Milieubeleid - Oapen

Milieubeleid - Oapen Milieubeleid - Oapen

13.07.2015 Views

Het milieuvraagstuk wordt zo geschetst als een optimalisatievraagstukvan (1) informatievoorziening, (2) internalisatie van de externe effecten en(3) handhaafbaarheid. Dit betekent dat het milieubeleid zich moet richten opvermindering van de publieke handhavingslast door de milieuwaarden in hetmarktgedrag te verinnerlijken. De vraag dient zich dan aan in hoeverre hetopenbaar bestuur de potenties van de instrumenttypen kan benutten om demilieuproblemen zodanig beheersbaar te maken dat deze op verantwoordewijze in het gedrag van de individuele burger en instelling kunnen wordengei'ncorporeerd.Daarbij wordt de tweede centrale gedachte van het rapport ontwikkeld.Instrumenten en instrumentkeuzeDe WRR heeft er niet voor gekozen om de veelheid van beleidsvoornemens,acties en plannen die in of ten tijde van het NMP(-plus) zijn gepubliceerd iedervan een eigen instrumentatie te voorzien. In plaats daarvan heeft de raad eenglobale taxonomie ontwikkeld om tot een keuze van instrumenten te komen.Daarbij spelen enerzijds de karakteristieken van het instrumentarium een rol.Anderzijds moeten de instrumenten ook worden beoordeeld in relatie tot dekarakteristieken van het probleem dat om een oplossing vraagt. De uiteindelijkeinstrumentkeuze moet ook voldoen aan de meer algemene criteria vangoed bestuur (effectiviteit, efficiency en legitimiteit).De karakteristieken van het beleidsinstrumentarium worden van tweekanten belicht:1. vanuit de rol van de overheid in het publiekrecht, als hoeder van privaatrechtelijkestructuren en als participant (marktpartij) in het maatschappelijkverkeer;2. vanuit dwang, transactie en overreding.Daarbij valt op dat directe regulering, financiele instrumenten, privaatrechtelijkeregulering en op overreding gerichte instrumenten een afnemende reeksvormen voor wat betreft de handhavingslast voor de overheid en een opklimmendereeks voor wat betreft de eigen verantwoordelijkheid van burgers,bedrijven en maatschappelijke instellingen om milieuwaarden in het maatschappelijkverkeer tot gelding te brengen. Deze instrumenttypen worden nukort besproken.Als het gaat om publiekrechtelijke uitoefening van directe regulering, zoalsverboden en vergunningen, is de handhavingslast van de overheid het zwaarst.De theoretisch grote effectiviteit 'van het instrument wordt hierdoor verminderd.Deze bezwaren moeten leiden tot een terughoudende toepassing vandirecte regulering. Naarmate de beoogde gedragsverandering echter essentieleris - bijvoorbeeld in verband met de omvang van een risico, de vereistesnelheid van handelen of de ernst van de.verontreiniging -, zal er evenwelmeer reden zijn om de grote effectiviteit die directe regulering in beginselmogelijk maakt, te benutten.Bij financiele transactiemechanismen, zoals heffingen en subsidies, weegt depubliekrechtelijke handhavingsverantwoordelijkheid van de overheid minderzwaar. Het innen van een verbruiksheffing vergt als regel minder energie danhet afgeven van vergunningen. De handhavingsproblemen die ook financieleinstrumenten met zich meebrengen, kunnen vaak sterk worden beperkt dooreen ander aangrijpingspunt in het economisch transformatieproces te kiezen.Een groot voordeel van dit type instrumenten is bovendien dat zij bij voortduringstimuleren om tegen de laagst mogelijke milieukosten te produceren ente consumeren. Financiele regulering leent zich daarom voor het gericht veranderenvan gedrag.WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID

De handhavingslast van de overheid kan nog verder worden verminderd doorover te schakelen op een transactiemechanisme in eenprivaatrechtelijke benaderingvan de milieuproblematiek. De overheid heeft dan een meer spelregelbepalendeen scheidsrechterlijke rol en de handhavingslast wordt dan bij demaatschappelijke actoren zelf gelegd. Een elementaire voonvaarde is daarbijdat informatie beschikbaar is over de milieu-effecten van activiteiten vanafzonderlijke bedrijven en instellingen. Belanghebbenden zouden bij overschrijdingvan bepaalde normen een verbod van activiteiten kunnen vragen bijde rechter.Ook zou overschrijding grond kunnen zijn instanties aansprakelijk te stellenvoor de kosten die dit met zich meebrengt. De raad meent dat een informatieplichtertoe zou kunnen bijdragen dat onnodige aantasting van het milieuwordt voorkomen. Ook de handhavingslast die samenhangt met overheidscontroleop publiekrechtelijke normen zou hierdoor kunnen afnemen.De WRR is zich er weliswaar van bewust dat de privaatrechtelijke benaderingnog in de kinderschoenen staat, maar hij acht haar kansrijk. Daarom bepleithij meer aandacht voor de mogelijkheden om de verantwoordelijkheid voor hetgemeenschappelijk milieu langs privaatrechtelijke weg in te bouwen in destructuur en de ordening van het maatschappelijk verkeer. Juist bij het realiserenvan een doelmatig gebruik en een economische verdeling van milieuwaardenkan het privaatrecht immers een belangrijke rol spelen.Een instrumentcategorie in snelle opkomst en met een relatief geringe handhavingsinspanningvoor de overheid is sociale regulering. Dit instrumenttypevindt zijn kracht in een app6l op het groeiende milieubesef van de bevolking.Bij dit op overreding gerichte instrumentarium worden twee facetten onderscheiden:(1) het communicatieve facet dat gericht is op voorlichting, educatieen terugkoppeling van informatie in milieurapportages, en (2) het structurerendefacet, zoals dat tot uitdrukking komt in herenaccoorden, convenanten enandere vormen waarbij partijen zichzelf binden. De raad vraagt aandacht voorhet nog slechts gedeeltelijk benutte potentieel van deze reguleringsvorm. Eenbelangrijke stimulans hiertoe zou worden geboden door genoemde uitbreidingvan de plicht om openbaar informatie te verschaffen over milieu-effecten vanbedrijfsactiviteiten. Deze informatie kan dan worden benut voor het uitoefenenvan sociale pressie op vervuilende instellingen.SituatiekenmerkenInstrumenten kunnen niet alleen op hun eigen merites beoordeeld worden.Ook de karakteristieken van het probleem dat om een oplossing vraagt, zijnvan groot belang: de situatiekenmerken. De raad heeft een methode ontwikkelddie de keuze van instrumenten ordent door deze te relateren aan drie soortenkenmerken:1. kenmerken die verband houden met de kenbaarheid van emissies en effecten;2. kenmerken die betrekking hebben op de structuur van de doelgroep;3. kenmerken die de weerstand en de kosten van de doelgroep bepalen.Deze methode betreft uitsluitend objectiveerbare aspecten van de instrumentkeuze.De uiteindelijke keuze berust natuurlijk niet alleen op deze instrumenteel-rationeleovenvegingen, maar ook op politieke voorkeuren.De effectiviteit van directe regulering en transactie-instrumenten blijkt zeergevoelig te zijn voor de mate waarin milieubelastende activiteiten van gevaltot geval identificeerbaar en meetbaar danwel benaderbaar zijn. Ligt dit moeilijk,dan is sociale regulering meer geschikt; hiervoor moet dan we1 een draagvlakaanwezig zijn. Een volgend belangrijk kenmerk is de structuur van dedoelgroep, die wordt bepaald door het aantal vervuilingsbronnen en het aantalbeleidssubjecten. Grote aantallen kunnen hier dwingen tot de keuze van een'naastbeste' ingang voor het beleid (bijv, de input i.p.v. de output of de groothandeli.p.v. de kleinhandel) danwel tot functionele decentralisatie van

Het milieuvraagstuk wordt zo geschetst als een optimalisatievraagstukvan (1) informatievoorziening, (2) internalisatie van de externe effecten en(3) handhaafbaarheid. Dit betekent dat het milieubeleid zich moet richten opvermindering van de publieke handhavingslast door de milieuwaarden in hetmarktgedrag te verinnerlijken. De vraag dient zich dan aan in hoeverre hetopenbaar bestuur de potenties van de instrumenttypen kan benutten om demilieuproblemen zodanig beheersbaar te maken dat deze op verantwoordewijze in het gedrag van de individuele burger en instelling kunnen wordengei'ncorporeerd.Daarbij wordt de tweede centrale gedachte van het rapport ontwikkeld.Instrumenten en instrumentkeuzeDe WRR heeft er niet voor gekozen om de veelheid van beleidsvoornemens,acties en plannen die in of ten tijde van het NMP(-plus) zijn gepubliceerd iedervan een eigen instrumentatie te voorzien. In plaats daarvan heeft de raad eenglobale taxonomie ontwikkeld om tot een keuze van instrumenten te komen.Daarbij spelen enerzijds de karakteristieken van het instrumentarium een rol.Anderzijds moeten de instrumenten ook worden beoordeeld in relatie tot dekarakteristieken van het probleem dat om een oplossing vraagt. De uiteindelijkeinstrumentkeuze moet ook voldoen aan de meer algemene criteria vangoed bestuur (effectiviteit, efficiency en legitimiteit).De karakteristieken van het beleidsinstrumentarium worden van tweekanten belicht:1. vanuit de rol van de overheid in het publiekrecht, als hoeder van privaatrechtelijkestructuren en als participant (marktpartij) in het maatschappelijkverkeer;2. vanuit dwang, transactie en overreding.Daarbij valt op dat directe regulering, financiele instrumenten, privaatrechtelijkeregulering en op overreding gerichte instrumenten een afnemende reeksvormen voor wat betreft de handhavingslast voor de overheid en een opklimmendereeks voor wat betreft de eigen verantwoordelijkheid van burgers,bedrijven en maatschappelijke instellingen om milieuwaarden in het maatschappelijkverkeer tot gelding te brengen. Deze instrumenttypen worden nukort besproken.Als het gaat om publiekrechtelijke uitoefening van directe regulering, zoalsverboden en vergunningen, is de handhavingslast van de overheid het zwaarst.De theoretisch grote effectiviteit 'van het instrument wordt hierdoor verminderd.Deze bezwaren moeten leiden tot een terughoudende toepassing vandirecte regulering. Naarmate de beoogde gedragsverandering echter essentieleris - bijvoorbeeld in verband met de omvang van een risico, de vereistesnelheid van handelen of de ernst van de.verontreiniging -, zal er evenwelmeer reden zijn om de grote effectiviteit die directe regulering in beginselmogelijk maakt, te benutten.Bij financiele transactiemechanismen, zoals heffingen en subsidies, weegt depubliekrechtelijke handhavingsverantwoordelijkheid van de overheid minderzwaar. Het innen van een verbruiksheffing vergt als regel minder energie danhet afgeven van vergunningen. De handhavingsproblemen die ook financieleinstrumenten met zich meebrengen, kunnen vaak sterk worden beperkt dooreen ander aangrijpingspunt in het economisch transformatieproces te kiezen.Een groot voordeel van dit type instrumenten is bovendien dat zij bij voortduringstimuleren om tegen de laagst mogelijke milieukosten te produceren ente consumeren. Financiele regulering leent zich daarom voor het gericht veranderenvan gedrag.WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!