Milieubeleid - Oapen
Milieubeleid - Oapen Milieubeleid - Oapen
De bron reduceert in dit geval de emissies tot de marginale kosten gelijk zijnaan de heffing. De emissies worden beperkt, maar niet geelimineerd; R ligttussen 0 en E.Meerdere bronnenVeronderstel nu dat er n bronnen zijn, met initiele emissies El . . En en kostenfunctiesfi(Rl). . fn(R,J waarin R1 . . Rn de emissiereducties van de bronnen zijn,uitgedrukt in dezelfde eenheden als El . . En. Veronderstel dat de kostenfunctiesf,(Rl). . fn(R,J van de bronnen monotoon stijgende, convexe functies van Rizijn. Definieer de totale reductiedoelstelling als R*. Er moet dan gelden:Met uiteraard R* 6i=lEi. Voor de reducties per bron moet gelden:Voorwaarden voor minimale totale kostenDe totale kosten van emissiereductie zijn:De voonvaarden waaronder de totale kosten (7) worden geminimaliseerd onderrestricties (4), (5) en (6) kunnen worden afgeleid met behulp van de volgendeLagrange-functie:De Kuhn-ncker voonvaarden voor een lokaal optimum zijn:en de vergelijkingen (41, (5) en (6).De voorwaarden voor minimale kosten impliceren, dat er drie soorten bronnen(kunnen) zijn:1 Bronnen waarvoor (5) bindend is. In dit geval geldten gaat (9) over in:WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID
2 Bronnen waarvoor (6) bindend is. In dit geval geldten gaat (9) over in:3 Bronnen waarvoor noch (51, noch (6) bindend is. In dit geval geldten wordt R" bepaald door:De uit individueel kostenminimaliserend gedrag voortkomende vergelijkingen(3a), (3b) en (3c) blijken overeen te komen met de voorwaarden voor minimaletotale kosten van emissiereductie (lOa), (lob) en (10c). De heffing H dientgelijk te worden gesteld aan de 'schaduwprijs' h. Hieruit kan worden geconcludeerddat onder bepaalde voorwaarden decentrale besluitvorming kan leidentot maatschappelijk optimale resultaten. Een tweede conclusie is, dat de keuzevan de ideale heffingshoogte niet eenvoudig is; h hangt onder meer af van deexacte vorm van de kostenfuncties.Aangezien in veel gevallen met zeer goedkope (beheersmatige) maatregelenreeds een beperkte emissiereductie kan worden bereikt, en het geheel eliminerenvan emissies doorgaans zeer duur is (verg. zgn. lekverliezen), is groep 3 (C)in de praktijk het meest relevant. Voor bronnen in deze groep zijn de marginalekosten van emissiereducties aan elkaar gelijk.In bovenstaande analyse is uitgegaan van een heffing. Voor verhandelbarevergunningen geldt echter hetzelfde resultaat. Voor een individueel bedrijfmaakt het niet uit of men een heffing danwel een vergunningenprijs betaalt.De vergelijkingen (3a), (3b) en (3c) geven dus ook het individueel gedrag bijverhandelbare vergunningen weer. De vergelijkingen (lOa), (lob) en (10c)geven het maatschappelijk optimum weer, 10s van de wijze waarop dit wordtbereikt. Wederom komen de drietallen vergelijkingen dus overeen.Bij directe regulering legt de overheid de verdeling van emissiereducties direct(emissievoorschriften) of indirect (installatievoorschriften) vast. Het behoeftgeen betoog dat deze verdeling van bovenaf doorgaans niet zal overeenkomenmet de uit kostenoogpunt ideale verdeling die door de vergelijkingen (lOa),(lob) en (10c) wordt beschreven.
- Page 133 and 134: Verhandelbare vergunningen hebben i
- Page 135 and 136: hiervan is de relatie werkgever-wer
- Page 137 and 138: zijn voor de instrumentkeuze: de me
- Page 139 and 140: Het spreekt vanzelf dat bij het inz
- Page 141 and 142: Tabel 4.3Indeling van doelgroepen/m
- Page 143 and 144: autogebruik) en op Ben doelgroep-mi
- Page 145 and 146: landbouw (veel tuinbouw, veel aarda
- Page 147 and 148: Toelichting tabel 4.51 =)a D = Dire
- Page 149 and 150: het milieu. Rvens bleek dat de typo
- Page 151 and 152: De onderzochte heffingen hebben een
- Page 153 and 154: verdragen met de continui'teit die
- Page 155 and 156: delen en de (milieuhadelen. De voor
- Page 157 and 158: onderkend, dat hiervan vooralsnog g
- Page 159 and 160: Vorm en inhoudvan het milieubeleid5
- Page 161 and 162: In de bepaling van de beleidsagenda
- Page 163 and 164: Het vinden van de optimale bestuurl
- Page 165 and 166: tot wat we op eigen kracht en gezag
- Page 167 and 168: transactiebereidheid. De omslag kwa
- Page 169 and 170: uiteindelijke beleidsorientatie een
- Page 171 and 172: gestreefd te worden naar een beperk
- Page 173 and 174: Bijlage I:Tekst van de adviesaanvra
- Page 175 and 176: Fase I:1. Inventarisatie, evaluatie
- Page 177 and 178: Bijlage 2:De laagste-kosten-eigensc
- Page 179 and 180: plaatsvinden. Het is dan bijvoorbee
- Page 181 and 182: BRON ABRON 6ernissiereductiekostene
- Page 183: ConclusieIn onderdeel 1 is beschrev
- Page 187 and 188: Bijlage 3:Verhandelbare vergunninge
- Page 189 and 190: ZakenregisterAansprakelijkheid par.
- Page 191 and 192: - mechanisme(n) par.2.2.1,47-50- ob
- Page 193 and 194: - publiekrechtelijke - par.3.2, par
- Page 195 and 196: Rapporten aan de RegeringEerste raa
- Page 197 and 198: 'Voorstudies en achtergronden'Eente
- Page 199 and 200: 'Voorstudies en achtergronden media
- Page 201: Vierde raadsperiode:V63 Milieu en g
2 Bronnen waarvoor (6) bindend is. In dit geval geldten gaat (9) over in:3 Bronnen waarvoor noch (51, noch (6) bindend is. In dit geval geldten wordt R" bepaald door:De uit individueel kostenminimaliserend gedrag voortkomende vergelijkingen(3a), (3b) en (3c) blijken overeen te komen met de voorwaarden voor minimaletotale kosten van emissiereductie (lOa), (lob) en (10c). De heffing H dientgelijk te worden gesteld aan de 'schaduwprijs' h. Hieruit kan worden geconcludeerddat onder bepaalde voorwaarden decentrale besluitvorming kan leidentot maatschappelijk optimale resultaten. Een tweede conclusie is, dat de keuzevan de ideale heffingshoogte niet eenvoudig is; h hangt onder meer af van deexacte vorm van de kostenfuncties.Aangezien in veel gevallen met zeer goedkope (beheersmatige) maatregelenreeds een beperkte emissiereductie kan worden bereikt, en het geheel eliminerenvan emissies doorgaans zeer duur is (verg. zgn. lekverliezen), is groep 3 (C)in de praktijk het meest relevant. Voor bronnen in deze groep zijn de marginalekosten van emissiereducties aan elkaar gelijk.In bovenstaande analyse is uitgegaan van een heffing. Voor verhandelbarevergunningen geldt echter hetzelfde resultaat. Voor een individueel bedrijfmaakt het niet uit of men een heffing danwel een vergunningenprijs betaalt.De vergelijkingen (3a), (3b) en (3c) geven dus ook het individueel gedrag bijverhandelbare vergunningen weer. De vergelijkingen (lOa), (lob) en (10c)geven het maatschappelijk optimum weer, 10s van de wijze waarop dit wordtbereikt. Wederom komen de drietallen vergelijkingen dus overeen.Bij directe regulering legt de overheid de verdeling van emissiereducties direct(emissievoorschriften) of indirect (installatievoorschriften) vast. Het behoeftgeen betoog dat deze verdeling van bovenaf doorgaans niet zal overeenkomenmet de uit kostenoogpunt ideale verdeling die door de vergelijkingen (lOa),(lob) en (10c) wordt beschreven.