13.07.2015 Views

Zorgwijzer 23 - Zorgnet Vlaanderen

Zorgwijzer 23 - Zorgnet Vlaanderen

Zorgwijzer 23 - Zorgnet Vlaanderen

SHOW MORE
SHOW LESS
  • No tags were found...

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

VIPA krijgt boost in de ouderenzorgDe nood aan infrastructuur voor ouderenzal door de vergrijzing alleen maartoenemen. Daarom besliste ministerVandeurzen in 2011 nog een extra injectievan bijna 100 miljoen euro tegeven voor de principiële akkoorden,bovenop de al toegekende 100 miljoen.Tot deze bouwprojecten horen in totaal3.000 woongelegenheden in woonzorgcentra,centra voor kortverblijf endagverzorging. Het VIPA (Vlaams InfrastructuurfondsPersoonsgebonden Aangelegenheden)subsidieert daarvan 2.735woongelegenheden. De overige wordenbijkomend gebouwd of verbouwd doorde gesubsidieerde initiatiefnemers, maarmet eigen middelen. In totaal worden700 extra woongelegenheden gecreëerd.In 2012 zal er opnieuw 100 miljoen eurobeschikbaar zijn voor de principiële akkoordenin de ouderenzorgsector.Hiermee verkregen alle dossiers die ontvankelijkwerden ingediend in 2010 éneen gunstig advies kregen van de coördinatiecommissie,ook effectief een principieelakkoord in 2011. De initiatiefnemerskrijgen nu maximaal twee jaar de tijd omeen bevel tot aanvang van de werken tegeven. De betrokken voorzieningen zullende komende weken op de hoogte wordengebracht van de ministeriële goedkeuring.Studiedag 9 december 2011Hernieuwbare energiein ziekenhuizenHet Europese RES-project (RenewableEnergy in Hospitals) focust op energiebesparendemaatregelen en hernieuwbareenergie in de ziekenhuizen. Hetproject zoekt nog partners, ook in onsland.Het RES-project begon met een onderzoekbij ziekenhuizen in Italië, Spanje,Nederland en Polen. In een volgende fasewordt een benchmarking voorbereid,komt er een selectie van ‘best practices’en worden pilootstudies uitgevoerd.Het project zoekt nog partners uit anderelanden, die bereid zijn een minimumaan mankracht en financiële middelente investeren. Wat is het voordeel voor departner? Uit eerste hand alle kennis verwervenuit het project, advies ontvangenover hoe ‘nul uitstoot’ verkrijgen, zichtbaarheidvia de website en andere initiatieven.De verantwoordelijken van het RESprojectwillen ook een gids voor ziekenhuizenuitgeven. Daarvoor willen ze eenvalidatiegroep opzetten (bestaande uitminstens 20 Europese landen) die henvan bij aanvang kan bijstaan. Eindproductmoet een document worden datbruikbaar en nuttig zal zijn in vele Europeselanden. Overleg zal plaatsvinden viamail, telefoon of Skype.Geïnteresseerden kunnen een mail sturennaar cz@zorgnetvlaanderen.be en zo denodige contactgegevens verkrijgen.Werkgroep Verder organiseertDag van de nabestaanden na zelfdodingOp zaterdag 26 november vindt in Elewijt-Zemst voor de tiende keer de ‘Dag van denabestaanden na zelfdoding’ plaats. Deorganisatie is in handen van de WerkgroepVerder.De hele dag zijn er getuigenissen en workshops.Er is een aangepast programmavoor kinderen en jongeren. Alles wordtin goede banen geleid door professionelebegeleiders.Meer informatie vindt u op www.werkgroepverder.be.05 | oktober 2011


<strong>Zorgnet</strong> <strong>Vlaanderen</strong> pleit voor verantwoordelijkheid en ruimte voor ondernemerschapPeter Degadt: “Om de rit van A naar Bmet succes te kunnen voltooien,mag je onderweg niet zelf telkens weernieuwe hindernissen opwerpen.Dat is wat vandaag te vaak gebeurt.”beleidDuurzame gezondheidszorgin turbulente tijdenzorgwijzer | 06


‘Duurzame gezondheidszorg in turbulente tijden’, zo luidt de titel van een brief van<strong>Zorgnet</strong> <strong>Vlaanderen</strong> aan de federale regeringsonderhandelaars. “In deze nota stellen wijde federale regering een aantal bekommernissen voor, die in de komende legislatuur bestworden aangepakt”, zegt gedelegeerd bestuurder Peter Degadt. “Wij zijn ons bewust vande moeilijke budgettaire situatie. Als we de gezondheidszorg op langere termijn willenvrijwaren, dan moeten we nu, samen met de partners in de verplichte ziekteverzekering,onze verantwoordelijkheid nemen. Niet omdat we graag besparen, maar omdat er nueenmaal efficiënte maatregelen nodig zijn om de gezondheidszorg ook in de toekomsttoegankelijk, betaalbaar en van hoge kwaliteit te houden.”“De bestuurders van zorgvoorzieningenweten wat het is om verantwoordelijkheidte nemen”, meent Peter Degadt. “Zijverwachten geen cadeaus. Zij vragen weleen duidelijk meerjarenplan, waarin deoverheid zegt wat ze zal doen en daarnaook doet wat ze zegt. We hebben noodaan een beleid met een visie. Een beleiddat niet om de haverklap het geweer vanschouder verandert. Er moeten realistischepaden van verandering uitgestippeldworden, met een haalbaar tijdschema. Opdie manier kunnen de bestuurders vanziekenhuizen, woonzorgcentra en anderezorgorganisaties een langetermijnbeleidvoor de eigen organisatie uittekenenzonder telkens voor nieuwe verrassingente staan. Neem bijvoorbeeld de forfaitariseringvan de medicatie enkele jarengeleden. De overheid had toen gezegddat de opbrengst ervan geïnvesteerd zouworden in een betere kwaliteit van medicatiedistributie.Maar wat gebeurt er eenjaar later? De opbrengsten worden gewoonafgenomen, terwijl de doelstellingenvoor de betere medicatiedistributienaar de prullenmand worden verwezen.Op die manier kan je geen beleid voeren.Wij zijn ervan overtuigd dat er bespaardkan worden op de groeinorm van 4,5%.Het is aangetoond dat de reële uitgaven,globaal genomen, op jaarbasis met 2,5%à 3% stijgen. Daar zit dus ruimte. Maargeef ons plannen op een termijn van vijfjaar en blijf dan bij die plannen, zondergrote wijzigingen en cours de route. Nuzien we vaak dat de ‘putjes’ dieper en dieperworden en de ‘potjes’ leger en leger.Zonder visie op langere termijn. Het isaan de overheid om duidelijke doelstellingente bepalen: we gaan van A naar Bin vijf jaar tijd. Geef de zorgvoorzieningenNaar een eenheidsstatuut vooralle medewerkers in de zorgDraagvlak creëren voorbetaalbare zorgMedewerkers met eenzelfde diploma,die hetzelfde werk doen in dezelfdeomstandigheden, verdienen dezelfdearbeidsvoorwaarden. Vandaag is datniet zo. <strong>Zorgnet</strong> <strong>Vlaanderen</strong> wil datdat verandert.Een verpleegkundige met een vastcontract in een openbaar ziekenhuiskrijgt na een volledige loopbaanmaandelijks 500 euro netto meerpensioen dan een collega met een gewoonarbeidscontract. Die statutairemedewerkers maken ongeveer 11%uit van het aantal medewerkers in degezondheidszorg in ons land.Nu de financiering van de overheidspensioenenin de lokale besturen – endus ook voor die vastbenoemde medewerkersin openbare zorgvoorzieningen– voor torenhoge problemenzorgt, moet voor <strong>Zorgnet</strong> <strong>Vlaanderen</strong>een oplossing gezocht worden dieop termijn leidt naar een eenheidsstatuutvoor alle medewerkers in dezorg.Er moet een einde komen aan hetvastbenoemen van personeel, zodatde huidige problemen niet vereeuwigdworden. Bovendien moettegelijk werk gemaakt worden vaneen tweede pensioenpijler voor allezorgmedewerkers. Die tweede pensioenpijlerzou alvast de helft van hetverschil in pensioen kunnen dichtrijden.Voor <strong>Zorgnet</strong> <strong>Vlaanderen</strong> moetenbeide elementen deel uitmakenvan een fundamentele oplossing voorhet huidige pensioendossier.In november gaat <strong>Zorgnet</strong> <strong>Vlaanderen</strong>de boer op met zijn beleidsprioriteitenvoor de nieuwe federale regering. Inelke provincie worden alle parlementairenuitgenodigd op een debatavond. Debedoeling is om met de bespreking vaneen aantal heel concrete knelpunteneen politiek draagvlak te creëren voorde gezondheidszorg van de toekomst.“Wij zijn bereid onze verantwoordelijkheidte nemen”, zegt Peter Degadt. “Wezullen efficiënter moeten werken enbezuinigen. Wij gaan daar ten volle aanmeewerken. Maar wij willen wel datelke maatregel vooraf getoetst wordtaan drie criteria: de toegankelijkheid,de betaalbaarheid en de kwaliteit vande zorg. Wij zullen meer moeten doenmet minder middelen. Maar het niveauvan onze gezondheidszorg mag er nietonder lijden. Wij geloven dat dat mogelijkis, maar dan moeten de juiste maatregelengenomen worden.”07 | oktober 2011


daarvoor de middelen en de instrumentenen wij zorgen dat we er komen. Elkjaar geven we de overheid een stand vanzaken: welke weg is er al afgelegd en wathebben we nog voor de boeg. Maar om derit van A naar B met succes te kunnen voltooien,mag je onderweg niet zelf telkensweer nieuwe hindernissen opwerpen. Datis wat vandaag te vaak gebeurt.”Integraal beleid“<strong>Zorgnet</strong> <strong>Vlaanderen</strong> pleit ook voor een integraalbeleid in plaats van ad-hocplannen”,vervolgt Peter Degadt. Zo focust het Kankerplanmaar op één aandoening, terwijlelke ziekte eigenlijk een optimaal beleidverdient. We pleiten voor een duidelijkdoelgroepenbeleid: bijvoorbeeld eenplan voor patiënten die langdurige zorgnodig hebben of voor patiënten die revalideren.Dat het anders kan, bewijst deomwenteling die ingezet is in de geestelijkegezondheidszorg. De praktijk toontdat zorginstellingen zowel binnen alsbuiten eenzelfde sector steeds meer samenwerken.Op die manier trachten zede schaarse middelen zo goed mogelijkin te zetten en gespecialiseerde knowhowen competenties te delen, zodat patiënt,cliënt en bewoner kunnen rekenen op debeste zorg. In sommige gevallen legt deoverheid samenwerking op, maar evenvaak ontstaat ze spontaan. Ondernemerschapin de social profit is de beste garantieom snel en accuraat in te spelen op desteeds sneller wijzigende omstandighedenin het zorglandschap. <strong>Zorgnet</strong> <strong>Vlaanderen</strong>vraagt daarom dat juridische offinanciële hinderpalen zo veel mogelijkworden weggewerkt. Dat zou onder meerkunnen via het wettelijk verankeren vanniet-commerciële samenwerkingsvormendie de overheid zelf erkent en waaraan zedan een aantal voordelen koppelt, zoalsde mogelijkheid van terbeschikkingstellingvan personeel.Wat dat personeel betreft, staan de overheiden wij met zijn allen trouwens voorenkele grote uitdagingen. De schaarsteaan zorgpersoneel is nijpend. Er moetdringend iets gedaan worden voor dehoofdverpleegkundigen, die vandaagonderbetaald worden in vergelijkingmet de verpleegkundigen aan wie zeleiding geven. Hoofdverpleegkundigenin ziekenhuizen moeten uit de norm gehaaldworden en in de woonzorgcentrais ondersteuning op het gebied van administratieen stafdiensten noodzakelijk.Alle verpleegkundigen en zorgmedewerkershebben recht op een tweedepensioenpijler, zoals in private ondernemingenen bij ambtenaren vandaag alhet geval is. De selectieve schaarste aanziekenhuisartsen in bepaalde disciplinesschreeuwt om maatregelen. En lastbut not least: geef de bestuurders ook ophet gebied van personeelsbeleid de riemenom te roeien. Vandaag hebben zedie niet. De normen en regeltjes zijn zoRegering moet knopen doorhakkenBegin oktober heeft de Algemene Raadvan het RIZIV geen beslissing genomenover het budget van de ziekteverzekering2012. Dat betekent dat de regering de knopenzal doorhakken.“<strong>Zorgnet</strong> <strong>Vlaanderen</strong> kon niet akkoordgaan met het voorstel dat op tafel lag”,zegt Peter Degadt. “Wij hadden er eenheel slecht gevoel bij. Artsen en ziekenfondsenvechten het onder elkaar uit,maar de ziekenhuizen betalen het gelag.De structurele onderfinanciering van deziekenhuizen, waardoor die te weinigmiddelen hebben om het eigen personeelte betalen en daardoor bijkomende middelenmoeten vragen aan de ziekenhuisartsen,stoort mij mateloos. De ziekenhuizenworden door de ziekenfondsen en deartsen beschouwd als een gemakkelijkeprooi, omdat men denkt dat men enkel deorganisatie treft, en niet de patiënten, deartsen of het personeel. Dat is echter manifestonjuist. De situatie wordt stilaanonhoudbaar. Dat blijkt nog maar eens uitde maha-analyse van de financiële situatievan de ziekenhuizen. Het aantal deficitairevoorzieningen stijgt zorgwekkend.Enkele jaren geleden waren het er zeven,toen negen, daarna twaalf en nu zittenwe al aan zeventien ziekenhuizen op dehonderd die in de rode cijfers zitten.De ziekenhuizen hebben geen stemrechtin de Algemene Raad van deZiekteverzekering en zijn daardooreen gemakkelijk slachtoffer. Zo stellenziekenfondsen en artsen samenvoor om de bewezen anciënniteitvan medewerkers maar voor tweederden te financieren. Of ze weigerenom de dalende inkomsten uit hetpercentage op de artsenhonoraria tecompenseren. Op die manier wordende bestaande putten nog dieper. Enwanneer ziekenhuizen er dankzij eenefficiënt aankoopbeleid in slagen omeen beetje winst te maken dankzij onderhandeldekortingen op de medicatie,dan worden die inspanningenbestraft door die bonus af te nemen.Maar zonder die bonus, die een deelvan de tekorten compenseert, dreigenmeer en meer ziekenhuizen de volgendejaren in financiële problemente komen.”zorgwijzer | 08


strikt en op microniveau geregeld, dat ernauwelijks ruimte is voor een efficiënteinzet van medewerkers en voor de noodzakelijketaakuitzuivering en functiedifferentiatie.Ook de wetgeving op de arbeidsduuris hopeloos verouderd en zitzowel personeel als directies dwars. Hoekunnen innovatieve ideeën als zelfroostering,waarbij medewerkers in grotemate hun eigen uurrooster invullen, eeneerlijke kans krijgen, als overheid envakbonden vasthouden aan regels uithet industriële tijdperk?”De volledige tekst kan je terugvinden opwww.zorgnetvlaanderen.be (rubriek: publicaties).Bekijk ook de filmreportage op Youtube(zoek: duurzame gezondheidszorg <strong>Zorgnet</strong><strong>Vlaanderen</strong>). Laat u op de hoogte brengenvan alle nieuwe reportages van <strong>Zorgnet</strong><strong>Vlaanderen</strong> via de knop ‘abonneren’bovenaan het filmpje.Financiële marge brokkelt verder af in de ziekenhuissectorUit de maha-analyse van Dexia blijktdat het bedrijfsresultaat van de ziekenhuizendaalde van 1,6% in 2009naar 1,2% in 2010. Dat vereist nauwgezetteopvolging de komende jaren,zeker gezien de voorspelde beperktebudgettaire ruimte.Op donderdag 6 oktober voerde Dexiahaar inmiddels 18 de maha-studie (modelfor automatic hospital analyses)voor de ziekenhuizen uit. Alle ziekenhuizen(privaat en publiek) namenhieraan deel. Uit de analyse blijkt datvoor het tweede opeenvolgende jaarde financiële positieve marge verderafbrokkelt in de ziekenhuissector. Dekomende jaren zullen we deze trendnauwgezet moeten opvolgen, temeeromdat de onderfinanciering van de ziekenhuizenvia het Budget van FinanciëleMiddelen (BFM) blijft bestaan.Bovendien wordt gesnoeid in twee belangrijkecompensatiebronnen van dieonderfinanciering.— De artsenhonoraria zijn in 2010 mindersnel gestegen dan de vorige jaren(1,6% i.p.v. 8,4% en 8,9% de voorbijejaren). Aangezien de kosten wel dehoogte ingingen, lagen de afdrachtenvan de artsen lager. Netto hielden deziekenhuizen 10 miljoen euro minderover aan artsenhonoraria.— In 2012 wordt een bijkomende besparingverwacht in de ziekenhuizen opde ‘winstmarges’ (kortingen) die deziekenhuizen bedingen bij aankoopvan farmaceutische producten. Ookdie marges dienden in belangrijkemate om het tekort in financiering terugte dringen.Naast deze besparingen steeg de bezoldigingskostmet 4,1% door de toename vande loonkost per voltijds equivalent (VTE)met 2%. Daarnaast werden ook méér VTEingezet in de sector (+1,8%) door ondermeer de verdere uitwerking van het kankerplanen de invoering van de mobieleequipe.De maha-analyse toont eens te meeraan dat een correcte financiering vande ziekenhuizen zich opdringt. <strong>Zorgnet</strong><strong>Vlaanderen</strong> is voorstander van eengeïntegreerde ziekenhuisfinanciering,gebaseerd op objectieve en transparantecriteria, die rekening houdt met dekwaliteit van de geleverde zorg, rechtszekerheidbiedt voor alle betrokkenen,beleidsruimte geeft aan voorzieningenen zorgprofessionals aanmoedigt om invoorzieningen te werken.09 | oktober 2011


Interview met Christiaan Decoster, directeur-generaal Gezondheidszorgvoorzieningen“We hebben een sociale barometer nodig,die permanent de betaalbaarheidvan de zorg in het oog houdt”beleidAls u dit artikel leest, hebben we misschien een nieuwe federale regering. En dan is ookde naam van de nieuwe minister van Sociale Zaken bekend. Maar op het ogenblik van onsinterview met Christiaan Decoster, directeur-generaal Gezondheidsvoorzieningen van deFOD Volksgezondheid, is het nog koffiedik kijken. Alhoewel. Veel tijd daarvoor is er niet,want achter de schermen worden al volop projecten en dossiers voor de komendejaren voorbereid. Christiaan Decoster gunt ons een vooruitblik.Heeft u de communautaire gesprekkengevolgd?Christiaan Decoster: Ik heb de onderhandelingenover de bevoegdheidsverdelinguiteraard op de voet gevolgd. Ikheb trouwens de hele evolutie van destaatshervorming vanaf de jaren 1980 totvandaag van nabij meegemaakt. De stappendie nu zijn gezet, verbazen mij danook niet. Mijn bezorgdheid is wel dat hoemeer de bevoegdheden verdeeld raken,hoe noodzakelijker het wordt om voortdurendoverleg te plegen met de Gemeenschappen,zodat we een coherent beleidkunnen voeren. De nood aan loyauteit ensamenwerking staat trouwens ook metzoveel woorden in de tekst van het communautairakkoord. De InterministeriëleConferentie Gezondheidszorg, waarvanik de secretaris ben, is hiervoor een goedplatform. Alle overheden zijn erin vertegenwoordigden werken bijzonder goedsamen.Waren homogene bevoegdheidspakkettentoch niet eenvoudiger en efficiëntergeweest?Dat is een politieke kwestie waarover ikmij niet kan uitlaten. Ik kan alleen zeggendat we, samen met de Gemeenschappen,de voorbije tien à vijftien jaar in een positievegeest heel mooie dingen gerealiseerdhebben. Er zijn protocolakkoordengesloten in de meest diverse domeinen.Het was soms moeilijk, maar we zijn er altijdgoed uitgeraakt. Het belangrijkste isdat je niet probeert alles van bovenuit opte leggen. Als we met respect voor iedersverantwoordelijkheden samen afsprakenkunnen maken, dan is veel mogelijk. Ikbekijk het positief.Artikel 107 is daarvan een mooi voorbeeld?Inderdaad. Dat project, dat streeft naareen vermaatschappelijking van de geestelijkegezondheidszorg, loopt goed omdathet kader hiervoor bottom-up werd gecreëerd.De organisaties herkennen zichin het concept, omdat het beantwoordtaan wat ze zelf hebben voorgesteld. In deouderenzorg zijn gelijkaardige akkoordentot stand gekomen, met ruimte voorelke Gemeenschap om eigen accenten teleggen. Denk aan het gebruik van de middelenvan de RVT-equivalenten. Of aanProtocol 3, dat de samenwerking tussenRVT’s en de thuiszorg stimuleert. Zulkeakkoorden sluiten we al sinds de jaren1980. Het begon onder Jean-Luc Dehaenemet het moratorium op ziekenhuisbeddenen de creatie van RVT-bedden. Laterkwam de hervorming van de acute ziekenhuizenmet de fusies, groeperingenen reconversies. In de jaren 1990 hebbenwe de PVT’s en de initiatieven voor BeschutWonen gecreëerd, met mogelijkereconversies vanuit de psychiatrischeziekenhuizen. Al die akkoorden zijn naruim overleg met de Gemeenschappentot stand gekomen. Ze zijn het resultaatvan goodwill en samenwerking. Ik benervan overtuigd dat die geest van goedesamenwerking ook in de toekomst zalblijven bestaan. Dat zal nodig zijn als wemet de gezondheidszorg aan de top vande eurobarometer willen blijven staan.Dat moet onze gezamenlijke ambitie zijn.Out-of-the-box durvendenkenPositief aan artikel 107 is het striktekader, waarbinnen de zorgorganisatiesde nodige vrijheid krijgen. Dat isniet altijd het geval. Staan normen enregels soms niet in de weg van echtevernieuwing?We moeten hier een evenwicht nastreven.Normen en regels zijn nodig. Bijvoorbeeldomdat je voor een aantal zaken een kritischemassa nodig hebt. Of personeel metbepaalde kwalificaties. Of een gezondebalans tussen kosten en baten. De middelenzijn beperkt en we streven een hogekwaliteit na. Zonder normen en regelszouden de kosten veel hoger uitvallen. Dereglementering moet wel goed overdachtzijn en tot stand komen na intens overlegmet de sector. Als je België vergelijkt metandere Europese landen, dan denk ik datwe een vrij goed evenwicht hebben tussenvrijheid en normering.De overheid zou er ook voor kunnenkiezen om zich vooral op de resultatente concentreren en de zorgvoorzieningenmeer ruimte geven, bijvoorbeelddoor een geïntegreerde financiering.Veel landen hebben de stap naar een all-zorgwijzer | 10


We zullen nog meer moeten inzetten ophet personeelsbeleid in de ziekenhuizen.De centen zijn belangrijk, maar ook dearbeids omstandigheden. En dan denk ikniet alleen aan de verpleegkundigen,maar ook aan de artsen. Die hebben hetvaak hard te verduren.Kijkt u met spanning uit naar wie uwnieuwe minister wordt?Sociale Zaken is een van de belangrijksteministerportefeuilles. Geen enkele partijzal daarvoor een lichtgewicht afvaarinfinancieringgezet. En ja, er valt ietsvoor te zeggen. Maar wij hebben een historischgegroeide traditie waarin artsenen ziekenfondsen over honoraria afsprakenmaken. Willen we dynamische artsen?Dan moeten we hen ook stimuleren.Alles in één financiering onderbrengen,zie ik bij ons nog niet onmiddellijk gebeuren.Ik ben meer gewonnen voor evolutiedan voor revolutie. Responsabilisering eneen coherente financiering zijn erg belangrijk.We moeten evolueren naar meerafstemming van de verschillende financieringstechnieken.Hierbij is overleg metalle betrokken partners nodig. Prikkelsvoor kwaliteit en performantie kunnen deonderlinge samenwerking versterken.Hoe bedoelt u?Neem de kinderpsychiatrie. Als we meeroutreaching willen, dan moeten we hethonorariumsysteem aanpassen. We moetenout-of-the-box durven denken ennieuwe formules zoeken met voldoendeincentives en voldoende responsabilisering,gekoppeld aan een doelgroepenbeleid.Dat is de toekomst. Vandaar ookde keuze om te werken met zorgprogramma’s,die de vertaling zijn van eendoelgroepenbeleid. Ook de financieringzal dat doelgroepenbeleid moeten ondersteunen.We evolueren in de richting vanduidelijke patiëntengroepen, waarbij denormen, de programmering en de financieringop elkaar afgestemd moeten zijn.Ik spreek graag van de drie I’s. De eerste Istaat voor een geïntegreerde organisatie.Dat is het verhaal van de zorg in netwerken,van de zorgprogramma’s en de zorgcircuitsdie de patiënten volgen, of vaneen continuüm van zorg. De tweede I isde integratie in het ziekenhuis zelf. Detijd is voorbij dat beddenhuis en artsentwee aparte werelden zijn. Tussen artsenen bestuur is een harmonieuze samenwerkingnodig, met zowel afzonderlijkals samen een zekere mate van responsabilisering.We moeten blijven strevennaar een consensusmodel, weg van hetconflictmodel. Je kunt dat onmogelijkopleggen. Het is als in een huwelijk: departijen moeten overeenkomen, zonderdat iemand de baas wil spelen. De derdeI staat voor de integratie op overheidsniveau,de samenwerking van de federaleoverheid met de Gemeenschappen. Engezamenlijk moeten we aandachtig luisterennaar de sector. Zo is zoals gezegdbijvoorbeeld artikel 107 vanuit de sectorgegroeid. En voor de chronisch ziekenwillen we hetzelfde doen. De FOD, deGemeenschappen en het RIZIV stekende koppen bij elkaar om een doelgroepenbeleidvoor de chronisch zieken teontwerpen. Vooruitlopend op het communautairakkoord kan deze samenwerkingsteunen op het studiewerk van hetKenniscentrum. We zullen de sector daarinnauw betrekken. Volgend jaar organiserenwe hierover een grote conferentie.Zo werken we ook aan het zorgprogrammapediatrie, met duidelijke afsprakenen schakeringen binnen een netwerkvan zorg. Niet meer ‘mijn en dijn’-dienst,maar samen verantwoordelijkheid nemenen patiënten naar elkaar doorverwijzenop basis van de noden van de patiënt.En ja, ook de financiering zal daarop afgestemdmoeten worden.Een sterke figuur11 | oktober 2011


digen. Mijn hele loopbaan heb ik altijdmet sterke mensen mogen samenwerken:Jean-Luc Dehaene, Frank Vandenbroucke,Laurette Onkelinx... Ik heb respect vooral die mensen. Een goed politicus isiemand die weet wat hij of zij wil en dieerin slaagt om daarvoor ook een kader tecreëren. Sociale Zaken blijft ook in de toekomsteen erg belangrijk departement,met het grootste budget. En nog meer danvroeger zal er met de nieuwe bevoegdheidsverdelingnood zijn aan overleg ensamenwerking. Om het even welke partijde ministerpost krijgt, ik weet zeker dat ereen sterke figuur komt.Hebt u al een en ander klaarliggen voorde nieuwe minister van Sociale Zaken?We zullen nog meer moeten inzetten ophet personeelsbeleid in de ziekenhuizen.De centen zijn belangrijk, maar ook dearbeidsomstandigheden. En dan denkik niet alleen aan de verpleegkundigen,maar ook aan de artsen. Die hebben hetvaak hard te verduren. Denken we ondermeer aan de diensten voor intensievezorgen en de spoedgevallendiensten. Eris in nogal wat ziekenhuizen sprake vaneen burn-out, zowel bij artsen als bij verpleegkundigen.Het zou niet slecht zijnom in het beleid nog meer rekening tehouden met de arbeidsomstandigheden.Wachtdiensten garanderen 7 dagen op7 en 24 uur op 24 op een spoedgevallendienstmet een beperkte staf is niet evident.Wat is de oplossing? Minder spoeddienstenmaar met een grotere bestaffing?Daarover spreek ik mij niet uit. We hebbennu al twee types van spoeddiensten.Wellicht moeten er nog meer taakafsprakenkomen in netwerken, zodat artsenkunnen bijspringen waar de nood hethoogst is. De FOD Volksgezondheid heeftsamen met de FOD Arbeid een studie besteldom de problemen van burn-out duidelijkin kaart te brengen. Het gaat ookom veiligheid in de zorg.Ziet u nog andere prioriteiten voor devolgende minister?Ook informatisering in de ziekenhuizenwordt een belangrijk aandachtspunt dekomende jaren. We hebben met e-Healtheen mooi en dynamisch technisch platformdat toelaat om veilig te communicerenen gegevens uit te wisselen tussenorganisaties binnen de sector en met deoverheden. Dat loopt goed. Maar wat nogontbreekt, is een ‘e-Hosp-beleid’. Tweedingen hebben we dringend nodig: enerzijdseen elektronisch patiëntendossiermet alle medische en verpleegkundigeinformatie, anderzijds goede communicatiekanalentussen het ziekenhuisen de rest van de zorg. In de NationaleRaad voor Ziekenhuisvoorzieningen ligteen plan voor. Alles wat we vandaag aanpaperassen hebben, kan aanzienlijk vereenvoudigdworden als we elektronischwerken. Uit een goed patiëntendossierkan je enorm veel halen, zodat aparte registratiesminder nodig zijn. Er moet metde sector een meerjarenplan worden afgesprokenmet duidelijke doelstellingenen een tijdstabel. Voor elk ziekenhuisafzonderlijk moeten objectieven wordenvastgelegd, evenals voor de sector als geheel.Zo kunnen we samen werk makenvan de administratieve vereenvoudiging.De sociale zekerheid en de gezondheidszorgliggen in het vizier voor besparingsmaatregelen.Hoe kijkt u daartegenaan?Inhoudelijk zijn we sterk bezig met depsychiatrie, de chronisch zieken en anderedoelgroepen die tot de zwakkeregroepen in onze samenleving behoren.De betaalbaarheid van de zorg voor diemensen moet ook in periodes van besparingengegarandeerd blijven. We moetener waakzaam op toezien dat onze zorgtoegankelijk blijft, met goede vangnettenzoals de maximumfactuur en het solidariteitsfonds.Ik wil de volgende ministervan Sociale Zaken de tip geven om eensociaal observatorium op te richten. Tervoorbereiding hiervan is al een werkgroepmet de sociale diensten van de ziekenhuizenbijeengekomen. Die mensenhebben een heel goed zicht op de socialenoden. We hebben een sociale barometernodig, die permanent de betaalbaarheidvan de zorg in het oog houdt. De socialediensten moeten overigens beter ondersteundworden, liefst in een netwerk.Want als aparte sociale dienst is het quasionmogelijk om je weg te vinden in dewirwar aan sociale wetgeving. We moeteneen instrument ontwikkelen om zedaarin te ondersteunen. De werkgroep isal enkele keren samengekomen en tegeneind dit jaar zijn we klaar met een helderecartografie van de sociale diensten.De vermaatschappelijking van de zorgis een waardevolle evolutie. We moetenblijven werken aan het betrekken vande context en de belendende sectorenbinnen een health in all-beleid: arbeid,jeugdwerk, cultuur, noem maar op. Ikdroom ervan om volgend jaar, in dezelfdegeest als artikel 107, de jeugdpsychiatrieals prioriteit naar voren te schuiven. Ookhierover organiseren we een grote conferentie.De zorg voor de jongeren in demaatschappij is ontzettend belangrijk.Een ander stokpaardje van u is depatiëntveiligheid. Hoe staat het daarmee?Dat is een heel ruim thema! Met de ziekenhuizenis op vrijwillige basis een kwaliteitsconvenantafgesproken. Vrijwel alleziekenhuizen doen eraan mee. We werkenop drie niveaus: patiëntveiligheid,processen en indicatoren. We zijn gestartmet een cultuurmeting; aan de tweedemeting hebben maar liefst 55.000 medewerkersmeegedaan. We hebben hiermeeeen goed instrument om de evoluties tevolgen en te benchmarken. In dit kadervoeren we meerdere acties over bijvoorbeeldde hygiëne in ziekenhuizen, hetgebruik van een checklist in het operatiekwartier,het elektronisch voorschrijvenvan geneesmiddelen, het inzetten van klinischeapothekers en het retraceren vanbloed binnen een hemovigilantiebeleid.Een volgend project in het kader van patiëntveiligheidricht zich op de medischebeeldvorming. In vergelijking met anderelanden worden patiënten in ons landerg veel bestraald. We moeten die trendkeren. We ondernemen drie acties. Eersten vooral gaan we sensibiliseren, zoalswe gedaan hebben om het antibioticagebruikselectiever te maken. Die campagneswerpen vruchten af: het gebruik vanantibiotica is met een derde gedaald. Eenmooi neveneffect is dat we daarmee opde uitgaven bespaard hebben; de vrijgekomenmiddelen hebben we geïnvesteerdin het antibioticabeleid in de ziekenhuizen.Iets gelijkaardigs gaan we dus doenvoor de medische beeldvorming: herhaaldelijkecampagnes, zowel naar dezorgverstrekkers als naar de patiënten.Een tweede luik vormen de guidelines diewe op de website van de FOD geplaatsthebben over wat wel en niet medisch verantwoordis op het gebied van medischebeeldvorming. We zullen dat verankerenin een vzw die ondersteunend zal werken.Ten derde willen we werk makenvan een goede organisatie van de dienstenmedische beeldvorming, ook methet oog op de patiëntveiligheid. We gaanin samenwerking met het Federaal Agentschapvoor Nucleaire Controle (FANC)een certificering uitwerken voor de medischebeeldvorming. U merkt het: er ligtnog werk genoeg op de plank!zorgwijzer | 12


Implementatie ‘artikel 107’ volop bezig op het terreinDr. Michel Goetinck en Magda Coture van de stuurgroepNoord- West-<strong>Vlaanderen</strong>: “We beschikken over heel wat expertise.Iedereen kan vanuit zijn rol bijdragen tot een hecht netwerk.”GGZGroot draagvlak zorgtvoor sterk netwerkIn de geestelijke gezondheidszorg vindt een omwenteling zonder voorgaande plaats. Overal inons land is men er volop mee bezig. Officieel heet het project ‘Naar een betere geestelijkegezondheidszorg door de realisatie van zorgcircuits en zorgnetwerken’, maar voor het gemak heeftiedereen het gemeenzaam over ‘artikel 107’. Meer afgestemde zorg en meer zorg in de thuissituatieen in de maatschappij. Dat zijn de sleutelbegrippen. Wij gingen even poolshoogte nemen inNoord-West-<strong>Vlaanderen</strong> bij netwerkcoördinator Magda Coture en huisarts dr. Michel Goetinck.13 | oktober 2011


“Wat men kortweg ‘artikel 107’ noemt, isin wezen een verregaande transformatievan de geestelijke gezondheidszorg”,vertelt Magda Coture. “De ggz werd totvandaag vooral vanuit de instellingen ende diensten georganiseerd, maar nu verschuiftde klemtoon naar het regionalenetwerk. De kracht van het concept isde integratie van vijf functies. De eerstefunctie gaat over preventie, vroegdetectieen sensibilisering. De tweede functie betreftde installatie van mobiele equipes.Dat is het meest vernieuwende luik. Dezeequipes zullen psychiatrische zorg aanhuis aanbieden, zowel voor acute nodenals langdurige psychische problemen.Functie drie regelt de rehabilitatie, metoog voor arbeid, vrije tijd en ontmoeting.De vierde functie gaat over de residentiëlesetting. Die blijft erg belangrijk als ereen intensieve behandeling nodig is. Deverschillende residentiële partners stemmenhun zorg op elkaar af, met aandachtvoor specifieke doelgroepen. Functie vijf,ten slotte, gaat over de woonfunctie, gekoppeldaan ondersteuning en begeleiding.Samen moeten we een gepast antwoordvinden op de woonnoden, zondermensen te pamperen. Hier ligt niet alleeneen taak voor de ggz, maar bijvoorbeeldook voor de sociale woningsector.”“Rond al deze thema’s moeten regionaalafspraken gemaakt worden voor een optimaleorganisatie”, zegt dr. Michel Goetinck.“Hiervoor is een stuurgroep opgericht.Het heeft wat voeten in de aardegehad, maar uiteindelijk zijn alle partnersdaarin vertegenwoordigd. Ook dehuisartsen, die hierover onderling afgestemdhebben via de huisartsenkringenen de SEL’s (Samenwerkingsinitiatief Eerstelijnsgezondheidszorg).Op die maniercreëren we een breed draagvlak. Vandaagtelt onze stuurgroep dertien mensen, diesamen zowat honderdzestig zorgpartnersuit de regio Noord-West-<strong>Vlaanderen</strong> vertegenwoordigen(zie inzet). Om efficiënttewerk te gaan, zijn verschillende werkgroepenopgericht, met mensen uit al dieverschillende organisaties.”We gaan ervoor!“Ook de overheid blijft feedback geven”,zegt Magda Coture. “Na de eerste versievan het dossier, toen er nog geen netwerkcoördinatorwas, kwam onder meerde feedback dat we de vijf functies onderlingbeter moesten verbinden. Dat isde grote uitdaging waarvoor we staan:samen die continuïteit van zorg aanbieden,zonder dat een cliënt telkens weeralles moet herhalen. Na de bijsturingkreeg ons dossier in juni de goedkeuring‘1A’, met een aantal randvoorwaarden.Tegen september moesten we per functieeen actieplan opmaken met een tijdstafelerbij en al enkele procedures. We hebbenhard moeten werken in de zomermaanden.Het blijft niet bij mooie woorden. Wegaan ervoor!”“Je voelt dat ook in de groep”, beaamt dr.Michel Goetinck. “Op een bepaald momentsta je zo ver dat je beslist om sowiesodoor te gaan met het project, zelfs alzou er geen goedkeuring van ons dossiergekomen zijn. De noden in de sector zijnreëel. Er is een draagvlak om er iets aante doen. Ons motto is: wat we al hebbenen wat goed loopt, houden we in stand.Waar er nog leemtes zijn, zoeken we oplossingen.We gaan dus niet te veel nieuwestructuren in het leven roepen, maarvooral optimaliseren en beter afstemmenwat er vandaag al voorhanden is. De overheidbiedt hiervoor een kader, maar het isaan de regionale partners om die ruimtein te vullen.”“Dat de overheid die ruimte laat, is ergpositief. Het moet ook, want de situatiehangt sterk af van regio tot regio. Ook binnenNoord-West-<strong>Vlaanderen</strong> zijn er erggrote verschillen. Oostende of de Westkustzijn niet te vergelijken met een stadals Brugge of met het agrarische hinterland.Daarom werken we waar nodig ookmet subregionale netwerken.”“Wil tot samenwerken is groot”“Ik heb de indruk dat de wil tot samenwerkengroot is”, zegt dr. Michel Goetinck.“De mentaliteit verandert snel.Maar we botsen vaak nog op knelpunten,bijvoorbeeld in de overheidsregels of inde interne structuren in bestaande voorzieningen.Het kost soms heel wat moeiteom oude gewoonten en regels te veranderen.Vanuit de huisartsengroep is daarvoorook wel begrip en respect.Maar de huisartsen verwachten ook ondersteuningvanuit de overheid. Het ismoeilijk in te schatten wat de gevolgenzullen zijn van deze omwenteling in degeestelijke gezondheidszorg, maar veelhuisartsen vrezen overspoeld te zullenworden. Vergeet niet dat in de huisartsenwereldgeen middelen ter beschikkingzijn voor overleg in netwerken. Hoemeer overleg en afstemming, hoe betervoor de patiënt. De huisartsen staan danook volledig achter deze veranderingen.Maar dan moet er geïnvesteerd wordenin het overleg. De huisartsen kunnendat er niet zomaar blijven bijnemen. Datgeldt trouwens ook voor andere dienstendie ondersteuning in de thuissituatiebieden.Uiteindelijk is het de bedoeling om metdezelfde middelen meer te doen. Ik geloofdat dat kan, maar dan moeten hinderpalenweggenomen worden. De overheidmoet consequent zijn. Psychotherapie enpsychologisch ondersteunend werk in deeerste lijn worden nog altijd niet terugbetaald.Ook in de thuiszorg zijn er nog veelvragen. Zij zullen meer patiënten metpsychische problemen krijgen. Zullen zijdat aankunnen? Zullen zij hiervoorextra mensen kunnen aanwerven?De overheid moet durven investerenin innovatieve zorg. Adviesverleningvan psychiater naar huisarts via eentelefonisch consult kan zorgverbeterendzijn en eventueel een opnamevermijden. Daar hebben wij lokaalal ervaring mee. Maar gestructureerdoverleg vergt een investeringvan beide partijen. Als huisartsenen psychiaters gestimuleerd zoudenworden om dit telefonisch consult teplegen vooraleer tot een opname tebesluiten, kunnen we ongetwijfeldhet aantal opnamen terugdringen.Dat soort quick wins zou aangemoedigden gefaciliteerd moeten worden.”zorgwijzer | 14


Al doende leren“Dat is bijvoorbeeld het geval voor de mobieleequipes. Om hiervoor middelen vrijte maken, hebben PZ Onze-Lieve-Vrouwin Brugge en PC Sint-Amandus in Beernemsamen zestig bedden buiten gebruikgesteld. Dat betekent dat er vandaag alminder patiënten in het ziekenhuis wordenbehandeld en meer in de thuissituatie.Er komen drie mobiele equipes: éénequipe voor acute, intensieve behandelingen twee equipes voor langdurigezorg. De mobiele equipes voor langdurigezorg worden actief vanaf november. Beginvolgend jaar wordt de mobiele equipevoor acute zorg actief. Die equipes zulleningezet worden in de zorgregio Brugge,Beernem, Houtland”, vertelt MagdaCoture.“De mobiele equipes worden ingebed inhet netwerk. Ze bieden zorg aan buiten deziekenhuismuren met een multidisciplinairteam van maatschappelijk werkers,ergotherapeuten, psychiatrisch verpleegkundigenen een psycholoog. Het teamwordt ingezet on call via een huisarts ofeen psychiater. We moeten de procedureshiervoor nog verfijnen en in overleggaan met de crisisunits en de EPSI (EenheidPsychiatrische Spoed Interventie)voor de crisiszorg, maar het is alvast nietde bedoeling dat de cliënten zelf de equipesrechtstreeks kunnen contacteren.Een arts kan erop toezien dat de juistepatiënten geholpen worden door de mobieleequipes. Een mooi voorbeeld is eensituatie waar gevaar dreigt voor de patiëntof voor zijn omgeving. Tot nu had dehuisarts in zo’n geval bijna geen anderemogelijkheid dan collocatie, maar dat iseen beslissing met verregaande gevolgen,ook voor het vertrouwen tussen patiënten huisarts. Met een mobiele equipe moetenwe erin slagen het aantal collocatiestot een minimum te beperken. Ook bijsuïcidaal gedrag kan een mobiele equipede eerste ondersteuning bieden. Deachterliggende gedachte is altijd om eenopname te vermijden. Hierbij houdenwe uiteraard rekening met de context:een alleenwonende suïcidale patiënt kanje onmogelijk alleen thuis achterlaten.Maar ik ben ervan overtuigd dat we vaakeen opname zullen kunnen vermijden.Dankzij het netwerk zal ook telefonischconsult tussen huisarts, psychiater enpsycholoog eenvoudiger worden.”“Natuurlijk zullen we al doende nog veelmoeten leren”, beseft Magda Coture. “Ookvoorbeelden uit het buitenland bieden inspiratie,zolang we die voorbeelden vertalennaar de eigen, specifieke context.We beschikken over heel wat expertise.Iedereen kan vanuit zijn rol bijdragen toteen hecht netwerk. Zorgkundigen uit dediensten gezinszorg hebben bijvoorbeeldhet talent en de wil om hieraan mee tewerken. Zij komen bij de mensen thuis,zij praten met de mensen en zij zien veel.Hun inbreng kan van grote waarde zijn.Sommige zorgkundigen volgen nu al eenopleiding over psychische problemen.Niet om ze zelf aan te pakken, maar omproblemen tijdig en correct te herkennenen op de juiste manier door te verwijzenvoor gespecialiseerde hulp.”“Er is nog veel organisch aan het groeien.Dat dit project gesteund wordt door de federaleen de Vlaamse overheid is uniek.Bovendien zijn er ook andere dwarsverbanden.Zo ondersteunen we met destuurgroep Noord-West-<strong>Vlaanderen</strong> hetvoorstel om een project in te dienen voorde ‘Eerstelijns psychologische functie’van de Vlaamse Gemeenschap. Dit initiatiefkan je perfect binnen het project‘naar een betere geestelijke gezondheidszorg’integreren. Wij hebben een voorstelingediend voor de subregio Oostende,gericht op vroegdetectie en consultaties.Al beseffen we goed dat dit voorlopig nietmeer dan een druppel op een hete plaatkan zijn. Het is een begin, maar met beperktemiddelen. Met het gevaar dat er tehoge verwachtingen worden geschapen.Wij proberen alvast de versplintering vanmiddelen tegen te gaan, door ook dat projectin het netwerk in te passen.”Groot draagvlak“We blijven streven naar een zo grootmogelijk draagvlak, met inspraak vanalle betrokkenen. Het dagelijkse, operationelewerk wordt gecoördineerd doorde stuurgroep, die de verschillende werkgroepenopvolgt. Boven de stuurgroepstaat het netwerkcomité, dat veel ruimeris en waarin heel veel beleidsmensen zitten.Daarnaast organiseren we twee keerper jaar een forum, waarop iedereen welkomis. Ook basismedewerkers als maatschappelijkwerkers, zorgkundigen enverpleegkundigen kunnen komen luisterenen mee discussiëren.”“Daarnaast willen we de medische asverder versterken”, vult dr. Goetinckaan. “We willen huisartsen en psychiatersregelmatig samen laten nadenkenover goede medische begeleiding. Psychiaterskunnen ook een rol spelen in denavorming van huisartsen. Ook willenBreed gedragenstuurgroepDe stuurgroep van het project Noord-West-<strong>Vlaanderen</strong> bestaat uit dertienmensen. Samen vertegenwoordigenzij zowat honderdzestig zorgpartnersuit de regio. Die partners omvattenhet hele werkveld geestelijke gezondheidszorg,maar ook een aantal anderewelzijnsdiensten:— Psychiatrische Ziekenhuizen (PZ)— Psychatrische Afdelingen inAlgemene Ziekenhuizen (PAAZ)— PsychiatrischeVerzorgingstehuizen (PVT)— Initiatieven Beschut Wonen (IBW)— RIZIV-conventies— Centra GeestelijkeGezondheidszorg (CGG)— Psychiatrische Zorg inThuissituatie (PZT)— Samenwerkingsinitiatieveneerstelijnsgezondheidszorg (SEL)— Huisartsenkringen— Regionale welzijnsraad— Similes— De netwerkcoördinatorwe samen nadenken over de deontologischeaspecten van het functioneren innetwerken, bijvoorbeeld op het gebiedvan privacy en gedeeld beroepsgeheim.Wij plannen ook om mee zorgpaden tehelpen ontwikkelen en die lokaal te implementeren.We hebben alvast het voordeeldat de huisartsen en psychiaters inNoord-West-<strong>Vlaanderen</strong> al langer goedsamenwerken. De banden zijn er, we zullenze nog verder versterken.”15 | oktober 2011


Preventief werken aan jobbehoud in het Mariaziekenhuis OverpeltVlnr Karen Van den Broeck (preventieadviseur psychosociale aspecten IDEWE), Sigrid Claes (vertrouwenspersoon),Esther Beckers (preventieadviseur psychosociale aspecten), Maria Vaesen (directeur P&O)HRMGoede werkomstandighedenleiden tot laag ziekteverzuimEnkele jaren geleden startte het Mariaziekenhuis in Overpelt met een project op een afdelingmet een verhoogd ziekteverzuim. Op basis van de analyse van de ziektecijfers, een gesprek metleidinggevenden en alle medewerkers van de afdeling is er een teambegeleiding opgezet omervoor te zorgen dat medewerkers aanwezig en gemotiveerd aan het werk kunnen blijven.De ziektecijfers daalden met 14,52%. Dit project werd uitgebreid naar andere facilitairediensten en verpleegafdelingen. Er is een nauwe samenwerking met de externe preventiedienstIDEWE. Esther Beckers (preventieadviseur psychosociale aspecten), Sigrid Claes(vertrouwenspersoon), Maria Vaesen (directeur P&O) en Karen Van den Broeck(preventieadviseur psychosociale aspecten IDEWE) kropen in de pen en doen hun verhaal.Het Mariaziekenhuis streeft door goedecommunicatie, een multidisciplinaireaanpak en motiverend leiderschap naartevreden en geëngageerde medewerkers.Dat het ziekenhuis daarin goed slaagt,blijkt uit de resultaten: een gemiddeldjaarlijks ziekteverzuimpercentage tussen2,5 en 3%, een jaarlijkse uitstroomratiovan 4,42% en een medewerkerstevredenheidvan meer dan 80% op depunten voldoende verantwoordelijkheid,voldoende afwisseling in het werk,fier zijn op het werk, betrokken zijn bijde afdeling, goede teamgeest in de afdelingen een positieve beoordeling van dedirecte chef.Toch doken er de afgelopen jaren in enkeleafdelingen problemen van verschillendeaard op. In een facilitaire dienstlag het ziekteverzuim ver boven hetgemiddelde van het ziekenhuis. In eenverpleegafdeling met een groot aantal50-plussers was er een hoog verlooppercentage.In het operatiekwartier heerstedoor de hoge activiteit een verhoogdewerkdruk, die leidde tot ernstige stresssituaties.Deze situaties waren de aanleidingvoor een gerichte aanpak.Sturing en aanpakIntern zijn de personeelsdienst, de leidinggevenden,de interne preventieadviseur,de preventieadviseur psychosocialeaspecten en de vertrouwenspersoon betrokken.Als externe partner is er IDEWE,de dienst voor bescherming en preventiezorgwijzer | 16


op het werk. Door de verantwoordelijkhedenaf te bakenen en op elkaar af te stemmen,werken we samen aan jobbehouden het voorkomen van (langdurige) uitvalvan medewerkers. Twee keer per jaar rapporterenwe aan het voltallige directieteam.De projecten zijn opgenomen in het JaarlijksActieplan van de dienst Preventie &Bescherming. Elk project krijgt een verduidelijkingvan de aanleiding, het doelen de stappen die zullen gezet worden.Elk project start met het engagementvan de directie en het diensthoofd vande afdeling om samen met het team dewerking en de arbeidsomstandighedente optimaliseren. In een eerste fase bevragende interne vertrouwenspersoon,de interne preventieadviseur psychosocialeaspecten en de externe preventieadviseurpsychosociale aspecten allemedewerkers van de afdeling.Uit deze individuele bevragingen wordtde probleemstelling afgelijnd en een doelvooropgesteld, waarna de concrete uitwerkingvolgt. We werken een opleidingop maat van de afdeling uit, aangevuldmet praktijkvoorbeelden. De groepssessieszijn waarderend en interactief. Er iseen spreiding in de tijd om ruimte te latenom hiermee aan de slag te gaan en teevalueren welke effecten zichtbaar zijn inde praktijk. Het diensthoofd volgt samenmet de begeleiders het traject verder op.Afsluitend volgt een evaluatie met de directie,waarna het project afgerond of gecontinueerdwordt.De praktijk:maaltijdbedeling“Ik vind het zinvol om af en toeeens een babbeltje te slaan met depatiënten terwijl ik hen van eenmaaltijd voorzie. Dit kan hen zodeugd doen en hier haal ik devoldoening van mijn werk uit.”“Sommige collega’s verliezen veel tijdop de afdeling. Daardoor moetenwe de keuken soms in ons eentjepoetsen. Ik vind dit niet eerlijk.”➜ (enkele citaten van medewerkers)Uit de analyse van de gesprekken bij medewerkersvan de dienst maaltijdbedelingbleek er een minder gunstig psychosociaalwerkklimaat te zijn door een polarisatievan twee groepen: een groep die denadruk legt op hygiëne in de keuken en17 | oktober 2011een groep die haar motivatie vooral haaltuit de omgang met patiënten.Werken aan een goede sfeer werd hetdoel van het project ‘Respectvol omgaanmet elkaar’. We startten met een doeopdrachtin groep om zo te constaterendat teamleden verschillende rollen opnemen:trekker, leider, uitvoerder, iemanddie ideeën aanbrengt. Dit kaderden wevanuit diversiteit; verschil tussen teamledenmag er zijn en heeft juist een belangrijkemeerwaarde. Het maximaal inzettenvan de verschillende kwaliteiten levertdoorgaans de beste teams op. Analooghieraan heeft elk teamlid zijn eigen specifiekerol, inbreng en invloed in het team.De wat minder nauwkeurige medewerkermet extra aandacht voor de patiënt, vultde nauwgezette medewerker met oog voorhygiëne perfect aan. Het is belangrijk omaandacht te hebben voor ieders kwaliteiten.Met het team reflecteerden we in eenvolgende sessie over wat wel goed looptin het team en wat de uitdagingen zijn. Erwerden communicatietips gegeven en erwerd geoefend in het geven en ontvangenvan positieve feedback aan en van elkaar.De praktijk:schoonmaakdienst“Ik vind het belangrijk om zo veelmogelijk werk op korte tijd te verzetten”.Leidraad individuele gesprekken“Als ik iets doe, wil ik dat het goedgedaan is en daardoor krijg ik mijnwerk niet gedaan.”➜ (enkele citaten van medewerkers)Uit de analyse van de schoonmaakdienstbleek dat er een negatieve sfeer was. Erwerd veel geroddeld en medewerkersspraken elkaar onderling weinig rechtstreeksaan. Ook hier stond in de vormingssessieshet ‘Respectvol omgaanmet elkaar’ centraal. De verschillendecommunicatiestijlen en enkele basisregelsvan communicatie werden toegelichtom het ontstaan van misverstanden tebegrijpen. Zo kan een collega een taakovernemen vanuit de goede intentie omte helpen, maar kan dat de indruk opwekkendat er te traag gewerkt wordt. Wereikten handvatten aan voor het gevenvan constructieve feedback om bij te dragenaan een positief werkklimaat.In een tweede luik kwamen de communicatieen de samenwerking op de afdelingen met de leidinggevenden aan bod. Demedewerkers formuleerden een aantalwerkpunten en voorstellen. Deze werdenteruggekoppeld en besproken. Zo werd erop de dienst gewerkt met een verlofboek,waarbij het principe ‘die eerst komt,eerst maalt’, gold. Om zeker te zijn vanbepaalde verlofdagen (vooral op feestdagen)repten werknemers zich zelfs nogvoor de vroege shift naar het ziekenhuis,Algemene vragen— Hoe lang werk je al in de afdeling, welke taken voer je uit?— Wat doe je graag, wat doe je goed in je werk?— Wat doe je niet graag, wat lukt je het minst?— Wat lukt goed in de afdeling?— Wat lukt minder goed in de afdeling? Welke problemen ervaar je?Specifieke vragen— Is het duidelijk wat van je verwacht wordt qua taken?— Hoe ervaar je de werkdruk?— Hoe ervaar je de werkverdeling tussen de collega’s(inspringen voor collega’s, collega’s helpen)?— Hoe wordt er omgegaan met de werkregeling: uurregeling –verlofregeling – vervangingen?— Hoe zit het met de onderlinge relaties in het team: zijn er kliekjes,conflicten in de groep?— Wat verwacht je van collega’s?— Hoe ervaar je de afdelingsvergadering?— Wat zijn kwaliteiten van je diensthoofd? Wat is zijn/haar plaats in de groep?— Wat verwacht je van het diensthoofd?— Wat zou er moeten gebeuren? Welke (concrete) acties zie je zelfom de afdeling beter te laten functioneren?


zelfs als ze niet moesten werken. Dit systeemleidde tot wrevel en wakkerde deonderlinge rivaliteit en het geroddel aan.De dienst heeft nu geopteerd voor nieuweduidelijke regels, zoals een roulement inhet verlofsysteem, waardoor de kans opverlof tijdens feestdagen voor iedereengelijkaardig is.De praktijk:operatiekwartier“Moet ik het dan zo maar kunnenverdragen dat een arts mij de huidvol scheldt, terwijl we aan hetopereren zijn…?”➜ (citaat van medewerker)Bij het operatiekwartier lag het knelpuntbij de communicatie en de samenwerkingmet de artsen. Verpleegkundigenen artsen moeten elkaar kunnen vinden,ondanks het verschil tussen beide groepen.Enerzijds is de focus gelegd op hetgemeenschappelijk belang, met name depatiënt. Anderzijds hebben de verpleegkundigende oversteek naar de artsengemaakt, gebruik makend van de Eedvan Hippocrates. Zo doet een arts alleswat in zijn macht ligt om de patiënt tebehandelen, te genezen, ongeacht geld,tijd en moeite. Hij wordt geconfronteerdmet beperkingen in de organisatie waarhij geen vat op heeft, zoals materiaal enpersoneel. Dit kan leiden tot frustraties,omdat hij zijn verantwoordelijkheid nietkan waarmaken.De oplossing ligt in het zoeken van eenbalans tussen het aanvaarden van bepaaldegedragingen door stress bij de chirurgenerzijds en een assertieve houdinganderzijds. Zo is het te begrijpen dat dechirurg kwaad wordt op de verpleegkundigeals het materiaal nog niet steriel is enniet terug op zijn plaats ligt, ook al kande verpleegkundige hieraan weinig doen.Een arts kan evenwel op een assertievemanier aangesproken worden als hij eenverpleegkundige in het bijzijn van de patiëntafbreekt omdat het infuus verkeerdgeprikt is.Positieve resultatenDe teambegeleidingen leveren doorgaansgoede resultaten op, zeker als erbij het diensthoofd een zichtbaar engagementis. Samen aan de slag gaan verhoogtde verbondenheid in een team.Door zichtbaar te maken wat goed isen acties te ondernemen voor wat beterkan, creëren we een positief klimaat.Medewerkers nemen een andere houdingaan om met verschillen en frustratiesom te gaan.Het dynamisch proces draagt bij tot eenverhoogde tevredenheid op de werkvloeren een grotere samenhorigheid in hetteam. Als de teambegeleiding gekaderdwordt in het groter geheel van competentiemanagementen coaching van leidinggevenden,groeien de teams.Toch is niet elke teambegeleiding evensuccesvol. Zo voelden de medewerkersvan de eerste begeleiding zich het enfantterrible van het ziekenhuis. Enige voorzichtigheidvoor stigmatisering is aangewezen,zowel op afdelingsniveau als inde organisatie als geheel. In deze contextstreven we naar een cultuur waarin teambegeleidingenevident zijn.Ook communicatie en informatie zijnbelangrijke aandachtspunten. Er zijnduidelijke afspraken nodig tussen depersoneelsdienst, de leidinggevenden,de interne en de externe preventiedienstover wie wat doet. Alle leidinggevendenzijn geïnformeerd over de verschillenderollen en verantwoordelijkheden, enopgeleid in het herkennen van stresssignalenen het omgaan met ziekemedewerkers in hun team. Zij vervullenimmers een cruciale rol in het ondersteunenvan medewerkers en het voorkomendat medewerkers uitvallen doorwerkgerelateerde problemen.Troeven als werkgeverNieuw gebouw gelegen in groeneomgeving, goed bereikbaar. Vormingzowel intern als extern zodatwerknemers zich verder kunnenontplooien en doorstromen.Personeel 2010— 861 medewerkers— 86% vrouwen— 52% deeltijdsen— 39% ouder dan 45+— 30% nieuwe medewerkers— <strong>23</strong>% anciënniteit van meerdan 25 jaarPersoneelsbeleid in notendopInstroom— Samenwerking met scholen,stagemogelijkheid— Twee maal per jaar jobinfobeurs— Werken met jobstudenten— Bekendmaking vacaturesintern/externCompetentiemanagement— Werken met competentieprofielen— Welkom-dag en vormingsweeknieuwe medewerkers— Begeleiding door peter of meterDoorstroommogelijkheden— Naar comfortdiensten— Specialiseren alsreferentieverpleegkundige— Projectmedewerker kwaliteitszorg— Leidinggevende— StafmedewerkerBalans werk-privé— Ouderschapsverlof— Tijdskrediet opgetrokken tot 8%— Deeltijdse tewerkstelling mogelijk— Loopbaanvermindering 50+— Kinderopvang tijdens grotevakantieSamen sterk in preventieVandaag zijn afdelingsbegeleidingen inhet Mariaziekenhuis gemeengoed. De samenwerkingtussen interne medewerkersen de externe preventiedienst biedt eenmeerwaarde. Interne medewerkers zijnvertrouwd met de cultuur van het ziekenhuis,wat goed is om problemen bespreekbaarte stellen. Medewerkers van de externepreventiedienst kijken meer vanopeen afstand en bieden medewerkers somseen veiliger kader om problemen aan tehalen en te bespreken. Door deze informatiesamen te leggen, ontstaan initiatievendie een positieve bijdrage leveren aan hetvoorkomen of verminderen van werkgerelateerdegezondheidsproblemen en aanhet optimaliseren van de arbeidsorganisatieen werkomstandigheden in teams. Opdeze manier tracht het ziekenhuis te komentot het duurzaam inzetten van waardevolleen gemotiveerde medewerkers.Esther Beckers (preventieadviseur psychosocialeaspecten ), Sigrid Claes (vertrouwenspersoon),Maria Vaesen (directeurP&O), Karen Van den Broeck (preventieadviseurpsychosociale aspecten IDEWE).zorgwijzer | 18


Medische start-up onderzoekt innovatieve pleisterReskin Medical, een opstartend medischbedrijf en afsplitsing van Bioracer,krijgt van Flanders’ Care eensubsidie van 160.000 euro voor verderonderzoek naar het siliconenverbanddat het ontwikkelde.“Dit verband, of pleister, verhoogt hetcomfort van incontinentiepatiënten”,legt Stany Haentjens van Reskin Medicaluit. “Het kan zowel preventief als curatiefgebruikt worden.”De siliconenpleister, die zich aanpast aande rimpels in de huid, wordt aangebrachtop de billen. Zo worden wonden als gevolgvan huidirritatie na contact meturine of feces voorkomen, of genezen zebeter.“Onze pleister blijft ook gemakkelijk eenpaar dagen op zijn plaats. De verpleegkundigehoeft hem niet te vervangen bijelke verversing, wat tijd bespaart”, verteltHaentjens.OnbetaalbaarReskin Medical reageerde samen mettwee zorgcentra — WZC Clep uit Alveringemen RVT Meunyckenhof uit Koekelare— en het Sint-Franciscusziekenhuisuit Heusden-Zolder op de oproep vanFlanders’ Care. In die instellingen voertReskin Medical volgend jaar zijn verdereonderzoek.De 160.000 euro van Flanders’ Care financiertde werkings- en personeelskosten.“Voor een kleine start-up als de onze isdergelijk veldwerk anders onbetaalbaar”,besluit Haentjens.nieuw op om projecten in te dienen.Kan iedereen daarop reageren?In principe wel. Voor een zorgactor volstaathet om erkend te zijn door eenVlaams agentschap of departement, oftenminste een equivalente positie in hetzorglandschap in te nemen. Dat is de enigebeperking.En wat met een bedrijf dat de oproepziet als een snelle manier om aan subsidieste raken?Dan zal dat bedrijf eerst gevraagd wordenom een zorgactor te zoeken die wil samenwerkenrond de vernieuwing die datbedrijf voorstelt. Voor ons is kwaliteitsvollezorg het voornaamste uitgangspunt.De deelnemende bedrijven moeten altijdrekening houden met wat de zorg wil.Ook in dat opzicht is het opportuun omeen samenwerking te eisen.Hoe concreet moet een aanvraag zijnom kans te maken?De bedoeling is om projecten te ondersteunendie de technologische ontwikkelingsfasevoorbij zijn, maar die nog uitgeroldmoeten worden in de zorg. Tegelijkwillen we de toepassing van die projectendocumenteren zodat ze in heel <strong>Vlaanderen</strong>gebruikt kunnen worden.Welke stadia doorloopt een ingediendproject?Eerst wordt het gewikt en gewogen doorverschillende Vlaamse administraties,wat zeker niet courant is binnen de Vlaamseoverheid. Zowel de administraties Zorg,Innovatie als Economie leveren een bijdrage.Dat garandeert zowel de kwaliteitvan de zorg en van het innovatieve aspectals de meerwaarde op economisch vlak.Het is ook belangrijk als we later beleidsmatigiets willen bereiken met een project.We hebben alle administraties dan meteen‘mee’. Tot slot is er een objectieve wegingvan de projecten. Zij die bovenaan delijst staan worden gefinancierd na formelegoedkeuring door de ministers.Hoeveel subsidie mag een project verwachten?De volgende call die zich richt tot de zorgsectoren de bedrijfswereld subsidieerteen project voor maximaal 200.000 euro.Die call, ter waarde van één miljoen euro,zal zes tot zeven projecten steunen. Deandere call, die zich richt op zorginnovatie,ter waarde van een half miljoen euro,subsidieert maximaal 100.000 euro.Kunnen zorginstellingen ook aanvragenindienen buiten die oproepen om?We proberen het zo objectief mogelijk tehouden door de aanvragen te groeperen.Zo worden alleen de beste projecten geselecteerd.We houden wel rekening met deinhoudelijke definitie van onze oproepen.Die liggen in lijn met de operationele enstrategische doelstellingen die de Vlaamseregering zich voor de zorg heeft gesteld.Hoe worden die calls bekendgemaakt?Op verschillende manieren. Via onze website(www.flanderscare.be), maar we toerenook door het Vlaamse land. Volgendemaand geven we in alle provincies uitleg,zowel in de zorgsector als in de industrie.Kunnen we een evaluatie verwachtenvan Flanders’ Care, met concrete resultaten?Die komt er zeker, al zoeken we momenteelnog naar een goede manier ominnovatie-inspanningen te meten en inkaart te brengen. We zijn ervan overtuigddat wat we doen zin heeft, zeker in hetlicht van de demografische uitdagingen.Moeilijker is om de vinger te leggen ophet eindresultaat en dat te linken aan deinspanningen die we nu leveren.Het voortbestaan van Flanders’ Careis afhankelijk van politieke keuzes.Overleeft dit project?De zorguitdagingen waar we nu voorstaan,verdwijnen niet na deze legislatuur.Ik veronderstel dat resultaten onzebeste garantie zijn. Als we daar in 2014naar kijken, moeten die sterk genoeg zijnom onze continuïteit te verzekeren.WVwww.flanderscare.be21 | oktober 2011


Veronique Bral en Geert Leliaert: “Al onzemedewerkers zijn geschoold en hebben tijdenshun opleiding ook aandacht gehad voorde voeding, maar desondanks blijktondervoeding vaak onzichtbaar.”“Aandacht voor ondervoedingmoet iets vanzelfsprekends worden”De aandacht voor ondervoeding in ziekenhuizen en woonzorgcentra is de jongste jarensterk toegenomen. Woonzorgcentrum Ave Maria in Sleidinge werkt er systematischaan. De resultaten mogen dan ook gezien worden. Verantwoordelijke bewonerszorgGeert Leliaert en referente voeding Veronique Bral doen hun verhaal uit de doeken.ondervoedingGeert Leliaert en Veronique Bral hebbenbeiden iets met voeding. Veroniquedoorliep de brugopleiding van A2 naarA1 en maakte haar eindwerk over on-dervoeding in het woonzorgcentrum.Geert maakte voor zijn masteropleidingals gerontoloog een eindwerk over voeding.“Onderzoek wijst uit dat 14% van de bewonersin een woonzorgcentrum ondervoedzijn”, vertelt Veronique. “Nog eens40% behoren tot de risicogroep. Samenzorgwijzer | 22


Gericht beleid ondervoeding werpt vruchten afgaat het dus over meer dan de helft vande bewoners. De oorzaken voor ondervoedingzijn divers. Er is om te beginnenhet ouder worden, dat gepaard gaat metminder eten en een veranderd metabolisme,waardoor bepaalde voedingsstoffenminder goed opgenomen worden in hetlichaam. Veel ouderen nemen bovendienverschillende soorten medicatie, watvaak de eetlust afremt. Ook de eenzaamheiden de sociale isolatie spelen een rol.Als oudere mensen uit hun vertrouwdeomgeving worden gehaald en naar eenwoonzorgcentrum verhuizen, kan dat eennegatieve invloed hebben op de voeding.Het is daarom beter om mensen samenin een leefgroep te laten eten, dan alleenop de kamer. Ten slotte speelt ook de verminderdemobiliteit de ouderen parten.Een tekort aan vitame D heeft een invloedop de spieren, zodat de mobiliteit verderachteruitgaat. Kortom, goede voeding isontzettend belangrijk en verdient onzeaandacht.”Objectiveren“Het gekke is dat je de ondervoedingmeestal niet merkt”, zegt Geert Leliaert.“Op het zicht zou je het nauwelijks geloven.Al onze medewerkers zijn geschoolden hebben tijdens hun opleiding ookaandacht gehad voor de voeding, maardesondanks blijkt ondervoeding vaakonzichtbaar. Veronique heeft de proefop de som genomen: uit haar onderzoekblijkt dat geen enkele van onze medewerkersde voedingstoestand van onze eigenbewoners voor meer dan 50% correct inschat.Drie bewoners bleken ondervoedte zijn, maar geen enkele medewerkerkon die bewoners eruit halen. Terwijl zijdie mensen toch heel goed kennen. Dattoont de noodzaak van een systematischeaanpak. Want op subjectieve grondenkan je niet oordelen.”“De MNA-schaal is een wetenschappelijkgevalideerd instrument om een enander te objectiveren”, beaamt Veronique.“MNA staat voor Mini NutritionalAssessment en bestaat uit een vragenlijstdie ondervoeding en het risicoerop moet opsporen. Zowel fysische alspsychische factoren, de medicatie, hetvoedingspatroon en de BMI worden inaanmerking genomen. Op een schaalop dertig punten krijg je zo een goed engeobjectiveerd beeld van de voedingstoestand.Zo kan blijken dat zelfs eencorpulent iemand ondervoed kan zijn.Hoe hoger de zorgafhankelijkheid, hoehoger het risico op ondervoeding. Demobiliteit is een heel belangrijke factor.Er is inderdaad een correlatie met deKATZ-schaal.”Actieplan“Het onderzoek in ons eigen woonzorgcentrumbevestigde de cijfers uit wetenschappelijkestudies. Daarom zijnwe in het voorjaar 2008 gestart met eenactieplan. We hebben een stuurgroepopgericht, met van elk van onze drie afdelingeneen drietal medewerkers. Het isbelangrijk dat zo’n initiatief van meet afaan breed gedragen wordt. Samen hebbenwe een behandelplan ontwikkeldvoor ondervoede bewoners en voor derisicogroep. Wij besteden veel aandachtaan een correcte bijvoeding. Voor bepaaldedoelgroepen van ouderen, zoals bewonersmet diabetes of met doorligwonden,bestaat specifieke bijvoeding. In hetbegin screenden we alle bewoners tweekeer per jaar. Je kon duidelijk een evolutiemerken dankzij de bijvoeding. Nu zijnwe overgestapt op één screening per jaarvoor alle bewoners en een bijkomendescreening voor nieuwe bewoners en voorbewoners van wie de toestand veranderdis”, vertelt Geert Leliaert.“Ook het samen de maaltijd nemen isvan niet te onderschatten belang”, voegtVeronique Bral toe. “Toen wzc Ave Mariaeen nieuwbouwproject voorbereidde,hebben we er heel bewust voor gekozenom de maaltijden in de eigen keuken teblijven bereiden. Elke dag gezonde kostmet verse producten. Bovendien zijn wetoen overgeschakeld van bediening op dekamer naar bediening in groep. De maaltijdenzijn veel meer dan vroeger een sociaalgebeuren voor de bewoners. Ook desociale controle is groter. Je merkt het veelsneller op als een bewoner nauwelijks toteten komt. Het zit hem in kleine dingen:een stuk fruit als dessert bleef vroeger opde kamer vaak onaangeroerd. Nu gaanwe zo nodig even bij de bewoner zitten enschillen we of persen we het fruit.”“Minder evident om aan te pakken is depolypharmacie”, geeft Geert Leliaert toe.“Het is moeilijk om daarop vat te krijgen.Veel bewoners nemen medicatie voor diabetes,cholesterol, lage bloeddruk, maagofdarmproblemen... De resultaten van devoedingsscreening worden met de CRAbesproken en we benoemen ook de factorpolypharmacie, maar het is niet eenvoudigom hierop in te grijpen.”Resultaten“Toch mogen de resultaten van onzeaanpak gezien worden”, zegt Geert Leliaert.“Bij de eerste screening in het najaar2008 waren 16% van de bewonersondervoed en 45% zat bij de risicogroep.Bij de tweede screening waren er maar7% ondervoede bewoners meer en 39%risicopopulatie. In het voorjaar van 2010kwamen we uit bij 62% van de bewonersdie goed gevoed waren, de helft méér danbij de eerste meting. Ondervoeding helemaalwegwerken, zal niet lukken. Daarvoorspelen er te veel factoren: bedlegerigheid,sondevoeding... Maar vooral bijde risicogroep zijn heel goede resultatente halen.”“Een ander mooi resultaat van onze inspanningenis het positieve effect opde medewerkers. Wij geven vorming,we communiceren de resultaten van descreenings en we houden de mensenalert. Medewerkers zien ook dat het helpt.De resultaten worden gevisualiseerd enuitgehangen op de afdelingen. Toch moetje er voortdurend aan blijven werken. Alsde aandacht even verslapt, zie je dat meteenin de cijfers van de screenings. Beginvolgend jaar plannen we opnieuw eenvorming. Want het werk is nooit af”, zegtVeronique Bral.“Ondertussen is ons voedingsbeleidwel in procedures gegoten en maakthet integraal deel uit van ons kwaliteitsbeleid”,legt Geert Leliaert uit.“Mijn ervaring is dat je goede deskundigeverpleegkundigen nodig hebt alsvoortrekkers. Want uiteindelijk moet jeproberen om de attitude bij de medewerkerste veranderen. Aandacht voorondervoeding moet iets vanzelfsprekendsworden.”“Vorig jaar hebben we een nieuwe stapgezet en ook de aandacht voor mondhygiëneaangescherpt. Een slecht gebitkan leiden tot infecties, een verlaagdeeetlust of problemen bij het eten. De resultatenvan deze screening vielen goedmee, maar het blijft een aandachtspunt.En binnenkort gaan we samenmet de keukenmedewerkers bekijkenhoe we de gewone voeding kunnen optimaliserenvoor bepaalde doelgroepen.Zwaar zorgbehoevende mensen varenbijvoorbeeld wel bij meer eiwitten. Alswe de nodige bijvoeding in de gewonemaaltijden kunnen integreren, is datalweer een stap vooruit”, besluit VeroniqueBral.<strong>23</strong> | oktober 2011


Interview met professor Paul Gemmel over servicemanagement in de zorgProf. Paul Gemmel: “Kijk naarde bezettingsgraad van dewoonzorgcentra. Met de situatievandaag zou elk woonzorgcentrumeen eind boven de 95% moeten zitten.In werkelijkheid is dat niet zo. Welnu,die 5% schommeling die daarop zit,kan het verschil betekenen tussenwinst en verlies.”GPS2021“Creativiteit en innovatievragen om een aangepast leiderschap”“De zorg heeft mensen nodig die erin geloven en die een veranderingsproces op gang kunnenbrengen”, zegt professor Paul Gemmel. “Elk ziekenhuis en elk woonzorgcentrum moet zichduidelijk positioneren. Niet om patiënten of bewoners aan te trekken, maar om goedemedewerkers te vinden.” Prof. Gemmel was op 12 oktober te gast op de GPS 2021 Academie. Hijsprak er over servicemanagement voor zorgorganisaties. <strong>Zorgwijzer</strong> mocht bij hem op de koffie.zorgwijzer | 24


Prof. Paul Gemmel doceert aan de faculteitEconomie en Bedrijfskunde en aan defaculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappenvan de Universiteit Gent.Een ongewone combinatie, maar hij heefteen verklaring. “Als student economiehad ik door familiebanden al interessevoor de ziekenhuiswereld. In 1988, toener voor het eerst sprake was van MKG’s(Minimale Klinische Gegevens) en DRG’s(Diagnosis-Related Groups), besloot ikmijn thesis te wijden aan het operationeelbeheer van processen in ziekenhuizen.Later doctoreerde ik op de planning vanpatiëntenstromen op basis van DRG’s.De aandacht voor zorg en servicemanagementkomt niet uit de lucht gevallen. Inhun boek The Experience Economy wijzenPine en Gilmore op een interessante evolutie.In de industriële periode ging alleaandacht naar het product. Daarmee kondenbedrijven het verschil maken bij hunklanten. Die periode is voorbij. Vandaagzijn alle auto’s goed. De kwaliteit vanhet product is gemeengoed geworden.Hoe kan je dan wel nog het verschil maken?Door een betere service te verlenen.Vroeger beschouwden veel bedrijven dedienst-na-verkoop als een noodzakelijkkwaad. Nu is het veeleer een opportuniteitom je te onderscheiden. Productbedrijvenschuiven steeds meer op in derichting van dienstverlening. Maar ookdat serviceverhaal loopt ten einde. Waarmeekan je je dan nog onderscheiden?Door er een experience, een belevenis,aan te koppelen. Dat model is cumulatief:eerst moet je product goed zijn, danpas kan je je service optimaliseren en pasdaarna kan je werk maken van de experience.In die volgorde, want omgekeerdwerkt het niet. Een bekend voorbeeld isSingapore Airlines, dat van elke vluchteen mooie belevenis maakt.Als we dat model vertalen naar de gezondheidszorg,dan zien we dat de mensenvandaag sowieso een goed ‘product’verwachten: de medische behandeling ende zorg moeten in orde zijn. Punt. Maardaarmee maak je het verschil niet meer.De klant — of de patiënt, cliënt of bewoner— verwacht méér. Hij ziet hoe in anderesectoren de service en de experiencetoenemen en daarmee verandert ook zijnverwachtingspatroon in de zorg. Elke patiëntvindt het zijn fundamenteel rechtom als klant behandeld te worden. ‘Datdoen we toch?’, hoor ik dikwijls. Wel, ikben daarvan niet overtuigd. Het is ookniet gemakkelijk. Jarenlang was het meerdan voldoende als het medische en dezorg goed waren. En ook nu nog vindenveel zorgverleners dat al de rest bijzaakis. Maar dat klopt niet meer.Een mooi voorbeeld is de evolutie in architectuurin zorgvoorzieningen. Daarinzie je vandaag al een verschuiving naareen soort van ‘beleveniseconomie’: hetthuisgevoel wordt belangrijker. Dat isprima. Maar het is alleen zinvol als eersthet basisverhaal van de service goed zit.En dan spreken we over patiëntentrajecten,de telefonische toegankelijkheid,het gemakkelijk maken van afspraken,vlotte toegangswegen, korte wachttijden,vriendelijkheid bij elk contact, een goedecommunicatie... Als die basisdienstenniet goed zitten, kan je nooit een echt‘thuisgevoel’ creëren, hoe uitnodigend jearchitectuur ook is. Het is dus een én-énverhaal,maar je kunt geen stappen overslaan.Goede zorg en goede behandelingblijven de kern vormen, maar ze volstaanniet langer om de mensen tevreden testemmen.”Excellente serviceAls het gaat over dienstverlening en beleveniseconomie,wordt dikwijls verwezennaar het voorbeeld van SingaporeAirlines. Maar ook Ryanair doet het tochgoed? Spiegelt de zorg – met de schaarsemiddelen – zich niet beter aan de lowcostmaatschappij?“Belangrijk is om het totale plaatje tezien”, zegt prof. Gemmel. “In dat verbandspreken we over de vijf P’s en de I: performantie,positionering, processen, plaats,personeel en innovatie. Het centrale begripis positionering. Welnu, SingaporeAirlines en Ryanair hebben een anderepositionering, maar ze hebben wel een gelijkaardigverhaal. Bij beide maatschappijenis het duidelijk waarvoor ze staan.Ryanair is basisservice en efficiëntie, zosterk mogelijk doorgedreven. Als er eensiets foutloopt met de bagage, tja, dan isdat pech voor de reiziger. Singapore Airlineszet vooral in op een heel hoge service,maar beseft dat ze die alleen kanbereiken door efficiënt te werken. Hoedan ook, een duidelijke profilering startmet een goede kennis van de doelgroepwaarop de organisatie zich richt.Die evolutie naar meer profilering is trouwensook in de zorg al aan de gang. Meeren meer richten we ons naar bepaaldedoelgroepen: dagopname en kortverblijfzijn vandaag totaal anders georganiseerddan een langdurige opname. Vroeger wasdat allemaal gelijk, maar de opsplitsinglaat een betere service toe, meer op maatvan wat de patiënt verwacht. Ook in dewoonzorgcentra zien we die evolutie naarspecifieke populaties.Het voorbeeld van Singapore Airlinestoont trouwens dat een excellente serviceook kosteneffectief georganiseerdkan worden. Innovatie speelt daarbijeen belangrijke rol. Goede innovatiebiedt betere service tegen lagere kosten.Zo investeert de luchtvaartmaatschappijveel in biometrie, met de bedoeling omvia ‘oogpupilherkenning’ reizigers automatischen in één keer heel vlot te lateninchecken. Dat zou erg kosteneffectiefzijn én een grote stap voorwaarts in dedienstverlening. Die combinatie verkrijgje niet zomaar, daarin moet je hard investeren.Productiebedrijven doen sinds jaaren dag aan onderzoek en ontwikkeling.Maar wie is daarmee bezig in woonzorgcentra?Vrijwel niemand. In ziekenhuizenzet men de eerste stappen.De werkdruk in de woonzorgcentra iszo groot dat men niet aan onderzoek enontwikkeling toekomt. Zowel op de werkvloerals op directieniveau is men zozeerbegaan met het dagelijkse reilen en zeilen,dat er geen tijd en ruimte overblijven.Moeten we dan opnieuw meer middelenen mensen vragen aan de overheid? Ikdenk het niet. Want er zijn woonzorgcentradie er wel degelijk in slagen om middelente genereren om te investeren. Datgaat niet vanzelf.Heel bewust omspringen met de middelenis een eerste vereiste. Doen we dat al?Lang niet altijd! Kijk naar de bezettingsgraadvan de woonzorgcentra. Met de situatievandaag zou elk woonzorgcentrumeen eind boven de 95% moeten zitten. Inwerkelijkheid is dat niet zo. Welnu, die5% schommeling die daarop zit, kan hetverschil betekenen tussen winst en verlies.Een tweede aandachtspunt is de schaalgrootte.Of je nu catering moet organiserenvoor 50 mensen of voor 250, debasisinvestering blijft gelijk. Je hoort meniet pleiten voor fusies, maar zeker in deondersteunende diensten is er nog veelefficiëntiemarge als we in netwerken samenwerken.Dat gebeurt trouwens meeren meer.En ten derde moeten we ook aan enkeleheilige huisjes durven te raken. Veel men-25 | oktober 2011


sen in de zorg doen dingen waarvoor hunvaardigheden eigenlijk te hoog zijn. Artsendoen verpleegkundig werk, verpleegkundigendoen logistiek werk, enzovoort.Ik weet het wel, je moet de patiënt in zijngeheel benaderen en je kunt niet allessplitsen, maar met de schaarste op dearbeidsmarkt moeten we hier toch eensgrondig over nadenken. Ook de overheid,trouwens. Het regelgevende kadermag een efficiënte werkorganisatie nietin de weg staan. Controle is nodig, maarin de eerste plaats op het resultaat. Ik stadan ook achter het pleidooi van <strong>Zorgnet</strong><strong>Vlaanderen</strong> voor meer ruimte voor hetondernemerschap. Woonzorgcentra dieinnoveren, moeten hun medewerkers efficiëntkunnen inzetten.”Personeel als corebusinessEn hiermee zijn we bij de P van personeelbeland. In een eerder interview noemdeprof. Gemmel het personeel zelfs de ‘corebusiness’van de zorg. “Dat is ook zo”,benadrukt hij. “En die corebusiness staatvandaag erg onder druk. In ziekenhuizenzijn de personeelskosten goed voor 70 tot80% van het budget, in woonzorgcentraligt dat cijfer nog hoger. Maar op personeelkan je niet zomaar besparen: in dezorg is de kwaliteit sterk gebonden aan detijd die mensen kunnen vrijmaken voorpatiënten of bewoners. Kan een woonzorgcentrumkiezen voor het Ryanairmodelen louter focussen op het productmet de hoogste kostenefficiëntie?Ja, maar dat moet dan ook blijken uit deprijs. Als een ander woonzorgcentrumwel meer investeert in mensen en dus intijd voor de bewoners, dan kan daar eenhogere prijs tegenover staan, op voorwaardedat het verschil door de klant gewaardeerdwordt. Maar welk model menook kiest: het ‘basisproduct’ moet goedblijven, alleen op de mate van service kanje je profileren.”Valt dat model uit de profitsector zomaarover te brengen naar de zorg? In de ouderenzorgis het alvast niet nodig om ‘klanten’te zoeken. Veel oudere mensen zijnal blij als ze een plaats kunnen vinden ineen woonzorgcentrum. “Dat klopt”, zegtprof. Gemmel. “Maar toch is die profileringnodig, al is het maar om voldoendepersoneel te vinden. Alle medewerkerswillen hun job goed doen, want daaruithalen ze voldoening. Daarnaast willenze kwaliteit van leven. Organisaties diehiervoor de juiste voorwaarden scheppen,trekken de beste medewerkers aan.Dat is de ‘cycle of succes’: hoe beter eenwoonzorgcentrum functioneert, hoe gemakkelijkerhet sterke medewerkers zalvinden, waardoor de kwaliteit nog stijgt.Maar ook het omgekeerde is waar: als eenwoonzorgcentrum slecht functioneert,dan verlaten de medewerkers de organisatieen dan wordt het nog moeilijkervoor de achterblijvers. Een vicieuze cirkeldus.Het personeel moet tijd krijgen, zodatze tijd kunnen maken voor de mensen.Als dat niet zo is, dan haal je beter hetwoord ‘klantgericht’ uit je missie. Wantanders zit je met een conflictmodel: jezegt het ene, maar de realiteit is anders.Medewerkers kunnen moeilijk om metdat soort onduidelijkheid. Het is aan hetbestuur om keuzes te maken. Je mag diekeuzes niet overlaten aan het personeel.In sommige ziekenhuizen zie je dat deene afdeling prima functioneert, terwijlhet op een andere afdeling vierkantloopt. Dat zou niet mogen. Er is consistentienodig, en dat is een opdracht vanbestuur en directie. Bij Singapore Airlineskrijg je altijd dezelfde excellente service,onafhankelijk van de piloot of de stewardof de route. Die mensen worden daaropgetraind, ook op sociale en emotionelevaardigheden. Natuurlijk kan je niet allesin standaardgedrag gieten. Daarom iseen goede selectie van de medewerkerscruciaal. Bij Ryanair en Singapore Airlineswordt heel streng geselecteerd, zodatde juiste mensen met de juiste cultuur ende juiste attitude aangeworven worden.Het probleem in de zorg is dat we die luxevan keuze niet hebben. Maar dat betekentniet dat we er niet moeten aan werken.”Nood aan creativiteit“Er is nood aan creativiteit en innovatiein de zorgsector. In elk woonzorgcentrummoeten medewerkers de ruimte krijgenom dingen te verbeteren. Medewerkersweten vaak hoe het efficiënter zou kunnen,maar krijgen niet de kans. Jammer!Woonzorgcentra moeten ook meer investerenin technologische innovaties ofnieuwe organisatiemodellen. Liefst nietallemaal afzonderlijk, maar samen, innetwerken. Samen met de profit en ondersteunddoor de overheid.Een pijnpunt in de zorg is dat veel medewerkersen directies niet erg IT-mindedzijn. Dat is ergens begrijpelijk, maar tochmoet eraan gewerkt worden. Nieuwetechnologieën kunnen voor oplossingenzorgen. Daar ligt nog een heel gebiedbraak. Verschillende initiatieven zoalsPROF, IN-HAM en Living Tomorrow spelendaarop in. Maar de aandacht voornieuwe technologie moet meer verspreidworden. Ook via de opleidingen verpleegkundebijvoorbeeld.Een andere oplossing is coproductie, codesignof participatie. Familieleden vanbewoners kunnen een grote rol spelen ineen woonzorgcentrum. Ze kunnen een organisatievooruit helpen, als daar bewusten creatief mee omgegaan wordt. Laat jealles betijen, dan kan de familie evengoedeen contraproductieve factor blijken.Hoe meer je de familie actief betrekt,hoe groter hun engagement, en hoe betervoor de organisatie. Ook hier weer komenwe bij de positionering terug. Het gaatdan ook om een strategische keuze. Alleshangt samen. Het hoeft niet te verwonderendat bij wedstrijden voor innovatieveprojecten altijd dezelfde namen terugkeren.Dat is geen toeval. Het is een cultuur.En je vindt die organisaties evengoed inde christelijke koepel als in de openbareen de commerciële sector. Een beetje concurrentieop dat gebied is overigens nietslecht.Creativiteit en innovatie vragen om aangepastleiderschap. De zorg heeft mensennodig die erin geloven en die een veranderingsprocesop gang kunnen brengen.In veel woonzorgcentra heerst vandaagnog niet de juiste stijl van leiderschap.Het management is vaak top-down. Eris nauwelijks ruimte voor creativiteit.Coachend leiderschap is nodig, met eenvisie. Directie en staf moeten zo dicht mogelijkbij de werkvloer staan. Dan wordter veel mogelijk.”zorgwijzer | 26


SpiegelingAls ik minister was (God behoede)...Na ettelijke maanden bakkeleien ophet hoogste niveau is er een nieuwestap gezet in de staatshervorming. Isde onderhandelde overdracht van eendeel van de gezondheidszorg naar deGemeenschappen wat we gedroomdhadden? Laat ons eerlijk zijn: neen. Ishet een stap in de goede richting? Ja.Guido Van OevelenDe bevoegdheidsdiscussie zal nu – eventjes– naar de achtergrond verschuiven.Nu kan de technische uitwerking beginnenen de discussie over het budget. Eendiscussie die mee gekleurd wordt door dedonkere wolken van de financieel-economischecrisis.Wat ik heel erg mis in het hele plaatje, iseen visie op ons samenleven. Meer danooit is de vraag actueel naar het belangdat we hechten aan de solidariteit in onzesamenleving. Waarvoor en in welke matewillen we nog solidair zijn? Onze vraaggaat verder dan de discussie over solidariteittussen Vlamingen, Walen en Brusselaars.Vóór we kijken naar wat we delegerenen hoe en waar we zullen besparen,zouden we heel even de tijd moeten nemenom die vraag te beantwoorden. Hetantwoord zou als leidraad kunnen dienenvoor enkele ingrijpende hervormingenwaaraan onze samenleving nood heeft.Ons huidige sociale zekerheidssysteemheeft zijn grenzen bereikt. Ondanks alzijn kwaliteiten uit het verleden, is onssysteem niet meer in staat een afdoendantwoord te geven op de uitdagingenvan de 21ste eeuw. Enkele vaststellingen.De werkloosheidsuitkeringen staanonder druk, worden in vraag gesteld enzullen allicht in de tijd beperkt worden.De pensioenen zijn te laag en vooral teongelijk. Vergelijk maar eens de pensioenenvan ambtenaren met die vanloontrekkenden en zelfstandigen. De enekan er onbezorgd en soms zelfs luxueusvan leven, terwijl een ander tegen de armoedegrensaanleunt. Je vraag je af hoesommige mensen rondkomen. De kostenvan de ziekteverzekering swingen de panuit door de hogere levensverwachting endoor nieuwe, dure medische technologie.Ook de kosten van de vergrijzing stijgenexponentieel. Onze laatste levensjarenkosten enorm veel geld. Ook de toenamevan chronische ziekten weegt op onssysteem. Mensen sterven hoe langer hoeminder aan kanker, maar met kanker. Inte veel gevallen leidt een chronische ziektetot armoede.Het is duidelijk: ons sociale-zekerheidssysteemstaat onder druk. Een fundamenteeldebat over de solidariteit in onze samenlevingdringt zich op. Liever dan watonsamenhangende budgettaire ingrepen,die er vooral op gericht zijn om verworven(on)rechten van belangengroepen instand te houden, moeten we een aantalstrategische en structurele keuzes durvenmaken. Zolang we dat niet doen, blijvenwe aanmodderen in de marge. We leven inde beste der werelden, waar evenwichtenin stand gehouden worden door belangengroepen.Maar dat systeem leidt vandaagtot immobilisme, tot conservatisme enangst voor fundamentele veranderingen.Heb ik dan voor alles een oplossing?Neen. Bijlange niet. Stel dat ik morgenminister van Sociale Zaken werd (Godbehoede...), dan zou ik in de huidige omstandighedenook niet veel kunnen doen.De speelruimte van een minister van SocialeZaken wordt vandaag bepaald doorde beheerders van de sociale zekerheiden de ziekteverzekering, ziekenfondsen,vakbonden, artsen, ziekenhuizen en anderebelangengroepen. Zolang die elkaarin evenwicht houden, is er weinig manoeuvreerruimtevoor de overheid.Maar stel nu dat ik als minister niet beknotwerd door die belangengroepen.Wat dan? Wel, om te beginnen zou ik hetbestaansminimum of het leefloon optrekkentot een niveau dat je ervan kan leven.Het leefloon voor een alleenstaande bedraagtvandaag 770,18 euro. Dat is te veelom van te sterven en te weinig om van televen. Het bestaansminimum moet omhoogom de armoede aan te pakken.Iedereen die een flink stuk boven dat minimumloonzit, moet in verhouding meerbijdragen in zijn medische kosten. Als ikzorgwijzer | 28


me ziek voel en naar de huisarts ga, danbetaal ik daarvoor vanaf 1 december 4euro uit eigen zak. En als ik daarna naarde apotheker ga voor een pilletje of eensiroop, dan kost mij dat misschien maar1,5 euro. De rest wordt betaald door degemeenschap. En als ik diezelfde avondmet vrienden uit eten ga, dan kost mij datpakweg 50 euro. Echt waar, ik vind dateen schande! Waar zijn de verhoudingengebleven? Wie goed verdient, kan toch gemakkelijkzelf een groter deel van zijn eigenziektekosten dragen? Diende de ziekteverzekeringniet om ons te beschermentegen ziekte en armoede? De raadplegingbij een huisarts en een doorsneemedicamentkan men toch bezwaarlijk een grootrisico noemen waarvoor iemand met eenmeer dan gemiddeld inkomen moet wordenverzekerd.Volgende maatregel: alle vervroegde uitstapregelingenworden naar de prullenmandverwezen. Iedereen werkt tot 65jaar, behalve wie ziek is of een handicapheeft. Brugpensioen en tijdskrediet wordenniet langer gesubsidieerd. ‘Ja maarGuido, u krijgt zelf elke maand 350 eurovan de Staat sinds u halftijds werkt.’ Datbedoel ik nu net. Ik heb die 350 euro helemaalniet gevraagd! En ik heb ze ookniet nodig. Toegegeven: ik heb tijdskredietaangevraagd, maar alleen om mijnpensioenrechten te vrijwaren, niet omeen maandelijkse subsidie op te strijken.Maar die krijg ik er zomaar bovenop. Vergelijktrouwens eens die 350 euro die ikongevraagd krijg als beloning omdat ikhalftijds stop met werken met de 770,18euro bestaansminimum. Opnieuw: waarzijn de verhoudingen gebleven?Wat de pensioenen betreft, is mijn receptheel eenvoudig: iedereen draagt evenveelbij naargelang zijn inkomen en iedereenkrijgt een even hoge geplafonneerdeuitkering. Ook zelfstandigen, als zij zichtenminste voor hun bijdragen niet verschuilenachter vennootschappen. Deambtenaren zullen allicht moeten inleveren,maar hun hoge pensioen was ooitbedoeld als compensatie voor hun lageloon. Nu die loonachterstand is goedgemaakt,mag het geen probleem zijn omook de pensioenen op hetzelfde niveau tebrengen. Logisch, toch?Het systeem van de werkloosheidsuitkeringenis in wezen erg goed: het biedt zekerheidaan alle mensen. Als ik morgenwerkloos word, dan weet ik dat er eenvangnet is voor mij. Prima. Maar dan magdaar ook iets tegenover staan. Een halftijdsetegenprestatie aan de maatschappij,bijvoorbeeld in door de overheiderkende projecten. Halftijds, want deandere helft van de tijd kan de werklozezich bij- of omscholen en solliciteren. Datsysteem heeft niets dan voordelen: mensenzullen zich niet langer nestelen in dewerkloosheid, hun gevoel van zelfwaardezal erbij winnen en de maatschappij vaarter ook wel bij. Ook dat is solidariteit.Ik ben niet naïef. Ik weet dat het nog enkeledecennia en vele algemene stakingenzal duren voor dit beleid – gestoeldop ware solidariteit zonder taboes – ingevoerdwordt. Daarom zou ik, als ministervan Sociale Zaken, in afwachting vanfundamentele hervormingen en louterten voorlopigen titel, enkele technischemaatregelen nemen.Ten eerste, bevries de honorariamassavan de artsen. Indexaanpassingen kunnennog, maar voor de rest 0% groei.Geen ruimte voor nieuwe initiatieven?Toch wel, als eerst achterhaalde initiatievenafgeschaft worden. En de ongelijkheidin honoraria dan? Laat de artsen datonder elkaar oplossen, zonder bemoeienissenvan buitenaf. Een herijking metgeven en nemen.Ten tweede, bevries de beheers- en administratiekostenvan de sociale zekerheid,ziekteverzekering en ziekenfondsen: ookdaar kan gezocht worden naar administratievevereenvoudiging en kostenbesparing.Ten derde, vermijd belangenvermenging.Concreet: het is niet goed dat de ziekenfondsendrie rollen op zich nemen:beheerder van de verplichte ziekteverzekering,private ziekteverzekeraar énzorgverstrekker. In het bedrijfsleven zoudat nooit kunnen. Nergens. En volkomenterecht.Ten vierde, financier de gezondheidszorgmaximaal via zorgprogramma’s in plaatsvan via geïsoleerde programma’s. Als ikmorgen kanker krijgt, dan komt er heelwat op mij af: bloedonderzoeken, medischebeeldvorming, bestralingen, chemotherapieën,hospitalisaties, vervoernaar ziekenhuizen, thuisverpleging, deaanschaf van hulpmiddelen, medicatieenzovoort. En al die onderdelen van debehandeling worden geleverd door verschillendespelers, die uiteraard allemaalhun best doen om hun eigen aandeel temaximaliseren: hoe meer prestaties hoehoger het inkomen, hoe hoger de kostvoor de gemeenschap (niets menselijks ishun vreemd). Dat systeem moet stoppen.Ken aan elke kankerpatiënt één budgettoe en laat deskundigen in overleg metde patiënt uitmaken hoe dat budget hetbest besteed kan worden. Begrijp me nietverkeerd: ik wil niet dat artsen minderverdienen. Integendeel zelfs. Ik wil dat zemeer dan voldoende verdienen, zodat zezich volledig kunnen concentreren op dekwaliteit van de zorg voor elke individuelepatiënt, los van de prestaties die zijpersoonlijk leveren. Het klinkt raar, maarons huidige financieringssysteem laat datniet toe.Als we iets kunnen leren uit de bankencrisisvan vandaag is het dit: laat ons tijdigen ernstig omgaan met de signalendie we krijgen. Het minimaliseren ervanof nog erger, ze negeren, zal onvermijdelijkleiden tot de implosie van heel het systeem.Wie zich vandaag nog langer wenteltin de dagjespolitiek van verworvenrechten en belangenpositie zal daar lateronvermijdelijk op worden aangesproken.We zijn het aan onze kinderen, aan zorgvragenden,aan kansarmen verplicht eenbeveiligend stelsel van sociale zekerheidover te dragen dat hun toekomst veiligstelt.Het is misdadig het systeem zoalswe het gekregen hebben verder te latenleeglopen en dan als een lege doos doorte geven.Nogmaals, ik ben niet naïef. Ik weet heelgoed wat er de komende weken en maandenzal gebeuren. Een beetje snoeienhier, een beetje besparen daar en fundamenteelverandert er niks. Elke belangengroepis bang, duikt in de verdedigingen streeft naar een status quo. Niemandheeft de moed om te zeggen dat het feestuit is.En toch. Als ik informele gesprekkenheb met politici, met collega’s van ziekenfondsen,met artsen, met ziekenhuisdirecteurs...zijn de meesten het tenpersoonlijken titel eens met de diagnose.Iedereen is het eens over de fundamentelekeuzes. Is het dan echt onmogelijk omsamen aan tafel te zitten en te kijken hoewe best van punt A naar punt B raken?Ooit zal het toch moeten gebeuren. Overdrie jaar, over tien jaar, over twintig jaar.Niemand die eraan twijfelt.De diagnose is gesteld: tijd om te handelen.Guido Van OevelenVoorzitter <strong>Zorgnet</strong> <strong>Vlaanderen</strong>29 | oktober 2011


Sharon Arickx, logopediste Onze-Lieve-Vrouwziekenhuis Aalst“Logopedist is een heel dankbaar beroep”“Als jonge tiener stonden mijn gedachtenlange tijd op een carrière in de marketing.Ik denk dat ik een jaar of zestien was toenik begon na te denken over een toekomstin de sociale sector of de medische wereld.Een ommezwaai waarvan ik geenspijt heb.Nadat ik ben afgestudeerd als logopediste,zeven jaar geleden, ben ik onmiddellijkeen privépraktijk gestart. Sinds driejaar werk ik ook hier in het ziekenhuis. Ikheb die keuze gemaakt voor het individuelesociale contact, maar zeker ook voorde medische ervaring.In het ziekenhuis kom ik meestal in contactmet patiënten met een neurologischeaandoening. Ik help bijvoorbeeld mensenrevalideren na een beroerte, wat ikerg interessant vind. Ook het behandelenmomentopnamevan stemstoornissen spreekt me erg aan,net als de grote variatie in de doelgroepwaarmee ik werk, van kinderen tot ouderen.Mijn patiënten hier zijn meestal mensenmet hersentromboses of -letsels opgelopenna trauma’s of tumoren, met een taligeuitval, spraak- of slikstoornissen totgevolg. Daarnaast heb ik stempatiëntendie via de afdeling neus, keel en oor bijmij belanden. Dat zijn mensen met stemproblemen,stembandknobbels of -verlammingen.Hen geef ik stemtherapie.Het behandelen van neurologische problemenis een specialiteit. Dat kon ikniet toen ik afstudeerde. Ik heb daar eendriejarig postgraduaat ‘neurologischetaal- en spraakstoornissen’ voor gevolgdaan de Arteveldehogeschool. Ook datheb ik gedaan uit interesse voor het medische.Het werk dat ik hier doe, verschilt enormmet wat ik doe in mijn privépraktijk. Hierkrijg ik te maken met acute settings enwerk ik meer op diagnostiek. In mijn eigenpraktijk gaat het vaker om langdurige,ambulante revalidaties. Daar komenook meer leer-, taal-, en articulatiestoornissenaan bod dan in het ziekenhuis,waar ik meer op het neurologische focus.Wat mijn privépraktijk en het ziekenhuiswel gemeen hebben, is dat dit een dankbaarberoep is. Uiteindelijk help ik mensenbij hun communicatie- of, in het gevalvan slikpatiënten, hun eetproblemen.Telkens wanneer zij vooruitgang boeken,zijn ze tevreden. In mijn privépraktijkkrijg ik ook veel liefde terug van de kinderendie ik behandel.Logopedie vraagt motivatie en geduld,niet in het minst van de patiënt. Revaliderenvergt vaak tijd. Maar ook al duurthet een jaar voordat iemand opnieuw voldoendefunctioneert, elke vooruitgangmotiveert. Het is opbouwen, voor mezelfen voor de patiënt.Waar ik heel enthousiast over ben, is eenbijzonder project dat ik samen met mijncollega Lode Van Brussel en de dienstneurochirurgie heb opgestart in het ziekenhuis.Het project heet ‘De wakkereneurochirurgie’. Dat betekent dat we patiëntentijdens operaties waarbij tumorenworden verwijderd, wakker maken om detaalfuncties te testen.Terwijl de chirurg bepaalde zones rondde tumor even ‘stillegt’ (een viertal seconden),testen wij de patiënt met taligetesten. Zien we een uitval – een arrest vande spraak – dan kunnen we concluderendat rond die tumor een taalgevoeligezone zit. Op die manier kan de chirurgbeter kiezen welke zones hij verwijderten welke niet, met een betere levenskwaliteitvoor de patiënt tot gevolg. Voor deneurochirugie is dat een grote uitdaging.Ik ben heel tevreden dat ik de kans krijgom daaraan mee te werken.”zorgwijzer | 30


<strong>Zorgnet</strong> <strong>Vlaanderen</strong> is een toonaangevendewerkgeversorganisatie die initiatieven verenigtuit de social profit. Wij zijn op zoek naar (m/v):Stafmedewerker ingenieur• Je werkdomein: zorgstrategischeplanning, architectuur, milieu,veiligheid in de zorgvoorzieningen,zowel op micro- als op beleidsniveau.• Je verleent advies aan de ledenvoorzieningen.• Je hebt bijzondere interesse voorinnovatieve architectuur, duurzaamheid,technologie, ICT en ruimtelijkeordening in de zorg.• Je bouwt expertkennis op m.b.t. deregelgeving op het vlak van milieuen veiligheid in zorgvoorzieningen.• Je bent bij voorkeur burgerlijkingenieur, industrieel ingenieur,ingenieur-architect of handelsingenieur.Ervaring met (ver)bouwprojectenin de zorgsector énsamenwerkingen met VIPA zijn pluspunten.Stafmedewerker zorg en zorgorganisatie• Je werkt aan de inhoudelijke en strategischeontwikkeling vannieuwe zorgconcepten en nieuwemodellen van zorgorganisatie voor dedrie sectoren: algemene zieken huizen,geestelijke gezondheidszorg en ouderenzorg.• Je begeleidt de leden-voorzieningenin het operationaliseren van nieuwevormen van zorgorganisatie enfunctiedifferentiatie.• Je volgt de ontwikkelingen op hetvlak van opleidingen (zorgberoepen)en de aansluiting van onderwijs enarbeidsmarkt.• Je legt contacten met de ledenvoorzieningen,de beroeps verenigingenen de overheid.• Je hebt een verpleegkundigeopleiding (masterniveau).• Je hebt bij voorkeur een aantaljaren relevante ervaring in eenstaf- of een leidinggevende functie.Beide functies zijn voltijds met een contract van onbepaalde duur. Aantrekkelijksalaris met extralegale voordelen. Uitgebreid profiel en functiebeschrijvingop www.zorgnetvlaanderen.beInteresse?Mail dan vóór <strong>23</strong> november 2011 je CV en motivatiebrief naar Lieve Dhaene,ld@zorgnetvlaanderen.be. We garanderen een vertrouwelijke behandeling vanje kandidatuur.Meer weten?Voor meer informatie over de jobinhoud kan je contact opnemen met Peter Degadt,gedelegeerd bestuurder: pdg@zorgnetvlaanderen.be, tel. 02/507 01 55.


<strong>Zorgnet</strong> <strong>Vlaanderen</strong> vzwGuimardstraat 1, 1040 BrusselT. 02 511 80 08 | F. 02 513 52 69post@zorgnetvlaanderen.bewww.zorgnetvlaanderen.be

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!