Milieubeleid - Oapen

Milieubeleid - Oapen Milieubeleid - Oapen

13.07.2015 Views

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID

Bijlage 2:De laagste-kosten-eigenschapIn dit rapport werd bij verschillende instrumenten van milieubeleid aangegevendat deze instrumenten (theoretisch) minimale kosten van bestrijdingimpliceren. Dit hangt samen met het feit dat bij toepassing van deze instrumentende marginale kosten voor de verschillende bronnen aan elkaar gelijkzijn. In deze appendix wordt die stelling nader onderbouwd. In onderdeel 1wordt een inleiding gegeven. In onderdeel2 wordt een en ander toegelicht aande hand van een getallenvoorbeeld en grafieken. Onderdeel3 tenslotte bevateen wiskundige afleiding.I. InleidingHet begrip kosten bestaat, als het gaat om de laagste-kosten-eigenschap, uitsluitenduit de kosten die voor de doelgroep gepaard gaan met het reducerenvan emissies (bestrijdingskosten). Voor het individueel gedrag van leden vande doelgroep zijn daarnaast de kosten van heffingen of de aanschaf van verhandelbarevergunningen van belang. Deze kosten zijn echter geen maatschappelijkekosten, omdat zij tevens ontvangsten vormen voor de overheid respectievelijkandere doelgroepleden. Perceptiekosten blijven eveneens buitenbeschouwing. De laagste-kosten-eigenschap wordt behandeld aan de hand vande instrumenten regulerende hefingen en verhandelbare vergunningen.lkvens wordt de efficient van het toekennen van eigendomsrechtenbeschouwd.Als een regulerende heffing op emissies wordt opgelegd, zal een bron die zichrationeel gedraagt de kosten van de heffing afwegen tegen de kosten vanemissiebeperking. De bron zal dan alle emissiebeperkende maatregelennemen die (per eenheid reductie) minder kosten met zich meebrengen dan hetbetalen van de heffing. Rationele bedrijven nemen technische maatregelenwaarvan de kosten lager zijn dan van de heffing; rationele consumentenvoeren gedragsveranderingen door die het 'nut' minder sterk verlagen dan hetbetalen van de hefing zou doen. Maatregelen die duurder zijn dan de heffingworden niet genomen. Als gevolg hiervan zijn de marginale bestrijdingskosten(de kosten van de laatstgenomen maatregel) bij alle bronnen (nagenoeg) gelijkaan de heffing. De verdeling van de vervuiling over de bronnen is dan 'automatisch'zodanig, dat de totale bestrijdingskosten minimaal zijn. Dit wordt inonderdeel2 van deze appendix nader toegelicht.Indien het verband tussen de mate van emissiereductie en de bestrijdingskostenvoor alle bronnen nagenoeg identiek is, zal de heffing voor alle bronnenin een vrijwel even grote reductie resulteren. Er is dan wat betreft de verdelingvan reducties en wat betreft de totale bestrijdingskosten weinig verschil metdirecte regulering met gelijke emissiequota's voor alle bronnen. Indien echterde kostenfuncties sterk verschillen, zullen de reducties ongelijk verdeeld zijnover de bronnen. Deze ongelijke verdeling is uit kostenoogpunt optimaal. Eenandere verdeling, bijvoorbeeld een gelijke verdeling, kan in dergelijke gevallenvoor de doelgroep als geheel zeer ongunstig zijn. Dit is bij bedrijven bijvoorbeeldhet geval als sommige bedrijven een oud machinepark hebben, terwijlandere bedrijven relatief nieuwe machines hebben. De bedrijven met ouderemachines kunnen deze vervangen en daarbij rekening houden met de milieuheffing.Voor bedrijven met nieuwe machines is deze optie veel duurder.Voor consumenten is er sprake van verschillende 'kostenfuncties' als de voorkeurensterk uiteenlopen. Het is bijvoorbeeld denkbaar dat bepaalde consumentenveel sterker aan autogebruik hechten dan anderen.

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!