13.07.2015 Views

Milieukwaliteit - Maasvlakte 2

Milieukwaliteit - Maasvlakte 2

Milieukwaliteit - Maasvlakte 2

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

InrichtingDe diepte, helling en taluds van de putten hebben geen effecten op de luchtkwaliteittijdens de aanleg. Vanuit luchtkwaliteit is geen voorkeur uit te spreken op de vraag of dezandwinning vanuit luchtoptiek beter dieper of ondiep zou kunnen worden uitgevoerd.LocatieDe resultaten van de effectbepaling Luchtkwaliteit zijn mede afhankelijk van delocatiekeuze voor de zandwinputten. Indien de zandwinputten verder weg liggen van delandaanwinning, wordt het aantal vaarkilometers groter. Dit vergroot dus het totalebrandstofverbruik. Zoals opvalt uit de vergelijking tussen scenario S1a (dichtbij) en S2(ver weg) telt het feit dat de brandstof verder weg wordt verstookt harder dan hetverstoken van meer brandstof in absolute zin. De bijdragen aan deimmissieconcentraties in S2 zijn immers kleiner dan bij S1a.De hoge immissiewaarden van S3 zijn toe te schrijven aan de grotere afstand tot delandaanwinning en de ongunstige ligging van deze extra kilometers ten opzichte van deheersende windrichting. Hierdoor zijn de concentraties op de immissiepunten per saldotoch hoger dan bij de andere scenario’s.UitvoeringDe snelheid van winnen en het materieel dat ingezet wordt bepalen de duur en degrootte van de luchtkwaliteitseffecten. Een snelle winning zoals in de scenario’s S1a, 2en 3 levert per jaar hogere immissiewaarden dan trage winningen zoals in de scenario’sS1b en 4. Daar staat tegenover dat de hogere immissies nog meer tijdelijk zijn (2 jaar)dan de bijdrage gedurende 5 jaar bij de trage winning. Sneller winnen betekent meerbrandstofverbruik per jaar.De conclusie is dat een snelle winning weliswaar meer bijdraagt aan de immissieconcentraties maar dat deconcentratietoename nog tijdelijker van aard is.In scenario 4 wordt gebruikgemaakt van baggerschepen die omstreeks 1992 of latergebouwd zijn. Deze schepen kennen emissiewaarden die voor veel stoffen lager zijndan bij de oudere schepen waarmee in de andere scenario’s wordt gerekend. VoorPM 10 is het emissie kental voor de oude (1985-1989) en de nieuwere schepen (1990-1994) in beide gevallen 0,8 gram per kilowattuur. De inzet van schepen die omstreeks1992 gebouwd zijn geeft geen reductie van de fijnstofconcentraties ter plaatse van dereferentiepunten. De verslechtering van de luchtkwaliteit (PM 10 ) wordt als gevolg vaneen dergelijke maatregel niet kleinerBij het doen van aannames voor de uitvoeringswijze is een bovengrensbenaderingaangehouden. In de effectbepaling is bijvoorbeeld uitgegaan van schepen met eenhoger dan gemiddeld brandstofverbruik en dat het lossen plaatsvindt middels hetleegpersen van het schip. Een analyse van de mogelijk combinaties en de toelichting opde bovengrensbenadering is onderdeel van de bijlage <strong>Milieukwaliteit</strong>.MER Aanleg - Bijlage <strong>Milieukwaliteit</strong>9P7008.A5/<strong>Milieukwaliteit</strong>/R005/GJM/Nijm- 79 - 5 april 2007

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!