13.07.2015 Views

Nummer 3/2011 (.pdf) - FOD Sociale Zekerheid

Nummer 3/2011 (.pdf) - FOD Sociale Zekerheid

Nummer 3/2011 (.pdf) - FOD Sociale Zekerheid

SHOW MORE
SHOW LESS
  • No tags were found...

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

BELGISCH TIJDSCHRIFT VOOR SOCIALE ZEKERHEID - 3e TRIMESTER <strong>2011</strong>den) kregen de keuze uit haast alle ziekenfondsen en aanvragers mochten niet wordengeweigerd. De idee hierachter was dat de ziekenfondsen op basis van hun doeltreffendheiden de kwaliteit van hun dienstverlening met elkaar zouden wedijverenom leden te werven, vooral dan wanneer hun meer bewegingsvrijheid werdgegeven om met dienstverleners te onderhandelen. En de hervorming leidde inderdaadtot een kleiner aantal ziekenfondsen ten gevolge van fusies (zie hierboven).In vergelijkend perspectief was de pensioenhervorming van 1989 (van kracht in1992) een vroege reactie op de verwachte vergrijzing van de bevolking en eenhoogtepunt van corporatistisch incrementalisme, alsook een voortzetting van hetconsensuele pensioenbeleid waarbij sociale partners en de grootste politieke partijenbetrokken waren. Om de werkmiddelen te wijzigen, voerde deze hervormingformeel een nettoloonindexering in voor de nieuwe en bestaande pensioenen. Defacto werd ze reeds sinds het einde van de jaren zeventig toegepast door dewillekeurige manipulaties van de aanpassingsformule. Vanaf 1992 zou voor de “standaardgepensioneerde”een nettovervangingsratio van 70% gegarandeerd moetenzijn. Op lange termijn zouden werknemers die voor het eerst pensioen trekken vóórze de normale pensioenleeftijd (65) hebben bereikt, voortdurend met reductiesworden geconfronteerd. De federale tegemoetkomingen voor het overheidspensioenstelselwerden verhoogd en zouden blijvend 19% moeten bedragen van de uitgavenvan het stelsel. De kredieten voor kinderopvang tot slot, die in 1986 voor heteerst werden erkend als een equivalent voor loonarbeid, werden verbeterd (driejaar in plaats van één voor geboortes na 1991). Het cumulatieve effect van de verschillendehervormingselementen zou tegen 2030 moeten leiden tot een bijdragevoetvan 26,9% in plaats van 36,4% (Sozialbeirat, p. 242, 1998). Bij allebetrokken politieke actoren overheerste de mening dat vóór 2010 geen substantiëleaanpassingen meer in overweging zouden moeten worden genomen.346De wetgeving met betrekking tot de blijvendezorgverzekering (BZV) van 1994 wastot in 2001 de laatste uiting van het consensuele hervormingsbeleid van beideVolksparteien; het was tevens de laatste expansiegerichte hervorming binnen desocialeverzekeringsaanpak, hoewel deze institutionele vernieuwing in sterke matede vroegere uitgaven voor middelengetoetste zorguitkeringen verving. Gezien hetfeit dat dit sociale risico een vergrijzende samenleving des te meer kan treffen,beschouwden de voorstanders in beide partijen het BZV-stelsel nagenoeg unaniemals de voltooiing van de socialeverzekeringsstaat. Het nieuwe stelsel zou er echterniet zijn gekomen als de Länder en gemeenten er niet op hadden aangedrongen omvan de stijgende uitgaven voor sociale bijstand voor behoeftige ouderen te wordenverlost. Hoewel er al vrij snel een compromis was aangaande de contouren van hetuitkeringsgedeelte (gradueel naargelang van de behoefteklasse en zonder volledigekostendekking), werd de wetgeving hieromtrent vele jaren lang steeds maar weerop de lange baan geschoven door de strijd over het organisatorische aspect: hoemoet een dergelijke ingrijpende hervorming worden gefinancierd of, concreet,moet er worden gekozen voor een stelsel met belastingtransfer, voor een verplichteprivéverzekering of voor een bijkomende sociale verzekering? Dit principiële con-

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!