13.07.2015 Views

LSN-dutch 771076041 - Pumpenfabrik Ernst Vogel

LSN-dutch 771076041 - Pumpenfabrik Ernst Vogel

LSN-dutch 771076041 - Pumpenfabrik Ernst Vogel

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

nl VOGEL-SpiraalhuispompenBouwserie: <strong>LSN</strong>, <strong>LSN</strong>I, <strong>LSN</strong>H, <strong>LSN</strong>IHInbouw-, bedrijfs- en onderhoudshandleidingVertaling van de originele bedieningshandleidingnlVoor toekomstig gebruik bewaren!Deze bedrijfshandleiding vóór het transport, de inbouw, de inbedrijfstelling enz. precies aanhouden!© ITT Austria GmbHArtikel Nr. <strong>771076041</strong> Rev. 01 01/2010


ITT Austria GmbH<strong>Ernst</strong> <strong>Vogel</strong>-Straße 2A-2000 StockerauTelefon: (+43) 2266/604Telefax: (+43) 2266/65311E-Mail: info.ittaustria@itt.comInternet: www.ittaustria.com


Inbouw-, bedrijfs- en onderhoudshandleidingBouwserie <strong>LSN</strong>Kenplaatje van de pomp .......................................... 2ATEX-plaatje (alleen voor pompen inovereenstemming met 94/9/EG) .............................. 21. Algemeen............................................................... 31.1 Vrijwaring........................................................... 32. Veiligheidsinstructies........................................... 32.1 Kenmerking van aanwijzingen in debedrijfshandleiding .................................................. 32.2 Gevaren bij het niet opvolgen van deveiligheidsinstructies ............................................... 42.3 Veiligheidsinstructies voor de gebruiker /operator................................................................... 42.4 Veiligheidsinstructies voor onderhouds-,inspectie- en montagewerkzaamheden .................. 42.5 Eigenmachtige ombouw en fabricage vanreserveonderdelen .................................................. 42.6 Ontoelaatbare werkwijzen................................. 52.7 Ontploffingsbeveiliging ...................................... 52.8 Gebruik volgens de voorschriften...................... 63. Beschrijving van de uitvoering ........................... 73.1 Model................................................................. 73.2 Asafdichting....................................................... 73.3 Lagering ............................................................ 7Richtwaarden voor geluidsdrukniveau .................... 73.5 Toelaatbare stompkrachten en momenten bij depompstompen ......................................................... 84. Transport, omgang, tijdelijke opslag.................. 84.1 Transport, omgang............................................ 84.2 Tijdelijke opslag / conservering......................... 95. Plaatsing / Inbouw ................................................ 95.1 Plaatsing van de pomp / van het aggregaat...... 95.2 Aansluiting van de leidingen op de pomp........ 105.3 Koppeling ........................................................ 11INHOUDSOPGAVE5.4 Aandrijving.......................................................125,5 Elektrische aansluiting.....................................125.6 Eindcontrole.....................................................126. Inbedrijfstelling, bedrijf, buitenbedrijfstelling..136.1 Eerste inbedrijfstelling......................................136.2 Aandrijfmachine inschakelen...........................136.3. Opnieuw in bedrijf stellen................................136.4. Limiets van het bedrijf.....................................136.5 Smering van de lagers.....................................146.6 Controle ...........................................................156.7 Buitenbedrijfstelling..........................................156.8 Tijdelijke opslag / Lange stilstand....................157. Instandhouding, onderhoud ..............................157.1 Algemene aanwijzingen...................................157.2 Glijringdichtingen .............................................157.3 Stopbuspakkingen ...........................................167.4 Smering en wisselen van smeermiddel...........167.5 Koppeling.........................................................167.6 Reiniging van de pomp....................................178. Demontage van de pomp en reparatie..............178.1 Algemene aanwijzingen...................................178.2 Algemeen.........................................................178.3 Uitbouwen van de loopeenheid .......................178.4 Uitbouwen van de waaier ................................188,5 Uitbouwen van de asafdichting........................188.6 Demontage van de lagering.............................188.7 Reconstructie...................................................198.8 Montage...........................................................199. Aanbeveling reserveonderdelen,reservepompen .......................................................209.1 Reserveonderdelen .........................................209.2 Reservepompen ..............................................2110. Storingen - oorzaken en oplossingen.............21<strong>LSN</strong> 100-<strong>dutch</strong> Blz. 1 Revisie 01Artikel nr. <strong>771076041</strong> Uitgave 01/2010


Inbouw-, bedrijfs- en onderhoudshandleidingBouwserie <strong>LSN</strong>Kenplaatje van de pompType *) Type-aanduiding van de pompS/N *) FabricatienummerJaar BouwjaarQ Debiet in het werkpuntP Aandrijfvermogen in het werkpuntH Opvoerhoogte (energiehoogte) in hetwerkpuntn Toerentalp all w C Maximaal toelaatbare huis-bedrijfsdruk (= dehoogste uittreedruk bij de vastgelegdewerktemperatuur, waarbij het pomphuisgebruikt kan wordent max op Maximaal toelaatbare werktemperatuur van depersvloeistofItem No Klantspecifiek ordernummerImp∅ Buitendiameter van de waaier*) Met deze gegevens zijn alle uitvoeringsdetails enmaterialen voor de fabrikant precies gedefinieerd.Daarom moeten deze bij alle vragen aan de fabrikanten bij de bestelling van reserveonderdelen in iedergeval worden opgegeven.ATEX-plaatje (alleen voor pompen in overeenstemming met 94/9/EG)CE Kenmerk voor de overeenstemming met derichtlijn 94/9/EGEx specifieke aanduiding voor deontploffingsbeveiligingII Symbool voor de apparaatgroep2G Symbool voor de apparaatklasse (2),explosiegevaarlijke omgeving door gassen,dampen of nevel (G)c Symbool voor de toegepasteontstekingsbeveiligingsklasse (constructieveveiligheid "c")T1-T. Symbool voor de aanduiding van hettheoretisch beschikbare gebied van detemperatuurklassen - voor informatie over detemperatuurklasse zie hoofdstuk 2.7.5; voorinformatie over de maximaal toelaatbaretemperatuur van de persvloeistof zievermogensplaatje, gegevensblad en / oforderbevestiging.De overeenkonstigheid met de richtlijn 94/9/EG"Apparaten en beveiligingssystemen bedoeld voorgebruik op plaatsen waar ontploffingsgevaar kanheersen" wordt door de uitgifte van de EGovereenkomstigheidsverklaringen het aanbrengenvan het ATEX-plaatje op de pomp (lagerhouder)verklaard. Het ATEX-plaatje wordt als aanvulling ophet vermogensplaatje aangebracht.<strong>LSN</strong> 100-<strong>dutch</strong> Blz. 2 Revisie 01Artikel nr. <strong>771076041</strong> Uitgave 01/2010


Inbouw-, bedrijfs- en onderhoudshandleidingBouwserie <strong>LSN</strong>1. AlgemeenDit product voldoet aan de eisen van demachinerichtlijn 2006/42/EG.Het personeel voor montage, bediening,inspectie en onderhoud moet over dedesbetreffende kennis van de voorschriftenm.b.t. de ongevallenpreventie resp. dekwalificatie voor deze werkzaamhedenbeschikken. Is de desbetreffende kennis bij hetpersoneel niet aanwezig, moet het wordengeïnstrueerd.De bedrijfsveiligheid van de geleverde pomp resp. hetgeleverde aggregaat (= pomp met motor) is alleen bijgebruik volgens de voorschriften in overeenstemmingmet het bijgesloten gegevensblad en / of deorderbevestiging resp. hoofdstuk 6 "Inbedrijfstelling,bedrijf, buitenbedrijfstelling" gewaarborgdDe gebruiker is voor het aanhouden van de instructiesen de veiligheidsinrichtingen volgens dezebedrijfshandleiding verantwoordelijkEen storingsvrije werking van de pomp resp. van hetaggregaat wordt alleen bereikt, als de montage en hetonderhoud volgens de in de machinebouw en deelektrotechniek geldige regels zorgvuldig wordenuitgevoerd.Indien niet alle inlichtingen in deze bedrijfshandleidingworden gevonden, moet worden nagevraagd.De fabrikant aanvaardt voor de pomp resp. hetaggregaat geen aansprakelijkheid, als dezebedrijfshandleiding niet wordt aangehouden.Deze bedrijfshandleiding moet voor toekomstiggebruik zorgvuldig worden bewaard.Wordt deze pomp of dit aggregaat aan derdendoorgegeven, moeten deze bedrijfshandleiding en dein de orderbevestiging aangegevenbedrijfsvoorwaarden en toepassingsgrenzen in iedergeval compleet worden meegegeven.Deze bedrijfshandleiding houdt geen rekening met alleconstructiedetails en -varianten noch met allemogelijke toevalligheden en voorvallen die bijmontage, bedrijf en onderhoud kunnen optreden.De auteursrechten voor deze bedrijfshandleidingblijven bij ons, de handleiding wordt de bezitter van depomp resp. het aggregaat alleen voor persoonlijkgebruik toevertrouwd. De bedieningshandleiding bevattechnische voorschriften en tekeningen die nochcompleet noch gedeeltelijk gereproduceerd, verspreidof voor concurrentiedoeleinden onbevoegd gebruikt ofaan anderen meegedeeld mogen worden.1.1 VrijwaringVrijwaring in overeenstemming met onzeleveringscondities resp. de orderbevestiging.Reparatiewerkzaamheden tijdens de garantietijdmogen alleen door ons worden uitgevoerd of hebbenonze schriftelijke toestemming nodig. Anders gaat degarantieclaim verloren.Langer durende garanties hebben principieel alleenbetrekking op de foutloze verwerking en inzet van hetgespecificeerde materiaal. Niet onder de garantievallen natuurlijk verbruik en natuurlijke slijtagealsmede alle slijtagedelen zoals bijv. waaiers,asafdichtingen, assen, asbeschermingshulzen, lager-,split- en slijtringen enz., bovendien door transport ofonvakkundige opslag veroorzaakte schade.Voorwaarde voor de vrijwaring is dat de pomp resp.het aggregaat volgens de op het typeplaatje, in hetgegevensblad en / of de orderbevestiging aangegevenbedrijfsomstandigheden wordt gebruikt. Dit geldtvooral voor de duurzaamheid van de materialen en defoutloze functie van de pomp en asafdichting.Mochten de reële bedrijfscondities op één of meerderepunten afwijken, moet de geschiktheid na informatiebij ons schriftelijk worden bevestigd.2. VeiligheidsinstructiesDeze bedrijfshandleiding bevat fundamenteleinstructies die bij de plaatsing, inbedrijfstellingalsmede tijdens het bedrijf en bij het onderhoudmoeten worden opgevolgd.Daarom moet deze bedrijfshandleiding in ieder gevalvóór montage en inbedrijfstelling door hetbevoegde vakkundige personeel resp. degebruiker van de installatie worden gelezen enpermanent op de plaats van gebruik van de pompresp. het aggregaat binnen handbereik ter beschikkingstaan.Deze bedrijfshandleiding houdt geen rekening metde algemene voorschriften m.b.t. deongevallenpreventie noch met de plaatselijkeveiligheids- en / of bedrijfsvoorschriften. Voor hetopvolgen hiervan (ook door geraadpleegdmontagepersoneel) is de gebruikerverantwoordelijk.Evenmin zijn voorschriften en veiligheidsvoorzieningenmet betrekking tot omgang met en opslag van hetverpompte medium en / of de hulpmedia voorspoeling, afsluiting, smering enz., vooral als dezeexplosief, giftig, heet enz. zijn, bestanddeel van dezebedrijfshandleiding.Voor de vakkundige omgang volgens de voorschriftenis uitsluitend de gebruiker verantwoordelijk.2.1 Kenmerking van aanwijzingen in debedrijfshandleidingDe in deze bedrijfshandleiding aanwezigeveiligheidsinstructies zijn door veiligheidssymbolenvolgens DIN 4844 bijzonder gekenmerkt:Veiligheidsinstructie!Wordt deze instructie niet opgevolgd, kunnende pomp en de functie ervan negatief wordenbeïnvloed.<strong>LSN</strong> 100-<strong>dutch</strong> Blz. 3 Revisie 01Artikel nr. <strong>771076041</strong> Uitgave 01/2010


Inbouw-, bedrijfs- en onderhoudshandleidingBouwserie <strong>LSN</strong>EU-communautair symbool!Explosievaste bedrijfsmiddelen moeten voorwerkzaamheden in een explosiegevaarlijkeomgeving gekenmerkt zijn.Algemeen gevarensymbool!Personen kunnen in gevaar worden gebracht.Waarschuwing voor elektrische spanning!Direct op de pomp resp. het aggregaat aangebrachteveiligheidsinstructies moeten in ieder geval wordenopgevolgd en in een leesbare toestand wordengehouden.Net als deze pomp-bedrijfshandleiding moetenook alle eventueel bijgeslotenbedrijfshandleidingen van toebehoren (bijv. voorde motor) aangehouden en ter beschikkinggehouden worden.2.2 Gevaren bij het niet opvolgen van deveiligheidsinstructiesHet niet opvolgen van de veiligheidsinstructieskan tot het verlies van alle eisen totschadevergoeding leiden.Het niet opvolgen kan tot volgende gevaren leiden : Niet functioneren van belangrijke functies van demachine of installatie Niet functioneren van elektronische apparatuur enmeetinstrumenten door magneetvelden. Gevaren voor personen en hun persoonlijkeigendom door magneetvelden. Gevaren voor personen door elektrische,mechanische en chemische invloeden. Gevaar voor het milieu door lekkage vangevaarlijke stoffen.Bij gebruik van het aggregaat op plaatsen waarontploffingsgevaar kan heersen moeten de metEx gekenmerkte paragrafen van dezebedrijfshandleiding speciaal wordenaangehouden.2.3 Veiligheidsinstructies voor degebruiker / operatorAfhankelijk van de bedrijfscondities zijn doorslijtage, corrosie of in verband met veroudering delevensduur en daardoor de gespecificeerdeeigenschappen beperkt. De gebruiker moet ervoorzorgen dat door regelmatige controle enonderhoud alle onderdelen op tijd wordenvervangen die een veilig bedrijf niet meerwaarborgen. Elke observatie van een abnormalewerkwijze of een waarneembare beschadigingverbiedt het verdere gebruik.Installaties waarbij een uitval of falen totpersoonlijke ongelukken en materiële schade kanleiden moeten met alarminstallaties en / ofreserveaggregaten worden uitgerust, waarvan defunctie regelmatig gecontroleerd moet worden. Bestaat het risico door hete of koudemachineonderdelen verwond te raken, moetendeze delen aan bouwzijde tegen aanrakenbeveiligd zijn resp. moeten de betreffendewaarschuwingsborden worden aangebracht Bescherming tegen aanraking voor zichbewegende delen (bijv. koppelingsbescherming)mag bij in werking zijnde installaties niet wordenverwijderd. Bij pompen resp. aggregaten met eengeluidsniveau van meer dan 85 dB(A) moet bijlanger verblijf in de directe omgeving ervan eengehoorbescherming worden gedragen. Lekkages (bijv. van de asafdichting) vangevaarlijke transportmaterialen (bijv. explosief,giftig, heet) moeten zo worden afgevoerd dat geenrisico voor personen en milieu ontstaat. Wettelijkebepalingen moeten worden aangehouden. Gevaren door elektrische energie moeten wordenuitgesloten (bijv. door aanhouden van deplaatselijk geldige voorschriften voor elektrischeinstallaties). Bij werkzaamheden aanspanningvoerende onderdelen eerst de netstekkereruit trekken resp. hoofdschakelaar uitschakelenen zekering eruit draaien. Er moet eenmotorveiligheidsschakelaar worden aangebracht.2.4 Veiligheidsinstructies vooronderhouds-, inspectie- enmontagewerkzaamhedenDe gebruiker moet ervoor zorgen dat alleonderhouds-, inspectie- enmontagewerkzaamheden door geautoriseerd engekwalificeerd vakkundig personeel wordenuitgevoerd dat dankzij een grondige studie van debedrijfshandleiding hierover voldoende ingelicht is.Principieel mogen werkzaamheden aan de pompof aan het aggregaat alleen bij stilstand en indrukloze toestand worden uitgevoerd. Alleonderdelen moeten omgevingstemperatuurhebben aangenomen. Waarborgen dat tijdens dewerkzaamheden de motor door niemand in bedrijfgesteld kan worden. De in de bedrijfshandleidingbeschreven werkwijze voor het stilzetten van deinstallatie moet precies worden aangehouden.Pompen of installaties die media transporteren diegevaarlijk voor de gezondheid zijn moeten vóórhet uit elkaar nemen ontsmet worden.Veiligheidsgegevensbladen van de betreffendeverpompte media aanhouden Meteen nabeëindiging van de werkzaamheden moeten alleveiligheids- en beveiligingsvoorzieningen weeraangebracht resp. in werking gesteld worden.2.5 Eigenmachtige ombouw en fabricagevan reserveonderdelenOmbouw of wijziging van de machine is alleen naafspraak met de fabrikant toegestaan.Originele onderdelen en door de fabrikantgeautoriseerde toebehoren dienen de veiligheid.Het gebruik van andere onderdelen kan deaansprakelijkheid voor de gevolgen die hieruitontstaan opheffen.<strong>LSN</strong> 100-<strong>dutch</strong> Blz. 4 Revisie 01Artikel nr. <strong>771076041</strong> Uitgave 01/2010


Inbouw-, bedrijfs- en onderhoudshandleidingBouwserie <strong>LSN</strong>2.6 Ontoelaatbare werkwijzenDe bedrijfsveiligheid van de geleverde machine isalleen gewaarborgd bij bedrijf volgens de voorschriftenin overeenstemming met de navolgende hoofdstukkenvan de bedrijfshandleidingDe in het gegevensblad en / of de orderbevestigingaangegeven grenswaarden mogen in geen geval teboven worden gegaan.2.7 OntploffingsbeveiligingBij gebruik van de aggregaten op plaatsen waarontploffingen kunnen ontstaan zijn ter waarborgingvan de ontploffingsbeveiliging de maatregelen eninstructies in hoofdstuk 2.7.1 tot 2.7.6 dwingendvoorgeschreven.2.7.1 Vulling van het aggregaatTijdens het pompbedrijf moet het systeem vande zuig- en drukleiding alsmede de metvloeistof in aanraking komende inwendigeruimte van de pomp permanent metpersvloeistof gevuld zijnDaardoor kan hier geen explosiegevaarlijkeomgeving aanwezig zijn en het gevaar vandrooglopen wordt verhinderd.Kan de gebruiker dit niet waarborgen, moetendienovereenkomstige maatregelen ter bewakingworden getroffen.Evenzo moeten alle afdichtingsruimten,hulpsystemen van de asafdichting en deverwarmings- en koelsystemen zorgvuldiggevuld zijn.2.7.2 AanduidingDe aanduiding op de pomp heeft betrekking ophet pompgedeelte. Voor askoppeling en motorresp. voor andere toevoegingen moet eenafzonderlijke overeenkomstigheidsverklaring eneen dienovereenkomstige aanduiding aanwezigzijnVoorbeeld van de aanduiding op het pompgedeelte:CE Ex II 2 G c T... .De aanduiding geeft het theoretisch beschikbaregebied van de temperatuurklassen aan. De afhankelijkvan de pompuitvoering toelaatbare temperaturenvolgen uit hoofdstuk 2.7.5. Hetzelfde geldt voor deaandrijving.Voor een compleet aggregaat (pomp, koppeling,motor) met verschillende temperatuurklassen geldtsteeds de laagste.2.7.3 DraairichtingscontroleDraairichtingscontrole alleen bij ontkoppeldekoppeling uitvoeren! Zie ook hoofdstuk 5.5 en6.1.Bestaat ook tijden de installatiefaseontploffingsgevaar, mag de controle van dedraairichting in geen geval door kortinschakelen van de ongevulde pompplaatsvinden om een ontoelaatbaretemperatuurverhoging in het geval van hetaanraken van draaiende en staande onderdelente verhinderen.2.7.4 Werkwijze van de pompDe pomp mag alleen bij aan zuigzijde volledig en aandrukzijde licht geopend afsluitorgaan worden gestart.Het opstarten tegen een gesloten terugslagappendageis echter mogelijk. Onmiddellijk na het opstarten moetde afsluitappendage aan drukzijde op het werkpuntworden afgesteld.Zie ook hoofdstuk 6.2.Een bedrijf met gesloten afsluitappendages inzuig- en / of drukleiding is niet toegestaan!Het gevaar bestaat dat reeds na korte tijd doorsnel verhitten van de vloeistof binnenin de pomphoge oppervlaktetemperaturen op het pomphuisontstaan.Een snelle drukverhoging binnenin de pomphoudt het gevaar in van overbelasting, tot aanbarsten toe.In hoofdstuk 6.4.1 zijn de minimale hoeveelhedenaangegeven. Langere bedrijfspauzes bij dezehoeveelheden en bij de genoemde vloeistoffenveroorzaken geen extra verhoging van deoppervlaktetemperaturen op de pomp.Bovendien moeten de instructies in hoofdstuk 6 vandeze bedrijfshandleiding worden opgevolgd.Bij pompen met glijringdichtingen kunnen doordrooglopen de toelaatbare temperatuurgrenzenworden overschreden. Drooglopen kan nietalleen bij niet voldoende gevuldeafdichtingsruimte optreden, maar ook bij tehoge gasaandelen in het medium.Het bedrijven van de pomp buiten hettoelaatbare werkgebied kan eveneensdrooglopen tot gevolg hebben.2.7.5 TemperatuurgrenzenIn de normale bedrijfstoestand zijn de hoogstetemperaturen op de oppervlakte van hetpomphuis en in de buurt van de wentellagers teverwachten.De op het pomphuis optredendeoppervlaktetemperatuur stemt met de temperatuurvan de te transporteren vloeistof overeen.Wordt de pomp verwarmd (bijv.verwarmingsmantel), moet ervoor wordengezorgd dat de in de installatie voorgeschreventemperatuurklassen worden aangehouden.In de buurt van de lagerhouder moet een vrij contactvan het oppervlak met de omgeving bestaan.<strong>LSN</strong> 100-<strong>dutch</strong> Blz. 5 Revisie 01Artikel nr. <strong>771076041</strong> Uitgave 01/2010


Inbouw-, bedrijfs- en onderhoudshandleidingBouwserie <strong>LSN</strong>Bij het bedrijven van de pomp moetgewaarborgd worden dat een bovenmatigeafzetting van stof verhinderd wordt (eventueelregelmatig schoonmaken) om een verhitten vanhet pompoppervlak boven de toelaatbaretemperatuur te vermijden.De gebruiker van de installatie moet ervoor zorgen datde voorgeschreven werktemperatuur aangehoudenwordt. De maximaal toelaatbare temperatuur van depersvloeistof bij de pompinlaat is afhankelijk van deaanwezige temperatuurklasse.De onderstaande tabel bevat met inachtneming vande temperatuurklassen volgens EN 13463-1 de hieruitresulterende theoretische grenswaarden van detemperatuur van de verpompte vloeistof.Grenswaarde van deTemperatuurklassetemperatuur van devolgens EN 13463-1persvloeistofT4 (135°C) 135°CT3 (200°C) 180°CT2 (300°C) 180°CT1 (450°C) 180°CDe toelaatbare werktemperatuur van de pompvindt u in het gegevensblad en / of deorderbevestiging resp. het typeplaatje op depomp.In de buurt van de wentellagers wordt, uitgaande van40°C omgevingstemperatuur alsmede eenonderhouds- en bedrijfstoestand volgens devoorschriften, het aanhouden van detemperatuurklasse T4 gewaarborgd.2.7.6 OnderhoudVoor een veilig en betrouwbaar bedrijf moetdoor regelmatige inspectiebeurten wordengewaarborgd dat het aggregaat vakkundigonderhouden en in een technisch foutlozetoestand gehouden wordt.Voorbeeld: Functie van de wentellagers. Werkwijze engebruiksvoorwaarden bepalen wezenlijk de werkelijkte bereiken levensduur ervan.Door regelmatige controles van smeermiddel enloopgeluid wordt het risico van het ontstaan van tehoge temperaturen door heet lopende lagers ofdefecte lagerafdichtingen verhinderd. Zie hoofdstuk6.6 en 7.4.De functie van de asafdichting moet door regelmatigecontrole worden gewaarborgd.Worden hulpsystemen (bijv. externe spoeling, koeling,verwarming) geïnstalleerd, moet wordengecontroleerd of bewakingsvoorzieningen terverzekering van de functie noodzakelijk zijn.2.7.7 Elektrische schakel- en regelapparatuur,instrumentatie en toebehorenElektrische schakel- en regelapparatuur,instrumentaties en toebehoren zoals bijv.sperdrukvat enz. moeten aan de geldigeveiligheidseisen en ontploffingsbeschermingseisenvoldoen.2.8 Gebruik volgens de voorschriften2.8.1 Toerental, druk, temperatuurAan installatiezijde moeten geschikteveiligheidsmaatregelen aanwezig zijn zodattoerental, druk en temperatuur in de pomp enbij de asafdichting de in het gegevensblad en /of de orderbevestiging opgegevengrenswaarden met zekerheid niet overschrijden.Er mag ook niet beneden de aangegeventoevoerdrukken (systeemdrukken) wordengebleven.Bovendien moeten drukstoten zoals deze bij een tesnel uitschakelen van de installatie kunnen ontstaan inieder geval op een afstand van de pomp wordengehouden (bijv. door terugslagklep aan drukzijde,schijfvliegwiel, luchthelm) Snelletemperatuurwisselingen moeten worden vermeden.Deze kunnen een temperatuurschok veroorzaken entot vernieling of belemmering van de functie van deafzonderlijke componenten leiden.2.8.2 Toelaatbare stompkrachten en momenten2.8.3 NPSHPrincipieel moet de zuig- en drukleiding zo zijnuitgevoerd dat mogelijk geringe krachten op depomp inwerken. Is dit niet realiseerbaar, mogende in hoofdstuk 3.5 aangegeven waarden ingeen geval worden overschreden. Dit geldtzowel tijdens het bedrijf als bij stilstand van depomp, d.w.z. voor alle in de installatievoorkomende drukken en temperaturen.Het persmedium moet bij de waaierinlaat eenminimumdruk NPSH hebben, zodat eencavitatievrij werken gewaarborgd is resp. eenafslaan van de pomp wordt verhinderd. Aandeze voorwaarde wordt voldaan, als deinstallatie-NPSH-waarde (NPSHA) in allebedrijfsomstandigheden met zekerheid bovende pomp-NPSH-waarde (NPSHR) ligt.Vooral bij persen van vloeistof in de buurt van hetkookpunt moet op de NPSH-waarde worden gelet.Wordt beneden de pomp-NPSH-waarde gebleven,kan dit tot materiaalschade op grond van cavitatie totaan vernieling door oververhitting toe leidenDe pomp-NPSH-waarde (NPSHR) moet bij elkpomptype in de karakteristiekenbladen wordenaangegeven.2.8.4 Afsluiting, spoeling, koelingVoor geschikte regel- en controlemogelijkheden vaneventueel aanwezige afsluitingen, spoelingen ofkoelingen moet worden gezorgd.Bij gevaarlijke persmedia of hoge temperaturen moetervoor worden gezorgd dat bij uitval van het afsluit-,spoel- of koelsysteem de pomp buiten werking wordtgesteld.Afsluit-, spoel- en koelsystemen moeten altijd vóórinbedrijfstelling van de pomp al in bedrijf zijn.<strong>LSN</strong> 100-<strong>dutch</strong> Blz. 6 Revisie 01Artikel nr. <strong>771076041</strong> Uitgave 01/2010


Inbouw-, bedrijfs- en onderhoudshandleidingBouwserie <strong>LSN</strong>Buitenbedrijfstelling pas bij stilstand van de pomp,indien dit door de wijze van het bedrijf toelaatbaar is.2.8.5 TerugloopIn installaties, waar pompen in een gesloten systeemonder druk (gaskussen, dampdruk) werken mag eenontspanning van het gaskussen in geen geval via depomp plaatsvinden, omdat het teruglooptoerental eenveelvoud van het bedrijfstoerental kan zijn en hetaggregaat vernield zou worden.3. Beschrijving van de uitvoering3.1 Model<strong>LSN</strong>-pompen zijn ééntraps spiraalhuispompen inproces bouwwijze. Hydraulische configuratie enaansluitingsmaten voldoen aan ISO 2858 / EN 22858,de technische eisen aan ISO 5199 / EN 25199.<strong>LSN</strong>I-pompen zoals model <strong>LSN</strong>, maar bovendien metinducer.<strong>LSN</strong>H- en <strong>LSN</strong>IH-pompen hebben bovendien nogkoeling of verwarming van het huisdeksel en / of hetspiraalhuis.De pompen zijn als modules geconcipieerd en kunnendaarom in vele varianten worden geleverd (bijv.verschillende materialen, asafdichtingen, soorten vansmering, koeling / verwarming enz.).De toelaatbare inzetvoorwaarden en deuitvoeringsdetails van de geleverde pomp staan in hetbijgesloten gegevensblad en / of de orderbevestigingaangegeven.3.2 AsafdichtingEr zijn principieel twee soorten asafdichting: destopbuspakking en de glijringdichting, waarbij vanbeide soorten weer een groot aantal varianten bestaat.Op het gegevensblad en / of de orderbevestiging staatde soort asafdichting van uw pomp aangegeven.Een handleiding voor het pakken van een stopbusresp. voor montage en bedrijf van glijringdichtingenbevindt zich in de desbetreffende"Montagehandleiding van de asafdichting" in debijlage.Nadere inlichtingen over stopbuspakkingen englijringdichtingen alsmede de hiermeeverbonden ongevallenrisico's vindt u in hethoofdstuk 6.6 en in de hoofdstukken 7.2 en 7.3.In plaatsen waar ontploffingen kunnen optredenis het gebruik van pompen met stopbuspakkingniet toegestaan!3.3 LageringDe lagering van de pomp vindt in sterkgedimensioneerde wentellagers plaats. In hetgegevensblad en / of de orderbevestiging staataangegeven of uw pomp voor oliesmering (standaarduitvoering) of vetsmering (speciale uitvoering)gemaakt is.In plaatsen waar ontploffingen kunnen optredenis het gebruik van pompen met vetgesmeerdelagers niet toegestaan!3.3.1 Gebruikte lagersDe grootte van de lagerhouder van uw pomp vindt u inhet gegevensblad en / of de orderbevestigingLagerhouderLagertypepompzijde aandrijfzijde24 6307 - C3 3307A - C332 6309 - C3 3309A - C342 6311 - C3 3311A - C348 6313 - C3 3313A - C33.3.2 OliebadkoelingBij temperaturen van het persmedium boven 160°C iseen oliebadkoeling noodzakelijk.Voor aansluitingen zie lijst "Aansluitingen" in deappendix.Voor het koelen zuiver, niet agressief water meteen maximale inlaattemperatuur van 30°Cgebruiken.Koelwater moet bij de uitlaat handwarm zijn.De druk in het koelsysteem mag max. 6 barbedragen.Regelvoorzieningen voor de temperatuur- endrukbewaking aanbrengen.Richtwaarden voor geluidsdrukniveauBenodigGeluidsdrukniveau L pA in dB(A)nom.Pomp alleenPomp + motorvermogen 2950 1450 975 2950 1450 975P N in kW min -1 min -1 min -1 min -1 min -1 min -10,55 50,5 49,5 49,0 58,0 52,0 51,50,75 52,0 51,0 50,5 59,0 54,0 53,01,1 54,0 53,0 52,5 60,0 55,5 54,51,5 55,5 55,0 54,5 63,5 57,0 56,02,2 58,0 57,0 56,5 64,5 59,0 58,53,0 59,5 58,5 58,0 68,5 61,0 62,04,0 61,0 60,0 59,5 69,0 63,0 63,05,5 63,0 62,0 61,5 70,0 65,0 65,07,5 64,5 63,5 63,0 70,5 67,0 67,011,0 66,5 65,5 65,0 72,0 69,0 68,515,0 68,0 67,0 66,5 72,5 70,0 70,518,5 69,0 68,5 68,0 73,0 70,5 74,022,0 70,5 69,5 69,0 74,5 71,0 74,030,0 72,0 71,0 70,5 75,0 72,0 73,037,0 73,0 72,0 71,5 76,0 73,5 73,545,0 74,0 73,0 72,5 77,0 74,5 73,555,0 75,5 74,5 74,0 78,0 75,5 75,075,0 77,0 76,0 75,5 80,0 76,5 76,090,0 78,0 77,0 -- 80,5 77,5 --110,0 79,0 78,0 -- 82,5 78,5 --132,0 80,0 79,0 -- 83,0 79,5 --160,0 81,0 80,0 -- 83,5 80,5 --Geluidsdrukniveau L pA gemeten op 1 m afstand van depompomtrek volgens DIN 45635, deel 1 en 24. Ruimte- enfundamentinvloeden zijn niet in aanmerking genomen. De tolerantievoor deze waarden bedraagt ±3 dB(A).<strong>LSN</strong> 100-<strong>dutch</strong> Blz. 7 Revisie 01Artikel nr. <strong>771076041</strong> Uitgave 01/2010


Inbouw-, bedrijfs- en onderhoudshandleidingBouwserie <strong>LSN</strong>Toeslag bij 60 Hz-bedrijf:Pomp alleen: −Pomp met motor: +4 dB(A)3.5 Toelaatbare stompkrachten enmomenten bij de pompstompen... in navolging van de Europump-aanbevelingvoor pompen volgens ISO 5199.De gegevens voor krachten en momenten geldenalleen voor statische leidinglasten.De in de tabel aangegeven waarden gelden voorpompaggregaten met standaard-<strong>LSN</strong>-fundamentraam(niet volgegoten).Alle waarden voor krachten en momenten hebbenbetrekking op de standaard materialen EN-GJS400-18LT en 1.4408.Afb. 1ZuigstompDrukstompConstructiemKrachten in N Momenten in Nm Krachten in N Momenten in Nmaten ∅DN∅DNFx Fy Fz ∑F Mx My Mz ∑M Fx Fy Fz ∑F Mx My Mz ∑M40-25-160 40 880 770 700 1370 900 630 740 1330 25 530 490 600 920 630 420 490 92040-25-200 40 880 770 700 1370 900 630 740 1330 25 530 490 600 920 630 420 490 92040-25-250 40 880 770 700 1370 900 630 740 1330 25 530 490 600 920 630 420 490 92050-32-160 50 1150 1050 950 1820 980 700 800 1450 32 630 600 740 1160 770 530 600 112050-32-200 50 1150 1050 950 1820 980 700 800 1450 32 630 600 740 1160 770 530 600 112050-32-250 50 1150 1050 950 1820 980 700 800 1450 32 630 600 740 1160 770 530 600 112050-32-315 50 1150 1050 950 1820 980 700 800 1450 32 630 600 740 1160 770 530 600 112065-40-160 65 1470 1300 1200 2300 1050 770 840 1550 40 770 700 880 1370 900 630 740 133065-40-200 65 1470 1300 1200 2300 1050 770 840 1550 40 770 700 880 1370 900 630 740 133065-40-250 65 1470 1300 1200 2300 1050 770 840 1550 40 770 700 880 1370 900 630 740 133065-40-315 65 1470 1300 1200 2300 1050 770 840 1550 40 770 700 880 1370 900 630 740 133080-50-160 80 1750 1580 1440 2760 1120 800 910 1650 50 1050 950 1150 1820 980 700 800 145080-50-200 80 1750 1580 1440 2760 1120 800 910 1650 50 1050 950 1150 1820 980 700 800 145080-50-250 80 1750 1580 1440 2760 1120 800 910 1650 50 1050 950 1150 1820 980 700 800 145080-50-315 80 1750 1580 1440 2760 1120 800 910 1650 50 1050 950 1150 1820 980 700 800 1450100-65-160 100 2350 2100 1900 3670 1230 880 1020 1820 65 1300 1200 1470 2300 1050 770 840 1550100-65-200 100 2350 2100 1900 3670 1230 880 1020 1820 65 1300 1200 1470 2300 1050 770 840 1550100-65-250 100 2350 2100 1900 3670 1230 880 1020 1820 65 1300 1200 1470 2300 1050 770 840 1550100-65-315 100 2350 2100 1900 3670 1230 880 1020 1820 65 1300 1200 1470 2300 1050 770 840 1550125-80-160 125 2765 2485 2240 4350 1470 1050 1330 2140 80 1580 1440 1750 2760 1120 800 910 1650125-80-200 125 2765 2485 2240 4350 1470 1050 1330 2140 80 1580 1440 1750 2760 1120 800 910 1650125-80-250 125 2765 2485 2240 4350 1470 1050 1330 2140 80 1580 1440 1750 2760 1120 800 910 1650125-80-315 125 2765 2485 2240 4350 1470 1050 1330 2140 80 1580 1440 1750 2760 1120 800 910 1650125-80-400 125 2765 2485 2240 4350 1470 1050 1330 2140 80 1580 1440 1750 2760 1120 800 910 1650125-100-200 125 2750 2500 2240 4350 1470 1050 1330 2140 100 2100 1900 2350 3670 1230 880 1020 1820125-100-250 125 2750 2500 2240 4350 1470 1050 1330 2140 100 2100 1900 2350 3670 1230 880 1020 1820125-100-315 125 2750 2500 2240 4350 1470 1050 1330 2140 100 2100 1900 2350 3670 1230 880 1020 1820125-100-400 125 2750 2500 2240 4350 1470 1050 1330 2140 100 2100 1900 2350 3670 1230 880 1020 1820150-125-250 150 3500 3150 2850 5500 1750 1230 1450 2560 125 2500 2240 2750 4350 1470 1050 1330 2140150-125-315 150 3500 3150 2850 5500 1750 1230 1450 2560 125 2500 2240 2750 4350 1470 1050 1330 2140150-125-400 150 3500 3150 2850 5500 1750 1230 1450 2560 125 2500 2240 2750 4350 1470 1050 1330 2140200-150-250 200 4700 4200 3780 7350 2280 1610 1850 3350 150 3150 2850 3500 5500 1750 1230 1450 2560200-150-315 200 4700 4200 3780 7350 2280 1610 1850 3350 150 3150 2850 3500 5500 1750 1230 1450 2560200-150-400 200 4700 4200 3780 7350 2280 1610 1850 3350 150 3150 2850 3500 5500 1750 1230 1450 25604. Transport, omgang, tijdelijke opslag4.1 Transport, omgangControleer de pomp / het aggregaat meteen bijlevering resp. aankomst van de zending opvolledigheid of schade.Het transport van de pomp / het aggregaat moetvakkundig en voorzichtig worden uitgevoerd.Harde stoten in ieder geval vermijden.De bij levering door de fabriek tevoren bepaaldetransportpositie aanhouden. Let ook op de op deverpakking aanwezige instructies.Zuig- en drukzijde van de pomp moeten tijdenstransport en opslag met stoppen afgeslotenblijven.Deponeer de verpakkingsdelen inovereenstemming met de plaatselijkevoorschriften.<strong>LSN</strong> 100-<strong>dutch</strong> Blz. 8 Revisie 01Artikel nr. <strong>771076041</strong> Uitgave 01/2010


Inbouw-, bedrijfs- en onderhoudshandleidingBouwserie <strong>LSN</strong> Hefwerktuigen (bijv. hefwagen, kraan,kraaninrichting, takels, kabelstroppen enz.)moeten voldoende gedimensioneerd zijn enmogen alleen door hiertoe bevoegde personenworden bediend. Het gewicht van de pomp / hetaggregaat vindt u op het gegevensblad. Het optillen van de pomp / het aggregaat magalleen aan stabiele ophangpunten zoals huis,stomp, frame plaatsvinden. Afbeelding 2 toont dejuiste werkwijze bij kraantransport.Afb. 2Niet onder zwevende lasten blijven staan,algemene voorschriften m.b.t. deongevallenpreventie aanhouden. Zolang depomp / het aggregaat niet op de definitievemontageplaats bevestigd is, moet deze tegenkantelen en verschuiven worden beveiligd.De kabelstroppen mogen niet aan vrijeaseinden of aan ringogen van de motor wordenbevestigd.Als de pomp / het aggregaat uit detransportophanging glijdt, kan dit persoonlijkletsel en materiële schade veroorzaken.4.2 Tijdelijke opslag / conserveringPompen of aggregaten die vóór de inbedrijfstellingtijdelijk opgeslagen worden (max. 6 maanden) tegenvocht, trillingen en vuil beschermen (bijv. doorinpakken in oliepapier of kunststof folie). Het opslaanmoet principieel op een tegen externe invloedenbeschermde plaats, bijv. onder droog dak,plaatsvinden. Gedurende deze tijd moeten zuig- endrukstomp alsmede alle andere toe- enafvoerstompen steeds met blinde flenzen of blindestoppen afgesloten blijven.Duurt de tijdelijke opslag langer, kunnenconserveringsmaatregelen voor bewerkteelementoppervlakken en een verpakking metvochtwerend isolatiemateriaal nodig worden.5. Plaatsing / Inbouw5.1 Plaatsing van de pomp / van hetaggregaat5.1.1 Montage van de pomp op eenfundamentraamIndien niet reeds aanwezig of tot de leveringsomvangbehorend wordt voor pomp en motor (= aggregaat)een gemeenschappelijk fundamentraam van staal ofgrijs gietijzer resp. van aan elkaar gelaste stalenprofielen benodigd. Dit fundamentraam moet op eenfundament worden geplaatst dat tegen allebelastingen bestand is die tijdens het bedrijf ontstaan(zie hoofdstuk 5.1.2).Bij de montage van de pomp op het fundamentraammoet op het volgende worden gelet: Het fundamentraam moet zo stabiel uitgevoerdzijn dat er tijdens het bedrijf geen verdraaiingen enontoelaatbare trillingen (resonanties) ontstaan. De plaatsingsoppervlakken van de pomppoten ende motor op het fundamentraam moeten glad zijn(mechanische bewerking wordt aangeraden). Eentorderen van de pomp leidt tot een vroegtijdiguitvallen en tot het vervallen van allegarantieclaims. De boorgaten ter bevestiging van de pompmoeten zo uitgevoerd zijn dat een veiligebevestiging mogelijk is. Tussen pomp- en motoras moet een van degebruikte koppeling afhankelijke afstand wordenaangehouden, zie ook hoofdstuk 5.3. Tussen pomp en fundamentraam moet eenovereenkomstige hoogtecompensatie aanwezigzijn, zodat bij vervanging van de pomp weerdezelfde ashoogte ingesteld kan worden(aangeraden hoogtecompensatie 4-6 mm).Pomp en motor gelijkrichten, zie ook hoofdstuk5.3.5.1.2. Plaatsing van het aggregaat op eenfundamentDe vormgeving van de constructie moet volgens deafmetingen in de maattekening voorbereid zijn. Debetonnen fundamenten moeten voldoendebetonsterkte volgens DIN 1045 of een gelijkwaardigenorm (min. BN 15) hebben om een veilige, voor defunctie geschikte plaatsing mogelijk te maken.Het betonnen fundament moet doorgehard zijnvoordat het aggregaat erop gezet wordt. Het oppervlakervan moet horizontaal en glad zijn.Voor onderhoud en reparatie moet voldoendeplaats aanwezig zijn, vooral voor het vervangenvan de aandrijfmotor of het completepompaggregaat. De ventilator van de motormoet voldoende koellucht kunnen aanzuigen.Daarom is minstens 10 cm afstand tussen hetaanzuigrooster en een wand enz. vereist. Voor de verankeringsbouten moetenovereenkomstige uitsparingen aangebrachtworden. Is dit niet het geval, kunnen keilboutenresp. chemische ankers worden gebruikt. De pomp moet bij het plaatsen op het fundamentmet behulp van een waterpas (bij de drukstomp)worden gelijkgericht. De toelaatbarepositieafwijking bedraagt 0,2 mm/m. Na het<strong>LSN</strong> 100-<strong>dutch</strong> Blz. 9 Revisie 01Artikel nr. <strong>771076041</strong> Uitgave 01/2010


Inbouw-, bedrijfs- en onderhoudshandleidingBouwserie <strong>LSN</strong>aanbrengen van de fundamentbouten moetendeze met beton in het fundament worden gegoten.Na het doorharden van de gietmassa moet dekoppelingsuitlijning in overeenkomst methoofdstuk 5.3.1 worden gecontroleerd eneventuele verkeerde posities door uitlijnen van hetfundamentraam in de buurt van de aandrijfmotorworden gecompenseerd. De gladheid van hetfundamentraam moet voor het uitgieten resp. voorde bevestiging 0,2 mm/m bedragen. Voor hetuitlijnen kunnen onderlegplaten ofnivelleerschroeven (optioneel, niet in de standaardleveringsomvang aanwezig) worden gebruikt. Deonderlegplaten moeten in onmiddellijke nabijheidvan de verankeringsbouten worden aangebrachten allemaal vlak liggen. Vervolgens deverankeringsbouten gelijkmatig en slechts weinigvastdraaien. Het fundamentraam met zotrillingsvrij mogelijk vulbeton volgieren.Op volgende punten moet worden gelet. Holle ruimten vermijden (bijv. door schudden). Goede binding en uitharding controleren. Op de nabehandeling van beton volgens DIN 1045moet goed worden gelet.Na het uitharden van het vulbeton deverankeringsbouten gelijkmatig en goed vastdraaien.Uitlijning van de koppeling in overeenkomst methoofdstuk 5.3.1 controleren en, indien nodig, bijstellen,alsmede alle verbindingsschroeven van pomp enmotor met het fundamentraam op goed vastzittencontroleren.Hoewel de originele <strong>LSN</strong>-fundamentramen zeerstabiel uitgevoerd zijn, wordt het volgieten van hetuitgelijnde fundamentraam tot aan de raam-bovenranddringend aangeraden. Worden door in de buurt aanwezigeinstallatiecomponenten trillingen naar hetpompfundament overgebracht, moet het doorovereenkomstige trillingsdempende onderleggersworden afgeschermd (externe trillingen kunnenschadelijk voor de lagering zijn). Moet de overdracht van trillingen op in de buurtgelegen installatiecomponenten wordenvermeden, moet het fundament opovereenkomstige trillingsdempende onderleggersworden geïnstalleerd.De dimensionering van deze trillingsisolerendeonderleggers is voor elke toepassingverschillend en moet daarom door een ervarenvakman worden uitgevoerd.5.2 Aansluiting van de leidingen op depompDe pomp mag in geen geval als vast punt voorde leiding worden gebruikt. De toelaatbareleidingkrachten mogen niet wordenoverschreden, zie hoofdstuk 3.55.2.1 Zuig- en drukleiding De leidingen moeten zo gedimensioneerd enuitgevoerd zijn dat een correcte aanstroming vande pomp gewaarborgd is en daarom de functievan de pomp niet nadelig beïnvloed wordt.Bijzondere aandacht moet op de luchtdichtheidvan zuigleidingen en de aanhouding van deNPSH-waarden worden gevestigd. Bij zuigbedrijfde zuigleiding in het horizontale gedeelte naar depomp lichtelijk oplopend monteren, zodat er geenluchtzakken ontstaan. Bij toevoerbedrijf detoevoerleiding lichtelijk afdalend naar de pompmonteren. Geen appendages of bochtstukkenvlak vóór de pompinlaat aanbrengen. Bij het persen vanuit onder vacuüm staande tanksis het aanbrengen van een vacuümcompensatieleidingnuttig. De leiding moet eenminimale nominale doorlaat van 25 mm hebbenen moet boven het hoogste, in de tank toelaatbarevloeistofpeil uitmonden. Een extra, afsluitbare leiding (afb. 3) -pompdrukstomp-compensatieleiding -vereenvoudigt het ontluchten van de pomp vóórhet opstarten.Afb. 3NoodafvoerleidingLet bij het leggen van de leidingen op detoegankelijkheid van de pomp in verband metonderhoud, montage, demontage en leegloop."Toelaatbare stompkrachten en momenten bij depompstompen ..." (hoofdstuk 3.5) aanhoudenAls in de leidingen compensatoren wordengebruikt, moeten deze zo worden ondersteund datde pomp niet door druk in de leiding ontoelaatbaarhoog wordt belast.Vóór aansluiting op de pomp: Beschermendeafdekkingen van de pompstompen verwijderen.Vóór inbedrijfstelling moeten het leidingnet, degeïnstalleerde appendages en apparaten vanlasparels, hamerslag enz. worden gereinigd.Installaties die direct of indirect metdrinkwatersystemen in verband staan moeten voorinbouw en inbedrijfstelling goed van eventueleverontreinigingen worden bevrijd.Ter bescherming van de asafdichting (vooral vanglijringdichtingen) tegen vreemde lichamenaanbevolen bij het opstarten: zeef 800 micron inzuig- / toevoerleiding.Wordt het leidingnet met ingebouwde pompafgeperst, dan: maximaal toelaatbare<strong>LSN</strong> 100-<strong>dutch</strong> Blz. 10 Revisie 01Artikel nr. <strong>771076041</strong> Uitgave 01/2010


Inbouw-, bedrijfs- en onderhoudshandleidingBouwserie <strong>LSN</strong>huiseinddruk van de pomp resp. de asafdichtingaanhouden, zie gegevensblad en / oforderbevestiging.Bij leegloop van de leiding na drukproef de pompdienovereenkomstig conserveren (andersvastroesten en problemen bij inbedrijfstelling).Bij pompen met stopbus de pakking na drukproefvervangen (daar ontoelaatbaar gecomprimeerd -voor gebruik niet meer geschikt).5.2.2 Extra aansluitingenEventueel vereiste afsluit-, spoel- of koelleidingenmoeten worden geïnstalleerd. In het gegevensblad en/ of de orderbevestiging vindt u welke leidingen,drukken en hoeveelheden nodig zijn. Voor ligging engrootte van de aansluitingen op de pomp zie appendix"Aansluitingen".Deze aansluitingen zijn doorslaggevend voor defunctie en daarom absoluut noodzakelijk!Een leiding voor het afvoeren van een eventuelelekkage van de asafdichting wordt aangeraden. Vooraansluiting zie appendix "Aansluitingen".overal op de omvang dezelfde afstand tot debetreffende as heeft. Bovendien moeten beidekoppelinghelften overal op de omvang dezelfdeafstand tot elkaar hebben. Dit moet met eentaster, meetkaliber of meetklok wordengecontroleerd, zie afb. 4 en 5.De toelaatbare toleranties voor uw koppeling vindtu in de bedrijfshandleiding van de koppeling. Dejuiste aanduiding van uw koppeling vindt u op hetgegevensblad en / of de orderbevestiging.LineaalMeetkabliberAfb. 4 - Uitlijnen van de koppeling met meetkaliber enlineaal5.3 KoppelingWaarborgen dat tijdens de werkzaamheden bijontbrekende koppelingsbescherming deaandrijfmachine niet in bedrijf gesteld kanworden.Volgens voorschriften m.b.t. deongevallenpreventie mag het aggregaat alleenmet gemonteerde koppelingsbeschermingworden bedreven.Bij gebruik in zone 1 en 2 moet een koppelingmet geldige Atex-vergunning worden gebruikt.De bedrijfshandleiding van de koppelingsfabrikantmoet worden aangehouden.5.3.1 Uitlijnen van de koppelingHet uitlijnen moet uiterst zorgvuldig gebeuren,omdat dit voorwaarde voor een storingsvrijbedrijf van het aggregaat is. Het niet opvolgenvan deze instructies leidt tot het verlies van allegarantieclaims!Ook bij compleet op raam gemonteerdgeleverde aggregaten: Na de montage op hetfundament en de aansluiting van de leidingen iseen opnieuw uitlijnen van de koppelingnoodzakelijk.Vóór begin van de montage de aseinden enkoppelingdelen zorgvuldig reinigen.Vóór het uitlijnen van de koppeling schroeven(901.12) zwischen Lagerträger (330) en steunpoot(183) losdraaien en pas na het uitlijnen weervastdraaien. Na het vastdraaien van de schroeven(901.12) het meten nogmaals herhalen.Het aggregaat is goed uitgelijnd, als een overbeide koppelinghelften axiaal neergelegde lineaalLineaalMeetkabliberAfb. 5 - Uitlijnen van de koppeling met uitbouwstukUitlijning van de koppeling in bedrijfswarmetoestand en bij systeemdruk (indien aanwezig)nog een keer controleren en, indien nodig,corrigeren. Eerst hoofdstuk 6 aanhouden! Hetaggregaat moet zich met de hand makkelijk engelijkmatig laten doordraaien.Onvakkundig uitlijnen van het aggregaat kan totschade aan koppeling en aggregaat leiden!Na het uitlijnen en vóór de inbedrijfstelling dekoppelingsbescherming monteren.5.3.2 KoppelingsbeschermingVolgens voorschriften m.b.t. deongevallenpreventie mag de pomp alleen meteen koppelingsbescherming worden bedreven.Er moet op worden gelet dat de gebruiktekoppelingsbescherming van vonkloos materiaalgemaakt is.<strong>LSN</strong> 100-<strong>dutch</strong> Blz. 11 Revisie 01Artikel nr. <strong>771076041</strong> Uitgave 01/2010


Inbouw-, bedrijfs- en onderhoudshandleidingBouwserie <strong>LSN</strong>Onderdelen:5.4 AandrijvingBij de keuze van de motorgrootte moet erop wordengelet dat aan de eisen volgens ISO 5199 wordtvoldaan. De bedrijfshandleiding van demotorfabrikant moet worden aangehouden.Bij gebruik in zone 1 en 2 moet een motor metgeldige Atex-vergunning worden gebruikt.Koppelingsbescherming (2 gelijke helften)Montage:Lagerdeksel Koppeling MotorPasstuk5,5 Elektrische aansluitingDe elektrische aansluiting mag alleen door eenvakman worden uitgevoerd. De in deelektrotechniek geldige regels en voorschriften,vooral met betrekking totveiligheidsmaatregelen. De voorschriften van deplaatselijke energiebedrijven moeten eveneensworden aangehouden.Vóór begin van de werkzaamheden de gegevens ophet motorvermogensplaatje op overeenstemming methet plaatselijke stroomnet controleren. Hetaanklemmen van de stroomtoevoerkabels van deaangekoppelde aandrijfmotor moet inovereenstemming met het schakelschema van demotorfabrikant plaatsvinden.Er moet een motorveiligheidsschakelaar wordenaangebracht.Op plaatsen waar ontploffingen plaats kunnenvinden moet voor de elektrische installatiebovendien IEC 60079-14 worden aangehouden.1) Deel 2 onder op het lagerdeksel vastschroeven.2) Deel 3 met sleuf naar beneden erinleggen en axiaal tegen de motor aandrukken.Er moet voor worden gezorgd dat hetfundamentraam (2x M10-schroefdraad vooraardsluitingsschroeven aanwezig) d.m.v.desbetreffende maatregelen geaard wordt.Een controle van de draairichting mag alleen bijgevulde pomp plaatsvinden. Drooglopen leidtsteeds tot vernielingen aan de pomp.5.6 EindcontroleUitlijning van de koppeling volgens hoofdstuk 5.3.1nogmaals controleren. Het aggregaat moet zich aande koppeling makkelijk met de hand latendoordraaien.3) Deel 1 op de lagerhouder vastschroeven.4) Deel 1 en deel 2 aan elkaar vastschroevenen daardoor deel 3 vastklemmen.<strong>LSN</strong> 100-<strong>dutch</strong> Blz. 12 Revisie 01Artikel nr. <strong>771076041</strong> Uitgave 01/2010


Inbouw-, bedrijfs- en onderhoudshandleidingBouwserie <strong>LSN</strong>6. Inbedrijfstelling, bedrijf, buitenbedrijfstellingDe installatie mag alleen door personeel inbedrijf worden gesteld dat met de plaatselijkeveiligheidsbepalingen en met dezebedrijfshandleiding (vooral met de hierinaanwezige veiligheidsvoorschriften enveiligheidsinstructies) vertrouwd is.6.1 Eerste inbedrijfstellingVóór het inschakelen van de pomp moet gewaarborgdzijn dat onderstaande punten gecontroleerd enuitgevoerd zijn: Bij pompen met oliesmering eerst olieaftap (GD)openen en eventueel verzamelde vloeistof (bijv.condenswater) aftappen. Olieaftap (GD) weersluiten en olie in overeenstemming met hoofdstuk6.5.1 erin gieten. Bij pompen met vetsmering zijn vóór de eersteinbedrijfstelling geen smeermaatregelen nodig. Pomp en zuigleiding moeten bij inbedrijfstellingvolledig met vloeistof gevuld zijn.Aggregaat nogmaals met de hand doordraaien engelijkmatige lichtlopendheid controleren. Controleren of de koppelingsbescherminggemonteerd is en alle veiligheidsvoorzieningenbedrijfsklaar zijn. Eventueel aanwezige afsluit-, spoel- ofkoelleidingen inschakelen. Voor hoeveelheden endrukken zie gegevensblad en / oforderbevestiging.Schuif in zuig- resp. toevoerleiding openen.Schuif aan drukzijde op ca. 25% van het ontwerpdebietinstellen. Bij pompen met nominaledrukstompdoorlaat kleiner dan DN 200 kan deschuif bij het opstarten ook gesloten blijven.Ervoor zorgen dat het aggregaat volgens devoorschriften elektrisch met alleveiligheidsvoorzieningen aangesloten is.Even in- en uitschakelen en hierbij de draairichtingcontroleren. Deze moet met de draairichtingspijlop de lagerhouder overeenstemmen.6.2 Aandrijfmachine inschakelen. Meteen (max. 10 seconden bij 50 Hz resp. max. 7seconden bij 60 Hz stroomvoorziening) na hetopstarten tot het bedrijfstoerental de schuif aandrukzijde openen en hiermee het gewenstewerkpunt instellen. De op het typeplaatje resp. inhet gegevensblad en / of de orderbevestigingaangegeven persgegevens moeten wordenaangehouden. Elke wijziging is alleen na overlegmet de fabrikant toegestaan!Het bedrijf met gesloten afsluitappendage in dezuig- en / of drukleiding is niet toegestaan!Bij opstarten tegen ontbrekende tegendrukmoet deze tegendruk door reduceren aandrukzijde worden opgebouwd (schuif slechtsweinig openen). Na bereiken van de volletegendruk de schuif openen.Er is in dit gedeelte geen veiligheidsafdekkingaanwezig, zodat de asafdichting ongehinderdgecontroleerd en onderhouden kan worden. Bijlopende pomp moet daarom bijzondervoorzichtig te werk worden gegaan (geen langhaar, losse kledingstukken enz.).Stopbuspakking:Pakkingen hebben voor een goede werking eenlekkage (druppelsgewijs uittreden vanpersmedium) nodig. In het begin liever een royalelekkage instellen. Tijdens de eerste bedrijfsurenlangzaam door gelijkmatig aanhalen van depakkingdrukker (zie positie "452" en "920.31" in dedoorsnedetekening) bij lopende pomp de lekkagereduceren. Als richtwaarde ca. 30-100 druppels /minuut aannemen.Drooglopende pakkingen verharden envernielen de asbeschermhuls resp. de as.Bereikt de pomp niet de voorgeschrevenopvoerhoogte of treden atypische geluiden oftrillingen op: Pomp weer buiten bedrijf stellen(zie hoofdstuk 6.7) en oorzaak zoeken (ziehoofdstuk 10).6.3. Opnieuw in bedrijf stellenTelkens wanneer de pomp weer in bedrijf wordtgesteld moet principieel zoals bij de eersteinbedrijfstelling te werk worden gegaan. De controlevan de draairichting en de lichtlopendheid van hetaggregaat kan echter wegvallen.Een automatisch opnieuw in bedrijf stellen mag alleenplaatsvinden, als gewaarborgd is dat de pomp bijstilstand met vloeistof gevuld blijft.Wees bijzonder voorzichtig bij het aanraken vanhete machineonderdelen en in hetonbeschermde gedeelte van de asafdichting.Automatisch gestuurde installaties kunnen altijden verrassend in werking treden. Aaninstallatiezijdeovereenkomstigewaarschuwingsborden aanbrengen.6.4. Limiets van het bedrijfDe gebruikslimiets van de pomp / van hetaggregaat met betrekking tot druk, temperatuur,vermogen en toerental staan in hetgegevensblad en / of de orderbevestigingaangegeven en moeten in ieder geval wordenaangehouden!Het op het typeplaatje van de aandrijfmachineaangegeven vermogen mag niet wordenoverschreden.<strong>LSN</strong> 100-<strong>dutch</strong> Blz. 13 Revisie 01Artikel nr. <strong>771076041</strong> Uitgave 01/2010


Inbouw-, bedrijfs- en onderhoudshandleidingBouwserie <strong>LSN</strong>Plotseling optredende temperatuurveranderingen(temperatuurschokken) moeten wordenvermeden.Pomp en aandrijfmachine moeten gelijkmatig entrillingsvrij lopen, tenminste wekelijks controleren.6.4.1 Debiet min. / max.Voorzover in de karakteristieken of gegevensbladengeen andere gegevens zijn aangegeven, geldt:Q min = 0,1 x Q BEP voor kortetijdbedrijfQ min = 0,3 x Q BEP voor continubedrijfQ max = 1,2 x Q BEP voor continubedrijf *)Q BEP = Debiet in optimaal rendement*) onder de voorwaarde NPSH Anlage > (NPSH Pumpe + 0,5 m)6.4.2 Abrasieve mediaBij het verpompen van vloeistoffen metabrasieve bestanddelen is een grotere slijtagevan hydraulica en asafdichting te verwachten.De inspectie-intervallen moeten in vergelijkingmet de gebruikelijke tijden worden gereduceerd.6.4.3 Toelaatbare schakelfrequentieDe toelaatbare schakelfrequentie van de pomp magniet worden overschreden, zie diagram 6.max. zulässige Anläufe pro Stundemax. toelaatbare aanlopen per uur100,010,01,01 10 100 1000Motorvermogen Diagram 6 [kW]Bij elektromotoren staat de toelaatbareschakelfrequentie in de bijgesloten motorbedrijfshandleidingaangegeven.Bij van elkaar afwijkende waarden is de lagereschakelfrequentie toegestaan6.5 Smering van de lagers6.5.1 OliesmeringMotorleistung [kW]De lagerhouder moet met smeerolie wordengevuld. Oliekwaliteit zie hoofdstuk 7.4.1.Oliehoeveelheid zie hoofdstuk 7.4.1.De pompen worden zonder olievulling geleverd!Oliepeilglas (standaard uitvoering)Olievulstop (637) eruit trekken en olie inde aansluitopening (GF1) vullen.Vulhoogte tot het midden van hetoliepeilglas (642) (afb. 7). Vulhoogteprecies aanhouden. Overvol maken leidttot hogere lagertemperatuur en evt. totolielekkage. Een te laag oliepeil kanonvoldoende smering veroorzaken.Afb. 7Constantlevel-oliepot (speciale uitvoering) Bij levering los bijgesloten. Het glazen reservoir van het metalen basislichaamafschroeven (rechtse schroefdraad) en voorlopigopzij leggen. Basislichaam in lagerhouder (330) bij aansluitingvoor constantlevel-oliepot (638) met behulp vanPTFE-afdichtband afdichten. Hierbij zo ver draaiendat de schroefdraadaansluiting voor het reservoirloodrecht omhoog wijst (afb. 8). Olievulstop (637) aan lagerhouder-bovenzijde eruittrekken en zo lang olie in de aansluitopening(GF1) vullen tot het oliepeil Met behulp van een trechter olie in het glazenreservoir vullen (afb. 8). Controleren of de O-ring op de buis van hetreservoir aanwezig is. Gevuld reservoir in het basislichaam steken enmeteen met de hand tot de aanslagvastschroeven (afb. 8). Nu stroomt de olie uit het reservoir in delagerruimte. Deze procedure zo lang herhalen tot het reservoirvoor ca. 2/3 gevuld blijft.Olie bijvullen zodra het oliepeil in het reservoir totca. 1/3 gedaald is.6.5.2 VetsmeringAfb. 8Vetkwaliteit zie hoofdstuk 7.4.2.Vethoeveelheid zie hoofdstuk 7.4.2. De lagers zijn al met lithiumzeepvet gevuld en dusbedrijfsklaar. Het gebruikte vet is voor een temperatuurgebiedvan -30°C tot +90°C (buiten op de lagerhoudergemeten) geschikt. Nasmeren via de beide smeernippels (636). Lagertemperatuur (gemeten op de lagerhouder)mag maximaal 50°C boven de ruimtetemperatuurliggen en niet hoger dan 90°C zijn, tenminstewekelijks controleren. Bij vetsmering kan de<strong>LSN</strong> 100-<strong>dutch</strong> Blz. 14 Revisie 01Artikel nr. <strong>771076041</strong> Uitgave 01/2010


Inbouw-, bedrijfs- en onderhoudshandleidingBouwserie <strong>LSN</strong>lagertemperatuur na het nasmeren tijdelijk 5-10°Choger zijn tot een eventueel vetoverschot in delagers afgebouwd is.6.6 ControleIn bedrijven waar ontploffingen kunnen ontstaanmoeten de lagertemperatuur en delagerhoudertrillingen worden gecontroleerd.Regelmatig uitgevoerde controle- enonderhoudswerkzaamheden verlengen delevensduur van uw pomp of installatie. Oliepeil tenminste wekelijks controleren en, indiennodig, olie bijvullen. Pomp tenminste wekelijks op dichtheidcontroleren. Lekkagehoeveelheid bij stopbuspakking tenminstewekelijks controleren (zie hoofdstuk 6.2, paragraaf"Sopbuspakking"). De regel- en controlemogelijkheden van eventueelaanwezige afsluit-, spoel- of koelsystemen moetenwekelijks qua functie worden gecontroleerd. Dekoelwateruitlaat moet handwarm zijn. Bij dubbele glijringdichting druk en debiet in deglijringdichtingsruimte observeren, tenminstewekelijks controleren. Pompen die in verband met hun functie aan eenchemische aantasting resp. abrasieve slijtage zijnblootgesteld, moeten periodiek op chemische ofabrasieve afslijting worden gecontroleerd. Deeerste inspectie moet na zes maanden wordenuitgevoerd. Alle overige inspectie-intervallenmoeten op grond van de toestand van de pompworden vastgesteld.6.7 BuitenbedrijfstellingSchuif in de drukleiding vlak (max. 10 seconden)voor het afschakelen van de motor sluiten. Nietnoodzakelijk, als een drukbelaste terugslagklepaanwezig is.Aandrijfmachine uitschakelen. Op rustige naloopletten.Schuif aan de zuigzijde sluiten.Hulpkringlopen sluiten. Koelleidingen pas sluiten,als de pomp afgekoeld is.Bij vorstgevaar pomp, koelruimten en leidingenvolledig leegmaken.Blijft de pomp ook bij stilstand onder druk entemperatuur: Alle aanwezige afsluit-, spoel- enkoelsystemen ingeschakeld laten.Afsluiting van de asafdichting moet ingeschakeldblijven, als gevaar voor luchtaanzuiging bestaat(bij toevoer uit vacuüminstallaties of bij parallelbedrijf met gemeenschappelijke zuigleiding).6.8 Tijdelijke opslag / Lange stilstand6.8.1 Tijdelijke opslag van nieuwe pompenAls de inbedrijfstelling lange tijd na de levering zalplaatsvinden, raden wij voor de tijdelijke opslag van depomp volgende maatregelen aan:Pomp op een droge plaats opbergen.Eén keer per maand de pomp met de handdoordraaien.6.8.2 Maatregelen voor lange buitenbedrijfstellingPomp blijft ingebouwd met standby: Met regelmatige tussenpozen moet eenproefdraaien met een duur van minstens 5minuten worden uitgevoerd. Hoe vaak hetproefdraaien moet plaatsvinden hangt van deinstallatie af, het moet echter minstens 1x perweek worden uitgevoerd.6.8.3 Lange stilstandNa een lange periode van stilstand kunnen destopbuspakkingen verhard zijn, zij moeten vóórinbedrijfstelling worden vervangen.Inbedrijfstelling moet als eerste inbedrijfstellingworden opgevat (zie hoofdstuk 6).a) Gevulde pompen Reservepompen 1x wekelijks even in- en meteenweer uitschakelen. Eventueel alternatief alshoofdpomp inzetten. Staat de reservepomp onder druk en temperatuur:alle aanwezige afsluit-, spoel- en koelsystemeningeschakeld laten. Na 2 jaar olie resp. vet van de lagers vervangen. Stopbuspakking niet zo vast draaien dat hijlekkagevrij is.b) Leegstaande pompen Minstens 1x per week met de hand doordraaien(niet inschakelen wegens drooglopen). Na 2 jaar olie resp. vet van de lagers vervangen.7. Instandhouding, onderhoud7.1 Algemene aanwijzingenInstandhoudingswerkzaamheden en onderhoudmogen alleen door geschoold en ervarenpersoneel dat met de inhoud van dezebedrijfshandleiding vertrouwd is of doorservicepersoneel van de fabrikant wordenuitgevoerd.Werkzaamheden aan de pomp of installatiemogen alleen bij stilstand worden uitgevoerd.Hoofdstuk 2 in ieder geval aanhouden.7.2 GlijringdichtingenVóór het openen van de pomp in ieder gevalhoofdstuk 2 en hoofdstuk 8 aanhouden.<strong>LSN</strong> 100-<strong>dutch</strong> Blz. 15 Revisie 01Artikel nr. <strong>771076041</strong> Uitgave 01/2010


Inbouw-, bedrijfs- en onderhoudshandleidingBouwserie <strong>LSN</strong>Treden bij de glijringdichting druppels van hetpersmedium uit, is de dichting beschadigd en moetworden vervangen.Vervangen van de glijringdichting volgens bijgesloten"Montagehandleiding voor asafdichting".7.3 StopbuspakkingenStopbuspakking hebben een voortdurend onderhoudnodig, zie hiervoor hoofdstuk 6.2, paragraaf"Stopbuspakking". Als de lekkagehoeveelheid zich nietmeer correct laat instellen, is de pakking versleten enmoet op tijd worden vervangen (anders ontstaat eengrotere slijtage van de asbeschermhuls).Vervangen van de stopbuspakking volgens bijgesloten"Montagehandleiding voor asafdichting".In verband met het hiermee verbondenongevallenrisico is het streng verboden pompentijdens het bedrijf of onder druk resp. vannieuwe pakkingen te voorzien!7.4 Smering en wisselen vansmeermiddel7.4.1 OliesmeringTemperatuur ophet lagerpuntEerste keerolieverversen na..... bedrijfsurenAlle overige kerenolieverversenna .....bedrijfsurenbis 60°C 300 8760 *)60°C - 80°C 300 4000 *)80°C - 100°C 200 3000 *)*) tenminste 1x per jaarIn bedrijven waar ontploffingen plaats kunnenvinden moeten de olieverversingsintervallenprecies worden aangehouden!Werkwijze bij het olieverversen Na de eerste .... bedrijfsuren olie aftappen(olieaftap "GD" met sluitschroef 903.51) en metverse olie naspoelen. Sluitschroef reinigen enolieaftap weer afsluiten. Nieuwe olie volgens hoofdstuk 6.5 erin gieten. Bij lange stilstand van de pomp moet de olie na 2jaar worden ververst.Gebruikte olie in overeenstemming met deplaatselijk geldige nationale milieuvoorschriftendeponeren.OliekwaliteitAanduidingSymbool volgens DIN 51502Kinematische viscositeit bij 40°CVlampunkt (naar Cleveland)Stolpunt (Pourpoint)Gebruikstemperatuur *)Smeerolie CLP46DIN 51517 ofHD 20W/20 SAE46 ±4 mm 2 /s+175°C-15°Choger dan toel.lagertemperatuur*) Voor omgevingstemperaturen beneden -10°C moet een anderegeschikt geschikt soort smeerolie worden gebruikt.In ieder geval navragen.OliehoeveelheidLagerhouder Oliehoeveelheid in l24 0,532 1,142 1,448 1,77.4.2 VetsmeringNasmering Vetgesmeerde lagers met nasmeermogelijkheidmoeten ca. om de 4000 bedrijfsuren, uiterlijkechter 1 x per jaar, worden nagesmeerd. Tevorensmeernippels (636) reinigen.Smeervetkwaliteit ...... in overeenstemming met NLGI GRADE 2Nasmeerhoeveelheid (richtwaarde)Lagerhouderlager aan lager aanpompzijde aandrijfzijde24 9g / 10cm 3 14g / 16cm 332 13g / 15cm 3 20g / 22cm 342 18g / 20cm 3 33g / 35cm 348 23g / 26cm 3 42g / 46cm 3Bij een lange stilstand van de pomp moet het vetin de lagers na 2 jaar worden vervangen.7.5 KoppelingMet regelmatige tussenpozen van ca. 1000bedrijfsuren, tenminste echter 1x per jaar, moet detorsie speling in de koppelingdelen wordengecontroleerd.Voor koppelingen met rubber pakketten geldt:Indien voor het bedrijf een geringe torsie speling vande koppeling niet vereist is, kan van dekoppelingspakketten ca. 1/4 van hun oorspronkelijkedikte afslijten voordat deze vervangen moeten worden.Om de torsie speling (koordemaat ∆S v ) vast te stellenwordt een koppelingdeel tot de aanslag gedraaid enop beide koppelinghelften een markering aangebracht(zie onderstaande afbeelding). Door draaien van hetkoppelingdeel tot de aanslag lopen de markeringen uitelkaar en deze afstand is dan de koordemaat ∆S v. Isdeze maat groter dan de in de tabel aangegevenwarde, moeten de pakketten worden vervangen. Depakketten moeten per set worden vervangen.Maat 80 95 110 125 140 160 180 200 225 250 280 315 350 400∆S v [mm] 5,0 6,0 7,0 8,0 8,5 8,0 8,0 8,5 9,0 10,0 11,5 10,5 11,5 13,0<strong>LSN</strong> 100-<strong>dutch</strong> Blz. 16 Revisie 01Artikel nr. <strong>771076041</strong> Uitgave 01/2010


Inbouw-, bedrijfs- en onderhoudshandleidingBouwserie <strong>LSN</strong>Treedt binnen korte tijd ernstige slijtage op,moet ervan uit worden gegaan dat de motormet de pomp niet in lijn ligt of de afstand van dekoppelinghelften veranderd is.Vervangen van de koppelingpakketten enopnieuw monteren resp. uitlijnen van dekoppeling zoals in hoofdstuk 5.3 beschreven isvereist.7.6 Reiniging van de pompVerontreiniging aan de buitenkant van de pompheeft een slechte invloed op de warmteafvoer.Daarom moet de pomp met regelmatigetussenpozen (afhankelijk van deverontreinigingsgraad) met water wordenschoongemaakt.De pomp mag niet met onder druk staand water(bijv. hogedrukreiniger) worden gereinigd -water in lagers. Radiale-asafdichtingsringen (421.41 en 421.51)zijn niet volledig lekkagevrije inrichtingen. Onderandere kunnen verontreinigingen lekkages aan deasdoorvoeringen van de lagerhouder veroorzaken.Daarom eventuele verontreinigingen af en toe meteen lap wegvegen. Vuile oliepeilglazen (642) vervangen.8. Demontage van de pomp en reparatie8.1 Algemene aanwijzingenReparaties aan de pomp of installatie mogenalleen door geautoriseerd vakkundig personeelof door vakkundig personeel van de fabrikantworden uitgevoerd.Bij het uitbouwen van de pomp in ieder gevalhoofdstuk 2 en hoofdstuk 4.1 aanhouden.Voor montages en reparaties staan op aanvraaggeschoolde klantendienst-monteurs ter beschikking.Pompen die voor de gezondheid gevaarlijkevloeistoffen verpompen moeten ontsmetworden. Bij het aftappen van het persmediummoet erop worden gelet dat er geen gevarenvoor personen en milieu ontstaan. Wettelijkevoorschriften moeten worden aangehouden,anders bestaat levensgevaar!Vóór het begin van de demontage moet hetaggregaat zo worden beveiligd dat het nietingeschakeld kan worden.Het pomphuis moet drukloos en leeg zijn.Alle afsluitorganen in de zuig-, toevoer- endrukleiding moeten gesloten zijn.Alle onderdelen moeten omgevingstemperatuurhebben aangenomen.Uitgebouwde pomp, bouweenheden ofafzonderlijke delen tegen omkantelen ofwegrollen beveiligen.Open vuur (bijv. soldeerlamp) bij het uit elkaarnemen alleen gebruiken, als hierdoor geenbrand- of ontploffingsgevaar of het gevaar vanontwikkeling van schadelijke dampen ontstaat.Alleen originele reserveonderdelen gebruiken.Op het juiste materiaal en de passendeuitvoering letten.8.2 AlgemeenWerkzaamheden die een slagbelasting vergenmogen alleen buiten de explosieve atmosfeerworden uitgevoerd of er mag alleen nietvonkenvormendgereedschap worden gebruiktDemontage en montage principieel volgens debijbehorende doorsnedetekening uitvoeren.Er wordt alleen in de handel gebruikelijk gereedschapbenodigd.Voor het uit elkaar nemen controleren of de benodigdereserveonderdelen klaar liggenDe pomp altijd maar zo ver uit elkaar nemen als voorhet vervangen van het te repareren onderdeel nodigis.8.3 Uitbouwen van de loopeenheidOnder loopeenheid worden alle pompdelen verstaan,met uitzondering van het spiraalhuis (102V). Omdatde pompen in procesbouwwijze geconstrueerd zijn,kan het spiraalhuis (102V) op het fundamentraam enin de leiding blijven zitten, zolang niet het spiraalhuiszelf gerepareerd hoeft te worden.Spiraalhuis (102V) via aftapstop (912.11) leegmaken. Schroefverbinding van alle afsluit- ofkoelwaterleidingen losdraaien en smeerolie uitlagerhouder (330) m.b.v. olieaftapschroef (903.51)aftappen. Koppelingsbescherming verwijderen. Tussenhuls van de uitbouwbare koppelinguitbouwen. Steunpoot (183) schroefverbinding opfundamentraam losdraaien.Loopeenheid aan hefwerktuig hangen, zodat bijhet uitbouwen de loopeenheid noch naar benedenzakt noch naar boven in het spiraalhuis drukt.Bevestigingsvoorbeeld zie afb. 9.<strong>LSN</strong> 100-<strong>dutch</strong> Blz. 17 Revisie 01Artikel nr. <strong>771076041</strong> Uitgave 01/2010


Inbouw-, bedrijfs- en onderhoudshandleidingBouwserie <strong>LSN</strong>Het verdere uit elkaar nemen alsmede hetassembleren van de loopeenheid is eenvoudigerin verticale toestand (d.w.z. bij verticale as, afb.11). Let op het kantelgevaar!Afb. 11Afb. 9 Huisschroefverbinding (tapbouten 901.11) ercompleet afschroeven. Loopeenheid axiaal uit het spiraalhuis trekken.Hierbij kunnen de afpersschroeven (901.42)worden gebruikt.8.4 Uitbouwen van de waaierBijgesloten "Montagehandleiding voorasafdichting" aanhouden. Heeft de waaier rugschoepen, controleer danvoordat u het verder uit elkaar neemt, de axialespleetbreedte "a" tussen waaier (230) enhuisdeksel (161). Voor beoordeling van degemeten spleetbreedte zie hoofdstuk 8.7.1. Waaiermoer (922) losdraaien (rechtseschroefdraad). Hierbij de as met het einde aankoppelingszijde ertegen houden. Met behulp van twee schroevendraaiers ofmontageijzers waaier (230) er aftrekken (afb. 10).Afstelveer (940.31) eruit nemen.8,5 Uitbouwen van de asafdichtingVóór de demontage van het huisdeksel de"Montagehandleiding voor asafdichting" lezen.Zeskantmoer (902.32) losdraaien (niet bij allepompmaten aanwezig) en huisdeksel (161) uitlagerlantaarnstuk (344) nemen.8.6 Demontage van de lageringKoppeling er met behulp van een koppelingtrekkeraftrekken (afb. 12). Afstelveer (940.52) eruitnemen.Afb. 12Oliespatring (507) er met 2 schroevendraaiersaxiaal aftrekken (zie afb. 13).Afb. 10Schroevendraaier of montageijzer alleen in debuurt van waaierschoepen gebruiken, zodat destromingskanalen niet worden gedeformeerd.Afb. 13 Schroefverbinding (901.41) losdraaien.Lagerlantaarnstuk (344) van lagerhouder (330)aftrekken.<strong>LSN</strong> 100-<strong>dutch</strong> Blz. 18 Revisie 01Artikel nr. <strong>771076041</strong> Uitgave 01/2010


Inbouw-, bedrijfs- en onderhoudshandleidingBouwserie <strong>LSN</strong>Borgring (932.51) uitbouwen. Hiervoor wordt eenmontagetang volgens DIN 5256-C benodigd.Lagerhouderbenodigde Lengte i (min.) vanmontagetang de montagetang24 Maat 94/C 40 200mm32, 42 Maat 94/C 85 250mm48 Maat 94/C 85 300mmAs (210) samen met de wentellagers (320.51 en320.52) en de lagermoer (923.51) uit delagerhouder (330) trekken.De lagermoer (923.51) losdraaien. De moer heefteen rechtse schroefdraad, is zelfborgend en kanbij vakkundige behandeling minstens 5x wordenhergebruikt.Het aftrekken van de wentellagers (320.51 en320.52) van de as (210) m.b.v. een hydraulischepers of lageraftrekker.8.7 ReconstructieNa het uit elkaar nemen moeten alle onderdelenzorgvuldig worden gereinigd en op slijtage wordengecontroleerd. Versleten of beschadigde onderdelenmoeten door nieuwe onderdelen (reserveonderdelen)worden vervangen.Principieel moeten nieuwe dichtingselementen wordengebruikt.Alle PTFE-dichtingselementen en grafietdichtingen zijn slechts voor eenmalig gebruikgeschikt.In de meeste gevallen is het doelmatig, indienbeschadigd absoluut noodzakelijk, de asafdichting ende wentellagers te vervangen.Afzettingen op de waaier (230), in het spiraalhuis(102V) of op het huisdeksel (161) moeten wordenverwijderd.8.7.1 Dichtingsspleet bij waaierZuigzijde van de waaier Rugschoepen van dewaaierAandrijfzijde van de waaierAlleen bij pompmaat100-65-315125-80-315125-80-400125-100-315125-100-400150-125-315150-125-400200-150-315200-150-400Nom. diameter D (mm)606885100120135155175220min. 0,15 0,17 0,20 0,22 0,25Radiale spleet nieuwmax. 0,19 0,22 0,24 0,27 0,30s (mm)versleten 0,78 0,85 0,90 1,05 1,15Axiale spleet nieuw 0,8 - 1,2a (mm) versleten max. 1,7Zijn de waarden voor "versleten" bereikt ofoverschreden, moeten de betreffendeonderdelen worden vervangen.Bij spiraalhuizen (102V) met splitring (502.11) resp. bijhuisdeksels (161) met splitring (502.31) bestaan voorhet weer aanbrengen van de correcte spleet volgendemogelijkheden:a) Waaier (230) en splitring vervangen. Hiermeezijn de originele maten weer aanwezig.b) Splitringen met dienovereenkomstigebinnendiameter vervaardigen en zo deoriginele spleetbreedte weer bereiken. Neema.u.b. contact op met de fabrikant.Bij spiraalhuizen (102V) resp. huisdeksels (161)zonder splitring kan in geval van reparatie ooknaderhand een splitring worden ingezet. Hiervoor isechter een nabehandeling (nadraaien) in hetspiraalhuis resp. in het huisdeksel noodzakelijk. Neema.u.b. contact op met de fabrikant.8.8 MontageDe montage vindt in omgekeerde volgorde van dedemontage plaats, waarbij op het volgende gelet moetworden:Bij de montage moet erop worden gelet dat allesuiterst schoon is. Nauwe schuifpassingen, bijv. tussenasbeschermhuls (433) en as (210) of waaier (230)en as (210) alsmede schroefdraad eventueel metgeschikte glijmiddelen (bijv. Molykote / Never-Seeze) insmeren, zodat de montage en ook devolgende demontage eenvoudiger worden.Glijmiddelen echter alleen gebruiken, alsgewaarborgd is dat er tussen persmedium englijmiddel geen gevaarlijke reacties kunnenontstaanSchroeven moeten met volgende draaimomentenworden aangehaald:Aanhaalmoment in NmSchroefverbinding Maat GesmeerdeschroefdraadDrogeschroefdraadM12 35 50HuisschroevenM16 105 150M20 210 305M10 35 50Alle overige schroeven M12 60 90M16 150 220Vóór het aanbrengen van het tweede kogellagerop de as in ieder geval de borgring (932.51)tussen de beide lagers schuiven.Nieuwe kogellagers moeten, voordat ze wordenaangebracht, in een oliebad of inductief tot ca.80°C worden verwarmd en dan op de as wordengeschoven. Indien nodig, moet het lager met<strong>LSN</strong> 100-<strong>dutch</strong> Blz. 19 Revisie 01Artikel nr. <strong>771076041</strong> Uitgave 01/2010


Inbouw-, bedrijfs- en onderhoudshandleidingBouwserie <strong>LSN</strong>behulp van een buis die tegen de binnenring wordtaangelegd door lichte slagen op de buis tegen deasborst worden gedreven. Hierbij de buitenringenmet de hand vasthouden om trillingen bij dekogelloopbaan te voorkomen.Bij het aan elkaar schroeven van lagerhouder(330) en lagerlantaarnstuk (344) en vanlagerlantaarnstuk (344) en spiraalhuis (102V)moet erop worden gelet dat de schroeven inomvangsrichting gezien centrisch in dedoorgangsgaten zitten. Anders komt delagerhouder (330) ten opzichte van het spiraalhuis(102V) schuin te staan, waardoor de exacteinstelling van het oliepeil negatie beïnvloed wordt.Oliespatring (507) zo ver op de as (210) schuiventot hij axiaal tegen de asborst aan ligt. Tussenspatring (507) en lagerlantaarnstuk (344) moeteen spleet van minstens 0,7 mm blijven bestaan.Eventueel buis als montagehulp gebruiken (zieafb. 14). Geen overdreven geweld gebruiken. Montage van de asdichting (stopbus ofglijringdichting) zie afzonderlijke beschrijving"Montagehandleiding van de asafdichting" enhoofdstuk 8.5. Bij waaiers met rugschoepen na de montage vande waaier (230) en na vastdraaien van dewaaiermoer (922) de correcte axiale spleet tussenrugschoepen en huisdeksel (161) controleren. Ziehoofdstuk 8.7.1. Na het assembleren van de loopeenheid en ookna het inbouwen in het spiraalhuis de as draaienen zo de lichtlopendheid van de pomp controleren.De asafdichtingen veroorzaken een geringedraaiweerstand, er mag echter geen contacttussen metalen delen bemerkbaar zijn. Vóór inbedrijfstelling van de pomp controleren ofde koppeling volgens de voorschriften in lijn ligt.Dit kan bij pompen met uitbouwbare koppelingwegvallen, als pomphuis en motor nietgedemonteerd werden.Vóór ingebruikstelling het vullen met olie nietvergeten!MontagehulpVóór inbedrijfstelling in ieder geval weer allehulpleidingen en veiligheidsvoorzieningenmonteren resp. aansluiten en in bedrijf stellen.Afb. 149. Aanbeveling reserveonderdelen, reservepompen9.1 ReserveonderdelenDe reserveonderdelen moeten voor de condities vaneen tweejarig continubedrijf worden gekozen. Indiengeen andere richtlijnen aangehouden moeten worden,worden de in de onderstaande lijst aangegevenaantallen stuks voor reserveonderdelen aanbevolen(volgens DIN 24296).Aantal pompen(inclusief reservepompen)2 3 4 5 6/7 8/9 10/+Reserveonderdelen Aantal stuks reserveonderdelenWaaier 1 1 1 2 2 2 20%Splitring 2 2 2 3 3 4 50%As met afstelveren enmoeren1 1 1 2 2 2 20%Wentellager set 1 1 2 2 2 3 25%Asbeschermhuls 2 2 2 3 3 4 50%Scheidingsring 1 1 2 2 2 3 30%Pakkingringen 16 16 24 24 24 32 100%Dichtingen voorpomphuis sets4 6 8 8 9 12 150%Overige dichtingen sets 4 6 8 8 9 10 100%Glijringdichting set 1 1 2 2 2 3 25%Lagering (lantaarnstukmet lagerhouder,compleet met as, lagersenz.)- - - - - - 2Om een optimale beschikbaarheid tewaarborgen raden wij aan, vooral bijuitvoerringen van speciale materialen englijringdichting, in verband met langeaanschaffingstijden de dienovereenkomstigereserveonderdelen in voorraad te hebben.Bestelling van reserveonderdelenBij de bestelling van reserveonderdelen vragen wij uom volgende inlichtingen:Type: ______________________________________________________________________S/N (order-nr.): _______________________________________________________Aanduidingen van onderdelen: _______________________________Doorsnedetekening: _______________________________________________Alle gegevens vindt u in het gegevensblad en / of deorderbevestiging en de bijbehorendedoorsnedetekening.Reserveonderdelen in droge ruimten en tegenvuil beschermd bewaren!<strong>LSN</strong> 100-<strong>dutch</strong> Blz. 20 Revisie 01Artikel nr. <strong>771076041</strong> Uitgave 01/2010


Inbouw-, bedrijfs- en onderhoudshandleidingBouwserie <strong>LSN</strong>9.2 ReservepompenVoor pompen in installaties die, als dezeuitvallen, mensenlevens in gevaar kunnenbrengen resp. grote materiële schade of hogekosten kunnen veroorzaken, moet in ieder gevaleen voldoende aantal reservepompen in deinstallatie bedrijfsklaar worden gehouden. Doorvoortdurende controles moet wordengewaarborgd dat zij inderdaad bedrijfsklaar zijn,zie hoofdstuk 6.8.Reservepompen in overeenstemming methoofdstuk 6.8 bewaren!10. Storingen - oorzaken en oplossingenDe hier aangegeven verwijzingen naar oorzaken enoplossing van problemen moeten ertoe dienen hetprobleem te herkennen. Voor storingen die degebruiker niet zelf verhelpen kan of wil staat deklantendienst van de fabrikant ter beschikking. Bijreparaties en wijzigingen aan de pomp door degebruiker moeten vooral de ontwerpgegevens op hetgegevensblad en / of de orderbevestiging alsmedehoofdstuk 2 van deze bedrijfshandleiding wordenaangehouden. Indien nodig, moet de schriftelijketoestemming van de fabrikant worden verkregen.<strong>LSN</strong> 100-<strong>dutch</strong> Blz. 21 Revisie 01Artikel nr. <strong>771076041</strong> Uitgave 01/2010


Inbouw-, bedrijfs- en onderhoudshandleidingBouwserie <strong>LSN</strong>Debiet te gering geringDebiet hoort na bepaalde tijd opPershoogte te gering geringPershoogte te hoogAandrijfmachine overbelastOnrustig lopen van de pompTe hoge temperatuur in de pompTe hoge temperatuur bij deasafdichtingTe hoge temperatuur bij de lageringOndichtheid op de pompTe sterke lekkage van de asafdichtingOosrzaakOplossing■ Tegendruk te hoog Installatie op verontreinigingen controleren, schuif geopendWeerstanden in de drukleiding verminderen (filter reinigen, ...)grotere waaier gebruiken (aandrijfvermogen aanhouden)■ ■ ■ Tegendruk gering, debiet te groot Schuif aan drukzijde reduceren■ ■ Toerental te hoog Toerental verminderenToerental van de aandrijfmachine met voorgeschrevenpomptoerental (vermogensplaatje) vergelijken.Bij toerentalregling (frequentieomvormer) streefwaardeinstellingcontroleren■ ■ Toerental te klein Toerental verhogen (beschikbaar aandrijfvermogenaanhouden)Toerental van de aandrijfmachine met voorgeschrevenpomptoerental (vermogensplaatje) vergelijken.Bij toerentalregling (frequentieomvormer) streefwaardeinstellingcontroleren■ ■ ■ ■ Debiet te klein Minimumdebiet verhogen (schuif openen, bypass)■ Debiet te groot Debiet verlagen (schuif reduceren)■ ■ Waaierdiameter te groot Kleinere waaier gebruiken■ ■ Waaierdiameter te klein grotere waaier gebruiken (beschikbaar aandrijfvermogenaanhouden)■ ■ ■ ■ Pomp en / of leiding niet volledig met vleoistof gevuld VullenOntluchten■ ■ ■ Pomp of zuig- / toevoerleiding verstopt Reinigen■ ■ Luchtzak in leiding OntluchtenLeidingrichting verbeteren■ ■ ■ ■ ■ Zuighoogte te groot / NPSH van de installatie te klein Vloeistofniveau verhogenVoordruk verhogenWeerstanden van de toevoer- / zuigleiding verminderen(verloop en nom. doorlaat veranderen, afsluitorganen openen,zeven reinigen)■ ■ ■ Er wordt lucht aangezogen Vloeistofniveau verhogenVacuümdichtheid van de zuigleiding controleren en tot standbrengen■ ■ ■ Aanzuigen van lucht door de asafdichting Afslutileiding reinigenAfsluitdruk verhogenAsafdichting vervangen■ ■ Draairichting verkeerd Twee fasen van de stroomtoevoer verwisselen (door eenelektrotechnisch vakman laten doen)■ ■ ■ ■ Slijtage van de binnendelen Versleten delen vervangen■ ■ ■ Dichtheid en / of viscositeit van het persmedium te hoog Navragen noodzakelijk■ ■ Pakkingdrukker schuin aangehaald Gelijkmatig aanhalen■Pakkingdrukker te vast aangehaald resp. asafdichtingversletenPakkingdrukker losdraaienStopbuspakking resp. glijringdichting vervangenAfsluit-, spoel- en koelleidingen controleren (druk)Drooglopen vermijden■ ■ Groeven en ruwheden op de as of de asbeschermbus Onderdelen vervangen■ ■ Ongeschikt pakkingmateriaal Geschikt materiaal gebruiken (tevoren as of asbeschermhulsop beschadigingen controleren)■ ■ Afzettingen op glijringdichting ReinigenIndien nodig, glijringdichting vervangenEventueel kunstmatige spoeling of quench inzetten■ ■ Onbalans van de waaier Verstoppingen / afzettingen verwijderenEv. waaier vervangen; as op sporen controleren■ ■ ■ Koppeling niet in een lijn Aggregaat beter uitlijnen■ ■ Koppelingafstand te klein Wijzigen■ ■ ■ ■ ■ Leidingkrachten te groot (aggregaat getordeerd) Wijzigen (leidingen ondersteunen, compensatoren, etc.)Fundamentplaat / raam correct gemonteerd / gegoten?■ Te veel, te weinig of ongeschikt smeermiddel Wijzigen■ Elektrische voeding niet correct (2-Phasenlauf) Spanning van alle fasen controlerenKabelaaansluitingen resp. zekeringen controleren■ Dichting onvoldoende Schroeven aanhalenDichting vervangen■ ■ Lager beschadigd VervangenSmeermiddel en lagerruimte op verontreinigingen controleren(olieruimte spoelen)■ Ontlastingsinrichting onvoldoende Ontlastingsboringen in waaier reinigenVersleten onderdelen vervangen (waaier, splitringen)Aan de bij de bestelling opgegeven systeemdruk / toevoerdrukaanpassen■ Door de installatie veroorzaakte storingen Navragen noodzakelijk<strong>LSN</strong> 100-<strong>dutch</strong> Blz. 22 Revisie 01Artikel nr. <strong>771076041</strong> Uitgave 01/2010

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!