13.07.2015 Views

Monitor - Maasvlakte 2

Monitor - Maasvlakte 2

Monitor - Maasvlakte 2

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Monitor</strong>


Inhoud1. Onderzoek achter de schermen van een groot project 52. Doel van de monitoring 93. Zandwinning 154. <strong>Monitor</strong>ing van landaanwinning 235. Wordt vervolgd... 27


VoorwoordDe aanleg van <strong>Maasvlakte</strong> 2 is in volle gang. Hiervoor zijn alle benodigde procedures afgerond. De uitvoeringgebeurt zoals is beschreven in de plannen en de daarvoor noodzakelijke vergunningen. De laatste bevatteno.a. uitgebreide voorschriften over het controleren van de effecten van de aanleg en de daarvoor noodzakelijkezandwinning in de Noordzee. Hiervoor wordt door het Havenbedrijf Rotterdam N.V. een uitgebreid meetprogrammauitgevoerd. Dat leidt tot uitvoerige technische rapporten. Die zogenaamde monitoringsrapportagesworden periodiek aangeboden aan de bevoegde gezagen. In het verhaal dat voor u ligt hebben we de belangrijkstezaken uitgelegd, met als doel dat een ieder die dat wil kan volgen wat er allemaal gebeurt.Er is nog nooit zoveel onderzoek gedaan naar de effecten als bij de aanleg van <strong>Maasvlakte</strong> 2. Dat komt omdat dehuidige regels voor bijvoorbeeld de effecten op de natuur gebaseerd zijn op het voorzorgsbeginsel. Dat betekentdat je vooraf alle onzekerheden zo goed mogelijk in kaart moet brengen en van de meest ongunstige situatiemoet uitgaan. Met dat uitgangspunt zijn effecten op de natuur voorspeld en worden ze gecompenseerd door deaanleg van nieuwe natuur. Door bijvoorbeeld de aanleg van rustgebieden voor vogels in de Voordelta en nieuweduinen aan de kust bij Delfland. Door te kijken wat er werkelijk gebeurt, kun je de effecten toetsen aan deaannames in de uitgevoerde milieueffectstudie. Als deze significant afwijken, dienen er maatregelen te wordengenomen. Daarnaast geeft het ook kennis die gebruikt kan worden voor nieuwe projecten. Het betekent dat jeniet alleen moet meten om te controleren, maar juist ook moet meten om te leren. En dat is precies wat we doenbij de aanleg van <strong>Maasvlakte</strong> 2. Meten is dan opeens ook boeiend en nuttig, omdat ons het inzicht geeft in dewerkelijke effecten op bijvoorbeeld de schelpdieren, de eidereenden en de stromingen langs de kust.3Dit verhaal gaat over de effecten van de aanleg van <strong>Maasvlakte</strong> 2, nog niet over de effecten van het gebruik.De aanleg en de daarvoor noodzakelijke grootschalige zandwinning in de Noordzee zijn de eerste tastbare veran deringen.Deze werkzaamheden vallen geheel onder de verantwoordelijkheid van het Havenbedrijf Rotterdam NV.Tiedo VellingaProjectorganisatie <strong>Maasvlakte</strong> 2Havenbedrijf Rotterdam N.V.


Sinds januari 2009 varen sleephopperzuigers af en aan om het op zee gewonnen zandvoor <strong>Maasvlakte</strong> 2 aan te voeren. Wie ter plekke een kijkje gaat nemen, kan met eigenogen zien dat de realisatie van dit nieuwe haven- en industrieterrein snel vordert.Maar naast het winnen van zand en het maken van land, gebeurt er ook veel achter deschermen van dit grote project. Zo is een team van deskundigen van het HavenbedrijfRotterdam N.V. druk bezig met monitoring: onderzoek waarmee de vinger aan de polswordt gehouden – tijdens de aanlegwerkzaamheden én daarna.achter de schermen van eengroot project1.OnderzoekZwarte doos, magnetron, zeefBij de monitoring van de aanleg van <strong>Maasvlakte</strong> 2wordt van alles gemeten, geregistreerd engeanalyseerd. Dat begint al op de sleephopperzuigerszelf. De routes die de schepen varen,de precieze plekken waar ze het zand van dezeebodem opzuigen, hoeveel zand er bij elketrip in het ruim (‘beun’) komt, waar het wordtgelost – het wordt allemaal vastgelegd metapparatuur die ongeveer op dezelfde manierwerkt als een zwarte doos (flight recorder) ineen vliegtuig. Aan boord van de sleephopperzuigersvindt meteen ook al de eerste analyseplaats: van elke vracht met zand worden monstersgenomen, in een magnetron gedroogd en eenuurtje later door een zeef gehaald om de korrelgroottete bepalen. Diezelfde monsters gaanvervolgens naar een laboratorium voor eenaantal extra analyses.5


6Taarten, slib, satellietbeeldenEn we brengen nog veel meer in kaart. Zoals deafmetingen van de zandwinput. En bijvoorbeeldook de samenstelling van de zeebodem in hetzandwingebied én in de wijde omgeving ervan;voorafgaand en na afloop van de zandwinning.Dit gebeurt door vanaf een onderzoeksschipmet een buis taartvormige plakken van debovenste laag van de zeebodem af te snijden, envervolgens in een laboratorium te meten hoeveellevend materiaal en hoeveel slib er in die taartenzit. En over slib gesproken: vissersboten diehet Havenbedrijf voor de gelegenheid heeftafgehuurd, varen routes langs de kust tussenWalcheren (Zeeland) en Callantsoog (Noord-Holland). Onderweg laten we een honderd kilozware kooi met allerlei technische snufjes tewater om op verschillende plekken en dieptenwatermonsters te nemen. Aan de hand van diemonsters bepalen we hoeveel slib en hoeveelalgen het water bevat. Daarvoor gebruiken weook satellietbeelden.Onderwatergeluid meten,larven van kokkels tellenEn verder? We meten hoeveel geluid desleep hopperzuigers onder water maken.We bepalen of het steeds groter wordendedeel van <strong>Maasvlakte</strong> 2 dat boven water uitsteektde stroming in de vaargeul naar deRotterdamse havens beïnvloedt. Enzovoort.Er zijn larven van kokkels geteld. Er is zelfsonderzocht of er in het voorjaar voor diezelfdelarven wel genoeg te eten was. Kortom,SleephopperzuigerSlibbeeld NoordzeeOnderwater meetapparatuur: Silt Profiler


Onderwater meetapparatuur: bodemschaafwat de aanleg van <strong>Maasvlakte</strong> 2 teweegbrengtin het kust systeem wordt via het monitoringsprogrammaop de voet gevolgd.Over deze rapportage<strong>Monitor</strong>ing is bij grote projecten niet ongebruikelijk. Wél bijzonder is dat het monitoringsprogramma in het geval van <strong>Maasvlakte</strong> 2 zointensief en veelomvattend is. Waarom is datzo? Op welke onderwerpen is de monitoringgericht? En hoe wordt het onderzoek aangepakt?Dat lichten we toe in deze monitoringsrapportage.Hoewel er inmiddels al heel veelmateriaal verzameld is, is het nog te vroeg voorconclusies over resultaten. Daarvoor zijn reeksenvan gegevens nodig over een periode vanmeerdere jaren. Bovendien is er een duidelijkerolverdeling: het Havenbedrijf doet het onderzoek,maar uiteindelijk is het aan de ministeriesdie de vergunningen voor de aanleg hebbenverleend om daaraan conclusies te verbinden.Met deze eerste ‘<strong>Maasvlakte</strong> 2 <strong>Monitor</strong>’presenteren we dan ook vooral een momentopname.Het werk gaat door, de monitoringeveneens. Wordt vervolgd…7Meetpunten <strong>Monitor</strong>ing <strong>Maasvlakte</strong> 2


<strong>Monitor</strong>ing laat zien wat de effectenzijn van de aanleg van <strong>Maasvlakte</strong> 2.We registeren wat er gebeurt. Maar datniet alleen: we willen het ook begrijpen.2.Doel van demonitoring<strong>Maasvlakte</strong> 2 in het kortVoordat we aan het doel van de monitoringtoekomen, is het misschien nuttig eerst nogeven in herinnering te roepen waarom het ookalweer te doen is bij de aanleg van <strong>Maasvlakte</strong> 2.<strong>Maasvlakte</strong> 2 is een landaanwinning in zee. Netals de bestaande <strong>Maasvlakte</strong>. Om <strong>Maasvlakte</strong> 2heen komt een zeewering – een soort dijk – vanongeveer 11 kilometer lang. Daarbinnen komende nieuwe havens en bedrijventerreinen teliggen. Het zand dat nodig is om de zeeweringen de terreinen aan te leggen wordt voor hetovergrote deel gewonnen op de Noordzee.Daarnaast wordt zand gebruikt dat vrijkomt bijhet uitdiepen van de havenbekkens en bij hetdoorsteken van de Yangtzehaven, de toekomstigetoegangspoort voor de grote zeeschependie vanaf 2013 <strong>Maasvlakte</strong> 2 gaan aandoen.De eerste fase van de werkzaamheden duurttot 2013. Deze fase staat in het teken van debouw van de zeewering, het maken van circa600 hectare bedrijventerrein en het realiserenvan de infrastructuur (kades, rails en dergelijke)voor schepen, treinen en vrachtwagens.In de tweede fase (naar verwachting vanafongeveer 2018) worden de resterende terreinenaangelegd. In de eindsituatie (2033) is er intotaal 1.000 hectare aan nieuwe terreinen.De zeewering, de havens, de infrastructuuren de overige voor zien ingen nemen eveneenscirca 1.000 hectare in beslag. In totaal krijgt<strong>Maasvlakte</strong> 2 dus een om vang van 2.000 hectare(20 vierkante kilo meter). Het HavenbedrijfRotterdam N.V. legt <strong>Maasvlakte</strong> 2 aan vooreigen rekening. Hiertoe zijn leningenafge sloten bij diverse banken.9<strong>Maasvlakte</strong> 2 in de eindsituatie


Milieueffectrapporten <strong>Maasvlakte</strong> 2de voortgang van de zandwinning, eens perkwartaal verschijnt een vergelijkbare rapportageover de voortgang van de landaanwinning.10Het Havenbedrijf heeft de aannemerscombinatiePUMA gecontracteerd om de aanlegwerkzaamheden,inclusief de zandwinning, uit te voeren.PUMA staat voor Projectorganisatie Uitbreiding<strong>Maasvlakte</strong>, een samenwerkingsverband van deondernemingen Boskalis en Van Oord.Onderzoek vooraf, vergunningenverleendAan de aanleg van <strong>Maasvlakte</strong> 2 is een langevoorbereiding voorafgegaan. Het Havenbedrijfheeft die periode benut om de verwachtemilieueffecten van het project op een rij tezetten in twee milieueffectrapporten: het MERAanleg <strong>Maasvlakte</strong> 2 (over de zandwinning ende landaanwinning) en het MER Bestemming<strong>Maasvlakte</strong> 2 (over inrichting en gebruik van<strong>Maasvlakte</strong> 2). Een onafhankelijke commissievan milieudeskundigen heeft de milieueffectrapportengetoetst en goedgekeurd. Ook is eenzogenoemde Passende Beoordeling uitgevoerd.Daarin is in kaart gebracht welke gevolgen<strong>Maasvlakte</strong> 2 heeft voor beschermde natuurgebiedenen de beschermde planten en dierendie daar leven. Al dit onderzoek heeft eenbelangrijke rol gespeeld bij de besluitvorming.In 2008 zijn de besluitvormingsproceduresafgerond. De gemeente Rotterdam heeft hetBestemmingsplan voor <strong>Maasvlakte</strong> 2 vastgesteld.En voor de aanleg van <strong>Maasvlakte</strong> 2 zijn debenodigde vergunningen aan het Havenbedrijfverleend. Het gaat om drie vergunningen waarvoorhet Ministerie van Verkeer & Waterstaatverantwoordelijk is: één om het land te kunnenmaken, één om het zand te mogen winnen,en een derde vergunning waarin het beheeren onderhoud van de zeewering is geregeld.Daarnaast verleende het Ministerie van LNVeen vergunning op grond van de Natuur beschermingsweten een ontheffing op grond van deFlora- en faunawet.Informatie voor: (1) handhavingvergunningen, en (2) evaluatiewerkelijke milieueffectenDe vergunningen vormen de leidraad bij de aanlegvan <strong>Maasvlakte</strong> 2. Er zijn allerlei voorschriften,voorwaarden en afspraken in vastgelegd. Debetrokken ministeries controleren of die in depraktijk worden nageleefd: handhaving. Voordeze handhavingstaak zijn allerlei gegevensnodig. In de vergunningen is bepaald dat hetHavenbedrijf deze gegevens aanlevert: eensper maand rapporteert het Havenbedrijf overDe metingen, registraties en analyses dietijdens de uitvoering van de werkzaamhedenplaatsvinden, zijn dus voor een deel bedoeldom handhaving mogelijk te maken.Er is ook nog een tweede doel. Dat tweede doelis evaluatie van de daadwerkelijke milieueffecten:kloppen de voorspellingen uit het MER Aanleg<strong>Maasvlakte</strong> 2? De eindverantwoordelijkheid voordeze evaluatie ligt eveneens bij de betrokkenoverheden. Ook daarvoor wordt de monitoringgebruikt.Waarom is zo’n evaluatie zinvol? In het MERAanleg <strong>Maasvlakte</strong> 2 zijn de effecten van dezandwinning en de landaanwinning zo goedmogelijk voorspeld. Het onderzoek is gebaseerdop de meest actuele kennis en de beste modellen.Bovendien zijn de onderzoekers voorzichtigte werk gegaan: ze hebben het zekere voorhet onzekere genomen. Steeds was de vraag:wat is nou het ergste wat kan gebeuren, deworst case? De vergunningen zijn vervolgensop zulke worst cases gebaseerd. Op voorhandis met deze aanpak de kans op tegenvallers zoklein mogelijk gemaakt. Maar degelijk onderzoektijdens de uitvoering (en daarna) zorgt voor eenextra waarborg. Want stel dat zich in de praktijk


Het onderzoek is steeds gekoppeld aan de zand­toch onverwachte ontwikkelingen blijken voor tedoen. Dan is het in de eerste plaats van belangdit zo snel mogelijk te signaleren. En vervolgensmoet – eveneens snel – vastgesteld kunnenworden wat de oorzaken zijn. Zijn er externefactoren in het spel, die los staan van het werkaan <strong>Maasvlakte</strong> 2? Of heeft de aanleg en aanwezigheidvan <strong>Maasvlakte</strong> 2 op de een of anderemanier een bepaalde invloed die vooraf niet tevoorzien was? Zo ja, hoe komt dit dan precies?En meer in het algemeen: wat valt er uit zo’nevaluatie te leren met het oog op toekomstigeandere projecten in de kustzone, zoals windparkenen zandwinningen voor kustversterking?De drijfveer voor hetHavenbedrijf: verplichtingennakomen én inzicht verwervenHet zal duidelijk zijn: monitoring van de aanlegvan <strong>Maasvlakte</strong> 2 is geen luxe of liefhebberij.De monitoring brengt de informatie op tafeldie de betrokken ministeries nodig hebbenom hun wettelijke taken te kunnen uitvoeren.Aan het daartoe vereiste onderzoek moet hetHavenbedrijf een grote bijdrage leveren.Daarover zijn afspraken vastgelegd in devergunningen. Zonder zulke afspraken warende vergunningen niet verleend; in dat opzichtdient het monitoringsprogramma dus ook hetbelang van het Havenbedrijf zelf. En nu we deverplichtingen eenmaal zijn aangegaan, voerenwe het onderzoek meteen maar zo goed mogelijkuit. Onze drijfveer is zo veel mogelijk inzichtte verwerven. Anders gezegd: we willen nietalleen registreren wat er gebeurt, we willen ditook begrijpen.<strong>Monitor</strong>ing van zandwinning enlandaanwinning, óók met het oogop de natuurIn de volgende hoofdstukken laten we een aantalvoorbeelden zien van de onderzoeksvragendie in de monitoring aan de orde komen, en demanier waarop dit onderzoek wordt aangepakt.winning of de landaanwinning, waarbij er in eenaantal gevallen aandacht uitgaat naar mogelijkeeffecten voor de natuur.De wetgeving op het gebied van natuurbeschermingbrengt met zich mee dat bij projectenzoals <strong>Maasvlakte</strong> 2 al het mogelijke in hetwerk gesteld moet worden om effecten voorbeschermde natuurwaarden zo klein mogelijkte houden. In de milieueffectrapportage ende Passende Beoordeling is uitgezocht hoedit bereikt kan worden. Daartoe zijn analysesgemaakt van verschillende ketens van ingrependie uiteindelijk – via een aantal stappen – toteffecten voor beschermde soorten zouden kunnenleiden. Bij de monitoring kijken we vooral naarde schakels in het begin van zulke ketens: hoegroot is de ingreep in werkelijkheid, en wat zijnnu in de praktijk de feitelijke consequentiesvoor de omstandigheden waarin de levendenatuur moet kunnen gedijen? Het onderzoeknaar slibconcentraties (zie het volgende hoofdstuk)is een goed voorbeeld van deze aanpak.11


Ook monitoring van inrichtingen gebruik van <strong>Maasvlakte</strong> 2en van de natuur com pen satieDe aanleg van <strong>Maasvlakte</strong> 2, en de monitoringdaarvan, staan niet op zichzelf. Tegelijk metde besluitvorming over de aanlegvergunningenzijn ook besluiten genomen over de twee anderecomponenten van het project en de daarbijbehorende monitoringsprogramma’s:• Bestemmingsplan: inrichting en gebruik.In 2008 heeft de gemeente Rotterdam hetBestemmings plan voor <strong>Maasvlakte</strong> 2 vastgesteld.Daarin zijn de voorwaarden voorinrichting en gebruik van het nieuwe haven- enindustriegebied opgenomen. De milieueffectenzijn beschreven in het MER Bestemming<strong>Maasvlakte</strong> 2. Het gaat daarbij bijvoorbeeldover de soorten bedrijven die zich op<strong>Maasvlakte</strong> 2 mogen gaan vestigen en demilieubelasting die dat soort bedrijvig heidmet zich meebrengt. Ook is onderzocht welkegevolgen het gebruik van <strong>Maasvlakte</strong> 2 naarverwachting heeft voor het verkeer, voor geluid,voor de luchtkwaliteit, enzovoort.Voor inrichting en gebruik zal eveneens eenmonitoringsprogramma worden uitgevoerdom de werkelijke milieu effecten te evalueren.Het Havenbedrijf gaat een deel van de daarvoorbenodigde gegevens aanleveren.• Natuurcompensatie: bodembeschermingsgebieden duincompensatie. <strong>Maasvlakte</strong> 2 neemtruimte in beslag (circa 2000 hectare) in deVoordelta. Dit is een beschermd natuurgebied.De vereiste natuurcompensatie is inmiddelsgeregeld door op een andere plek in de Voordeltaeen groot bodembeschermingsgebied (25.000hectare) in te stellen. Sinds 1 juli 2008 magdaar geen zware bodem beroerende visserijmeer plaatsvinden. Binnen het bodembeschermingsgebiedzijn bovendien drie rustgebiedenaangewezen. Daarnaast is het noodzakelijkeventuele nadelige effecten voor duingebiedente compenseren.Is <strong>Maasvlakte</strong> 2 eenmaal in gebruik, dan komter meer scheepvaartverkeer. Luchtveront rei nigingals gevolg van dit extra scheepvaartverkeerheeft mogelijk een negatieve invloed op de duinnatuur.Dit wordt ruimschoots gecompenseerddoor voor de kust van Delfland een nieuwduingebied van 35 hectare aan te leggen.De rijksoverheid voert de monitoring vanzowel het bodembeschermingsgebied als deduincompensatie uit.13


Voor de aanleg van <strong>Maasvlakte</strong> 2 wordenmiljoenen kuubs zand gewonnen.Wat betekent dat voor de zeebodem?Maakt de zandwinning het water tijdelijktroebeler? En hoe meten we dat?3.ZandwinningHoe gaat de zandwinningin z’n werk?Uiterlijk in 2013 wordt fase 1 van de aanlegvan <strong>Maasvlakte</strong> 2 afgerond. Op dat momentis de complete zeewering gereed en is ercirca 600 hectare binnenterreinen aangelegd.Daarvoor is 240 miljoen kubieke meter zandnodig: meer dan 160 keer voetbalstadionDe Kuip vol zand. Van die 240 miljoen kuubmoet ruim driekwart uit de Noordzee komen.De rest wordt verkregen via ‘interne winning’:hergebruik van zand dat vrijkomt bij het doortrekkenvan de Yangtzehaven en het op dieptebrengen van de havenbekkens. Met dit laatstegaat PUMA in de loop van 2010 beginnen.De winning vanuit de Yangtzehaven – met eenzogenoemde snijkopzuiger – is al in september2008 gestart. Dit heeft tot eind 2009 zo’n5 miljoen kuub zand opgeleverd. De zandwinningop zee vindt plaats met sleephopperzuigers.Het gebied voor de zandwinning ligt zo’n11 kilo meter uit de kust. De zee is daar meerdan 20 meter diep. Is een sleephopper zuigerin dit zandwingebied gearriveerd, dan laat debemanning een lange zuigbuis naar de zeebodemzakken. Vervolgens vaart het schiplangzaam zo’n 2 tot 2,5 kilometer recht vooruit,de zuigbuis achter zich aan slepend. Intussenwordt een mengsel van zand en water van dezeebodem opgezogen en opgeslagen in hetruim. Dit ruim is al snel vol, want behalve zandkomt daar in eerste instantie ook veel opgezogenwater in terecht. Door vervolgens nogenige tijd door te zuigen en overtollig watervia de ‘overvloei’ terug te laten lopen in zee,wordt het ruim tot bovenaan met zand gevuld.Daarna vaart het schip terug om het zandte lossen bij <strong>Maasvlakte</strong> 2. Hoe daarmee delandaanwinning wordt gerealiseerd, beschrijvenwe in het volgende hoofdstuk.15


16eerste fase zand in miljoen m 3Enkele feiten & cijfers overhet zandbedrijfOp de website www.maasvlakte2.com is eenzandmeter te vinden. Die krijgt eens per weekeen update. De zandmeter hieronder toont ‘destand van het zand’ per eind 2009. In totaalwas op dat moment ongeveer 79 miljoen kuubuit zee binnengehaald, ruim 40% van de totalehoeveelheid die in fase 1 buitengaats gewonnenmoet worden.31-12-2009De sleephopperzuigers zijn continu aan hetwerk; 24 uur per dag, 7 dagen per week. Doorhet jaar heen zijn er gemiddeld steeds zes totzeven schepen tegelijk in de weer. PUMA heeftin 2009 in totaal 20 verschillende schepeningezet. Die hebben samen tot eind 2009 meerdan 9.000 trips tussen het zandwingebied en<strong>Maasvlakte</strong> 2 gemaakt. De gemiddelde hoeveel ­heid gewonnen materiaal per trip is circa5.000 kuub. Wekelijks versleept de completevloot 2 tot 3 miljoen kuub zand. In 2010 gaatPUMA in ongeveer hetzelfde tempo door metde zandwinning, in elk geval tot aan de zomer.Ook na 2010 wordt er nog zand op zee gewonnen,maar normaal gesproken is de piek in dezandwinning vanaf begin 2011 achter de rug.Van al het gewonnen zand worden monstersgenomen en geanalyseerd, onder meer omde korrelgrootte van het zand te bepalen.Dat is van belang voor de aanlegwerkzaamhedenen daarom ook voorgeschreven.Zo is fijn zand bruikbaar om de terreinen op tespuiten, voor de buitenzijde van de zeeweringis grover zand beter geschikt omdat groterezandkorrels minder snel wegspoelen. Inmiddelszijn er duizenden monsters geanalyseerd.De resultaten van deze analyses, en ook demonsters zelf, worden keurig opgeslagen ineen archief. Tot nu toe is nog bij geen enkeleanalyse gebleken dat het gewonnen zand eenwezenlijk andere samenstelling heeft dan voorafwerd verwacht. Wel worden met het zandmee ook andere objecten opgezogen: bijvangstin de vorm van vliegtuigbommen en mammoetbotten.Maar daarover meer op pagina 21.


Zandwingebied 10 km uit de kustZandwinput: hoe diep, hoe groot,en wat gebeurt er als de winningklaar is?Op de Noordzee wordt sinds jaar en dag zandgewonnen voor allerlei projecten en onderhoudswerkzaamheden. Dat zal in de toekomstblijven gebeuren, bijvoorbeeld voor het versterkenvan de kust (zandsuppleties). Terwijl voorheende windiepte niet groter mocht zijn dan maximaal2 meter beneden de zeebodem, is in hetgeval van <strong>Maasvlakte</strong> 2 uiteindelijk gekozenvoor een windiepte tot maximaal 20 meter benedende bestaande zeebodem. Hét voordeeldaarvan is dat de omvang van het verstoordeoppervlak van de zeebodem dan veel kleinerblijft dan bij een ondiepe winning. Naast demaximale diepte zijn in de Ontgrondingen wetvergunningook nog andere voorschriften voorde vorm en afmetingen van de zandwinput(ten)vastgelegd, bijvoorbeeld voor hoe steil dehellingen aan de zijkant mogen zijn.In 2008 is met een nulmeting de bodemliggingin het zandwingebied in kaart gebracht: ziehet plaatje linksboven. Tijdens de zandwinninggebeurt dat eens per maand opnieuw. Hetmiddelste plaatje toont een opname van eind2009. De zandwinput die in een jaar tijd ontstaanis, is duidelijk te zien. Nu de zandwinningnog volop gaande is, kan met dergelijke opnamessteeds gecontroleerd worden of de voorschriftenuit de vergunning worden aangehouden. Maarook na beëindiging van de winning wordt debodemligging periodiek bepaald, minimaal5 jaar lang. Dat maakt inzichtelijk hoe een relatiefdiepe zandwinput zich in de loop der tijd ontwikkelt:in welke mate vult zo’n put zich vooreen deel weer op met zand uit de omringendezee bodem, in welk tempo gebeurt dat, hoelang duurt het voordat de situatie weer minof meer stabiel is? Deze kennis kan van paskomen bij toekomstige projecten.Bodemdiertjes bovenin dezeebodem: komen ze terug?In de toplaag van de zeebodem – de bovenste10 centimeter – leven enorme aantallen kleinebodemdiertjes. Dit bodemleven (‘benthos’) isvan belang omdat het aan de basis staat van devoedselketen: vissen en vogels eten ervan. Bijzandwinning verdwijnt het ter plekke aan wezigebodemleven. Ook rondom de winputten kan hetbodemleven worden beïnvloed doordat er meerslib op de zeebodem terechtkomt en daarmeede samenstelling van de bodem verandert.In het milieueffectrapport is voorspeld dat hetbodem leven in het zandwingebied binnen enkelejaren na beëindiging van de winning weervolledig hersteld zal zijn: er vindt ‘rekolonisatie’plaats. De stroming voert namelijk vanuit deomgeving larven aan die zich in de aangetastebodem gaan nestelen. Het monitoringsprogrammamoet gaan uitwijzen of deze voorspelling klopt:keert het bodemleven inderdaad terug, en verloopdat inderdaad in het voorspelde tempo?Net als bij alle andere onderzoeksvragen in hetmonitoringsprogramma is het ook in dit gevalvan groot belang om eerst – via een nulmeting– een goed beeld te hebben van de stand vanzaken voorafgaand aan de zandwinning. Andersis immers niet vast te stellen of er een verschil istussen de situatie vóór en ná de zandwinning.Bovendien zijn zogenoemde referentiemetingennoodzakelijk in verder weg gelegen gebieden.Zonder vergelijkingsmateriaal uit zulke referentiemetingenzou het onmogelijk zijn uitsprakente doen over het precieze effect dat de zandwinningveroorzaakt.In 2006 en in 2008 hebben we nulmetingengedaan in een groot gebied: op 300 plekken ineen vele kilometers brede strook langs de kust17


dagen. Algen zijn het voedsel voor larven18tussen Zeeland en Noord-Holland. Bij dit soortonderzoek worden plakken van de bodem geschaafden taartvormige schijven uit de toplaagvan de bodem afgesneden. Van dit materiaalwordt de samen stelling bepaald: de korrelgroottevan het zand, het slibgehalte en de hoeveelheidbodemleven. In 2009 hebben we dit op honderdlocaties opnieuw gedaan. Maar zolang dezandwinning nog volop aan de gang is, heefthet geen zin ook al in de zandwinput zelfbodemmonsters te nemen en te analyseren.Dat gebeurt later en het gaat door tot zo’n tienjaar na beëindiging van de zandwinning.Vertroebeling van het waterdoor slib: minder voedsel voorbeschermde vogels?In het zand dat de sleephopperzuigers vande zeebodem opzuigen zit ook een bepaaldehoeveelheid slib (deeltjes die kleiner zijn dan63 micrometer). Via de ‘overvloei’ komt eendeel van dit slib weer terug in het water.Omdat slibdeeltjes heel klein zijn, blijven zelang in het water zweven: rond de sleephopperzuigervormt zich een soort pluim van slib,die zich met de stroming mee gaat verspreiden.Ook zonder zandwinning zweeft er overigensaltijd slib in het zeewater. Vooral na een zwarestorm, zoals op 26 mei 2009, is het zeewatertijdelijk aanzienlijk troebeler omdat het bewegendewater dan veel slib van de zeebodemloswoelt. Uiteindelijk zakt het dit slib weernaar de zeebodem.Waarom is slib van belang?Waarom is het van belang te weten hoeveel sliber in het water zit, en hoeveel extra slib er doortoedoen van de zandwinning in het water terechtkomt?Dat heeft onder meer te maken met eenmogelijk effect op het voedselaanbod voorbepaalde beschermde vogelsoorten: vooraleenden die schelpdieren eten, zoals de eidereenden de zwarte zee-eend. De ‘route’ naar ditmogelijke effect verloopt via een aantal stappen:Meer slib maakt het water troebeler, waardoorde lichtinval vermindert.•Dit kan tot gevolg hebben dat de jaarlijkse•‘voorjaarsbloei’ later optreedt dan andershet geval zou zijn. De voorjaarsbloei is deplotselinge verhoging van de hoeveelheid algenin het zeewater die zich in het voorjaaraandient als gevolg van het stijgen van dewatertemperatuur en het lengen van devan schelpdieren die in het voorjaar in hetwater zweven. Voor de groei van deze larvenis van belang dat er voldoende voedselbeschikbaar is op het moment dat ze dit hethardste nodig hebben. Verschuift de voorjaarsbloei,dan lopen de larven mogelijk eengroeiachterstand op voordat ze zich in debodem nestelen. Nemen we aan dat ze dezegroeiachterstand niet meer inhalen, danblijven de schelpdieren dus ook daarnakleiner dan wanneer ze wél optimaal vande voorjaarsbloei hadden kunnen profiteren.Uiteindelijk heeft dit – bij een bijzondere•combinatie van ongunstige factoren – alsmogelijke consequentie dat er in het gebiedwaarin het slib zich verspreidt minder voedselbeschikbaar is voor beschermde soortenzoals de eidereend en de zwarte zee-eenddie deze schelpdieren op het menu hebben.Het zal duidelijk zijn: we hebben het hier overeen ingewikkelde keten van elkaar opvolgendeeffecten. Maar ook duidelijk is dat het allemaalbegint met vertroebeling van het water door eentijdelijk hogere slibconcentratie. Vandaar danook dat er in de milieueffectrapportage veelwerk is verzet om met behulp van modellen inkaart te brengen via welk patroon het slib dat bij


de zandwinning vrijkomt zich door het zeewatergaat verspreiden. In het monitorings programmaonderzoeken we of dit voorspelde patroon inderdaadklopt. De milieu effectrap portage heeftuitgewezen wat in de meest ongunstige situatie(worst case) de maximale toename van de slibconcentratiezou kunnen zijn in de beschermdenatuurgebieden in de Noordzee; en daarvoor isook een bovengrens bepaald die niet overschredenzou mogen worden. De monitoring moet duidelijkmaken of de werkelijke concentraties inderdaadbeneden die grens blijven. En zouden ze ertoch bovenuit komen, dan moeten we via demonitoring kunnen vaststellen of dit is terug tevoeren op natuurlijke omstandigheden (zoals hetweer) of dat de zandwinning voor <strong>Maasvlakte</strong> 2daaraan een belangrijke bijdrage levert. Voorwaareen lastige puzzel.Aanpak van het slibonderzoekHet onderzoek is gericht op het verspreidingspatroonvan het slib gedurende het gehele jaar,terwijl er daarnaast specifiek onderzoek plaatsvindtnaar wat er zoal gebeurt tijdens de periode vande voorjaarsbloei. Om met dit laatste te begin nen:in 2009 zijn tussen half april en begin juni op driepunten in de Haringvlietmond watermon stersgenomen om de dichtheden van schelpdierlarvenén (eetbare) algen te bepalen. Daaruit blijkt dater in de eerste week van mei een hele duidelijkepiek waarneembaar was in het aantal schelpdierlarven.Rond deze periode bevatte het waterook een zo grote hoeveelheid eetbare algen,dat het voedselaanbod geen belemmering voorde groei heeft kunnen vormen. Voor het jaar2009 valt dan ook vast te stellen dat de voorjaarsbloeiniet op een ongunstige manier naarachteren is verschoven. De gegevens van hetvoorjaar van 2010 zijn nog niet binnen.De methode om het verspreidingspatroonvan slib in kaart te brengen, vraagt wat meeruitleg. Het Havenbedrijf heeft een zogenoemdeSilt Profiler laten bouwen. Dit is een stalen kooiwaarin allerlei apparatuur is ondergebracht.De kooi wordt vanaf een vissersboot te watergelaten om op verschillende diepten watermonsterste nemen, die vervolgens minutieusworden geanalyseerd: wat is het slibgehalte,hoeveel algen bevat elk monster (en welk deeldaarvan is eetbaar voor schelpdieren), hoedoorzichtig is het water, wat is het zoutgehalteervan, de temperatuur, enzovoort? In 2007 ismet de Silt Profiler een uitgebreide nulmetinguitgevoerd: op drie momenten in het jaar en op100 locaties in een brede kuststrook van halverwegeZeeland tot halverwege Noord-Holland.In 2009 is een nieuwe Silt Profiler gebouwd.Met het oude en het nieuwe instrument samenhebben we opnieuw metingen gedaan op19


100 locaties, inclusief metingen gedurende eenaan elkaar kunnen knopen. Dit model wordtDe analyses van de in 2009 verzamelde gegevensaangesloten periode van 26 uur (twee keer ebstapje voor stapje steeds verder geperfectio­zijn overigens nog niet afgerond. Of de zandwin­en twee keer vloed), metingen tijdens een storm,neerd. Inmiddels zijn we daarmee zo ver gevorderdning wel of niet leidt tot een duidelijke toenameen metingen terwijl we met het afgehuurdedat we in het vervolg met hoofdzakelijk satelliet­van de slibconcentraties is nog niet bekend.schip vlak achter een sleephopperzuiger gingenbeelden kunnen volstaan. Die beelden en hetDe eerste indruk is wél dat de verschillen tussenvaren en we de Silt Profiler in het water lietmodel samen maken het mogelijk een slibatlasde nulmeting in 2007 en de metingen in 2009zakken terwijl de sleephopper zuiger het zandmet maandelijkse slibkaarten te maken. Dezezeer beperkt zijn.aan het winnen was.Deze metingen in het water leveren een schataan gegevens op. Maar de methode is bewerkelijk.Minder bewerkelijk is het gebruik van satellietbeelden.Die leveren eveneens waardevollekaarten laten heel precies de slibconcentratiesin een groot gebied zien én – heel belangrijk –ze maken inzichtelijk wat de precieze bijdrageaan die concentraties is van de zandwinningvoor <strong>Maasvlakte</strong> 2. Met deze aanpak zullen wetijdens de nog resterende periode van zandwin­Onderwatergeluid vansleephopperzuigers:hebben zeehonden envissen daar last van?Sleephopperzuigers die aan het werk zijn20informatie op, maar dat vereist wél dat er eenmodel beschikbaar is om die satellietbeeldenning (en enige tijd daarna) de ontwikkelingen opde voet blijven volgen. Maar ook bij toekomstigemaken geluid: tijdens het varen, tijdens hetopzuigen van het zand en bij het lossen ervan.in te verwerken.andere zandwinningen op zee – bijvoorbeeld voorIn de milieueffectrapportage is de vraag naarIn de afgelopen periode is hard gewerkt aanzandsuppleties voor kustonderhoud – valt straksvoren gekomen of de geluidsbelasting onderzo’n model waarmee we gegevens uit metingente profiteren van de nu door het Havenbedrijfwater tijdens de uitvoering van de zandwinningin het water en satellietbeelden als het wareontwikkelde methodiek.een zodanig niveau zou kunnen bereiken datdit vissen en zeezoogdieren (zeehonden enbruinvissen) verstoort. Beïnvloedt dit geluidhet gedrag van deze soorten? Gaan ze hetzandwin gebied en de omgeving daarvanbijvoorbeeld tijdelijk mijden? En zo ja, heeftdit dan duidelijk negatieve consequenties voorde betreffende populaties? Op basis van dewetenschappelijke kennis die beschikbaar isover het effect van onderwatergeluid op vissenen zeezoogdieren, is in het milieueffectrapportvoorspeld dat er geen nadelige gevolgen zullenzijn zolang het geproduceerde onderwater geluid


Vondsten van mammoetbotten in het zandwingebiedbeneden een bepaald niveau blijft. Doortoedoen van de sleephopperzuigers zaldeze grens niet worden overschreden,zo is de verwachting.Tijdens de zandwinning nemen we de proefop de som; eenvoudigweg door te metenwat het werkelijk optredende niveau van hetonderwater geluid is. Belangrijk daarbij isnatuurlijk dat het ook zonder zandwinning nietdoodstil is in het water: de motoren en deschroeven van het reguliere scheepvaartverkeermaken namelijk ook geluid. Daarom is ineen nulmeting in 2008 eerst het niveau vandit ‘achtergrondgeluid’ gemeten. In september2009 zijn vervolgens twee weken lang metingengedaan terwijl de sleephopperzuigersvolop aan het werk waren. Dat is gebeurd doorvanaf een schip een geluids meter te water telaten en opnames te maken: vlakbij de schepenterwijl ze zand aan het winnen waren, op verschillendeplekken langs de vaarroutes, en bij<strong>Maasvlakte</strong> 2 tijdens het storten. In opdrachtvan het Havenbedrijf is TNO bezig de verzameldemeetgegevens te analyseren. Dat iseen bewerkelijke stap. In de loop van 2010worden de resultaten gepresenteerd.Bijvangst: botten en bommenDe bodem van de Noordzee is een venster ophet verleden. De bovenste bodemlagen zijn hetjongst. Met het opzuigen van zand vanaf dietoplaag komt af en toe ook een vliegtuigbomuit de Tweede Wereldoorlog mee omhoog:vijftien stuks tot eind 2009. Die bommen zijn vanBritse makelij. De bommenwerpers dumpten zeop de terugweg in zee omdat ze niet met explosiefmateriaal aan boord op de thuisbasis wilden landen.Om te voorkomen dat zulke bommen in het ruimvan de sleephopperzuigers belanden, is in de zuigkopeen rooster gemonteerd. Wanneer het ruimvol is, hijst de bemanning de zuigbuis naar boven.Blijkt er dan een bom in het rooster vast te zitten,dan wordt de Explosieven Opruimingsdienst vanDefensie ingeschakeld.Naarmate men dieper wint, komen steedsoudere bodemlagen bloot te liggen. Die oudelagen zijn duizenden jaren geleden afgezet.En zo kan het gebeuren dat in diezelfde roostersook regelmatig botten achterblijven vanmammoeten, wisenten, neushoorns en beren.Tot aan het einde van de laatste IJstijd, ruim10.000 jaar geleden, bevolkten derge lijkedieren de droge steppe die zich toen tussenNederland en Engeland uitstrekte. In oktober2009 werd een 133 centimeter lang dijbeenvan een wolharige mammoet opgevist,het grootste fossiele bot ooit gevonden opNederlands grondgebied.Alle bijzondere vondsten gaan naar hetNatuurhistorisch Museum Rotterdam voornader onderzoek. Bij de zandwinning wordtheel nauwkeurig bijgehouden op welke plekkenen hoe diep het zand gewonnen wordt.Dat betekent dat ook de exacte vindplaatsvan de fossielen bekend is. Dat is waardevolleinformatie voor geologen en paleontologen diewetenschappelijk onderzoek doen. Want weetmen de exacte vindplaats van een fossiel, danzit zo’n fossiel als het ware in een ‘geologischeenvelop’. Daaruit valt veel te leren over deontstaans geschiedenis van het gebied.21


24De banaan zelf is vervolgens aan weerszijdenverder uitgebouwd. In november 2009 kwamde aansluiting op de bestaande <strong>Maasvlakte</strong>tot stand. Sindsdien kan men met een terreinwagenover een groot deel van de toekomstigezeewering heen rijden. Het deel van de zeeweringdat inmiddels boven water uitsteekt, isoverigens op de meeste plaatsen nog niet hooggenoeg. Zowel bovenop als aan de zeezijdemoet er nog veel zand bij gestort worden.Verder moet de zeewering aan de noordkant,langs de toegangsgeul naar de Rotterdamsehaven, nog verder uitgebouwd worden. Hierkrijgt de zeewering een bekleding met stenen.Een deel daarvan komt uit de ‘blokkendam’ aande noordkant van de bestaande <strong>Maasvlakte</strong>.Die is straks niet meer nodig. Daarnaastworden stenen vanuit Scandinavië aangevoerd.Met die aanvoer is eind 2009 een begin gemaakt.In 2009 is ook het opspuiten van de binnenterreinengoed op gang gekomen. De eerstekademuren tussen de binnenterreinen en dehavenbekkens worden in de loop van 2010aangelegd.Beheer en onderhoud:voorwerk om straks hetprecieze verschil te bepalenBij de monitoring van de zandwinning gaatveel aandacht uit naar de werkelijk optredendegevolgen van de uitvoering van de werkzaamheden.Bij de monitoring van de landaanwinningligt het accent meer op de effecten in de periodewaarin <strong>Maasvlakte</strong> 2 (grotendeels) gereed is.Een van de belangrijkste aandachtspuntenbetreft de gevolgen die de aanwezigheid van<strong>Maasvlakte</strong> 2 zal gaan krijgen voor beheer enonderhoud. Het gaat daarbij niet alleen om<strong>Maasvlakte</strong> 2 zelf, bijvoorbeeld beheer en onder ­houd van de zeewering en de onderwateroever.Ook relevant is onderhoud dat Rijkswaterstaatperiodiek in aangrenzende kustvakken uitvoert(zandsuppleties), en het onderhoudsbaggerwerkin de vaargeul naar de Rotterdamse haven,de Euro-Maasgeul. In het milieueffectrapportis voorspeld dat dergelijk onderhoud als gevolgvan de aanwezigheid van <strong>Maasvlakte</strong> 2 opbepaalde plekken zal kunnen toenemen terwijler op andere plaatsen juist een afname zal zijn.De monitoring moet gaan uitwijzen of dievoorspellingen correct zijn.Rijkswaterstaat houdt sinds jaar en dag bij hoeveelzand er langs de bestaande <strong>Maasvlakte</strong> en inde aangrenzende kustvakken wordt gesuppleerd,en hoeveel baggeronderhoud er jaarlijks wordtuitgevoerd in de Euro-Maasgeul. Voor deVorming erosiekuil (verwachting)


Het werk gaat door.De monitoring eveneens.In de komende tijd wordt volop doorgewerkt aande aanleg van <strong>Maasvlakte</strong> 2. Van het zand datop zee moet worden gewonnen, is het grootstedeel tegen het eind van 2010 binnengehaald. Hetaccent komt geleidelijk aan dan ook steeds meerte liggen op werkzaamheden op <strong>Maasvlakte</strong> 2zelf, zoals het verder afwerken van de terreinen,het aanleggen van de kademuren, het verderop hoogte brengen van de zeewering, en hetaanbrengen van de bekleding met stenen ophet deel van de zeewering langs de vaargeul.Tegelijkertijd gaan we ook met de monitoring opdezelfde voet verder. Het archief met gegevensover herkomst en bestemming van het gewonnenzand wordt aangevuld. We blijven meten hoede zandwinput zich verder ontwikkelt en of devorming van de erosiekuil op gang komt. Hetstromingspatroon in de vaargeul wordt continuin de gaten gehouden. Metingen en analysesvan het bodemleven, nieuwe kaarten voorde slibatlas maken, kokkellarven tellen in hetvoorjaar – we gaan ermee door.5.Wordt vervolgd...27


We blijven daarbij voortdurend alert op demogelijkheden om de onderzoeksmethodenverder te verfijnen, én vervolgens in de praktijkde proef op de som te nemen. Met het monitorenvan de slibconcentraties als voorbeeld: ook in2010 zullen we nog regelmatig uitvaren met deSilt Profiler aan boord, maar we zijn inmiddelseen eind op streek met de ontwikkeling van eenmethodiek om satellietbeelden meer en meerals basis te gaan gebruiken. De resultaten vande metingen die we met de Silt Profiler uitvoeren,zullen dan ook steeds meer gebruikt wordenom nauwkeurig te controleren of de methode opbasis van satellietbeelden inderdaad accuraat is.Terwijl het werk vordert, neemt via de monitoringhet inzicht in de werkelijke effecten van deaanleg van <strong>Maasvlakte</strong> 2 verder toe. Dat isbelangrijk. Belangrijk is ook dat dit monitoringsprogrammaons veel leert over het kustsysteem.Dat kan van pas komen bij toekomstige andereprojecten in de kustzone en bij toekomstigwetenschappelijk onderzoek.28


Silt ProfilerMeetplatform t.b.v. monitoringsonderzoek op zeeColofonUitgaveHavenbedrijf Rotterdam N.V.Projectorganisatie <strong>Maasvlakte</strong> 2www.maasvlakte2.cominfo@maasvlakte2.comaugustus 2010Inhoud en redactieTiedo Vellinga, Paul van der Zee,Rinke Berkenbosch (tekst)BeeldHavenbedrijf Rotterdam N.V.VormgevingVia>Handelskade, RotterdamDrukKoninklijke Broese & Peereboom, BredaMeer weten over <strong>Maasvlakte</strong> 2?Bezoek informatiecentrum FutureLand!Kijk op www.FutureLand.nlCentrale kernMet voeding en communicatie:waaronder WIFI apparatuurNiskin-fles (watermonster)1x hoge plaatsingNiskin-fles (watermonster)2x lage plaatsingOptical Backscatter sonde(OBS)Meet concentratie van deeltjesin het water door terugkaatsingvan uitgezonden lichtFluorescentiemeterZendt licht uit en meet de daar doorveroorzaakte fluorescentievan chlorofyl en daarmee dechlorofylconcentratie (algen)ACS Wetlab sensorMeet kleur van het water overvolledig frequentie bereik vanhet zichtbare lichtFRAMEDiameter: 0,80 mHoogte: ± 1,20 mTotaalgewicht: ± 80 kgDruksensorVoor diepte meting t.o.v.water oppervlakLISSTBepaling van korrelverdelingvan deeltjes in de waterkolomCT (conductiviteit, temperatuur)Hiermee wordt ook de saliniteit(zoutgehalte) bepaaldAltimeter (echolood)Meet de afstand tot de bodem,ook gebruikt om fles opbepaalde hoogte t.o.v. debodem te laten sluitenStroomsnelheidsmeterMeet in een volume 15 cmonder de sonde de snelheidvan het water in 3 richtingen

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!