13.07.2015 Views

Nummer 3/2011 (.pdf) - FOD Sociale Zekerheid

Nummer 3/2011 (.pdf) - FOD Sociale Zekerheid

Nummer 3/2011 (.pdf) - FOD Sociale Zekerheid

SHOW MORE
SHOW LESS
  • No tags were found...

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

BELGISCH TIJDSCHRIFT VOOR SOCIALE ZEKERHEID - 3e TRIMESTER <strong>2011</strong>effect in te schatten en als dat er was, na te gaan welke instrumenten eraan gelinkt zijn(uitwisseling van goede praktijken, peer reviews, comité voor de werkgelegenheid, enz.).In de loop van de voorbije jaren hebben Europese organen pogingen ondernomenom dit intellectuele proces, dat op een nieuwe vormgeving voor het sociaal beleid isgericht, te beïnvloeden. De nationale ideeën in het welzijnsbeleid beïnvloeden iseen van de hoofddoelstellingen van de EU geworden, via de “Open Coördinatiemethode”(OMC). Deze nieuwe Europese activiteit dateert van het Proces van Luxemburg,dat in 1997 werd gelanceerd en het werkgelegenheidsbeleid betrof; zebreidde zich nog uit met het Proces van Lissabon van 2000 en had betrekking oppensioen en sociale uitsluiting (Palier, 2009).Sinds 1997 maken het werkgelegenheidsbeleid en sinds 2000 de socialebescherming (vooral dan beleidsvormen inzake pensioenen en sociale uitsluiting)formeel deel uit van de Europese bevoegdheid, via de specifieke OMC-procedure.Dat het werkgelegenheids- en sociaal beleid op de Europese agenda worden gezeten bij de Europese procedures worden opgenomen, kan worden gezien als eenonopzettelijk gevolg (een spill-overeffect) van de Europese economische en monetaireintegratie. Terwijl een groot deel van de literatuur betreffende de spill-over vande Europese economische integratie naar het sociaal beleid een streven naar eenminimumbescherming verwachtte, voorspelden slechts weinig auteurs dat er tussenverschillende Europese organisaties een concurrentiestrijd zou ontstaan aangaandede bevoegdheid inzake de sociale domeinen en dat die zou leiden tot eenvernieuwing op het vlak van de tendensen en praktijken in het Europees sociaalbeleid. Wat het werkgelegenheidsbeleid en ook de sociale bescherming betreft,probeerden de “economisch ingestelde” actoren zich de definitie van beleidsoriëntatietoe te eigenen, zodat de welzijnshervormingen zich met hun eigen economischewondermiddelen zouden kunnen conformeren. “Sociaal ingestelde” actoren daarentegenreageerden door alarm te slaan, druk uit te oefenen op de nationale regeringen eneen alternatieve tendens voor het sociaal beleid te promoten (Palier, 2009) (3).De EWS impliceert een globale boodschap over veranderingen op nationaal niveauwaarbij die twee tegenovergestelde richtingen kunnen worden uitgegaan (enerzijdsDenemarken en Nederland, anderzijds het VK).Deze boodschap zet de redenering dat de zuidelijke en Bismarckiaanse modellen inernstige moeilijkheden verkeren, kracht bij. Dergelijke redeneringen werdenvroeger intern geproduceerd door geleerden van hoog niveau (zie Streeck enScharpf, om alleen de Duitse zijde te vermelden) en werden gesteund door(3) “Economisch ingestelde actoren” verwijst naar het voormalige DGII (economie en financiën), verschillendepressiegroepen van verzekeraars, bankiers, werkgevers en het Comité voor EconomischePolitiek. “Sociaal ingestelde actoren” stemt overeen met het voormalige DGV (werkgelegenheid ensociale aangelegenheden) en later het Comité voor de werkgelegenheid en het Comité voor <strong>Sociale</strong>Bescherming. Beide termen zijn afkomstig uit de woordenschat die de auteurs zelf gebruiken (althansin interviews) en die ook in verschillende onderzoeken werden aangewend (zie Mandin, 2001 en dela Porte en Pochet, 2002).522

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!