13.07.2015 Views

TOETSTAAK 39: ONGEVAL

TOETSTAAK 39: ONGEVAL

TOETSTAAK 39: ONGEVAL

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>TOETSTAAK</strong> <strong>39</strong>: <strong>ONGEVAL</strong>Vaardigheid: spreken.Doelstelling: de cursist kan in een gesprekssituatie en op beschrijvendniveau zijn beleving (d.i. wensen, noden en gevoelens) verwoorden envragen naar de beleving van zijn gesprekspartner.Verwerkingsniveau: beschrijvend.Context: openbaar en privé-vervoer.Publiek: onbekende taalgebruiker.1. Materiaal nodig voor deze toetstaak• Voor elke cursist een toetsblad.• Voor uzelf:- een kopie van het toetsblad- een cassetterecorder om het gesprek op te nemen2. Het afnemen van de toetstaak2.1. Het introductiegesprekU kan deze toets best beginnen met een kort gesprekje over ongevallen. Het isbelangrijk voor het goede verloop van de toetstaak dat de cursist even kanpraten zonder dat hij daarop beoordeeld wordt. U vraagt de cursist te kijkennaar de tekening op zijn toetsblad over een ongeval . Daarna kan u volgendevragen stellen: Heeft de cursist al eens zoiets meegemaakt? Wat is er toengebeurd? Is hij al eens getuige geweest van een ongeval? Wat heeft hij toengedaan?2.2. Mondelinge instructies voor de cursistenNa het introducerend gesprek geeft u de cursist de volgende instructie:‘Kijk naar de tekening op je toetsblad. We gaan dit spelen. Ik ben de fietser, ikheb een ongeval. Ik heb pijn aan mijn been. Je hebt alles gezien en bentongerust. Je maakt je zorgen over mij. Je komt naar mij en stelt vragen. Steldrie vragen. Je mag de woorden bij de tekening op je toetsblad gebruiken. Jemag nu beginnen. Veel succes!!!’Richtlijnen docent www.cteno.be/voorbeeldtoetstakenToetstaak: spreken <strong>39</strong>


3. Ondersteunende didactische principes3.1. Aandachtspunten bij het afnemen van de toetstaak• Dit is een open gesprek waarbij de cursist drie vragen stelt aan de gewondefietser. Toch is het belangrijk dat u bijkomende vragen stelt als de cursisteen item niet spontaan vermeldt. In dit geval kunnen de hulpvragen er alsvolgt uitzien:“Wat moet ik nu doen, ik denk dat mijn been gebroken is?”“Hoe moet ik nu naar huis?”U kan natuurlijk ook andere hulpvragen stellen. Het is wel belangrijk dat erniet te snel hulpvragen gesteld worden: de cursist moet voldoende tijdkrijgen om spontaan zinnen te formuleren.• Het kan voorkomen dat een cursist onvoorziene dingen zegt of vraagt. In ditgeval kan u hierop naar eigen goeddunken reageren. Het is ook aangeradendit op het scoreblad van de cursist te noteren. Op die manier kan u hiernaarteruggrijpen en op vergelijkbare manier reageren bij andere cursisten. Tochis het belangrijk rekening te houden met het feit dat hoe meer u alstoetsafnemer tussenkomt of reageert, hoe meer verschillen tussen decursisten gecreëerd worden. Om de objectiviteit van de toetsen zoveelmogelijk te garanderen, moet dit laatste in de mate van het mogelijkevermeden worden.3.2. Het afstemmen van de toetstaak op de kenmerken van uw cursistengroepIndien u denkt dat het thema niet echt geschikt is voor uw cursisten, kan unatuurlijk kiezen voor een andere topic. Zo kan u een spreektaak maken waarinde cursisten aan een nieuwe medecursist moeten vragen wat hij van Belgiëvindt.Richtlijnen docent www.cteno.be/voorbeeldtoetstakenToetstaak: spreken <strong>39</strong>


4. Het beoordelen en interpreteren van de resultaten4.1. Het beoordelingsmodelDe nadruk ligt op het overbrengen van de inhoud van de boodschap, niet op devorm. Wanneer de vorm van wat de cursist zegt het begrijpen van deboodschap echter belemmert, krijgt de cursist een lagere score op devormelijke elementen.Het spreektempo mag laag zijn, maar het gesprek moet in zijn geheel nietlanger duren dan 5 minuten.ToetsitemsPreconditieDe cursist voert een gesprek dat in relatie staat tot de gegeven opdrachtItem 1.Item 2.Item 3.De cursist kan een eerste relevante vraag stellen aan hetslachtoffer van het ongeval. Minimumvereiste: bijvoorbeeld: fietskapot?De cursist kan een tweede relevante vraag stellen aan hetslachtoffer van het ongeval.De cursist kan een derde relevante vraag stellen aan hetslachtoffer van het ongeval.SpreekdurfDe cursist doet actief mee aan het gesprek en wacht niet telkens hulpvragenvan de toetsafnemer af om een goed antwoord te formuleren.VormDe cursist maakt eenvoudige korte zinnen, minimaal een onderwerp enpersoonsvorm. De zinnen mogen op dit niveau nog af en toe fouten bevattenzoals: uitspraakfouten, fouten tegen de woordvolgorde,... . De fouten diegemaakt worden, hebben geen systematisch karakter; er worden niet steedsdezelfde fouten gemaakt EN de boodschap die de cursist in het gesprek wiloverbrengen, blijft ten alle tijde en voor iedereen duidelijk begrijpbaar.OF:De cursist formuleert zinnen, maar maakt systematisch dezelfde fouten,bijvoorbeeld tegen de woordvolgorde, vervoeging,.... OF/EN de cursist maaktveel fouten, maar de boodschap is nog steeds duidelijk begrijpbaar.OF:De cursist formuleert onvolledige zinnen of beperkt zich tot enkele lossewoorden. Hij herhaalt enkel de instructie of kan helemaal geen antwoordgeven. De boodschap is hier en daar onduidelijk/niet begrijpbaar.Score111110,50Totaal 5Richtlijnen docent www.cteno.be/voorbeeldtoetstakenToetstaak: spreken <strong>39</strong>


Naam: …………………………………..Datum: ……………..............................TOETSKijk naar de tekening op je toetsblad. We gaan dit spelen. Ik ben de fietser, ikheb een ongeval. Ik heb pijn aan mijn been. Je hebt alles gezien en bentongerust. Je maakt je zorgen over mij. Je komt naar mij en stelt vragen. Steldrie. Je mag de woorden bij de tekening op je toetsblad gebruiken. Je mag nubeginnen.Toetsblad cursist www.cteno.be/voorbeeldtoetstakenToetstaak: spreken <strong>39</strong>

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!