Milieubeleid - Oapen
Milieubeleid - Oapen Milieubeleid - Oapen
4.2.2.1 Verkeer en vervoerDe doelgroep verkeer en vervoer draagt bij aan onder meer de uitstoot van C02en NO, en ook aan de uitstoot van vluchtige organische stoffen en zwaremetalen. Daarnaast zijn er bijdragen aan het afvalprobleem, aan geluid- enstankhinder en aan de versnippering van landschappen. De doelstellingen tenaanzien van deze milieuproblemen worden door de sector niet of nauwelijksbenaderd. De belangrijkste oorzaak is hier de sterk toegenomen mobiliteit.Zo nam het aantal vrachtwagenkilometers dat binnen Nederland verredenwerd, toe met 4 procent tussen 1980 en 1986 en met 18 procent tussen 1986 en1990. Deze trend zal zich voortzetten: op grond van de produktiegroei venvachtmen dat het aantal in Nederland te verrijden tonkilometers tussen 1985 en2010 zal verdubbelen.Ook het personenverkeer nam toe. Tussen 1986 en 1989 groeide de personenautomobiliteitmet 4 procent per jaar. Het is dan ook zeer de vraag of, bij voortzettingvan het huidige beleid, de toegestane groei van 35 procent tot 2010 nietzal worden overschreden. Tussen 1986 en 1990 heeft de automobiliteitsgroeireeds ruim een derde van de voor 1986-2010 toegestane groei 'geconsumeerd'.Het RIVM tekent bij haar berekeningen aan dat de beleidsdoelstellingeninzake de groei van het personenverkeer niet onhaalbaar maar we1 heel kwetsbaarzijn. Voonvaarden zijn dat het voorgenomen beleid - resulterend in eenforse stijging van de variabele autokosten - consequent en streng wordt doorgevoerden dat de implementatie niet mag tegenvallen. Deze kwetsbaarheidwordt onderstreept door de onderzoeksresultaten van de RijksplanologischeDienst 6. Op grond van de recent in opwaartse richting bijgestelde proposevan het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) van de bevolkingsgroeiwordt bovendien venvacht dat het aantal verreden kilometers sterker zaltoenemen dan door het RIVM wordt aangenomen.De toename van het aantal verreden kilometers heeft consequenties voor hetbrandstofverbruik. In de periode 1986-1990 nam het totale energieverbruik inhet wegverkeer dan ook toe met 11 procent, van 297 PJ tot 330 PJ 7. Alleen doordrastische veranderingen in het autogebruik en door technologische vernieuwingkunnen de brandstofinzet in het verkeer en de emissies van COz, NO, enVOS worden verminderd. Door de introductie van de driewegkatalysator inpersonenauto's is de NOx-emissie door personenauto's (28% van de totale NOxuitstoot)tussen 1988 en 1990 zo, ondanks de sterke groei van het aantalgereden kilometers, met 10 procent gedaald. In het vrachtverkeer (21% van detotale NOx-uitstoot) zal de technologie zich echter verder moeten ontwikkelenom de NOx-emissie terug te kunnen brengen. Om de NOx-doelstelling voor hetvrachtverkeer te kunnen halen, zouden de vrachtwagens 80 procent minderNO, moeten uitstoten.4.2.2.2 LondbouwDe landbouw draagt eveneens in belangrijke mate bij aan een groot aantalmilieuproblemen. Het Nederlandse landbouwbeleid is jarenlang gerichtgeweest op het verhogen van de produktie; sinds 1950 is die dan ook verdrievoudigd.Deze produktieverhoging heeft, door het toegenomen (0ver)gebruikvan meststoffen en veevoer, het milieu enorm belast. Dit alles heeft gevolgenvoor de verzurings- en de vermestingsproblematiek.Zo zullen volgens de Commissie-Stikstof de vermestingsdoelstellingen in hetkader van het Rijn Actieplan en Noordzee Actieplan voor 1995 vrijwel zeker niet'1 Rijksplanologische Dienst. Ruimtelijke Verkenningen 1991: joorboek Rijksplanologische Dienst; Ministerie van Volkshuisvesting.Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, 's-Gravenhage. 1991.'1 Centraal Bureau voor de Statistiek. Moondstotistiek Verkeer en vervoer; december 199 1.54e jaargang nr. 6.WETENSCHAPPELIJKE RAADVOOR HET REGERINGSBELEID
gehaald worden. Om deze doelstellingen, en die ten aanzien van de verzuring,te kunnen realiseren, is verscherping van het mestbeleid noodzakelijk. Tot nutoe heeft het mestbeleid onvoldoende resultaat afgeworpen. Het ondenverkenvan mest heeft, mede omdat de wetgeving is vertraagd, niet aan de venvachtingenvoldaan; het onderzoek naar emissie-arme stallen heeft nog niet totimplementatie geleid; de bouw van mestverwerkingsfabrieken heeft - ook alsgevolg van Europese toestemmingsprocedures - een aanzienlijke vertragingopgelopen. Hoewel enig resultaat is geboekt door aanpassing van het stikstofgehaltein het veevoer, moet hier nog veel meer worden bereikt om de emissievan stikstof naar de lucht en uitspoeling naar de bodem en het grondwater tebeperken.Behalve meststoffen bevatten dierlijke mest en kunstmest ook fracties zwaremetalen, die in bodem, grond- en oppervlaktewater terecht kunnen komen.Ook het overmatig gebruik van bestrijdingsmiddelen veroorzaakt problemenvoor het milieu. De toename van de landbouwproduktiviteit is mede mogelijkgemaakt door een steeds verdergaande beheersing van de grond- en oppervlaktewaterpeilen.Kunstmatige verlaging van de grondwaterstand in het voorjaaren beregening in de zomer maken de landbouw dan ook tot een van debelangrijke veroorzakers van de in hoofdstuk 1 besproken verdroging.4.2.2.3 lndustrieHet beleid ten aanzien van de landbouw heeft a1 met a1 nog onvoldoende vruchtenafgeworpen. Van deze doelgroep zal dus een aanzienlijke inspanning moetenworden verlangd. Het beleid dient daarop te worden gericht (zie par. 4.5).De sector industrie draagt eveneens bij aan veel milieuproblemen. De sectorkan evenwel een bijdrage leveren aan de oplossing van milieuproblemen doorde ontwikkeling van schonere en zuiniger (procedtechnieken en produkten.De energie-efficiency zal in 2000 naar venvachting van het RIVM met 6 procentzijn verbeterd ten opzichte van 1989; de doelstelling is echter 15 procent.De doelstellingenvoor de verzurende emissies in 2000 zullen met de thans vastgesteldemaatregelen volgens het RIVM met 25 procent worden overschreden.Rookgasontzwaveling heeft geleid tot een reductie van de emissie van zwaremetalen naar de lucht en ook de industriele lozingen van zware metalen zullennaar de verwachting van het RIVM tot 1995 afnemen met zo'n 70 procent; na1995 is echter weinig verdere reductie te verwachten. Op grond van het vastgesteldebeleid zullen de doelstellingen voor verspreiding van zware metalennaar lucht en water in 2000 niet gerealiseerd worden. Voor preventie enhergebruik van afval moet de industrie zich richten op meer gei'ntegreerdeprodukt- en produktiecycli.4.2.2.4 HuishoudensEen groot probleem bij deze doelgroep is de afvalstroom. De groei van deconsumptie - zo'n 3,5 procent per jaar - gaat gepaard met een enorme afvalstroom.Zowel het volume als de samenstelling vormen een groot probleem. Deconsument zal milieubewuster moeten omgaan met aanschaf en gebruik vanprodukten. Bovendien zal hij zijn afval gescheiden moeten aanbieden enprodukten, zoals huishoudelijke apparaten en auto's, in de afvalfase moetenretourneren om een adequate verwerking mogelijk te maken. Er doen zich doorhet toegenomen milieubewustzijn we1 positieve ontwikkelingen voor; succesvolis bijvoorbeeld de medewerking aan afvalscheiding en de inzameling vanbatterijen. Anderzijds zijn er vooral in de consumptie ook voor het milieu negatievetrends waar te nemen: door de toenemende individualisering neemt hetaantal kapitaalgoederen per persoon toe, evenals milieubelastende bestedingenzoals vliegvakanties en open haarden.Ook als het gaat om een zuiniger energiegebruik is de consument een belang-MILIEUBELEID
- Page 69 and 70: lijk om op andere wijze te voldoen.
- Page 71 and 72: van het fiscale instrument 44. Best
- Page 73 and 74: zijn regulerende energieheffingen,
- Page 75 and 76: Oormerking van heffingen en eenheid
- Page 77 and 78: egulering, niet alleen de handhavin
- Page 79 and 80: Verhandelbare vergunningenDe privaa
- Page 81 and 82: kunnen de transactiekosten hoog zij
- Page 83 and 84: Verder wordt hiermee geen recht ged
- Page 85 and 86: egulering in de vorm van technologi
- Page 87 and 88: elementen in de attitudes of voorke
- Page 89 and 90: werking wordt gedaan. Zij is echter
- Page 91 and 92: Onvolledige contracten fvormen van
- Page 93 and 94: in de specificatie van het wenselij
- Page 95 and 96: Landelijke Vereniging tot behoud va
- Page 97 and 98: kader van de produktaansprakelijkhe
- Page 99 and 100: De openbaarheid van de procedure is
- Page 101 and 102: gegeven welke publiekrechtelijke en
- Page 103 and 104: Indien eind 1992 onvoldoende voortg
- Page 105 and 106: 3.6.2 De comrnunautaire rechtsordeD
- Page 107 and 108: etrokken regels dit uitdrukkelijk b
- Page 109 and 110: directe regulering worden de (impli
- Page 111 and 112: Eerst de efficiencyvraag of het kan
- Page 113 and 114: 3.8 SlotbeschouwingIn het voorafgaa
- Page 115 and 116: Keuze van instrumenten4.1 Inleiding
- Page 117 and 118: muleerd. Deze doelstellingen voor 2
- Page 119: en de inzet van minder zwavelhouden
- Page 123 and 124: 3. kenmerken die de weerstand en de
- Page 125 and 126: De afvalproblematiek omvat veel moe
- Page 127 and 128: 4.3.4 StructuurAantal bronnenDoelgr
- Page 129 and 130: Geografische schaal van de effecten
- Page 131 and 132: directe regulering is geboden. Met
- Page 133 and 134: Verhandelbare vergunningen hebben i
- Page 135 and 136: hiervan is de relatie werkgever-wer
- Page 137 and 138: zijn voor de instrumentkeuze: de me
- Page 139 and 140: Het spreekt vanzelf dat bij het inz
- Page 141 and 142: Tabel 4.3Indeling van doelgroepen/m
- Page 143 and 144: autogebruik) en op Ben doelgroep-mi
- Page 145 and 146: landbouw (veel tuinbouw, veel aarda
- Page 147 and 148: Toelichting tabel 4.51 =)a D = Dire
- Page 149 and 150: het milieu. Rvens bleek dat de typo
- Page 151 and 152: De onderzochte heffingen hebben een
- Page 153 and 154: verdragen met de continui'teit die
- Page 155 and 156: delen en de (milieuhadelen. De voor
- Page 157 and 158: onderkend, dat hiervan vooralsnog g
- Page 159 and 160: Vorm en inhoudvan het milieubeleid5
- Page 161 and 162: In de bepaling van de beleidsagenda
- Page 163 and 164: Het vinden van de optimale bestuurl
- Page 165 and 166: tot wat we op eigen kracht en gezag
- Page 167 and 168: transactiebereidheid. De omslag kwa
- Page 169 and 170: uiteindelijke beleidsorientatie een
4.2.2.1 Verkeer en vervoerDe doelgroep verkeer en vervoer draagt bij aan onder meer de uitstoot van C02en NO, en ook aan de uitstoot van vluchtige organische stoffen en zwaremetalen. Daarnaast zijn er bijdragen aan het afvalprobleem, aan geluid- enstankhinder en aan de versnippering van landschappen. De doelstellingen tenaanzien van deze milieuproblemen worden door de sector niet of nauwelijksbenaderd. De belangrijkste oorzaak is hier de sterk toegenomen mobiliteit.Zo nam het aantal vrachtwagenkilometers dat binnen Nederland verredenwerd, toe met 4 procent tussen 1980 en 1986 en met 18 procent tussen 1986 en1990. Deze trend zal zich voortzetten: op grond van de produktiegroei venvachtmen dat het aantal in Nederland te verrijden tonkilometers tussen 1985 en2010 zal verdubbelen.Ook het personenverkeer nam toe. Tussen 1986 en 1989 groeide de personenautomobiliteitmet 4 procent per jaar. Het is dan ook zeer de vraag of, bij voortzettingvan het huidige beleid, de toegestane groei van 35 procent tot 2010 nietzal worden overschreden. Tussen 1986 en 1990 heeft de automobiliteitsgroeireeds ruim een derde van de voor 1986-2010 toegestane groei 'geconsumeerd'.Het RIVM tekent bij haar berekeningen aan dat de beleidsdoelstellingeninzake de groei van het personenverkeer niet onhaalbaar maar we1 heel kwetsbaarzijn. Voonvaarden zijn dat het voorgenomen beleid - resulterend in eenforse stijging van de variabele autokosten - consequent en streng wordt doorgevoerden dat de implementatie niet mag tegenvallen. Deze kwetsbaarheidwordt onderstreept door de onderzoeksresultaten van de RijksplanologischeDienst 6. Op grond van de recent in opwaartse richting bijgestelde proposevan het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) van de bevolkingsgroeiwordt bovendien venvacht dat het aantal verreden kilometers sterker zaltoenemen dan door het RIVM wordt aangenomen.De toename van het aantal verreden kilometers heeft consequenties voor hetbrandstofverbruik. In de periode 1986-1990 nam het totale energieverbruik inhet wegverkeer dan ook toe met 11 procent, van 297 PJ tot 330 PJ 7. Alleen doordrastische veranderingen in het autogebruik en door technologische vernieuwingkunnen de brandstofinzet in het verkeer en de emissies van COz, NO, enVOS worden verminderd. Door de introductie van de driewegkatalysator inpersonenauto's is de NOx-emissie door personenauto's (28% van de totale NOxuitstoot)tussen 1988 en 1990 zo, ondanks de sterke groei van het aantalgereden kilometers, met 10 procent gedaald. In het vrachtverkeer (21% van detotale NOx-uitstoot) zal de technologie zich echter verder moeten ontwikkelenom de NOx-emissie terug te kunnen brengen. Om de NOx-doelstelling voor hetvrachtverkeer te kunnen halen, zouden de vrachtwagens 80 procent minderNO, moeten uitstoten.4.2.2.2 LondbouwDe landbouw draagt eveneens in belangrijke mate bij aan een groot aantalmilieuproblemen. Het Nederlandse landbouwbeleid is jarenlang gerichtgeweest op het verhogen van de produktie; sinds 1950 is die dan ook verdrievoudigd.Deze produktieverhoging heeft, door het toegenomen (0ver)gebruikvan meststoffen en veevoer, het milieu enorm belast. Dit alles heeft gevolgenvoor de verzurings- en de vermestingsproblematiek.Zo zullen volgens de Commissie-Stikstof de vermestingsdoelstellingen in hetkader van het Rijn Actieplan en Noordzee Actieplan voor 1995 vrijwel zeker niet'1 Rijksplanologische Dienst. Ruimtelijke Verkenningen 1991: joorboek Rijksplanologische Dienst; Ministerie van Volkshuisvesting.Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, 's-Gravenhage. 1991.'1 Centraal Bureau voor de Statistiek. Moondstotistiek Verkeer en vervoer; december 199 1.54e jaargang nr. 6.WETENSCHAPPELIJKE RAADVOOR HET REGERINGSBELEID