Milieubeleid - Oapen

Milieubeleid - Oapen Milieubeleid - Oapen

13.07.2015 Views

merken treden vaak gezamenlijk op. Zo gaan hoge kosten vaak samen met eenkostengevoelige doelgroep (als de kosten hoog genoeg zijn is elke doelgroepgevoelig). %chnologische mogelijkheden gaan bij bedrijven vaak samen metuiteenlopende kosten omdat de leeftijd van het bestaande, vervuilende machineparkper bedrijf verschilt. Een groot aantal bronnen gaat vaak (maar nietaltijd) samen met een groot aantal beleidssubjecten.Het belang van een situatiekenmerk wordt bepaald door de mate waarin hetkenmerk onderscheidend is voor de keuze van instrumenten. Daarbij speelt desamenhang met criteria een belangrijke rol. Sommige situatiekenmerken zijnsterk bepalend voor de mate waarin verschillende instrumenten aan criteriakunnen voldoen. Dit houdt overigens geen eindoordeel over de geschiktheidvan instrumenten in: het is aan de beleidmaker om te bepalen welk gewichtaan (het niet voldoen aan) criteria wordt toegekend. De criteria waaraaninstrumenten kunnen worden getoetst, zijn beschreven in paragraaf 2.4.Voorop staat het criterium milieu-effectiuiteit. De effectiviteit staat of valt metde handhaafbaarheid. De situatiekenmerken die het sterkst bepalend zijn voorde handhaafbaarheid zijn de meetbaarheidhenaderbaarheid van de activiteitenen het aantal bronnenheleidssubjecten.Als tweede criterium wordt de economische eficientie van instrumenten onderscheiden.Het gaat hierbij om de kosten of welvaartsverliezen voor de doelgroepen de eventuele gevolgen in termen van concurrentiepositie of draagkracht,en om kosten voor de overheid. In de voorafgaande paragrafen is geconcludeerddat de kosten van gedragsverandering voor de doelgroep in situatieswaarin de kosten per lid van de doelgroep sterk verschillen, lager zijn bij deinzet van financiele instrumenten dan bij directe regulering. Dit geldt inversterkte mate indien goede technologische mogelijkheden aanwezig zijn,omdat dan ook een uit kostenoogpunt optimaal tijdstip van invoering vannieuwe technologie kan worden gekozen. Naast de (totale) hoogte van de kostenspelen dus ook de kostenverschillen tussen leden van de doelgroep en de technologischemogelQkheden een rol bij de instrumentkeuze. In de praktijk gaat eenhoog gemiddeld kostenniveau vaak samen met grote kostenverschillen entechnologische mogelijkheden. De drie genoemde kenmerken zullen in hetkader van de typologie als BBn kenmerk worden behandeld.Ook de kosten voor de overheid (perceptiekosten) maken deel uit van de economischeeficientie. Deze kosten worden ten dele bepaald door de reedsgenoemde handhaafbaarheid, die weer ten dele door de kosten voor de doelgroepwordt bepaald. Hoge kosten voor de doelgroep leiden zo (ceteris paribus)tot hogere kosten voor de overheid. Daarnaast is de specifieke invulling vanhet beleid bepalend voor deze kosten.Het derde criterium is de legitimiteit van instrumenten. Dit criterium wordtprimair geoperationaliseerd met het principe 'de vervuiler betaalt'. Ditprincipe vormt, ongeacht de situatiekenmerken, een negatieve factor voorsubsidies (de vervuilende groep wordt dan beloond) en, in mindere mate, voorhet specifiek compenseren van kostenverhogende maatregelen (de vervuilendegroep betaalt dan per saldo niet). Een ander aspect van legitimiteit is demate waarin subjecten gelijk worden behandeld. Hiervoor is in de eerste plaatsde (theoretische) rechtsgelijkheid in de betreffende regeling van belang. In depraktijk geldt dat beleid dat slecht wordt gehandhaafd, leidt tot grote ongelijkheidtussen 'ontduikers' en 'nalevers' van de regels. Niet alleen de effectiviteitmaar ook de legitimiteit is gediend bij een goede handhaving.De geschetste samenhang tussen situatiekenmerken en criteria wordt weergegevenin figuur 4.2. Deze figuur geeft een specifieke invulling aan de samenhangdie eerder in figuur 2.3 werd geschetst.Uit deze analyse blijkt dat van de vele in de vorige paragraaf genoemde situatiekenmerkener in elk geval drie zijn aan te wijzen die sterk onderscheidendWETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSRELEID

zijn voor de instrumentkeuze: de meetbaarheid of benaderbaarheid van deactiviteiten, het aantal bronnen en de kosten voor de doelgroep (het laatste incombinatie met technologische mogelijkheden).Figuur 4.2Criteria, handhaafbaarheid en belangrijke situatiekenmerkenaontal bronnonlbololdoaublOOtOIIhandhaaf--baarholdkoahn voor-de overholddoololndOn vando doolgroopkootrn voordo doolgroopl !toohnologloohomogotllkhodon 1Iooonom1~ohoofflolontloDeze geselecteerde situatiekenmerken worden gebruikt voor een globaleindeling van milieubeleidssituaties. De typologie deelt elke milieubeleidssituatiein in Ben van zeven hoofdtypen. Bij elk hoofdtype kan worden aangegeven,in hoeverre bepaalde instrumenten geschikt zijn in vergelijking metandere situatietypen. Hierbij past echter een waarschuwende kanttekening.Het doe1 van de typologie is om, binnen het geheel van omstandigheden envoorkeuren waarin keuzes tot stand komen, de rol van een beperkt aantal,maar we1 cruciaal te achten omstandigheden weer te geven. Bij de uiteindelijkekeuze dienen natuurlijk ook de situatiekenmerken te worden betrokkendie vooralsnog buiten beschouwing zijn gelaten.De situatiekenmerkenmethode leidt tot vergelijkende uitspraken: in situatiesmet zekere kenmerken zijn bepaalde instrumenten relatief geschikter dan inandere situaties.De betekenis van een typologie als hier gepresenteerd, is dat deze stimuleerttot een expliciete afweging van de voor- en nadelen van de beschikbare instrumentenin het licht van kenmerken van het betreffende milieuprobleem.Hoewel de methode leidt tot een keuze van BBn instrument(type1, is het geenszinsde bedoeling hiermee aan te geven, dat de beoogde doelstelling zondermeer kan worden bereikt met uitsluitend het gekozen instrument. We1 kan ditinstrument worden gezien als het primair in te zetten middel, waarbij andereinstrumenten een aanvullende of versterkende functie kunnen hebben.Het eerste type milieubeleidssituaties kan worden aangeduid als het overzichtelijketype. Het is zeer goed vatbaar voor beleid. Het onderscheidt zich door eengoede meetbaarheid of benaderbaarheid van activiteiten, een klein aantalbronnen en relatief geringe kosten (en kostenverschillen). Als voorbeeld kande landschapsaantasting door grintwinning worden genoemd. Aangezien hetgaat om een overzichtelijke doelgroep, waarbij handhavingsproblemen geengrote rol spelen, is het vinden van instrumenten niet moeilijk. Wellicht isdirecte regulering in de vorm van doelvoorschriften (bij grintwinning: gequo-

merken treden vaak gezamenlijk op. Zo gaan hoge kosten vaak samen met eenkostengevoelige doelgroep (als de kosten hoog genoeg zijn is elke doelgroepgevoelig). %chnologische mogelijkheden gaan bij bedrijven vaak samen metuiteenlopende kosten omdat de leeftijd van het bestaande, vervuilende machineparkper bedrijf verschilt. Een groot aantal bronnen gaat vaak (maar nietaltijd) samen met een groot aantal beleidssubjecten.Het belang van een situatiekenmerk wordt bepaald door de mate waarin hetkenmerk onderscheidend is voor de keuze van instrumenten. Daarbij speelt desamenhang met criteria een belangrijke rol. Sommige situatiekenmerken zijnsterk bepalend voor de mate waarin verschillende instrumenten aan criteriakunnen voldoen. Dit houdt overigens geen eindoordeel over de geschiktheidvan instrumenten in: het is aan de beleidmaker om te bepalen welk gewichtaan (het niet voldoen aan) criteria wordt toegekend. De criteria waaraaninstrumenten kunnen worden getoetst, zijn beschreven in paragraaf 2.4.Voorop staat het criterium milieu-effectiuiteit. De effectiviteit staat of valt metde handhaafbaarheid. De situatiekenmerken die het sterkst bepalend zijn voorde handhaafbaarheid zijn de meetbaarheidhenaderbaarheid van de activiteitenen het aantal bronnenheleidssubjecten.Als tweede criterium wordt de economische eficientie van instrumenten onderscheiden.Het gaat hierbij om de kosten of welvaartsverliezen voor de doelgroepen de eventuele gevolgen in termen van concurrentiepositie of draagkracht,en om kosten voor de overheid. In de voorafgaande paragrafen is geconcludeerddat de kosten van gedragsverandering voor de doelgroep in situatieswaarin de kosten per lid van de doelgroep sterk verschillen, lager zijn bij deinzet van financiele instrumenten dan bij directe regulering. Dit geldt inversterkte mate indien goede technologische mogelijkheden aanwezig zijn,omdat dan ook een uit kostenoogpunt optimaal tijdstip van invoering vannieuwe technologie kan worden gekozen. Naast de (totale) hoogte van de kostenspelen dus ook de kostenverschillen tussen leden van de doelgroep en de technologischemogelQkheden een rol bij de instrumentkeuze. In de praktijk gaat eenhoog gemiddeld kostenniveau vaak samen met grote kostenverschillen entechnologische mogelijkheden. De drie genoemde kenmerken zullen in hetkader van de typologie als BBn kenmerk worden behandeld.Ook de kosten voor de overheid (perceptiekosten) maken deel uit van de economischeeficientie. Deze kosten worden ten dele bepaald door de reedsgenoemde handhaafbaarheid, die weer ten dele door de kosten voor de doelgroepwordt bepaald. Hoge kosten voor de doelgroep leiden zo (ceteris paribus)tot hogere kosten voor de overheid. Daarnaast is de specifieke invulling vanhet beleid bepalend voor deze kosten.Het derde criterium is de legitimiteit van instrumenten. Dit criterium wordtprimair geoperationaliseerd met het principe 'de vervuiler betaalt'. Ditprincipe vormt, ongeacht de situatiekenmerken, een negatieve factor voorsubsidies (de vervuilende groep wordt dan beloond) en, in mindere mate, voorhet specifiek compenseren van kostenverhogende maatregelen (de vervuilendegroep betaalt dan per saldo niet). Een ander aspect van legitimiteit is demate waarin subjecten gelijk worden behandeld. Hiervoor is in de eerste plaatsde (theoretische) rechtsgelijkheid in de betreffende regeling van belang. In depraktijk geldt dat beleid dat slecht wordt gehandhaafd, leidt tot grote ongelijkheidtussen 'ontduikers' en 'nalevers' van de regels. Niet alleen de effectiviteitmaar ook de legitimiteit is gediend bij een goede handhaving.De geschetste samenhang tussen situatiekenmerken en criteria wordt weergegevenin figuur 4.2. Deze figuur geeft een specifieke invulling aan de samenhangdie eerder in figuur 2.3 werd geschetst.Uit deze analyse blijkt dat van de vele in de vorige paragraaf genoemde situatiekenmerkener in elk geval drie zijn aan te wijzen die sterk onderscheidendWETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSRELEID

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!