13.07.2015 Views

OVER bEVOLkING Redactie:

OVER bEVOLkING Redactie:

OVER bEVOLkING Redactie:

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Bio-Wetenschappen en MaatschappijTien miljard mensenTwee kinderen als normTandje bij schakelenClash der culturenDoorbouwen graagKiezen of delenOverBevolking<strong>Redactie</strong>:Demografische ontwikkelingen inNederland en daarbuitenNico van NimwegenJannes van EverdingenJoep GeraedtsMaarten Evenblij


Cahier 3 | 2008Over BevolkingDemografische ontwikkelingen in Nederland en daarbuitenVoorwoord - 3Maarten Evenblij | Over Bevolking - De aarde groeit naar tien miljard bewoners en Nederland krimptnaar tien miljoen. Wat is vol? - 5Nico van Nimwegen | Op naar de tien miljard - Bevolkingsgroei verloopt grillig - 11Jan van Hooff | Dieren op een kluitje - De mythe van de altruïstische lemming - 22Gijs Beets | Twee kinderen als norm - Nederlandse gezinnen kiezen vaker voor de lusten van kinderen dan voor de lasten - 27Luc Bonneux | Langer leven door overgewicht, maar niet gezonder - De keerzijde van de welvaart: vakernaar de dokter met chronische kwalen - 36Luc Bonneux | Tandje bij schakelen - Levensverwachting Nederlanders blijft achter - 39Simone Buitendijk en Jan Nijhuis | Sterfte vlak na de geboorte - Onduidelijk waarom pasgeborenen vakerals ‘overleden’ in de registers komen dan in buitenland - 48Carlo van Praag | Clash der culturen - Het ontstaan van een multiculturele samenleving - 51<strong>Redactie</strong> | Lombarden, Dravanten en Hugenoten - Migratie in Nederland is van alle tijden - 59Andries de Jong en Henk Hilderink | Doorbouwen graag! - Komende decennia telt Nederlandmeer inwoners en nog meer huishoudens - 61Paul Gerbrands | Kiezen of delen - De aarde heeft waarschijnlijk niet genoeg draagkracht voor tien miljard bewoners - 71<strong>Redactie</strong> | Bevolkingsbeleid - Van verplichte sterilisatie tot de gratis pil - 78Informatie - 79Begrippenlijst - 80Bio-Wetenschappen en Maatschappij


i o - w e t e n s c h a p p e n e n m a a t s c h a p p i j2 3 | 2008 Over Bevolking


i o - w e t e n s c h a p p e n e n m a a t s c h a p p i jVoorwoordWe leven als Nederlanders gemiddeld langer en gezonderdan ooit tevoren. Daar hebben we met zijn allen hardaan gewerkt en daar mogen we best trots op zijn.Door te blijven investeren in een goede gezondheidszorgen door een gezondere leefstijl kan de groei in levensverwachtingnog doorgaan, zeker als we ook de gezondheidsverschillentussen diverse groepen kunnen terugdringen.Langer leven betekent dat het aantal ouderenin de bevolking zowel in absolute als relatieve zin toeneemt.Op deze vergrijzing moet een samenleving zichnatuurlijk instellen en dat besef leeft tegenwoordigsteeds sterker. Er gaat bijna geen week voorbij of erwordt over de problemen dan wel de uitdagingen vande vergrijzing gesproken in de politiek en de media. Depensioenvoorziening springt daarbij het meest in hetoog. Worden onze pensioenen onbetaalbaar? Hoe makenwe ons pensioenstelsel ‘vergrijzingsvast’. Zijn er ook inde toekomst wel voldoende werkenden om de premiesop te brengen? Hoe krijgen we meer mensen aan deslag op de arbeidsmarkt? Moeten we niet langer doorwerkenen hoe realiseren we dat? Maar ook de kostenvan de zorgvoorziening moeten we in de gaten houden;we worden dan wel steeds gezonder, maar toch neemthet beroep op zorgvoorzieningen toe naarmate er meerouderen komen. Hoe kunnen we hier de kwaliteit vande (gezondheids) zorg op peil houden en wat betekentdit voor manier waarop de verschillende generaties metelkaar omgaan? De lijst ‘uitdagingen’ van de vergrijzingkan eenvoudig worden aangevuld.Het is goed om te beseffen dat de vergrijzing maaréén onderdeel is van veranderingen in onze bevolking.De demografische ontwikkeling bevat nog veel meeruitdagends. Worden er wel genoeg kinderen geborenin Nederland en kunnen we de vergrijzing niet stoppendoor er voor te zorgen dat de gezinnen weer wat groterworden? Willen we dat echt, en zo ja, hoe zou dat danmoeten? Maar als we ook meer moeten werken, hoezit het dan met de balans tussen gezin en werk, en hoeverdelen we de taken een beetje netjes tussen mannenen vrouwen? Door de internationale migratie wordt onzebevolking steeds diverser. Hoe moeten we daar meeomgaan en wat betekent dit voor integratie? We zijn ooknog steeds een van de dichtstbevolkte landen ter werelden de bevolking van ons land groeit nog door. Nederlandwordt in het totaal dus steeds voller, tegelijkertijd komener ook steeds meer regio’s waar de bevolking in omvangkrimpt. Van groei, naar krimp, dat is een hele omslag enhoe gaan we daar dan mee om? Wat betekent bevolkingsgroeiof het stoppen ervan voor economie, milieu, welzijn?Demografische ontwikkelingen leveren, kortom, meerdan voldoende stof voor discussies over een grootaantal onderwerpen. Maar weten we wel genoeg overonze bevolking? Dit was de aanleiding voor de redactieom dit cahier ‘Over Bevolking’ te maken. Deskundigenvan diverse pluimage bieden in dit cahier een rijkscala aan feiten en ontwikkelingen die uitnodigen totnadenken en een discussie ‘over bevolking’ kunnenstimuleren.Alexander Pechtold **Alexander Pechtold is spreker op het congres Over Bevolking vanhet Nederlandsch Natuur- en Geneeskundig Congres (NNGC),waar dit cahier ten doop wordt gehouden.Over Bevolking 3 | 20083


i o - w e t e n s c h a p p e n e n m a a t s c h a p p i jOver BevolkingDe aarde groeit naar tien miljard bewoners en Nederland krimptnaar tien miljoen inwoners. Wat is vol? Maarten EvenblijNederland is vol! Ruim zestien miljoen zielen wonen er binnen onze landsgrenzen. Eris bijna geen plek meer waar het stil is. Overal hoor je het geluid van auto’s, vliegtuigenof mensen. Files zijn allang niet meer uniek voor de Randstad, tot in de verste uithoekenvan het land word je er tegenwoordig mee geconfronteerd. Het is nog niet zo dat weelkaar, zoals in het beroemde rattenexperiment uit de jaren vijftig,naar de strot vliegen,maar onze lontjes zijn wel erg kort geworden. Daarnaast doen we met ons allen endoor onze rijke leefstijl wel een erg groot beroep op de ecologische hulpbronnen vanMoeder Aarde. We slurpen bakken energie en water naar binnen, verstouwen enormehoeveelheden voedsel en luxeproducten en tegelijkertijd vergiftigen we land, zee enlucht en tasten we de biodiversiteit op grote schaal aan. Kortom, we zijn niet alleen mette velen, onze ecologische voetafdruk is ook niet meer menselijk, maar lijkt wel op dievan een prehistorisch monster, zo laat dit cahier zien.En buiten Nederland is het al niet veel beter. Veel van de inwoners van onze industriëlecollegalanden doen het nog slechter dan wij als het gaat om de grootte van die ecologischevoetafdruk. En in de armste landen van de wereld ontbreekt elke mogelijkheidom op welke manier dan ook rekening te houden met de ecologie. Daar geldt alleende noodzaak tot overleven. Voedsel en (schoon) water zijn er schaars, hygiëne engezondheidszorg ontbreken, krijgsheren en hun legers trekken moordend rond. Menleeft er met z’n allen op de rand van de afgrond en er komen er alleen maar meer bij.Dertien miljard ogen kijken vandaag de dag de wereld in, waarvan meer dan de helftslechts troosteloosheid aanschouwen. En die zeseneenhalf miljard paar ogen zullen erbinnen vier decennia negen zijn en uiteindelijk tien. Tenminste, als we geluk hebben enhet middenscenario voor de bevolkingsgroei zich ontrolt in plaats van het hoge scenario,waarbij de uitkomst 25 miljard wereldburgers in 2050 is.M.H. (Maarten) Evenblij is freelancewetenschapsjournalist en eindredacteurvan dit cahier ‘Over Bevolking’ van Bio-Wetenschappen en MaatschappijTechnologieoptimistenGeen denken aan dat die vijfentwintig miljard, zelfs niet die tien miljard, mensen ereen levensstijl op na kunnen houden, zoals deze nu in Nederland gebruikelijk is. Dat iszelfs fysiek onmogelijk. Zoveel hulpbronnen zijn er niet. Door onze leefstijl hebben weper persoon 4,4 hectare areaal nodig om te kunnen leven (de gemiddelde Amerikaanzelfs 9,6 hectare). Voor tien miljard mensen zouden dan 44 miljard hectaren biologischactief aardoppervlak nodig zijn, er is slechts twaalf miljard hectare. De wal zal dan ookhet schip keren. Hongersnoden en ziekten, stammenconflicten en oorlogen om voedsel,water, energie en ruimte zullen de bevolking decimeren tot er een nieuw evenwicht isOver Bevolking 3 | 20075


o v e r b e v o l k i n gm a a r t e n e v e n b l i jzelfs dubbel, wordt in dit cahier uitgelegd. Vrouwen stellen steeds vaker het krijgen vankinderen uit. Na Italië en Spanje is de Nederlandse vrouw in Europa relatief het oudst alsze haar eerste kind krijgt. Soms komt van uitstel afstel en alles bij elkaar betekent dit dater relatief minder jongeren in de bevolking zijn. De kinderen van de baby boomers zijnnu weliswaar toe aan kinderen, maar dan duurt het nog vijftien tot twintig jaar voor hunkinderen zich aanbieden op de arbeidsmarkt.Intussen naderen de baby boomers de pensioengerechtigde leeftijd en trekken ze zichlangzaam maar zeker terug uit het arbeidsproces. Deze vergrijzing zal zich voortzettenin 2040 als de kinderen van de baby boomers met pensioen gaan. En wie moeten delasten voor al deze gepensioneerden opbrengen? Precies, de arbeidsgeneratie tussende 15 en 65 jaar die juist minder groot in omvang is doordat de baby boomers meer‘Baas in eigen buik’ waren en minder kinderen op de wereld hebben gezet. Dat er nogeens een dubbele vergrijzing ontstaat, komt doordat de hele oudjes langer blijven levendan vroeger en ook om zorg vragen. De schaarste aan arbeidskrachten, die nu al wordtgevoeld in diverse bedrijfstakken, zal dus toenemen in Nederland.Dat zal de arbeidsmigratie op gang brengen. Aanvankelijk waarschijnlijk vooral uit hetvoormalige Oostblok. Na de Turken en Marokkanen kwamen de Polen en nu zijn deRoemenen aan de beurt. Deze laatste groepen werden eerst ingezet als goedkopelandarbeiders, steeds meer komen ze terecht in de bouw en de technische beroepen.Ook aan de universiteiten doen de colleges van bestuur hun best om briljant talentvanuit het buitenland aan te trekken. Op dit moment overtreft de immigratie naarNederland de emigratie vanuit Nederland, maar ondanks dat zal de groei van de bevolkingstagneren, is de voorspelling. En het is onwaarschijnlijk dat de immigratie de ontgroeningen vergrijzing zal kunnen tegenhouden. Want wie zegt dat de immigranten nagedane arbeid weer vertrekken? De ervaringen met de ‘gastarbeiders’ uit de vorige eeuw,van wie men dacht dat ze ook slechts tijdelijk in Nederland zouden zijn, leert dat diteen naïeve gedachte is. Ook de meeste arbeidsmigranten zullen uiteindelijk hier blijvenhangen en hun steentje bijdragen aan de groep ouderen en meer afhankelijkenin Nederland.Bevolking als mammoettankerZowel krimpen als groeien van de bevolking brengt zorgen met zich mee. Ook al zijnhet tijdelijke zorgen. Het schrikbeeld van ‘Nederland bejaardenland’, vanwege deongunstige verhouding tussen de hoeveelheid mensen die werken en die afhankelijkOver Bevolking 3 | 20077


o v e r b e v o l k i n gm a a r t e n e v e n b l i jvan de wereld anders kunnen uitpakken. In het rijke westen, zoals Nederland, zet hetterugdringen van de bevolking veel minder zoden aan de dijk dan het veranderen vanhet gedrag van individuen. Maar in de armste landen met grote bevolkingsaantallen eneen relatief kleine ecologische voetafdruk, ligt de keuze precies omgekeerd. Overigensis het wel lastiger het gedrag van een bevolking te veranderen dan het geboortecijfer, hetaantal kinderen per vrouw, te beïnvloeden. China bijvoorbeeld, voerde zijn één-kindpolitiekin met een pennenstreek, ook al was het strijdig met de individuele mensenrechten.Naar schatting heeft die politiek in twee decennia de wereld wel 300 miljoenextra mensen bespaard, wordt in dit cahier becijferd.Geen weldenkend mens echter, zal zo’n aanpak propageren. Dat wil niet zeggen datmet voorlichting en het beschikbaar stellen van voorbehoedsmiddelen geen goederesultaten kunnen worden geboekt. En met het verhogen van de welvaart. Want uitalle bevolkingsstudies blijkt dat bij een toenemende welvaart de ooievaar minder vaaklangskomt. Bevolkingspolitiek moet dus ook armoedebestrijding inhouden. Waarmeewe terug zijn bij het eerdere dilemma: dat het product van het aantal mensen en hunwelvaart de draagkracht van de aarde niet te boven mag gaan. Dat betekent dat, hoewe het ook wenden of keren, er gewerkt moet worden aan oplossingen waardooreen grotere welvaart toch een minder beslag legt op de ecologische en natuurlijkehulpbronnen.Daarvoor bestaan al diverse oplossingen – soms in de vorm van gedragsverandering,zoals de kachel een streepje lager zetten, soms als technologische innovatie, zoalsslimme energiebesparende technieken, nieuwe duurzame energiebronnen of efficiënterelandbouwtechnieken en methoden voor hergebruik van water. Die oplossingen moetendikwijls nog worden verfijnd en op grotere schaal worden toegepast. De introductiedaarvan in hun samenleving is de taak en verantwoordelijkheid van de overheid enbevolking van de rijke landen. Daarmee kunnen ze hun ecologische voetafdruk drastischreduceren. Tegelijkertijd dienen de gevonden oplossingen te worden aangepastaan de situatie in de landen die in ontwikkeling zijn. Daar zullen ze op grote schaal,en waarschijnlijk met ontwikkelingshulp, moeten worden geïntroduceerd om tegemoette komen aan de gerechtvaardigde wens van de bevolking tot meer welvaart, iets datook uit demografisch oogpunt noodzakelijk is. Alleen dan kunnen ‘Malthusiaansecatastrofen’ wellicht worden voorkomen.Over Bevolking 3 | 20079


i o - w e t e n s c h a p p e n e n m a a t s c h a p p i jDe groei van dewereldbevolking kentpieken en dalen.Vanaf de geboortevan Christus totin de achttiendeeeuw groeide dewereldbevolkinglangzaam, drieeeuwen daarnaexplodeerde dezebijna. De groeigaat er nu uit enwe moeten ons inNederland en Europagaan voorbereidenop een afname vande bevolking103 | 2007 Over Bevolking


i o - w e t e n s c h a p p e n e n m a a t s c h a p p i jOp naar de tien miljardBevolkingsgroei verloopt grillig Nico van NimwegenHet is zeker geen uitgemaakte zaak wie de eerste mensen op aarde waren. Afgezienvan de diverse religieus bepaalde tijdstippen waarop de mensheid zou zijn ontstaan,staat het exacte moment wetenschappelijk geenszins vast. Geregeld werpen nieuwearcheologische vondsten weer een ander licht op onze ontstaansgeschiedenis. Tochwordt algemeen aangenomen dat de eerste ‘mensachtigen’ zo’n vijf miljoen jaar geledenverschenen. De bevolking daarvan groeide aanvankelijk erg langzaam. Zo waren er vanonze directe voorouder ‘Homo erectus’, een mensensoort die tussen de 400 duizenden bijna twee miljoen jaar geleden leefde, waarschijnlijk 1,7 miljoen stuks. Diens veellatere opvolger, de huidige ‘Homo sapiens’, ontstond 200 duizend geleden in Afrikaen verscheen 40 duizend jaar geleden in Europa. Zo’n tienduizend jaar voor Christuszouden er ongeveer vier miljoen individuen geweest zijn. Een aantal dat min of meerstabiel bleef tot vijfduizend voor Christus.Naarmate de mens beter gebruik leerde te maken van zijn omgeving groeide de bevolkingsneller. In de volgende paar millennia verdubbelde de bevolking elke duizend jaar,maar al snel verdubbelde de bevolking iedere vijfhonderd jaar. Rond vijfhonderd voorChristus passeerde de wereldbevolking de grens van honderd miljoen en aan het beginvan onze jaartelling telde de wereld naar schatting al een kleine 200 miljoen bewoners.In de eeuwen die erop volgden, kwam er echter een einde aan deze eerste groeispurtvan de mensheid, die zo’n zesduizend jaar had geduurd. Tijdens en na de val van hetWest-Romeinse rijk liep de bevolking van West-Europa sterk terug en raakten helestreken zelfs ontvolkt. Braakliggende akkers raakten weer bebost. Dit duurde totongeveer duizend jaar na Christus. Deze trend laat zien dat de bevolkingsgroei nietonbegrensd hoeft door te gaan. Waarschijnlijk had de wereldbevolking haar maximaleomvang bereikt, gezien de toenmalige bestaansmogelijkheden. Ook door geregeldterugkerende epidemieën, zoals de builenpest, werd de bevolkingsgroei in toomgehouden.Ongekende groei in de twintigste eeuwDe mensheid had er wel 1500 jaar voor nodig om zich opnieuw te verdubbelen en pasver in de achttiende eeuw nam het groeitempo van de wereldbevolking weer toe. Datkwam vooral doordat de hygiëne sterk verbeterde en ook een betere voeding en gezondheidszorgde sterfte terugdrongen. Toen de groei, bij zo’n driekwart miljard zielen, eenmaalweer op gang kwam, was er geen houden meer aan. Al in het begin van de negentiendeeeuw werd het eerste miljard bewoners bereikt, terwijl de grens van twee miljardDrs. N. (Nico) van Nimwegen is sociaaldemograafen adjunct directeur van hetNederlands Interdisciplinair DemografischInstituut (NIDI), in Den Haag. Zijnonderzoeksinteresse ligt op het terreinvan (internationale) demografische trendsen de raakvlakken tussen demografie enmaatschappijHet exacte moment van ontstaan van demensheid staat wetenschappelijk geenszinsvastOver Bevolking 3 | 200711


n i c o v a n n i m w e g e nvraag 1 Waarom nam het tempo van dewereldbevolkingsgroei in de afgelopenanderhalve eeuw zo snel toe?b i o - w e t e n s c h a p p e n e n m a a t s c h a p p i jna ruim een eeuw, in de jaren dertig van de twintigste eeuw, werd gepasseerd. In dietwintigste eeuw groeide de bevolking sneller dan ooit tevoren. Het derde miljard werdrond 1960 bereikt, na ongeveer dertig jaar, het vierde miljard na veertien jaar (in 1975),het volgende na dertien jaar en slechts elf jaar later kon het zesde miljard in de boekenworden geschreven. Bij de millenniumwisseling telde de aarde ruim 6,2 miljard mensenen het huidige aantal wordt geschat op ruim 6,5 miljard.Dat is een onvoorstelbaar tempo. Daarbij moet bedacht worden dat de groeisnelheid vande wereldbevolking sinds enkele decennia weer afneemt. De laatste verdubbeling tot zesmiljard wereldburgers duurde 38 jaar en geen 34 zoals die van twee naar vier miljardmensen. Omdat de basisbevolking steeds groter is, leidt ook een lager groeicijfer echtertot een sterke absolute aanwas van de bevolking.Het groeitempo neemt verder afVolgens de meest recente prognoses zal de wereld tegen het midden van onze eeuw ruimnegen miljard bewoners tellen. Verder vooruit kijken is lastig, omdat de onzekerheid vande voorspelling daarbij toeneemt. Er zijn immers veel factoren die het aantal kinderendat wordt geboren en hun levensverwachting kunnen beïnvloeden. Welvaart, voedselvoorziening,technologische ontwikkelingen, gezondheidszorg, oorlogen en klimatologischeomstandigheden bijvoorbeeld, hebben daar invloed op. Prognosemakers lossenhet probleem van die onzekerheid op door verschillende varianten door te rekenen.Ze berekenen wat er gebeurt als de sterfte met een bepaalde waarde toe- of afneemt ofwat het effect is als vrouwen minder of wellicht juist meer kinderen gaan krijgen. Zoproberen ze meer zekerheid te krijgen over de grenzen waartussen hun voorspelling zichfiguur 1 Omvang van de wereldbevolking1900 - 2150 volgensde bevolkingsprognoses van 1998en 2004 (in miljarden bewoners)(Verenigde Naties, 2000 en 2005)252015Laag 2004Midden 2004Hoog 2004Laag 1998Midden 1998Hoog 199810501900 1920 1940 1960 1980 2000 2020 2040 2060 2080 2100 2120 2140123 | 2007 Over Bevolking


n i c o v a n n i m w e g e nb i o - w e t e n s c h a p p e n e n m a a t s c h a p p i jSpanjeFrankrijkItaliëZwedenBelgiëLuxemburgFinlandOostenrijkEuropa-15IerlandDuitslandCyprusNed e r l a n dGriekenlandPortugalMaltaSloveniëEuropa-27Ver. KoninkrijkDenemarkenPolenKroatiëTjechiëEstlandnieuwe EU-lidstatenSlowakijeLetlandLitouwenHongarijeBulgarijeRoemeniëTurkijeESFRITSEBELUFIATEU-15IEDECYNLGRPTMTSIEU-27UKDKPLHRCZEENMS-12SKLVLTHUBGROTRfiguur 2 Gemiddelde levensverwachting,voor mannen en vrouwen in Europa, 200560 65 70 75 80 85vrouwenmannen143 | 2007 Over Bevolking


o p n a a r d e t i e n m i l j a r dn i c o v a n n i m w e g e ntussen mannen en vrouwen wordt geleidelijk kleiner, vooral omdat vrouwen steeds ongezondergaan leven en daardoor hun voorsprong verliezen. De laatste decennia groeidede levensverwachting van zowel mannen als vrouwen gestaag, jaarlijks met 0,2 jaar. Eenlanger leven betekent echter niet noodzakelijk ook een gezond leven: slechts een deel vande gewonnen levensjaren wordt in goede gezondheid doorgebracht. Voor de toekomstwordt een verdere stijging van de (gezonde) levensduur verwacht, maar de meningen overde maximale levensduur lopen sterk uiteen. De winst in levensjaren moet nu vooral op deDoor de aanhoudend lage vruchtbaarheid zal debevolkingsgroei verder afnemenhogere leeftijden worden geboekt en dat is niet eenvoudig. Medische vooruitgang enbetere levensomstandigheden kunnen bijdragen aan levenswinst. Maar ongezondeleefgewoonten zoals roken, alcoholgebruik, ongezonde voeding en gebrek aan bewegingkunnen die winst teniet doen. De toenemende levensduur, waardoor een steedsgrotere groep van de bevolking boven de 65-jaar is, is een van de hoofdoorzaken vande veelbesproken vergrijzing.Spectaculaire daling vruchtbaarheid remt bevolkingsgroeiHet aantal kinderen dat door een bevolking wordt voortgebracht (demografen sprekenvan de vruchtbaarheid) bepaalt natuurlijk in belangrijke mate de bevolkingsgroei. De zeerhoge bevolkingsgroei van de twintigste eeuw werd voor een belangrijk deel veroorzaaktdoor de hoge vruchtbaarheid. Maar vooral in het tweede deel van de twintigste eeuwdaalde de vruchtbaarheid in veel landen spectaculair. Economische ontwikkeling, moderniseringen een stijgend opleidingsniveau droegen er aan bij dat paren minder kinderenwensten. Ouders willen ook meer tijd voor zichzelf hebben. Zelfontplooiing wordt alsbelangrijk gezien, net als ontspanning en sociale contacten. Bovendien wordt van ouders,en in toenemende mate ook van moeders, verwacht dat zij actief zijn op de arbeidsmarkt.Al deze wensen en verplichtingen die bij het moderne hectische leven horen, zijn voorde meeste ouders moeilijk te rijmen met een groot gezin. Daardoor kiezen zij dikwijlsbewust voor een lager kindertal. Bij die kinderwens speelt de verschuiving van kwantiteitnaar kwaliteit ook een rol. Ouders willen het beste voor hun nageslacht en dat brengthogere kosten met zich mee, wat het aantal mogelijk op te voeden kinderen beperkt,zeker in ontwikkelingslanden. Sociaal-culturele veranderingen en het beschikbaar komenvan betrouwbare anticonceptie, vooral van de anticonceptiepil in het begin van de jarenzestig, hielpen ook mee om de wens van kleinere gezinnen te realiseren, vooral in de meerontwikkelde landen. Rond het midden van de vorige eeuw bedroeg het gemiddeld kindertalper vrouw wereldwijd nog ruim vijf, maar dat is inmiddels bijna gehalveerd. Europesevrouwen kregen rond 1950 gemiddeld zo’n 2,6 kinderen, terwijl Nederlandse vrouwentoen iets meer dan drie kinderen kregen. Al met al nam door de snelle daling van hetgeboorteniveau, het tempo van de bevolkingsgroei wereldwijd sterk af.Over Bevolking 3 | 200715


n i c o v a n n i m w e g e nb i o - w e t e n s c h a p p e n e n m a a t s c h a p p i jHersengymnastiek. Summerschool voor50-plussers aan de Vrije Universiteit inAmsterdam© Joost van den Broek/ Hollandse Hoogteprocent. Maar de categorie 80-plussers verdubbelt ruim van bijna vier procent nu totbijna negen procent in 2050. Al met al gaat het bij een zeer bescheiden algemenebevolkingsgroei, om een zeer forse groei van ruim 1,9 miljoen 65-plussers tussen nuen 2018, voor het merendeel overigens de jongere ouderen.Voor het verhogen van de arbeidsdeelname zijn de ogen natuurlijk vooral gericht opdeze ‘krasse knarren’. Wellicht zijn deze met flexibelere en aantrekkelijkere pensioenregelingente verleiden om langer door te werken dan 65 jaar. De zeer snelle groei vande oudste leeftijdsgroepen van 80-plus wordt ook wel de ‘dubbele vergrijzing’ genoemd.Deze leidt tot een extra toename van de behoefte aan zorg. De behoefte aan zorg groeitechter wel minder snel dan je mag verwachten op grond van de groei van het aantalouderen. Dat komt doordat de toekomstige ouderen gezonder zijn, vaker een partnerhebben die kan bijspringen en ook economisch minder kwetsbaar zijn. Maar met hetvorderen der jaren neemt wel het beroep op zorgvoorzieningen toe.203 | 2007 Over Bevolking


o p n a a r d e t i e n m i l j a r dn i c o v a n n i m w e g e nEen unieke demografische uitdagingEen bevolking die langzamer groeit, vergrijst automatisch. Vergrijzing is dus het logischeen onvermijdelijke gevolg van een ontwikkeling die al lang aan de gang is. We hebbener de afgelopen eeuw hard aan gewerkt om de vergrijzing te realiseren en mogen dustrots zijn op dat resultaat. Zeker in het rijke Westen geldt dat we ons demografischgedrag grotendeels zelf in de hand hebben. Vergrijzing is dan ook geen ramp, maareerder een succesverhaal. Maar dat betekent niet dat we nu op onze lauweren kunnenrusten. Er is wel degelijk werk aan de winkel. Bijvoorbeeld in het onderwijs, op dearbeidsmarkt en in de zorg. Maar ook in de ‘zilveren economie’, waarin de oudere mensde hoofdrol speelt. Dat er ook een einde lijkt te komen aan de bevolkingsgroei maakt dedemografische uitdaging uniek en biedt nieuwe perspectieven, zeker in een wereld diede grenzen van het ecologisch draagvlak en van een duurzame ontwikkeling gevaarlijkdicht nadert.antwoord 1 Doordat de hygiëne sterkverbeterde en ook een betere voeding engezondheidszorg de sterfte terugdrongen.antwoord 2 Het aantal kinderen dat nodigis om één generatie mensen te vervangendoor een even grote volgende. Het ligtniet op één kind per vrouw, omdat alleenvrouwen kinderen krijgen, dus er tweekinderen nodig zijn om ook de vader tekunnen vervangen. Het vervangingsniveauligt boven de twee, omdat er kinderensterven voor de vruchtbare leeftijd.antwoord 3 Het aantal jongeren in desamenleving vermindert als er minderkinderen worden geboren (ontgroening).Als ouderen langer leven, neemt hun aantalrelatief toe (vergrijzing) en gebeurt dat nogeens extra met de alleroudsten dan is dateen dubbele vergrijzing. Daardoor wordteen toenemend beroep op zorg gedaandie door een afnemende groep werkendenmoet worden opgebracht.Over Bevolking 3 | 200721


i o - w e t e n s c h a p p e n e n m a a t s c h a p p i jDieren op een kluitjeDe mythe van de altruïstische lemming Jan van HooffOp menig verjaardagspartijtje klinken de klaagzangen over deverloedering van onze samenleving. En de oorzaken daarvan zijnsnel opgespoord. Naast de vele vreemdelingen die tot een gevoelvan ontheemding ‘in eigen land’ leiden, wordt de overbevolkingnaar voren gebracht. ‘Waar is nog rust en stilte in dit land?’, zegtmen dan. Ter illustratie dat de maalstroom waarin we wordenmeegezogen nog veel rampzaliger zal worden en tot nog meercriminaliteit en zinloos geweld zal leiden, komen dikwijls experimentenmet ratten ter sprake. Iedereen weet toch wat er gebeurtals je ratten in steeds grotere dichtheden op elkaar pakt in eenkleine ruimte? Een vredig samenlevende groep verwordt dan toteen chaotische massa van volkomen gestresste dieren. Heftigegevechten en dodelijke agressie, afwijkend seksueel gedrag,verwaarlozing van de jongen en zelfs kannibalisme bepalen hetgedrag.Inderdaad zijn die experimenten gedaan in de jaren vijftig dooreen zekere John Calhoun. Hij hield groepjes ratten in kleine verblijven,waarbinnen het de dieren aan niets ontbrak. Zo kregen zeovervloedig voer en nestmateriaal. De rattenclub breidde zich danook rap uit. Omdat de beschikbare ruimte dezelfde bleef, nam dedichtheid van de populatie enorm toe. En bij die hoge dichthedenontaardde het sociale ‘samen leven’ uiteindelijk volledig. Metals gevolg lichamelijke kenmerken van stress, zoals veranderdehormoonspiegels en kwetsbaarheid voor ziekten. Daardoor zaktede bevolkingsdichtheid weer naar een lager niveau. Begrijpelijk,zo lijkt het. Want naarmate de dichtheid groter wordt, stuitende ratten vaker op groepsgenoten en op een gegeven momentoverschrijden de belasting en irritatie die dit oplevert de grenzenvan verdraagzaamheid.In de natuur komt het echter zelden zover. Voordat ruimte debeperkende factor wordt, heeft het tekort aan bestaansmiddelenzoals voer en nestelruimten al zijn tol geëist. De individuendie voelen dat ze aan het kortste eind zullen trekken, gaan opzoek naar nieuwe leefgebieden en de risico’s van dergelijkeProf. dr. J.A.R.A.M. (Jan) van Hooff is emeritus hoogleraardiergedrag aan de Universiteit Utrecht. Zijn belangrijkstewetenschappelijke belangstelling heeft de ethologie en socialeecologie van communicatie en sociale organisatie van dieren, inhet bijzonder van primaten.avonturen eisen opnieuw hun tol. Zo zien we tal van factoren die– weliswaar ‘onbedoeld’ maar niettemin effectief – als regulatiemechanismenwerken.AltruïstischEen ander zal vervolgens de mythe van de lemmingen naar vorenbrengen. Eerst de feiten: deze kleine knaagdiertjes vertonenheftige schommelingen in populatiedichtheid die gelijk op gaanmet fluctuaties in het aantal van de roofdieren die op lemmingenjagen. In een rijk lemmingenjaar doen bijvoorbeeld ook de roofvogelsen vossen het goed. Ze brengen dan veel jongen groot, diehet volgende jaar de lemmingenpopulatie uitdunnen. En zo wordtLemming223 | 2007 Over Bevolking


d i e r e n o p e e n kluitjej a n v a n h o o f fHet is een mythe dat lemmingen collectief zelfmoord plegendoor zich en masse van hoge kliffen in zee te stortenhet jaar daarop de vossen- en roofvogelstand gedecimeerd enkunnen de lemmingen zich weer vrolijk uitbreiden, enzovoorts.Als de dichtheid van lemmingen oploopt, ontstaat er ook voedselgebrek.Dit zet de diertjes aan tot een trektocht op zoek naarnieuw leefgebied. Dat is riskant. Ze moeten door vreemd gebied,over bergen en door rivieren en vele komen om van ellende,verongelukken of belanden alsnog in de klauwen van lemmingliefhebbers.Nu de mythe: de lemmingen plegen collectief zelfmoord doorzich en masse van hoge kliffen in zee te storten. Dat zoudenze doen om ruimte te scheppen voor de achterblijvers en hunnakomelingen. Een hoogst altruïstische evolutionaire aanpassing!Inmiddels weten we dat dit onzin is. Geen enkel evolutionairmodel kan verklaren dat zo’n eigenschap zich zou kunnen handhavenbinnen een populatie. Nee, het is welbegrepen eigenbelangvan de migranten: erop uit trekken is de enige mogelijkheid die zenog rest.Terug naar het experiment van Calhoun. Dat heeft tot simplistischeinterpretaties geleid, namelijk dat een hoge dichtheid zonder meerleidt tot stress en ontwrichting. Die interpretaties hebben weertegenstrijdige reacties opgeroepen. Wie eventjes ‘rondgoogelt’op internet met de zoektermen ‘agressie’ en ‘overbevolking’ontdekt dat menigeen dit experiment ziet als de voorbode vanMalthusiaanse doemscenario’s die de mensheid zullen treffenals we maar onbeperkt doorfokken. De achterbuurten op hetAmerikaanse continent zouden daarvan voorbeelden zijn.Maar anderen wijzen er terecht op dat een dichte pakking inmenselijke gemeenschappen niet noodzakelijk met ontwrichtendeverwildering en maatschappelijke desintegratie hoeft samente gaan. Leven de Japanners immers niet opeengedrongen ingrote steden in een, voor ons ongekende, toestand van orde envreedzaamheid? Er zijn voorbeelden te over die het tegendeelvan het experiment van Calhoun laten zien. Oh zeker, als mensenop elkaars lip zitten in economisch barre omstandigheden, verpauperden zonder bindende sociale structuren, dan tiert decriminaliteit welig en heersen de wetten van de jungle.Normatieve regelsDe diverse voorbeelden tonen aan dat niet het leven in dichtepakking op zich tot een stressvolle ontregeling hoeft te leiden.Veeleer zijn het sociale en economische factoren die in eensituatie van overbevolking desastreus kunnen werken. Geregeldwordt gesteld dat het hier dan ook om een wezenlijk verschiltussen ‘de mens’ en ‘het dier’ zou gaan. Wij mensen kunnenimmers via morele codes, sociale omgangsregels en cultureleinstituties de ongewenste effecten van overbevolking beteugelen.En waar dat lukt, zoals in de Japanse wereldsteden, verkeren deopeengepakte menselijke gemeenschappen toch in betrekkelijkvredige en zelfs knusse harmonie.Daarmee zijn we bij de kern van de zaak beland. Het gaat hierniet om een of ander onmiddellijk effect van de dichtheid alszodanig. Van belang is of de wijze waarop de verdeling vanindividuen over de ruimte het functioneren van die individuenwezenlijk beïnvloedt of zelfs aantast. Met z’n allen in het gangpadvan de spitsuursprinter leidt niet tot moord en doodslag. Zolang alOver Bevolking 3 | 200723


j a n v a n h o o f fb i o - w e t e n s c h a p p e n e n m a a t s c h a p p i jdie anderen zich even netjes houden aan de feilloos aangevoelderegels van hoe je je onder deze omstandigheden gedraagt. En hethelpt natuurlijk dat je weet dat je er over een kwartiertje weer uitkunt.Bij dieren is het niet anders. Gedragswaarnemingen laten ziendat het ook daar gaat om de vraag hoe de ruimtelijke verdelingstrookt, of juist strijdig is, met de wisselende eisen die iemandsfuncties en onderlinge relaties stellen. Een sprekend voorbeeldgeven de mantelbavianen. Deze dieren hebben een bijzonderesociale structuur. Ze leven op de barre steppes van het Abessijnsehoogland, waar het voedsel zeer schaars is. Alleen als zerondtrekken in heel kleine groepjes, die net groot genoeg zijnom enige bescherming te bieden tegen hyena’s en luipaarden,kunnen ze zoveel voedsel vinden dat iedereen een beetje aanzijn trekken komt. De mantelbavianen vormen dan ook kleineharems van een mannetje met een of enkele wijfjes, een soort‘één-struiks-fourageer-eenheden’. Het mannetje duldt niet datzijn wijfjes contact hebben met andere mannetjes en hoedtze dus angstvallig. Slapen doen ze op de steile wanden vankliffen, die niet gemakkelijk toegankelijk zijn voor roofdieren.Die zijn zeldzaam en daarom komen ’s avonds vele tientallenharemgroepen op zo’n klif bijeen en slapen daar dicht bij elkaar.Dat gaat prima. De wijfjes kijken niet naar vreemde kerels enomgekeerd. ’s Ochtends dalen ze af en verspreiden ze zich weer.Spanningverminderend gedragDe Zwitserse onderzoeker Hans Kummer deed experimentenwaarbij hij voer uitstrooide aan de voet van het klif. Alle apengingen snel naar beneden en in een wirwar van dieren probeerdeieder z’n graantje mee te pikken. Op slag braken heftigegevechten uit. Concurrentie om voer, zou je zeggen. Dat iszeker een deel van het verhaal, maar analyse van de gevechtenopenbaarde dat het in hoofdzaak toch om heel iets anders ging.Mannen vielen zowel elkaar aan als hun eigen wijfjes. Wat bleek?In die wirwar gedroegen de haremleden zich onzorgvuldig.Wijfjes kwamen te dicht bij andere mannen en omgekeerd. Deharemeigenaars werden daar nerveus van en pikten dit niet. Degevechten bleken te worden uitgelokt door schendingen van deomgangsregels die gelden wanneer harems bij elkaar zijn. Op hetslaapklif, waar de bavianen zelfs dichter bij elkaar zitten, houdende dieren zich aan de hun vertrouwde gedragsgewoonten, die hetkarakter van normatieve regels hebben gekregen.Het zich krabben is een indicatorvan ongerustheid en stress bijmantelbavianen243 | 2007 Over Bevolking


d i e r e n o p e e n kluitjej a n v a n h o o f fEr zijn verscheidene studies verricht, vooral bij primaten, dielaten zien dat dieren in een situatie van crowding leren om hungedrag zodanig aan te passen dat de eventueel erdoor opgeroepenspanningen worden verminderd. Zo werd een in gevangenschaplevende groep mantelbavianen afwisselend gehouden in hunnormale grote verblijf en in een ruimte die slechts één tiendedaarvan besloeg. Werden de dieren uit de grote ruimte inde kleine gezet, dan was het niveau van agressief gedrag enonderdanigheidsgedrag vrijwel onmiddellijk weer hetzelfde als inde grote ruimte. Maar de leden van eenzelfde harem verkeerdenonderling wel vaker extra dicht bij elkaar en ze zochten vakerlichaamscontact. Kortom, zij verkleinden de onderlinge afstandennog eens extra en de wijfjes besteedden aanzienlijk meer tijd aanhet vlooien van hun haremmannen. Ook nam het zichzelf vlooientoe, maar niet het zich krabben. Dat laatste is een van de meestduidelijke indicatoren van ongerustheid en stress. De dierenverkeerden ontspannen met elkaar en hun veranderde gedragkon worden geïnterpreteerd als een actieve spanningsverlagendeaanpassing. Daarmee verkleinden ze de risico’s op het soortrelationele conflicten dat bij deze dieren kan optreden en dat kanworden opgeroepen door een beperkte bewegingsruimte.Kortom, in hoeverre de nabijheid van anderen als storendwordt ervaren en ontwrichtend werkt, wordt bepaald doorde functionele context en de daarin geldende regels. Mensen dier kunnen zich daaraan aanpassen. Maar dat ditaanpassingsvermogen zijn grenzen heeft, staat buiten kijf.Over Bevolking 3 | 200725


g i j s b e e t sb i o - w e t e n s c h a p p e n e n m a a t s c h a p p i jOoit vormden veelkinderen een verzekeringvoor de oude dag.Tegenwoordig ervaartmen dat niet meer zo.Door de introductievan de anticonceptiepilen doordat vrouwenbeter zijn opgeleid danvroeger, raken de grotegezinnen uit zwang. Dekentering kwam in 1970.Twee kinderen is in enhelemaal geen kinderenis ook zo gek nog niet.263 | 2007 Over Bevolking


i o - w e t e n s c h a p p e n e n m a a t s c h a p p i jTwee kinderen als normNederlandse gezinnen kiezen vaker voor de lusten van kinderen danvoor de lasten Gijs BeetsHoewel ‘vrijwillige kinderloosheid’ iets van alle tijden is, was het lange tijd een uitzondering.Tot ruim in de vorige eeuw vroeg vrijwel niemand zich af of hij of zij welkinderen zou willen. Als je trouwde kwamen de kinderen ‘vrijwel vanzelf’, vooral‘van God’. Pas met kinderen was een huwelijk gezegend. Bovendien waren kinderenonmisbaar als toekomstige werkkrachten in de veelal agrarische gezinsbedrijven. Verderwas de kennis van (anti)conceptie en zwangerschap beperkt, terwijl de kerk en deheersende waarden en normen een grote kinderschaar stimuleerden.Kinderen werden geboren zodra de uitzet gereed was en het huwelijk gesloten. Slechtsbij uitzondering werden vrouwen buiten een huwelijk zwanger en als dat al gebeurde,leidde dat meestal tot een ‘moetje’, een inderhaast gesloten gedwongen huwelijk. Ophet moment van bevalling waren de moeders dus getrouwd. Niet trouwen hield in deregel in dat men geen kinderen kreeg. Ongehuwd moederschap was vooral een schande.Was men wel getrouwd, maar kwamen er toch geen kinderen dan was dat meestalonvrijwillig en het wekte het medelijden van de omgeving op.Voor een belangrijk deel bepaalde het kindertal de wijze waarop mensen hun levenkonden inrichten. In feite is dat nog maar weinig veranderd. Kinderen bepalen nogsteeds in hoge mate de tijdsbesteding van de moeder, haar arbeidsmogelijkheden,bestedingsmogelijkheden, gezondheid en haar positie in de samenleving. Kortom, haarstatus en levensgeluk. Ook voor vaders heeft het hebben van kinderen betekenis voorhun levensloop. Als vrouw en kinderen afhankelijk zijn van het inkomen van de vader,kan deze zich op de arbeidsmarkt weinig misslagen permitteren.Drs. G.C.N. (Gijs) Beets is senior demografischonderzoeker bij het Nederlands InterdisciplinairDemografisch Instituut (NIDI)in Den Haag en houdt zich bezig metnationale en internationale (demografische)aspecten van relatievorming en kinderenkrijgen, vergrijzing en vergroening en groeien krimp van de bevolkingBijna geen ander Europees land heeft zo’n grotenaoorlogse geboortegolf als NederlandNaoorlogse geboortegolfHet aantal kinderen dat in Nederland werd geboren was, internationaal gezien, aanvankelijkhoog, maar daalde aan het eind van de jaren zestig van de vorige eeuw aanzienlijk.Daarna bleef het stabiel op een laag niveau. Grafiek 1 geeft de ontwikkeling van hettotale jaarlijkse aantal levendgeborenen in Nederland weer sinds het begin van de vorigeeeuw. Opvallend is de omvang van de geboortegolf na de Tweede Wereldoorlog – debult in de grafiek tussen 1946 en het begin van de jaren zeventig. Er is bijna geen anderland in Europa te vinden met zo’n grote naoorlogse geboortegolf als Nederland heeftOver Bevolking 3 | 200727


g i j s b e e t sb i o - w e t e n s c h a p p e n e n m a a t s c h a p p i jgrafiek 1 Absoluut aantal levendgeborenkinderen in Nederland,1900 - 2005(bron: CBS)3000002500002000001500001000005000001900 1910 1920 1930 1940 1950 1960 1970 1980 1990 2000gekend. Door die grote geboortegolf is de Nederlandse bevolking nu nog relatief jongvergeleken met de ons omringende landen. Ook opvallend is dat het aantal geborenkinderen gedurende de gehele afgelopen eeuw zo stabiel is geweest. Het aantal geboortenschommelde licht rond de 180 duizend – met uitzondering van die naoorlogse golf.Die stabiliteit is merkwaardig omdat het aantal vrouwen dat moeder kon worden indie tijd verdrievoudigde. Het aantal vrouwen in de vruchtbare levensfase van 15 tot 44jaar nam tussen 1900 en 2006 toe van 1,1 miljoen tot 3,5 miljoen. Per hoofd van debevolking, dus gemeten over alle Nederlanders, is het beeld dan ook heel anders. Hetbruto geboortecijfer – het aantal levendgeborenen per duizend inwoners – daalde van32 naar 11.De ruimere acceptatie en beschikbaarheidvan effectieve geboorteregeling deed hetgrote gezin verdwijnenOngewenste zwangerschappenDat de betekenis van het geboortecijfer daalde, komt doordat het kindertal per vrouw– de meest gebruikte vruchtbaarheidsindicator – aanzienlijk daalde. Ooit vormden eengrote kinderschare de zekerheid dat er op je oude dag voor je werd gezorgd. Bovendienwas de kindersterfte hoog, waardoor er per gezin altijd wel een paar kinderen niet devolwassen leeftijd bereikten. Sinds de kindersterfte aanzienlijk is verminderd en nauwelijksmeer een rol speelt en de AOW-uitkering 65-plussers in staat stelt voor zichzelf tezorgen, is een grote kinderschaar niet echt meer nodig om op oudere leeftijd te kunnenoverleven. De ruimere acceptatie en beschikbaarheid van effectieve geboorteregelingdeed het grote gezin verdwijnen. Vooral doordat ongewenste zwangerschappen dooranticonceptie konden worden vermeden. Uit interviews blijkt dat onze voorouderseen behoorlijk aantal ongewenste kinderen hebben gekregen. De meesten van henwerden uiteraard liefdevol verwelkomd, maar ze zouden vermoedelijk niet geborenzijn als er effectieve anticonceptie was geweest. De introductie van de anticonceptiepil,maakte het vanaf de jaren zestig opeens mogelijk om het krijgen van kinderen veelbeter te regelen. Daardoor daalde het kindertal aanzienlijk en bleef het stabiel op een283 | 2007 Over Bevolking


t w e e k i n d e r e n a l s n o r mg i j s b e e t s5,04,54,0grafiek 2 Gemiddeld kindertal per vrouw,1900 - 2005 (bron: CBS)3,53,02,52,01,51,00,50,01900 1910 1920 1930 1940 1950 1960 1970 1980 1990 2000KindertalVervangingsniveauaantal dat kennelijk correspondeert met het aantal kinderen dat nu gewenst is (grafiek2). Ongewenste kinderen worden nauwelijks meer geboren en internationaal gezienbehoort Nederland tot de landen met zeer lage aantallen tienerzwangerschappen enopgewekte abortussen. Dat het aantal buitenechtelijk geboren kinderen in Nederlandsinds 1960 van slechts enkele procenten naar ruim dertig procent is gestegen, heeft nietste maken met een toenemende ongewenstheid van die kinderen, maar met veranderdeopvattingen over het huwelijk. Veel van deze ‘buitenechtelijke kinderen’ worden wel ineen relatie geboren, maar zonder dat er sprake was van een huwelijk.Het gemiddeld kindertal dat vrouwen, voordat zij moeder worden, verwachten terealiseren, wordt overigens net niet gerealiseerd. Dat komt doordat vrouwen de eersteDe gemiddelde leeftijd waarop vrouwen hun eerste kind krijgen, ismet ruim 29 jaar, nog nooit zo hoog geweest als tegenwoordigzwangerschap vaak uitstellen tot latere leeftijd. Daardoor nemen de kansen op eensuccesvolle zwangerschap af. Bovendien wordt de kans groter dat de relatie waarin dekinderen zouden worden verwekt al is ontbonden voor het koppel aan kinderen toeis. De helft van de (echt)scheidingen in Nederland vindt al plaats voordat er kinderenzijn geboren. Het valt niet altijd mee om daarna snel een andere, voor het ouderschapgeschikte partner te vinden. Dat we in Nederland door de bank genomen niet meerdan twee kinderen ‘nemen’, komt ook doordat we onze kinderen tegenwoordig goedwillen opleiden en voorbereiden op het leven als volwassenen. Iets dat gepaard gaatmet aanzienlijke kosten.vraag 1 Waarom worden er veel meerbuitenechtelijke kinderen dan vroegerin Nederland geboren en veel minderongewenste kinderen?Over Bevolking 3 | 200729


g i j s b e e t sb i o - w e t e n s c h a p p e n e n m a a t s c h a p p i jgrafiek 3 Gemiddeld kindertal per vrouwper geboortejaar 1872 - 1975(bron: CBS)KindertalVervangingsniveau5,04,54,03,53,02,52,01,51,00,50,01872 1882 1892 1902 1912 1922 1932 1942 1952 1962 1972grafiek 4 Gemiddelde leeftijd van demoeder bij de geboorte van haar eerste envan haar tweede kind, 1950 - 2007(bron: CBS)323028Eerste kindTweede kind26241950 1955 1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005Minder kinderen en pas op latere leeftijdGrafiek 2 laat zien dat het kindertal vanaf 1900 tot 1940 behoorlijk is afgenomen. Nade Tweede Wereldoorlog was er dus de ‘naoorlogse geboortegolf’ en vanaf de jarenzestig de zeer effectieve anticonceptiepil. Het kindertal ligt nu onder het zogenoemdevervangingsniveau – het aantal kinderen dat per vrouw zou moeten worden geborenom de generatie precies te vervangen. In grafiek 3 staat dezelfde informatie als ingrafiek 2, maar nu per geboortejaar. Vrouwen die in 1872 werden geboren, kregen hunkinderen gemiddeld op 28-jarige leeftijd, dus rond 1900. De beide grafieken kunnenprecies op elkaar worden gelegd, maar het beeld van grafiek 3 is veel ‘rustiger’. Datkomt doordat deze laat zien hoeveel kinderen vrouwen in hun leven uiteindelijk hebbengerealiseerd (of voor de geboortejaargangen na 1960: naar verwachting uiteindelijkzullen realiseren). De leeftijd waarop vrouwen hun kinderen hebben gekregen, doet erin grafiek 3 niet toe, terwijl grafiek 2 juist uiterst gevoelig is voor veranderingen in de303 | 2007 Over Bevolking


t w e e k i n d e r e n a l s n o r mg i j s b e e t sleeftijd bij moederschap. Er is te zien dat het kindertal niet veel verder is gedaald dan 1,8.Nooit is het in de buurt gekomen van het dieptepunt van grafiek 2, dat op 1,5 ligt. Hetverschil tussen beide grafieken wordt geheel verklaard door het uitstelgedrag van vrouwensinds 1970. Ofwel van vrouwen die vanaf 1942 zijn geboren (grafiek 4). In 1970 washet heel gewoon om rond je 24 ste moeder te worden. Eerder in die eeuw lag die leeftijdVooral hoger opgeleide vrouwen zien vaak meer in eenarbeidscarrière dan in het ouderschapnog iets hoger, maar zij is nooit zo hoog geweest als tegenwoordig, ruim 29 jaar. Ook deleeftijd waarop vrouwen voor de tweede keer moeder worden, is aanzienlijk gestegen. Nuzijn vrouwen die kinderen jonger dan vijftien jaar hebben zelf vooral tussen de 30 en 45jaar. Voorheen was dat 25 tot 40 jaar. Het lijkt er overigens op dat er een eind gaat komenaan die opgaande leeftijdstrend.In grafiek 5 is de leeftijd van de moeder ten tijde van de geboorte van haar eerste kinduitvergroot, vanaf 1970. Per kalenderjaar kregen toen zestig van de duizend vrouwenin de leeftijd van 25 tot 29 jaar hun eerste kind (dat is zes procent). Dat is nog steedszo, maar het aandeel jongere vrouwen (20-24 jaar) dat voor het eerst moeder wordt, isaanzienlijk gedaald. Het aandeel oudere vrouwen (30-39-jarigen) dat een eerste kindbaart, is juist gestegen. Op latere leeftijd moeder worden is vooral een gevolg van hetgestegen opleidingsniveau van vrouwen. Veel vrouwen gaan tegenwoordig eerst werkenvoordat ze een gezin stichten. Dat is goed voor hun carrière en voor de schatkist, maar erkleven wel een aantal medische bezwaren aan dat pas op latere leeftijd kinderen krijgen.1008060402001970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005grafiek 5 Leeftijd van de moeder bij de geboortevan haar eerste kind 1970 - 2007 per leeftijdsgroepweergegeven in aantal moeders per 1000 vrouwen(bron: CBS)15 - 1920 - 2425 - 2930 - 3435 - 3940 - 4445 - 49Ongewenste kinderloosheid en gezinsgrootteDe ongewenste kinderloosheid neemt toe en er zijn grotere gezondheidsrisico’s voorvrouwen en kinderen. Zo is het krijgen van kinderen op latere leeftijd gerelateerd aanOver Bevolking 3 | 200731


g i j s b e e t sb i o - w e t e n s c h a p p e n e n m a a t s c h a p p i j(per 1000 levendgeborenen)grafiek 6 Zuigelingensterfte en doodgeboorteper 1000 levendgeborenen,1900 - 2007 (bron: CBS)160140120100806040ZuigelingensterfteDoodgeboorte2001900 1910 1920 1930 1940 1950 1960 1970 1980 1990 200060grafiek 7 Kindertal per vrouw pergeboortejaar van de moeder 1935 - 1976(bron: CBS)504030Kinderloos1 kind2 kinderen3+ kinderen201001935 1945 1955 1965 1975een grotere kans op borstkanker van de moeder op latere leeftijd en aan een hoger risicoop een te vroeg geboren kind en meer zuigelingensterfte. Ondanks dat laatste blijft hetaantal kinderen dat in de zuigelingentijd sterft, dalen. Wellicht doordat tienermoedersnauwelijks meer voorkomen. Vooral onder tienermoeders komt zuigelingensterfteveelvuldig voor, wat ook een verband heeft met hun ongunstige sociaal-economischepositie. Daarnaast daalt de zuigelingensterfte onder allochtonen, hoewel deze onderAntillianen en Marokkanen in Nederland nog steeds duidelijk hoger is dan onderautochtonen. Grafiek 6 laat zien hoe de zuigelingensterfte en het aantal doodgeborenkinderen de afgelopen eeuw verminderden.Dat het twee-kinderengezin sinds 1970 sterk in opkomst is gekomen, toont grafiek 7.323 | 2007 Over Bevolking


t w e e k i n d e r e n a l s n o r mg i j s b e e t sVan de vrouwen die in 1935 werden geboren, kreeg de helft drie of meer kinderen –gemiddeld 2,5 kind. Slechts zo’n tien procent van de vrouwen bleef kinderloos en evenzoveel vrouwen kregen één kind en ongeveer een derde kreeg er twee. Vrouwen diená 1935 werden geboren, kregen veel minder vaak drie of meer kinderen, en juist veelvaker géén, één of vooral twee kinderen. Voor vrouwen die rond 1970 werden geborenis het twee-kinderengezin, met veertig procent, relatief populair. Aanzienlijk populairderdan géén, één of meer dan twee kinderen (elk rond de twintig procent). De vrouwen dierond 1970 werden geboren zijn nu ruim 35 jaar en zullen naar verwachting gemiddeld1,8 kind krijgen. Kinderloosheid wordt steeds meer geaccepteerd en gepraktiseerd.Vooral hoger opgeleide vrouwen zien vaak meer in een arbeidscarrière dan in hetouderschap. Vaker dan voorheen zijn kinderloosheid en slechts één kind het gevolg vaneen onvervulde kinderwens, bijvoorbeeld doordat men (te) laat aan kinderen krijgenbegon of een partner vond.Verschillen naar regio en sociaal-economische situatieDe meeste van de hierboven genoemde ontwikkelingen kennen verschillen per regioof naar gelang de sociaal-economische karakteristieken van de ouders. Het niveauvan onderwijs van de vrouw bijvoorbeeld is een belangrijke factor die verschillen invruchtbaarheid kunnen verklaren. Net als het land van herkomst voor immigranten. Hetonderwijsniveau van de partner heeft overigens meestal slechts weinig invloed. Hogeropgeleide vrouwen hechten dikwijls grote waarde aan de carrière binnen hun werk enhebben rond hun dertigste minder vaak dan anderen de geschikte partner gevondenom het ouderschap mee te delen. Soms hebben zij een partner die al kinderen uit eeneerdere relatie heeft, waardoor zij misschien minder geneigd zijn om zelf kinderen tekrijgen. Zijn hoger opgeleide vrouwen minder geneigd om zelf kinderen te krijgen,ze zijn (onder gelijke omstandigheden, zoals leeftijd) wel sneller zwanger dan minderhoog opgeleiden. Vermoedelijk komt dat omdat zij al langere tijd gezonder leven, overmeer kennis beschikken, zoals over de menstruele cyclus en bij eventuele zorgen eerdernaar de dokter gaan. Die gezondere leefstijl is waarschijnlijk ook de reden dat hogeropgeleide mensen langer leven dan lager opgeleiden.Omdat het opleidingsniveau van de Nederlandse bevolking nog steeds stijgt, twijfelendemografen er nauwelijks aan dat de lage vruchtbaarheid en het krijgenvan kinderen op late leeftijd voorlopig zullen blijven. Het lijktdaarom onwaarschijnlijk dat het kindertal eerdaags weer boven hetvervangingsniveau zou uitkomen. Vanwege de consequenties daarvanvoor de bevolkingsomvang en de leeftijdsopbouw zal Nederlandrekening moeten houden met een onvermijdelijke vergrijzing enbevolkingsdaling.Vrouwen die rond 1970 geboren zijn,krijgen gemiddeld 1,8 kinderenvraag 2 Waardoor is de ongewenstekinderloosheid toegenomen?De genoemde trends gelden over het algemeen ook in de ons omringendelanden. De mate waarin de diverse processen plaats hebben, kunnen vanland tot land verschillen, maar de trends wijzen alle dezelfde richting op.De vruchtbaarheid en het daaraan gerelateerde gedrag van immigranten uitOver Bevolking 3 | 200733


g i j s b e e t sb i o - w e t e n s c h a p p e n e n m a a t s c h a p p i jwesterse landen zijn meestal nauwelijks anders dan die van de autochtone bevolking.Immigranten uit niet-westerse landen gedragen zich in de eerste generatie meestal nogzoals men dat in het land van herkomst zou doen, maar de tweede generatie heeft zichal redelijk aangepast aan het nieuwe thuisland.Het geplande gezinAnticonceptieAnticonceptie is ouder dan de weg naar Rome. Een Egyptische papyrusrol van1500 voor Christus beschrijft al een zaaddodend recept voor een brouwsel methoning en de stekels van de acacia dat in de vagina moest worden ingebracht.Op fresco’s uit het Oude Egypte staan mannen soms met een beschermend hoesjeom hun penis afgebeeld. Aanvankelijk waren deze condooms gemaakt van linnenen schapen- en varkensdarmen. Later van rubber. Ook waren er middelen die inde baarmoederwand werden ingebracht – van kleine steentjes tot een ring van dedarmen van de zijdeworm. En er was de veel toegepaste natuurlijke techniek van‘periodieke onthouding’, waarbij geslachtsgemeenschap alleen in bepaalde ‘mindervruchtbare’ delen van de menstruatiecyclus werd beoefend.Pas in de twintigste eeuw echter kwamen er betrouwbaarder methoden dan deeerder genoemde technieken. De fysiologie van de vrouwelijke cyclus werdopgehelderd en men ontdekte dat een combinatie van oestrogenen en progesteronde ovulatie remde. Dat leidde begin jaren zestig tot ‘De Pil’. Samen met de emancipatievan de vrouw heeft deze relatief eenvoudige en betrouwbare anticonceptieertoe geleid dat vrouwen ‘Baas in eigen Buik’ werden en er minder ongewenstekinderen werden geboren. De anticonceptiepil is de afgelopen halve eeuw verderverbeterd, evenals het condoom van latex en de ‘intra uterine’ middelen, zoals hetspiraaltje. En als permanente optie kwam de chirurgische sterilisatie van man ofvrouw. In combinatie met maatschappelijke ontwikkelingen, zoals een stijging vande welvaart en het opleidingsniveau en een voortschrijdende ontkerkelijking, heeftde meer wetenschappelijke wijze van anticonceptie geleid tot een enorme toenamevan het ‘geplande gezin’.Kunstmatige bevruchtingAls zwangerschap wel wordt gewenst, maar niet snel genoeg optreedt, kan eenvruchtbaarheidskliniek uitkomst bieden. Vaak is de onvruchtbaarheid niet absoluut,maar is er een verminderde kans op een zwangerschap. Met langer blijven proberen,zouden heel wat zwangerschappen toch nog spontaan ontstaan. In deze tijd vanplanning, haast en snelle resultaten ontbreekt daarvoor vaak het geduld. Bovendien343 | 2007 Over Bevolking


t w e e k i n d e r e n a l s n o r mneemt de kans op een zwangerschap na het dertigste levensjaar van de vrouw af,wat de urgentie na eerder uitstel van de zwangerschap doet toenemen, vooral alshet paar ook een tweede kind wil.De meeste uitstellers hebben veel vertrouwen in de moderne vruchtbaarheidstechniekenzoals in-vitrofertilisatie (IVF). Daarbij worden met hormonen extraeitjes bij de ovulatie opgewekt, buiten de baarmoeder in het laboratoriumbevrucht (vandaar ook wel reageerbuisbaby’s genoemd) en het zich ontwikkelendeembryo wordt bij de vrouw teruggeplaatst in haar baarmoeder. Hoewelde techniek is ontwikkeld voor vrouwen die verminderd vruchtbaar zijn, kan IVFook worden gebruikt bij de bevruchting van vrouwen op hogere leeftijd. Nogalwat moderne vrouwen hopen op deze wijze zwanger te kunnen worden, nadatze aanvankelijk hun zwangerschap uitstelden. Mogelijk heeft dit ook te makenmet de mediagenieke verhalen over vrouwen die op zestigjarige leeftijd, dusver na de menopauze, een kind baarden. Vrijwel nooit wordt daarbij vertelddat het slechts een enkele vrouw na de menopauze is gegeven om moeder teworden en dan alleen van een kind dat is ontstaan uit een door een jongerevrouw gedoneerde eicel. Overigens is daarover in Nederland geen discussie, deleeftijdsgrens voor IFV is 40 jaar. Ook voor de jongere vrouw is IVF niet louterrozengeur en maneschijn. Slechts ongeveer de helft van alle paren die met eenIVF-behandeling beginnen, krijgt na één of meer pogingen uiteindelijk eenkind. Omdat op oudere leeftijd de kans op succes met IVF ook afneemt, is ditpercentage voor vrouwen boven de 35 jaar lager en nog veel lager voor vrouwenboven de 38. Ruim twee procent van alle kinderen in Nederland is via IVFgeboren en bijna een zesde daarvan zijn meerlingkinderen – meestal tweelingen.Dit doordat bij IVF meer dan één embryo in de baarmoeder wordt teruggeplaatst.In vergelijking met eenlingkinderen worden meerlingkinderen vaak te vroeg en telicht geboren. Zulke kinderen hebben een veel grotere kans op complicaties; nietalleen vlak na de geboorte maar ook later.vraag 3 Waarom is IVF niet louterrozengeur en maneschijn?g i j s b e e t santwoord 1 Door een veranderde moraaltrouwen veel koppels niet, terwijl ze welkinderen krijgen. Door voorlichting en debeschikbaarheid van voorbehoedsmiddelenis het aantal ongewenste kinderen sterkverminderd.antwoord 2 Vrouwen kiezen vaker vooruitstel van het krijgen van kinderen,bijvoorbeeld vanwege hun carrière. Devruchtbaarheid van vrouwen neemt af metde leeftijd en dikwijls ontbreekt ook eengeschikte partner.antwoord 3 Het succespercentage van IVFis niet heel hoog. Bovendien worden errelatief veel meerlingen geboren na eenIVF-behandeling. Meerlingkinderen wordenvaker te licht geboren en hebben meer kansop complicaties vlak na de geboorte enook in hun latere leven.Over Bevolking 3 | 200735


i o - w e t e n s c h a p p e n e n m a a t s c h a p p i jLanger leven door overgewicht, maar niet gezonderDe keerzijde van de welvaart:vaker naar de dokter met chronische kwalen Luc BonneuxDr. L.G.A. (Luc) Bonneux is epidemioloog en als onderzoekerverbonden aan het Nederlands Interdisciplinair DemografischInstituut, NIDI in Den Haag. Zijn expertise ligt op het terrein vande algemene en demografische epidemiologie, kankerscreeningen cardiovasculair risicomanagementEen belangrijke reden dat we in de westerse wereld steeds ouderzijn geworden, is de toegenomen welvaart. Twee belangrijkeaspecten daarvan die de levensverwachting aanzienlijk hebbendoen toenemen, zijn de grotere beschikbaarheid van voedsel eneen betere gezondheidszorg en hygiëne. In Nederland komenmensen niet meer om van de honger en een gezonde voedingvoorkomt ziekte en verlengt het leven. Datzelfde geldt voor degezondheidszorg. De invoering van riolering, waterleiding envuilniswagens hebben een enorme bijdrage geleverd aan hetterugdringen van allerlei infectieziekten en de later ontdektevaccins en antibiotica deden de rest. De (explosieve groei) vande medische zorg heeft ertoe geleid dat veel zieken genezen,chronische kwalen slechts langzaam verergeren en mensenlanger in leven kunnen worden gehouden.Er is echter een keerzijde aan de toename van de welvaart.Voedsel is tegenwoordig dermate gemakkelijk voorhanden datmensen teveel en dikwijls ook weinig gezond eten. Tegelijkertijdhebben de toename van mechanische transportmiddelen en hetafnemen van handarbeid ertoe geleid dat mensen van nature nogmaar weinig bwegen. Ze laten zich vervoeren, zitten achter hunbureau en zijn voor hun noodzakelijke beweging aangewezen opsporten en recreëren. Het gevolg daarvan is vetzucht of obesitas,inclusief de ermee gepaard gaande aandoeningen als hart- envaatziekten, diabetes en gewrichtsklachten. Meer obesitas onderde bevolking is een van die keerzijden van de toegenomen welvaarten zal de gemiddelde levensverwachting negatief beïnvloeden.Zie ook het Cahier Bio-Wetenschappen en Maatschappij‘Steeds Dikker’ over obesitas (4-2007).Een maatschappij die zich zorgen kan maken over zwaarlijvigheidmag zich gelukkig achten. De oude voedingsproblemen van demensheid waren ondervoeding en magerzucht. Traditioneel goldzwaarlijvigheid dan ook als een teken van welstand en een beteregezondheid. Mensen zijn van aard cyclisch: zeven vette jarenworden gevolgd door zeven magere jaren. Gedurende tienduizendenjaren van evolutie hebben we geleerd om in goedetijden reserves op te bouwen voor de kwade tijden. Maar nu demagere jaren uitblijven, stapelen die reserves zich op en wordenwe vet. Tenzij ons slimme brein er een stokje voor steekt.Goed in het vetMensen hebben overgewicht als de verhouding tussen het kwadraatvan hun lichaamslengte en hun lichaamsgewicht groter isdan 25. Dat is 72 kilo voor iemand van 1 meter 70 en 81 kilo363 | 2007 Over Bevolking


l a n g e r l e v e n d o o r o v e r g e w i c h t , m a a r n i e tvoor iemand van 1 meter 80. Is deze zogeheten BodyMass Index, BMI groter dan 30, dan is iemand zelfszwaarlijvig (87 kilo bij 1,70 meter en 97 kilo bij 1,80meter). In 2002 publiceerde onze onderzoeksgroep eenstudie die liet zien dat overgewicht en zwaarlijvigheidgepaard gaan met een grote bekorting van de levensverwachting.Zwaarlijvigheid was niet minder erg danroken. Het ging daarbij om een groep mensen dierond 1950 veertig en vijftig jaar waren en deze warengedurende de rest van hun leven gevolgd. Dertig jaarlater, waren de overlevenden van die groep zeventig entachtig jaar oud. Ze hadden op middelbare leeftijd de groteepidemie van hart- en vaatziekten, die vooral in de jaren 1950 -1960 heeft huisgehouden, overleefd. En daarvan waren vooral demensen met overgewicht het slachtoffer geworden.Doe je dezelfde studie echter dertig jaar later, dan zijn de resultatengeheel anders, zoals blijkt uit een Amerikaanse studie.Overgewicht beschermt dan juist tegen vroegtijdig overlijden tenopzichte van een normaal gewicht. In deze studie liepen vooralde mensen die veel lichter dan normaal waren en de superdikkerds(met een BMI van meer dan 35) de risico’s. De studies geven ookeen verklaring: de ontwikkeling van de geneeskunde. Diabetesblijkt onder zwaarlijvigen wel te zijn toegenomen, maar hogebloeddruk en een hoog cholesterol zijn veel sterker afgenomen.Hoewel overgewicht en zwaarlijvigheid nog altijd gepaard gaanmet een relatief toegenomen sterfte door hart- en vaatziekten, is inde totale bevolking de sterfte door hart- en vaatziekten zeer sterkafgenomen. Die is de afgelopen twintig jaar gehalveerd.Dat komt doordat er tegenwoordig minder wordt gerookt danvroeger, maar vooral ook door een betere controle van de bloeddrukbij de dokter, het op de markt komen van zeer effectievecholesterolverlagende middelen, een ware revolutie in de behandelingvan het acute hartinfarct en een krachtige preventie omherhaling van een eerder infarct te voorkomen. Daardoor is hetoverlijdensrisico door overgewicht en zwaarlijvigheid vermoedelijkgehalveerd. Hoewel je het niet zou verwachten, hebben overgewichten zwaarlijvigheid ook enkele gezondheidsvoordelen. Dein het vet opgeslagen energiereserve beschermt tegen de effectenvan chronische ziekten. Dat wordt vooral belangrijk op middelbareleeftijd als de ziektelast door veroudering begint toe te nemen.Daarom sterven op middelbare leeftijd minder mensen met overgewichtdan met een normaal gewicht. Wie lang wil leven, kanl u c b o n n e u xop middelbare leeftijd maar beter goed in zijn vetzitten, mits de BMI niet boven de 35 komt.ParadoxDat is het goede nieuws. Maar er schuilt een paradoxin. Cynici zeggen wel dat de goedkoopste patiënteen dode patiënt is, omdat deze geen zorg meerbehoeft. Dat geldt bijvoorbeeld voor rokers, wantmet longkanker zijn patiënten relatief kortziek en sterven ze snel. Voor overgewicht enzwaarlijvigheid geldt het tegendeel. De extrakans om dood te gaan is weliswaar sterk gedaald,maar de kans op ziekten niet of nauwelijks. Mensen meteen normaal gewicht blijven langer vrij van gebreken, maar diemet overgewicht en zwaarlijvigheid krijgen eerder beperkingen,waarmee ze vervolgens langer blijven leven. Daardoor neemt hunbehoefte aan zorg toe en dus ook de kosten van gezondheidszorg.De naderende vergrijzing zal de gezondheidszorg waarschijnlijkal onder zware druk zetten, en extra druk door overgewicht kunnenwe dan ook missen als kiespijn.Het ontstaan van overgewicht is een voorbeeld van de gevolgenvan een ongezonde leefstijl die samenhangt met de toenemendewelvaart. Die leefstijl zal een steeds grotere invloed uitoefenen opde levensverwachting van de westerse mens. Er komt steeds meerkennis over de effecten van bepaalde voedings- en genotmiddelenop gezondheid en ziekte. Net als over de invloed die meer psychologischeen maatschappelijke aspecten van het leven, zoals werk,mobiliteit en relaties, kan hebben op ziekte en gezondheid. Viagevoelens van geluk en stress, die hun fysiologische weerslag ophet lichaam hebben, beïnvloeden ze de gezondheid.Daarnaast zal ook de technologie verder bijdragen aan de verlengingvan de levensverwachting. Cholesterol- en bloeddrukverlagendemiddelen werden al genoemd om de sterfte aan hart- envaatziekten te verminderen. Alle farmaceutische bedrijven werkenaan nieuwe medicijnen tegen de grote killers in de westersewereld: van kanker tot hart- en hersenziekten en er zal steedsmeer aandacht komen voor middelen die de kwaliteit van levenzullen verbeteren. Ongetwijfeld zal ooit een middel wordengevonden om onze ‘obestaat’, de thermostaat van ons gewicht,naar beneden te schroeven. Want de grote uitdaging voor detoekomst is niet zozeer de mens langer te laten leven, maar langerin gezondheid te laten leven.Over Bevolking 3 | 200737


i o - w e t e n s c h a p p e n e n m a a t s c h a p p i jDe levensverwachtingvan de Nederlandsebevolking stijgt minderspectaculair dan enkeledecennia geleden.Nederland blijft achterbij een aantal Europeselanden, zoals Zwedenen handhaaft zich metmoeite in het peloton.Een weinig rigoureusanti-rookbeleid van deNederlandse overheidis daaraan debet, netals wellicht een mindergoede zorg voor onzehoogbejaarden.38 3 | 2007 Over Bevolking


i o - w e t e n s c h a p p e n e n m a a t s c h a p p i jTandje bijschakelenLevensverwachting Nederlanders blijft achter Luc Bonneux‘De overwinning kent vele vaders, de nederlaag blijft een wees.’ Dit gezegde geldt ookals we het over de sterfte in Nederland hebben. Terwijl in de kranten wordt gespeculeerdover de mogelijkheid tot het ‘eeuwige leven’, blijft buiten beschouwing dat Nederlandop het terrein van de levensverwachting in het recente verleden zwak heeft gepresteerd.En hoewel we roken mogen opvoeren als de gebruikelijke verdachte voor een lagerelevensverwachting, blijkt het feit dat we in Nederland meer roken dan in bijvoorbeeldZweden onvoldoende als verklaring dat Nederland wat de levensverwachting betreftachterblijft bij dit Scandinavische land.90VrouwenDr. L.G.A. (Luc) Bonneux is epidemioloogen als onderzoeker verbonden aan hetNederlands Interdisciplinair DemografischInstituut, NIDI in Den Haag. Zijn expertiseligt op het terrein van de algemene endemografische epidemiologie, kankerscreeningen cardiovasculair risicomanagement8580LV bij geboorteMannen120LV bij geboorte75100LV bij 65 jaar2080LV bij 65 jaar1560105LV bij 80 jaar4020LV bij 80 jaar01965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 201001965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010Nederlandse levensverwachting blijft relatief achterFiguur 1 toont de ontwikkeling van de levensverwachting in Nederland en een aantalandere landen vanaf 1970 tot nu. Vooral de stijging van de levensverwachting bij devrouwen verliep spectaculair (de zwarte lijn in figuur 1 b). Rond 1980 haalde devrouwelijke levensverwachting in Nederland zelfs het wereldrecord. Maar daarnastagneerde die levensverwachting bijna 25 jaar lang. In de Europese Unie van voor delaatste uitbreiding haalt Nederland zelfs niet meer het gemiddelde. Bij de mannen zijn defiguur 1 Levensverwachting (LV) vanmannen en vrouwen bij de geboorte, op65- en op 80-jarige leeftijd in Japan ( ),Zweden ( ) en Nederland ( )Over Bevolking 3 | 200739


l u c b o n n e u xb i o - w e t e n s c h a p p e n e n m a a t s c h a p p i jresultaten minder spectaculair. Dat komt omdat overal in het Westen de rookepidemiein kracht begon af te nemen, met als gevolg een afname van de sterfte. Roken is in demeeste landen immers ‘killer nummer één’. De mannelijke levensverwachting inNederland blijft weliswaar in de kop van het peloton, maar heeft moeite om zich daarte handhaven. Nederland gaat steeds meer achter lopen bij de traditionele koplopervan Europa: Zweden. Terwijl Zwitserland en Noorwegen inlopen op Zweden, verliestNederland terrein aan het Verenigd Koninkrijk, Finland en Oostenrijk. Bij de vrouwelijkelevensverwachting verliest Zweden ook terrein aan andere Europese landen. In dit gevalFrankrijk, Spanje en alweer Zwitserland. Die overschrijden alle een levensverwachtingvan 83 jaar bij de geboorte. De absolute koploper, ook zichtbaar in figuur 1 als eenbruine lijn, is Japan met ruim 85 jaar voor vrouwen.Door de combinatie van genen en leefomstandigheden hebben de Japanners een voorsprongvan vier jaar op de Europeanen. Dat is ontzettend veel, omdat het hier omgemiddelden gaat. Gemiddeld worden Japanners dus vier jaar ouder dan de Europesekoplopers, de Zweden. Er zijn veel culturele en historische verschillen tussen Japanen Europa, waardoor het moeilijk is om Nederland en Japan met elkaar te vergelijken.Daarom kiezen we in dit hoofdstuk Zweden als vergelijkingspunt. Historisch heeftZweden steeds een zeer hoge levensverwachting, net als Nederland. En cultureel,politiek, religieus en historisch lijken Nederland en Zweden sterk op elkaar.Sterfteverschillen op jonge leeftijdFiguur 2 vergelijkt de Nederlandse sterfte met de Zweedse volgens leeftijdsgroepen vantelkens vijf jaar. Zweden is daarbij de standaard (1.0). Om voldoende aantallen voorGemiddeld wordenJapanners vierjaar ouder dan deEuropese koplopers,de ZwedenIn Japan sterft het van dehonderdjarigen403 | 2007 Over Bevolking


t a n d j e b i j s c h a k e l e nl u c b o n n e u xGrenzen aan de maximale levensduurDe evolutie van de levensverwachting in Japan is een verhaalapart. Voor de Tweede Wereldoorlog was de levensverwachtinger zeer laag, te vergelijken met een ontwikkelingsland. Het militaristischeJapan had niet erg veel belangstelling voor de gezondheidvan het volk. Na de oorlog hebben de Verenigde Staten ookde harten van het Japanse volk willen veroveren, onder meer meteen goed toegankelijke gezondheidszorg. De levensverwachtingnam ieder jaar toe met meer dan één jaar! Halverwege de jaren1980 brak Japan voor het eerst het wereldrecord. Wie toen hadvoorspeld dat de levensverwachting van Japanse vrouwen nogtwintig jaar lang lineair zou blijven toenemen tot meer dan 85jaar, zou met ongeloof zijn aangekeken of als bijzonder naïef zijnbeschouwd. Er zijn immers biologische grenzen aan de levensverwachting– anders zouden er allang Methusalems van een paarhonderd jaar oud zijn geweest. Maar in Japan sterft het inmiddelsvan de honderdjarigen. Overigens was de tot nog oudste erkendepersoon geen Japanner, maar de Franse Jeanne-Louise Calment.Zij is de enige met een erkend geboortebewijs die meer danhonderdtwintig jaar oud werd en ze overleed in 1997 toen ze122 jaar en 164 dagen oud was. Er zijn talloze verhalen overzeer hoogbejaarden, maar ze zijn zelden betrouwbaar.Volgens de biologische verouderingstheorie zijn de biologischegrenzen aan de levensduur echter niet ‘hard’. Veroudering isniet geprogrammeerd in het genoom, het erfelijk materiaal.Veroudering ontstaat letterlijk door toeval, een toeval dat zichin vele tienduizenden generaties heeft opgehoopt in ons erfelijkmateriaal doordat mutaties in het DNA aan volgende generatiesworden doorgegeven. Naarmate de kans groter is dat we onssuccesvol hebben voortgeplant, neemt onze overbodigheidtoe. Het doet er dan niet meer zo toe hoe goed de genen vandie overbodige ouderen zijn en er wordt niet meer geselecteerdop sterke genen. Dus hoe ouder we worden, hoe kreupeler onsgenetisch materiaal wordt. Die ‘plasticiteit’ van de biologischegrenzen van de levensduur, betekent dat ze kunnen wordenopgerekt door omstandigheden uit de omgeving. Maar niemandweet hoeveel. Daarvoor is onze kennis over veroudering nog tebeperkt. De meeste deskundigen menen dat het voor de menswel ophoudt bij 130, maximaal 150 jaar. Omdat er steedsmeer mensen tot steeds hogere leeftijden leven, zullen ernog records worden gebroken. Maar of dat met decennia zalgebeuren, is zeer de vraag. Het geeft immers te denken dater tot nog toe slechts één vrouw de honderdtwintig jaar heeftoverschreden.De oudste vrouw ter wereld overleed in 1997,Jeanne-Louise Calment was toen 122 jaar en164 dagenOver Bevolking 3 | 200741


l u c b o n n e u xb i o - w e t e n s c h a p p e n e n m a a t s c h a p p i jrelatief verschil Nederland/Zweden2,25mannenvrouwen21,751,5figuur 2 Relatieve verschillen in de totalesterfte naar leeftijd tussen Nederland enZweden. Het betreft gegevens over vijf jaar(2000 - 2004), naar leeftijdsgroepen vanvijf jaar. Een getal boven de 1 betekentmeer sterfte in Nederland dan in Zweden,een getal onder de 1 betekent dat er inde betreffende leeftijdscategorie juistmeer mensen in Zweden sterven dan inNederlandvraag 1 Waarom zijn cijfers overperinatale sterfte in verschillende landenvaak moeilijk onderling te vergelijken?1,2510,750,50 20 40 60 80 100Leeftijdelke meting te verkrijgen, zijn de gegevens van vijf kalenderjaren (2000-2004) bij elkaaropgeteld en beslaat elk meetpunt een groep van vijf leeftijden. Wegens de specifieke aardvan de sterfte rond de geboorte, zijn de nul-jarigen apart gehouden. De figuur beschrijftdus de sterfte van 0 jaar, 0-5 jaar, 6-10 jaar, 11-15 jaar, enzovoorts. De sterfte neemt,na het eerste jaar, toe met de leeftijd en is in absolute zin op jonge leeftijd beperkt.Opmerkelijk is dat nagenoeg voor alle leeftijdsgroepen de sterfte in Nederland hoger isdan in Zweden. Alleen bij jong-volwassen mannen is de sterfte in Nederland lager dan inZweden. Want, veel meer Zweedse jongvolwassenen plegen suïcide dan Nederlandse.Hoewel de sterfte op jonge leeftijd in Nederland duidelijk hoger is dan in Zweden, zijnde absolute verschillen klein. Zowel in Nederland als in Zweden is de kindersterfte bijnauitgeroeid. De zuigelingensterfte (de sterfte voor de leeftijd van één jaar, uitgezonderdde doodgeboren baby’s) was in Nederland in de periode 2000 tot 2004 één promillehoger dan in Nederland (één per duizend baby’s). Ooit had Nederland ook hier eenkoppositie, die het heeft verloren. De laatste jaren is het verschil met Zweden echterconstant gebleven. Bij de perinatale sterfte geldt de voetnoot dat de cijfers niet zo goedvergelijkbaar zijn door verschillende definities van late abortus en sterke vroeggeboorte(Nederland telt bij een korte zwangerschap een foetus als kind vanaf 22 weken). Doordathet aangeven van een late abortus andere maatschappelijke en juridische consequentiesvoor de arts kan hebben dan het aangeven van een overleden kind, kan dit invloedhebben op de wijze waarop eenzelfde gebeurtenis in de nationale statistieken terechtkomt. Tussen Nederland en Zweden zijn deze verschillen vermoedelijk slechts beperkt.Het relatieve verschil in sterfte op de kinderleeftijd (tussen 1 en 15 jaar) wordt verklaarddoordat kinderen in Nederland vaker een ongeval krijgen dan in Zweden. Onder jongensgaat het daarbij vooral om verkeersslachtoffers. Meisjes overlijden in Nederland vaker aan423 | 2007 Over Bevolking


t a n d j e b i j s c h a k e l e nl u c b o n n e u xvalincidenten. Ook hier zijn de absolute verschillen tussen Nederland en Zweden klein(0,02 procent) en kunnen ze zijn ontstaan door toeval.Sterfte op volwassen leeftijdInternationale vergelijkingen tussen doodsoorzaken zijn moeilijk. Vooral door de diversewijzen waarop de doodsoorzaken worden geregistreerd. Tussen Nederland en Zwedenzijn bijvoorbeeld grote verschillen te zien in de categorie vage en slecht gedefinieerdedoodsoorzaken. Deze zijn zowel absoluut als relatief. In de Zweedse statistieken kwamentraditioneel zeer weinig vage doodsoorzaken voor en er werden na het overlijden veelautopsies gedaan, waarmee de doodsoorzaak dikwijls kan worden vastgesteld. De laatstedecennia nemen de Zweedse cijfers van sterfte door vage en slecht gedefinieerdedoodsoorzaken echter flink toe. Dat zou kunnen wijzen op meer ‘duistere’ doodsoorzaken,bijvoorbeeld doordat er meer kwetsbare ouderen doodgaan die een veelheidaan aandoeningen tegelijkertijd hebben, zodat er niet één doodsoorzaak valt aan tewijzen. Daarnaast dalen de autopsiecijfers in Zweden en zou het toenemen van de slechtbekende doodsoorzaken ook daaruit kunnen worden verklaard of kunnen wijzen op eenafnemende precisie in het coderen van de diverse doodsoorzaken. In Nederland was hetaantal vage en niet specifieke doodsoorzaken altijd vele malen hoger dan in Zweden.TabakDe toch scherpe verschillen tussen Nederland en Zweden in de ontwikkeling van desterfte blijven opmerkelijk moeilijk te verklaren. Er zijn veel theorieën, maar geen feiten.Rond de jaren 1980, wanneer Nederland en Zweden een vergelijkbare, en historischlage sterfte kenden, torsten Nederlandse mannen een enorme ziektelast met zich meedoor tabaksmisbruik. Longkanker, dat sterk is gerelateerd aan het roken van tabak, kwamin Nederland twee tot drie keer meer voor dan in Zweden (zie ook figuur 3). Nederlandheeft altijd een zeer zwak anti-tabaksbeleid gekend. De grote macht van de Nederlandsetabaksindustrie, het koloniale verleden van tabaksplantages en het doorschietendetolerante beleid in Nederland in de jaren zeventig van de vorige eeuw zijn daar debetNederland heeft altijd een zeer zwak anti-tabaksbeleid gekendaan. Daarnaast werd in Zweden tabak niet zoveel gerookt, maar vooral in de mondgebruikt. De zogeheten snuss was een bereiding van tabak die in propjes tussen debovenlip en het gebit werd gelegd. Deze vorm van tabaksconsumptie is minder schadelijkvoor de gezondheid, in elk geval voor de longen, dan het roken van tabak. Dit kanverklaren waarom in Zweden de sterfte aan longkanker zo opmerkelijk laag is en diein Nederland zo opmerkelijk hoog. Onverklaarbaar blijft echter waarom Nederlandsemannen, ondanks de zeer zware gezondheidsschade door tabak, rond 1980 toch eeneven lage (totale) sterfte kenden als de Zweedse mannen.Over Bevolking 3 | 200743


l u c b o n n e u xb i o - w e t e n s c h a p p e n e n m a a t s c h a p p i jfiguur 3 Ontwikkeling van de sterfteaan longkanker en hart- en vaatziektenvoor mannen en vrouwen in Nederland(NL) en Zweden (ZW) per duizendpersoonjaren, 1965 - 2003mannen18151296vrouwen96NL longkankerNL hart en vaatziekte 3ZW longkanker0ZW hart en vaatziekte 1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010301960 1970 1980 1990 2000 2010LeefstijlNa 1980 nam de sterfte onder zowel mannen als vrouwen in beide landen af. In Zwedenging dat echter steeds sneller. De snelle daling van hart- en vaatziekten van meer dantwintig procent per decennium was daarvan de hoofdoorzaak (figuur 3). In de periode na1980 nam echter diabetes wel toe en onder Nederlandse mannen ging dat sneller dan bijZweedse. Er is ook een aanzienlijke toename van mond-, keel- en slokdarmkanker, watwijst op een toenemende combinatie van alcohol en roken. Samen met het toenemendeaantal sterfgevallen door chronische leverziekten kan dit wijzen op relatief meer en toenemendeproblemen met alcohol in Nederland dan in Zweden. De sterfte aan longkankerdaalt sinds 1980 in beide landen bij mannen (figuur 3). In Nederland veel sneller dan inZweden – zowel in absolute als relatieve zin. Dat komt door het snel toenemende aantalniet-rokers en ex-rokers. Maar het aantal sterfgevallen aan longkanker blijft vergelekenmet Zweden hoog, omdat de Nederlandse mannen van een veel hoger niveau vanDe toegenomen zelfstandigheid en keuzevrijheid van vrouwenvan vlak na de Tweede Wereldoorlogwerden betaald met een flink slechtere leefstijllongkankersterfte vertrokken. Waarom, door die spectaculaire daling van de sterfte aanlongkanker, de levensverwachting van de Nederlandse mannen de afgelopen decennianiet sneller toenam dan die van de Zweedse, is eigenlijk nog steeds een raadsel.Bij vrouwen zijn de verschillen tussen Zweden en Nederland uitgesprokener dan bijmannen (figuur 3). Bij vrouwen is de zeer snelle stijging van sterfte door longkanker enlongziekten opmerkelijk. De toename van de sterfte treedt vooral op bij de vrouwen dievlak na de Tweede Wereldoorlog zijn geboren (de geboortegolf of babyboom-generatie).Meer roken en een mogelijk riskantere leefstijl van de vrouwen uit de geboortegolf zijn443 | 2007 Over Bevolking


t a n d j e b i j s c h a k e l e neen belangrijke verklaring voor de toegenomen sterfte op jongere en nu middelbareleeftijd. Maar ook bij de Zweedse vrouw nam longkanker flink toe. Dat neemt nietweg dat de levensverwachting van een 65-jarige vrouw en van de oudsten onder deNederlandse vrouwelijke bevolking de laatste decennia minder toeneemt dan in Zweden.Hun sterfte blijft in Nederland consequent hoger dan die bij onze Scandinavische EUgenoot.Roken en leefstijl verklaren lang niet allesNederland heeft, na zijn absolute koppositie rond 1980, nu een grote achterstandopgelopen wat betreft de stijging van de levensverwachting. De daling van de sterfteverloopt in Nederland veel minder voorspoedig dan in Zweden. Roken is daarvoorde meest logische verdachte. Deze hypothese blijkt te kloppen voor de vrouwen uitde geboortegolf na de Tweede Wereldoorlog. Hun toegenomen zelfstandigheid enkeuzevrijheid werden betaald met een flink slechtere leefstijl. Waar dit werd veroorzaaktdoor een zwak volksgezondheidsbeleid, is dat betreurenswaardig. Het betrefthier echter een beperkte groep vrouwen die in 2005 tussen de veertig en zestig jaarwas. Naarmate deze vrouwelijke babyboomers verder zal verouderen, zal de achterstandvan Nederlandse vrouwen ten opzichte van Zweedse vermoedelijk verdertoenemen. De kansen op longkanker nemen toe met de leeftijd, wat betekent dat detol aan longkanker nog veel hoger kan worden.l u c b o n n e u xvraag 2 Welke leefstijlfactor verdringt bijmannen de door roken veroorzaakte sterftevan de eerste plaats en waaruit valt dat afte leiden?Het heeft zelfs zin om op je tachtigste te stoppen met rokenDe tabaksepidemie levert echter geen verklaring voor de hogere sterfte bij vrouwen vanboven de zestig jaar. In de groepen vrouwen van boven de zestig kent Nederland immerszeer lage cijfers voor de sterfte aan longkanker. Evenmin levert tabak een verklaring voorDe toegenomen zelfstandigheid enkeuzevrijheid van vrouwen wordenbetaald met een flink slechtere leefstijlOver Bevolking 3 | 200745


l u c b o n n e u xb i o - w e t e n s c h a p p e n e n m a a t s c h a p p i jde minder gunstige ontwikkeling van sterfte bij de Nederlandse mannen. Verwacht zoumogen worden dat de algehele sterfte onder mannen aanzienlijk zou afnemen sinds1980. Dit gezien de scherpe daling van de sterfte aan longkanker in deze groep en dewetenschap dat voor ieder sterfgeval aan longkanker minstens één sterfgeval van eenandere met roken samenhangende doodsoorzaak extra optreedt, zoals hartinfarcten,longziekten en aan roken gerelateerde tumoren. Die afname treedt echter niet op, dusmoeten er andere voor de gezondheid sterk nadelige trends zijn die het effect van eendaling van de aan het roken gerelateerde sterfte opheffen.De conclusie is duidelijk, maar het beeld is diffuus: in Nederland is de laatste decenniade sterfte toegenomen bij zowel mannen als vrouwen, in alle leeftijden en voor allebelangrijke doodsoorzaken. Dat geldt ook voor de doodsoorzaken die zijn geclassificeerdals ‘vaag’ en ‘onduidelijk’. Bij de leeftijdsgroepen vrouwen van vlak na 1945 is rokendaarvoor een duidelijke oorzaak. Naarmate de vrouwen uit deze geboortegolf ouderworden, zal de achterstand van de Nederlandse vrouwen bijna zeker verder toenemen.Bij mannen zijn het vooral de oudere leeftijdsgroepen, die nu 75 jaar en ouder zijn, dienog een zware erfenis door de tabak met zich mee torsen. Deze meest belaste groepenzijn aan het uitsterven en daarom wordt in de toekomst bij mannen een gunstiger trendvoorzien wat betreft hun levensverwachting.vraag 3 Wat heeft de Nederlandseeuthanasiewetgeving te maken met dekwaliteit van zorg en de levensverwachtingvan hoogbejaarden?Minder goede zorg?In de meeste landen bestaat overeenstemming dat het eigen zorgsysteem weliswaarverre van ideaal is, maar toch beter dan dat van andere landen. Maar als we zoekennaar de meest eenvoudige verklaring voor de geschetste fenomenen en de achteruitgangvan de Nederlandse levensverwachting ten opzichte van die in Zweden, komen wetoch op een afname van de kwaliteit van zorg in Nederland. Verschillen in rookgedragvan de Nederlandse en Zweedse burgers zijn niet de belangrijkste verklaring, wantdaarvoor is de negatieve trend teveel verspreid over de seksen, diverse doodsoorzakenen leeftijdsgroepen. De trends wijzen in de richting van een diffuse, maar alomvertegenwoordigde kracht die actief is in alle processen die te maken hebben met sterfte.Ook de hoge cijfers voor vage en slecht gedefinieerde doodsoorzaken in Nederlandwijzen in deze richting.Voor deze minder ‘goede’ zorg zijn een aantal mogelijke redenen te vinden, die nietalle noodzakelijk slecht zijn. Allereerst, bestaat er weinig financieel belang bij het inleven houden van hoogbejaarden. Dat is in ‘fee for service’ systemen, waarbij voor elkedienstverlening wordt betaald, anders. Om het cynisch uit te drukken: zolang er daarleven is, is er hoop dat een factuur nog kan worden betaald. Maar ook Zweden kent geenfee-for-service systeem. Een tweede reden is dat Nederland één van de eerste landen wasdat euthanasie legaliseerde. Dat was omdat Nederlandse artsen zeer bewust het lijdenvan ernstig zieken niet wilden verlengen en de volksaard het minder gemakkelijk maakteom het op een akkoordje te gooien met het geweten. Waar verlenging van het levenniets meer toevoegt aan levenskwaliteit, zullen Nederlandse artsen vermoedelijk eerderbereid zijn om af te zien van verdere levensverlengende interventies. Ook hier heeftZweden geen opvallend andere cultuur. De derde reden dat ouderenzorg in Nederland463 | 2007 Over Bevolking


t a n d j e b i j s c h a k e l e nl u c b o n n e u xminder goed zou kunnen zijn, is het ontbreken van een hoge prioriteit voor die zorg.Als voorbeeld daarvan kan de te lage graad van griepvaccinatie in de bejaardenhuizendienen.Een vader voor de nederlaag?Om beter te kunnen begrijpen waarom de vermindering van de sterfte in Nederlandachterop begint te raken bij die in Zweden en hoe we die ontwikkeling kunnenstoppen, is nader onderzoek noodzakelijk. Het specifieke probleem van roken en anderrisicogedrag bij de vrouwen uit de geboortegolf van na de oorlog is bekend, maar erwordt nog te weinig aan gedaan. Wat levensverwachting betreft, heeft het zelfs zin omop je tachtigste te stoppen met roken. Indien we de kwaliteit van zorg en de algemene‘prestaties’ van het Zweedse en het Nederlandse zorgsysteem met elkaar kunnenvergelijken, kunnen we wellicht ook de zwakke plekken van beide systemen identificerenen verbeteren. Op dit moment lijkt er echter weinig animo te zijn om dit onderzoek op tepakken. Zo is de nederlaag nog steeds op zoek naar een vader die zich over haar wenst teontfermen.antwoord 1 Er is (tussen de 20 ste en 24 steweek) een grijs gebied tussen een veelte vroeg en doodgeboren kind en eenlate abortus. In het ene land heeft men(juridisch) veel moeite met het verrichtenvan een late abortus, in een ander land teltjuist een doodgeboren baby zwaar. Datkan consequenties hebben voor de manierwaarop artsen een dergelijk incidentregistreren.antwoord 2 Alcoholconsumptie.Diabetes neemt toe, evenals mond-, keelenslokdarmkanker. Dat wijst op eentoenemende combinatie van alcoholen roken. Meer sterfgevallen doorchronische leverziekten kan wijzen opmeer problemen met alcohol.antwoord 3 Nederlandse artsen willen zeerbewust het lijden van ernstig zieken nietverlengen en daarom is er wetgeving dieeuthanasie toestaat. Als levensverlengingniets meer toevoegt aan de kwaliteit vanleven ziet men daarom vermoedelijkeerder af van verdere levensverlengendeinterventies.Over Bevolking 3 | 200747


i o - w e t e n s c h a p p e n e n m a a t s c h a p p i jSterfte vlak na de geboorteOnduidelijk waarom pasgeborenen vaker als ‘overleden’ in de registers komendan in buitenland Simone Buitendijk en Jan NijhuisFactoren die de levensverwachting van de bevolking beïnvloeden,zijn de perinatale sterfte en de zuigelingensterfte. De perinatalesterfte betreft kinderen die al vóór of binnen 24 uur na de bevallingoverlijden. De zuigelingensterfte heeft plaats in het eerste levensjaar.Nederland was in het Europa van de jaren zeventig, samenmet Finland, koploper met zowel een lage perinatale- als eenlage zuigelingensterfte. Die koppositie hebben we moeten opgeven,voornamelijk doordat de daling van die sterfte mindergroot is geweest dan in vergelijkbare landen om ons heen.Finland, Denemarken en Zweden doen het nu beter. Zowel voorde sterfte na een duur van 28 weken zwangerschap als na 22weken zwangerschapsduur (in Nederland: 8,6 respectievelijk 11,8gestorven baby’s per 1000 geboorten, in beide gevallen is de sterftevan de Finse baby’s ongeveer de helft van die van de Nederlandsebaby’s). Nederland had, vlak na Griekenland, in 2000 de één nahoogste perinatale sterfte van de vijftien deelnemende landen aanhet zogeheten Europese PERISTAT-onderzoek. Vooral de foetalesterfte, voor of tijdens de geboorte, is in Nederland opvallendhoog: 7,4 per 1000 na een zwangerschapsduur van 22 weken.Het land met de laagste foetale sterfte is Oostenrijk met 3,6 sterfgevallenper 1000 geboorten. Als het om de neonatale sterfte – náde geboorte – gaat, heeft Nederland vooral een vrij hoge vroegneonatalesterfte – in de eerste week. In de drie weken daarna isde sterfte relatief laag ten opzichte van die in andere Europeselanden. In Nederland vindt bijna negentig procent van de sterftein de eerste maand na de geboorte plaats in de eerste levensweek.MeerlingzwangerschapDe oorzaken van deze ongunstige positie van Nederland zijnonduidelijk. Foetale sterfte voor de geboorte is gerelateerd aanaangeboren afwijkingen en groeivertraging van de foetus enmet chronische ziekten bij de moeder, maar is nog grotendeelsonverklaard. Nederlandse vrouwen zijn in Europa relatief oud alsze moeder worden. Bijna twintig procent was ouder dan 34 jaarDr. S.E. (Simone) Buitendijk is perinataal epidemioloog en hoofdvan het programma Jeugd van TNO en prof. dr. J.G. (Jan) Nijhuisis hoogleraar verloskunde en hoofd van de afdeling obstetrieen gynaecologie van het Maastricht UMC. Ze zijn voorzitterrespectievelijk lid van de PERISTAT-werkgroepbij de geboorte van hun kind. Alleen in Spanje en Frankrijk ligtdat percentage hoger. Nederlandse moeders hebben ook vakerdan gemiddeld een meerlingzwangerschap: in bijna twee procentvan de bevallingen. Een percentage dat alleen in Denemarkenen Griekenland iets hoger ligt. Een hogere leeftijd van de moederheeft een relatie met een hoger risico op hoge bloeddruk endiabetes en daarmee met een hogere sterfte van de ongeborenvrucht. Een meerlingzwangerschap verhoogt de kans dat de babyvlak voor, tijdens en vlak na de geboorte overlijdt.Hoewel in het PERISTAT-onderzoek niet is bijgehouden of baby’svoor de geboorte zijn gescreend op aangeboren aandoeningen,is bekend dat Nederland op dit punt een relatief terughoudendbeleid voert. Omdat de meeste sterfteregistraties beginnen bij 22of 24 weken zwangerschap, zullen eerdere sterfgevallen door eenabortus na het vaststellen van een aangeboren afwijking, dikwijlsook niet worden opgenomen in de registratie. In het buitenlandzal dat dus vaker het geval zijn dan in Nederland. Daardooris het mogelijk dat in Nederland, meer dan in andere landen,de sterfgevallen vanwege een aangeboren afwijking wel in desterfteregistratie terecht komen.Nederland heeft ook relatief veel allochtone vrouwen die zwangerzijn – iets dat niet in de PERISTAT-vergelijking wordt meegenomen.Omdat deze vrouwen een hogere perinatale sterfte kennen, zoudat een deel van de verklaring kunnen zijn voor de hoge perinatalesterfte in Nederland. Een ander deel van de verklaring is wellichtdat Nederlandse neonatologen relatief terughoudend zijn met hetuitvoeren van ingrijpende behandelingen bij zeer vroeg geboren48 3 | 2007 Over Bevolking


s t e r f t e v l a k n a d e g e b o o r t ebaby’s. Ondermeer om ernstige handicaps op latere leeftijd tevermijden, zijn zij eerder dan hun Europese collega’s bereid eenzeer vroeg geboren kindje te laten overlijden. Die houding leidtertoe dat deze kinderen in Nederland snel na de geboorte stervenen aldus worden geregistreerd als overleden in de eerste levensmaand.Elders in Europa heeft een dergelijk kind een grotere kansom pas na de eerste maand, of helemaal niet, te overlijden.Individueel registratiesysteemUiteraard moeten we er ook rekening mee houden dat de registratiezelf tekortkomingen heeft die de schatting van de Europese sterftecijfersonnauwkeurig maken. De aan PERISTAT deelnemendelanden hebben alle hun eigen, individuele registratiesysteem. Somsis dat gebaseerd op ziekenhuisgegevens, soms op gegevens vande overheid en soms op die van de betrokken beroepsgroepen.Ook zijn niet alle registraties compleet. De sterfte is echter eenrelatief nauwkeurige uitkomstmaat vergeleken met de duur van dezwangerschap of de etniciteit van de ouders. En die werd door allelanden gemeten per duizend geboorten.Inmiddels hebben ook de nieuwe EU-staten en Noorwegengegevens over 2004 aangeleverd voor PERISTAT-II. Eind 2008zullen we, in een vergelijking van 27 Europese landen, wetenof de positie van Nederland in de sterfte-rangorde is verbeterd.Omdat voor de nieuwe studie meer factoren zijn geregistreerd– zoals aangeboren afwijkingen, etniciteit, roken, geboortenna onvruchtbaarheidsbehandeling, opleiding van de moeder,borstvoeding en ernstige ziekte van de moeder – kan er wellichtmeer licht komen op de redenen van de achterstand van Nederlandop dit terrein. Waarschijnlijker is echter dat daarvoor eennauwkeuriger analyse van het unieke systeem van de Nederlandseperinatale zorg noodzakelijk is.s i m o n e b u i t e n d i j kj a n n i j h u i sNederlandse moeders krijgen vaker dangemiddeld een meerlingOver Bevolking 3 | 200749


c a r l o v a n p r a a gb i o - w e t e n s c h a p p e n e n m a a t s c h a p p i jDe recente snelle bevolkingstoename van Nederland kwam vooral doorimmigratie. Nu wonen ruim drie miljoen allochtonen in Nederland, vanwie iets meer dan de helft uit niet-westerse landen. De inpassing van dezegroepen verloopt niet zonder problemen. Culturele verschillen kunnen leidentot botsingen tussen allochtonen en hun Nederlandse omgeving, maar ooktot conflicten binnen de allochtone gemeenschap. Ook de Nederlandsesamenleving is verdeeld.503 | 2007 Over Bevolking


i o - w e t e n s c h a p p e n e n m a a t s c h a p p i jClash der culturenHet ontstaan van een multiculturele samenleving Carlo van PraagEr is bijna geen ander Europees land waar de bevolkingstoename zo hard is gegaan alsin Nederland. Zeven miljoen zielen in de afgelopen zestig jaar: van ruim negen miljoeninwoners aan het eind van de Tweede Wereldoorlog tot 16,4 miljoen nu. In de eerstedecennia na de oorlog was Nederland een emigratieland en werd de groei van de bevolkingvooral veroorzaakt door het grote aantal kinderen dat werd geboren. Er waren welimmigranten, vooral uit wat toen Nederlands-Indië heette, maar er was meer emigratievan mensen die vanuit Nederland vertrokken naar landen als Canada, de VerenigdeStaten, Australië, Nieuw-Zeeland en Zuid-Afrika. In de jaren zestig veranderde dit.Nederland werd een immigratieland. Terwijl het geboorteoverschot begon te dalen namhet vestigingsoverschot toe.Dat kwam vooral door de vestiging van buitenlandse werknemers uit de landen rond deMiddellandse Zee – de Zuid-Europese landen, Turkije en Marokko. (figuur 1) Het was nietde bedoeling dat deze ‘gastarbeiders’, zoals de term toen luidde, in Nederland zoudenblijven. Aanvankelijk keerden velen ook terug naar hun herkomstland, maar steedsgrotere groepen bleven in Nederland en lieten in de loop van de jaren hun gezinnenoverkomen. Daardoor hield de immigratie aan – in elk geval die uit Turkije en Marokko.Daar kwamen in de jaren zeventig en tachtig de Surinaamse immigranten bij, namelijkzij die de voorkeur gaven aan Nederland boven het in 1975 onafhankelijk gewordenSuriname.Drs. C.S. (Carlo) van Praag was adjunctdirecteurvan het Sociaal en CultureelPlanbureau (SCP) en eindverantwoordelijkvoor het tweejaarlijks verschijnende Sociaalen Cultureel Rapport.Nu is hij gepensioneerden als research fellow verbondenaan het Nederlands Interdisciplinair DemografischInstituut (NIDI). Van Praag publiceertgeregeld over het onderwerp‘etnische minderheden’figuur 1vestigingsoverschotgeboorteoverschot200150100500-50-1001950 1954 1958 1962 1966 1970 1974 1978 1982 1986 1990 1994 1998 2002 2006Over Bevolking 3 | 200751


c a r l o v a n p r a a gb i o - w e t e n s c h a p p e n e n m a a t s c h a p p i jToen in de jaren negentig al deze stromen langzaam opdroogden, kwam er een nieuweimmigratie op gang. Asielzoekers uit een groot aantal landen in Azië en Afrika zochtenom redenen van persoonlijke veiligheid en economische vooruitzichten, toegang totEuropa. Nederland was met zijn betrekkelijk ruimhartige asielbeleid toen een populairvestigingsland. In de jaren negentig kreeg ons land per duizend inwoners ruim twee keerzoveel asielverzoeken te verwerken als de toenmalige Europese Unie in haar geheel.Daarnaast kregen de Turkse en Marokkaanse immigratie een nieuwe impuls. Want hiergeboren of opgegroeide jongeren trouwden met een partner in het land van herkomst enlieten die vervolgens naar Nederland komen.Veel gastarbeiders werken inde tuinbouwRuim drie miljoen allochtonen in NederlandVanaf 2001 is de immigratie drastisch gedaald (figuur 2), voornamelijk door een restrictiefbeleid van de Nederlandse overheid. De emigratie daarentegen, is weer toegenomen.Daarbij gaat het vooral om de terugkeer van immigranten naar hun land van herkomst.Voor een aantal herkomstlanden, bijvoorbeeld Turkije, geldt dat het aantal mensen datterugkeert groter is dan het aantal mensen dat zich vanuit die landen in Nederland vestigt.Het vestigingsoverschot heeft plaats gemaakt voor een vertrekoverschot.Al met al is het aantal niet-westerse allochtonen in Nederland aan het begin van 2007gestegen tot 1.739.000. Dat komt overeen met 10,6 procent van de totale Nederlandsebevolking. Daarnaast telt Nederland ook nog 1.432.000 westerse allochtonen, ofwel 8,8procent van de bevolking. Turken, Marokkanen, Surinamers, Antillianen en personen uiteen groot aantal derdewereldlanden worden niet-westerse allochtonen genoemd. Mensenafkomstig uit Europese en andere westerse landen, met inbegrip van de voormaligefiguur 28070605040overig niet-westersMarokkoTurkijeNed. AntillenSurinameIndonesië3020100-101960 1963 1966 1969 1972 1975 1978 1981 1984 1987 1990 1993 1996 1999 2002 2005523 | 2007 Over Bevolking


c l a s h d e r c u l t u r e nc a r l o v a n p r a a gSovjet-Unie, heten westerse allochtonen. Ook Indonesië wordt, op historische gronden,tot de westerse herkomstlanden gerekend. Migranten uit dat land zijn voor een groot deelin de jaren vijftig en zestig als repatrianten naar Nederland gekomenNiet-westerse allochtonen(totaal 1.739.000)Westerse allochtonen(totaal 1.432.000)Turkije 369.000 Indonesië 390.000Suriname 334.000 Duitsland 381.000Marokko 330.000 België 112.000Nederlandse Antillen en Aruba 130.000 (voormalig) Joegoslavië 77.000China 45.000 Verenigd Koninkrijk 76.000Irak 44.000 Polen 51.000Afghanistan 37.000 (voormalige) Sovjet-Unie 48.000Iran 29.000 Italië 37.000Ghana 19.000 Frankrijk 34.000Egypte 19.000 Verenigde staten 31.000Zuid-Afrika 16.000 Spanje 31.000tabel 1 Allochtonen naar de belangrijksteherkomstlanden in 2007 (Bron: CBS)vraag 1 Wat zijn de vier grootste groepenallochtonen in Nederland? Zijn daarvan dewesterse of de niet-westerse allochtonen inde meerderheid?Tabel 1 laat zien dat Turkije, Suriname, Marokko en de Antillen nog steeds de belangrijksteniet-westerse herkomstlanden zijn. Daarnaast zijn er veel migranten uit de landen inhet Midden-Oosten en Afrika. Zij zijn hier meestal als asielzoekers gekomen. Verreweg demeeste westerse allochtonen komen uit Indonesië (de eerder aangeduide repatrianten) enuit onze buurlanden. In recente jaren zijn ook Oost-Europese immigranten, bijvoorbeelduit Polen, sterk in aantal toegenomen. De uitbreiding van de Europese Unie in 2007 heefteen belangrijke migratie uit Roemenië en Bulgarije op gang gebracht, maar deze komtnog niet tot uiting in de cijfers van de tabel.Omdat dit hoofdstuk gaat over de problemen van de multiculturele samenleving en dezevooral tot uiting komen in de relatie met niet-westerse allochtonen, spitst dit artikel zichtoe op deze groep migranten.Veertig procent van de allochtonen in Nederland geborenDe niet-westerse allochtonen zijn lang niet allemaal als migrant naar Nederland gekomen.Van de Turken, Marokkanen en Surinamers behoort al ruim veertig procent tot detweede generatie. Dat wil zeggen dat hun ouders wel uit het land van herkomst kwamen,maar dat ze zelf wel in Nederland zijn geboren. Bij meer recent geïmmigreerde groepen,zoals Irakezen en Afghanen is de tweede generatie nog relatief klein. Hoewel er al langChinese migranten in Nederland zijn – denk maar aan het ruime aanbod aan Chineserestaurants in het Nederlandse straatbeeld, en van hen inmiddels een tweede en derdegeneratie is, is het overgrote deel pas recent in Nederland gekomen.In recente jaren is het aantal Oost-Europeseimmigranten, bijvoorbeeld uit Polen, sterktoegenomenOver Bevolking 3 | 200753


c a r l o v a n p r a a gb i o - w e t e n s c h a p p e n e n m a a t s c h a p p i j10,6 procent van de Nederlandse bevolking is niet-westersallochtoon, 8,8 procent is westers allochtoonWie is allochtoon?Wie is een Turk of een Marokkaan, een Mexicaan of een Indiaan? Dat is niet eenduidig.Verschillende landen hanteren andere definities voor het begrip allochtoon. Ook in de(sociaal)wetenschappelijke literatuur zijn door diverse auteurs uiteenlopende definitiesgebruikt. Van zwarten (als onderscheid van witten) en nationaliteit tot ‘een ieder die zegtte zijn opgegroeid in een niet-Nederlandse cultuur’. Het is dan ook zaak goed op te lettenwelke definitie van ‘allochtoon’ in een artikel of een grafiek is gehanteerd. In de jarenvijftig noemde men in Brabant iemand al allochtoon als deze van bijvoorbeeld Breda naarEindhoven was verhuisd.In de Verenigde Staten wordt veel waarde gehecht aan de zogeheten zelfidentificatie: voeltiemand zich Hispanic, Afro American of Native American, dan wordt hij of zij als dusdaniggeregistreerd. Ook in het Verenigd Koninkrijk kunnen respondenten zelf aangeven tot welkeetnische groep, of zelfs verschillende groepen, ze behoren. De enquêteurs wordt zelfs ophet hart gedrukt vooral niet zelf een oordeel te vellen. In Frankrijk daarentegen is het zelfsbij wet verboden om etniciteit te registeren. Iedereen die het Franse staatsburgerschapverwerft, wordt automatisch een Fransman of een Française. Niks allochtoon!Veel landen gaan uit van iemands nationaliteit om te bepalen of iemand allochtoon is.Volgens het Nederlandse CBS is een allochtoon een persoon van wie minstens één ouderbuiten Nederland is geboren. Daarmee tellen niet alleen de mensen die zelf naar Nederlandzijn gekomen mee als allochtoon, maar ook hun hier geboren kinderen (de tweedegeneratie). Nederland is, samen met Denemarken, het enige land in Europa dat volgenszo’n ruime definitie allochtonen registreert. In de statistieken van andere landen kent menhooguit het geboorteland van de persoon zelf.Daarmee is de tweede generatie migranten al niet meer bekend. In Nederland verdwijntpas de derde generatie allochtonen uit de statistieken. (M.E.)De meeste niet-westerse allochtonen hebben de Nederlandse nationaliteit. Dat geldt inelk geval voor de allochtonen van de tweede generatie die immers hier geboren zijn.Veel Turken en Marokkanen hebben tijdens hun verblijf hier de Nederlandse nationaliteitverkregen. Daarnaast behielden zij vaak hun oorspronkelijke nationaliteit. Antillianenen verreweg de meeste Surinamers waren al Nederlander voordat zij zich hier vestigden.Niet-westerse allochtonen zijn gemiddeld veel jonger dan de rest van de Nederlandse543 | 2007 Over Bevolking


c l a s h d e r c u l t u r e nbevolking. 55 Procent is jonger dan 30 jaar, terwijl dat voor de gehele Nederlandsebevolking 36 procent is. Immigratie helpt daarom enigszins tegen de vergrijzing vanonze bevolking, maar zal deze niet stoppen. Daarvoor zouden veel hogere aantallenjonge immigranten nodig zijn.Niet-westerse allochtonen wonen regionaal geconcentreerd. De Nederlandse bevolkingbestaat voor 10,6 uit procent niet-westerse allochtonen. Dat is een landelijk gemiddelde,in de grote steden is het percentage veel hoger. In Amsterdam, Rotterdam en Den Haagvormen niet-westerse allochtonen ongeveer een derde van de bevolking. In gemeentenmet minder dan 100 duizend inwoners is gemiddeld slechts zeven procent van nietwestersekomaf. In de grote steden zijn niet-westerse allochtonen nog eens extra geconcentreerdin bepaalde wijken. In de vier grote steden zijn enkele tientallen wijken waarde niet-westerse allochtonen zelfs de meerderheid van de bevolking vormen. Van dekinderen en jongeren in de grote steden is meer dan de helft een niet-westerse allochtoon.Het is dus geen wonder dat in de grote steden veel ‘zwarte’ scholen zijn.Hoewel de immigratie sterk is gedaald, groeit het aantal niet-westerse allochtonen inNederland nog steeds tamelijk sterk. Dat komt doordat ze relatief veel kinderen krijgen.Veel niet-westerse vrouwen zijn in de vruchtbare leeftijd en bij een aantal groepen, zoalsMarokkanen en Turken, krijgen deze vrouwen gemiddeld meer kinderen dan autochtoneNederlanders. In het verleden waren Marokkaanse en Turkse gezinnen in vergelijking metde autochtoon Nederlandse gezinnen zeer omvangrijk. Tegenwoordig is dat verschil nietmeer zo groot. Marokkaanse vrouwen kunnen tegenwoordig gedurende hun vruchtbareleven rekenen op gemiddeld drie kinderen, terwijl dat cijfer bij autochtoon Nederlandsevrouwen 1,8 bedraagt. Daarnaast neemt de niet-westerse allochtone bevolking in Nederlandtoe, vanwege de zeer lage sterfte. Er zijn immers nog relatief weinig ouderen onderde allochtonen.Problemen van de multiculturele samenlevingHet zou niet realistisch zijn te ontkennen dat de aanwezigheid van grote groepen nietwesterseallochtonen in Nederland problemen geeft. Massale migratie gaat altijd metaanpassingsproblemen gepaard, zowel bij de migranten als bij de ontvangende samenleving.Meestal duurt het een aantal generaties voordat deze problemen zijn opgelost.Dat geldt niet alleen voor Nederland, maar voor elke multiculturele samenleving.De problemen van de multiculturele samenleving worden veroorzaakt door socialetegenstellingen en culturele tegenstellingen.c a r l o v a n p r a a gvraag 2 Waarom neemt het aantal nietwesterseallochtonen in Nederland toe?In de grote steden zijn veel ‘zwarte’scholen. Dit is niet verwonderlijk, omdatvan de kinderen en jongeren in de grotesteden meer dan de helft een niet-westerseallochtoon is© Marcel van den Bergh/Hollandse HoogteVan de kinderen en jongeren in de grote steden is meer dan dehelft een niet-westerse allochtoonTaal- en opleidingsproblemenTaalproblemen en het niet kennen van de weg in de samenleving kenmerken veel migranten.In Nederland is dat wat minder geweest doordat veel migranten uit Suriname en deNederlandse Antillen kwamen en al een goede kennis van het Nederlands bezaten.Over Bevolking 3 | 200755


c a r l o v a n p r a a gb i o - w e t e n s c h a p p e n e n m a a t s c h a p p i jMaar bij Turken en Marokkanen is dat niet het geval. Niet alleen de eerste generatieheeft taalproblemen, tot op zekere hoogte ook de tweede generatie. Dat deze groepenvoornamelijk wonen in stadswijken met veel bewoners uit hetzelfde land van herkomstversterkt dit probleem. Bovendien komen er nog steeds nieuwe immigranten uit Turkijeen Marokko die het Nederlands niet machtig zijn. Daarnaast speelt het dikwijls lageopleidingsniveau de niet-westerse allochtonen parten. Dat is in het geval van de TurkenMigranten uit sommige landen, bijvoorbeeld Iran,zijn relatief hoog opgeleiden de Marokkanen niet verbazingwekkend. Zij werden in het verleden immers juist naarNederland gehaald voor het ongeschoolde werk waarvoor autochtonen geen animo meerhadden. Die achterstand in opleiding is bij de tweede generatie nog niet verdwenen.Turkse en Marokkaanse leerlingen hebben, vergeleken met autochtone leerlingen, nogsteeds een leerachterstand en ze gaan minder vaak naar havo en vwo en komen vakerterecht in het vmbo. Wel is er sprake van een inhaalslag. Voor Surinamers is de onderwijssituatiegunstiger dan voor Turken en Marokkanen en dat gold aanvankelijk ook voorAntillianen. Die laatste groep is, door de immigratie van slecht opgeleide jongeren inde jaren negentig, echter sterk teruggezakt. Bij de asielmigranten verschilt de situatieper herkomstland. Migranten uit sommige landen, bijvoorbeeld Iran, zijn relatief hoogopgeleid, maar dat geldt zeker niet voor alle landen.Sociaal-economische achterstandSociale achterstand van veel migranten is niet alleen zichtbaar in het onderwijs, maarook op de arbeidsmarkt. De werkloosheid is bij de meeste niet-westerse allochtonegroepen wel drie tot vier keer hoger dan onder autochtonen. Dat heeft uiteraard te makenmet de taalproblemen en de vaak lage opleiding. Maar zeker ook met discriminatie. Deongunstige positie op de arbeidsmarkt heeft uiteindelijk veel invloed op het inkomen vanveel migranten, dat gemiddeld laag is.Grote groepen laag opgeleide migranten kwamen net op een moment dat de Nederlandsesamenleving een sterke democratisering van het onderwijs onderging. Onder de autochtonenwerd het opleidingsniveau steeds hoger en het aantal sociaal-economische achterblijversnam af. Mede daardoor drukken de niet-westerse allochtonen nu een sterk stempelop het verschijnsel ‘sociale achterstand’ in zowel het onderwijs als op de arbeidsmarkt.Gemiddeld is de helft van alle achterstandsleerlingen in het onderwijs van allochtoneherkomst en in de grote steden is dat zelfs de grote meerderheid. Bovendien wonenallochtonen vooral in minder aantrekkelijke stadswijken, die door de autochtonen wordenversmaad. Deze segregatie maakt de sociaal-economische tegenstellingen tussen autochtonenen allochtonen extra duidelijk zichtbaar.De Nederlandse overheid heeft het probleem van de sociale achterstand van allochtonenreeds lang geleden onderkend. Vandaar dat sinds het begin van de jaren tachtig eenminderhedenbeleid wordt gevoerd, met als voornaamste doel het bestrijden van563 | 2007 Over Bevolking


c l a s h d e r c u l t u r e nc a r l o v a n p r a a gdeze achterstand. Zo krijgen scholen met veel allochtone leerlingen extra steun enprobeert men werkgevers ertoe te bewegen allochtonen in dienst te nemen. Het recenteinburgeringsbeleid is erop gericht om nieuwe immigranten enigszins vertrouwd te makenmet de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving. Dit in de verwachting dat hunaanpassing daarmee soepeler verloopt en dat hun sociaal-economische vooruitzichtenverbeteren.Culturele tegenstellingenDe niet-westerse allochtonen komen uit landen waarvan de cultuur verschilt van dewesterse cultuur, zo men wil van de westerse cultuur in haar Nederlandse variant. Indie culturen gelden tot op zekere hoogte andere waarden en normen dan in de westersecultuur. Zo kijkt men bijvoorbeeld dikwijls anders dan we in Nederland gewend zijn aantegen het belang van de godsdienst, de positie van vrouwen, de relatie tussen ouders enkinderen, de banden met de familie, de rechten van het individu of de toelaatbaarheidvan verschillende seksuele uitingen. Uiteraard is een dergelijke constatering een grovegeneralisatie, want tussen groepen van migranten en tussen individuen binnen dediverse groepen bestaan grote verschillen. Sommige groepen of individuen zijn sterkwesters georiënteerd, terwijl andere groepen of individuen veel sterker zijn verankerdin de cultuur van het land van herkomst. Bovendien is er ook geen uniforme westerseof Nederlandse cultuur, maar bestaat deze uit een verzameling van diverse stromingen.Ondanks die relativering heeft het toch zin om van interculturele tegenstellingen tespreken, al was het maar omdat die tegenstellingen geregeld leiden tot spanningen enbotsingen.Bij dit cultuurconflict gaat het vaak om de tegenstelling tussen westerse ideeën entraditioneel islamitische standpunten. Dat ligt ook in de rede, want moslims vormen metongeveer 850 duizend aanhangers de helft van de niet-westerse allochtonen. Bovendienis de islam mondiaal gezien een zeer belangrijke religie waarin sterke anti-westersestromingen bestaan die ook de moslims in Nederland niet onberoerd laten. Het overgroteAllochtonen die Nederlander willenworden, moeten verplicht een specialeceremonie bijwonen en een zogenoemde‘verklaring van gebondenheid’ afleggenHet grootste deel van het conflict tussen de migrantenculturen ende Nederlandse cultuur speelt zich af binnende gemeenschappen van niet-westerse allochtonendeel van de moslims in Nederland is overigens absoluut niet radicaal, hooguit enigszinsconservatief. Er is slechts een zeer kleine minderheid die als extremist kan wordenbestempeld, maar deze veroorzaakt wel relatief veel maatschappelijke ontregeling.Bedreiging aan het adres van anti-islamitische politici en publicisten en van openlijkafvallige geloofsgenoten zijn langzamerhand vertrouwde verschijnselen geworden. Ener is in Nederland, zoals in bijna de hele wereld, een beduchtheid voor terroristischeaanslagen tegen de westerse samenleving als geheel.vraag 3 Wat is de gedachte achter hetvoeren van een minderhedenbeleid en hoegeschiedt dat ten aanzien van allochtonen?Over Bevolking 3 | 200757


c a r l o v a n p r a a gb i o - w e t e n s c h a p p e n e n m a a t s c h a p p i jCultuurclash vaak binnen eigen gemeenschapToch speelt het grootste deel van het conflict tussen de migrantenculturen en de Nederlandsecultuur zich af binnen de gemeenschappen van niet-westerse allochtonen: in dekleine kring van het gezin, de familie en de buurt. Daar botsen traditionele ouders methun modernere kinderen en is de positie van vrouwen er onderwerp van discussie. Dewesterse omgeving reageert verdeeld op de niet-westerse culturele uitingen. Lang washet multiculturalisme in zwang. Daarbij stonden een positieve benadering van andereculturen en een zo groot mogelijke gelijkwaardigheid daarvan met de westerse cultuurvoorop. Onder invloed van zowel nationale gebeurtenissen – zoals de opkomst vanPim Fortuyn – als internationale gebeurtenissen – zoals de aanslag op de New YorkseTwin Towers – is het enthousiasme voor deze benadering bekoeld. Het multiculturalismeheeft plaats gemaakt voor een strengere benadering waarin minder nadruk is op demogelijkheid van naast elkaar levende culturen en meer nadruk op de aanpassing van deallochtonen aan de Nederlandse samenleving en cultuur. Ook het strengere toelatingsbeleidten aanzien van migranten past in deze visie.antwoord 1 Er zijn relatief meer nietwesterseallochtone vrouwen in de vruchtbareleeftijd dan autochtone. Zij krijgengemiddeld meer kinderen (Marokkaansemoeders gemiddeld drie, het gemiddeldein Nederland is 1,8). Er sterven relatiefweinig allochtonen omdat er nog niet zoheel veel oude niet-westerse allochtonenin Nederland zijn.58antwoord 2 Het bestrijden van sociaaleconomischeachterstand, ondermeer doorextra steun voor ‘zwarte scholen’, hulp bijhet krijgen van werk en stimuleren vaninburgering.3 | 2007 Over Bevolkingantwoord 3 Indonesiërs, Duitsers, Turken,Marokkanen. Niet-westerse allochtonenzijn in de meerderheid.


i o - w e t e n s c h a p p e n e n m a a t s c h a p p i jLombarden, Dravanten en HugenotenMigratie in Nederland is van alle tijdenr e d a c t i eHet is een misvatting dat migratie in Nederland een nieuw fenomeenis. De ontstaansgeschiedenis van de Nederlandse bevolkingkenmerkt zich door ontelbare volksverhuizingen vanaf de prehistorietot de vroege middeleeuwen. Na het jaar 1000 ging het watrustiger met de migratie, toch zijn er uit de periode tot 1500 heelwat immigrantengroepen bekend. De Noord-Italiaanse Lombardenbijvoorbeeld, of de Balten en Dravanten uit het Oosten en zigeuners.Vanaf het eind van de zestiende eeuw oefent Nederlandeen grote aantrekkingskracht uit op bevolkingsgroepen uit denvreemde. De migrantenstroom gaat gelijk op met de toenemendeen afnemende welvaart van Nederland. Het hoogtepunt, met eengeschat aantal niet-Nederlanders in de totale Nederlandse bevolkingvan elf procent, ligt halverwege de zeventiende eeuw. Dit iseen gemiddelde, want handelssteden als Amsterdam trokken veelmeer migranten. Het dieptepunt van het aantal migranten ligt,met zo’n twee procent, in de voor Nederland economisch magereperiode 1850-1950. De twintig procent migranten die er nu inNederland wonen is (nog afgezien van de definitie van migrant)nooit eerder gehaald.Vluchtelingen, trekarbeiders en arbeidsmigranten vormden debelangrijkste categorieën migranten in Nederland. Zo vluchttenaan het eind van de zestiende eeuw grote aantallen Vlamingenuit het gebied tussen Gent en Rijssel naar de Republiek derZeven Provinciën vanwege de heroveringen van de SpaanseFilips II. Die migranten hadden een positieve invloed op deNederlandse economie en deden bijvoorbeeldde textielnijverheid in Leiden bloeien en zeinvesteerden flink (bij de oprichting van de VOCkwam een derde van het kapitaal van deze Zuid-Nederlandse vluchtelingen). Een eeuw later volgdende door de Franse katholieke koning vervolgdeprotestantse Hugenoten en ook joden. Aanvankelijkde welgestelde Portugese, sefardische,joden later de armere asjkenazische joden uitMidden- en Oost-Europa.Trekarbeiders en huurlingenTrekarbeiders kwamen vanaf de zeventiendeeeuw tot laat in de negentiende eeuw met huntienduizenden vanuit Duitsland en België naar de Nederlandsekustprovincies voor landarbeid en het aanleggen van dijken enkanalen. Ook gingen ze naar de Haarlemse blekerijen, deGroningse steenbakkerijen en de houtvlotterij op de grote rivieren.De arbeidsmigranten vormden een belangrijk deel van dearbeidskracht ten tijde van de Republiek. Ze kwamen als huurlingenin het leger en als matrozen op bijvoorbeeld de schepenvan de VOC. Vlak na de Eerste Wereldoorlog kwam er een golfaan Duitse dienstmeisjes naar Nederland.In de periode voor het ontstaan van het Koninkrijk der Nederlanden(1815) waren de steden soeverein en moedigden immigratiedikwijls aan, vooral aanvankelijk de Zuid-Nederlanders enHugenoten. Zij kregen zelfs extra privileges en waren welkom,mits zij zichzelf en de hunnen konden onderhouden en geenonrust van welke aard ook veroorzaakten. Na 1800 tot 1970neemt het aantal immigranten gestaag af en krijgt de staat hetrecht te beslissen over wie mag komen en gaan. Het staatsburgerschap,gebaseerd op afstamming, staat centraal. Vrijwel allemigrantengroepen assimileren na enkele generaties, hoewel datniet altijd soepel verloopt. De sociologen Jan Lucassen en RinusPenninx schrijven in hun boek Nieuwkomers; immigranten en hunnakomelingen in Nederland 1550-1985 (Meulenhoff - Amsterdam,1985): ‘Bij de binnenkomst van vrijwel elke enigszins omvangrijkegroep kwamen vanuit de ontvangende samenleving weerstandennaar voren, moesten stereotiepe beelden en vooroordelen overdeze immigranten en hun nakomelingenworden overwonnen en werd de groepnieuwkomers, al dan niet op basis van wetenregelgeving, gediscrimineerd of althansanders behandeld dan de ingezetenen.’(M.E.)Aan het einde van de 17e eeuw vestigdenveel Hugenoten (Franse protestanten) zichin Amsterdam. Velen kwamen terecht inhet boekenvak. Op de gravure: Franseboekwinkels in Amsterdam in 1715Gravure in het bezit van het AmsterdamsGemeentearchief (Wikipedia)59


i o - w e t e n s c h a p p e n e n m a a t s c h a p p i jIn een aantal (kleinere) Nederlandsegemeenten zal het aantal inwoners dekomende twee decennia afnemen. Maarer zal behoefte blijven aan meer huizen.Vooral in de Randstad. Mensen zullen vanhet platteland naar de stad trekken ende huishoudens worden kleiner. Door deindividualisering en de vergrijzing van desamenleving, komt er meer behoefte aankleinere woningen.60 3 | 2007 Over Bevolking


i o - w e t e n s c h a p p e n e n m a a t s c h a p p i jDoorbouwen graag!Komende decennia telt Nederland meer inwoners en nog meer huishoudensAndries de Jong en Henk HilderinkDe toekomst blijft altijd onzeker. Toch is het voor beleidsmakers belangrijk iets te wetente komen over hoe de Nederlandse bevolking er over enkele decennia uitziet. Ze moetenimmers voorbereidingen treffen zodat ook dan de bevolking naar behoefte kan wonen,werken, recreëren of naar school gaan. De eerste stappen moeten daar nu al voor wordengetroffen, want bijvoorbeeld een Vinexwijk stamp je niet in een paar jaar uit de grond.Gelukkig is het niet onmogelijk om een realistische schatting te maken van hoe de bevolkingover dertig, veertig jaar zal zijn samengesteld. Nederland kent een lange traditievan demografische prognoses. Prognoses die voor een belangrijk deel zijn gebaseerd optrends uit het verleden.Drs. A.H. (Andries) de Jong en Dr. H.B.M.(Henk) Hilderink werken als demograaf bijhet Planbureau voor de Leefomgeving enzijn betrokken bij het ontwikkelen vantoekomstmodellen. De Jong op het terreinvan regionale bevolkings- en woningmarktontwikkelingen,hij is projectleider vanPEARL een model voor regionale demografischeprognose, dat samen met het CBSwordt ontwikkeld. Hilderink leidt GISMO(Global Integrated Sustainability Modelling)en richt zich op mondiale bevolkings- engezondheidsontwikkelingen in relatie totbrede duurzaamheidsvraagstukken zoalsarmoede, klimaatveranderingen en debeschikbaarheid van voedsel en waterLeidsche Rijn bij Utrecht is anno 2006de grootste nieuwbouwlocatie en Vinexlocatievan NederlandTwee demografische golvenBezien over de afgelopen paar eeuwen hebben de westerse landen een karakteristiekpatroon in bevolkingsontwikkelingen gevolgd. Tijdens de zogenoemde ‘eerste demografischetransitie’ volgen veel landen een ontwikkeling waarin de cijfers voor degeboorte en de sterfte op vergelijkbare wijze veranderen. Zo is de combinatie van eenhoog gemiddeld aantal kinderen per vrouw en een hoge sterfte veranderd, doordateerst de sterfte afnam en vervolgens het aantal geboorten per vrouw. Dat stabiliseert debevolking, omdat de geboorte en de sterfte elkaar op een laag niveau in stand houden.De vruchtbaarheid is dan op het zogenoemde vervangingsniveau van iets meer dan tweeOver Bevolking 3 | 200761


a n d r i e s d e j o n gh e n k h i l d e r i n kb i o - w e t e n s c h a p p e n e n m a a t s c h a p p i jPlanbureaus voor de toekomstHet CBS, Centraal Bureau voor de Statistiek, brengt omhet jaar een langetermijnprognose voor heel Nederlanduit. Samen met het Planbureau voor de Leefomgeving(PBL) stelt het ook regionale prognoses op. Om ook eenbeeld te krijgen van andere invloeden op de bevolkingsontwikkeling,worden er periodiek scenario’s opgesteldwaarin de verwachte ontwikkelingen op het gebied vanbijvoorbeeld werk en economie, culturele aspecten alsgezinsverbanden, religie en vrijetijdsbesteding en natuur,milieu en ruimtelijke ordening worden meegenomen. Bijdergelijke langetermijnscenario’s zijn het CPB (CentraalPlanbureau), het PBL en SCP (Sociaal- en CultureelPlanbureau) betrokken. Het vertrekpunt bij dergelijkeprognoses en scenario’s zijn meestal ontwikkelingendie in het verleden hebben plaatsgehad. Dikwijls zijntoekomstige trends een voortzetting van trends uit hetverleden of variaties daarop.Het CBS vergaart in Nederland talloze gegevens overdiverse aspecten van de bevolking, natuurlijk overhuwelijk, geboorte, ziekte en dood, maar ook over meereconomische aspecten van het leven, zoals arbeid. Nietaltijd zijn de Nederlandse cijfers vergelijkbaar met dievan andere landen, ook al wordt binnen de EU gestreefdnaar eenvormigheid. Op heel veel plaatsen worden ergegevens van Nederlanders geregistreerd, die door hetCBS kunnen worden gebruikt: van ziekenhuizen totde Kamer van Koophandel. Maar volkstellingen zijn erniet meer. In Nederland was de eerste volkstelling in1795 en de laatste in 1971 (waartegen veel verzet was).Vanaf 1830 tot 1971 was er ongeveer elk decenniumeen volkstelling (onderbroken door de Tweede Wereldoorlog).Vanwege privacybescherming is de volkstellingvan 1981 niet meer gehouden en zijn ze in 1991officieel afgeschaft. In België werd tot 2001 vanaf 1846elke tien jaar een volkstelling gehouden. Incidentelevolkstellingen, zoals die van de Romeinen rond Jezusgeboorte, en trouw-, doop- en begrafenisregisters zijnook bronnen die demografen gebruiken.Hoe betrouwbaar zijn de gegevens en de oorspellingen?Dat is een voortdurende bron van zorg. Hoe ouder degegevens, hoe lastiger de betrouwbaarheid is te bepalen,maar ook van veel buitenlandse bronnen is de betrouwbaarheidniet altijd even groot. Toch moet de demograafhet er mee doen en proberen door het vergelijken vandiverse bronnen tot een zo goed mogelijk beeld tekomen. Voorspellen is nog moeilijker. Voorspellengeschiedt op basis van trends uit het verleden. Hoeverder de voorspelling in de toekomst ligt, hoe minderzekerheid er is, omdat er zoveel verschillende factoreninvloed op het eindresultaat kunnen hebben. Daaromwerken demografen vaak met verschillende scenario’s,dikwijls een hoog-, laag- en middenscenario,die gezamenlijk de ‘bandbreedte’ van detoekomstvoorspelling vormen. (M.E.)Over enkele jaren zal Nederland weer eenimmigratieland worden623 | 2007 Over Bevolking


d o o r b o u w e n g r a a g !kinderen per vrouw, een aantal dat voldoende is om zowel de vader als de moeder te‘vervangen’. Dat leidt op de langere termijn tot een stabiele omvang en leeftijdsopbouwvan de bevolking. Althans in theorie, want in de praktijk blijkt dat de vruchtbaarheidtot ver onder dit vervangingsniveau is gedaald. In plaats van te stabiliseren, krimpt debevolking daardoor. Dit fenomeen wordt de ‘tweede demografische transitie’ genoemd.Daarin zijn de verdere emancipatie van vrouwen, individualisering van de samenlevingen het combineren van kinderen en werk belangrijke facetten.Ook Nederland heeft een dergelijke dubbele demografische transitie doorgemaakt. NaarEuropese maatstaven is Nederland lange tijd een snelle groeier geweest. Vlak na deTweede Wereldoorlog vooral door een hoge vruchtbaarheid: drie kinderen krijgen, washeel normaal. De laatste twintig jaar zijn twee kinderen per gezin standaard gewordenen één op de vijf vrouwen blijft zelfs kinderloos. Daarmee is het geboortecijfer tussen de1,5 en 1,7 gekomen. Onvoldoende om de bevolking op langere termijn te laten groeien.Overigens waren de aanvankelijke snelle groei en de tien miljoen mensen die Nederlandvlak na de oorlog telde, een reden voor de overheid om de emigratie te stimuleren,anders zou Nederland te vol worden. Dat de Nederlandse bevolking toch snel bleefgroeien, kwam vooral door de komst van de ‘gastarbeiders’ en andere immigranten.Bevolking als mammoettankerHet volstaat niet om alleen naar de totale geboorte en sterfte te kijken. Zeker niet alswe geïnteresseerd zijn in de toekomst. Het totale aantal geboorten hangt namelijk nietalleen af van het gemiddelde aantal kinderen dat vrouwen krijgen, maar ook van hetaantal vrouwen in de vruchtbare leeftijdsgroepen van 15 tot 45 jaar. In Nederland ishet kindertal al in 1973 onder het vervangingsniveau van 2,1 gezakt – waardoor debevolking op termijn zal gaan afnemen. Maar doordat het aandeel van 15- tot 45-jarigevrouwen in de bevolking relatief groot is, komt het totale aantal geboorten toch hoog uit.Het aantal kinderen dat wordt geboren, ligt nog steeds substantieel hoger dan het aantalmensen dat overlijdt. Deze traagheid van de bevolking staat ook wel bekend als het‘bevolkingsmomentum’ en kan vergeleken worden met een mammoettanker. Om eenmammoettanker in Rotterdam te laten aanmeren, moet al voor de kust van Frankrijk demotor worden uitgezet. Voor de Nederlandse bevolking staat de motor al sinds 1973 inde achteruit. Desondanks groeit de bevolking door.a n d r i e s d e j o n gh e n k h i l d e r i n kHet combineren van kinderen en werkis een van de belangrijke facetten vande tweede demografische transitie© Mischa Keijser / Hollandse HoogteWat de massa is voor de mammoettanker,is de leeftijdsverdeling voor de bevolkingOver Bevolking 3 | 200763


a n d r i e s d e j o n gh e n k h i l d e r i n kfiguur 1 Leeftijdopbouw, 2005 en 2025b i o - w e t e n s c h a p p e n e n m a a t s c h a p p i jmannen90 - 9580 - 8470 - 7460 - 6450 - 5440 - 4430 - 34vrouwen2005202520 - 2410 - 140 - 4800 600 400 200 200 400 600 800x 1000vraag 1 Waarom wordt de bevolkingvergeleken met een mammoettanker?Wat de massa is voor de mammoettanker, is de leeftijdsverdeling voor de bevolking.Iemand die vandaag wordt geboren, blijft gemiddeld een jaar of tachtig tot de Nederlandsebevolking behoren. De demografische erfenis van de laatste zestig jaar bepaaltde huidige situatie: veel dertigers, de kinderen van de naoorlogse babyboom. Zelfs bijeen laag gemiddeld kindertal zorgen zij toch voor veel nieuwe kinderen. En vooralsnogzijn er weinig 65-plussers, zodat er relatief weinig sterfte is.De natuurlijke groei – het verschil tussen geboorte en sterfte – zakt langzaam naar nul,figuur 2 Bevolkingsgroei Nederland enEuropeese Unie (27 landen), 1975 - 20051.5%1.2%0.9%0.6EU-27Nederland0.30.01975 1980 1985 1990 1995 2000 2005643 | 2007 Over Bevolking


d o o r b o u w e n g r a a g !doordat het aantal vrouwen in de vruchtbare leeftijd gaat afnemen en doordat er meerouderen komen, die relatief snel zullen sterven. Over twintig jaar zal de natuurlijke groeizelfs onder nul duiken.De Nederlandse bevolking is de laatste jaren gegroeid met een half tot een heel procentper jaar. De gemiddelde bevolkingsgroei in de 27 landen die nu de Europese Unievormen, ligt ongeveer de helft lager. Dat komt doordat het gemiddelde kindertal pervrouw in Nederland relatief laat is gedaald tot het niveau dat nu kenmerkend is voorEuropa. Daarom is de Nederlandse bevolking nog relatief jong en worden er in absolutezin nog steeds veel kinderen geboren.a n d r i e s d e j o n gh e n k h i l d e r i n kMigratie wordt belangrijkerHet hoge groeicijfer van de Nederlandse bevolking zal echter snel dalen. De nationalebevolkingsprognose van het CBS voorspelt dat de Nederlandse bevolking de komendetwintig jaar nog maar met 600 duizend mensen zal groeien, gemiddeld 0,2 procentper jaar. Daar komt bij dat de laatste paar jaar beduidend meer mensen uit Nederlandvertrekken, dan zich hier uit het buitenland vestigen. Dit komt mogelijk door de aanscherpingvan de migratiewetgeving (zoals de nieuwe Vreemdelingenwet van 2001), eenrelatief slechte economische conjunctuur na de eeuwwisseling en een maatschappelijkklimaat met meer spanningen tussen verschillende bevolkingsgroepen. Maar over enkelejaren zal Nederland, zoals in de decennia voor de eeuwwisseling het geval is geweest,weer een immigratieland worden. Doordat de werkzame bevolkingsgroep (tussen 20en 65 jaar) afneemt, kunnen immigranten de toenemende behoefte aan werkkrachtenvervullen. Vooral mensen uit Oost-Europa zijn bij werkgevers in trek, maar ook dielanden kampen met een verminderde bevolkingsgroei of zelfs een afname. Ondanksdeze aanvulling van werkkrachten uit Europa en het feit dat vrouwen in Nederland vakerdan vroeger (zullen gaan) werken, zal dit onvoldoende blijken om de beroepsbevolkingop peil te houden.x 10002001801601401201008060402002005 2010 2015 2020figuur 3 Levendgeborenen,overledenen en buitenlandse migratie,2005 - 2024levendgeborenenimmigratiebevolkingsgroeioverledenenemigratieOver Bevolking 3 | 200765


a n d r i e s d e j o n gh e n k h i l d e r i n kfiguur 4 (links)Bevolking en huishoudens, 1960 - 2025figuur 5 (rechts)Jaarlijkse groei van de bevolking en hetaantal huishoudens, 1960 - 2025b i o - w e t e n s c h a p p e n e n m a a t s c h a p p i jMeer, maar kleinere huishoudensIn het kielzog van de groei van de bevolking is ook het aantal huishoudens in hetverleden sterk toegenomen. Hierbij groeide het aantal huishoudens vrijwel voortdurendsneller dan de bevolking. Dat zal ook de komende twintig jaar het geval blijven. Hetaantal huishoudens zal tussen 2005 en 2025 toenemen met 0,9 miljoen van 7,1 naar 8,0miljoen, terwijl de bevolking in die periode met slechts 0,6 miljoen groeit. Dat betekentdat het aantal huishoudens vier keer zo snel groeit. Dit fenomeen staat wel bekend alsde ‘huishoudensverdunning’: huishoudens krijgen minder leden. Datx miljoen 184%16141210864201960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 2015 2020 20253%3%2%2%1%1%0%1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 2015 2020 2025BevolkingHuishoudensaantal leden zakt de komende decennia van 2,3 personen per huishouden naar 2,1personen. Het verschijnsel ‘individualisering’ geldt als maatschappelijke verklaringvoor de huishoudensverdunning. Mensen zijn meer gericht op een individuele invullingvan levensloop, waarbij eigen voorkeuren en intenties de leidraad vormen. Zo gaattegenwoordig de helft van de kinderen als ze het ouderlijk huis verlaten alleen wonen,terwijl vroeger de meesten uit huis trouwden en een gezin stichtten. Die kinderen diewel direct of later gaan samenwonen, denken nog niet aan een huwelijk. Ze zien hetsamenwonen als een test van de duurzaamheid van hun relatie. Strandt de relatie, danDe huidige woningvoorraad is vooral voor gezinnen metkinderen, de vergrijzing zal aanpassing noodzakelijk makenvraag 2 Waarom zijn er, ondanks eenafnemende bevolkingsgroei, toch meerwoningen nodig?gaan ze weer verder als alleenstaande of, als er inmiddels toch kinderen zijn geboren,als alleenstaande ouder. Dit betekent dat huishoudens de komende jaren kleiner danvroeger zullen worden. Dat betekent dat er meer woningen nodig zijn, vergeleken metde situatie van weleer toen men veel vaker permanent als gezin bij elkaar woonde.Daarom zal er in de toekomst meer behoefte zijn aan kleine woningen, zoals appartementen,en minder aan de traditionele eengezinswoningen.Deze accentverschuiving op de woningmarkt wordt versterkt door de andere belangrijke663 | 2007 Over Bevolking


d o o r b o u w e n g r a a g !a n d r i e s d e j o n gh e n k h i l d e r i n k11511010510095902005 2010 2015 2020 20254.03.53.02.52.01.51.00.50.01960 1970 1980 1990 2000 2010 2020BevolkingBevolkingHuishoudensdemografische ontwikkeling: de vergrijzing. In 2005 was 14 procent van de bevolking65 jaar of ouder. In 2025 zal dit zijn toegenomen tot 21 procent. Van veel paren ophogere leeftijd zal een partner overlijden, waardoor de achtergebleven partner meestalalleen achterblijft. Hoewel velen zullen proberen zolang mogelijk in hun (eengezins)woning te blijven wonen, zal op termijn toch verhuizing naar een kleinere woning ofeen vorm van verzorgd wonen nodig blijken. Vooral als zich gezondheidsproblemenvoordoen. De huidige woningvoorraad is gebouwd voor gezinnen met kinderen, maarde vergrijzing zal aanpassing daarvan noodzakelijk maken. Niet alleen in grootte vande woningen, ook wat de toegankelijkheid betreft, zoals het wegnemen van drempelsen het aanbrengen van aangepaste toiletten en trapliften. Zulke aanpassingen zullenook buitenshuis nodig zijn: verlaagde stoepranden, opritten geschikt voor rolstoelen enrollators in plaats van trappen. Zo kunnen ouderen zo lang mogelijk in hun vertrouwdehuis of omgeving blijven wonen.Het devies is: stevig doorbouwen. Anders dreigteen ernstig woningtekortNaast bevolkingsgroei ook krimp in diverse regio’sDe bevolkingsgroei van 0,6 miljoen personen in de komende twintig jaar zal zichconcentreren in het westen van het land. De provincies Noord- en Zuid-Holland zullenhet sterkst groeien met elk een aanwas van zo’n 200 duizend inwoners. In relatief opzichtgroeit Flevoland echter het snelst, namelijk met zo’n 25 procent, terwijl andere provinciesonder de tien procent blijven. Voor provincies als Drenthe, Friesland en Gelderland ligteen stabilisatie van het inwonertal in het verschiet en zelfs een vermindering van debevolking zit in het vat voor de provincies Limburg en Zeeland. Overigens neemt hetinwonertal van Limburg al sinds 2002 af.Dat betekent echter niet dat in die delen van Nederland geen woningen meer hoevenfiguur 6 (links) Ontwikkeling vanbevolking en huishoudens, 2005 - 2025(2005 = 100)figuur 7 (rechts) Gemiddeld aantalpersonen per huishouden, 1960 - 2025Over Bevolking 3 | 200767


a n d r i e s d e j o n gh e n k h i l d e r i n kb i o - w e t e n s c h a p p e n e n m a a t s c h a p p i jfiguur 8 Aantal inwoners per provincie, 2005 en 2025 figuur 9 Aantal huishoudens per provincie, 2005 en 2025Zuid-HollandNoord-HollandNoord-BrabantGelderlandUtrechtOverijsselLimburgFrieslandGroningenDrenteFlevolandZeelandZuid-HollandNoord-HollandNoord-BrabantGelderlandUtrechtLimburgOverijsselFrieslandGroningenDrenteZeelandFlevoland0.0 0.5 1.0 1.5 2.0 2.5 3.0 3.5 4.0x miljoen0.0 0.2 0.4 0.6 0.8 1.0 1.2 1.4 1.6 1.8 2.020052025vraag 3 Waarom is er een trek naar degrote steden en waarom is daar ook eenextra bevolkingstoename?te worden gebouwd. Daarvoor is immers de ontwikkeling van het aantal huishoudensbepalend. Dat zal in heel Nederland dus met zo’n 0,9 miljoen zijn toegenomen in2025. Zuid-Holland zal in die periode groeien met zo’n 250 duizend huishoudensen Noord-Holland met ruim 200 duizend. Het devies in deze provincies is dus:stevig doorbouwen. Anders dreigt een ernstig woningtekort. Ook in de meeste andereprovincies zal het aantal huishoudens groeien, want ook daar geldt dat de groei van hetaantal huishoudens groter is dan die van de bevolking. Ook hier zal de woningvoorraadmoeten worden uitgebreid, wellicht kan dat worden beperkt tot een aantal kernen.Alleen in Limburg en Zeeland blijven de aantallen huishoudens de komende twintigjaar vrijwel gelijk. Ook hier vertaalt de afname van de bevolking zich, vanwege dehuishoudensverdunning, niet direct in leegstand van woningen.De bevolkingsgroei in Noord- en Zuid-Holland heeft vooral plaats in de grote stedenen de omringende gemeenten. Dit geldt vooral voor Amsterdam en Den Haag. OokFlevoland blijft de komende jaren fors groeien; dit hangt samen met de omvangrijke,geplande, woningbouw. In de relatief sterk vergrijsde Gooi en Vechtstreek, tenzuidoosten van Amsterdam, neemt het inwonertal echter af. Ook in veel gemeenten inhet Groene Hart van de Randstad zal sprake zijn van een bevolkingsafname. De sterkstebevolkingsafname in Limburg zal vooral te vinden zijn bij de kleine gemeenten rondMaastricht en in Zeeland bij de gemeenten rond de Westerschelde. Voor Groningen enDrenthe wordt een afname verwacht in de kleine noordoostelijke gemeenten, terwijl destedelijke regio Assen-Groningen juist zal groeien.683 | 2007 Over Bevolking


d o o r b o u w e n g r a a g !Kaart 1Kaart_2a n d r i e s d e j o n gh e n k h i l d e r i n kminder dan -10-10 tot 00 tot 1010 tot 2020 en meerminder dan -10-10 tot 00 tot 1010 tot 2020 en meerminder dan -10 %-10 tot 0 %0 tot 10 %10 tot 20 %20 en meer %Kaart 1 Kaart 2Economische groei brengt bloeiDe toename van het aantal huishoudens in de grote steden van Noord- en Zuid-Holland heeft alles te maken met de te verwachten economische groei. Deze isvaak in de stedelijke gebieden geconcentreerd. Grote gemeenten oefenen een sterkeaantrekkingskracht uit op jongeren. Hier zijn immers veel onderwijsinstellingen en veelbanen voor startende jongeren. Dat het aantal huishoudens in diverse randgemeentennog sterker toeneemt dan in de grote steden, hangt deels samen met de (geplande)woningbouw in deze gemeenten. Deze trekt, mede door de gunstiger woningprijzen,veel gezinnen uit de grote steden aan. Zo kennen de gemeenten die nu het snelstgroeien, zoals Berkel en Rodenrijs, Pijnacker-Nootdorp, Zoeterwoude en Barendrecht,alle een omvangrijke woningbouwproductie. Dat het aantal huishoudens vermindertin de provincies Groningen en Drenthe en de zuidelijke delen van Limburg enZeeland, komt doordat veel jongeren er wegtrekken vanwege een tekort aan werk- enopleidingsmogelijkheden.Kaart 1 Percentuele bevolkingsgroei pergemeente tussen 2005 en 2025(RPB/CBS regionale prognose, 2006)Kaart 2 Procentuele huishoudensgroei pergemeente tussen 2005 en 2025(RPB/CBS regionale prognose, 2006)antwoord 1 De opbouw van de bevolkingverandert maar langzaam doordat mensentegenwoordig gemiddeld tachtig jaarleven. Doordat er vlak na de TweedeWereldoorlog veel kinderen werdengeboren, zal het bijna tachtig jaar durenvoor die ‘geboortegolf’ uit de bevolking isverdwenen.antwoord 2 De huishoudens wordenkleiner. Doordat gezinnen minderkinderen tellen, jongeren langer alleenwonen en ouderen, nadat hun partneris overleden, langer zelfstandig alleenblijven wonen.antwoord 3 In de grote steden in deRandstad zal de economische groei groterzijn dan elders in het land, wat betekentdat mensen daarheen zullen trekken. Desteden trekken vooral jongeren, die nogeen gezin moeten stichten, door hungrotere mogelijkheden voor opleiding enhet beginnen van een bedrijfje.Over Bevolking 3 | 200769


i o - w e t e n s c h a p p e n e n m a a t s c h a p p i jOverbevolking is geenkwestie van louter teveelmensen, maar van eencombinatie van het aantalmensen en het beroep datzij op hun omgeving doen,hun welvaart. De aardestevent af op tien miljardbewoners, terwijl nu aleen groot deel in armoedeleeft. De rijkdommenzijn oneerlijk verdeeld enoverbevolking van de aardelijkt onafwendbaar. Tenzij wesnel kiezen: meer mensenen minder welvaart, of hettegenovergestelde.703 | 2007 Over Bevolking


i o - w e t e n s c h a p p e n e n m a a t s c h a p p i jKiezen of delenDe aarde heeft waarschijnlijk niet genoeg draagkracht voor tien miljardbewoners Paul GerbrandsDe aarde is snel op weg naar tien miljard wereldburgers. Maar er is discussie over devraag of de aarde daarmee overbevolkt is. In het dierenrijk leidt overbevolking tot hetwegtrekken of het vinden van een eigen ‘niche’ van een deel van de bevolking. Ookreduceert een gebrek aan voedsel, water of de uitbraak van een epidemie het aantalindividuen tot er weer evenwicht is met de natuurlijke hulpbronnen. Voorbeelden daarvanzijn vogelsoorten die minder eieren leggen als er gebrek is aan voedsel. Er zijn zelfssoorten waarvan jonge dieren hun jongere broertje of zusje doden om zelf te kunnenoverleven. En kuddedieren zoals herten, planten zich net zo lang voort totdat een strengewinter of een droge zomer de kudde flink uitdunt. Hoewel sommige aanhangers van eenparallellie tussen mens en natuur die verschijnselen ook bij mensen menen te zien, isde werkelijkheid genuanceerder. Kannibalisme bijvoorbeeld, heeft niets van doen metoverbevolking en door mensen overbevolkte gebieden kenmerken zich juist door eenhoog geboortecijfer in plaats dat er minder kinderen worden geboren. (zie ook het kadervan Van Hooff)Drs. P.J. (Paul) Gerbrands is historicus,leraar geschiedenis en voorzitter vande stichting ‘De club van tien miljoen’.Die stichting richtte hij in 1994 op omhet probleem overbevolking onder deaandacht te brengen. Hiertoe schreef hijveel artikelen en vier boeken. Gerbrandsgeeft lezingen, houdt spreekbeurten en issoms op radio en televisie te horen overhet onderwerp overbevolkingIntellectDe mens heeft nu eenmaal meer intellect dan het dier, ook al kun je de manier waarophij dat gebruikt ter discussie stellen. Mede daardoor beschikt de mens over meer werktuigenen mogelijkheden om zijn omgeving te beïnvloeden. Bij overbevolking verlegtde mens de grenzen van diens omgeving door zeer rationeel op zoek te gaan naarnieuwe mogelijkheden om als soort ongestraft, in groten getale en met behoud vanzoveel mogelijk welvaart, gelukkig verder te kunnen leven. Het liefst zet hij daarbij deHet liefst zet de mens de natuur naar zijn handnatuur naar zijn hand. Dat begon ooit met het domesticeren van landbouwgewassenen landbouwhuisdieren, het creëren van akkers, het bouwen van steden, inpolderenvan meren en zeeën en het bouwen van dammen en kanalen voor het irrigeren vanakkers en het leveren van drinkwater. Het eindigde met de introductie van kunstmest enbestrijdingsmiddelen, het centraal opwekken en opslaan van energie en het ingrijpenin de erfelijkheid teneinde nog profijtelijker voedingsgewassen en vee te kunnenproduceren.Wat de relatie met de natuur aangaat, lijkt de mens driedubbelblind. In blinde zucht naarOver Bevolking 3 | 200771


p a u l g e r b r a n d sb i o - w e t e n s c h a p p e n e n m a a t s c h a p p i jtelkens meer, blind voor een eventuele grens aan de groei en blind in zijn vertrouwen inde vooruitgang van wetenschap en techniek die elk probleem kunnen oplossen. Al aanhet eind van de achttiende eeuw voorspelde de Britse demograaf en econoom ThomasMalthus (1766-1834) dat de bevolkingsgroei de economische groei voor zou blijven, wattot hongersnood op grote schaal zou leiden. Hij introduceerde het Malthusiaanse plafond– de maximale omvang die de bevolking kan bereiken in verhouding tot de beschikbaregrond – en de Malthusiaanse catastrofe – waarbij de overbevolking zichzelf in evenwichtbrengt door een verhoogde sterfte. Inderdaad hebben diverse wetenschappelijke entechnische vindingen – waardoor de mens minder afhankelijk werd van het grondgebruik– het Malthusiaanse plafond geregeld omhoog gebracht. En ook is de mondialeMalthusiaanse catastrofe uitgebleven. Maar wetenschap en techniek hebben tot nu toeniet kunnen voorkomen dat op deze aarde ruim een derde van haar bewoners ondervoedis of in armoede leeft. Het is duidelijk dat een klein deel van de aardbewoners het zeergoed heeft ten koste van een groter deel van de wereldbevolking.De Britse demograaf en econoomThomas Malthus (1766 - 1834)Voetafdruk en Eerlijke Aarde-aandeelModerne ecologen spreken hier van een zeer ongelijkwaardige ‘ecologische voetafdruk’.Een verwant begrip is het ‘Eerlijke Aarde-aandeel’. Als alle bruikbare ruimte op aardeverdeeld wordt over alle mensen en de natuur voldoende ruimte krijgt om zichzelfte herstellen, dan zou elke bewoner gemiddeld recht hebben op 1,8 hectare. DitEerlijke Aarde-aandeel is inclusief de nodige ruimte voor het behoud van de mondialebiodiversiteit. Hoewel er kritiek is te geven op de diverse begrippen en rekenmethoden, ishet duidelijk dat de verdeling van de natuurlijke rijkdommen over de wereldburgers zeertabel 1 Het Living Planet Report van 2006geeft de volgende cijfers voor de gemiddeldeVoetafdruk per inwoner (per 2003)C o n t i n e n t e nL a n d e nNoord Amerika9,4 hectareVerenigde ArabischeEmiraten11,9 hectareEuropese Unie 4,8 hectare Verenigde Staten 9,6 hectareEuropa (niet EU) 3,8 hectare België & Luxemburg 5,6 hectareWereld 2,23 hectare Nederland 4,4 hectareMidden-Oosten enCentraal Azië2,2 hectare Hongarije 3,5 hectarevraag 1 Waarom lijkt de mens weldriedubbelblind?Latijns Amerika en Caraïben 2,0 hectare Turkije 2,1 hectareBeschikbare biocapaciteit 1,8 hectare Brazilië 2,1 hectareAzië (aan Stille Oceaan) 1,3 hectare Algerije 1,6 hectareAfrika 1,1 hectare China 1,6 hectareKenia0,8 hectareIndia0,8 hectare723 | 2007 Over Bevolking


k i e z e n o f d e l e nongelijk is. Een Nederlander gebruikt gemiddeld 4,4 hectare in plaats van de 1,8 hectarewaarop hij of zij recht heeft (zie tabel 1). De inwoners van India en Kenia hebben eenvoetafdruk van 0,8 hectare, die van China het dubbele en die van de Verenigde Statenleggen gemiddeld beslag op 9,6 hectare. Met 11,9 hectare leven de inwoners van deVerenigde Arabische Emiraten op de grootste voet. De vooruitzichten zullen er niet beterop worden als de huidige 6,5 miljard wereldburgers zich gedurende deze eeuw hebbenvermenigvuldigd tot ongeveer tien miljard. En de vermindering van de bruikbare gronddoor het stijgen van de waterspiegel, zal het aantal beschikbare hectaren per inwoneralleen maar verder verkleinen.‘Overbevolking’ en ‘vol’ zijn niet louter uitingen van subjectieve gevoelens, zoals de eenvan lege kusten houdt, terwijl de ander het strand pas waardeert als het er lekker naarpatat en zonnebrandolie ruikt. Het begrip is kwantificeerbaar en heeft een dreigenderealiteit. Stel bijvoorbeeld, dat heel de wereldbevolking van ruim zes miljard mensenhetzelfde welvaartspeil en consumptiepatroon zou willen hebben als Nederland heeft.Het is immers niet onredelijk dat ook elders mensen hetzelfde woonoppervlak, autobezit,energiegebruik en dezelfde voedselimport, vliegvakanties en luxegoederen zouden willenhebben als in Nederland. Met als consequentie dezelfde afvalproductie, verspillingen vervuiling. Dan zou de aarde niet 11,8 miljard hectare biologisch productieveoppervlakte moeten hebben, maar bijna 30 miljard hectare. Een onmogelijkheid, wanthet totale oppervlak van de aarde telt, exclusief de oceanen, ‘slechts’ vijftien miljardhectare, waarvan zo’n vier miljard hectare onvruchtbaar is. Aan alles zou tekort zijn enoveral zouden ruzies en oorlogen ontstaan. Dan is overbevolking geen vaag subjectiefbegrip meer, geen onduidelijk gevoel, maar een reële bedreiging van het bestaan.Ecologisch probleemOverbevolking is een ecologisch probleem. Overbevolking ontstaat als het beslag dateen bevolking doet op de natuurlijke hulpbronnen de draagkracht van het systeem teboven gaat. Overbevolking is dan ook het product van het aantal mensen en het beslagdat deze op hun omgeving leggen; voor het gemak: het welvaartsniveau. Zouden erbijvoorbeeld in Nederland minder mensen wonen en zouden zij allemaal minderhoge welvaartseisen stellen, dan zou dat geringere aantal mensen nog maar een kleinberoep hoeven te doen op andere delen van de wereld. Dit zou een verbetering vande kwaliteit van het leven voor de arme medemens elders in de wereld betekenen. Zobeschouwd is Nederland dus overbevolkt. Dat is voor de meeste bewoners van een vande dichtstbevolkte en rijkste landen ter wereld echter geen onderwerp van discussie. Demeeste mensen realiseren zich deze situatie niet en de werkelijkheid is, om Al Gore teciteren, een ‘ongemakkelijke waarheid’, want zo’n discussie zou ons teveel met de neusop de feiten drukken. Zo legt Nederland, vergeleken met bijvoorbeeld Ethiopië, eenwel heel grote claim op het ecologische draagvermogen van de aarde. Ruim 60 miljoenEthiopiërs verbruiken nog geen fractie van het voedsel en de energie die ruim 16 miljoenNederlanders jaarlijks opmaken. Het zal dan ook niemand verbazen dat de Nederlandseecologische voetafdruk aanzienlijk groter is dan die van de gemiddelde Ethiopiër.Hoe hoger het inwoneraantal van een land en hoe hoger het consumptieniveau, desp a u l g e r b r a n d s‘Overbevolking’ en ‘vol’ zijn niet louteruitingen van subjectieve gevoelens, zoalsde een van lege kusten houdt, terwijl deander het strand pas waardeert als het erlekker naar patat en zonnebrandolie ruiktOver Bevolking 3 | 200773


p a u l g e r b r a n d sb i o - w e t e n s c h a p p e n e n m a a t s c h a p p i jte groter is de behoefte aan zaken als voedsel, energie en water, dus aan ecologischegrond. (Overigens leidt ernstige armoede ook tot een grotere voetafdruk, doordat eenarme bevolking de financiële en technische middelen ontbreekt rekening te houdenmet het milieu, wat vervuiling, erosie en verlies van biodiversiteit doen toenemen.)Naarmate meer landen hetzelfde hoge niveau van welvaart krijgen, ontstaat op denduur een onoplosbaar probleem. Dan zal of de welvaart naar beneden moeten, of hetaantal inwoners. Het is al erg genoeg dat de gemiddelde ecologische voetafdruk van deNederlanders veel groter is dan verantwoord is en dan waarop zij recht hebben. Erger ishet dat het grootste deel van die afdruk van 4,4 hectare in het buitenland wordt gezet,want zelf heeft het dichtbevolkte Nederland slechts een kwart hectare beschikbaar voorelke inwoner.vraag 2 Voor wat is het ‘Eerlijke Aardeaandeel’een goede maat?EnergieprobleemOverbevolking is ook een energieprobleem. Naar verwachting zijn binnen enkeledecennia de fossiele brandstofvoorraden voor het belangrijkste deel uitgeput. Nu al zijnze bij geopolitieke problemen, zoals de oorlog in het olierijke Irak, beperkt voorradigen stijgt de prijs. Als het energiegebruik in Nederland op het huidige peil blijft of zelfstoeneemt, ontstaan daardoor problemen. Zou Nederland in z’n eigen energie kunnenvoorzien, bijvoorbeeld met alternatieve energiebronnen? Vooralsnog is dat lastig. Omalle voor de Nederlandse samenleving benodigde energie op te wekken met wind enzon, zouden er enkele honderdduizenden windmolens nodig zijn of zou een derde vanNederland met zonnecellen moeten worden vol gezet. Ook zouden zeer grote delen vanonze landbouwgrond kunnen worden ingezaaid met snelgroeiend rietgras of andere voorenergie uit biomassa geschikte gewassen. Dat alles zou een flink beslag leggen op de tochal schaarse ruimte en landbouwgrond in Nederland. Een voedselcrisis zou ongetwijfeldhet gevolg zijn. Kernenergie is nog een mogelijkheid, want er is voor zeker een eeuwsplijtstof voorradig, maar niet in Nederland. De bijdrage aan de reductie van broeikasgassenzou groot zijn, maar we zouden ons nageslacht wel opzadelen met radioactiefafval. Er zouden ook drastische besparingen van het huidige energiegebruik kunnenworden doorgevoerd, maar erg hoge percentages zijn op korte termijn niet te verwachten.Zeker niet als politici en economen de economische groei als een noodzakelijk voorwaardevoor een verdere ontwikkeling van Nederland blijven aanprijzen.Water- en voedselprobleemOverbevolking is ook een probleem van de beschikbaarheid van water en voedsel. Dewereldwijde vraag naar water blijft stijgen. Vooral de landbouw, maar ook industrieen huishoudens eisen een steeds groter deel van de watervoorraad op. Veel landenkampen met schaarste aan water. Zowel in kwantitatieve zin – er is te weinig water – alsin kwalitatieve zin – er is onvoldoende schoon water. Het is duidelijk dat gebrek aanwater leidt tot misoogsten, hongersnood, vluchtelingenstromen, etnische conflicten,besmettelijke ziekten en andere gezondheidsproblemen. Water en voedsel voor debevolking van door natuurrampen of oorlogen getroffen gebieden, zijn altijd de eerstevormen van hulp. Maar noch op de lange termijn, noch structureel, verandert daardoor743 | 2007 Over Bevolking


k i e z e n o f d e l e np a u l g e r b r a n d siets wezenlijks aan de leefomstandigheden van de bevolking.De internationale gemeenschap mag bij zichzelf te rade gaan over het moreel gehaltevan deze louter incidentele aanpak. Aan de ene kant worden mensen, terecht, geholpenen hoop gegeven op een (betere) toekomst. Aan de andere kant heeft de internationalegemeenschap weinig over voor echte maatregelen die de ellende van de betreffendebevolkingsgroepen structureel kunnen verlichten. Dikwijls ontbreken de politieke eneconomische wil om een daadwerkelijke en bij de betreffende cultuur passende vredete creëren in een door conflicten verscheurd gebied. Niet zelden zijn de tegenstellingenin het verleden aangewakkerd door de geïndustrialiseerde wereld zelf teneinde deeigen geo-politieke belangen veilig te stellen. Voorbeelden daarvan zijn het Palestijns-Israëlische conflict in het Midden-Oosten, de guerillaoorlog in Afhanistan, de strijdtussen Iran en Irak en de huidige crisis in Irak en de talloze brandhaarden in Afrika waarde plaatselijke regeringen, krijgsheren en diverse stammen alternerend werden gesteunddoor de verschillende grote mogendheden.Verder wordt ook weinig structureels ondernomen om arme landen en producentenuit die landen meer toegang te geven tot de (internationale) markt. Waar effectievemaatregelen in eigen economisch vlees snijden, geven de rijke landen meestal nietthuis– zoals het verminderen van protectionistische maatregelen aan de kant vande industriële landen, het tegengaan van het dumpen van goedkope of afgedankteproducten in arme landen, het beschermen van de prijzen van grondstoffen of hetterugdringen van de wapenverkoop aan arme regiems en instabiele regio’s. Datzelfdegeldt ook voor het verkleinen van de eigen ecologische voetafdruk ten gunste van dievan de bevolking van arme landen. Aan de eigen welvaart mag niet worden getornd,zelfs niet om de minimale en vaak onvoldoende leefomstandigheden van de armstenenigszins te verbeteren. En dat terwijl de geschiedenis laat zien dat welvaart uiteindelijkde bevolkingsgroei afremt (zie elders in dit Cahier).Wetenschappelijk en technologisch probleemHet is wellicht mogelijk dat de wetenschap en techniek duurzame oplossingen kunnenbieden voor een wereld die aan het eind van de 21 ste eeuw tien tot elf miljard mensen zaltellen. Dat brengt ons op het feit dat overbevolking ook een technisch probleem is. Vooralonder technische wetenschappers bestaat een hardnekkig geloof in de vooruitgang van demens. Zo is een argument tegen de eerder genoemde Malthusiaanse catastrofe dat al dieextra mensen ook extra hersencapaciteit, creativiteit en nieuwe oplossingen voortbrengen.De catastrofe is tot nog toe uitgebleven en het Malthusiaanse plafond is inmiddelsdiverse keren verhoogd. Ondermeer door de uitvinding van de stoommachine en deontwikkelingen in de landbouw die de relatie tussen de omvang van de bevolking en hetdaarvoor benodigde grondoppervlak gunstiger hebben gemaakt. De Groene Revolutie,waarbij rationele teeltmethoden de opbrengst van voedingsgewassen aanzienlijkAfbeelding uit 1975 uit een serie overoverbevolking en voedselschaarste© Berry Stokvis/Hollandse HoogteNoodhulp bij rampen verandert niets structureels aande leefomstandigheden van de bevolkingOver Bevolking 3 | 200775


p a u l g e r b r a n d sb i o - w e t e n s c h a p p e n e n m a a t s c h a p p i jhebben vergroot, is één van de oplossingen die de wetenschap heeft aangedragen voorvoedseltekort en armoede. En er zijn meer wetenschappelijke en technologische lijnendie kunnen leiden naar oplossingen voor de wereldwijde armoede waarop we afstevenen.© Herman Engbers / Hollandse HoogteHelaas is de werkelijkheid weerbarstig. Nogal wat van de scenario’s die worden geschetstom een wereldwijde ramp af te wenden, blijven in het domein van de science fiction.In theorie zijn ze ongetwijfeld mogelijk, maar de politieke, financiële en praktischeobstakels en de onzekerheid blijken zo groot, dat ze niet – en in elk geval niet op tijd –kunnen worden gerealiseerd. Veilige kernfusie bijvoorbeeld, is zo’n futuristische oplossingvoor het energieprobleem. Maar decennialang onderzoek en hoge investeringen hebbenkernfusie nauwelijks dichterbij de toepassing ervan gebracht en de publieke opinie inde Europese landen begint zich tegen dit soort centrales te keren. Datzelfde geldt voorandere technologische oplossingen voor een aantal problemen die de combinatie vangrote welvaart en vele miljarden aardbewoners met zich meebrengt. Het is zeker zo datwetenschap en technologie de draagkracht van de aarde kunnen vergroten en de last dieMalthusianen en De Club van Tien MiljoenDe Britse demograaf en econoom Thomas Robert Malthus (1766-1834) voorspelde op de grens van de achttiende en negentiendeeeuw dat de bevolkingsgroei sneller zou gaan dan de groei van devoedselproductie en dat dit zou leiden tot hongersnood. Wanneerde bevolking een plafond bereikt, bewerkstelligt een catastrofedat de overbevolking door een verhoogde sterfte – door hongeren ziekte – weer in evenwicht komt met de hulpbronnen. Alleenvoorbehoedsmiddelen en abortus zouden een ramp kunnenvoorkomen, maar daar was Malthus – zelf een Anglicaans predikant,faliekant tegen. Malthus en zijn aanhangers maakten zichvooral zorgen om het losbandige voortplantingsgedrag van arbeidersen paupers. Malthus was ervan overtuigd dat een stijgingvan de welvaart de bevolkingsgroei stimuleert. Het tegendeelblijkt echter waar. Hoe meer welvaart, hoe minder kinderen. Deneo-Malthusianen zijn minder pessimistisch over bevolkingsgroeien welvaart, maar stellen dat de draag-kracht van moeder aardenatuurlijke limieten stelt aan de bevolkingsgroei. Uitdrukkelijkzien de neo-Malthusianen een rol voor de technologie bij hetafwenden van de Malthusiaanse catastrofe. Door de ontwikkelingvan de technologie kan grond immers efficiënter worden gebruikt.Technologie-optimisten en technologie-pessimisten verschillenvan mening in hoeverre de technologische vooruitgang eencatastrofe van tien miljard aardbewoners kan afwenden.In elk geval is men het erover eens dat voorlichting overvoorbehoedmiddelen en vooral het gebruik daarvanbelangrijke middelen zijn om zo’n catastrofe uit te stellen,dan wel te voorkomen.In Nederland heeft de Stichting ‘De Club van Tien Miljoen’(CvTM) de draad van de Malthusianen en de Club van Rome,die in de jaren zeventig een ecologische ramp voorspeldedoor ondermeer overbevolking, welvaart, verspilling envervuiling, weer opgepakt in 1994. Op geen enkele wijze wildeze club, die ernaar streeft dat de maximale bevolking vanNederland tien miljoen mensen telt, geassocieerd wordenmet rassenpolitiek of gedwongen beperking van het aantalkinderen. CvTM streeft echter wel naar een overheidsbeleiddat op den duur moet leiden tot het aantal inwoners dat onsland aankan – tien miljoen. Sterke (financiële) prikkels omhet aantal kinderen en het migratieoverschot te beperken,moeten, als voorlichting onvoldoende effect heeft, daarbijniet worden geschuwd (www.overbevolking.nl).(M.E.)763 | 2007 Over Bevolking


k i e z e n o f d e l e np a u l g e r b r a n d sde groeiende bevolking op de natuurlijke hulpbronnen uitoefent, kunnen verminderen.Maar het tempo waarmee dat in het verleden is gebeurd, roept gerede twijfel op of demondiale introductie van die nieuwe technologie snel genoeg zal gaan.Politiek probleemPrincipieel hebben landen als China en India en alle andere ‘onderontwikkelde’ landenrecht op evenveel welvaart, onderwijs, gezondheidszorg en consumptiegoederen als dewesterse landen. Als we uitgaan van het principe van de ecologische voetafdruk en wezouden allemaal zo willen leven als de gemiddelde Noord-Amerikaan, die 9,4 hectarebiologisch productieve grond behoeft, dan zou er op aarde plaats zijn voor slechts1,25 miljard mensen. Houden we het welvaartsniveau van de gemiddelde Nederlanderaan, dan is 2,7 miljard de limiet. Het is duidelijk dat de aarde op dit moment eenwereldbevolking van zes miljard mensen op een welvaartspeil van de hoogst ontwikkeldelanden al niet kan dragen. Dan zijn voor de toekomst maar twee oplossingen denkbaar:met velen arm of meer welvaart per persoon met minder mensen.Daarmee is overbevolking dus vooral een politiek probleem. Daarom moet er openerworden gediscussieerd over de consequenties van het huidige product van welvaart enbevolking, waarvan de uitkomst te groot is voor de huidige draagkracht van de aarde. Ditwordt echter niet gevoeld als een (politieke) urgentie. Kennelijk zijn de meeste mensenvraag 3 Kun je uitrekenen hoeveel hectareper persoon het Eerlijke Aarde-aandeel isals er tien miljard wereldburgers zijn? Opwelk niveau zou onze welvaart dan zijn?Overbevolking is vooral een politiek probleemnog niet onder de indruk van de dreigende ramp die overbevolking heet. Toch moet dekwestie in het politieke circuit onder ogen worden gezien en zal de keuze nu moetenworden gemaakt. Want of men – bijvoorbeeld in Nederland – kiest voor het verlagen vande welvaart of voor het terugdringen van de bevolking, de effecten daarvan zullen pasover een aantal decennia merkbaar zijn. Als we nog langer talmen, zullen toekomstigegeneraties onze generatie daarom veroordelen.antwoord 1 De mens is in blinde zuchtnaar telkens meer, blind voor eeneventuele grens aan de groei en blind inzijn vertrouwen in de vooruitgang vanwetenschap en techniek.antwoord 2 Om het beroep dat inwonersvan verschillende landen op het aardoppervlakdoen met elkaar te kunnenvergelijken en om een indicatie te gevenvan de maximale combinatie van hetaantal wereldburgers en het niveau vanwelvaart.antwoord 3 Het biologisch bruikbareoppervlak van de aarde telt 11,8 miljardhectare. Bij tien miljard bewoners is dat1,18 hectare per persoon. Vergelijkbaar methet gemiddelde welvaartsniveau van hetAfrikaanse continent of tussen dat van deinwoners van India en China in.Over Bevolking 3 | 200777


i o - w e t e n s c h a p p e n e n m a a t s c h a p p i jBevolkingsbeleidVan verplichte sterilisatie tot de gratis pilDe meeste westerse landen hebben, net als Nederland geen officiëlebevolkingspolitiek. Ze voeren geen beleid dat de omvangen samenstelling van de bevolking moet beïnvloeden. Natuurlijkhebben tal van maatregelen wel invloed op de bevolkingsontwikkeling,maar die worden niet om demografische redenen genomen.Zo werd de kinderbijslag ooit ingevoerd om ouders met kinderentegemoet te komen in de kosten die met het opvoeden gepaardIn 1979 werd in China het één kind beleid ingevoerd.Op de foto staan drie generaties die te maken hebben met dezebevolkingspolitiekgaan. Het was een sociaal-economische maatregel en geenstimulans om meer kinderen te krijgen. Toch kunnen kinderbijslagen andere financiële steun voor ouders ertoe bijdragen dat mensen(nog) een kind nemen. Ook stimuleren dat vrouwen meer gaanwerken, er meer kinderopvang komt en andere maatregelen dieworden genomen vanwege arbeidsmarkt en emancipatie, kunnendemografische effecten hebben. Uit onderzoek blijkt overigens datde effecten van die maatregelen op het aantal kinderen beperkt is.Nederland stelt zich op het standpunt dat kinderen krijgen eenvrije keuze van ouders is. De overheid heeft niets in de slaapkamerte zoeken. Wel proberen steeds meer landen, waaronder Nederland,het ouders gemakkelijker te maken om voor kinderen tekiezen. Bijvoorbeeld door het combineren van werk en gezinte vereenvoudigen. Gaat het om sterfte, een andere belangrijkefactor in de bevolkingssamenstelling, dan is het overheidsbeleidgericht op het verbeteren van de volksgezondheid en niet op hetstimuleren of afremmen van de bevolkingsgroei, de vergrijzing ofandere demografische processen. Bij migratie ligt het wat anders,maar ook daar wordt het beleid in hoofdzaak ingegeven doorde arbeidsmarkt (arbeidsmigranten) en door humanitaire overwegingen(gezinshereniging, vluchtelingen, asielzoekers).Rechtstreeks ingrijpen in de bevolkingsontwikkeling staat vaak opgespannen voet met de mensenrechten. Omdat vooral autoritaireregimes specifieke bevolkingspolitiek hebben gebruikt, is dit beleidniet populair.Eén kind beleidEen schoolvoorbeeld van zo’n soort bevolkingspolitiek is hetChinese ‘één kind beleid’. Het werd in 1979 ingevoerd om eeneinde te maken aan de zeer snelle bevolkingsgroei in China. Hetwas een ‘tijdelijke maatregel’, die nu al bijna dertig jaar van krachtis, ook al is in de loop der tijd wat versoepeling aangebracht. Ditbeleid beperkt de vrije keuze van ouders en staat daarmee haaksop fundamentele mensenrechten. Boetes voor ouders die meerdan één kind kregen, druk om abortus te laten uitvoeren en zelfsgedwongen sterilisatie kwamen en komen voor, net als selectieveabortus van meisjes. Dit harde beleid heeft wel effect gehad,want het Chinese vruchtbaarheidscijfer is zeer sterk gedaald tot78 3 | 2007 Over Bevolking


e v o l k i n g s b e l e i dr e d a c t i eInformatieongeveer het Nederlandse niveau. Het Chinese beleid heeftbelangrijk bijgedragen aan een afname van de groei van dewereldbevolking, naar schatting zijn in de eerste twintig jaarvan dit beleid 300 miljoen kinderen minder geboren. Hetgevolg van het ‘één kind beleid’ is wel een snel oplopendevergrijzing van de bevolking op wat langere termijn. Ookin andere landen kwam de vrijheid in het geding door een– van het Nederlands InterdisciplinairDemografisch Instituut (NIDI) dat ontwikkelingen in omvang ensamenstelling van de bevolking onderzoekt.– van het Centraal Bureau voor de Statistiek waarnationale bevolkingspolitiek. Zo werden in het Roemeniëvan Ceauşescu in de jaren zeventig het gebruik van voorbehoedsmiddelenen abortus van de ene op de andere dagillegaal verklaard. En in delen van India was, ook in de jarenzeventig, een min of meer gedwongen sterilisatie deel vanhet beleid.Gelukkig zijn er ook veel vormen van bevolkingsbeleid diemensen een vrije keuze laten. Ze worden gestimuleerd doorhet bevolkingsfonds van de Verenigde Naties (UNFPA). Goedevoorbeelden daarvan zijn het geven van voorlichting overgezinsplanning als onderdeel van gezondheidsprogramma’svoor moeder en kind en het verstrekken van betrouwbare enbetaalbare voorbehoedmiddelen. Jaarlijks worden honderdenmiljoenen dollars uitgegeven aan family planning. Desondanksis er nog steeds meer behoefte aan anticonceptie dan er beschikbaaris. In ontwikkelingslanden zou het gaan om ruim 150miljoen vrouwen, vooral in Afrika. (NvN)Over Bevolking 3 | 200779


i o - w e t e n s c h a p p e n e n m a a t s c h a p p i jBegrippenlijstAllochtooniemand die zelf in het buitenland is geborenof van wie tenminste één ouder in het buitenlandis geboren. Iemand die zelf als migrantnaar Nederland is gekomen behoorttot de eerste generatie, iemand die inNederland is geboren als nakomeling vande eerste generatie, behoort tot de tweedegeneratie allochtonen.Autochtooniedereen in Nederland met twee in Nederlandgeboren ouders.Ecologische voetafdrukhet beslag dat een persoon (of een gemiddeldeinwoner van een staat) legt op denatuurlijke hulpbronnen op aarde (grond,voedsel, water, milieu). Het Eerlijke AardeAandeel geeft aan op hoeveel hectarevruchtbare grond elk mens op aarde rechtheeft (de beschikbare grond gedeeld doorde wereldbevolking).Emigrantiemand die voor langere tijd uit Nederlandvertrekt.Etnische minderhedenallochtone groepen waarop het minderhedenbeleidvan toepassing is. In de praktijkkomen deze groepen vrijwel overeen metniet-westerse allochtonen.Geboortegolfopvallende stijging van het aantal geboorten(zoals in Nederland vlak na de TweedeWereldoorlog, de baby boomers genoemd).Geboortecijferaantal geboorten per jaar per duizendpersonen; het aantal geboorten per vrouwheet het vruchtbaarheidscijfer.Huishoudensverdunningvermindering van het aantal leden van eenhuishouden.Levensverwachtinghet aantal jaren dat iemand gemiddeld televen heeft bij een bepaalde leeftijd.Meestal wordt ermee de gemiddelde levensverwachtingbij geboorte bedoeld.Immigrantiemand die zich voor langere tijd in Nederlandvestigt.Malthusiaanse catastrofeverhoogde sterfte door honger en ziekte bijoverbevolking. Treedt op als de bevolkingsomvangeen maximum M(althusiaansplafond) ten opzichte van de beschikbaregrond overschrijdt. Genoemd naar ThomasRobert Malthus (1766 - 1834).Multiculturele samenlevingeen samenleving die ten gevolge van immigratieuiteenlopende culturen kent. Hetmulticulturalisme waardeert dat positief ensteunt culturen van minderheidsgroepenactief.Niet-westerse allochtoonallochtoon van wie de herkomst ligt ineen niet-westers land (alle landen in Azië,Afrika en Latijns-Amerika, behalve demeest geïndustrialiseerde landen). OokTurkije wordt tot de niet-westerse landengerekend.Ontgroeningafname van het aandeel jongeren in debevolking (bijvoorbeeld doordat er minderkinderen (per vrouw) worden geboren).Perinatale sterftesterfte van een kind vanaf 22 wekenzwangerschap tot zeven dagen na degeboorte.Vestigingsoverschot of vertrekoverschotverschil tussen het aantal immigranten enemigranten.Vergrijzingtoename van het aandeel 65-plussers inde bevolking (bijvoorbeeld door een naijlendegeboortegolf of toename van degemiddeld levensverwachting).Zuigelingensterftesterfte van een kind tijdens het eerstelevensjaar.80 3 | 2007 Over Bevolking


Over BevolkingDemografische ontwikkelingen in Nederland en daarbuitenIs Nederland nou vol of niet? Feit is dat Nederlandeen van de dichtstbevolkte landen ter wereld is.Toch leven we, zo op een kluitje, in relatieve paisen vree samen. Dat valt niet te zeggen over eenaantal andere delen van de wereld, die op ditmoment in totaal ruim zes miljard zielen telt enhard op weg is naar de tien miljard bewoners.Gebieden die vaak lang niet zo dichtbevolkt zijnals Nederland. Er zijn dan ook heftige discussiesover de vraag wat overbevolking inhoudt en of deAarde overbevolkt is.Sommigen menen dat het tij van een groeiendewereldbevolking snel moet worden gekeerd en weernst moeten maken met een wereldwijde geboortebeperking.Want catastrofen, zelfs oorlogen, rondde beschikbaarheid van voedsel, grondstoffen,schoon water, milieu en ruimte liggen in hetverschiet. Anderen denken dat het zo’n vaart nietzal lopen en dat de wal het schip vanzelf zal keren.De mondiale stijging van de welvaart zal het aantalgeboorten doen afnemen en technologische oplossingenzullen catastrofen voorkomen, verwachten zij.In dit cahier ‘Over Bevolking’ zetten deskundigenvan diverse pluimage uiteen hoe de Nederlandsebevolking en de wereldbevolking de afgelopeneeuwen zijn veranderd. Ze besteden aandacht aande oorzaken daarvan, maar ook aan de gevolgen.Ze vergelijken de situatie in Nederland met diein andere landen en ook met de gebeurtenissenin het dierenrijk. Diverse toekomstscenario’s passerende revue en de gevolgen van ontgroening,vergrijzing, migratie, leefstijl en het krimpen engroeien van de bevolking worden besproken.Bio-Wetenschappen en Maatschappij Kwartaalcahiers zijn een uitgave van de onafhankelijkeStichting Bio-Wetenschappen en Maatschappij.Elk nummer is geheel gewijd aan een thema uit delevenswetenschappen, speciaal met het oog op demaatschappelijke gevolgen ervan.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!