<strong>van</strong> interactie met <strong>het</strong> GRI is door deel te nemen aan <strong>het</strong> ‘structured feedback process’ (SFP), welkeonder supervisie staat <strong>van</strong> de TAC. Tijdens <strong>het</strong> ontwikkelen <strong>van</strong> een nieuw project, wordt <strong>het</strong> SFPgehanteerd om de gebruiksvriendelijkheid en de effectiviteit <strong>van</strong> <strong>het</strong> project door ondernemingen telaten testen. Bedrijven kunnen mankementen aan <strong>het</strong> licht brengen en feedback geven, zodat <strong>het</strong>project ge<strong>op</strong>timaliseerd kan worden. Tenslotte, als gezegd door een respondent <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI, zullen inde toekomst ‘conferenties’ georganiseerd door <strong>het</strong> GRI plaatsvinden. Op deze wijze kunnen allebetrokken partijen samenkomen om te discussiëren over activiteiten, processen en innovaties <strong>van</strong> <strong>het</strong>GRI.4 GRI RichtlijnenGRI streeft naar een geaccepteerd kader voor vrijwillige verslaggeving over de domeinen economie,milieu en sociaal. <strong>De</strong>’ family of documents’ (zie figuur 2) bestaat uit twee componenten, namelijk <strong>het</strong>GRI ‘reporting framework’ en ondersteunende documenten. In <strong>het</strong> ‘reporting framework’ zijn de 2002GRI richtlijnen, technische protocollen en sector supplementen <strong>op</strong>genomen. <strong>De</strong> richtlijnen vormen debasis waar<strong>op</strong> alle GRI verslaggevingsdocumenten zijn gebaseerd. Voor alle organisaties zijn dezerichtlijnen rele<strong>van</strong>t en toepasbaar, ongeacht grootte, sector of locatie. Het ‘reporting framework’ bevatook technische protocollen, zodat bepaalde indicatoren gemeten kunnen worden met specifiekedefinities, formules en referenties. Zo is <strong>het</strong> mogelijk om meer consistentie te krijgen tussen rapporten.Voorbeelden <strong>van</strong> protocollen zijn <strong>het</strong> energie protocol (januari 2003) en <strong>het</strong> water protocol (mei2003). <strong>De</strong> sector supplementen zijn <strong>het</strong> derde onderdeel <strong>van</strong> <strong>het</strong> ‘reporting framework’. <strong>De</strong>supplementen zijn gecreëerd, zodat er naast de standaard richtlijnen voor een aantal sectorensupplementen beschikbaar zijn, die kunnen dienen als aanvulling <strong>op</strong> de richtlijnen. Financiëleinstituten kunnen bijvoorbeeld gebruik maken <strong>van</strong> de ’Financial services sector supplement’ (GRI,2005d). <strong>De</strong> ondersteunende documenten in <strong>het</strong> GRI netwerk zijn ‘issue guidance documents’ en de‘resource documents’. <strong>De</strong> eerst genoemde documenten zijn er nog niet, <strong>het</strong> GRI verwacht dat <strong>het</strong> in detoekomst voor kwesties als productiviteit en diversiteit modellen zal aanbieden om informatie teorganiseren en presenteren. Onder ‘resource documents’ vallen documenten die informatie bevattenover specifieke onderwerpen die belangrijk zijn voor GRI gebruikers, zoals de ‘reporting guidance onHIV/AIDS’ (november 2003) (GRI, 2005d).<strong>De</strong>cember 2005 90


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingFiguur 5 GRI Family of documents (GRI, 2005d)Volgens <strong>het</strong> GRI dient een duurzaamheidsverslag dat gebaseerd is <strong>op</strong> de GRI richtlijnen te bestaan uitvijf onderdelen (GRI, 2002). Allereerst moet de strategie met betrekking tot duurzaamheid beschrevenworden, inclusief een verklaring <strong>van</strong> de Chief Executive Officer, in de sectie visie en strategie. Dandient <strong>het</strong> profiel <strong>van</strong> de onderneming beschreven te worden en de reikwijdte <strong>van</strong> <strong>het</strong> rapport. Tenderde behoort men over beleid, organisatiestructuur en managementsystemen te vertellen, daarbijbetrekkende de dialoog met stakeholders. Dan is er sprake <strong>van</strong> de ‘GRI content index”, een soortinhouds<strong>op</strong>gave, die gebruikers <strong>op</strong> eenvoudige wijze laat zien waar, welke indicatoren zijn <strong>op</strong>genomen.Tot slot de prestatie indicatoren, welke inzicht de prestatie <strong>van</strong> de rapporterende organisatie verdeeldover geïntegreerde, economische, milieu en sociale prestatie indicatoren (GRI, 2002).In 2006 zal een nieuwe versie richtlijnen verschijnen, gebaseerd <strong>op</strong> de versies uit 2000 en 2002. <strong>De</strong>G3 richtlijnen zullen behoorlijke vernieuwingen laten zien <strong>op</strong> drie componenten. <strong>De</strong> eerste zijn deverbeteringen <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong> indicatoren, de toepassing <strong>van</strong> de richtlijnen en de aansluiting bijandere MVO tools en bij de financiële markten. <strong>De</strong> tweede component is de ontwikkeling <strong>van</strong> eentechnologisch platform ter vergemakkelijking <strong>van</strong> <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> de richtlijnen. <strong>De</strong> laatste componentis de ontwikkeling <strong>van</strong> ondersteuning <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong> training, zoals door <strong>het</strong> geven <strong>van</strong> seminarsover de inhoud en toepassing <strong>van</strong> de principes en indicatoren (GRI, 2005e).5 In accordance rapporterenIn de richtlijnen <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI (2002) wordt aangegeven dat organisaties de mogelijkheid hebben om inaccordance 24 te rapporteren. In accordance is een <strong>op</strong>tie, geen vereiste. <strong>De</strong>ze mogelijkheid is24 Een actuele lijst <strong>van</strong> organisaties die in accordance rapporteren met de GRI richtlijnen is te vinden <strong>op</strong> dewebsite <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI via de link: http://www.globalreporting.org/guidelines/reporters_IA.asp<strong>De</strong>cember 2005 91


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingontwikkeld voor organisaties die al geruime ervaring hebben met rapporteren en/of de ambitie hebbenzichzelf <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong> rapporteren te onderscheiden <strong>van</strong> de rest. GRI wil met <strong>het</strong> aanbieden <strong>van</strong>voorwaarden voor in accordance rapporteren twee kernwaarden <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI raamwerk met elkaar inevenwicht brengen, namelijk vergelijkbaarheid en flexibiliteit. Organisaties die hunduurzaamheidsverslag in accordance willen rapporteren met de 2002 GRI richtlijnen moeten voldoenaan vijf vereisten. Ten eerste moeten alle genummerde elementen in sectie 1 tot 3 (visie en strategie,profiel en organisatiestructuur en management systemen) <strong>op</strong>genomen worden. Ten tweede moet in <strong>het</strong>rapport een GRI inhouds<strong>op</strong>gave worden toegevoegd. Een derde voorwaarde is dat elke kernindicatorin <strong>het</strong> rapport voor moet komen door erover te rapporteren, of te verklaren waarom er niet overgerapporteerd wordt. Ten vierde moet <strong>het</strong> rapport samengesteld zijn met de principes <strong>van</strong>transparantie, inclusiviteit en controleerbaarheid. Beslissingen die organisaties nemen over wat terapporteren moeten gebaseerd zijn <strong>op</strong> volledigheid, rele<strong>van</strong>tie en <strong>op</strong> de duurzame context.Organisaties moeten zich verwant voelen met kwaliteit en betrouwbaarheid door accuraat, neutraal envergelijkbaarheid na te streven. Ook moet <strong>het</strong> rapport toegankelijk zijn voor externe partijen envoldoen aan <strong>het</strong> helderheid en <strong>op</strong>portuniteit principe. Het GRI controleert bedrijven die aangeven inaccordance te zijn of dit daadwerkelijk ook zo is. Een doel <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI is omduurzaamheidsverslaggeving steeds dichter bij financiële verslaggeving te brengen. Wanneer steedsmeer organisaties in accordance rapporteren, zal een gemeenschappelijk referentiekader ontstaanvoor rapporterende organisaties. <strong>De</strong> vergelijkbaarheid tussen duurzaamheidsverslagen zal dantoenemen.<strong>De</strong>cember 2005 92


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingBijlage IIRespondentenSoort Organisatie Naam organisatie Respondent FunctieBelangengroepering VBDO Dhr. <strong>van</strong> Weperen Projectmedewerker (oa.benchmarkingduurzaamheidsverslagen)OverheidsinstellingEconomische Zaken Mevr. Nienhuis-HovingProjectcoördinator MVOMVO Nederland Mevr. Jansens Account- en projectmanagerMVOZakelijk dienstverlenendeorganisatieDHV Dhr. <strong>van</strong> der Molen Accountmanager/senioradviseur.Beheerderinternationale en nationalewebsite overduurzaamheidsverslaggeving.Good Company Dhr. den Doelder Senior advisor MVO enduurzaam beleggen.KPMG Dhr. Molenkamp Partner KPMG Nederland,voorzitter Sustainability GroupErnst & Young Mevr. Kamp-Roeland Senior manager vaktechniek.Rapporterende organisatie ABN AMRO Dhr. Bos Senior officer sustainabledevel<strong>op</strong>ment reprtingHeineken Dhr. <strong>van</strong> Rijn Manager company & societyPhilips Dhr. Kappert <strong>Reporting</strong> manager (corporatesustainability office)Shell Dhr. Weintraub Director sustainabledevel<strong>op</strong>ment strategy, policy &reportingCaseGRI Mevr. Slater Associate director,communicationsGRI Mevr. Fogelberg Associate director, businessdevel<strong>op</strong>ment<strong>De</strong>cember 2005 93


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingBijlage III Operationalisatie schemaConcept Dimensie Indicatoren VragenProces <strong>van</strong><strong>institutionele</strong>veranderingGebeurtenissen(precipitating jolts)Gebeurtenissen met een sociale,technologische of regulerende aard,die een gevestigd gebruikHoe is de behoefte aan rapporterenover de triple P ontstaan? Met welkeaanleiding? Wanneer?destabiliseren.<strong>De</strong>ïnstitutionalisatie Bestaande sociaal geconstrueerdeideeën verliezen aan betekenis.Nieuwe actoren kunnen <strong>het</strong> veldHoe is de ontwikkeling geweest in<strong>het</strong> gebied <strong>van</strong> externe verslaggevingaangaande triple P rapporteren?betreden, bestaande actoren kunnen<strong>het</strong> veld verlaten of institutioneelentrepreneurschap kan zich voordoen.Preïnstitutionalisatie Nieuwe ideeën, en daardoor demogelijkheid tot verandering wordengeïntroduceerd. Organisaties zullenonafhankelijk <strong>van</strong> elkaar vernieuwenen <strong>op</strong>lossingen zoeken voor lokaleWelke verandering zijn er door dejaren heen, <strong>van</strong>af 1997 geweest inrapporteren over triple P issues? Hoeheeft de rapporterende organisatiehier<strong>op</strong> geanticipeerd.problemen.Theoretisering Problemen worden gespecificeerdzodat mogelijke <strong>op</strong>lossingen ereenvoudig aan gek<strong>op</strong>peld kunnenworden. Proces wordtgerechtvaardigd door morelelegitimiteit.Welke methoden zijn door deorganisatie gekozen? Hoe is door deomgeving hier legitimiteit aangegeven? Is de organisatie door haaromgeving beoordeeld <strong>op</strong> gedrag enmanier <strong>van</strong> handelen?Nabootsing(mimicry)Organisaties hebben de neiging omgedrag <strong>van</strong> gelijke organisaties na tebootsen als zij meer legitiem ofsuccesvol zijn. Dit berust <strong>op</strong>pragmatische legitimiteit.Heeft de rapporterende organisatiegedrag afgekeken <strong>van</strong> gelijkeorganisaties? Berust dit <strong>op</strong> <strong>het</strong> eigenbelang <strong>van</strong> <strong>het</strong> directe publiek <strong>van</strong> deorganisatie?Difusie (diffusion)Reïnstitutionalisatie<strong>De</strong> verspreiding <strong>van</strong> vernieuwingenbinnen organisaties. Innovaties rakengeobjectiveerd en krijgen consensusvia pragmatische legitimiteit.Ideeën zijn vollediggeïnstitutionaliseerd en zijn voorzien<strong>van</strong> cognitieve legitimiteit.Zijn de veranderingen in manier <strong>van</strong>rapporteren doorgevoerd in deorganisaties?Is de manier <strong>van</strong> rapporterenaangenomen als <strong>van</strong>zelfsprekend?<strong>De</strong>cember 2005 94


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingProfessioneleassociatieArena/discussieplatformPA’s maken mogelijk dat organisaties metelkaar kunnen interacteren en zich aan elkaarkunnen presenteren. Rol <strong>van</strong> de PA is <strong>het</strong>onderhouden <strong>van</strong> intraprofessioneleovereenkomsten tussen organisaties overgrenzen, lidmaatschap en gedrag.Maakt <strong>het</strong> GRI mogelijk dat organisaties metelkaar in discussie kunnen gaan overduurzaamheidsverslaggeving? Worden door<strong>het</strong> GRI overeenkomsten over wie er mee doetin de discussie en hoe de organisaties behorente handelen in acht genomen?Medium terrepresentatiePA’s kunnen <strong>op</strong>treden alsonderhandelende en representatieveorganen die praktijken <strong>van</strong> interactieTreedt <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> als een instituut datorganisaties de gelegenheid geeft zich aananderen te representeren in <strong>het</strong> zelfdeorganisationele veld?voor leden kunnen vormen enherdefiniëren, en zo de manierbepalen waar<strong>op</strong> gemeenschappenzich presenteren aan anderen binneneen organisationeel veld.MonitorfunctiePA’s vervullen een rol in <strong>het</strong>monitoren en naleven <strong>van</strong> <strong>op</strong>gelegdeverwachtingen, zowel normatief alsLegt <strong>het</strong> GRI verwachtingen <strong>op</strong> aanorganisaties? Houdt <strong>het</strong> GRI zich bezig met<strong>het</strong> controleren of organisaties voldoen aandeze verwachtingen? Doen zij dit normatiefen/of dwingend?dwingend.<strong>De</strong>cember 2005 95


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingBijlage IV InterviewInterview bestemd voor DHV, Economische Zaken, Ernst & Young, Good Company, KPMG,MVO Nederland en VBDO.1. Kunt u aangeven wat uw organisatie verstaat onder duurzaamheidsverslaggeving?2. Kunt u in <strong>het</strong> kort aangeven welke ontwikkelingen er zijn geweest <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong>duurzaamheidsverslaggeving <strong>van</strong>af 1997, sinds de komst <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI?3. Welke actoren hebben <strong>invloed</strong> gehad <strong>op</strong> de ontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving in Nederland?Noem er minimaal drie.4. Op welke manier hebben deze actoren <strong>invloed</strong> gehad <strong>op</strong> deze ontwikkelingen?Als <strong>het</strong> GRI niet als actor genoemd is, vraag 5. Anders door naar vraag 6.5. Is uw organisatie bekend met <strong>het</strong> <strong>Global</strong> <strong>Reporting</strong> <strong>Initiative</strong>?6. Welke <strong>invloed</strong> heeft <strong>het</strong> GRI (gehad) <strong>op</strong> de ontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving in Nederland?7. Welke mogelijkheden biedt <strong>het</strong> GRI voor organisaties om met elkaar en met <strong>het</strong> GRI in discussie te tredenover onderwerpen omtrent duurzaam ondernemen en verslaggeving? (Indien antwoord is: GRI biedt geenmogelijkheden, dan verder naar vraag 10.)8. Maakt uw organisatie gebruik <strong>van</strong> deze mogelijkheid <strong>van</strong> discussie? Op welke manier draagt zij bij aan deontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving?9. Maakt uw organisatie, door mee te doen in de discussie over duurzaamheidsverslaggeving, gebruik <strong>van</strong> demogelijkheid om uw organisatie te representeren aan andere organisaties in uw omgeving?10. Het GRI heeft weinig tot geen voorwaarden en/of regels <strong>op</strong>gesteld voor organisaties die gebruik willenmaken <strong>van</strong> de richtlijnen voor rapporteren. Hoe denk uw organisatie daarover?11. Kunt u de relatie <strong>van</strong> uw organisatie met <strong>het</strong> GRI omschrijven?12. Rapporteert uw organisatie over economische, sociale en milieu gegevens?13. Wanneer zijn organisaties in Nederland begonnen met <strong>het</strong> rapporteren over economische, milieu en socialegegevens?14. Is daar volgens uw organisatie een aanleiding voor geweest?15. Hoe hebben rapporterende organisaties gereageerd <strong>op</strong> ontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving?16. Heeft uw organisatie <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong> duurzaamheid en duurzaamheidsverslaggeving door toedoen <strong>van</strong>stakeholders bepaalde activiteiten gestart, veranderingen in beleid doorgevoerd of anders?17. Zijn organisaties die over duurzaamheid rapporteren ont<strong>van</strong>kelijk voor druk <strong>van</strong>uit de omgeving als <strong>het</strong> gaatover rapporteren?18. Kijken organisaties in Nederland naar elkaar als <strong>het</strong> gaat om de manier <strong>van</strong> rapporteren?19. Nemen organisaties gedrag <strong>van</strong> elkaar over als <strong>het</strong> gaat om de manier <strong>van</strong> rapporteren? Kunt u dattoelichten?20. Zijn organisaties de afgel<strong>op</strong>en jaren in hoeveelheid/frequentie meer gaan rapporteren?21. Zijn organisaties over de jaren heen over nieuwe en/of andere onderwerpen gaan rapporteren?22. Hoe denkt u dat de ontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving in de toekomst zullen zijn?<strong>De</strong>cember 2005 96


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingInterview bestemd voor ABN AMRO, Heineken, Philips en Shell.1. Kunt u aangeven wat uw organisatie verstaat onder duurzaamheidsverslaggeving?2. Kunt u in <strong>het</strong> kort aangeven welke ontwikkelingen er zijn geweest <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong>duurzaamheidsverslaggeving <strong>van</strong>af 1997, sinds de komst <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI?3. Welke actoren hebben <strong>invloed</strong> gehad <strong>op</strong> de ontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving in Nederland?Noem er minimaal drie.4. Op welke manier hebben deze actoren <strong>invloed</strong> gehad <strong>op</strong> deze ontwikkelingen?Als <strong>het</strong> GRI niet als actor genoemd is, vraag 5. Anders door naar vraag 6.5. Is uw organisatie bekend met <strong>het</strong> <strong>Global</strong> <strong>Reporting</strong> <strong>Initiative</strong>?6. Welke <strong>invloed</strong> heeft <strong>het</strong> GRI (gehad) <strong>op</strong> de ontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving in Nederland?7. Welke mogelijkheden biedt <strong>het</strong> GRI voor organisaties om met elkaar en met <strong>het</strong> GRI in discussie te tredenover onderwerpen omtrent duurzaam ondernemen en verslaggeving? (Indien antwoord is: GRI biedt geenmogelijkheden, dan verder naar vraag 10.)8. Maakt uw organisatie gebruik <strong>van</strong> deze mogelijkheid <strong>van</strong> discussie? Op welke manier draagt zij bij aan deontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving?9. Maakt uw organisatie, door mee te doen in de discussie over duurzaamheidsverslaggeving, gebruik <strong>van</strong> demogelijkheid om uw organisatie te representeren aan andere organisaties in uw omgeving?10. Het GRI heeft weinig tot geen voorwaarden en/of regels <strong>op</strong>gesteld voor organisaties die gebruik willenmaken <strong>van</strong> de richtlijnen voor rapporteren. Hoe denk uw organisatie daarover?11. Kunt u de relatie <strong>van</strong> uw organisatie met <strong>het</strong> GRI omschrijven?12. Rapporteert uw organisatie over economische, sociale en milieu gegevens?13. Wanneer is uw organisatie begonnen met <strong>het</strong> rapporteren over milieu en sociale gegevens, naast degebruikelijke rapportage over financiële/economische gegevens?14. Is hier een specifieke aanleiding voor geweest?15. Hoe zijn de ontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving doorgevoerd in uw organisatie?16. Welke methoden <strong>van</strong> rapporteren over sociale-, economische- en milieugegevens zijn door uw organisatiegebruikt over de jaren heen?17. Waarom heeft uw organisatie deze methoden <strong>van</strong> rapporteren aangewend?18. Heeft uw organisatie <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong> duurzaamheid en duurzaamheidsverslaggeving door toedoen <strong>van</strong>stakeholders bepaalde activiteiten gestart, veranderingen in beleid doorgevoerd of anders?19. Heeft uw organisatie gekeken naar de manier <strong>van</strong> rapporteren <strong>van</strong> gelijke organisaties in uw omgeving als<strong>het</strong> gaat om duurzaamheidsverslaggeving?20. Zo ja; Met welke reden heeft uw organisatie naar andere organisaties gekeken?21. Heeft uw organisatie veranderingen doorgevoerd in de eigen organisatie als gevolg <strong>van</strong> <strong>het</strong> kijkennaar/volgen <strong>van</strong> andere organisaties?22. Is uw organisatie in de afgel<strong>op</strong>en jaren in kwaliteit en/of kwantiteit meer gaan rapporteren?23. Is uw organisatie over de jaren heen over nieuwe en/of andere onderwerpen gaan rapporteren?24. Hoe denkt u dat de ontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving in de toekomst zullen zijn?<strong>De</strong>cember 2005 97


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingInterview bestemd voor <strong>het</strong> <strong>Global</strong> <strong>Reporting</strong> <strong>Initiative</strong>.1. Kunt u aangeven wat uw organisatie verstaat onder duurzaamheidsverslaggeving?2. Kunt u in <strong>het</strong> kort aangeven welke ontwikkelingen er zijn geweest <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong>duurzaamheidsverslaggeving <strong>van</strong>af 1997, sinds de komst <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI?3. Welke actoren hebben <strong>invloed</strong> gehad <strong>op</strong> de ontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving in Nederland?Noem er minimaal drie.4. Op welke manier hebben deze actoren <strong>invloed</strong> gehad <strong>op</strong> deze ontwikkelingen?5. Welke <strong>invloed</strong> heeft <strong>het</strong> GRI (gehad) <strong>op</strong> de ontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving in Nederland?6. Welke mogelijkheden biedt <strong>het</strong> GRI voor organisaties om met elkaar en met <strong>het</strong> GRI in discussie te tredenover onderwerpen betreffende duurzaam ondernemen en verslaggeving? (Indien antwoord is: GRI biedtgeen mogelijkheden, dan verder naar vraag 10.)7. Het GRI heeft weinig tot geen voorwaarden en/of regels <strong>op</strong>gesteld voor organisaties die gebruik willenmaken <strong>van</strong> de richtlijnen voor rapporteren. Hoe denk uw organisatie daarover?8. Rapporteert uw organisatie over economische, sociale en milieu gegevens?9. Wanneer zijn organisaties in Nederland begonnen met <strong>het</strong> rapporteren over economische, milieu en socialegegevens?10. Is daar volgens uw organisatie een aanleiding voor geweest?11. Hoe hebben rapporterende organisaties gereageerd <strong>op</strong> ontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving?12. Heeft uw organisatie <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong> duurzaamheid en duurzaamheidsverslaggeving door toedoen <strong>van</strong>stakeholders bepaalde activiteiten gestart, veranderingen in beleid doorgevoerd of anders?13. Zijn organisaties die over duurzaamheid rapporteren ont<strong>van</strong>kelijk voor druk <strong>van</strong>uit de omgeving als <strong>het</strong> gaatover rapporteren?14. Kijken organisaties in Nederland naar elkaar als <strong>het</strong> gaat om de manier <strong>van</strong> rapporteren?15. Nemen organisaties gedrag <strong>van</strong> elkaar over als <strong>het</strong> gaat om de manier <strong>van</strong> rapporteren? Kunt u dattoelichten?16. Zijn organisaties de afgel<strong>op</strong>en jaren in hoeveelheid/frequentie meer gaan rapporteren?17. Zijn organisaties over de jaren heen over nieuwe en/of andere onderwerpen gaan rapporteren?18. Hoe denkt u dat de ontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving in de toekomst zullen zijn?<strong>De</strong>cember 2005 98


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingBijlage VMatrix <strong>invloed</strong> actorenOrganisatie Actoren Invloed <strong>op</strong> ontwikkelingen Invloed GRIVRAAGVBDO GRIVBDOWelke actoren hebben <strong>invloed</strong> gehad<strong>op</strong> de ontwikkelingen induurzaamheidsverslaggeving inNederland?Institutionele beleggersMediaOndernemingenNiche-bankenOp welke manier hebben deze actoren <strong>invloed</strong> gehad <strong>op</strong> dezeontwikkelingen?VBDO benadert continu bedrijven en stimuleert ze om de GRIrichtlijnen te gebruiken. Ook stimuleren ze om transparant teacteren als organisatie over andere dingen, niet alleen volgens deGRI richtlijnen.Hebben tegen VBDO gezegd om de GRI richtlijnen te hanteren.Brengen de boodschap aan de man en creëren bewustzijn.Ondernemingen moeten <strong>op</strong>enstaan voorduurzaamheidsverslaggeving.Bv. Triodos en ASN.Economische Zaken K<strong>op</strong>l<strong>op</strong>ende bedrijven <strong>De</strong> Rabobank doet <strong>het</strong> al een aantal jaar. Zij hebben al <strong>van</strong>af 97/98de kwaliteit en de continue ontwikkeling <strong>van</strong> <strong>het</strong> verslag willennoemen. Voorl<strong>op</strong>ende bedrijven die hun nek hebben willenuitsteken <strong>van</strong>af midden/eind jaren ’90.GRI<strong>De</strong> manier waar<strong>op</strong> ze werken met stakeholdergroepen.OverheidHet gaat niet zozeer om de overheid, bescheiden rol. In <strong>het</strong>kabinetsstandpunt <strong>van</strong> 2001 stond dat wij de Raad <strong>van</strong>Jaarverslaggeving hebben gevraagd een handreiking <strong>op</strong> te stellen,waarin staat waaraan je moet denken als je een rapport samenstelt.Het is niet iets dwingends, <strong>het</strong> is geen wet, maar <strong>het</strong> zit wel in diebijbel die door de accountants wordt aangehangen. Het is een<strong>op</strong>stapmodel, <strong>het</strong> volgt <strong>het</strong>zelfde stramien als GRI, dat is watuitgebreider en specifieker. Het een sluit <strong>het</strong> ander niet uit. Het GRIwordt er ook in vernoemd.<strong>De</strong> overheid heeft een rol. Bedrijven aanspreken dat ze demaatschappelijk rol <strong>op</strong> zich nemen, instrumenten aanreiken, goedeinstituten steunen waar bedrijven naar kunnen kijken. Misschien dater iets binnen Eur<strong>op</strong>a geregeld kan worden. Kijken naar anderelanden, transparantie. ‘Practice what you preach’, niet zozeer <strong>het</strong>goede voorbeeld geven, maar zelf kijken wat <strong>het</strong> voor jouorganisatie betekend. In de komende jaren zullen ontwikkelingenuitgekristalliseerd worden, bijvoorbeeld de verificatie <strong>van</strong> rapporten.<strong>De</strong> overheid kan een sturende rol spelen in al deze ontwikkelingen.Op welke manier heeft <strong>het</strong> GRI <strong>invloed</strong> gehad <strong>op</strong>ontwikkelingen?- Ontwikkelen <strong>van</strong> de richtlijnen en zorgen dat <strong>het</strong> eenstandaard wordt. Standaardisatie heeft ervoor gezorgd dat<strong>het</strong> toegankelijker is voor bedrijven, er is een raamwerkverschaft om te gaan rapporteren.- GRI heeft in Nederland de drempel verlaagd om te gaanrapporteren.- GRI zat eerst in Amerika (Boston) en zijn naar Nederlandtoegekomen omdat ze dachten dat hier <strong>het</strong> klimaat beterwas. <strong>De</strong> Nederlandse regering, de verschillendedepartementen hebben meebetaald. Ook in projecten <strong>van</strong><strong>het</strong> GRI zit overheidsgeld.- Als je in Nederland kijkt naar de bedrijven die <strong>het</strong> goeddoen, geven zij toch wel allemaal aan <strong>het</strong> GRI te volgen.Als je daar<strong>van</strong> zou afleiden, in hoeverre bedrijven GRImindedzijn dan kun je zeggen dat ze toch wel heel erg veelimpact hebben gehad <strong>op</strong> bedrijven. Dat komt ook omdat zewerken met stakeholders. Ze zitten in clubs, sessies om derichtlijnen te verbeteren en input <strong>van</strong> bedrijven te krijgen.- Het GRI is een belangrijk instituut, anders hadden we erook nooit subsidie aan gegeven. Maar je moet <strong>op</strong>passen datje niet een weg inslaat en daardoor andere ontwikkelingendoodslaat. Onze inzet is niet om alle kaarten om GRI tezetten. Maar als bedrijven <strong>het</strong> serieus vinden en zich erbijaansluiten, dan moet je ook wel zorgen dat <strong>het</strong> body heeften dat <strong>het</strong> zich <strong>op</strong> een goede manier kan ontwikkelen.VBDOOESO<strong>De</strong> duurzame beleggingswereld vindt <strong>het</strong> een belangrijk item, diekomen ook <strong>op</strong> AVA’s en vragen om transparantie. Zij zijn al eenaantal jaren actief, al een jaar of tien.<strong>De</strong>ze richtlijnen geven aan dat een onderneming transparant moetzijn.<strong>De</strong>cember 2005 99


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingMVO Nederland Banken ASN en Triodos begonnen met screenen <strong>van</strong> ethischebeleggingsportefeuilles. Alle grote banken hebben nu wel eenduurzaam/ ethisch beleggingsfonds.MultinationalsBeursgenoteerde bedrijven maken een verslag, zodat zemeegenomen worden in de indices (DJSI, KLD Domini 400 SocialIndex).Grote bedrijven zijn de eerste die hebben meegedaan aan derichtlijnen. (bv. Shell, Unilever, Philips)AdviesbureausHebben gefinancierd in standaardisatie en benchmark-onderzoekgedaan. (bv. KPMG)Universiteiten/ onderzoekMeegewerkt aan stabilisatie.Netwerken <strong>van</strong> deskundigen en commerciële partners haddenbelang bij onderzoek.Banken en adviesbureaus hebben vraag gecreëerd voor eenonderzoeksinstelling als Dutch Sustainability Research (DSR).Invoering wetgeving pensioenfondsenUKOverheidNGO’sMet de ‘pension disclosure act’ moesten grote <strong>institutionele</strong>beleggers/ pensioenfondsen aangeven of ze als dan niet een ethischbeleggingsbeleid hadden. Dit heeft geleid tot stimuleren <strong>van</strong> devraag naar verslagen.<strong>De</strong> overheidsregulering is steeds minder geworden, overheid is geendrijvende kracht en de rol wordt steeds kleiner.NOG’s hebben een rol gespeeld in <strong>het</strong> identificeren <strong>van</strong> de issues.SustainAbility is een belangrijke drijver geweest in Engeland. Zijhebben vergelijkingen gemaakt <strong>van</strong> alle milieuverslagen <strong>van</strong> grotemultinationals. Later ook <strong>op</strong> Eur<strong>op</strong>ees niveau. Als adviesbureau enonafhankelijke NGO (kruising) heeft SustainAbility eenstimulerende rol gespeeld (structurele verandering binnen bedrijvenk<strong>op</strong>pelen aan belang <strong>van</strong> transparantie).DHV VROM Door wetgeving voor <strong>het</strong> milieujaarverslag. Het was niet een doelom <strong>invloed</strong> uit te oefenen, maar <strong>het</strong> heeft in Nederland zekerbijgedragen.ShellAls voorl<strong>op</strong>er <strong>van</strong> bedrijven en door de aandacht die de Brentsparkreeg.Accountantsbureaus en adviesbureaus Benaderen <strong>van</strong> bedrijven en bekend maken met. ‘Zendingswerk’.VBDOLater belangrijk geworden als actor. Stimuleren <strong>van</strong> bedrijven,vragen stellen <strong>op</strong> AVA.Economische Zaken<strong>De</strong> transparantie benchmark <strong>van</strong> 2004 heeft veel stof doen<strong>op</strong>waaien, veel achterblijvers wakker gemaakt en gestimuleerd.Good Company Beleggers Steeds meer duurzame beleggers, vragen omduurzaamheidsinformatie om hun beleggingsbeslissingen <strong>op</strong> tebaseren.NGO’s/ belangengroeperingen Aanhoudende druk <strong>op</strong> ondernemingen om zich te verantwoordenover hun milieu, sociale en economische prestaties.WerknemersMensen willen werken voor een bedrijf waar ze trots <strong>op</strong> zijn,waarmee ze zich kunnen identificeren. Bedrijven moeten daaromook actief intern rapporteren waar ze voor staan. Dit geldt zekervoor bedrijven die met een crisis te maken hebben gehad.- Standaardisering.- In Nederland hebben een aantal grote bedrijvenmeegedaan aan pilots, die heeft GRI begeleid engeadviseerd.- GRI heeft een kader gegeven en toegewerkt naarstandaardisering. Ze hebben gestimuleerd dat meerderebedrijven ermee zijn gaan werken.- Het is de standaard. Alle bedrijven die metduurzaamheidsverslaggeving aan de slag gaan zien <strong>het</strong> GRIen gebruiken <strong>het</strong> in meer of mindere mate.- GRI heeft <strong>invloed</strong> in de stimulering en verdereontwikkeling <strong>van</strong> de bekendheid <strong>van</strong> de standaardisering<strong>van</strong> de richtlijnen.- Een tijdje heeft <strong>het</strong> GRI de Nederlandse ontwikkelingenniet goed gevolgd. Door <strong>het</strong> aannemen <strong>van</strong> TeresaFogelberg (gesponsord <strong>van</strong>uit VROM), kwam de focus <strong>op</strong>Nederland weer terug.- Het GRI heeft een positieve <strong>invloed</strong> gehad. Voor al diebedrijven die besluiten tot verslaglegging over te gaanbieden ze handige richtlijnen en handvaten. Voor debedrijven die al rapporteren is <strong>het</strong> een goed platform omervaringen uit te wisselen en gezamenlijk de inhoud envorm <strong>van</strong> verslaggeving verder te ontwikkelen.<strong>De</strong>cember 2005 100


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingKPMG Overheid Overheid heeft de impuls gegeven in de verplichting om totverslaggeving te komen. Jaren geleden is een verplichtemilieuverslaggeving (publieks- en overheidsverslag) voor bedrijventot stand gekomen. Die verplichting heeft ertoe geleid dat allerleibedrijven actief rapporteren. Nu is <strong>het</strong> publieksverslag niet meerverplicht, maar <strong>het</strong> overheidsverslag blijft, dus bedrijven blijvenrapporteren aan de overheid. Dat heeft er misschien aanbijgedragen.BedrijvenBewustwording <strong>van</strong> eigen personeel.NGO’sGrote druk uitgeoefend <strong>op</strong> bedrijven als Shell. Als grote bedrijvendit doen zijn anderen dit ook genoodzaakt.Ernst & YoungAandeelhouderEchte <strong>invloed</strong> ligt bij de aandeelhouder en bij de wet- enWet- en regelgevingregelgevingAccountantsVanaf <strong>het</strong> begin (al 13 jaar) zijn accountants actief omverslaggeving te stimuleren, ook bij cliënten. Ze participeren in deontwikkelingen in organisaties die richtlijnen ontwikkelen.VBDOHeeft <strong>invloed</strong> gehad door vragen te stellen aan de AVA. Bedrijvenzijn toen gaan nadenken waarom ze geen antwoord kunnen geven<strong>op</strong> deze vragen.Economische ZakenStimuleert duurzaamheid.GRI, OESOStreven naar transparantie.Eur<strong>op</strong>ese CommissieHeeft de moderniseringsrichtlijnen samengesteld.FEEHebben veel gepubliceerd.Consument<strong>De</strong> consument was de belangrijkste actor in <strong>het</strong> verhaal rond deBrent Spar <strong>van</strong> Shell. Door k<strong>op</strong>ersstakingen eigenlijk deonderneming dwingen om transparanter te zijn.ABN AMRO Intern/NGO’s <strong>De</strong> ABN AMRO had erg de behoefte om aan de buitenwereld telaten zien wat ze doen, en gaan gesprekken aan met individuelegroepen (bijvoorbeeld NGO’s en medewerkers)om te laten zien watze gedaan hebben.NGO’sNGO’s oefenen druk uit organisaties. Bij de ABN AMRO brachtenNGO’s bijvoorbeeld een aantal dingen ter sprake, dat de bank zichrealiseerde dat ze een aantal dingen <strong>op</strong> een andere manier zoudenmoeten doen. Door de druk <strong>van</strong> NGO’s is de ABN/AMRO in1997/1998 gaan nadenken over welke andere criteria de bank zoumoeten meenemen in <strong>het</strong> maken <strong>van</strong> financiële beslissingen.GRIOverheid<strong>De</strong> overheid geeft geen regels, ze geven ook geen aansporing voor<strong>het</strong> maken <strong>van</strong> duurzaamheidsverslagen. Ze doen wel sinds kort eentransparantie onderzoek.Heineken Accountants Hebben <strong>invloed</strong> gehad <strong>op</strong> de ontwikkelingen en <strong>op</strong> de wijze waar<strong>op</strong>je naar zaken kijkt en naar de onderbouwing <strong>van</strong> zaken kijkt. Maarook in <strong>het</strong> volgen <strong>van</strong> wat doen jullie en wat doen anderen.Bijvoorbeeld. KPMG komt bij ons, maar ook bij anderen zoalsPhilips en een groot aantal andere ondernemingen. Dus accountantshebben een rol in <strong>het</strong> verbeteren <strong>van</strong> processen.KennisinstitutenHebben ook een rol. Toen wij net bezig waren met verslaggeving,hebben wij een onderzoek laten doen door Nyenrode, eigenlijk naarstakeholder percepties over Heineken International en dat afgezet,externe versus interne stakeholders. Toen zag je verschil inpercepties, dat is iets om je zorgen over te maken als onderneming.- Een groot aantal bedrijven neemt de GRI richtlijnen alsuitgangspunt in hun verslag.- Er is geen standaard voor duurzaamheidsverslaggeving. InNederland is er wel wat ontwikkeld <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebeid <strong>van</strong>standaard/ richtlijnen, maar GRI is de enigegezaghebbende standaard.- Er zijn weinig bedrijven die volledig in compliance zijn.Steeds meer ondernemingen gaan de content index<strong>op</strong>nemen in hun verslag en erna verwijzen. Ze kijken wat<strong>het</strong> GRI vraagt aan onderwerpen en proberen daarover terapporteren. Bedrijven gebruiken <strong>het</strong> als een soort <strong>van</strong>handreiking en maken vervolgens hun eigen beleid.- Verslaggeving was er al voordat <strong>het</strong> GRI kwam. Maar inde toekomst gaan ze denk ik wel een belangrijkere rolspelen.- Het is niet echt bekend of <strong>het</strong> GRI echt bevorderend werkdoet voor duurzaamheidsverslaggeving. Wat <strong>het</strong> GRI doetis, dat als er duurzaamheidsverslaggeving is, een kaderbieder waarin die duurzaamheidsverslaggeving gegotenkan worden. Dat is iets anders dan bevorderen.- Het GRI is in zekere zin ondersteunend werkzaam,doordat ze een kader biedt voorduurzaamheidsverslaggeving.- GRI is geen verplichting en wat <strong>het</strong> GRI tot nu toe nietheeft gedaan is toetsen of de bedrijven die zeggen: ‘wij zijnIA’ of dat echt waar is (tenminste bij mijn weten).<strong>De</strong>cember 2005 101


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingNGO’sWij hebben zelf zeer frequent gesprekken met bijvoorbeeldmilieuorganisaties, mensenrechtenorganisaties en VBDO. Dat geefteen duwtje in bepaalde richting.Philips Toenemende maatschappelijke druk Er is een algemeen toenemende maatschappelijke druk om breder tegaan publiceren dan alleen maar <strong>het</strong> financiële verslag. Bijvoorbeeldrecente ontwikkelingen die te maken hebben met bedrijfsethiekhebben geleid tot de Sarbanes Oxley, waardoor <strong>het</strong> Governancestuk centraal is komen te staan. Door daarover verantwoording temoeten afleggen, wordt er beseft dat er een groot reputatierisico is.Door transparant te zijn, verantwoording af te leggen, voorkom jedat soort zaken.Piet Sprengers (VBDO)/NGO’s Stelt vragen <strong>op</strong> AVA, wanneer een bedrijf nu eindelijk eens meteen duurzaamheidsverslag komt in plaats <strong>van</strong> alleen eenmilieuverslag. Dat heeft hij ook bij Philips gedaan een aantal jaargeleden. Zij hebben een stimulerende rol, maar <strong>het</strong> is eenverkeerde gang <strong>van</strong> zaken dat <strong>het</strong> dat <strong>van</strong>uit hen moet komen. Ikvind dat je <strong>van</strong>uit overtuiging, <strong>van</strong>uit eigen inzicht, <strong>van</strong>uit eigengedrag in deze maatschappij kunnen zeggen dat je transparant wilzijn en dat tonen. Niet onder druk <strong>van</strong> derden.WBCSDWat WBCSD en GRI gedaan hebben is goed. Laten we eerst metz’n allen proberen tot standaarden en normen te komen, zodat je inieder geval een beetje impact krijgt en een beetjevergelijkbaarheid.GRIShell GRIBenchmarking groepCulturen <strong>van</strong> bedrijvenDat zijn SustainAbility, de UNEP, en Dow Jones, de mensen diedaarbij betrokken zijn. Ik merk dat zij reporting duidelijk toch eenbepaalde kant <strong>op</strong> hebben gestuurd.Duurzaamheidsverslaggeving begint een over-engineerd iets teworden. Als engineers deze projecten uitvoeren, krijg je voor jet <strong>het</strong>weet een enorm ingewikkeld proces, je krijgt een systeemeromheen. Je lo<strong>op</strong>t <strong>het</strong> risico dat je <strong>het</strong> doel kwijtraakt, dat je echtcommuniceert met mensen over wat je prestatie was dat jaar. Het isjammer dat er zoveel energie wordt besteed aan rapporteren binnenbedrijven. Veel collega’s zeggen, er wordt meer tijd en energiebesteed aan rapportage, dan aan <strong>het</strong> ‘echt’ doen, <strong>het</strong> verbeteren <strong>van</strong>de prestatie.GRI - Slater Bedrijven Bedrijven zijn degenen die de richtlijnen ook echt gebruiken in depraktijk. Door <strong>het</strong> gebruiken en implementeren <strong>van</strong> derichtlijnen, stuiten bedrijven <strong>op</strong> zaken die je niet tegenkomt als jeerdoorheen leest. Dus de gebruikers <strong>van</strong> de richtlijnen zelf, zijndegenen die met belangrijke feedback <strong>op</strong> de pr<strong>op</strong>pen komen. Zowel<strong>op</strong> technisch niveau als <strong>op</strong> <strong>op</strong>arationeel/communicatie niveau omuiteindelijk de wensen en behoeften <strong>van</strong> hun interne en externestakeholders te bevredigen.Voorl<strong>op</strong>ers als Shell, BP hebben andere bedrijven beïnvloed doorde GRI richtlijnen te gebruiken.Investeerders/aandeelhouders<strong>De</strong>ze groep is erg veeleisend, ze willen betere informatie <strong>van</strong>bedrijven ont<strong>van</strong>gen. In discussies met <strong>het</strong> GRI geven ze aan dat erdingen zijn die <strong>het</strong> GRI kan doen met de richtlijnen, wat zalresulteren in betere rapporten. Het GRI doet moeite om de feedback<strong>van</strong> de investeerders in acht te nemen. Dit wordt weer gewaardeerddoor bedrijven, omdat de investeerders de nummer een stakeholderzijn voor bedrijven.- Toen Philips wilde beginnen met verslaggeving was er devraag hoe <strong>het</strong> eruit moest gaan zien. Op dat moment was erniets anders dan GRI. Dat is als uitgangspunt genomen omte kijken welke onderwerpen zou je kunnen afdekken, watis belangrijk, en wat minder belangrijk, en waar isinformatie <strong>van</strong> beschikbaar.- Het goede <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI is dat <strong>het</strong> rekening houdt met degrote veelvoud <strong>van</strong> stakeholders, want zij hebben <strong>invloed</strong>gegeven aan <strong>het</strong> ontwikkelen <strong>van</strong> de richtlijnen. Dan krijgje consensus, maar dat is dan ook meteen <strong>het</strong> zwakke punt<strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI, <strong>het</strong> is algemeen, te generiek, daar kunnen weniet zoveel mee.- GRI heeft een bepaalde stempel gedrukt, een bepaaldestandaardisatie ingebracht die goed is.- GRI heeft voor veel bedrijven wat betekend, voor <strong>het</strong>stimuleren <strong>van</strong> rapportage in <strong>het</strong> algemeen.- <strong>De</strong> standaard is wel te breed, er zijn te veel indicatoren.Maar je moet ergens beginnen met iets dat niet alleen <strong>het</strong>bedrijfsleven heeft bedacht, maar ook met anderestakeholders in leven wordt geblazen.- Ik denk dat <strong>het</strong> heel lang duurt, en een heel inefficiëntproces als je sec kijkt, maar dat is logisch als je alle partijenrond de tafel hebt. Het resultaat is soms ook anders, minderhelder dan je had gewild, maar je hebt wel alle partijen rondde tafel gehad.- GRI probeert <strong>op</strong> de achtergrond te blijven. Maar na <strong>het</strong>observeren <strong>van</strong> bepaalde situaties, waarom bedrijven wel ofniet GRI richtlijnen gebruiken, heeft <strong>het</strong> GRI een beterbeeld gekregen welke <strong>invloed</strong> bepaalde bedrijven hebben inhun land, en zelfs in hun sector.- GRI probeert bedrijven niet te pushen, maar probeertneutraal te blijven. Ze proberen de aandeelhouders enNGO’s te laten pushen om bedrijven te laten rapporteren.- Als er een mogelijkheid is voor <strong>het</strong> GRI, als bedrijvennadenken over rapporteren, dan zullen ze die aangrijpen ende een bedrijf aanmoedigen de GRI richtlijnen te gebruikenin plaats <strong>van</strong> een ander framework.- Het GRI promoot zichzelf en zorgt ervoor dat iedereen <strong>het</strong>kent. Ze hebben doelen gesteld en proberen meer bedrijvenin de Fortune 100 met GRI richtlijnen te laten rapporteren.Als de grote bedrijven rapporteren via de GRI richtlijnen,zullen anderen <strong>het</strong> ook doen. Die bedrijven probeert <strong>het</strong><strong>De</strong>cember 2005 102


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingNGO’sVanaf de jaren 90 tot aan de World Summit eisten NGO’stransparantie en aansprakelijkheid <strong>van</strong> bedrijven en voeldenzich betrokken bij <strong>het</strong> GRI netwerk. Nu hebben de meeste NGO’sbesloten dat ze meer moeten pushen. GRI richtlijnen zijn vrijwillig,niemand dwingt een organisatie deze richtlijnen te gebruiken.NGO’s willen dat iemand bedrijven verplicht de richtlijnen tegebruiken, ze willen druk uitoefenen. Zelf hebben zij niet demacht, maar zijn <strong>op</strong> zoek naar een internationale instantie,bijvoorbeeld de UN, zodat deze bedrijven, of overheden kandwingen om verslaggeving verplicht te maken. Door dezeverschuiving doen zij niet meer zoveel mee aan de discussie, zijwillen minder coöperatief zijn en meer confronterend. Af en toemist <strong>het</strong> GRI de deelname <strong>van</strong> de NOG’s in discussies.OverhedenIn <strong>het</strong> verleden hadden overheden niet echt aandacht voorduurzaamheidverslaggeving. <strong>De</strong> laatste paar jaar zie je dat deoverheden over de hele wereld, maar vooral in bv. West-Eur<strong>op</strong>a,Canada en Australië erover na zijn gaan denken. Ze zijn onderzoekgaan doen of er behoefte was aan vereisten betreffendeverslaggeving, en voorwaarden om genoteerd te worden aan debeurs. <strong>De</strong>ze regulerende organen zijn <strong>op</strong>komend, en <strong>het</strong> hangt in delucht dat er meer regulering komt voor verslaggeving in detoekomst.GRI - Fogelberg UNEP <strong>De</strong> baas <strong>van</strong> UNEP, Töpfer, heeft een brief gestuurd naar alleregeringsleiders <strong>van</strong> UNEP-lidstaten, welke landen interesse zoudenhebben om UNEP te hosten. Door een actieve lobby <strong>van</strong>uitNederland, is <strong>het</strong> naar Nederland gekomen.Nederlandse overheid en bedrijfslevenOverheid<strong>De</strong> overheid, de verschillende ministeries en de stad Amsterdam,maar ook <strong>het</strong> bedrijfsleven in Nederland, hebben actief gelobbydom <strong>het</strong> naar Nederland te krijgen. Men zag <strong>het</strong> GRI (<strong>van</strong>uit deUNEP) als een potentieel belangrijke organisatie.<strong>De</strong> Nederlandse overheid heeft <strong>het</strong> actieprogramma <strong>van</strong> de t<strong>op</strong> inJohannesburg ion 2002 onderschreven. In <strong>het</strong> nationaleactieprogramma (dssd) is in hoofdstuk 8 (economischeontwikkeling/bedrijfsleven) als eerste punt <strong>op</strong>genomen: steun aan<strong>het</strong> GRI.Balkenende heeft een debat gehad met de Tweede Kamer over waarwe staan als Nederland. <strong>De</strong> Nederlandse regering wil door <strong>het</strong> GRIte steunen en te hosten, laten zien aan regeringen dat <strong>het</strong> ernst is,maar ook <strong>het</strong> bedrijfsleven helpen om erover te rapporterenGRI bekend te maken met de richtlijnen.- <strong>De</strong> Nederlandse overheid en <strong>het</strong> bedrijfsleven zagen <strong>het</strong>GRI als een potentieel belangrijke organisatie.- Verschillende ministeries, EZ, Milieu, BZ hebben metelkaar doorgesproken of zij <strong>het</strong> GRI toentertijd wilden gaantrekken, ook als ze er geld voor moesten betalen.- Nederland is een relatief klein land, met relatief veelmultinationals. Kijkend naar <strong>het</strong> aantal organisaties inNederland die <strong>het</strong> GRI gebruikt, dan zijn dat er nu 37/38.- GRI is dichtbij in Nederland, er zijn ook veelOrganisational Stakeholders hier. Dat is gunstig voor beide.Voor GRI omdat OS bijdragen in de <strong>op</strong>erationele kosten.En gunstig voor hen, omdat zij een stem hebben en mogenmeepraten als lid <strong>van</strong> GRI.- GRI is de enige die uit zichzelf, bottom-up gegroeid is totde wereld standaard. Wat er ook <strong>op</strong> nationaal niveauontwikkeld wordt in Nederland, de meerderheid <strong>van</strong> debedrijven zijn internationaal <strong>op</strong>ererende bedrijven. Al ga jenaar België bij wijze <strong>van</strong> spreke, dan zit je alweer met eenandere nationale situatie.<strong>De</strong>cember 2005 103


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingJan Pronk (toenmalige minister Was <strong>van</strong> mening dat <strong>het</strong> GRI echt naar Nederland gehaald moestmilieu)worden.DHV Heeft de richtlijnen <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI in <strong>het</strong> Nederlands vertaald.IndividuenAccountants een consultantsMultinationalsMVO NederlandFolkert <strong>van</strong> der Molen (DHV) en Nancy Kamp (Ernst & Young enNIVRA) hebben persoonlijk gelobbyd voor <strong>het</strong> GRI.Bedrijven zijn een markt voor accountants en consultants. Zijadviseren bedrijven in hoe ze duurzaamheidsverslagen kunnendoen.Vooral Shell, Heineken en KPMG die actief gezegd hebben mee tebetalen aan de verhuizing <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI.Zij hebben <strong>het</strong> handboek voor MKB, high 5, in Nederlandverspreid.Actor Totaal aantal keren genoemd Actor Totaal aantal keren genoemdNGO’s 7 Overheid 6GRI 6 Vrom 1OESO 2 Economische Zaken 2VBDO 5 Eur<strong>op</strong>ese Commissie 1WBCSD 1 Invoering wet pensioenfondsen UK 1UNEP 1 Wet- en regelgeving 1MVO Nederland 1Institutionele beleggers 2Aandeelhouders 2 Adviesbureaus 1Accountants 3Media 1 Consultants 1Universiteiten/onderzoek 2 FEE 1Werknemers 2 Accountants en Adviesbureau’s 1Consument 1Toenemende maatschappelijke druk 1Ondernemingen 4 Bedrijfscultuur 1K<strong>op</strong>l<strong>op</strong>ende ondernemingen 1 Individuen (Nancy Kamp, Folkert <strong>van</strong> de Molen, Jan Pronk) 2Multinationals 2 DHV 1Shell 1Niche-banken (ASN, Triodos) 2<strong>De</strong>cember 2005 104


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingBijlage VI Matrix <strong>institutionele</strong> processenFUNCTIEVRAAGOrganisatieVBDOPrecipitating Jolts (I) <strong>De</strong>ïnstitutionalisatie (II) Preïnstitutionalisatie (III) Theoretisering (IVa) Nabootsing (IVb) Diffusie (V) Reïnstitutionalisatie (VI)<strong>De</strong>ze fase doet zich voorals bepaaldegebeurtenissen metsociale, technologische ofregulerende aard,gevestigde gebruikendestabiliseren(Greenwood et al., 2002).Wanneer zijn organisatiesin Nederland begonnenmet <strong>het</strong> rapporteren overeconomische, milieu ensociale gegevens?Is daar volgens uworganisatie een aanleidingvoor geweest?Milieu rapportage isbegonnen in 1987/1988 enis in een stroomversnellinggeraakt doorincidenten die groot in<strong>het</strong> nieuws kwamen.Daadwerkelijkrapporteren is ontstaan bijde komst <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI.Er was een bepaaldevraag naar een standaard.<strong>De</strong> drie elementen wordenwel geïntegreerd maar,<strong>het</strong> belangrijkste gedeelteis nog steeds milieu.Financieel is onderbelicht,en sociaal begint <strong>op</strong> tekomen, maar is induurzaamheidsverslaggeving<strong>van</strong>mindere kwaliteit danIn de deïnstitutionalisatie faseverliezen bestaande sociaalgeconstrueerde ideeën aanbetekenis. Nieuwe actorenkunnen dan <strong>het</strong> veld betreden,bestaande actoren kunnen <strong>het</strong>veld verlaten of institutioneelentrepreneurschap kan zichvoor doen (Greenwood et al.,2002).Kunt u aangeven wat uworganisatie verstaat onderduurzaamheids-verslaggeving?Kunt u in <strong>het</strong> kort aangevenwelke ontwikkelingen er zijngeweest <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong>duurzaamheids-verslaggeving<strong>van</strong>af 1997, sinds de <strong>op</strong>richting<strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI?Duurzaamheidsverslag-gevingis <strong>het</strong> transparant weergeven<strong>van</strong> de prestaties <strong>van</strong>ondernemingen <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied<strong>van</strong> triple P.Voor 1997 was <strong>het</strong>voornamelijkmilieuverslaggeving enEH&S. Daarna deontwikkeling (de overgangnaar) <strong>van</strong> de GRI-richtlijnenals standaard.GRI kwam naar Nederlanddoor gunstig politiek klimaat.VBDO heeft bij EZ gelobbydom GRI te stimuleren enfinancieren om hier te komen.In de fase <strong>van</strong>preïnstitutionalisatie, wordennieuwe ideeën en daarmee demogelijkheid tot veranderinggeïntroduceerd. Organisatieszullen onafhankelijk <strong>van</strong> elkaarvernieuwen en <strong>op</strong>lossingenzoeken voor lokale problemen(Greenwood et al., 2002).Kunt u in <strong>het</strong> kort aangevenwelke ontwikkelingen er zijngeweest <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong>duurzaamheids-verslaggeving<strong>van</strong>af 1997, sinds de <strong>op</strong>richting<strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI?Hoe hebben rapporterendeorganisaties gereageerd <strong>op</strong>ontwikkelingen induurzaamheids-verslaggeving?Voor 1997 was <strong>het</strong>voornamelijkmilieuverslaggeving en EH&S.Daarna de ontwikkeling (deovergang naar) <strong>van</strong> de GRIrichtlijnenals standaard.GRI kwam naar Nederlanddoor gunstig politiek klimaat.VBDO heeft bij EZ gelobbydom GRI te stimuleren enfinancieren om hier tekomen.Er zijn verschillendeverdelingen te maken inreacties <strong>op</strong> ontwikkelingen induurzaamheids-verslaggeving(potentiële indeling: bedrijvenkunnen pioniers,middenmoters enachterblijvers zijn). Zehebben verschillendIn de theoretiserings-fase, worden deproblemen gespecificeerd, zodatmogelijke <strong>op</strong>lossingen er eenvoudigaan gek<strong>op</strong>peld kunnen worden. Doormorele (oordeel publiek of gedrag<strong>van</strong> organisatie juist is) enpragmatische legitimiteit (eigenbelang <strong>van</strong> meest directe publiek)wordt dit proces gerechtvaardigd(Greenwood et al., 2002).Heeft uw organisatie <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebeid<strong>van</strong> duurzaamheid enduurzaamheidsverslaggeving doortoedoen <strong>van</strong> stakeholders bepaaldeactiviteiten gestart, veranderingen inbeleid doorgevoerd of anders?Kunt u in <strong>het</strong> kort aangeven welkeontwikkelingen er zijn geweest <strong>op</strong><strong>het</strong> gebied <strong>van</strong> duurzaamheidsverslaggeving<strong>van</strong>af 1997, sinds de<strong>op</strong>richting <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI?Voor 1997 was <strong>het</strong> voornamelijkmilieuverslaggeving en EH&S.Daarna de ontwikkeling (deovergang naar) <strong>van</strong> de GRIrichtlijnenals standaard.Wij zijn een vereniging en moetennaar onze leden luisteren. Onderandere de <strong>institutionele</strong> ledenhebben <strong>op</strong> een gegeven momentgezegd: wij willen de GRIstandaard.Je neemt dingen waar. Bijvoorbeeldis ketenbeheer iets waar we dekomende jaren mee bezig zijn, demarkt verschuift naar China enbedrijven besteden steeds meeraandacht aan hun leveranciers in hunduurzaamheids-verslagen. Het islastig afbakenen (ik geloof dat <strong>het</strong>GRI er ook mee bezig is) waar hou je<strong>invloed</strong> als onderneming in de keten.Volgens Parkhe (2003) kan in devierde fase <strong>van</strong> <strong>het</strong> model <strong>van</strong>Greenwood et al. (2002)nabootsing, ofwel mimicry, eenbelangrijke verklaring geven voor<strong>het</strong> gedrag <strong>van</strong> organisaties.Organisaties hebben de neigingom gedrag <strong>van</strong> gelijkeorganisaties in <strong>het</strong>zelfde veld nate bootsen als zij meer legitiem ofsuccesvoller zijn (DiMaggio enPowell, 1983).Zijn organisaties die overduurzaamheid rapporterenont<strong>van</strong>kelijk voor druk <strong>van</strong>uit deomgeving als <strong>het</strong> gaat omrapporteren?Kijken organisaties in Nederlandnaar elkaar als <strong>het</strong> gaat om demanier <strong>van</strong> rapporteren?Nemen organisaties gedrag <strong>van</strong>elkaar over als <strong>het</strong> gaat om demanier <strong>van</strong> rapporteren?Wij zijn een vereniging en moetennaar onze leden luisteren. Onderandere de <strong>institutionele</strong> ledenhebben <strong>op</strong> een gegeven momentgezegd: wij willen de GRIstandaard.Organisaties die rapporterenzijn ont<strong>van</strong>kelijk voor druk<strong>van</strong>uit de omgeving, dat is tochwel de <strong>invloed</strong> <strong>van</strong> de media. Dankom je toch weer <strong>op</strong> de BrentSpar en Corporate Governance.Bedrijven zijn er heel gevoeligvoor, ook voor dingen die niet <strong>het</strong>acht uur journaal halen.Ook druk <strong>van</strong>uit analisten, zijdoen onafhankelijk onderzoek, engaan niet alleen maar af <strong>op</strong>informatie <strong>van</strong> de media. Dieadviseren investeerders, deaandeelhouders <strong>van</strong> eenFase VI <strong>van</strong> <strong>het</strong> model, diffusie,wordt gekenmerkt door deverspreiding <strong>van</strong> vernieuwingenbinnen organisaties. Doorverspreiding raken de innovatiesgeobjectiveerd, zij verkrijgen socialeconsensus betreffende hunpragmatische waarde (Suchman,1995).Kunt u in <strong>het</strong> kort aangeven welkeontwikkelingen er zijn geweest <strong>op</strong><strong>het</strong> gebied <strong>van</strong> duurzaamheidsverslaggeving<strong>van</strong>af 1997, sinds de<strong>op</strong>richting <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI?Hoe hebben rapporterendeorganisaties gereageerd <strong>op</strong>ontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving?Heeft uw organisatie <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebeid<strong>van</strong> duurzaamheid enduurzaamheids-verslaggeving doortoedoen <strong>van</strong> stakeholders bepaaldeactiviteiten gestart, veranderingen inbeleid doorgevoerd of anders?<strong>De</strong> eerste keer dat <strong>het</strong> begripduurzaamheid naar voren kwam wasdoor de VN commissie Brundtland.Maar dat <strong>het</strong> daadwerkelijk alsverslaggeving gehanteerd werd issinds <strong>het</strong> GRI met de richtlijnenbegonnen is.Er zijn verschillende verdelingen temaken in reacties <strong>op</strong>ontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving(potentiële indeling:bedrijven kunnen pioniers,middenmoters en achterblijverszijn). Ze hebben verschillendgereageerd.VBDO is vaak een aanstichter, eenvoorl<strong>op</strong>er. Lo<strong>op</strong>t <strong>op</strong> de markt vooruiten probeert dingen te stimuleren(pullstrategie).Als ideeën vollediggeïnstitutionaliseerd zijn, kunnenze generatie <strong>op</strong> generatieoverleven en aangenomen wordenals de manier <strong>van</strong> handelen(Tolbert en Zucker, 1996), zeworden voorzien <strong>van</strong> cognitievelegitimiteit (Suchman, 1995).Zijn organisaties de afgel<strong>op</strong>enjaren in hoeveelheid/frequentiemeer gaan rapporteren?Zijn organisaties over de jarenheen over nieuwe en/of andereonderwerpen gaan rapporteren?Hoe denkt u dat deontwikkelingen induurzaamheids-verslaggeving inde toekomst zullen zijn?Organisaties zijn meer gaanrapporteren. Per jaar komen er2/3 bij. Over <strong>het</strong> algemeen dikker,sommige dunner met eeninteractief rapport. Organisatieszijn sociaal gaan rapporten. Hetrapporteren is ook enigszinstrendgevoelig, bv. climatechange, corporate governance Alser een incident is geweest heeftdat vaak een effect <strong>op</strong>duurzaamheids- verslaggeving(reactief). Voor de toekomst gaanbedrijven <strong>het</strong> meer als een<strong>op</strong>portunity zien, na PR enreputatie en risk-management. <strong>De</strong>transparantie zal vergroten, meerbedrijven zullen met GRIrichtlijnen rapporteren.<strong>De</strong>richtlijnen moeten meervolwassen worden, dat gaat<strong>De</strong>cember 2005 105


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingEconomischeZakenmilieuverslaggeving (<strong>het</strong>is niet tastbaar, je kunt <strong>het</strong>moeilijk kwantitatiefuitleggen).Incidenten (zoals Shellmet Brent Spar) werkenvaak reactief bijondernemingen, deontwikkeling geraakt afen toe in een stroomversnelling.Misschien zijn er welbedrijven die er al tienjaar geleden meebegonnen zijn. Volgensmij is <strong>het</strong> meer iets <strong>van</strong> deafgel<strong>op</strong>en zes jaar, <strong>van</strong>af1997? <strong>De</strong> combinatie isecht sinds de t<strong>op</strong> inJohannesburg.Over MVO wordt altijdgezegd dat sinds de BrentSpar, dat je als bedrijfniet meer defensief maaroffensief moet zijn.Maatschappelijkeorganisaties en NGO’swillen feiten. Alsorganisatie moet jeinstrumenten hebben omcijfers te staven. Zo zou jedie ontwikkeling kunnensc<strong>het</strong>sen <strong>van</strong>uitmaatschappelijkeorganisaties die beleid,uitvoering, performance<strong>op</strong> papier willen zien.Niet alleen maar lozekreten en incidenteel,maar meer gestructureerd<strong>op</strong> basis <strong>van</strong> feiten zodatje in ieder geval metelkaar kunt praten. Hetgaat om de dialoog metde maatschappij.Bedrijven geven naast definanciële verslaggeving, ookeen bijvoorkeur eenmaatschappelijk verslag uit.Dus jaarlijks, periodiek,volgens bepaalde vereisten,rapporteren over intenties,beleid, wat er<strong>van</strong> terecht isgekomen, inspanningen <strong>op</strong> <strong>het</strong>gebied <strong>van</strong> pe<strong>op</strong>le planetprofit.Duurzaamheidsverslaggevingis echt nog in ontwikkeling,dan moet je niet zo snel vasttimmeren <strong>op</strong> de wettelijkevereisten of wat dan ook. Maarje moet wel zorgen dat er watmeer eenheid komt en we <strong>van</strong>elkaar kunnen leren, dat <strong>het</strong>inzichtelijk is.Qua ontwikkeling zie je inNederland ook dat veelbedrijven <strong>van</strong>uit demilieujaarverslaggevingverder zijn gegaan, 250bedrijven waren verplichtom publiek te rapporterenover milieu prestaties. Hetpublieke verslag is afgeschaft,bedrijven moeten wel nogsteeds voor de overheidrapporteren.En wat betreft <strong>het</strong> sociale, datis niet voor externe verplicht,maar wel in <strong>het</strong> kader <strong>van</strong> dewet <strong>op</strong> ondernemingsraad. Ikgeloof dat je dat voor internbeschikbaar moet hebben. Datzie je bij sommigengeïntegreerd, en nog wat erbij.Maar die aanvliegroutes zijn<strong>op</strong> zich wel grappig.gereageerd.Er is ook een driedeling temaken in dat <strong>het</strong> eerst PR,met toenemendeaandacht/<strong>invloed</strong> <strong>van</strong> demedia werd <strong>het</strong> reputatie- enriskmanagement en nu zijner langzaam aan bedrijvendie <strong>het</strong> als een mogelijkheidzien, als bedrijfs<strong>op</strong>portunity.We staan aan <strong>het</strong> begin <strong>van</strong> eenontwikkeling, en financiëleverslaggeving dat heeft wel100 jaar nodig gehad voor datwat er nu ligt.Duurzaamheidsverslaggevingis echt nog in ontwikkeling,dan moet je niet zo snel vasttimmeren <strong>op</strong> de wettelijkevereisten of wat dan ook. Maarje moet wel zorgen dat er watmeer eenheid komt en we <strong>van</strong>elkaar kunnen leren, dat <strong>het</strong>inzichtelijk is.Qua ontwikkeling zie je inNederland ook dat veelbedrijven <strong>van</strong>uit demilieujaarverslaggevingverder zijn gegaan, eerstwaren 250 bedrijven verplichtom publiek te rapporteren overmilieu prestaties, de wet voor<strong>het</strong> publiekverslag isafgeschaft. <strong>De</strong> gegevensmoeten wel nog steeds wordenaangeleverd aan gemeenten.En wat betreft <strong>het</strong> sociale, datis niet voor externe verplicht,maar wel in <strong>het</strong> kader <strong>van</strong> dewet <strong>op</strong> ondernemingsraad. Ikgeloof dat je dat voor internbeschikbaar moet hebben. Datzie je bij sommigengeïntegreerd, en nog wat erbij.Maar die aanvliegroutes zijn<strong>op</strong> zich wel grappig.Rapporterende organisatieshebben divers gereageerd <strong>op</strong>ontwikkelingen. EZ heeftafgel<strong>op</strong>en jaar eenbenchmark latenontwikkelen. Van de bedrijvenDit zijn dingen die we actiefverwachten <strong>van</strong> ondernemingen enwaar we ze <strong>op</strong> attenderen dat ze daaraandacht aan besteden.Op <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong> duurzaamheid enduurzaamheidsverslaggeving hebbenwij niet echt door toedoen <strong>van</strong>stakeholders dingen gedaan. Datgeldt misschien meer voor bedrijvenzelf. Wij hebben natuurlijk wel <strong>het</strong>maatschappelijke verslag gemaakt,dat had niet gehoeven, maar wehebben <strong>het</strong> geprobeerd.We staan aan <strong>het</strong> begin <strong>van</strong> eenontwikkeling, en financiëleverslaggeving dat heeft wel 100 jaarnodig gehad voor dat wat er nu ligt.Duurzaamheidsverslaggeving is echtnog in ontwikkeling, dan moet je nietzo snel vast timmeren <strong>op</strong> dewettelijke vereisten of wat dan ook.Maar je moet wel zorgen dat er watmeer eenheid komt en we <strong>van</strong>elkaar kunnen leren, dat <strong>het</strong>inzichtelijk is.Qua ontwikkeling zie je in Nederlandook dat veel bedrijven <strong>van</strong>uit demilieujaarverslaggeving verder zijngegaan, eerst waren 250 bedrijvenverplicht om publiek terapporteren over milieu prestaties,de wet voor <strong>het</strong> publiekverslag isafgeschaft. <strong>De</strong> gegevens moeten welnog steeds worden aangeleverd aangemeenten. En wat betreft <strong>het</strong>sociale, dat is niet voor externeverplicht, maar wel in <strong>het</strong> kader <strong>van</strong>de wet <strong>op</strong> ondernemingsraad. Ikgeloof dat je dat voor internbeschikbaar moet hebben. Dat zie jebij sommigen geïntegreerd, en nogwat erbij. Maar die aanvliegrouteszijn <strong>op</strong> zich wel grappig.onderneming.Organisaties kijken naar elkaaren overleggen met elkaar, <strong>het</strong> iswel een hele kleine markt. Zekijken naar werkwijzen, maarwerken ook zelfstandig.Neutraliteit in een verslag isbelangrijk. Dus niet alleen maarde goede dingen, maar ook deuitdagingen, de problemen. Dat isnog niet bereikt, en is dedoelstelling. Het wordt meervolwassen.Organisaties zijn welont<strong>van</strong>kelijk voor druk, kijkmaar naar de achterblijvers. Als jeinternationaal <strong>op</strong>ererend bent,zoals een ABN AMRO, dan zouje verdacht gevonden kunnenworden als je nog niet rapporteert.Dat zouden we wel willen, maarik weet niet of dat al gebeurt. Erzijn veel verschillen tussenbranches en de manier <strong>van</strong>rapporteren. Wij beogen wel datbedrijven best practicesbestuderen, zodat ze kijken: ‘diedoet <strong>het</strong> zo’. Wat ook aardig is, ermoet een bepaalde vraag zijn naarinformatie in maatschappelijkeverslagen. Het is nu allemaal nogeen beetje adhoc. <strong>De</strong>maatschappelijke verslagen zijn<strong>het</strong> aanbod. <strong>De</strong> vraag moet scherpgehouden worden, want daar doenbedrijven <strong>het</strong> voor, de vraag naarprojecten. Als bedrijven slim zijnorganiseren ze stakeholdersessiesom <strong>het</strong> vraag/aanbod duidelijk tekrijgen.Er wordt in bepaalde gevallenwel naar elkaar gekeken. Dat isook <strong>het</strong> doel <strong>van</strong> de benchmark.Daarin ziet men de ‘bestpractices’ geïdentificeerd. Tochis ieder bedrijf weer anders,iedereen wil uiteindelijk uniekzijn. Sommige hebben er meermensen <strong>op</strong>zitten. Iedereenrapporteert <strong>op</strong> een eigen manier,en probeert een eigen touch eraante geven. Je wilt je onderscheiden<strong>van</strong> de rest.We staan aan <strong>het</strong> begin <strong>van</strong> eenontwikkeling, en financiëleverslaggeving dat heeft wel 100 jaarnodig gehad voor dat wat er nu ligt.Duurzaamheidsverslaggeving is echtnog in ontwikkeling, dan moet je nietzo snel vast timmeren <strong>op</strong> dewettelijke vereisten of wat dan ook.Maar je moet wel zorgen dat er watmeer eenheid komt en we <strong>van</strong> elkaarkunnen leren, dat <strong>het</strong> inzichtelijk is.Qua ontwikkeling zie je in Nederlandook dat veel bedrijven <strong>van</strong>uit demilieujaarverslaggeving verderzijn gegaan, eerst waren 250bedrijven verplicht om publiek terapporteren over milieu prestaties, dewet voor <strong>het</strong> publiekverslag isafgeschaft. <strong>De</strong> gegevens moeten welnog steeds worden aangeleverd aangemeenten. En wat betreft <strong>het</strong>sociale, dat is niet voor externeverplicht, maar wel in <strong>het</strong> kader <strong>van</strong>de wet <strong>op</strong> ondernemingsraad. Ikgeloof dat je dat voor internbeschikbaar moet hebben. Dat zie jebij sommigen geïntegreerd, en nogwat erbij. Maar die aanvliegrouteszijn <strong>op</strong> zich wel grappig.Rapporterende organisatieshebben divers gereageerd <strong>op</strong>ontwikkelingen. EZ heeft afgel<strong>op</strong>enjaar een benchmark latenontwikkelen. Van de bedrijven dieerin zijn <strong>op</strong>genomen, hebben we dereacties <strong>op</strong>genomen. <strong>De</strong> bedrijvendie hoog staan hebben <strong>het</strong> prima<strong>op</strong>genomen, de bedrijven die laagstaan, en wel een aantal MVOdingen doen die waren not amused.Want <strong>het</strong> ging er niet om hoeveelMVO je an sich deed, maar of je ergestaag, maar de kwaliteit zalverbeteren. Het gaat ook meersectorspecifiek worden.Eventueel: ontwikkelingenverbetering in de kwaliteit <strong>van</strong> deexterne verificatie <strong>van</strong> <strong>het</strong> verslag,toenemende focus <strong>op</strong> de keten,grotere integratie met financieeljaarverslag, sectorspecifiek).<strong>De</strong> frequentie is jaarlijks. In <strong>het</strong>benchmark rapport (KPMG), staatdat de k<strong>op</strong>l<strong>op</strong>ers <strong>het</strong> goed doen,maar de grote middenmoot achterblijft. We zouden willen dat ermeer bedrijven gaan rapporteren.Je ziet wel nieuwe onderwerpen,zoals Tabaksblat. Dat is wel eenbeetje verder verankerd, als je <strong>het</strong>niet doet moet je aangevenwaarom. Je ziet dat inmaatschappelijke verslagen welaandacht, gek<strong>op</strong>peld aan <strong>het</strong>financiële verslag is. Maar je zietwel dat in maatschappelijkeverslagen aandacht is voor <strong>het</strong>Corporate Governance verhaal.Bij milieu is <strong>het</strong> aan <strong>het</strong>verschuiven naar meer ethischekwesties, afwegingen. Wat speelter in je sector, welke initiatievenzijn er waarbij je je hebtaangesloten, welke thema’s, als errampen zijn gebeurd rapporteer jedaarover. Het is toch een kwestie<strong>van</strong> voeling met demaatschappij en je stakeholdershouden. Een aantal t<strong>op</strong>ics,kinderarbeid, milieuprestaties,risico, veiligheid bepaalde normenen richtlijnen vind je altijd welterug. Per sector is <strong>het</strong>verschillend wat deverschuivingen zijn. Rapporterenzal meer om maatwerk gaan. Hetzal steeds meer om de inhoudgaan. Ook <strong>het</strong> afstemmen <strong>van</strong> devraag <strong>van</strong>uit de maatschappij <strong>op</strong><strong>het</strong> aanbod. Het gaat niet zozeerom <strong>het</strong> rapport, maar om deinhoud, dus hoe bedrijven metbepaalde ethische kwesties<strong>De</strong>cember 2005 106


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingdie erin zijn <strong>op</strong>genomen,hebben we de reacties<strong>op</strong>genomen. <strong>De</strong> bedrijven diehoog staan hebben <strong>het</strong> prima<strong>op</strong>genomen, de bedrijven dielaag staan, en wel een aantalMVO dingen doen die warennot amused. Want <strong>het</strong> ging erniet om hoeveel MVO je ansich deed, maar of je er ookover rapporteerde.ook over rapporteerde.Op <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong> duurzaamheid enduurzaamheidsverslaggeving hebbenwij niet echt door toedoen <strong>van</strong>stakeholders dingen gedaan. Datgeldt misschien meer voor bedrijvenzelf. Wij hebben natuurlijk wel <strong>het</strong>maatschappelijke verslag gemaakt,dat had niet gehoeven, maar wehebben <strong>het</strong> geprobeerd.omgaan. Dus <strong>het</strong> zal zich steedsmeer gaan pinpointen <strong>op</strong> wat voordat bedrijf specifiek is. Het zoumeer moeten toegroeien naareen soort standaard, meerprofessionalisering <strong>van</strong>uit GRIof andere hoeken. <strong>De</strong>onderstroom laat wel eenpositieve lijn zien. <strong>De</strong> overheidheeft een rol. Bedrijvenaanspreken dat ze demaatschappelijke rol <strong>op</strong> zichnemen, instrumenten aanreiken,goede instituten steunen waarbedrijven naar kunnen kijken.Misschien dat er iets binnenEur<strong>op</strong>a geregeld kan worden.Kijken naar andere landen,transparantie. ‘Practice what youpreach’, niet zozeer <strong>het</strong> goedevoorbeeld geven, maar zelf kijkenwat <strong>het</strong> voor jou organisatiebetekend. In de komende jarenzullen ontwikkelingenuitgekristalliseerd worden,bijvoorbeeld de verificatie <strong>van</strong>rapporten. <strong>De</strong> overheid kan eensturende rol spelen in al dezeontwikkelingen.MVONederlandVolgens mij was <strong>het</strong>eerste geïntegreerdeverslag in Nederland <strong>van</strong>Shell. Alle grote,Schiphol, KLM hadden almilieuverslagen. Ensociale verslagen waren erook al. Voor derapporterende organisatieswaren die verplicht. <strong>De</strong>aanleiding in die tijd wasde milieudiscussie, ookde sociale discussieonder druk <strong>van</strong> devakbeweging (jaren 70,rondom werkeloosheid).Bodysh<strong>op</strong> kun je alsvoorl<strong>op</strong>er noemen ookmet rapportage, ze zijn alseerste met audittenbegonnen <strong>op</strong>verschillende thema’s metverschillendestakeholders. Bodysh<strong>op</strong>heeft een belangrijkefunctie voor rapportageEen verslag over de prestatie<strong>op</strong> de drie MVO-thema’s,hoewel er bij ons ook welgekeken wordt naar dilemmasharing.Per bedrijfstak wordtgekeken welkemaatschappelijke issues erzijn, daarover moetgerapporteerd worden hoe jedaarmee om gaat.Wat wij belangrijk vinden isdat bedrijven inhoudelijk watmeer vertellen en dat <strong>het</strong> nietalleen maar een lijstje <strong>van</strong>puntjes afwerken is. <strong>De</strong>afwegingen, de keuzes diegemaakt worden in debesluitvormingsprocessen, enwat daar de achtergrond is zijnbelangrijk. En ook <strong>het</strong>aangeven welke trends enontwikkelingen er zijn, en hoeje tot de keuze bent gekomenis belangrijk.Je had vroeger in Nederland demilieuverslagen en de socialeJe had vroeger in Nederland demilieuverslagen en de socialejaarverslagen. Sinds 1997 is<strong>het</strong> meer richtingduurzaamheid gegaan, en ookmeer richting vrijwilligheid.Ieder bedrijf deed <strong>het</strong> <strong>op</strong> zijneigen manier, dingen warenniet te vergelijken. <strong>De</strong> heleinternationale standaardisatiediscussie is snel gegaan, enheeft ook geleid heeft tot de<strong>op</strong>richting <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI. Opinternationaal niveau zijn grotemultinationals gaanrapporteren. Het <strong>Global</strong>Compact, de OESOrichtlijnen,de WorldBusiness Council, GRI, enAccountability hebben eenbelangrijke rol gespeeld in destandaardisatie discussie. EnShell natuurlijk die begonnenis met <strong>het</strong> eerst echteduurzaamheidsverslag, en <strong>het</strong>identificeren <strong>van</strong> keyMVO Nederland is met thema’s <strong>van</strong>maatschappelijk vlak doorstakeholderdialoog vormgegeven. Opbasis <strong>van</strong> die dialoog hebben we tienthema’s kunnen identificeren. En nugaan we steeds in ‘ronde tafels’ metdeskundigen uit <strong>het</strong> veld om <strong>van</strong>uithun diverse achtergronden te kijkenwat die thema’s zijn.We gebruiken destakeholderdialoog voor <strong>het</strong>vormen <strong>van</strong> <strong>het</strong> beleid.We zijn ook vraaggestuurd <strong>van</strong>uitonze partners, dus we gebruikenonze partners ook voor <strong>het</strong> vaststellenwat de onderwerpen zijn waar<strong>op</strong> wijons moeten richten.Je had vroeger in Nederland demilieuverslagen en de socialejaarverslagen. Sinds 1997 is <strong>het</strong> meerrichting duurzaamheid gegaan, enook meer richting vrijwilligheid.Ieder bedrijf deed <strong>het</strong> <strong>op</strong> zijn eigenmanier, dingen waren niet tevergelijken. <strong>De</strong> hele internationalestandaardisatie discussie is snelIk denk niet dat je kuntrapporteren zonder dat je deomgeving geraadpleegd hebt ofin kaart gebracht hebt wat deissues zijn. Daar speelt altijd eensoort <strong>van</strong> druk mee. Er zijn welwat bedrijven onder drukgelegd, zoals Philips, Shell ABNAMRO en ING. Dat heeft weldegelijk gewerkt. Maar Gulpenerniet, die is begonnen om zich heelerg te onderscheiden <strong>op</strong> MVOomdat ze daar investeringen inhebben gedaan. Campina ook. Zozijn er steeds meer bedrijven diemeer positief beginnen.Bedrijven kijken naar elkaar,maar bedrijven hebben welonderscheidende kwaliteitendaarin om te rapporteren.Het zijn meestal de adviesbureaus,die de verslagen schrijven en datis een zwakte <strong>van</strong> verslaggeving.Er is maar een heel klein team <strong>van</strong>mensen intern bij betrokken en <strong>op</strong>de hoogte, samen met externeBedrijven met een groot budget,met een reputatieschade hebben<strong>het</strong> snel <strong>op</strong>gepakt. Het was voorconsumentproducten gerichtebedrijven vooral bedreiging maar ookeen kans.Dan heb je nog de helemilieuwetgeving in <strong>het</strong>productieproces. En natuurlijk derisico’s, en hele grote ongelukken,zoals B<strong>op</strong>al in de chemiesector. Datzijn eigenlijk een beetje negatiefrisicomijdende bedrijven. Dan zijner nu ook langzamerhand bedrijvendie <strong>het</strong> als kans zien om zich positiefte onderscheiden, maar er blijft eenweerstand: moeten we <strong>het</strong> wel zodoen?In die zin zijn <strong>het</strong> voorl<strong>op</strong>ers diebeginnen, ook in sectoren die nogniet heel erg MVO waren. <strong>De</strong>sectoren die toch wel MVO zijn <strong>van</strong>nature, keuze of overtuiging, diekrijgen langzamerhand <strong>het</strong> gevoel datze links worden ingehaald doorachterl<strong>op</strong>ers met een mooi verhaal enEr komen steeds nieuweverslagen en verslaggevendeorganisaties bij. Eerst had je omde zoveel jaar, nu wordt <strong>het</strong> steedsmeer jaarlijks. Ik heb <strong>het</strong> idee datze dikker worden. Dat istegelijkertijd goed en mindergoed. Goed, omdat je een beterbeeld krijgt <strong>van</strong> wat er nu echtspeelt, <strong>het</strong> verhaal erachter. Vande andere kant wordt <strong>het</strong> ook watdiffuser, waar hebben we nouover. Ik zou <strong>het</strong> liefst toch in lijngaan met directieverslag, waarinfinanciële criteria netjes <strong>op</strong> eenrijtje staan over de jaren. Dat ereen ontwikkeling te zien is. Zozouden MVO verslagen ookmoeten zijn, meer state-of-the-art.Binnen MVO kan <strong>het</strong> nog eenstuk beter ge<strong>op</strong>erationaliseerdworden. <strong>De</strong> verslagen zijn nu nogvrij complex met referenties ineen index naar alle GRIindicatoren.Er zou, net als bijfinanciële verslaggeving, meer<strong>De</strong>cember 2005 107


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevinggehad, midden jaren 90.Toen was <strong>het</strong> echt eenissue, er was behoeftenaar voorbeelden. Watis wel/niet belangrijk.Toen is <strong>het</strong> leerprocesbegonnen en GRI inleven geroepen, er wasecht behoefte. <strong>De</strong>voorbeelden die je toenhad, zijn de Bodysh<strong>op</strong> enShell. <strong>De</strong> verspreiding<strong>van</strong> kennis door KPMG,Unilever, Shell en PWCen andere adviesorganisaties is heelbelangrijk geweest.Door de Rio Conferentieen Brundtland kwam <strong>het</strong>meer in de <strong>op</strong>enheid. <strong>De</strong>theoretische en politiekediscussie, ook richtingbedrijfsleven, heeftdaarmee praktischehandvaten gekregen.Financiële rapportagewerkt als soort <strong>van</strong>gewoonterecht dat eenbasis vormt voor allerleiverkeer tussen actoren.Dat is gebruikt ommaatschappelijke thema’sbespreekbaar enuitvoerbaar te krijgenbinnen <strong>het</strong> bedrijfsleven.Er moest toch een maniergevormd worden omactoren mee te krijgen.Dus zelfregulering enduurzaam, dan kom je alheel snel <strong>op</strong> transparantieen rapportage.jaarverslagen. Sinds 1997 is<strong>het</strong> meer richtingduurzaamheid gegaan, enook meer richtingvrijwilligheid. Ieder bedrijfdeed <strong>het</strong> <strong>op</strong> zijn eigen manier,dingen waren niet tevergelijken. <strong>De</strong> heleinternationalestandaardisatie discussie issnel gegaan, en heeft ookgeleid heeft tot de <strong>op</strong>richting<strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI. Opinternationaal niveau zijn grotemultinationals gaanrapporteren. Het <strong>Global</strong>Compact, de OESOrichtlijnen,de WorldBusiness Council, GRI, enAccountability hebben eenbelangrijke rol gespeeld in destandaardisatie discussie. EnShell natuurlijk die begonnenis met <strong>het</strong> eerst echteduurzaamheidsverslag, en <strong>het</strong>identificeren <strong>van</strong> keyperformance indicators. Watwel een standaard heeft gezet,die driepoot samen heeftgebracht. En daarin is een heleontwikkeling geweest en nuzie je dat <strong>het</strong> nog steedsgaande is eigenlijk. Dat je ookecht de ontwikkelingen kuntmeten.Duurzaamheid is eenmaatschappelijk veranderendthema wat ook qua inhoudveranderd, de conjunctuurverandert ook mee. Dat zie jeook binnen de GRI, datveranderd ook mee.Dutch sustainability reseach(DSR) die hebben hun eigenbenchmark gedaan, dan heb jeBerenschot en Nijenrode dieeen transparantie benchmarkhebben. Zo heb je allerleirating agencies en adviseursdie met behulp <strong>van</strong> de GRIcriteria wel hun eigenafwegingen kunnen maken. Ikdenk dat daardoor dat soorttrends, zeker ook in definanciële wereld, mede met deperformance indicators. Watwel een standaard heeft gezet,die driepoot samen heeftgebracht. En daarin is een heleontwikkeling geweest en nu zieje dat <strong>het</strong> nog steeds gaande iseigenlijk. Dat je ook echt deontwikkelingen kunt meten.Duurzaamheid is eenmaatschappelijk veranderendthema wat ook qua inhoudveranderd, de conjunctuurverandert ook mee. Dat zie jeook binnen de GRI, datveranderd ook mee.Dutch sustainability reseach(DSR) die hebben hun eigenbenchmark gedaan, dan heb jeBerenschot en Nijenrode dieeen transparantie benchmarkhebben. Zo heb je allerleirating agencies en adviseursdie met behulp <strong>van</strong> de GRIcriteria wel hun eigenafwegingen kunnen maken. Ikdenk dat daardoor dat soorttrends, zeker ook in definanciële wereld, mede met dekomst <strong>van</strong> de GRI ookmakkelijker wordt om in definanciële wereld <strong>op</strong> basis <strong>van</strong>niet financiële criteria eenafweging te kunnen maken. Ikdenk dat <strong>het</strong> GRI daarin eengat heeft gevuld, en dus ookvoor harmonisatie in <strong>het</strong> geheel<strong>van</strong> triple P onderzoek.Bedrijven met een grootbudget, met eenreputatieschade hebben <strong>het</strong>snel <strong>op</strong>gepakt. Het was voorconsumentproducten gerichtebedrijven vooral bedreigingmaar ook een kans. Er warenook bedrijven die.Dan heb je nog de helemilieuwetgeving in <strong>het</strong>productieproces. En natuurlijkde risico’s, en hele groteongelukken, zoals B<strong>op</strong>al in dechemiesector. Dat zijneigenlijk een beetje negatiefrisicomijdende bedrijven.Dan zijn er nu ooklangzamerhand bedrijven diegegaan, en heeft ook geleid heefttot de <strong>op</strong>richting <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI. Opinternationaal niveau zijn grotemultinationals gaan rapporteren. Het<strong>Global</strong> Compact, de OESOrichtlijnen,de World BusinessCouncil, GRI, en Accountabilityhebben een belangrijke rol gespeeldin de standaardisatie discussie. EnShell natuurlijk die begonnen is met<strong>het</strong> eerst echteduurzaamheidsverslag, en <strong>het</strong>identificeren <strong>van</strong> key performanceindicators. Wat wel een standaardheeft gezet, die driepoot samen heeftgebracht. En daarin is een heleontwikkeling geweest en nu zie je dat‘t nog steeds gaande is eigenlijk. Datje ook echt de ontwikkelingen kuntmeten.Duurzaamheid is eenmaatschappelijk veranderend themawat ook qua inhoud veranderd, deconjunctuur verandert ook mee. Datzie je ook binnen de GRI, datveranderd ook mee.Dutch sustainability reseach (DSR)die hebben hun eigen benchmarkgedaan, dan heb je Berenschot enNijenrode die een transparantiebenchmark hebben. Zo heb je allerleirating agencies en adviseurs die metbehulp <strong>van</strong> de GRI criteria wel huneigen afwegingen kunnen maken. Ikdenk dat door dat soort trends, zekerook in de financiële wereld, medemet de komst <strong>van</strong> de GRI ookmakkelijker wordt om in definanciële wereld <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> nietfinanciële criteria een afweging tekunnen maken. Ik denk dat <strong>het</strong> GRIdaarin een gat heeft gevuld, en dusook voor harmonisatie in <strong>het</strong> geheel<strong>van</strong> triple P onderzoek.adviseurs <strong>van</strong> bijvoorbeeld eenKPMG, een groep professionalsdie dat mooi <strong>op</strong>schrijft. Maardaarmee is <strong>het</strong> nog helemaal nietecht iets <strong>van</strong> <strong>het</strong> bedrijf zelf. <strong>De</strong>verslagen kunnen wel degelijk eenfunctie hebben, juist om dat kleinegroepje <strong>van</strong> diehards binnen deorganisatie eencommunicatiekanaal te geven ommedewerkers <strong>op</strong> MVO criteria teoordelen/ ook die MVO prestatieste laten invullen. Nu hebbenbijvoorbeeld ABN AMRO enShell duidelijk wat die zijn. En dathadden ze nooit kunnen stellen alser geen verslag was geweestwaarin de criteria <strong>op</strong> een rijtjewordt gezet. In die zin is <strong>het</strong> zekerintern. Ik denk dat die vragen nupas aan <strong>het</strong> licht komen.Iedereen kijkt naar elkaar. Maarhoe <strong>het</strong> echt in de praktijk gaatweet ik niet. Het sluit ook wel aanbij de eigen identiteit <strong>van</strong> eenorganisatie. Dus ik denk wel datze naar elkaar kijken, maar ook:‘wat past bij ons’.geld en dan moeten wij toch ook. Endan krijg je een dynamiek die ikinteressant vind.MVO Nederland is met thema’s <strong>van</strong>maatschappelijk vlak doorstakeholderdialoog vormgegeven. Opbasis <strong>van</strong> die dialoog hebben we tienthema’s kunnen identificeren. En nugaan we steeds in ‘ronde tafels’ metdeskundigen uit <strong>het</strong> veld om <strong>van</strong>uithun diverse achtergronden te kijkenwat die thema’s zijn.We gebruiken destakeholderdialoog voor <strong>het</strong>vormen <strong>van</strong> <strong>het</strong> beleid.We zijn ook vraaggestuurd <strong>van</strong>uitonze partners, dus we gebruikenonze partners ook voor <strong>het</strong>vaststellen wat de onderwerpenzijn waar<strong>op</strong> wij ons moetenrichten.aandacht moeten zijn voor deontwikkeling bv. over 5 jaar. Erstaat meer in rapporten overthema’s als mensenrechten,internationale armoedebestrijding.Milieu is een beetje ingeburgerd,sociaal begint wat meer aandachtte krijgen. Diversiteit enintegratie, daar zie je welontwikkelingen in.<strong>De</strong> trends richting CorporateCovernance en code Tabaksblatvoor MVO. Het moet eendynamisch proces zijn, als jehelemaal reguleert sla je <strong>het</strong> dood.En waar <strong>het</strong> uiteindelijk omgaat,is een factsheet: dit was <strong>het</strong> – ditis <strong>het</strong> – dit is de ontwikkeling –dat zijn de doelstellingen voor detoekomst – en zo wil ik <strong>het</strong> gaanaanpakken. Ik wil gewoon wetendat er een positieve ontwikkelingis, of een negatieve ontwikkeling.Dat <strong>het</strong> dus leidt tot innovaties,kansen. Duurzaamheid is in diezin continuïteit, positievecontinuïteit.Ik denk dat <strong>het</strong> in de toekomsttoch gaat richting verplichting,dat je algemene consensus krijgtdat dit gewoon moet. Dat je danook een regulerend kader hebt,net als bij de financiëleverslaggeving. Ik denk dat diekant <strong>op</strong> zou moeten gaan wil <strong>het</strong>zin hebben. Het proces daartoe,zal met horten en stoten gaan. Ikdenk dat de nadruk echt moetliggen <strong>op</strong> continuïteit en er moeteen soort minimum kaderliggen. Anders blijft destandaard laag.Zeker de percepties <strong>van</strong>stakeholders is wel interessant,want als je kunt aantonen dat jestakeholders positiever zijn gaandenken naar aanleiding <strong>van</strong> devergrote transparantie, heeft datook meerwaarde voor deonderneming. Daar is nog heelweinig onderzoek naar gedaan.Het was een <strong>van</strong> deonderzoeksvragen die wegeformuleerd hadden <strong>op</strong> onzeonderzoeksmarkt <strong>van</strong> afgel<strong>op</strong>en<strong>De</strong>cember 2005 108


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingDHVIn 1987 begon DSM meteen milieujaarverslag. Zijwaren laat met deovergang naar eenduurzaamheidsverslag, EnShell was denk ik deeerst, na de Brentsparaffaire, die met <strong>het</strong> Shellreport kwam. Ik denk dattoen de ING vrij snel was,die waren ook al heel snelmet een milieuverslag.ING heeft nu al zes ofzeven keer eenmaatschappelijkverslaguitgebracht, en een jaar oftien een milieujaarverslag.Philips is toen ook meteen milieuverslaggekomen en was ook laatmet een sustainabilityreport. ABN AMRO ispas dit jaar gekomen meteen sustainability report.Unilever heeft nog steedsgeen rapport.<strong>De</strong> aanleiding voorduurzamheidsverslaggeving is de druk <strong>van</strong> deduurzame beleggerswereld, en anderestakeholders,bijvoorbeeld EZ, dealgemenemaatschappelijkeontwikkeling. In definanciële wereld is <strong>het</strong>zelfs een concurrentiekomst <strong>van</strong> de GRI ookmakkelijker wordt om in definanciële wereld <strong>op</strong> basis <strong>van</strong>niet financiële criteria eenafweging te kunnen maken.Ik denk dat <strong>het</strong> GRI daarineen gat heeft gevuld, en dusook voor harmonisatie in <strong>het</strong>geheel <strong>van</strong> triple P onderzoek.Duurzaamheidsverslaggevingis <strong>het</strong> integraal verslag doen<strong>van</strong> prestaties <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied<strong>van</strong> pe<strong>op</strong>le, planet en profit,waarbij profit vaak nog nietmeegenomen wordt, omdat <strong>het</strong>overlapt met <strong>het</strong> financieeljaarverslag.In Nederland is <strong>het</strong> begonnenmet milieujaarverslaggeving. Dat is dooreen aantal bedrijven vrijwillig<strong>op</strong>gepakt en toen kwam inNederland ook de wettelijkemilieujaarverslagplicht. WetMilieubeheer, dat bestond uittwee gedeelten, eenoverheidsverslag en eenpubliek milieujaarverslag. Eris met bemiddeling een soorthandreiking gekomen. Dat isnet weer afgeschaft, maar datheeft in Nederland wel voorgezorgd dat bedrijven daarmee bezig gingen en dat zevoor de verslagen gegevensverzamelden. Zo kwamen zeerachter dat ze hun registreringniet goed voor elkaar hadden.Toen kwam <strong>van</strong>uit Engeland,<strong>van</strong>uit SustainAbility,duurzaam ondernemen de hoekom kijken. Peolpe, planet,profit heeft een verdere draaigegeven aan <strong>het</strong> verhaal <strong>van</strong>Brundtland (‘our commonfuture’). UNEP deed altijd eensoort benchmark onder<strong>het</strong> als kans zien om zichpositief te onderscheiden, maarer blijft een weerstand: moetenwe <strong>het</strong> wel zo doen?In die zin zijn <strong>het</strong> voorl<strong>op</strong>ersdie beginnen, maar ook insectoren die nog niet heel ergMVO waren. <strong>De</strong> sectoren dietoch wel MVO zijn <strong>van</strong> nature,keuze of overtuiging, diekrijgen langzamerhand <strong>het</strong>gevoel dat ze links wordeningehaald door achterl<strong>op</strong>ersmet een mooi verhaal en gelden dan moeten wij toch ook.En dan krijg je een dynamiekdie ik interessant vind.In Nederland ging <strong>het</strong> verdertoen duurzaamheid de hoek omkwam kijken, milieu viel eenbeetje <strong>van</strong> de agenda af. Je zagdat milieujaarverslaggevingeen beetje uitbreidde naar meersociale aspecten in een sociaaljaarverslag. Toen kreeg je <strong>het</strong>GRI, qua ontwikkeling, <strong>van</strong>af1997. Dat is in Nederland heelbeperkt <strong>op</strong>gepakt in <strong>het</strong> begin.In 1997 waren de eersterichtlijnen <strong>van</strong> 1997 bekend (in1999 gepubliceerd), de draftguidelines.DHV heeft toeneen paar sponsors gezocht en<strong>het</strong> GRI om toestemminggevraagd om ze in <strong>het</strong>Nederlands te vertalen. Omde richtlijnen bekend temaken aan <strong>het</strong> Nederlandsebedrijfsleven, heb ik eenseminar georganiseerd. Datheb ik nu zes keer gedaan,samen met <strong>het</strong> VBDO en SNSReaal, later is <strong>het</strong> GRI en EZaangehaakt. Daarmee hebbenwe veel bedrijven weten aan tespreken. Veel zendingswerkgedaan, brancheverenigingenbetrokken en praatjesgehouden over verslaggeving.Steeds meer bedrijven, metname de beursgenoteerdebedrijven, gingen demilieujaarverslagen omturnen.Shell is daar een voorl<strong>op</strong>er ingeweest, zij hebben meegedaan<strong>De</strong> omgeving wordt steedsbelangrijker. We zijn natuurlijk veelvoor klanten bezig <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong>duurzaamheid, dan krijg je natuurlijkook de vraag: ‘wat doen jullie zelf?’.<strong>De</strong> klant is voor ons een belangrijkestakeholder <strong>op</strong> dat gebied, maar ookzijn we bezig met de lokaleomgeving, participeren. Gewoon,zoals projecten in Amersfoort. Ethiekzijn we ook mee bezig, <strong>het</strong>integriteitsverhaal. <strong>De</strong> bouwfraudeheeft in onze branche natuurlijk flinkaandacht gegeven aan de integriteit,<strong>van</strong>uit de stakeholders die daarinparticiperen.In Nederland ging <strong>het</strong> verder toenduurzaamheid de hoek om kwamkijken, milieu viel een beetje <strong>van</strong> deagenda af. Je zag datmilieujaarverslaggeving een beetjeuitbreidde naar meer sociale aspectenin een sociaal jaarverslag. Toenkreeg je <strong>het</strong> GRI, quaontwikkeling, <strong>van</strong>af 1997. Dat is inNederland heel beperkt <strong>op</strong>gepaktin <strong>het</strong> begin. In 1997 waren de eersterichtlijnen <strong>van</strong> 1997 bekend (in 1999gepubliceerd), de draft-guidelines.DHV heeft toen een paar sponsorsgezocht en <strong>het</strong> GRI om toestemminggevraagd om ze in <strong>het</strong> Nederlands tevertalen. Om de richtlijnen bekendte maken aan <strong>het</strong> Nederlandsebedrijfsleven, heb ik een seminargeorganiseerd. Dat heb ik nu zeskeer gedaan, samen met <strong>het</strong> VBDOen SNS Reaal, later is <strong>het</strong> GRI en EZEr zijn steeds meer bedrijven diestakeholder meetingsorganiseren om <strong>het</strong> verslag tebespreken en vragen expliciet omreacties <strong>van</strong> stakeholders. DouweEgberts doet dat bijvoorbeeld,Nutreco, Shell (met tellshell). Ineen nieuw verslag grijpen ze terug<strong>op</strong> reacties <strong>op</strong> <strong>het</strong> vorige verslag.Het algemene publiek leest nietveel verslagen, dan krijg je nietveel reacties. Maar als bedrijven<strong>het</strong> echt organiseren, indialoogvorm, dan komenstakeholders toch wel met goedeideeën waar bedrijven gebruik <strong>van</strong>kunnen maken.Organisaties plukken goedeideeën <strong>van</strong> anderen en gooien ereen eigen saus over. Je hoeft ookniet steeds <strong>het</strong> wiel uit te vinden.Dat is benchmarking. Doen jullie<strong>het</strong> goed, waarom doen jullie <strong>het</strong>goed, kunnen wij dat ook doen?In Nederland ging <strong>het</strong> verder toenduurzaamheid de hoek om kwamkijken, milieu viel een beetje <strong>van</strong> deagenda af. Je zag datmilieujaarverslaggeving een beetjeuitbreidde naar meer sociale aspectenin een sociaal jaarverslag. Toen kreegje <strong>het</strong> GRI, qua ontwikkeling, <strong>van</strong>af1997. Dat is in Nederland heelbeperkt <strong>op</strong>gepakt in <strong>het</strong> begin. In1997 waren de eerste richtlijnen <strong>van</strong>1997 bekend (in 1999 gepubliceerd),de draft-guidelines. DHV heeft toeneen paar sponsors gezocht en <strong>het</strong> GRIom toestemming gevraagd om ze in<strong>het</strong> Nederlands te vertalen. Om derichtlijnen bekend te maken aan <strong>het</strong>Nederlandse bedrijfsleven, heb ik eenseminar georganiseerd. Dat heb iknu zes keer gedaan, samen met <strong>het</strong>VBDO en SNS Reaal, later is <strong>het</strong>GRI en EZ aangehaakt. Daarmeehebben we veel bedrijven weten aante spreken. Veel zendingswerkgedaan, brancheverenigingenbetrokken en praatjes gehouden oververslaggeving. Steeds meerbedrijven, met name debeursgenoteerde bedrijven, gingende milieujaarverslagen omturnen.Shell is daar een voorl<strong>op</strong>er ingeweest, zij hebben meegedaan aande allereerste pilot <strong>van</strong> de draftguidelines,zij zijn in Nederland alseerste met een triple P reportgekomen.Zo is <strong>het</strong> verder gegaan, <strong>het</strong> gaat nuheel snel. Ik denk dat <strong>het</strong> VBDOmaandag. Dat is wel belangrijkom daar beter zicht <strong>op</strong> te krijgen.Wil je ook de dynamiek <strong>van</strong>verslaggeving staande houden.Jaarlijkse rapportage is <strong>het</strong>gangbaarst. Het aantalverslaggevers neemt nubehoorlijk toe.Veel bedrijven verzamelen degegevens alleen voor <strong>het</strong> jaarlijkseverslag en doen er verder nietsmee. Bij financiële gegevens zieje natuurlijk met dekwartaalreportages, dat <strong>het</strong>sturingsinformatie is inmanagement informatiesystemenen gestuurd wordt. Die slag moetin deduurzaamheidsverslaggeving noggemaakt worden. Er zijn duidelijkmeer bedrijven die in eenonderzoek aangeven dat ze ookdie kant <strong>op</strong> willen, dat zeinformatiesystemen daarvoorwillen laten ontwikkelen ofaanschaffen.In onderwerpen is ook eenverschuiving <strong>op</strong> te merken. Daarzie je wel ontwikkeling in. In <strong>het</strong>begin was <strong>het</strong> dat bedrijven alleende kwantitatieve GRI-indicatoren<strong>op</strong>lepelde. En dat is nu passé, zegaan nu meer over hun visie enstrategie rapporteren. Er wordtmeer geschreven over destakeholderdialoog hoe ze datdoen, de dilemma’s waar eenorganisatie mee zit. Dat iseigenlijk de bedoeling <strong>van</strong> MVO,dat bedrijven aangeven waar zemee zitten.Duurzaamheidsverslaggeving zal<strong>De</strong>cember 2005 109


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingitem geweest. <strong>De</strong> eenwilde niet onder doenvoor de ander.Ik denk dat detransparantie benchmark<strong>van</strong> vorig jaar wel watextra stimulans is geweestvoor bedrijven die daareen beetje achteraan instonden.In Nederland is <strong>het</strong>begonnen met milieujaarverslaggeving. Dat isdoor een aantal bedrijvenvrijwillig <strong>op</strong>gepakt entoen kwam in Nederlandook de wettelijkemilieujaarverslagplicht.Wet Milieubeheer, datbestond uit tweegedeelten, eenoverheidsverslag en eenpubliek milieujaarverslag.Er is met bemiddeling eensoort handreikinggekomen. Dat is net weerafgeschaft, maar dat heeftin Nederland wel voorgezorgd dat bedrijvendaar mee bezig gingen endat ze voor de verslagengegevens verzamelden.Zo kwamen ze erachterdat ze hun registreringniet goed voor elkaarhadden.milieujaarverslagen en laterduurzaamheidsverslaggevingen engaging stakeholders. Datis een beetje een internationaleontwikkeling geweest.Verschillende organisaties,waaronder Ceres in Amerika,hebben richtlijnen gemaakt.In Nederland ging <strong>het</strong> verdertoen duurzaamheid de hoek omkwam kijken, milieu viel eenbeetje <strong>van</strong> de agenda af. Je zagdat milieujaarverslaggevingeen beetje uitbreidde naar meersociale aspecten in een sociaaljaarverslag. Toen kreeg je <strong>het</strong>GRI, qua ontwikkeling,<strong>van</strong>af 1997. Dat is inNederland heel beperkt<strong>op</strong>gepakt in <strong>het</strong> begin. In 1997waren de eerste richtlijnen<strong>van</strong> 1997 bekend (in 1999gepubliceerd), de draftguidelines.DHV heeft toeneen paar sponsors gezocht en<strong>het</strong> GRI om toestemminggevraagd om ze in <strong>het</strong>Nederlands te vertalen. Omde richtlijnen bekend te makenaan <strong>het</strong> Nederlandsebedrijfsleven, heb ik eenseminar georganiseerd. Datheb ik nu zes keer gedaan,samen met <strong>het</strong> VBDO en SNSReaal, later is <strong>het</strong> GRI en EZaangehaakt. Daarmee hebbenwe veel bedrijven weten aan tespreken. Veel zendingswerkgedaan, brancheverenigingenbetrokken en praatjesgehouden over verslaggeving.Steeds meer bedrijven, metname de beursgenoteerdebedrijven, gingen demilieujaarverslagen omturnen.Shell is daar een voorl<strong>op</strong>er ingeweest, zij hebbenmeegedaan aan de allereerstepilot <strong>van</strong> de draft-guidelines,zij zijn in Nederland als eerstemet een triple P reportgekomen.Zo is <strong>het</strong> verder gegaan, <strong>het</strong>aan de allereerste pilot <strong>van</strong> dedraft-guidelines, zij zijn inNederland als eerste met eentriple P report gekomen.Zo is <strong>het</strong> verder gegaan, <strong>het</strong>gaat nu heel snel. Ik denk dat<strong>het</strong> VBDO daar heelbelangrijk in is, in <strong>het</strong>stimuleren <strong>van</strong> bedrijven en<strong>het</strong> stellen <strong>van</strong> vragen <strong>op</strong>AVA’s. En natuurlijk de EZtransparantiebenchmark <strong>van</strong>vorig jaar heeft ook veel stofdoen <strong>op</strong>waaien, veelachterblijvers wakker gemaakten gestimuleerd.Als bedrijven metduurzaamheidsverslaggevingbegonnen gingen ze echt nietbuiten <strong>het</strong> GRI om. Er zijn ookbedrijven die <strong>het</strong> niet doen. Eris verschil per branche,bijvoorbeeld de bouwbranchelo<strong>op</strong>t erg achter, daar zie je nupas de eerste initiatieven voorduurzaamheidsrapporten. <strong>De</strong>chemische branche, devoedingsmiddelenindustrie, definanciële wereld hebben <strong>het</strong>goed <strong>op</strong>gepakt.Ik vind wel dat NGO’s <strong>het</strong> nietgoed <strong>op</strong>pakken, behalve <strong>het</strong>VBDO. <strong>De</strong> reden waarom <strong>het</strong>publiek milieujaarverslag weeris verwijderd uit de wet, is datNGO’s er weinig mee hebbengedaan. Ze hebben toen hardgeroepen, maar hebben weiniggedaan met de verslagen. <strong>De</strong>individuele dialoog metbedrijven hebben ze wel<strong>op</strong>gepakt. Bedrijven blijvenmet dozen vol verslagen zitten.<strong>De</strong> NGO’s maken er weiniggebruik <strong>van</strong>. Die wijzen deachterban die niet eens <strong>op</strong> <strong>het</strong>bestaan <strong>van</strong> de verslagen.Ik vind over <strong>het</strong> algemeen weldat organisaties <strong>het</strong> traaghebben <strong>op</strong>gepakt in de zin <strong>van</strong><strong>het</strong> k<strong>op</strong>pelen aan de AVA.Beursgenoteerde bedrijvenaangehaakt. Daarmee hebben we veelbedrijven weten aan te spreken. Veelzendingswerk gedaan,brancheverenigingen betrokken enpraatjes gehouden oververslaggeving. Steeds meerbedrijven, met name debeursgenoteerde bedrijven, gingende milieujaarverslagen omturnen.Shell is daar een voorl<strong>op</strong>er ingeweest, zij hebben meegedaan aande allereerste pilot <strong>van</strong> de draftguidelines,zij zijn in Nederland alseerste met een triple P reportgekomen.Zo is <strong>het</strong> verder gegaan, <strong>het</strong> gaat nuheel snel. Ik denk dat <strong>het</strong> VBDOdaar heel belangrijk in is, in <strong>het</strong>stimuleren <strong>van</strong> bedrijven en <strong>het</strong>stellen <strong>van</strong> vragen <strong>op</strong> AVA’s. Ennatuurlijk de EZtransparantiebenchmark <strong>van</strong> vorigjaar heeft ook veel stof doen<strong>op</strong>waaien, veel achterblijvers wakkergemaakt en gestimuleerd.daar heel belangrijk in is, in <strong>het</strong>stimuleren <strong>van</strong> bedrijven en <strong>het</strong>stellen <strong>van</strong> vragen <strong>op</strong> AVA’s. Ennatuurlijk de EZtransparantiebenchmark <strong>van</strong> vorigjaar heeft ook veel stof doen<strong>op</strong>waaien, veel achterblijvers wakkergemaakt en gestimuleerd.Als bedrijven metduurzaamheidsverslaggevingbegonnen gingen ze echt niet buiten<strong>het</strong> GRI om. Er zijn ook bedrijven die<strong>het</strong> niet doen. Er is verschil perbranche, bijvoorbeeld debouwbranche lo<strong>op</strong>t erg achter, daarzie je nu pas de eerste initiatievenvoor duurzaamheidsrapporten. <strong>De</strong>chemische branche, devoedingsmiddelenindustrie en definanciële wereld hebben <strong>het</strong> goed<strong>op</strong>gepakt.Ik vind dat NGO’s <strong>het</strong> niet goed<strong>op</strong>pakken, behalve <strong>het</strong> VBDO. <strong>De</strong>reden waarom <strong>het</strong> publiekmilieujaarverslag weer is verwijderduit de wet, is dat NGO’s er weinigmee hebben gedaan. Ze hebben toenhard geroepen, maar hebben weiniggedaan met de verslagen. <strong>De</strong>individuele dialoog met bedrijvenhebben ze wel <strong>op</strong>gepakt. Bedrijvenblijven met dozen vol verslagenzitten. <strong>De</strong> NGO’s maken er weiniggebruik <strong>van</strong>. Die wijzen deachterban die niet eens <strong>op</strong> <strong>het</strong> bestaan<strong>van</strong> de verslagen.Ik vind over <strong>het</strong> algemeen wel datorganisaties <strong>het</strong> traag hebben<strong>op</strong>gepakt in de zin <strong>van</strong> <strong>het</strong>k<strong>op</strong>pelen aan de AVA.Beursgenoteerde bedrijven begonnenmet dat <strong>het</strong> verslag <strong>op</strong> tijd kwamvoor de AVA, en daar ook gewooneen onderwerp <strong>van</strong> maakten.Echter de meeste bedrijven maaktengewoon hun verslag en kwamen veellater dan de AVA, dan zondercommunicatie lag <strong>het</strong> er <strong>op</strong>eens. Nuzie je een aantal bedrijven metpersberichten komen, specifieke persbijeenkomsten. Maar echt gek<strong>op</strong>peldaan de AVA dat gebeurt nog nietmeer branche specifiek gaan. Hetgaat naar meer meerjaarlijksesturingsinformatie toe in <strong>het</strong>verslag, zoals in een financieelverslag. Er zal meer wordenvertaald, niet alleen <strong>op</strong> holdingniveau, maar dat er ook <strong>op</strong> eenandere manier mee om wordtgegaan.Internet.En een tweedeling in <strong>het</strong>rapporteren, beursgenoteerde enniet-beursgenoteerdeondernemingen. Voor debeursgenoteerde bedrijven geldtdat analisten <strong>op</strong>letten, datdatabanken er<strong>op</strong> gericht zijn omze te ranken. Dat zal voor de nietbeursgenoteerde bedrijvenallemaal nog niet spelen. Ik denkdat <strong>het</strong> daar wat verder uit elkaargroeit.Misschien dat groepen bedrijvenverslag uitbrengen overindustriële locaties waarverschillende bedrijven zitten. Jekrijgt natuurlijk een tweedeling.Shell maakt natuurlijk een Shellreport worldwide, maar dan blijft<strong>het</strong> toch als lokale bewonerinteressant wat <strong>het</strong> bedrijf naastjou voorstelt.Ik denk dat digitaal belangrijkerwordt, dat analisten meer samenwerken. Je ziet nog steeds datanalisten duurzaamheid <strong>op</strong> hunvragenlijstje hebben. Het GRI zalzich wel aardig moeten bewijzen,bijvoorbeeld in de relatie metISO. <strong>De</strong> ISO ontwikkeld nu eensoort guidance document. ISOheeft <strong>van</strong> oorsprong ook <strong>het</strong>voornemen gehad om een keervoor <strong>het</strong> milieuverslag eenstandaard te ontwikkelen. <strong>het</strong> GRIen ISO bijten elkaar daarin eenbeetje.Ik denk dat <strong>het</strong> GRI wel verderdoor gaat, <strong>het</strong> is toch wel eenredelijke standaard en kostenoch moeite om de partijensteeds weer bij elkaar tekrijgen. Als iets nieuw is,waar<strong>van</strong> alle bedrijven kunnenprofiteren en bedrijven hebben<strong>De</strong>cember 2005 110


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingGoodCompanyKPMGBegin jaren 90.Corus, Dow Benelux enBSO Origin warenvoorl<strong>op</strong>ers.Als je vijf of zes jaarterug gaat, dan zie je dat<strong>het</strong> begonnen is. Wat jeziet is een soort trapje,eerst milieu, dan ookveiligheid en ook healthen safety, dat waren deeerste socialegaat nu heel snel. Ik denk dat<strong>het</strong> VBDO daar heel belangrijkin is, in <strong>het</strong> stimuleren <strong>van</strong>bedrijven en <strong>het</strong> stellen <strong>van</strong>vragen <strong>op</strong> AVA’s. Ennatuurlijk de EZtransparantiebenchmark <strong>van</strong>vorig jaar heeft ook veel stofdoen <strong>op</strong>waaien, veelachterblijvers wakker gemaakten gestimuleerd.Duurzaamheids-verslaggevingis <strong>het</strong> totaal aan communicatiedoor een organisatie over <strong>het</strong>beleid en de prestaties <strong>op</strong>milieu, sociaal en economischegebied.Als startpunt <strong>het</strong> Shell Reportin 1998, <strong>het</strong> eerste echteduurzaamheidsverslag <strong>van</strong> eenmultinational.Verslaglegging is over deafgel<strong>op</strong>en jaren volwassengeworden; redelijke mate <strong>van</strong>overeenstemming <strong>van</strong> inhoud(GRI), vorm (papier enInternet) en proces (intern,stakeholders).Daaronder verstaan we nietfinanciëleverslaglegging <strong>van</strong>bedrijven, waarbij de volgendeelementen een rol spelen:milieu, socialeaangelegenheden,intern/extern, economischeaspecten, de economischebegonnen met dat <strong>het</strong> verslag<strong>op</strong> tijd kwam voor de AVA, endaar ook gewoon eenonderwerp <strong>van</strong> maakten.Echter de meeste bedrijvenmaakten gewoon hun verslagen kwamen veel later dan deAVA, dan zondercommunicatie lag <strong>het</strong> er<strong>op</strong>eens. Nu zie je een aantalbedrijven met persberichtenkomen, specifieke persbijeenkomsten. Maar echtgek<strong>op</strong>peld aan de AVA datgebeurt nog niet echt. Het moetdan ook echt geagendeerdworden. Ik vind dat bedrijvenhierin wel wat vertraagd zijn.Als startpunt <strong>het</strong> Shell Reportin 1998, <strong>het</strong> eerste echteduurzaamheidsverslag <strong>van</strong> eenmultinational.Verslaglegging is over deafgel<strong>op</strong>en jaren volwassengeworden; redelijke mate <strong>van</strong>overeenstemming <strong>van</strong> inhoud(GRI), vorm (papier enInternet) en proces (intern,stakeholders).Er waren bedrijven die zeiden:eigenlijk is dat milieugedeeltevoor ons oninteressant, zoalsbanken, <strong>het</strong> gaat ons om veelandere dingen.Vooral <strong>het</strong> idee dat je heelgoed moet luisteren naar jestakeholders, kijken wie jeAls startpunt <strong>het</strong> Shell Report in1998, <strong>het</strong> eerste echteduurzaamheidsverslag <strong>van</strong> eenmultinational.Verslaglegging is over de afgel<strong>op</strong>enjaren volwassen geworden;redelijke mate <strong>van</strong>overeenstemming <strong>van</strong> inhoud(GRI), vorm (papier en Internet)en proces (intern, stakeholders).<strong>De</strong> maatschappij erkent dat MVOeen belangrijk issue is bijbedrijven, dat wordt hier internook gedacht.Er zijn stakeholders die KPMG graagde spiegel voorhouden.Wat we hebben gezien in <strong>het</strong>verleden aan verslagen, zoals <strong>het</strong><strong>De</strong> ervaring is dat bedrijven zichzich met een aantal peerbedrijvenvergelijken, goed in degaten houden. Dat betekend datals deze bedrijven stappenzetten (bv. Philips, Heineken,Unilever en Shell) andereondernemingen deze met eenvertraging <strong>van</strong> een paar jaarvolgen. Anders gezegd: maarbeperkt aantal bedrijven willenecht tot de voorl<strong>op</strong>ers horen, velenwillen liever ‘fast followers’ zijn.Organisaties zijn ont<strong>van</strong>kelijkvoor druk <strong>van</strong> buitenaf. Er zijnbedrijven die er serieus meeomgaan en gevoelig zijn voor designalen uit de omgeving, <strong>het</strong>proberen <strong>op</strong> te pakken en daar<strong>op</strong>proberen te reageren.Ik hoor bedrijven die zeggenecht. Het moet dan ook echtgeagendeerd worden. Ik vind datbedrijven hierin wel wat vertraagdzijn.<strong>De</strong> omgeving wordt steedsbelangrijker. We zijn natuurlijk veelvoor klanten bezig <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong>duurzaamheid, dan krijg je natuurlijkook de vraag: ‘wat doen jullie zelf?’.<strong>De</strong> klant is voor ons eenbelangrijke stakeholder <strong>op</strong> datgebied, maar ook zijn we bezig metde lokale omgeving, participeren.Gewoon, zoals projecten inAmersfoort. Ethiek zijn we ook meebezig, <strong>het</strong> integriteitsverhaal. <strong>De</strong>bouwfraude heeft in onze branchenatuurlijk flink aandacht gegeven aande integriteit, <strong>van</strong>uit de stakeholdersdie daarin participeren.<strong>De</strong> maatschappij erkent dat MVOeen belangrijke issue is bijbedrijven, dat wordt hier internook gedacht.Er zijn stakeholders die KPMG graagde spiegel voorhouden.Wat we hebben gezien in <strong>het</strong>verleden aan verslagen, zoals <strong>het</strong><strong>van</strong>af <strong>het</strong> begin meegedaan,maak je als bedrijf minderkosten dan wanneer jeachterblijft. Je kunt <strong>het</strong> alsbedrijf ook meer naar je handzetten, je hebt <strong>invloed</strong> en je kuntje er mee profileren. Die vraagis langzamerhand aan <strong>het</strong>bijdraaien, en volgens mij zijner steeds minder bedrijven dieecht participeren en meedraaienin <strong>het</strong> GRI-proces. Daar moet<strong>het</strong> GRI wel mee <strong>op</strong>passen datze steeds commerciëler wordenen steeds meer om geld gaanvragen. Dan zullen bedrijvenzeggen: hoho, wij zetten onzekennis in pro deo.In Nederland speelt de AA1000totaal niet. Ook wereldwijd hoorje weinig <strong>van</strong>. <strong>De</strong> Nederlandsevertaling is goed verkocht, maarik heb <strong>van</strong> nog geen bedrijfgehoord dat daar iets mee gedaanheeft.Er zijn maar twee organisatie inNederland die met SA8000gecertificeerd zijn.Maar er zijn eigenlijk ook geenandere richtlijnen.- Duurzaamheidsinformatie zalvolledig geïntegreerd worden inde gewone jaarverslagen, geenonderscheid meer.- Informatie zal ook veel meerreal-time worden aangeboden <strong>op</strong>Internet.- Tot slot ook veel meer interactietussen ondernemingen enstakeholders.KPMG heeft een onderzoekgedaan naar de ontwikkeling inrapporteren. Dat onderzoek geeftaan dat er nog steeds een stijgingis <strong>van</strong> <strong>het</strong> aantal bedrijven datrapporteert. We zitten inNederland nu ongeveer, uit <strong>het</strong>hoofd, <strong>op</strong> 40 bedrijven die een<strong>De</strong>cember 2005 111


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingcomponenten. Later zie jeook andere elementenvoorbij komen,werknemersaangelegenheden, equal<strong>op</strong>portunities, diversiteit.Dat is eigenlijk de laatstetijd krachtig neergezet.Dat is wel een goedeontwikkeling.Milieu is een beetje eenijsbreker is geweest.Daarmee hebben wegeleerd dat je ook over jeniet-financiëleperformance ook kuntrapporteren, dat <strong>het</strong> goedis, dat je transparant moetzijn. Eigenlijk is die lijndoorgetrokken gewoonnaar de sociale aspecten.Ook omdat er nog al watschandalen zijn geweestdruk <strong>van</strong>uit NGO’swaarbij sociale kwestieseen belangrijke rol spelen.Dat heeft heel veel indrukgemaakt <strong>op</strong> bedrijven,zoals kinderarbeid,mensenrechten, Birma,dat soort zaken. Ze zijndus steeds meer met deneus <strong>op</strong> de feiten gedrukt,dat ze daarover moetenrapporteren. Ik denk datde druk <strong>van</strong> demaatschappij, <strong>van</strong> deNGO’s daaraan bij heeftgedragen.impact <strong>van</strong> bedrijven oforganisaties. En wat we nu ookzien, zijn zaken die te makenhebben met CorporateGovernance, transparantie, enaccountability <strong>van</strong> deonderneming.Wat we hebben gezien in <strong>het</strong>verleden aan verslagen, zoals<strong>het</strong> milieuverslag, was quakwaliteit niet altijd evenconsistent. Over de jaren heenis de kwaliteit <strong>van</strong>verslaggeving veranderd, veelprofessioneler geworden enveel meer kwantitatief ook.Doelstellingen en meetbaretargets in verslagen wordengroter, er is ook meer tendensnaar negatieve informatie.Daarnaast hebben we sinds1997 ook een anderebelangrijke ontwikkelinggezien, dat naast milieu ooksociale aspecten terugkomen. In <strong>het</strong> bijzonder delaatste tien jaar is dat volledigomgeslagen. Was vroeger <strong>het</strong>milieu dominant, dan is nude sociale component heeldominant geworden. Enaparte milieuverslagen tref jeeigenlijk alleen maar aan inontwikkelingsgebieden. Zowelvoor Nederland alsinternationaal zie je dezelfdetendens. <strong>De</strong> verificatie <strong>van</strong> deverslagen, de onafhankelijketoetsing <strong>van</strong> derden, neemtook gestaag toe. Vroeger wasdat nauwelijks aan de orde, nuzie je dat 30 tot 40 % <strong>van</strong> deverslagen worden doorafhankelijke partijen getoetst.Het is geleidelijk aan tot standgekomen.stakeholders zijn en daarnaluisteren, en daar<strong>op</strong>reageren. Dat idee is eigenlijkveel meer doorgekomen. Endat komt automatisch als jenaar stakeholders gaat kijkenals je klanten, dan kom je erautomatisch achter wat jeklanten interesseert. Datkunnen dan typische ballotagecommissies (?) zijn, customersatisfaction, dat soort zakenetc. Ik denk dat vrij geleidelijkis gegaan. Het is nog steedsniet perfect, maar de intentie iser.Wat we hebben gezien in <strong>het</strong>verleden aan verslagen, zoals<strong>het</strong> milieuverslag, was quakwaliteit niet altijd evenconsistent. Over de jaren heenis de kwaliteit <strong>van</strong>verslaggeving veranderd, veelprofessioneler geworden enveel meer kwantitatief ook.Doelstellingen en meetbaretargets in verslagen wordengroter, er is ook meer tendensnaar negatieve informatie.Daarnaast hebben we sinds1997 ook een anderebelangrijke ontwikkelinggezien, dat naast milieu ooksociale aspecten terug komen.In <strong>het</strong> bijzonder de laatste tienjaar is dat volledigomgeslagen. Was vroeger <strong>het</strong>milieu dominant, dan is nu desociale component heeldominant geworden. En apartemilieuverslagen tref jeeigenlijk alleen maar aan inontwikkelingsgebieden. Zowelvoor Nederland alsinternationaal zie je dezelfdetendens.milieuverslag, was qua kwaliteit nietaltijd even consistent. Over de jarenheen is de kwaliteit <strong>van</strong>verslaggeving veranderd, veelprofessioneler geworden en veelmeer kwantitatief ook.Doelstellingen en meetbare targetsin verslagen worden groter, er isook meer tendens naar negatieveinformatie. Daarnaast hebben wesinds 1997 ook een anderebelangrijke ontwikkeling gezien,dat naast milieu ook socialeaspecten terug komen. In <strong>het</strong>bijzonder de laatste tien jaar is datvolledig omgeslagen. Was vroeger<strong>het</strong> milieu dominant, dan is nu desociale component heel dominantgeworden. En aparte milieuverslagentref je eigenlijk alleen maar aan inontwikkelingsgebieden. Zowel voorNederland als internationaal zie jedezelfde tendens.innovatief te werken dat ze kijkennaar andere partijen, andereaspecten en daardoor ontdek jeveel meer <strong>van</strong> jezelf.Organisaties kijken heel sterk naarelkaar als <strong>het</strong> gaat om rapporteren,dat is benchmarking: naar elkaarkijken. <strong>De</strong>genen die de rapportenlezen dat zijn vooral de bedrijvenzelf.Organisaties nemen wel gedragover <strong>van</strong> elkaar, maar bedenkenook wel nieuwe dingen, want zewillen graag dingen hebben dieanderen niet hebben. Uniek zijn.milieuverslag, was qua kwaliteit nietaltijd even consistent. Over de jarenheen is de kwaliteit <strong>van</strong>verslaggeving veranderd, veelprofessioneler geworden en veelmeer kwantitatief ook.Doelstellingen en meetbare targetsin verslagen worden groter, er isook meer tendens naar negatieveinformatie. Daarnaast hebben wesinds 1997 ook een anderebelangrijke ontwikkeling gezien, datnaast milieu ook sociale aspectenterug komen. In <strong>het</strong> bijzonder delaatste tien jaar is dat volledigomgeslagen. Was vroeger <strong>het</strong> milieudominant, dan is nu de socialecomponent heel dominantgeworden. En apartemilieuverslagen tref je eigenlijkalleen maar aan inontwikkelingsgebieden.Zowel voor Nederland alsinternationaal zie je dezelfdetendens.verslag maken, of in eenfinancieel verslag iets noemen.Maar ik moet zeggen, inNederland stijgt <strong>het</strong> relatieftraag. Als je <strong>het</strong> bekijkt ten<strong>op</strong>zichte <strong>van</strong> andere landen, danvalt <strong>het</strong> in Nederland wel tegen.Organisaties zijn meer gaanrapporteren over de socialecomponent, CorporateGovernance en de stakeholderdialoog.Ik dat uiteindelijk toch datduurzaamheidsverslaggevingstructureel een onderdeel gaatworden inbedrijfsverslaglegging. Ik denkdat <strong>het</strong> financiële verslagmisschien in belang zalafnemen. Dat er nog welstatutaire financiële verslagengemaakt zullen worden, maarvoor een specialistischedoelgroep. (Er zijn ook mensendie zeggen dat er integratie zalplaatsvinden, in tegenstelling.)Ik verwacht toch ook wel dat erallerlei wettelijke regels gaankomen die minimale rapportagevereisten zullen vastleggen. Je zietdat ook steeds meer <strong>van</strong>uit definanciële wetgeving, regelgeving,met name uit Amerika met deSarbanes Oxley. Daardoor wordende bedrijven steeds meer verplichtom te rapporteren over decontrolesystemen die zelf hebbeningezet, en dat heeft ookbetrekking <strong>op</strong> alle risico’s die temaken hebben met milieu,duurzaamheid.En nu ook de Eur<strong>op</strong>ese‘Moderniseringsrichtlijn’ die ookvereist dat bedrijven milieu ensociale aspecten <strong>op</strong>nemen als datrele<strong>van</strong>t is in hun financiëleverslag.Ernst &YoungIn Nederland is menbegonnen met rapporterenin de jaren 70, <strong>het</strong> is toenblijven steken <strong>op</strong>personeelsinformatie, endaarna weggeëbd.In de jaren 90, doorBrundtland kwam deGebruiken <strong>het</strong> woordmaatschappelijkeverslaggeving, omdatduurzaamheid in <strong>het</strong> verledenis begonnen met <strong>het</strong> milieu enis geleidelijk uitgebreid metsociale aspecten. <strong>De</strong> termduurzaamheid heeft nog steedsVeel ondernemingen zijn ooitbegonnen met eenmilieuverslag. Dat hebben zeuitgebreid metpersoneelsinformatie,veiligheid en gezondheid. Ennu maken ze echt eenmaatschappelijk verslag, nietVeel ondernemingen zijn ooitbegonnen met een milieuverslag. Dathebben ze uitgebreid metpersoneelsinformatie, veiligheid engezondheid. En nu maken ze echt eenmaatschappelijk verslag, niet alleenover de eigen organisatie, maar ooksteeds vaker over de hele keten.Organisatie zijn ont<strong>van</strong>kelijkvoor druk <strong>van</strong>uit de omgeving.Als er duidelijke vragen zijn<strong>van</strong>uit de omgeving, of als erzaken gespeelt hebben (bv.productkwaliteit of kinderarbeid)dan zie je dat <strong>het</strong> jaar er<strong>op</strong> terug in<strong>het</strong> verslag.Door internationale afspraken, inOESO verband, door regeringen is deregelgeving en de druk <strong>op</strong> <strong>het</strong>bedrijfsleven groter geworden.Ook de bewustwording <strong>van</strong> mensenin <strong>het</strong> algemeen, voornamelijk <strong>van</strong>organisaties die consumentenvertegenwoordigen,In de hardc<strong>op</strong>y versie <strong>van</strong>bedrijven verandert niet zoveel,maar <strong>op</strong> de website komt veelmeer informatie.Er komt steeds meer integratie(duurzaam en financieel), omdie integratie te bewerkstelligenmoet je compacter rapporteren.<strong>De</strong>cember 2005 112


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingVRAAGABNAMROaandacht voor milieu endergelijke terug. Als <strong>het</strong>gaat om brede verslagen,is <strong>het</strong> sinds 1992, toen isdat een beetje<strong>op</strong>gekomen.<strong>De</strong> aanleiding is deenorme rol <strong>van</strong> de VN.Door internationaleafspraken, in OESOverband, door regeringenis de regelgeving en dedruk <strong>op</strong> <strong>het</strong> bedrijfslevengroter geworden.Ook de bewustwording<strong>van</strong> mensen in <strong>het</strong>algemeen, voornamelijk<strong>van</strong> organisaties dieconsumentenvertegenwoordigen,milieubewegingen dieveel groter zijn gewordenen veel meer zien indialoog met bedrijven inplaats <strong>van</strong> actie voeren.Wanneer is uw organisatiebegonnen met <strong>het</strong>rapporteren over milieu ensociale gegevens naast degebruikelijke rapportageover financiële/economische gegevens?Is hier een specifiekeaanleiding voor geweest?Voor Nederland, brengenwe al heel lang eensociaal jaarverslag uitwaarinpersoneelsgegevensworden vermeld.bij veel mensen alleen deinterpretatie <strong>van</strong> alleen milieuin een bepaald aspect. Ondermaatschappelijkeverslaglegging kun je allesverstaan, en daar gaat <strong>het</strong> ookom, want de aandachtsgroepenveranderen steeds. Dus met dieterm dek je <strong>het</strong> beter af. Weverstaan wel <strong>het</strong>zelfde als GRIeronder verstaat.Veel ondernemingen zijn ooitbegonnen met eenmilieuverslag. Dat hebben zeuitgebreid metpersoneelsinformatie,veiligheid en gezondheid. Ennu maken ze echt eenmaatschappelijk verslag, nietalleen over de eigenorganisatie, maar ook steedsvaker over de hele keten.<strong>De</strong> <strong>op</strong>komst <strong>van</strong> de vraagnaar assurance/ naarcontrole <strong>van</strong> de richtlijnen.<strong>De</strong> steeds verdere integratiemet de financiëleverslaggeving.Kunt u aangeven wat uworganisatie verstaat onderduurzaamheidsverslaggeving?Kunt u in <strong>het</strong> kort aangevenwelke ontwikkelingen er zijngeweest <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong>duurzaamheids-verslaggeving<strong>van</strong>af 1997, sinds de <strong>op</strong>richting<strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI?Duurzaamheidsverslaggevingnoemen we niet non-financialreporting, maar extra financialreporting, dus alles wat buiten<strong>het</strong> directe financiële stukbelangrijk is voor eenalleen over de eigenorganisatie, maar ook steedsvaker over de hele keten.Organisaties geven steeds meerinformatie. Zowel afzonderlijkals in <strong>het</strong> directe verslag, datlijkt ook uit onderzoeken. Hetbegon bij multinationaleondernemingen en je ziet nuook dat er steeds meeraandacht komt voor <strong>het</strong> MKB.Kunt u in <strong>het</strong> kort aangevenwelke ontwikkelingen er zijngeweest <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong>duurzaamheids-verslaggeving<strong>van</strong>af 1997, sinds de <strong>op</strong>richting<strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI?Hoe zijn de ontwikkelingen induurzaamheids-verslaggevingdoorgevoerd in uworganisatie?Vanaf 1998 voor Nederlandeen sociaal jaarverslag en eenmilieujaarverslag uitgegeven.We zijn wat later geweest danaantal andere organisaties.<strong>De</strong>els bewust, omdat we eerst<strong>De</strong> <strong>op</strong>komst <strong>van</strong> de vraag naarassurance/ naar controle <strong>van</strong> derichtlijnen. <strong>De</strong> steeds verdereintegratie met de financiëleverslaggeving.Wij hebben niet zozeer doorstakeholders veranderingendoorgevoerd, <strong>het</strong> is meer interngeweest dat E&Y heeft gezegd dat zeeen uitgebreider verslag gaan maken.Als je naar de sector kijkt dan hebbenwe in ieder geval te maken metstrikte regelgeving betreffendeintegriteit, onafhankelijkheid,partijdigheid en competentie. Diedruk daar<strong>op</strong> is altijd al heel grootgeweest en <strong>het</strong> monitoren <strong>van</strong> onzeactiviteiten en alles <strong>op</strong> de vastleggingzelf. Dat heeft ook consequentiesvoor <strong>het</strong> beleid, naar mate onzeregelgeving strikter wordt (je weetmisschien in <strong>het</strong> verleden is dat metname in de onafhankelijkheidgeweest), dan leidt dat totbeleidsveranderingen.Meer aandacht voormaatschappelijke activiteiten is eenmeer interne activiteit, maar ookingegeven door de maatschappij diedat ook steeds belangrijker gaatvinden.Kunt u in <strong>het</strong> kort aangeven welkeontwikkelingen er zijn geweest <strong>op</strong><strong>het</strong> gebied <strong>van</strong> duurzaamheidsverslaggeving<strong>van</strong>af 1997, sinds de<strong>op</strong>richting <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI?Welke methoden <strong>van</strong> rapporterenover sociale-, economische- enmilieugegevens zijn door uworganisatie gebruikt over de jarenheen?Waarom heeft uw organisatie dezemanier <strong>van</strong> rapporteren aangewend?Heeft uw organisatie <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebeid<strong>van</strong> duurzaamheid enduurzaamheidsverslaggeving doortoedoen <strong>van</strong> stakeholders bepaaldeactiviteiten gestart, veranderingen inbeleid doorgevoerd of anders?Eerst sociale jaarverslaggeving enmilieuverslagen en sinds twee jaar<strong>het</strong> sustainability report. Tot nu toezijn <strong>het</strong> altijd rapporten geweest,gedrukte versies. Ze zijn wel achteraf<strong>op</strong> Internet beschikbaar. Volgend jaar<strong>De</strong> druk <strong>van</strong> organisaties alsAmnesty, Greenpeace, EZ, ende AVA is ook groot.Wij geven een ACC award uit(Eur<strong>op</strong>ean Sustainability<strong>Reporting</strong> Award). Dat is eenvoorbeeld <strong>van</strong> best practice. Jeziet dan dat mensen daar naarkijken. Men wil <strong>het</strong> beter doendan de concurrent.Organisaties gaan <strong>op</strong> zoek naareen manier waar<strong>op</strong> zij zichkunnen onderscheiden. Ze kijkenwel naar wat de concurrentdoet, maar vervolgens zullen ze<strong>het</strong> net iets anders doen.Heeft uw organisatie gekeken naarde manier <strong>van</strong> rapporteren <strong>van</strong>gelijke organisaties in uwomgeving als <strong>het</strong> gaat omduurzaamheids-verslaggeving?Met welke reden heeft uworganisatie naar andereorganisaties gekeken?Heeft uw organisatieveranderingen doorgevoerd in deeigen organisatie als gevolg <strong>van</strong><strong>het</strong> kijken naar/volgen <strong>van</strong> andereorganisaties?. Er is toen naar gekeken, we zijnin gesprek gegaan en hebbendaardoor en beleid <strong>op</strong>gezet metbetrekking tot die betreffendesector. Stakeholders hebben indie zin <strong>invloed</strong> gehad <strong>op</strong> <strong>het</strong>milieubewegingen die veel groterzijn geworden en veel meer zien indialoog met bedrijven in plaats <strong>van</strong>actie voeren.Wij hebben niet zozeer doorstakeholders veranderingendoorgevoerd, <strong>het</strong> is meer interngeweest dat E&Y heeft gezegd dat zeeen uitgebreider verslag gaan maken.Als je naar de sector kijkt dan hebbenwe in ieder geval te maken metstrikte regelgeving betreffendeintegriteit, onafhankelijkheid,partijdigheid en competentie. Diedruk daar<strong>op</strong> is altijd al heel grootgeweest en <strong>het</strong> monitoren <strong>van</strong> onzeactiviteiten en alles <strong>op</strong> de vastleggingzelf. Dat heeft ook consequentiesvoor <strong>het</strong> beleid, naar mate onzeregelgeving strikter wordt (je weetmisschien in <strong>het</strong> verleden is dat metname in de onafhankelijkheidgeweest), dan leidt dat totbeleidsveranderingen.Meer aandacht voormaatschappelijke activiteiten is eenmeer interne activiteit, maar ookingegeven door de maatschappijdie dat ook steeds belangrijkergaat vinden.Kunt u in <strong>het</strong> kort aangeven welkeontwikkelingen er zijn geweest <strong>op</strong><strong>het</strong> gebied <strong>van</strong> duurzaamheidsverslaggeving<strong>van</strong>af 1997, sinds de<strong>op</strong>richting <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI?Heeft uw organisatie <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebeid<strong>van</strong> duurzaamheid enduurzaamheids-verslaggeving doortoedoen <strong>van</strong> stakeholders bepaaldeactiviteiten gestart, veranderingen inbeleid doorgevoerd of anders?Waarom heeft uw organisatie dezemanier <strong>van</strong> rapporteren aangewend?Heeft uw organisatie veranderingendoorgevoerd in de eigen organisatieals gevolg <strong>van</strong> <strong>het</strong> kijken naar/volgen<strong>van</strong> andere organisaties?Er zijn een aantal veranderingendoorgevoerd doordat we in debestaande lines-of-businesssustainable devel<strong>op</strong>mentgeïntegreerd hebben.We hebben ervoor gekozen om eerstDan kun je veel details <strong>op</strong> dewebsite late, maar dekernactiviteiten daar gaat <strong>het</strong> om.<strong>De</strong> keten is nieuw, ookCorporate Governance,dilemma’s en verhandelbareemissierechten.In de toekomst krijg je integratiemet financiële verslaggeving.Maar ik denk ook dat men temaken krijgt met XBRL. Er kandan specifieke informatie voorspecifieke doelgroepen gemaaktworden. Dit is een belangrijkeontwikkeling, omdat <strong>het</strong> veelaandacht krijgt in verband met deadministratieve lastenverlichting.Het gaat ook spelen omdatverschillende overheden gaanzeggen dat bedrijven hunjaarrekening straks via XBRLmogen inleveren.Hoe denkt u dat deontwikkelingen induurzaamheids-verslaggeving inde toekomst zullen zijn?Is uw organisatie in de afgel<strong>op</strong>enjaren in kwaliteit en/of kwantiteitmeer gaan rapporteren?Is uw organisatie over de jarenheen over nieuwe en/of andereonderwerpen gaan rapporteren?Meer in kwantiteit en kwaliteitgaan rapporteren. Meerkwaliteit door groupwidereportage. En meer cijfers, meergedetailleerd.We hebben ervoor gekozen om<strong>De</strong>cember 2005 113


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingHeinekenMilieuverslagen ietskorter, maar ook almisschien wel een jaar oftien. Het totaalbeeld voorde hele ondernemingsinds twee jaar, over2003 en 2004.Om een goed beeld tekrijgen <strong>van</strong> de bank moetje inzicht hebben in definanciële dingen, maarook in andere elementen<strong>van</strong> de bank. Samengeven die twee rapporteneen goed inzicht <strong>van</strong> debank.Wij rapporteren cyclisch:2000-2002-2004. Wegeven elke twee jaar eenduurzaamheidsverslaguit. Wat we ook hebbengedaan in 2001 en 2003en recentelijk is <strong>het</strong> geven<strong>van</strong> een update <strong>van</strong>rele<strong>van</strong>te prestaties enontwikkelingen in eendocumentje te vinden <strong>op</strong>onze website.Er was een hele grotebehoefte aan <strong>het</strong>milieuverslag.Naar aanleiding <strong>van</strong> onsSafety, Health &Environment report watin 2002 is verschenen,zijn we <strong>op</strong>genomen in deDow Jones Sustainabilityonderneming. Erbijconcentreren wij ons <strong>op</strong> destakeholders, dusaandeelhouders (vooralfinancieel verslag),werknemers, NGO’s,leveranciers, anderen en <strong>op</strong> demaatschappij in <strong>het</strong> geheel. <strong>De</strong>elementen die wij willen wijbehandelen geven we weer inons duurzaamheidsverslag. Datzijn 5 focusgebieden, die tot nutoe ieder jaar <strong>het</strong>zelfde zijn,zodat mensen kunnen zien watde veranderingen zijn en watde trend zijn in de 5 gebieden.Vanaf 1998 voor Nederlandeen sociaal jaarverslag en eenmilieujaarverslag uitgegeven.We zijn wat later geweest danaantal andere organisaties.<strong>De</strong>els bewust, omdat we eerstiets wilden hebben waaroverwe konden rapporteren.Bedrijven zien steeds meer <strong>het</strong>belang en nut <strong>van</strong>duurzaamheidsverslaggeving,maar <strong>het</strong> verschilt per sectorhoe intensief ze <strong>het</strong> doen.Wij zien maatschappelijkverantwoord ondernemen alsondernemen <strong>op</strong> een wijze dieeen antwoord geeft aan dewensen, eisen en verlangens<strong>van</strong> stakeholders. En wij zienduurzaamheid meer als diewijze <strong>van</strong> ondernemen die inonze visie leidt tot eenduurzaam bedrijfsresultaat.Duurzaamheidsverslagleggingis verslaglegging over alleelementen <strong>van</strong> <strong>het</strong> ondernemendie de belangen <strong>van</strong>stakeholders raakt. Van buitennaar binnen gedacht.Milieuverslagen werden allang door afzonderlijkewerkmaatschappijenuitgebracht. Het eerste verslagdat wij als groep Heinekeniets wilden hebben waaroverwe konden rapporteren.Wij geven in <strong>het</strong> rapport 5focusgebieden aan, die tot nutoe jaar <strong>op</strong> jaar <strong>het</strong>zelfdezijn, zodat mensen kunnenzien dat er veranderingenzijn en wat de trend is in de 5gebieden.Voorduurzaamheidsverslaggevinghebben we geen nieuweorganisatie gebouwd, wehebben duurzaamheid in debestaande organisatie<strong>op</strong>gebouwd. <strong>De</strong>rapportagelijnen volgen inprincipe de bestaanderapportagelijnen. Voorduurzaamheid gaan de lijnenniet naar financiën maar naarsustainable devel<strong>op</strong>ment, maarwe bouwen heel groot voort <strong>op</strong>de bestaande organisatielijn.Wij zijn laat geweest metrapporteren, we hebben <strong>het</strong>geïntegreerd gedaan, dus geenapart milieujaarverslag, geenapart sociaaljaarverslag. Maarook rapporteren we groupwide,dat betekend dat we detotale ABN AMRO organisatieweergeven in <strong>het</strong>duurzaamheidsverslag.In 2004 hebben we ons eersteduurzaamheidsverslaguitbracht over 2002/2003. Wehebben toen heel nadrukkelijknaar GRI gekeken en hebbenGRI ook gevolgd. Daarvoorhebben we informatiestromenmoeten ontwikkelen, omdatwe niet voor alles wat wekonden verzinnen de datahadden, we hebben een eigensystematiek <strong>van</strong>datavergaring <strong>op</strong>gezet.Als je kijkt naar <strong>het</strong> milieu,daar hebben we een apartsysteem voor <strong>het</strong> ‘brewerycomparison system’. Dat is eenpuur internbenchmarkingsysteem voorproductiebedrijven. Het steltons in staat om de prestatiesgaan we <strong>het</strong> denk ik anders doen, nietmeer alles drukken, maar meerzichtbaar <strong>op</strong> internet zijn. Een minderdik rapport, makkelijker te lezen metachtergrond informatie <strong>op</strong> enverwijzingen naar Internet.Wij houden rekening bij <strong>het</strong>maken <strong>van</strong> rapporten, metfeedback die we krijgen <strong>op</strong> <strong>het</strong>vorige rapport. We houdenfeedbacksessies met NGO’s, ratingagencies,fundmanagers etc. Wenemen deel aan discussies met <strong>het</strong>MVO Kenniscentrum over <strong>het</strong>inrichten <strong>van</strong>duurzaamheidsverslaggeving.ABN AMRO is begonnen metduurzaamheid doordat een NGOvertelde dat een project niet in dehaak was. Er is toen naar gekeken,we zijn in gesprek gegaan en hebbendaardoor en beleid <strong>op</strong>gezet metbetrekking tot die betreffende sector.Stakeholders hebben in die zin<strong>invloed</strong> gehad <strong>op</strong> <strong>het</strong> beleid, <strong>het</strong>beleid wordt gedragen door demensen door wie <strong>het</strong> gedragen moetworden: de stakeholders.In 2004 hebben we ons eersteduurzaamheidsverslag uitbracht over2002/2003. We hebben toen heelnadrukkelijk naar GRI gekeken enhebben GRI ook gevolgd.Daarvoor hebben weinformatiestromen moetenontwikkelen, omdat we niet vooralles wat we konden verzinnen dedata hadden, we hebben een eigensystematiek <strong>van</strong> datavergaring<strong>op</strong>gezet.Als je kijkt naar <strong>het</strong> milieu, daarhebben we een apart systeem voor<strong>het</strong>’brewery comparison system’. Datis een puur internbenchmarkingsysteem voorproductiebedrijven. Het stelt ons instaat om de prestaties <strong>van</strong> individuelebrouwerijen met elkaar tevergelijken. Dan ga je kijken naarbeleid, <strong>het</strong> beleid wordt gedragendoor de mensen door wie <strong>het</strong>gedragen moet worden: destakeholders.Wij kijken wel naar andereorganisaties naar de manier <strong>van</strong>rapporteren.We hebben globaal gekeken,maar uiteindelijk ons eigenunieke keuzen gemaakt voor <strong>het</strong>rapport.Er zijn een aantal veranderingendoorgevoerd doordat we in debestaande lines-of-businesssustainable devel<strong>op</strong>mentgeïntegreerd hebben.Wij zijn vrij actief in <strong>het</strong> uitvoeren<strong>van</strong> benchmarks, omdat wij eenambitie als onderneming hebbenom tot de t<strong>op</strong> drie <strong>van</strong> deinternationale brouwerindustriewillen behoren. Wij hebben eenuitgebreide analyse gemaakt <strong>van</strong>bedrijven die wel in de DJSIzaten, om te weten waaromzitten zij erin, wat doen zij beterdan wij.We kijken binnen de sector naaralle bedrijven, en buiten desector naar die bedrijven die echtleidend zijn.Consultants helpen ons met deverificatie kant. KPMG en TripleValue Strategy helpen ons met destrategiekant. <strong>De</strong>ze organisatieswerken ook voor een heleboelandere AEX bedrijven. Dan krijgdingen te implementeren binnen debank en daarna te rapporteren overwat we geïmplementeerd hebben.Voor duurzaamheidsverslaggevinghebben we geen nieuwe organisatiegebouwd, we hebben duurzaamheidin de bestaande organisatie<strong>op</strong>gebouwd. <strong>De</strong> rapportagelijnenvolgen in principe de bestaanderapportagelijnen. Voorduurzaamheid gaan de lijnen nietnaar financiën maar naar sustainabledevel<strong>op</strong>ment, maar we bouwen heelgroot voort <strong>op</strong> de bestaandeorganisatielijn.Wij zijn laat geweest metrapporteren, we hebben <strong>het</strong>geïntegreerd gedaan, dus geenapart milieujaarverslag, geen apartsociaaljaarverslag. Maar ookrapporteren we group-wide, datbetekend dat we de totale ABNAMRO organisatie weergeven in<strong>het</strong> duurzaamheidsverslag.ABN AMRO is begonnen metduurzaamheid doordat een NGOvertelde dat een project niet in dehaak wasWe hebben <strong>het</strong> heel geleidelijk enmodulair <strong>op</strong>gebouwd, <strong>van</strong> eenmilieuverslag Eur<strong>op</strong>a naar eensustainability report wereldwijd.Met een tussenstap daarin, <strong>op</strong> diemanier hebben wij dat gedaan.Enerzijds intern wijzen <strong>op</strong> debittere noodzaak <strong>van</strong> <strong>het</strong> geheel enmensen daar<strong>van</strong> overtuigen. En aande andere kant zorgen voorrapportage, maar ook ervoor zorgendat we voor onze eigenprioriteitzetting goedemeetmethoden hadden. Wegebruiken de gegevens die we inonze werkmaatschappijen naar bovenhalen, niet alleen maar om een externverslag te maken. We gebruiken <strong>het</strong>ook voor <strong>het</strong> inschatten <strong>van</strong> risico’s.We kijken een prestatie <strong>op</strong> eenbepaald vlak, is dat iets waarmee wede inhoud <strong>het</strong>zelfde te laten zijn,om inzicht te geven in deverandering binnen de gebieden( <strong>van</strong> focus). Bestaandeonderwerpen zijn meer in detailgerapporteerd en we hebben deverandering laten zien.Het kan zijn dat in de toekomstfinanciële elementen belangrijkerworden dan niet-financiëleelementen. Er zal ook een zekeremate <strong>van</strong> integratie plaatsvinden.Internet zal anders gebruiktworden in de toekomst.Het zou kunnen dat de overheideen aantal minimum eisenneerlegt, met betrekking totduurzaamheidsverslaggeving.Enerzijds moet men de vraagcreëren, maar anderzijds moetende mensen geïnteresseerd zijn induurzaamheidsverslaggeving.Het is modulair <strong>op</strong>gezet en zijnsteeds meer gaan rapporteren.Daarnaast zijn we ookvoortdurend bezig met <strong>het</strong>verbeteren <strong>van</strong> onze eigenmanagement informatie systemen.Zodat de informatiebetrouwbaarder wordt, ook vooronszelf, omdat dat de informatiede basis is <strong>van</strong> waar webedrijfsbeslissingen nemen.We zullen ook wel weer gewoongaan kijken aan de hand <strong>van</strong>stakeholder wensen, maar ookontwikkelingen binnen <strong>het</strong> GRI.Van wat is nou rele<strong>van</strong>t voor onsen wat niet, en dat kan <strong>van</strong> alleszijn.Wat ik absoluut als een tendenswaarneem is, dat <strong>het</strong> steeds meerlokaal zal gaan spelen. Wij<strong>De</strong>cember 2005 114


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingPhilipsIndex (DJSI). Later isHeineken er weetuitgegooid, doordat <strong>het</strong>een rapportage jaaroversloeg. Dat heeft alskatalysator gewerkt in dehele besluitvorming omtransparanter te worden.<strong>De</strong> raad <strong>van</strong> bestuur zeials onze concurrenten <strong>het</strong>doen en een aantal anderebedrijven die ook niet gekzijn, dan is <strong>het</strong> niet meer<strong>van</strong> deze tijd om alsHeineken de kaarten zodicht bij de borst tehouden, dan moeten weook transparanter worden.Philips heeft in 1998 <strong>het</strong>eerste, milieuverslaggepubliceerd, en in 2002<strong>het</strong> eerste sustainabilityreport.Wij wilden inspelen <strong>op</strong>een toenemendemaatschappelijke druk.Ook Piet Sprengers heefteen positieve rol gespeeld.Binnen Philips was Henkde Bruin al 10/12 jaarbezig om <strong>het</strong> milieubeleidte verbreden. Vanaf 1998is besloten om de kant <strong>van</strong>sustainability <strong>op</strong> te gaan.80% <strong>van</strong> deontwikkeling is gedrevendoor interne mensen diede visie hadden, endaarnaast een beetjeexterne druk, maar niet zogroot.International hebbenuitgegeven <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong>milieu in 2000 gepubliceerdover de jaren 1998/1999, wasbeperkt totwerkmaatschappijen binnenEur<strong>op</strong>a. We hebben ons doorGRI laten inspireren.Datzelfde geldt voor <strong>het</strong>verslag dat is uitgebracht in2002 <strong>op</strong> gebied <strong>van</strong> milieu,veiligheid en gezondheid, dathad al een wat bredere bereiken bovendien ging dat nietuitsluitend over Eur<strong>op</strong>a. Heteerste duurzaamheidsverslagwerd in 2004 uitgebracht over2002/2003, hierin zijn derichtlijnen <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRIgevolgd.Sustainability of sustainabledevel<strong>op</strong>ment betekent eigenlijkdat je de behoefte <strong>van</strong> de langetermijn in ogenschouw neemtmet <strong>het</strong> afdekken <strong>van</strong> debehoefte <strong>op</strong> korte termijn, <strong>van</strong>de huidige generatie.Ik heb niet een eenduidigedefinitie, <strong>het</strong> is een totaal <strong>van</strong>die aspecten die wij proberenaf te leggen. Dus geïntegreerd,transparant en duurzameontwikkeling speelt bij onszeker een rol.Wij hebben <strong>van</strong> 1998 tot 2001environmental reportsgepubliceerd en <strong>van</strong>af 2002hebben wij ons eerstsustainability reportgepubliceerd.Je ziet allerlei mengvormen.Hetzelfde als in determinologie vind je ook heelfrequent een milieu en sociaal<strong>van</strong> individuele brouwerijenmet elkaar te vergelijken. Danga je kijken naar rentabiliteit,lijnrendementen, werknemersper geproduceerde hectoliterbier, al dat soort zaken en daaris milieu in geïntegreerd. <strong>De</strong>drie belangrijkste KPI’s <strong>op</strong>gebied <strong>van</strong> milieu zitten daarook in en die worden <strong>op</strong>kwartaalbasis gevraagd.We hebben <strong>het</strong> heel geleidelijken modulair <strong>op</strong>gebouwd, <strong>van</strong>een milieuverslag Eur<strong>op</strong>a naareen sustainability reportwereldwijd. Met een tussenstapdaarin, <strong>op</strong> die manier hebbenwij dat gedaan. Enerzijdsintern wijzen <strong>op</strong> de bitterenoodzaak <strong>van</strong> <strong>het</strong> geheel enmensen daar<strong>van</strong> overtuigen. Enaan de andere kant zorgen voorrapportage, maar ook ervoorzorgen dat we voor onze eigenprioriteitzetting goedemeetmethoden hadden. Wegebruiken de gegevens die wein onze werkmaatschappijennaar boven halen, niet alleenmaar om een extern verslag temaken.Wij hebben <strong>van</strong> 1998 tot 2001environmental reportsgepubliceerd en <strong>van</strong>af 2002hebben wij ons eerstsustainability reportgepubliceerd.Je ziet allerlei mengvormen.Hetzelfde als in determinologie vind je ook heelfrequent een milieu en sociaalverslag, je komt er nog steedsheel veel tegen in feite. Dat isgewoon een hele enge definitie<strong>van</strong> sustainability. Het gaatook juist om integratie, en ookdat je de economischeperformance probeert tebetrekken bij andere aspecten.rentabiliteit, lijnrendementen,werknemers per geproduceerdehectoliter bier, al dat soort zaken endaar is milieu in geïntegreerd. <strong>De</strong>drie belangrijkste KPI’s <strong>op</strong> gebied<strong>van</strong> milieu zitten daar ook in en dieworden <strong>op</strong> kwartaalbasis gevraagd.Wij hebben <strong>van</strong> 1998 tot 2001environmental reports gepubliceerden <strong>van</strong>af 2002 hebben wij ons eerstsustainability report gepubliceerd.Je ziet allerlei mengvormen.Hetzelfde als in de terminologie vindje ook heel frequent een milieu ensociaal verslag, je komt er nog steedsheel veel tegen in feite. Dat isgewoon een hele enge definitie <strong>van</strong>sustainability. Het gaat ook juist omintegratie, en ook dat je deeconomische performance probeert tebetrekken bij andere aspecten.Philips heeft gekozen om eengeïntegreerd rapport te maken.<strong>De</strong> hele visie <strong>op</strong> sustainabledevel<strong>op</strong>ment, dus ook deconstatering dat je dingen gaatdoen voor de technologie, jedienstbaar maken aan, dat heefteen grote rol heeft gespeeld bij debesluitvorming.In ons rapport is stakeholderdialoogje automatisch eenkruisbestuiving.Een belangrijk onderdeel <strong>van</strong> <strong>het</strong>geheel is benchmarking, om tochvoeling te houden metontwikkelingen.We hebben zelf ook wel contactmet andere bedrijven, waardoorje toch wat uitwisselt.We hebben een externverificatieproces, KPMG, wat wegebruiken. Zij komen bij veelbedrijven, ze hebben grotekennis <strong>op</strong> dit gebied, ze hebbenook consultancy activiteitenwaar we <strong>op</strong> kleine schaalgebruik <strong>van</strong> maken. Het is eenvorm <strong>van</strong> kennis <strong>op</strong>bouw, <strong>op</strong>peil houden <strong>van</strong> wat kan ereventueel in. Dat gaat overconceptuele dingen, inhoudelijkeperformance dingen, met welkeparameters er gerapporteerdworden en hoe ze dat doen, etc.Bijvoorbeeld willen wij naar meerinformatie <strong>op</strong> <strong>het</strong> web. Dat is deover tien jaar nog steeds mee wegkomen, of moeten we daar eenverbeter traject in <strong>op</strong>starten. Wegebruiken <strong>het</strong> ook voor internebenchmarking.Philips heeft gekozen om eengeïntegreerd rapport te maken. <strong>De</strong>hele visie <strong>op</strong> sustainabledevel<strong>op</strong>ment, dus ook voor deconstatering dat je dingen gaatdoen voor de technologie, jedienstbaar maken aan, dat heefteen grote rol heeft gespeeld bij debesluitvorming.In ons rapport is stakeholderdialoogen stakeholder-engagement relatiefnog weinig ontwikkeld, althans <strong>op</strong>company niveau en geformaliseerdniet. Wel <strong>op</strong> allerlei <strong>op</strong>erationeleeenheden, daar zijn allerlei dialogenmet bijvoorbeeld suppliers, klanten.We hebben een geweldige intensiteit<strong>van</strong> dialoog met klanten enemployees (en noem maar <strong>op</strong>), ookNGO’s (Amnesty International,milieu organisaties e.d.) daar zijncontacten mee, de Eur<strong>op</strong>ese ennationale overheden met regelgevingdaar zijn contacten mee. Maar als jezullen ingaan <strong>op</strong> die thema’s diede Heineken NV stakeholdersrele<strong>van</strong>t vinden. En onzewerkmaatschappijen zullen intoenemende mate ingaan <strong>op</strong>thema’s die in hun samenlevingrele<strong>van</strong>t geacht worden.Regelgeving kan bedrijvenenorm helpen, maar induurzaamheid zijn de keuzesdie je maakt, de thema’s enzaken die je kiest, zijn zo enormafhankelijk <strong>van</strong> sector waarin je<strong>op</strong>ereert, <strong>het</strong> land waarin je<strong>op</strong>ereert, <strong>het</strong> segment <strong>van</strong> demarkt waarbinnen je <strong>op</strong>ereert.Persoonlijk zou ik graag zien dater een vorm <strong>van</strong> regelgeving zoukomen. Met name <strong>op</strong>gelegd dooroverheden en internationaleoverheden, die zeggen: ga maarzorgen dat er ook een rapportagestructuur vastgelegd wordt,<strong>het</strong>zelfde voor financiëleverplichtingen. Dat zou <strong>het</strong> bestezijn, dan heb je geen ruimte meerom alleen maar leuk te profileren.Veel bedrijven die proberen <strong>het</strong>als een extra stuk PR te gebruiken,leuke verhalen naar buitenbrengen. Ik denk dat je <strong>het</strong>performance gedeelte daar niet<strong>van</strong> moet laten afhangen, dat jedaar een stukje regelgevingvoor krijgt. Maar of en wanneerdat komt, dat is de vraag. Enzolang dat <strong>het</strong> er niet is, heb jede ontwikkeling <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRImet de update, maar ik heb <strong>het</strong>gevoel dat <strong>het</strong> GRI zijn waarde<strong>De</strong>cember 2005 115


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingShellIn 1993 werd <strong>het</strong> eerstemilieurapportgepubliceerd als Shellgroup. In 1997 werd <strong>het</strong>eerst Shell-reportgelanceerd, dat was eenmilieu en sociaal rapport<strong>het</strong> eerste sustainablereport. In 1997 heeft Shellin de business principles,duurzame ontwikkelinggenoemd als een <strong>van</strong> dewaarden.Sec is rapporteren bedoeldvoor externe groepen omte bewijzen en te latenzien wat je doet. Maarindirect is de belangrijksteimpact intern om jeprestaties te verbeteren.<strong>De</strong> aanleiding om te gaanrapporteren is decommitment/toewijdingaan duurzameontwikkeling. Die isontstaan door minderplezierige ervaringen inde jaren 90, oa. BrentSpar.Binnen Shell heeft eensoort soul searchingplaatsgevonden, werdenveel stakeholderengagement processen<strong>op</strong>gezet. Je moet wetenverslag, je komt er nog steedsheel veel tegen in feite. Dat isgewoon een hele enge definitie<strong>van</strong> sustainability. Het gaatook juist om integratie, en ookdat je de economischeperformance probeert tebetrekken bij andere aspecten.Shell was een <strong>van</strong> de weinigedie met een rapport kwam in1997. Toen was je een hit alsje net als Shell een minder stijfrapport maakte en naast goedeook minder goede prestatiesaanbod liet komen.Acht jaar later rapporteertbijna ¾ <strong>van</strong> de Fortune 500.Leiderschap <strong>op</strong> gebied <strong>van</strong>reporting is onduidelijk.Er is meer aandacht gekomenvoor prestatie, voor keyperformance indicators encijfers, voor verhalen dieaantonen of je echt goed ofslecht bent.Verificatie wordtlangzamerhand de norm door<strong>op</strong>treden <strong>van</strong> bv. KPMG enanderen uit de accountingprofession.Door GRI en OperationalFinancial Review derealisatie dat in de financiëleverslagen toch wel iets <strong>van</strong>eenduurzaamheidsrapportagemoet zitten.<strong>De</strong> interesse <strong>van</strong>uit definanciële hoek is sterkergeworden. 8 Jaar geledenwaren de reporters meergericht <strong>op</strong> NGO’s, specialpublics en de media.Shell is veel geld kwijt aanrapporteren. Hetduurzaamheidsverslag gaatnaar alle aandeelhouders, dusis <strong>het</strong> een belangrijke financialdisclosure. Bijvoorbeeld deSarbanes Oxley moet gehaaldworden. Dit heeft de aandachtvergroot in nauwkeurigheid,niet in balans, dus zijn er veelinterne controle processen.Ons besluit, om <strong>het</strong> veeldichter bij <strong>het</strong> jaarverslag tezetten, is misschien achterafeen verkeer besluit. Ik denk datwij dit niet blijven doen in detoekomst, omdat <strong>het</strong> devrijheid <strong>van</strong> communicatiebelemmert.Uiteindelijk ben je veel langerbezig met regelgeving dan met<strong>het</strong> echte werk.en stakeholder-engagement relatiefnog weinig ontwikkeld, althans <strong>op</strong>company niveau en geformaliseerdniet. Wel <strong>op</strong> allerlei <strong>op</strong>erationeleeenheden, daar zijn allerlei dialogenmet bijvoorbeeld suppliers, klanten.We hebben een geweldige intensiteit<strong>van</strong> dialoog met klanten enemployees (en noem maar <strong>op</strong>), ookNGO’s (Amnesty International,milieu organisaties e.d.) daar zijncontacten mee, de Eur<strong>op</strong>ese ennationale overheden metregelgeving daar zijn contactenmee. Maar als je nu zegt, we hebbeneen heel gestructureerd stakeholderengagementprogramma waaruit eenaantal kwesties rollen die wij<strong>op</strong>nemen in ons beleid. Dat is niet <strong>het</strong>geval.<strong>De</strong> aanleiding om te gaan rapporterenis de commitment/toewijding aanduurzame ontwikkeling. Die isontstaan door minder plezierigeervaringen in de jaren 90, oa. BrentSpar.Binnen Shell heeft een soort soulsearching plaatsgevonden, werdenveel stakeholder engagementprocessen <strong>op</strong>gezet. Je moet wetenwat er speelt in de samenleving.Het hele proces heeft ertoe geleidtot commitment, een logischevolgende stap was om er ietstastbaars <strong>van</strong> te maken en terapporteren over ‘ our progress incontributing to sustainabledevel<strong>op</strong>ment’.doelstelling voor dit jaar. Voor datdoel zijn we nu heel specifiek aan<strong>het</strong> kijken hoe de anderen <strong>het</strong>doen.Benchmarking gebruiken we ookom intern meer druk te krijgen enom interne processen te versnellenOp <strong>het</strong> moment dat je een goedebenchmarkstudie laat zien aanmensen, hoe andere bedrijvenbepaalde dingen doen, dan boek jeresultaat en krijg je intern meerdruk.Er wordt veel aandacht besteedaan <strong>het</strong> vergaren <strong>van</strong> feedback viaenquêtes bij onze lezers, binnenonze sector, maar ook breder. Datdoen we samen met bijvoorbeeldSustainAbility.We kijken naar anderen en hunideeën, we pikken <strong>van</strong> anderen.Er wordt veel <strong>van</strong> ons rapportgestolen ieder jaar.We kijken ook om te zien waaranderen naartoe gaan.nu zegt, we hebben een heelgestructureerd stakeholderengagementprogramma waaruit eenaantal kwesties rollen die wij<strong>op</strong>nemen in ons beleid. Dat is niet <strong>het</strong>geval.Benchmarking gebruiken we ookom intern meer druk te krijgen enom interne processen te versnellen.Op <strong>het</strong> moment dat je een goedebenchmarkstudie laat zien aanmensen, hoe andere bedrijvenbepaalde dingen doen, dan boek jeresultaat en krijg je intern meer druk.Shell is veel geld kwijt aanrapporteren. Hetduurzaamheidsverslag gaat naar alleaandeelhouders, dus is <strong>het</strong> eenbelangrijke financial disclosure.Bijvoorbeeld de Sarbanes Oxleymoet gehaald worden. Dit heeft deaandacht vergroot in nauwkeurigheid,niet in balans, dus zijn er veel internecontrole processen.Ons besluit, om <strong>het</strong> veel dichter bij<strong>het</strong> jaarverslag te zetten, ismisschien achteraf een verkeerbesluit. Ik denk dat wij dit nietblijven doen in de toekomst, omdat<strong>het</strong> de vrijheid <strong>van</strong> communicatiebelemmert.Uiteindelijk ben je veel langer bezigmet regelgeving dan met <strong>het</strong> echtewerk.Binnen Shell heeft een soort soulsearching plaatsgevonden, werdenveel stakeholder engagementprocessen <strong>op</strong>gezet. Je moet wetenwat er speelt in de samenleving.Het hele proces heeft ertoe geleid totcommitment, een logische volgendestap was om er iets tastbaars <strong>van</strong> temaken en te rapporteren over ‘ ourprogress in contributing tosustainable devel<strong>op</strong>ment’.een beetje aan <strong>het</strong> verliezen is.Ze verliezen terrein,waarschijnlijk omdat er teweinig innovatie in zit endaarnaast is er <strong>het</strong> alternatief<strong>van</strong> AA1000 komen <strong>op</strong>zetten,wat eigenlijk naar mijn meningconceptueel veel sterker is.Bijvoorbeeld willen wij naar meerinformatie <strong>op</strong> <strong>het</strong> web. Dat is dedoelstelling voor dit jaar. Voor datdoel zijn we nu heel specifiek aan<strong>het</strong> kijken hoe de anderen <strong>het</strong>doen.Duurzaamheidsverslaggevingwordt meer doelgroepgericht,meer narrow-casting dan broadcasting.Er zal regelmatiger wordengecommuniceerd, ieder kwartaaleen update naar de doelgroepen.Het web zal meer gebruikt wordenals verdiepingslocatie.Verificatie zoals <strong>het</strong> nu gedaanwordt heeft weiniggeloofwaardigheid, en <strong>het</strong> kostveel geld. Misschien zijnperformance assessments een<strong>op</strong>lossing, een expert/stakeholderpanel laten beoordelen.Het enige wat de overheid en/of<strong>het</strong> GRI kunnen doen is zorgendat je een proces hebt om tekomen tot de issues, tot deonderwerpen of indicatoren dieecht <strong>van</strong> t<strong>op</strong> belang zijn in jouindustrie. Ze kunnen proberente stimuleren om die processente hebben en zichtbaar temaken.Financiële markten gaan steedsmeer vergelijkbaarheid eisen<strong>van</strong> data.Met deze roadmap (aantaldimensies,maturity matrix) kijkenwe niet alleen wat wij volgendjaar in ons rapport willen hebben,maar ook met <strong>het</strong> oog <strong>op</strong> de jarendaarna, daar wil je naar toe gaan.<strong>De</strong>cember 2005 116


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingVRAAGGRI –Slaterwat er speelt in desamenleving. Het heleproces heeft ertoe geleidtot commitment, eenlogische volgende stapwas om er iets tastbaars<strong>van</strong> te maken en terapporteren over ‘ ourprogress in contributing tosustainable devel<strong>op</strong>ment’.Wanneer zijn organisatiesin Nederland begonnenmet <strong>het</strong> rapporteren overeconomische, milieu ensociale gegevens?Is daar volgens uworganisatie een aanleidingvoor geweest?Ieder bedrijf heeftdrijfveren om terapporteren. Voorsommige bedrijven omdatzij te kampen hebbengehad met een negatievegebeurtenis en hiermeeom moeten gaan. Anderenkunnen <strong>het</strong> doen <strong>op</strong>verzoek <strong>van</strong>investeerders die meerinformatie eisen. Het kanook leiderschap zijn,<strong>op</strong>gelegd door de CEOdie ethiek en economiedichter bij elkaar wilbrengen om <strong>het</strong> bedrijfeen beter aanzien tegeven. Voor anderebedrijven is <strong>het</strong> onderdeel<strong>van</strong> hun merk, ze hebbengroene producten. IederWij proberen een dun rapportaan te bieden wat goedleesbaar en hapbaar is, omgoed te communiceren <strong>op</strong> ditgebied. En vaak metondersteuning <strong>op</strong> <strong>het</strong> Internet.Een grote ontwikkeling, en <strong>op</strong>zich wel een goedeontwikkeling is dat uit veelhoeken mensen belangstellinghebben voorduurzaamheidsverslagen. <strong>De</strong>vraag is hoe je dit <strong>op</strong> eeneffectieve manier kuntbeantwoorden. Met een dikboekwerk kom je er niet, alsalles er in staat, dan weet jeniet meer wat belangrijk is.Kunt u aangeven wat uworganisatie verstaat onderduurzaamheids-verslaggeving?Kunt u in <strong>het</strong> kort aangevenwelke ontwikkelingen er zijngeweest <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong>duurzaamheids-verslaggeving<strong>van</strong>af 1997, sinds de <strong>op</strong>richting<strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI?Duurzaamheidsverslaggevingis <strong>het</strong> rapporteren overeconomische, milieu en socialeprestaties.Midden jaren ’90 begonnenAmerikaanse organisaties overmilieu te rapporteren doortoedoen <strong>van</strong> de CERESprinciples. <strong>De</strong>ze rapportenwaren inhoudelijk zeer slecht.Daardoor ontstond <strong>het</strong> idee omeen standaard te ontwikkelenin samenwerking metbelanghebbende partijen.In 1997 werd een netwerk<strong>op</strong>gebouwd (GRI) om dezestandaard te bouwen, via demultistakeholder benaderingen met workinggroups. In 1999kwam <strong>het</strong> GRI met eenexposure draft <strong>van</strong> derichtlijnen. <strong>De</strong>ze werd terKunt u in <strong>het</strong> kort aangevenwelke ontwikkelingen er zijngeweest <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong>duurzaamheids-verslaggeving<strong>van</strong>af 1997, sinds de <strong>op</strong>richting<strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI?Hoe hebben rapporterendeorganisaties gereageerd <strong>op</strong>ontwikkelingen induurzaamheids-verslaggeving?Midden jaren ’90 begonnenAmerikaanse organisaties overmilieu te rapporteren doortoedoen <strong>van</strong> de CERESprinciples. <strong>De</strong>ze rapportenwaren inhoudelijk zeerslecht. Daardoor ontstond <strong>het</strong>idee om een standaard teontwikkelen insamenwerking metbelanghebbende partijen.In 1997 werd een netwerk<strong>op</strong>gebouwd (GRI) om dezestandaard te bouwen, via demultistakeholder benadering enmet workinggroups. In 1999kwam <strong>het</strong> GRI met eenexposure draft <strong>van</strong> derichtlijnen. <strong>De</strong>ze werd terdiscussie neergelegd bijbedrijven wereldwijd, deinteresse en <strong>het</strong> enthousiasmeHeeft uw organisatie <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied<strong>van</strong> duurzaamheid enduurzaamheidsverslaggeving doortoedoen <strong>van</strong> stakeholders bepaaldeactiviteiten gestart, veranderingen inbeleid doorgevoerd of anders?Kunt u in <strong>het</strong> kort aangeven welkeontwikkelingen er zijn geweest <strong>op</strong><strong>het</strong> gebied <strong>van</strong> duurzaamheidsverslaggeving<strong>van</strong>af 1997, sinds de<strong>op</strong>richting <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI?GRI heeft door gebruik te maken<strong>van</strong> werkgroepen en andereinterventiemethoden haarrichtlijnen <strong>op</strong>gebouwd.Midden jaren ’90 begonnenAmerikaanse organisaties over milieute rapporteren door toedoen <strong>van</strong> deCERES principles. <strong>De</strong>ze rapportenwaren inhoudelijk zeer slecht.Daardoor ontstond <strong>het</strong> idee om eenstandaard te ontwikkelen insamenwerking metbelanghebbende partijen.In 1997 werd een netwerk<strong>op</strong>gebouwd om deze standaard tebouwen, via de multistakeholderbenadering en met workinggroups. In1999 kwam <strong>het</strong> GRI met eenexposure draft <strong>van</strong> de richtlijnen.<strong>De</strong>ze werd ter discussie neergelegdbij bedrijven wereldwijd, de interesseen <strong>het</strong> enthousiasme groeide.Zijn organisaties die overduurzaamheid rapporterenont<strong>van</strong>kelijk voor druk <strong>van</strong>uit deomgeving als <strong>het</strong> gaat omrapporteren?Kijken organisaties in Nederlandnaar elkaar als <strong>het</strong> gaat om demanier <strong>van</strong> rapporteren?Nemen organisaties gedrag <strong>van</strong>elkaar over als <strong>het</strong> gaat om demanier <strong>van</strong> rapporteren?Organisaties zijn ont<strong>van</strong>kelijkvoor druk <strong>van</strong>uit de omgeving,vooral in een bedrijfsomgeving,niet zozeer in de maatschappij.Stel een belangrijke bank besluiteen nieuwe activiteit te starten,dan heeft dat <strong>invloed</strong> <strong>op</strong> allebedrijven die <strong>op</strong>ereren in diesector.Het is gewoon voor organisatiesom te kijken naar rapporten<strong>van</strong> andere ondernemingen inhun sector of land om te zienwat zij doen. Wat kunnen weer<strong>van</strong> leren en hoe kunnen wij onseigen rapport <strong>op</strong>timaliseren.Kunt u in <strong>het</strong> kort aangeven welkeontwikkelingen er zijn geweest <strong>op</strong><strong>het</strong> gebied <strong>van</strong> duurzaamheidsverslaggeving<strong>van</strong>af 1997, sinds de<strong>op</strong>richting <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI?Hoe hebben rapporterendeorganisaties gereageerd <strong>op</strong>ontwikkelingen in duurzaamheidsverslaggeving?Heeft uw organisatie <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebeid<strong>van</strong> duurzaamheid enduurzaamheids-verslaggeving doortoedoen <strong>van</strong> stakeholders bepaaldeactiviteiten gestart, veranderingen inbeleid doorgevoerd of anders?Midden jaren ’90 begonnenAmerikaanse organisaties over milieute rapporteren door toedoen <strong>van</strong> deCERES principles. <strong>De</strong>ze rapportenwaren inhoudelijk zeer slecht.Daardoor ontstond <strong>het</strong> idee om eenstandaard te ontwikkelen insamenwerking met belanghebbendepartijen.In 1997 werd een netwerk<strong>op</strong>gebouwd om deze standaard tebouwen, via de multistakeholderbenadering en met workinggroups. In1999 kwam <strong>het</strong> GRI met eenexposure draft <strong>van</strong> de richtlijnen.<strong>De</strong>ze werd ter discussie neergelegdbij bedrijven wereldwijd, deinteresse en <strong>het</strong> enthousiasmegroeide. Daardoor kon <strong>het</strong> GRIrepresentatieve workinggroupssamenstellen.In 1999 en 2000 waren de richtlijnenWe doen <strong>het</strong> ook, zoals je ook bijveel andere rapporten ziet, wewillen ons ook toewijden. Je moetaangeven waar je naar toe wilt.Zijn organisaties de afgel<strong>op</strong>enjaren in hoeveelheid/frequentiemeer gaan rapporteren?Zijn organisaties over de jarenheen over nieuwe en/of andereonderwerpen gaan rapporteren?Hoe denkt u dat deontwikkelingen induurzaamheids-verslaggeving inde toekomst zullen zijn?<strong>De</strong> hoeveelheid rapporten groeitsnel, er zijn nu ongeveer 700rapporterende organisaties(vorig jaar deze tijd 450). <strong>De</strong>kwaliteit <strong>van</strong> rapporten is de grotevraag. In <strong>het</strong> algemeen geldt voorbedrijven die al jaren toegewijdzijn, dat zij de kwaliteit zientoenemen, worden beter in <strong>het</strong>verzamelen <strong>van</strong> data, betrekken<strong>van</strong> nieuwe stakeholders ensamenstellen <strong>van</strong> rapporten die debehoeften <strong>van</strong> stakeholdersbevredigen. Maar er is nog steedseen kwaliteitsissue. Iedereen wilnog steeds betere rapporten zien.Dat zal de komende vijf jaar nogwel even doorgaan.<strong>De</strong>cember 2005 117


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingbedrijf heeft ongeveerdezelfde redenen om terapporteren, maar vind deene drijfveer belangrijkerdan de ander, afhankelijk<strong>van</strong> ervaringen, of er eencrisis is geweest, welkestakeholder er drukuitoefent, etc.discussie neergelegd bijbedrijven wereldwijd, deinteresse en <strong>het</strong> enthousiasmegroeide. Daardoor kon <strong>het</strong> GRIrepresentatieve workinggroupssamenstellen.In 1999 en 2000 waren derichtlijnen enkel uitgewerkteideeën. In 2000 kwam deeerste versie richtlijnen uit.Daarna werden efficiëntewerkgroepen gevormdbestaande uit mensen <strong>van</strong> overheel de wereld. <strong>De</strong>zewerkgroepen werden<strong>op</strong>gedeeld om de verificatie enassurance te bekijken, omeconomische, sociale en milieuindicatoren <strong>op</strong> te bouwen.Eind 2001 hadden dewerkgroepen hun werk af endit resulteerde in derichtlijnen <strong>van</strong> 2002. Ook indeze tijd werd <strong>het</strong> plangesmeed om GRI te scheiden<strong>van</strong> CERES, en <strong>het</strong> te vestigenals een onafhankelijkeorganisatie.In juli/augustus 2002 werd de“world summit onsustainable devl<strong>op</strong>ment’gehouden in Johannesburg.Tijdens dat evenement werdende 2002 richtlijnen <strong>van</strong> <strong>het</strong>GRI gepresenteerd.In 2003/2004 was <strong>het</strong><strong>op</strong>bouwen <strong>van</strong> de sectorsupplementen, naast <strong>het</strong>uitbreiden <strong>van</strong> <strong>het</strong> netwerk en<strong>het</strong> promoten <strong>van</strong> derichtlijnen, <strong>het</strong> belangrijkstewerk <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI.Eind 2003 begon <strong>het</strong>‘structured feedbackprocess’, wat duurde tot 2004.In een onderzoek werden <strong>van</strong>de gebruikers reacties enfeedback gevraagd <strong>op</strong> derichtlijnen. Eind 2004 wasdeze informatie verzameld enkon er een plan geschrevenworden om de richtlijnen teverbeteren. Momenteel wordnog steeds onderhandeld. <strong>De</strong>draft <strong>van</strong> de G3 zal tussengroeide. Daardoor kon <strong>het</strong> GRIrepresentatieve workinggroupssamenstellen.In 1999 en 2000 waren derichtlijnen enkel uitgewerkteideeën. In 2000 kwam deeerste versie richtlijnen uit.Daarna werden efficiëntewerkgroepen gevormdbestaande uit mensen <strong>van</strong> overheel de wereld. <strong>De</strong>zewerkgroepen werden<strong>op</strong>gedeeld om de verificatie enassurance te bekijken, omeconomische, sociale en milieuindicatoren <strong>op</strong> te bouwen.Eind 2001hadden dewerkgroepen hun werk af endit resulteerde in derichtlijnen <strong>van</strong> 2002. Ook indeze tijd werd <strong>het</strong> plangesmeed om GRI te scheiden<strong>van</strong> CERES, en <strong>het</strong> te vestigenals een onafhankelijkeorganisatie.In juli/augustus 2002 werd de“world summit on sustainabledevl<strong>op</strong>ment’ gehouden inJohannesburg. Tijdens datevenement werden de 2002richtlijnen <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRIgepresenteerd.In 2003/2004 was <strong>het</strong><strong>op</strong>bouwen <strong>van</strong> de sectorsupplementen, naast <strong>het</strong>uitbreiden <strong>van</strong> <strong>het</strong> netwerk en<strong>het</strong> promoten <strong>van</strong> derichtlijnen, <strong>het</strong> belangrijkstewerk <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI.Eind 2003 begon <strong>het</strong>‘structured feedback process’,wat duurde tot 2004. In eenonderzoek werden <strong>van</strong> degebruikers reacties en feedbackgevraagd <strong>op</strong> de richtlijnen.Eind 2004 was deze informatieverzameld en kon er een plangeschreven worden om derichtlijnen te verbeteren.Momenteel word nog steedsonderhandeld. <strong>De</strong> draft <strong>van</strong> deG3 zal tussen maart en april2006 klaar zijn en aan <strong>het</strong>publiek kan worden getoond.Eind 2006 zullen de G3Daardoor kon <strong>het</strong> GRIrepresentatieve workinggroupssamenstellen.In 1999 en 2000 waren de richtlijnenenkel uitgewerkte ideeën. In 2000kwam de eerste versie richtlijnen uit.Daarna werden efficiëntewerkgroepen gevormd bestaande uitmensen <strong>van</strong> over heel de wereld.<strong>De</strong>ze werkgroepen werden <strong>op</strong>gedeeldom de verificatie en assurance tebekijken, om economische, socialeen milieu indicatoren <strong>op</strong> te bouwen.Eind 2001hadden de werkgroepenhun werk af en dit resulteerde in derichtlijnen <strong>van</strong> 2002. Ook in deze tijdwerd <strong>het</strong> plan gesmeed om GRI tescheiden <strong>van</strong> CERES, en <strong>het</strong> tevestigen als een onafhankelijkeorganisatie.In juli/augustus 2002 werd de “worldsummit on sustainable devl<strong>op</strong>ment’gehouden in Johannesburg. Tijdensdat evenement werden de 2002richtlijnen <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRIgepresenteerd.In 2003/2004 was <strong>het</strong> <strong>op</strong>bouwen <strong>van</strong>de sector supplementen, naast <strong>het</strong>uitbreiden <strong>van</strong> <strong>het</strong> netwerk en <strong>het</strong>promoten <strong>van</strong> de richtlijnen, <strong>het</strong>belangrijkste werk <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI.Eind 2003 begon <strong>het</strong> ‘structuredfeedback process’, wat duurde tot2004. In een onderzoek werden <strong>van</strong>de gebruikers reacties en feedbackgevraagd <strong>op</strong> de richtlijnen. Eind 2004was deze informatie verzameld enkon er een plan geschreven wordenom de richtlijnen te verbeteren.Momenteel word nog steedsonderhandeld. <strong>De</strong> draft <strong>van</strong> de G3 zaltussen maart en april 2006 klaar zijnen aan <strong>het</strong> publiek kan wordengetoond. Eind 2006 zullen de G3richtlijnen klaar zijn voor gebruik.enkel uitgewerkte ideeën. In 2000kwam de eerste versie richtlijnen uit.Daarna werden efficiëntewerkgroepen gevormd bestaande uitmensen <strong>van</strong> over heel de wereld.<strong>De</strong>ze werkgroepen werden <strong>op</strong>gedeeldom de verificatie en assurance tebekijken, om economische, sociale enmilieu indicatoren <strong>op</strong> te bouwen.Eind 2001hadden de werkgroepenhun werk af en dit resulteerde in derichtlijnen <strong>van</strong> 2002. Ook in deze tijdwerd <strong>het</strong> plan gesmeed om GRI tescheiden <strong>van</strong> CERES, en <strong>het</strong> tevestigen als een onafhankelijkeorganisatie.In juli/augustus 2002 werd de“world summit on sustainabledevl<strong>op</strong>ment’ gehouden inJohannesburg. Tijdens datevenement werden de 2002richtlijnen <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRIgepresenteerd.In 2003/2004 was <strong>het</strong> <strong>op</strong>bouwen <strong>van</strong>de sector supplementen, naast <strong>het</strong>uitbreiden <strong>van</strong> <strong>het</strong> netwerk en <strong>het</strong>promoten <strong>van</strong> de richtlijnen, <strong>het</strong>belangrijkste werk <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI.Eind 2003 begon <strong>het</strong> ‘structuredfeedback process’, wat duurde tot2004. In een onderzoek werden <strong>van</strong>de gebruikers reacties en feedbackgevraagd <strong>op</strong> de richtlijnen. Eind 2004was deze informatie verzameld enkon er een plan geschreven wordenom de richtlijnen te verbeteren.Momenteel word nog steedsonderhandeld. <strong>De</strong> draft <strong>van</strong> de G3 zaltussen maart en april 2006 klaar zijnen aan <strong>het</strong> publiek kan wordengetoond. Eind 2006 zullen de G3richtlijnen klaar zijn voor gebruik.GRI heeft met reden zich inNederland gevestigd. In 2002 werdenzij warm ont<strong>van</strong>gen door <strong>het</strong>bedrijfsleven en de overheid. Toenwas er niet alleen acceptatie <strong>van</strong><strong>het</strong> idee rapporteren, maar ook <strong>van</strong>de institutie, een echte standaard.<strong>De</strong>cember 2005 118


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingGRI -FogelbergIn Nederland is <strong>het</strong>begonnen met wettelijkemilieu rapportage.Rond 2000, afhankelijk of<strong>het</strong> gaat om voor- ofachterl<strong>op</strong>ers, overheerstede <strong>op</strong>vatting dat dit tenationaal was, en alleen<strong>het</strong> milieu te eng was.<strong>De</strong> ‘declaration of humanrights’ <strong>van</strong> de UnitedNations kwam uit in 1948,na WOII. Met de club<strong>van</strong> Rome, in de jaren 60,kwam <strong>het</strong> milieu <strong>op</strong> alsiets nieuws. Dat wezorgvuldig met onsnatuurlijke kapitaal ommoeten springen kwampas <strong>op</strong> in de jaren 70.In 1992, met de Rioconferentie werd ineensbeseft dat als er niets aan<strong>het</strong> milieu gedaan zouworden, dat de planeetzou vergaan.Op een gegeven momentkwam er een vermenging<strong>van</strong> mensenrechten enmilieu (milieu is ook eenmensenrecht).maart en april 2006 klaar zijnen aan <strong>het</strong> publiek kan wordengetoond. Eind 2006 zullen deG3 richtlijnen klaar zijn voorgebruik.In Nederland is <strong>het</strong> begonnenmet wettelijke milieurapportage.richtlijnen klaar zijn voorgebruik.GRI heeft met reden zich inNederland gevestigd. In 2002werden zij warm ont<strong>van</strong>gendoor <strong>het</strong> bedrijfsleven en deoverheid.Toen was er niet alleenacceptatie <strong>van</strong> <strong>het</strong> ideerapporteren, maar ook <strong>van</strong> deinstitutie, een echte standaard.Ter voorbereiding <strong>van</strong> deJohannesburg-t<strong>op</strong> heb ik (alspersoonlijk adviseur) <strong>van</strong> JanPronk (speciaal gezant <strong>van</strong>Kofi Annan) gekeken naar demanier waar<strong>op</strong> <strong>het</strong>bedrijfsleven betrokken konworden bij de t<strong>op</strong>, om te kijkenwat hun betrokkenheid zoukunnen zijn. Bedrijven, devoorl<strong>op</strong>ers waren er al bij.Op een gegeven moment is erde keuze, achterover zittenen wachten totdat jeaangepakt wordt, of aanval isde beste verdediging.<strong>De</strong> reden <strong>van</strong> <strong>het</strong> succes <strong>van</strong><strong>het</strong> GRI, is dat <strong>het</strong> proactief is,bedrijven mogen zelfmeepraten over wat de inhoudis.Ter voorbereiding <strong>van</strong> deJohannesburg-t<strong>op</strong> heb ik (alspersoonlijk adviseur) <strong>van</strong> Jan Pronk(speciaal gezant <strong>van</strong> Kofi Annan)gekeken naar de manier waar<strong>op</strong> <strong>het</strong>bedrijfsleven betrokken kon wordenbij de t<strong>op</strong>, om te kijken wat hunbetrokkenheid zou kunnen zijn.Bedrijven, de voorl<strong>op</strong>ers waren er albij. Op een gegeven moment is er dekeuze, achterover zitten en wachtentotdat je aangepakt wordt, of aanvalis de beste verdediging.<strong>De</strong> reden <strong>van</strong> <strong>het</strong> succes <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI,is dat <strong>het</strong> proactief is, bedrijvenmogen zelf meepraten over wat deinhoud is.Bedrijven zijn wel ont<strong>van</strong>kelijkvoor druk <strong>van</strong>uit de omgeving.Er zijn een aantal bedrijven, welkespeciaal mensen hebbenrondl<strong>op</strong>en die daarvoorvrijgemaakt zijn.Onderzoek <strong>van</strong> Pleon toonde aandat Eur<strong>op</strong>ese bedrijven, duswaarschijnlijk ook Nederlandsebedrijven, verslaggeving relatiefmeer gebruiken als een ‘he, watdoet de concurrent instrument’dan deAngelsaksische/Amerikaansebedrijven die <strong>het</strong> meergebruiken als een ‘license to<strong>op</strong>erate’.Er zijn bedrijven die <strong>het</strong> <strong>op</strong> huneigen manier doen, zoals Unileveren Ahold.GRI is een global public good.Ter voorbereiding <strong>van</strong> deJohannesburg-t<strong>op</strong> heb ik (alspersoonlijk adviseur) <strong>van</strong> Jan Pronk(speciaal gezant <strong>van</strong> Kofi Annan)gekeken naar de manier waar<strong>op</strong> <strong>het</strong>bedrijfsleven betrokken kon wordenbij de t<strong>op</strong>, om te kijken wat hunbetrokkenheid zou kunnen zijn.Bedrijven, de voorl<strong>op</strong>ers waren er albij. Op een gegeven moment is er dekeuze, achterover zitten en wachtentotdat je aangepakt wordt, of aanvalis de beste verdediging.<strong>De</strong> reden <strong>van</strong> <strong>het</strong> succes <strong>van</strong> <strong>het</strong>GRI, is dat <strong>het</strong> proactief is,bedrijven mogen zelf meepratenover wat de inhoud is.Als GRI gaan we niet lobbyen, wezijn een neutraal volledigonafhankelijke organisatie. <strong>De</strong>richtlijnen zijn een global publicgood.720 organisaties gebruikenofficieel de GRI richtlijnen.Onderzoek heeft uitgewezen datminstens tien keer zoveelorganisaties GRI richtlijneninformeel gebruiken, ofgebruiken en niet vernoemen.Het aantal neemt heel hard toe.<strong>De</strong>cember 2005 119


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingBijlage VII Matrix professionele associatieOrganisatie Arenafunctie Medium ter representatie MonitorfunctieFUNCTIEVRAAGVBDO (B)Economische Zaken (O)MVO Nederland (O)DHV (Z)Een organisatie als een arena waarbinnen organisatiesinteracteren en zich aan elkaar kunnen presenteren. PA’s hebbeneen belangrijke rol in <strong>het</strong> samenstellen en onderhouden <strong>van</strong>intraprofessionele overeenkomsten tussen organisaties overgrenzen, lidmaatschap en gedrag. (Greenwood et al., 2002).Welke mogelijkheden biedt <strong>het</strong> GRI voor organisaties om metelkaar en met <strong>het</strong> GRI in discussie te treden over onderwerpenomtrent duurzaam ondernemen en verslaggeving?Maakt uw organisatie gebruik <strong>van</strong> deze mogelijkheid <strong>van</strong> discussie?Op welke manier draagt zijn bij aan de ontwikkeling induurzaamheidsverslaggeving?Het GRI heeft weinig tot geen voorwaarden en/of regels <strong>op</strong>gesteldvoor organisaties die gebruik willen maken <strong>van</strong> de richtlijnen voorrapporten. Hoe denkt uw organisatie daarover?- GRI heeft drempel verlaagd in Nederland om te gaanrapporteren.- Stakeholderdialoog, engagement, worksh<strong>op</strong>s. Dit zijn debelangrijkste manieren om de richtlijnen te ontwikkelen.- Beperkte deelname in discussie door capaciteit. Als <strong>het</strong> binnende kernactiviteiten en budget valt dan doen we er aan mee.- Werken met GRI samen als er iets georganiseerd wordt. Bij deontwikkeling <strong>van</strong> de sectorsupplementen richt <strong>het</strong> GRI zich <strong>op</strong>groepen stakeholders per sector. Het is een stakeholdergeoriënteerde organisatie.- Worden vaak uitgenodigd en zijn aanwezig bij discussies.- Als EZ zelfs iets wil onderzoeken of verkennen nemen ze contact<strong>op</strong> met GRI omdat zij hen zien als een belangrijke partner.- Meegedaan aan de discussieronde voor de High 5, gericht <strong>op</strong> <strong>het</strong>MKB.- Geholpen met <strong>op</strong>zetten <strong>van</strong> de GRI-pilot voor High 5. Wehebben geen actieve rol, maar meer een bemiddelende rol omdatwe bedrijven selecteren en willen motiveren om mee te doen.- Als MVO Nederland is <strong>het</strong> onze taak MVO te verspreiden overNederland. Het GRI biedt <strong>het</strong> kader, wij hebben <strong>het</strong>samenwerkingsproject <strong>op</strong>gezet om de richtlijnen verder teverspreiden. Wij verspreiden de GRI-richtlijnen binnen onzeeigen netwerken.- Beperkt. Als je mee wilt doen moet je gewoon betalen.Bijvoorbeeld als Organisational Stakeholder, dan wordt jebetrokken in <strong>het</strong> GRI proces. Respondent is gevraagd voortechnical assistant, maar dat is pro-deo en voor een bureau alsDHV niet betaalbaar.- GRI organiseert zelf geen seminars, dat is goed. <strong>De</strong> instelling omdeel te nemen/ participeren aan bestaande dingen is prima, bv.‘Nationaal Sustainability Congres’.PA’s onderhandelende en representatieve organen diegepaste gewoonten <strong>van</strong> interactie voor hun ledenmaken en <strong>op</strong>nieuw definiëren. Zo kan een PA demanier bepalen, waar<strong>op</strong> gemeenschappen zich aananderen presenteren in een organisationeel veld(Greenwood et al., 2002).Maakt uw organisatie, door mee te doen aan dediscussie over duurzaamheidsverslaggeving, gebruik<strong>van</strong> de mogelijkheid om uw organisatie terepresenteren aan andere organisaties in uw omgeving.- We zoeken actief de dialoog <strong>op</strong>, proberen groepenbij elkaar te krijgen. <strong>De</strong> achterliggende gedachte is datgroepen informeel met elkaar in discussie gaan. Wedoen zelf ook wel contacten <strong>op</strong> tijdens discussies.- We proberen ons beleid wel te verkondigen,proberen publiek en publicitair de aandacht tevestigen. Laten zien dat je er bent, dat je meetelt, dat jebijdraagt met <strong>het</strong> aanreiken <strong>van</strong> instrumenten, de heleontwikkeling de goede kant uitsturen. We doen alsoverheid veel om de beweging voort te zetten.- Wij zijn een faciliterende organisatie, wij faciliterende bijeenkomsten, de kennisoverdracht en <strong>het</strong> leren<strong>van</strong> elkaar. Dat is de taakstelling <strong>van</strong> onze organisatie.In die zin profileren wij ons als een matchmaker,maar wij profileren niet onze eigen normen.- Door de vertaling <strong>van</strong> de richtlijnen en <strong>het</strong> meedoenin de GRI geprobeerd DHV <strong>op</strong> de kaart te zetten.DHV ondersteunt veel bedrijven met milieuverslagen.Niet alleen om te profileren, maar ook om inhoudelijkevoortgang, beter adviseren, om altijd een stapje voorte zijn met ontwikkeling en kennis.PA’s kunnen een belangrijke rol spelen in <strong>het</strong> toezien <strong>van</strong> de naleving <strong>van</strong> <strong>op</strong>gelegdeverwachtingen, zowel normatieve als dwingende verwachtingen. Gedeelde <strong>op</strong>vattingenen de daarmee samenhangende gebruiken worden, als zij eenmaal gevestigd zijn, als<strong>van</strong>zelfsprekend aangenomen en gereproduceerd door processen als bijvoorbeeldtraining, en certificering (Greenwood et al., 2002).Het GRI heeft weinig tot geen voorwaarden en/of regels <strong>op</strong>gesteld voor organisatiesdie gebruik willen maken <strong>van</strong> de richtlijnen voor rapporten. Hoe denkt uw organisatiedaarover?- In deze fase <strong>van</strong> rapportage is <strong>het</strong> goed dat er geen voorwaarden zijn. Meer regelsbetekenen vaak meer belemmeringen. Het GRI kan actief stimuleren, maar hunkerntaak blijft <strong>het</strong> verder ontwikkelen <strong>van</strong> de richtlijnen.- VBDO stimuleert actief de richtlijnen bij bedrijven.- EZ ondersteunt dat de richtlijnen vrijwillig zijn. Het is geen verplichting. Pas alsje ‘In Accordance’ rapporteert, dan zijn daar wel voorwaarden aan verbonden.- <strong>De</strong> richtlijnen zijn vrijwillig maar niet vrijblijvend. Bedrijven zou <strong>het</strong> wel moetendoen, maar <strong>van</strong>uit eigen belang geredeneerd.- GRI is een initiatief en moet zichzelf bewijzen en uitgroeien. Ze zouden ergens eenbasis aan moeten ontlenen, voordat ze kunnen pretenderen dat ze de standaard zijnom <strong>het</strong> strikter te laten toepassen. Dat is er niet.- Voor de toekomst meer professionalisering, <strong>van</strong>uit GRI en andere hoeken, dat wemeer toegroeien naar een soort standaard. <strong>De</strong> onderstroom laat een positieve lijn zien.- Geen voorwaarden is goed, want <strong>het</strong> moet flexibel blijven anders word <strong>het</strong> eenenorm bureaucratisch gebeuren. Op een gegeven moment zal <strong>het</strong> toch <strong>van</strong>zelf gaannaar een soort standaardisatie, omdat je meer overzicht wilt hebben: de vroegereprestaties tegen de huidige afgezet. Dat is wel een uitdaging om vorm te geven, <strong>het</strong> isniet goed om dat vast te leggen in allerlei protocollen, dan wordt je inflexibel. Het iswel belangrijk om <strong>het</strong> oorspronkelijke doel in de gaten te houden, dat je rapporteertom de ontwikkeling in stand te houden en ook de verbetering, niet dat je alleen maarrapporteert om te rapporteren.- Voor de toekomst is <strong>het</strong> <strong>van</strong> belang dat naast transparantie, ook nadruk komt teliggen <strong>op</strong> de verbeteringsdynamiek.- GRI heeft weinig aandacht voor communicatie aspect, de leesbaarheid envormgeving.- Ze zouden meer de internetkant moeten <strong>op</strong>pakken, steeds meer verslagen enaanvullende informatie staat <strong>op</strong> <strong>het</strong> internet. Men kan actueler zijn en met meersplitsing <strong>van</strong> doelgroepen werken.- Door ‘In Accordance’ heb je toch soort <strong>van</strong> voorwaarden. Het wordt als eenkeurslijf gezien, de indicatoren, ze zijn te generiek <strong>van</strong> aard. Als <strong>het</strong> een echt keurslijfzou zijn, zou <strong>het</strong> niet werken. Bedrijven pakken eruit wat ze zinvol vinden. Dat is een<strong>De</strong>cember 2005 120


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingGood Company (Z)KPMG (Z)Ernst & Young (Z)ABN AMRO (R)Heineken (R)- GRI schijnt sessies te organiseren met bedrijven, maar daar zittenadviesbureau’s niet bij.- GRI doet nu bv. mee met MVO Nederland om sessies teorganiseren voor <strong>het</strong> MKB, maar ik denk niet dat een MKB-bedrijfeen duurzaamheidsverslag gaat maken. Wij doen wel mee aan datsoort worksh<strong>op</strong>s.- We werken mee aan de vragenlijsten die <strong>het</strong> GRI rondstuurt over<strong>het</strong> GRI proces. DHV levert zo een bijdrage met hun praktijkervaring.- GRI moet internetkant <strong>op</strong>pakken, dan kan informatie veelactueler zijn.- Alle bedrijven die met duurzaamheidverslaggeving aan de slaggaan, zien <strong>het</strong> GRI wel en gebruiken <strong>het</strong> in meer of mindere mate.- Doen wel mee, maar niet heel actief. Wat je ziet is dat dediscussie voornamelijk gevoerd wordt door allerlei NGO’s engrote advies- en accountantsbureaus. Wij treden liever in contactmet bedrijven om met hen te discussiëren en organiseren zelf ookbijeenkomsten hiervoor.- Het GRI heeft een positieve <strong>invloed</strong> gehad. Voor al die bedrijvendie besluiten tot verslaglegging over te gaan bieden ze handigerichtlijnen en handvaten. Voor de bedrijven die al rapporteren is <strong>het</strong>een goed platform om ervaringen uit te wisselen en gezamenlijk deinhoud en vorm <strong>van</strong> verslaggeving verder te ontwikkelen.- GRI is een <strong>op</strong>en, multistakeholder organisatie.- We zijn beperkt, maar we volgen de discussie en participeren inbepaalde werkgroepen, zowel internationaal als regionaal niveau.GRI heeft ook allerlei regionale en lokale organisaties, dan zijnonze lokale organisaties aanwezig.- Beperkt. Het secretariaat is te klein om dat soort discussies tedoen. Een echt platform bieden ze niet, dat hoeft ook niet wantdaar is MVO Nederland voor.- Er zijn veel groepen waarin overlegd wordt, waarin de indicatorenontwikkeld worden. Puur gericht <strong>op</strong> ontwikkelen <strong>van</strong> derichtlijnen. Daardoor is er contact tussen bedrijven onderling endegene die <strong>het</strong> ontwikkelen.- Betrokken bij <strong>het</strong> <strong>op</strong>stellen <strong>van</strong> sectorspecifieke supplementenen discussies hierover, evenals discussie over <strong>het</strong> bereik <strong>van</strong> <strong>het</strong>rapport.- Invullen <strong>van</strong> enquêtes over hoe dingen gestructureerd zoudenkunnen worden, of de richting waar<strong>van</strong> wij denken dat verstandig isdat de supplementen zouden moeten gaan.- <strong>De</strong> GRI-index is niet leidend, de content is leidend voor de kern<strong>van</strong> <strong>het</strong> rapport.- Ze praten veel met GRI, maar zien ze niet als platform om metandere organisaties in contact te treden, daar hebben we zelf onzemogelijkheden voor.- GRI is een reflectie, <strong>van</strong> een verzameling stakeholders en huninformatiebehoefte. Ik vind dat wijzelf als onderneming geenstakeholder zijn <strong>van</strong> de onderneming zelf. Het is weinig zinvol omte participeren in een discussie over wat wel of wat niet in een- We gaan naar een discussie toe om dat we denken datwe iets te melden hebben. En we willen <strong>op</strong> ons terreinook de beste zijn. Echt bewust representeren doenwe niet, daar zijn andere mogelijkheden voor, zoalspresentaties geven <strong>op</strong> congressen, iets te organiserenals seminars.- E&Y ziet <strong>het</strong> heel erg als een bijdrage aan kennis,en doet dan ook mee <strong>van</strong>uit maatschappelijkoogpunt. Echt om klanten binnen te halen gebruikenze <strong>het</strong> niet.- <strong>De</strong> bank is zichtbaar voor de buitenwereld. Hetniveau in de financiële sector moet omhoog gebrachtworden. Wij willen leider zijn in de financiële sector<strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong> duurzaamheid.- Initiator <strong>van</strong> Equator Principles, een managervertegenwoordigt de bank <strong>op</strong> hoog niveau in allerleiforums en internationale gezelschappen om de ABNAMRO te representeren <strong>op</strong> gebied <strong>van</strong>duurzaamheid. <strong>De</strong> bank is ook vertegenwoordigt inWorld Council for Sustainable <strong>De</strong>vel<strong>op</strong>ment.groot geluk, anders waren er weinig bedrijven die <strong>het</strong> GRI zouden volgen.- GRI krijgt meer oog voor <strong>het</strong> commentaar <strong>op</strong> de indicatoren. Bijvoorbeeld datrapporteren met indicatoren <strong>op</strong> holdingniveau niet alles zeg, dat de indicatoren tegeneriek zijn, dat sectorsupplementen belangrijk zijn.- Uiteindelijk moet er, denk ik, een keurmerk komen <strong>van</strong> GRI, waarmee wordtaangegeven dat een organisatie met zijn verslag aan de richtlijnen voldoet. Je ziet datze dat gaan doen met de ‘in accordance with’ criteria.- GRI is niet zaligmakend, er zijn ook andere richtlijnen (AA1000 en RJ400). GRIkost veel tijd en is een internationale praatclub.- Het is heel goed dat de richtlijnen niet dwingend zijn. Hoewel <strong>het</strong> goed is dat ze erzijn, zijn de richtlijnen niet echt bruikbaar voor bedrijven. Het zijn er teveel, en zezijn niet erg praktijkgericht. Er worden een aantal dingen gevraagd die echt niet terapporteren zijn.- Als je dingen verplicht gaat stellen dan bereik je <strong>het</strong> tegenovergestelde. Het werktaverechts.- Een groot aantal bedrijven nemen <strong>het</strong> GRI als uitgangspunt in hun verslag, <strong>het</strong> is deenige gezaghebbende standaard.- Om consensus te krijgen moet je richtlijnen beschikbaar stellen voor iedereen.Bijvoorbeeld over de handreiking maatschappelijke verslaggeving heeft Kluwer derechten, ze moeten gekocht worden, en je ziet dat <strong>het</strong> direct een enorme beperkinggeeft. <strong>De</strong> richtlijnen moeten <strong>op</strong>enbaar blijven. Ze kunnen beter sponsoren zoeken.- Er zijn weinig bedrijven volledig in compliance, ze gebruiken <strong>het</strong> meer als een soorthandreiking en maken vervolgens hun eigen beleid.- Het GRI kan best strikter zijn bij een aantal dingen. Dat is een dilemma, want eenwereldwijde index voor iedereen kan per definitie niet, door de verschillen per sector.Supplementen zijn daar een <strong>op</strong>lossing voor.- Het is lastig om wereldwijd iets gangbaar te maken wat voor iedereen toepasbaar is.- Controle methodiek bij GRI zou anders kunnen zijn, bv. m.b.v. <strong>het</strong> verplicht stellendoor GRI <strong>van</strong> een accountantsverklaring. Wij denken dat een rapport daarmee aankracht wint.- Geen gebruik <strong>van</strong> representatie aan anderen. - Zolang groot deel <strong>van</strong> stakeholders GRI erkennen als beste beschikbare systeemvoor dit soort verslagen, heeft <strong>het</strong> toegevoegde waarde.- Met goede regels/richtlijnen faciliteer je benchmarking, als iedereen dezelfderegels volgt kun je tot goede vergelijkingen komen in theorie, in praktijk is dat nietaltijd even eenvoudig.- GRI is <strong>het</strong> toonaangevende systeem <strong>op</strong> dit moment en daar houden we rekening mee,en ondersteunen we ook financieel. Op moment dat maatschappelijke acceptatie <strong>van</strong><strong>De</strong>cember 2005 121


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingPhilips (R)Shell (R)GRI (C) - Slaterverslag moet.- Zolang groot deel <strong>van</strong> stakeholders GRI erkennen als bestebeschikbare systeemvoor dit soort verslagen, heeft <strong>het</strong> toegevoegdewaarde.- Met goede regels/richtlijnen faciliteer je benchmarking, alsiedereen dezelfde regels volgt kun je tot goede vergelijkingenkomen in theorie, in praktijk is dat niet altijd even eenvoudig.- GRI houdt rekening met grote veelvoud <strong>van</strong> stakeholders, diehebben <strong>invloed</strong> gegeven aan de ontwikkeling <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI. Dan hebje consensus, maar dat is ook <strong>het</strong> zwakke punt <strong>van</strong> GRI, <strong>het</strong> is tealgemeen.- GRI is een consensus <strong>van</strong> een heleboel behoeften aanwezig bijstakeholders, groeperingen, NGO’s en andere belanghebbenden.Het is een basis waaraan je refereert, zodat <strong>het</strong> een aantalstakeholders aanspreekt.- Heeft niet meegewerkt aan de ontwikkeling <strong>van</strong> de richtlijnen.Het ontwikkelen <strong>van</strong> iets generieks, in de breedte is interessantmaar niet voor ons.- Maken niet veel gebruik <strong>van</strong> de kanalen, zij hebben andereinformele routes.- GRI helpt andere bedrijven te stimuleren, te helpen en richtingte bedenken om uit te gaan.- GRI pakt voornamelijk first time reporters aan.- Werkt mee aan bv. boarder protocol, wat zit binnen/ buiten <strong>het</strong>bereik.- <strong>De</strong> basis <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI is dat de richtlijnen in orde moeten zijn.Als dat eenmaal goed is, kom je terecht bij standaarden enkwaliteitsniveaus, zodat er geen misbruikt gemaakt wordt. En datde onafhankelijkheid <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI ondersteund wordt.- Werkgroepen (niet zomaar <strong>op</strong>en groepen waar men in en uit kanstappen) die helpen bij <strong>het</strong> <strong>op</strong>bouwen <strong>van</strong> de richtlijnen.Bijvoorbeeld in de G3 werkgroep zijn 100 mensen actief, in de driesector supplementgroepen elk 20 mensen.- Het besturen <strong>van</strong> de actuele institutie (GRI) in <strong>het</strong> netwerk doorvrijwilligers in de Stakeholder Council (60 mensen), board ofdirectors (16) en technical advisory committee (16). Veelmogelijkheid om actief te zijn in <strong>het</strong> GRI netwerk. Het is allemaalgefocust <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>op</strong>bouwen <strong>van</strong> <strong>het</strong> netwerk, <strong>het</strong> <strong>op</strong>bouwen <strong>van</strong> derichtlijnen en de instelling.- Webbased forum, special boards <strong>op</strong> <strong>het</strong> internet,.- Special practitioners’ websites (soort email exchange groups)(500 mensen in betrokken).- Conferenties (2006).- Met <strong>het</strong> Organisational Stakeholder programma kunnenorganisaties aantonen dat zij <strong>het</strong> eens zijn met de missie <strong>van</strong> <strong>het</strong>GRI en betalen hier een klein bedrag voor. Zij krijgen hiermeemedezeggenschap in de Stakeholder Council.- Met de bredere stakeholder panels speelt <strong>het</strong> eenrol.GRI kleiner is dan die <strong>van</strong> andere systemen, dan wordt ander systeem overwegen.- Het is belangrijk dat er een keer een echte wetgeving/ regelgeving komt, waardoor<strong>het</strong> vrijblijvende er <strong>van</strong>af gaat. Dat is belangrijker dan dat je verder gaat metontwikkelen <strong>van</strong> een generiek iets, wat in de breedte wel interessant is, maar voor onsniet.- Een andere ontwikkeling, de AA1000, is conceptueel belangrijker aan <strong>het</strong> wordendan GRI. Het geeft de essentie aan <strong>van</strong> sustainability, namelijk de stakeholderdialoog,daar stellen ze duidelijke eisen aan.- Ook is belangrijk hoe <strong>het</strong> ingebed is in de organisatie en managementsystemen. Hetmoet geïntegreerd zijn in de normale bedrijfsvoering.- Het GRI gaat heel breed, de AA1000 geeft meer vrijheid over de druk om te focussen<strong>op</strong> die dingen die belangrijk zijn. Conceptueel is AA1000 belangrijker gewordendan <strong>het</strong> GRI.- GRI moet <strong>het</strong> streng maken, ander word er misbruik gemaakt <strong>van</strong> <strong>het</strong> brand. Ooklo<strong>op</strong>t GRI de kans mis om <strong>op</strong>brengsten te genereren, die belangrijk zijn voor hunonafhankelijkheid.- Het beste zou zijn dat je geen gebruik mag maken als je niet betaald. Bedrijven zijngewend om te betalen, bv. voor keurmerken. GRI compliant met een stempel, zoumoeten betekenen dat iemand namens de GRI rapporten checkt met de goederichtlijnen- <strong>De</strong> basis <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI is dat de richtlijnen in orde moeten zijn. Als dat eenmaalgoed is, kom je terecht bij standaarden en kwaliteitsniveaus, zodat er geen misbruikgemaakt wordt. En dat de onafhankelijkheid <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI ondersteund wordt.- <strong>De</strong> focus <strong>van</strong> rapporteren is niet helemaal goed. Er moet meer energie besteedtworden aan <strong>het</strong> verbeteren <strong>van</strong> de prestatie. Het hangt sterk af <strong>van</strong> wat <strong>het</strong> GRI doetmet de G3, of dat echt naar verslanking leidt of meer mogelijkheden biedt omverschillende doelgroepen <strong>op</strong> andere basis aan te spreken. Het hangt ook af <strong>van</strong> <strong>het</strong>aantal benchmarks wat we doen, SustainAbility is nu bezig om hun methodologie<strong>op</strong>nieuw te bekijken. Ik denk dat de tijd rijp is voor iets nieuws. Meer narrowcastingin plaats <strong>van</strong> broadcasting, meer tailorstrategie.- Met <strong>het</strong> Organisational Stakeholder programma kunnen organisaties aantonen dat zij<strong>het</strong> eens zijn met de missie <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI en betalen hier een klein bedrag voor. Zijkrijgen hiermee medezeggenschap in de Stakeholder Council.- Overheden over de hele wereld (vooral in west-Eur<strong>op</strong>a) beginnen na te denken oververslaggeving. Er wordt onderzoek gedaan om te kijken of er misschienverslaggevingvereisten moeten zijn. <strong>De</strong>ze regelgevende organen zijn een<strong>op</strong>komende macht, <strong>het</strong> zit er aan te komen dat er meer regulering voor rapportageaankomt in de toekomst.- GRI vindt dat <strong>het</strong> te vroeg is voor regulering, <strong>het</strong> heeft tijd en vrijwilligheid nodig,voordat bedrijven gepusht worden. Maar <strong>het</strong> begint er<strong>op</strong> te lijken dat overhedenbeginnen te waarderen dat bedrijven milieu en sociale issues managen en rapporteren.- Het GRI is ontworpen, zodat de hele wereld dezelfde standaard zou gaan gebruiken(zowel vrijwillig/flexibel als regulerend). GRI pleit niet voor verplichteverslaggeving, maar als er een verplichte verslaggeving komt h<strong>op</strong>en ze dat <strong>het</strong> <strong>op</strong>basis is <strong>van</strong> de GRI richtlijnen.<strong>De</strong>cember 2005 122


Invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> GRI <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>institutionele</strong> veranderingsproces in duurzaamheidsverslaggevingGRI (C)- Fogelberg- Er zijn relatief veel OS in Nederland. Gunstig voor GRI doorbijdrage aan <strong>op</strong>eratiekosten, gunstig voor de organisaties omdat zezich kandidaat mogen stellen voor de Stakeholder Council.- Het GRI is uit zichzelf, bottom-up gegroeid tot de wereldstandaard.<strong>De</strong>cember 2005 123

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!