12.07.2015 Views

Natuur.nieuws - Zoogdierwinkel

Natuur.nieuws - Zoogdierwinkel

Natuur.nieuws - Zoogdierwinkel

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

voorwaarden wordt voldaan dan zijn konijnen vaakaanwezig, maar dit geldt ook voor de buitengebieden.De nabije aanwezigheid van korte vegetatielijkt hierbij cruciaal. Stadsparken. kerkhoven,voetbalvelden. groentewincomplexen, paardenweides,braakliggende (bouw)terreinen en wegbermen(taluds) voldoen hier vaak aan .Waar korte vegetatieontbreekt, ontbreekt ook het konijn. R.egelmatigwerd gemeld dat de aantallen in 2005, en soms alin 2004, voor het eerst in lange tijd weer leken tezijn toegenomen.Ook in steden blijken konijnen last 'te hebbenvan myxomatose, evenals waarschijnlijk van hetR.HD-virus. Zo trad in 2005 massale konijnensterfteop door myxomatose in bijvoorbeeld Maastricht enAmsterdam. De geruchten over grote aantallen enplagen blijken veelal betrekking te hebben op kleineF;guur 2: Verspreidingsbeeld konijnjaren '80. Bron: Landelijke zoogdierdatabank4). Circa 160 van de 609 km-hokken zijn gerichtonderzocht. waarbiî 464 konijnen werden geteld. Erzijn vooral veel losse waarnemingen en anecdocesdoorgegeven waardoor de resultaten het bestebeschrijvend kunnen worden weergegeven. Hetmerendeel van de mensen ziet de aanwezigheidvan konijnen als een meerwaarde voor zijn of haarnatuurbeleving. Een beperkt aantal mensen ziet lievergeen konijnen. zeker niet in de eigen tuin .Er is geteld in drie perioden: april-mei. juni-julien augustus-september. In juni-juli werden drietOt vier keer zoveel konijnen geteld als in beideandere perioden. Ten opzichte van april-mei kan ditverklaard worden door aanwas van jonge konijnen.De relatief lage aantallen in augustus-septemberzouden erop wijzen dat eind juli-begin augustus veeldieren doodgaan. Deze hoge sterfte zou een zeerbeperkende factor kunnen zijn voor het herstel vanhet konijn. Versterking van dit beeld door aanvullendetellingen in 2006 is daarom wenselijk.De tellingen in 2005 waarbij biotoopkenmerkenzijn doorgegeven laten zÎen dat konijnen vaakvoorkomen op zandgrond met bos. heg of houtwalwaar zij hun holen kunnen maken en nabij doorde mens kort gehouden vegetatie waar zij kunnengrazen. Als in de stedelijke omgeving aan dezeaantallen. Meer dan 30 konijnen op een plek wordenzelden gemeld maar omwonenden beschouwendit als extreem veel. Twee konijnen die in een tuinof op een kerkhof de chrysanten opeten worden albestempeld als een "plaag".ConclusiesKonijnen komen wijdverspreid voor in heelNederland, zowel in natuurgebieden (duinen,Veluwe) als daarbuiten (bij v randstedelijk gebied).Meer dan 30 dieren per locatie worden zelden'+' ·,:F}H·l+ ~fTFT+-':;: RI . ~ ~ I !~ ti: . ~~T~/ t~f:j4ti' /?-f*" ', r#t ' ~ -f" r , I. "• l.,ttI .,.. '1. +l~, .• ' :--.. 1. .--.., 1;' -... , '+~ . !Irl~:1\.'+ .. ~,~~Figuur3: VerspreidingsbeeJd 1990~2005Bron: Landelijke zoogdierdatabank4 2005- 16(4) Zoogdier


Figuur 4: Locaties met doorgegeven waarnemingenin 2005gevonden. Het huidig voorkomen wordt vooralbepaald door de combinatie van zandgrond, dekking(bomen, struiken en/of struweel waarbinnende holen zich bevinden) en aanwezigheid van kortegrazige vegetaties. Dit biotoop is o.a. in ruime matevoorhanden in het stedelijke landschap. Ook in destedelijke omgeving worden ten opzichte van lO­IS jaar geleden relatief weinig konijnen gezien entreden virusinfecties op. Konijnen en hun graaf- engraasactiviteiten worden in de stedelijke omgevingvaak aangemerkt als 'schadelijk' terwijl in natuurgebiedendit juist als 'wenselijk' wordt bestempeld.Daardoor zijn kleine aantallen konijn in natuurgebieden'zorgwekkend' terwijl twee konijnen ineen sradstuin al een 'plaag' kunnen vormen. Aan deandere kant genieten veel mensen ook van het zienvan konijnen.Voortzetting konijnenonderzoek in2006Voor een goed verspreidingsbeeld is het heelbelangrijk dat mensen hun waarnemingen, in combinatiemet terreingegevens. blijven doorgeven.Daarom gaat ZoogdierverenigingVZZ in 2006 doormet het stimuleren van het doorgeven van waarnemingen.De waarnemingen kunnen per e-mail wordendoorgegeven waarneming@vzz.nl • het liefstvia het waarnemingsformulier dat via het genoemdee-mail adres is op te vragen of is te downloaden viade website www.vzz.nl. De reeds bestaande gegevenszullen worden gebruikt om de (nieuwe) statusvoor de Rode Lijst van Zoogdieren te bepalen .Daarnaast gaat ZoogdierverenigingVZZ bij eenaantal konijnenpopulaties, zowel in als buiten hetstedelijk gebied, meten hoe het met de besmettingsgraaddoor virussen staat. Doel is om eenbeter inzicht te krijgen in de mate van bedreigingenvoor het konijn in zijn voortbestaan en de noodzaakom specifieke beheersmaatregelen te treffen.Dit onderzoek wordt mede mogelijk gemaakt doorhet Prins Bernhard Cultuurfonds, het KN Fonds, hetJacob van Zijverden Fonds en het Barbara EvelineKeuning Fonds.Bovendien zal in samenwerking met StadsdeelNoord van Gemeente Amsterdam gekeken wordennaar hoe bij de uit:voering van de grootschaligeprojecten rekening gehouden kan worden met deaanwezigheid van het konijn en waar kansen liggenter behoud van het konijn zodat bewoners vanAmsterdam-Noord kunnen blijven genieten vankonijnen.Verder lezen?• Breukelen, L. van, 1998. Konijneni:ellingen in deduinen. <strong>Natuur</strong>onderzoek. 8 (2): 8-10.• Drees, M .. 1998. Hazen en konijnen in Noord­Holland. [,andschap Noord-Holland: 80-81.• Drees. M. & Y. van MaMen, 2005. Hoe gaat hetmet het kOl ijn? SQVQN Nieuws 18( I): 12.• Offf, H. en S.F. Boersma (1998). Lange termijnveranderingen in de konijnenstand van Nedel'!andseduingebieden. Oorzaken en gevo lgen vaal' de ve ~r~l. l­tie. Rapport Landbouvv'universiteit Wageningen.Richard WitteZoogdiervereniging VZZRWitte@vzz.nlZoogdier2005- 16(4)5


D· git ale ~onijnen in hetvoortgezet onderwijsRené WestraOnlangs is een lessenserie voor middelbare scholieren ontwikkeld waarin je de dynamiekvan een populatie konijnen kunt volgen. In perioden van overvloed, voedselschaarste, inaanwezigheid van roofdieren of ten tijde van epidemieën en daarna. Computermodellenbrengen de ontwikkelingen in beeld.Kennis van kon ijnen speek in het hedendaagseonderwijs nauwelijks een rol. Waar vroeger, vooralin de onderbouw van het voortgezet onderwijs, eengedegen kennis van inheemse diersoorten (bouw,gedrag, tandformule) werd aangeleerd, is dit al eenflink aantal jaren nauwelijks meer het geval. Ook inde nu geldende 'eindtermen' voor de basisschoolzul je tevergeefs zoeken naar specifieke informatieover konijnen.Toch betreft het hier een dier dat bij veel leerlingenredelijk goed bekend is uit de natuur en datbovendien in zeer grote aantallen als huisdier wordtgehouden. In het jaar waarin het konijn aandachtssoortvan de VLZ is, is het daarom zinvol om stil testaan bij een positieve uitzondering.Het konijn is een bekende verschijning in het Nederlandse landschap.Foto:Trudy HogetoornDe lessenserie (module) 'Populaties in beweging'heb ik. samen met mijn collega Elwin Savelsbergh,recent ontwikkeld bij het Centrum voor Didactiekvan Wiskunde en <strong>Natuur</strong>wetenschappenvanUniversiteitdeUtrecht.Deze lessenserie begintals volgt:"Het konijn is eenbekende verschijning in hetNederlandselandschap.De laatste jaren neemthet aantal konijnen echtersterk of Waardoor wordt deomvang van de konijnen populatiebepaald? Hoe staatde konijnenpopulatie inverband met andere soorten?Welke invloed hebbenvoedselaanbod en ziektes?Om de ontwikkeling van dekonijnenstand te kunnenvoorspellen worden verschillendecomputermodellen inPowersim ontwikkeld."6 2005-16(4) Zoogdier


De doelgroep voor deze lessenserie bestaat ineerste instantie uit leerlingen met het vak biologiein de bovenbouw van het vwo. Maar ook anderebelangstellenden kunnen natuurlijk het materiaalraadplegen.De keuze is op het konijn gevallen, omdat erveel over dit dier bekend is, ook in kwantitatiefopzicht: dichtheid, aantalsontwikkeling, geboorteensterftecijfer. Bovendien blijkt het dier veel leerlingenerg aan te spreken. Daarmee lijkt het konijngeschikt om de dynamiek in populaties, die in hetexamenprogramma biologie voor havo en vwo eenbelangrijke plaats inneemt, aan de leerlingen uit teleggen.De spreekwoordelijk snelle voortplanting zouzonder remmende factoren leiden tOt exponentielegroei van de populatie (toename volgens eenmeetkundige reeks). Anders dan in het beroemdeboek Waterschapsheuvel van Richard Adams wordtde remming niet 'van bovenaf gestuurd', maar doorvoedselgebrek, ziektes en roofdieren: de bekended ich th ei dsafhan ke lijkeregulatie.Wat zou de populatiegroeibij het konijnkunnen indammen? Eentheorie uit de literatuur...ren en hij had vele vrouwen. Hij had zoveel vrouwen dotze nÎet te tellen waren, en de vrouwen hadden zoveeljongen dat zelfs Frith ze niet kon tellen. Na een tijdjebegon het gras dun te worden en de konijnen zwiervenoveral heen, zich ondertussen vermenigvuldigend enetend. Toen zei Frith tegen EI-ahrairah: "Prins Konijn,als je je volk niet in bedwang kunt houden, zal ik eenmanier vinden om ze in bedwang te houden." Maar EIahrairahwilde niet luisteren.""Frith zou E)-ahra;rah meteen hebben kunnendoden, maar hij wilde hem in de wereld houden. [....] Hijmaakte bekend dat hij een grote vergadering zou houdenen dat hij op die vergadering elk zoogdier en elkevogel een geschenk zou geven om ieder van de anderente doen verschillen. [. ..] En zo kwamen op hun beurt devos, de hermelijn en de wezel. En Frith schonk elk vanhen de slimheid en de felheid en de begeerte om tejagen en te doden en de /


scmt:Cl) 5000:§.t:0..z: 450040003000c~ 120IJ)o:>90600 50 100 150 200tijdo50 100 150 200tijdFiguur I: De ontwikkeling van een populatie konijnen beïnvloedt die van een populatievossen. De aantalsontwikkeling in beide populaties ;s hier gedurende een periode van 200 jaart e volgen.g = geboortecijfer konijn, s = kans dat konijn wordt opgegeten door vos, c = de 'omzettingssnelheid van konijnenin jonge vosjes', m = sterftecijfer vos. De pijlen geven aan, dat er aan de populaties van konijnen en vossen individuen'van buitenaf' worden toegevoegd door geboorte en een aantal wordt onurokken door sterfte. Waar dienieuwe dieren en dode dieren vandaan komen of naartoe gaan, blijft in het model buiten beschouwing (vandaarde 'wolkjes' aan de uiteinden). Het golvende patroon is een Lotka-Volterra-patroon.De leerlingen ontdekken met de door hen zelfgebouwde computermodellen, dat voedselgebrekleidt tot een bepaalde draagkracht voor konijnen ineen gebied (logistische of geremde groei). Dat betekentdus dat het aantal zich ontwikkelt naar eenconstant niveau. Predatoren (zoals vos of hermelijn)en ziektes (zoals myxomatose of VHS) leiden daarentegenvaak tot een schommelend patroon in deaantalsonr.wikkeling van konijnen.In het lesmateriaal zijn allerlei koppelingenmet de concrete situatie in het veld aanwezig. Aande orde komen bijvoorbeeld telmethodes om dedichtheid aan konijnen in een bepaald duingebiedte bepalen, maar ook de variabiliteit van de draagkracht.Zie het volgende fragment"In het model met logistische groei zie je dat de dichtheidaltijd gelijk wordt aan de draagkracht Je zou dusverwachten dat een populatie die door een epidemiegededmeerd wordt, na verloop van tijd weer op hetoude niveau terugkeert. Zo'n situatie deed zich voortoen in 1991 onder de konijnen een VHS-epidemieuitbrak. De dichtheid liep sterk terug en is sindsdiennauwelijks gestegen, hoewel de ziekte momenteel grotendeelsis uitgewoed.De oorzaak voor deze blijvende afname blijkt teliggen in de vegetatie die in de tussentijd van samenstellingveranderd is. De draagkracht wordt voornamelijkbepaald door de vegetatie, het voedsel voor konijnen.De ontwikkeling van de vegetatie hangt natuur/ijk afvanabiotische faaoren als lichtintensiteit, temperatuur en82005-16(4) Zoogdier


J:Q).S't: 300.000 •~(ij1: 200.000 ..(ti(tir100.000 -o. .2 4 6 8 10tijdFiguur 2: Een populatie konijnen groeit hier toe naar haar maximum, op het draagkrachtniveau,door dichtheidsafhankelijke regulatie (355.200 op 4800 ha = 74 konijnen/ha).g = geboortecijfer konijn, s = minimale sterftecijfer konijn (door ouderdom). s_real = werkelijke sterftecijfer(afhankelijk van de dichtheid).zoutgehalte van de bodem. moor ook van de konijnendichtheid.Bij een lage dichtheid verandert. de opbouwvan de vegetatie. Als het aantol l


Boommarter in Vlaanderen?Koen Van Den BergeHet voorkomen van boommarters În Vlaanderen bleef lange tijd met twijfel omgeven:enerzijds omdat (tastbare bewijzen' ontbraken, anderzijds omdat het onderscheid metde steenmarter hoe dan ook voor verwisseling kan zorgen. Met de oprichting van het(Marternetwerk', een netwerk van vrijwilligers als instrument van het Instituut voor Bosbouwen Wildbeheer (IBW) om verkeersslachtoffers onder de marterachtigen in te zamelen,konden vanaf eind jaren '90 ook de eerste - dode - Vlaamse boommarters wordeningezameld en onderzochtMet de vondst van verkeersslachtoffers was hetvoorkomen van de boommarter Martes martes inVlaanderen met absolute zekerheid aangetoond,de soort bleek hoe dan ook als uiterst zeldzaamte moeten worden beschouwd. Zo waren er bijhet afsluiten van de gegevens voor de Vlaamsezoogdierenatlas welgeteld (amper!) 7 ingezameldeboommarters bekend (periode 1997.2003) - endit tegenover bijv. 1242 opgeraapte bunzingen, 352steenmarters en 157 dassen ... Ook het handvol alsvoldoende betrouwbaar beoordeelde zichtwaarnemingenvan levende dieren kon aan deze conclusieniks veranderen.Status in VlaanderenEen pertinente vraag die daarbij rees, betrof de'statuS' van de soort in Vlaanderen: gaat het omronddolende dieren, dan wel om een of enkeleverspreid aanwezige, ijle populatie(s)? Omdat hetglobale beeld van de boommarteraanwezigheid inzuidelijk Nederland zeer analoog bleek te zijn, laghet voor de hand daartoe Vlaanderen en zuidelijkNederland als één studiegebied te beschouwen.Zowel ten noorden (Veluwe, Utrechtse Heuvelrug)als ten zuiden (Ardennen) van deze regio bevindenzich vitale boommarterpopulaties - daarvan evenwelgescheiden door grote rivieren. In welke mateer vanuit deze gebieden uitwisseling optreedt metdieren in het tussenliggende gebied, blijft voorlopigondUidelijk. Populatiegenetisch onderzoek moethier opheldering brengen.In elk geval kon al in de Vlaamse zoogdierenatlasde bevestiging gegeven worden van minstens éénlocatie in Vlaanderen waar ook voortplanting vanboommarters plaatsvond. In het noorden van deprovincie Oost-Vlaanderen werd immers op 7 juli2000 een eerstejaarsmannetje als verkeersslachtofferingezameld, in een periode dat jonge dieren noglang niet het ouderlijk territorium hebben verlaten.Inmiddels werd in datzelfde gebied nog minstenstweemaal voortplanting waargenomen. Op 5 juni2004 werd een zogend wijfje als verkeersslachtoffergevonden, op hetzelfde wegtraject waar het jongemannetje eerder sneuvelde. De opwinding ronddeze opmerkelijke vondst maakte al gauw plaatsvoor een onbehaaglijk gevoel: wat was er van dejongen geworden? De plaatselijke conservator wastwee dagen later echter toevallig getuige van twee(of drie?) lustig spelende, en reeds behoorlijk groteboommarterjongen in de bomen nabij de vindplaats.Hij slaagde er zelfs in ze te filmen. Een tiental dagenlater werden door het IBW op liggende boomstammennog meerdere verse marterdrollen gevonden.Een jaar later, op I juni 2005, konden door hetIBW opnieuw boommarters worden waargenomenin heczelfde bos: een volwassen wijfje dat samenmet twee grote jongen in een eik omhoog vluchtte.Deze drie dieren konden langdurig in de boomkruingeobserveerd worden.Standaardbeeld boommarterbiotoopMet deze drie waarnemingen wordt aldus een periodevan minstens vijf jaar overbrugd waarÎn in eenzelfdebosgebied voortplanting van boommartersplaatsvindt. Opmerkelijk is dat het gebied nauwelijksof niet beantwoordt aan het 'standaardbeeld'102005-16(4) Zoogdier


Boommarter in gevarieerd landschap.Foto: Rollin Verlindevan een boommarterbiotoop. Het bestaat immersuit een complex van hoofdzakelijk vochtig bos metrelatief weinig grote bomen, en veel ruimtelijkeafwisselîng van beboste percelen en meer openstukken met akkers en grasland. Met wat goede wilkan zowat 100 hectare bos worden bijeen gesprokkeldbinnen een ruimtelijk geheel van iets meer dan300 hectare dat door bredere waterwegen of openlandschap is begrensd.Een dergelijk gebied zou, volgens bevindingenvan lopend radiotelemetrisch onderzoek (Duitsland,Frankrijk), net genoeg plaats bieden aan één territorium.Het is dus dUidelijk dat voor de instandhoudingvan een minimale populatiestructuur, uitwisselingdient plaats te vinden over een veel ruimere,landschappelijke dimensie. Een blik op de kaart leertmeteen dat de bosstrucwur in die regio uitermatesterk versnipperd is. Boommarters moeten heelwellicht een stuk makkelijker in staat zijn niet,bosgebiedte overbruggen dan vroeger algemeen werdaangenomen. Daarbij blijkt, enerzijds, menselijke'aanwezigheid' in het landschap geen onoverkomelijkprobleem te scheppen, en vormen, anderzijds,houtige landschapselementen (kleine bosjes, houtkanten,hagen) ongetwijfeld wel heel belangrijkesteunpunten. Dit laatste werd bijv, recentelijk bevestigddoor radiotelemetrisch onderzoek in Noord­Oost-Frankrijk (med. Mergey, 2005). Voor diezelfderegio was ons eerder reeds bekend, dat boommartersmeerdere kilometers ver doordringen enaanwezig blijven in de zeer weidse Champagnestreek,waar houtige landschapselementen behoorlijk spaarzaamvoorkomen. Een essentieel verschil met desituatie in Vlaanderen (en zuidelijk Nederland) is hiertoch wel het feit dat de Champagnestreek zonderenige barrière aansluit op het immense Argonne-bos,waar de boommarter in zeer viraal populatieverbandleeft. Het is en blijft dus voorlopig maar de vraag hoeeen soort zich kan blijven handhaven in een 'marginaal'biotoop, zonder de onmiddellijke nabijheid vaneen voldoende groot optimaal biotoopgebied dal als'duurzame bron' fungeert. Tenzij we ons beeld vanhet klassieke boommarterbiotoop enigszins bijstellen.Er lijkt dus nog hoop gewettigd te zijn voor de boommarterin Vlaanderen.Verder lezen?• Mel'gey. tvl .. 200S. Etude de I'impact de la fl'agmentation du paysage sur les populations des martre5(Martes martes L.).Voordracht Colloque francophonede Mammalogie. SFEPM, Rambouillet okL 2005.• Van Den Berge, K., Bt·oekhulzen. S. & Müskens,G.j.D.M .. 2000. Voorkomen van de ooomrnartel" i' J'artesm3rtes in Vlaanderen en het zuiden van Nederland.Lutra 43 (2): 125-136.• Van Den Bel·ge. !


Betrokl{.en bij zeezoogdierenBob VandendriescheJohn Van Gompel (53 jr), veearts uit Blankenberge, was in de jaren'80 en '90 ondervoorzÎtter van de vzw <strong>Natuur</strong>reservaten (nu<strong>Natuur</strong>punt), zetelde twaalf jaar in de Vlaamse Hoge Raad voor het<strong>Natuur</strong>behoud en trok zich În de jaren '60 als een van de eerstenhet lot van de zeezoogdieren aan voor de - toen nog Belgische, nuVlaamse - kust. In zijn vrije tijd is hij conservator van het internationaalbelangrijke weidevogelgebied de Uitkerkse Polder in West­Vlaanderen. Een interview.John, van waar komt je betrokkenheidmet zeezoogdieren?Als Jeugdbonder richtte ik in de jaren '60 mee destrandwerkgroep op. We organiseerden ondermeer de jaarlijkse tellingen van stookolieslachtoffersop het strand. We hadden als Jeugdbondereen brede interesse en we waren natuurfijk nietblind voor de zeezoogdieren die op het strandaanspoelden. Het was pas veel later, eind jaren 70,dat in de Jeugdbond de gespecialiseerde werkgroepenontstonden. We hielden al van begin afaan een nauwkeurig overzicht van de strandingenbij. Die lijst van waarnemingen groeide uit toteen database, die tot in de jaren '90 door vrijwilligerswerd beheerd. In al die jaren is het aantalactieve vrijwilligers enorm gestegen, maar vonder tegelijk ook professionalisering plaats. Dikwijlsbeseft de jonge generatie niet meer wat vooreen moeizame weg er in al die jaren is afgelegdin de wereld van het natuurbehoud. Nadat ik alsveearts afstudeerde, vestigde ik mij aan de kusten bleef ik betrokken bij het natuurbehoud, ondermeer via de kustwerkgroep van <strong>Natuur</strong>reservatenen als conservator van een natuurreservaat. Zowerd ik steeds gecontacteerd wanneer een jongeof verzwakte zeehond of een ander zeezoogdieraanspoelde. Mijn grootste bekommernis is echteraltijd geweest dat de resultaten van allerlei faunaonderzoekvertaald werden in een beter beleid eneen beter beheer van gebieden.Hoe was één en ander georganiseerd inBelgië wat betreft de zeehonden?Dat is een lang verhaal. Misschien eerst even zeggendat we langs de Vlaamse kust in historische tijdenzeehondenko!onies kenden in de Zwinbaai en dater zelfs tot În de jaren '50 een kleine kolonie zeehondenleefde aan de Ijzermonding. De zeehondenpopulatiein de Westersche!de hield het uit tot in dejaren '60 maar verdween volledig door jacht, milieuvervuilingen verstoring. Marcel Verbruggen maaktetoen ooit nog foto's van die zeehondenjacht. Vanafhet einde van de jaren '60 vonden we hier alleennog aangespoelde zeehonden. Dikwijls jonge of verzwaktedieren uit Zeeland of Engeland. Dergelijkedieren kwamen toen soms in viswinkels terecht ofbij vissers thuis, waar ze dan, levend, als huisdierte kijk gezet werden! Enkele kwamen ook in deZoo van Antwerpen terecht. Vanaf 1980 ontstonder een samenwerking met het opvangcentrum vanPieterburen waarnaar de aangespoelde dieren pervliegtuig werden overgebracht. In 1997 opende inBlankenberge het Sea-life-centre zijn deuren. Ditopvangcentrum kreeg van de afdeling <strong>Natuur</strong> vanhet ministerie van de Vlaamse Gemeenschap deopdracht alle gestrande zeehonden op te halen, teverzorgen en nadien - zonder uitzondering - allemaalvrij te laten langs de Westerschelde, ter ondersteuningvan het daar opgestarte herintroductieproject.Zelf ben ik als dierenarts verbonden aanhet centrum. Ik stel de diagnose en schrijf de juiste122005-16(4) Zoogdier


verzorging voor. Intussen zorgt het Sea-Life-cencreook voor de opvang van zeehonden uit Noord­Frankrijk. Het project mag zeker geslaagd genoemdworden: jaarlijks worden in Sea-Life gemiddeld eentwintigtal gewone en ruim een dozijn grijze zeehondenopgevangen. Daar komen nog nu en danwat dwaalgasten bij, zoals de ringelrob, zadel rob ofklapmuts. In Sea-life staat een professionele ploegklaar voor het transport, de opvang en verzorgingvan deze dieren. Daarbovenop komt natuurlijk noghet educatieve werk.Levert al dat werk ook iets Op?Goede vraag. Dikwijls werd er vroeger inderdaadgeknoeid. Dieren of vogels werden op eenverkeerde wijze verzorgd of te vroeg of te laatvrijgelaten. Tegenwoordig echter merk je een professionaliseringin de sector. Resultaten boeken wezeker: de heropleving van de zeehondenkolonie inde Westerschelde en recent ook in de baai van deSomme bewijzen dat. Toch is er ook minder goed<strong>nieuws</strong>: de laatste jaren zien we in toenemendemate tekenen van voedseltekort: veel te zwakkejongen bij de zeehonden, ondermaats broedsuccesin de sternenkolonies, en een stijgend aantal aangespoeldejonge bruinvissen. Dat het aantal bruinvissenin de zuidelijke Noordzee de afgelopen jarensteeg, is niet perse goed <strong>nieuws</strong>: de stijging is onnatuurlijkhoog, wat ons doet vermoeden dat dierenuit de noordelijke Noordzee naar hier zijn afgezaktomwille van verslechterde voedselomstandighedenin het noorden. Als populaties zeezoogdieren ver-Dat het aantal bruinvissen În de zuidelijkeNoordzee de afgelopen jaren steeg. is nietperse goed <strong>nieuws</strong>. Foto: KlaasKreuijerzwakken worden ze veel gevoeliger voor allerhandeinfectieziektes: in 1989 stierf niet minder dan 60%van de volledige Noordzee- en Oostzee populatievan de gewone zeehond door het morbillivirus.In 2005 was er aan de Engelse oostkust plaatselijkgrote sterfte ten gevolge van een herpesvirusinfectie.Aande Belgische kust blijft hervestiging vanzeehonden problematisch: een klein aantal dierenoverwintert er, maar voortplanting is zo goed alsonmogelijk door de veel te grote verstoring,Valt er ook op het gebied van zeezoogdiereniets te beleven?Ondanks de beperkte kustlijn (65 km) is er tochheel wat ce beleven met onder meer een opmerkelijkgroot aantal soorten dat aanspoelt. Voor grotewalvissen vormen de Vlaamse banken een echtefuik, waarin regelmatig potvissen en af en toe eenvinvis terecht komen. De nabijheid van het Nauwvan Calais levert weer regelmatig waarnemingenop van langs de kust trekkende bruinvissen en afen roe grienden. Bij de bruinvis valt de piek vanwaarnemingen bij ons in het voorjaar, terwijl dat inNederland juist in de wintermaanden is,Terug naar je vrije tijdDe Uitkerkse Polder is eigenlijk een relicdandschapuit de vroege middeleeuwen. Het bestaatuit komgronden met een zeer fijne perceleringen meer dan 20 kilometer sloten per km 2 , Hetgebied ontsnapte de afgelopen decennia op eenwonderbaarlijke manier aan de golf van ruilverkavelingen.De graslanden zijn vochtig en zilt, wateen heel specifieke plantengroei oplevert. Bomenen struiken ontbreken nagenoeg in het gebied, watnaar Vlaamse normen een extreem open landschapoplevert. De Uitkerkse Polder is al sinds mijn jeugdmijn favoriete studiegebied. In de jaren '60 kwamenhier nog zoveel velduilen overwinteren, dat het demoeite loonde hun braakballen te verzamelen ente pluizen. De resultaten daarvan publiceerden wein 'De Giervalk'. Het dieet van de velduilen bleekvooral uit veldmuizen te bestaan en, in vergelijkingmet andere uilen ook uit een groter aantal zangvogels.Van die overvloed aan veldmuizen profiterenook de torenvalken, bruine kiekendieven, wezels,hermelijnen die sinds het ontstaan en de uitbreidingZoogdier2005- 16(4) 13


van het natuurgebied in de polderduidelijk in aantal zijn toegenomen.Mogelijk heeft dietoename van predatoren ervoor gezorgd dat echte 'muizenjaren'met vanaf de nazomereen explosieve toenamevan veldmuizen, nu niet meervoorkomen. Hierdoor wordenook de vroegere 'irrupties' vanvelduilen nu niet meer waargenomen.AI bij al heeft hetgevoerde beheer een positieveimpact gehad op het voorkomenvan kleine marterachtigenen roofvogels. Ze worden nuniet meer bestreden of bejaagden het voedselaanbod is verzekerd.Ook de waterspitsmuishebben we hier af en toe waar-genomen. Het gevoerde beheer en de natuurontwikkelingswerkenin het nu al 350 ha grotereservaat zullen deze soort zeker ten goede komen.Voor de otter zal een hervestiging moeilijker zijn:de polder is als leefgebied wel weer geschikt maarde laatste exemplaren werden er in 1965 afgeschoten.Hermelijnen, wezels en bunzing zijn dan welweer vrij talrijk aanwezig, nieuwkomers zijn vos ensteenmarter, van die laatste werd recent een eersteexemplaar als verkeersslachtoffer gevonden.De hazen hebben enorm te lijden gehad vanBHS (Brown Hare Syndrome). maar lijken zich delaatste jaren hersteld te hebben. De konijnen doenhet goed in de droge, en slecht in de natte jaren.AI met al hebben ook de konijnen hier goed standgehouden.De komst van de vos is nog te recent om nual sluitende conclusies te trekken. maar wat we bijvoorbeelddit jaar voor het eerst zagen, was dat degrutto's meer in concentraties broedden, en dit opde natste stukken van het gebied deden, die veelalomringd zijn door grachten. Bij de kluten zagen wedat ze meer gingen broeden op de eilandjes die inhet broedseizoen permanent door water omringdzijn. Het beheer is afgestemd op weidevogels enhet wordt de vos nÎet gemakkelijk gemaakt: er isweinig of geen dekking en het gebied wordt zo natJohn Van Gompel op excursie ;n zijn Uitkerkse PolderFoto: Jean-Made Delbecquemogelijk gehouden. Dit beheer zorgt al jaren op rijvoor een stijgend aantal koppels bij alle soortenweidevogels.Hoe zie je de toekomst vanhet gebied evolueren?De Uitkerkse Polder is naar Vlaamse maatstavenvrij uitgestrekt (I SOO ha). De resultaten zijn nu alzeer hoopgevend met voor sommige soorten in15 jaar tijd een verdubbeling tOt vervijfvoudigingvan de aantallen broedparen. Ook als rustgebiedvoor doortrekkende watervogels en wintergasten(met onder meer tot 90% van de Europese populatievan de kleine rietgans) wint het gebied aanbelang. Diverse beschermingsmaatregelen waaronderde aanduiding als Europees Vogelrichtlijngebieden Habitatrichtlijngebied en de uitbreiding van hetnatuurreservaat zullen die evolutie ongetwijfeldbestendigen en ook planten en andere diergroepenals amfibieën en zoogdieren ten goede komen.Hét probleem is echter (zoals overal in Europa)de toenemende isolatie van onze natuurgebieden:meer en meer worden ze eilandjes temidden vaneen verstedelijkt, industrieel of intensief agrarischlandschap. En aan die ontwikkeling lijkt vooralsnoggeen einde te komen.Bob Vandendriessche14 2005-16(4) Zoogdier


ForumDe Oost vaardersplassen;waar moet het naar toe?Afgelopen winter stierven er van de 3 r 00 grotegrazers en edelherten in het natuurgebied DeOostvaardersplassen ruim 700 (34% van deHeckrunderen; 22% van de edelherten en 14% vande totale popuiacie Konikpaarden). De voornaamstereden was gebrek aan voedsel. Niet zozeer omdathet voedsel onbereikbaar was door enkele dagensneeuw begin maart, maar vooral omdat er langvóór die tijd al nauwelijks meer iees te eten was.De Oostvaardersplassen is een internationaalbeschermd natuurgebied van ruim 5500 hectare,waarvan 3500 hectare moeras, gelegen tussenLelystad en Almere in Zuidelijk Flevoland. Hetontstond in de jaren zeventig van de vorige eeuw.Jaarlijks komen er enkele tienduizenden -voornamelijkjonge- grauwe ganzen uit Oost-Polen om inhet moerasgedeelte te ruien. Ganzen eten tijdensde ruiperiode kort gras en omdat zij zo belangrijkzijn voor het openhouden van het moerasgebied,werd het kort houden van de vegetatie in het voorjaareen belangrijk uitgangspunt bij het beheer.Er zijn twee manieren om gras kort te houden:maaien of begrazen. Gekozen werd voor het laatste,aanvankelijk door het inscharen van vee door boeren.AIsnel kwam de vraag, hoe het systeem natuurlijkerte maken. In 1983 werden Heckrunderen eneen jaar later Konikpaarden uitgezet. Deze dierenhebben een hoge mate van zelfredzaamheid en zijnprima grazers. Om meer variatie in de verschillendelandschapstypen te creëren werden in 1992edelherten uitgezet. In 1995 werd de inscharing van'boerenvee' beëindigd.• Drie vlsies op het beheerDe Oostvaardersplassen: een uniek natuurgebied. Foto: Jan PaulidesOp 3 I januari 1996 werd het gebied overgedragendoor V'NS aan LNV Op die dag werd ookde nieuwe ontwikkelingsvisie gepresenteerd: 'DeOostvaardersplassen <strong>Natuur</strong>lijker'. Het was hetlaatste advies van de beheerscommissie aan deminister van Landbouw, <strong>Natuur</strong>beheer en Visserij.Ook de <strong>Natuur</strong>beschermingsraad en de Raad voorde Dierenaangelegenheden adviseerden over hetverder te voeren beheer van het gebied.De ontwikkelingsvisie ging uit van "n;etsdoen, tenzij .....". De <strong>Natuur</strong>beschermingsraadbepleitte nèg minder sturing; de Raad voor deDierenaangelegenheden was met name kritisch ophet gebied van het beheer van de grote grazers,waaronder het edelhert. De standpunten in dezediscussie, die aleenjaar of twintig loopt,zijn in grote lijnen hetzelfdegebleven.Tijdens een mondelingoverleg van devastekamercommissieLNV en Veerman,de minister vanLandbouw op 8 septemberis beslotenom een advies vanonafhankelijke buitenlandsedeskundigente vragen . Gestreefdwordt naar een adviesvóór het Kerstreces.Vooralsnog wordt hethuidige beleid voortgezet.Zoogdier 2005-16(4) 15


• ZomerhabitatVast staat, dat de Oostvaardersplassen voor vogelseen uniek gebied is. Het is ook uniek voor grotezoogdieren. Nergens ter wereld wordt op dezemanier gestreefd naar een evenwicht in fauna envegetatie door middel van het al dan niet aanwezigevoedsel. Het probleem is, dat deskundigen hebbenvastgesteld dat hier sprake is van een zomerhabitat:in de winter groeit het gras niet en er zijn geenalternatieven voorhanden zoals bosbessen, eikelsen hei. De discussie gaat nu in feite tussen dierenbeschermersen systeembeheerders. Op zichkan de eerstgenoemde categorie zich wel vindenin geboorte en sterfte als normaal onderdeel vannatuurlijke systemen. Maar in het geval van DeOostvaardersplassen, een onvolledig systeem (eenzomerhabitat zonder invloed van predateren énomrasterd), worden dieren gedwongen extreemin te teren op vet en spiermassa. Zozeer zelfs, datde ovulatie bij de vrouwelijke dieren vermindert ofstopt en in de nawinter een hoge sterfte optreedt.Voor het welzijn van de populatie accepteren dedierenbeschermers het doden van een aantal dierenvóórdat de winter invalt. Het klinkt paradoxaal, maardeze maatregel achten zij verre te verkiezen bovenbijvoeren. De systeembeheerders willen 'oernacuur'en derhalve zo min mogelijk ingrijpen. Zij vinden dewelzijnsdiscussie maar onzin, "de natuur is hard" ende beperkte oppervlakte en de andere argumentendoen niets af aan dat principe.Sterfte door verhongeringen ;s in een onvolledigsysteem niet acceptabel.Foto: Jan Paulides• Verbinding VeluweDaarnaast is natuurlijk gekeken of en hoe DeOostvaardersplassen te vergroten en/of te verbindenis met de Veluwe. Herten die via de vanverschillende kanten voorgestelde robuuste verbindingnaar de Veluwe trekken, lopen daar wel kanste worden doodgereden. Of geschoten, want dedoelstelling van de Veluwe - een gevarieerd bos metnatuurlijke verjonging, veilige wegen en veel recreatie- noodzaakt tot een lage dichtheid aan (wilde)grazers. Er zijn voorbeelden van zo'n situatie, zoalsde Cora Donana in Spanje waarbij aan één leefgebiedverschillende doelstellingen toegekend ziin: striktnatuurgebied in de kern en daaromheen recreatie,verkeer. bosbouw en populatiebeheer. Grotegrazers komen in beide terreindelen door. maarlopen buiten het strikt beschermde deel het risicogeschoten of doodgereden te worden. Zo zou optermijn het systeem Veluwe - Oostvaardersplassenook kunnen werken.Bas Worm & Rob van Baar/eVereniging tot Behoud van het Veluws HertPostbus 981 - 7301 BE ApeldoornHet systeem Oostvaardersplassen;Een reactieDe Oostvaardersplassen (OVP) ziin internationaalbefaamd door de mate van natuurlijkheid die hetgebied heeft bereikt. In de OVP ontwikkelde zich- na drooglegging van de Flevopo!ders - natuur naarhet evenbeeld van bekende grote natuurgebiedenzoals de Neusiedlersee (35000 ha), op de grensvan Oostenrijk en Hongarije. Dat blijkt onderandere uit het broeden van de grote zilverreiger,die na een afwezigheid van 150 iaar in Nederlandis teruggekeerd. Het meest spectaculaire in DeOostvaardersplassen was het open maken vangesloten rietvelden in het moeras door ruiende,niet broedende grauwe ganzen, zoals dat ook uit deNeusiedlersee bekend was. Daarvan profiteerdenallerlei planten- en diersoorten. Op het droge landvervullen Heckrunderen, Konikpaarden en edelherteneen dergelijke sleutelrol: zij scheppen enonderhouden o.a. graslanden waar vele tienduizendenganzen vóór en na de rui foerageren en ruigtenwaar grote aantallen roofvogels als buizerden en16 2005-16(4) Zoogdier


uine kiekendieven voedsel vinden. Enze houden poelen open waar groteen kleine zilverreigers, roerdompen enlepelaars vissen.Naast perioden waarin voedselin overvloed beschikbaar is, kent hetleven in de vrije natuur ook periodenvan schaarste. In grote natuurgebiedenzoals het Nationale Park Yellowstonein Noord-Amerika (900.000 ha) en hetNationale Park de Serengeti in Afrika(1.476.000 ha) blijkt dat de hoeveelheidbeschikbaar voedsel en de kwaliteitdaarvan de aantallen grote hoefdierenbepaalt. De dieren bereiken zogenaamdeverzadigingsdichtheden.Wordt de draagkrachtvan het gebied overschreden, dansterft een aantal dieren door gebrekaan voedsel. Zodoende ontstaat eenevenwicht. In de Serengeti waar in droge jaren tot70% van de trekkende gnoes overleefde, leidde dattOt fluctuaties tussen I en IA miljoen dieren. Deinvloed van grote predateren blijkt van ondergeschiktbelang te zijn. Zo kwam 75% van de gnoes diestierven, om door ondervoeding (vastgesteld aan dehand van het percentage vet in het beenmerg). Ookin het Nationale Park Yellowstone bleek dat ookna het uitzetten van wolven, wapiti's (Amerikaansedelhert) stierven door ondervoeding, zowel inzeer strenge als in zeer zachte winters.• OverlevingIn De Oostvaardersplassen overleefde de afgelopenwinter gemiddeld 78% van alle dieren. Dit percentagevalt ruim binnen dat in de bovengenoemdegrote natuurgebieden. De verklaring is dat de OVPeen zeer goed leefgebied zjjn door de hoge vruchtbaarheidvan de bodem. Met de goede conditie diede hoefdieren daardoor opbouwen en met de in dewinter resterende plantengroei, schors van bomenen struiken en wortels kan het overgrote deeloverleven. Er lijkt een evenwichtssituatie te gaanoptreden. Het aantal runderen neemt al enige jarenniet meer toe en het aantal kalveren van edelhertenen veulens bij Konikpaarden was dit jaar zodanig datook die populaties nauwelijks groeiden. Het tOtaleaantal dieren zal ten opzichte van het vorige jaarSterfte door gebrek aan voedsel ;s natuurlijk. Anderesoorten ;n het systeem profiteren van dode dieren;hier zeearenden op een dood edelhert.Foto: Martijn de Jonge(3100 dieren) zelfs afnemen en tussen de 2900 en3000 dieren uitkomen. Het raster en het ontbrekenvan grote predatoren doen er klaarblijkelijk niettoe. Omdat ook het sociale gedrag van de dieren inde OVP niet verschilt van verwante soorten in veelgrotere natuurgebieden, moet de conclusie zijn, dathet er zeer natuurlijk aan toe gaat in de OVPHet Staatsbosbeheer bekommert zich ook omhet welzijn van de dieren. Als de winter als scherprechteroptreedt, worden dieren doodgeschotendie het - afgaand op hun gedrag: ze zjjn sloom,zonderen zich van de kudde af - niet lijken te redden.In de afgelopen winter betrof dat 65% van alledieren die stierven.Gepleit wordt voor een verbinding tussen deOVP en de Veluwe, waar door afschot een heellage dichtheid van 1-3 edelherten per 100 ha wordtgehandhaafd. In De Oostvaardersplassen bestaateen verzadigingsdichtheid van 50 edelherten per100 ha. Het is niet zeker dat de dieren op groteschaal gebruik zullen maken van die migratie~mogelijkheid. Als dat wèl het geval is, wordt deVeluwe een zwart gat dat een continue stroomedelherten verzwelgt.Frans VeraStaatsbosbeheerPostbus 1300 - 3970 BH DriebergenZoogdier2005-16(4)17


Hyperlink 4 - 2005WebsitesBruggen voor vleermuizenurl:www.heritagecouncil.ie/publications/bats/index.htmltaal: EngelsVleermuizen zitten werkelijk overal te friemelen.Sinds die vliegende beesten voor geen enkel elektronischmeetsysteem meer veilig zijn, kennen wehun doen en laten als nooit tevoren. Daardoorweten we nu ook dat ze zich graag in en achterbruggenhoofden verstoppen, onbekommerd omvoorbijrazende auto's en onwetende chauffeurs. DeIerse Heritage Council wilde wel eens weten in welkemate bruggen voor deze nachtbrakers belangrijkzijn . Gewapend met zaklamp en bat-detector trokkenze op onderzoek uit.BrIdge Us.ag& By Bal. In Counly Le~ 'rim AndCountv Slîgo~~~~ 'l_toat~." N;b;AO~ I........ "'"'c,.-.... ~ .._11'1.. ~~~t~È"~ III . l hDe resultaten zijn op hun website neergepoot enmet een eindeloze fotoreeks gedocumenteerd. Zezijn niet onaardig: 38% van hun bruggen werd doorvleermuizen bewoond - hoofdzakelijk door watervleermuizenen in tWeede instantie door franjestaarten.In totaal werden vijf soorten aangetroffen,vaak individueel of in kleine groepen.Alvorens u vol enthousiasme zelf de baanopgaat om in uw buurt de studie lichtjes over tedoen, moet ik u er attent opmaken dat veel Iersebruggen prentkaarten zouden kunnen sieren en dusop generlei wijze met onze bruggen vergelijkbaarzijn. Dit sluit niet uit dat onze moderne kunstwerkeneveneens aan vleermuizen onderdak (kunnen)bieden.Gauw aan het werk!Ook marters moeten etenurl: www.steenuilgroningen.nltaal.: Nederlands-- "~.::..a.- •"'-- >...ot --' _.'Jt::: :'r-lAhd. çirofot&~, do!lt$er.~:v"~= c .-..:rL"'f ~ÎIG~=-bfi2rt".aa ~ ~biw~ê3ap. Bc.: ;' 4iD *lIidmtm:fdx~~v..t# c.t'.e~wc.cdar.urcrc.Ea~ r:J&.,~~ci ~hCic-~t,d.ka.wt*~ta\p~~lIè~ r, .•. ~' de ' - - • m - til ,. •Vergeef me mijn wangedrag, maar op een onbewaaktmoment heb ik bij onze buren - vogelliefhebbers-gesnuisterd naar interessante zoogdierenlinks.Speurend naar gemeenschappelijke interesseskwam ik bij de SteenuiJenwerkgroep Groningenterecht. Onder een itempje 'bescherming' vondik een kOft maar naar meer smakend stukjeover de bescherming van steenuilnestkascen tegenongewenste gasten - zeg maar steenmarters. Mijnverlangen werd meteen ingelost onder de rubrieknestkasten waar tips en bouwschema's tonen hoeje die gluiperds de toegang belet. Het betreft eentegelijk eenvoudig en vernuftig systeem dat tochwel wat handigheid vergt. Hoe het precies werktmoet je zelf maar uitpluizen. Ik verklap enkel dat hetlange lijf van de marter hem parten speelt.In Duitsland worstelt men al langer met eensteenmarterprobleem. De Duitse natuurverenigingNABU ligt daarom aan de basis van het anti-marterconcept,waardoor ik u hun tips terzake nietonthoudt.www.nabu-giessen.de/neue_hp/nist_stk.htmwww.nabu-zoeschingen.de/Vogelwelt/steinkauz.htmSterfte van grote grazersurl: www.rlg.nl/adviezen/058/0S8.htmltaa!: NederlandsHet Nederlandse gebied De Oostvaardersplassenontstond door inpoldering en wordt sindsdienbeheerd als een "nagenoeg natuurlijk terrein".Begrazing door grote grazers zoals edelherten,Heckrunderen en Konikpaarden vormt een centraal182005- 16(4) Zoogdier


Ielement van het beheer. Dit moet natuurlijke ontwikkelingsprocessenmogelijk maken en het menselijkingrijpen tot een minimum beperken. Thansheeft het gebied zijn maximale draagkracht bereikt.In de winter van 2004/2005 kwam het daardoortOt massale sterfte onder de talrijke grote grazers.Voldoende aanleiding voor de Nederlandse bevoegdeminister om het experiment te evalueren enadvies in te winnen omtrent de relatie tussen eenecologisch beheer van de grazerpopulaties enerzijdsen het dierenwelzijn anderzijds. De Raad voorDierenaangelegenheden en de Raad voor het LandelijkGebied hebben gezamenlijk een advies uitgebrachtwaarin aanbevelingen worden gedaan voor een verantwoordevenwicht tussen ecologische doelstellingenen welzijnsvereisten. Een samenvatting van hunbevindingen is terug te vinden op de website vande Raad voor het Landelijk Gebied. Wie dit geen voldoeningschenkt, kan zich aanmelden voor downloadvan het gehele advies of de discussie verderzetten via de nieuwe website 'Grazing networks'www.grazingnetworks.nl/index.php?m_id::::: 137van Hans Kampf over begrazing en ecologischenetwerken.e winlersterl te 2004--2005 van grote grazersn de Oostvaardersplassen~tlv.n 1 (j(tn12W5'n.,dt Ralod voorOIM ,.a.ar.,fll~ I\I'IiK.t\Ma RnaY'OOl'tIallaMfJUr o.WtdL II1! ·iärn (lo.VhtIt'Cornmfrl"W'I:II'tJ.NhHftC6rrUni r.:~ r Wi!n t..ml;jJoM':Jagd cm l n5~11&ttll'letdtAaaG\IODr O i etl~ .. n~e4!:ne61to tviitu.", oplli~i D '4 n." • .nuJti. ln dfl~~!l n IH'/t.t fm Mb:O"nWtl9b\&.~ ltul!rl9n, N!\u,. n In f.\.J JC'CfO'" 1r1 4tO4nrJ !lfd.ttI ~Ja n r\. O. rn.'r-.tnttun l.NV rq .. ~_, D ... l'A~4"" d. R.at4 WMtO"r1r..n§ tl tQrt"" ötn(RO~ l'1Iunde RUd\lC'Oth! I ~Gebiad(RLO ) . M d.aowf' t.a '1M ~3;W01Ó'l ~.'tY~~n d~cse ROA ~tectONt .:r~lttt.eVl'"üO ~tulJ(.noobEIOê:eitrd \'an C eS;'l'Cl n1fttl d lnhef:~ ... ~nQ'el\0\..ICl:tn4tceo,,~l\ttln c· eOoct.?W1!err Dluun ntt\-~~I" ct:tfe:f\ bt.hfl CNarom tIe~ dl-mirIî"*,IMwrns de~..s'WOO'I'I"U n("'..i I.: Ot Do ... d ;tVrtt\l


dat beeld. De tong werd als DNA-staal bewaard. Nade autopsie werd de hamster terug gebracht naarVlaanderen. waar hij een tweede leven zal leiden alsopgezet exemplaar voor educatieve doeleinden.Over de exacte leeftijd van het onfortuinlijkedier bestaat geen uitsluitsel, maar zeer waarschijnlijkis het dier geboren in 2004. Er bestaat slechtseen kleine kans dat het een man uit 2003 is.Daarvoor was het dier te licht en qua uiterlijk niet'oud' genoeg (niet gehavend, geen grijze haren).Verder hebben hamstermannetjes een uitermatekleine kans ouder dan één jaar te worden (blijkt uithet Nederlandse Alterra-onderzoek). Bovendien ishet onwaarschijnlijk dat hij in 2005 geboren werd.Vrouwtjes komen immers pas in april of mei uitwinterslaap en hebben een draagtijd van gemiddelddrie weken. De jongen zijn pas na drie tOt vierweken zelfstandig (op z'n vroegst half juni).De vondst van dit overreden dier illustreert dathet verkeer ook voor zeer zeldzame soorten alsde hamster een reëel gevaar vormt en het voortbestaanvan de uitermate kleÎne populatie (minderdan la vondsten van hamsterburchten in 2005) kanbemoeilijken.Kef/e MoreauCelestijnen/aan 27 A, bus 20/B-300 / Hever/eeke/le.moreau@gmai/.comEen enkele keer gaat het mis met een livetrap. Foto: Merijn van den HoogenhoffEgel gevangen in live trapDat Jive traps die gebruikt worden voor het inventariserenvan muizen en kleine zoogdieren. niet altijddiervriendelijk zijn, blijkt uit de getoonde foto·s.Tijdens de controle van de vallen bij een onlangsgehouden inventarisatie bleek een vangpijp te ontbreken.Na meer dan tien minuten zoeken kwamenwe op het idee om nog één maal in de nabij gelegensloot te kijken. Deze sloot ligt meer dan drie metervan de vanglocatie. Toen ik goed in de sloot keek,zag ik ongeveer twintig centimeter onderwater nognet wat stekels van een egel Er;noceus europaeus.Toen ik deze uit het water viste, bleek deze metzijn kop klem te zitten in de vangpijp.Waarschijnlijkop zoek naar voedsel heeft deze egel zijn kop tever in de val gestopt en is klem komen te zitten. Hijis vervolgens met vangpijp en al in de sloot beland.Dat overleefde hij helaas niet.Merijn van den HoogenhoffZoogdierenwerkgroep HWLDoodgereden hamster ;n Korbeek-Dijle.Foto: Kelle MoreauAanvullingen en verbeteringenHazelmuis en eekhoorn in herhalingHet artikel over mos in hazelmuisnest in hetvorige nummer van 'Zoogdier' is geschrevendoor Goedele Verbeylen.In het stukje over eekhoorns staat een passageover twee wijfJes die regelmatig in het zelfdenest kropen . DNA-onderzoek heeft uitgewezendat deze dieren niet verwant waren.Zoogdier2005-16(4)21


Uit de oude doosDertig jaar on der de aarde:Norbert CasteretEind negentiende eeuw werd Norbert Casteretin het Franse dorp Saint~Martorygeboren. Toenhij negentig jaar later - in 1987 - stierf, werd hijbeschouwd als een van de bekendste Franse speleologen.zoniet de bekendste. Vanaf zijn tiende trokde jonge Casteret op exploratie in de grotten inzijn nabije omgeving. Met gebrekkige hulpmiddelen- dikwijls niet meer dan een kaars en een touw -daalde hij diep in de ondergrond van de Pyreneeënaf. Het duurde niet lang of hij raakte gefascineerddoor de merkwaardigste bewoners van de grotten:vleermuizen. Hij maakte nauwkeurige aantekeningenover de soorten en aantallen die hij in allerleigrotten vond, en vanaf 1936 waagde hij zich aan eengeheel nieuwe vorm van vleermuizenonderzoek:het ringen. Hij is de eerste Fransman die zich doorhet ringen van vleermuizen een bee!d trachtte tevormen van hun verplaatsingsgedrag.Van de tientallen boeken die Casteret schreefover zijn exploraties, zijn er twee haast vollediggewijd aan vleermuizen, waaronder Une vie dechauve-souris. In een ander boek, 30 jaar onder deaarde, de vertaling uit 1954 van Trente ans sousterre, wijdt hij één hoofdstuk aan vleermuizen enhet ringonderzoek. De inleidende zinnen van dithoofdstuk verraden iets van de levensfilosofie vandeze speleoloog:"Onder het rijke, uiterst gevarieerde studiemateriaaldat men in de grotten aantreft, nemende levensgewoonten en de levensvoorwaarden vande holenfauna wel een zeer bijzondere plaats inen dit geldt vooral voor de vleermuizen. Doordatwij zovele jaren grotten en afgronden hebbenbezocht, zijn wij ruimschoots in de gelegenheidgeweest kennis te maken met deze diertjes waaroverzoveel legenden en onjuiste voorstellingenbestaan. En, zoals vaak gebeurt. is de werkelijkheidveel vreemder en fascinerender dan men ooit hadkunnen dromen, zodat wij ons nu tot taak stellen delezer wat meer bekend te maken met de zeden engewoonten van dit vreemde volkje."Bij het lezen van de verslagen van Casteret verwacht:je niet meteen verrassende feiten of nieuwighedente ontdekken. En toch: op blz. 187 van 30 jaaronder de aarde sch rijft hij:" De vleermuizen wordensoms ver van de plek waar ze zijn geringd ontdekt.Zo is de mopsneus (BV: mopsvleermuis) H.2041die ik had geringd in de grot van Tignahustes(Hautes-Pyrenées) door padvinders aangetroffen inde groeven van Saint-Martin-Ie-Noeud, bij Beauvais(Oise) luchtgemeten een afstand van 760 kilometer.Maar het afstandsrecord is in het: bezit: vanhoefijzerneus G.084. Dit exemplaar had ik geringdin de grot van Gargas (Hautes-Pyrenées) en werdgevangen in Trienbach (Beieren), een afstand van1100 kilometer."De hier vermelde afstanden staan in scherpcontrast met de afscandsrecords die te lezen staanin de Gids van de vleermuizen van Europa (Schober& Grimmberger, 200 I). Als langst afgelegde afstandvan geringde dieren vinden we daarin bij de groteen kleine hoefijzerneuzen resp. 320 en 153 kilometer(dus geen I 100) en bij de mopsvleermuis 290kilometer (dus geen 760). Hoewel Cast:eret werktemet vogel ringen van het <strong>Natuur</strong>historisch museumin Parijs, en hij de resultaten van zijn onderzoekneerpende in verschillende boeken en rapporten,zijn die dus kennelijk niet doorgedrongen tot deinternat:ionale literawur. 760 in plaats van 290 enZoogdier2005-16(4) 22


I 100 in plaats van 320 kilometer: blijkbaar zijnvleermuizen in staat om veel verder weg te trekkendan wij misschien denken.Casteret ondernam ook proeven met geringdevleermuizen: zo liet hij dieren los op grote afstandvan hun kolonieplaats om te zien of ze terugkeerden.Dat was het geval met vale vleermuizen die hijlosliet; eerst op 16 en daarna op 36, 100, 120, 150,180, 200. 265, 280 en 300 kilometer. Slechts vanvleermuizen die op een afstand van 400 of meerkilometer waren gelost, ving hij geen dieren terug.Dat betekent echter nog niet dat ze niet tot terugkeernaar hun kolonie in staat zouden zijn. Ook deNederlandse vleermuizenonderzoeker Leo Belsondernam dergelijke proeven met onder andererosse vleermuizen.Dat Casteret op de hoogte was van de ecologievan vleermuizen, bewijst hij in zijn boek meteen korte uitleg over de toen recent ontdektesonar bij vleermuizen. Hij schrijft daarover onderandere: "De ontdekking. dat vleermuizen over eensoort radar beschikken, heeft misschien niet zo'ngeweldige indruk gemaakt op het publîek, temeeromdat de proeven werden gedaan in zeer onrustigetijden toen zich de ene schokkende gebeurtenisna de andere voordeed. Maar in de eenzaamheidder grotten bracht deze ontdekking mij eindelijkeen bevredigend antwoord op een vraag die me aljarenlang bezighield."Dat Casteret zich als speleoloog ook bezorgdmaakte over 'zijn' vleermuizen blijkt: uit deze passage:"Ik nam me voor de interessante diertjes uitfen maaltijd diep onder de aardefen kolonie vleermuizende grot met nog meer aandacht te bestuderen, toenzich in Tignahustes een geheel onverwacht verschijnselvoordeed. De kolonie die in de zomer van1940 zoals alle jaren was weggetrokken, kwam in delente van het daaropvolgende jaar, in 1941 dus, nietterug. Maart en april gingen voorbij, daarna mei enjuni; het begon ernaar uit te zien dat de vleermuizenniet zouden verschijnen en dat bleek ook inderdaadhet geval. Ze zijn nooit teruggekomen in de grotwaar talloze generaties achtereenvolgens hebbengehuisd. Stellig draag ik daarvan de schuld, want devleermuizen zullen wel zijn afgeschrikt doordat iktelkens nu eens bij dag, dan weer bij nacht de grotbinnendrong, hen ving en ringde en ze zullen wel hetbesluit hebben genomen deze stille plek waar menhen vroeger ongemoeid liet, voor goed te verlatennu ik hen het verblijf daar onmogelijk maakte .... Totmijn spijt zag ik me genoodzaakt mijn studie betreffendede 'vespertilio myotis' af te breken en ik zagme genoodzaakt me te gaan interesseren, of lieverme te verlagen tot andere soorten die me in hetbegin minder aanlokten .... de vleermuizen die menhet meest aantreft in de grotten der Pyreneeën zijnde hoefijzerneuzen, die ik nu al jarenlang ring - totop heden meer dan zesduizend exemplaren."Ongetwijfeld vallen uit het werk van Casteretop de dag van vandaag nog veel meer conclusies tedestilleren dan de speleoloog zelf deed. Dat werklaat ik echter met plezier aan anderen over.Bob VandendriesscheZoogdier2005-16(4) 23


BoekbesprekingenBat Echolocatiorn Hesearch:toals techniques and analysisIn 2002 werd door de internationale vleermuizenorganisatie'Bat Conservation International' inTexas (V.S.) een internationaal symposium georganiseerdmet als titel: 'Bat Echolocation Research.Tools, techniques and analysis.' Van het symposiumverscheen in 2004 een verslag in de vorm van eenrapport, waaraan maar liefst 28 auteurs een bijdrageleverden.Het rapport begint met een in memoriamaan Donaid Redfield Griffin, mede-ontdekker vanhet fenomeen echolocatie bij vleermuizen (zieZoogdier 16(2)), die in 2003 op 88-jarige leeftijdoverleed. Hij wijdde 65 jaar van zijn leven aan destudie en bescherming van vleermuizen en schreefook een bijdrage voor het rapport. Het telt vierdelen met in totaal 23 hoofdstukken. Deel eenbespreekt de mogelijkheden en beperkingen vanhet gebruik van detectoren in het vleermuizenonderzoek,deel twee behandelt de basisconceptenvan het gebruik ervan. Deel drie gaat dieper in opde verschillende technieken (heterodyne, frequencydivision, time-expansion) en de mogelijke toepassingenervan voor monitoring en voor determinatiein het veld of bij latere analyse . Deel vier werpt eenblik op de coekomsc: hoe zullen de bestaande techniekenevolueren en wat zijn de belangrijke vragenvoor toekomstige vleermuizenonderzoekers. Denoodzaak van het samenstellen van een bibliotheekvan vleermuizengeluiden komt aan bod.De 23 bijdragen bieden een brede waaier aanperspectieven op het fenomeen van echolocatie.de verschillende technieken voor de detectie vanultrasone geluiden en de diverse onderzoeksmogelijkhedenen methoden. Een interessant hoofdstukis gewijd aan onderzoek van jachtgedrag enecholocatie - bijv. fluistersonar - bij vleermuizenin vliegkooien. In meer dan een hoofdstuk gaan deauteurs dieper in op een 'hot item': automatischesoortendeterminatie met behulp van software.Daartegenover staat de nuchtere en glasheldereboodschap van het slothoofdstuk: kijk ook naarde vleermuizen zelf en hun gedrag terwijl je hungeluiden opneemt. Een lang hoofdstuk van HermanBAT C®NSERVAT IOII/wl.tJ w.b o~ n. or9R. vlark jl ri g h~ m.ElI",bElh K. V. Ka l ~!J ,Galclh ! o r'~ ;SWMt Par ~on $,Hemlan ]. G. A. L'mpe n


Verslag Vossensymposium 12 mei 2004Dit jaar verscheen het verslag van het in mei 2004gehouden symposium 'Naar een effectief en breedgeaccepteerd vossenbeheer' . Het is een mooiboekje, met veel zeer fraaie foto's. Maar vooral deinhoud is heel interessant en een must voor eenieder die zich bezighoudt met terrein beheer endus te maken krijgt met vossen en hun streken.De aanpak van het symposium was zeer degelijk:naast de ecologie en de verspreiding van de vos isdoor sprekers uit binnen- en buitenland aandachtbesteed aan de al dan niet vermeende schade aanwild, weidevogels en huisdieren en aan de gezondheidsrisico'svoor de mens en dier. En in hoeverrehet bestrijden van de vos effectief is.Ondanks de al eeuwen bestaande bejaging enbestrijding van de vos. heeft deze soort zich in grotedelen van ons land kunnen handhaven. Hij is in delaatste decennia van de vorige eeuw ook opgedokenin de duinen, de steden en alle resterendenatuur- en cultuurlandschappen, met uitzonderingvan de Waddeneilanden. In dezelfde periode zijn depopulaties van weidevogels als grutto en tureluursterk afgenomen. De link met de toename van devos ligt voor de hand. Maar uit bijdragen van zowelNederlandse als Engelse deskundigen blijkt, dat devos waarschijnlijk niet de hoofdschuldige is en datveel te weinig bekend is over de feitelijke omvangvan predatie en over het effect daarvan op de weidevogelstand.Door de meeste sprekers is dan ookaangedrongen op nader onderzoek.Dat onderzoek loont, blijkt uit een posterpresentatieover schade aan schapen. De veelgehoordebewering dat de vos een aanzienlijkebedreiging vormt voor jonge lammeren, is ontzenuwddoor gericht onderzoek (door het PWNWaterleidingbedrijf Noord-Holland) waarbij eenaantal Texelse schapen met lammeren van diverseleeftijden dag en nacht gefilmd werden. Op 29 vande 65 gefilmde dagen werden in totaal 37 vossengeregistreerd, altijd 's nachts. Geen van de lammerenof schapen werd aangevallen, twaalf keer liepeen ooi richting vos, in acht gevallen verjoeg hetschaap de vos. Twee keer had de vos belangstellingvoor een lam, maar kwam het niet tot predatie.Ook de andere in het boek opgenomen poSters(over recent vossenonderzoek in de duinen) zijnzeer interessant. maar door de sterke verkleiningnodigen zij helaas minder uit tot lezen.En dan de bestrijding. Als om welke reden ookbesloten wordt om de vos te bestrijden. dan helpthet lukraak afschieten of het uitgraven van burchtenniet. Het aantal vossen zonder eigen territorium iszó groot. dat een opengevallen plaats onmiddellijkwordt ingenomen.Alleen intensieve bestrijding overgrote oppervlakten lijkt een afname van de vossendichtheidte kunnen bewerkstelligen. Maar zelfsàls bestrijding plaatselijk effectief is, kan het zijn datde (ingeval van weidevogels) beoogde beschermingniet bereikt wordt, doordat andere predatoren vande gelegenheid gebruik maken om gemakkelijk aanvoedsel te komen.Het boek wordt afgesloten met de discussie diegevoerd is tussen een forum van alle inleiders ende deelnemers aan het symposium, allen beheerderof beleidsmaker. Men was het erover eens dat veelte weinig bekend is over gedrag van de vossenpopulatiein het algemeen en in typisch Nederlandseweidegebieden en OVel" de reactie op grootschaligbeheer/afschot. De eindconclusie was dat hetgebrek aan kennis over vossen en hun beheermoet worden aangepakt door samenwerking tussenbeleidsmakers, faunabeheerders, terreinbeheerdersen ecologen. Op grond van hun samenstellingnoemde men de nieuwe faunabeheereenhedenhiervoor geëigende gremia.Alice PillotZoogdier2005-16(-'Î)• N aai" een effectief en breed geaccepteer-d vossenbeheerVerslagvan het vossensyrnposium op 12 mei2004 t e Utrecht. Redactie Mulder; j.L. (Bureau Muldernatuurlijk),R.e. van Apeldoorn & e. Klok (beidenAlteITa), Faunafonds 2005,96 pp.Aan te vragen bij Faunafonds, tel. 078 - 63 95 375Cs mor-gens). Grcltis. € 2.50 verzendko'>1,er-l.25


<strong>Natuur</strong>.<strong>nieuws</strong>Afgelopen najaar zaten beide werkgroepen niet stil:er werden hazelmuizen gezocht in Vlaams-Brabant,echter zonder resultaat. Dat er niets gevondenwerd, betekent nog niet dat er niets meer te vindenis. Meer daarover staat in een volgende Zoogdier.De aandacht voor de slaapmuizen in Vlaanderenstaat trouwens op scherp. In Vlaanderen wordtintussen nagedacht over een inventarisatie- enbeschermingsplan voor de eikelmuis die blijkbaarook elders in Europa slechte tijden beleefd.Ook aan de andere kant van Vlaanderen valt welwat te beleven op gebied van slaapmuizen: in deHenegouwse gemeente Komen-Waasten staat derecente aanwezigheid van hazelmuizen vast. Datis op minder dan 5 kilometer (!) van de West­Vlaamse Heuvelstreek. Spectaculair <strong>nieuws</strong> ookvan de boommarter: het is intussen vastgestelddat de soort zich geregeld voortplant op Vlaamsgrondgebied. Koen Van Den Berge van het IBW(straks INBO) wil met zijn Ne'derlandse collegaJaap Mulder onderzoek doen aan dode boommartersom verwantschap na te gaan tussen dieren uitWalionië,Vlaanderen en Nederland. Zie ook eldersin deze Zoogdier. Droef <strong>nieuws</strong> kwam er uit devleermuizenwerkgroep: twee ervaren tellers vande werkgroep, Kris Boeckx en Waleer Vanhoywegehadden beiden een zwaar ongeluk en zullen langetijd nodig hebben om te hersteJlen. We wensenWalter en Kris heel veel sterkte! De vleermuizenwerkgroepmaakt zich intussen weer op voorde jaarlijkse wintertellingen. Er worden deze winternogal wat weekends gepland, onder meer inAntwerpen, West-Vlaanderen en Vlaams-Brabant.Door tellingen te organiseren tijdens weekendswaarbij de deelnemers blijven overnachten, is er's avonds tijd om wat bij te praten of oude discussiesover vleermuizen en andere kwesties weer opte rakelen. Daarvoor tijd maken is geen luxe, hetmaakt onze werkgroepen tot wat ze zjjn:geen lossegroep individuen, maar een hechte vereniging vanmensen met hetzelfde doel voor ogen.Een lekker koude winter en warmefeesten gewenst!Bob VandendriesscheVZZ-<strong>nieuws</strong>Van bestuur en bureauDe veranderingen binnen de organisatie van deVZZen de werkwijze op het bureau worden langzamerhandmerkbaar. Dit geldt zeker voor het bestuur ennaar we hopen ook voor de lezers van Zoogdier enallen die nauw betrokken zijn bij de VZZ.• Meerjarenprogramma 2006-2010Op de Algemene ledenvergadering van 19 november2005 is de verdere uitwerking van het meerjarenprogramma2006-20 I 0 gepresenteerd. Via ditprogramma wil de VZZ duidelijk maken welkeactiviteiten in de komende jaren aandacht krijgen,hoe deze geprioriteerd zullen worden en wat wedaarmee bereiken willen. Op basis van dit meerjarenprogrammazullen operationele jaarplannenworden opgesteld. Sommige activiteiten lopen alenige jaren (monitoringsonderzoek) of behoren totde reguliere activiteiten van de vereniging (uitgevenvan Zoogdier). Verder blijven de organisatie ende versterking van de financiële basis doorgaandeaandacht vragen.Er worden vier speerpunten neergezet:I. Kennis op pei I: met als doel het op peil houdenvan de kennis omtrent voorkomen, verspreiding enpopulatieontwikkeling van de wilde zoogdieren inNederland. Voorbeeld van activiteiten: monitoring,provinciale atlasprojecten en databankbeheer.2. ZoogdierOnderzoek Nederland; met als doeleen impuls te geven aan het (wetenschappelijk)onderzoek aan zoogdieren in Nederland.Yoorbeeldvan activiteiten: onderzoek naar de achteruitgangvan het konijn en naar de effectiviteit van maatregelenvoor de boommarter.3. Zoogdieren, het beschermen waard; met alsdoel het uitvoeren en ondersteunen van activiteitengericht op de bescherming van zoogdieren op provinciaalof lokaal niveau. Voorbeeld van actÎviteiten:herzien van de Rode Lijst, adviezen zoogdiervriendelijkterreinbeheer en de cursus vleermuizen enplanologie.4. Ontdek de zoogdieren; met als doel het entamerenen coördineren van voorlichtings- en onderwijsactiviteitenom de kennis over wilde zoogdieren26200S-16e+)Zoogdier


en het draagvlak voor bescherming onder debevolking te vergroten. Voorbeeld van activiteiten:uitwerken van een nieuw leden/abonneebeleid enhet actief organiseren van standpunten over actueleonderwerpen.o IUCNNa een lang overlegtrajecl: zijn de statuten vande IUCN-Nederland gewijzigd. Er zal het een enander veranderen În de relatie tussen het bureauvan IUCN-Nederland en haar leden. Een van deveranderingen is dat er een Raad van Toezichtkomt als vervanging van de Ledenraad. Leden vanNC-IUCN kunnen vertegenwoordigers afvaardigenvoor de Raad van Toezicht. Een medewerker vanhet VZZ-bureau zal de Zoogdiervereniging VZZvertegenwoordigen.• CommunicatieZoals eerder gemeld heeft Annelies Davis voorhaar studie in Wageningen onderzoek gedaan naarde communicatie binnen de VU. Dit heeft zij ditvoorjaar afgerond. In een lijvig verslag geeft zijweer wat de gewenste en de werkelijke wijze vancommunicatie binnen de VZZ is. Hierbij is vooralgekeken naar de wijze waarop de verschillendegeledingen van de VU (bestuur, werkgroepen enbureaumedewerkers) met elkaar communiceren.Het onderzoek is in 2004 uitgevoerd en vanaf dieperiode is de organisatie van de VZZ op de schopgenomen. Bij deze reorganisatie zijn reeds enkelevan haar aanbevelingen voor verbeteringen meegenomen.Maar dat neemt niet weg dat er nog meerpunten om verbetering vragen. Hieraan zal in dekomende periode aandacht worden gegeven, zowelop kantoor als in het bestuur en in overleg met dewerkgroepen.jeugdnatuurclub voor 8 tot 16 jarigen. Wie weetzaten er toekomscige zoogdieronderzoekers en-beschermers tussen.• VLEN-dagDe laatste zaterdag van oktober is er traditie-getrouween succesvolle VLEN-dag georganiseerd.Er was weer een goede opkomstVeie goedelezingen met soms nog boeiender video-beeldendeden de deelnemers smullen. De VLEN-dag iseen prima focuspunt in de periode tussen zomerenwinterwerk om onderling informatiete wisselen.Hans Bekker & Dennis WansinkBoommarters in de Gelderse ValleiOp 10 november werd in Barneveld in aanwezigheidvan een select gezelschap de brochure 'Deboommarter in de Gelderse Valei' gepresenteerd.Onder de aanwezigen bevonden zich leden van deBoommarterwerkgroep Nederland, landgoedeigenaren,vertegenwoordigers van StaatSbosbeheer,van Rijkswaterstaat en van het bestuur van deStichting Vernieuwing Gelderse Vallei. medewerkersvan de VU en de pers.Aanleiding vormde de ontdekking door deal een jaar of acht actieve en zeer succesvolleWerkgroep Boommarter Nederland, dat de meldingenvan (al dan niet doodgereden) boommartersuit de Gelderse Vallei geen toevallige passantenbetroffen. De boom maner blijkt wel degelijk opeen aantal plaatsen in de Gelderse Vallei tot voortplantingte komen.• Nationale BraakbalpluisweekBegin november vond voor het vierde achtereenvolgendejaar de Nationale BraakbalpluisweekplaatS. Enkele duizenden kinderen hebben in I 5natuureducatieve centra verspreid over Nederlandals ware detectives braakballen uitgeplozen en debotjes en schedeltjes op naam gebracht. Het wasweer een groot succes. De Zoogdierverenigingorganiseerde deze week voor WILDzoekers, deZoogdier2005-16(4) 27


In de zestien pagina's tellende brochure wordtuiteengezet hoe de situatie van de boommarter inde Gelderse Vallei is en welke rol het gebied kanspelen om het voortbestaan van de boommarter inNederland veilig te stellen. Door verbetering van deleefgebieden en door beheersmaatregelen lijkt hetmogelijk van de Gelderse Vallei een waardevol uitwisselingsgebiedte maken voor de bekende, relatiefgrote populaties boommarters op de Veluwe en deUtrechtse Heuvelrug. De brochure geeft aanbevelingenvoor concrete maatregelen per leefgebied entips voor martervriendelijk beheer.Yanuit de groeplandeigenaren werd welwillend gereageerd op devoorstellen, voorzover deze een verdieping kunnenvormen van de 'landgoedvisie' en een kwaliteitsverbeteringvan de natuur in het terrein. Tegelijkertijdwaarschuwde men echter voor een tOenemendebemoeienis van derden met het beheer, een mogelijkebeperking van de openstelling van terreinenen een toename van de beheerskosten. Dat laatstepunt kan echter ook positief uitpakken, omdatde maatregelen veelal passen binnen de criteriavoor subsidies uit het Landschapsfonds en hetLandgoedherstelplan van de Provincies Gelderlanden Utrecht. Aan het eind van de middag leek heter op dat de verschillende belanghebbenden het ingrote lijnen eens konden worden over de verdereaanpak en werden afspraken gemaakt.De brochure (uitgegeven door de VZZ, metsubsidie van de Stichting Vernieuwing GelderseVallei, de Provincies Gelderland en Utrecht enhet Prins Bernhard Cultuurfonds; tekst: BureauMulder-natuurlijk) is fraai vormgegeven en zit informatiefgoed in elkaar. Naast duidelijke kaartjeszijn er mooie foto's in opgenomen, de meeste vanleden van de Werkgroep Boommarter Nederland.Wellicht kan deze aanpak ook als basis dienen voorhet onderzoek naar de mogelijkheden om elders inhet land de terugkeer van de boommarter te bevorderen(zoals in de Kempen in Noord-Brabant). Degegevens die in de brochure worden gepresenteerdzijn afkomstig uit het rapport Boommarters inde Gelderse Vallei 2000-2004 door W.F. Alleijn. R.Huijssen, G. Visscher & H.J.W. Wijsman. In dit rapportstaan meer gegevens over de boommarters inde Gelderse Vallei. Te bestellen bij de VU.Alice Pil/otIr. Kamiel Spoelstra doctorOnder grote belangstelling promoveerde onslid ir. Kamiel Spoelstra op 14 oktober aan deRijksuniversiteit Groningen op een proefschrift,getiteld Down and dusk; behaviourol ond mo/ecu/arcomp/extty În circadion entrainment. Er waren tweepromotoren: prof. dr. Serge Daan en prof. dr.Domien G. M. Beersma van her Laboratorium voorGedragsbiologie.Het proefschrift gaat over de inwendige klok,ofwel het dag- en nachtritme, bij zoogdieren. datdoor uitwendige invloeden bijgestuurd wordt enkan worden beïnvloed door die uitwendige prikkelste manipuleren. Meer kan ik er, door onbekendheidmet dit vakgebied, niet van zeggen. Zelfs deNederlandse samenvatting vermag ik nauwelijkste begrijpen. Wie er het fijne van wil weten kanterecht op website van de Groningse Universiteit:http://irs.ub. rug.nl/ppn/287734684.In zijn indrukwekkende laudatio memoreerdeprof. Daan de bijzondere kwaliteiten van dejonge doctor. Zijn tomeloze inzet, totale toewijding,technisch vernuft en organisatievermogen hebbengeleid tot een prachtig proefschrift;. terwijl Kamieldaarnaast een buitengewoon sociaal mens werdgenoemd, die iedereen met raad en daad wil helpen.Als vervolg op zijn onderzoek zal Kamiel zichnu bezig houden met de invloed van de inwendigeklok op de fitness van muizen. In samenwerking metZwitserse collega's, in R.usland. nota bene.Wim Bongers,o b ... -..... _-...-_ ... -=-- • • _ ---~ ••- ... ~.. .... . .28 2005-16(4) Zoogdier


Het middagprogramma na de ALVNa de ALV van 19 november werd de aanwezigeneen aantrekkelijk programma voorgeschoteld metzeven lezingen. Een bloemlezing:• Hamsters in LimburgIn 2002 werd gestart met een herintroductie vanhamsters op het Plateau van Margraten. Sindsdienis de kennis over de hamster met sprongen toegenomenen lijkt de hamster weer voorzichtig voetaan (in) de grond te kriîgen in Limburg. De hamsterblijkt flexibel om te gaan met veranderingen in zijnleefomgeving, waarbij ze soms over flinke afstandenverhuizen. Deze (al dan niet afgedwongen)verhuizingen zijn echter niet zonder risico. Slechtsstroperij tegen te gaan, maar heeft te weing middelendaarvoor. Fondsen worden gezocht om eenhelpende hand te bieden. Meer informatie opbaikalrob@hotmail.com.Kees van Berkel15% van de hamsters weet langer dan één jaar inhet wild te overleven. Gelukkig is de voortplantingook enorm, zodat momenteel sprake is van viergroeiende hamsterpopulaties met meer dan 300burchten in 200S!MaurÎCe La Haye• Konijnen het haasje?Uitgebreid beschreven in dit nummerRichard Witte• HazelmuisactieplanNa het aanpassen van de methode om hazelmuizente inventariseren is een meetnet gestart. Bij debesherming van de hazelmuis komt het vooral neerop biocoopherstel. Het actieplan hazelmuis is eenbouwsteen voor het opstellen van plannen voorleefgebieden. Deze moeten de vroegere soortbeschermingsplannengaan vervangen. Heel belangrijkdaarbij Îs een samenwerking van het landelijk,regionaal en plaatselijk niveau.Ludy Verheggen• Bescherming BaikalrobDe Baikalrob. de enige zoetwaterzeehond. is eenkleine zeehond van ongeveer 1.20 meter groot.Hij komt voor in het Baikalmeer.. De populatienwordt ernstig bedreigd door stroperij.YEen plaatselijkenatuurbeschermfngsorganisatie probeert dieZoogdier2005-16(4) 29


• Inventarisatieprojecten 2005In 2005 ben ik projectleider geweest van ongeveer108 projecten. Bij bijna al deze projecten (ca 98%)waren vleermuizen betrokken als onderwerp vanonderzoek. Opvallend is de grote verscheidenheidaan opdrachten. Dat heeft tot gevolg dat er eengrote flexibiliteit en inzet wordt gevraagd van develdwerkers. Vier projecten die een beeld gevenvan de vragen die de VZZ krijgt en hoe wij diebehandelen worden toegelicht.AnnemarÎeke Spitzen• Boommarternesten VeluwezoomJaarlijks vindt in een deel van de Veluwezoom eeninventarisatie naar nestbomen van boommartersplaats. Sinds 2004 wordt daarbij gebruik gemaaktvan een boomcamera. Op deze wijze is snel te achterhalenin hoeverre een nestverdachte holle boomdoor een vrouwtje met jongen wordt gebruike. In200S werden acht nestbomen aangetroffen met intOtaal 26 jongen (twee nesten met vijf jongen). Dezenesten werden wekelijks gecontroleerd. Neststetftewerd niet waargenomen, mogelijk als gevolg van hetzeer goede muizenjaar.Vi/mar Dijl


AdressenZoogdierverenig'ing VZZOude Kraan 8,681 I LJ Arnhem, Nederland,T: 026-3705318, F: 026-3704038,E: zoogdier@vzz.nl, Website: www.vzz.nlWerkgroepen Zoogdiervereniging VZZVeldwerkgroep NederlandEric Thomassen,Middelstegracht 28, 23 12 TX Leiden,T: 071-5 127761 , E: ericthomassen@hetnet.nlMateriaaJdepot VeldwerkgroepJan Alewijn Dijkhuizen, E: materiaal@vzz.nlVleermuiswerkgroep Nederland(VLEN-VZZ)Oude Kraan 8, 681 I LJ Arnhem,E: vleermuiswerkgroepnederland@vzz.nlInformatiepunt ZeezoogdierenMarjan Addink, Naturalis, Postbus 9517,2300 RA Leiden, E: addink@nnm.nlWerkgroep Boommarter NederlandBen van den Horn,Celsiusstraat 4, 3817 XG Amersfoort,T: 033-4625970, E: belise@freeler.nlBeverwerkgroepAnnemarieke van der Sluijs, Oude Kraan B,6B I I LJ Arnhem, tel. 026-3705318,E: annemarieke.spitzen@vzz.nlZoogdierwerkgroep OverijsselNico Driessen, p/a <strong>Natuur</strong> & Milieu Overijssel,Stationsweg 3, 80 I1 CZ Zwolle, T: 038-4217166,E: driessen@natuurmilieu.nl<strong>Natuur</strong>puntKardinaal Mereierplein I, 2800 Mechelen, België,T: 0 15-297220. Website: www.natuurpunt.beContactpersonen <strong>Natuur</strong>puntZoogdierenwerkgroepBob Vandendriessche, Begoniastraat 26,8020 Oostkamp. België,E: bob.vandend riessche@natuurpunt.beT: 050-82608BVleermuizenwerkgroepAlex Lefevre, Klissenhoek B5, 2290Vorselaar. België.E: vleermuizenalex@yahoo.comT:014-516201VZZ-lidmaatschap/<strong>Natuur</strong>punt-abonnementVZZ-lidmaatschap met alleen Zoogdier € 15 per jaar.Lidmaatschap met tijdschriften Lutra en Zoogdier€25 per jaar.Overmaken op postbank 203737 of voor België oprekening 000-1486269-35, onder vermelding vanhet gewenste lidmaatschap.Leden van <strong>Natuur</strong>punt kunnen zich op Zoogdierabonneren door €8.50 over te maken op 000-1486269-35 met vermelding:'Zoogdier'+'lid<strong>Natuur</strong>punt' + lidnummer"OpzeggenUitsluitend schriftelijk, vóór I december, bij hetBureau van de VU.ZoogdierISSN 0925-1 006RedactieadresRedactie Zoogdier, Oude Kraan 8, 681 I LJ Arnhem,T: 026-370531 B, E: redactie.zoogdier@vzz.nlRedactieMarius den Boer (hoofdredacteur), Steve Geelhoed(eindredacteur), Maurice La Haye, Aliee Pillot,Froukje Rienks, Meta Rijks, Bob Vandendriessche,Sven VerkemMedewerkers Dirk Criel, Dick Klees, BastiaanMeerburg.Thierry Onkelinx, Goedele Verbeylen.Rollin VerlindeOpmaakHan Halewijn - Music Design,ArnhemDrukTijl Offset, ZwolleLosse nummers ZoogdierLosse nummers kosten € 6, inclusief porto. Bestellenvia redactieadres, met vermelding van jaargang ennummer.KopijsluitingsdataNr 17 (I): I januari 2006; nr 17 (2) I april 2006;nr 17 (3): I juli 2006; nr 17 (4): I oktober 2006.UIT DE KUNSTIn de Zeeuwvlaamse vestingstad Hulststaat djt beeld van Reynaert de vos. Hetis gemaakt door de Antwerpse beeldhouwerA. Damen en geplaatst in 1938.Het markeert tevens het begin van eenwandelroute !laar het Belgische Rupelmonde.Onderweg staan diverse kunstwerkendie geïnspireerd zjjn op hetverhaal van de vos Reynaerde.Zoogdier 2005-1 6(4) 31

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!