13.07.2015 Views

Strautmann stalmestverspreider type VS 2403

Strautmann stalmestverspreider type VS 2403

Strautmann stalmestverspreider type VS 2403

SHOW MORE
SHOW LESS
  • No tags were found...

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

IdentificatiegegevensIdentificatiegegevensVul hier de identificatiegegevens van de machine in. Deidentificatiegegevens vindt u op het <strong>type</strong>plaatje.Fabrikant:B. <strong>Strautmann</strong> & Söhne GmbH & Co. KGMachinenummer:(negen posities)Type:Bouwjaar:Adres fabrikantB. <strong>Strautmann</strong> & Söhne GmbH & Co. KGLandmaschinenfabrikBielefelder Straße 53D-49196 Bad LaerTel.: + 49 (0) 5424 802-0Fax.: + 49 (0) 5424 802-64E-mail: kontakt@strautmann.comOnderdelen bestellingFormeel voor de gebruikershandleidingB. <strong>Strautmann</strong> & Söhne GmbH & Co. KGLandmaschinenfabrikBielefelder Straße 53D-49196 Bad LaerTel.: + 49 (0) 5424 802-31Fax.: + 49 (0) 5424 802-64E-mail: kontakt@strautmann.comOnline onderdelenboek: www.strautmann-elise.deGeef bij het bestellen van onderdelen altijd het machinenummer(negen posities) van de machine door.Documentnummer: 316 00 903Aanmaakdatum: 03.08© Copyright B. <strong>Strautmann</strong> & Söhne GmbH & Co. KG, 2008Alle rechten voorbehouden.Nadruk, ook gedeeltelijk, slechts toegestaan na uitdrukkelijkeschriftelijke toestemming van de Firma B. <strong>Strautmann</strong> & Söhne GmbH& Co. KG.<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 3


VoorwoordVoorwoordGeachte gebruiker,U hebt besloten tot aankoop van een kwaliteitsproduct uit hetomvangrijke productenpalet van de Firma B. <strong>Strautmann</strong> & SöhneGmbH & Co. Wij danken u voor het in ons gestelde vertrouwen.Controleer de machine bij ontvangst op beschadigingen en controleerof er (onder)delen missen! Controleer de leveromvang inclusief debestelde extra opties aan de hand van de pakbon. Alleen directereclames zullen in behandeling worden genomen!Lees deze gebruikershandleiding zorgvuldig door voor het eerstegebruik en volg de aanwijzingen op. Speciaal deveiligheidsaanwijzingen. Na het zorgvuldig lezen kunnen devoordelen van de nieuwe machine volledig worden benut.Laat alle personen die met deze machine gaan werken, degebruikershandleiding lezen, voordat de machine in gebruik wordtgenomen cq. door die personen wordt gebruikt.De machines zijn met diverse opties uit te rusten. Door de individueleuitrusting van uw machine hebben niet alle in deze handleidingbeschreven zaken betrekkingen op uw machine. Extra uitrustingen(opties) zijn in deze gebruikershandleiding gekenmerkt en tegenmeerprijs te leveren.Bij eventuele vragen of bij problemen, leest u alstublieft dezegebruikershandleiding na of bel met ons.Regelmatig onderhouden en verzorgen van de machine en het tijdigvervangen van versleten of beschadigde machinedelen verhogen deverwachte gebruikstijd van uw machine.Gebruikers beoordelingGeachte lezers,Onze gebruikershandleidingen worden regelmatig geactualiseerd.Met uw verbeteringsvoorstellen helpt u mee, eengebruikersvriendelijke handleiding vorm te geven. Zend uwvoorstellen per fax of e-mail aan:Firma B. <strong>Strautmann</strong> & Söhne GmbH & Co. KGBielefelder Straße 53D-49196 Bad LaerTel.: + 49 (0) 5424 802-0Fax.: + 49 (0) 5424 802-64E-mail: kontakt@strautmann.com4 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Inhoudsopgave5 Opbouw en functie........................................................................................... 605.1 Strooimechanisme .............................................................................................................. 605.1.1 Bodemketting .......................................................................................................... 615.1.1.1 Instellen van de aandrijfsnelheid van de bodemketting ......................... 625.1.1.2 Verstelbereik van de toerentalregelaar laten aanpassen op dehydraulische installatie van de trekker ................................................... 625.1.1.3 Bedieningskast zonder controlelampen voor de bestuurbare- cq. liftas 645.1.2 Stuwschuif............................................................................................................... 655.1.3 2-walsen-strooimechanisme ................................................................................... 665.1.4 Kap over de strooiwalsen ....................................................................................... 675.1.5 Verstelbare klep en strooischuif.............................................................................. 685.1.6 2-schijven-centrifugaalstrooimechanisme .............................................................. 695.1.7 Toerentalcontrole.................................................................................................... 705.2 Weeginrichting .................................................................................................................... 715.3 Bedieningselementen.......................................................................................................... 725.3.1 Bedieningskast........................................................................................................ 725.3.1.1 Mogelijke symbolen en hun betekenis ................................................... 735.3.2 Field-Operator......................................................................................................... 765.4 Hydraulische-installatie op de machine .............................................................................. 775.4.1 Elektro-hydraulisch ventielenblok ........................................................................... 785.4.1.1 Instellen van de systeem-omstelschroef voor het aanpassen van hethydraulische systeem............................................................................. 785.4.1.2 Load-Sensing-hydraulieksysteem met Load-Sensing-stuurleiding ........ 795.4.1.3 Elektrisch - Nood-handbediening ........................................................... 805.4.2 Hydraulische slangen ............................................................................................. 805.4.2.1 Hydraulische slangen aankoppelen ....................................................... 805.4.2.2 Hydraulische slangen afkoppelen .......................................................... 815.5 Trekdissel............................................................................................................................ 825.5.1 Onderaankoppeling................................................................................................. 825.5.2 Trekdissel aankoppelen.......................................................................................... 835.5.2.1 Trekhaak (Hitchhaak) en trekoog (Hitchring) ......................................... 835.5.2.2 Trekpen (Piton-Fix) en trekoog (Hitchring)............................................. 845.5.2.3 Kogelkopkoppeling en trekschaal........................................................... 855.5.3 Trekdissel afkoppelen............................................................................................. 865.5.3.1 Trekhaak (Hitchhaak) en trekoog (Hitchring) ......................................... 865.5.3.2 Trekpen (Piton-Fix) en trekoog (Hitchring)............................................. 865.5.3.3 Kogelkopkoppeling en trekschaal........................................................... 875.6 Steunpoot............................................................................................................................ 885.6.1 Hydraulische steunpoot .......................................................................................... 885.6.1.1 Hydraulische steunpoot in transportstand heffen................................... 885.6.1.2 Hydraulische steunpoot in de steunstand laten zakken......................... 895.7 Aftakas ................................................................................................................................ 905.7.1 Aftakas aankoppelen .............................................................................................. 925.7.2 Aftakas afkoppelen ................................................................................................. 935.8 Onderstel............................................................................................................................. 945.8.1 Hydropneumatische tandem-as met hydraulische niveauregeling......................... 945.8.1.1 Rijhoogte van de hydraulische niveauregeling controleren ................... 955.8.1.2 Rijhoogte van de hydraulische niveauregeling corrigeren ..................... 965.8.2 Hydraulische liftas................................................................................................... 985.8.2.1 Liftas heffen en laten zakken.................................................................. 995.8.3 Bestuurbare as voor naloopbesturing..................................................................... 995.8.3.1 Stuuras vrijgeven.................................................................................... 995.8.3.2 Stuuras blokkeren................................................................................. 1005.8.4 Bestuurbare as voor gedwongen besturing (alleen bij onderaankoppeling) ........ 1015.8.4.1 Gedwongen besturing aankoppelen..................................................... 1015.8.4.2 Gedwongen besturing blokkeren.......................................................... 1025.8.4.3 Gedwongen besturing uitrichten (Werkplaats werkzaamheden) ......... 1025.8.4.4 Gedwongen besturing ontluchten (Werkplaats werkzaamheden) ....... 1036 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


IndexcijferAAan- en afkoppelen van de machine.............34Aandraaimoment van de wielmoeren..........152Aandraaimomenten .....................................184Aangehangen machines................................40Aftakas...........................................................90Aftakas aanpassen......................................118Aftakas gebruik..............................................39BBanden ..................................................42, 179Bedieningskast ............................................117Benodigd vermogen ......................................25Bescherminrichtingen....................................15Bodemketting...............................................163DD C -waarde ...................................................114EElektrisch - Nood-handbediening ..................80Elektrische installatie.....................................38Elektro-hydraulisch ventielenblok..................78GGebruik van de machine ...............................35Gedwongen besturing .........................101, 171Geremde assen...........................................106Gevarengebied en gevaarlijke plaatsen........20HHef- en bevestigingsmiddelen.......................58Hogedrukreiniger / stoomreiniger................155Hydrauliek olie...............................................25Hydrauliekfilter wisselen..............................175Hydraulische niveauregeling .......................177Hydraulische reminrichting ............................41Hydraulische slangen ..................................172Hydraulische-installatie ...........................37, 77IInstellingen ..................................................123LLekken ...........................................................37Load-Sensing-hydraulieksysteem .................79Luchtdrukreminstallatie .................................40MMachine in gebruik nemen.......................... 109Machine tegen wegrollen beveiligen .......... 116Maximale bedrijfsdruk................................... 25NNaloopbesturing............................................ 99OOliesoort...................................................... 157Omstelschroef op het elektro-hydraulischeventielenblok................................................. 77Onderaankoppeling ...................................... 82Onderdelen of verslijtdelen ........................... 33Onderhoud hydraulische-installatie ............ 170Onderhouden en verzorgen.......................... 43Onderhoudsschema ................................... 152Opbrengst van de hydraulische pomp.......... 25Open- of closed-center-hydraulieksysteem .. 77PParkeerrem ................................................. 108Productbeschrijving ...................................... 13RReinigen...................................................... 154Rem- en voorraadleiding ............................ 106Reminstallatie ....................................... 40, 182Remvertraging ............................................ 112Risico - Betekenis ......................................... 12SScharmüller kogelkopkoppeling.................... 85Schema’s .................................................... 189Slipkoppeling............................................... 137Smeren ....................................................... 155Steunpoot...................................................... 88Steunpoot - hydraulisch ................................ 88Stuurventielen............................................... 26Systeem-omstelschroef .............................. 121<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 9


IndexcijferTToegestane aanhangerbelasting .................115Transport van de machine.............................36Transporten .................................................148Trekker en machine beveiligen........... 116, 117Tweeleiding-luchtdruk-reminrichting............104VVakwerkplaats ...............................................31Veiligheid tijdens het bedienen......................32Veiligheids- en bescherminrichtingen............32Veiligheids- enongevallenpreventievoorschriften..................34Veiligheidsaanwijzingen voor een specifiekehandeling .......................................................44Veranderingen aan de machine ....................32Verbindings- en trekinrichtingen ..................113Verbindings- en trekinrichtingen- D C -waarde .................................................114Verstoppingen bij de strooiwalsen.................61WWaarschuwing- en instructieaanwijzingen.....56Waarschuwingsaanwijzingen ........................46Waarschuwingsaanwijzingen - Verklaring.....46Wegenverkeersvoorschriften.......................111Werk voor werkplaats ....................................31Werkplek, bestuurderszitplaats .....................3210 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Gebruikersaanwijzingen1 GebruikersaanwijzingenHet hoofdstuk gebruikersaanwijzingen geeft informatie hoe om tegaan met deze gebruikershandleiding.1.1 Doel van het documentDe hier voorliggende gebruikershandleiding• beschrijft de bediening en het onderhoud van de machine.• geeft aanwijzingen voor een veilige en efficiënte omgang met demachine.• is een BESTANDEEL van de machine en moet altijd bij demachine/op de trekker aanwezig zijn.• bewaren voor toekomstig gebruik.• moet bij verkoop van de machine (ook inruil) wordendoorgegeven.1.2 Richtingaanduiding in de gebruikershandleidingAlle richtingsaanduidingen in deze gebruikershandleiding worden inde rijrichting gezien.1.3 Gebruikte afbeeldingenAanwijzingen hoe te handelen en reactiesOpsommingenDe door gebruiker uit te voeren bezigheden zijn als genummerdeaanwijzingen weergegeven. Houdt de volgorde van de aanwijzingenaan. De reactie op de handelingen is eventueel met een pijlgemarkeerd. Voorbeeld:1. Aanwijzing 1→ Reactie van de machine op aanwijzing 12. Aanwijzing 2Opsommingen zonder een dwingende volgorde zijn als lijst metopsommingpunten weergegeven. Voorbeeld:• Punt 1• Punt 2Positie aanduidgetallen in afbeeldingenCijfers tussen haakjes verwijzen naar een positie aanduidend getal ineen afbeelding. Het eerste cijfer verwijst naar de afbeelding, hettweede cijfer op het positiegetal in de afbeelding.Voorbeeld (Fig. 3/6)• Figuur 3• Positie 6<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 11


Gebruikersaanwijzingen1.4 Toegepaste begrippenBegripderde persoonRisicoFabrikantHet begrip betekent:… alle anderen personen behalve de bedienende persoon.… de bron van een mogelijke letselrisico ofgezondheidsbeschadiging.… de Firma B. <strong>Strautmann</strong> & Söhne GmbH & Co. KG.Machine … de Universeelstrooier <strong>VS</strong> <strong>2403</strong>.Bedieningsdeel... het bouwdeel, dat door de bedienende persoon direct wordtgebruikt, bijvoorbeeld door druk. Een bedieningsdeel kan eenhefboom, tuimelschakelaar, draaiknop, taster enzovoort zijn.12 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Productbeschrijving2 ProductbeschrijvingDit hoofdstuk bevat:• omvattende informatie betreffende de opbouw van de machine,• de benamingen van de individuele bouwgroepen en de plaatsvan de onderdelen.Lees dit hoofdstuk, zo mogelijk, bij de machine. Zo maakt u zich hetbeste met de machine vertrouwd.De machines zijn met diverse opties uit te rusten. Door de individueleuitrusting van uw machine hebben niet alle in deze handleidingbeschreven zaken betrekkingen op uw machine. Extra uitrustingen(opties) zijn in deze gebruikershandleiding gekenmerkt en tegenmeerprijs te leveren.2.1 Overzicht – bouwgroepenAfbeelding van het product en een beschrijving van de belangrijksteelementen.Fig. 1(1) Kettingspanner(2) Platform met bodemketting(3) Dissel(4) Stuurstang voor gedwongen besturing(alleen als deze optie is aangebouwd)(5) Hydraulische steunpoot(6) Electro-/hydraulische aansturing(7) Elektro-hydraulisch ventielenblok(8) Kogelblokkeerkraan voor klep overstrooiwalsen(9) Aandrijfkast voor bodemketting(10) Toerentalsensoren voor 2-schijvencentrifugaalstrooimechanisme(11) Stuwschijf(12) Verstelbare klep(13) Hoogteverstelling voor stuwschijf(14) Verstelling rechts (Verstelbare klep)(15) Klep over 2-walsenstrooimechanisme(16) Toerentalsensor voor strooiwalse(17) Hydraulische stuw- en doseerschuif(18) Opbouw(19) Bescherming over zijwand<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 13


ProductbeschrijvingFig. 2(20) Strooiwalsenaandrijving boven(21) 2-walsen-strooiinrichting(22) Strooiwalsenaandrijving onder(23) Verstelling links (Verstelbare klep)(24) 2-schijven-centrifugaalstrooimechanismemet hoofdverdeelaandrijving,middenaandrijving, schijvenaandrijving(25) Kantstrooiinrichting(alleen als deze optie is aangebouwd)(26) 2-walsen-aandrijfkast(27) Naloopas(28) Onderstel(29) Hydraulische liftas(30) Parkeerrem(31) Aanhangerremventiel met aftapventiel(32) Hydrauliek-handpomp voor gedwongenbesturing(alleen als deze optie is aangebouwd)(33) Niveauventiel(34) Opname voor hydraulische slangen metslangengarderobe14 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Productbeschrijving2.2 Veiligheids- en bescherminrichtingenDit hoofdstuk toont de plaats van de correct aangebrachte engesloten bescherminrichtingen.WAARSCHUWINGGevaren door beklemmen, vastgrijpen, opwikkelen, intrekken envangen door aangedreven, niet beschermde aangedrevenelementen!• De machine alleen gebruiken als alle beschermingen zijnaangebracht en zijn gesloten.• Vervang defecte beschermingen direct.<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 15


ProductbeschrijvingFig. 3(1) Vanghek(2) Bescherming voor gedwongen besturing(alleen als deze optie is aangebouwd)(3) Aanrijdbeveiliging links(4) Afdekking voor de elektro-hydraulischeaansturing(5) Afdekking voor elektro-/hydraulischventielenblok(6) Onderrijdbeveiliging(7) Lang scherm aandrijfas bij 2-schijvencentrifugaalsctrooimechanisme(8) Bescherming om aandrijfas bij 2-schijvencentrifugaalsctrooimechanisme(9) Kap over strooiwalsen(10) Zijscherm strooiwalsenaandrijving links(11) Beschermbeugel(12) Bodem-eindstuk over aandrijfas(13) Aanrijdbescherming rechts(14) Beschermkappen (2x) voor aandrijfas(15) Beschermbuis (7x) voor aandrijfas(16). Opklapbare ladder(17) Bescherming over zijwand16 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


ProductbeschrijvingDe afstand tussen de onderijdbeveiliging (1) ende rijbaan (2):• mag hoogstens 550 mm bedragen,• kan bij het verwisselen van de bandenveranderen.Controleer deze afstand na het verwisselen vande wielen. Verander de stand van deonderijdbeveiliging, als de afstand meer dan 550mm bedraagt.Fig. 42.3 Verzorgingsleidingen tussen trekker en machine(1) Hydrauliekaansluiting "Druk" SN 16 rood(2) Hydrauliekaansluiting "Retour" SN 20 blauw(3) Load-Sensing-aansluiting SN 6(alleen als een Load-Sensing-aansluitingbeschikbaar is)(4) Luchtdrukrem voorraadleiding rood(5) Luchtdrukrem remleiding geel(6) Stroomverzorging voor aansturing 3-polig(7) Verlichtingsaansluiting 7-polig(8) Hydrauliekaansluiting voor hydraulischerem met hydrauliekkoppeling volgens ISO5676 (alleen bij een hydraulischereminrichting)Fig. 5<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 17


Productbeschrijving2.4 Verkeerstechnische uitrustingenTelkens voor het gebruik van de machine moet deverkeerstechnische uitrustingen volgens voorschrift zijn aangebrachten op de werking worden gecontroleerd voordat een rit op openbarewegen en straten wordt gemaakt.(1) Meer-functieverlichting(2) Kentekenplaat(3) Snelheidsbord(4) Driehoek-reflector(5) Onderrijdbeveiliging(6) Waarschuwingsborden achter(7) Zijreflectoren (4 stuks per machinezijde)(8) WielblokkenFig. 6(9) Waarschuwingsborden voorFig. 7Fig. 818 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Productbeschrijving2.5 Eigenlijk gebruikDe Universeelstrooier "<strong>VS</strong> <strong>2403</strong>":• is uitsluitend bestemd voor het normale gebruik in delandbouwtoepassing,• is geschikt voor het verdelen van alle soorten stalmest, compost,kalk, Carbo-kalk, ingedikt rioolslib en kippenmest op deoppervlakte van de akkers,• mag uitsluitend worden bediend door één persoon vanaf detrekkerbestuurderszitplaats.Hellingen kunnen worden bereden:• Terras-lijn:ο Rijrichting naar links 20 %ο Rijrichting naar rechts 20 %• Val-lijn:ο helling op 20 %ο helling af 20 %Tot het eigenlijke gebruik behoort ook:• het opvolgen van de aanwijzingen in dezegebruikershandleiding,• het nakomen van de voorgeschreven werkzaamheden vooronderhoud en verzorging van de machine,• het uitsluitend gebruiken van originele onderdelen.Andere toepassingen als boven aangevoerd zijn verboden en geldenals oneigenlijk gebruik.Voor schade voortvloeiend uit oneigenlijk gebruik:• draagt de gebruiker/eigenaar de volle verantwoording,• de fabrikant kan op geen enkele wijze verantwoordelijk wordengesteld.<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 19


Productbeschrijving2.7 Typeplaatje en CE-kentekeningDe volgende afbeeldingen tonen de indeling van het <strong>type</strong>plaatje,machinenummer en de CE-kentekening.De gezamenlijke kentekening heeft oorkondewaarde en mag nietworden veranderd of onherkenbaar worden gemaakt.(1) Typeplaatje met CE-kenmerk(2) Machineframe-nr. (Machinenummer) (in hetframe ingeslagen)(3) Instelgegevens voor ALB-regelaarFig. 9Op het <strong>type</strong>plaatje worden aangegeven:• Hersteller = Fabrikant• Fahrzeug / Maschinen Ident-Nr. =Machinenummer• Typ = Type• Leergewicht kg = Ledig gewicht kg• Zul. Gesamtgew. kg = Toegestaantotaalgewicht kg• Zul. Stützlast / Achslast vorn kg =Toegestane oplegdruk / as-belastingen voorkg• Zul. Achslast hinten kg = Toegestaneasbelasting achter kg• Baujahr = Bouwjaar• Nenndrehzahl U/min = Normtoerental o/min• Zul. Hydr. Druck bar = Toegestanehydraulische druk bar• Zul. Höchstgeschw. km/h = Toegestanemax. snelheid km/hFig. 10<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 21


Productbeschrijving2.8 Technische gegevens2.8.1 Algemene gegevensType Eenheid <strong>VS</strong> <strong>2403</strong>Toegestaan totaalgewicht kg 24000Toegestane asbelasting kg 20000Toegestane oplegdruk onderaankoppeling 1)met:• Trekoog kg 4000• Trekschaal kg 4000Ledig gewicht kg ca. 10700Nuttige belasting kg 13300Maximale transportsnelheid km/h 40Max. Hydraulische druk bar 210Oliedoorstroomhoeveelheid l/min 40-80Benodigd vermogen min. kW (PK) 140/190Minste gewicht van het trekkende voertuig kg 6500Aftakastoerental min -1 1000Spanningsverzorging Volt 12 VDCGeluidsniveau dB(A) 84,31) Dat geldt allen voor transportsnelheden tot maximaal 40 km/hTab. 122 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Productbeschrijving2.8.2 AfmetingenFig. 11A = Totaal lengte m 10,12B = Totaal breedte m 2,75C = Totaal hoogte m 3,64D = Totale hoogte, doseerschuif omhoog m 4,97E = Spoorbreedte m 2,05F = Asafstand m 1,805G = Disselaankoppeling, onderaansluiting m 0,52H = Lengte laadruimte tot stuwschuif m 6,30J = Lengte laadruimte tot 2-walsenstrooimechanismem 6,90K = Laadruimtebreedte m 2,20L = Laadruimtehoogte m 1,30M = Doorgang stuwschuif m 1,45N = Doorlaat strooiwalsen m 1,65O = Laadhoogte m 3,05Laadvolume m³ 20,1Tab. 2<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 23


Productbeschrijving2.8.3 Bandenspanning40 km/h16 to 18 to 20 to max.600/55 - 26.5 12PR bar 1,5 - - 2,0600/55 - R 26.5 165D bar 1,5 1,8 - 2,9650/55 - R 26.5 175A8 bar 1,5 1,9 - 4,8680/55 - R 26.5 165D bar 1,4 1,7 - 3,2700/50 - 26.5 12PR bar 1,5 1,5 1,5 2,5710/45 - 26.5 169A8 bar 1,5 1,8 - 2,4710/50 - R 26.5 169D bar 1,7 2,0 2,3 4,0710/50 - R 26.5 170D bar 1,3 1,5 1,7 4,0710/50 - R 30.5 173D bar - - 1,5 3,7750/45 - R 26.5 178A8 bar 1,3 1,5 2,0 4,8800/40 - R 26.5 172D bar 1,5 1,8 2,0 4,0800/45 - R 26.5 174D bar - - 1,5 3,7800/45 - 26.5 170A8 bar - - 1,3 2,3800/45 - R 30.5 176D bar - - 1,3 3,7Tab. 3Voorbeeld:Beschrijving van de banden:Asbelasting:Toegestane bandenspanning:600/55 - 26.5 12PR16 to1,5 bar maximaal 2,0 barDe spanning van de banden mag vlgs. StVZO max. 1,5 bar bedragen,als de breedte van 2,55 m door brede banden wordt overschreden.1 bar = 14,5 psi24 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Productbeschrijving2.9 Benodigde uitrusting van de trekkerTrekkermotorvermogen en eigengewichtVoor het eigenlijk gebruiken van de machine, moet de gebruiktetrekker aan de volgende voorwaarden voldoen:Type <strong>VS</strong> <strong>2403</strong>Benodigd vermogenkWPKvanaf 140vanaf 190Eigengewicht kg 6500Tab. 4ElektrischAccuspanning: • 12 V (Volt)Stekkerdoos voor verlichting: • 7-poligStekkerdoos voor aansluiting • 3-polig (DIN 9680)van de bedieningHydrauliek• Controleer de soort hydraulische olie, voordat de machine op detrekker wordt aangesloten.• Vermeng geen minerale oliën met bio-oliën!Maximale bedrijfsdruk: • 200 barOpbrengst van de hydraulische • Tenminste 40 l/min bij 180 barpomp:Hydrauliek olie op de machine: • Hydrauliek olie HLP 46Enige hydraulische componenten kunnen naar keuze wordenaangesloten op:• een dubbelwerkend stuurventiel,• een enkelwerkend stuurventiel met een vrije retourleiding directnaar de voorraadtank op de trekker.Wij bevelen een enkelwerkend stuurventiel met een vrije retourleidingdirect naar de voorraadtank op de trekker aan. Door de vrijeretourleiding vloeit de hydraulische olie zonder terugloopstuwdruk inde olievoorraadtank van de trekker terug. Een vrije retourleidingreduceert de opwarming van de hydraulische olie.De hydraulische slangen zijn bij de snelsluiting met een kleurgemarkeerd:• Drukleidingen (Voorloop P) zijn rood gemarkeerd,• Retourleidingen (Terugloop T) zijn blauw gemarkeerd.<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 25


ProductbeschrijvingBenodigde stuurventielenHydraulische componenten: Benodigde stuurventielen:• Elektro-hydraulischventielenblokoptie:• 1 dubbelwerkend stuurventiel of• 1 enkelwerkend stuurventiel en1 drukloze retourleiding met grote snelsluiting (Stuwdruk inretourleiding max. 5 bar)• Hydraulische steunpoot • 1 dubbelwerkend stuurventiel (alleen nodig, indien de functiedirect vanaf de trekker moet worden bediend)• Hydraulischeniveauregeling van dehydro-/pneumatischetandemas• 1 enkelwerkend stuurventielTab. 5ReminstallatieTweeleidingbedrijfsreminrichting:Tweeleiding-luchtdruk-reminrichting met:• 1 Koppelingskop (rood) voor de voorraadleiding• 1 Koppelingskop (geel) voor de remleidingHydraulische beremming • 1 Hydrauliekkoppeling volgens ISO 5676Tab. 626 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Productbeschrijving2.10 GeluidsniveauDe werkplekbepaalde emissiewaarde (geluidsniveau) bedraagt 84,3dB(A), gemeten in bedrijfstoestand bij gesloten cabine aan het oorvan de trekkerbestuurder.De hoogte van het geluidsniveau is wezenlijk afhankelijk van hetvoertuig.2.11 ConformiteitDe machine wordt gebouwd met in acht neming van de veiligheid- engezondheidsnormen vastgelegd in de volgende richtlijnen en normen:• Machine-Richtlijn 98/37/EG• EMV-Richtlijn 89/336/EWG• EN ISO 12100-1• EN ISO 12100-2• DIN EN 294• DIN EN 982• DIN EN 1553• DIN EN 690De fabrikant bevestigt, dat de machine aan basis veiligheid- engezondheidseisen voldoet:• door het opstellen van de conformiteitverklaring,• door het aanbrengen van het CE-kenmerk op de machine.Door het aanbrengen van niet toegestane veranderingen, als aan- enombouw:• verliest de conformiteitverklaring van de machine haargeldigheid,• zijn garantie- en productaansprakelijkheid bij letsel en/ofzaakschade voor de fabrikant uitgesloten,• draagt de gebruiker/eigenaar de volle verantwoording.<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 27


Veiligheidsaanwijzingen3 VeiligheidsaanwijzingenDit hoofdstuk bevat belangrijke aanwijzingen voor de eigenaar en hetbedienend personeel voor het veilige- en storingsvrije gebruik van demachine.Let op de veiligheidsaanwijzingen in dezegebruikershandleiding!De meeste ongevallen worden veroorzaakt, door het niet opvolgenvan de eenvoudigste veiligheidsregels.Door het opvolgen van de veiligheidsaanwijzingen in dezegebruikershandleiding helpt u mee, het ontstaan van ongevallen tevermijden.3.1 Veiligheidsbewust werkenDe machine is gebouwd volgens de huidige stand der techniek enrekening houdend met de veiligheidstechnische voorschriften. Echterook dan, kunnen bij het gebruik van de machine gevaren engevaarlijke situaties ontstaan:• voor lijf en leven van het bedienend personeel of voor derden,• voor de machine zelf,• aan andere zaken of voorwerpen.Let op een veilig gebruik van de machine:• deze gebruikershandleiding, speciaal:ο de basis veiligheidsaanwijzingen, deveiligheidsaanwijzingen in het verband met het uitvoerenvan werkzaamheden en de aanwijzingen hoe te handelen,ο de aanduidingen voor een eigenlijk gebruik.• de waarschuwingsaanwijzingen op de machine,• de nationale, algemeen geldende voorschriften met betrekkingtot veiligheid, het voorkomen van ongevallen en demilieuvoorschriften,• de nationale verkeersvoorschriften bij transportritten.Gebruik de machine alleen in een veiligheidstechnisch onberispelijketoestand.WAARSCHUWINGGevaren door beklemmen, snijden, vastgrijpen, opwikkelen,intrekken, vangen of omstoten van personen kunnen ontstaan,als de trekker en de machine onvoldoende beveilig zijn!Controleer de trekker en de machine telkens voor het in gebruiknemen op verkeer- en bedrijfszekerheid.28 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Veiligheidsaanwijzingen3.2 Organisatorische maatregelenDe gebruikershandleiding:• bewaren op de plaats waar de machine wordt gebruikt,• moet te allen tijde voor het bedienend- en onderhoudpersoneelvrij toegankelijk zijn.3.2.1 Verplichting van de eigenaarDe gebruiker is verantwoordelijk voor:• het navolgen van de nationale algemeen geldende voorschriftenmet betrekking tot het voorkomen van ongevallen en demilieuvoorschriften,• alleen personen met/aan de machine laten werken, die:ο vertrouwd zijn met de voorschriften over arbeidsveiligheiden het voorkomen van ongevallen,ο in het werken met/aan de machine zijn geïnstrueerd,ο deze gebruikershandleiding hebben gelezen en hebbenbegrepen.• alle waarschuwingsstickers op de machine in leesbare toestandte houden,• beschadigde waarschuwingsstickers te vernieuwen,• De persoonlijke beschermmiddelen beschikbaar te stellen, zoalsbijv.:ο Veiligheidsbril,ο Werkhandschoenen volgens DIN EN 388,ο Veiligheidsschoeisel,ο Veiligheidskleding,ο Huidbeschermingsmiddelen, enzovoort.<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 29


Veiligheidsaanwijzingen3.2.2 Verplichting van het bedienende personeelAlle personen, die met/aan de machine werken, zijn verplicht:• zich voor het begin van de werkzaamheden met de machinevertrouwd te maken,• zich voor het begin van de werkzaamheden met de volgendevoorschriften vertrouwd te maken en deze tijdens dewerkzaamheden na te volgen:οοοοde nationale, algemeen geldende veiligheid- enongevallenpreventievoorschriften,het hoofdstuk "Fundamentele veiligheidsaanwijzingen" indeze gebruikershandleiding, pagina 34,het hoofdstuk "Waarschuwing- en instructieaanwijzingen" indeze gebruikershandleiding, pagina 46 en dewaarschuwingsaanwijzingen bij het gebruik van de machinenavolgen,de hoofdstukken in deze handleiding te lezen, die voor hetuitvoeren van de u gegeven opdrachten belangrijk zijn.Als wordt vastgesteld, dat de veiligheidstechnische toestand niet inorde is, moet dit onverwijld worden verholpen. Behoort dit niet tot detaak van het bedienende personeel of heeft deze niet voldoendekennis van zaken, dan moet dit euvel onmiddellijk aan deverantwoordelijke persoon worden gemeld.30 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Veiligheidsaanwijzingen3.2.3 Kwalificering van personenAlleen geschoolde en geïnstrueerde personen mogen met / aan demachine werken. De houder/eigenaar moet debevoegdheden/verantwoordelijkheden van de personen voor hetbedienen, onderhouden en in stand houden duidelijk vastleggen.Een onervaren persoon mag slechts onder toezicht van een ervarenpersoon met/aan de machine werken.De voor het bedienen aangewezen persoon mag ALLEEN de in dezegebruikershandleiding beschreven werkzaamheden uitvoeren.Werkzaamheden die enkele speciale opleidingen vereisen, mogenalleen door daarvoor gekwalificeerde personen worden uitgevoerd.Vakwerkplaatsen beschikken over gekwalificeerd personeel engeëigende hulpmiddelen (gereedschap, hef- en hijswerktuigen,ondersteuningsvoorzieningen) voor het veilig en adequaat uitvoerenvan deze werkzaamheden.Dat geldt voor alle werkzaamheden:• die niet in deze gebruikershandleiding zijn genoemd,• die in deze gebruikershandleiding zijn voorzien van deopmerking "Werk voor werkplaats".ActiePersonenSpeciaal voordeze actieopgeleidepersonen 1)geïnstrueerdepersonen 2)Personen met eenvakopleiding(Vakwerkplaats) 3)Verladen / Transport X X XMachine in gebruik nemen -- X XInrichten, uitrusten -- X XGebruik -- X XOnderhouden en verzorgen -- X XStoringen zoeken en opheffen -- X XMilieuvriendelijk afvoeren X -- --Legenda: X..toegestaan --..niettoegestaan1)2)3)Een persoon, die een specifieke taak kan overnemen en dezevoor een overeenkomstig gekwalificeerde firma magdoorvoeren.Als geïnstrueerd persoon geldt diegene die de aan uopgedragen taak kent en die op de mogelijke gevaren bijondeskundig gedrag is gewezen. Die zo nodig is geïnstrueerd,als ook over de noodzaak van beschermingen enbeschermende maatregelen op de hoogte werd gebracht.Personen met een vakspecifieke opleiding gelden als vakkracht(Vakman). U kunt op grond van uw vakopleiding, kennis van debetreffende voorwaarden en de aan u opgedragenwerkzaamheden beoordelen en mogelijke gevaren herkennen.Opmerking: Een aan een vakopleiding gelijkwaardigekwalificatie kan ook door een meerjarige ervaring in hetbetreffende werk zijn verkregen.<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 31


Veiligheidsaanwijzingen3.3 Bedrijfszekerheid3.3.1 Bedrijfszeker bedienen van de machineAls zich in het gevarengebied rond de machine geen personen(Kinderen) meer bevinden, mag de machine alleen worden bedienddoor een persoon, vanaf de bestuurderszitplaats op de trekker. Lethierbij op het hoofdstuk "Gevarenbereik en gevaarlijke plaatsen",pagina 20.3.3.2 Veiligheids- en bescherminrichtingen• Gebruik de machine alleen als alle beveiligingen enbeschermkappen zijn aangebracht en kunnen functioneren.Foutieve of gedemonteerde veiligheids- en bescherminrichtingenkunnen tot gevaarlijke situaties leiden.• Controleer alle veiligheid- en bescherminrichtingen op uiterlijkherkenbare beschadigingen en op het functioneren, voordat demachine in gebruik wordt genomen.3.3.3 Veranderingen aan de machine• Machines waarvoor een <strong>type</strong> goedkeuring is afgegeven of demet een voertuig verbonden uitrusting of uitrustingsdelen meteen geldige <strong>type</strong>goedkeuring of vergunningen voor verkeer opde openbare wegen volgens de verkeervoorschriften, moetenzich in de toestand bevinden die in alle afgegeven verklaringenstaan beschreven.• Veranderingen, aan- of afbouwwerkzaamheden aan de machinemogen slechts plaatsvinden na schriftelijke toestemming van defabrikant.• Bij eigenmachtige veranderingen, aan- ofafbouwwerkzaamheden:οοverliest de conformiteitverklaring van de machine haargeldigheid,verliest de <strong>type</strong>goedkeuring volgens nationale eninternationale voorschriften haar geldigheid.• Gebruik uitsluitend originele onderdelen, of onderdelen die doorde fabrikant zijn vrijgegeven voor ombouw- of toebehoren, zodat:οοοde conformiteitverklaring en de CE-kentekening van demachine hun geldigheid behouden,de goedkeuring volgens nationale en internationalevoorschriften behoudt,het bedrijfszeker functioneren van de machine blijftgewaarborgd.• De fabrikant is niet aansprakelijk voor schade of beschadiging,die is veroorzaakt is door:ο eigenmachtige veranderingen van de machine,ο gebruik van niet vrijgegeven ombouw- of toebehoren,ο lassen en boren aan dragende delen van de machine.32 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Veiligheidsaanwijzingen3.3.4 Onderdelen of verslijtdelen, als ook hulpstoffenVervang machinedelen die zich niet in een goede toestand bevinden.Gebruik originele onderdelen die door de fabrikant zijn vrijgegeven,zodat de <strong>type</strong>goedkeuring volgens nationale- en internationalevoorschriften haar goedkeuring behoudt. Bij het gebruik vanonderdelen vervaardigd door andere leveranciers is nietgegarandeerd, dat deze aan de eisen van veiligheid- enbedrijfszekerheid voldoen.De fabrikant is niet aansprakelijk voor schade of beschadigingenveroorzaakt door het gebruik van dergelijke onderdelen ofhulpmiddelen.3.3.5 Garantie en aansprakelijkheidHier gelden onze "Algemene Verkoop- en levervoorwaarden". Dezestaan de eigenaar tenminste bij het sluiten van de overeenkomst terbeschikking.Een beroep op garantieverlening en aansprakelijkheid is uitgesloten,als deze op een of meerdere van de volgende oorzaken zijn terug tevoeren:• oneigenlijk gebruik van de machine,• onjuist monteren, in gebruik nemen, bedienen en onderhoudenvan de machine,• gebruik van de machine met defecte veiligheidsinrichtingen ofniet ordelijk aangebrachte of defecte veilgheids- ofbescherminrichtingen,• het niet navolgen van de aanwijzingen in deze handleidingbetreffende het in gebruik nemen, het gebruik en het onderhoud,• eigenmachtige veranderingen aan de machine,• het niet tijdig vervangen van machinedelen die aan slijtageonderhevig zijn,• onoordeelkundig uitgevoerde reparaties,• schade of beschadiging veroorzaakt door de inwerking vanvreemde voorwerpen of overmacht.<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 33


Veiligheidsaanwijzingen3.4 Fundamentele VeiligheidsaanwijzingenFundamentele Veiligheidsaanwijzingen:• gelden altijd voor een veilig gebruik van de machine,• zijn in de navolgende delen van dit hoofdstuk samengevat.3.4.1 Algemene veiligheids- en ongevallenpreventievoorschriftenAan- en afkoppelen van de machine• Volg naast deze veiligheidsaanwijzingen ook de algemeengeldende nationale veiligheid- enongevallenpreventievoorschriften op!• Draag bij werkzaamheden aan de machine beschermendekleding, handschoenen, bril en veiligheidsschoeisel!• Let op de op de machine aangebrachte waarschuwing- eninstructiestickers. U krijgt daardoor belangrijke aanwijzingen vooreen veilig- en storingvrij gebruik van de machine!• Houdt u naast de fundamentele veiligheidsaanwijzingen in dithoofdstuk, ook aan aanwijzingen met betrekking op de uit tevoeren werkzaamheden in de andere hoofdstukken!• Stuur personen uit het gevarenbereik van de machine voordat ude machine van de plaats rijdt of in gebruik neemt! Let speciaalop kinderen!• Neem geen personen of voorwerpen mee op de machine! Hetlaten meerijden van personen of het vervoeren van voorwerpenop de machine is verboden!• Pas uw rijstijl zodanig aan, dat u de trekker met de aangekoppelde /aangehangen machine te allen tijde onder controle heeft!Houdt hierbij rekening met uw persoonlijke bekwaamheden, derijbaan-, verkeers-, zicht- en weersomstandigheden, die derijeigenschappen van de trekker en de aangekoppelde /aangehangen machine beïnvloeden.• Gebruik voor het werk en voor het vervoer van de machinealleen trekkers die daarvoor geschikt zijn!• Koppel de machine volgens voorschriften aan devoorgeschreven koppelinrichting op de trekker aan!• Let op, dat door het aankoppelen van de machine de volgendewaarden niet worden overschreden:ο het toegestane totaalgewicht van de trekker,ο de toegestane as-belastingen van de trekker,ο de toegestane oplegdruk op het koppelpunt van de trekker,οοde toegestane aanhangerbelasting van deverbindingsinrichting,de toegestane spanningen in de trekkerbanden van detrekker!• Beveilig trekker en machine tegen wegrollen, voordat demachine wordt aan- of afgekoppeld!• Het verblijf van personen in het gevarengebied tussen de trekkeren de machine is VERBODEN, als de trekker naar de machine34 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Veiligheidsaanwijzingentoe wordt gereden!Aanwezige helpers mogen slechts naast de trekker en dewerktuigen aanwijzingen geven en pas bij stilstand van beidetussen de trekker en de machine treden.• Breng bij het aan- en afkoppelen van de machine desteuninrichtingen in de passende stand (Standveiligheid)!• Bij het bedienen van de steuninrichtingen bestaat letselgevaardoor verklemmen en beknellen!• Wees bijzonder voorzichtig met het op de trekker aan- enafkoppelen van de machine! Tussen de trekker en de machinebevinden zich in het bereik van het aankoppelpunt bijzondergevaarlijke plaatsen (beknellen en verklemmen)!• Het is personen verboden zich op te houden tussen de trekkeren de machine als de driepuntshefinrichting wordt gebruikt!• Controleer gekoppelde verzorgingsleidingen. Gekoppeldeverzorgingsleidingen:οοmoeten alle bewegingen tijdens het maken van bochtenzonder spanning, knikken of wrijven kunnen maken,mogen niet langs machinedelen schuren!• Afgekoppelde machine tegen wegrollen beveiligen! Zorg voorvoldoende druk op de steunpoot!Gebruik van de machine• Maak U met de gehele machine en alle bedieningselementenvertrouwd, voordat u met de machine gaat werken! Tijdens hetwerk is het daarvoor te laat.• Draag nauw aansluitende kleding! Losjes gedragen kledingverhoogt het gevaar om door draaiende (aandrijf-)assen teworden gepakt en op te worden gewikkeld!• Neem de machine alleen in gebruik, als alle beschermingenvolgens voorschrift zijn aangebracht en zijn gesloten!• Let op het maximaal toegestane totaalgewicht van de machineen op de max. asbelasting van de trekker en op de max.oplegdruk van het trekpunt! Rij desnoods met een gedeeltelijkgevulde machine.• Ten strengste verboden is het oponthoud van personen:ο in het werk- en gevarenbereik van de machine,ο in het uitwerpbereik van de machine,ο in het draai- en zwenkbereik van bewegende delen van demachine,ο onder geheven en niet beveiligde bewegendemachinedelen!• Op plaatsen waar andere krachten op machinedelen werken(bijvoorbeeld hydraulische aandrijvingen) bevinden zicheveneens gevaarlijke plaatsen!• U mag deze door andere krachten werkende machinedelenslechts bedienen, als zich geen personen in het gevarenbereikvan de machine bevinden!• Beveilig de trekker tegen ongecontroleerd starten en wegrollenvoordat de trekker wordt verlaten!<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 35


Veiligheidsaanwijzingen• Ondersteun opgeklapte beschermkappen, voordat u zichdaaronder gaat begeven!Transport van de machine• Volg bij transporten op openbare wegen, de nationaleverkeerregels en andere voorschriften op!• Controleer voor het begin van een transportrit:ο de juiste aansluiting van de verzorgingsleidingen,ο de verlichting op beschadiging, functie en netheid,ο de rem- en hydrauliekinstallatie op zichtbare gebreken,ο of de parkeerrem geheel is vrijgegeven,ο het functioneren van de reminstallatie!• Zorg voor voldoende stuur- en remcapaciteit van de trekker!Aan een trekker aangebouwde of aangekoppelde machines enfront- of hekgewichten beïnvloeden het rijgedrag als ook debestuurbaarheid en de werking van de remmen.• Gebruik eventueel frontgewichten!De vooras van de trekker moet altijd met minstens 20 % van hetledige gewicht van de trekker belast zijn, zodat een voldoendebestuurbaarheid is gewaarborgd.• Bevestig frontgewichten altijd volgens voorschrift aan dedaarvoor bedoelde bevestigingspunten!• Overschrijd de maximaal toegestane gewichten van de machine,als ook de max. asbelasting en de max. oplegdruk van detrekker, niet!• Controleer de werking van de remmen voordat u gaat rijden! Detrekker moet de voorgeschreven remvertraging voor de beladencombinatie (trekker en werktuig) leveren!• Houd bij het maken van bochten rekening met aangebouwde ofaangekoppelde machines, de breedte van de lading en deswingmassa van de combinatie!• Vermijdt het plotseling maken van bochten bij het rijden ophellingen, zowel helling op als helling af (Kantelgevaar!)!• Breng voor het maken van een transportrit alle zwenkbare delenvan de machine in de transportstand!• Breng voor het maken van een transportrit alle zwenkbaremachinedelen in de transportstand. Gebruik daarvoor de daarvoorbedoelde transportbeveiligingen!• Controleer voor het begin van een transportrit of de benodigdetransportuitrusting correct aan de machine is gemonteerd,bijvoorbeeld: verlichting, waarschuwingsborden,waarschuwingsinrichtingen en bescherminrichtingen!• Pas de rijsnelheid aan de omstandigheden aan!• Schakel voordat met een rit bergaf wordt begonnen over in eenlagere versnelling!• Schakel voor het begin van een transportrit de mogelijkheid omper wiel te remmen uit (Pedalen vergrendelen)!36 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Veiligheidsaanwijzingen3.4.2 Hydraulische-installatieDe hydraulische installatie staat onder hoge druk!• Let op een correct aansluiten van de hydraulische slangen(leidingen)!• Maak voor het aansluiten van slangen of leidingen dehydraulische installatie zowel op de trekker als op de machinedrukloos!• Het is verboden delen die worden gebruikt om hydraulische ofelektrische functies te verstellen, op de trekker, te blokkeren,bijvoorbeeld: klap-, zwenk- en schuifbewegingen!De betreffende beweging moet automatisch stoppen, als u hetbetreffende bedieningsdeel loslaat.Dit geldt niet voor bewegingen van machinedelen:ο die continue plaats vinden,ο die automatisch zijn geregeld,οdie bepaalt door de functie, in een zweefstand of eendrukstand gehouden moeten worden.• Voor het begin van werkzaamheden aan de hydraulische installatie:ο de machine afkoppelen,ο bewegende, geheven machinedelen beveiligen tegenongecontroleerd zakken,ο maak de hydraulische installatie drukloos,ο trekkermotor stop zetten,ο parkeerrem aantrekken,ο contactsleutel uit het contactslot nemen!• Laat hydraulische slangen tenminste 1 keer per jaar door eendeskundig iemand controleren en beproeven op hun veiligheid!• Vervang hydraulische slangen en leidingen bij zichtbaregebreken, in geval van beschadiging en veroudering! Gebruikalleen originele hydraulische slangen!• De gebruiksduur van de hydraulische slangen (leidingen) mag nietlanger dan 6 jaar zijn, inclusief een eventuele tijd van opslag vanten hoogste 2 jaar!Ook bij een gepaste wijze van opslaan en toegestane manier vangebruiken zijn slangen en slangverbindingen aan een natuurlijkeveroudering onderhevig en is de gebruiksduur dus beperkt.Afwijkend hiervan kan de gebruiksduur in overeenkomst met deervaringswaarden, met speciale aandacht voor veiligheid, wordenbeperkt. Voor slangen en hydraulische leidingen geproduceerdmet thermoplasten kunnen andere richtwaarden gelden.• Probeer NOOIT een lek in een hydraulische slang of leiding metde hand of met vingers af te dichten!Onder hoge druk staande hydraulische olie kan door de huid inhet lichaam binnendringen en zwaar letsel veroorzaken.Bezoek direct een arts bij verwondingen door hydraulische olie.Infectiegevaar!• Nooit lekkages opsporen met een onbeschermde hand!INFEKTIEGEVAAR. Gebruik bij het zoeken naar lekken,geëigende hulpmiddelen (Reinigingsspray, speciale spray voorhet opsporen van lekken)!<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 37


Veiligheidsaanwijzingen3.4.3 Elektrische installatie• Bij werkzaamheden aan de elektrische installatie altijd deminpool van de accu losmaken!• Gebruik de voorgeschreven zekeringen. Bij gebruik van te zwarezekeringen wordt de elektrische installatie verstoord -Brandgevaar!• Let op de juiste volgorde bij het aan- en afklemmen van de accu:ο Aanklemmen: Eerst de pluspool en dan de minpoolaanklemmen,ο Afklemmen: Eerst de minpool en dan de pluspoolafklemmen!• De plus-pool van de accu altijd met de daarvoor bedoelde afdekkapuitrusten. Bij kortsluiting op massa bestaat brandgevaar!• Vermijd vonkenvorming en open vuur in de nabijheid van deaccu! Er bestaat explosie gevaar!• De machine kan worden uitgerust met componenten enbouwdelen, waarvan de functie kan worden beïnvloed doorelektromagnetische straling van andere apparaten. Zulkebeïnvloedingen kunnen personen in gevaar brengen alsvolgende veiligheidsaanwijzingen niet worden nagekomen:οοBij een installatie achteraf van elektrische apparaten ofcomponenten op de machine, met een aansluiting op deaanwezige elektrische installatie, moet onderverantwoording van de gebruiker, worden gecontroleerd ofdie installatie storingen veroorzaakt op de al aanwezigecomponenten,Let er op, dat de later geïnstalleerde elektrische enelektronische componenten voldoen aan de EMV-Richtlijn89/336/EWG en de dan geldende versie en dat ze het CEkenmerkdragen!38 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Veiligheidsaanwijzingen3.4.4 Aftakas gebruik• Er mogen slechts de door de fabrikant voorgeschrevenaftakassen, met de voorgeschreven beschermingen wordengebruikt!• Volg de aanwijzingen in de gebruikershandleiding van demeegeleverde aftakas!• Controleer de aftakas:ο beschermbuizen en beschermkappen van de aftakasmoeten onbeschadigd zijn,ο ook de bescherming op de trekker en op de machinemoeten op de plaats zijn! De bescherming moet zich in eengoede toestand bevinden!• Het is verboden te werken met beschadigde beschermkappen!• Het aan- en afkoppelen van de aftakas mag alleen wordenuitgevoerd, als:ο de aftakasaandrijving is uitgeschakeld,ο de trekkermotor is uitgeschakeld,ο de contactsleutel uit het contactslot is verwijderd,ο de parkeerrem is aangetrokken!• Let op dat de aftakas juist is gemonteerd en of debeveiligingsstift in de daarvoor bedoelde uitsparing isgeschoven!• Beveilig de aftakasbeschermbuizen tegen meedraaien door hetvastzetten van de ketting(en)!• Let op, dat de overlapping van de aftakasprofielbuizen en van debeschermbuizen bij het maken van bochten voldoende is!Volg de aanwijzingen van de aftakassenfabrikant op.• Let er op dat de aftakas bij het rijden van bochten, voldoendeschuifruimte heeft!• Bij het gebruik van een groothoekkoppeling, deze altijd op hetdraaipunt tussen de trekker en de machine aanbrengen!• Bij aftakassen met een slip- of een vrijloopkoppeling, deze altijdaan de machinezijde aanbrengen!• Controleer of het gekozen aftakastoerental en de draairichtingovereenkomen met het toelaatbare toerental en de draairichtingvan de machine voordat de trekker-aftakas wordt ingeschakeld!• Verwijder personen uit het gevarenbereik van de machine,voordat de aftakas wordt ingeschakeld!• Bij werkzaamheden aan de aftakas, mogen er zich geenpersonen in het bereik van de draaiende aftakas ophouden!• De aftakas nooit inschakelen terwijl de trekkermotor stil staat!• Schakel de aftakas altijd uit, als een te grote hoek moet wordengemaakt, of als de aandrijving niet nodig is!• Na het uitschakelen van de aftakas bestaat verwondingrisico,door nalopende swingmassa van roterende machinedelen!Kom gedurende deze tijd niet dicht bij de machine! Pas als allemachinedelen volledig tot stilstand zijn gekomen, mag aan demachine worden gewerkt.<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 39


Veiligheidsaanwijzingen3.4.5 Aangehangen machines• Beveilig de trekker en de machine tegen ongecontroleerd inwerking stellen en tegen wegrollen, voordat de aftakasaangedrevenmachine of de aftakas wordt gereinigd, gesmeerdof wordt ingesteld!• Leg de afgekoppelde aftakas op de voorgeschreven houder!• Steek na het afmonteren van de aftakas, de bescherming op detrekkeraftakas-stomp!• Let erop dat de combinatie van trekker en werktuigen op elkaaris afgestemd wat betreft de koppelingen op de trekker en detrekinrichting op de machine!Maak slechts voertuigsamenstellen die zijn toegestaan (Trekkeren aangekoppelde machine).• Overschrijd de maximaal toegestane oplegdruk op de verbindingtussen de trekker en een 1-assige machine niet!• Zorg voor voldoende stuur- en remcapaciteit van de trekker!De aan een trekker aangekoppelde of aangehangen machinesbeïnvloeden het rijgedrag van de trekker, als ook debestuurbaarheid en het remvermogen van de trekker, speciaalaanhangers met een starre dissel en oplegdruk.• Een vakwerkplaats mag alleen de hoogte van de trekdissel meteen oplegdruk instellen!• Let voor het afkoppelen van een 1-assige machine er op, dat desteunpoot voldoende oplegdruk heeft!Speciaal bij een niet gelijkmatig beladen machine, kan kipgevaarontstaan. (Standzekerheid).3.4.6 Reminstallatie• Het remsysteem van de trekker, moet overeenkomen met hetremsysteem van de machine!• Stop de trekker onmiddellijk bij een functiestoring aan dereminstallatie. Laat de functiestoring onmiddellijk repareren!• Reparaties en instelwerkzaamheden aan de reminrichtingmogen alleen door vakwerkplaatsen worden uitgevoerd!• Laat de reminrichtingen regelmatig controleren!Voor het behoud van de bedrijfsveiligheid, moeten de remmenaltijd juist zijn ingesteld.• Voor alle werkzaamheden aan de reminstallatie:ο Koppel de machine veilig af en beveilig de machine tegenwegrollen (wielblokken),ο Beveilig de geheven machine tegen ongecontroleerdzakken!• Wees bijzonder voorzichtig met las-, brand- enboorwerkzaamheden in de omgeving van remleidingen!• Voer na alle werkzaamheden aan de reminrichting altijd eenremproef uit!40 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


VeiligheidsaanwijzingenLuchtdrukreminstallatie• De luchtdrukreminstallatie van de trekker en de machine moetenovereenstemmen!• Maak de afdichtingen van de koppelingskoppen op de voorraadende remleiding altijd schoon, voordat de voorraad- en deremleiding op de trekker worden aangesloten!• Begin met een aangekoppelde machine pas te rijden, als demanometer van de luchtdrukreminrichting op de trekker 5,0 baraanduidt!• Tap de luchtketel elke dag af!Hydraulische reminrichting (machines buiten Duitsland)3.4.7 Assen• Sluit de koppelingskoppen op de trekker af, als u gaat rijdenzonder aangekoppelde machine!• Hang de koppelingskoppen van de voorraad- en van deremleiding in de daarvoor op de machine bedoelde houders!• Gebruik bij het navullen of het vervangen alleen devoorgeschreven remvloeistof. Houdt u bij het vervangen van deremvloeistof aan de betreffende voorschriften!• De vastgelegde instellingen van de remventielen mogen nietworden veranderd!• Vervang de luchtvoorraadtank, als:ο de voorraadtank in de spanbanden kan worden bewogen,ο de luchtvoorraadtank is beschadigd,ο het <strong>type</strong>plaatje op de luchtvoorraadtank begint te roesten,loszit of is verdwenen!• Hydraulische reminrichtingen zijn in Duitsland niet toegestaan!• Gebruik bij het navullen of het vervangen alleen devoorgeschreven hydraulische olie. Let bij het vervangen van dehydraulische olie op de betreffende voorschriften!De assen nooit overbelasten. Overbelasting van de assen vermindertde levensduur van de lagers en kan tot beschadiging aan de assenleiden.Vermijdt daarom:• overbelasting van de machine,• tegen trottoirbanden aan rijden,• rijden met te hoge snelheden,• de montage van wielen en banden met een verkeerdepersdiepte,• het monteren van te grote wielen en banden.<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 41


Veiligheidsaanwijzingen3.4.8 Banden3.4.9 Machine gebruiken• Reparatiewerkzaamheden aan wielen en banden mogen alleendoor vaklieden worden uitgevoerd, met toepassing vanpassende gereedschappen!• Koppel de machine veilig af en beveilig deze tegenongecontroleerd zakken en tegen wegrollen (parkeerrem,wielblokken), voordat wordt begonnen met werkzaamheden aande wielen en banden!• Het monteren van wielen mag alleen door vaklieden wordenuitgevoerd, met toepassing van passende gereedschappen!• Laat de lucht uit de banden lopen, voordat de band wordtgedemonteerd!• Controleer de bandenspanning regelmatig!• Houdt u aan de voorgeschreven bandenspanning. Bij een tehoge spanning ontstaat explosiegevaar!• Blijf bij het op spanning brengen van banden, die aan demachine zijn gemonteerd, op zij, voor of achter de band staan!Een vulslang van tenminste 1,5 meter, maakt het gemakkelijkerom op zij van het wiel te gaan staan.• Alle bevestigingsbouten en moeren moeten worden vastgezetmet een door de fabrikant voorgeschreven kracht!• Het is verboden de machine te gebruiken, als het meegeleverdevoorhek niet op de voorwand is aangebracht!• Controleer telkens voor het in gebruik nemen of debevestigingsdelen, speciaal de bevestiging voor destrooischijven, de werpers en de messen op de strooiwalsen,goed zijn bevestigd.• Oponthoud in het werkbereik van de machine is verboden!Gevaren door weggeslingerd product / vreemde voorwerpen.Voor het inschakelen van de strooiwalsen of de strooischijvenmoeten personen uit de uitwerpzone worden verwijderd. Deuitwerpzone kan tot 25 m breed zijn!• Niet in de nabijheid van draaiende strooiwalsen / -schijvenkomen.• Het is verboden in de laadruimte te klimmen, zolang detrekkermotor draait.• Het laten meerijden van personen of het vervoeren vanvoorwerpen op de machine zijn verboden!• Bij het gebruik van het 2-walsen-strooimechanisme langsperceelsranden, water of straten, moet de kantstrooiinrichtingworden toegepast!• De machine van de trekker afkoppelen als deze geheel leeg is!42 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Veiligheidsaanwijzingen3.4.10 Machine onderhouden en verzorgen• Voer de voorgeschreven controle-, onderhoud- enafstelwerkzaamheden op vaste termijnen uit!• Beveilig de trekker tegen ongecontroleerd starten en tegenwegrollen, voordat met de werkzaamheden wordt gestart!• Mechanische-, hydraulische-, pneumatische- en elektrischerestenergieën kunnen ongecontroleerde bewegingen van,machinedelen veroorzaken!Let op de mogelijkheid van mechanische-, hydraulische-,pneumatische- en elektrische/elektronische restenergie op demachine. Waarschuwingsstickers kenmerken machinedelen,waar restenergie kan vrijkomen. Gedetailleerde aanwijzingenvindt u in de betreffende hoofdstukken van dezegebruikershandleiding.• Sluit uit dat de machine ongecontroleerd kan worden gebruikt(luchtdruk en hydrauliekolie)!• Bevestig en beveilig de grotere bouwgroepen zorgvuldig aanhefwerktuigen, voordat deze worden gewisseld!• Controleer regelmatig of bouten en moeren vast zitten! Treklosse bouten en moeren na!• Beveilig geheven machinedelen, of de geheven machine, tegenongecontroleerd zakken, voordat de machine wordt gereinigd ofvoordat met onderhoud- of reparatiewerkzaamheden wordtbegonnen!• Gebruik bij het verwisselen van onderdelen met scherpe kanten(messen) passend gereedschap en beschermendehandschoenen!• Controleer of alle boutverbindingen vast zijn getrokken.Controleer of alle veiligheid- en beschermkappen na dewerkzaamheden weer op de plaats zijn aangebracht!• Voer gebruikte oliën, vetten en filters milieuvriendelijk af!• Gebruikte stoffen en materialen passend opslaan enafvoeren/verwijderen, speciaal:ο bij werkzaamheden aan smeersystemen en -inrichtingen,ο bij het reinigen met oplosmiddelen!• Voordat met elektrische laswerkzaamheden aan de trekker ofaan de aangekoppelde / aangehangen machine wordtbegonnen, moeten de kabels op de trekker van de dynamo ende accu worden afgekoppeld!• Onderdelen moeten minstens aan de technische specificatiesvan de fabrikant voldoen! Dit is verzekerd als u origineleonderdelen gebruikt!• Houd de onderhoudintervallen voor slijtdelen aan!<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 43


Veiligheidsaanwijzingen3.5 Veiligheidsaanwijzingen en belangrijke informaties voor een specifiekehandelingIn de gebruikshandleiding bevinden zich veiligheidsaanwijzingen enbelangrijke informaties met betrekking tot een specifieke handeling.Signaalwoorden en symbolen dienen er toe, veiligheidsaanwijzingenen belangrijke informaties met betrekking tot een specifieke handelingin één oogopslag te kunnen herkennen.3.5.1 Veiligheidsaanwijzingen voor een specifieke handelingVeiligheidsaanwijzingen voor een specifieke handeling:• Waarschuwen voor risico´s, die in een bepaalde situatie of insamenhang met een bepaald gedrag kunnen optreden,• staan in de betreffende hoofdstukken direct voor een gevaarvollebezigheid,• zijn gekenmerkt door het driehoekige veiligheidssymbool en eendaarvoor staand signaalwoord. Het signaalwoord beschrijft dehoogte van het dreigende gevaar.GEVAARGEVAARkenmerkt een direct optredende situatie met een hoog risico datlevensbedreigend kan zijn of ernstig letsel (Verlies vanlichaamsdelen of langdurige kwetsuren) tot gevolg zal hebben,als deze situatie niet wordt vermeden.Door het niet navolgen van de met "GEVAAR" gekenmerkteveiligheidsaanwijzingen dreigt direct gevaar voor zwareverwondingen met mogelijk de dood tot gevolg.WAARSCHUWINGWAARSCHUWINGkenmerkt een direct optredende situatie met een gemiddeldrisico dat levensbedreigend kan zijn of ernstig letsel (Verlies vanlichaamsdelen of langdurige kwetsuren) tot gevolg zal hebben,als deze situatie niet wordt vermeden.Het niet navolgen van de met "WAARSCHUWING" gekenmerkteveiligheidsaanwijzingen kan zware verwondingen, met mogelijkde dood tot gevolg hebben.VOORZICHTIGVOORZICHTIGkenmerkt een gevaarlijke plaats met een beperkt risico, dat lichteof middelzware verwondingen (te genezen) of zaakschade totgevolg kan hebben, als deze niet worden vermeden.Door het niet navolgen van de met "VOORZICHTIG" gekenmerkteveiligheids-aanwijzingen ontstaan mogelijk lichte of middelzwareverwondingen of zaakschades.44 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Veiligheidsaanwijzingen3.5.2 Belangrijke informatiesBelangrijke informaties:• geven aanwijzingen voor een juist omgaan met de machine,• geven gebruikerstips om de machine optimaal te benutten,• worden gekenmerkt door de navolgende symbolen.BELANGRIJKkenmerkt een verplichting tot een bijzonder gedrag of eenhandeling om juist met de machine om te gaan.Het niet opvolgen van deze aanwijzingen kan leiden tot storingenaan de machine of schade in de omgeving daarvan.AANWIJZINGKenmerkt gebruikstips en nuttige informatie.Deze aanwijzingen helpen u, alle functies op uw machineoptimaal te gebruiken.<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 45


Veiligheidsaanwijzingen3.6 Waarschuwing- en instructieaanwijzingenOp de machine zijn de volgende aanwijzingen aangebracht:• Waarschuwingsaanwijzingen kenmerken gevaarlijke plaatsen opde machine en waarschuwen voor restgevaren, die door defunctie van bepaalde machinedelen niet geheel zijn uit te sluiten.• Instructieaanwijzingen geven informatie voor het juist omgaanmet de machine.Houd deze aanwijzingen altijd schoon en in een goed leesbare toestand!Vernieuw onleesbare aanwijzingen. Vraag nieuwe stickers aan onder hetjuiste bestelnummer:• uw handelaar,• bij de importeur, eventueel bij het <strong>Strautmann</strong>onderdelenmagazijn(+ 49 (0) 5424 802-31).3.6.1 WaarschuwingsaanwijzingenEen waarschuwingsaanwijzing kent 2 velden:(1) Pictogram voor het beschrijven van hetrisicoHet pictogram toont een beeldbeschrijvingvan het risico, omgeven door eendriehoekig veiligheidssymbool.(2) Pictogram om het risico te vermijdenHet pictogram toont een beeldbeschrijvingvan het risico.Toelichting op de waarschuwingsaanwijzingenDe volgende lijst bevat:Fig. 12• in de rechter kolom, alle op de machine aanwezigewaarschuwingsaanwijzingen,• in der linker kolom de volgende gegevens bij de rechtsstaandewaarschuwingsaanwijzing:1. Het bestelnummer.2. De beschrijving van het risico, bijvoorbeeld "Verwondingrisico,kwetsen van vingers of de hand, veroorzaakt door toegankelijkebewegende machinedelen!"3. De gevolgen van het negeren van de aanwijzing om het risico tevermijden, bijvoorbeeld "Deze plaats kan zware verwondingen,met het verlies van lichaamsdelen, veroorzaken."4. De aanwijzing(en) om het risico te vermijden, bijvoorbeeld "Grijpnooit in de gevarenzone, zolang de trekkermotor draait en deaftakas / hydraulische installatie / elektrische installatie zijnaangesloten. Stuur personen uit het gevarengebied rond demachine, voordat delen van de machine in beweging wordengezet."46 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


VeiligheidsaanwijzingenBestelnummer en verklaringWaarschuwingsaanwijzingen870 10 270Lees de gebruikershandleiding en deveiligheidsaanwijzingen, voordat de machine ingebruik wordt genomen!870 07 120Verwondingrisico bij ingrepen aan demachine, bij werkzaamheden als: monteren,instellen, opheffen van storingen,veroorzaakt door ongecontroleerd starten enwegrollen van trekker en machine!Deze risico´s kunnen zeer zware verwondingenveroorzaken, mogelijk met de dood tot gevolg.• Beveilig de trekker en de machine voor alleingrepen aan de machine tegenongecontroleerd starten en wegrollen.• Lees al naar gelang de ingreep, hetbetreffende hoofdstuk door en volg deaanwijzingen op.870 07 104Verwondingrisico voor het gehele lichaamtijdens oponthoud in het zwenkbereik van deachterklep!Deze risico´s kunnen zeer zware verwondingenveroorzaken, mogelijk met de dood tot gevolg.• In het zwenkbereik van de achterklepmogen zich geen personen ophouden,zolang de trekkermotor loopt en de aftakas /hydraulische installatie is aangesloten.• Verwijder personen uit het zwenkbereik vande achterklep, voordat de klep wordtgeopend.<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 47


Veiligheidsaanwijzingen870 07 110Verwondinggevaar voor het gehele lichaam,veroorzaakt door niet noodzakelijkoponthoud onder niet beveiligde, zwevendelasten of geheven machinedelen!Dit risico kan zeer zware verwondingenveroorzaken, mogelijk met de dood tot gevolg!Gebruik veiligheidsvergrendelingen tegenongecontroleerd zakken van zwevende lasten ofgeheven delen van de machine, voordat hetgevarenbereik wordt betreden.870 07 117Gevaren door beklemmen, vastgrijpen,ingetrokken worden voor het gehele lichaam,veroorzaakt door aangedrevenmachinedelen!Deze risico´s kunnen zeer zware verwondingenveroorzaken, mogelijk met de dood tot gevolg.Nooit in het laadruimte klimmen, zolang detrekkermotor loopt en de aftakas / hydraulische-/elektronische installatie is aangesloten.870 07 122Gevaar voor elektrocutie of verbrandingen,veroorzaakt door ongecontroleerd aanrakenvan bovengrondse elektrischehoogspanningsleidingen of door hetongecontroleerd benaderen van onder hogespanning staande bovengrondse leidingen!Deze risico´s kunnen zeer zware verwondingenveroorzaken, mogelijk met de dood tot gevolg.Houdt een veilige afstand aan tot bovengrondsehoogspanningsleidingen.Normspanningtot 1 kVboven 1 tot 110 kVboven 110 tot 220 kVboven 220 tot 380 kVVeilige afstand totbovengrondsehoogspanningsleidingen1 m2 m3 m4 m48 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Veiligheidsaanwijzingen870 07 123Gevaar door onder hoge druk uittredendehydraulische olie, veroorzaakt door lekkehydraulische slangen en-/of leidingen!Dit risico veroorzaakt zware verwondingen aanhet gehele lichaam, als de onder hoge drukuittredende hydraulische olie de huid doordringten het lichaam binnendringt.• Probeer NOOIT een lek in een hydraulischeslang of leiding met de hand of met vingersaf te dichten.• Lees de aanwijzingen in degebruikershandleiding, voordat wordtbegonnen met werkzaamheden vooronderhoud of verzorging van hydraulischeslangen en/of leidingen.• Bezoek direct een arts bij verwondingendoor hydraulische olie.870 07 124Explosiegevaar door onder hoge drukuittredende hydraulische olie, veroorzaaktdoor onder gas- en/of oliedruk staandeaccumulatoren!Deze risico´s kunnen zeer zware verwondingenveroorzaken met mogelijk de dood tot gevolg, alsde onder hoge druk uittredende hydraulische oliede huid doordringt en het lichaam binnendringt.• Lees voordat met werkzaamheden aan dehydraulische installatie wordt begonnen, deaanwijzingen door en volg deze op.• Bezoek direct een arts bij verwondingendoor hydraulische olie.870 07 126Gevaar om overreden te worden, veroorzaaktdoor het wegrollen van een afgekoppelde,niet beveiligde machine!Dit risico kan zeer zware verwondingenveroorzaken, mogelijk met de dood tot gevolg.Beveilig de machine tegen wegrollen, voordatdeze van de trekker wordt losgekoppeld of wordtweg gezet. Gebruik hiervoor de parkeerrem en/ofwielblokken.<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 49


Veiligheidsaanwijzingen870 07 130Gevaren door beklemmen voor het gehelelichaam, veroorzaakt door oponthoud in hetzwenkbereik van de dissel, tussen de trekkeren een aangekoppelde machine!Dit risico kan zeer zware verwondingenveroorzaken, mogelijk met de dood tot gevolg.• Het verblijf van personen in hetgevarengebied tussen de trekker en demachine is VERBODEN, zolang detrekkermotor loopt en de trekker niet isbeveiligd tegen ongecontroleerd wegrollen.• Verwijder personen uit het gevarenbereiktussen de trekker en de machine, zolang detrekkermotor loopt en de trekker niet isbeveiligd tegen ongecontroleerd wegrollen.870 10 276Gevaren door beklemmen, vastgrijpen,ingetrokken worden voor het gehele lichaam,veroorzaakt door aangedrevenmachinedelen!Deze risico´s kunnen zeer zware verwondingenveroorzaken, mogelijk met de dood tot gevolg.• Houdt een voldoende veilige afstand totaangedreven onderdelen.• Let er op, dat personen een voldoendeveilige afstand tot aangedreven onderdelenhouden.870 10 278Gevaren door vastgegrepen worden,opwikkelen, intrekken en vangen, veroorzaaktdoor aangedreven aftakas!Deze risico´s kunnen zeer zware verwondingenveroorzaken, mogelijk met de dood tot gevolg.• Houdt een voldoende veilige afstand tot deaftakas, zolang de trekkermotor draait ende aftakas / hydraulische installatie isaangesloten.• Let er op dat personen een voldoendeveilige afstand tot een aangedreven aftakashouden.50 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Veiligheidsaanwijzingen870 10 280Gevaren door beklemmen, vastgegrepenworden,voor handen en/of armen,veroorzaakt door bewegende machinedelen!Deze risico´s kunnen zeer zware verwondingenveroorzaken, mogelijk met het verlies vanlichaamsdelen gevolg.Nooit beschermkappen openen of verwijderen,zo lang de trekkermotor loopt terwijl de aftakas isaangesloten en / of de hydraulische-/elektronische installatie werkt.870 10 281Verwondingrisico voor vingers of handen,veroorzaakt door toegankelijke, bewegendedelen van de machine!Dit risico kan zeer zware verwondingenveroorzaken, mogelijk met het verlies vanlichaamsdelen gevolg.Grijp nooit in de richting van een dergelijkegevaarlijke plaats, zo lang de trekkermotor looptterwijl de aftakas is aangesloten en / of dehydraulische-/elektronische installatie werkt.870 10 282Gevaren door beklemmen, vastgrijpen,opwikkelen, intrekken en gevangen wordendoor aangedreven, niet beschermdeaangedreven elementen, veroorzaakt doorniet aangebrachte bescherminrichtingen!Deze risico´s kunnen zeer zware verwondingenveroorzaken, mogelijk met het verlies vanlichaamsdelen gevolg.Sluit de geopende bescherminrichtingen ofmonteer de verwijderde bescherminrichting,voordat u de machine aandrijft.<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 51


Veiligheidsaanwijzingen870 10 283Gevaarlijke situaties kunnen ontstaan in hetgevarenbereik van de machine, door rond- ofweggeslingerde materialen of vreemdevoorwerpen!Deze risico´s kunnen zware verwondingen aanhet gehele lichaam veroorzaken.• Houdt een voldoende veilige afstand tot hetgevarenbereik van de machine.• Let er op, dat personen een voldoendeveilige afstanden tot het gevarenbereik vande machine aan houden, zolang detrekkermotor draait.870 10 287Gevaarlijke situaties kunnen ontstaan, alsdoor mechanische werkzaamheden aan hetframe, deze dragende delen breken!Deze risico´s kunnen zeer zware verwondingenveroorzaken, mogelijk met de dood tot gevolg.Het is verboden:• mechanische werkzaamheden te verrichtenaan het onderstel,• boren aan het machineframe,• bestaande boringen aan het onderstel ofhet chassis te vergroten, door deze op teboren of anderszins,• te lassen aan dragende machinedelen.52 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Veiligheidsaanwijzingen3.6.2 InstructieaanwijzingenEen instructieaanwijzing bestaat uit eenpictogram:(1) Pictogram met informatie over het juistomgaan met de machine.Het pictogram bevat de informatie in eenbeeldende of beschreven weergave of in devorm van een tabel.Fig. 13Bestelnummer en verklaringInstructieaanwijzingen870 07 132Het aandrijftoerental van de machinebedraagt 1000 min -1 .Overtuig u er van dat het gekozenaftakastoerental en de draairichtingovereenkomen met het toelaatbare toerental ende draairichting van de machine voordat detrekker- aftakas wordt ingeschakeld.870 07 133Lees de aanwijzingen voor het plegen vanonderhoud aan de geremde assen in dezegebruikershandleiding.870 07 134Gevaren door ondeskundig reinigen van demachine.Lees de aanwijzingen in het hoofdstuk "Reinigenmet hogedrukreiniger / stoomreiniger" op pagina155, als voor het reinigen een dergelijkevoorziening wordt gebruikt.870 10 286Bedieningskast tijdens het rijden op de openbareweg uitschakelen.<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 53


Veiligheidsaanwijzingen870 10 288Dit pictogram kenmerkt de plaatsen waar eenhefvoorziening (krik) kan worden geplaatst.304 06 502Sluit de kogelblokkeerkraan om de kap overstrooiwalsen te borgen:• tijdens het strooien,• bij alle werkzaamheden onder de geopendekap over de strooiwalsen.304 06 503Controleer telkens voor het gebruik destrooischijven en de werpers of deze vast zitten.Indien nodig, de boutverbindingen natrekken.Oponthoud binnen het strooibereik van demachine is verboden. De kleinste afstandbedraagt tenminste 25 m.304 06 507Voor het in gebruik nemen controleren of dedraairichting van de bodemketting juist is.Draairichting van de bodemketting slechtskortstondig omdraaien (reverseren).Liftas niet gebruiken bij ritten over de weg.Liftas pas bedienen, als de machine half leeg is.365 06 506Strooiwalsen vrijhouden van pakkentouw!54 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Veiligheidsaanwijzingen372 03 500Let op de juiste spanning van de kettingen vande bodemketting.<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 55


Veiligheidsaanwijzingen3.6.3 Plaats van de waarschuwing- en instructieaanwijzingenDe volgende afbeeldingen tonen de ordening van de waarschuwingeninstructieaanwijzingen op de machine.Fig. 1456 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Veiligheidsaanwijzingen3.7 Gevaren door het niet opvolgen van de veiligheidsaanwijzingen enwaarschuwingsaanwijzingenHet negeren van de veiligheidsaanwijzingen enwaarschuwingsaanwijzingen kan:• Risico’s voor personen, omgeving en machine veroorzaken,bijvoorbeeld:οοοοοgevaar voor personen door een niet beveiligdewerkomgeving,weigeren van belangrijke machinefuncties,verzaken van de voorgeschreven methoden voor hetgebruik, onderhoud en verzorging van de machine,het in gevaar brengen van personen door mechanische enchemische inwerkingen,het in gevaar brengen van het milieu door lekkendehydraulische olie.• tot uitsluiting van enige aansprakelijkheid leiden.<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 57


Verladen en lossen4 Verladen en lossenVerladen en lossen met de trekkerWAARSCHUWINGGevaarlijke situaties kunnen ontstaan door ongecontroleerdbewegen van trekker en machine, als er onvoldoende stabiliteitis als ook ontoereikende rem- en stuurcapaciteit van de trekkeroptreedt!• Koppel de machine volgens voorschrift op de trekker aan, voordat de machine op een transportmiddel wordt geladen of wordtgelost.• De machine mag worden verladen of worden gelost ondervoorwaarde dat het vermogen van de trekker en van dereminrichting voldoet aan de eisen die hiervoor zijn te stellen.Begin met een aangekoppelde machine pas te rijden, als demanometer van de luchtdrukreminrichting op de trekker 5,0 baraanduidt.Verladen en lossen met hefmiddelenWAARSCHUWINGVerwondingrisico of het risico om omgestoten te worden voorpersonen kunnen ontstaan, als de geheven machineonverwachts los schiet en valt!• Maak gebruik van de gekenmerkte bevestigingspunten voor hetbevestigen van haken bij het laden of lossen van de machinemet een hefwerktuig.• Gebruik hef- en bevestigingsmiddelen met een toereikendekrachtopname.• Nooit onder een geheven machine komen.58 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Verladen en lossenFig. 15(X) Bevestigingspunt(Y) AanslagpuntMaak gebruik van de gekenmerktebevestigingspunten voor het bevestigen vanhaken bij het laden of lossen van de machinemet een hefwerktuig.<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 59


Opbouw en functie5 Opbouw en functieHet volgende hoofdstuk informeert U over de opbouw van demachine, de functie en het bedienen van de verschillende bouwdelen.De machine is soms met extra voorzieningen uitgerust. Extrauitrustingen (opties) zijn in deze gebruikershandleiding gekenmerkt entegen meerprijs te leveren.5.1 StrooimechanismeHet strooimechanisme van de Universeelstrooierbestaat uit:• Bodemketting,• Stuwschijf,• 2-walsen-strooimechanisme,• Kap over walsen met:ο verstelbare klep enο strooischuif,• 2-schijven-centrifugaalstrooimechanisme,• Toerentalcontrole.60 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Opbouw en functie5.1.1 BodemkettingDe ketting (1) van de bodemketting is van U-profielen (2) voorzien.De bodemketting brengt het product naar het 2-walsenstrooimechanisme (3).Fig. 16Automatische kettingspanners (1) spannen dekettingen van de bodemketting.Fig. 17De aandrijfas van de bodemketting wordtaangedreven via de hydro-motor (1) en deaandrijfkast (2).Via de bedieningskast / de Field-Operator:• wordt de bodemketting in- of uitgeschakeld,• is de snelheid van de bodemketting traploosinstelbaar. De regelbare olie-volumestroombedraagt 2 – 60 l/min.• kan de draairichting van de bodemkettingkortstondig worden omgekeerd,bijvoorbeeld voor het opheffen vanverstoppingen bij de strooiwalsen tijdenshet lossen.Fig. 18<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 61


Opbouw en functie5.1.1.1 Instellen van de aandrijfsnelheid van de bodemkettingDe aandrijfsnelheid van de bodemketting wordtvia de draaiknop (Fig. 19) op de bedieningskastingesteld. Voor de pijl (1) leest U de waarde vande ingestelde aandrijfsnelheid af:WaardeAandrijfsnelheid van debodemketting1 laagste10 hoogsteDe ingestelde waarde is geenabsolute waarde voor aandrijfsnelheid,maar dient ter oriëntering. Al naargelang de hydraulische installatie vande trekker:• kan de ingesteldeaandrijfsnelheid bij eenzelfdewaarde op de schaalverdelingverschillend zijn,• moet u het verstelbereik van detoerentalregelaar latenaanpassen op de hydraulischeinstallatie van de trekker.Fig. 195.1.1.2 Verstelbereik van de toerentalregelaar laten aanpassen op de hydraulische installatievan de trekkerHet in de fabriek ingestelde verstelbereik van de draaiknop (Fig. 19)veranderen, als de bodemketting:• de minimale aandrijfsnelheid later bereikt van op schaalwaarde1,• de maximale aandrijfsnelheid eerder bereikt dan opschaalwaarde 10.Het aanpassen van het verstelbereik voorbereiden1. Trekker en machine moeten zijn gekoppeld.2. Beveilig de trekker en de machine tegen ongecontroleerdwegrollen.3. Open de bedieningskast.4. Start de motor van de trekker en schakel de olieomloop tussentrekker en machine in.62 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Opbouw en functie5. Zet het verstelbereik van de draaiknopterug in basisinstelling (maximaalverstelbereik) terug:5.1 Schakel alle schakelaars uit. Ziehiervoor hoofdstuk "Bedieningskast"vanaf pagina 72.5.2 Schakel de bedieningskast in. Ziehiervoor hoofdstuk "Bedieningskast"vanaf pagina 72.5.3 Overbrug de contacten (Fig. 20/1) opde printplaat met een geëigend stukgereedschap, bijvoorbeeld met eenkleine schroevendraaier.→ De controlelampen voor debestuurbare- en liftas lichten op.5.4 Schakel de bedieningskast uit→De installatie bevindt zich nu in debasisinstelling.Fig. 205.5 Breng de trekker hydraulischeinstallatie op maximale opbrengst(tenminste 60 l/min).Let bij Load-Sensing-hydraulischsysteemop de juiste aansluiting vande Load-Sensing-stuurleiding.5.6 Verdraai de draaiknop (Fig. 21), tot debodemketting met de gewensteminimale snelheid loopt.5.7 Overbrug de contacten (Fig. 20/1) opde printplaat.→ De controlelamp voor "bestuurbareas" (Fig. 22) licht op.5.8 Schakel de bedieningskast uit. Ziehiervoor hoofdstuk "Bedieningskast"vanaf pagina 72.→ De instelling voor de gewensteminimale aandrijfsnelheid isopgeslagen.5.9 Schakel de bedieningskast in.5.10 Verdraai de draaiknop (Fig. 21)zolang:• tot de bodemketting met de gewenstemaximale aandrijfsnelheid loopt of• tot de aandrijfsnelheid niet meertoeneemt.Fig. 21Fig. 22<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 63


Opbouw en functie5.11 Overbrug de contacten (Fig. 20/1) opde printplaat.→ De controlelamp voor "bestuurbare as"(Fig. 23) licht op.5.12 Schakel de bedieningskast uit. Ziehiervoor hoofdstuk "Bedieningskast"vanaf pagina 72.→Die instelling voor die gewenstemaximale aandrijfsnelheid isopgeslagen.Fig. 20Fig. 235.1.1.3 Bedieningskast zonder controlelampen voor de bestuurbare- cq. liftasBij een bedieningskast zondercontrolelampen voor de bestuurbareas of de liftas, kan een multimeter opde aansluitingen H1-en H1+(bestuurbare as) of H2-en H2+(liftas) worden aangesloten. Bijhet overbruggen van de contacten(Fig. 20/1) op de printplaat geeft demultimeter aan, dat er stroom is (ca.1 mA).Fig. 2464 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Opbouw en functie5.1.2 StuwschuifDe stuwschuif (1):• bevindt zich voor het 2-walsenstrooimechanismeen dicht de laadruimteaf,• is, afhankelijk van het te verspreidenproduct, verschillend ver te openen,• wordt bij stalmest geheel geopend,• wordt bij vlot lopend producten(bijvoorbeeld kippenmest, rioolslib, kalk,compost) geopend tussen deschaalwaarden 1 tot 14, om de uit tebrengen hoeveelheden voor te doseren.• wordt tijdens het transport geheel gesloten,om morsen op de rijbaan te verhinderen.Het openen en sluiten van de stuwschuif vindtplaats met twee dubbelwerkende hydraulischecilinders (2) via de bedieningskast / de Field-Operator.Fig. 25De opening van de stuwschuif:• is traploos instelbaar,• is bij de pijl (1) op de schaalverdeling (2) afte lezenWaardeStuwschuif0 gesloten14 geheel geopend(opening is ca. 1,45 m)Fig. 26<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 65


Opbouw en functie5.1.3 2-walsen-strooimechanismeHet 2-walsen-strooimechanisme bestaat uit tweehorizontale strooiwalsen (1). De strooiwalsen zijnuitgerust met omkeerbare- en verwisselbaremesjes (2).De mesjes frezen het product los als debodemketting wordt aangedreven en doseren hetproduct op het 2-schijvencentrifugaalstrooimechanisme(4) als de klepover de walsen (3) is gesloten. Het 2-schijvencentrifugaalstrooimechanismeverdeelt hetproduct breedwerpig.Fig. 27Aandrijving van het 2-walsenstrooimechanismeDe strooiwalsen worden door de trekkeraftakasaangedreven via:• de hoofdverdeelaandrijving (1),• de middenaandrijving van het 2-schijvencentrifugaalstrooimechanisme(2),• de nokkenschakelkoppeling (slipkoppeling)(3),• de 2-walsen-aandrijfkast (4),• de aftakas (5),• de onderste strooiwalsenaandrijfkast (6),• de koppeling (7) en• de bovenste strooiwalsenaandrijfkast (8).De nokkenschakelkoppeling (3) scheidt deaandrijflijn tussen hoofdverdeelaandrijving (1) en2-walsen-aandrijving (4), als bijvoorbeeldvreemde voorwerpen de strooiwalsen blokkeren.Fig. 2866 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Opbouw en functie5.1.4 Kap over de strooiwalsenDe kap over de walsen (1) is hydraulischzwenkbaar en sluit de laadruimte aan deachterzijde af.Het openen en sluiten van de kap over dewalsen vindt plaats door twee enkelwerkendehydraulische cilinders (2) via de bedieningskast /de Field-Operator.De kap over de walsen wordt geopend:• bij het strooien langs perceelranden zonderkantstrooiinrichting. Hierdoor wordt hetproduct direct via het 2-walsenstrooimechanismeuitgebracht,• bij werkzaamheden voor onderhoud ofverzorging van het strooimechanisme,• om verstoppingen te verhelpen.De kap over de walsen wordt gesloten:• bij het verspreiden van het product via het2-schijven-centrifugaalstrooimechanisme,• bij transportritten.Fig. 29De kap over de walsen kan met eenkogelblokkeerkraan (1) tegen ongecontroleerdopenen of dalen worden vergrendeld.De kogelblokkeerkraan bevindt zich onder deafdekking (2) aan de rechter kant van demachine.Fig. 30 toont de betekenis van de stand van dekogelblokkeerkraan.Fig. 30Kogelblokkeerkraan Kap over de strooiwalsen ActieTab. 7I - geopendII - geslotenniet vergrendeldopenen en sluiten mogelijkgesloten en vergrendeldgeopend en vergrendeldVerspreiden via het 2-walsenstrooimechanismeVerspreiden via het 2-schijvencentrifugaalstrooimechanismeWerkzaamheden voor hetverhelpen van storingen,reinigen, onderhoud enverzorging<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 67


Opbouw en functie5.1.5 Verstelbare klep en strooischuifDe verstelbare klep (1) met de binnen liggendestrooischuif (2) bevindt zich aan de onderzijdevan de kap over de strooiwalsen (3).De neiging van de verstelbare klep en de hoogtevan de strooischuif kunnen worden ingesteld.Deze instelmogelijkheden maken het mogelijk,verschillende producten met een gelijkmatigedwarsverdeling uit te brengen.De benodigde instelwaarden, voor de neigingvan de verstelbare klep en de hoogte van destrooischuif, zijn afhankelijk van het teverspreiden product.Instelaanbevelingen voor de neiging van deverstelbare klep en de hoogte van de strooischuifvoor het uitbrengen van verschillende productenvindt u in het hoofdstuk "Instellingen" vanafpagina 129.Fig. 3168 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Opbouw en functie5.1.6 2-schijven-centrifugaalstrooimechanismeFig. 32 en Fig. 33:De beide strooischijven (1) van het 2-schijvencentrifugaalstrooimechanisme:• zijn elk uitgerust met 4 werpers (2),• verdelen het product op breedtes van 10 –20 m.De werpers op de strooischijven kunnen na hetlosdraaien van de boutverbindingen (4) inverschillende standen A – H om het draaipunt (3)van de werpers worden gezwenkt.Hierdoor is het mogelijk:• de verschillende eigenschappen van deproducten te compenseren,• de verschillende producten met eengelijkmatige dwarsverdeling over eenbepaalde breedte te verspreiden.Fig. 32Af fabriek zijn de werpers ingesteld op stand C.Fig. 33<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 69


Opbouw en functie5.1.7 ToerentalcontroleDe toerentalcontrole:• controleert de bedrijfstoestand van het 2-walsenstrooimechanisme en van het 2-schijvencentrifugaalstrooimechanisme,• bestaat uit 3 toerentalsensoren. Eén toerentalsensor controleerthet 2-walsen-strooimechanisme en de beide anderetoerentalsensoren controleren elk een strooischijf van het 2-schijven-centrifugaalstrooimechanisme.• is gekoppeld met de hydraulische aandrijving van debodemketting,• wordt geactiveerd bij het inschakelen van de bodemketting. Hetcorrect functioneren van de toerental controle wordt door eenkort akoestisch en optisch signaal aangegeven.• treedt in werking bij een ontoelaatbare bedrijfstoestand en stoptde aandrijving van de bodemketting, als:ο het toerental van de strooiwalsen onder 100 O/min daalt,ο een nokkenschakelkoppeling de aandrijflijn naar destrooischijven onderbreekt.Het stoppen van de hydraulische aandrijving van debodemketting moet een verstopping van de strooiwalsen bij eenontoelaatbare bedrijfstoestand van het 2-walsen- of 2-schijvencentrifugaalstrooimechanismeverhinderen.Stopt de toerentalcontrole de aandrijving van de bodemketting:• weerklinkt een claxon, gelijktijdig licht de rode controlelamp"Bodemketting stop" op de bedieningskast op,• kan een verstopping van de strooiwalsen door een ontoelaatbareophoping van product voor de strooiwalsen hebbenplaatsgevonden, zo dat de nokkenschakelkoppeling deaandrijflijn naar de strooiwalsen onderbreekt,• kunnen vreemde voorwerpen een/de strooischij(f)ven blokkeren,zo dat de nokkenschakelkoppeling de aandrijflijn naar debetrokken strooisch(f)ven onderbreekt,• kan de bodemketting kortstondig met de toets "BodemkettingCHECK" op de bedieningskast in aandrijf- en reverseerrichting(voorwaarts, en achterwaarts) worden ingeschakeld.Door dit kortstondige inschakelen van de bodemketting kunnenontoelaatbare bedrijfstoestanden op de 2-walsen-strooiinrichting,vaak vanaf de bestuurderszitplaats worden opgelost.70 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Opbouw en functieOp de 2-walsen-strooiinrichting verzamelt detoerentalsensor (1) het actuele toerental van debovenste strooiwalsen.Het toerental van de walsen stuurt het in enuitschakelen van de hydraulische aandrijving vande bodemketting aan. De hydraulischeaandrijving van de bodemketting schakelt:• in, als het toerental van de strooiwalsenminstens 100 O/min bedraagt.• uit, als het toerental van de strooiwalsenbeneden 100 O/min daalt.Op het 2-schijven-centrifugaalstrooimechanismecontroleren de toerentalsensoren dedraaibewegingen van de strooischijven.Als de nokkenschakelkoppeling de aandrijvingvan de aandrijflijn naar de betreffende strooischijfonderbreekt, dan schakelt de hydraulischeaandrijving van de bodemketting uit.Fig. 345.2 WeeginrichtingSpeciale uitvoering:Als de machine met een te ijken weeginrichtingis uitgerust, kan het daadwerkelijk geladengewicht van het product worden weergegeven enals de hardware dit toelaat , worden opgeslagen.Het daadwerkelijk geladen gewicht wordt met 8weegstaven (1) verzameld, die tussen het frameen het platform zijn ingebouwd.Verdere informatie vindt u in de separategebruikershandleiding die bij de weeginrichtinghoort.Fig. 35<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 71


Opbouw en functie5.3 Bedieningselementen5.3.1 BedieningskastAl naar gelang de uitrusting van de machine vindt het bedienen vande hydraulische functies op de machine plaats:• deels via de bedieningskast / Field-Operator en deels via destuurventielen op de trekker,• Uitsluitend via de bedieningskast,• Uitsluitend via de Field-Operator.Standaarduitrusting:De bedieningskast:• bevindt zich op de trekker, in het zicht enonder handbereik, zodat debedieningsknoppen goed bereikbaar zijn,• moet met de 3-polige stekker (DIN 9680) opde stroomverzorging van de trekker (12 V)zijn aangesloten,• bezit verschillendebedieningsmogelijkheden, zoals toetsen,tuimelschakelaars en een draaiknop,• heeft verschillende controlelampen voor hetcontroleren van bedrijfstoestanden.De bedieningsdelen zijn of tastend (Toetsen) ofvergrendelend (Tuimelschakelaar) uitgevoerd:• Tastend, voor het uitvoeren van klap-,zwenk- of schuifbewegingen vanbewegende delen van de machine,bijvoorbeeld steunpoot, stuwschuif, kapover strooiwalsen etc. Alleen als datbedieningsdeel wordt vastgehouden, wordtde functie uitgevoerd. Als hetbedieningsdeel wordt losgelaten, keert hetin de neutrale stand terug en de bewegingstopt.• Vergrendelend, voor het uitvoeren vanbewegingen die een duurfunctie voorconstantverbruikers benodigen,bijvoorbeeld hydro-motoren.Toetsen en tuimelschakelaars kunnen maximaal3 standen aannemen:• Functie I,• Neutrale-stand,• Functie II.Fig. 36Schakel de bedieningskast uit, als de machine langere tijd stil zalstaan, omdat de gebruikers anders in staat zijn de accu op de trekkerleeg te trekken.72 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Opbouw en functie5.3.1.1 Mogelijke symbolen en hun betekenisBedieningskast in- / uitschakelenDe volgende tekstblokken tonen de mogelijke symbolen op debedieningskast en hun betekenis.SymboolStand van detuimelschakelaarBedieningskast0UIT(groene controlelamplicht niet op)IAAN(groene controlelamplicht op)Steunpoot heffen / zakkenSymbool Stand van de toets Steunpootboven(vasthouden)in transportstand heffenNeutrale-standUITbeneden(vasthouden)in steunstand latenzakkenKap over strooiwalsen openen / sluitenSymboolStand van de toetsKap over destrooiwalsenboven(vasthouden)openNeutrale-standUITbeneden(vasthouden)sluit<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 73


Opbouw en functieLiftas heffen / zakkenSymbool Stand van de toets Liftasboven(vasthouden)heffen(groene controlelamplicht op)Neutrale-standUITbeneden(vasthouden)zakken(groene controlelamplicht niet op)Bestuurbare as blokkeren / vrij gevenSymbool Stand van de toets Bestuurbare asboven(vasthouden)blokkeren(groene controlelamplicht op)Neutrale-standUITbenedenvrij geven(groene controlelamplicht niet op)Stuwschuif openen / sluitenSymbool Stand van de toets Stuwschuifboven(vasthouden)openNeutrale-standUITbeneden(vasthouden)sluit74 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Opbouw en functieBodemketting schakelenSymboolStand van detuimelschakelaarboven(vasthouden)Neutrale-standbenedenBodemkettingreverseren(groene controlelamplicht niet op)0 (UIT)(groene controlelamplicht niet op)I (AAN)(groene controlelamplicht op)Kantstrooiinrichting heffen / dalenSymbool Stand van de toets Kantstrooiinrichtingboven(vasthouden)heffenNeutrale-standUITbeneden(vasthouden)zakkenBodemketting CHECKSymbool Stand van de toets Bodemkettingboven(vasthouden)draait tegen deaandrijfrichting in(reverseert)Neutrale-stand0 (UIT)beneden(vasthouden)begint in deaandrijfrichting tedraaien<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 75


Opbouw en functieAandrijfsnelheid voor de bodemketting instellenSymboolStand van dedraaiknopAandrijfsnelheid1 laagste10 hoogste5.3.2 Field-OperatorSpeciale uitvoering:De Field-Operator:• bevindt zich op de trekker, in het zicht en onder handbereik,zodat de bedieningsknoppen goed bereikbaar zijn,• is met een boordcomputer op de machine verbonden,• bewaakt de bedrijfstoestanden van de machine• neemt de regeling van de hoeveelheid per [m³/ha] afhankelijkvan de ingevoerde te strooien hoeveelheid (gewenste waarde)en de rijsnelheid van het moment [km/h],• verzamelt de werkelijk uitgebrachte hoeveelheden van hetverspreide product,• beschikt over een PC-opslagkaart om de gegevens verder tekunnen doorverwerken in de perceelgrenskaarten op een PC.Verdere informatie vindt u in de separate gebruikershandleiding vande Field-Operator.76 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Opbouw en functie5.4 Hydraulische-installatie op de machineDe hydraulische installatie op de machine:• kan met max. 80 l/min. worden gebruikt,• is geschikt voor open- of closed-center-hydraulieksysteem. Hetomschakelen van open- naar closed-center-hydraulieksysteemvindt plaats met een omstelschroef op het elektro-hydraulischeventielenblok.Alle hydraulische functies van de machine worden via debedieningskast of de Field-Operator bediend. Hiervoor zijn deverschillende hydraulische componenten van de machine op hetelektro-hydraulische ventielenblok van de machine aangesloten.De hydraulische-installatie van de machine is bedrijfsklaar, als:• het elektro-hydraulische ventielenblok via een dubbel werkendventiel of een enkelwerkend ventiel met een vrije retourleiding opde hydraulische installatie van de trekker is aangesloten en• de olieomloop tussen de trekker en de machine via hetstuurventiel op de trekker is ingeschakeld.• De bedieningssnelheid van de hydraulische functies(Hydraulische componenten) is afhankelijk van de hydraulischeinstallatie van de trekker.Al naar gelang het <strong>type</strong> trekker kan een correctie van deingestelde bedieningssnelheden op het stuurventiel van detrekker/op het ventielenblok van de machine nodig zijn.• Aanwijzingen voor de benodigde stuurventielen vindt u in hethoofdstuk "Benodigde uitrusting van de trekker“ op pagina 26.(1) Slangen-ophangpunt voor het correctweghangen van afgekoppelde slangen.Fig. 37<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 77


Opbouw en functie5.4.1 Elektro-hydraulisch ventielenblok(1) Elektro-hydraulisch ventielenblok(2) Ingangsplaat met proportionelewegventielen voor aandrijving van debodemketting(3) Constantstroom-regelschijf(4) Load-Sensing-aansluiting met wisselventiel(5) Tussenplaat met weg-zittingventielen voorhet voorhek(6) Tussenplaat met weg-zittingventielen voorde stuwschuif(7) Tussenplaat met weg-zittingventielen voorde bestuurbare as(8) Afsluitplaat(9) Aansluitopening voor de Load-Sensingstuurleiding(10) Load-Sensing-schroef om de drukevenaarte blokkeren als een Load-Sensingstuurleidingis gemonteerd.Fig. 38(11) Systeem-omstelschroef. Het hydraulischesysteem van de trekker bepaalt de instellingvan de systeem-omstelschroef.5.4.1.1 Instellen van de systeem-omstelschroef voor het aanpassen van het hydraulischesysteemAltijd de instelling van de systeem-omstelschroef controleren. Eenfoutieve instelling van de systeem-omstelschroef leidt tot eenovermatige verwarming van de hydraulische olie door dehydraulische installatie van de trekker.De hydraulische installatie van de trekker bepaalt de instelling van desysteem-omstelschroef (Fig. 38/9) op het elektro-hydraulischeventielenblok. Al naar gelang het hydraulische systeem van detrekker, de systeem-omstelschroef (Fig. 38/9)• met een schroevendraaier 1 ½ slag uitdraaien(fabrieksinstelling) bij trekkers met:οopen–center–hydraulieksysteem (constant-stroomsysteem,tandwielpompen-hydrauliek)ο Load-Sensing-hydraulieksysteem (druk- enstroomgeregelde verstelpomp) – olieafname direct van dehydraulische pomp van de trekker, niet viatrekkerstuurventielen.• met een schroevendraaier tot aan aanslag indraaien(tegenovergesteld aan de fabrieksinstelling) bij trekkersmet:ο closed-center-hydraulieksysteem (constant-druksysteem,drukgeregelde verstelpomp), bijvoorbeeld oudere JOHN-DEERE trekkers.78 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Opbouw en functie5.4.1.2 Load-Sensing-hydraulieksysteem met Load-Sensing-stuurleiding• Het hydraulische systeem alleen in drukloze toestand koppelen.• Schakel de trekkermotor uit, voordat het hydraulische systeemwordt aangesloten.• De Load-Sensing-stuurleiding altijd aansluiten, als u dehydraulische aansluiting "Vorlauf" direct op de hydraulischepomp van de trekker aansluit.Via de Load-Sensing-stuurleiding is het elektro-hydraulischeventielenblok op de machine direct met de hydraulische pomp van detrekker verbonden. De actuele olievraag van de machine bepaald dedruk en de opbrengst van de hydraulische pomp van de trekker.TrekkerMachine24135Fig. 39(1) Elektro-hydraulisch ventielenblok op de machine, zie pagina 78.(2) Load-Sensing-stuurleiding.(3) Verstelbare hydrauliekpomp van de trekker.(4) Hydrauliekaansluiting "Terugloop", aangesloten op de vrijeretourleiding, niet via een stuurventiel.(5) Hydrauliekaansluiting "Voorloop", direct aangesloten op dehydraulische pomp van de trekker, olieafname niet via eenstuurventiel.Load-Sensing-stuurleiding aansluiten1. Schroef de Load-Sensing-stuurleiding (2) in de aansluitopening(Fig. 38/7) van het elektro-hydraulische ventielenblok.2. Stel de systeem-omstelschroef (Fig. 38/9) (in fabrieksinstelling).3. Blokkeer de drukevenaar in het elektro-hydraulischeventielenblok. Hiertoe3.1 Load-Sensing-schroef (Fig. 38/8) met eenschroevendraaier tot de aanslagmoer indraaien.4. Sluit de Load-Sensing-stuurleiding (2) aan op de Load-Sensingaansluitingvan de trekker.5. Sluit de hydraulische aansluiting "Terugloop" (4) aan op een vrijeretouraansluiting op de trekker.6. Sluit de hydraulische aansluiting "Voorloop (Druk)" (5) aan opeen directe aansluiting met de hydraulische pomp van detrekker.Open de drukevenaar via de Load-Sensing-schroef (Fig. 38/8) op hetelektro-hydraulische ventielenblok, als de hydraulische aansluiting"Voorloop (Druk)" op een stuurventiel van de trekker is aangesloten.<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 79


Opbouw en functie5.4.1.3 Elektrisch - Nood-handbedieningBij stroomuitval kunnen de elektromagneten voorhet schakelen van de ventielen direct op hetelektro-hydraulische ventielenblok via denoodhandbediening worden bediend.Druk het anker van de elektromagneet op hetbetreffende schakelventiel voor het bedienen vande gewenste hydraulische functie met eenspitsvoorwerp (1) in.Fig. 405.4.2 Hydraulische slangenWAARSCHUWINGInfectiegevaar voor personen kan ontstaan, als hydraulische olieonder hoge druk in het lichaam binnendringt!LET ER OP dat bij het aan- en afkoppelen van de hydrauliekslangen,de hydraulische installatie van zowel de trekker als van de machinedrukloos zijn. Zet de hendels op het stuurventiel van de trekker altijdin de zweefstand.Raadpleeg bij verwondingen door hydraulische olie direct een arts.5.4.2.1 Hydraulische slangen aankoppelenWAARSCHUWINGVerwondingrisico door kwetsen, snijden, beetgepakt worden, inde machine getrokken worden en omgestoten worden door eenfoutieve hydraulische functie door verkeerd aangeslotenhydraulische slangen!• Let bij het aankoppelen van de hydrauliekslangen op degekleurde markering van de slangen en koppelingen.• Controleer de aansluiting van de hydraulische slangen op hetstuurventiel van de machine, als de gekleurde markering(stofkappen) ontbreekt:ο P = Drukleiding,ο T = Retourleiding.80 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Opbouw en functie• Controleer de soort hydraulische olie, voordat de machine op detrekker wordt aangesloten.• Vermeng geen minerale oliën met bio-oliën!• LET OP: de maximaal toegestane bedrijfsdruk bedraagt 200 bar.• Snelsluitingen voor het aankoppelen reinigen.• Let er op, dat bij het aan- en afkoppelen van de hydraulischeslangen, geen olie in de omgeving terecht komt.• Steek de hydraulische snelsluitkoppelingen zo ver in de moffen,tot een duidelijke vergrendeling merkbaar is.• Controleer of de koppelingen in de hydraulische leidingencorrect zijn aangesloten en of ze dicht zijn.• Gekoppelde hydraulische slangen:ο moeten alle bewegingen tijdens het maken van bochtenzonder spanning, knikken of wrijven kunnen maken,ο mogen niet langs machinedelen schuren.5.4.2.2 Hydraulische slangen afkoppelen1. Zet de hendels op het stuurventiel van de trekker altijd in dezweefstand (Neutrale stand).2. Reinig de hydraulische snelsluitingen aan de slangen, voordatdeze op de trekker worden aangesloten.3. Sluit de hydraulische slangen aan op het stuurventiel van detrekker:3.1 Drukleiding (Stofkap rood) op een enkel- of eendubbelwerkend stuurventiel.3.2 Retourleiding (Stofkap blauw) op een druklozeretouraansluiting, indien mogelijk.1. Zet de hendels op het stuurventiel van de trekker altijd in dezweefstand (Neutrale stand).2. Ontgrendel de snelsluitstekker uit de snelsluitmof.3. Sluit de snelsluitstekker en de snelsluitmof met debeschermkappen af tegen intredend vuil.4. Leg de hydraulische slangen op het slangen-ophangpunt (Fig.37/1), pagina 77.<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 81


Opbouw en functie5.5 TrekdisselDe machine is uitgerust met een trekdissel voor onderaankoppeling.5.5.1 OnderaankoppelingAl naar gelang de uitvoering van deverbindingseenheid op de trekker kan detrekinrichting (1) zijn:• een trekoog (Hitchring) voor een trekhaak(Hitchhaak) of een trekpen (Piton-Fix),overeenkomend met ISO 5692-1,• een trekschaal 80 (2) voor eenkogelkopkoppeling 80.De Elastomeervering van de trekdissel verhoogthet rijcomfort en de rijstabiliteit.Fig. 4182 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Opbouw en functie5.5.2 Trekdissel aankoppelenWAARSCHUWINGEr ontstaan grote risico´s voor beklemming, intrekken,meegepakt worden, omgestoten worden, als de machineonverwacht los raakt van de trekker!• Controleer, of de verbindingsinrichting op uw trekker istoegelaten om de trekinrichting van de machine op aan tesluiten.Lees zonder meer het hoofdstuk "Voorwaarden voor het gebruikvan trekkers met aanhangers met starre dissels", pagina 113.• Koppel de machine volgens voorschrift op de trekker aan enborg de verbinding.• Nooit beschadigde of verbogen aankoppelsystemen gebruiken.WAARSCHUWINGVerwondingrisico’s of het risico omgestoten te worden, ontstaanals tijdens het naar de machine rijden van de trekker, personentussen de trekker en de machine staan!Verwijder personen uit het gevarenbereik tussen de trekker en demachine, voordat u naar de machine rijdt.Aanwezige helpers mogen slechts naast de trekker en de werktuigenaanwijzingen geven en pas bij stilstand van beide tussen de trekkeren de machine treden.5.5.2.1 Trekhaak (Hitchhaak) en trekoog (Hitchring)1. Beveilig de machine tegen wegrollen.2. Verwijder personen uit het gevarenbereik tussen de trekker ende machine, voordat u naar de machine rijdt.3. Laat de trekhaak zakken.4. Rijdt zo dicht naar de machine, tot de trekhaak het trekoog kanopnemen.5. Hef de trekhaak, om het trekoog te vangen.→ Het trekoog is na het automatische inhaken tussen de trekhaaken de sluiting (Neerhouder) gefixeerd.6. Beveilig de trekker tegen ongecontroleerd starten en tegenongecontroleerd wegrollen.7. Controleer, of de trekhaak juist is vergrendeld.8. Sluit de verzorgingsleidingen aan.9. Geef de parkeerrem vrij.10. Breng de steunpoot in de transportstand.<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 83


Opbouw en functie5.5.2.2 Trekpen (Piton-Fix) en trekoog (Hitchring)1. Beveilig de machine tegen wegrollen.2. Verwijder personen uit het gevarenbereik tussen de trekker ende machine, voordat u naar de machine rijdt.3. Trekker achteruit rijden tot aan de machine.4. Beveilig de trekker tegen ongecontroleerd starten en tegenongecontroleerd wegrollen.5. Verwijder de neerhouder (Dwarspen) boven de trekpen.6. Sluit de verzorgingsleidingen aan.7. Rijdt zo dicht naar de machine, tot de trekhaak het trekoog kanopnemen.8. Laat de trekdissel via de steunpoot zakken, tot de trekpen hettrekoog vangt.9. Bevestig en beveilig de dwarspen boven de trekpen.10. Maak de handrem vrij (indien aanwezig).11. Breng de steunpoot in de transportstand.84 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Opbouw en functie5.5.2.3 Kogelkopkoppeling en trekschaalWAARSCHUWINGEr ontstaan grote risico´s voor beklemming, intrekken,meegepakt worden, omgestoten worden, als de machineonverwacht los raakt van de trekker!• Controleer op er voldoende ruimte is op de trekschaal voordat uop gaat rijden op een sterk glooiende ondergrond of voordatover de silo wordt gereden.• Monteer de kortere tegenhouder op de trekkerzijdige"Scharmüller kogelkopkoppeling", als de vrije ruimteonvoldoende is.Smeer de koppeling dagelijks, zo wordt slijtage aan de kogelkop ende trekschaal verminderd. Smeer ook tussen de houder en deoppervlakte van de trekschaal.(1) Kortere tegenhouder voor de Scharmüllerkogelkopkoppeling.Scharmüller bestelnummer 02 481 316Fig. 421. Verwijder personen uit het gevarenbereik tussen de trekker ende machine, voordat u naar de machine rijdt.2. Trekker achteruit rijden tot aan de machine.3. Beveilig de trekker tegen ongecontroleerd starten en tegenongecontroleerd wegrollen.4. Beveilig de machine tegen wegrollen.5. Aankoppelen voorbereiden:5.1 Verwijder vet en vuil van de kogelkop, de houder en detrekschaal.5.2 Smeer de kogelkop en de oppervlakte van de trekschaalmet nieuw vet.5.3 Ontgrendel de tegenhouder op de lagerbok.5.4 Zwenk de tegenhouder in de koppel-stand.5.5 Reinig de kogelkop en vet deze in.6. Sluit de verzorgingsleidingen aan.7. Rij zo dicht naar de machine toe, dat de kogelkop de trekschaalkan opnemen.8. Laat de trekdissel met de steunpoot zo ver zakken, tot dekogelkop, de trekschaal vangt.9. Vergrendel en borg de tegenhouder op de lagerbok.10. Geef de parkeerrem vrij.11. Breng de steunpoot in de transportstand.<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 85


Opbouw en functie5.5.3 Trekdissel afkoppelenWAARSCHUWINGGevaarlijke situaties bij het afkoppelen van de trekker kunnenontstaan, als de afgekoppelde machine ongecontroleerd wegrolt!Beveilig de machine tegen wegrollen, voordat deze van de trekkerwordt losgekoppeld. Let hierbij op het hoofdstuk "Trekker en machinetegen ongecontroleerd starten en wegrollen beveiligen", pagina 116.5.5.3.1 Trekhaak (Hitchhaak) en trekoog (Hitchring)5.5.3.2 Trekpen (Piton-Fix) en trekoog (Hitchring)1. Beveilig de machine tegen wegrollen.2. Laat de steunpoot zo ver in de steunstand zakken.3. Laat de trekhaak zakken.4. Rijdt de trekker voor uit (ca. 25 cm).5. Hef de trekhaak op.6. Beveilig de trekker tegen ongecontroleerd starten en tegenongecontroleerd wegrollen.7. Ontkoppel de verzorgingsleidingen.8. Leg de verzorgingsleidingen op de daarvoor bedoelde houders.9. Rijdt de trekker vooruit.1. Beveilig de machine tegen wegrollen.2. Verwijder de neerhouder (Dwarspen) boven de trekpen.3. Laat de steunpoot in de steunstand zakken, zodat het trekooglos komt van de trekpen.4. Rijdt de trekker voor uit (ca. 25 cm).5. Beveilig de trekker tegen ongecontroleerd starten en tegenongecontroleerd wegrollen.6. Bevestig en beveilig de neerhouder (dwarspen) boven detrekpen.7. Ontkoppel de verzorgingsleidingen.8. Leg de verzorgingsleidingen op de daarvoor bedoelde houders.9. Rijdt de trekker vooruit.86 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Opbouw en functie5.5.3.3 Kogelkopkoppeling en trekschaal1. Beveilig de machine tegen wegrollen.2. Ontgrendel de tegenhouder op de lagerbok.3. Zwenk de tegenhouder in de koppel-stand.4. Laat de steunpoot zo ver in de steunstand zakken, zodat detrekschaal los komt van de kogelkop.5. Rijdt de trekker voor uit (ca. 25 cm).6. Beveilig de trekker tegen ongecontroleerd starten en tegenongecontroleerd wegrollen.7. Vergrendel en borg de tegenhouder op de lagerbok.8. Ontkoppel de verzorgingsleidingen.9. Leg de verzorgingsleidingen op de daarvoor bedoelde houders.10. Rijdt de trekker vooruit.<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 87


Opbouw en functie5.6 SteunpootDe afgekoppelde machine steunt nu op de hydraulische steunpoot.5.6.1 Hydraulische steunpootAl naar gelang de uitrusting van de machinewordt de steunpoot op afstand vanaf de trekkerbediend:• direct via een dubbelwerkend ventiel op detrekker (Optie),• via de bedieningskast / de Field-Operator(Optie).Fig. 43 toont de steunpoot in:• Steunstand (1)• Transportstand (2)Fig. 435.6.1.1 Hydraulische steunpoot in transportstand heffenWAARSCHUWINGVerwondingrisico voor vingers en handen kan ontstaan, als desteunpoot in de transportstand wordt geheven!• Houdt tijdens het heffen van de steunpoot een voldoende veiligeafstand aan, zo lang er nog delen bewegen.• Verwijder personen uit het gevarenbereik tussen trekker enmachine, voordat de hydraulische steunpoot wordt geheven.1. Verwijder personen uit het gevarenbereik tussen trekker enmachine, voordat de hydraulische steunpoot in de transportstandwordt geheven.2. Houdt de hendel voor het bedienen van de steunpoot zo lang inde stand "Heffen", tot de steunpoot geheel in de transportstandis geheven.88 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Opbouw en functie5.6.1.2 Hydraulische steunpoot in de steunstand laten zakkenWAARSCHUWINGVerwondingrisico voor de voeten, als de geheven steunpootongecontroleerd naar beneden valt!• Houdt tijdens het laten zakken van de steunpoot een voldoendeveilige afstand aan, zo lang er nog delen bewegen.• Verwijder personen uit het gevarenbereik tussen trekker enmachine, voordat u de hydraulische steunpoot laat zakken.1. Verwijder personen uit het gevarenbereik tussen trekker enmachine, voordat u de hydraulische steunpoot in de steunstandlaat zakken.2. Houdt de hendel voor het bedienen van de steunpoot zo lang inde stand "Zakken", tot de steunpoot geheel uit de transportstand(2) in de steunstand (1) is gezakt.→ De trekdissel legt geen druk meer op de trekker.<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 89


Opbouw en functie5.7 AftakasDe aftakas zorgt voor de krachtoverbrenging van de trekker naar demachine.WAARSCHUWINGVerwondinggevaar ontstaat voor personen, als de trekker en/ofde machine ongecontroleerd kunnen wegrollen!Koppel de aftakas op de trekker aan- of af, als trekker en machinetegen ongecontroleerd starten en wegrollen zijn beveiligd.WAARSCHUWINGEr ontstaan risico’s om beetgepakt, of in de machine getrokkente worden, als een niet beveiligde aftakas wordt gebruikt, of alsde beschermkappen zijn beschadigd!• Nooit een aftakas gebruiken waarvan de bescherming nietaanwezig is, of waar deze is beschadigd of de vasthoudkettingniet wordt gebruikt.• Telkens voor het gebruik controleren, of:ο alle beschermingen van de aftakas zijn gemonteerd enkunnen functioneren,ο de vrije ruimten rond de aftakas in alle bedrijfstoestandentoereikend zijn. Te weinig ruimte leidt tot beschadigingenvan de aftakas.• Hang de vasthoudketting zodanig, dat een voldoende grootzwenkbereik van de aftakas in alle bedrijfstoestanden isgewaarborgd. Vasthoudkettingen mogen zich niet aan delen vande trekker of de machine kunnen vasthaken.• Laat onverwijld beschadigde of niet meer aanwezige delen vande aftakas vervangen door originele onderdelen van deaftakassenfabrikant.LET OP: reparaties aan aftakassen mogen alleen door eenvakwerkplaats worden uitgevoerd!• Leg de afgekoppelde aftakas in de daarvoor bedoelde houder.Zo wordt de aftakas beschermd tegen beschadiging envervuiling.Gebruik de vasthoudketting niet om de afgekoppelde aftakasaan op te hangen.90 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Opbouw en functieWAARSCHUWINGEr ontstaan risico’s om beetgepakt, of in de machine getrokkente worden, als delen van de aftakas in het gebied van dekrachtenoverbrenging tussen trekker en aangedreven machineniet beschermd zijn!Werk alleen met een geheel van bescherming voorziene aandrijvingtussen de trekker en de machine:• De onbeschermde delen van de aftakas moeten altijd door eenschermschild op de trekker en een beschermkap op de machineworden afgeschermd.• Controleer, of het schermschild op de trekker en debeschermkap op de machine tenminste een overlapping van 50mm bieden op de bescherming aan de aftakas. Is dit niet hetgeval, dan mag de machine niet door een aftakas wordenaangedreven.• Gebruik alleen de meegeleverde aftakas of een aftakas van hetvoorgeschreven <strong>type</strong>.• Volg de meegeleverde aanwijzingen van de aftakassenfabrikantop. Het juist toepassen en onderhouden van de aftakas kanzware ongevallen voorkomen.• Let bij het afkoppelen van de aftakas op:ο de meegeleverde gebruikershandleiding van de aftakas,ο het toegestane aandrijftoerental van de machine,ο de juiste inbouwlengte van de aftakas. Let op het hoofdstuk"Lengte van de aftakas naar de trekker aanpassen", pagina118,ο de juiste stand van de aftakas. Het trekkersymbool op debeschermkap van de aftakas kenmerkt de trekkeraansluitzijdevan de aftakas.• Monteer de slip- of vrijloopkoppeling altijd aan de machinezijde,als de aftakas is voorzien van een slip- of vrijloopkoppeling.• Let op bij het inschakelen van een aftakas. Lees deveiligheidsaanwijzingen voor het aftakas gebruik in hethoofdstuk "Fundamentele veiligheidsaanwijzingen", pagina 39.<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 91


Opbouw en functie5.7.1 Aftakas aankoppelen1. Reinig de trekker-aftakas en vet deze in.2. Machine moet aan de trekker zijngekoppeld.3. Beveilig de trekker tegen ongecontroleerdstarten en tegen ongecontroleerdwegrollen.4. Controleer of de aftakasaandrijving isuitgeschakeld.5. Schuif de aftakaskoppeling zover op detrekkeraandrijfas, tot de snelsluitingmerkbaar in de daarvoor bedoeldeuitsparing gaat. Let bij het aankoppelen vande aftakas op de aanwijzingen uit de doorde fabrikant meegeleverdegebruikershandleiding.6. Zet de beschermbuizen van de aftakas vastaan de trekker en aan de machine met debeveiligingsketting (1) om meedraaien tevoorkomen:6.1 Bevestig de vasthoudketting zomogelijk haaks op de aftakas.6.2 Bevestig de vasthoudketting zodanigdat een voldoende groot zwenkbereikvan de aftakas in allebedrijfstoestanden is gewaarborgd.Vasthoudkettingen mogen zich nietaan delen van de trekker of demachine kunnen vasthaken.7. Controleer, of de vrije ruimte rondom deaftakas in alle bedrijfstoestanden voldoendeis. Te weinig ruimte leidt tot beschadigingenvan de aftakas.Fig. 4492 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Opbouw en functie5.7.2 Aftakas afkoppelenVOORZICHTIGVerbrandingsrisico ontstaat door het aanraken van oververhittedelen van de aftakas!Raak geen sterk verwarmde delen van de aftakas aan (speciaalworden koppelingen bedoeld).Reinig en smeer de aftakas door, voor een periode van langerestilstand.1. Beveilig de machine tegen ongecontroleerdstarten en wegrollen.2. Koppel de aftakas af van de aandrijfas vande trekker.3. Leg de aftakas in de daarvoor bedoeldehouder.Fig. 45<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 93


Opbouw en functie5.8 OnderstelDe machine is uitgerust met een asconstructie, bestaande uit:• tandem-as aggregaat met hydraulische niveauregeling,• hydraulische liftas,• bestuurbare as, naloop- of gedwongen besturing,• tweeleiding-luchtdruk-reminrichting met ALB-regelaar.5.8.1 Hydropneumatische tandem-as met hydraulische niveauregelingDe hydraulische niveauregeling:Bij een hydropneumatische tandem-as met degescheiden hydraulische niveauregeling voor derechter en linker zijde van de machine nemenvier niveaugeregelde hydraulische cilinders (1)de as-vering en de demping van de machine opde verschillende wielen op zich.• zorgt door de grote uitslag van de niveaugeregelde hydraulischecilinders voor een dynamische lastverdeling tussen de beideassen. Hierdoor wordt een steeds gelijkmatige belasting van debeide assen bereikt.• zorgt op hellende ondergrond en bij het snel nemen van bochtenvoor zijdelingse stabiliteit;• zorgt ervoor de opbouw over de gehele breedte bij het rijdenover oneffenheden altijd parallel tot de ondergrond staat,• stuurt de hydraulische ALB-regelaar van de tweeleidingluchtdruk-installatieaan.Fig. 4694 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Opbouw en functie5.8.1.1 Rijhoogte van de hydraulische niveauregeling controlerenDe rijhoogte van de hydraulische niveauregeling moet dagelijks inonbeladen toestand worden gecontroleerd. De ingestelde rijhoogtekan veranderen door lekolieverliezen in de hydraulischeniveauregeling.Bij een onbeladen machine met een correct ingestelde rijhoogtebedraagt de afstandmaat X = 570 ±10 mm tussen de opnamepuntenvan de hydraulische cilinders (Fig. 48/1).Alleen als de rijhoogte correct is ingesteld stuurt de hydraulischeniveauregeling de hydraulische ALB-regelaar van de tweeleidingluchtdruk-reminstalatievoor lastafhankelijke regeling goed aan.1. Koppel trekker en machine.2. Zet de onbeladen machine op een vlakkeondergrond.3. Laat de hydraulische liftas geheel zakken.4. Beveilig de trekker en de machine tegenongecontroleerd wegrollen.Bij een onbeladen machine geven demanometers (1) en (2) op hetniveauventiel (Fig. 47) ca. 35 bar aan.5. Controleer de afstandmaat X tussen deopnamepunten op alle vier hydraulischecilinders (1).6. De rijhoogte van het tandem-asaggregaatmoet worden gecorrigeerd, als deafstandmaat niet X = 570 ±10 mm bedraagt.Fig. 47Fig. 48<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 95


Opbouw en functie5.8.1.2 Rijhoogte van de hydraulische niveauregeling corrigeren• De rijhoogte van de hydraulische niveauregeling wordtgecorrigeerd via het niveauventiel (Fig. 49) als de machineonbeladen is.• De rijhoogtes aan de rechter- en linkerzijde van de machineworden apart van elkaar ingesteld. De manier van het instellenvan de rijhoogte is voor beide zijden van de machine gelijk.• Om reden van veiligheid zakt de machine langzaam.WAARSCHUWINGVerwondingrisico en kans om omgestoten te worden kunnenontstaan bij het corrigeren van de rijhoogte!Verwijder personen uit het gevarenbereik onder de machine, voordatu de rijhoogte via de hydraulische cilinders corrigeert.De rijhoogte wordt ingesteld:• voor de rechterzijde van de machine via debedieningselementen (Fig. 49/1), (Fig. 49/3)en (Fig. 49/5),• voor de linkerzijde van de machine via debedieningselementen (Fig. 49/2), (Fig. 49/4)en (Fig. 49/6).Stel na elkaar aan de rechter- en de linkerzijdevan de machine de afstandmaat X = 570 mmtussen de opnamepunten van de hydraulischecilinders (Fig. 50/1) in:1. Koppel trekker en machine.2. Zet de trekker en de onbeladen machine opeen vlakke ondergrond.3. Laat de liftas geheel zakken.4. Beveilig de trekker en de machine tegenongecontroleerd wegrollen.5. Koppel de hydrauliekslang van hetniveauventiel met een enkelwerkend ventielvan de trekker.6. Verdraai de blokkeerkraan (5) of (6) instand "AUF" (= OMHOOG) (AfstandsmaatX vergroten) of "AB" (= OMLAAG)(Afstandsmaat X verkleinen):6.1 Druk op de blokkeerknop (3) of (4), omde blokkeerkraan te ontgrendelen.6.2 Verdraai de kraan voorzichtig tot aande aanslag.7. Houdt de hendel op het stuurventiel van detrekker voor het niveauventiel zolang in destand "Heffen", tot de afstandmaatX = 570 mm tussen de opnamepunten vande hydraulische cilinders (Fig. 50/1)bedraagt.Fig. 49Fig. 5096 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Opbouw en functieHet is nuttig, als een tweede persoonhet instellen van de rijhoogte naast demachine observeert en de bedienendepersoon op de trekker ondersteund bijhet instellen van de hydraulischecilinders.8. Stel de hendel op het stuurventiel van detrekker voor het niveauventiel in de neutralestand.9. Draai de blokkeerkraan (5) of (6) terug in demiddenstand, tot de blokkeerknop aangrijpten de blokkeerkraan in de middenstandvergendeld.10. Houdt de hendel op het stuurventiel van detrekker voor het niveauventiel korte tijd inde "Zweefstand", zodat de in hetniveauventiel ingebouwde terugslagklepgoed kan sluiten.Fig. 49<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 97


Opbouw en functie5.8.2 Hydraulische liftasAl naar gelang de uitrusting van de machine wordt de hydraulischeliftas vanaf de trekker bediend met:• de bedieningskast,• de Field-Operator.Door de hydraulische liftas kan de op de trekker rustende oplegdruktijdens het lossen, constant worden gehouden.Tijdens het lossen van de machine vermindert de op de trekkerrustende oplegdruk. Hierdoor vermindert ook detrekkrachtoverbrenging op de achterwielen van de trekker. Dit kan ertoe leiden, dat de achterwielen van de trekker doorslippen, als demachine half leeg is.Het heffen van de hydraulische liftas bij een half lege machinebewerkt:• het ontlasten van de liftas,• het verhogen van de oplegdruk op de trekker,• het automatische vergrendelen van de bestuurbare as.Bij het laten zakken van de liftas blijft de bestuurbare as geblokkeerd.De bestuurbare as moet via de bedieningskast / de Field-Operatorhandmatig worden vrij gegeven, als u de functie van de besturing vande as na het laten zakken weer wilt gebruiken.• Er mag alleen met een geheven liftas worden gereden:ο bij het werk op het veld, als de machine tenminste half leegis,ο als de bestuurbare as is geblokkeerd.• Voor het maken van transportritten moet U de liftas altijd geheellaten zakken. Alleen als de as geheel is gedaald, kan de ALBremkrachtregelaarde benodigde remkracht correct regelen.Als u de hydraulische liftas (1) bediend, laten dehydraulische cilinders (2) en (3) de hydraulischeliftas heffen of dalen ten opzichte van hetmachineframe (4).Als de liftas is geheven wordt de oplegdruk op detrekker verhoogd.Fig. 5198 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Opbouw en functie5.8.2.1 Liftas heffen en laten zakkenDe hydraulische liftas wordt via detuimelschakelaar op de bedieningskast bediend:1. Zet de tuimelschakelaar op debedieningskast in de stand "Liftas heffen":• dan wordt de oplegdruk op de trekkerverhoogd,• vergrendelt de bestuurbare asautomatisch,• licht de groene controlelamp op.2. Zet de tuimelschakelaar op debedieningskast in de stand "Liftas zakken":• dan wordt de oplegdruk op de trekkerverminderd,• blijft de bestuurbare as vergrendeld,• gaat de groene controlelamp uit.Fig. 525.8.3 Bestuurbare as voor naloopbesturing5.8.3.1 Stuuras vrijgevenStandaarduitrusting:De vrijgegeven bestuurbare as voor naloopbesturing:• kan vrij bewegen en volgt de stuurradius van de bocht bij hetrijden van een bocht,• ontziet de zode,• reduceert de slijtage van de banden bij het maken van bochtenop een vaste ondergrond.De bestuurbare as wordt vanaf de trekker via de bedieningskast / deField-Operator vrij gegeven en geblokkeerd.WAARSCHUWINGGevaar door onvoldoende stabiliteit en omkippen van demachine bij verkeerd gebruik van de naloop-stuuras!Richt uw manier van rijden zodanig in, dat u de trekker en deaangekoppelde machine altijd onder controle heeft.Nooit enge bochten rijden met een hoge snelheid.1. Zwenk de tuimelschakelaar op debedieningskast in de stand "Stuurasvrijgeven":• de bestuurbare as kan vrij bewegen envolgt de stuurradius van de bocht bijhet rijden van een bocht,• gaat de groene controlelamp uit.Stuuras blokkerenStuuras vrijgevenFig. 53<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 99


Opbouw en functie5.8.3.2 Stuuras blokkerenWAARSCHUWINGGevaar door onvoldoende stabiliteit en omkippen van demachine bij verkeerd gebruik van de naloop-stuuras!De stuuras MOET worden vergrendeld:• bij rijsnelheden boven 40 km/h,• op een hobbelige rijbaan,• bij ritten dwars over hellingen (het rijden van een slag),• bij achteruit rijden.→1. Richt de wielen van de stuuras in de stand“rechtuit”, door kort rechtuit te rijden met detrekker en de machine.2. Houdt de toets op de bedieningskast zolangvast in de stand "Bestuurbare asblokkeren", tot de groene controlelampoplicht.De naloop-stuur-as is in de stand "Rechtuit"gesperd.Stuuras blokkerenStuuras vrijgevenFig. 54100 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Opbouw en functie5.8.4 Bestuurbare as voor gedwongen besturing (alleen bij onderaankoppeling)5.8.4.1 Gedwongen besturing aankoppelenSpeciale uitvoering:Bij de bestuurbare as voor gedwongen besturing (gedwongenbesturing) worden de wielen op de bestuurbare as door eenstuurstang tussen de trekker en de machine hydraulisch gestuurd.De bestuurbare as:• is geschikt voor kogelkopkoppelingen, Hitchkoppeling en Piton-Fix,• verbetert de wendbaarheid van de aangekoppelde machine enverhinderd vreten van de banden bij het maken van bochten invoorwaartse- en achterwaartse richting,• is een eigen gesloten hydraulisch circuit.De trekschaal / trekoog moet zo mogelijk spelingvrij op de verbindingmet de trekker worden bevestigd, om de gedwongen besturingzorgvuldig te laten verlopen.1. Bevestig de kogelkop (1) van de stuurstang(2) op de zelfde hoogte op een afstand van245 ±5 mm evenwijdig aan dekogelkopkoppeling, de trekhaak of de trekboutstabiel op uw trekker.Verschil in hoogte leidt tot verschillendestuuruitslagen.2. Koppel trekker en machine.3. Koppel en borg de stuurstang (2) met dekogelkop (1) op de trekker.Stel de stuurstang (2) zo in, dat degevercilinders gelijkmatig ver zijnuitgeschoven, als de trekker en de machinein één lijn staan.4. Zet de trekker op maximale wieluitslag.5. Rij voorzichtig vooruit, tot de wielen van detrekker de aanrij-bescherming (3) raken.6. Controleer de afstand tussenzwenkbegrenzing (4) en as.De zwenkbegrenzing mag niet tegen de asaanslaan. De hydraulische cilinders van debestuurbare as moeten bij een vollestuuruitslag nog tenminste 10 mm spelinghebben.7. De aanrij-beschermingen moeten naarvoren worden geplaatst als de spelingminder dan 10 mm bedraagt.8. Controleer alle vrije ruimten en allemogelijke stuurhoeken op voldoende vrijeruimte.Fig. 55<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 101


Opbouw en functie5.8.4.2 Gedwongen besturing blokkerenBevestig de stuurstang (Fig. 55/2) op de pen (Fig. 55/5):• als de machine aan een trekker moet worden gekoppeld die nietmet een kogelkop voor de stuur stang is uitgerust,• voordat de afgekoppelde machine wordt gerangeerd.Hierdoor wordt de bestuurbare as geblokkeerd.5.8.4.3 Gedwongen besturing uitrichten (Werkplaats werkzaamheden)WAARSCHUWINGVerwondinggevaar ontstaat voor personen, als de trekker en/ofde machine ongecontroleerd kunnen wegrollen!Beveilig trekker en machine tegen ongecontroleerd starten en tegenverrollen, voordat u onder de machine kruipt.Uit moet de besturing altijd uitrichten, als de wielen tijdens het rechtuitrijden niet in lijn staan (raderen).→1. Beveilig de trekker en de machine tegenongecontroleerd starten en wegrollen.2. Open de kogelblokkeerkranen (1 en 2) vande gedwongen besturing, om hetstuursysteem in te sporen.Fig. 56 toont gesloten kogelblokkeerkranen.3. Zet het ventiel (4) van de hydraulischehandpomp(5) in de stand "Dalen" = Pos. 6.4. Start de trekker en rij tenminste 20 meterrechtuit.5. Zet het ventiel (4) van de hydraulischehandpomp(5) in de stand "Heffen" = Pos.9.6. Bedien de hefboom (7) van dehydraulische-handpomp (5) zolang, tot u dewijzer van de manometer (8) een druk van60 bar ziet aangeven.7. Sluit de kogelblokkeerkranen.Het stuursysteem is nu gereed.9Fig. 56102 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Opbouw en functie5.8.4.4 Gedwongen besturing ontluchten (Werkplaats werkzaamheden)Het gesloten systeem van de gedwongen besturing moet wordenontlucht na het openen van het gesloten hydraulische systeem, bijv.na het vervangen van hydraulische onderdelen.Voor het ontluchten van de gedwongen besturing is een tweedepersoon nodig.Bij het ontluchten van de verschillende oliestromen van hetstuursysteem moet u de hefboom van de hydraulische-handpompzolang bedienen, tot:• de hydraulische olie zonder blaasjes uit de openingen komt,• de afsluitstoppen in de openingen, waar de olie blaasjesvrij naarbuiten komt, zijn geschroefd,• de betreffende kogelblokkeerkraan is gesloten.1. Controleer het oliepeil van de hydraulischehandpomp(5) of Fig. 56/5) via devulopening, bijv. met een stalen meetband.Oliepeil is ca. ¾ van de inhoud van de tank.→ Vul indien nodig hydraulische olie (VG 46)bij.2. Ontkoppel de stuurstang (Fig. 55/2) van detrekker.3. Verwijder de bescherming voor degedwongen besturing (Fig. 55/6).4. Demonteer de draagplaat (Fig. 58/1) met degever-cilinders (Fig. 58/2 en Fig. 58/3).5. Leg de draagplaat (Fig. 58/1) met de gevercilinderop een werkbank horizontaal neerzodanig dat de afsluitstoppen (Fig. 58/4)naar boven wijzen.6. Zet een geschikte opvangbak onder deopeningen van de vier hydraulischecilinders (10, 11, 12, 13), om deuitstromende olie op te vangen.7. Schroef de afsluitstoppen uit alle vierhydraulische cilinders van de gedwongenbesturing. (Twee gevercilinders (10 en 11)op de dissel en twee stuurcilinders (12 en13) op de bestuurbare as.)8. Open de kogelblokkeerkranen (1 en 2).9. Zet het ventiel (Fig. 56/4) van dehydraulische-handpomp (Fig. 56/5) of (5) inde stand "Heffen".Fig. 57<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 103


Opbouw en functie10. Eén persoon bedient nu de hefboom (Fig.56/7) van de hydraulische-handpomp (Fig.56/5) of (5).→ Uit de openingen aan de plunjerzijde van dehydraulische cilinders (10 - 13) komthydraulische olie naar buiten.11. De tweede persoon draait de afsluitstoppenaan de plunjerzijde er weer in (10 en 13),zodra de hydraulische olie zonder blaasjesuit de openingen komt.12. Sluit de kogelblokkeerkranen (1 en 2).13. Controleer, of de gevercilinders (10 en 11)en de stuurcilinders (12 en 13) gelijkmatigver zijn uitgeschoven.Als de gever- en/of de stuurcilindersongelijkmatig zijn uitgeschoven, moet degedwongen besturing opnieuw wordenuitgericht. Zie hoofdstuk "Uitrichten van degedwongen besturing", pagina 102.14. Monteer de dragerplaat (Fig. 58/1) met degevercilinders.15. Bevestig de bescherming voor degedwongen besturing (Fig. 55/6).Fig. 585.8.5 Tweeleiding-luchtdruk-reminrichtingDe machine is uitgerust met een reminrichting bestaande uit:• een geremde as met een twee-leiding- luchtdrukreminrichting(Bedrijfsrem) en een parkeerrem voor een maximale snelheidvan 40 km/h,• een automatisch-lastafhankelijke-remkrachtregelaar (ALBregelaar)(Remkrachtberekening volgens EG-richtlijn 98/12/EG).De ALB-regelaar regelt automatisch de benodigde remkrachtafhankelijk van de beladingtoestand van de aangekoppeldemachine.De reminstallatie werkt op alle 4 wielen.• Houdt u aan de nationaal geldende wettelijke bepalingen enverkeersregels.• Houdt er rekening mee, dat de geremde as gedurende de eerstebedrijfsuren inloopt – de remvoeringen passen zich aan deremtrommels aan. De volle remcapaciteit wordt pas bereikt nadeze inloopfase.• Test het functioneren van de reminrichting, voordattransportritten worden uitgevoerd.Het aanhouden van de onderhoudsintervallen is van groot belangvoor het juist functioneren van de tweeleiding-luchtdruk-reminrichting.104 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Opbouw en functieWAARSCHUWINGRisico door ontoereikende remcapaciteit van de machine kanontstaan, als de rijhoogte van de hydraulische niveauregelingniet correct is ingesteld!Alleen als de rijhoogte op de hydraulische niveauregeling correct isingesteld wordt de ALB-regelaar van het twee-leidingluchtdrukremsysteemvoor een lastafhankelijke remkracht regelingcorrect aangestuurd. Lees hiervoor het hoofdstuk "Rijhoogte van dehydraulische niveauregeling controleren", pagina 95.(1) Voorraadleiding met koppelingskop (rood)en geïntegreerd leidingfilter(2) Remleiding met koppelingskop (geel) engeïntegreerd leidingfilter(3) Lege koppeling voor remleiding(4) Aanhanger-remventiel(5) Aftapventiel(6) Bedieningsknop voor aftapventiel (kanalleen in afgekoppelde toestand wordenbediend):• tot aan aanslag indrukken en debedrijfsrem laat los, bijvoorbeeld voorhet rangeren van de afgekoppeldemachine,• tot aan aanslag uittrekken en demachine wordt weer door de uit deluchtvoorraadtank komendevoorraaddruk geremd.(7) Membraanremcilinder(8) Automatisch-lastafhankelijkeremkrachtregelaar(ALB-regelaar)(hydraulisch), aangestuurd via dehydraulische niveauregeling van detandemasconstructie(9) Hydraulische cilinder van de hydraulischeniveauregeling(10) Luchtvoorraadtank(11) Ontwateringventiel(12) Controleaansluiting luchtvoorraadtank(13) Controleaansluiting voormembraanremcilinder(14) Controleaansluiting voor ALB-regelaar(15) Controleaansluiting achter ALB-regelaar(16) ParkeerremFig. 59<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 105


Opbouw en functie5.8.5.1 Geremde assen(1) Membraanremcilinder(2) Verstelstang voor de remnokkenas(3) Remnokkenas(4) Verbindingsstang voor parkeerrem(5) Controleaansluiting voor manometerFig. 605.8.5.2 Rem- en voorraadleiding aankoppelenWAARSCHUWINGVerwondingrisico: beklemd raken, meegetrokken worden,snijden, in de machine getrokken of omgestoten worden. Ditgevaar ontstaat als de bedrijfsreminrichting niet juistfunctioneert!• Let er bij het aankoppelen van de voorraad- en remleiding op,dat:ο de afdichtingen van de koppelingskoppen schoon zijn,ο de afdichtringen van de koppelingskoppen goed afdichten.• Beschadigde afdichtringen onmiddellijk vervangen.• Tap het vocht uit de luchtvoorraadtank dagelijks voor de eersterit af.• Begin met een aangekoppelde machine pas te rijden, als demanometer van de luchtdrukreminrichting op de trekker 5,0 baraanduidt.• Controleer het verloop van de gekoppelde remleidingen! Deremleidingen mogen niet aanschuren.WAARSCHUWINGVerwondingrisico: beklemd raken, meegetrokken worden,snijden, in de machine getrokken of omgestoten worden. Ditgevaar ontstaat als de machine niet op de rem staat en verrolt!Koppel altijd eerst de koppelingskop van de remleiding (geel) aan endaarna de koppelingskop van de voorraadleiding (rood).De bedrijfs-reminrichting van de machine gaat direct uit de remstand,als de rode koppelingskop is gekoppeld.106 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Opbouw en functie5.8.5.3 Rem- en voorraadleiding afkoppelen1. Open het deksel van de koppelingskoppen op de trekker.2. Neem de koppelingskop van de remleiding (geel) van de legekoppeling3. Maak vuile afdichtingen schoon of vervang beschadigdeafdichtringen.4. Bevestig de koppelingskop van de remleiding (geel) volgensvoorschrift op de geelgemarkeerde koppeling op de trekker.5. Neem de koppelingskop van de voorraadleiding (rood) van delege koppeling.6. Maak vuile afdichtingen schoon of vervang beschadigdeafdichtringen.7. Bevestig de koppelingskop van de voorraadleiding (rood)volgens voorschrift op de roodgemarkeerde koppeling op detrekker.→ Bij het aankoppelen van de voorraadleiding (rood) drukt de vande trekker komende voorraaddruk de bedieningsknop van hetaftapventiel op het aanhanger-remventiel automatisch naarbuiten.8. Zet de parkeerrem er af en/of verwijder de wielblokken.WAARSCHUWINGVerwondingrisico: beklemd raken, meegetrokken worden,snijden, in de machine getrokken of omgestoten worden. Ditgevaar ontstaat als de machine niet op de rem staat en verrolt!Ontkoppel altijd als eerste de koppelingskop van de voorraadleiding(rood) en daarna de koppelingskop van de remleiding (geel).De bedrijfs-reminrichting van de machine gaat pas in de remstand, alsde rode koppelingskop is losgemaakt.Houdt deze volgorde aan, omdat anders de rem eraf wordt gehaalden de machine zich in beweging kan zetten.Bij het afkoppelen of het verbreken van de verbinding van de machineontlucht de voorraadleiding naar het aanhanger-remventiel. Hetaanhanger-remventiel schakelt automatisch om en bedient debedrijfs-reminrichting afhankelijk van de remkrachtregeling.1. Beveilig de machine tegen wegrollen. Gebruik hiervoor deparkeerrem en eventueel als extra de wielblokken.2. Ontkoppel de koppelingskop van de voorraadleiding (rood).3. Ontkoppel de koppelingskop van de remleiding (geel).4. Bevestig de koppelingskoppen op de lege koppelingen.5. Sluit de kappen op de koppelingskoppen van de trekker.<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 107


Opbouw en functie5.8.5.4 Parkeerrem(1) Slinger; in de verstelstand (2)(2) Verstelstand(3) Ruststand, 180° ten opzichte van deverstelstand gezwenkt(4) Spindel(5) TrekkabelDe aangetrokken parkeerrem beveiligt de afgekoppelde machinetegen verrollen. De parkeerrem wordt bediend door het verdraaienvan de slinger via een spindel en een trekkabel.Fig. 61Parkeerrem los makenLet er op dat de kabel niet op andere machinedelen ligt, ofaanschuurt.Als de parkeerrem er af is gehaald, moet de kabel iets doorhangen.Parkeerrem aantrekken1. Zwenk de slinger (1) uit de ruststand (3) 180° in de verstelstand(2).2. Verdraai de slinger (1) zolang tegen de wijzers van de klok in, totde trekkabel (5) ontspant.→ De parkeerrem is eraf gehaald.3. Zwenk de slinger (1) in de ruststand (3).Corrigeer de instelling van de parkeerrem, als de spanweg van despindel (4) niet meer toereikend is.1. Zwenk de slinger (1) uit de ruststand (3) 180° in de verstelstand(2).2. Slinger (1) met de wijzers van de klok mee in verdraaien en deparkeerrem via de kabel (5) aantrekken (de aantrekkracht van deparkeerrem bedraagt ca. 40 kg handkracht).108 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Machine in gebruik nemen6 Machine in gebruik nemenIn dit hoofdstuk krijgt u informatie:• hoe u de machine in gebruik neemt,• hoe u kunt controleren, of u de machine aan uw trekker magkoppelen.• Voor het in gebruik nemen moet het bedienend personeel:ο de gebruikershandleiding hebben gelezen en hebbenbegrepen,ο alle smeerpunten doorsmeren.• Let bovendien op de volgende hoofdstukken, voordat demachine in gebruik wordt genomen:ο "Verplichting van het bedienende personeel", pagina 30,ο "Kwalificatie van personen", pagina 31,ο "Fundamentele veiligheidsaanwijzingen", pagina 34,ο "Waarschuwing- en instructieaanwijzingen”, pagina 46.ο "Machine onderhouden en verzorgen", pagina 150.Het kennisnemen van dit hoofdstuk dient uw veiligheid.• Controleer de machine en de trekker telkens voor het gebruik opverkeer- en bedrijfszekerheid.• Koppel en transporteer de machine alleen met een trekker diehiervoor geschikt is.• Controleer bij het verwisselen van de trekker de volgendeaanpassingen:οLengte van de aftakas. Let hiertoe op het hoofdstuk "Lengtevan de aftakas naar de trekker aanpassen", pagina 118.ο Instelling van de systeem-omstelschroef. Let hiertoe op hethoofdstuk "Instellen van de systeem-omstelschroef voor hetaanpassen van het hydraulieksysteem", pagina 78.Voer de aanpassingen eventueel opnieuw door.• Trekker en machine moeten voldoen aan de nationalewegenverkeersvoorschriften en aan de lokale wetgeving.Voertuighouder (Eigenaar) als ook de trekkerchauffeur(Bedienende persoon) zijn verantwoordelijk voor het nakomenvan de wettelijke bepalingen en van de voorschriften uit hetWegenverkeersreglement.<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 109


Machine in gebruik nemenWAARSCHUWINGGevaren door beklemmen, vastgrijpen, opwikkelen, intrekken envangen voor personen kunnen ontstaan, als debedieningshendels voor bewegende delen met gevaarveroorzakende bewegingen worden geblokkeerd!Blokkeer geen bedieningshendels, die dienen voor het laten bewegenvan machinedelen die een gevaarlijke beweging moeten maken,bijvoorbeeld in- uitklappen, in- uit zwenken of het laten schuiven vanmachinedelen.De beweging moet automatisch stoppen, als u de bedieningshendelloslaat.Dit geldt niet voor bewegingen van machinedelen:• in zweefstand voor constantverbruikers,• die automatisch zijn geregeld,• de functiebepaald een zweef- of drukstand vereisen.110 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Machine in gebruik nemen6.1 WegenverkeersvoorschriftenHoudt u bij gebruik van openbare wegen aan de ter plaatse geldendewettelijke voorschriften en verkeersregels.Voertuighouder (Eigenaar) als ook de trekkerchauffeur (Bedienendepersoon) zijn verantwoordelijk voor het nakomen van de wettelijkebepalingen en van de voorschriften uit het Wegenverkeersreglement.<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 111


Machine in gebruik nemen6.2 Controleren of de trekker geschikt isWAARSCHUWINGGevaren door breuk tijdens het gebruik, ontoereikende stabiliteiten ontoereikende stuur- en remcapaciteit van de trekker bij eenoneigenlijk gebruik van de soort!• Controleer de geschiktheid van de trekker, voordat de machinewordt aangekoppeld.De machine mag alleen worden aangekoppeld aan trekkers diehiervoor geschikt zijn.• Voer een remproef uit, om te controleren, of de trekker debenodigde remvertraging ook bereikt met een aangekoppeldemachine.6.2.1 Bereken de werkelijke waardeVoorwaarden voor de geschiktheid van de trekker zijn in hetbijzonder:• het toegestane totaalgewicht van de trekker,• de toegestane as-belastingen van de trekker,• de toegestane oplegdruk / aanhangerbelasting aan deverbindingsinrichting van de trekker.Deze gegevens vindt u op het <strong>type</strong>plaatje en in degebruikershandleiding van de trekker.• de draagkracht van de gemonteerde banden op de trekker.De vooras van de trekker moet tenminste met 20% van het onbelastegewicht van de trekker zijn belast.De trekker moet de door de trekkerfabrikant voorgeschrevenremvertraging ook bereiken met aangekoppelde / aangehangenmachine.Het toegestane totaalgewicht van de trekker, dat in de handleiding isaangegeven, moet groter zijn dan de som van:• ledig gewicht van de trekker,• ballastmassa,• oplegdruk van de aangekoppelde/aangehangen machine.112 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Machine in gebruik nemen6.2.2 Voorwaarden voor het gebruik van trekkers met aanhangers die zijn uitgerustmet een starre disselWAARSCHUWINGGevaren door het niet juist functioneren van bouwdelen, dooroneigenlijk gebruik van de trekker!Let op:• dat de verbindingsinrichting op de trekker de daadwerkelijkoptredende oplegdruk kan verwerken,• dat de verbindingsinrichting op de trekker en de trekinrichtingaan de starre-dissel aanhanger de aanhangerbelasting(aanhangerbelasting = asbelasting) van de machine kanopnemen. Eventueel moet de toegestane aanhangerbelastingvan de trekker worden berekend.• dat de door de oplegdruk veranderde asbelastingen engewichten van de trekker moet binnen de toegestane grenzenliggen. In geval van twijfel na-wegen.• dat de statische, daadwerkelijke achterasbelasting van detrekker niet de toegestane asbelasting overschrijdt,• dat het maximum toegestane totaalgewicht van de trekker nietwordt overschreden,• dat de toegestane belasting van de banden van de trekker nietwordt overschreden.6.2.2.1 Combinatie van verbindings- en trekinrichtingenTab. 8 toont toelaatbare verbindingsmogelijkheden van deaankoppelinrichting op de trekker en de trekinrichting aan de machineafhankelijk van de toegestane oplegdruk.U vindt de maximaal toegestane oplegdruk op het <strong>type</strong>plaatje van deverbindingsinrichting van uw trekker.Maximaal toegestaneoplegdruk2000 kg4000 kg - ≤ 40 km/h2000 kg - > 40 km/hVerbindingsinrichtingop de trekkerPenkoppelingDIN 11028 / ISO 6489-2Niet automatische penkoppelingDIN 11025Trekhaak (Hitchhaak)ISO 6489-1Trekpen (Piton-fix)ISO 6489-4Trekinrichtingaan de machine• Trekoog: 40 verzwaardDIN 11026 / ISO 5692-2• Trekoog 40DIN 74054-1/2, ISO 8755• Trekoog 40DIN 74054-1/2, ISO 8755• Trekoog (Hitchring)ISO 20019• Trekoog (Hitchring)ISO 5692-1• Trekoog (Hitchring)ISO 5692-1Tab. 84000 kg - ≤ 40 km/h2000 kg - > 40 km/hKogelkopkoppeling 80 • Trekschaal 80<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 113


Machine in gebruik nemen6.2.2.2 De daadwerkelijke D C -waarde voor de te koppelen combinatie berekenenWAARSCHUWINGGevaren voor personen kunnen ontstaan door het uitvallen vanbouwdelen, als de verbindingsinrichting tussen de trekker en demachine, door oneigenlijk gebruik, breekt!• Combineer alleen toegestane combinaties van verbindings- entrekinrichtingen.• Bereken de werkelijke D C -waarde van uw combinatie, bestaandeuit trekker en starre-disselaanhanger, om te controleren, of deverbindingsinrichting op de trekker de gewenste D C -waardenheeft. De daadwerkelijke, berekende D C -waarde voor decombinatie moet kleiner of gelijk zijn ( ≤ ) aan de aangegevenD C -waarde van de verbindingsinrichting van uw trekker en detrekinrichting van de starre-disselaanhanger. Is dit niet het geval,dan moet de toegestane aanhangerbelasting van uw trekkerworden berekend. Maatgevend is telkens, de laagste D C -waarde.• Bereken de toegestane aanhangerbelasting van uw trekker, alsde berekende D C -waarde voor de combinatie groter is dan deaangegeven D C -waarde van de verbindingsinrichting of van detrekinrichting van de starre-disselaanhanger. Deze berekendeaanhangerbelasting mag bij het vullen van de starredisselaanhangerniet worden overschreden.De werkelijke D C -waarde voor een koppelende combinatie wordt alsvolgt berekend:D C = g xT x CT + CFig. 62D C -waarde voor de combinatieT: Toegestaan totaalgewicht van de trekker [t](zie gebruikershandleiding van de trekker)C: Asbelasting / Som van de as-lasten van de met de toegestanemassa (nuttige belasting) beladen starre-disselaanhanger in [t]zonder oplegdrukg: Aardeversnelling (9,81 m/s²)daadwerkelijke, berekendeD C -waarde voor de combinatie:aangegeven D C -waarde van deverbindingsinrichting op de trekkeren detrekinrichting aan de machineKN ≤ KN114 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Machine in gebruik nemenU vindt D C -waarde:• voor de verbindingsinrichting direct op het <strong>type</strong>plaatje van deverbindingsinrichting / in de gebruikershandleiding van uwtrekker.Als de waarden op het <strong>type</strong>plaatje van de aanhangbok en deaanhangerkoppeling verschillen, is de laagste waardemaatgevend.• voor de trekinrichting direct op het <strong>type</strong>plaatje van detrekinrichting.Voorbeeld:Toegestaan totaalgewicht van de trekker: 14 [t]Toegestane as-last(en) van de starredisselaanhanger:18 [t]D C = 9,81 m/s² x14 [t] x 18 [t]14 [t] + 18 [t]= 77,2 [KN]6.2.2.3 Toegestane aanhangerbelasting van de trekker berekenenDe laagste D C -waarde van de verbindingsinrichting op uw trekker ofde trekinrichting van uw starre-dissel-aanhanger bepaalt detoegestane aanhangerbelasting C op uw trekker. Bij starredisselaanhangerkomt de aanhangerbelasting van de trekker overeenmet de asbelasting van de starre-disselaanhanger.De toegestane aanhangerbelasting van uw trekker bepaalt detoegestane beladingslast van uw starre-disselaanhanger. Dezeberekende aanhangerbelasting/asbelasting mogen bij het laden vanuw starre-disselaanhanger niet worden overschreden.C =T x D Cg x T - D CT: Toegestaan totaalgewicht van de trekker [t]D C : Laagste D C -waarde van de verbindingsinrichting van uw trekker /de trekinrichting van uw machine / de combinatieg: Aardeversnelling (9,81 m/s²)Voorbeeld:Toegestaan totaalgewicht van de trekker: 14 [t]D C -waarde van de verbindingsinrichting op de 70 [KN]trekkerD C -waarde van de trekinrichting aan de machine: 77,5 [KN]D C -waarde voor de te koppelen combinatie: 77,2 [KNC =14 [t] x 70 [KN]9,81 m/s² x 14 [t] - 70 [kN]= 14,5 [t]Op grond van de D C -waarde van de verbindingsinrichting van detrekker bedraagt de toegestane asbelasting 14,5 [t]. Deze berekendeas-belastingen mogen tijdens het laden van de starredisselaanhangerniet worden overschreden.<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 115


Machine in gebruik nemen6.3 Trekker en machine tegen ongecontroleerd starten en wegrollenbeveiligenWAARSCHUWINGGevaren door beklemmen, scharende bewegingen, snijden,afsnijden, vastgegrepen worden, opwikkelen, intrekken, vangenen omgestoten worden ontstaan bij alle ingrepen aan demachine:• door ongecontroleerd verrollen van een niet beveiligdemachine, als de machine niet op de trekker isaangekoppeld,• als de machineaandrijving niet is uitgeschakeld,• als ongecontroleerd hydraulische functies wordenuitgevoerd, toebehoren of delen van de machine wordenaangedreven, terwijl de machine aan de trekker isgekoppeld terwijl de trekkermotor draait,• als de trekkermotor ongecontroleerd wordt gestart,• als de trekker en de machine ongecontroleerd wegrollen,• als geheven machinedelen ongecontroleerd zakken.Bij alle ingrepen aan de machine ontstaan gevaarlijke situaties dooronverwacht contact met aangedreven, niet beveiligde en gehevendelen van de machine.U moet daarom voor alle ingrepen aan de machine, zoalsbijvoorbeeld werkzaamheden voor het afstellen of het opheffen vanstoringen:• de machine tegen wegrollen beveiligen, als deze niet aan detrekker is gekoppeld,• de trekkermotor worden stilgezet en de trekker en de machinetegen ongecontroleerd starten en wegrollen worden beveiligen,als de machine aan de trekker is gekoppeld,• verdere personen (Kinderen) van de trekker verwijderen,• geheven machinedelen ondersteunen om ongecontroleerdzakken te voorkomen.Machine tegen wegrollen beveiligenBeveilig de machine tegen wegrollen:• op oneffen ondergrond met de parkeerrem of het plaatsen vanwielblokken,• op een sterk hellende plaats met parkeerrem en metwielblokken.116 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Machine in gebruik nemenTrekker en machine tegen ongecontroleerd starten en wegrollen beveiligen1. Laat geheven, niet ondersteunde machinedelen zakken tot eenveilige stand is bereikt.→ Zo voorkomt u ongecontroleerd zakken.2. Zet de trekker op de parkeerrem.3. Zet de trekkermotor stil.4. Trek de contactsleutel uit het contactslot.5. Verdere personen (Kinderen) van de trekker verwijderen.6. Sluit eventueel de cabine van de trekker af.7. Beveilig de machine tegen wegrollen:• op oneffen ondergrond met de parkeerrem of het plaatsenvan wielblokken,• op een sterk hellende plaats met parkeerrem en metwielblokken.6.4 Bedieningskast op de trekker aanbrengen1. Bevestig de bedieningskast (1) in het zichten binnen handbereik, rechts van debestuurder in de cabine.2. Steek de 3-polige stekker (DIN 9680) vande stroom-verzorgingskabel (2) in destekkerdoos van de trekker.(Klem 15/30 = Plus; Klem 31 = Min)3. Sluit de stuurkabel (3) van het elektrohydraulischestuurventielenblok aan op debus (4) aan de bedieningskast.4. Zet de stuurkabel met de contramoer vastop de bedieningskast.Fig. 63<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 117


Machine in gebruik nemen6.5 Lengte van de aftakas op de trekker aanpassen (Vakwerkplaatswerkzaamheden)WAARSCHUWINGGevaar door intrekken en beet gepakt worden door een foutiefmonteren van de aftakas of door ontoelaatbare constructieveverandering hieraan!Verandering aan de constructie rond de aftakas mogen alleen in eenvakwerkplaats worden uitgevoerd, slechts met toestemming van defabrikant van de machine. Hierbij ook de meegeleverdegebruikershandleiding van de fabrikant van de aftakas opvolgen.Het aanpassen van de lengte van de aftakas is toegestaan mitsrekening wordt gehouden met de eis die aan de kleinste overlappingvan de profielbuizen wordt gesteld.Niet toegestaan zijn veranderingen aan de aftakas, als deze niet in demeegeleverde gebruikershandleiding van de aftakassenfabrikantstaan beschreven.WAARSCHUWINGGevaren door beschadigde en/of vervormde, wegvliegendeonderdelen ontstaan, als de aftakas bij het maken van bochtenstuikt, terwijl de lengte van de aftakas ondeskundig isaangepast!Laat de lengte van de aftakas in alle bedrijfstoestanden door eenvakwerkplaats controleren en eventueel aanpassen, voordat u deaftakas voor de eerste keer op uw trekker aansluit.Zo vermijdt u dat de aftakas opstuikt of onvoldoende overlapping vande profielbuizen heeft.WAARSCHUWINGVerwondingrisico ontstaat, als de trekker en de aangekoppeldemachine ongecontroleerd wegrollen!Beveilig de trekker en de machine tegen ongecontroleerd starten enwegrollen, voordat u begint met het aanpassen van de aftakas in degevarenzone tussen de trekker en de aangekoppelde machine.• De kortste bedrijfsstand van de aftakas wordt bereikt bij hetmaken van een enge bocht. De langste bedrijfsstand van deaftakas wordt bereikt als de combinatie trekker/machine rechtuitrijdt.• De aanpassing van de lengte geldt alleen voor de combinatievan de op het moment van aanpassen gebruikte trekker en demachine. Als de machine achter een andere trekker wordtgebruikt, moet de lengte van de aftakas opnieuw wordenaangepast of tenminste worden gecontroleerd of deze lengtejuist is.118 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Machine in gebruik nemenMontageaanwijzingen voor de vakwerkplaats:1. Koppel de machine achter de trekker (Aftakas nietaankoppelen).2. Neem de kortste bedrijfsstand voor de aftakas aan.3. Beveilig de trekker tegen ongecontroleerd starten en wegrollen,voordat de gevarenzone tussen trekker en machine wordtbetreden.4. Trek de beide aftakashelften uit elkaar.5. Schuif de aftakashelft waar het trekkersymbool op staat aan opde aftakas van de trekker, tot de sluiting merkbaar in deuitsparing valt.6. Schuif de andere aftakashelft op de profiel-as van demachineaandrijfas, tot de sluiting merkbaar in de uitsparing valt.7. Houdt u tijdens het bepalen van de lengte en het inkorten van deaftakas aan de aanwijzingen in de meegeleverdegebruikershandleiding van de aftakassenfabrikant.8. Steek de ingekorte helften weer in elkaar.9. Vet de trekkeraftakas en de profiel-as van de machineaandrijfasin, voordat u de aftakas aankoppelt.6.6 Functies van de machine controlerenControleer de functies van de machine voor het voor de eerste keer ingebruik nemen van de machine en elke keer voordat opnieuw met hetwerken met de machine wordt begonnen:1. Koppel de machine achter de trekker.2. Smeer de machine en de aftakas geheel door. Lees hiervoor hethoofdstuk "Machine smeren", pagina 155.3. Controleer het oliepeil in de verschillende aandrijfkastenregelmatig. Lees hiervoor het hoofdstuk "Oliepeil controleren",pagina 157.4. Controleer alle machinefuncties voordat voor de eerste keer metde machine gewerkt gaat worden:4.1 Stuwschuif openen en sluiten.4.2 Kap over strooiwalsen openen en sluiten.4.3 Werking van de reminrichting testen.5. Controleer de ingestelde rijhoogte van de hydraulischeniveauregeling. Lees hiervoor het hoofdstuk "Rijhoogte van dehydraulische niveauregeling controleren", pagina 95.6. Verwijder touw dat om de walsen is gewikkeld direct, tenminstedagelijks.<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 119


Machine aan- en afkoppelen7 Machine aan- en afkoppelen• Houdt u tijdens het aan- en afkoppelen van de machinebovendien het hoofdstuk "Fundamenteleveiligheidsaanwijzingen", pagina 34.• Controleer de machine elke keer tijdens het aan- of afkoppelenop zichtbare gebreken. Let hiertoe op het hoofdstuk"Verplichting van het bedienend personeel", pagina 30.WAARSCHUWINGVerwondingrisico ontstaat, als bij het aan- en afkoppelen van demachine, de trekker en de machine ongecontroleerd starten enwegrollen!Beveilig de machine tegen ongecontroleerd starten en wegrollen,voordat de gevarenzone tussen trekker en machine wordt betredenom aan- of af te koppelen.Let hiertoe op het hoofdstuk "Trekker en machine tegenongecontroleerd starten en wegrollen beveiligen", pagina 116.7.1 Machine aankoppelenWAARSCHUWINGVerwondingrisico door oneigenlijk gebruik van de trekker kanontstaan, als door de aangekoppelde machine onvoldoendestabiliteit of ontoereikende stuur- en remcapaciteit van detrekker optreden!De machine mag alleen worden aangekoppeld aan trekkers diehiervoor geschikt zijn. Let op het hoofdstuk "Controleren of de trekkergeschikt is", pagina 112.WAARSCHUWINGVerwondingrisico en de kans om omgestoten te worden,ontstaat als personen tijdens het aan-/ en afkoppelen van demachine, tussen de trekker en de machine staan!Verwijder personen uit het gevarenbereik tussen de trekker en demachine, voordat u naar de machine rijdt.Aanwezige helpers mogen slechts voor het geven van aanwijzingennaast de trekker en de machine staan. Als trekker en machinestilstaan, mag de gevarenzone tussen trekker en machine pasworden betreden.WAARSCHUWINGEr ontstaan grote risico´s voor beklemming, intrekken,meegepakt worden, omgestoten worden, als de machineonverwacht los raakt van de trekker!• Let op de maximaal toegestane oplegdruk, aanhang- en asbelastingenvan de trekker.• Gebruik en beveilig de voorgeschreven inrichtingen voor hetverbinden van trekker en machine volgens de voorschriften.120 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Machine aan- en afkoppelenWAARSCHUWINGGevaarlijke situaties kunnen ontstaan, als de energieverzorgingtussen de trekker en de machine uitvalt!Let bij het aankoppelen van de verzorgingsleidingen op het verloopvan de verzorgingsleidingen. De verzorgingsleidingen:• moeten alle bewegingen tijdens het maken van bochten zonderspanning, knikken of wrijven kunnen maken,• mogen niet langs machinedelen schuren.Alleen bij Load-Sensing-hydraulieksysteem:• Controleer de correcte instelling van de systeem-omstelschroef.Let hiertoe op het hoofdstuk "Instellen van de systeemomstelschroefvoor het aanpassen van het hydraulieksysteem",pagina 78.• Controleer de juiste instelling van de drukevenaar. Let hiertoe ophet hoofdstuk "Load-Sensing-hydraulieksysteem met Load-Sensing-stuurleiding", pagina 79.οοBlokkeer de drukevenaar in het electro-hydraulischeventielenblok, als de hydrauliekaansluiting "Voorloop(Druk)" direct op de hydraulische pomp van de trekker isaangesloten.Open de drukevenaar op het elektro-hydraulischeventielenblok, als de hydraulische aansluiting "Voorloop(Druk)" op een stuurventiel van de trekker is aangesloten.1. Beveilig de machine tegen wegrollen. Let hiertoe op hethoofdstuk "Trekker en machine tegen ongecontroleerd startenen wegrollen beveiligen", pagina 116.2. Controleer de machine bij het aankoppelen op zichtbaregebreken. Let hierbij op het hoofdstuk "Verplichting van hetbedienend personeel", pagina 30.3. Koppel de trekdissel aan. Let hiertoe op het hoofdstuk"Trekdissel aankoppelen", vanaf pagina 83.4. Koppel de hydraulische aansluitingen aan. Let hiertoe op hethoofdstuk "Hydraulische slangen aankoppelen", pagina 80.5. Sluit de reminrichting aan. Let hiertoe op het hoofdstuk "Rem- envoorraadleiding aankoppelen", pagina 105.6. Koppel de aftakas aan. Let hiertoe op het hoofdstuk "Aftakasaankoppelen", pagina 92.7. Sluit de verlichting aan.8. Koppel de bedieningskast aan. Let hiertoe op het hoofdstuk"Bedieningskast op de trekker monteren", pagina 117. Gebruikvoor het aansluiten van de Field-Operator de separategebruikershandleiding.9. Breng de steunpoot in de transportstand. Lees hiervoor hethoofdstuk "Steunpoot in de transportstand heffen", pagina 88.10. Geef de parkeerrem vrij. Let hiertoe op het hoofdstuk"Parkeerrem", pagina 108.<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 121


Machine aan- en afkoppelen7.2 Machine afkoppelenWAARSCHUWINGVerwondingrisico door beklemming, snijden, beetgepakt,ingetrokken of omgestoten worden, ontstaan door onvoldoendestabiliteit van de afgekoppelde machine!• Koppel de ontladen machine af op een vaste, vlakkeondergrond.• Beveilig de machine tegen wegrollen.Let er op, dat tijdens het afkoppelen van de machine zoveel vrijeruimte overblijft, dat voor het opnieuw aankoppelen voldoendemanoeuvreerruimte overblijft.1. Laat de liftas geheel zakken.2. Laat de steunpoot zo ver in de steunstand zakken. Lees hiervoorhet hoofdstuk "Hydraulische steunpoot in steunstand latenzakken", pagina 89.3. Zet de machine op de parkeerrem. Let hiertoe op het hoofdstuk"Parkeerrem", pagina 108.4. Controleer de machine tijdens het afkoppelen op zichtbaregebreken. Let hiertoe op het hoofdstuk "Verplichting van hetbedienend personeel", pagina 30.5. Koppel de trekdissel af. Let hiertoe op het hoofdstuk "Trekdisselafkoppelen", pagina 86.6. Koppel de hydraulische aansluitingen af. Let hiertoe op hethoofdstuk "Hydraulische slangen afkoppelen", pagina 80.7. Koppel de reminstallatie af. Lees hiervoor het hoofdstuk "Remenvoorraadleiding afkoppelen", pagina 107.8. Koppel de aftakas af. Let hiertoe op het hoofdstuk "Aftakasafkoppelen", pagina 93.9. Koppel de verlichting af.10. Koppel de bedieningskast af. Let hiertoe op het hoofdstuk"Bedieningskast op de trekker monteren", pagina 117.11. Rijdt de trekker vooruit.122 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Instellingen8 InstellingenVolg bij het instellen bovendien de aanwijzingen op in hoofdstuk:• "Fundamentele veiligheidsaanwijzingen", pagina 34,• "Waarschuwing- en instructieaanwijzingen”, pagina 46.Het navolgen van deze aanwijzingen dient uw veiligheid.WAARSCHUWINGVerwondingrisico door beklemming, snijden, beetgepakt,ingetrokken of omgestoten worden, ontstaan kunnen ontstaanbij het afstellen van de machine:• door ongecontroleerd verrollen van een niet beveiligdemachine, als de machine niet op de trekker isaangekoppeld,• als de machineaandrijving niet is uitgeschakeld,• als ongecontroleerd hydraulische functies wordenuitgevoerd, toebehoren of delen van de machine wordenaangedreven, terwijl de machine aan de trekker isgekoppeld terwijl de trekkermotor draait,• als de trekkermotor ongecontroleerd wordt gestart,• als de trekker en de machine ongecontroleerd wegrollen,• als geheven machinedelen ongecontroleerd zakken!• Beveilig de trekker en de machine tegen ongecontroleerd startenen wegrollen, voordat u de trekker en de aangekoppeldemachine gaat instellen.Let hiertoe op het hoofdstuk "Trekker en machine tegenongecontroleerd starten en wegrollen beveiligen", pagina 116.• Wacht tot de trekker en de machine geheel stilstaan, voordat degevarenzone rond de combinatie wordt betreden.<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 123


Instellingen8.1 Algemene aanwijzingenLet bij het gebruik van de machine op:• de richtlijn 91/676/EWG (in Duitsland vervangen door deMestverordening), als u handelsmeststoffen van dierlijkeafkomst en secundaire meststoffen verspreidt,• in Duitsland is bovendien de Bio-afvalverordening vantoepassing , als secundaire meststoffen zoals compost wordenverspreid,• de goede vakkundige praktijk voor het bemesten. Volgens goedgebruik bij het bemesten moeten meststoffen op tijd en inafgemeten hoeveelheden zodanig worden verspreid dat devoedingsstoffen optimaal door de planten worden opgenomen.De te verspreiden moeten zodanig worden gekozen, dat eenevenwicht tussen de benodigde voedingsvraag en de toe tevoegen voedingswaarden verzekerd is.De benodigde hoeveelheden voor een juiste bemesting wordengevonden:• in de vraag naar voeding van de te bemesten planten,• uit voedingsstoffen toevoeging en de in de bodem aanwezigevoedingsstoffen (verkregen door bodemanalyses),• uit de voedingsstoffengehaltes van de te verspreidenmeststoffen. Tab. 9 levert gemiddelde voedingsstoffenwaardenvan enkele handelsmeststoffen op.Voedingsstoffenwaarden van handelsmeststoffen van dierlijkeafkomst en van secundaire meststoffen kunnen sterk schommelen:• afhankelijk van de diersoort, de voedering van die dieren, demanier van dierhouden en van opslag van de meststof,• door verschillende toevoeging van instrooimiddelen of hetarbeidsproces.Op grond van deze schommelingen kunnen de in Tab. 9 genoemdegemiddelde bemestingswaarden dan ook slechts richtwaarden voorhet bemesten zijn. Deze richtwaarden geven wel een overzicht overhoeveelheden en tendensen.Een precieze bepaling van voedingswaarden van de grond en dehandelsmeststoffen is alleen bij laboratoriumonderzoek mogelijk. Omdeze reden is het aan te bevelen, zowel de grond als de toegepastemeststoffen met regelmaat te laten onderzoeken, zoals demeststoffenvoorschriften dit aangeven.124 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


InstellingenHandelsmeststofVaste mestTS%VoedingsstofN ges NH 4 -N P 2 O 5 K 2 O MgO CaOGehalte in kg/tRundermest 23 5,5 3,1 9,2 1,4Varkensmest 22 7,0 6,7 7,2 2,2Paardenmest 26 4,5 3,7 8,0 2,1Schapen mest 25 8,0 3,0 7,0 2,0Kalkoenenmist 50 14,4 4,7 18,7 14,8 4,8 20,0Kuikenmest 55 28,0 21,0 23,0 6,0 21,0Kippenmest 48 26,9 7,1 17,2 16,1 4,5 13,8KippenmestFrisse kippenmest 28 17,1 3,0 10,9 8,3 4,0 26,0Droge kippenmest 50 28,6 10,9 23,0 20,1 7,7 56,1gedroogdekippenmest 70 32,1 11,0 30,9 21,8 7,9 90,1Organische meststofTab. 9Groen-/Biocompost50 4,9 0,2 2,6 4,5 3,6 17,4Rioolslib,ingedroogd 34 9,5 1,2 15,8 0,8 2,4 55,5Champignonaarde30 8,2 0,2 4,7 6,0 2,0 30Gemiddelde meststofwaarde van enkele handelsmeststoffen(Bron: Landwirtschaftskammer Nordrhein-Westfalen)De hoofdcriteria voor de beoordeling van de arbeidskwaliteit vanmestverspreiders, zijn de dwars- en de langsverdeling van hetverspreide product als ook het afvoeren van de gewenstehoeveelheden.Instelbaar zijn:• het 2-schijven-centrifugaalstrooimechanisme,• die verstelbare klep en de strooischuif,• de strooihoeveelheid.<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 125


Instellingen8.1.1 2-schijven-centrifugaalstrooimechanismeDe specifieke strooi-eigenschappen van het te verspreiden productbeïnvloeden de strooibreedte. De verstelbare werpers (Fig. 64/2) opde strooischijven (Fig. 64/1) van het 2-schijvencentrifugaalstrooimechanismemaken het mogelijk de specifiekestrooi-eigenschappen van het product te compenseren, zo dat hetproduct met een gelijkmatig dwarsverdeling kan worden verspreidt.Hiertoe kunnen de werpers op de beide strooischijven in verschillendestanden A-H om het draaipunt (Fig. 64/3) worden geordend. Tab. 10geeft "Aanbevelingen voor het instellen van de werpers voorverschillende producten".Af fabriek ingesteld op stand C.Door het verschillende spreidgedrag van de te verstrooien productenworden voor een deel verschillende werkbreedtes bereikt. Raadpleeghiervoor ook de tabel "Mogelijke werkbreedtes van verschillendeproducten", pagina 127.Fig. 64Product specifieke strooi-eigenschappen Stand van de werpersPotstalmest, opgeslagenmestzwaar, zeer vochtig, kleverigA, BOude rundermest, compost,kuikenmest, drogekippenmestnormaal gewicht, gehakseld stro, normalevochtigheid, opgeslagen tot doorgroei ofkorreligC 1) , D, EKalkoenenmest zeer licht, hoog strogehalte, lang stro F, G, H1) BasisinstellingTab. 10Aanbevelingen voor het instellen van de werpers voor verschillende producten126 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


InstellingenProduct Verspreidbaarheid [kg/m 3 ]* Werkbreedte [m]Rundermest, fris 700 – 800 13Rundermest, opgeslagen 800 – 1000 18Loopstalmest (ca. 5 – 6 maanden oud) ca. 700 15Instrooimest (ca. 1 – 4 weken oud) ca. 310 12Varkensmest 750 – 850 18Compost, bioafval (licht)Zeeffractie 0 – 2,4 mm (ca. 35% DS)550 - 600 14Compost (zwaar) 800 - 850 15Rioolslib 1000 18Kalkoenenmest, droog / Kippenmest ca. 500 12Droge kippenmest 1150 12Kippenmest (Bodenhaltung) 750 12Schapenmest 720 15Kalkmergel ca. 1500 12* De verspreidbaarheid:• wordt sterk beïnvloed door de vochtigheid en het aandeel stro in het product,• kan op grond van de verschillende manieren van huisvesting en het voeren grote verschillenopleveren.Tab. 11Mogelijke werkbreedtes van verschillende productenDe volgende gegevens dienen als richtwaarde:• Compost met geringe verspreidbaarheid – werkbreedte 10 tot 14m• Compost met hoge verspreidbaarheid – werkbreedte 15 tot 18 m• Stalmest en kippenmest (geringe hoeveelheid) – werkbreedte 15tot 18 m, stalmest ook tot ca. 20 m werkbreedteDe werkbreedte:• Is afhankelijk van het product en komt niet overeen met dewerpbreedte,• Is met een zicht- en meetcontrole op het veld vast te stellen.<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 127


Instellingen8.1.1.1 Werpers op de strooischijven verstellen1. Ontgrendel de kap over de strooiwalsen.Zie hiervoor hoofdstuk "Kap overstrooiwalsen", pagina 67.2. Open de kap over de strooiwalsen geheel.3. Beveilig de trekker en de machine tegenongecontroleerd starten en wegrollen.4. Beveilig de kap over de strooiwalsen tegenongecontroleerd zakken. Zie hiervoorhoofdstuk "Kap over strooiwalsen", pagina67.5. Verwijderen de boutverbindingen (4) van dewerpers.6. Zet de werpers in de gewenste stand A-H.Let hierbij op Tab. 10, pagina 126.7. Bevestig de werpers (2) met deverbindingsbouten (4) in de nieuwe stand.8. Controleer of alle boutverbindingen vastzitten.9. Ontgrendel de kap over de strooiwalsen.Zie hiervoor hoofdstuk "Kap overstrooiwalsen", pagina 67.10. Sluit de kap over de strooiwalsen.11. Beveilig de kap over de strooiwalsen tegenongecontroleerd openen. Zie hiervoorhoofdstuk "Kap over strooiwalsen", pagina67.12. Controleer de gekozen instelling van dewerpers met een strooiproef op het veldmet aansluitend een zichtcontrole op dedwarsverdeling en het meten van debereikte werkbreedte. Bij een strooiproefmoeten de naast elkaar liggende strokenelkaar overlappen. Let hierbij op hethoofdstuk "Aanbevelingen voor het rijdentijdens het strooien ", pagina 145.13. Corrigeer de instelling van de werpers bijeen onbevredigende dwarsverdeling.Fig. 65128 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Instellingen8.1.2 Verstelbare klep en strooischuifOm een gelijkmatige dwarsverdeling van verschillende producten tebereiken, bevelen we aan:• de neiging van de verstelbare klep en daarmee het afgiftepuntop de strooischijven:οοzo ver mogelijk naar voren te leggen, om een gelijkmatigedwarsverdeling te bereiken. Daarbij neemt de doorvoer af.Deze instelling is gewenst voor alle goed strooibare enlopende producten in geringe hoeveelheden.verder naar achteren te zetten, om de doorstroming tevergroten. Daarbij wordt de dwarsverdeling mindergelijkmatig. Deze instelling is gewenst voor langhalmige-, inelkaar zittende producten met grote te verspreidenhoeveelheden.• de hoogte van de strooischuif:ο in principe zo diep mogelijk in te stellen, om eengelijkmatige dwarsverdeling te bereiken. Deze instelling isgewenst voor alle goed te verspreiden- en vlot lopendeproducten zoals compost, droge kippenmest, kalk, rioolslibenzovoort met geringe hoeveelheden.ο hoger in te stellen, om verstoppingen op de strooischijvente voorkomen. Gelijktijdig wordt de doorvoer vergroot. Dezeinstelling is gewenst voor langhalmige-, in elkaar zittendeproducten, zoals bijvoorbeeld: vaste mest (stro, potstal) metgrotere te verspreiden hoeveelheden.Neiging verstelbare klepStrooischuif(Afgiftepunt) lager hogernaar voren verleggennaar achteren verleggenTab. 12Voor alle goed te verspreiden- engoed lopende producten zoalscompost, droge kippenmest, kalk,rioolslib enzovoort met geringehoeveelheden.Betere dwarsverdeling.Voor langhalmige-, in elkaarzittende producten met grote teverspreiden hoeveelheden.Als het te ver naar achteren wordtverlegd, wordt de dwarsverdelingslechter.Bij mest met lang stro: omverstoppingen te voorkomen.Voor langhalmige-, in elkaarzittende producten met grote teverspreiden hoeveelheden.<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 129


Instellingen8.1.2.1 verstelbare klep instellenDe neiging van de verstelbare klep (1) bepaalthet afgiftepunt, waar het product op destrooischijven (2) komt.Om een gelijkmatige dwarsverdeling te bereiken,moet het afgiftepunt op de strooischijven zo vermogelijk naar voren liggen.Wordt het afgiftepunt verder naar achterenverlegd:• wordt de doorvoer vergroot,• verslechtert de dwarsverdeling.Het instellen van de verstelbare klep moet aanbeide zijden gelijkmatig plaats vinden, om opbeide strooischijven een gelijk afgiftepunt tevinden:1. Beveilig de trekker en de machine tegenongecontroleerd starten en wegrollen.2. Draai de contramoer (3) van de verstelbout(5) los.Fig. 663. Verdraai de verstelmoer (4), zo, dat deafstandmaat X tussen de aanslag (6) en deverstelhoek (7):• verkleind, dan wordt het afgiftepuntnaar voren verlegd,• vergroot, dan wordt het afgiftepuntnaar achteren verlegd.4. Trek de contramoer weer aan, om deverstelbare klep in de nieuwe stand vast tezetten.130 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Instellingen8.1.2.2 Strooischuif instellenDe strooischuif (1) bevindt zich binnen deverstelbare klep (2) over de strooischijven (3).De hoogte van de strooischuif kan ten opzichtevan de verstelbare klep worden ingesteld. Deingestelde hoogte van de strooischuif bepaalt dehoogte van de doorgang (4) tussen deverstelbare klep en de strooischijven.Om een gelijkmatige dwarsverdeling teverkrijgen, moet de hoogte van de strooischuif zodiep mogelijk worden ingesteld.Wordt de hoogte van de doorgang (4) tussen destrooischuif en de strooischijven vergroot:• wordt de doorvoer vergroot,• verslechtert de dwarsverdeling.De verschillende hoogten van de strooischuif /van de doorgang worden ingesteld door hetverdraaien van de hoogteverstelling (5) en hetplaatsen van de pen (6) in één van de boringenA-H op het verstelsegment (7).Fig. 67Stand van de penAHHoogte van dedoorgangminimaalmaximaal1. Beveilig de trekker en de machine tegenongecontroleerd starten en wegrollen.2. Hefboom (8) ontgrendelen en uit de houder(9) nemen.3. Hefboom op de hoogteverstelling (5)steken.4. Met één hand de hoogteverstelling ietsverdraaien, om de pen (6) te ontlasten.Houdt de hefboom vast, zodat destrooischuif (1) zich niet door zijneigengewicht versteld.5. Met de andere hand de veerbelaste pen (6)uit de boring van het verstelsegment (7)trekken en vasthouden.6. Hefboom zwenken, tot de gewenstedoorgangshoogte is bereikt.7. Pen (6) los laten.→ De pen glijdt in één van de boringen A-H ophet verstelsegment en houdt de strooischuifin de ingestelde hoogte.Let er op, dat de veerbelaste pen (6)helemaal in de boring op hetverstelsegment steekt.8. Hefboom van de hoogteverstellingaftrekken, in de houder leggen en borgen.<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 131


Instellingen8.1.3 StrooihoeveelheidDe hoeveelheid per oppervlak in [m 3 /ha] is afhankelijk van:• de laadhoogte (Opening van de stuwschuif) en de breedte vande laadruimte van de machine,• de aandrijfsnelheid van de bodemketting,• de werkbreedte en• de rijsnelheid.De hoeveelheid wordt ingesteld aan de hand van de strooitabel.Aanwijzingen voor het toepassen van de strooitabel Tab. 13:• De waarden in de strooitabel zijn slechts richtwaarden. Zewerden door medewerkers van de firma <strong>Strautmann</strong> berekendaan de hand van steekproeven op het veld. Als er anderevoorwaarden zijn, kunnen de waarden afwijken.• Bij een normaal vochtig, goed verrot product kunnen dewaarden direct uit de tabel worden overgenomen, terwijl er bij ditmateriaal zo goed als geen "Slip" werd vastgesteld.• Bij een vochtig of slecht verrot product moet de aandrijfsnelheidvan de bodemketting iets hoger dan de aangeventabellenwaarden worden ingesteld, om de in de strooitabelaangegeven strooihoeveelheden te bereiken.• De instellingen voor de draaiknop voor het instellen van deaandrijfsnelheid van de bodemketting werden opgenomen bijeen trekker met een pompopbrengst van 60 l/min en 180 bar.• De waarden voor de aandrijfsnelheid van de bodemkettingwerden opgenomen in onbeladen toestand.• De werkbreedte is het beste vast te stellen bij een strooiproef,waarbij de breedte door een zichtcontrole en een meting wordtvastgesteld.• De waarden voor de strooihoeveelheid werden verkregen bij eengeheel geopende stuwschuif (Laadhoogte = 1,45 m). Door destuwschuif gedeeltelijk te openen wordt de strooihoeveelheidmet een zelfde deel gelijkmatig verminderd:Bij een bijvoorbeeld 10% geopende stuwschuif bedraagt ook destrooihoeveelheid ca. 10% van de tabellenwaarde.132 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Instellingen<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 133124610162226282910481219273133348510162433384243671321324551565720411193148677784861247121825283132105914213034373886111727374347486814233550576264184122135537485939612591421303437381061017263641454687132132455156576101728436068747715414264164891021121151261117273743474810713213245515657891626405664707261221355374859396Bodemkettingaandrijfsnelheid [m/min]Werkbreedte [m]12Rijsnelheid [km/h]4Uitgebrachte hoeveelheid [m 3 /ha] bij laadhoogte 1,45 m18325280112128140144Stand van de draaiknop0,450,801,302,002,803,203,503,603,04,05,06,07,08,09,010,0Tab. 13


Instellingen8.1.3.1 Strooihoeveelheid volgens strooitabel instellenStel de gewenste strooihoeveelheid als volgt in:1. Bepaal daarna de werkbreedte door op het veld een strooiproefte doen. Meet de werkbreedte en voer een zichtcontrole op dedwarsverdeling uit. Bij een strooiproef moeten de naast elkaarliggende stroken elkaar overlappen. Let hierbij op het hoofdstuk"Aanbeveling om tijdens het strooien te rijden", pagina 145.Bijvoorbeeld bij oude rundermest:• Werkbreedte 18 m,• Stuwschuif geheel openen.2. Leg de gewenste strooihoeveelheid in m³/ha vast (bijv.14 m³/ha).3. Zoek in de kolom werkbreedte 18 m de strooihoeveelheid van14 m³/ha. De strooitabel levert hier twee mogelijke instellingenop:3.1 Rijsnelheid: 6 km/hPositie van de draaiknop: 43.2 Rijsnelheid: 10 km/hPositie van de draaiknop: 58.1.3.2 Omrekenen van de strooihoeveelheid van [m 3 /ha] in de massa in [t/ha]De volgende tabel (Tab. 14) toont het soortelijk gewicht in [kg/m 3 ]voor verschillende producten. Met behulp van deze waarden kunnende strooihoeveelheid van [m 3 /ha] in de hoeveelheid [t/ha] omrekenen.Product Soortelijk gewicht [kg/m 3 ] Soortelijk gewicht [ds/m 3 ]Rundermest, fris 700 – 800 7,0 – 8,0Rundermest, opgeslagen 800 – 1000 8,0 – 10,0Varkensmest 750 – 850 7,5 – 8,5Compost BioafvalZeeffractie 0 – 2,4 mm (ca. 35% DS)ca. 500 ca. 5,0Rioolslib 1000 10,0Kalkoenenmest, droog /Kippenmestca. 500 ca. 5,0Tab. 14Strooihoeveelheid [t/ha] =Strooihoeveelheid [m 3 /ha] x soortelijk gewicht [kg/m 3 ]1000Strooihoeveelheid [t/ha] =Strooihoeveelheid [m 3 /ha] x soortelijk gewicht [ds/m 3 ]10134 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Instellingen8.1.3.3 Omrekenen van strooihoeveelheden bij een gedeeltelijk geopende stuwschuifStrooihoeveelheid [m 3 /ha] =Laadbreedte [m] x Laadhoogte [m] x aandrijfsnelheid m/min] x 600Werkbreedte [m] x rijsnelheid [km/h]<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 135


Gebruik van de machine9 Gebruik van de machineLet bij het gebruiken van de machine op bovendien de aanwijzingenin hoofdstuk:• "Verplichting van het bedienende personeel", pagina 30,• "Kwalificatie van personen", pagina 31,• "Fundamentele veiligheidsaanwijzingen", pagina 34,• "Waarschuwing- en instructieaanwijzingen”, pagina 46.Het kennisnemen van dit hoofdstuk dient uw veiligheid.WAARSCHUWINGVerwondingrisico door te worden vastgegrepen, wikkelen engevaar door weggeslingerde vreemde voorwerpen in degevarenzone rond een aangedreven aftakas!• Controleer telkens voor het gebruik van de machine of debescherming van de aftakas in orde is en of deze juistfunctioneert.Laat beschadigde veiligheid- en bescherminrichtingen van eenaftakas onmiddellijk door een vakwerkplaats vervangen.• Controleer of de beschermbuizen van de aftakas met debetreffende ketting, tegen meedraaien zijn beveiligd.• Houdt een voldoende veilige afstand aan tot een aangedrevenaftakas.• Verwijder personen uit de gevarenzone rond een aangedrevenaftakas.• Zet bij gevaar de trekkermotor onmiddellijk stil.WAARSCHUWINGVerwondingrisico: ingetrokken gevangen te worden ontstaat alstijdens het gebruik van de machine, aandrijfelementenonbeschermd zijn!• De machine alleen gebruiken als alle beschermingen zijnaangebracht en zijn gesloten.• Het is verboden beschermkappen te openen:ο terwijl de machine wordt aangedreven,ο zolang de trekkermotor terwijl de aftakas / hydraulischeinstallatie zijn aangesloten,ο als de contactsleutel in het contactslot is en detrekkermotor ongecontroleerd kan worden gestart, terwijl deaftakas / hydraulische installatie zijn aangesloten,ο als de trekker en de machine niet met de handrem en / ofmet wielblokken tegen ongecontroleerd wegrollen isbeveiligd.Sluit alle beschermkappen, voordat u de machine aandrijft.136 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Gebruik van de machineWAARSCHUWINGGevaar door verzaken van machinedelen kan ontstaan, als demachine met een ontoelaatbaar hoog aandrijftoerental wordtaangedreven!Controleer het toegestane maximale aandrijftoerental voor demachine, voordat de trekker-aftakas wordt ingeschakeld.VOORZICHTIGGevaar door verzaken van machinedelen kan ontstaan als deslipkoppeling in werking treed!Schakel de aftakasaandrijving onmiddellijk uit, als de slipkoppeling inwerking treedt.Zo voorkomt u verdere beschadiging of schade aan de slipkoppeling.WAARSCHUWINGGevaar door beklemming, snijden, afsnijden, ingetrokkenworden, worden gevangen en omgestoten door onvoldoendestabiliteit of omkiepen van de trekker/machine!Richt uw manier van rijden zodanig in, dat u de trekker en deaangekoppelde / aangehangen machine altijd onder controle heeft:• Houdt rekening met uw persoonlijke vaardigheden, de rijbaan-,bochten-, verkeers-, zicht- en weersomstandigheden, derijeigenschappen van de trekker, als ook de invloed van deaangekoppelde machine.• Nooit enge bochten rijden met een hoge snelheid.• Vermijdt het plotseling maken van bochten bij het rijden ophellingen, zowel helling op als helling af (Kantelgevaar!).WAARSCHUWINGGevaar door uit de machine geslingerde materialen of vreemdevoorwerpen (bijvoorbeeld stenen) kunnen voor de bedienendepersoon ontstaan, als deze op de bestuurderszitplaats op detrekker door een gevaarlijke voorwerp wordt getroffen!Neem de machine alleen in bedrijf, als het meegeleverde voorhek opde voorwand van de laadruimte is gemonteerd.Om de individuele hydraulische functies uit te kunnen voeren, is eenconstante oliestroom tussen de trekker en de machine nodig.Controleer de machine dagelijks op in het oog springendebeschadigingen/afwijkingen.Zichtbare gebreken direct verhelpen of laten verhelpen.<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 137


Gebruik van de machine9.1 LadenWAARSCHUWINGGevaren door breuk tijdens het gebruik, ontoereikende stabiliteiten ontoereikende stuur- en remcapaciteit van de trekker bij eenoneigenlijk gebruik van de soort!• Let op de aanwijzingen in het hoofdstuk "Voorwaarden voor hetgebruik van trekkers met starre-disselaanhangers", pagina 113.• Let op het maximaal toegestane totaalgewicht van de machineen op de max. asbelasting van de trekker en op de max.oplegdruk van het trekpunt. Rij desnoods met een gedeeltelijkgevulde machine.• Belaad de machine met wiel- of telescopische laders, mobielekranen of met trekkers met een frontlader.• Als strohoudende stalmest hoog boven de zijwanden wordtgeladen, kan dit tot opstuwing voor de stuwschuif leiden enstoringen tijdens het strooien veroorzaken. Reduceer delaadhoogte of laadt in de bovenste laag zwaardere mest.• Voordat met het laden wordt begonnen, moet u:ο de geheven lift-as (indien aanwezig) altijd laten zakken,ο de stuwschuif sluiten.• Let er op, dat in het geladen product geen grotere hardevoorwerpen bevinden, bijvoorbeeld stenen of anderszinsvreemde voorwerpen.• Belaad de machine zo gelijkmatig mogelijk om een egaalstrooibeeld te verkrijgen. Als holle ruimtes ontstaan, of hetsoortelijk gewicht afwisselend is, dan verslechterd delengteverdeling van het product aanzienlijk.• Houdt u bij het beladen aan de toegestane laadhoogtes tenopzichte van de bodemketting:ο De laadhoogte mag niet hoger zijn dan de doorlaathoogtevan de strooiwalsen.ο Bij producten met een soortelijk gewicht vanaf ca. 800kg/m 3 treedt een overbelasting van de machine op, als demachine tot de bovenkant van de zijwanden wordt beladen.Tab. 15 toont toegestane laadhoogtes ten opzichte van debodemketting voor verschillende soortelijke gewichten.138 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Gebruik van de machineTab. 15Soortelijk gewicht[kg/m 3 ]toegestane laadhoogtes ten opzichte van debodemketting [m]500 1,45600 1,45700 1,37800 1,20900 1,071000 0,971100 0,871200 0,801300 0,741400 0,691500 0,64<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 139


Gebruik van de machine9.2 StrooienGEVAARGevaar door elektrische schok of verbrandingen ontstaan, als degeopende stuwschuif ongecontroleerd bovengrondseelektrische leidingen raakt of onder hoogspanning staandebovengrondse leidingen nadert!Houdt een veilige afstand aan tot bovengrondsehoogspanningsleidingen.WAARSCHUWINGGevaar door uit de machine geslingerde materialen of vreemdevoorwerpen (bijvoorbeeld stenen) kunnen voor personenontstaan, als deze zich in het gevarenbereik van de machineophouden!• Let er op dat personen een voldoende veilige afstand tot eenwerkende machine houden:οοvoordat u de aandrijving van de bodemketting en van destrooischijven inschakelt,zo lang de motor van de trekker loopt.• Let er bij het strooien van perceelsranden in bebouwdegebieden of langs wegen op, dat geen personen in gevaarworden gebracht, of zaken worden beschadigd. Houdt eenvoldoende veilige afstand aan of gebruikveiligheidsvoorzieningen, bijvoorbeeld een kantstrooiinrichtingen/of reduceer het aandrijftoerental van de strooischijven.WAARSCHUWINGGevaar door het worden weggeslingerd van delen van dewerpers ontstaat als deze te ver zijn versleten. Tijdig vervangen!Controleer dagelijks voor het begin / aan het einde van dewerkzaamheden alle werpers op in het oog springendebeschadigingen. Let hierbij op de criteria voor het vervangen vanverslijtdelen in het hoofdstuk "Werpers controleren / vervangen",pagina 168.VOORZICHTIGGevaar door beschadiging van bouwdelen van de machine, alshet strooimechanisme blokkeert en de slipkoppeling in werkingtreedt!• Schakel de hydraulische aandrijving voor de bodemketting en deaftaks van de trekker onmiddellijk uit, als de toerentalcontrole inwerking treedt. Zo voorkomt u beschadigingen aan de machine.• Hef de blokkeringen bij het strooimechanisme op.Risico’s dat delen van de machine worden beschadigd, als destuwschuif verkeerd wordt gebruikt.• Gebruik de stuwschuif alleen voor licht stromende producten.• Sluit de stuwschuif alleen als er zich geen materiaal onder deschuif bevindt. Bevindt zich materiaal onder de stuwschuif, dankan de stuwschuif scheef lopen en de geleiders verbuigen.140 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Gebruik van de machineMeststoffen van dierlijke afkomst en secundaire meststoffen:• zijn als mengmeststoffen gekwalificeerd en bevattenvoornamelijk stikstof (N), fosfor (P) en kalium (K),• kunnen op grond van hun verschillende strooi-eigenschappen inde regel in vergelijking tot minerale meststoffen niet zo exactworden toegepast. Aan het verspreiden daarvan zijn grotererisico’s voor eventuele milieubelastingen door voedingsstofverliezen verbonden.Om deze risico’s zo gering mogelijk te houden, moet ubijvoorbeeld volgende manier van omgaan met dezemeststoffen aanhouden:οοοοοοlet op de opgebrachte hoeveelheden stikstof, fosfaat enkalium, om een overbemesting met de apartevoedingsstoffen te vermijden,vul gericht aan met andere meststoffen, om een optimalevoedingsstoffentoevoer voor de planten te krijgen,breng de meststoffen uit bij lagere temperaturen en bij eenbedekte hemel,bemest met deze middelen zo mogelijk bij windstilte,houdt rekening met de stand van de vegetatiehoudt rekening met de hoofdvrucht of met debodembedekking.• De strooihoeveelheid [m³/ha] is afhankelijk van:ο de opening van de stuwschuif,ο de aandrijfsnelheid van de bodemketting,ο de rijsnelheid van de trekker.Kleine hoeveelhedenGrote hoeveelheden= Kleine opening van de stuwschuif, lageaandrijfsnelheid van de bodemketting eneen hoge rijsnelheid= Grote opening van de stuwschuif, hogesnelheid van de bodemketting en lagesnelheid van de trekker• Gelijkmatige langsverdeling als de machine bijna leeg is:Verhoog de aandrijfsnelheid van de bodemketting en / ofverminder de rijsnelheid van de trekker, als u merkt dat destrooihoeveelheid duidelijk afneemt.• De oplegdruk op de trekker tijdens het leegdraaien van demachine constant houden:Hef de hydraulische liftas (indien aanwezig) op als de machinehalf leeg is, als de trekkerwielen doorslippen. Let hierbij op hethoofdstuk "Hydraulische liftas", pagina 98.<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 141


Gebruik van de machine• De werpers op de strooischijven en de verslijtplaten op het 2-schijven-centrifugaalstrooimechanisme zijn verslijtdelen:οοοProduct, gebruikstijden als ook de strooihoeveelhedenbeïnvloeden de levensduur van de werpers en van deverslijtplaten.De technische toestand van de werpers en de verslijtplatendragen wezenlijk bij aan een gelijkmatige dwarsverdelingvan het product op het veld. Als werpers en verslijtplatenverslijten, vermindert de werpbreedte en precisie in hetverdelen van het product.Versleten werpers vormen een ongevallen risico.Controleer de werpers dagelijks. Vervang versleten delentijdig.Stel de aandrijfsnelheid van de bodemketting zo danig in, dat hetproduct niet voor de stuwschuif of de strooiwalsen ophoopt. Stuw hetproduct voor de walsen, dan kunnen deze blokkeren (verstoppen).1. Stel de werpers af in de juiste stand. Let hierbij op het hoofdstuk"2-schijven-centrifugaalstrooimechanisme", pagina 126.2. Stel de verstelbare klep en de strooischuif in. Let hierbij op hethoofdstuk "Verstelbare klep en strooischuif", pagina 129.3. Verwijder personen uit het gevarengebied van de machine.4. Schakel de olieomloop tussen trekker en machine in (hendel op hetstuurventiel in de stand "Heffen" vastzetten (Duurfunctie voorconstantverbruikers.5. Schakel de aftakas (1000 min -1 ) van de trekker in.6. Schakel de bedieningskast in.7. Stel de benodigde snelheid voor de bodemketting in met dedraaiknop. Let hierbij op het hoofdstuk "Aandrijfsnelheid voor debodemketting instellen", pagina 62.8. Open de stuwschuif tot de benodigde hoogte.9. Schakel de hydraulische aandrijving voor de bodemketting in.10. Begin te rijden als er voldoende product aan de walsen wordttoegevoerd.11. Houdt tijdens het strooien de bedoelde rijsnelheid constant aan.12. Laat de stuwschuif tijdens het strooier zakken, zodra debovenste wals product in de richting van de trekker begint tewerpen.13. Schakel de hydraulische aandrijving van de bodemketting op dekopakkker uit. Let hierbij op het hoofdstuk "Aanbeveling voor hetin – en uitschakelen van de bodemketting machine op dekopakker", pagina 146.14. Verhoog de aandrijfsnelheid voor de bodemketting en/ ofverminder de rijsnelheid van de trekker, als tegen het leeg rakenvan de machine duidelijk zichtbaar wordt dat destrooihoeveelheid afneemt.→ Zo bereikt u een gelijkmatige lengteverdeling als de machineleeg raakt.15. Schakel de hydraulische aandrijving van de bodemketting uit, als142 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Gebruik van de machinede machine leeg is gestrooid.16. Sluit de stuwschijf.17. Schakel de aftakas op de trekker uit.18. Laat de hydraulische liftas weer geheel zakken (indienvoorhanden).19. Schakel de olieomloop tussen de trekker en de machine uit.20. Schakel de bedieningskast uit.Nadere verduidelijkingen voor de bedieningskast vindt u in hethoofdstuk "Bedieningskast" vanaf pagina 72. Voor de Field-Operatoris een separate gebruikershandleiding<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 143


Gebruik van de machine9.2.1 Maatregelen als de toerentalcontrole begint te werkenStopt de toerentalcontrole de aandrijving van de bodemketting:• weerklinkt een claxon, gelijktijdig licht de rode controlelamp"Bodemketting stop" op de bedieningskast op,• kan een verstopping van de strooiwalsen door een ontoelaatbareophoping van product voor de strooiwalsen hebbenplaatsgevonden, zo dat de nokkenschakelkoppeling deaandrijflijn naar de strooiwalsen onderbreekt,• kunnen vreemde voorwerpen een/de strooischij(f)ven blokkeren,zo dat de nokkenschakelkoppeling de aandrijflijn naar debetrokken strooisch(f)ven onderbreekt,• kan de bodemketting kortstondig met de toets "BodemkettingCHECK" op de bedieningskast in aandrijf- en reverseerrichting(voorwaarts, en achterwaarts) worden ingeschakeld.Door de bodemketting voor korte tijd uit te schakelen kunnenontoelaatbare bedrijfstoestanden bij het 2-walsenstrooimechanismevaak vanaf de bestuurderszitplaats wordenopgelost.1. Schakel de hydraulische aandrijving van de bodemketting en deaftakas van de trekker onverwijld uit.2. Bedien de toets "Bodemketting CHECK" op de bedieningskast inreverseerrichting (Terugdraaien) en laat de aandrijfrichting vande bodemketting kortstondig reverseren.3. Schakel de aftakas op de trekker in.4. Laat de aftakas van de trekker met gevoel aanlopen, zodat dewalsen zich vrij kunnen werken.5. Werkt de toerentalcontrole:• niet weer, dan kunt u de hydraulische aandrijving voor debodemketting weer inschakelen en het strooien voortzetten,• opnieuw, moet u de verstopping / blokkering met de handopheffen.9.2.2 Verstoppingen / blokkeringen met de hand opheffen1. Open de kogelblokkeerkraan van de kap over de strooiwalsen.2. Open de kap over de strooiwalsen.3. Beveilig de trekker en de machine tegen ongecontroleerd startenen wegrollen.4. Beveilig de kap over de strooiwalsen tegen ongecontroleerdzakken. Let hierbij op het hoofdstuk "Kap over de strooiwalsen",pagina 67.5. Verhelp de verstoppingen / blokkeringen.6. Open de kogelblokkeerkraan van de kap over de strooiwalsen.7. Sluit de kap over de strooiwalsen.8. Beveilig de kap over de strooiwalsen tegen ongecontroleerdopenen. Let hierbij op het hoofdstuk "Kap over de strooiwalsen",pagina 67.9. Vervolg het strooien.144 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Gebruik van de machine9.3 Aanbevelingen voor het rijgedrag tijdens het strooienFig. 68Fig. 68 toont de dwarsverdeling bij de Universeelstrooier(schematisch):(1) Strooibeeld enkelvoudige slag(2) Strooibeeld aansluitslag(3) Bereik zonder overlapping(4) Bereik met overlapping van naastliggende strooibeelden(5) Rijsporen (Rijpaden)(6) Werkbreedte = afstand tussen twee naast elkaar liggenderijsporen(7) Werpbreedte = Afstand tussen het linker en rechter einde van dedwarsverdelingHet 2-schijven-centrifugaalstrooimechanisme:• verdeelt de producten over breedtes van 10 – 20 m,• toont bij een enkele slag een naar buiten toe sterk afvallendstrooibeeld.Om het product met een gelijkmatige dwarsverdeling uit te brengen,moet de afstand tussen de rijsporen (de werkbreedte) zodanigworden gekozen, dat de naastliggende slagen op de juiste manierworden overlapt. Op grond van de verschillende strooieigenschappenvan de verschillende producten worden zowerkbreedtes van 10 - 20 m bereikt.Voer alle instellingen zeer zorgvuldig uit. Afwijkingen van de optimaleinstelling kunnen het strooibeeld negatief veranderen.<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 145


Gebruik van de machine• De instelwaarden van de verschillende tabellen zijn slechtsaanbevelingen, omdat de strooi-eigenschappen van deverschillende producten sterk fluctueren en daardoor andereinstellingen vereisen.• De aangegeven aanbeveling voor het instellen van eengelijkmatige dwarsverdeling (werkbreedte) hebben uitsluitendbetrekking op de gewichtsverdeling en niet op devoedingsstoffenverdeling.• Wij wijzen elke aanspraak op gevolgschade van strooifouten af.9.3.1 Aanbevelingen voor het in- en uitschakelen van de bodemketting van demachine op de kopakkerDe machine is uitgerust met een groothoekkoppeling in de aftakas,daarom is het niet noodzakelijk om de aftakas tijdens het keren uit teschakelen. Het is voldoende als de hydraulische aandrijving voor debodemketting wordt uitgeschakeld. Let er tijdens het maken vanbochten op, dat de trekkerwielen de dissel niet raken.De juiste plaats van de rijsporen is eenvoorwaarde voor het werken aanperceelsgrenzen of randen. Bij gebruik van dekantstrooiinrichting wordt het eerste rijspoor (F1)in de regel altijd afgelegd op de halve afstand totde rand van de akker. Op de kopakker wordt opde zelfde manier een rijspoor gemaakt. Alsoriënteringshulp zijn er twee rijsporen meer(gestreepte lijn) op de kopakker zeer nuttig - metvolle afstand van de werkbreedte.Bewerk als eerste de akkers en aan het slot dekopakkers.Omdat de strooischijven het product ook naarbinnen werpen, moet voor de exacte verdelingop de kopakker op het volgende worden gelet:• De hydraulische aandrijving voor debodemketting bij heen- (Rijpaden F1, F3enz.) en weer rijden (Rijpdaden F2, F4 enz.)op verschillende afstand tot de rand van hetveld in- resp. uitschakelen.• De hydraulische aandrijving voor debodemketting bij "Heen" rijden ongeveer oppunt P1 inschakelen, als de trekker het 3.rijpad op de kopakker (gestreepte lijn)passeert.• De hydraulische aandrijving voor debodemketting bij "Weer" op punt P2uitschakelen, als het 2-schijvencentrifugaalstrooimechanismeter hoogtevan het 2e rijpad op de kopakker bevindt.Het toepassen van deze manier vanwerken voorkomt verlies vanmeststoffen, over- of onderbemestingen werkt een milieuvriendelijke maniervan werken in de hand.Fig. 69146 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Gebruik van de machine9.3.2 Aanbeveling voor het verkrijgen van een gelijkmatige lengteverdelingVoor een optimale lengteverdeling van het product moet u in delengterichting overwegend grote lengte overlappen bij het begin vanhet verspreiden van de volgende lading. Bij stalmest neemt debenodigde overlapping tot als de te strooien hoeveelheid groter wordt.De strooihoeveelheid neemt duidelijk merkbaar af, als de machineleeg raakt. Dan moet de bodemkettingsnelheid handmatig wordenverhoogd en / of de rijsnelheid worden verminderd. Hierdoor wordtbereikt dat de strooihoeveelheid constant blijft.<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 147


Transporten10 TransportenEen transportrit is een rit van of naar de standplaats van detrekker/machine in beladen of lege toestand.• Houdt u tijdens het transport bovendien aan hoofdstuk"Fundamentele veiligheidsaanwijzingen", pagina 34.• Controleer voor het begin van een transportrit:ο de juiste aansluiting van de verzorgingsleidingen,ο de verlichting op beschadiging, functie en netheid,ο de rem- en hydrauliekinstallatie op zichtbare gebreken,ο of de parkeerrem geheel is vrijgegeven,ο het functioneren van de reminstallatie.WAARSCHUWINGGevaar door beklemming, snijden, afsnijden, ingetrokkenworden, worden gevangen en omgestoten door onvoldoendestabiliteit of omkiepen van de trekker/machine!Richt uw manier van rijden zodanig in, dat u de trekker en deaangekoppelde / aangehangen machine altijd onder controle heeft:• Houdt rekening met uw persoonlijke vaardigheden, de rijbaan-,bochten-, verkeers-, zicht- en weersomstandigheden, derijeigenschappen van de trekker, als ook de invloed van deaangekoppelde machine.• Nooit enge bochten rijden met een hoge snelheid.• Vermijdt het plotseling maken van bochten bij het rijden ophellingen, zowel helling op als helling af (Kantelgevaar!).WAARSCHUWINGGevaren door breuk tijdens het gebruik, ontoereikende stabiliteiten ontoereikende stuur- en remcapaciteit van de trekker bij eenoneigenlijk gebruik van de soort!Let op het maximaal toegestane totaalgewicht van de machine en opde max. asbelasting van de trekker en op de max. oplegdruk van hettrekpunt. Rij desnoods met een gedeeltelijk gevulde machine.WAARSCHUWINGMeerijden op de machine is ten allen tijde STRENG verboden!Hoog ongevallenrisico.Meerijden van personen op de machine is ten strengste verboden.1. Laat de liftas geheel zakken.Alleen als de as geheel is gedaald, kan de ALBremkrachtregelaarde benodigde remkracht correct regelen.2. Blokkeer de naloop-tandem-as onvoorwaardelijk als rijsnelhedenboven 40 km/h worden bereikt.3. Schakel de olieomloop tussen de trekker en de machine uit.4. Blokkeer de te gebruiken stuurventielen op de trekker tegenongecontroleerd bedienen.5. Schakel de bedieningskast / de Field-Operator uit.6. Begin met uw transportrit.148 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Transporten10.1 Transportritten met een gedeeltelijk geloste machineZorg voor een toereikende oplegdruk bij het transport met eengedeeltelijk geloste machine. Transporteer het product van achterennaar voren, als de machine voor ca. 50 % is gelost. Laat debodemketting daarvoor reverseren (in omgekeerde richting draaien).<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 149


Machine onderhouden en verzorgen11 Machine onderhouden en verzorgenRegelmatig onderhoud en verzorging:• houdt uw machine in een betere vorm en vermindert slijtage,• vermindert uitval- en reparatietijd,• is voorwaarde voor onze garantiebepalingen.• Let bij het onderhoud of de verzorging van de machinebovendien op de aanwijzingen in hoofdstuk:ο "Verplichting van het bedienende personeel", pagina 30,ο "Kwalificatie van personen", pagina 31,ο "Fundamentele veiligheidsaanwijzingen", pagina 34,ο "Waarschuwing- en instructieaanwijzingen”, pagina 46.Het kennisnemen van dit hoofdstuk dient uw veiligheid.• Gebruik alleen originele-onderdelen.• Neem voor het reinigen en het plegen van onderhoudmaatregelen om dit milieuvriendelijk uit te voeren.• Volg de wettelijke regels bij het afvoeren van bedrijfsstoffen,zoals olie en vet. Delen die met deze middelen in aanrakingkomen, vallen eveneens onder deze wettelijke voorschriften.• Verbreek alle elektrische/elektronische verbindingen tussentrekker en machine voordat met het reinigen of het plegen vanonderhoud wordt begonnen. Dit geldt zeer in het bijzonder voorlaswerkzaamheden aan de machine!• Beschermende maatregelen, zoals het afdekken vanstroomleidingen, hydraulische slangen, rem- ofvoorraadleidingen of zelfs het demonteren van dezeleidingen/kabels op bijzonder kritische plaatsen, zijn nodig:ο bij las-, boor- en slijpwerkzaamheden,οbij werkzaamheden met doorslijpschijven in de buurt vandeze leidingen/kabels.• Controleer rem-, lucht- en hydraulische leidingen/slangen zeerzorgvuldig op zichtbare gebreken.• Speciale vakkennis is een voorwaarde voor het uitvoeren vancontrole en onderhoudswerkzaamheden. Deze vakkennis is nietaan deze gebruikershandleiding te ontnemen.• De onderhoudstermijnen zijn afhankelijk van het gebruik van uwmachine.150 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Machine onderhouden en verzorgenWAARSCHUWINGGevaar door beklemming, snijden, afsnijden, ingetrokkenworden, worden gevangen en omgestoten ontstaan, als:• geheven, niet beveiligde machinedelen ongecontroleerdzakken, of door anderen worden neergelaten,• trekker en machine ongecontroleerd starten en wegrollen!• Beveilig geheven machinedelen tegen ongecontroleerd zakken,voordat u onder het bereik van dit geheven deel gaat werken.• Beveilig trekker en machine tegen ongecontroleerd starten entegen verrollen, voordat wordt begonnen met de voorgenomenwerkzaamheden.Let hiertoe op het hoofdstuk "Trekker en machine tegenongecontroleerd starten en wegrollen beveiligen", pagina 116.• Wacht tot de trekker en de machine geheel stilstaan, voordat degevarenzone rond de combinatie wordt betreden.WAARSCHUWINGGevaar door beklemming, snijden, afsnijden, ingetrokkenworden, worden gevangen en omgestoten ontstaan, alsaangedreven machinedelen niet beschermd zijn!• Beveilig de trekker tegen ongecontroleerd starten en tegenwegrollen, voordat beschermkappen worden geopend.• Sluit de geopende bescherminrichtingen en/of monteer deverwijderde bescherminrichting, voordat u de machine aandrijft.• Vervang defecte beschermingen direct.WAARSCHUWINGGevaarlijke situaties kunnen ontstaan, als door mechanischewerkzaamheden aan het frame, deze dragende delen breken!Het is verboden:• te boren aan het frame of wel aan het onderstel,• het opboren van bestaande boorgaten aan het frame of wel aan hetonderstel,• te lassen aan dragende machinedelen.WAARSCHUWINGGevaar voor lijf en leden ontstaat, als personen de laadruimtebetreden terwijl de machine wordt aangedreven!Beveilig de trekker tegen ongecontroleerd starten en tegen wegrollen,voordat beschermkappen worden geopend.WAARSCHUWINGVerwondingrisico en de kans omgestoten te worden ontstaan alsde geopende achterklep ongecontroleerd daalt.Beveilig de geopende achterklep met de kogelblokkeerkraan tegenongecontroleerd dalen, voordat u zich in de gevarenzone onder degeopende achterklep begeeft.<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 151


Machine onderhouden en verzorgen11.1 Schema onderhoud en verzorging – Overzicht• Voer het onderhoud uit op de eerst bereikte onderhoudsinterval.• Tijdsafstanden, gebruik- en onderhoudsintervallen van eventueelmeegeleverde documentatie van derden hebben voorrang.Voor het eerste gebruikDagelijksControleert u:• of de wielmoeren vast aangetrokken zijn. Trek losse wielmoerenna. Aandraaimoment van de wielmoerenο M22x1,5 = 630 Nmο M18x1,5 = 310 Nmο M20x1,5 = 490 Nm• alle boutverbindingen voor:ο Dissel.ο Onderstel.ο Strooimechanisme.• de hydraulische installatie op dichtheid• de oliepeilen in alle aandrijfkasten• de bandenspanningControleer:• de machine op in het oog lopende gebreken:ο Afstrijker op de strooiwalsen.ο Mesjes op de walsen.ο Aandrijfkast voor de strooiwalsen.ο Smeerleidingen.ο Werpers.ο Kruiskoppelingen.Zichtbare gebreken direct verhelpen of laten verhelpen.• de functie van de verlichting.• de functie van de reminstallatie.Verwijder het bindtouw van de strooiwalsen.Tap water af van de voorraadtank van de luchtdrukreminstallatie, viahet ventiel onderaan de tank.152 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Machine onderhouden en verzorgenAlle 10 dagen• Alle dagelijkse onderhoudswerkzaamheden en bovendien dehierna beschreven werkzaamheden uitvoeren.• Bodemketting:ο Spanning van de bodemkettingen controleren, indien nodigde kettingen inkorten.ο Boutverbindingen van de meenemers op de bodemkettingcontroleren, eventueel natrekken.• Onderstel:ο Instelling van de remhefboom controleren, eventueelnastellen (Vakwerkplaats werkzaamheden).ο Lagering van de remnokkenas smeren.ο Bandenspanning controleren, eventueel corrigeren.• Strooimechanisme:ο Afstrijkers op de strooiwalsen nastellen, indien nodigvervangen.ο Mesjes op de strooiwalsen controleren, indien nodigvervangen.ο Strooiwalsenlagers controleren op speling.ο Verbindingsbus van aandrijfkast controleren.ο Rubber in de kap controleren.ο Rubbers op het schijvenstrooimechanisme controleren.Alle 50 dagen• Alle werkzaamheden uit het 10-dagen schema uitvoeren enbovendien de volgende werkzaamheden.• Assen:ο Vastzitten van de wielmoeren controleren, eventueelnatrekken.ο Speling van de wiellagers corrigeren:Wieldop en splitpen verwijderen.Moer op de as aandraaien tot de loop van de naaf ietszwaarder wordt.Moer op de as iets terugdraaien, tot de eerst komendeboring voor een splitpen.Moer op de as met een splitpen borgen tegenongecontroleerd loslopen. Controleren of de naaf lichtloopt.ο Remvoeringen controleren.• Controleren of de luchtdrukreminstallatie dicht is:ο De drukval in de voorraadtank van een afgekoppeldemachine mag binnen 10 minuten, niet meer zijn dan 0,15bar.• Trekoog: Boutverbinding en slijtage controleren.ο De boring van het trekoog 40 mag max. 41,5 mmbedragen.ο Toegestane slijtage op de ringdiameter van het ringtrekoogmax. 2,5 mm.• Disselverbinding controleren en eventueel natrekken.<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 153


Machine onderhouden en verzorgenAlle 100 dagenAandraaimoment van de kroonmoeren 800 +10 Nm. Gummiestootblok M20 spelingvrij max.: 70 mm.• Alle lagerplaatsen controleren.• Controleer de slijtage van de meenemers op de bodemketting(minstens 2 mm dik).• Bodemkettinglagering voor en achter.• Boutverbindingen van strooischijven en werpers controleren.• Oliepeilen in alle aandrijvingen controleren.• Alle kabels op zichtbare beschadigingen controleren.• Alle werkzaamheden uit het 50-dagen schema uitvoeren enbovendien de volgende werkzaamheden.• Frame en dissel controleren op scheuren.• Al naar gelang de gebruiksomstandigheden, de filters in deluchtdrukreminstallatie reinigen.11.2 Machine reinigen• Reinig de machine regelmatig en grondig! Vuil trekt vocht aan enleidt tot roestvorming.Regelmatig reinigen is een voorwaarde voor een gerichtonderhoud en vereenvoudigt het bedienen van de machine.• Smeer de machine na het reinigen door, speciaal na het reinigenmet een hogedruk-/stoomreiniger of met vetoplossendemiddelen.• Volg de wettelijke voorschriften met betrekking tot het houden ofafvoeren van reinigingsmiddelen.• Onderzoek de machine regelmatig op corrosie! Voorkomcorrosieschade door lakbeschadigingen bij te werken.• Controleer rem-, lucht- en hydraulische leidingen/slangen zeerzorgvuldig op zichtbare gebreken.• Behandel rem-, lucht-, en hydraulische slangen nooit metbenzine, benzol, petroleum of minerale oliën.154 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Machine onderhouden en verzorgenReinigen met hogedrukreiniger / stoomreinigerLet op de volgende punten, als voor het reinigen eenhogedrukreiniger / stoomreiniger wordt gebruikt:• De maximaal toegestane spuitdruk bedraagt 80 bar.• De watertemperatuur mag maximaal 60° bedragen.• Reinig geen elektrische componenten zoals bedieningskast,weegstaven, verdeelboxen, weegcomputer etc.• Reinig geen verchroomde componenten.• Richt de reinigingsstraal van de spuitkop van eenhogedrukreiniger / stoomreiniger:ο nooit direct op smeerpunten en lagerplaatsen,ο nooit direct op hydraulische delen.• Houdt altijd een afstand van tenminste 300 mm aan tussen despuitkop en het te reinigen oppervlak.• Richt de reinigingsstraal nooit haaks op de machinedelen. Dehoek van de spuitkop moet 25° bedragen.• Gebruik geen chemische toevoegingen.• Houdt u aan de veiligheidsbepalingen bij het omgaan methogedrukreinigers.11.3 Machine smeren• Smeer alle lager- en smeerplaatsen volgens schema door.• Verwijder eerst verontreinigingen op de smeernippels.• Gebruik milieuvriendelijke, biologisch afbreekbare oliën envetten, op die plaatsen waar de smeermiddelen met het gewasin aanraking kunnen komen resp. op de grond kunnen vallen.Informeer bij uw smeermiddelenleverancier.• Let op, tijdens het doorsmeren met hogedruksmeermiddelenspuiten,mag een druk van 250 bar niet wordenoverschreden. Schade aan lagers, afdichtingen, etc. kunnenoptreden, als de gebruikte smeermiddelenpomp geenveiligheidsvoorziening heeft.11.3.1 SmeerschemaHoudt u zich bij het smeren van de aftakas(sen) aan de voorschriftenvan de aftakassenfabrikant(en).<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 155


Machine onderhouden en verzorgenFig. 70156 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Machine onderhouden en verzorgen11.4 Conserveren / langere perioden van stilstandZo bereidt u de machine voor op een langere periode van stilstand:• Machine grondig reinigen,• Machine doorsmeren, oliën en invetten,• Lakbeschadigingen bijwerken.11.5 Olie in aandrijfkast controleren / navullen / wisselenOp de verschillende aandrijfkasten moet u:• het oliepeil regelmatig controleren / navullen,• de olie wisselen,• de eerste oliewissel na 50 bedrijfsuren uitvoeren.VOORZICHTIGRisico´s van beschadiging van machinedelen ontstaan, alsaandrijving worden aangedreven met een te laag oliepeil ofzonder olie!Zorg ervoor dat de olie altijd op peil is.WAARSCHUWINGGevaarlijke situaties kunnen ontstaan als bij het wisselen ofnavullen olie op de ondergrond terecht komt (uitglijden)!Leg frisse olievlekken onmiddellijk vast met een bindmiddel.• Het wisselen van olie moet plaats vinden nadat de olie opbedrijfstemperatuur is gebracht. (30 – 40°C). Opbedrijfstemperatuur kan de olie het beste vloeien.• Het optimale oliepeil wordt bereikt bij een temperatuur van0 - 20°C.<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 157


Machine onderhouden en verzorgen11.5.1 Vulhoeveelheden en wisselintervallenBenodigde olie in tandwielkast:• EP 80W – 90 SAE resp. VG 150 - 220 (ISO 3448).• Wissel de olie in de tandwielkast:ο de eerste maal na 50 bedrijfsuren,ο daarna om de 500 bedrijfsuren,ο maar tenminste éénmaal per jaar (al naar gelang welketermijn het eerst verloopt).• Voer afgewerkte olie af volgens voorschrift. Maak afspraken metuw olieleverancier over de afvoer van afgewerkte olie!Aggregaat Aandrijving OliesoortVulhoeveelheid[Liter]IntervalBodemketting Bodemkettingaandrijving EP80W-90 SAE 8,22-schijven-Hoofdverdeelaandrijving EP80W-90 SAE 2,3centrifugaal-strooimecha-Middenaandrijving EP80W-90 SAE 2,3nisme Schijvenaandrijving EP80W-90 SAE2,2500 h of1x jaarlijks2-walsen-2-walsen-aandrijfkast EP80W-90 SAE 1,2strooimecha-nisme Strooiwalsenaandrijving EP80W-90 SAE 1,0Tab. 1611.5.2 Bodemkettingaandrijving(1) Olievulstop met pijlstokOp de pijlstok is geen markering aanwezigHet oliepijl moet op een afstand vantenminste 310 mm van boven af op depeilstok herkenbaar zijn.(2) AftapplugFig. 71158 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Machine onderhouden en verzorgen11.5.3 Hoofdverdeelaandrijving(1) Vulplug(2) Niveauplug(3) AftapplugFig. 7211.5.4 Middenaandrijving van het 2-schijven-centrifugaalstrooimechanisme(1) Vulplug(2) Niveauplug(3) AftapplugFig. 73<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 159


Machine onderhouden en verzorgen11.5.5 Schijvenaandrijving(1) Vulplug(2) Niveauplug(3) AftapplugFig. 7411.5.6 2-walsen-aandrijfkast(1) Vulplug(2) Niveauplug(3) AftapplugFig. 75160 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Machine onderhouden en verzorgen11.5.7 Strooiwalsenaandrijving(1) Vulplug(2) Niveauplug(3) AftapplugFig. 7611.5.8 Oliepeil controleren / navullen1. Zet de machine horizontaal neer.2. Draai de peilstok (2) er uitHet oliepeil moet op de peilstok (2)zichtbaar zijn.3. Eventueel olie via de vulplug (1) navullen.<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 161


Machine onderhouden en verzorgen11.5.9 Olie verversen1. Zet de machine horizontaal neer.2. Zet een opvangbak onder de betreffendeaandrijfkast (De inhoud daarvan moetgroter zijn dan de inhoud van debetreffende aandrijfkast).3. Draai de olie-aftapbout (3) er uit.4. Draai de olie-vulstop (1) er uit.5. Wacht zolang, tot er geen olie meer uit deolie-aftapschroef loopt.6. Olie-aftapschroef (3) er weer indraaien envasttrekken (Dichtmiddel gebruiken).7. Vul de voorgeschreven hoeveelheid olie bijvia de olie vulschroef (1).8. Olie vulschroef (1) schoonmaken en er indraaien.9. Controleren het oliepeil na 5 bedrijfsuren.Het oliepeil moet op de peilstok (2)zichtbaar zijn.162 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Machine onderhouden en verzorgen11.6 BodemkettingDe vier kettingen van de bodemketting:• worden automatisch voorgespannen,• moeten gelijkmatig, maar niet te strakgespannen zijn,• mogen slechts licht doorhangen.Fig. 77U moet de kettingen van debodemketting:• met de automatischekettingspanners (Fig. 78/1)gelijkmatig naspannen, als deingestelde voorspanning nietmeer toereikend is, om dekettingen volgens voorschriftgespannen te houden,• gelijkmatig inkorten, als despanweg van de kettingspanners(Fig. 79/1) niet meer toereikend isvoor het naspannen van dekettingen. Dit is het geval, als demaat X tussen de kettingspanner(Fig. 79/1) en de voorwand(Fig. 79/2) minder dan 10 mmbedraagt.Fig. 78Fig. 79<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 163


Machine onderhouden en verzorgen11.6.1 Kettingen van de bodemketting naspannenDe kettingen van de bodemketting zijn correctgespannen, als de afstandsmaat tussen deafstandsbuis (3) en de drukschijf (4) tenminste 3mm en maximaal 10 mm bedraagt.U moet de kettingen van de bodemkettingnaspannen, als de afstandsmaat tussenafstandsbuis (3) en de drukschijf (4) meer dan 10mm bedraagt. Corrigeer de afstandsmaat doorhet vastdraaien van de spanbout (2). Doe ditgelijkmatig op alle kettingspanners.Fig. 8011.6.2 Kettingen van de bodemketting inkortenWAARSCHUWINGRisico voor de ogen door weggeblazen slijpdeeltjes bij hetdoorslijpen van de kettingleden met een haakse slijpmachine!Draag altijd een veiligheidsbril, als de kettingen met een haakseslijpmachine worden gescheiden.1. Richt de kettingen van de bodemkettingzo uit, dat de verbindingsleden zich in hetmidden tot het achterste deel van debodem bevinden.2. Beveilig de trekker en de machine tegenongecontroleerd starten en wegrollen.3. Draai de 4 spanbouten (1) helemaal los.→ De bodemketting hangt nu door.4. Klim via de ladder in de laadruimte, om dekettingen in te korten.5. Open de kettingsluitingen en verwijder ze.6. Verwijder van alle kettingen hetzelfdeaantal leden (2, 4, 6).7. Verbindt de kettingeinden weer met eennieuwe verbinder.8. Span de kettingen van de bodemkettinggelijkmatig via de 4 spanbouten (1).Fig. 8111.6.3 Kettingspanners en voorste omlooprollen van de bodemketting-geleidingdoorsmeren1. Schakel de bedieningskast uit.2. Beveilig de trekker en de machine tegenongecontroleerd starten en wegrollen.3. Smeer de kettingspanners door.4. Smeer de voorste omkeerrollen van debodemketting door.164 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Machine onderhouden en verzorgen11.6.4 Achterste omkeerrollen van de bodemketting doorsmeren1. Schakel de bedieningskast uit.2. Beveilig de trekker en de machine tegenongecontroleerd starten en wegrollen.3. Smeer de achterste omkeerrollen van debodemketting door.<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 165


Machine onderhouden en verzorgen11.7 2-walsen-strooimechanisme11.7.1 Bindtouw van de strooiwalsen verwijderenVerwijder bindtouw tenminste 1 keer per dag van de walsen.1. Open de kogelblokkeerkraan van de kapover de strooiwalsen.2. Open de kap over de strooiwalsen (1).3. Beveilig de trekker en de machine tegenongecontroleerd starten en wegrollen.4. Beveilig de kap over de strooiwalsen tegenongecontroleerd zakken. Let hierbij op hethoofdstuk "Kap over de strooiwalsen",pagina 67.5. Verwijder het bindtouw van de strooiwalsen(2).6. Open de kogelblokkeerkraan van de kapover de strooiwalsen.7. Sluit de kap over de strooiwalsen.8. Beveilig de kap over de strooiwalsen tegenongecontroleerd openen. Let hierbij op hethoofdstuk "Kap over de strooiwalsen",pagina 67.Fig. 8211.7.2 Strooimesjes omkeren / vervangen (Werkplaats werkzaamheden)WAARSCHUWINGGevaar door uit de machine geslingerde materialen (bouten,mesjes) kunnen ontstaan, als boutverbindingen los raken!• Altijd de zelfborgende moeren vervangen als deze om wat voorreden ook, moeten worden losgedraaid. Een losgedraaidezelfborgende moer heeft niet meer de benodigde klemkracht omeen veilige verbinding te waarborgen.• Gebruik voor het bevestigen van de mesjes alleen bouten enmoeren in de klasse 10.9.• Trek de boutverbindingen aan met een aantrekmoment van 150Nm.WAARSCHUWINGGevaar door uitglijden, struikelen of vallen kunnen ontstaan, alsmen tijdens het omdraaien of vervangen van mesjes op nietdaarvoor geschikte machine delen wordt geklommen!Gebruik voor het omkeren of vervangen van de mesjes altijd eenmobiel platform met een vaste ladder.166 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Machine onderhouden en verzorgenKeer de mesjes om, of vervang ze, alsze door slijtage de volgendeslijtgrenzen bereiken.De boringen van de mesjes zijnsymmetrisch aangebracht. Hierdoorkunnen de mesjes bij slijtage één maalworden omgedraaid.Fig. 831. Open de kogelblokkeerkraan van de kapover de strooiwalsen.2. Open de kap over de strooiwalsen.3. Beveilig de trekker en de machine tegenongecontroleerd starten en wegrollen.4. Beveilig de kap over de strooiwalsen tegenongecontroleerd zakken. Let hierbij op hethoofdstuk "Kap over de strooiwalsen",pagina 67.5. Draai de bouten los en verwijder deze vande mesjes (1).6. Keer de mesjes om of vervang deze.7. Vervang de zelfborgende moeren door nietgebruikte exemplaren!8. Trek de boutverbindingen vast met eenaandraaimoment van 150 Nm.9. Open de kogelblokkeerkraan van de kapover de strooiwalsen.10. Sluit de kap over de strooiwalsen.11. Beveilig de kap over de strooiwalsen tegenongecontroleerd openen. Let hierbij op hethoofdstuk "Kap over de strooiwalsen",pagina 67.Fig. 84<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 167


Machine onderhouden en verzorgen11.8 2-schijven-centrifugaalstrooimechanisme11.8.1 Werpers controleren / vervangen• De werpbreedte en de nauwkeurigheid in het verdelen wordtvermindert door het slijten van de werpers.• De werpers zijn vervaardigd uit een bijzonder slijtvastestaalsoort. Desondanks zijn werpers verslijtdelen.• Vervang de werpers zodra een duidelijke slijtage is vast testellen.• Alle 8 werpers gelijktijdig vervangen.• Let op de juiste montage van de werpers. De open kant (Fig.85/2) van de licht U-vormige werper wijst in de draairichting.1. Open de kogelblokkeerkraan van de kapover de strooiwalsen.2. Open de kap over de strooiwalsen.3. Beveilig de trekker en de machine tegenongecontroleerd starten en wegrollen.4. Beveilig de kap over de strooiwalsen tegenongecontroleerd zakken. Let hierbij op hethoofdstuk "Kap over de strooiwalsen",pagina 67.5. Draai de bouten los en verwijder deze vande werpers (1).6. Vervang alle werpers.7. Vervang de zelfborgende moeren door nietgebruikte exemplaren!8. Trek de boutverbindingen vast met eenaandraaimoment van 150 Nm.9. Open de kogelblokkeerkraan van de kapover de strooiwalsen.10. Sluit de kap over de strooiwalsen.11. Beveilig de kap over de strooiwalsen tegenongecontroleerd openen. Let hierbij op hethoofdstuk "Kap over de strooiwalsen",pagina 67.Fig. 85168 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Machine onderhouden en verzorgen11.8.2 Verslijtplaten vervangenVervang de verslijtplaten (1), als:• de verslijtplaten dunner zijn dan7 mm,• de afstandsmaat tussenstrooischijf en verslijtplaat groteris dan 15 mm,• de verslijtplaat is verbogen. Richtindien nodig de dragende plaat.Fig. 86<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 169


Machine onderhouden en verzorgen11.9 Hydraulische-installatieWAARSCHUWINGInfectiegevaar voor personen kan ontstaan, als hydraulische olieonder hoge druk in het lichaam binnendringt!• Werkzaamheden aan de hydraulische installatie mogen alleen ineen vakwerkplaats worden uitgevoerd.• Maak de hydraulische installatie drukloos, voordat u metwerkzaamheden aan die installatie begint.• Gebruik geëigende hulpmiddelen bij het zoeken naar lekken inde hydraulische installatie.• Probeer NOOIT een lek in een hydraulische slang of leiding metde hand of met vingers af te dichten.Onder hoge druk staande hydraulische olie kan door de huid inhet lichaam binnendringen en zwaar letsel veroorzaken.Bezoek direct een arts bij verwondingen door hydraulischeolie! Infectiegevaar.• Explosiegevaar bij het ondeskundig werken aan accumulatoren!Het is verboden aan accumulatoren te boren, te lassen of tesolderen, omdat de mechanische eigenschappen kunnenveranderen.• Let bij onderhoud aan de hydraulische installatie op debeschrijving in het hoofdstuk "Fundamenteleveiligheidsaanwijzingen", pagina 37.WAARSCHUWINGGevaarlijke situaties kunnen ontstaan als bij het wisselen ofnavullen hydraulische olie op de ondergrond terecht komt(uitglijden)!Leg frisse olievlekken onmiddellijk vast met een bindmiddel.• Let er op dat voor het aansluiten van hydraulische leidingen opde hydraulische installatie van de trekker, zowel de trekker alsde machine drukloos zijn gemaakt.• Let op een correcte aansluiting van de hydraulische slangenen/of leidingen.• Controleer hydraulische slangen en snelsluitstekkers regelmatigop beschadigingen en verontreinigingen.• Laat hydraulische slangen tenminste 1 keer per jaar door eendeskundig iemand controleren en beproeven op hun veiligheid.• Vervang hydraulische slangen en leidingen in geval vanbeschadiging en veroudering. Gebruik alleen originelehydraulischeslangen van de fabrikant.• De gebruiksduur van de hydraulische slangen (leidingen) magniet langer dan 6 jaar zijn, inclusief een eventuele tijd van opslagvan ten hoogste 2 jaar.Ook bij een gepaste wijze van opslaan en toegestane maniervan gebruiken zijn slangen en slangverbindingen aan eennatuurlijke veroudering onderhevig en is de gebruiksduur dusbeperkt. Afwijkend hiervan kan de gebruiksduur inovereenkomst met de ervaringswaarden, met speciale aandacht170 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Machine onderhouden en verzorgenvoor veiligheid, worden beperkt. Voor slangen en hydraulischeleidingen geproduceerd met thermoplasten kunnen andererichtwaarden gelden.• Voer afgewerkte olie af volgens voorschrift. Maak afspraken metuw olieleverancier over de afvoer van afgewerkte olie.• Bewaar hydraulische olie op een voor kinderen veilige manier.• Let er op dat er geen hydraulische olie op de grond of in waterterecht komt.11.9.1 Hydraulische-installatie drukloos makenWAARSCHUWINGGevaarlijke situaties door ongecontroleerd contact methydraulische olie ontstaat, als de hydraulische olie onder hogedruk vrijkomt en in het lichaam binnendringt, speciaal bij eenhydraulische installatie voorzien van een accumulator!• Het is verboden werkzaamheden aan de hydraulische installatiete verrichten, als deze nog onder druk staat.• Maak de hydraulische installatie drukloos, voordatwerkzaamheden daar aan worden verricht.• Raadpleeg bij verwondingen door hydraulische olie direct eenarts.1. De hydraulische cilinders via hetbetreffende bedieningsdeel ontlasten.11.9.1.1 Gedwongen besturing drukloos maken1. Open de kogelblokkeerkranen (1 en 2) vande gedwongen besturing.Fig. 87 toont gesloten kogelblokkeerkranen.2. Zet het ventiel (4) van de hydraulischehandpomp (5) in de stand "Dalen" = Pos. 6.Fig. 87<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 171


Machine onderhouden en verzorgen11.9.2 Hydraulische slangen11.9.2.1 Kenmerken en gebruiksduur van hydraulische slangenDe kenmerken (Fig. 88) leveren volgendeinformatie:(1) Kenmerk van de fabrikant van dehydraulische slang (A1HF)(2) Productiedatum van de hydraulische slang(07 / 10 = Jaar / Maand = Oktober 2007)(3) Maximaal toegestane bedrijfdruk (210 BAR)De gebruiksduur van een hydraulische slangwordt overschreden, als de productiedatum vande slang (2) meer dan 6 jaren geleden is.Voorbeeld:Fig. 88Productiedatum (2) = 07 / 10 Oktober 2007Einde gebruiksduur Oktober 2013Na het beëindigen van degebruiksduur mag de hydraulischeslang niet meer worden gebruikt.11.9.2.2 OnderhoudsintervallenNa de eerste 10 bedrijfsuren en daarna om de 50 uren:1. Controleer alle bouwdelen van de hydraulische installatie opdichtheid.2. Trek eventueel alle verbindingen na.Telkens voor het in bedrijf nemen:Controleer alle hydraulische leidingen op zichtbare gebreken. Verhelpde volgende gebreken onmiddellijk:1. Hef schuren van hydraulische slangen en leidingen op.2. Vervang versleten, beschadigde of verouderde hydraulischeslangen onmiddellijk (Vakwerkplaats werkzaamheden).172 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Machine onderhouden en verzorgen11.9.2.3 Inspectiecriteria voor hydraulische slangen en leidingenVoor uw eigen veiligheid:Vervang hydraulische slangen onmiddellijk , als een van de volgendetekortkomingen wordt vast gesteld:• Beschadiging van de buitenste laag tot op de binnenlaag (bijv.schuurplekken, sneden en scheuren).• Veroudering van de buitenlaag (scheurvorming van hetmateriaal).• Onnatuurlijke vervormingen van de hydraulische slang, zowel indrukloze toestand, als ook onder druk of bij het buigen (bijv.loslaten van lagen, blaasvorming, beschadigingen of knikken inde slang).• Lekkages.• Beschadiging, vervorming of lekkages van het armaturenpaneel.Geringe oppervlaktebeschadigingen zijn geen reden voorvervanging.• Het uit de klemhuls lopen van een slang.• Corrosie van de klemhuls, die de functie en de stabiliteitverminderen.• Onoordeelkundig aangelegde hydraulische slangen, bijv.verkeerde buigradius, het langs scherpe kanten laten lopen vande slang.• De gebruiksduur van 6 jaren is overschreden. Let hiertoe op hethoofdstuk "Kenmerken en gebruiksduur van hydraulischeslangen“, pagina 172.<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 173


Machine onderhouden en verzorgen11.9.2.4 In- en uitbouwen van hydraulische slangen/leidingen (Vakwerkplaatswerkzaamheden)Houdt u bij het in- en uitbouwen van hydraulische slangen/leidingenzonder meer aan de volgende aanwijzingen:• Gebruik alleen originele-hydraulische slangen van de fabrikant.• Let op een schone omgeving.• Alle hydraulische slangen/leidingen moeten zodanig wordeningebouwd dat onder alle bedrijfsomstandigheden:οοοοgeen trekbelasting optreedt, uitgezonderd door heteigengewicht,bij korte lengtes geen stuikbelasting optreedt,van buitenaf komende mechanische inwerking op dehydraulische slangen/leidingen wordt vermeden.Verhinder schuren van hydraulische slangen aan machinedelen of ook onderling, door een doelmatige bevestiging engeleiding. Bescherm hydraulische slangen eventueel doormantelbuizen of daarvoor bedoeld materiaal. Dek scherpekanten van machinedelen af.de toegestane buigradius niet overschrijden.• De lengte van een hydraulische slang moet bij het aansluiten opbewegende machinedelen zodanig worden bemeten, dat:οοin het gehele bewegingsbereik, de kleinste toegestanebuigradius niet wordt onderschreden,de hydraulische slang niet trekkend wordt belast.• Bevestig de hydraulische slangen/leidingen op de aangegevenbevestigingpunten. Vermijdt dat extra aangebrachteslangenhouders, de natuurlijke beweging en lengteveranderingvan een hydraulische slang niet hinderen.• Verboden de hydraulische leidingen over te lakken.174 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Machine onderhouden en verzorgen11.9.3 Hydrauliekfilter wisselen (Vakwerkplaats werkzaamheden)Wissel het filterelement (1) na ca. 250 bedrijfsuren. Daarna indiennodig, maar tenminste om de 1000 bedrijfsuren.Vervuilde filters veroorzaken een sterkere olieopwarming.WAARSCHUWINGGevaarlijke situaties door ongecontroleerd contact methydraulische olie ontstaat, als de hydraulische olie onder hogedruk vrijkomt en in het lichaam binnendringt!• Als de hydraulische installatie onder bedrijfsdruk staat, is hetverboden de hydraulische filters te wisselen.• Het hydrauliekfilter alleen verwisselen als de hydraulischeinstallatie niet met de trekker is verbonden.• Raadpleeg bij verwondingen door hydraulische olie direct eenarts.WAARSCHUWINGGevaarlijke situaties kunnen ontstaan als bij het wisselen ofnavullen van hydraulische olie op de ondergrond terecht komt(uitglijden)!Leg frisse olievlekken onmiddellijk vast met een bindmiddel.1. Ontkoppel de hydraulische installatie op demachine van de trekker.→ De hydraulische installatie is drukloos.2. Schroef het filterhuis (3) uit de filterkop.3. Trek het vervuilde filterelement (1) los.4. Reinig het filterhuis.5. Vet de schroefdraad van het filterhuis in.6. Controleer, of de O-ring (2) is beschadigd.Een beschadigde O-ring vervangen.O-ring DR 67,95 x 2,62Best.-Nr. 865 07 5887. Vet de O-ring (2) van de nieuwefilterpatroon in.8. Schuif het filterelement tot aanslag op.Filterelement Best.- Nr. 870 08 8879. Schroef het filterhuis in de filterkop.10. Aantrekken met een draaimoment van150 Nm.Fig. 89<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 175


Machine onderhouden en verzorgen11.10 Onderhoud schema assenTijdstipActieNa de eerste belaste ritten • Controleren of de wielmoeren vast zitten. Indien nodigwielmoeren natrekken.• Speling op de wiellagers controleren.Na 50 bedrijfsuren • Speling op de wiellagers controleren.Na 100 bedrijfsuren • Remnokkenas lagering smeren (vervalt bijnylonbussen).• Remhevel-instelling, nastellen indien nodig.Na 500 bedrijfsuren • Speling van de wiellagers corrigeren:ο Wieldop en splitpen verwijderen.ο Moer op de as aandraaien tot de naaf lichtaanloopt, terug draaien tot de vorig.e boring om desplitpen in te steken.ο Splitpen aanbrengen en controleren of de naaflicht loopt.Alle 1000 bedrijfsuren • Wielnaaflagering opnieuw van walslagervet voorzien.• Remvoering op slijtage controleren. Indien nodig deremvoeringen vervangen.Het onderhoudsschema is op een gemiddeld gebruik van assen enremmen gebaseerd.Bij een zwaarder gebruik moeten de werkzaamheden in korteretussentijden worden uitgevoerd. Dit geld speciaal voor de remmen.176 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Machine onderhouden en verzorgen11.11 Hydraulische niveauregelingLees hierover in hoofdstuk "Rijhoogte van de hydraulischeniveauregeling controleren", pagina 95 en "Rijhoogte van dehydraulische niveauregeling corrigeren", pagina 96.11.11.1 De olievoorraadhouder op de hydraulisch cilinder van de hydraulischeniveauregelingBij langdurig gebruik van de machine moet u maandelijks:• het condenswater uit de olievoorraadhouder (Fig. 90/1)aftappen,• het oliepeil in de olievoorraadhouder (Fig. 90/1) controleren /navullen. Alle vier olievoorraadhouders moeten tot de helft zijngevuld met hydraulische olie HLP 46. De vulhoeveelheidbedraagt telkens 100 ml.De olievoorraadhouder (1) voorziet de ruimterond de plunjerstang van de hydraulische cilinder(2) van hydraulische olie. Tijdens het uitverenvan het onderstel zuigt de hydraulische cilinderhydraulische olie uit de olievoorraadhouder aanen vult de plunjerruimte met hydraulische olie.Fig. 9011.11.1.1 Condenswater aftappen en het oliepeil controleren / navullenVoer de nodige werkzaamheden na elkaar aande rechter en de linkerzijde uit:1. Koppel trekker en machine.2. Zet de trekker en de onbeladen machine opeen vlakke ondergrond.3. Laat de hydraulische liftas geheel zakken.4. Beveilig de trekker en de machine tegenongecontroleerd wegrollen.<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 177


Machine onderhouden en verzorgen5. Koppel de hydrauliekslang van hetniveauventiel met een enkelwerkend ventielvan de trekker.6. Laat alle vier hydraulische cilinders(Fig. 90/4) van de hydraulischeniveauregeling compleet zakken:6.1 Druk op de blokkeerknop (3) of (4), omde blokkeerkraan (5) of (6) teontgrendelen.6.2 Verdraai de blokkeerkraan in de stand"AB" (OMLAAG), voorzichtig tot aande aanslag.6.3 Houd de hendel op het stuurventielvan de trekker zolang in de stand"AUF" (Heffen), tot de manometers (1)en (2) 0 bar aangeven.→ De hydraulische cilinders (Fig. 90/4)van de hydraulische niveauregelingzijn helemaal ingeschoven.Fig. 917. Condenswater uit de voorraadhouder (1)aftappen:7.1 Houdt een opvangvat onder devoorraadhouder.7.2 Draai de aftapschroef (4) los.→ Het condenswater loopt in hetopvangvat.7.3 Trek de aftapschroef weer aan, zodraer hydraulische olie naar buiten komt.7.4 Het condenswater milieuvriendelijkafvoeren.8. Het oliepeil in de olievoorraadhouder (1)controleren / navullen:8.1 Draai de verbinding (3) los.8.2 Zwenk de olievoorraadhouder naarboven.8.3 Draai de verbinding weer vast.8.4 Verwijder de aftapbout (4).8.5 Gebruik een schoon voorwerp, dat alspeilstok kan dienen.8.6 Steek dit schone voorwerp in devulopening, om het peil op te nemen.8.7 Indien nodig, hydraulische olienavullen.8.8 Aftapbout op de plaats brengen envastdraaien.8.9 Draai de verbinding (3) los.8.10 Zwenk de olievoorraadhouder naarbeneden.8.11 Draai de verbinding weer vast.Fig. 909. Stel de rijhoogte voor de hydraulischeniveauregeling weer correct in. Leeshiervoor het hoofdstuk "Rijhoogte van dehydraulische niveauregeling corrigeren",pagina 96.178 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Machine onderhouden en verzorgen11.12 BandenGoed bandenmanagement is een vraag van regelmatige controles enrijden met juiste bandenspanningen.11.12.1 Banden controleren• Controleer de bandenspanning tenminste 1 keer per 14 dagen.Als u de machine langere tijd niet gebruikt, moet debandenspanning worden gecontroleerd, voordat U de machineweer in gebruik neemt.Let er altijd op, dat de bandenspanning precies op de belastingen de soort van het werk is ingesteld, die voor de machine in hetalgemeen wordt aangegeven.• Banden nooit overbelasten.• Controleer of er beschermdopjes op de ventielen zijn en of zevast zitten.• Banden bij voorkeur tijdens het werk controleren op "Vouwen" ofandere niet normale vervormingen.Stenen, kiezel, spijkers en andere vreemde voorwerpen, die zichin de band gedrongen hebben, verwijderen, omdat deze zichanders dieper in de band kunnen dringen.Diepere insnijding onmiddellijk laten repareren.• Ontlast de banden, als de machine voor langere tijd niet zalworden gebruikt. Zo vermijdt u een vervorming van de banden.• Sla losse banden op een donkere plaats op, die vrij is van olieen andere chemicaliën.• Banden niet in de buurt van elektromotoren opslaan. Het doorde elektromotoren uitgebrachte ozon droogt de band langzaamuit.11.12.1.1 De uitwerking van verschillende banden op akker- en groenlandDe kracht die nodig is om een band over de ondergrond te trekken,wordt als rolweerstand aangeduid. Deze wordt aanzienlijk hoger alsde band in de ondergrond insnijdt of wegzakt.Lagere bandenspanning vergroot het contactvlak van de band tenopzichte van gebruik daarvan met een hoge bandenspanning. Bij hetgebruik van brede banden met een lage spanning blijft de band beteraan de oppervlakte en de rolweerstand vermindert. Het trekken vande machine vraagt minder kracht, het brandstofverbruik vermindert ener wordt tijd uitgespaard. Gelijktijdig worden minder sporen gevormden een storende bodemverdichting wordt voorkomen. Het groterecontactvlak maakt ook de krachtenoverbrenging effectiever. Onnodigebeschadigingen aan de bodemstructuur worden vermeden. Ook hetbrandstofverbruik wordt verminderd.De last wordt door de lucht in de banden gedragen. Daarom is hetheel belangrijk, de juiste bandenafmetingen en de juistebandenspanning voor de betreffende machine of de betreffendewerkzaamheden te kiezen. Een met lage druk toegepaste band iszachter en daarom vriendelijker voor het oppervlak. De soepelheid<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 179


Machine onderhouden en verzorgenverbetert ook het rijcomfort.De slijtage van de band verschilt al naar gelang de bandenspanningen het soort oppervlak dat wordt bereden. Een eenvoudige regel is,zachte banden voor zachte oppervlakken en hardere banden voorhardere oppervlakken.Eén blik op de banden kan al veel vertellen over de manier waarop deband wordt gebruikt. Als de band hoofdzakelijk aan de schoudersslijtage vertoont, werd deze waarschijnlijk met een te lage spanninggebruikt - de zijwanden van de band dragen een te hoog deel van debelasting. Als de banden hoofdzakelijk in het midden slijten, zijn zewaarschijnlijk met een te hoge druk gebruikt.Als de machine wordt gebruikt op hellingen, bestaat de mogelijkheidde bandenspanning tot de maximale waarde te verhogen. Zo wordthet spoorhoudend vermogen tijdens het rijden van terrassenlijnenverbeterd.11.12.1.2 Uitwerking van verschillende bandenspanningen op de wegAls de machine overwegend op een vaste ondergrond wordt gebruikt(straat of verhard erf), bestaat de mogelijkheid om de spanning tot demaximum toelaatbare druk te verhogen. Daarbij is de slijtage in dezetoepassing het geringst.11.12.2 Banden wisselenLees voor u begint met reparaties aan wielen en banden hethoofdstuk "Fundamentele veiligheidsaanwijzingen", pagina 42.WAARSCHUWINGVerwondingrisico en het risico te worden omgestoten kunnenontstaan, als de machine tijdens werkzaamheden aan debanden, ongecontroleerd zakt!• Gebruik voldoende zware hefmiddelen, die voor het gewicht vande machine zijn toegestaan en geschikt zijn.• Gebruik de hefmiddelen op de daarvoor gemarkeerde punten.• De ondergrond moet voldoende draagkracht hebben, voordat demachine met een hefmiddel wordt geheven. Plaats bokken omongecontroleerd zakken te voorkomen. Gebruik, indien nodig,lastverdelende onderlegstukken.• Nooit onder een geheven, niet beveiligde machine gaan.WAARSCHUWINGGevaarlijke situaties kunnen ontstaan, als reparaties aan wielenen banden onoordeelkundig worden uitgevoerd!• Alleen geschoolde personen met geschikt gereedschap mogenreparaties aan de wielen en banden uitvoeren.• Vervang beschadigde velgen onmiddellijk.180 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Machine onderhouden en verzorgen1. Beveilig de trekker en de machine tegenongecontroleerd starten en wegrollen, ziehiervoor pagina 116.2. Gebruik de hefmiddelen op de daarvoorgemarkeerde punten.Fig. 923. Houdt bij het los- en vastdraaien van dewielmoeren, de getoonde volgorde aan.Fig. 934. Trek de wielmoeren aan met hetvoorgeschreven draaimoment:ο M 18x1,5 – 270 +20+0 Nmο M 22x1,5 – 450 +60+0 Nm5. Controleer na 10 werkuren of dewielmoeren vast zitten. De wielmoereneventueel natrekken.Fig. 93<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 181


Machine onderhouden en verzorgen11.13 Reminstallatie11.13.1 Leidingfilter van de luchtdrukreminstallatie reinigen / controlerenDe in de koppelingskoppen van de rem- en voorraadleidinggeïntegreerde leidingfilters beschermen de reminrichting voorversmeren door vaste partikels.De luchtverzorging voor het remsysteem heeft voorrang voor hetbeschermen van het remsysteem tegen versmering en wordt onderalle voorwaarden veiliggesteld. Als een extra filterelement istoegevoegd opent daar bij versmering een internoverbruggingselement en ongefilterde lucht stroomt door dekoppelingskop.• Controleer regelmatig de mate van versmering in defilterelementen in de koppelingskoppen.• Reinig sterk versmeerde filterelementen.Mate van versmering controleren1. Controleer de mate van versmering in defilterelementen (1) in de koppelingskoppenvan de rem- en voorraadleiding voordat dekoppelingskoppen met de trekker wordenverbonden. U kunt door de opening (2)onder het kunststofdeksel het filterelementzien.Filterelement reinigen1. Maak de bajonetsluiting los van deinschroef-stop (3) met een inbussleutel (SW10).Fig. 94Fig. 95182 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Machine onderhouden en verzorgen2. Neem de inschroef-stop (3) uit dekoppelingskop.3. Neem het filterelement (4) uit dekoppelingskop.4. Let er op dat de drukschijf (5) niet verlorenraakt.5. Blaas het filterelement met perslucht uit ofreinig het met benzine of een verdunner.6. Plaats het filterelement, de drukschijf en deinschroef-stop weer in de koppelingkop.7. Bevestig de bajonetsluiting op de inschroefstop(3) met een inbussleutel (SW 10).8. Koppel de rem- en de voorraadleiding op detrekker aan.9. Controleer of de koppelingskoppen dichtzijn.Fig. 96Fig. 9711.13.2 Luchtdruk reminstallatie instellenRemhefboom met de hand in de drukrichtingbedienen.Als de slag (X) max. 30 mm is, moeten deremmen worden nagesteld.De instelling vindt plaats aan de stelbout (1)(Veiligheidsring neerdrukken)De vrije slag (X) instellen op 0,1 maal de lengtevan de remhefboom (Y).Controle remvoeringen (2)Bij een restdikte van• geniete voering 5 mm• gelijmde remvoering 2 mmmoet de remvoering worden vernieuwd.Fig. 98<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 183


Machine onderhouden en verzorgen11.14 Aandraaimomenten voor metrische boutverbindingenKlasse en markering van deboutkoppenKlasse en markering van demoerenKlasse 4.8 Klasse 8.8 Klasse 10.9 Klasse 12.9Maatingeolied* droog° ingeolied* droog° ingeolied* droog° ingeolied* droog°Nm lb-ft Nm lb-ft Nm lb-ft Nm lb-ft Nm lb-ft Nm lb-ft Nm lb-ft Nm lb-ftM 6 4,8 3,5 6 4,5 9 6,5 11 8,5 13 9,5 17 12 15 11,5 19 14,5M 8 12 8,5 15 11 22 16 28 20 32 24 40 30 37 28 47 35M10 23 17 29 21 43 32 55 40 63 47 80 60 75 55 95 70M12 40 29 50 37 75 55 95 70 110 80 140 105 130 95 165 120M14 63 47 80 60 120 88 150 110 175 130 225 165 205 150 260 190M16 100 73 125 92 190 140 240 175 275 200 350 255 320 240 400 300M18 135 100 175 125 260 195 330 250 375 275 475 350 440 325 560 410M20 190 140 240 180 375 275 475 350 530 400 675 500 625 460 800 580M22 260 190 330 250 510 375 650 475 725 540 925 675 850 625 1075 800M24 330 250 425 310 650 475 825 600 925 675 1150 850 1075 800 1350 1000M27 490 360 625 450 950 700 1200 875 1350 1000 1700 1250 1600 1150 2000 1500M30 675 490 850 625 1300 950 1650 1200 1850 1350 2300 1700 2150 1600 2700 2000M33 900 675 1150 850 1750 1300 2200 1650 2500 1850 3150 2350 2900 2150 3700 2750M36 1150 850 1450 1075 2250 1650 2850 2100 3200 2350 4050 3000 3750 2750 4750 3500* "Ingeolied" betekent, dat de bouten met een smeermiddel zoals bijvoorbeeld motorolie wordengesmeerd, of dat gefosfateerde of voorgeoliede bouten worden gebruikt.° "Droog" betekent, dat normale of verzinkte bouten zonder enige smering worden toegepast.Tab. 17De in de tabel aangegeven draaimomenten zijn richtwaarden. Dezegelden alleen als in deze gebruikershandleiding voor bepaaldebouten en moeren geen andere aantrekmomenten zijnvoorgeschreven.184 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Machine onderhouden en verzorgen• Controleer regelmatig of bouten en moeren vast zitten.• Breekbouten zijn zodanig gemaakt, dat ze bij een bepaaldebelasting breken. Gebruik bij het vervangen van breekboutenalleen breekbouten van dezelfde klasse.• Let er bij het vervangen van bouten en moeren op, dat dezedezelfde klasse hebben als de te vervangen bouten en moeren.• Trek de bouten en moeren van een hogere klasse met hetzelfdedraaimoment aan, als de oorspronkelijk gebruikte delen.• Overtuig u er van, dat het schroefdraad en de bouten juist zijnaangebracht, voordat de boutverbinding wordt vast getrokken.Dit voorkomt beschadigingen tijdens het vastdraaien.• Trek de contramoeren (niet de bouten) met kunststofring engetande stalen contramoeren met ca. 50% van de in de tabelaangegeven "droge“ waarde aan.• Trek de getande- of de kroonmoeren met het volle draaimomentaan.11.15 Storingen en oplossingen – HydrauliekStoring Oorzaak OplossingGeen hydraulische functiebeschikbaarAlle cilinders gaan naar buiten,echter niet terugBodemketting begint niet tedraaienAandrijving voor bodemkettingwerkt zo nu en danKap over strooiwalsen gaatniet omhoogOliestroom onderbrokenHydraulische slangen zijn nietcorrect aangekoppeld(Retourleiding op dedrukaansluiting)Hydraulische snelsluitingen nietcorrect in de tegenoverliggendekoppelingsdelen vergrendeldGeen retourstroom naar detrekkerHydraulische snelsluitingenversletenMachine overbeladenVreemdvoorwerp blokkeert debodemkettingStuurschuif vanbodemkettingventiel klemtPilotschuif vanbodemkettingventiel klemtKogelblokkeerkraan geslotenOlieomloop tussen de trekker ende machine inschakelenHydraulische snelsluitingencontroleren op slijtageHydraulische slangen correctaankoppelenHydraulische snelsluitingen zoverin de moffen steken, tot dezemerkbaar vergrendelenStuurventielen op de trekkercontrolerenHydraulische snelsluitingenvervangenDraaiknop voor snelheidsregelingkorte tijd op stand 10 draaienDraaiknop voor snelheidsregelingkorte tijd op stand 10 draaienStuurschuif reinigen en tijdenshet inbouwen controleren of dezelicht schuiftPilotplunjer reinigen en tijdenshet inbouwen controleren of dezelicht schuiftKogelblokkeerkraan openen<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 185


Machine onderhouden en verzorgenStoring Oorzaak OplossingKap over strooiwalsen gaattijdens het strooien langzaamopenKogelblokkeerkraan geopendKogelblokkeerkraan sluitenVentielenblok ondichtDe druk stijgt tot 180 bar,hoewel geen ventiel wordtbediend (open systeem)Tab. 18O-ringen defectTrekanker niet vastSluitschroeven ondichtLoad-Sensing-schroef voor hetblokkeren van de drukevenaar isingedraaidO-ringen vervangenTrekanker met 25 – 28 NmaantrekkenSluitschroeven met Loctite oftape afdichtenLoad-Sensing-schroef uitdraaien186 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Machine onderhouden en verzorgen11.16 Storingen en oplossingen – ElektrischStoring Oorzaak OplossingGeen enkele functie werktZekering op de trekker vakerdefectZekering op de trekkerregelmatig defectBodemketting kan zo nu endan worden geregeldBodemkettingaandrijving kanniet worden geregeldBodemkettingaandrijvingwerkt niet2 of meer functies werkengelijktijdigFunctie werkt niet, hoewel 12Vspanning op de magneet staatGeen 12 V spanning op deschakelkastZekering defectWankel contact in stekkerdoosSchakelaar Aan – Uit nietgeschakeldZekering te zwakKabel beschadigdSchakelaar defectKlemstrip defectAkoestische signaalgeverdefectWankel contact in deproportionele versterkerWankel contact op depotentiometerWankel contact op de magneetGeen 12 V spanning op detrekker of op de machineKabeldiameter van destroomtoevoerkabel te geringPolariteit Plus / Min op detrekkeraansluiting verwisseldZekering 15 A op de printplaatin de schakelkast defectPrintplaat defectMagneet van hydraulisch ventieldefectMagneet vanbodemkettingaandrijving defectPotentiometer defectKabel beschadigd, 2 magnetenworden gelijktijdig onderspanning gezetKlemstrip defectMagneet defectVoor 12 Volt spanning op detrekker zorgenZekering vernieuwenWankel contact verhelpenSchakelaar op Aan schakelenZekering van tenminste 25 AgebruikenKabel vervangenSchakelaar vervangenKlemstrip vervangenSignaalgever vervangenWankel contact verhelpenWankel contact verhelpenWankel contact verhelpenVoor 12 V spanning zorgenKabel met grotere diametergebruikenKabels correct aansluiten:Plus op klem 15/30,Min op klem 31Zekering vervangenPrintplaat vervangenMagneet vervangenMagneet vervangenPotentiometer vervangenKabel vernieuwenKlemlijst vernieuwenMagneet vervangen<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 187


Machine onderhouden en verzorgenStoring Oorzaak OplossingControlelampen in deschakelkast licht niet opControlelamp defectGeen spanning 12 VoltvoorhandenZekering op de trekker defectControlelamp vervangenVoor 12 Volt spanning op deschakelkast zorgenZekering vernieuwenAkoestische signaalgever /rode controlelamp van detoerentalcontrole functioneertnietPolariteit Plus / Min op detrekkeraansluiting verwisseldControlelamp defectToerentalsensor defectKabels correct aansluiten:Plus op klem 15/30,Minus op klem 31Controlelamp vervangenToerentalsensor vervangenAkoestische signaalgever enrode controlelamp van detoerentalcontrole altijd inwerkingFoute afstand tussenAfstand tussen de sensoren entoerentalsensor en magneet op de magneten instellen op 5-8 mmde strooiwals (1x) of het schijvenstrooimechanisme (2x)Controlelamp van debestuurbare as / de liftas iszonder functieTab. 19Controlelamp defectHydraulische drukschakelaarniet juist ingesteldHydraulische cilinder niet ineindstand gekomenControlelamp vervangenHydraulische drukschakelaar opschakelpunt 170 ± 5 bar instellenHydraulische cilinder in eindstandbrengen188 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Schema’s12 Schema’s12.1 Hydrauliek schema(1) Bestuurbare as (BPW)(2) Steunpoot(3) Kantstrooiinrichting rechts (alleen bijkantstrooiinrichting rechts en links)(4) Kantstrooiinrichting rechts of links(5) Stuwschuif(6) Kap over strooiwalsen(7) Bodemketting(8) Liftas(9) Hydropneumatische onderstel(10) Olievoorraadhouder BPW(11) Hydraulische niveauregelingFig. 99<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 189


Schema’s12.2 Hydrauliek schema gedwongen besturingFig. 100(1) Kogelblokkeerkraan(2) Kogelblokkeerkraan(5) Handpomp(8) Manometer(9) Accumulator 60 bar(10) Gevercilinders links(11) Gevercilinders rechts(12) Stuurcilinder links(13) Stuurcilinder rechts190 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08


Schema’s12.3 Elektrisch schema(1) Toerentalcontrole WTK 241C0000:0 (310 46 511)(2) Steunpoot heffen(3) Steunpoot zakken(4) Kap over strooiwalsen openen(5) Kap over strooiwalsen sluiten(6) Kantstrooiinrichting links heffen(7) Kantstrooiinrichting links zakken(8) Stuwschuif openen(9) Stuwschuif sluiten(10) Centrale smering(11) Bodemketting terugdraaien (reverseren)(12) Bodemketting vooruit(13) Bestuurbare as vrij gegeven(14) Bestuurbare as geblokkeerd(15) Liftas heffen(16) Kantstrooiinrichting rechts heffen(17) Kantstrooiinrichting rechts zakken(18) Liftas zakkenControlelampen:HO Aansturing aanH1 Bestuurbare as geblokkeerdH2 Liftas gehevenH3 Bodemketting vooruitH4 AlarmFig. 101<strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08 191


Schema’s12.4 Aansluiting verlichting(1) Remlicht: roze(2) Achteruitrijlamp links: geel(3) Achteruitrijlamp rechts: geel(4) Kentekenplaatverlichting: geel(5) Knipperlicht links: blauw(6) Massa: zwart(7) Knipperlicht rechts: bruinFig. 10212.5 Aansluiting extra elektrische verbruikersSluit geen extra gebruikers aan op de bedieningskast.Extra verbruikers zijn bijv. een sileermiddelpomp of een extraverlichting (meer dan 2 lampen).Voor extra verbruikers bieden we een extra aansturing aan, die dezeverbruikers via een relais aanstuurt.192 <strong>VS</strong> <strong>2403</strong> Stand 03.08

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!