Milieubeleid - Oapen
Milieubeleid - Oapen Milieubeleid - Oapen
2.2.2 Milieu als ordeningsprobleemTegen deze achtergrond plaatst de raad het eigentijdse milieubeleid. De milieuproblematiekwordt gekenschetst door wat we1 de 'tragedy of the commons'wordt genoemd: onvoldoende onderkende schaarstesituaties die leiden tot eenchronische, onduurzame uitputting van gronden, bevordering van erosie en,meer in het algemeen, te sterke doorbreking van kringlopen en aantasting vanreproducerende systemen. Zolang visgronden niet worden bedreigd door overbevissingof gemene weiden niet door overbegrazing, is een verkaveling vanhet gemenebest (de 'commons') niet nodig om het maatschappelijk verkeer teregelen. Meer en meer is echter sprake van 'rivaliserende' aanspraken, waarbijhet gebruik van de BBn ten koste van dat van de ander gaat. Dat dwingt toteen zorgvuldig beheer om aanspraken op nieuwe schaarste binnen de perkenvan een 'milieugebruiksruimte' te houden. Zo'n milieugebruiksruimte geeftaan welk gebruik zich verdraagt met het wenselijk geachte reproducerendvermogen van onze natuurlijke omgeving. Het probleem is nu dat deze milieugebruiksruimteveelal nog bepaald moet worden. Het milieu wordt immersgezien als een collectieve gebruiksruimte en aanspraken op die ruimte wordenniet gecoordineerd in termen van gei'ndividualiseerde hoeveelheden, gebruiksrechtenen prijzen, zoals op een markt 3. De milieuproblematiek kan zo wordenbeschreven als een klassiek voorbeeld van marktfalen. Alle oorzaken van datfalen zijn rijkelijk vertegenwoordigd, om te beginnen a1 omdat informatie overde schaarsteverhoudingen ontbreekt.Als de coordinatie van het maatschappelijk verkeer op een dergelijke manierdisfunctioneert, krijgen individuen a1 gauw het gevoel dat het probleem bovenhun macht gaat, dat hun eigen, mogelijk opperbeste bedoelingen geen zodenaan de dijk zetten. 'Wat helpt het, als ik de trein neem, wanneer mijn plaats inde file door een andere auto wordt opgevuld?'; 'Waarom zou ik mijn mestboekhoudingbijhouden als ik nog maar moet afwachten of mijn buurman dat ookdoet en de controle door de overheid nog zeer onzeker is?; 'Waarom zou ik mijdruk maken over dat verwaarloosbare Nederlandse aandeel in het gat in deozonlaag? Zo ontstaan de bekende 'prisoners' dilemma's' uit de speltheorie, diede volkswijsheid formaliseren dat a1 te goed buurmans gek is. Het traditioneleprisoners' dilemma beschrijft twee van eenzelfde misdaad verdachte gevangenendie, ieder solitair opgesloten en verstoken van informatie over elkaars getuigenis,elkaar belasten. In zijn gedragsbeschrijving steunt dit theorema derhalveop (1) het ontbreken van informatie over het gedrag van (de) ander(en) en (2)het eigenbelang als verklaring voor het gedrag.Naar de mate dat de ordening van het maatschappelijk verkeer de zekerheidkan bieden dat de overeengekomen milieugebruiksruimte naar behoren wordtbeheerd en alle betrokken actoren daarbij met hun verantwoordelijkheidgeconfronteerd zullen worden (de vervuiler is verantwoordelijk), zullen 'prisoners'dilemma's' overgaan in 'assurance games'. Het gedrag van de ander wordtbeter voorspelbaar als gevolg van verbeteringen in de informatie en het sanctiebeleid.Iedereen gedraagt zich dan in de zekerheid dat dit gedrag ook van eenander wordt gevraagd. Deze situatie kan bijvoorbeeld worden bereikt door hetpubliekrechtelijk danwel privaatrechtelijk transactiemechanisme in teschakelen. Dit vraagt als regel om een individualisering van gebruiksrechtenmet heldere uitsluitingssancties en met prijzen als informatiedragers vanschaarsteverhoudingen. Het transactiemechanisme stelt de optimalisatie vanhet omgaan met schaarste dus centraal.3] B. Goudswaard, Ongeprijsde schoorste; 's-Gravenhage, Van Stockum. 1971; R. Hueting, Nieuwe schoorste en economische groei;Amsterdam, AgonlElsevier, 1974: H. Folmer, 'De prijs van het milieu': in: Geiintegreerd milieu-onderzoek: Milieudag KNAW, 3 april1990. blz. 41 -55.WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID
Zoals in paragraaf 3.5 nader zal worden verduidelijkt, voldoet de aan speltheoretischemodellen ten grondslag liggende eigenbelanghypothese evenwelslechts ten dele als verklaring van het milieugedrag. Vaak zijn mensen we1degelijk bereid om vrijwillig en zonder de garantie dat de ander ook meedoet,bij te dragen aan een beter milieu. Het milieuprobleem kan zo veeleer als een'sociaal dilemma' worden gezien. De bereidheid is er, maar de kennis over hetwaarom en hoe ontbreekt of is onvolledig. Vragen zoals 'Wat is nu een veiligeverpakking? of 'Wanneer komt de chemocar? zijn dan ook aan de orde van dedag. Juist door de grote betrokkenheid van mensen bij het milieu constateertde raad een veel groter potentieel voor vormen van sociale regulering ensociale controle dan uit de eigenbelanghypothese kan worden afgeleid, a1 blijktuit de analyse van mogelijke weerstanden tegen milieubeleid (zie bijv. hfdst. 4)dat in bepaalde gevallen, zoals het autogebruik, het eigenbelang een overheersenderol speelt.MilieubeleidHet keuzegedrag nader beschouwdIn het milieubeleid veronderstelt iedere inzet van instrumenten een gespecificeerdemilieudoelstelling, dat wil zeggen een configuratie van streefwaardenvoor een duurzame ontwikkeling. De doelstellingsformulering speelt zich af opverschillende aggregatieniveaus: lokaal, regionaal, fluviaal, continentaal enmondiaal. Het uiteindelijke oogrnerk is de bei'nvloeding van een gedrag vanactoren op microniveau zodat dit zich verdraagt met de duurzaamheidsdoelstellingenvoor het beschouwde aggregatieniveau. In deze subparagraafgaat het om dat micro-gedrag van maatschappelijke actoren.Het keuzegedrag van maatschappelijke actoren is te beschrijven in termen vana) voorkeuren en b) randvoorwaarden of keuzeparameters. Voorkeurenkunnen worden (1) doorkruist door een 'onwrikbare' parameter van directeordening in de vorm van een bevel of verbod, (2) bei'nvloed door manipulatievan gedragsbei'nvloedende parameters in de vorm van transactievoorwaardenof (3) bijgesteld als gevolg van overreding ('blij dat ik rij7/'waar zouden we zijnzonder de trein?'). Op den duur zal ieder van deze drie mechanismen leiden toteen verandering van voorkeuren op grond van een niet meer op de invloed vanindividuele actoren traceerbare cultuurverandering.Het keuzemodel nader uerklaardIn figuur 2.1 wordt het keuzegedrag beschreven van een actor K, die soms deauto, soms de trein neemt. Hoewel de figuur ontleend is aan de elementaire prijstheorie,waar zij de werking van financiele prikkels beschrijft, blijkt zij ookbruikbaar voor de beschrijving van andere maatschappelijke interactiemechanismen.Als transactievoorwaarden wordt K geconfronteerd met zijnperceptie van de relatieve prijskwaliteitsverhouding van auto- en treinkilometersen zijn beschikbare mobiliteitsbudget *.Wie vanuit de hiervoor gei'ntroduceerde veronderstellingen van een objectiefrationeleparameterbepaling en een subjectief-rationeel keuzegedrag de figuurraadpleegt, vindt de prijs/kwaliteitsverhouding van auto en trein in de hellingshoekenABO, DEO en ACO, die X uitdrukken in Y, en de mobiliteitsbudgetten inde budgetlijnen AB, DE en AC. Die budgetten geven aan hoeveel K aan trein-(Y-as) edof autokilometers (X-as) te besteden heeft. K's voorkeuren zijn, met a1hun eigenaardigheden, gerepresenteerd als een verzameling indifferentiecurvenI, ... I,, die aangeven welke combinaties van auto- en treinkilometers voorhem gelijkwaardig zijn bij de gegeven relatieve prijs/kwaliteitsverhoudingen enmobiliteitsbudgetten. In de uitgangssituatie optimeert hij in PI, waar hij, gegevenzijn voorkeursschema I,, nog net zijn hoogst haalbare combinatie trein- enautokilometers weet te verzoenen met zijn budget AB. In PI combineert hij eenMILIEUBELEID
- Page 1: Rapporten aan de RegeringMilieubele
- Page 4 and 5: Op overreding gerichte instrumenten
- Page 6 and 7: Het milieuvraagstuk wordt zo gesche
- Page 8 and 9: evoegdheden naar vertegenwoordigend
- Page 10 and 11: Zo beschouwd is milieubeleid geen k
- Page 12 and 13: instrumentarium en anderzijds van d
- Page 14 and 15: 'Ibch is het vooral in de twintigst
- Page 16: milieuproblemen waar vroegere gener
- Page 19 and 20: 13 kiloton in 1986 tot ongeveer 9,3
- Page 21 and 22: Nota Waterhuishouding lg. De nitraa
- Page 23 and 24: heden, maar vervolgens ook in veran
- Page 25 and 26: Fase I12. Het, in samenwerking met
- Page 27 and 28: Analyse van de milieuproblematiek2.
- Page 29: Deze 'verstatelijking' heeft niet a
- Page 33 and 34: van treinkilometers voor autokilome
- Page 35 and 36: domein van de efficiency. De ervari
- Page 37 and 38: 2.3.4 Rol van de overheidWanneer de
- Page 39 and 40: ?bt welke prijs willen we het belei
- Page 41 and 42: Instrumenten van milieubeleid3.1 In
- Page 43 and 44: complementaire voorzieningen geldt
- Page 45 and 46: door bedrijven te beperken. De toen
- Page 47 and 48: nale voorschriften vlot te kunnen i
- Page 49 and 50: ing van doelstellingen en voorschri
- Page 51 and 52: Naast allocatieve gronden zijn er v
- Page 53 and 54: de verschillende maatschappelijke g
- Page 55 and 56: opkomen. Langs die weg kunnen de ko
- Page 57 and 58: 3.3.5 Mogelijkheden en beperkingenI
- Page 59 and 60: PrivaatrechtelGk beheer van milieuw
- Page 61 and 62: individuele belangen. Een vraag die
- Page 63 and 64: het voordeel van de snelheid en de
- Page 65 and 66: lijke betrekking tussen de controle
- Page 67 and 68: Een spectaculair voorbeeld hiervan
- Page 69 and 70: lijk om op andere wijze te voldoen.
- Page 71 and 72: van het fiscale instrument 44. Best
- Page 73 and 74: zijn regulerende energieheffingen,
- Page 75 and 76: Oormerking van heffingen en eenheid
- Page 77 and 78: egulering, niet alleen de handhavin
- Page 79 and 80: Verhandelbare vergunningenDe privaa
2.2.2 Milieu als ordeningsprobleemTegen deze achtergrond plaatst de raad het eigentijdse milieubeleid. De milieuproblematiekwordt gekenschetst door wat we1 de 'tragedy of the commons'wordt genoemd: onvoldoende onderkende schaarstesituaties die leiden tot eenchronische, onduurzame uitputting van gronden, bevordering van erosie en,meer in het algemeen, te sterke doorbreking van kringlopen en aantasting vanreproducerende systemen. Zolang visgronden niet worden bedreigd door overbevissingof gemene weiden niet door overbegrazing, is een verkaveling vanhet gemenebest (de 'commons') niet nodig om het maatschappelijk verkeer teregelen. Meer en meer is echter sprake van 'rivaliserende' aanspraken, waarbijhet gebruik van de BBn ten koste van dat van de ander gaat. Dat dwingt toteen zorgvuldig beheer om aanspraken op nieuwe schaarste binnen de perkenvan een 'milieugebruiksruimte' te houden. Zo'n milieugebruiksruimte geeftaan welk gebruik zich verdraagt met het wenselijk geachte reproducerendvermogen van onze natuurlijke omgeving. Het probleem is nu dat deze milieugebruiksruimteveelal nog bepaald moet worden. Het milieu wordt immersgezien als een collectieve gebruiksruimte en aanspraken op die ruimte wordenniet gecoordineerd in termen van gei'ndividualiseerde hoeveelheden, gebruiksrechtenen prijzen, zoals op een markt 3. De milieuproblematiek kan zo wordenbeschreven als een klassiek voorbeeld van marktfalen. Alle oorzaken van datfalen zijn rijkelijk vertegenwoordigd, om te beginnen a1 omdat informatie overde schaarsteverhoudingen ontbreekt.Als de coordinatie van het maatschappelijk verkeer op een dergelijke manierdisfunctioneert, krijgen individuen a1 gauw het gevoel dat het probleem bovenhun macht gaat, dat hun eigen, mogelijk opperbeste bedoelingen geen zodenaan de dijk zetten. 'Wat helpt het, als ik de trein neem, wanneer mijn plaats inde file door een andere auto wordt opgevuld?'; 'Waarom zou ik mijn mestboekhoudingbijhouden als ik nog maar moet afwachten of mijn buurman dat ookdoet en de controle door de overheid nog zeer onzeker is?; 'Waarom zou ik mijdruk maken over dat verwaarloosbare Nederlandse aandeel in het gat in deozonlaag? Zo ontstaan de bekende 'prisoners' dilemma's' uit de speltheorie, diede volkswijsheid formaliseren dat a1 te goed buurmans gek is. Het traditioneleprisoners' dilemma beschrijft twee van eenzelfde misdaad verdachte gevangenendie, ieder solitair opgesloten en verstoken van informatie over elkaars getuigenis,elkaar belasten. In zijn gedragsbeschrijving steunt dit theorema derhalveop (1) het ontbreken van informatie over het gedrag van (de) ander(en) en (2)het eigenbelang als verklaring voor het gedrag.Naar de mate dat de ordening van het maatschappelijk verkeer de zekerheidkan bieden dat de overeengekomen milieugebruiksruimte naar behoren wordtbeheerd en alle betrokken actoren daarbij met hun verantwoordelijkheidgeconfronteerd zullen worden (de vervuiler is verantwoordelijk), zullen 'prisoners'dilemma's' overgaan in 'assurance games'. Het gedrag van de ander wordtbeter voorspelbaar als gevolg van verbeteringen in de informatie en het sanctiebeleid.Iedereen gedraagt zich dan in de zekerheid dat dit gedrag ook van eenander wordt gevraagd. Deze situatie kan bijvoorbeeld worden bereikt door hetpubliekrechtelijk danwel privaatrechtelijk transactiemechanisme in teschakelen. Dit vraagt als regel om een individualisering van gebruiksrechtenmet heldere uitsluitingssancties en met prijzen als informatiedragers vanschaarsteverhoudingen. Het transactiemechanisme stelt de optimalisatie vanhet omgaan met schaarste dus centraal.3] B. Goudswaard, Ongeprijsde schoorste; 's-Gravenhage, Van Stockum. 1971; R. Hueting, Nieuwe schoorste en economische groei;Amsterdam, AgonlElsevier, 1974: H. Folmer, 'De prijs van het milieu': in: Geiintegreerd milieu-onderzoek: Milieudag KNAW, 3 april1990. blz. 41 -55.WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID