13.07.2015 Views

De basisschool als kompas - Universiteit Utrecht

De basisschool als kompas - Universiteit Utrecht

De basisschool als kompas - Universiteit Utrecht

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Wetenschapswinkel Sociale Wetenschappen<strong>De</strong> <strong>basisschool</strong> <strong>als</strong> <strong>kompas</strong>Een onderzoek naar de relatie tussen twee principieel verschillende typen vanvorming op de <strong>basisschool</strong> en de verdere ontwikkeling van oud-leerlingen.A.J.M. JanninkF.M. OverhoffMasterthesisFaculteit Sociale WetenschappenCapaciteitsgroep OnderwijskundeJuni 2006


<strong>De</strong> <strong>basisschool</strong> <strong>als</strong> <strong>kompas</strong>Een onderzoek naar de relatie tussen twee principieel verschillende typen vanvorming op de <strong>basisschool</strong> en de verdere ontwikkeling van oud-leerlingen.Studenten:Anoukh Jannink (0221473)Florentine Overhoff (0219452)Onderzoek in opdracht van de Vrije School <strong>Utrecht</strong>Begeleider:Dr. G. ErkensMasterthesis<strong>Universiteit</strong> <strong>Utrecht</strong>, Faculteit Sociale WetenschappenCapaciteitsgroep OnderwijskundeJuni 2006


ColofonISBN-10: 90-76464-13-8ISBN-13: 978-90-76464-13-8Rapporttype: Onderzoeksverslag, masterthesisBegeleider onderzoek: Dr. G. Erkens, capaciteitsgroep onderwijskundeContactpersoon klantorganisatie: Mw. J. van der TornBemiddelaar wetenschapswinkel: Mw. drs. E. van AmmersReproductie: Drukkerij Zuidam, de Uithof, <strong>Utrecht</strong>Uitgever: Wetenschapswinkel Sociale Wetenschappen, <strong>Universiteit</strong> <strong>Utrecht</strong>Copyright: Het is niet toegestaan (gedeelten van) deze uitgave te vermenigvuldigendoor middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook.Overname van gedeelten van de tekst, mits met bronvermelding, is wel toegestaan.Toezending van een bewijsexemplaar wordt zeer op prijs gesteld.


Woord voorafVia de Wetenschapswinkel van de Faculteit Sociale Wetenschappen van de <strong>Universiteit</strong><strong>Utrecht</strong> kwamen de onderzoekers, Anoukh Jannink en Florentine Overhoff, in november2005 in aanraking met een aanvraag voor onderliggend onderzoek. <strong>De</strong> Vrije School <strong>Utrecht</strong>had namelijk de Wetenschapswinkel benaderd met de vraag of er onderzocht kon worden watde invloed van het basisonderwijs op de korte termijn (nu middelbare scholieren) en langeretermijn (nu studerenden/ werkenden) is. Daarbij zou naast cognitieve aspecten van hetonderwijs ook naar niet-cognitieve aspecten gekeken moeten worden. <strong>De</strong> Vrije School<strong>Utrecht</strong> besteedt namelijk naast aandacht aan de cognitieve aspecten van het onderwijs ookrelatief veel aandacht aan de niet-cognitieve aspecten van het onderwijs, zo<strong>als</strong> kunstzinnige,emotionele en sociale vorming.Het onderzoek is opgezet en uitgevoerd in het kader van het onderzoeksonderdeel van deMasteropleiding van de studierichting Onderwijskunde aan de <strong>Universiteit</strong> <strong>Utrecht</strong>.In het onderzoek zijn de gegevens van 83 respondenten verwerkt. Wij zijn hen zeer dankbaarvoor hun medewerking aan dit onderzoek. Daarnaast gaat onze dank uit naar Janneke van derTorn, onze opdrachtgever van de Vrije School <strong>Utrecht</strong>. Voorts zijn wij Harrie Stokkeldankbaar voor het verzamelen van de gegevens van de oud-leerlingen van de Vrije School<strong>Utrecht</strong>. Hetzelfde geldt voor Marion Scholman voor het verzamelen van dezelfde gegevensvoor de St. Dominicusschool en de familie Bruins voor het uitbreiden van deze gegevens.Daarnaast willen we Els van Ammers van de Wetenschapswinkel van de <strong>Universiteit</strong> van<strong>Utrecht</strong> bedanken voor de begeleiding en steun tijdens dit onderzoek. Zo ook onze dank aanNijs Lagerweij van de vakgroep ‘Methoden en Statistiek’ van de <strong>Universiteit</strong> <strong>Utrecht</strong> voor alzijn hulp tijdens het in onze ogen ‘dramatische’ begin met het SPSS-bestand, en alle hulperna.Eveneens willen we Reynier Overhoff bedanken voor zijn bruikbare kritiek op eenconceptversie en Bert Versloot voor zijn nuttige kritiek en advies op de laatste conceptversievan dit onderzoek. Tenslotte bedanken we graag Gijsbert Erkens voor zijn begeleidinggedurende de gehele periode van het onderzoek.Anoukh Jannink en Florentine Overhoff, juni 2006I


SamenvattingIn dit onderzoek worden oud-leerlingen van twee principieel verschillende scholen metelkaar vergeleken op het gebied van de gevolgde (studie)loopbaan, de mate vanzelfontplooiing en de culturele en maatschappelijke betrokkenheid. <strong>De</strong> school van waaruit devraag naar onderzoek op dit gebied was ontstaan is een vrijeschool. Doordat deze school veelaandacht besteedt aan niet-cognitieve vakken, wordt er naast de cognitieve prestaties van deoud-leerlingen in dit onderzoek eveneens gekeken naar niet-cognitieve prestaties. Om eenduidelijk en relatief beeld te schetsen is gekozen voor het vergelijken van de gegevens metoud-leerlingen van een niet-vrije rooms-katholieke school.In totaal hebben 83 oud-leerlingen een schriftelijke digitale vragenlijst ingevuld. Hieruit zijnmet behulp van statistische berekeningen enkele conclusies getrokken. Er kwam naar vorendat de oud-leerlingen van beide scholen vrijwel eenzelfde verdeling hebben van de manierwaarop de (studie)loopbaan verloopt. Oud-leerlingen van de vrijeschool geven echter aan datzij meer creatieve vaardigheden en talen hebben geleerd, maar minder op het gebied vanrekenen. Voornamelijk de oud-leerlingen van de vrijeschool hebben het idee dat de<strong>basisschool</strong> invloed heeft op de verdere inrichting van de (studie)loopbaan.Ook op het gebied van zelfontplooiing is er tussen beide scholen vrijwel geen verschil,behalve dat de oud-leerlingen van de Vrije School <strong>Utrecht</strong> hun emoties minder vaak oppapier zetten dan oud-leerlingen van de CBS.Het thema ‘cultuur & maatschappij’ laat echter wel een aantal verschillen zien tussen de oudleerlingenvan de vrijeschool en niet-vrije rooms-katholieke school. Allereerst hebben deoud-leerlingen van de twee scholen een verschillend idee over wat er op school geleerd moetworden: de oud-leerlingen van de vrijeschool gaven het meest aan dat het ‘voor jeontwikkeling en vorming’ is, terwijl de oud-leerlingen van de niet-vrije rooms-katholiekeschool het meest aangaven dat het ‘ter voorbereiding op je beroep’ is. Daarnaast zijn dezeleerlingen actiever in het ondernemen van culturele activiteiten: ze lezen vaker een boek,gaan vaker naar een museum en bespelen vaker een muziek instrument. Verder merken zemeer verschil in de manier van denken met oud-leerlingen van een ander type school, zijn zeactiever geweest in de periode tussen het eindexamen en het begin van de studie en zijn zemeer geïnteresseerd in het hebben van een internationale baan.II


InhoudsopgaveWoord vooraf -------------------------------------------------------------------------------------------------------ISamenvatting ------------------------------------------------------------------------------------------------------II1. Korte introductie van het onderzoek------------------------------------------------------------------- 12. Theoretisch kader ------------------------------------------------------------------------------------------ 33. Beschrijving context --------------------------------------------------------------------------------------- 93.1 <strong>De</strong> <strong>basisschool</strong> <strong>als</strong> algemeen model voor vorming ------------------------------------------------ 93.2 Algemeen en bijzonder onderwijs & artikel 23 van de Grondwet------------------------------ 103.3 Vormen van onderwijs-------------------------------------------------------------------------------- 113.3.1 <strong>De</strong> ‘vrijeschool’ <strong>als</strong> idee en <strong>als</strong> vorm van algemeen bijzonder onderwijs---------------- 113.3.2 <strong>De</strong> Vrije School <strong>Utrecht</strong>------------------------------------------------------------------------- 123.3.3 <strong>De</strong> ‘rooms-katholieke school’ <strong>als</strong> idee en <strong>als</strong> vorm van confessioneel bijzonderonderwijs ------------------------------------------------------------------------------------------ 143.3.4 <strong>De</strong> St. Dominicusschool------------------------------------------------------------------------- 154. Probleemstelling en vraagstelling ---------------------------------------------------------------------- 174.1 Aanleiding voor het onderzoek---------------------------------------------------------------------- 174.2 Aspecten van het onderzoek ------------------------------------------------------------------------- 184.2.1 Centrale doelstellingen voor het onderzoek -------------------------------------------------- 184.2.2 Maatschappelijke relevantie -------------------------------------------------------------------- 184.2.3 Wetenschappelijke relevantie ------------------------------------------------------------------ 194.3 Hoofdvraag -------------------------------------------------------------------------------------------- 204.4 <strong>De</strong>elvragen--------------------------------------------------------------------------------------------- 214.5 Operationalisering van de vraagstelling----------------------------------------------------------- 225. Methode van onderzoek---------------------------------------------------------------------------------- 235.1 Opzet van het onderzoek ----------------------------------------------------------------------------- 235.2 Respondenten ------------------------------------------------------------------------------------------ 235.3 Onderzoeksinstrument-------------------------------------------------------------------------------- 245.3.1 Opstelling enquête ------------------------------------------------------------------------------- 255.3.2 Aanpak analyse----------------------------------------------------------------------------------- 275.4 Procedure voor het verrichten van het onderzoek------------------------------------------------ 30III


6. Resultaten van het onderzoek--------------------------------------------------------------------------- 336.1 <strong>De</strong> loopbaan van oud-leerlingen-------------------------------------------------------------------- 336.1.1 Positieve en negatieve ervaringen <strong>basisschool</strong> (deelvraag 1) ------------------------------ 346.1.2 Niveau school- en studieloopbaan (deelvraag 2) -------------------------------------------- 406.1.3 Type beroepen (deelvraag 3) ------------------------------------------------------------------- 446.1.4 Overzicht resultaten thema ‘(studie)loopbaan’----------------------------------------------- 466.2 Zelfontplooiing van oud-leerlingen----------------------------------------------------------------- 486.2.1 Bewuste keuzes (deelvraag 4) ------------------------------------------------------------------ 486.2.2 Duidelijk toekomstbeeld (deelvraag 5)-------------------------------------------------------- 526.2.4 Mate van creativiteit (deelvraag 6) ------------------------------------------------------------ 536.2.5 Overzicht resultaten thema ‘zelfontplooiing’ ------------------------------------------------ 556.3 <strong>De</strong>elname aan cultuur & maatschappij van de oud-leerlingen--------------------------------- 566.3.1 Visie taak onderwijs (deelvraag 7)------------------------------------------------------------- 566.3.2 Mate van specifieke belangstellingen (deelvraag 8)----------------------------------------- 596.3.3 Activiteiten naast studieactiviteiten en / of werkzaamheden (deelvraag 9) -------------- 636.3.4 Betrokken bij maatschappelijke problemen (deelvraag 10) -------------------------------- 656.3.5 Internationale baan (deelvraag 11)------------------------------------------------------------- 696.3.6 Status (positief/negatief) manier van in het leven staan (deelvraag 12) ------------------ 706.3.7 Overzicht resultaten thema ‘cultuur & maatschappij’--------------------------------------- 737. Discussie, conclusie en aanbevelingen----------------------------------------------------------------- 777.1 Discussie ----------------------------------------------------------------------------------------------- 777.2 Conclusie----------------------------------------------------------------------------------------------- 807.3 Aanbevelingen ----------------------------------------------------------------------------------------- 828. Literatuurlijst ---------------------------------------------------------------------------------------------- 839. Bijlagen ------------------------------------------------------------------------------------------------------ 919.1 Brief naar oud-leerlingen Vrije School <strong>Utrecht</strong> 929.2 Brief naar oud-leerlingen St. Dominicusschool 939.3 Enquete oud-leerlingen 949.4 Puntenscore per antwoordcategorie deelvraag 4 1289.5 Puntenscore per antwoordcategorie deelvraag 6 132IV


1. Korte introductie van het onderzoekIn Nederland is iedereen vanaf zijn vijfde verjaardag verplicht om basisonderwijs te volgen.Bijna elke inwoner van Nederland krijgt dus te maken met dit onderwijs, maar toch is er nogmaar weinig bekend over wat de invloed van het basisonderwijs is op de verdere(studie)loopbaan.In onderhavig onderzoek zullen twee principieel verschillende typen basisscholen vergelekenworden die qua ligging, afkomst van de leerlingen en het soort wijk ongeveer gelijk zijn. <strong>De</strong>ene <strong>basisschool</strong> is de Vrije School <strong>Utrecht</strong> (een algemeen bijzondere school) en de andere isde St. Dominicusschool (een confessioneel bijzondere school). <strong>De</strong> Vrije School <strong>Utrecht</strong> hechtnaast de cognitieve ontwikkeling ook veel waarde aan de emotionele, sociale en kunstzinnigevorming van de leerling. Bij de andere onderzoeksschool is de cognitieve ontwikkeling vande leerlingen hoofdzaak. Doordat de twee scholen een ander accent leggen in hun onderwijs,zouden ze een verschillende invloed kunnen hebben op de verdere ontwikkeling van deleerlingen. Dit onderzoek zal hierover gaan.Naast de meest gebruikte manier om kwaliteit te meten, door middel van de cognitieveprestaties van de (oud-)leerlingen, richt dit onderzoek zich juist ook op niet-cognitieveaspecten. Er wordt gekeken naar de invloed van het basisonderwijs op de verdere levensloopvan oud-leerlingen op verschillende thema’s: de (studie)loopbaan, de mate vanzelfontplooiing en de culturele & maatschappelijke betrokkenheid. Het doel van hetonderzoek is te bekijken in welke mate de <strong>basisschool</strong> <strong>als</strong> het ware een ‘<strong>kompas</strong>’ is voor deverdere inrichting van het leven van oud-leerlingen.Om het korte en lange termijneffect van de <strong>basisschool</strong> te kunnen bepalen, zijn de oudleerlingenvan de twee scholen verdeeld in twee cohorten. Het betreft het ‘jonge cohort’ enhet ‘oude cohort’. <strong>De</strong> respondenten uit het jonge cohort zitten nog op de middelbare schoolen de respondenten uit het oude cohort doen vervolgonderwijs, studeren, werken, zijn bezigmet een combinatie van deze opties of met geen van alle. Een vergelijking tussen deze tweecohorten vindt slechts bij twee deelvragen een keer plaats.1


Het onderzoek is uitgevoerd door twee studenten Onderwijskunde van de <strong>Universiteit</strong><strong>Utrecht</strong>. Alhoewel vrijwel het hele onderzoek nauw is samengewerkt tussen beideonderzoekers, is Florentine Overhoff verantwoordelijk geweest voor het benaderen van oudleerlingen,het opstellen van de enquêtevragen en de berekeningen met betrekking tot hetjonge cohort en Anoukh Jannink voor deze aspecten met betrekking tot het oude cohort.Dit onderzoek is opgedeeld in 8 hoofdstukken. In het hierop volgende hoofdstuk komt hettheoretisch kader aan bod (H2), gevolgd door een beschrijving van de context van ditonderzoek (H3). In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de probleemstelling en de vraagstellingwaarna in hoofdstuk 5 de methode van onderzoek wordt beschreven. Vervolgens worden inhoofdstuk 6 de gevonden resultaten beschreven en wordt in hoofdstuk 7 ingegaan op dediscussie, de conclusie en de aanbevelingen die uit dit onderzoek voortkomen. <strong>De</strong>literatuurlijst in hoofdstuk 8 geeft weer welke literatuur voor dit onderzoek geraadpleegd is.In hoofdstuk 9 ten slotte staan de bijlagen.2


2. Theoretisch kaderDit onderzoek heeft verschillende raakvlakken met eerder verrichte onderzoeken. Allereerstmet onderzoek naar (studie)loopbanen. Er wordt in dit onderzoek namelijk onder anderegekeken naar de invloed van de <strong>basisschool</strong>periode op de vormgeving van de(studie)loopbaan van de leerlingen. Daarnaast is dit onderzoek ook gerelateerd aan onderzoeknaar de kwaliteit van scholen. Tegenwoordig bestaat er steeds meer aandacht voor andere dancognitieve aspecten. <strong>De</strong> aandachtspunten die hierbij naar voren kwamen in andereonderzoeken zijn in dit onderzoek meegenomen. Hieronder zal er ingegaan worden op(studie)loopbanenonderzoek, leeropbrengsten, kwaliteitsbeoordelingen, CITO-scores enkwaliteitsindicatoren.(Studie)loopbanenonderzoek<strong>De</strong> in de literatuur aanwezige (studie)loopbaanonderzoeken richten zich voornamelijk op deinvloed van de sekse, intelligentie, regio, herkomst, of de gezinssituatie (Dronkers &<strong>De</strong>ckers, 1999; Tesser, 1981). In enkele gevallen richt het zich op het onderwijs voorafgaandaan de (studie)loopbaan. Het gaat hier bijvoorbeeld om het effect van tweetalig onderwijs(<strong>De</strong>coo & Rymenans, 1998), de effecten van milieu- en natuuronderwijs (Jansen, 2005) ofhet effect van kunsteducatie (Nagel, Ganzeboom, Haanstra & Oud, 1996). In dit onderzoekwordt echter getracht naar het gehele onderwijsconcept van de <strong>basisschool</strong> te kijken <strong>als</strong>beïnvloedende factor op de (studie)loopbaan van oud-leerlingen. Een onderzoek op dit gebiedis er wel onder het Montessorionderwijs gehouden (Meer, van der, e.a., 2000), maar zover bijde onderzoekers bekend niet onder het vrijeschoolonderwijs.LeeropbrengstenDronkers en <strong>De</strong>ckers (1999) geven aan dat er factoren op school- en/of klasniveau zijn die(mede) bepalend zijn voor de mate van de leerprestaties of andere outputmaten in hetonderwijs. Hierbij merken zij op dat deze factoren in de regel voor niet meer dan 10-12%zorgen van de variantie in leerprestaties. Toch is het belangrijk om aandacht te schenken aanhet effect dat de scholen hebben doordat dit, in tegenstelling tot de leerlingkenmerken,beïnvloedbaar is (Kreft, 1987). Uit datzelfde onderzoek naar de correlaties tussen deverschillende effectmaten door Dronkers & <strong>De</strong>ckers (1999), kwam naar voren dat wanneereen school goed scoort op het cognitieve domein, dat nog niet wil zeggen dat het ook goedscoort op het niet-cognitieve domein.3


In tegenstelling tot deze uitkomsten werd in Meijnen & Riemersma (1992) een overzicht vanonderzoeken naar school- en instructiekenmerken van Frazer (1987) gegeven. Daaruit bleekdat kenmerken die positief correleren met cognitieve opbrengsten ook positief correleren met‘affectieve’ effecten zo<strong>als</strong> zelfbeeld, welbevinden en zelfvertrouwen van de leerlingen.In dit onderzoek worden om bovenstaande redenen zowel cognitieve <strong>als</strong> niet-cognitieveaspecten <strong>als</strong> effectmaat meegenomen. Zo kan het verschil, of de overeenkomst, tussen beidescholen duidelijk in beeld gebracht worden wat betreft de invloed die de scholen hebben opde verdere (studie)loopbaan.KwaliteitsbeoordelingEen kwaliteitsbeoordeling van een school zou naast de standaard cognitieve prestatieindicatorenmoeten gaan over de mate waarin een school een goede voorbereiding biedt voorhet vervolgonderwijs en de deelname aan de arbeidsmarkt. Het meenemen van de prestatiesvan de oud-leerlingen in het vervolgonderwijs en de deelname aan de arbeidsmarkt in dekwaliteitsbeoordeling van de school, heeft <strong>als</strong> voordeel dat vele opgedane vaardigheden meeworden gewogen (buiten de cognitieve ook de sociale en emotionele vaardighedenbijvoorbeeld). Er moet echter wel gecorrigeerd worden voor de kenmerken van devervolgschool of de arbeidsmarkt. Het succes van oud-leerlingen op de arbeidsmarkt isnatuurlijk slechts deels een gevolg van het soort basisonderwijs dat ze gevolgd hebben(Dijkstra, Karsten, Veenstra & Visscher, 2001).Ouders, leerlingen en studenten hebben behoefte aan onafhankelijke informatie over dekwaliteit van scholen. In Nederland staat de Onderwijsinspectie voor de kwaliteit van descholen, maar de rapporten hierover werden vóór 1997 niet openbaar gemaakt. <strong>De</strong>Nederlandse krant ‘Trouw’ heeft <strong>als</strong> eerste hier een poging toe gedaan. <strong>De</strong> krant heeftexamen- en leerlingstroomgegevens van middelbare scholen gebruikt voor het samenstellenvan een overzicht waarin alle scholen een rapportcijfer kregen. <strong>De</strong> gepubliceerde ranglijstenin dagblad Trouw richtten zich echter niet op het multidimensionele karakter vanschoolprestaties waardoor de ranglijsten volgens economen zouden moeten wordenuitgebreid. Ze zouden informatie moeten opleveren over het latere functioneren van deleerling in de samenleving, aangezien het leren op school het latere functioneren in demaatschappij <strong>als</strong> doel heeft. Een dergelijke meting is dan niet alleen op cognitief gebied(leerstof in het hoofd), maar ook op het sociale en het emotionele gebied (Oosterbeek &Webbink, 2001).4


Naar aanleiding van de publicatie in de krant ‘Trouw’ besloot de overheid om gegevens perschool openbaar te maken in de vorm van een zogenoemde ‘kwaliteitskaart’. Hierin maakt deinspectie gegevens openbaar op vijf gebieden:1. leerresultaten;2. sfeer op school;3. methodes en materiaal;4. kwaliteit van lesgeven;5. schoolcontacten.<strong>De</strong> kwaliteitskaarten geven een beeld van de kwaliteit van de school en kunnen daardoor deindruk wekken dat de school die het hoogst scoort voor iedereen de beste zou zijn. Dit is inwerkelijkheid echter niet het geval, staat beschreven in Janssens & Visscher (2006) met eenverwijzing naar Bosker & Scheerens (1999). Volgens Bosker & Scheerens zou met veel meeraspecten rekening gehouden moeten worden dan louter de kwaliteitsscores. Bovendien wordter bij de kwaliteitskaarten enkel gerekend met het eindniveau van de leerlingen en wordt ergeen rekening gehouden met het beginniveau (Oosterbeek & Webbink, 2001).<strong>De</strong> Onderwijsraad (OR) geeft aan dat het bij meten van kwaliteit van scholen moet gaan overde toegevoegde waarde. Er moet dus gecorrigeerd worden voor de beginsituatie. Het bestezou zijn het beginniveau van leerlingen te meten, maar bij de <strong>basisschool</strong> is dat nietmakkelijk te realiseren en kan men het daarom ook doen met behulp vanachtergrondkenmerken van leerlingen. Het milieu van herkomst, de etniciteit en de leeftijdvan de leerlingen worden dan <strong>als</strong> ‘proxies’ (benadering) voor het beginniveau gebruikt(Onderwijsraad, 1999). <strong>De</strong> inspectie vergelijkt om diezelfde reden de scholen niet met hetlandelijk gemiddelde maar met scholen met een vergelijkbare leerlingpopulatie. Sommigescholen dienen namelijk veel meer werk te verzetten wanneer ze bijvoorbeeld veel leerlingenhebben met een achterstand. Dit zou anders niet naar voren komen (Dijkstra e.a, 2001).CITO-scoresIn het basisonderwijs wordt bij de metingen van de inspectie hoofdzakelijk gebruik gemaaktvan CITO-toetsscores van de leerlingen. Het doel van de CITO-toets is echter het bepalenvan het geschikte type voortgezet onderwijs voor de leerlingen. Wanneer deze gebruikt wordtvoor het meten van schoolkwaliteit wordt er door de school waarschijnlijk overgegaan naartoetstraining (trainen enkel voor de toets) waardoor de voorspellende waarde omlaag gaat.5


Doordat de metingen op deze manier alleen op cognitief niveau zijn, worden scholen welkeveel belang hechten aan niet-cognitieve vakken benadeeld. Het kan zijn dat een school primafunctioneert, maar dat dit niet tot uitdrukking komt in de metingen van de inspectie(Onderwijsraad, 1999).<strong>De</strong> niet-cognitieve aspecten zijn door de school zelf gekozen (inrichtingsvrijheid) en vaakmoeilijk meetbaar en vergelijkbaar (Onderwijsraad, 1999). Hierdoor ligt deverantwoordelijkheid voor het publiceren van gegevens op dit gebied bij de school zelf. Erwordt momenteel vaak wel gekeken naar óf er aandacht aan andere dan cognitievevaardigheden wordt besteed, maar er wordt niet gemeten of leerlingen hierbij doelen hebbenbereikt (Onderwijsraad, 1999).KwaliteitsindicatorenWat voor een indicatoren er gebruikt moeten worden voor de beoordeling van de kwaliteitvan scholen is al jarenlang discussie. Volgens de auteurs van ‘Het oog der natie’ (Dijkstrae.a., 2001) is er een bredere kijk op kwaliteiten in scholen nodig die rond 2000 door hen nogsterk afwezig werd geacht. Men gaat er bijna altijd vanuit dat de kwaliteit van scholen naarvoren komt in de prestaties van de leerlingen op de traditionele schoolvakken.Metacognitieve vaardigheden, sociale en psychosociale vaardigheden en opbrengsten op hetsociaalnormatieve domein, worden daarbij vergeten. Ook vinden ouders en werkenden in enom het onderwijs volgens hen ook veel andere aspecten belangrijk. Bijvoorbeeld persoonlijkeontwikkeling, zelfbeeld ontwikkeling, buitenschoolse activiteiten en de pedagogischeuitgangspunten van de school. Tot slot wordt er nauwelijks aandacht gegeven volgensDijkstra e.a., 2001) aan het succes in het vervolgonderwijs en op de arbeidsmarkt.Al deze punten leiden tot een onoverzichtelijk geheel van indicatoren voor de kwaliteit vaneen school en de meetbaarheid ervan is lastig doordat de afstand van het begrip tot het(objectief) waarneembaar, concreet gedrag groot is. Er is een gebrek aan overeenstemmingover hoe te meten, wat vaak leidt tot een eigen invulling (Dijkstra e.a., 2001).Ook Oosterbeek & Webbink (2001) geven aan dat indicatoren van schoolprestaties verbeterdkunnen worden op een aantal punten:a) niet het leerniveau maar de leerwinst dient gemeten te worden;b) er dient niet alleen rekening gehouden te worden met cognitieve aspecten, maar ookmet de niet-cognitieve aspecten, zo<strong>als</strong> gedrags- en motivatie-aspecten. Hierbij dient6


ekening gehouden te worden met verschillen in sociale achtergrond en hun voor- enbuitenschoolse activiteiten;c) er moet ook aangegeven worden wat de mobiliteit (in- en uitstroom) van de leerlingenis. Bovendien zouden de gegevens over de prestaties van scholen erg verbeteren <strong>als</strong>ook de latere ervaringen van de oud-leerlingen beschreven worden, zo<strong>als</strong> de prestatiesin het vervolgonderwijs en/of de ervaringen op de arbeidsmarkt.Naar aanleiding van bovenstaande literatuur is ervoor gekozen in dit onderzoek niet alleen inte gaan op cognitieve aspecten bij leerlingen. Er wordt ook gekeken naar hoe de oudleerlingenpresteren in het vervolgonderwijs, in hun studie, in hun werk en in demaatschappij. Schoolprestaties worden door de onderzoekers dus in een breder kader gezet ener wordt getracht op deze manier een duidelijker beeld te schetsen van de invloed van de<strong>basisschool</strong> op de verdere ontwikkeling van de leerling.7


3. Beschrijving contextDoordat er in dit onderzoek gekeken wordt naar de invloed van twee principieel verschillendetypen onderwijs op de verdere ontwikkeling van hun oud-leerlingen, is het belangrijk decontext te schetsen voor deze vormen van onderwijs. In paragraaf 3.1 wordt ingegaan op de<strong>basisschool</strong> <strong>als</strong> algemeen model voor vorming. <strong>De</strong> volgende paragraaf beschrijft het verschiltussen algemeen en bijzonder onderwijs in relatie tot artikel 23 van de grondwet (§ 3.2).Paragraaf 3.3 gaat tenslotte in op de verschillende typen bijzonder onderwijs en de specifiekgekozen scholen voor dit onderzoek.3.1 <strong>De</strong> <strong>basisschool</strong> <strong>als</strong> algemeen model voor vorming<strong>De</strong> <strong>basisschool</strong> is het basisonderwijs in Nederland dat ieder kind vanaf zijn/haar vierdeverjaardag volgens de Nederlandse wet mag volgen. Vanaf de vijfde verjaardag is een kind inNederland leerplichtig (Wikipediagebruikers, 2006c).In de Wet op het Primair onderwijs (sinds 1 augustus 1998) staan enkele eisen over wat een<strong>basisschool</strong> moet doen:• “onderwijs afstemmen op de ontwikkeling van de kinderen;• onderwijs breed opzetten, zodat er aandacht is voor kennis en voor de creatieve,emotionele, sociale en lichamelijke ontwikkeling;• aandacht besteden aan de multiculturele samenleving;• individuele begeleiding bieden aan kinderen die extra zorg nodig hebben;• leer- en vormingsgebieden aanbieden zo<strong>als</strong>: rekenen, taal (waaronder lezen),aardrijkskunde, geschiedenis, natuur of biologie, tekenen, knutselen of handenarbeid,muziek, verkeer, godsdienst, Engels, lichamelijke oefening, spel en beweging, socialeredzaamheid en bevordering van gezond gedrag” (Onderwijsinspectie, 2006a).Om hieraan tegemoet te komen, moeten de scholen voldoen aan kerndoelen welkegeformuleerd zijn in de wet. In deze wet staat wat de leerlingen moeten kennen en kunnenaan het einde van de <strong>basisschool</strong> en wat ze nodig hebben voor een succesvolle toekomst invervolgonderwijs en maatschappij (Ministerie van OC&W, 2006).9


<strong>De</strong> kerndoelen veranderen van tijd tot tijd en worden aangepast aan de veranderingen dieplaatsvinden in de maatschappij (KennisNet, 2006). <strong>De</strong> laatst ontwikkelde kerndoelen zijn zoopgesteld dat de basisscholen de ruimte krijgen om eigen keuzes te maken; keuzes die passenbij de school en de omgeving van die school. Ze zijn precies opgesteld voor Nederlands,rekenen en wiskunde, maar globaal opgesteld voor de overige vakken en leergebieden. Ditmoet de scholen de mogelijkheid geven tot het bieden van maatwerk zodat zij vanuit eigenkennis, inzichten en deskundigheid het onderwijs vorm kunnen geven.3.2 Algemeen en bijzonder onderwijs & artikel 23 van de Grondwet<strong>De</strong> vormgeving van het onderwijsstelsel in Nederland is niet altijd geweest zo<strong>als</strong> dat nu is. Inde onderwijswet van 1806 stond bijvoorbeeld beschreven dat er absoluut geen onderscheidmogelijk was in geloofsrichting; elke school werd vanuit het Christendom vormgegeven(Wikipediagebruikers, 2006a). In de eerste helft van de 19 e eeuw heerste er een schoolstrijdwelke leidde tot de nieuwe grondwet van 1848. Johan Rudolf Thorbecke legde de basis voordeze wet. Vanaf toen was het geven van onderwijs vrij: iedereen verkreeg de vrijheid ombinnen bepaalde eisen zijn eigen school stichten (Wikipediagebruikers, 2006a).<strong>De</strong> schoolstrijd mondde uiteindelijk uit in een stelsel van onderwijsvoorzieningen waarbij eronderscheid werd gemaakt tussen openbare en bijzondere scholen. In Nederland is eenbijzondere school een school die door anderen dan de overheid bestuurd wordt. Dit integenstelling tot een openbare school die wel door de overheid wordt bestuurd. Eenbijzondere school mag kinderen weigeren wanneer de ouders de ideologische ofgodsdienstige grondslag van de school niet ondersteunen. Openbare scholen mogen dit alleenwanneer ze vol zijn. In Artikel 23 van de grondwet is sinds 1917 vastgelegd dat openbare enbijzondere scholen recht hebben op dezelfde financiële steun vanuit de overheid(Wikipediagebruikers, 2005).<strong>De</strong> meeste bijzondere scholen zijn georganiseerd vanuit een bepaalde godsdienstige inslag,bijvoorbeeld een rooms-katholieke school. <strong>De</strong>ze scholen noemt men ‘confessioneel’bijzondere scholen. Bijzondere scholen kunnen echter ook georganiseerd zijn op basis van degebruikte onderwijsmethode. Het gaat daarbij om specifieke pedagogisch-didactischegrondslagen, bijvoorbeeld een vrijeschool. <strong>De</strong>ze scholen behoren tot het ‘algemeen’bijzonder onderwijs (LOBO, 2006). In dit onderzoek gaat het om een vergelijking tussen een10


‘confessioneel bijzondere school (de Vrije School <strong>Utrecht</strong>)’ en een ‘algemeen bijzondereschool (de St. Dominicusschool)’.3.3 Vormen van onderwijsIn § 3.3.1 wordt er ingegaan op de vrijeschool <strong>als</strong> algemeen bijzondere school (ABS) en in §3.3.2 op de Vrije School <strong>Utrecht</strong>; de betrokken ABS van dit onderzoek. Vervolgens wordt in§ 3.3.3 ingegaan op de rooms-katholieke school <strong>als</strong> confessioneel bijzondere school (CBS) enin § 3.3.4 op de St. Dominicusschool; de betrokken CBS van dit onderzoek.3.3.1 <strong>De</strong> ‘vrijeschool’ <strong>als</strong> idee en <strong>als</strong> vorm van algemeen bijzonder onderwijsHet belangrijkste uitgangspunt van de vrijeschool (ook wel Waldorfschool of Steinerschool)is gebaseerd op de antroposofie. <strong>De</strong>ze levensbeschouwing is ontwikkeld door Rudolf Steineren gaat over de mens in verhouding tot het geestelijke wezen van de kosmos (van Dale,2006). Een antroposofisch mensbeeld houdt in dat ieder individueel mens zich in vrijheidmoet kunnen ontwikkelen tot wie hij werkelijk is (<strong>De</strong> vrije schoolkrant, 2004). <strong>De</strong> zielontwikkelt zich in het individuele menselijke leven in fasen van zeven jaar. <strong>De</strong> eerste zevenjaar heeft betrekking op de ‘wil’ en de grove motoriek, de daarop volgende fase van zevenjaar heeft betrekking op het gevoelsleven en de fijne motoriek, en in de laatste fase van zevenjaar staat het intellect centraal. Die volgorde is belangrijk, anders raakt de ontwikkelingverstoord (Ouders Online BV, 2004). <strong>De</strong> leerling krijgt de ruimte om in iedere fase van zijnontwikkeling ervaringen op te doen <strong>als</strong> basis voor zijn individuele ontplooiing (Amons-Lievegoed, 1988).GeschiedenisVlak na de eerste wereldoorlog is de vrijeschool ontstaan in Duitsland. Het begon met eenaantal principes die Rudolf Steiner (1861-1925) had bedacht voor de werknemers van eenfabriek (de Waldorf-Astoria sigarettenfabriek). <strong>De</strong> directeur van die fabriek was zoenthousiast dat hij het initiatief nam om een school op te starten aan de hand van dezeprincipes. <strong>De</strong> eerste Nederlandse vrijeschool werd opgericht in 1923 in <strong>De</strong>n Haag enmomenteel zijn er zo’n 95 vrijescholen in Nederland. Wereldwijd zijn er ongeveer 800vrijescholen in 55 verschillende landen (Schoolgids, 2005-2006).11


In de pedagogische visie van de vrijeschool eindigt de ontwikkeling pas wanneer kinderenvolwassen zijn. Daarom omvat een vrijeschool de hele schoolgaande periode, tegenwoordigverdeeld in een aparte <strong>basisschool</strong> en middelbare school. In elke ontwikkelingsfase wordtevenveel aandacht besteed aan de ontwikkeling van de verschillende kwaliteiten van demens. Naast de cognitieve ontwikkeling wordt er ook aandacht besteed aan de emotionele, desociale en de kunstzinnige vorming. In het vrijeschoolonderwijs wordt er gestreefd naar eenharmonie tussen hoofd (denken), hart (voelen) en handen (scheppen). In de praktijk komt heterop neer dat er op vrijescholen naast de vakken <strong>als</strong> rekenen en schrijven ook rekening wordtgehouden met het kunstzinnige en ambachtelijke onderwijs zo<strong>als</strong> in de vakken schilderen,muziek, toneel, natuur en techniek, handenarbeid en euritmie (bewegingskunst) (deVrijeschoolkrant, 2004). Het onderwijs is klassikaal, met leeftijdsgenoten. Gedurende de hele<strong>basisschool</strong>periode hebben de leerlingen dezelfde leerkracht, die de lesstof verpakt inbeelden, liederen en verhalen. Verder wordt niet zo veel uit boeken gewerkt (Ouders OnlineBV, 2004).Huidige opvattingEen vrijeschool ziet niet het cognitieve niveau <strong>als</strong> belangrijkst bepalende factor voor hetsucces in het vervolgonderwijs of het verwerven van een waardevolle maatschappelijke rol.Ook stabiliteit, sociaal-emotioneel vermogen en doorzettingsvermogen zijn tenminste zobelangrijk (Schoolgids, 2005-2006). Wat het kind weet is in het vrijeschoolonderwijs minderbelangrijk dan hoe het kind denkt (Schoolgids, 2005-2006). Leerkrachten van de vrijeschoolproberen de lesstof zo aan te bieden dat ze de kinderen niet hoeven aan te sporen, maarproberen ervoor te zorgen dat de kinderen enthousiast langs de leerweg gaan (deVrijeschoolkrant, 2004).3.3.2 <strong>De</strong> Vrije School <strong>Utrecht</strong>AchtergrondIn 1982 werd de eerste Vrije Kleuterklas gehuisvest in Overvecht (<strong>Utrecht</strong>) een feit. Al snelgroeide de school uit de locatie en verhuisde de school naar hartje centrum. Het woord ‘vrij’van in vrijeschool staat voor het doel van de school om kinderen op te voeden tot vrijheid,maar ook voor het streven naar vrijheid van de inrichting van het onderwijs. Het kindopvoeden tot vrijheid betekent dat men het kind helpt zich bewust te worden van zijnlevensmotief, zijn vermogens en zijn eigen wil. Kernvragen voor het kind zijn hierbij: ‘wie12


en ik’, ‘wat wil ik’ en ‘wat kan ik’. Wat eveneens opvalt is aandacht voor rust, ritme,herhaling, keuze voor gezonde biologische voeding en het gebruik van natuurlijke materialenzo<strong>als</strong> hout, steen en katoen (Schoolgids, 2005-2006).VakkenElke schooldag begint op deze school met een ochtendspreuk waarna anderhalf uurperiodeonderwijs wordt gegeven, gevolgd door vaklessen. Periodeonderwijs is één bepaaldvak dat een aantal weken achtereen gegeven wordt. Hierbij wordt de leerstof van het vak(taal, rekenen, geschiedenis, aardrijkskunde of techniek) door het kind innerlijk gemaakt. <strong>De</strong>leerkracht integreert de te leren stof daarbij met vertelstof, tekenen, schilderen, ritme,beweging, sketches of toneel. Door de leerstof te verbinden met beweging wordt ook dewilskracht bij de leerlingen gestimuleerd en krijgen de leerlingen de leerstof (letterlijk) onderde knie. Na de ochtendpauze wordt er geoefend met de net geleerde stof en dan worden erwél boeken gebruikt, waardoor die geleerde kennis ook getoetst kan worden. Vaklessen zijnEngels, Duits, schilderen, muziek, gymnastiek, handenarbeid, handwerken, vormtekenen eneuritmie die elke week op hetzelfde uur terug komen en gegeven worden doorvakleerkrachten. Engels en Duits worden al vanaf de eerste klas aan de leerlingen gegeven(Schoolgids, 2005-2006).Resultaten<strong>De</strong> school heeft <strong>als</strong> eindtoets nog geen CITO-toets, maar een NIO-toets (NederlandseIntelligentietest voor Onderwijsniveau). <strong>De</strong> NIO-toets is een test die op een relatief snellewijze een betrouwbare en valide indicatie geeft van het taalkundig en rekenkundig-ruimtelijkinzicht van de leerling (Dijk, van & Tellegen, 2004b). <strong>De</strong> genormeerde tota<strong>als</strong>core (NIOtotaal)kan gezien worden <strong>als</strong> een algemene intelligentie-index waarbij leerlingen vergelekenworden met de landelijke populatie van leerlingen in hetzelfde leerjaar (Dijk, van & Tellegen2004a).Tussen klas twee en zes worden toetsen afgenomen voor technisch en begrijpend lezen envoor verschillende aspecten van rekenen en spelling. Op basis van de gegevens van hetleerlingvolgsysteem, de NIO-toets en de eigen visie van de leerkracht geeft de leerkracht inde laatste klas een advies voor het voortgezet onderwijs (Schoolgids, 2005-2006). Wegensverplichtingen van de inspectie zal de school in de toekomst in de zesde klas wel CITOtoetsenaf gaan nemen van het leerlingvolgsysteem (Torn, van der, 2005).13


Volgens de resultaten van de leerlingen op de middelbare scholen, is de aansluiting van de(oud)leerlingen van de Vrije School <strong>Utrecht</strong> naar de middelbare school goed. Meer dan dehelft van de kinderen kiest voor regulier vervolgonderwijs, voornamelijk Havo-Vwo.Het niveau van het onderwijs in de eerste tot de vierde klas is moeilijk te vergelijken met hetniveau van het reguliere onderwijs. Het cognitieve niveau lijkt iets achter te liggen wegenshet brede aanbod van niet-cognitieve vakken dat de Vrije School <strong>Utrecht</strong> biedt. Vanaf devierde klas tot en met de zesde klas is het echter weer vergelijkbaar en lijkt de ‘achterstand’weer te zijn ingelopen (Torn, van der, 2005).Als resultaat van het onderwijs wil de Vrije School <strong>Utrecht</strong> bereiken dat de kinderen <strong>als</strong>volwassenen op een creatieve manier hun eigen leven vorm kunnen geven en hunlevensopdrachten kunnen vervullen binnen de toekomstige maatschappelijke samenleving(Schoolgids, 2005-2006).3.3.3 <strong>De</strong> ‘rooms-katholieke school’ <strong>als</strong> idee en <strong>als</strong> vorm van confessioneelbijzonder onderwijsWanneer een school een rooms-katholieke school is, wil dat zeggen dat de uitgangspuntenvoortvloeien uit een christelijke levensovertuiging. <strong>De</strong> school heeft de vorm van traditioneelonderwijs waarbij binnen dat onderwijs de christelijke leer niet alleen een lesuur is, maar eenvakoverschrijdende levenshouding (Ouders Online BV, 2004).GeschiedenisOorspronkelijk kon de identiteit van de katholieke school tamelijk vanzelfsprekend wordeningevuld door een nauwe band met de kerk via parochie of religieuze orden van broeders ofzusters die katholiek onderwijs gaven. <strong>De</strong> katholieke school was een school van katholiekenen voor katholieken, gericht op kerkelijke geloofsoverdracht en katholieke opvoeding. Gezin,school en parochie vormden <strong>als</strong> het ware ‘een drie-eenheid’(W<strong>als</strong>tijn, 2006).In de loop der tijd begon de katholieke school tekenen van verandering te vertonen: van meerspecifiek katholiek naar algemeen christelijk. <strong>De</strong> identiteit van de Katholieke school werdminder eenduidig vorm gegeven en meer een onderwerp van discussie. <strong>De</strong> laatste jarenbenadrukt de school meer zijn autonome maatschappelijke functie en minder zijn pastoralefunctie voor de kerk. <strong>De</strong> doelstelling verschoof geleidelijk van geloofsoverdracht naaroriëntatie en communicatie over geloof en levensbeschouwing vanuit een verbondenheid metde katholieke traditie (W<strong>als</strong>tijn, 2006).14


Huidige opvattingOnder rooms-katholiek onderwijs en een rooms-katholieke opvoeding wordt door deStichting R.K. Centraal Schoolbestuur tegenwoordig verstaan: ‘een onderwijs en opvoeding,tezamen genomen een vorming, die de leerlingen in staat stelt, voldoende kennis en inzicht enmet name de juiste waardering en motivatie te verwerven, wat betreft godsdienstige zaken enwaarden vanuit het Katholiek standpunt’. Het gaat om een vorming waarin de godsdienstigedimensie van het leven wordt erkend, gerespecteerd, voorgehouden en voorgeleefd. Directieen leerkrachten bevorderen zoveel mogelijk deze uitgangspunten in binnen- enbuitenschoolse activiteiten, zodat leerlingen de godsdienstige dimensie van het levenonderkennen en waarderen (Stichting R.K.C.S., 2006).3.3.4 <strong>De</strong> St. DominicusschoolAchtergrond<strong>De</strong> St. Dominicusschool is onderdeel van de Katholieke Scholenstichting <strong>Utrecht</strong>. <strong>De</strong>zestichting verzorgt onderwijs aan scholen die oorspronkelijk katholiek zijn. <strong>De</strong> normen enwaarden die binnen de school gehanteerd worden zijn gekoppeld aan de katholiekedenkwijze, maar er bestaat ook respect voor andere religies en culturen. <strong>De</strong> school streefternaar de door de overheid vastgestelde kerndoelen te realiseren. Er wordt geprobeerdeffectief onderwijs te realiseren welke de meeste kans biedt op een ononderbroken ensuccesvolle ontwikkeling en ontplooiing voor de kinderen (St. Dominicusschool, 2004).Het kind moet zich op de St. Dominicusschool veilig voelen, maar ook verantwoordelijk voorzichzelf en voor anderen. Samenwerken en conflicthantering zijn daarom belangrijkevaardigheden. Door middel van gesprekken, verhalen en drama wordt hier aandacht aanbesteed. Er wordt op deze school geprobeerd om gevarieerd onderwijs aan te bieden doorklassikale instructie en zelfstandig werken af te wisselen. In het vorige schooljaar (2004-2005) is de school ook gestart met coöperatief leren. <strong>De</strong>ze vorm van leren doet een beroep opde basisbehoeften van alle leerlingen: praten en doen. Aangetoond is dat deze manier vanwerken een grotere leeropbrengst geeft en de sociaal-emotionele ontwikkeling stimuleert (St.Dominicusschool, 2005).15


Vakken<strong>De</strong> vakken die bij de St. Dominicusschool gegeven worden zijn: Catechese, taal, spelling,aanvankelijk lezen, technisch lezen, begrijpend & studerend lezen, Engels, schrijven,rekenen, wereldoriëntatie, sociale redzaamheid & verkeer, expressie en spel & beweging.Hierbij zijn enkele opmerkingen ter verduidelijking. <strong>De</strong> nadruk bij de methode voorcatechese ligt op het sociaal-emotionele aspect. Engels wordt alleen in de groepen zeven enacht gegeven. Schrijven wordt op speelse en muzikale wijze met allerlei oog-handoefeningenaangeboden aan de kinderen uit de groepen één tot en met drie. Bij wereldoriëntatie komende vakgebieden Aardrijkskunde, Geschiedenis, Natuur en milieu en Techniek aan bod. Bijsociale redzaamheid en verkeer probeert de school de kinderen te leren om zich te kunnenredden in de wereld waarvan zij deel uit maken. Daarbij horen ook kennis opdoen van despelregels in het verkeer en zorg dragen voor een veilige omgeving. Bij expressie zijn vijfdeelgebieden: muziek, tekenen, handvaardigheid, dans en drama. Bij elk vak wordt op dewebsite aangegeven in welke fase (groep één t/m acht) het zich bevindt en wie er bij zijnbetrokken. Bij het vak creatieve vaardigheden staat echter bij geen enkel jaar aangegevenwanneer hier aan gewerkt wordt.Resultaten<strong>De</strong> St. Dominicusschool streeft ernaar om de kinderen zoveel mogelijk te leren zodat zij devoor hen hoogst haalbare vorm van onderwijs kunnen volgen. Bij het aanleren vanbasisvaardigheden maken ze gebruik van effectieve instructie. Om de cognitieveontwikkeling te meten wordt er gebruik gemaakt van de CITO-eindtoetsen in groep acht.Mede aan de hand hiervan wordt er een advies uitgesproken voor het vervolgonderwijs.In dit hoofdstuk is duidelijk naar voren gekomen hoe de (in)richting van hetvrijeschoolonderwijs is en die van het rooms-katholieke onderwijs. Daarbij is er specifiekingegaan op de twee scholen welke deelnemen aan ons onderzoek en zo ook in welkeopzichten zij van elkaar verschillen. <strong>De</strong> St. Dominicusschool richt zicht hoofdzakelijk meerop cognitieve vaardigheden en de Vrije School <strong>Utrecht</strong> hoofdzakelijk op de emotionele,sociale en kunstzinnige vaardigheden bij leerlingen. <strong>De</strong> vraag is nu ook of de invloed van descholen dan ook verschillend is op de verdere levensloop van de leerlingen. In het volgendehoofdstuk zal ingegaan worden op de probleemstelling en vraagstelling die hieruit voortkomen.16


4. Probleemstelling en vraagstellingIn dit hoofdstuk komen achtereenvolgens de volgende onderwerpen aan de orde: aanleidingvoor het onderzoek (§ 4.1), verschillende aspecten van onderzoek (§ 4.2), de hoofdvraag (§4.3) en de deelvragen (§ 4.4) en tot slot de operationalisering van de vraagstelling (§ 4.5).4.1 Aanleiding voor het onderzoek<strong>De</strong> schoolleider van de Vrije School <strong>Utrecht</strong> merkte in de loop der jaren dat er onder deouders van haar leerlingen twijfel bestond over het “niveau” van de school. Weten deleerlingen wel genoeg <strong>als</strong> ze van school afgaan? Waar komen de oud-leerlingen over hetalgemeen terecht? Hebben de leerlingen wel iets aan de tijd die op de Vrije School aan nietcognitievevakken besteed wordt? En leiden de cognitieve prestaties niet onder alle aandachtdie uitgaat naar niet-cognitieve vakken? <strong>De</strong>ze vragen leidden tot de gedachte om ditonderzoek uit te voeren.Vrijescholen hebben een specifieke gedachte over pedagogisch-didactische inrichting van hetonderwijs in vergelijking met andere soorten (basis)onderwijs (zie § 3.3.1 en § 3.3.2). Hetvrijeschoolonderwijs richt zich namelijk naast de cognitieve vakken sterk op socialevaardigheden, op creativiteit van de kinderen en initiatief nemen bij de kinderen. Hiermeewordt een stevige basis gelegd voor het latere leven en voor het functioneren in demaatschappij (Torn, van der, 2005).<strong>De</strong> Vrije School <strong>Utrecht</strong> werkt op dit moment (nog) niet met CITO-toetsen, maar maakt welgebruik van Teije de Vos toetsen waarbij de nadruk meer ligt op competentiegerichtbeoordelen. Bovendien hebben ze <strong>als</strong> vervanging van de CITO-eindtoets de NIO-toets (zie §3.3.2). <strong>De</strong> landelijke inspectie is er om een ‘kwaliteitskeuring’ te houden op verschillendescholen, maar hebben een vereiste dat er gewerkt wordt met CITO-toetsen. Alleen dan kan deschool de beoordeling ‘voldoende’ krijgen op het gebied van ‘leerrendement’. Omdat er vaakveel waarde gehecht wordt aan deze beoordeling, bestaat er soms twijfel aan de kwaliteit vanhet onderwijs op vrijescholen (Torn, van der, 2005). Bovendien gaf de schoolleider nog aandat eerste tot en met de derde klas wat achter kan lopen wat betreft het cognitieve niveau.Ook dat kan de onzekerheid wekken over de kwaliteit van het onderwijs en de verdereontwikkeling van de leerlingen.17


4.2 Aspecten van het onderzoekIn deze paragraaf worden de centrale doelstellingen van het onderzoek (§ 4.2.1), even<strong>als</strong> hetonderzoekstype (§ 4.2.2) en de maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie van ditonderzoek (respectievelijk § 4.2.3 & § 4.2.4) beschreven.4.2.1 Centrale doelstellingen voor het onderzoekHet doel van dit onderzoek is enig inzicht te krijgen in het type (studie)loopbaan, de mate vanzelfontplooiing en de culturele & maatschappelijke betrokkenheid van de oud-leerlingen vande Vrije School <strong>Utrecht</strong>.Om een beeld te krijgen van de (relatieve) bijdrage van het basisonderwijs aanbovengenoemde thema’s, vonden wij het <strong>als</strong> onderzoekers belangrijk dat de oud-leerlingenvan de Vrije School <strong>Utrecht</strong> vergeleken konden worden met oud-leerlingen van een andere(niet-vrije) school. Aangezien de Sociaal Economische Status van leerlingen voor een grootdeel bepalen hoe de leerresultaten zullen zijn, is het belangrijk dat de scholen overeenkomenop het gebied van ligging van de school, afkomst van de leerlingen en het soort wijk. Beidescholen hebben hoofdzakelijk leerlingen met een wegingsfactor 1.00, dus hoogopgeleideautochtone ouders en verzorgers. <strong>De</strong> St. Dominicusschool ligt in een rustige, gegoede wijkvan <strong>Utrecht</strong> en de Vrije School <strong>Utrecht</strong> ligt in het centrum van <strong>Utrecht</strong>. <strong>De</strong> leerlingen bij deSt. Dominicusschool komen vrijwel allemaal uit de directe woonomgeving, terwijl deleerlingen van de Vrije School <strong>Utrecht</strong> ook van buiten de stad komen (Inspectierapport VrijeSchool <strong>Utrecht</strong>, 2005; Inspectierapport St. Dominicus, 2003).Bovenstaande maakt de St. Dominicusschool te <strong>Utrecht</strong> een geschikte tweede school.4.2.2 Maatschappelijke relevantieDit onderzoek is maatschappelijk relevant om een aantal redenen. Allereerst kunnen deresultaten van belang zijn voor de opdrachtgever van dit onderzoek: de directeur van de VrijeSchool <strong>Utrecht</strong>. <strong>De</strong> uitkomsten kunnen dienen om twijfel bij de ouders over de latereprestaties van de leerlingen weg te nemen of om de kwaliteit van het onderwijs op eenpassende wijze te verbeteren. Daarnaast kunnen de resultaten van belang zijn voor de anderedeelnemende school, namelijk de St. Dominicusschool. Beide scholen kunnen door hetonderzoek onder andere zien waar hun leerlingen in de maatschappij terecht zijn gekomen,18


wat de leerlingen positief dan wel negatief hebben gevonden aan hun <strong>basisschool</strong>, of wat demate van deelname aan culturele en maatschappelijke activiteiten is en welke bijzondereinteresses er onder de oud-leerlingen bestaan. Bovendien zijn de (huidige) ouders van deleerlingen van beide scholen gebaat bij het lezen van de resultaten. Zo kunnen ze eenobjectief beeld krijgen van het soort basisonderwijs dat op de scholen aangeboden wordt envan de manier waarop de leerlingen het onderwijs ervaren en waar de oud-leerlingenterechtkomen (zie ook § 4.2.3 hieronder over het publiceren van prestaties van scholen) .Tot slot kan dit onderzoek voor de inspectie van belang zijn, omdat in dit onderzoek rekeningwordt gehouden met het meten van ‘zachte’ kenmerken (bijv. kunstzinnige, emotionele ensociale vaardigheden).4.2.3 Wetenschappelijke relevantieDit onderzoek bevat naast een maatschappelijke relevantie ook wetenschappelijke relevantie.Het onderzoek richt zich namelijk op andere punten dan uitsluitend cognitieve factoren die inbelangrijke mate de vorming van mensen kunnen beïnvloeden in de fase van de <strong>basisschool</strong>.Hierdoor kan dit onderzoek gezien worden <strong>als</strong> een aanvulling op de ‘kwaliteitskaarten’ vande Onderwijsinspectie die sinds 2000 openbaar gemaakt worden (zie Hoofdstuk 2). Daarbijwordt immers vooral naar de cognitieve schoolprestaties gekeken en minder naar de invloedvan de school op het functioneren van haar oud-leerlingen in de maatschappij. Het publicerenvan prestaties van scholen is belangrijk omdat het de volgende doelen heeft:1. het ondersteunen van ouders en leerlingen bij hun schoolkeuze;2. het aandragen van evaluatieve informatie voor schoolverbetering;3. het openbaar afleggen van rekenschap door de scholen aan de ouders van zittendeleerlingen (Dijkstra e.a., 2001).Naast een aanvulling op de kwaliteitskaarten van de inspectie levert dit onderzoek eenbijdrage voor onderzoeken op het gebied van (studie)loopbanen. Er is tot nu toe weinigonderzoek naar de invloed van de <strong>basisschool</strong> op de verdere (studie)loopbanen van deleerlingen.19


4.3 HoofdvraagIn dit onderzoek wordt ingegaan op verschillende thema’s. Figuur 1 is een schematischeweergave van wat in dit onderzoek onderzocht wordt. Het gaat over de invloed van de<strong>basisschool</strong> op de drie thema’s.Figuur 1. invloed <strong>basisschool</strong> op de 3 thema’s van dit onderzoek( Studie)loopbaanInvloed<strong>basisschool</strong>ZelfontplooiingCultuur &MaatschappijAan de hand hiervan is de volgende vraagstelling geformuleerd:“In hoeverre heeft de keuze voor algemeen bijzonder onderwijs (vrijeschoolonderwijs) ofconfessioneel bijzonder onderwijs <strong>als</strong> <strong>basisschool</strong>, invloed op de (studie)loopbaan, dezelfontplooiing en de culturele & maatschappelijke betrokkenheid van de oud-leerlingen?”Hierbij zal gekeken worden naar de invloed van beide typen basisscholen op de genoemdeaspecten op de korte termijn (middelbare school) en op de lange termijn (studie en baan).20


4.4 <strong>De</strong>elvragenOm een antwoord te kunnen geven op de drie thema’s hebben we bij elk thema verschillendedeelvragen geformuleerd. In totaal zijn er 12 deelvragen. Hieronder worden alle deelvragenper thema weergegeven (loopbaan, zelfontplooiing en cultuur & maatschappij).(Studie)loopbaan1. In hoeverre heeft het soort <strong>basisschool</strong> invloed op de mate waarin oud-leerlingenpositieve en negatieve ervaringen hebben met hun oude <strong>basisschool</strong>?2. In hoeverre heeft de <strong>basisschool</strong> invloed op het niveau van hun school- enstudieloopbaan van oud-leerlingen?3. In hoeverre heeft de <strong>basisschool</strong> invloed op het type beroep waar de oud-leerlingenterecht komen?Zelfontplooiing4. In hoeverre heeft de <strong>basisschool</strong> invloed op de mate waarin oud-leerlingen bewustekeuzes maken tijdens hun (studie)loopbaan?5. In hoeverre heeft de <strong>basisschool</strong> invloed op de mate waarin oud-leerlingen eenduidelijk toekomstbeeld hebben?6. In hoeverre heeft de <strong>basisschool</strong> invloed op de mate waarin oud-leerlingen creativiteitvan belang achten bij hun studie of werk en de mate waarin zij creativiteit gebruikenbij het uiten van hun gevoelens?Cultuur & maatschappij7. In hoeverre heeft de <strong>basisschool</strong> invloed op hoe de oud-leerlingen over de taak vanhet onderwijs denken?8. In hoeverre heeft de <strong>basisschool</strong> invloed op de mate waarin oud-leerlingen specifiekebelangstellingen hebben (bijvoorbeeld wetenschappelijke, sociale of creatievebelangstellingen)?9. In hoeverre heeft de <strong>basisschool</strong> invloed op de mate waarin en het soort activiteitennaast de studieactiviteiten en/of werkzaamheden dat oud-leerlingen hebben?10. In hoeverre heeft de <strong>basisschool</strong> invloed op de betrokkenheid bij maatschappelijkeproblemen onder de oud-leerlingen?21


11. In hoeverre heeft de <strong>basisschool</strong> invloed op de mate waarin oud-leerlingen interessehebben in een baan in het buitenland?12. In hoeverre heeft de <strong>basisschool</strong> invloed op hoe oud-leerlingen over het algemeen inhet leven staan?4.5 Operationalisering van de vraagstellingIn deze paragraaf worden de begrippen uit de vraagstelling verder gedefinieerd:• (Studie)loopbaan: de gevolgde school- en studieloopbaan van de oud-leerlingen.• Zelfontplooiing:- de mate van bewuste keuzes maken;- de manier van keuze maken;- het hebben van een duidelijk toekomstbeeld en- de mate waarin creativiteit belangrijk is in studie & werk en gebruikt wordt bijhet uiten van gevoelens.• Culturele & maatschappelijke betrokkenheid:- de mate van specifieke belangstellingen;- activiteiten naast studie- en werkzaamheden;- betrokkenheid bij maatschappelijke problemen;- interesse in een internationale baan/baan in het buitenland;- de manier van in het leven staan en- de mening over de taak van het onderwijs.• Algemeen bijzonder onderwijs: een vrije <strong>basisschool</strong>• Confessioneel bijzonder onderwijs: een rooms-katholieke <strong>basisschool</strong>22


5. Methode van onderzoekIn de eerste paragraaf van dit hoofdstuk wordt de opzet van het onderzoek beschreven (§ 5.1).Vervolgens worden in § 5.2 de onderzoekseenheden beschreven en in § 5.3 hetonderzoeksinstrument. En tot slot wordt in § 5.4 de gehele procedure van hetonderzoeksproces beschreven.5.1 Opzet van het onderzoekDit onderzoek is opgezet in de vorm van een enquête voor oud-leerlingen van de VrijeSchool <strong>Utrecht</strong> (de algemeen bijzondere school) en de St. Dominicusschool (de confessioneelbijzondere school). <strong>De</strong> enquête is digitaal beschikbaar gemaakt voor de respondenten. Doormiddel van statistische berekeningen zijn de scholen met elkaar vergeleken. Om het effectvan de school op korte en op lange termijn te kunnen bepalen zijn de respondentenopgesplitst in een ‘oud cohort’ en een ‘jong cohort’.5.2 RespondentenIn dit onderzoek bestaan de respondenten uit oud-leerlingen van de Vrije School <strong>Utrecht</strong> ende St. Dominicusschool. In eerste instantie was voor de volgende twee leeftijdscohortengekozen:- het jonge cohort: de leerlingen die in de jaren 1999-2000, 2001-2002 en 2003-2004 inde laatste klas (groep acht of de zesde klas) van de Vrije School <strong>Utrecht</strong> of de St.Dominicusschool te <strong>Utrecht</strong> zaten.- het oude cohort: de leerlingen die in de jaren tussen 1991-1992, 1993-1994, 1995-1996 en 1997-1998 in de laatste klas (groep acht of de zesde klas) van de VrijeSchool <strong>Utrecht</strong> of de St. Dominicusschool te <strong>Utrecht</strong> zaten.Toch bleek tijdens het onderzoeksproces dat het een meer logische scheiding zou zijnwanneer het jonge cohort enkel bestond uit middelbare scholieren. Het oude cohort bestaatdaarbij dan uit oud-leerlingen die studeren, een baan hebben, met geen van beide bezig zijnof met een combinatie hiervan. Aangezien verwacht mag worden dat de oud-leerlingen van23


het oude cohort moeilijk te bereiken zijn, is er voor gekozen om leerlingen uit één extraeindjaar te benaderen.Tabel 1 geeft weer dat de groep respondenten uit 83 oud-leerlingen bestaat waarvan 44afkomstig van de algemeen bijzondere school (ABS) en 39 afkomstig van de confessioneelbijzondere school (CBS).Tabel 1. aantal respondenten per cohort per type school dat de enquête heeft ingevuldABSCBSTotaalJonge cohort Oude cohort N16 28 4422 17 3938 45 83Verdeling oude en jonge cohortIn Tabel 1 is ook te zien dat er 45 leerlingen zijn die zich in het jonge cohort bevinden en 38in het oude cohort. <strong>De</strong> verdeling van het oude cohort over de scholen is 28 van de ABS en 17van de CBS. Voor het jonge cohort zijn er 16 van de ABS en 22 van de CBS.Verdeling sekse<strong>De</strong> verdeling van de sekse is bij de ABS en de CBS ongeveer gelijk verdeeld. Bij de ABS isde verdeling precies gelijk: er zijn 22 jongens en 22 meisjes (50% - 50%) . Bij de CBS is deverdeling ook nagenoeg gelijk, namelijk 19 jongens en 20 meisjes (48,7% - 51,3%).Verdeling jaar van <strong>basisschool</strong><strong>De</strong> oud-leerlingen die hebben meegewerkt aan dit onderzoek zijn tussen de schooljaren ‘89-‘90 en ’04-’05 van de <strong>basisschool</strong> gegaan.5.3 OnderzoeksinstrumentVoor dit onderzoek is gebruik gemaakt van het onderzoeksinstrument digitale schriftelijkeenquête. Doordat allerlei respondenten ondervraagd werden die allen op een andere plaatsbinnen hun (studie)loopbaan verkeerden is er ‘routing’ toegepast. Zo kon elke respondentautomatisch een persoonlijk passende route door de vragenlijst krijgen.24


5.3.1 Opstelling enquêteIn de enquête is gebruik gemaakt van:− enkelvoudige vragen (ja/nee);− schaalvragen (goed/matig/slecht);− lijstvragen (ik zit op de middelbare school/ik doe vervolgonderwijs etc.);− open vragen (heb je nog kennis/vaardigheden gemist) en− halfopen-vragen (keuze middelbare school zelf gemaakt: ja, nee, anders).Op de volgende pagina is in Figuur 2 duidelijk te zien welke enquêtevragen de verschillendedeelvragen beantwoorden. Niet alle vragen zijn in de digitale enquête gebruikt, waardoor ereen aantal nummers volledig ontbreekt. Verder zijn er een aantal vragen uiteindelijk nietmeegenomen in de analyse. Het gaat hierbij om vragen die geen toegevoegde waarde blekente hebben 1 en om vragen met betrekking tot het werk 2 . Voor deze laatste categorie kon geenvergelijking uitgevoerd worden tussen de scholen aangezien er te weinig oud-leerlingen vande vrijeschool zijn die op dit moment aan het werk zijn (N=1).1 vragen 23, 30, 31, 32, 35, 40, 41, 44, 45, 46, 50, 57, 60, 61, 62, 63, 84, 92, 100, 101 en 1022 vragen 67, 68, 71, 72 en 7325


Figuur 2. enquêtevragen naar de deelvragen en de drie thema’sLoopbaan positieve en negatieve ervaringen <strong>basisschool</strong> (dv 1)Enquêtevragen 16, 17, 19, 20, 21, 22, 27 en 28 niveau school- en studieloopbaan (dv 2)Enquêtevragen 8, 9, 10, 36, 37, 38, 39 en 58 type beroepen (dv 3)enquêtevragen 64 en 69INVLOED BASISSCHOOLZelfontplooiing bewuste keuzes (dv 4)enquêtevragen 33, 34, 42, 47, 52, 53, 54, 55, 56,70, 74, 78 en 79 duidelijk toekomstbeeld (dv 5)enquêtevragen 42, 47, 52, 65, 73 en 82 mate van creativiteit (dv 6)enquêtevragen 103, 104 en 105Cultuur & maatschappij visie taak onderwijs (dv 7)enquêtevragen 13, 14 en 15 mate van specifieke belangstellingen (dv 8)enquêtevragen 87 en 110 activiteiten naast studieactiviteiten en / ofwerkzaamheden (dv 9)enquêtevragen 89, 90 en 93 betrokken bij maatschappelijke problemen (dv 10)enquêtevragen 48, 49, 75, 95, 98 en 109 internationale baan (dv 11)enquêtevragen 49 en 80 status manier van in het leven staan (dv 12)enquêtevragen 25, 26, 81, 106 en 10726


5.3.2 Aanpak analyseHieronder staat beschreven hoe verschillende enquêtevragen zijn omgezet in schalen of zijnbewerkt voor de analyse bij verschillende deelvragen.Positieve en negatieve ervaringen <strong>basisschool</strong> (deelvraag 1)Wegens rekentechnische redenen zijn de antwoordcategorieën van de enquêtevragen bij dezedeelvraag 3 (8 items) allemaal hergecodeerd, waarbij de hoogste score is toebedeeld aan hetmeest positieve antwoord. Vervolgens is elk item per persoon gestandaardiseerd door voorelke waarde de z-score te berekenen. Een gemiddelde z-score is berekend op basis van de 8afzonderlijke z-scores van de items.Omdat voor het meten van positieve en negatieve ervaringen met de <strong>basisschool</strong> gebruik isgemaakt van meerdere items, is vervolgens de betrouwbaarheid tussen deze items gemeten.Het gaat om (8 items) waarvoor de Cronbach’s Alpha .82 bleek te zijn. Dat wil zeggen datdeze items samengenomen konden worden tot één tota<strong>als</strong>core. Het blijkt dat alle items insterke mate hetzelfde meten <strong>als</strong> de andere items en dat er geen item is dat de correlatie sterkverlaagt (Cronbach’s Alpha bij het weglaten van de verschillende items is tussen de .79 en.81, zie Tabel 2).Tabel 2. betrouwbaarheidsanalyse van de items over ervaringen met de <strong>basisschool</strong>ik kon mijn talenten ontwikkelen op de <strong>basisschool</strong> (17a)ik voelde me thuis op de <strong>basisschool</strong> (17b)ik heb op de <strong>basisschool</strong> de ruimte gekregen om mezelf te zijn (17c)aansluiting basisonderwijs – voortgezet onderwijs: leerstof (wat je moest leren) (19a)aansluiting basisonderwijs – voortgezet onderwijs: werktempo (19b)aansluiting basisonderwijs – voortgezet onderwijs: sfeer (klas-school) (19c)aansluiting basisonderwijs – voortgezet onderwijs: werkwijze (hoe je leerde) (19d)beeld <strong>basisschool</strong>periode (28)GecorrigeerdeItem-TotaalCorrelatieCronbach's Alphabij het weglatenvan het item.47 .81.50 .81.49 .81.54 .80.66 .79.62 .79.49 .81.61 .793 het gaat hierbij om de vragen 17a, 17b, 17c, 19a, 19b, 19c, 19d en 2827


Niveau school- en studieloopbaan (deelvraag 2)Voor het beantwoorden van de deelvraag over het niveau van de school- en destudieloopbaan zijn de vragen 36 en 37 samengenomen. Daarbij zijn alle opties van ‘Vmbomet de bijbehorende leerwegen’ en ‘Mavo’ samengevoegd in één categorie.Type beroepen (deelvraag 3)Bij de deelvraag over het type beroepen waar de oud-leerlingen in terecht komen is ook deene respondent betrokken die geen opleiding heeft gedaan of doet. We zijn er vanuit gegaandat hij/zij ook in kan schatten in welke sector hij/zij terecht zal komen. <strong>De</strong> vragen 64 en 69(over het type beroep) waren door velen ingevuld met ‘anders’ en een uitleg daarbij. Hiervanzijn achteraf nog 27 antwoorden door de onderzoekers zelf ingedeeld in één van deantwoordcategorieën.Bewuste keuzes (deelvraag 4)Om een tota<strong>als</strong>core te krijgen voor ‘het maken van bewuste keuzes’ per respondent, is eenscore systeem ontwikkeld 4 . Doordat deze vragen dichotome schalen hebben, kon er geenbetrouwbaarheidsanalyse uitgevoerd worden om te controleren of deze vragen daadwerkelijksamengevoegd konden en dus hetzelfde meten. Toch is er vanuit gegaan dat deze vragensamengenomen konden worden aangezien ze allemaal een mate van het maken van eenbewuste keuze aangeven. Per vraag zijn de antwoordcategorieën gescoord van -1 tot +1.Wanneer de aangegeven antwoordcategorie aangaf dat er sprake was van een in de ogen vande onderzoekers bewuste keuze, kreeg de betreffende respondent door de onderzoekers zelfde score +1 toebedeeld. Bij een neutrale keuze en een ‘missende waarde’ kreeg de categorieeen score 0 en bij een niet bewuste keuze kregen de respondenten de score -1. Alle scores vanelke respondent zijn op deze manier hergecodeerd. In Bijlage 9.4 zijn de uitwerkingen van devragen en de scores per antwoordcategorie te vinden.Alle scores die alle respondenten verkregen hebben zijn bij elkaar opgeteld en ondergebrachtin de variabele ‘bewuste keuze’. Hoe hoger deze score, hoe meer een leerling bewuste keuzesmaakt.4 Het betreft de vragen 33, 34, 42, 47, 52, 53, 55, 56, 70, 78 en 7928


Duidelijk toekomstbeeld (deelvraag 5)Voor de deelvraag met betrekking tot een duidelijk toekomstbeeld is op dezelfde manier tewerk gegaan <strong>als</strong> voor de deelvraag over bewuste keuzes. Ook hier zijn dus scores toegekendaan de verschillende antwoordcategorieën, deze keer van 6 vragen 5 . <strong>De</strong> scores liggen ook hierper antwoordcategorie tussen –1 (geen duidelijk toekomstbeeld) en +1 (duidelijktoekomstbeeld). Bij een neutrale keuze en een ‘missende waarde’ kreeg de categorie eenscore 0 en bij een niet bewuste keuze kregen de respondenten de score -1. In Bijlage 9.5 kuntu vinden welke scores per antwoordcategorie zijn toegekend.Mate van creativiteit (deelvraag 6)<strong>De</strong> twee antwoordmogelijkheden ‘ik ga alcohol drinken’ en ‘ik blijf lang nadenken over vanalles’ op de vraag over hoe oud-leerlingen omgaan met hun emoties, hebben geentoegevoegde waarde voor het beantwoorden van de deelvraag over creativiteit. <strong>De</strong>ze tweeopties zijn dan ook niet in de resultaten opgenomen.Activiteiten naast de studieactiviteiten (deelvraag 9)Bij de omzetting van de vraag naar een ‘bijbaantje tijdens de middelbare school’ is er iets misgegaan. In het analysebestand stonden enkel gegevens over oud-leerlingen welke de optie‘nee’ aan hebben gekruist. Hieruit is daarom afgeleid, dat degenen die deze optie niet aanhebben gekruist wel een bijbaantje hadden.Betrokken bij maatschappelijke problemen (deelvraag 10)Enkele opmerkingen die respondenten in de ‘anders’-categorie van de vraag ‘wat heb je in detijd tussen het behalen van je eindexamen en het begin van je studie gedaan’ (vraag 49)hadden gezet, vielen onder één van de al bestaande categorieën. <strong>De</strong>ze antwoorden hebben deonderzoekers zelf ingedeeld in de passende categorie.Status manier van in het leven staan (deelvraag 12)<strong>De</strong> 13 items uit vraag 106 en 107 zijn zo hergecodeerd dat een hoge score betekent dat deoud-leerlingen positief in het leven staan. <strong>De</strong>ze items hebben samen een Crohnbach’s Alphavan .80, waardoor deze samengenomen konden worden. Het blijkt dat bijna alle items insterke mate hetzelfde meten <strong>als</strong> de andere items. Om van al deze items tezamen één score te5 Het betreft de vragen 42, 47, 52, 65, 73 en 8229


krijgen over de manier van in het leven staan, is eerst de betrouwbaarheid tussen deze itemsgemeten.Tabel 3. betrouwbaarheidsanalyse van de items over status manier in het leven staanteleurgesteld (106a)gelukkig (106b)zelfverzekerd (106c)depressief (106d)gestresst (106e)tevreden (106f)iemand met doorzettingsvermogen (106g)iemand die makkelijk zelf initiatief neemt (106h)iemand die verantwoordelijkheid op zich neemt (106i)makkelijk voor een groep spreekt (107a)goed voor jezelf kunt opkomen (107b)goed aan kunt passen aan stressvolle gebeurtenissen (107c)het leuk vindt om met anderen samen te werken (107d)GecorrigeerdeItem-TotaalCorrelatieCronbach'sAlpha bij hetweglaten van hetitem.26 .80.41 .79.60 .77.45 .78.40 .79.51 .78.42 .78.43 .78.33 .80.47 .78.52 .78.48 .78.35 .79Hoe hoger de gemiddelde score per leerling hoe positiever ze dus in het leven staan. Om deuitkomsten te kunnen vergelijken in de uitkomsten van het type basisonderwijs op de status(positief/negatief) van de manier van in het leven staan, zijn de gemiddelde scores berekendvoor beide scholen.5.4 Procedure voor het verrichten van het onderzoekNadat er inleidende gesprekken op beide scholen plaats hadden gevonden met deschoolhoofden, zijn de oud-leerling gegevens verzameld. Voor dit onderzoek leek eenrespondentengroep van 240 personen haalbaar in het tijdsbestek van zo’n 13 weken. Daarbijis uitgegaan van ongeveer 20 leerlingen per klas en in totaal 3 klassen per cohort per school(zie Tabel 4).30


Tabel 4. gewenste aantal respondenten per cohort per type schoolABSCBSJonge cohort Oude cohort N60 (3*20) 60 (3*20) 12060 (3*20) 60 (3*20) 120Totaal 120 120 240Aan de hand van oude leerling-lijsten (ABS) of oude inschrijfkaarten (CBS), zijn gegevensvan de oud-leerlingen uit de beoogde onderzoeksjaren gezocht. Het bleek echter dat deverkregen leerling-gegevens van de CBS ongeveer allemaal uit het jaar 1993/1994 kwamenen er onvoldoende adressen van de ABS achterhaald konden worden. Hierdoor is beslotenook het voorgaande jaar en de tussenliggende jaren erbij te betrekken.<strong>De</strong> oud-leerlingen van het oude cohort zijn tussen de 4 en 13 jaar geleden van de <strong>basisschool</strong>gegaan, waardoor de kans op verhuizing van ouders en/of de oud-leerling zelf vrij groot is.Bij het jonge cohort is deze kans kleiner. Daarom is besloten om voor het jonge cohort deaanwezige adressen direct aan te schrijven. Voor het oude cohort zijn zoveel mogelijkadressen achterhaald via het Internet. Met behulp van verschillende sites (bijv.http://www.zoekenbel.nl/ en http://www.omgekeerdzoeken.nl/) is gekeken of de adressen nogovereenkwamen met de achternaam. Zo ja, dan kon er vanuit gegaan worden dat dezeadressen waarschijnlijk nog bewoond worden door de juiste familie. Wanneer het adres nietovereenkwam met de achternaam, werd er geprobeerd telefonisch contact te zoeken of vianetwerken met verschillende oud-leerlingen adressen, telefoonnummers en/of e-mail adressente achterhalen.Uiteindelijk zijn er in totaal 245 adressen gevonden waar brieven naar zijn gestuurd waarvan119 naar oud-leerlingen van de ABS en 126 naar oud-leerlingen van de CBS (zie Tabel 5).Tabel 5. aantal respondenten per cohort per type school benaderdABSCBSTotaalJonge cohort Oude cohort N57 62 11964 62 126121 124 24531


Om de enquête toegankelijk te maken voor de oud-leerlingen is besloten een link op dewebsite van de Vrije School <strong>Utrecht</strong> en een link op de website van de St. Dominicusschool te(laten) zetten. Die link leidde hen direct naar de enquête. <strong>De</strong> oud-leerlingen zijn door middelvan een brief op de hoogte gesteld van dit onderzoek en de link op de websites. Voor de oudleerlingenvan de Vrije School <strong>Utrecht</strong> was deze brief gestuurd namens de schoolleider envoor de oud-leerlingen van de St. Dominicusschool was dit namens de onderzoekers zelf (zieBijlage 9.1 en 9.2). Bij het versturen van de brief is bewust voor enveloppen met stempel oflogo van de <strong>basisschool</strong> gekozen zodat de brief een herkenbare afkomst heeft voor de oudleerlingenof de ouders van oud-leerlingen. <strong>De</strong> onderzoekers gingen er vanuit dat de brief zoeerder geopend zou worden en dus eerder aan zou komen bij de desbetreffende persoon.Toen de oud-leerlingen 5 dagen de tijd hadden gehad om de enquête in te vullen, bleek dat derespons van de ABS veel hoger was dan die van de CBS (respectievelijk 35 en 7 reacties).Als reden voor dit verschil zagen de onderzoekers de (on)bereikbaarheid van de link op dewebsites van beide scholen. <strong>De</strong> link naar de enquête was op de site van de CBS mogelijklastig te vinden. Hierdoor is een week na het versturen van de eerste brief, een tweede briefverstuurd naar alle oud-leerlingen die de enquête nog niet hadden ingevuld. In deze briefstond een duidelijke verwijzing naar de plaats op de website waar de link naar de enquêtegevonden kon worden.Aan de oud-leerlingen van de Vrije School <strong>Utrecht</strong> is geen tweede brief gestuurd aangeziener al een redelijke hoeveelheid binnen was gekomen en omdat dit opnieuw geld en tijd zoukosten. <strong>De</strong> duur van het onderzoek is vastgesteld aan de hand van de mate van respons en debeschikbare tijd van de onderzoekers.<strong>De</strong> enquête is in totaal 17 dagen online geweest, waarbij uiteindelijk 83 respondenten devragenlijst hebben ingevuld. Hiervan is 53% van de respondenten afkomstig van de ABS en47% van de CBS (Zie tabel 1, paragraaf 5.2). In totaal is een respons van 34% behaald.32


6. Resultaten van het onderzoekIn dit hoofdstuk wordt ingegaan op de resultaten van het onderzoek. Bij toetsen omsignificantie te meten, is altijd tweezijdig getoetst waarbij een overschrijdingskans (pwaarde)van .05 is aangehouden. Dit betekent dat met minimaal 95% zekerheid gezegd kanworden of de groepen aan elkaar gelijk zijn.<strong>De</strong> resultaten zullen per thema besproken worden. In § 6.1 zal ingegaan worden op deresultaten van het thema ‘loopbaan’ van de oud-leerlingen. Vervolgens worden in § 6.2 deresultaten van het tweede thema: ‘zelfontplooiing’ besproken en tot slot gaat het over hetthema ‘culturele & maatschappelijke betrokkenheid’ van de oud-leerlingen (§ 6.3).Aan het begin van elke subparagraaf, waarin de resultaten per deelvraag worden besproken,staat een ‘box’ met de gebruikte vraagnummers en een korte omschrijving van debijbehorende enquêtevragen. <strong>De</strong> uitgebreide enquêtevragen zijn te vinden in Bijlage 9.3.Elke subparagraaf wordt afgesloten met een kort schema van de gevonden resultaten. Het isopgedeeld in een deel voor de overeenkomsten tussen beide scholen en een deel voor deverschillen tussen beide scholen.6.1 <strong>De</strong> loopbaan van oud-leerlingenOm antwoord te krijgen op de vraag of er verschil is tussen de scholen op het thema‘(studie)loopbaan’ zijn de deelvragen met betrekking tot positieve en negatieve ervaringenmet de <strong>basisschool</strong> (deelvraag 1), niveau van de school- en studieloopbaan (deelvraag 2) enhet type beroep (deelvraag 3) opgesteld. Hieronder zullen we dan ook de resultaten van dezedeelvragen behandeld worden (respectievelijk § 6.1.1, § 6.1.2 en § 6.1.3).33


6.1.1 Positieve en negatieve ervaringen <strong>basisschool</strong> (deelvraag 1)16. Gemiste kennis of vaardigheden op de <strong>basisschool</strong>;17. Stellingen over basisonderwijs;19. Aansluiting basisonderwijs met voortgezet onderwijs;20. Mate waarin kennis en vaardigheden op de <strong>basisschool</strong> geleerd;21. Invloed van basisonderwijs op de inrichting verdere loopbaan;22. Voordeel Engels / Duits op <strong>basisschool</strong> (ABS);27. Gelegde basis door integreren verstand, het gevoel en de daad- en wilskracht;28. Beeld <strong>basisschool</strong>periode.Ervaring met <strong>basisschool</strong> (vraag 17, 19 en 28)Bij de algemeen bijzondere school (ABS) kwam het gemiddelde van de 8 z-scores op deervaring met de <strong>basisschool</strong> 6 op -.09 (sd. = .77) en voor de confessioneel bijzondere school(CBS) op .10 (sd. = .53). Het lijkt dus dat de oud-leerlingen van de CBS een positiever beeldhebben over hun <strong>basisschool</strong>periode dan de oud-leerlingen van de ABS (zie Figuur 3). Ditverschil is echter niet significant, getoetst met een T-toets (T (df; 81)=-1.23, p=.22).6 Voor berekening van deze score, zie paragraaf 5.3.234


Figuur 3. gemiddelde score op ‘ervaring <strong>basisschool</strong>’ uitgesplitst naar type <strong>basisschool</strong>3.503.00Ervaring <strong>basisschool</strong>2.502.001.50801934391.00790.50ABS (N=44)BasisschoolCBS (N=39)<strong>De</strong> mate waarin verschillende kennis/vaardigheden zijn geleerd (vraag 20)Hieronder staan de beschrijvingen van de mate waarin de respondenten kennis ofvaardigheden hebben geleerd per vakgebied. <strong>De</strong>ze beschrijvingen zijn gebaseerd op degegevens in Tabel 6.Een groep van ongeveer 60% van de ABS tegenover 36% van de CBS hebben de ‘goed’ tot‘zeer goed’ categorie aangekruist met betrekking tot het leren van talen. Aangezien dezeverdeling significant is kan gezegd worden dat oud-leerlingen van de ABS meer tevreden zijnover het leren van talen op de <strong>basisschool</strong> dan leerlingen van de CBS.Op het gebied van sport en beweging vallen de antwoorden van beide typen scholen in de‘goed- zeer goed’ categorie: 68% van de ABS en 85% van de CBS. <strong>De</strong> CBS-leerlingen zijndus meer tevreden over het aanbod van sport en beweging, maar dit verschil is nietsignificant.35


Ongeveer 20% van de ABS-respondenten valt in de categorie niet-onvoldoende wanneer hetgaat over rekenen op de <strong>basisschool</strong>. Dit is aardig veel in vergelijking met de 3% van deCBS. Aangezien deze verdeling ook significant is mag geconcludeerd worden dat de CBSleerlingenop het gebied van rekenen meer tevreden zijn over hun schoolaanbod dan de ABSleerlingen.Sociale vaardigheden zijn op beide scholen goed aangeleerd volgens de oud-leerlingen. Bijde ABS geven de oud-leerlingen iets meer ‘goed-zeer goed’ aan, namelijk 80% invergelijking met 67% van de CBS. Wat hierbij eveneens opvalt is dat maar liefst 43% van deoud-leerlingen van de ABS de categorie ‘zeer goed’ hebben aangegeven, terwijl dit bij deCBS slechts 18% was. Toch is de verdeling van de scholen niet significant dus kan er nietgeconcludeerd worden dat er op dit gebied daadwerkelijk verschil bestaat.Alle oud-leerlingen hebben iets geleerd over creatieve vaardigheden, maar meer oudleerlingenvan de ABS vinden dat zij dit (zeer)goed hebben geleerd. Wel 61% zit namelijk inde ‘zeer goed’ categorie. Bij de CBS is dit beduidend lager, namelijk 23%. Dit verschil issignificant, waardoor geconcludeerd mag worden dat de verschillende typen scholen op ditgebied verschillen.Tot slot werd er nog gevraagd naar de zaakvakken <strong>als</strong> economie, aardrijkskunde, scheikunde.Hierbij leken de verdelingen over de antwoordcategorieën van de scholen heel erg op elkaar,waardoor ook op dit aspect op beide typen scholen overeenkomt.36


Tabel 6. mate kennis en vaardigheden geleerd uitgesplitst naar type <strong>basisschool</strong>Talen (20a)Sport & beweging (20b)Rekenen (20c)Sociale vaardigheden(20d)Creatieve vaardigheden(20e)Zaakvakken,bijvoorbeeld economie,aardrijkskunde enscheikunde (20f)ABS(N=44)CBS(N=37)Chi-Kwadraat dfP(2-zijdig)niet .0% .0% 9.44 3 .02onvoldoende 9.1% 15.4%redelijk 25.0% 48.7%goed 36.4% 28.2%zeer goed 29.5% 7.7%niet .0% .0% 4.11 3 .25onvoldoende 2.3% .0%redelijk 29.5% 15.4%goed 59.1% 66.7%zeer goed 9.1% 17.9%niet 2.3% .0% 10.49 4 .03onvoldoende 18.2% 2.6%redelijk 29.5% 23.1%goed 38.6% 41.0%zeer goed 11.4% 33.3%niet 2.3% .0% 8.86 4 .07onvoldoende 4.5% 2.6%redelijk 13.6% 30.8%goed 36.4% 48.7%zeer goed 43.2% 17.9%niet .0% .0% 16.95 2 .00onvoldoende .0% .0%redelijk 4.5% 33.3%goed 34.1% 43.6%zeer goed 61.4% 23.1%niet 6.8% 7.7% 2.43 4 .66onvoldoende 15.9% 17.9%redelijk 45.5% 51.3%goed 20.5% 20.5%zeer goed 11.4% 2.6%Missende kennis en/of vaardigheden (vraag 16)Op de vraag of de oud-leerlingen nog kennis of vaardigheden hadden gemist toen ze naar demiddelbare school gingen, kwam bij de respondenten van de ABS het meest naar voren datde leerlingen reken- en taalvaardigheid misten (respectievelijk 14% en 11%). Verder gaf 9%van de personen het plannen van huiswerk aan <strong>als</strong> struikelblok. Feitenkennis, Engels,topografie (buiten Europa), geschiedenis (van Nederland zelf), zelfstandig studeren en hetleren zelf werden daarna het meest geantwoord. Verder gaf 23% van de respondentenexpliciet aan dat ze niets gemist hebben en 5% geeft zelfs aan meer te weten dan de anderemiddelbare scholieren.Door 44% van de oud-leerlingen van de CBS werd geantwoord dat ze niets gemist hadden.Bovendien werd door 14% van de respondenten Engels genoemd <strong>als</strong> een gemis en doorenkelen Nederlandse grammatica. Verder werd <strong>als</strong> gemiste kennis nog genoemd: het makenvan huiswerk, zelfontplooiing en Frans.37


Invloed basisonderwijs op inrichting verdere (studie)loopbaan (vraag 21)Op de halfopen vraag of het soort basisonderwijs invloed heeft (gehad) op de verdereloopbaan, antwoordden maar liefst 23% van de oud-leerlingen van de ABS dat zij nog steedsveel met creativiteit en kunst bezig zijn, waarbij één respondent naar de kunstacademie gaat.Ook muziek blijkt belangrijk, zowel <strong>als</strong> hobby <strong>als</strong> bij het werk (bijvoorbeeld een baan <strong>als</strong>dirigent). Aandacht dat aan andere culturen wordt geschonken uit zich voor 7% bij de oudleerlingen.‘Brede interesse’, ‘denken over het leven en de wereld om ons heen’ en ‘algemenekennis’ waren ook antwoorden op deze vraag.Opvallend was ook een negatieve invloed die de ABS had op de (studie)loopbaan, éénrespondent was namelijk naar een ander soort school gegaan, omdat het vrijeschoolonderwijsniet goed bleek te werken.Door de oud-leerlingen van de CBS zijn niet veel onderling overeenkomstige antwoordengegeven. Er wordt aangegeven dat beeld en tekst nog steeds in het werk gecombineerdworden en dat de (kennis van) talen nog steeds helpt. Verder wil 3% van de oud-leerlingennog wat met computers gaan doen, wat op de <strong>basisschool</strong> ook al werd gestimuleerd.Eenzelfde percentage van de CBS geeft aan dat hij/zij een middelbare school gezocht heeftdie qua sfeer het meest leek op de oude <strong>basisschool</strong>.Als negatieve punten worden genoemd dat de <strong>basisschool</strong> niet heeft bijgedragen, ofbijvoorbeeld ‘Montessori onderwijs zou meer invloed hebben gehad’ en dat er ‘zeeralgemene stof werd aangeboden waardoor dit niet echt invloed kon hebben op de verdereloopbaan’.Specifieke aspecten ervaringen <strong>basisschool</strong> alléén voor de ABSOp de ABS hebben de oud-leerlingen al Duits en Engels gekregen op de <strong>basisschool</strong>. Maarliefst 91% van de ABS leerlingen geeft aan hierdoor voordeel te hebben (vraag 22). Ditkwam in verschillende situaties naar voren, bijvoorbeeld in het buitenland, tijdens de Engelseen Duitse lessen op de middelbare school, bij het leren van nieuwe talen en bij het praten metEngelse en Duitse mensen en tijdens het reizen in het buitenland. <strong>De</strong> overige 9% geeft aandat het geen voordeel heeft opgeleverd.Verder geeft ongeveer 73% van de respondenten van de ABS aan dat de integratie van hetverstand, het gevoel en de daad- en wilskracht door de <strong>basisschool</strong> een stevige basis heeftgelegd voor hun latere leven en het functioneren in de maatschappij om te worden wie ze zijn38


(vraag 27). Slechts 5% geeft aan dat dit geen basis heeft gelegd en zo’n 23% geeft aan dathet ‘niet echt’ een basis heeft gelegd.39


6.1.2 Niveau school- en studieloopbaan (deelvraag 2)8. Advies middelbare school (oude en jonge cohort);9. Hoogst behaalde diploma (oude cohort);10. Positie studieloopbaan (oude cohort);36. Niveau middelbare school opleiding (jonge cohort);37. Niveau middelbare school opleiding (oude cohort);38. Blijven zitten (jonge cohort);39. Blijven zitten/gezakt op de middelbare school (oude cohort);58. Niveau studie (oude cohort).Advies middelbare school (vraag 8)Wat bij deze output van de vraag opviel was dat 43% van de respondenten van de ABS hetadvies ‘Vwo’ kregen tegen 33% van de CBS (zie Tabel 7). Van de oud-leerlingen van deABS heeft 9% ‘Mavo-Havo’ <strong>als</strong> advies gekregen (tegen 21% van de CBS) en 11% het advies‘Mavo’ (tegen 3% van de CBS). <strong>De</strong> verdelingen van beide scholen op het gebied van adviesvoor de vervolgopleiding zijn echter niet significant verschillend, waardoor niet gesprokenkan worden van verschil in advies tussen beide typen scholen.Tabel 7. advies middelbare school uitgesplitst naar de verschillende typen scholenAdviesniveau* MavoVmboMavo-HavoVmbo-HavoHavoHavo-VwoVwo* (Chi² (df; 5.51)=6, p=.48).ABS(N=44)BasisschoolCBS(N=39)Totaal(N=83)11.4% 2.6% 7.2%4.5% 5.1% 4.8%9.1% 20.5% 14.5%4.5% 2.6% 3.6%11.4% 17.9% 14.5%15.9% 17.9% 16.9%43.2% 33.3% 38.6%40


Niveau middelbare school (vraag 36 en 37)Van alle respondenten die aan dit onderzoek mee hebben gedaan, gaf ongeveer 61% van deABS tegenover 46% van de CBS aan een Vwo-opleiding te volgen of te hebben gevolgd (zieTabel 8). Het verschil in invloed van de ABS of CBS <strong>als</strong> <strong>basisschool</strong> op het niveau vanopleiding is echter niet significant.Tabel 8. vergelijking niveau opleiding per cohort uitgesplitst naar type <strong>basisschool</strong>Jonge cohortOude cohortTotaalABS (N=16)CBS (N=22)ABS (N=28)CBS (N=17)ABS (N=44)CBS (N=39)Vmbo /Mavo Havo VwoChi-KwadraatdfP(2-zijdig)12.5 % 18.8% 68.8% .92 2 .6313.6 % 31.8 % 54.5%21.4 % 21.4 % 57.1% 2.48 2 .2923.5 % 41.2 % 35.3%18.2 % 20.5 % 61.4% 2.66 2 .2617.9 % 35.9 % 46.2%Naast het verschil van alle oud-leerlingen per <strong>basisschool</strong> is gekeken naar het verschil tussenhet oude en jonge cohort per <strong>basisschool</strong>. Hieruit bleek dat het Vwo-niveau van derespondenten uit het jonge cohort bij zowel de ABS <strong>als</strong> de CBS hoger lag dan bij het oudecohort: 69% jong en 57% oud bij de ABS en 55% jong en 35% oud bij de CBS. Ook aan depercentages respondenten die naar Vmbo/Mavo gaan, zijn bij beide scholen hoger voor hetoude cohort. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de scholen niet stabiel zijn in hunprestaties door de tijd heen, maar dat de scholen in de loop van de tijd de leerlingen opkonden leiden tot een hoger niveau. Hierbij is te zien dat de CBS structureel (zowel bij hetjonge <strong>als</strong> bij het oude cohort) de percentages naar het Vwo lager heeft liggen dan de ABS ende percentages naar Vmbo/Mavo hoger. <strong>De</strong> verschillen tussen de verdelingen zijn echter nietsignificant.Blijven zitten (vraag 38/39)Meer oud-leerlingen van de CBS (15% tegenover 7% van de ABS) zijn tijdens hunschoolloopbaan wel eens blijven zitten, maar er is geen sprake van een significant verschil(Chi² (df; 1.57)=1, p=.21).41


Positie (studie)loopbaan, oude cohort (vraag 10)<strong>De</strong> verdeling van de oude cohorten van beide scholen op het gebied van ‘waar momenteelmee bezig’, is in Tabel 9 te zien. Opvallend hierbij is dat binnen de onderzoeksgroep blijktdat veel meer oud-leerlingen van de ABS studeren (+/- 50% tegenover 15% van de CBS).Veel meer oud-leerlingen van de CBS werken (+/- 2% tegenover 23%) en alle oud-leerlingendie niet werken en niet studeren komen van de ABS (100%).Tabel 9. aantal waar momenteel mee bezig (oude cohort)Vervolgonderwijs (Mbo)Studeren (Hbo/Wo)WerkenWerk met daarnaast een studieGeen werk en geen studieABS(N=28)CBS(N=17)Totaal(N=45)0 1 122 6 281 9 102 1 33 0 3Van de 10 respondenten (12%) die werken heeft iedereen behalve één persoon afkomstig vande CBS een studie ervoor gevolgd. Van de respondenten die op het moment vanenquêteafname aangaven niet te werken én niet te studeren hebben alle drie de respondenteneen studie ervoor gevolgd.Niveau studie (vraag 58)In totaal zijn er 45 respondenten in het oude cohort. Daarvan volgen/volgden 91% eenopleiding in het vervolgonderwijs (Mbo) of studeren/studeerden ze (Hbo/WO).Van de oud-leerlingen van de ABS welke studeren/studeerden, volgt/volgde verder 68% eenWO-opleiding (zie Tabel 10). Ongeveer eenzelfde percentage (63%) van de CBS gaat/gingnaar een Hbo-opleiding en slechts 31% naar een WO-opleiding. Zo’n 20% van de ABS gingmaar naar een Hbo-opleiding. <strong>De</strong> overige respondenten volgen/volgden een Mbo-opleiding(van de CBS ongeveer 6% en van de ABS 12%). <strong>De</strong> verdeling van de respondenten over hetniveau van de studie waar de oud-leerlingen uiteindelijk terechtkomen is significantverschillend. Bij de leerlingen van de ABS gaan de meeste personen naar het WO en bij deleerlingen van de CBS gaan de meeste personen naar het Hbo.42


mavoBasisschool*(Chi² (df; 7.60)=2, p=.02)ABS (N=25)CBS (N=16)Tabel 10. niveau studie uitgesplitst naar type <strong>basisschool</strong>Niveau studie*Mbo Hbo WO12.0% 20.0% 68.0%6.3% 62.5% 31.3%Hoogst behaalde diploma, oude cohort (vraag 9)Wat direct opvalt aan de hand van Figuur 4 hieronder is dat relatief gezien veel respondentenvan de CBS hun WO-propedeuse hebben gehaald. In het figuur is af te lezen dat dit 56% vanhet oude cohort van de CBS beslaat tegenover 11% van de ABS. <strong>De</strong> verdeling van beidescholen over het hoogst behaalde diploma verschilt zodanig dat dit een significant verschil is(Chi² (df; 18.86)=8, p=.02).Figuur 4. hoogst behaalde diploma uitgesplitst per type <strong>basisschool</strong>60.0%BasisschoolABS (N=27)CBS (N=18)50.0%40.0%Percentage30.0%20.0%10.0%0.0%ivbohavovwombohbohbo propedeusewowo propedeuseHoogste diploma43


6.1.3 Type beroepen (deelvraag 3)64. Sector toekomst (studerende respondenten);69. Sector momenteel (werkende respondenten).<strong>De</strong>ze vraag geldt alléén voor het oude cohort aangezien zij al werken of een studie volgen ineen bepaalde richting, waardoor ze aan kunnen geven wat het niveau en het type beroep is ofzal zijn in de toekomst.Uit Tabel 11 blijkt dat de sector ‘gezondheids-, welzijnszorg en sociale dienstverlening’ erhoog uitspringt (18%). Van de CBS heeft 12% en van de ABS 21% van de respondentengeantwoord te (willen) werken in deze sector. Verder valt op dat 18% van de ABS heeftgeantwoord ‘internationale instelling’ tegen 6% van de CBS. En dat van de CBS 18%aangeeft te (gaan) werken in de sector ‘diensten aan bedrijven’. Slechts 7% van de ABS gafaan dit te (gaan) doen. ‘Onderwijs en opleiding’ en ‘milieu, cultuur, recreatie en overigediensten’ zijn sectoren die daarna het meest aangegeven zijn. Bij deze sectoren hebben oudleerlingenvan de CBS dit iets vaker geantwoord dan oud-leerlingen van de ABS. <strong>De</strong>verschillen in verdeling van de twee groepen op de sector waar ze terechtkomen, is nietsignificant.44


Tabel 11. sector waar oud-leerlingen in zitten / terechtkomen (+uitgesplitst naar type <strong>basisschool</strong>)Sector*gezondheids- , welzijnszorg en sociale dienstverleninginternationale instellingdiensten aan bedrijvenonderwijs, opleidingmilieu, cultuur, recreatie en overige dienstenhoreca, toerisme en entertainmentfinanciële instellingen (bank, verzekering)vervoer, opslag en communicatielandbouw, bosbouw, visserijgroot- of kleinhandelonroerende goederen, verhuur, zakelijke dienstenwetenschapPercentage van hettotale oude cohort(N=45)ABS(N=28)BasisschoolCBS(N=17)17.8% 21.4% 11.8%13.3% 17.9% 5.9%11.1% 7.1% 17.6%8.9% 7.1% 11.8%8.9% 7.1% 11.8%6.7% 7.1% 5.9%6.7% 3.6% 11.8%4.4% 3.6% 5.9%2.2% 3.6% .0%2.2% .0% 5.9%2.2% .0% 5.9%2.2% 3.6% .0%weet nietanders* (Chi² (df; 10.83)=13, p=.63)6.7% 7.1% 5.9%6.7% 10.7% .0%45


6.1.4 Overzicht resultaten thema ‘(studie)loopbaan’<strong>De</strong> resultaten van de drie deelvragen behorend tot het thema ‘(studie)loopbaan’ worden indeze paragraaf overzichtelijk weergegeven.Positieve en negatieve ervaringen met de <strong>basisschool</strong> (deelvraag 1)<strong>De</strong> oud-leerlingen van beide scholen komen overeen op het gebied van:− algemeen beeld <strong>basisschool</strong>periode: neutraal− de mate van het leren van sport en beweging op de <strong>basisschool</strong>: goed− de mate van het leren van zaakvakken <strong>als</strong> economie, aardrijkskunde, scheikunde opde <strong>basisschool</strong>: redelijk – goed− de mate van het leren van sociale vaardigheden op de <strong>basisschool</strong>: goed - zeer goed− over het algemeen hebben beide scholen geen kennis gemist. Maar bij de ABS geveneen aantal aan dat ze regelmaat bij reken- en taalvaardigheid misten en op de CBSwas het grootste gemis kennis van Engels (dit was een open vraag).<strong>De</strong> oud-leerlingen van beide scholen verschillen op het gebied van:− ABS-leerlingen hebben in grotere mate talen op de <strong>basisschool</strong> geleerd dan leerlingenvan de CBS.− ABS-leerlingen hebben in mindere mate rekenen op de <strong>basisschool</strong> geleerd dan deCBS-leerlingen.− ABS-leerlingen hebben in grotere mate creatieve vaardigheden geleerd dan CBSleerlingen.− Bij de ABS zijn er meer respondenten die aangeven dat de <strong>basisschool</strong> invloed heeftop de verdere inrichting van de (studie)loopbaan dan de CBS, met <strong>als</strong> grootsteuitkomst dat ze nog steeds veel met creativiteit bezig zijn. Bij de CBS kwam hier nietecht een eenduidig antwoord uit naar voren.Niveau school- en studieloopbaan (deelvraag 2)<strong>De</strong> oud-leerlingen van beide scholen komen overeen op het gebied van:− het (gevolgde) niveau van de middelbare school (vmbo-mavo, havo, vwo): de grootstegroep gaat naar het Vwo− ‘weleens blijven zitten’: gemiddeld 11%46


− verschil jonge en oude cohort met betrekking tot het gevolgde niveau middelbareschool. <strong>De</strong> scholen zijn niet stabiel zijn in hun prestaties door de tijd heen, maar descholen leidden beide hun leerlingen op tot een hoger niveau. Wel heeft de ABS depercentages van oud-leerlingen die naar het Vwo gaan structureel hoger liggen en depercentages naar Vmbo/Mavo lager, dan de CBS.− verdeling advies voor de middelbare school van beide scholen: het grootstepercentage van de leerlingen wordt een Vwo-opleiding aangeraden.<strong>De</strong> oud-leerlingen van beide scholen verschillen op het gebied van:− het niveau van de studie waar de oud-leerlingen uiteindelijk terechtkomen: ABSleerlingengaan meer naar het WO en CBS-leerlingen gaan meer naar het Hbo.− hoogst behaalde diploma: ABS-leerlingen halen vaker hun HBO-diploma en CBSleerlingenhalen vaker hun WO-diploma of hun WO-propedeuse.Type beroepen (deelvraag 3)<strong>De</strong> oud-leerlingen van beide scholen komen overeen op het gebied van:− het type werksector waar ze in terechtkomen: de meest voorkomende sector is‘gezondheids-, welzijnszorg en sociale dienstverlening’47


6.2 Zelfontplooiing van oud-leerlingenIn deze paragraaf zal ingegaan worden op de resultaten voor het thema ‘zelfontplooiing’,waarbij de deelvragen 4 t/m 9 van belang zijn. <strong>De</strong> resultaten zullen in de volgendesubparagrafen per deelvraag beschreven worden.6.2.1 Bewuste keuzes (deelvraag 4)33. Bewuste keuze middelbare school (oude en jonge cohort);34. Keuze middelbare school zelf gemaakt (oude en jonge cohort);42. Juiste keuze profiel/leerweg (oude en jonge cohort);47. Opleiding toekomst (oude en jonge cohort);52. Moment keuze gemaakt welke studie (oude cohort);53. Studie keuze doordacht (oude cohort);54. Zoekmethode studie (oude cohort)55. Studiekeuze zelf gemaakt (oude cohort);56. Juiste studiekeuze (oude cohort);70. Bewuste keuze baan (oude cohort);74. Mening veranderen van baan (oude en jonge cohort);78. Nadenken over welk beroep (oude en jonge cohort);79. Nadenken over veranderen van baan (oude cohort).Bewuste keuze (alle bovenstaande vragen m.u.v. vraag 54 en 74)Voor de ABS is de gemiddelde score voor ‘bewuste keuze’ 7 een 4.11 (sd. = 3.03) tegenovereen 3.41 (sd. = 2.39) voor de CBS. <strong>De</strong> mediane bewuste keuze is bij de ABS hoger dan bij deCBS. <strong>De</strong> spreiding is ook bij de ABS iets groter dan bij de CBS. <strong>De</strong> gemiddelde score opbewuste keuze ligt bij de CBS iets meer geconcentreerd (zie Figuur 5).<strong>De</strong> gemiddelden tussen beide scholen zijn niet significant verschillend (T (df; 81)=1.16,p=.25). Er bestaat dus geen verschillende invloed van de basisscholen op het gebied van hetmaken van bewuste keuzes.7 Voor berekening van deze score, zie paragraaf 5.3.248


Figuur 5 gemiddelde score op 'bewuste keuze' uitgesplitst naar type <strong>basisschool</strong>10.00828.006.00Bewuste keuze4.002.000.00-2.00-4.00ABS (N=44)BasisschoolCBS (N=39)Zoekmethode studie (vraag 54)Bij deze meerkeuzevraag over de zoekmethode naar de studie van oud-leerlingen werd hetmeest geantwoord ‘het praten met familie, vrienden of decaan’ (zie Tabel 12). Dit gaf zo’n36% van alle respondenten aan. Daarna is ‘via open dagen’ met zo’n 35% door allerespondenten het meest ingevuld. <strong>De</strong> uitkomsten zijn niet erg verschillend voor deverschillende typen basisscholen en ze zijn niet significant.49


Tabel 12. % dat de bepaalde zoekmethode voor de studie heeft gebruikt uitgesplitst naar type <strong>basisschool</strong>praten met familie, vrienden of decaan (54c)open dagen (54g)studiegidsen (54a)meeloopdagen (54h)studiebeurzen (54d)internet (54e)studie-beroepskeuze test (54f)arbeidspositie studie (54b)% van totaleaantalrespondenten(N=83)ABS(N=44)CBS(N=38)Chi-KwadraatdfP(2-zijdig)36.1% 40.9% 30.8% .92 1 .3434.9% 38.6% 30.8% .56 1 .4520.5% 22.7% 17.9% .29 1 .5915.7% 20.5% 10.3% 1.63 1 .2015.7% 20.5% 10.3% 1.63 1 .2015.7% 18.2% 12.8% .45 1 .5014.5% 15.9% 12.8% .16 1 .696% 9.1% 2.6% 1.56 1 .21Mening veranderen van baan (vraag 74)In Tabel 13 staat de verdeling van de antwoorden tussen beide scholen op vraag 74.Opvallend daarbij is dat oud-leerlingen van de CBS het structureel meer eens zijn met deverschillende stellingen dan de oud-leerlingen van de ABS. Met de stelling ‘wanneer je ietsbinnen je werk niet bevalt, moet je ander werk zoeken’ is ongeveer 49% van de CBS het eens(en 30% van de ABS) en de stelling ‘het is belangrijk om zo nu en dan van baan te wisselen,<strong>als</strong> je vooruit wilt komen’ wordt met zo’n 28% vertegenwoordigd door de CBS (en 20% doorde ABS).Omdat er bij geen enkele stelling een significant verschil bestaat tussen scholen op ‘meningveranderen baan’, mag geconcludeerd worden dat het type <strong>basisschool</strong> hier geen invloed opuitoefent.50


Tabel 13. mening veranderen baan uitgesplitst naar type <strong>basisschool</strong>BasisschoolWanneer je iets binnen je werk nietbevalt, moet je ander werk zoekenTotaal% mee eensABS (N=44)% mee eensCBS (N=39)Chi-KwadraatdfP(2-zijdig)39.1% 29.5% 48.7% 3.21 1 .07Het is belangrijk om zo nu en danvan baan te wisselen, <strong>als</strong> je vooruitwilt komenIk heb bewondering voor de mensendie hun hele leven bij dezelfdewerkgever blijvenAls je nooit van baan wisselt gaat jewerk vervelen24.4% 20.5% 28.2% .68 1 .4116.9% 15.9% 17.9% .06 1 .8013.4% 11.4% 15.4% .29 1 .59Wanneer je een beroep hebt gekozenmoet je niet meer van beroepveranderen2.6% .0% 5.1% 2.31 1 .1351


6.2.2 Duidelijk toekomstbeeld (deelvraag 5)42. Keuze profiel/leerweg juist (oude en jonge cohort);47. Opleiding toekomst (oude en jonge cohort);52. Moment keuze studie (oude cohort);65. Moment keuze beroep later (oude en jonge cohort);73. Type werk nu gelijk aan doel (oude cohort);82. Moment keuze studie (jonge cohort).Duidelijk toekomstbeeld (alle bovenstaande vragen)<strong>De</strong> gemiddelde score van alle respondenten op de variabele ‘duidelijk toekomstbeeld’ van deABS ligt op .95 (sd. = 2.10) en .90 (sd. = 2.26) voor de CBS 8 . In Figuur 6 is te zien dat despreiding bij de CBS wat groter is dan bij de ABS en dat de medianen bij beide scholenongeveer gelijk zijn aan elkaar. Het gemiddelde scheelt dus nauwelijks en is niet significant,getoetst met een T-toets (T (df; 81)= .12, p=.91).Figuur 6. spreiding van de respondenten op duidelijk toekomstbeeld uitgesplitst naar type <strong>basisschool</strong>6.004.00Duidelijk toekomstbeeld2.000.00-2.00-4.002ABS (N=44)BasisschoolCBS (N=39)8 Voor berekening van deze score, zie paragraaf 5.3.252


6.2.4 Mate van creativiteit (deelvraag 6)103. Uiten van gevoelens;104. Handeling <strong>als</strong> je blij/boos/verdrietig bent;105. Creativiteit belangrijk in studie/werk.Uiting gevoelens door middel van creativiteit (vraag 103 en 104)Ongeveer 64% van de ABS geeft aan dat ze goed hun emoties kunnen uiten tegenover 74%van de CBS (zie Tabel 14). <strong>De</strong> verdeling van de gegeven antwoorden per school zijn echterniet significant verschillend.Tabel 14. mate gevoelens uiten uitgesplitst naar type <strong>basisschool</strong>Gevoelens uiten (103)jakan wel maarhoud me inneeABS(N=44)CBS(N=37)Chi-KwadraatdfP(2-zijdig)63.6% 74.4% 1.48 2 .4825.0% 20.5%11.4% 5.1%<strong>De</strong> manier waarop de gevoelens geuit worden door de oud-leerlinge van beide typen scholenverschilt nauwelijks (zie Tabel 15). ‘Muziek luisteren’ komt vaker voor bij de CBS (64%ABS en 69% CBS), maar dit is geen significant verschil. Zo is er ook geen significantverschil in het percentage respondenten dat ‘met de muziek meezingt’. Er is wel een tendensdat oud-leerlingen van de ABS ‘langer blijven nadenken over vanalles’ (64% tegen 44%) endat ze bijna nooit gaan ‘schilderen of tekenen’ (92%) in vergelijking met 77% van de ABSbij een betrouwbaarheidsinterval van 90% (p


Tabel 15. items creativiteit bij uiting gevoelens uitgesplitst naar type <strong>basisschool</strong>luister ik muziek (104a)ga ik mijn gevoelens op papier zetten (104c)ga ik met muziek meezingen (104d)ga ik schilderen/ tekenen (104f)janeejaneejaneejaneeABS(N=44)CBS(N=37)Chi-KwadraatdfP(2-zijdig)69.2% 63.6% .29 1 .6030.8% 36.4%10.3% 29.5% 4.72 1 .0389.7% 70.5%17.9% 29.5% 1.52 1 .2282.1% 70.5%7.7% 22.7% 3.54 1 .0692.3% 77.3%Of creativiteit belangrijk is in de studie, werd door 71% van de ABS en 64% van de CBSbeantwoord met ‘ja’ (zie Tabel 16). Ook creativiteit in het werk werd belangrijk gevondendoor een groot aantal respondenten: 80% van de ABS en 72% van de CBS. <strong>De</strong> verschillentussen scholen op beide antwoordcategorieën zijn niet significant.Tabel 16. belang creativiteit in studie / werkbelang creativiteit in studie (105a)belang creativiteit in werk (105b)ABS(N=44)CBS(N=37)Chi-Kwadraat dfP(2-zijdig)ja 64.1% 70.5% .38 1 .54beetje 35.9% 29.5%nee .0% .0%weet niet .0% .0%ja 71.8% 79.5% 2.55 3 .47beetje 17.9% 18.2%nee 2.6% .0%weet niet 7.7% 2.3%54


6.2.5 Overzicht resultaten thema ‘zelfontplooiing’<strong>De</strong> resultaten van de drie deelvragen behorende tot het thema ‘zelfontplooiing’ worden indeze paragraaf weergegeven.Bewuste keuzes (deelvraag 4)<strong>De</strong> oud-leerlingen van beide scholen komen overeen op het gebied van:− het maken van bewuste keuzes: redelijk− ‘mening veranderen baan’: de meeste zijn het eens met de stelling ‘wanneer je ietsbinnen je werk niet bevalt, moet je ander werk zoeken’− zoekmethode studie: praten met familie, vrienden of decaan meest favorietDuidelijk toekomstbeeld (deelvraag 5)<strong>De</strong> oud-leerlingen van beide scholen komen overeen op het gebied van:− het hebben van een duidelijk toekomstbeeld: redelijkMate van creativiteit (deelvraag 6)<strong>De</strong> oud-leerlingen van beide scholen komen overeen op het gebied van:− gevoelens uiten: dat kunnen de meeste wel− de manier waarop de oud-leerlingen hun emoties uiten op het gebied van:- schilderen/ tekenen: de meeste doen dit niet- muziek luisteren: de meeste doen dit wel- met muziek meezingen: de meeste doen dit niet− belang creativiteit:- in studie: de meeste vinden van wel- in werk: de meeste vinden van wel<strong>De</strong> oud-leerlingen van beide scholen verschillen op het gebied van:− de manier waarop de oud-leerlingen hun emoties uiten op het gebied van:- gevoelens op papier zetten: ABS-leerlingen doen dit minder55


6.3 <strong>De</strong>elname aan cultuur & maatschappij van de oud-leerlingenHieronder staan de resultaten beschreven voor de deelvragen 7 t/m 12. <strong>De</strong>ze gaan alle overhet thema ‘culturele & maatschappelijke betrokkenheid’. <strong>De</strong> resultaten zullen in de volgendesubparagrafen per deelvraag beschreven worden.6.3.1 Visie taak onderwijs (deelvraag 7)6.3.213. Belangrijk op school te leren;14. Stelling over reden van leren;15. Belangrijkste functie onderwijs.Belangrijk op school te leren (vraag 13)Per onderdeel van de vragen 13 en 15 is een kruistabel gemaakt. Het bleek dat over hetalgemeen de oud-leerlingen van beide scholen dezelfde ideeën hebben over het belang dat opschool geleerd wordt dat de leerling ‘veel kennis opdoet’, ‘van veel verschillende vakken watleert’, ‘weet hoe hij/zij bepaalde dingen kan gebruiken’ en dat er ‘aandacht besteed wordt aanvakken zo<strong>als</strong> muziekles, gym, handenarbeid etc’. Echter, op de vraag of het belangrijk is datde leerling op school ‘leert hoe hij moet leren’ was een significant verschil te vinden (zieTabel 17). Ongeveer 50% van de oud-leerlingen van de ABS gaf aan dit belangrijk te vinden,tegenover 72% van de oud-leerlingen van de CBS die dit aangaven.Tabel 17. scores items belangrijk op school geleerd uitgesplitst naar type <strong>basisschool</strong>Aangegeven <strong>als</strong>belangrijkdat de leerling veel kennis opdoet (13b)dat er aandacht besteed wordt aan muziek, gym etc (13c)dat de leerling weet hoe hij bepaalde dingen kan gebruiken (13d)dat de leerling leert hoe hij moet leren (13e)dat de leerling van veel verschillende vakken wat leert (13f)ABS(N=44)CBS(N=37)Chi-KwadraatdfP(2-zijdig)65.9% 61.5% .17 1 .6865.9% 51.3% 1.83 1 .1845.5% 51.3% .28 1 .6050.0% 71.8% 4.10 1 .0461.4% 61.5% .00 1 .9956


Stelling reden van leren (vraag 14)Ook voor de vraag in welke stelling de oud-leerlingen zich het best kunnen vinden metbetrekking tot leren (vraag 14), geven de leerlingen van de ABS met ruim de helft <strong>als</strong> meestvoorkomende antwoord ‘ik leer omdat ik de leerstof interessant vind’. Dit is ook hetantwoord dat door de oud-leerlingen van de CBS een gedeelde eerste plaats verdient. Bijbeide scholen was het kleinste gedeelte van de oud-leerlingen het eens met de stelling ‘ik leervoornamelijk omdat ik het direct toe wil passen’. <strong>De</strong> verdelingen tussen de verschillendestellingen verschillen dus niet zo heel veel van elkaar en de verschillen zijn ook nietsignificant.Tabel 18. stellingen reden van leren uitgesplitst naar type <strong>basisschool</strong>BasisschoolStellingen* ik leer voornamelijk omdat ik de leerstof interessant vindik leer voornamelijk omdat ik een goed cijfer wilik leer voornamelijk omdat het moetik leer voornamelijk omdat ik het direct toe wil passen*(Chi² (df; 3.941)=3, p=.27)ABS % meeeensCBS % meeeensTotaal(N=83)54.5% 33.3% 44.6%22.7% 33.3% 27.7%15.9% 20.5% 18.1%6.8% 12.8% 9.6%Belangrijkste functie onderwijs (vraag 15)Op de vraag wat de oud-leerlingen de belangrijkste functie van het onderwijs vonden, was ereen significant verschil in de verdeling tussen de twee typen basisscholen (zie Tabel 19). <strong>De</strong>oud-leerlingen van de ABS gaven de redenen dat het onderwijs ‘voor de ontwikkeling van jepersoonlijkheid & voor je maatschappelijke vorming’ zijn het meeste aan ( in totaal 73%) enhet minste werd de stelling ‘het is de voorbereiding op een beroep’ aangegeven (27%). Bij deCBS geeft 54% aan dat het een voorbereiding op het beroep is. <strong>De</strong> mogelijkheid ‘het is om deleerling op te voeden’ is geen enkele keer aangegeven door een oud-leerling en daarom ookniet in de tabel weergegeven. Het verschil in deze verdeling tussen beide scholen issignificant.57


Tabel 19. belangrijkste functie onderwijs uitgesplitst naar type <strong>basisschool</strong>Belangrijkste functie onderwijs*Basisschool ABS (N=44)CBS (N=39)Totaal (N= 83)*(Chi² (df; 6.14)= 2, p=.05)het is de voorbereiding opeen beroep (15a)het is voor jemaatschappelijkevorming (15b)het is voor deontwikkeling van jepersoonlijkheid (15c)27.3% 34.1% 38.6%53.8% 23.1% 23.1%39.8% 28.9% 31.3%58


6.3.2 Mate van specifieke belangstellingen (deelvraag 8)87. Activiteiten in je vrije tijd;110. Interesse in verschillende tijdschriftcategorieën.Tijdsbesteding aan verschillende activiteiten in vrije tijd (vraag 87)In Tabel 20 staan de percentages respondenten die de categorie ‘vaak - heel vaak’ en ‘nooit -weinig’ behorend bij de mate van tijdsbesteding aan verschillende activiteiten hebbeningevuld. <strong>De</strong> overige respondenten zaten in de categorie ‘soms’, welke hier niet inopgenomen is. Op grond van de gegevens in deze Tabel worden de volgende resultatenbeschreven.<strong>De</strong> meest bestede tijd naast de school-, studie- en werkactiviteiten gaat naar ‘zelf een sportbeoefenen’, want 63% van alle respondenten geven aan dit ‘vaak’ tot ‘heel vaak’ te doen.Opvallend daarbij is dat de percentages bij beide scholen ongeveer gelijk liggen. <strong>De</strong> oudleerlingenvan de CBS geven aan net iets meer te sporten dan de oud-leerlingen van de ABS,maar het is geen significant verschil tussen beide basisscholen.Bij de tijdsbesteding ‘tv kijken’ is te zien dat 41% van de ABS en 74% van de CBS zegt ditte doen. Er is een groter percentage bij de ABS dat aangeeft dit ‘nooit - weinig’ te doen(21%), vergeleken met de CBS (maar 5%). Met een p-waarde van .02 op deze verdeling kangeconcludeerd worden dat oud-leerlingen van de CBS vaker hun vrije tijd besteden aan tvkijken dan oud-leerlingen van de ABS.Ongeveer 55% van de oud-leerlingen van de ABS geeft aan dat ze ‘vaak - heel vaak’ een‘boek lezen’. Dit is een significant verschil met de CBS waar maar 23% aangeeft dit te doen(en 41% zelfs ‘nooit - weinig’ in tegenstelling tot 25% van de ABS). <strong>De</strong> typen basisonderwijshebben dus een verschillende invloed op de vrije tijdsbesteding aan het lezen van een boek.Een tijdsbesteding die duidelijk minder gedaan wordt is ‘naar de film gaan’ (zie Tabel 20).Slechts 18% van alle respondenten geeft aan dit ‘vaak - heel vaak’ te doen en wel 30% ‘nooit- weinig’. Opvallend hierbij is dat de ABS wel 25% heeft van de ‘vaak - heel vaak’ groep ende CBS maar 10%. Het verschil is echter niet significant wat wil zeggen dat de oud-59


leerlingen van beide typen scholen eenzelfde verdeling van frequentie naar de film gaanhebben.Respondenten die ‘vaak / heel vaak’ bezig zijn met het ‘bespelen van een muziek instrument’in hun vrije tijd, beslaan een groep van slechts 15%. Wel 70% geeft aan dit ‘nooit - weinig’ tedoen. Ook hierbij is te zien dat veel meer mensen van de ABS (25%) vaak - heel vaak eenmuziek instrument bespelen dan van de CBS (11%). Niemand van de CBS heeft aangegevendit ‘heel vaak’ te doen (bij de ABS is dit 11%). Bovendien geeft 74% van de CBS aan dit‘nooit’ te doen tegen 36% van de ABS. Dit verschil is significant: het type <strong>basisschool</strong> heeftinvloed op de mate van het bespelen van een muziekinstrument.Opnieuw besteden de ABS-respondenten meer vrije tijd aan een voorgelegde mogelijkheid,dit maal ‘knutselen, schilderen of tekenen’. Van de 17% van de totale respondentengroep dataangeeft dit ‘vaak - heel vaak’ komen de meeste respondenten uit de groep van de ABS (25%tegen 8% van de CBS). Verder geeft een groter percentage van de CBS dan de ABS aan dit‘nooit - weinig’ te doen. Toch is dit verschil niet significant en moet daardoor geconcludeerdworden dat er geen verschil zit in het type <strong>basisschool</strong> en de mate van knutselen, schilderenof tekenen.<strong>De</strong> vrijetijdsbesteding ‘naar een culturele voorstelling gaan’ wordt door iets meer mensen vande ABS aangegeven dan de CBS, maar ook dit verschil is statistisch niet significant.‘Naar een museum gaan’ blijkt populairder onder de ABS-respondenten (9%) dan onder deCBS-respondenten (3%), maar is bij beide groepen relatief laag. Verder geeft 76% van deCBS en 55% van de ABS aan weinig tot nooit bezig te zijn met deze activiteit. Aangezien ditverschil significant is mag de conclusie getrokken worden dat op dit gebied de tweebasisscholen een verschillende invloed hebben op de mate waarin ze naar een museum gaan.Tot slot hebben de respondenten nog aangegeven hoe vaak ze ‘toneel spelen’. Dit is detijdsbesteding die het minste voorkomt, namelijk maar 6% geeft aan dit ‘vaak - heel vaak’ tedoen. Ook hierbij is er een groter aandeel afkomstig van de ABS, maar zijn de groepennagenoeg aan elkaar gelijk. Er bestaat geen verschillende invloed van de basisscholen opdeze activiteit.60


Tabel 20. de mate van tijdsbestedingen uitgesplitst naar type <strong>basisschool</strong>zelf sport Vaak /beoefenen heel vaakNooit /weinigtv kijken Vaak /heel vaakNooit /weinigboek lezen Vaak /heel vaakNooit /weinignaar de film gaan Vaak /heel vaakNooit /weinigbespelen Vaak /muziekinstrument heel vaakNooit /weinigknutselen, Vaak /schilderen of heel vaaktekenen Nooit /weinignaar een culturele Vaak /voorstelling gaan heel vaakNooit /weinignaar een museum Vaak /gaanheel vaakNooit /weinigtoneelspelen Vaak /heel vaakNooit /weinig%totalerespondenten(N=83)ABS(N=44)CBS(N=39)Chi-KwadraatdfP(2-zijdig)62.7% 59.1 % 66.6 % .70 4 .9519.2% 20.4 % 18.0 %56.7% 40.9% 74.3 % 10.00 3 .0213.3% 20.5 % 5.1 %39.8% 54,5 % 23,1 % 11.57 4 .0232.5% 25,0 % 41,0 %18.1% 25.0 % 10,3 % 3.35 4 .5030.1% 27.3 % 33,4 %18.3% 25,0 % 10,5 % 14.90 4 .0170.8% 56,9 % 86,9 %16.9%65.4% 59,1 %25,0 % 7,7 %71,8 %4.97 4 .2912.3% 15,9 % 8,1 % 4.82 4 .3149.4% 43,2 % 56,7 %6.1% 9.1 % 2,6 % 12.42 4 .0164.6% 54.6 % 76.3 %6.1% 9,3 % 2,6 % 6.95 4 .1487.7% 81,4 % 94,7 %Erg opvallend aan deze vraag is dat op bijna elke activiteit de respondenten van de ABSaangeven meer tijd hieraan te besteden dan respondenten van de CBS. Ook wanneer er geensignificant verschil blijkt te zijn is dit zo. Alleen bij ‘tv kijken’ blijkt dat CBS-respondentenhier significant meer tijd aan besteden. Verder zijn ‘toneelspelen’ en ‘zelf een sportbeoefenen’ twee activiteiten waarvan nauwelijks verschil is op te merken.Interesse in verschillende tijdschriftcategorieën (vraag 110)In Tabel 21 staan de respondenten welke ‘(heel) interessant’ en ‘(helemaal) niet interessant’hebben ingevuld voor de verschillende tijdschriftcategorieën. <strong>De</strong> percentages ‘neutraal’ zijnniet in deze tabel opgenomen.61


Tabel 21. interesse in tijdschriftcategorieën uitgesplitst naar type <strong>basisschool</strong>Muziek, tv enfilm (110g)Reizen envakantie (110h)wetenschappelijktijdschrift (110f)hobby en vrijetijd(110b)Gezondheid(110a)Computers,internet (110d)Natuur (110c)Zakelijk(Elsevier,Intermediar e.d.)(110e)(heel) interessant(helemaal) nietinteressant(heel) interessant(helemaal) nietinteressant(heel) interessant(helemaal) nietinteressant(heel) interessant(helemaal) nietinteressant(heel) interessant(helemaal) nietinteressant(heel) interessant(helemaal) nietinteressant(heel) interessant(helemaal) nietinteressant(heel) interessant(helemaal) nietinteressant% totalerespondenten(N=83)ABS(N=44)CBS(N=39)Chi-KwadraatdfP(2-zijdig)60.1% 48.8% 73.0% 5.33 4 .266.3% 9.3% 2.7%51.3% 46.5% 56.8% 2.28 4 .6817.6% 16.3% 18.9%49.3% 63,7% 32,4% 10.23 4 .0423.5% 18,2% 29,7%36.3% 39.6% 32.4% 3.18 4 .5321.3% 23.3% 18.9%34.6% 30.2% 40.0% 5.40 4 .2528.2% 25.6% 31.4%25.1% 25.6% 24.3% 5.05 4 .2858.8% 62.8% 54.0%25.1% 37.2% 10.8% 12.16 4 .0228.8% 18.7% 40.5%15.6% 16.7% 14.3% 2.88 4 .5852% 54.7% 48.6%Over het algemeen zijn er de oud-leerlingen van de ABS en de CBS even geïnteresseerd in deverschillende tijdschriftcategorieën. Significante verschillen zijn echter te vinden voorinteresse in ‘wetenschappelijke’ tijdschriften en tijdschriften over ‘natuur’. Oud-leerlingenvan de ABS zijn meer geïnteresseerd in deze twee categorieën.62


6.3.3 Activiteiten naast studieactiviteiten en / of werkzaamheden (deelvraag 9)89. Bestuur van een vereniging (oude en jonge cohort);90. Bijbaantje middelbare school (oude en jonge cohort);93. Bijbaantje studie (oude cohort).Bestuur vereniging (vraag 89)Door middel van vraag 89 zijn de percentages respondenten van beide scholen vergeleken diein het bestuur van een vereniging hebben gezeten. Het blijkt dat 23% van de oud-leerlingenvan de ABS wel eens in een bestuur heeft gezeten tegenover 20,5% van de CBS (zie Tabel22). Het is een klein verschil dat eveneens niet significant is.Wanneer het oude cohort met het jonge cohort vergeleken wordt blijkt dat het percentageoude cohort dat in een bestuur heeft gezeten bij beide basisscholen hoger ligt. Een logischeconclusie hiervoor is dat het oude cohort al een langere (school)loopbaan heeft gehad dan hetjonge cohort waardoor het veel meer mogelijkheden gehad kan hebben om in een bestuur tehebben gezeten.Tabel 22. bestuur vereniging gedaan uitgesplitst naar type <strong>basisschool</strong>Bestuur vereniging *Cohort jong (N=38)ABS(N=43)CBS(N=39)18.8% 13.6%Cohort oud (N=44)25.9% 29.4%Totaal (N=82)23.3% 20.5%*(Chi² (df;.09)=1, p=.76)Bijbaantje middelbare school (vraag 90)In totaal zijn er 45 respondenten die een bijbaantje hebben (gehad) naast middelbare school.<strong>De</strong> CBS heeft een iets hoger percentage respondenten (64%) die een bijbaantje hebben gehadnaast de middelbare school dan de ABS (46%). Toch is dit verschil niet groot genoeg om tekunnen concluderen dat er een verschil bestaat tussen beide basisscholen (Chi² (df; 2.90)=1,p=.07).63


Bijbaantje studie, oude cohort (vraag 93)In totaal waren er van de 41 studenten /ex-studenten 38 respondenten welke een bijbaantjehebben gehad naast hun studie (zie Tabel 23). <strong>De</strong> meeste respondenten hadden een vastbaantje met contract of meerdere baantjes. Opvallend is dat alle respondenten die geenbijbaantje hebben gehad allen afkomstig waren van de ABS (11,5%). <strong>De</strong> spreiding over deantwoordcategorieën is echter niet erg verschillend van elkaar. <strong>De</strong>ze is dan ook nietsignificant.Tabel 23. bijbaantje naast de studie uitgesplitst naar type <strong>basisschool</strong>Bijbaantje studie* ja, een vast baantje met contractja, een onregelmatig baantjeja, meerdere baantjesnee*(Chi² (df; 5.56)=3, p=.14)ABS(N=26)BasisschoolCBS(N=15)38.5% 46.7%26.9% 6.7%23.1% 46.7%11.5% .0%64


6.3.4 Betrokken bij maatschappelijke problemen (deelvraag 10)48. Aantal jaar tussen behalen eindexamen en begin studie;49. Invulling tijd tussen behalen eindexamen en begin studie;75. Stellingen over een beroep;95. Geld gift aan goede doelen;98. Vrijwilligers- of ontwikkelingswerk;109. Mate krant lezen.Aantal jaar en invulling ervan tussen behalen eindexamen en begin studie (vraag 48 en 49)Van de 83 respondenten zijn er 44 welke een studie volgen of hebben gevolgd. Zij hebbeneen periode gehad tussen het eindexamen van de middelbare school en het begin van hunstudie. Hierover gingen vraag 48 en 49. Uit vraag 48 komt naar voren dat 37% van derespondenten van de ABS 1, 1½ of 2 of meer jaar hiertussen heeft gehad terwijl bij de CBS0% een langere dan alleen zomervakantie heeft gehad tussen het eindexamen en het beginvan de studie (zie Tabel 24). Het verschil in verdeling over de antwoorden is echter nietsignificant.Tabel 24. aantal jaar periode tussen eindexamen en studie per type <strong>basisschool</strong>Basisschool ABS (N=28)CBS (N=26)*(Chi² (df; 3)=7.40, p=.06)Aantal jaar periode tussen eindexamen en studie*geen, alleenzomervakantie 1 jaar 1 ½ jaar 2 jaar of meer64.3% 21.4% 3.6% 10.7%100.0% .0%.0% .0%<strong>De</strong> gegevens verkregen met vraag 49 zijn hierbij interessant (zie Tabel 25). <strong>De</strong>ze gaat over deinvulling van de tijd tussen het eindexamen en de vervolgopleiding. Hieruit blijkt dat 41%van de respondenten van de CBS alleen zomervakantie heeft gehouden tegenover 11% van deABS. Dit is een significant verschil tussen beide scholen.<strong>De</strong> opties ‘(vrijwillig) gewerkt buitenland’, ‘aanvullende cursus middelbare schooldiplomagevolgd’ en ‘gereisd in buitenland (> 3 weken)’ van vraag 49 heeft niemand van de CBSingevuld. Bij de ABS had respectievelijk 4%, 7% en 11% dit gedaan. <strong>De</strong> verschillen tussenbeide scholen zijn echter niet significant.65


Van beide scholen hadden enkele respondenten een taal geleerd in het buitenland, van deABS was dit 4% en van de CBS was dit 6%. Ook dit verschil was niet significant. Tot slotwerd er door 35% van de CBS gewerkt in Nederland tegenover 14% van de ABS, maar ookhier is er geen significant verschil tussen de scholen.Tabel 25. tijdsbesteding tussen eindexamen en begin studie uitgesplitst naar type <strong>basisschool</strong>alleen zomervakantie (49c)gewerkt in NL (49g)gereisd in buitenland (>3 weken) (49f)taal geleerd in het buitenland (49a)aanvullende cursus middelbareschool-diplomagevolgd (49e)(vrijwillig) gewerkt buitenland (49d)Totaal(N=45)ABS(N=28)CBS(N=17)dfP(2-zijdig)26,0% 10.7% 41.2% .68 1 .4124,8% 14.3% 35.3% 1.92 1 .175,4% 10.7% .0% .05 1 .824,8% 3.6% 5.9% .36 1 .553,6% 7.1% .0% .90 1 .341,8% 3.6% .0% 1.32 1 .25Onder de antwoordcategorie ‘overig’ (49b) werd onder andere genoemd: ‘ik heb eerst eenjaar Hbo gedaan voor mijn P. en daarna ben ik een half jaar gaan werken en een half jaargaan reizen’ en ‘tennis toernooien gespeeld’ (beide afkomstig van de ABS).Stellingen over een beroep (vraag 75)Hieronder is in Tabel 26 te zien dat 80% van de ABS en 72% van de CBS het eens is met destelling ‘In mijn beroep vind ik het belangrijk om iets bij te dragen aan de maatschappij’. Ditverschil is echter niet significant. Ook met de stelling ‘Het is belangrijker dat ik mijn baanleuk vind, dan dat ik er goed mee verdien’ zijn iets meer ABS leerlingen het eens. Maar ookhierbij zijn de verschillen tussen de groepen niet significant.Tabel 26. mening beroep uitgesplitst naar type <strong>basisschool</strong>% met de stelling eensABS(N=44)CBS(N=39)ChikwadraatChikwadraatdfP(2-zijdig)In mijn beroep vind ik het belangrijk omiets bij te dragen aan de maatschappij 79.5% 71.8% .68 1 .41Het is belangrijker dat ik mijn baan leukvind, dan dat ik er goed mee verdien 97.7% 92.3% 1.32 1 .2566


Giften goede doelen (vraag 95)Alle uitkomsten op deze vraag zijn niet significant. Dat wil zeggen dat er geen verschil zit inde manier waarop de oud-leerlingen van de ABS en de CBS geld geven aan goede doelen.Het meest werd geantwoord dat ze geen geld gaven aan goede doelen, maar dat hun oudersdat wel doen. Het minst werd geantwoord dat ze via de postcode loterij geld gaven. Eenopvallend antwoord dat door één persoon van de oud-leerlingen van de ABS werdgeantwoord: ‘door een project dat ik opgezet heb voor straatkinderen in Nepal’.Tabel 27. giften goed doel uitgesplitst naar type <strong>basisschool</strong>Totaal(N=83)ABS(N=44)BasisschoolCBS(N=39)Chi-KwadraatdfP(2-zijdig)nee, dat doe ik niet maar mijnouders doen dat wel 34,3% 32.6% 35.9% .10 1 .75ja, bij een gebeurtenis <strong>als</strong> eenwereldramp 27,1% 23.3% 30.8% .59 1 .44ja, een vast bedrag per maand ofjaar 19,6% 18.6% 20.5% .05 1 .83ja, wanneer mensen erom vragen(op straat of na een telefoontjebijv.)nee, dat doe ik nooit17,0% 18.6% 15.4% .15 1 .7016,0% 14.0% 17.9% .25 1 .62ja, met Kerstmis of een anderespeciale gelegenheid 3,7% 2.3% 5.1% .46 1 .50ja, via de postcode loterij, of ietsdergelijks 2,6% .0% 5.1% 2.26 1 .13Vrijwilligers- of ontwikkelingswerk (vraag 98)Ook geen enkel antwoord op deze vragen toonde een significant verschil tussen beidescholen. <strong>De</strong> meeste leerlingen hadden nog nooit vrijwilligers- of ontwikkelingswerk gedaan.Maar <strong>als</strong> ze wel vrijwilligers werk hadden gedaan was dat het meest op het gebied van sporten recreatie.67


Tabel 28. vrijwilligers- of ontwikkelingswerk uitgesplitst naar type <strong>basisschool</strong>Basisschoolnee, nog nooit gedaanja, op het gebied van sport of recreatieja, op het gebied van onderwijs en vormingja, in het buitenlandja, bij een culturele instelling/gelegenheidja, in de zorg of bij de hulpverleningja, belangenbehartigingja, bij de kerkTotaal(N=83)ABS(N=44)CBS(N=39)ChikwadraatdfP(2-zijdig)60,2% 61.4% 59.0% .05 1 .8216,0% 11.4% 20.5% 1.31 1 .256,3% 2.3% 10.3% 2.33 1 .136,0% 6.8% 5.1% .10 1 .755,9% 4.5% 7.2% 1.01 1 .324,7% 6.8% 2.6% 1.82 1 .372,5% 2.3% 2.6% .01 1 .932,3% 4.5% .0% 1.82 1 .18Krant lezen (vraag 109)Van de respondenten van de ABS leest 59% twee keer per week tot elke dag de krant en vande CBS leest 51% twee keer per week tot elke dag de krant (zie Tabel 29). <strong>De</strong> overigerespondenten geven aan dat ze maximaal 1 keer per week de krant lezen. Hiervan leest 18%van de CBS tegenover 5% van de ABS vrijwel nooit de krant. Echter, de verschillen zijn nietsignificant.Tabel 29. mate van krant lezen uitgesplitst naar type <strong>basisschool</strong>Krant lezen*Basisschool ABS (N=44)CBS (N=39)*(Chi² (df; 4.59)=4, p=.33)elke dag2-6 keer perweekongeveer 1keer per weekminder dan 1keer per weekvrijwel nooit34.1% 25.0% 22.7% 13.6% 4.5%25.6% 25.6% 23.1% 7.7% 17.9%68


6.3.5 Internationale baan (deelvraag 11)49. Tijdsbesteding tussen eindexamen en begin studie (oude cohort);80. Mening werken bedrijf in het buitenland (oude (en jonge) cohort).Tijdsbesteding tussen eindexamen en begin studie (vraag 49)Uit deze vraag, ook beschreven bij deelvraag 10, kwam naar voren dat 4% van de ABS en6% van de CBS een taal heeft geleerd in buitenland, dat er mensen zijn die vrijwillig hebbengewerkt in het buitenland (ABS: 4% en CBS: 0%) en dat er 11% van de ABS en 0% van deCBS langer dan 3 weken hebben gereisd in het buitenland in de periode tussen heteindexamen en de vervolgstudie. Verder was er één respondent van de CBS die gereisd hadin het buitenland en één respondent welke aangaf dat hij/zij meerdere dingen tegelijk hadgedaan, alleen stond er niet bij welke.Mening werken bedrijf in buitenland (vraag 80)Uit Tabel 30 kunnen de antwoorden afgelezen worden op de vraag of de oud-leerlingeninteresse hadden in werken in het buitenland. <strong>De</strong> antwoorden ‘het lijkt me wel wat’ en‘misschien voor een paar jaar in mijn carrière’ zijn in totaal het meest genoemd,respectievelijk 34% en 36%. Uit de percentages per type school kan afgeleid worden dat dehoogte van deze percentages voornamelijk komt door de antwoorden die de oud-leerlingenvan de ABS hebben gegeven, beide beantwoord door 43% van de respondenten. Verder valtop dat 41% van de oud-leerlingen van de CBS aangeven ‘dat is niets voor mij’ tegen slechts11% van de oud-leerlingen van de ABS. Aangezien deze verschillen significant zijn, is hetidee over ‘werken in een bedrijf in het buitenland’ dus positiever bij oud-leerlingen van dezeABS dan oud-leerlingen van deze CBS.Tabel 30. werken bedrijf buitenland uitgesplitst naar type <strong>basisschool</strong>Werken bedrijf buitenland*ik heb dat al het lijkt me misschien paar dat is nietsik werk er al eens gedaan wel wat jaar in carrière voor mijBasisschool ABS (N=44) .0% 2.3% 43.2% 43.2% 11.4%CBS (N=39) 2.6% 5.1% 23.1% 28.2% 41.0%Totaal (N=83) 1.2% 3.6% 33.7% 36.1% 25.3%*(Chi² (df;12.54)= 4, p=.01)69


6.3.6 Status (positief/negatief) manier van in het leven staan (deelvraag 12)25. Merken van verschil: mensen met een andere manier van denken (ABS);26. Merken van verschil: mensen met een andere manier van denken (CBS);81. Toekomstverwachtingen over loopbaan;106. In welke mate voel je je over het algemeen….;107. Kun je aangeven in hoeverre jij over het algemeen……Gevoelens en verwachtingen in het leven (vraag 81, 106 en 107)Voor de ABS was de gemiddelde score op de variabele ‘manier in het leven staan’ 3.76 (sd. =.41) en voor de CBS was dit 3.83 9 (sd. = .38). <strong>De</strong> verschillen zijn niet significant, getoetstmet een T-toets (T (df;.03)=81, p=.98). Zie Figuur 7 voor een duidelijk beeld van despreiding van de scores op gevoelens en verwachtingen in het leven. Er is dus geensignificant verschil tussen de typen basisscholen met betrekking tot de status(positief/negatief) van de manier van in het leven staan.Figuur 7. gevoelens en verwachtingen in het leven5.004.50Manier in het leven staan4.003.503.002.5038ABS (N=44)BasisschoolCBS (N=39)9 Voor berekening van deze score, zie paragraaf 5.3.270


Verschil in denken met mensen van ander onderwijs dan vrijeschoolonderwijs (vraag 25)Om nog op een andere manier te weten te komen hoe de leerlingen in het leven staan, isgevraagd of de oud-leerlingen van de ABS verschil merken met mensen in hun omgevingwelke afkomstig zijn van een ander type school. Slechts 25% van de ondervraagden van deABS geeft aan nooit verschil te merken (zie Tabel 31).Tabel 31. verschil manier van denken (ABS)Verschil manier van denken (ABS)BasisschoolABS (N=44)ja, dat merkik heel duidelijk ja, dat merk ik wel eens nee, dat merk ik nooit34.1% 40.9% 25.0%Er zijn enkele relevante antwoorden gegeven door 31 respondenten van de ABS terverduidelijking van de stelling. Oud-vrijeschool leerlingen vinden onder andere dat zij:- bredere en andere interesses hebben (16%);- meer belang hechten aan creatieve vakken (6%);- meer vertrouwen hebben in zichzelf of toekomst (6%);- een weloverwogen mening hebben (6%);- andere opvatting over materiele zaken (6%).Ook viel op dat 10% aangaf dat ze andere vrijeschoolleerlingen vaak herkennen aan dezelfdemanier van denken (over het leven).Verschil in denken met mensen van ander onderwijs dan ‘gewoon’ onderwijs (vraag 25)Voorgaande vraag is ook gesteld aan oud-leerlingen van de CBS. In Tabel 32 is te zien dat59% van de oud-leerlingen van de CBS nooit verschil merken in de manier van denken metoud-leerlingen afkomstig van andere basisscholen.Tabel 32. verschil manier van denken (CBS)Verschil manier van denken (CBS)BasisschoolCBS (N=39)ja, dat merkik heel duidelijk ja, dat merk ik wel eens nee, dat merk ik nooit10.3% 30.8% 59.0%In enkele antwoorden die op deze vraag zijn gegeven, werd een vergelijking gemaakt tussenhenzelf (oud-leerlingen van de CBS) en oud-leerlingen van bijvoorbeeld een vrijeschool of71


Montessorischool. <strong>De</strong> meest relevante antwoorden van de 14 respondenten die dit in hebbengevuld, zijn dat ze vinden dat mensen van een andere soort school:- wat betreft creativiteit beter ontwikkeld zijn (14%);- soms een andere manier van rekenen hebben (7%);- zelfstandiger zijn ingesteld (7%);- een minder sterke drang hebben om te leren (7%);- sociaal meer communicatief zijn (7%);- minder taakgericht zijn, egocentrischer en doelloos (7%);- minder discipline hebben en gemakkelijker zijn (7%).72


6.3.7 Overzicht resultaten thema ‘cultuur & maatschappij’<strong>De</strong> resultaten van de zes deelvragen behorende tot het thema ‘cultuur & maatschappij’worden in deze paragraaf weergegeven.Visie taak onderwijs (deelvraag 7)<strong>De</strong> oud-leerlingen van beide scholen komen overeen op het gebied van:− de mening dat het belangrijk is dat de volgende punten op school geleerd worden: ‘datde leerling veel kennis opdoet’ is het meest aangegeven.− de verdeling of ze het eens zijn met de stellingen ‘ik leer voornamelijk omdat ik deleerstof interessant vind’, ‘ik leer voornamelijk omdat ik een goed cijfer wil’, ‘ik leervoornamelijk omdat het moet’, ‘ik leer voornamelijk omdat ik het direct toe wilpassen’. Met de eerst genoemde stelling waren de meeste respondenten van beidescholen het eens en met de laatste stelling de minste respondenten.<strong>De</strong> oud-leerlingen van beide scholen verschillen op het gebied van:− de mening dat het belangrijk is dat op school geleerd wordt ‘hoe de leerling moetleren’: de leerlingen van de ABS vinden dit minder belangrijk− de belangrijkste functie van het onderwijs: de oud-leerlingen van de ABS gaven dereden dat het onderwijs ‘voor de ontwikkeling van je persoonlijkheid’ en ‘voor jemaatschappelijke vorming’ het meeste aan en het minste ‘het is de voorbereiding opeen beroep’. <strong>De</strong> oud-leerlingen van de CBS gaven de reden ‘het is de voorbereidingop een beroep’ wel vaak aan en de andere twee opties minder.Mate van specifieke belangstellingen (deelvraag 8)<strong>De</strong> oud-leerlingen van beide scholen komen overeen op het gebied van:− <strong>De</strong> mate van tijd besteden in de vrije tijd aan:- zelf een sport beoefenen: vaak- naar de film gaan: neutraal- de mate ‘knutselen, schilderen of tekenen’: weinig- mate ‘naar een culturele voorstelling gaan’: weinig- ‘toneel spelen’: heel weinig− interesse in de volgende tijdschriftcategorieën:73


- muziek, tv en film: interessant- reizen en vakantie: interessant- hobby en vrije tijd: neutraal- gezondheid: neutraal- computers en Internet: niet interessant- zakelijk tijdschrift: niet interessant<strong>De</strong> oud-leerlingen van beide scholen verschillen op het gebied van:− mate van tijd besteden in de vrije tijd aan:- tv kijken: oud-leerlingen van de ABS doen dit minder- een boek lezen: oud-leerlingen van de ABS doen dit vaker- het bespelen van een muziekinstrument: oud-leerlingen van de ABS doen ditvaker- naar een museum gaan: oud-leerlingen van de ABS doen dit vaker dan oudleerlingenvan de CBS− interesse in de volgende tijdschriftcategorieën:- natuur: oud-leerlingen van de ABS hebben meer interesse- wetenschappelijk tijdschrift: oud-leerlingen van de ABS hebben meer interesseActiviteiten naast de studieactiviteiten en/of werkzaamheden (deelvraag 9)<strong>De</strong> oud-leerlingen van beide scholen komen overeen op het gebied van:− de verdeling van in het bestuur van een vereniging hebben gezeten’: gemiddeld 22%− hoeveelheid oud-leerlingen die een bijbaantje naast hun studie hebben (gehad):gemiddeld 94%− hoeveelheid oud-leerlingen die een bijbaantje naast hun middelbare school hebben(gehad): 55% gemiddeldBetrokken bij maatschappelijke problemen (deelvraag 10)<strong>De</strong> oud-leerlingen van beide scholen komen overeen op het gebied van:− tijdsbesteding tussen eindexamen en begin studie op de opties: ‘gewerkt inNederland’, ‘gereisd in buitenland (> 3 weken)’, ‘taal geleerd in het buitenland’,‘aanvullende cursus middelbare schooldiploma gevolgd’ en ‘(vrijwillig) gewerktbuitenland’. <strong>De</strong> tijdsbestedingen staan op volgorde van frequentie (hoogste eerst).74


− manier giften geven aan goede doelen: de meeste laten dit aan hun ouders over.− waar en of de oud-leerlingen vrijwilligers- of ontwikkelingswerk hebben gedaan:vrijwel niet− mate van krant lezen: vaak− geen verschil van mening over eens/oneens met de stellingen ‘Het is belangrijker datik mijn baan leuk vind, dan dat ik er goed mee verdien’ en ‘In mijn beroep vind ik hetbelangrijk om iets bij te dragen aan de maatschappij’. <strong>De</strong> stellingen staan op volgordevan belangrijkheid.− periode tussen eindexamen en begin studie: over het algemeen alleen zomervakantie.<strong>De</strong> oud-leerlingen van beide scholen verschillen op het gebied van:− tijdsbesteding tussen eindexamen en begin studie op de optie ‘alleen zomervakantiegehad’: minder oud-leerlingen van de ABS hebben alléén zomervakantie gehouden.Internationale baan (deelvraag 11)<strong>De</strong> oud-leerlingen van beide scholen komen overeen op het gebied van:− over het algemeen hebben de oud-leerlingen van beide scholen weinig activiteiten metbetrekking tot het buitenland gedaan<strong>De</strong> oud-leerlingen van beide scholen verschillen op het gebied van:− interesse in ‘werken in een bedrijf in het buitenland’: oud-leerlingen van de ABS zijnhier positiever overStatus (positief/negatief) van de manier van in het leven staan (deelvraag 12)<strong>De</strong> oud-leerlingen van beide scholen komen overeen op het gebied van:− status (positief/negatief) van de manier van in het leven staan: gemiddeld<strong>De</strong> oud-leerlingen van beide scholen verschillen op het gebied van:− verschil merken in de manier van denken met leerlingen van een ander type school:oud-leerlingen van de ABS merken procentueel meer verschil.75


7. Discussie, conclusie en aanbevelingenAchtereenvolgens zullen in dit hoofdstuk behandeld worden: discussie (§ 7.1), conclusie (§7.2) en de aanbevelingen (§ 7.3).7.1 DiscussieVerwachtingenOver het algemeen zijn er vrij weinig verschillen gevonden tussen de algemeen bijzondereschool (ABS) en de confessioneel bijzondere school (CBS), maar zijn er wel enkele tenoemen welke voornamelijk op het gebied van betrokkenheid bij het thema ‘cultuur &maatschappij’ voorkomen. Het feit dat er eigenlijk maar zulke kleine verschillen tussen beidescholen zijn gevonden lijkt in lijn te zijn met de in de literatuur beschreven observatie datslechts 10-12 % van de variantie in leerprestaties of andere outputmaten in het onderwijsbepaald worden door factoren op school- en/of klasniveau (Dronkers & <strong>De</strong>ckers, 1999).<strong>De</strong> conclusie dat de oud-leerlingen voornamelijk verschillen op het thema ‘cultuur &maatschappij’ is in overeenstemming met de verwachtingen. <strong>De</strong> ABS ziet namelijk niet hetcognitieve niveau <strong>als</strong> meest bepalende factor voor het latere functioneren in hetvervolgonderwijs of in de maatschappij. <strong>De</strong>ze Vrije School richt zich daarbij veel opkunstzinnig en ambachtelijk onderwijs, terwijl de CBS zich voornamelijk richt op decognitieve ontwikkeling.Beide scholen scoorden even goed op het niveau van school- en studieloopbaan. Er kan dusgeconcludeerd worden dat een breed aanbod van niet-cognitieve vakken geen invloed heeftop het latere cognitieve presteren. Een opvallend resultaat hierbij was dat de oud-leerlingenvan de ABS over het algemeen een WO-opleiding gaan volgen en dat juist oud-leerlingenvan de CBS hun WO-diploma of WO-propedeuse halen. Een verklaring hiervoor zou kunnenzijn dat de oud-leerlingen van de ABS die hebben meegewerkt aan dit onderzoek over hetalgemeen jonger zijn dan de groep oud-leerlingen van de CBS (oude cohort). Hierdoorkunnen er wel veel respondenten van de ABS een WO-opleiding volgen op het moment,maar daar nog geen diploma in hebben gehaald. Door de invoering van het Bachelor-Mastersysteem wordt deze kans inderdaad verkleind, omdat er geen propedeuse meer wordt gehaald77


na het 1 e jaar, maar pas na het 3 e jaar is het Bachelordiploma het eerste officiële diploma vanhet WO.Op het volgende thema: ‘zelfontplooiing’ was ook geen verschil tussen beide scholen. Dit isverrassend omdat de Vrije School <strong>Utrecht</strong> expliciet aangeeft dat zij proberen het kind helpenzich bewust te worden van zijn levensmotief, zijn vermogens en zijn eigen wil. Er kan dusgeconcludeerd worden dat dit in dit onderzoek geen zichtbare gevolgen heeft.Betrouwbaarheid<strong>De</strong> steekproef bestond in dit geval uit 83 leerlingen. Om de betrouwbaarheid te vergroten zaler in vervolgonderzoek gebruik gemaakt moeten worden van een grotere steekproef.Daarnaast zal er gebruik gemaakt kunnen worden van oud-leerlingen afkomstig van meerdere‘vrijescholen’ en ‘niet-vrijescholen’. Op die manier kan er eerder gegeneraliseerd wordennaar alle vrijescholen en niet-vrijescholen in Nederland. Bovendien is deze onderzoeksgroepniet a-select getrokken uit de twee scholen. Er is gekozen voor het benaderen van oudleerlingenuit een specifiek aantal eindjaren. Om de betrouwbaarheid te vergroten zou dit inhet vervolg wel a-select moeten gebeuren.Verder zaten er in de groep van het oude cohort veel minder mensen van de ABS dan deCBS, waardoor er niet goed vergeleken kon worden. Slechts één persoon van de ABS heeftgewerkt wat betekende dat er onmogelijk statistische berekeningen uitgevoerd kondenworden. In toekomstig onderzoek zou er gezorgd moeten worden dat beide groepen eengelijke verdeling van de hoeveelheid respondenten per (sub)cohort hebben.Een bezwaar, specifiek voor een digitale enquête, is dat deze niet representatief is omdat nietiedereen een Internetaansluiting heeft. <strong>De</strong> mensen die wel 'online' kunnen zijn vormen,normaal gesproken, geen representatieve afspiegeling. In dit onderzoek mag echter verwachtworden dat de meeste respondenten van de betreffende leeftijdscategorie evenwelbeschikking over een dergelijke verbinding hebben.Tot slot nog een punt over de betrouwbaarheid van de gebruikte digitale enquête. <strong>De</strong>zeenquête was naar onze mening behoorlijk uitgebreid. Iedere respondent heeft er ongeveer eenhalf uur over moeten doen om hem volledig in te vullen. Het is dus goed mogelijk dat deaandacht van de respondent verslapt is na enige tijd. Om dit probleem voor een groot deel te78


verhelpen, was er gedurende het invullen van de enquête een balkje zichtbaar waarinaangegeven werd hoever de respondent in de vragenlijst was.ValiditeitOm te kunnen vergelijken tussen de verschillende typen scholen is getracht zoveel mogelijkoverige beïnvloedende factoren op de (studie)loopbaan e.d. constant te houden. In dit gevalheeft dat betrekking op de ligging van de school, afkomst van leerlingen en de soort wijk. Ditzijn dan ‘proxies’ voor het benaderen van het beginniveau van de leerlingen(Onderwijsinspectie, 1999). Tevens zou bij dit type onderzoek altijd rekening gehoudenmoeten worden met het feit, zo<strong>als</strong> Dijkstra e.a. (2001) dit eveneens vermelden, dat ergecorrigeerd moet worden voor de kenmerken van het vervolgonderwijs of de arbeidsmarkt.Niet alle resultaten zijn namelijk een gevolg van het soort basisonderwijs dat de oudleerlingenhebben gevolgd. In dit onderzoek is met dit aspect geen rekening gehouden, maarin vervolgonderzoek zal hier zeker aandacht aan besteed moeten worden.Het kan van belang zijn met betrouwbare testen te werken, welke ontwikkeld zijn om de‘zachte’ aspecten (bijvoorbeeld kunstzinnige, sociale en emotionele) te meten. Op hetmoment van uitvoering van dit onderzoek, waren deze testen nog onvoldoende ontwikkeld.In de toekomst zouden er instrumenten voor ontwikkeld kunnen worden, waardoor het metenmeer valide kan gebeuren.79


7.2 ConclusieIn hoofdstuk 6 zijn de resultaten per deelvraag beschreven. In deze paragraaf zal aan de handvan die resultaten een antwoord op de hoofdvraag gegeven worden. <strong>De</strong> hoofdvraag voor ditonderzoek luidde <strong>als</strong>volgt: “In hoeverre heeft de keuze voor algemeen bijzonder onderwijs(vrijeschoolonderwijs) of confessioneel bijzonder onderwijs <strong>als</strong> <strong>basisschool</strong>, invloed op de(studie)loopbaan, de zelfontplooiing en de culturele & maatschappelijke betrokkenheid vande oud-leerlingen?”<strong>De</strong> oud-leerlingen van de algemeen bijzondere school (ABS) en de confessioneel bijzondereschool (CBS) komen over het algemeen overeen op het thema (studie)loopbaan. <strong>De</strong> oudleerlingenvan de ABS geven echter meer aan dat zij creatieve vaardigheden en talen hebbengeleerd dan de oud-leerlingen van de CBS. Op het gebied van rekenen geven de oudleerlingenvan de ABS aan deze in mindere mate geleerd te hebben dan de oud-leerlingen vande CBS. Voornamelijk de oud-leerlingen van de ABS hebben het idee dat de <strong>basisschool</strong>invloed heeft op de verdere inrichting van de (studie)loopbaan.Op het thema zelfontplooiing scoren beide scholen vrijwel geheel hetzelfde. Het enigeverschil is dat de oud-leerlingen van de ABS hun emoties minder vaak op papier zetten bijhet verwerken van emoties dan oud-leerlingen van de CBS.Op het thema cultuur & maatschappij zijn er opmerkelijk meer verschillen tussen de oudleerlingenvan beide scholen te vinden. Oud-leerlingen van de ABS merken meer verschil inmanier van denken met oud-leerlingen afkomstig van een ander type school. Zij hebben danook een ander idee van wat er op school geleerd moet worden en wat de functie vanonderwijs is. Uit de antwoorden bleek dat de oud-leerlingen van de ABS niet het idee hebbendat onderwijs alleen maar dient om te leren hoe de leerling moet leren en hoe ze in eenbepaald bedrijf moeten werken. <strong>De</strong> oud-leerlingen van de ABS gaven het meest aan dat het‘voor je ontwikkeling en vorming’ is, terwijl de oud-leerlingen van de CBS het meestaangaven dat het ‘ter voorbereiding op je beroep’ is.<strong>De</strong> oud-leerlingen van de ABS zijn, zo blijkt, ook actiever in culturele activiteiten: ze lezenvaker een boek, gaan vaker naar een museum en bespelen vaker een muziek instrument. Zehebben ook meer interesse in tijdschriften over natuur en in wetenschappelijke tijdschriften.In de periode tussen het eindexamen en het begin van de studie, zijn de oud-leerlingen van de80


ABS vaak actiever geweest. Ze ondernamen meer aangezien ze niet alleen zomervakantiehielden. Ook blijkt dat de oud-leerlingen van de ABS meer interesse hebben in eeninternationale baan.Frazer (1987, in: Meijnen & Riemersma, 1992) en Dronkers & <strong>De</strong>ckers (1999) bespreken decorrelatie tussen cognitieve opbrengsten en affectieve opbrengsten. Volgens Frazer zou hetaccentueren van basisvaardigheden ten koste gaan van andere vormings- en leergebieden enzouden positieve cognitieve opbrengsten ook positief correleren met affectieve opbrengsten<strong>als</strong> zelfbeeld, welbevinden en zelfvertrouwen. In tegenstelling tot deze conclusie bepleitenDronkers & <strong>De</strong>ckers dat een goede score op het cognitieve domein ook een goede score ophet niet-cognitieve domein betekent. Uit dit onderzoek blijkt dat het niet-accentueren vanbasisvaardigheden in ieder geval niet ten koste gaat van cognitieve opbrengsten en dat er eengrotere culturele en maatschappelijke betrokkenheid uit voortkomt. <strong>De</strong> affectieveopbrengsten waar het bij Frazer om gaat zijn in dit onderzoek helaas niet explicietonderzocht.Al met al kan gesteld worden dat de doelstelling voor dit onderzoek is behaald: er is eenbeeld geschetst van het type (studie)loopbaan, de mate van zelfontplooiing en de culturele enmaatschappelijke betrokkenheid van de oud-leerlingen van de Vrije School <strong>Utrecht</strong> (ABS).Het onderzoek toont aan dat een <strong>basisschool</strong> <strong>als</strong> <strong>kompas</strong> kan dienen en een richting kangeven aan de verdere inrichting van het leven van de (oud-)leerlingen. Echter, er zal in detoekomst nog op grotere schaal onderzoek gedaan moeten worden om met zekerheid tekunnen zeggen dat principieel verschillende typen basisonderwijs een verschillende invloedhebben op de verdere inrichting van het leven bij (oud-)leerlingen.81


7.3 AanbevelingenAanbevelingen naar aanleiding van het onderzoekUit dit onderzoek komt een tweetal aanbevelingen naar voren:1. Uit de conclusie blijkt dat het stimuleren van niet-cognitieve aspecten, wat geldt voorde ABS, geen negatief gevolg heeft gehad op de uiteindelijke cognitieve prestaties.Daarbij is er wel een grotere culturele en maatschappelijke betrokkenheid te vindenwanneer er wordt lesgegeven aan de hand van vrijeschoolpedagogiek. Hieruit zougeconcludeerd kunnen worden dat elke school meer aandacht zou moeten schenkenaan niet-cognitief onderwijs en zich daarbij bedenken dat die activiteiten hetcognitieve niveau op den duur niet schaden.2. <strong>De</strong> gepubliceerde ranglijsten over schoolkwaliteit van de Nederlandse krant ‘Trouw’zouden moeten worden uitgebreid met informatie over het latere functioneren in desamenleving. Hierbij wordt aangesloten bij de aanbeveling van Bosker & Scheerens(1999) die aangeven dat er bij de kwaliteitskaarten van de overheid met veel meeraspecten rekening gehouden moet worden dan slechts de kwaliteitsscores.Aanbevelingen voor vervolgonderzoekUit de discussie van dit onderzoek komt een drietal punten voor vervolgonderzoek naarvoren:1. Verder onderzoek is nodig om te concluderen of op het moment dat dit onderzoek opgrotere schaal wordt uitgevoerd (meerdere vrijescholen/ algemeen bijzondere scholenen confessioneel bijzondere scholen) ook dezelfde verschillen en overeenkomstenzullen blijken.2. In een volgend onderzoek kan rekening gehouden worden met de indicatoren vanschoolprestaties die Oosterbeek & Webbink (2001) en Dronkers & <strong>De</strong>ckers (2001)geven. Wanneer er meer inzicht is in het meten van ‘zachte’ indicatoren, kan dekwaliteit van het onderwijs op een bredere manier gemeten worden dan uitsluitendcognitieve prestaties.82


8. LiteratuurlijstAgerbeek, M. (1997). Trouw onderzoek schoolprestaties. Montessorischolen scoren slecht.Amsterdam: TrouwAlmon, J. (1992). Educating for creative thinking: The Waldorf approach. In ReVision: fall1992. Binnengehaald 15 februari van https://www.myuu.nl/http://omega.library.uu.nl/cgi-bin/journal/ebscoft?issn=02756935&file=ebsback/1992/afo_19920701-9920931.col&offset=122674803&db=omega11&frame=1Amons-Lievegoed, C. (1988). Mensbeeld en Vrije-Schoolonderwijs. In R. Kranenborg (red.).Antroposofie (pp. 70-79). Amsterdam: VU UitgeverijBoes, A. & Both, K. (2002). Een streep door de eindtoets: toelichting en achtergronden.Valthe: Netwerk SOVOBrown, R. S. (1999). Creating School Accountability Reports A researcher offers guidanceon delivering what parents most want to know about their schools. Binnengehaald 14 februari2006 vanhttp://www.aasa.org/publications/saarticledetail.cfm?ItemNumber=3718&snItemNumber=950&tnItemNumber=951CDA (2006). Bijzonder onderwijs (art. 23): 'Vrijheid van schoolkeuze'. Binnengehaald 5april 2006 vanhttp://www.cda.nl/domains/cda/pages/content.asp?content=11010000002574_2_10000000001651&navid=10000000000724_11010000000053Coopmans, J. & Claessen, J. (1980). Schoolloopbaan en het middenschoolexperiment:samenvattend verslag van de resultaten van een voorstudie omtrent de mogelijkheden ominformatie te verzamelen over de schoolloopbaan van leerlingen in hetmiddenschoolexperiment. Nijmegen: Instituut voor Toegepaste Sociologie.Creemers, B.P.M. & Reezigt, G.J. (1992). Evaluation of Educational Effectiveness.Groningen: Interuniversitair Centrum voor Onderwijsonderzoek.83


Dahlin, B. (2005). A summary of the Swedish Waldorf School Evaluation Project.Binnengehaald 15 februari 2006 vanhttp://www.waldorfanswers.org/SwedishWaldorfSchoolEvaluationProject-Summary1-4.pdf<strong>De</strong>coo, W. & Rymenans, R. (1998). Vreemde taal <strong>als</strong> instructietaal. Didascalia-UIA:departement OnderwijsDiederen, J. (1991). Loopbaan tussen 25 en 35 jaar. Van Jaar tot Jaar, 4-de fase: over deeffekten van geslacht, milieu van herkomst, schoolprestatie, belangstelling en gevolgdonderwijs op beroepsloopbaan en levensloop. Nijmegen: Instituut voor Toegepaste SocialeWetenschappenDijk, van, H. & Tellegen, P.J. (2004a). Nederlandse Intelligentietest voor Onderwijsniveauhandleiding en verantwoording. Binnengehaald 19 april 2006 van http://www.detoermalijn.nl/nioverkort.pdfDijk, van, H. & Tellegen, P.J. (2004b). NIO. Nederlandse Intelligentietest voorOnderwijsniveau. Binnengehaald 19 april 2006 vanhttp://www.boomtestuitgevers.nl/upload/FolderNIO2004.pdfDijkstra, A., Karsten, S., Veenstra, R., Visscher, A. (2001). Het oog der natie: scholen oprapport. Standaarden voor de publicatie van schoolprestaties. Assen : Van GorcumDronkers, J., & <strong>De</strong>ckers P. (1999). <strong>De</strong> stabiliteit van de toegevoegde waarde vanbasisscholen. Paper voor de Onderwijsresearchdagen 1999. Amsterdam: SCO-KohnstammInstituut. Binnengehaald 30 januari 2006 vanhttp://www.iue.it/Personal/Dronkers/Dutch/stabiel.pdf’t Hart, H., v. Dijk, J., de Goede, M., Jansen, W., & Teunissen, J. (1998).Onderzoeksmethoden. Amsterdam: BoomInspectierapport Vrije School <strong>Utrecht</strong> (2005). Rapport jaarlijks onderzoek nbbs ‘Vrije School<strong>Utrecht</strong>’. Binnengehaald op 10 januari 2006 van http://www.onderwijsinspectie.nl/84


Inspectierapport St. Dominicus (2003). Periodiek Kwaliteits Onderzoek, rapport rkbs ‘St.Dominicus’. Binnengehaald op 10 januari 2006 van http://www.onderwijsinspectie.nl/Jansen, P. (2005). Hoe duurzaam is NME? Onderzoek langetermijn effecten. Podiumdecember 2005, pag. 2-3. Binnengehaald 10 mei vanhttp://www.veldwerknederland.nl/overzicht19#A363Janssens, F. & Visscher, A. (2006). Naar een kwaliteitskaart voor het primair onderwijs.Binnengehaald 2 januari 2006http://edu.fss.uu.nl/ord/fullpapers/Janssens&Visscher%20FP.docJ.W.M. Knuver, 1993. <strong>De</strong> relatie tussen klas- en schoolkenmerken en het affectieffunctioneren van leerlingen. Groningen: RION (monografieën onderwijsonderzoek; 15)Kennisnet (2006). Kerndoelen. Kerndoelenboekje. Binnengehaald 2 mei 2006 vanwww.kerndoelen.kennisnet.nlKreft, G.G. (1987). Models and methods for the measuring of school effects. <strong>Utrecht</strong>:Elinkwijk.LOBO (2006). Openbaar onderwijs en bijzonder onderwijs. Binnengehaald 5 april 2006 vanhttp://www.lobo.nl/openb_en_bijz_onderwijs.shtmlMartin, R.A. (2002). Alternatives in Education: an exploration of learner-centered,progressive, and holistic education. New Orleans: AERAMeer, van der, J., Goede, de, M., Spruijt, E. (2000). Montessorianen in de jaren negentig.Keuzes op het gebied van werk en relaties. In: Montessori Mededelingen, jaargang 23nummer 3 (maart 2000). Binnengehaald 30 januari 2006 vanhttp://www.montessori.nl/carriere.htmMeijnen, G.W. & Riemersma, F.S.J.(1992). Schoolcarieres: een klassenkwestie? <strong>De</strong>schooloopbanen van leerlingen, bezien in realties tot de invloeden die maatschappelijke en85


innenschoolse determinanten hierop hebben. Een literatuurstudie. Amsterdam: Swets enZeitlingerMeulen, J., van der & Steutel, H. (1991) Onderwijs met hart en ziel. Zeist: Uitgeverij VrijGeesteslevenMinisterie van OC&W (2006). Dossier kerndoelen basisonderwijs. Binnengehaald 2 mei2006 van http://www.minocw.nl/kerndoelen/Ministerie van OC&W (2005). Primair onderwijs 2005-2006. Gids voor ouders enverzorgers. binnengehaald 8 februari 2006 vanhttp://www.minocw.nl/brochures/pogids/09.htmlNagel, I., Ganzeboom, H., Haanstra, F. & Oud, W. (1996). Geslaagd voor kunst.Samenvatting van: effecten van kunsteducatie in het voortgezet onderwijs. Amsterdam: SCOKohnstamm Instituut. Binnengehaald 30 januari vanhttp://www.cultuurnetwerk.org/publicaties/html/kk14.htmOgletree, E.J. (1996). The comparative status of the creative thinking ability of Waldorfeducation students: A survey. Binnengehaald 14 februari 2006 vanhttp://www.eric.ed.gov/ERICWebPortal/Home.portal?_nfpb=true&_pageLabel=ERIC_Search&Clearme=trueOnderwijsinspectie (2002). Brochure wet onderwijstoezicht. Binnengehaald 8 februari 2006van http://www.onderwijsinspectie.nl/watdoenwij/soortenonderwijs/3909/Onderwijsinspectie (2003). Rapport periodiek kwaliteitsonderzoek RKBS ‘St. Dominicus’.Binnengehaald 7 februari 2006 van http://www.onderwijsinspectie.nl/zoekscholen/Onderwijsinspectie (2005). Rapport jaarlijks onderzoek NBBS ‘vrije school utrecht’.Binnengehaald 7 februari 2006 van http://www.onderwijsinspectie.nl/zoekscholen/Onderwijsinspectie (2006a). Basisschool. Binnengehaald op 2 mei 2006 vanhttp://www.onderwijsinspectie.nl/watdoenwij/soortenonderwijs/3909/86


Onderwijsinspectie (2006b). Wat doen wij. Binnengehaald 8 mei 2006 vanhttp://www.onderwijsinspectie.nl/watdoenwij/Onderwijsraad (1999). Schoolkwaliteit in beeld. Voorstellen voor een verantwoordeopenbaarmaking van gegevens over de kwaliteit van scholen. OR 990487/368., <strong>De</strong>n Haag, 20oktober 1999Oosterbeek, H. & Webbink, D. (2001). Een economische kijk op publieke indicatoren vanschoolkwaliteit. Binnengehaald 7 februari 2006 vanhttp://www.rug.nl/boom/schoolkwaliteit/index?lang=nlOuders Online BV (2004). Hoe kies je de eerste school? Binnengehaald 5 april, vanhttp://www.ouders.nl/xpro9901.htm.Reynolds, D. (1985). Studying School Effectiveness. London: Falmer PressRiemersma, F. S. J. & Kat, E. de (1980). Ervaringen van oud-leerlingen. <strong>De</strong>el I: <strong>De</strong>resultaten. RITP: stichting research instituut voor de toegepaste psychologie aan deuniversiteit van Amsterdam.Rijksuniversiteit Groningen (2006). Ranglijsten: Schijnzekerheden. Binnengehaald 8 Februari2006 van http://www.rug.nl/boom/schoolkwaliteit/quasiDuidelijkheidScheerens, J. (1989). Evaluatie: om de kwaliteit van het onderwijs. Amsterdam: Swets &ZeitlingerSt. Dominicusschool (2004). Schoolgids. Binnengehaald 10 november vanhttp://stdominicus.ksu-utrecht.nl/.Schmitt-Stegmann, A. (1997). Child development and curriculum in Waldorf education.Binnengehaald 14 februari 2006 vanhttp://www.eric.ed.gov/ERICWebPortal/Home.portal?_nfpb=true&_pageLabel=ERIC_Search&Clearme=true87


Stichting R.K. Centraal Schoolbestuur (2006). Rooms Katholiek Centraal Schoolbestuur.Filosofie. Binnengehaald op 11 april van http://www.curacaogov.an/extranet/government.nsf/fbcca56964942a4e04256881004c19c1/14bd100d41d1e8dc04256df900455321!OpenDocument&AutoFramedTesser, P. (1981). Schoolloopbanenonderzoek in Nederland. Een trendstudie naarontwikkelingen in het empirisch onderzoek tussen 1960 en 1980. Nijmegen: Instituut voortoegepaste sociologieTorn, van der, J. (2005). Het vrijeschoolonderwijs. Persoonlijke communicatie.Trouw (2006).Op zoek naar alternatief voor Cito toets. Binnengehaald 8 februari 2006 vanhttp://www.trouw.nl/archief/article4851.ece/Op+zoek+naar+alternatief+voor+Cito-toetsVedder, P. (1992). Measuring the quality of education. Amsterdam: Swets & ZeitlingerVeltman, F. (1974). <strong>De</strong> Vrije Scholen. Beginselen en methode. Zeist: Uitgeverij VrijGeesteslevenVerbrugh, H. S. (1988). Over de zogenaamde antroposofische geneeskunde. In R.Kranenborg (red.). Antroposofie (pp. 46-69). Amsterdam: VU UitgeverijW<strong>als</strong>tijn, van, W.A.W. (2006). Ontwikkeling Katholiek onderwijs. Binnengehaald op 11 aprilvanhttp://www.nksr.nl/site/files/historie%20katholiek%20onderwijs.doc?PHPSESSID=17b123f51de7ea8edb7328e4b65d87c2Wijnstra, J., Ouwens, M., & Béguin, A. (2003). <strong>De</strong> toegevoegde waarde van de <strong>basisschool</strong>.Verkenning van de mogelijkheden de schoolspecifieke bijdrage aan de onderwijsopbrengst inkaart te brengen met behulp van het Cito Leerlingvolgsysteem en de EindtooetsBasisonderwijs. Arnhem: Citogroep 2003. Binnengehaald 7 februari 2006 vanhttp://www.rug.nl/boom/schoolkwaliteit/index?lang=nl88


Wikipediagebruikers (2005). Bijzonder onderwijs (Nederland). Wikipedia, de vrijeencyclopedie. Binnengehaald 5 april 2006 vanhttp://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bijzonder_onderwijs_%28Nederland%29&oldid=2682437 Paginaversie-ID: 2682437Wikipediagebruikers (2006a). Schoolstrijd (Nederland). Wikipedia, de vrije encyclopedie.Binnengehaald 5 april 2006 van http://nl.wikipedia.org/wiki/Schoolstrijd_%28Nederland%29Paginaversie-ID: 3180928Wikipediagebruikers (2006b). Antroposofie. Wikipedia, de vrije encyclopedie.Binnengehaald 5 april 2006 vanhttp://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Antroposofie&oldid=3647632. Paginaversie-ID:3647632Wikipediagebruikers (2006c). Basisschool Nederland. Wikipedia, de vrije encyclopedie.Binnengehaald 2 mei 2006 vanhttp://nl.wikipedia.org/wiki/Basisschool#Basisschool_Nederland Paginaversie-ID: 374967989


9. Bijlagen91


9. Bijlagen9.1 Brief naar oud-leerlingen Vrije School <strong>Utrecht</strong>Aan: oud- leerlingen van de Vrije school <strong>Utrecht</strong>Betreft: onderzoek (school)loopbaan<strong>Utrecht</strong>, 23-01-2006Beste oud- leerling,Door middel van deze brief willen wij je vragen mee te werken aan een onderzoek,uitgevoerd door studenten van de <strong>Universiteit</strong> <strong>Utrecht</strong>. Daardoor kan gekeken wordennaar de kwaliteit van onze school.Om te zien hoe het onderwijs van jouw <strong>basisschool</strong> invloed heeft op de lange termijn,zijn de ervaringen van oud-leerlingen heel belangrijk. We vragen jou om een digitalevragenlijst in te vullen, waar je automatisch doorheen geleid wordt. <strong>De</strong> vragenlijst zalmaar voor korte tijd online staan, dus we zouden het zeer op prijs stellen <strong>als</strong> je devragenlijst zo snel mogelijk wil invullen.<strong>De</strong> vragen zijn voor jou makkelijk te beantwoorden en geven ons zeer nuttigeinformatie voor het onderzoek. Je kunt de vragenlijst vinden opwww.vrijeschoolutrecht.nl onder het kopje ‘nieuws ‘. Als de uitkomsten van hetonderzoek bekend zijn, zullen deze ook op deze site gezet worden.Alvast heel erg bedankt,Met vriendelijke groet,Janneke van der Torn(schoolleider)92


9.2 Brief naar oud-leerlingen St. DominicusschoolAan: oud- leerlingen van de St. DominicusschoolBetreft: onderzoek (school)loopbaan<strong>Utrecht</strong>, 23-01-2006Beste oud- leerling,Samen met jouw oude <strong>basisschool</strong> zijn wij op zoek naar gegevens over de(school)loopbaan van oud-leerlingen. Met deze brief willen we jou uitnodigen mee tewerken aan een onderzoek.Om te zien hoe het onderwijs van jouw <strong>basisschool</strong> invloed heeft op de lange termijn,zijn de ervaringen van oud-leerlingen heel belangrijk. We vragen jou om een digitalevragenlijst in te vullen, waar je automatisch doorheen geleid wordt. <strong>De</strong> vragenlijst zalmaar voor korte tijd online staan, dus we zouden het zeer op prijs stellen <strong>als</strong> je devragenlijst zo snel mogelijk wil invullen.<strong>De</strong> vragen zijn voor jou makkelijk te beantwoorden en geven ons zeer nuttigeinformatie voor het onderzoek. Je kunt de vragenlijst vinden op:http://www.dominicusschool-utrecht.nl onder de link ‘doe mee aan het onderzoek’.Alvast heel erg bedankt,Anoukh Jannink en Florentine Overhoff<strong>Universiteit</strong> <strong>Utrecht</strong>93


9.3 Enquête oud-leerlingenIn deze bijlage vindt u de gehele enquête. <strong>De</strong> nummering geeft aan in welke volgordede vragen aan de oud-leerlingen gepresenteerd werden. Nou zijn er echter enkelenummers die ontbreken. <strong>De</strong> oorzaak hiervan is dat in het programma waarmee wedeze vragenlijst gedigitaliseerd hebben, geen functie had om de nummering weeropeenvolgend te maken. Wanneer er een vraag wegviel en er een nieuw nummergegeven moest worden i.v.m. de routing of de volgorde veranderd werd, was het voorons niet meer mogelijk de telling opnieuw aan te passen. Voor u <strong>als</strong> lezer is het verderniet van belang, alleen lijkt het op het eerst oog een enquête van 113 vragen en zijnhet er in werkelijkheid minder.Verder staan er aanwijzingen boven sommige vragen welke aangeven voor welkerespondenten deze bedoeld is. Aan de hand hiervan werden de respondenten doorjuiste vragen van de enquête gestuurd. <strong>De</strong> aanwijzingen staan hier uitgeschreven,maar in de werkelijk aangeboden enquête (welke digitaal was) verliep dit natuurlijkautomatisch.* 1: Wat is je naam?Type uw antwoord hier* 2: Wat is je sekse?Kies één van volgende antwoordenVrouwelijkMannelijk* 3: Wat is je geboortejaar?Type uw antwoord hier* 4: Op welke <strong>basisschool</strong> heb je gezeten?Kies één van volgende antwoordenVrije School <strong>Utrecht</strong>Dominicusschool* 5: Heb je op de <strong>basisschool</strong> die je net hebt ingevuld ook in dekleuterklassen gezeten?94


Kies één van volgende antwoordenjanee* 6: Heb je de net genoemde <strong>basisschool</strong> ook afgemaakt? (eind groep8/klas 6/7)Kies één van volgende antwoordenjanee95


[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ja' op vraag '6 ']* 7: In welk schooljaar ben je van de <strong>basisschool</strong> afgegaan?Als je zonder te blijven zitten van de <strong>basisschool</strong> gaat, ben je meestal 11 of 12 jaar oud.Kies één van volgende antwoorden1990-19911991-19921992-19931993-19941994-19951995-19961996-19971997-19981998-19991999-20002000-20012001-20022002-20032003-20042004-2005Anders* 8: Welk advies kreeg je mee van de <strong>basisschool</strong>?Kies één van volgende antwoordenivbolbomavovmbomavo-havovmbo-havohavohavo-vwovwo96


* 9: Wat is je hoogst behaalde diploma?Kies één van volgende antwoordenik heb nog geen diplomaivbolbomavohavovwombohbo propedeusehbowo propedeusewobachelormaster* 10: Waar ben je momenteel mee bezig op studie- of werkgebied?Kies één van volgende antwoordenik zit op de middelbare schoolik doe vervolgonderwijs (mbo)ik studeer (hbo/wo)ik werkik werk met daarnaast een studieik werk niet en ik studeer niet[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ik werk' op vraag '10 ']* 11: Heb je hiervoor/voordat je bent gaan werken (met daarnaast eenstudie) nog een studie gedaan (al dan niet afgerond)?Kies één van volgende antwoordenjanee97


[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ik werk niet en ik studeer niet' op vraag '10 ']* 12: Heb je hiervoor gestudeerd of vervolgonderwijs gedaan (al dan nietafgerond)?Kies één van volgende antwoordenja, ik heb vervolgonderwijs gedaan/ gestudeerdja, ik heb een baan gehadja, ik heb vervolgonderwijs gedaan/ gestudeerd en een baan gehadnee, ik heb geen vervolgonderwijs gedaan/ niet gestudeerd en geen baangehad* 13: Wat vind je belangrijk dat op school geleerd wordt?Selecteer alle toepasselijke antwoordendat de leerling veel kennis opdoetdat de leerling van veel verschillende vakken wat leertdat de leerling leert hoe hij moet lerendat de leerling weet hoe hij/zij bepaalde dingen kan gebruikendat er aandacht besteed wordt aan vakken zo<strong>als</strong> muziekles, gym,handenarbeid etc.* 14: In welke van de volgende stellingen kun jij je het best vinden?Kies één van volgende antwoordenik leer voornamelijk omdat ik een goed cijfer wilik leer voornamelijk omdat het moetik leer voornamelijk omdat ik de leerstof interessant vind en er meer over wilwetenik leer voornamelijk omdat ik het direct toe wil passen* 15: Wat zie jij <strong>als</strong> belangrijkste functie van het onderwijs?Kies één van volgende antwoordenhet is de voorbereiding op een beroephet is voor je maatschappelijke vorminghet is voor de ontwikkeling van je persoonlijkheidhet is om de leerling op te voeden98


16: Heb je nog kennis of vaardigheden gemist toen je naar de middelbareschool ging?Type uw antwoord hier* 17: Ben je het eens met de volgende stellingen:Kies het toepasselijk antwoord voor elke optieik heb op de <strong>basisschool</strong> de ruimte gekregenom mezelf te zijneenweetJa beetje nee ik nietik voelde me thuis op de <strong>basisschool</strong>ik kon mijn talenten ontwikkelen op de<strong>basisschool</strong>* 19: Hoe was de aansluiting van het basisonderwijs naar het voortgezetonderwijs op de volgende gebieden (Uitleg: kwam bijvoorbeeld hetwerktempo op jouw <strong>basisschool</strong> overeen met dat van de middelbareschool? Zo ja, vul dan ‘goed’ in.)Kies het toepasselijk antwoord voor elke optieleerstof (wat je moest leren)Goed matig slecht geen meningwerkwijze (hoe je leerde)werktemposfeer (klas-school)99


* 20: In welke mate heb je de volgende kennis en vaardigheden op de<strong>basisschool</strong> geleerd?Kies het toepasselijk antwoord voor elke optierekenenzeeronvolgoedgoed redelijk doende nietzaakvakken (economie,aardrijkskunde, scheikundeen natuurkunde enz)talencreatieve vakkensociale vaardighedensport en beweging* 21: Heeft het soort basisonderwijs dat jij gevolgd hebt invloed gehadop de inrichting van je verdere loopbaan? Uitleg: denk bijvoorbeeld aaniets wat heel erg gestimuleerd werd op de <strong>basisschool</strong> en waar je nu(nog steeds) mee bezig bent.Kies één van volgende antwoordenja, omdat...dat weet ik nietnee, ik denk het nietnee, ik weet zeker van nietVerduidelijk uw antwoord100


[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'Vrije School <strong>Utrecht</strong>' op vraag '4 ']* 22: Heb je voordeel ondervonden van het feit dat je al sinds de<strong>basisschool</strong> Engels en Duits gekregen hebt? Zo ja waarbij merkte je dat?Kies één van volgende antwoordenja, bij...neeVerduidelijk uw antwoord[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'Dominicusschool' op vraag '4 ']* 23: <strong>De</strong>nk je dat het een voordeel zou zijn geweest wanneer je al sindsde <strong>basisschool</strong> veel Engels en Duits gekregen zou hebben?Kies één van volgende antwoordenjanee[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'Vrije School <strong>Utrecht</strong>' op vraag '4 ']* 25: Merk je verschil met mensen in je omgeving die op bepaalde punteneen andere manier van denken hebben dan jij <strong>als</strong> oudvrijeschoolleerling?Zo ja, waaraan?Kies één van volgende antwoordenja, dat merk ik heel duidelijkja, dat merk ik wel eensnee, dat merk ik nooitVerduidelijk uw antwoord101


[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'Dominicusschool' op vraag '4 ']* 26: Merk je verschil met mensen in je omgeving die op bepaalde punteneen andere manier van denken hebben dan jij? Uitleg: denk bijvoorbeeldaan leerlingen die van een Vrije School of Montessorischool af komen. Zoja, waaraan?Kies één van volgende antwoordenja, dat merk ik heel duidelijkja, dat merk ik wel eensnee, dat merk ik nooitVerduidelijk uw antwoord[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'Vrije School <strong>Utrecht</strong>' op vraag '4 ']* 27: Heeft het integreren van het verstand (hoofd), het gevoel (hart) ende daad- en wilskracht (handen) een stevige basis gelegd voor jouwlatere leven en het functioneren in de maatschappij om te worden wie jebent? [Dit is een belangrijk aspect in het vrijeschoolonderwijs.]Kies één van volgende antwoordenjaneeniet echt* 28: Wat is over het algemeen je beeld over jouw <strong>basisschool</strong>periode?Kies één van volgende antwoordenheel positiefvrij positiefneutraalvrij negatiefheel negatief[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ik zit op de middelbare school' op vraag '10 ']* 30: Op welke (middelbare)school zit je nu?Type uw antwoord hier102


[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ik zit op de middelbare school ' op vraag '10 ']* 31: Heb je ook nog op een andere middelbare school gezeten? Zo ja,welke?Kies één van volgende antwoordenja, ...neeVerduidelijk uw antwoord[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ik doe vervolgonderwijs (mbo)' or 'ik studeer(hbo/wo)' or 'ik werk' or 'ik werk met daarnaast een studie' or 'ik werk niet en ik studeer niet' opvraag '10 ']* 32: Op welke middelbare school (scholen) heb je gezeten?Type uw antwoord hier* 33: Heb je een bewuste keuze gemaakt voor deze middelbare school(scholen)?Selecteer alle toepasselijke antwoordenja, de vorm van het onderwijs dat gegeven werd vond ik belangrijkja, de grootte van de school vond ik belangrijkja, de sfeer op de school vond ik belangrijknee, het was voor de hand liggend omdat bekenden er ook op zaten /naar toegingennee, want deze school was de dichtstbijzijndenee, ik heb niet echt gekeken welke school het beste voor mij zou zijn* 34: Heb jij de keuze voor de middelbare school zelf gemaakt?Kies één van volgende antwoordenja, die heb ik helemaal zelf gemaaktgedeeltelijk, ik heb het samen met mijn ouders beslotennee, mijn <strong>basisschool</strong> raadde mij deze middelbare school aannee, mijn ouders hebben hier de grootste rol in gespeeldAnders103


[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ik zit op de middelbare school ' op vraag '10 ']* 35: In welke klas zit je nu?Kies één van volgende antwoorden1e2e3e4e5e6e[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ik zit op de middelbare school ' op vraag '10 ']* 36: Op welk niveau is je opleiding?Kies één van volgende antwoordenvmbo - leerweg ondersteunend onderwijsvmbo – basisberoepsgerichte leerwegvmbo - kaderberoepsgerichte leerwegvmbo - gemengde leerwegvmbo - theoretische leerweghavovwo - atheneumvwo - gymnasium104


[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ik doe vervolgonderwijs (mbo)' or 'ik studeer(hbo/wo)' or 'ik werk' or 'ik werk met daarnaast een studie' or 'ik werk niet en ik studeer niet' opvraag '10 ']* 37: Op welk niveau volgde je je middelbare school opleiding?Kies één van volgende antwoordenivbovbolbovmbo – leerweg ondersteunend onderwijsvmbo – basisberoepsgerichte leerwegvmbo - kaderberoepsgerichte leerwegvmbo - gemengde leerwegvmbo - theoretische leerwegmavohavovwo - atheneumvwo - gymnasium[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ik zit op de middelbare school ' op vraag '10 ']* 38 + 39: Ben je wel eens blijven zitten?Kies één van volgende antwoordenjanee[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ik zit op de middelbare school ' op vraag '10 ']* 40: Welk(e) profiel / leerweg volg je nu?Kies één van volgende antwoordenik heb nog geen profielkeuze gehadeconomielandbouwtechniekzorg en welzijnnatuur en gezondheidnatuur en techniekeconomie en maatschappijcultuur en maatschappijAnders105


[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ik doe vervolgonderwijs (mbo)' or 'ik studeer(hbo/wo)' or 'ik werk' or 'ik werk met daarnaast een studie' or 'ik werk niet en ik studeer niet' opvraag '10 ']* 41: Welk(e) profiel / vakkenpakket / leerweg heb je tijdens demiddelbare school gekozen?Kies één van volgende antwoordenoude stijl, voornamelijk talenoude stijl, voornamelijk exactoude stijl, diversnatuur en gezondheidnatuur en techniekeconomie en maatschappijcultuur en maatschappijeconomielandbouwtechniekzorg en welzijnAnders[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'economie' or 'landbouw' or 'techniek' or 'zorg enwelzijn' or 'natuur en gezondheid' or 'natuur en techniek' or 'economie en maatschappij' or 'cultuur enmaatschappij' op vraag '40 '] - [Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ik doevervolgonderwijs (mbo)' or 'ik studeer (hbo/wo)' or 'ik werk' or 'ik werk met daarnaast een studie' or'ik werk niet en ik studeer niet' op vraag '10 ']* 42/43: Is dit profiel/deze leerweg een goede keuze?Kies één van volgende antwoordenjain eerste instantie wel, maar ik wilde toch liever een andere kant opweet ik nog niet, ik heb het maar gekozen omdat ik nog niet precies wist watik wildeneeAnders106


[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'economie' or 'landbouw' or 'techniek' or 'zorg enwelzijn' or 'natuur en gezondheid' or 'natuur en techniek' or 'economie en maatschappij' or 'cultuur enmaatschappij' op vraag '40 ']* 44: Welke vakken heb je in de vrije keuze ruimte gekozen?Selecteer alle toepasselijke antwoordenDuitsFransgeschiedenismaatschappijleereconomiewiskunde Awiskunde Bnatuurkundescheikundeaardrijkskundeinformatiekundelichamelijke opvoedingmuziektekenenverzorgingANWCKVKCVAnders:Grieks of Latijn107


[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ik zit op de middelbare school ' op vraag '10 ']* 45: Wat is je gemiddelde rapportcijfer van het afgelopen jaarongeveer?Kies één van volgende antwoordenlager dan 5,55,566,577,588,599,5[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ik doe vervolgonderwijs (mbo)' or 'ik studeer(hbo/wo)' or 'ik werk' or 'ik werk met daarnaast een studie' or 'ik werk niet en ik studeer niet' opvraag '10 ']* 46: Wat was je gemiddelde eindexamencijfer op de middelbare school?Kies één van volgende antwoordenlager dan 5,55,566,577,588,599,5ik heb geen eindexamen gedaan108


* 47: Ben je van plan om na hetgeen je nu doet nog een opleiding tevolgen in de toekomst?Kies één van volgende antwoordenja, dat wil ik zekerik denk dat ik dat wel wil, maar weet het nog niet zekerik weet het nog nietik denk dat ik dat niet wil, maar ik weet het nog niet zekernee, dat wil ik zeker niet[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ik werk met daarnaast een studie' or 'ik studeer(hbo/wo)' or 'ik doe vervolgonderwijs (mbo)' op vraag '10 '] - [Enkel deze vraag beantwoorden wasuw antwoord 'ja' op vraag '11 '] - [Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ja, ik hebvervolgonderwijs gedaan/ gestudeerd' or 'ja, ik heb vervolgonderwijs gedaan/ gestudeerd en eenbaan gehad' op vraag '12 ']* 48 (48.1 en 48.2): Hoeveel jaar zat er tussen het behalen van jeeindexamen en het begin van je studie?Kies één van volgende antwoordengeen, alleen zomervakantie½ jaar1jaar1½ jaar2 jaar of meer[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ik studeer (hbo/wo)' or 'ik doe vervolgonderwijs(mbo)' or 'ik werk met daarnaast een studie' op vraag '10 '] - [Enkel deze vraag beantwoorden wasuw antwoord 'ja' op vraag '11 '] - [Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ja, ik hebvervolgonderwijs gedaan/ gestudeerd' or 'ja, ik heb vervolgonderwijs gedaan/ gestudeerd en eenbaan gehad' op vraag '12 ']* 49 (49.1 en 49.2): Wat heb je in de tijd tussen het behalen van jeeindexamen en het begin van je studie gedaan?Selecteer alle toepasselijke antwoordenAnders:alleen zomervakantie gehadeen aanvullende cursus voor je middelbare school diploma gevolgdgewerkt binnen Nederlandgereisd in het buitenland (meer dan 3 weken)(vrijwillig) gewerkt in het buitenlandeen taal geleerd in het buitenland109


[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ik doe vervolgonderwijs (mbo)' or 'ik studeer(hbo/wo)' or 'ik werk met daarnaast een studie' op vraag '10 '] - [Enkel deze vraag beantwoorden wasuw antwoord 'ja' op vraag '11 '] - [Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ja, ik hebvervolgonderwijs gedaan/ gestudeerd' or 'ja, ik heb vervolgonderwijs gedaan/ gestudeerd en eenbaan gehad' op vraag '12 ']* 50 (50.1 en 50.2): Welke studie(s) volg je op dit moment?Type uw antwoord hier[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ik doe vervolgonderwijs (mbo)' or 'ik studeer(hbo/wo)' or 'ik werk met daarnaast een studie' op vraag '10 ']51: Heb je al een of meerdere studie(s) afgerond?Kies één van volgende antwoordenja, namelijk...neeVerduidelijk uw antwoord[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ja' op vraag '11 '] - [Enkel deze vraagbeantwoorden was uw antwoord 'ja, ik heb vervolgonderwijs gedaan/ gestudeerd' or 'ja, ik hebvervolgonderwijs gedaan/ gestudeerd en een baan gehad' op vraag '12 ']* 51.1 (+ 51.2): Welke studie(s) heb je al afgerond?Type uw antwoord hier110


[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ik doe vervolgonderwijs (mbo)' or 'ik studeer(hbo/wo)' or 'ik werk met daarnaast een studie' op vraag '10 '] - [Enkel deze vraag beantwoorden wasuw antwoord 'ja' op vraag '11 '] - [Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ja, ik hebvervolgonderwijs gedaan/ gestudeerd' or 'ja, ik heb vervolgonderwijs gedaan/ gestudeerd en eenbaan gehad' op vraag '12 ']* 52 (52.1 en 52.2): Wanneer heb je de keuze gemaakt welke studie jewilde gaan doen?Kies één van volgende antwoordenik wist het altijd eigenlijk alvoor het laatste jaar van de middelbare schoolin het laatste jaar van de middelbare schoolnadat ik mijn eindexamen heb gehaaldtoen de eerste keuze verkeerd bleek te zijnAnders[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ik doe vervolgonderwijs (mbo)' or 'ik studeer(hbo/wo)' or 'ik werk met daarnaast een studie' op vraag '10 '] - [Enkel deze vraag beantwoorden wasuw antwoord 'ja, ik heb vervolgonderwijs gedaan/ gestudeerd' or 'ja, ik heb vervolgonderwijs gedaan/gestudeerd en een baan gehad' op vraag '12 '] - [Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord'ja' op vraag '11 ']* 53 (53.1 en 53.2): Was de keuze voor je studie een doordachte keuze?Kies één van volgende antwoordenja, ik heb vele verschillende mogelijkheden bekeken en afgewogenja, ik koos voor deze studie omdat ik zo nog de meeste kanten op konaangezien ik nog niet wist wat ik precies wou gaan doennee, het was een voor de hand liggende keuze maar ik heb er niet heel ergover nagedacht wat de opleiding precies in zou houdennee, ik heb meer gekozen voor de stad of specifiek de hogeschool/universiteitAnders111


[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ik doe vervolgonderwijs (mbo)' or 'ik studeer(hbo/wo)' or 'ik werk met daarnaast een studie' op vraag '10 '] - [Enkel deze vraag beantwoorden wasuw antwoord 'ja' op vraag '11 '] - [Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ja, ik hebvervolgonderwijs gedaan/ gestudeerd' or 'ja, ik heb vervolgonderwijs gedaan/ gestudeerd en eenbaan gehad' op vraag '12 ']* 54 (54.1 en 54.2): Door middel van wat heb je gezocht naar de juistestudie?Selecteer alle toepasselijke antwoordenAnders:open dagenmeeloopdageneen studie-beroepskeuze testhet letten op de arbeidsmarktpositie van de studiepraten met vrienden/familie of de decaanstudiegidsenstudiebeurzenInternet[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ja' op vraag '11 '] - [Enkel deze vraagbeantwoorden was uw antwoord 'ja, ik heb vervolgonderwijs gedaan/ gestudeerd' or 'ja, ik hebvervolgonderwijs gedaan/ gestudeerd en een baan gehad' op vraag '12 ']* 55 (55.1 en 55.2): Heb je de keuze voor jouw studie(s) zelf gemaakt?Kies één van volgende antwoordenja, die heb ik helemaal zelf gemaaktgedeeltelijk, ik heb het samen met mijn ouders/verzorgers beslotennee, mijn ouders hebben hier de grootste rol in gespeeldAnders[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ik doe vervolgonderwijs (mbo)' or 'ik studeer(hbo/wo)' or 'ik werk met daarnaast een studie' op vraag '10 '] - [Enkel deze vraag beantwoorden wasuw antwoord 'ja' op vraag '11 '] - [Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ja, ik hebvervolgonderwijs gedaan/ gestudeerd' or 'ja, ik heb vervolgonderwijs gedaan/ gestudeerd en eenbaan gehad' op vraag '12 ']* 56 (56.1 en 56.2): Heb je meteen de goede studiekeuze gemaakt?Kies één van volgende antwoordenjamisschien, ik twijfel nog of het de goede keuze wasnee, ik heb me vergist maar ik maak de opleiding wel afnee, ik heb me vergist en stop (ben gestopt) met de eerst gekozen opleidingAnders112


[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'nee, ik heb me vergist en stop (ben gestopt) metde eerst gekozen opleiding' op vraag '56 '] - [Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'nee,ik heb me vergist en stop (ben gestopt) met de eerst gekozen opleiding' op vraag '56.1 '] - [Enkeldeze vraag beantwoorden was uw antwoord 'nee, ik heb me vergist en stop (ben gestopt) met deeerst gekozen opleiding' op vraag '56.2 ']* 57 (57.1 en 57.2): Wat was de reden dat je van studie gewisseld bent/gaat wisselen?Kies één van volgende antwoordenik vond de studie niet leuk (meer)de studie voldeed niet aan mijn verwachtingenik had gemerkt dat ik beter wat anders kon gaan studeren wegensinteresse/toekomstbeeldik kon binnen die studie niet alles uit mezelf halenik wilde er een tijdje tussenuitAnders[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ik doe vervolgonderwijs (mbo)' or 'ik studeer(hbo/wo)' or 'ik werk met daarnaast een studie' op vraag '10 '] - [Enkel deze vraag beantwoorden wasuw antwoord 'ja, ik heb vervolgonderwijs gedaan/ gestudeerd' or 'ja, ik heb vervolgonderwijs gedaan/gestudeerd en een baan gehad' op vraag '12 '] - [Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord'ja' op vraag '11 ']* 58 (59 en 59.1): Op welk niveau volg je momenteel je studie?Kies één van volgende antwoordenmbohbowoAnders[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ik doe vervolgonderwijs (mbo)' or 'ik studeer(hbo/wo)' or 'ik werk met daarnaast een studie' op vraag '10 ']* 60: Heb je studievertraging opgelopen?Kies één van volgende antwoordenja, minder dan een half jaarja, ongeveer een half jaarja, ongeveer een jaarja, meer dan een jaarnee, maar ik verwacht het welnee en ik verwacht het ook niet op te lopen113


[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ja' op vraag '11 '] - [Enkel deze vraagbeantwoorden was uw antwoord 'ja, ik heb vervolgonderwijs gedaan/ gestudeerd' or 'ja, ik hebvervolgonderwijs gedaan/ gestudeerd en een baan gehad' op vraag '12 ']* 61 (61.1): Heb je tijdens je studie studievertraging opgelopen?Kies één van volgende antwoordenja, minder dan een half jaarja, ongeveer een half jaarja, ongeveer een jaarja, meer dan een jaarnee[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ik doe vervolgonderwijs (mbo)' or 'ik studeer(hbo/wo)' or 'ik werk met daarnaast een studie' op vraag '10 ']* 62: Wat is tot nu toe het gemiddelde cijfer dat je tijdens je studie/vervolgonderwijs behaald hebt?Kies één van volgende antwoordenlager dan een 5,55,566,577,588,599,5114


[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ja' op vraag '11 '] - [Enkel deze vraagbeantwoorden was uw antwoord 'ja, ik heb vervolgonderwijs gedaan/ gestudeerd' or 'ja, ik hebvervolgonderwijs gedaan/ gestudeerd en een baan gehad' op vraag '12 ']* 63 (63.1): Wat was je gemiddelde cijfer op het vervolgonderwijs?Kies één van volgende antwoordenlager dan een 5,55,566,577,588,599,5[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ik zit op de middelbare school ' or 'ik doevervolgonderwijs (mbo)' or 'ik studeer (hbo/wo)' or 'ik werk niet en ik studeer niet' op vraag '10 ']* 64: In welke sector wil je later waarschijnlijk gaan werken?Kies één van volgende antwoordenlandbouw, bosbouw, visserijindustrie, winning, energie, waterbouwnijverheidgroot- of kleinhandelreparatie van (gebruiks-)goederen en voertuigenhotel, cafés en restaurants (horeca)vervoer, opslag en communicatiefinanciële instellingen (bank, verzekering)onderwijs, opleidinginternationale instellinglegeropenbaar bestuurgezondheids- , welzijnszorg en sociale dienstverleningonroerende goederen, verhuur, zakelijke dienstendiensten aan bedrijvenmilieu, cultuur, recreatie en overige dienstenAnders115


* 65: Wanneer wist je zeker wat je wilde worden?Kies één van volgende antwoordendat weet ik nog steeds niettijdens de middelbare school of eerder wist ik dat al zekertijdens mijn studie wist ik dat zekerik denk dat wat ik nu doe hetgeen is wat ik wil blijven doen, maar ik weet hetniet helemaal zekerAnders[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ik werk met daarnaast een studie' op vraag '10 ']- [Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ja' op vraag '11 '] - [Enkel deze vraagbeantwoorden was uw antwoord 'ja, ik heb vervolgonderwijs gedaan/ gestudeerd en een baan gehad'op vraag '12 ']* 67 (67.1 en 67.2): Hoeveel tijd zat er tussen het behalen van je diplomavoor je vervolgonderwijs en je eerste baan?Kies één van volgende antwoorden0 jaar - ½ jaar½ jaar - 1 jaar1 jaar - 1½ jaar2 jaar of meerik ben met mijn 1e baan begonnen voordat ik mijn diploma voorvervolgonderwijs heb gehaald[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ik werk met daarnaast een studie' op vraag '10 '][Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ja' op vraag '11 '] - [Enkel deze vraagbeantwoorden was uw antwoord 'ja, ik heb vervolgonderwijs gedaan/ gestudeerd en een baan gehad'op vraag '12 ']* 68 (68.1 en 68.2): Wat heb je in de tijd tussen het behalen van jediploma voor je vervolgonderwijs en je eerste baan gedaan?Kies één van volgende antwoordeneen aanvullende cursus gevolgdalleen vakantie gehoudeneen bijbaantjegereisd in het buitenland(vrijwillig) gewerkt in het buitenlandeen taal geleerd in het buitenlandAnders116


[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ik werk' or 'ik werk met daarnaast een studie' opvraag '10 ']* 69: In welke sector is je huidige baan?Kies één van volgende antwoordenlandbouw, bosbouw, visserijindustrie, winning, energie, waterbouwnijverheidgroot- of kleinhandelreparatie van (gebruiks-)goederen en voertuigenhotel, cafés en restaurants (horeca)vervoer, opslag en communicatiefinanciële instellingen (bank, verzekering)onderwijs, opleidinginternationale instellinglegeropenbaar bestuurgezondheids- , welzijnszorg en sociale dienstverleningonroerende goederen, verhuur, zakelijke dienstendiensten aan bedrijvenmilieu, cultuur, recreatie en overige dienstenAnders[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ik doe vervolgonderwijs (mbo)' or 'ik studeer(hbo/wo)' or 'ik werk met daarnaast een studie' op vraag '10 '] - [Enkel deze vraag beantwoorden wasuw antwoord 'ja' op vraag '11 '] - [Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ja, ik hebvervolgonderwijs gedaan/ gestudeerd' or 'ja, ik heb vervolgonderwijs gedaan/ gestudeerd en eenbaan gehad' op vraag '12 ']* 70: Heb je een bewuste keuze gemaakt voor je huidige baan?Kies één van volgende antwoordenja, ik heb vele verschillende mogelijkheden bekeken en afgewogenisja, ik heb deze baan voornamelijk gekozen omdat de bereikbaarheid erg goedja, de baan sluit goed aan bij mijn (gevolgde) studienee, ik heb de baan voornamelijk gekozen doordat ik hier goed verdiennee, het was een voor de hand liggende keuze maar ik heb er niet heel ergover nagedacht wat het werk precies in zou houdennee, bij gebrek aan beter heb ik deze baan gekozenAnders117


[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ik werk' or 'ik werk met daarnaast een studie' opvraag '10 ']* 71: Hoe heb je gezocht naar je baan?Selecteer alle toepasselijke antwoordenAnders:mij ingeschreven bij een uitzendbureauvanuit mijn bijbaantjeop het Internetvia mijn familiebedrijfmet hulp van vriendenmijn CV op het Internet ter beschikking gesteldik heb de baan aangeboden gekregen[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ik werk' or 'ik werk met daarnaast een studie' opvraag '10 ']* 72: Wat is het minimum niveau dat voor jouw functie binnen je huidigeberoep gevraagd wordt?Kies één van volgende antwoordenmbohbowoer is geen specifieke opleiding vereistAnders[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ik werk' or 'ik werk met daarnaast een studie' opvraag '10 ']* 73: Heb je nu het type werk dat je <strong>als</strong> doel had te gaan doen?Kies één van volgende antwoordenjagedeeltelijk, mijn huidige werk is in de richting van waar ik uiteindelijkterecht wil komennee, ik ben van mening veranderd over wat ik wou wordennee, ik ben nu totaal wat anders aan het doen, maar wil nog steeds wordenwat ik eerder wilde wordenAnders118


* 74: Wat is je mening over het veranderen van baan? Kruis aan metwelke stelling(en) je het eens bentSelecteer alle toepasselijke antwoordenwanneer je een beroep hebt gekozen moet je niet meer van beroepveranderenwanneer je iets binnen je werk niet bevalt, moet je ander werk zoekenik heb bewondering voor de mensen die hun hele leven bij dezelfdewerkgever blijvenhet is belangrijk om zo nu en dan van baan te wisselen, <strong>als</strong> je vooruit wiltkomen<strong>als</strong> je nooit van baan wisselt gaat je werk vervelenik ben het met geen van de bovenstaande stellingen eens* 75: Ben je het eens / oneens met de volgende stellingen?Kies het toepasselijk antwoord voor elke optieHet is belangrijker dat ik mijn baan leuk vind,dan dat ik er goed mee verdieneensoneensIn mijn beroep vind ik het belangrijk om ietsbij te dragen aan de maatschappij* 76: Heb je de ambitie om een eigen bedrijf te beginnen?Kies één van volgende antwoordenja, ik heb al een eigen bedrijfmisschien, <strong>als</strong> de omstandigheden er naar zijnnee, dat zie ik niet zittenweet ik nog niet[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ik zit op de middelbare school ' or 'ik doevervolgonderwijs (mbo)' or 'ik studeer (hbo/wo)' or 'ik werk niet en ik studeer niet' op vraag '10 ']* 78: <strong>De</strong>nk je wel eens na over wat je voor beroep wil gaan doen?Kies één van volgende antwoordenja, vaaksomsalleen <strong>als</strong> ik een keuze moet maken voor de toekomstnee, eigenlijk nooit119


[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ik werk' or 'ik werk met daarnaast een studie' opvraag '10 ']* 79: <strong>De</strong>nk je wel eens na over het veranderen van baan?Kies één van volgende antwoordenja, vaaksomsalleen <strong>als</strong> ik een keuze moet maken voor de toekomstnee, eigenlijk nooit* 80: Hoe denk je over het werken voor een bedrijf in het buitenland?Kies één van volgende antwoordenik werk al voor een internationaal bedrijf in het buitenlandik heb dat al eens gedaanhet lijkt me wel watmisschien voor een paar jaar in mijn carrièredat is niets voor mij[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ik zit op de middelbare school ' op vraag '10 ']* 81: Heb je positieve toekomstverwachtingen over je loopbaan?Kies één van volgende antwoordenja, omdat...nee, omdat...Verduidelijk uw antwoord120


* 82: Weet je nu al wat je later wil gaan studeren?Kies één van volgende antwoordenja, ik wil later…niet zeker, maar ik denk dat ik later...nee, ik heb nog geen ideeVerduidelijk uw antwoord[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ik zit op de middelbare school ' op vraag '10 '] -[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ik doe vervolgonderwijs (mbo)' or 'ik studeer(hbo/wo)' or 'ik werk met daarnaast een studie' op vraag '10 '] - [Enkel deze vraag beantwoorden wasuw antwoord 'ik werk' or 'ik werk met daarnaast een studie' op vraag '10 ']* 84 (85 en 86): Hoeveel tijd besteed je gemiddeld per week aan schoolstudie-en werk (dit is het aantal uur dat je naar school gaat PLUS hetaantal uur dat je met huiswerk bezig bent)?Kies één van volgende antwoordenminder dan 20 uur20-30 uur30-40 uur40-50 uur50-60 uurmeer dan 60 uur121


87: Hoe vaak ben je in je vrije tijd bezig met de volgende activiteiten?Kies het toepasselijk antwoord voor elke optiesporten (zelf beoefenen)Nooit weinig soms vaak heel vaakbespelen muziekinstrumenttoneelspelenknutselen, schilderen of tekenenboek lezentv kijkennaar een museum gaannaar de film gaannaar een culturele voorstelling gaan(bv dans, theater, cabaret, concert)* 89: Zit, of zat je, wel eens in het bestuur van een vereniging?Kies één van volgende antwoordenjanee[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ik zit op de middelbare school ' op vraag '10 '] -[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ik doe vervolgonderwijs (mbo)' or 'ik studeer(hbo/wo)' or 'ik werk' or 'ik werk met daarnaast een studie' or 'ik werk niet en ik studeer niet' opvraag '10 ']* 90 (en 91): Heb je een bijbaantje naast je middelbare school (gehad)?Selecteer alle toepasselijke antwoordenja, ik heb één of meer betaalde baantjes (gehad)ja, ik heb één of meer onbetaalde baantjes (gehad)nee, ik heb geen baantje (gehad)122


[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ja, ik heb één of meer betaalde baantjes gehad 'or 'ja, ik heb één of meer onbetaalde baantjes gehad ' op vraag '91 ']* 92: Hoe vaak was dat gemiddeld in de week en voor welke periode?Selecteer alle toepasselijke antwoorden en geef uw commentaarminder dan 1 dag per week, voor een periode van1 dag per week, voor een periode vanmeer dan 1 dag per week, voor een periode van[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ik doe vervolgonderwijs (mbo)' or 'ik studeer(hbo/wo)' op vraag '10 '] - [Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ja' op vraag '11 '] -[Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ja, ik heb vervolgonderwijs gedaan/ gestudeerd'or 'ja, ik heb vervolgonderwijs gedaan/ gestudeerd en een baan gehad' op vraag '12 ']* 93 (93.1 en 93.2): Heb je naast je studie een baantje (gehad)?Kies één van volgende antwoordenja, een vast baantje met contractja, een onregelmatig baantjeja, meerdere baantjesnee* 95: Geef je wel eens geld aan goede doelen?Selecteer alle toepasselijke antwoordenAnders:nee, dat doe ik nooitnee, dat doe ik niet maar mijn ouders doen dat welja, een vast bedrag per maand of jaarja, wanneer mensen erom vragen (op straat of na een telefoontje bijv.)ja, met Kerstmis of een andere speciale gelegenheidja, bij een gebeurtenis <strong>als</strong> een wereldrampja, via de postcode loterij, of iets dergelijks123


* 98: Heb je wel eens vrijwilligers- of ontwikkelingswerk gedaan?Selecteer alle toepasselijke antwoordenAnders:nee, nog nooit gedaanja, op het gebied van sport of recreatieja, in de zorg of bij de hulpverleningja, bij de kerkja, bij een culturele instelling/gelegenheidja, op het gebied van onderwijs en vormingja, belangenbehartigingja, in het buitenland* 100: Hoe vaak ben je in de jaren na de <strong>basisschool</strong> voor een langere tijd(langer dan 3 weken) in het buitenland geweest?Type uw antwoord hierbinnen Europa in totaal ... keer:buiten Europa in totaal ... keer:* 101: Met wie was je toen in het buitenland?Selecteer alle toepasselijke antwoordenalleenAnders:met 1 andere persoonmet een groep(je)met een georganiseerde reismet school/ met studiegenootjes* 102: Hebben de taallessen Duits en Engels op je <strong>basisschool</strong> eraanbijgedragen dat je graag naar het buitenland wilde?Kies één van volgende antwoordenneeik denk van nietik denk van welja, zeker wetenAnders124


* 103: Kan je over het algemeen goed je gevoelens uiten?Kies één van volgende antwoordenjaik kan het wel maar probeer me altijd in te houdennee* 104: Als ik blij/boos/verdrietig ben dan……Selecteer alle toepasselijke antwoordenAnders:luister ik muziekga ik mijn gevoelens op papier zettenblijf ik lang nadenken over van allesga ik schilderen/tekenenga ik zingen (met de muziek mee)ga ik alcohol drinken* 105: Vind je creativiteit belangrijk…Kies het toepasselijk antwoord voor elke optiein je werk?Ja een beetje nee weet ik nietin je studie?125


106: In welke mate voel je je over het algemeen……….Kies het toepasselijk antwoord voor elke optiegelukkigAltijd bijna soms bijna nooitAltijdnooitZelfverzekerddepressiefgestresstteleurgesteldtevredeniemand die makkelijk zelf initiatief neemtiemand met doorzettingsvermogeniemand die verantwoordelijkheid op zich neemt* 107: Kun je aangeven in hoeverre jij over het algemeen………Kies het toepasselijk antwoord voor elke optiegoed aan kunt passenaan stressvolle gebeurtenissen?Altijd bijna soms bijna nooitaltijdnooitgoed voor jezelf kunt opkomen?makkelijk voor een groepspreekt?het leuk vindt om met anderensamen te werken?126


* 109: Hoe vaak lees je een krant (bijv. de Spits, NRC of op Internet)?Kies één van volgende antwoordenelke dag2-6 keer per weekongeveer 1 keer per weekminder dan 1 keer per weekvrijwel nooit110: Hoe interessant vind je de tijdschriften uit de volgende categorieën:Kies het toepasselijk antwoord voor elke optieheel interessant neutraal niet helemaal nietinteressant interessant interessantwetenschappelijkhobby en vrije tijdmuziek, tv en filmcomputers, Internetgezondheidnatuurreizen en vakantiezakelijk (elsevier, intermediar e.d.)112: Heb je nog opmerkingen of andere dingen die je kwijt wil?Type uw antwoord hier113: Wil je een samenvatting van de uitslag van dit onderzoek, vul danhieronder je e-mail adres in:Type uw antwoord hier127


9.4 Puntenscore per antwoordcategorie deelvraag 4* 33: Heb je een bewuste keuze gemaakt voor deze middelbare school(scholen)? [score op deze vraag min. –1 en max. +1]Selecteer alle toepasselijke antwoordenofofofofofja, de vorm van het onderwijs dat gegeven werd vond ik belangrijk [1 punt]ja, de grootte van de school vond ik belangrijk [1 punt]ja, de sfeer op de school vond ik belangrijk [1 punt]nee, het was voor de hand liggend omdat bekenden er ook op zaten /naar toegingen [-1 punt]nee, want deze school was de dichtstbijzijnde [-1 punt]nee, ik heb niet echt gekeken welke school het beste voor mij zou zijn [-1punt]* 34: Heb jij de keuze voor de middelbare school zelf gemaakt?Kies één van volgende antwoordenja, die heb ik helemaal zelf gemaakt [1 punt]gedeeltelijk, ik heb het samen met mijn ouders besloten [0 punten]nee, mijn <strong>basisschool</strong> raadde mij deze middelbare school aan [-1 punt]nee, mijn ouders hebben hier de grootste rol in gespeeld [-1 punt]Anders [eigen interpretatie wel of niet bewuste keuze]* 42/43: Is dit profiel/deze leerweg een goede keuze?Kies één van volgende antwoordenja [1 punt]in eerste instantie wel, maar ik wilde toch liever een andere kant op [0punten]weet ik nog niet, ik heb het maar gekozen omdat ik nog niet precies wist watik wilde [-1 punt]nee [-1 punt]Anders [eigen interpretatie wel of niet bewuste keuze]128


* 47: Ben je van plan om na hetgeen je nu doet nog een opleiding tevolgen in de toekomst?Kies één van volgende antwoordenja, dat wil ik zeker [1 punt]ik denk dat ik dat wel wil, maar weet het nog niet zeker [0 punten]ik weet het nog niet [-1 punt]ik denk dat ik dat niet wil, maar ik weet het nog niet zeker [0 punten]nee, dat wil ik zeker niet [1 punt]* 52 (52.1 en 52.2): Wanneer heb je de keuze gemaakt welke studie jewilde gaan doen?Kies één van volgende antwoordenik wist het altijd eigenlijk al [1 punt]voor het laatste jaar van de middelbare school [1 punt]in het laatste jaar van de middelbare school [0 punten]nadat ik mijn eindexamen heb gehaald [-1 punt]toen de eerste keuze verkeerd bleek te zijn [-1 punt]Anders [eigen interpretatie wel of niet bewuste keuze]* 53 (53.1 en 53.2): Was de keuze voor je studie een doordachte keuze?Kies één van volgende antwoordenja, ik heb vele verschillende mogelijkheden bekeken en afgewogen [1 punt]ja, ik koos voor deze studie omdat ik zo nog de meeste kanten op konaangezien ik nog niet wist wat ik precies wou gaan doen [1 punt]nee, het was een voor de hand liggende keuze maar ik heb er niet heel ergover nagedacht wat de opleiding precies in zou houden [-1 punt]nee, ik heb meer gekozen voor de stad of specifiek de hogeschool/universiteit[-1 punt]Anders [eigen interpretatie wel of niet bewuste keuze]* 55 (55.1 en 55.2): Heb je de keuze voor jouw studie(s) zelf gemaakt?Kies één van volgende antwoordenja, die heb ik helemaal zelf gemaakt [1 punt]gedeeltelijk, ik heb het samen met mijn ouders/verzorgers besloten [0punten]nee, mijn ouders hebben hier de grootste rol in gespeeld [-1 punt]Anders [eigen interpretatie wel of niet bewuste keuze]129


* 56 (56.1 en 56.2): Heb je meteen de goede studiekeuze gemaakt?Kies één van volgende antwoordenja [1 punt]misschien, ik twijfel nog of het de goede keuze was [0 punten]nee, ik heb me vergist maar ik maak de opleiding wel af [-1 punt]nee, ik heb me vergist en stop (ben gestopt) met de eerst gekozen opleiding[-1 punt]Anders [eigen interpretatie wel of niet bewuste keuze]* 70: Heb je een bewuste keuze gemaakt voor je huidige baan? [score opdeze vraag min. –1 en max. +1]Kies één van volgende antwoordenofja, ik heb vele verschillende mogelijkheden bekeken en afgewogen [1 punt]ja, ik heb deze baan voornamelijk gekozen omdat de bereikbaarheid erg goedis [1 punt]ofofja, de baan sluit goed aan bij mijn (gevolgde) studie [1 punt]nee, ik heb de baan voornamelijk gekozen doordat ik hier goed verdien [-1punt]ofnee, het was een voor de hand liggende keuze maar ik heb er niet heel ergover nagedacht wat het werk precies in zou houden [-1 punt]ofofnee, bij gebrek aan beter heb ik deze baan gekozen [-1 punt]Anders [eigen interpretatie wel of niet bewuste keuze]* 78: <strong>De</strong>nk je wel eens na over wat je voor beroep wil gaan doen?Kies één van volgende antwoordenja, vaak [1 punt]soms [0 punten]alleen <strong>als</strong> ik een keuze moet maken voor de toekomst [0 punten]nee, eigenlijk nooit [-1 punt]* 79: <strong>De</strong>nk je wel eens na over het veranderen van baan?Kies één van volgende antwoordenja, vaak [1 punt]soms [0 punten]130


alleen <strong>als</strong> ik een keuze moet maken voor de toekomst [0 punten]nee, eigenlijk nooit [-1 punt]131


9.5 Puntenscore per antwoordcategorie deelvraag 6* 42 (43): Is dit profiel/deze leerweg een goede keuze?Kies één van volgende antwoordenja [1 punt]in eerste instantie wel, maar ik wilde toch liever een andere kant op [0punten]weet ik nog niet, ik heb het maar gekozen omdat ik nog niet precies wist watik wilde [-1 punt]nee [1 punt]Anders [eigen interpretatie wel of niet duidelijk toekomstbeeld]* 47: Ben je van plan om na hetgeen je nu doet nog een opleiding tevolgen in de toekomst?Kies één van volgende antwoordenja, dat wil ik zeker [1 punt]ik denk dat ik dat wel wil, maar weet het nog niet zeker [0 punten]ik weet het nog niet [-1 punt]ik denk dat ik dat niet wil, maar ik weet het nog niet zeker [0 punten]nee, dat wil ik zeker niet [1 punt]* 52 (52.1 en 52.2): Wanneer heb je de keuze gemaakt welke studie jewilde gaan doen?Kies één van volgende antwoordenik wist het altijd eigenlijk al [1 punt]voor het laatste jaar van de middelbare school [1 punt]in het laatste jaar van de middelbare school [0 punten]nadat ik mijn eindexamen heb gehaald [-1 punt]toen de eerste keuze verkeerd bleek te zijn [-1 punt]Anders [eigen interpretatie wel of niet duidelijk toekomstbeeld]* 65: Wanneer wist je zeker wat je wilde worden?Kies één van volgende antwoordendat weet ik nog steeds niet [-1 punt]tijdens de middelbare school of eerder wist ik dat al zeker [1 punt]tijdens mijn studie wist ik dat zeker [1 punt]ik denk dat wat ik nu doe hetgeen is wat ik wil blijven doen, maar ik weet het132


niet helemaal zeker [0 punten]Anders [eigen interpretatie wel of niet duidelijk toekomstbeeld]* 73: Heb je nu het type werk dat je <strong>als</strong> doel had te gaan doen?Kies één van volgende antwoordenja [1 punt]gedeeltelijk, mijn huidige werk is in de richting van waar ik uiteindelijkterecht wil komen [0 punten]nee, ik ben van mening veranderd over wat ik wou worden [-1 punt]nee, ik ben nu totaal wat anders aan het doen, maar wil nog steeds wordenwat ik eerder wilde worden [1 punt]Anders [eigen interpretatie wel of niet duidelijk toekomstbeeld][Enkel deze vraag beantwoorden was uw antwoord 'ik zit op de middelbare school ' op vraag '10 ']* 82: Weet je nu al wat je later wil gaan studeren?Kies één van volgende antwoordenja, ik wil later… [1 punt]niet zeker, maar ik denk dat ik later... [0 punten]nee, ik heb nog geen idee [-1 punt]133

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!