12.07.2015 Views

O:\leerplan-2002\2de graad ASO-KSO-TSO - vakken\Biologie-2001 ...

O:\leerplan-2002\2de graad ASO-KSO-TSO - vakken\Biologie-2001 ...

O:\leerplan-2002\2de graad ASO-KSO-TSO - vakken\Biologie-2001 ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

AV BIOLOGIEBIO-ESTHETIEK 1LICHAMELIJKE OPVOEDING EN SPOR<strong>TSO</strong>CIALE EN TECHNISCHE WETENSCHAPPEN 2Tweede <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>Eerste leerjaar: 1 uur/weekTweede leerjaar: 1 uur/weekHANDELHANDEL-TALENTweede <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>Eerste leerjaar: 1 uur/week1De geciteerde leerlingenproeven en biosociale problemen in het eerste leerjaar wordenvervangen door een uitgebreidere versie onderwerpen beschreven in het leerplan Laboratorium(zie p. 43).2De geciteerde leerlingenproeven worden vervangen door de leerlingenproeven beschreven inhet leerplan TV Laboratorium Natuurwetenschappen (in een aparte bundel opgenomen).In voege vanaf september <strong>2001</strong>D/<strong>2001</strong>/0279/033AV Biologie 5 Bio-esthetiek - Handel - Handel-talen - LOS - STWD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


INHOUD1 BEGINSITUATIE..................................................... 71.1 Feitenkennis.......................................................... 71.2 Inzichten............................................................. 71.3 Vaardigheden ........................................................ 72 ALGEMENE DOELSTELLINGEN ..................................... 82.1 Kennis............................................................... 82.2 Vaardigheden ........................................................ 82.3 Attitudes............................................................ 103 ALGEMENE PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN ENDIDACTISCHE MIDDELEN .......................................... 104 OVERZICHT VAN DE LEERINHOUDEN .............................. 115 LEERPLANDOELSTELLINGEN, LEERINHOUDEN ENDIDACTISCHE WENKEN ............................................ 135.1 Eerste leerjaar ....................................................... 135.1.1 Organismen krijgen informatie over hun omgeving ........................ 135.1.2 Reactie van organismen op prikkels uit hun omgeving ...................... 165.1.3 Coördinatie van reacties op prikkels ..................................... 185.1.4 Biosociaal probleem .................................................. 195.1.5 Leerlingenproef ...................................................... 205.2 Tweede leerjaar ...................................................... 265.2.1 Terreinstudie ........................................................ 265.2.2 Classificatie ......................................................... 285.2.3 Relaties tussen organismen ............................................ 295.2.4 Relaties tussen organismen en hun milieu ................................ 316 EVALUATIE........................................................ 357 MINIMALE MATERIELE VEREISTEN ................................ 368 BIBLIOGRAFIE..................................................... 389 LIJST VAN GEMEENSCHAPPELIJKE EINDTERMEN VOORWETENSCHAPPEN ................................................. 41AV Biologie 6 Bio-esthetiek - Handel - Handel-talen - LOS - STWD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


1 BEGINSITUATIENa de uitwerking van het leerplan Biologie van de eerste <strong>graad</strong> dienen verworven te zijn:! een zekere feitenkennis,! een aantal inzichten,! vaardigheden.De mate waarin dit door de leerplannen werd voorgeschreven, is hieronder weergegeven. Men bedenkeechter dat er bij de uitwerking van het leerplan grote verschillen kunnen bestaan: het al dan nietgebruiken van een handboek, het soort handboek, de gebruikte methodiek... Daarom is het ten stelligsteaan te raden om de leraars van de eerste en de tweede <strong>graad</strong> samen te brengen in een vakvergaderingen onderling gegevens rond de gebruikte terminologie, precieze invulling van de leerstofpunten... uitte wisselen.1.1 Feitenkennis! Uitwendige en inwendige bouw van zaadplanten en gewervelde dieren uit de omgeving.Uitgaande van concrete voorbeelden werd gezocht naar een algemeen bouwplan.Ongewervelde dieren en lagere planten kwamen slechts zeer sporadisch ter sprake.! Gebruikelijke terminologie voor de beschrijving van de morfologie en de anatomie van debestudeerde groepen.! Functies bij gewervelde dieren met uitzondering van zintuig- en coördinatiestelsel.Functies bij zaadplanten zijn ofwel beperkt tot voeding en voortplanting, ofwel uitgebreid metademhaling, excretie en transport (afhankelijk van het gevolgde leerplan in het tweede leerjaar vande eerste <strong>graad</strong>).! In de eerste <strong>graad</strong> heeft men het bestaan vastgesteld van de belangrijkste levensfuncties:voeding, voortplanting, transport, ademhaling, uitscheiding. Men onderzocht hiertoe de bouw vanorganen die in deze functies een rol spelen, de werking van deze functies op macro- en microscopischobservatieniveau en de relaties tussen functie - bouw - werking - milieu.! Uitbreiding van soortenkennis.1.2 Inzichten! Overeenkomsten in het bouwplan van alle bestudeerde organismen.! Verscheidenheid in het bouwplan van een aantal zaadplanten en gewervelde dieren.! Functionele aanpassingen van de bouw.1.3 Vaardigheden! Ontleden van zaadplanten en gewervelde dieren.! Gebruiken van determinatietabellen.! Nauwkeurig waarnemen.! Grafisch en verbaal weergeven van waarnemingen.! Kwantitatief uitdrukken van waarnemingen via metingen.! Interpreteren van waarnemingen of resultaten van experimenten.AV Biologie 7 Bio-esthetiek - Handel - Handel-talen - LOS - STWD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


2 ALGEMENE DOELSTELLINGENDe gemeenschappelijke eindtermen voor wetenschappen, weergegeven in rubriek 9, zijn in de algemenedoelstellingen en in de didactische wenken (zie verder) verwerkt; de verwijzing naar de betreffendeeindtermen gebeurt met een nummer tussen haakjes. Sommige eindtermen zijn attitudes; deze zijnaangeduid met een *. Ze moeten voor alle leerlingen nagestreefd worden.Bij de uitwerking van het leerplan Biologie wordt ernaar gestreefd het volgende te laten verwerven:kennis, vaardigheden en attitudes.2.1 KennisWaar in de eerste <strong>graad</strong> de kennisaspecten rond bouw en functie van het organisme centraal staan,wordt in de tweede <strong>graad</strong> dieper ingegaan hoe de mens in interactie met zijn omgeving staat. Deleerlingen krijgen in het eerste leerjaar inzicht in het waarnemen van prikkels en in de reactie op dieprikkels. Tevens wordt de coördinatie van reacties op prikkels besproken. Hiermee wordt de volledigestudie van de mens afgerond.Tijdens het tweede leerjaar krijgen ze meer inzicht in de complexiteit van de levende wezens. Dewaaier van het vijfrijkensysteem wordt opengeplooid; dit is meteen een mooi voorbeeld van hoe eenconcept in de loop der tijden ontwikkeld werd (13). Daarnaast wordt ook dieper ingegaan op interactiesdie tussen organismen en het milieu en organismen onderling kunnen bestaan.De tere evenwichten die daarbij ontstaan worden besproken, wat uiteindelijk moet leiden tot een beterinzicht in duurzame ontwikkeling. De leerlingen moeten inzien dat ondoordacht ingrijpen op debiosfeer catastrofale gevolgen kan hebben op korte of lange termijn (cf. broeikaseffect, uitputting vangrondstoffen en energiebronnen, monoculturen, afvalbergen ...). De Westerse mens zal moeten lereneen duurzame levensstijl aan te nemen. De meeste milieuproblemen die onze wereld bedreigen zijninderdaad een gevolg van onze welvaartsmaatschappij (17, 19).Duurzame ontwikkeling is een mondiale opgave. De oplossing van de milieucrisis in de wereld hangtnauw samen met de economische ontwikkeling en de technologische vooruitgang. Die vooruitgangwordt soms in de kiem gesmoord door het lobbyen van grote concerns en het gebrek aan geld in deontwikkelingslanden (14, 17).2.2 VaardighedenOm deze kennisaspecten te verwerven, moeten de leerlingen zich de wetenschappelijke denk- enwerkmethode eigen maken:! zien en formuleren van een probleem,! opstellen en verantwoorden van één of meerdere hypothesen (1, 2),! toetsen van een hypothese door middel van een experiment (1, 3, 8, 12),! het resultaat waarnemen of op een meettoestel aflezen (11),! de vaststelling beredeneren en verwoorden (4, 6, 7),! het besluit formuleren en het confronteren met het probleem en de hypothese(n) (4, 7, 8),! in een verslag (7) de resultaten van het onderzoek in een schema of model weergeven (10, 12).AV Biologie 8 Bio-esthetiek - Handel - Handel-talen - LOS - STWD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


2.3 AttitudesLangs deze weg zullen de leerlingen waardevolle attitudes ontwikkelen, vooral met betrekking tot hetnatuurlijk milieu rondom hen en met betrekking tot hun eigen gezondheid en die van anderen. Zezullen een verantwoorde houding moeten verwerven tegenover de natuur en tegenover de gehele werelddie hen omringt.Dergelijke waardevolle attitudes kunnen zijn:! een verantwoorde houding tegenover het milieu, zodat leerlingen aansluiten bij natuurverenigingenen meewerken aan natuurbeheerwerken;! voor- en nadelen van de wetenschappelijke en technologische vooruitgang kritisch afwegen infunctie van het menselijk welzijn;! een verantwoordelijkheidsbesef ten opzichte van organismen zodat ze deze niet zinloos beschadigenof doden, en ook geen zeldzame exemplaren in hun verzamelingen opnemen;! bewondering en respect hebben voor de verscheidenheid, de orde en het evenwicht in de natuur engevoelig zijn voor de rust die uitgaat van een verblijf in de vrije natuur.Door het ontwikkelen van deze attitudes zal de leraar bijdragen tot de vorming van milieubewustemensen.Ook attitudes in verband met eigen gezondheid en die van hun medemens zullen tot ontwikkelinggebracht worden zoals:! zorg besteden aan hygiëne (* 32);! voorzichtig zijn in het gebruik van tabak, alcohol en geneesmiddelen (* 32);! een wetenschappelijke kritische houding ontwikkelen tegenover lawaaihinder, het afvalprobleem... (* 26,* 27)Leerlingen moeten ook goed functioneren in de groep:! houden rekening met de mening van anderen (* 23);! zijn bereid om samen te werken (* 25);De vaardigheden die reeds besproken werden, kunnen leiden tot het verwerven van degelijkewerkattitudes:! zijn gemotiveerd om hun eigen mening te verwoorden (* 22);! zijn bereid om resultaten van zelfstandige opdrachten objectief voor te stellen (* 24);! onderscheiden feiten van meningen of vermoedens (* 26);! beoordelen eigen werk en werk van anderen kritisch en objectief (* 27);! trekken conclusies die ze kunnen verantwoorden (* 28);! hebben aandacht voor het correcte gebruik van wetenschappelijke terminologie (* 29);! houden zich aan instructies en voorschriften bij het uitvoeren van opdrachten (* 31).Het spreekt vanzelf dat al deze attitudes slechts bij de leerlingen tot ontwikkeling kunnen komen alsde leraar hierin een voorbeeldfunctie neemt.3 ALGEMENE PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN EN DIDACTISCHEMIDDELENDe visie op de verwerking van de eindtermen werd reeds uiteengezet in de algemene doelstellingen.AV Biologie 10 Bio-esthetiek - Handel - Handel-talen - LOS - STWD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


4.1.2 Reactie van organismen op prikkels uit hun omgeving! Het ontstaan van beweging bij organismen• aanpassing van organismen aan de beweging! Het ontstaan van klierafscheiding bij organismen• aanpassing van organismen aan de klierafscheiding4.1.3 Coördinatie van reacties op prikkels! Opbouw van het zenuwstelsel en het hormonaal stelsel! Functie van deze stelsels en hun belangrijkste delen4.1.4 Biosociaal probleem4.1.5 Leerlingenproef4.2 Tweede leerjaar4.2.1 Terreinstudie! Observatie van verscheidenheid! Identificatie van soorten! Beschrijving van habitat van soorten! Observatie van interacties tussen organismen onderling en tussen organismen en het milieu(biotische en abiotische factoren)4.2.2 Classificatie! Verantwoorden van de noodzaak van een classificatie! Principe van classificatie toepassen op een paar voorbeelden (planten/dieren)! Het classificatiesysteem! Systematiek als resultaat van classificatie4.2.3 Relaties tussen organismen! Interactie bij organismen• tussen soorten onderling: parasitisme, mutualisme ...• binnen de soort: groepsvorming, communicatie ...! Gedrag (aangeleerd, aangeboren)! Producenten, consumenten, reducenten! Functies van micro-organismen4.2.4 Relaties tussen organismen en hun milieu! Invloed van organismen op het milieu! Materiekringloop en energiedoorstroming! EcosysteemAV Biologie 12 Bio-esthetiek - Handel - Handel-talen - LOS - STWD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


Leerplandoelstellingen3) Op een gedissecteerd oog, eenmodel en een schets de macroscopischwaarneembare uitwendige eninwendige delen aanduiden en benoemen.Didactische wenken3) Als lichtreceptor wordt het lensoog naar bouw en functieuitgebreid bestudeerd.Tijdens de dissectie van een oog kan de uitwendige en deinwendige bouw macroscopisch worden waargenomenalsook de elasticiteit van de lens en de omgekeerde beeldvorming.Hieraan kan een leerlingenproef gekoppeld worden (zie5.1.5 keuze 1).4) De functies van de belangrijkstemacroscopische delen van een lensoogopnoemen.5) Bij wisselende voorwerpsafstanden,de beeldvorming op het netvlies(accommodatie) bij het lensoog beschrijven.6) Uit waarnemingen de betekenisvan het binoculair zien en de groottevan het gezichtsveld bij mens en dieromschrijven.5) Met behulp van een kaars-lens(loep)-schermsysteem wordtde accommodatie en de beeldvorming bij het oog verduidelijkt.In fysica werd de beeldvorming nog niet gezien; het is nietde bedoeling van ze volledig uit te werken in de lessenbiologie.Het principe van de accommodatie kan ook zonder de grondigefysische achtergrond van de beeldvorming uitgelegdworden.Er wordt een verband gelegd met de functie van een bril encontactlenzen bij oogafwijkingen.6) Met eenvoudige proefjes (bv. met één oog gesloten detwee wijsvingers naar elkaar toebrengen) het binoculair zienbij de mens illustreren. Tevens kan de grootte van het binoculairveld bepaald worden.Hieraan kan een leerlingenproef gekoppeld worden (zie5.1.5 keuze 2).7) Op een micropreparaat of eenschets de lichtgevoelige cellen vanhet netvlies aanduiden en benoemen.(U)8) De functies van staafjes en kegeltjesomschrijven. (U)9) Aantonen dat het eigenlijk zieneen proces is dat in de hersenen gebeurt.10) Uit waarnemingen vaststellen datdieren en mensen op geluid kunnenreageren.9) Door middel van eenvoudige proefjes in verband metoptisch bedrog en omgekeerde beeldprojectie komen leerlingentot het inzicht dat het beeld in de hersenen verwerktwordt.Hieraan kan een leerlingenproef gekoppeld worden (zie5.1.5 keuze 3).AV Biologie 14 Bio-esthetiek - Handel - Handel-talen - LOS - STWD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


Leerplandoelstellingen11) Uit waarnemingen afleiden datgeluid een trillingsverschijnsel is.12) Op een model en een schets deuitwendige en de inwendige delenvan het menselijk oor aanduiden enbenoemen.Didactische wenken11) Met eenvoudige proeven, zoals het tokkelen van eensnaar of het aanslaan van een stemvork en deze tegen eenpingpongballetje laten tikken, kunnen de leerlingen waarnemendat door trillen van materiaal geluid ontstaat. Ook nuweer is het niet de bedoeling diep in te gaan op de fysischeaspecten van het geluid.Hieraan kan een leerlingenproef gekoppeld worden(zie 5.5 keuze 4).12) Op de structuur van het evenwichtszintuig wordt indoelstelling 15 dieper ingegaan. Het slakkenhuis en hetorgaan van Corti worden vermeld om op een eenvoudigemanier hun functie te kunnen uitleggen. Dit kan gebeurenmet behulp van een micropreparaat, een film, een schets ofeen model.13) Functies van de uitwendige en deinwendige delen van het geluidopvangenddeel van het oor opnoemen.14) Vaststellen dat er van het gehoororgaaneen zenuw naar de hersenenloopt.15) Ligging, bouw en functie vande halfcirkelvormige kanalen en vande ovale en ronde blaasjes beschrijven.16) Beschrijven hoe het menselijkevenwicht totstandkomt.16) Voor een goed inzicht in het totstandkomen van deevenwichtszin kan best gebruikgemaakt worden van gegevensuit de literatuur, zoals de proef met de kreeft die ijzerdeeltjesuit haar omgeving opneemt en aldus reageert op eenmagneet.Men kan de bewegingszin waarnemen in een ringvormigegesloten doorzichtige plastieken buis (tuinslang) gevuld metwater en confetti (of andere kleine voorwerpen die in hetwater zweven). Deze gesloten buis stelt één van de halfcirkelvormigekanalen voor van het binnenoor.Door een plotse draaibeweging kan men opmerken dat deconfetti in de buis ter plaatse blijft.Vervolgens kan men een verklaring geven voor het na-effectdat ontstaat na een langdurige draaibeweging, het zogenaamdduizelig worden. Hou de buis horizontaal boven het hoofden voer met het lichaam een langdurige draaibeweging uit.AV Biologie 15 Bio-esthetiek - Handel - Handel-talen - LOS - STWD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


LeerplandoelstellingenDidactische wenkenBij stilstand zal men merken dat de vloeistof in de buisverder stroomt, wat ook gebeurt met de vloeistof in dehalfcirkelvormige kanalen. Dit verklaart het gevoel dat allesuit de omgeving nog ronddraait.Hieraan kan een leerlingenproef gekoppeld worden (zie5.1.5 keuze 5).17) Uit waarnemingen vaststellen datorganismen op bepaalde chemischestoffen kunnen reageren. (U)18) Ligging, bouw en functies vansmaak- en reukzintuigen omschrijven.(U)17) + 18) Zoals bij de vorige zintuigen wordt op analogewijze eenvoudig geëxperimenteerd en vastgesteld dat mensenen dieren op chemische stoffen reageren.De cellulaire bouw van het reukslijmvlies en de smaakknoppenwordt elementair behandeld, zodat het totstandkomenvan een waarneming kan verklaard worden.19) Uit waarnemingen vaststellen datorganismen op aanraking en temperatuurverschillenkunnen reageren.(U)20) Uit waarnemingen vaststellen datde gevoeligheid voor aanraking verschiltnaargelang de plaats op hetlichaam. (U)19) Met eenvoudige kwalitatieve experimenten wordt aangetoonddat mensen en dieren op aanraking en temperatuurverschillenreageren.Hieraan kan een leerlingenproef gekoppeld worden (zie5.1.5 keuze 6).20) Ook de relatieve gevoeligheid van verschillende huidsdelenbij de mens kan experimenteel worden vastgesteld.Hieraan kan een leerlingenproef gekoppeld worden(zie 5.1.5 keuze 6).21) Ligging en functie van de tastlichaampjesbeschrijven. (U)21) De tastlichaampjes worden waargenomen op een micropreparaat,een model of een schets van de huid en hunligging wordt in verband gebracht met hun functie.5.1.2 Reactie van organismen op prikkels uit hun omgeving! Het ontstaan van beweging bij organismen• aanpassing van organismen aan de beweging! Het ontstaan van klierafscheiding bij organismen• aanpassing van organismen aan de klierafscheidingAV Biologie 16 Bio-esthetiek - Handel - Handel-talen - LOS - STWD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


Leerplandoelstellingen22) Uit waarnemingen vaststellen datbeweging en secretie reacties opprikkels zijn.23) Uit waarnemingen aantonen datbeweging door samentrekking vanspieren totstandkomt.24) Aantonen dat antagonistischespieren tegenovergestelde bewegingenmogelijk maken.25) Uit waarnemingen de macroscopischebouw van een skeletspierbeschrijven.26) Uitgaande van microscopischeobservaties of beeldmateriaal vandwarsgestreept en glad spierweefsel,het onderscheid tussen deze tweeweefseltypen verwoorden.Didactische wenken22) Als uitgangspunt kunnen de twee soorten reacties -beweging en secretie – uit ervaring waargenomen worden.23) Door een werkende skeletspier (bv. de biceps) te betastenwordt vastgesteld dat beweging ontstaat door samentrekkingvan spieren.24) Ook de functie van antagonistische spieren (bv. triceps/biceps)wordt uit waarnemingen op het lichaam afgeleid.Hierbij wordt benadrukt dat spieren enkel actief kunnenverkorten, maar niet actief kunnen verlengen.25) + 26). Het is aan te raden hiervoor gekookt vlees teontrafelen, eventueel te kleuren en met een microscoop tebestuderen.Hieraan kan een leerlingenproef gekoppeld worden(zie 5.1.5 keuze 7).27) Enkele voorbeelden van structurenopnoemen die gestreept of gladspierweefsel bevatten.28) Verwoorden dat spiercontractietotstandkomt door het inkorten vanspierfibrillen in de spiervezels.29) Enkele voorbeelden van beweging,veroorzaakt door spierwerking,beschrijven.28) De microscopische waarnemingen worden gebruikt omde spiercontractie te verduidelijken. De spierwerking moetzeker niet op elektronenmicroscopisch niveau verklaardworden.29) Enkele bewegingen in het lichaam zoals beweging vanledematen (geen fysische wetmatigheden), peristaltiek,uitzetten en vernauwen van bloedvaten, kloppen van het hartof adembewegingen worden als spierbewegingen verklaard.30) Uitgaande van voorbeelden aantonendat fysische en psychische factoreneen invloed op de kliersecretieuitoefenen.31) Aan de hand van voorbeeldeneen inhoud formuleren voor de begrippenexocriene en endocrieneklieren.31) Op een exocriene klier kan macroscopisch de afvoergangwaargenomen worden. Op een micropreparaat van eenexocriene en een endocriene klier wordt de aan- of afwezigheidvan afvoerkanalen waargenomen. Van verschillendeorganen wordt opgemerkt dat ze zowel een exocrien als eenendocrien deel bezitten.32) Een inhoud geven aan het begriphormoon.AV Biologie 17 Bio-esthetiek - Handel - Handel-talen - LOS - STWD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


5.1.3 Coördinatie van reacties op prikkels! Opbouw van het zenuwstelsel en het hormonaal stelsel! Functie van deze stelsels en hun belangrijkste delenLeerplandoelstellingen33) Verwoorden dat de reacties opprikkels door het zenuwstelsel en/ofhet hormonaal stelsel gecoördineerdworden.Didactische wenken33) Met voorbeelden kan worden aangetoond dat de reactieop een prikkel meestal in een ander orgaan totstandkomt danin de receptor. Hieruit kan afgeleid worden dat een schakelnoodzakelijk is. Het zenuwstelsel en/of het hormonaal stelselvervullen deze coördinerende functie.Hieraan kan een leerlingenproef gekoppeld worden(zie 5.1.5 keuze 8).34) Op een model of een schets debelangrijkste delen van het zenuwstelselaanduiden en benoemen.35) Op hersenen van een dier of opeen model of op schetsen de belangrijkstehersendelen aanduiden enbenoemen.35) + 36) Als dierlijk materiaal kunnen bij de slager varkensofschapenhersenen en een stukje wervelkolom met ingeslotenzenuwweefsel bekomen worden.36) Op dierlijk materiaal, een micropreparaat,een model of eenschets van een dwarse doorsnede vanhet ruggenmerg, de delen met in- enuittredende zenuwen aanduiden enbenoemen.37) Op een micropreparaat, een microdia,een model of een schets, dedelen van een zenuwcel aanduiden,benoemen en hun functie beschrijven.38) De functie van een zenuwceleenvoudig uitleggen.38) Op het mechanisme van de impulsgeleiding wordt nietingegaan.39) De schets van het ruggenmergvervolledigen met een gevoels- eneen bewegingszenuwcel.40) De bouw van een reflexboogverwoorden en het begrip reflex eeninhoud geven.40) Uitgaande van de kniepees- of terugtrekreflex wordtinhoud gegeven aan het begrip reflex. De bouw van dereflexboog wordt met een schets verduidelijkt.AV Biologie 18 Bio-esthetiek - Handel - Handel-talen - LOS - STWD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


Leerplandoelstellingen41) De weg van de zenuwimpuls vanreceptor naar effector bij een bewustegewaarwording en gewilde bewegingbeschrijven.42) De functies van enkele hersendelenafleiden uit de gevolgen van letselsaan die hersendelen.43) Het onderscheid verwoordentussen centraal en perifeer, willekeurigen onwillekeurig zenuwstelsel.(U)44) Met een eenvoudig voorbeeldvan een endocriene klier aanduidenhoe het sturende effect door hormonengebeurt.Didactische wenken41) Volgende voorbeelden kunnen uitgewerkt worden: hetwegtrappen van een voetbal, een smash bij een volleybalmatch... De weg tussen receptor over de hersenen naar deeffector wordt schematisch voorgesteld.42) Het inzicht in de wetenschappelijke werk- en denkmethodevoor het verzamelen van die kennis is belangrijker dan eengedetailleerde hersenkaart.43) Naar de ligging van de delen van het zenuwstelsel wordtonderscheid gemaakt tussen centraal en perifeer zenuwstelsel.Steunend op de functies wordt met voorbeelden bovendienonderscheid gemaakt tussen willekeurig en onwillekeurigzenuwstelsel.44) Dit punt blijft best beperkt tot de hormonen die betrokkenzijn bij het totstandkomen van de secundaire geslachtskenmerken.De rol van de hypofyse wordt aan de hand van eeneenvoudig schema vastgelegd. Dit geeft ook de kans om viade functies van de secundaire geslachtskenmerken in te gaanop relatievorming en seksualiteit.De hormonale regeling van de menstruele cyclus komt in dederde <strong>graad</strong> aan bod.Daarnaast kunnen andere voorbeelden aan bod komen:afscheiden van insuline en glucagon door de alvleesklier,afscheiden van adrenaline, afscheiden van prolactine door dehypofyse ...45) Met een concreet voorbeeld illustrerenhoe het zenuwstelsel en hetendocrien stelsel als geheel voor decoördinatie van reacties op prikkelsinstaan. (U)45) De samenwerking tussen beide coördinatiestelsels kangeïllustreerd worden aan de hand van een schema (bv.adrenaline-afscheiding bij stress, melkafscheiding bij hetzuigen ...).5.1.4 Biosociaal probleemVoor biosociale problemen kan men ofwel één onderwerp naar keuze uitdiepen ofwel kan men overhet jaar gespreid biosociale 'flitsen' in de verschillende leerstofonderdelen integreren.AV Biologie 19 Bio-esthetiek - Handel - Handel-talen - LOS - STWD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


Leerplandoelstellingen46) Een biosociaal probleem in verbandmet reacties op prikkels wetenschappelijkbenaderen.Leerplandoelstellingen46) Enkele mogelijk onderwerpen:! gezichtsstoornissen,! alcohol en drugs,! jeugdpuistjes,! allergie,! huidziekten,! zonnebaden,! belang van een goede houding,! diabetes,! multiple sclerose,! epilepsie,! verklaring en productie van 3D-beelden of andere illusies(er zijn reeds computerprogramma’s op de marktdie het mogelijk maken zelf 3D- beelden te produceren),! beperkte waarneming bij het goochelen,! gastspreker of bezoek aan of interview van:een kinesist (elektromassage), huisarts, CLB-arts, oogarts,neuroloog (EEG) ...! ...Bij de keuze van de onderwerpen doet men er goed aan hetschoolwerkplan en andere collega's te raadplegen om eventueleoverlappingen te vermijden.47) Informatie in verband met eenbiosociaal probleem via elektronischedragers en via Internet verzamelenen verwerken.47) Onderwerpen uit de biosociale problematiek vormeneen ideale voedingsbodem voor zelfstandig opzoekingswerkof onderzoek door de leerlingen (14, 20).5.1.5 LeerlingenproefUit de aangeboden keuze van leerlingenproeven wordt er minimaal één uitgewerkt.Volgende leerlingenproeven worden aanbevolen:Keuze 1: dissectie van het oogLeerplandoelstellingenDidactische wenken- Een oog dissecteren. Voor de dissectie is het oog van een paard het meest geschikt.Verse ogen zijn in het slachthuis of bij een slager te bekomen.Men kan de ogen invriezen om ze te bewaren.AV Biologie 20 Bio-esthetiek - Handel - Handel-talen - LOS - STWD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


Leerplandoelstellingen! Aan de hand van de dissectie demacroscopisch waarneembare inenuitwendige delen van het oogop een schets aanduiden en benoemen.Didactische wenkenDe leerlingen maken een dwarse snede bij de dissectie vaneen vers of ontvroren oog en schetsen en benoemen wat zezien. Met een elektrisch mes of een fijne metaalzaag kanmen diepgevroren ogen overlangs doorsnijden, zodat meneen horizontale doorsnede krijgt zoals in de meeste handboeken.De leerlingen kunnen de blinde schets zo gemakkelijkaanvullen of eventueel zelf de horizontale doorsnede van hetoog schetsen.Keuze 2: het binoculair zien en de bepaling van de grootte van het binoculair veldLeerplandoelstellingen! Het belang van het binoculair zienexperimenteel aantonen.! De grootte van het binoculair veldproefondervindelijk bepalen.Didactische wenkenHet belang van het binoculair zien (in de sport) kan gedemonstreerdworden door de vergelijking te maken tussen hetuitvoeren van een handeling met twee ogen of met één oog.Sluit één oog en tracht twee wijsvingers naar elkaar toe tebrengen (met redelijke snelheid en verscheidene keren).Voer daarna dezelfde proef uit met twee ogen. Men kanwijzen op het belang van binoculair zien bij balsporten,verkeer, overgieten van vloeistoffen ...De grootte van het binoculair veld (onderdeel van het totalegezichtsveld) verschilt van persoon tot persoon. Dit hangt afvan de stand van de ogen (meer uitpuilend of eerder dieper inde oogkassen gelegen) en de grootte van de neus. Tekenhiervoor een kruis op het bord. Plaats een leerling voor hetbord met een lat (30 cm) geklemd tussen het voorhoofd enhet kruis op het bord. Vanaf nu mag de leerling zijn/haarhoofd niet meer bewegen. De leerling sluit één oog, bv. hetrechteroog en nadert nu van rechts met een stukje krijt op hetbord het binoculair veld. Hij/zij plaatst een puntje op hetbord op het moment dat hij/zij in de ‘ooghoek’ het stukjekrijt kan waarnemen. Sluit nu het andere oog en herhaal hetexperiment.De afstand tussen de twee punten geeft een idee over degrootte van het binoculair veld, het veld dat door twee ogentegelijk kan bekeken worden, wat in een aantal sporttakkenvan cruciaal belang is. Men kan het binoculair veld vanmeerdere leerlingen met elkaar vergelijken. Brildragendeleerlingen kunnen de proef beter uitvoeren zonder bril, omdatde brilmontuur de ooghoeken bedekt.AV Biologie 21 Bio-esthetiek - Handel - Handel-talen - LOS - STWD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


Keuze 3: nabeelden en visuele illusiesLeerplandoelstellingen! Nabeelden waarnemen.! Na-effecten van vorm en kleurverklaren.! Aan de hand van een paar voorbeeldenaantonen dat onze interpretatiede waarneming kan beïnvloeden.Didactische wenkenNabeelden kunnen met volgende eenvoudige proefjes wordenaangetoond:! op de voorzijde van een kartonnetje wordt een vis en opde keerzijde een fuik getekend; laat men het kartonnetjerond een verticale as wentelen vóór het oog, dan ziet mende vis in de fuik;! men verkrijgt een groen (rood) nabeeld als men een tijdjeeen rood (groen) voorwerp gefixeerd heeft en plots naareen witte achtergrond kijkt;! ...Visuele illusies zijn genoegzaam bekend:! evenwijdige lijnen die toch schijnen te convergeren omdatze in een visgraatpatroon vervat zitten;! twee even grote lijnstukken die verschillend van lengtelijken te zijn omdat ze ofwel naar het midden, ofwel naarbuiten gerichte pijlen dragen;! wanneer donkere vierkanten in een rooster geplaatstworden, schijnen grijze bolletjes te ontstaan op de kruispuntenvan de witte scheidingslijnen;! ...Keuze 4: proeven in verband met de werking van het ooronder andere:! vaststellen van de drempelwaarde van de geluidsprikkel! lokalisatie van de geluidsbron met één of twee oren! bepalen van het minimum tijdsverschil om de richting van de geluidsbron te kunnen bepalenLeerplandoelstellingen! Aantonen dat de drempelwaardevan een geluidsprikkel kan verschillenvan persoon tot persoon.(U)! Experimenteel een geluidsbronmet één of twee oren lokaliseren.Didactische wenkenMet een toongenerator kan gezocht worden naar de gevoeligheidvoor toonhoogten bij verschillende proefpersonen. Detonen kunnen gevisualiseerd worden met een oscilloscoop ofpc zonder door te dringen in de fysische wetmatigheden.Een geblinddoekte leerling (midden in de klas) bepaalt derichting van de geluidsbron (tikken van een balpen doorleerlingen, geplaatst in een cirkel rond de proefpersoon) metbehulp van twee oren en nadien met behulp van één oor.Zelfs met twee oren worden opmerkelijk veel fouten gemaaktals de geluidsbron zich recht voor of recht achter de proefpersoonbevindt. Er wordt gezocht naar een verklaring voor ditverschijnsel.AV Biologie 22 Bio-esthetiek - Handel - Handel-talen - LOS - STWD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


Leerplandoelstellingen! Experimenteel het minimum tijdsverschiltussen de prikkeling vanbeide oren, nodig om de plaats vande geluidsbron te bepalen, afleiden.Didactische wenkenHet minimum tijdsverschil tussen de prikkeling van beideoren, nodig om de plaats van de geluidsbron te bepalen, kanafgeleid worden uit het verschil in afstand door het geluidafgelegd en de bewegingssnelheid van het geluid. Hiervoorgebruikt men een rubberslang (ongeveer twee meter lang)met een trechtertje aan elk uiteinde. Het midden is gemerktmet aan weerszijden ervan een achttal centimeterverdelingen.Men geeft met een balpen tikjes op de rubberslang, terwijl deproefpersoon beide trechters tegen zijn oren houdt. Deproefpersoon zegt telkens of het geluid van links, van rechtsof van het midden komt.Keuze 5: waarnemen van het evenwicht! proeven in verband met het lokaliseren van het evenwichtszintuig voor het statisch en/ofdynamisch evenwichtLeerplandoelstellingen! Aantonen dat het zien een rolspeelt bij het bewaren van hetevenwicht.! Experimenteel aantonen dat destand van het hoofd een rol speeltin het evenwicht.Didactische wenkenHet belang van het zien bij het bewaren van het evenwichtkan met het volgend eenvoudig proefje gedemonstreerdworden: een proefpersoon wordt gevraagd kaarsrecht te staaneerst met open ogen en nadien met gesloten ogen; het blijktdat de proefpersoon heel wat meer bewegingen maakt metgesloten ogen.Om de ligging van het evenwichtszintuig voor het statischevenwicht te achterhalen is volgende proef gemakkelijk uitte voeren: een geblinddoekt proef- persoon ligt op een ladderen houdt zich met de handen vast. Een klasgenoot heft deladder op aan de kant van het hoofd van de proefpersoon. Deproefpersoon schat de hoek tussen grond en ladder. De proefwordt voor enkele hoeken gedaan.De proef wordt met dezelfde proefpersoon herhaald, maar numet voorovergebogen hoofd. Het verschil tussen de geschatteen de gemeten hoek is veel groter bij de tweede proefopstelling.Met rechtgehouden hoofd is het mogelijk om tot op5 o nauwkeurig te schatten.Het lokaliseren van het evenwichtszintuig voor het dynamischevenwicht is uit volgende proef af te leiden: drieleerlingen draaien enkele malen om hun as; twee leerlingenzijn geblinddoekt, een van hen houdt tijdens het draaien hethoofd rechtop, de andere houdt het hoofd schuin, de derdeleerling is niet geblinddoekt en houdt het hoofd recht.Nadien wordt hun evenwicht getest door op een rechte lijn telopen. (proef niet uitvoeren met leerlingen met een te lage ofte hoge bloeddruk - oppassen voor valpartijen!!).AV Biologie 23 Bio-esthetiek - Handel - Handel-talen - LOS - STWD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


Keuze 6: waarnemen van druk en temperatuuronder andere:! onderzoek van de lokale verschillen in tactiele en temperatuurgevoeligheid van de menselijkehuid! minimale afstand tussen twee aanrakingen die als afzonderlijke prikkels worden waargenomen! vaststelling van de relativiteit van de temperatuurgewaarwordingLeerplandoelstellingen! Uit waarnemingen vaststellen datde gevoeligheid van de huid bij demens voor aanraking en temperatuurverschillenvarieert naargelangvan de plaats van het lichaam.! Experimenteel de minimale afstandtussen twee aanrakingen dieals afzonderlijke prikkels wordenwaargenomen, bepalen.Didactische wenkenMet een stempel (bv. Nopperblokje uit een speelgoedzaak)wordt een rooster van 25 contactpunten afgebakend ophandrug, binnenkant van de onderarm en vingertop van eenproefpersoon.Deze puntjes worden in willekeurige volgorde, met wisselendtijdsinterval, gedurende 0,5 s met een gekoelde en verwarmdebreinaald aangeraakt.De proefpersoon sluit de ogen en geeft aan of warmte, koudeof enkel een drukgewaarwording wordt aangevoeld.Met behulp van een passer met twee punten kan de minimaleafstand tussen twee gelijktijdige aanrakingen die nog alsafzonderlijke prikkels worden waargenomen, uitgetestworden.De proefleider raakt de proefpersoon aan met een of tweepasserpunten voor een gegeven passeropening, te beginnenbij 1 mm afstand tussen de twee passerpunten. In totaalworden per passeropening 10 stimuli aangeboden: 5 keermet één passerpunt en 5 keer met de twee punten tegelijk ineen willekeurige volgorde. De proefpersoon sluit de ogen enantwoordt of één of twee prikkels werden waargenomen.Zijn meerdere antwoorden verkeerd, dan wordt de passeropeningvergroot. Men herhaalt de test telkens met een groterepasseropening tot de 10 antwoorden juist zijn. Op die manierkent men de minimale afstand tussen twee aanrakingen dieals twee afzonderlijke prikkels worden waargenomen. Hoekleiner die afstand, hoe gevoeliger het bestudeerde lichaamsdeel.! Experimenteel aantonen dat onzetemperatuurgewaarwording relatiefis.Dat verschillen in temperatuur niet absoluut maar enkelrelatief worden waargenomen kan men afleiden uit volgendeproef: men brengt gelijktijdig de linkerhand in ijswater en derechterhand in warm water; na enige tijd worden beidehanden in lauw water gebracht. Ook wordt gelet op het roodworden (vasodilatatie) en het bleek worden (vasoconstrictie)van de huid in respectievelijk warm en koud water.AV Biologie 24 Bio-esthetiek - Handel - Handel-talen - LOS - STWD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


Keuze 7: macroscopische en microscopische studie van dwarsgestreept spierweefsel van eengewerveld dierLeerplandoelstellingen! Bij een macroscopisch onderzoekvan een stukje spier volgende onderdelenaanduiden: spierbundels,spiervezels en bindweefselscheden.! Uit microscopische waarnemingenvan dwarsgestreept spierweefsel,spiervezels aanduiden en de fijnstructuurervan schetsen.Didactische wenkenEen stukje dwarsgestreept spierweefsel (gekookt soepvlees,gekookt kippenvlees) wordt ontrafeld; men merkt hierbij despierbundels met de spiervezels en bindweefselscheden op.Spiervezels (bv. van ontvette ham, soepvlees, kippenvlees)kunnen microscopisch na eventuele kleuring (bv. met methyleengroenof karmijnazijnzuur) worden waargenomen engeschetst.Keuze 8: aantonen van het bestaan van coördinatie van reacties op prikkels en het meten van dereactiesnelheidLeerplandoelstellingen! Aantonen dat de hersenen instaanvoor de coördinatie van reactiesop prikkels.Didactische wenkenEen aantal voorbeelden van oog-handcoördinatie kan alsvolgt waargenomen worden:! in een spiegel kijkend met een balpen een labyrint volgendat voor de spiegel op de tafel ligt;! op een computerscherm tussen vijf punten een ster tekenenmet de muis waarvan de staart naar de proefpersoonis gericht.Men zal opmerken dat de linkerhand bij een rechtshandigezich iets sneller zal aanpassen aan deze situatie dan de rechterhand;het omgekeerde geldt evengoed voor een linkshandige.! Experimenteel afleiden dat de coordinatievan reacties op prikkelstijd vergt.De reactiesnelheid kan gemeten worden met een elektrischemeetklok die tot op 1/100 s werkt. Zulke meetklokken zijnbeschikbaar in het fysicalokaal voor tijdsmetingen in bewegingsleer.Voorzie een schakelaar op het toestel (meestal aanwezig) eneen schakelaar op de voedingskabel. De leraar of proefleiderstart de elektrische meetklok met de schakelaar op de voedingskabel,de proefpersoon stopt de meetklok met de schakelaarop het toestel.AV Biologie 25 Bio-esthetiek - Handel - Handel-talen - LOS - STWD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


LeerplandoelstellingenDidactische wenkenEen andere methode bestaat erin een lat (met het nulpunt naarbeneden) te laten vallen tussen wijsvinger en duim die op 1cm van elkaar gehouden worden. Van zodra de lat valt,probeert de proefpersoon ze met duim en wijsvinger tevangen. Uit de gemeten lengte op de lat kan met de formulevoor de valbeweging de valtijd, dus ook de reactietijd berekendworden( ∆t'2∆s )gOmdat de leerlingen deze formule niet kennen (cf. fysicaderde <strong>graad</strong>), kan de leraar de lat reeds in seconden ijken.5.2 Tweede leerjaar5.2.1 Terreinstudie! Observatie van verscheidenheid! Identificatie van soorten! Beschrijving van habitat van soorten! Observatie van interacties tussen organismen onderling en tussen organismen en het milieu(biotische en abiotische factoren)Leerplandoelstellingen1) Uit waarnemingen op het terreinde grote verscheidenheid van organismenvaststellen.Didactische wenken1) Een goed voorbereide excursie met doelgerichte opdrachtenis een ideale aanloop om het belang van classificatie aante voelen en om inzicht te verkrijgen in de grondbeginselenvan de ecologie. De keuze van het studieterrein (weide,vijver, ecologisch reservaat, braakland, park...) kan in deschool of in de nabije omgeving van de school gevondenworden.Er kan tevens geopteerd worden voor een buitenschoolsstudieterrein. Eventuele afspraken met andere leraars inverband met een gezamenlijke geïntegreerde excursie of eenwerksessie aan een natuureducatief centrum behoren hier totde mogelijkheden.2) Met behulp van dichotome tabelleneen aantal organismen op hetterrein identificeren.2) De leerlingen kunnen met eenvoudige dichotome tabellenenkele organismen op naam brengen. Door het gebruik vanzoekkaarten zal de observatie gericht zijn op het herkennenvan morfologische gelijkenissen en verschillen tussen organismen.Het terreinwerk biedt ook de mogelijkheid gekendebegrippen, nodig bij de latere classificatie in de klas, teherhalen en in te oefenen.AV Biologie 26 Bio-esthetiek - Handel - Handel-talen - LOS - STWD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


LeerplandoelstellingenDidactische wenkenVoor de bespreking van heel wat ecologische aspecten is eenzo ruim mogelijk beeld van de onderzochte biotoop noodzakelijkzoals landschapselementen, grondgebruik van deomgeving, lichtinval, duurzaamheid van het terrein ...3) De habitat van waargenomen organismenbeschrijven.4) Uit waarnemingen een relatieleggen tussen het voorkomen en deverspreidings<strong>graad</strong> van organismenen één of meerdere abiotische en/ofbiotische factoren.3) De leerlingen noteren de plaats waar de waargenomensoorten leven en stellen vast dat de ingenomen plaats in eenecosysteem niet alleen zeer specifiek, maar ook ruimtelijkzeer eng kan zijn.Het habitatconcept omschrijft de fysische ruimte waarin eensoort voorkomt, maar geeft nog geen verklaring voor hetvoorkomen van de soort, noch voor de functie die ze uitoefentin het ecosysteem.4) Door een efficiënte keuze van de te inventariseren zonekan een verband tussen de verspreidings<strong>graad</strong> en één ofmeerdere abiotische factoren (vochtigheid, licht, bodemgesteldheid...) vastgesteld worden. Ook is het mogelijk deverspreidings<strong>graad</strong> in relatie te brengen met biotische factoren(betreding, plaats in de voedselketen ...).Een mogelijke oefening is het onderzoek van ‘tredplanten’ opeen (sport)terrein waar madeliefjes, weegbree, klaver ...voorkomen.Op een willekeurige plaats wordt een vierkant (ongeveer4 m 2 ) afgebakend met meetlinten of een touw.Door gebruik te maken van een zoekkaart worden de soortengedetermineerd en het aantal per soort in een tabelvormgenoteerd. Bepaal met vallende priemen de bodemdichtheid,meet de hoogte van de hoogst aangetroffen plantensoorten,en bepaal het opslorpend vermogen van de bodem door eenglazen buis van 3 tot 5 cm diameter in een stukje onbegroeidebodem te plaatsen. Giet hierin een gekende hoeveelheidwater en noteer hoeveel water er in de bodem dringt in eenbepaalde tijdseenheid.Andere mogelijke oefeningen zijn:! opname van de verspreiding van kogelwier op boomstammen,! bepaling van de diversiteitsindex in graslanden,! opname van transecten van de bermen van een holle weg,! opnemen van de overgangen slikke-schorre, strand-duin ...! weergeven van de vochtigheidsgradiënt in heidegebieden,moerasgebieden ...! beschrijving van de overgang van bos naar open ruimte ...! ...AV Biologie 27 Bio-esthetiek - Handel - Handel-talen - LOS - STWD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


LeerplandoelstellingenDidactische wenkenDe resultaten van de terreinwaarneming kunnen met decomputer gestructureerd weergegeven worden.De gevonden resultaten kunnen geïnterpreteerd worden infunctie van abiotische en biotische factoren.Door flora, fauna en abiotische factoren van verschillendeterreinen met elkaar te vergelijken, groeit bij de leerlingen hetbesef dat organismen niet willekeurig verspreid in het milieuvoorkomen.5.2.2 Classificatie! Verantwoorden van de noodzaak van een classificatie! Principe van classificatie toepassen op een paar voorbeelden (planten/dieren)! Het classificatiesysteem! Systematiek als resultaat van classificatieLeerplandoelstellingen5) Vaststellen dat bepaalde organismenmeer onderlinge overeenkomstenvertonen dan andere.6) Uit overeenkomsten en verschillentussen organismen criteria kiezenwaardoor een indeling bekomenwordt.7) Verantwoorden dat indeling vanorganismen veelal teruggaat op individueelgekozen normen.Didactische wenken5) + 6) + 7) + 8)Aan de leerlingen wordt gevraagd om organismen te groeperenvolgens zelf gekozen en duidelijk omschreven normen.Er kan gebruikgemaakt worden van organismen van hetbestudeerde terrein, aangebracht levend materiaal, vloeistofpreparaten,opgezette dieren, eventueel beeldmateriaal ...De bekomen systemen worden met elkaar vergeleken en menkomt tot de conclusie dat er geen eenduidigheid is.Na het terreinwerk en de verwerking van de gegevens in deklas moet de noodzaak van een algemeen geldend classificatiesysteemduidelijk zijn.8) De noodzaak van een algemeengeldend classificatiesysteem verantwoorden.9) Een eenvoudige determinatietabelof zoekkaart van planten ofdieren gebruiken en de basisprincipesvan classificatie in het plantenofdierenrijk daaruit afleiden.10) De lagere taxonomische niveaus(orde, familie, geslacht, soort) aan dehand van voorbeelden aangeven.9) Eenvoudige determinatietabellen of zoekkaarten voor hetdetermineren van ongewervelde zoetwaterdieren, ongewerveldebodemdieren... of eenvoudige flora’s, eventueel op cdrom,kunnen hierbij gebruikt worden. Deze doelstelling kanreeds geheel of gedeeltelijk bereikt zijn bij de terreinstudie.10) Aan de hand van organismen die tijdens de excursiegevonden werden, eventueel aangevuld met bijkomendmateriaal, worden de kenmerken vastgesteld die de plaatsingin de taxonomische niveaus verantwoorden. Deze kenmerkenkunnen op het materiaal worden waargenomen en of inde literatuur worden opgezocht.AV Biologie 28 Bio-esthetiek - Handel - Handel-talen - LOS - STWD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


Leerplandoelstellingen11) Een systematische indeling vande levende organismen in het vijfrijkensysteemop basis van eenduidigecriteria weergeven.12) De omstreden systematischeplaats van virussen bespreken.13) Op basis van de geziene taxonomischekenmerken enkele duidelijkevoorbeelden van organismen binnende geziene taxonomie plaatsen en diekeuze verantwoorden.Didactische wenken11) Als synthese worden de bestudeerde organismen in hetvijfrijkensysteem geclassificeerd. De synthese wordt verderaangevuld met een eenvoudige indeling van het planten- enhet dierenrijk.12) Met relevant fotomateriaal kan de structuur en de wijzevan vermenigvuldigen van virussen bondig besproken worden.De vraag of een virus nu levend of levenloos is, kan gesteldworden. Daaruit zal blijken dat elk classificatiesysteemwellicht nog voor verbetering vatbaar is.13) Als toepassing kan men een aantal niet-bestudeerdeorganismen binnen de geziene taxonomie classificeren.Omgekeerd kan men met de verzamelde organismen eeneenvoudige determinatietabel opstellen.5.2.3 Relaties tussen organismen! Interactie bij organismen• tussen soorten onderling: parasitisme, mutualisme ...• binnen de soort: groepsvorming, communicatie ...! Gedrag (aangeleerd, aangeboren)! Producenten, consumenten, reducenten! Functies van micro-organismenLeerplandoelstellingen14) Uit informatie in verband met dewederzijdse invloed van organismeninteractievormen benoemen,omschrijven en onderling vergelijken.Didactische wenken14) In de mate van het mogelijke worden de terreinwaarnemingengeïntegreerd in de bespreking van de relaties tussenorganismen.Bij de verwerking van de wederzijdse invloed van organismenkunnen volgende vragen aan bod komen:! Tussen welke organismen treedt de interactie op?! In welk milieu (biotoop) treedt de interactie op?! Hoe worden deze organismen door de samenlevingsvormbeïnvloed?! Heeft deze interactie een blijvend karakter?! Zijn de betrokken organismen noodzakelijk op elkaaraangewezen?AV Biologie 29 Bio-esthetiek - Handel - Handel-talen - LOS - STWD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


LeerplandoelstellingenDidactische wenkenHet verwerken van de informatie kan via parallel groepswerkof door een leergesprek gebeuren. Uit de geformuleerdeantwoorden kan men bepaalde interactievormen overzichtelijken schematisch weergeven. Begrippen als parasitisme,mutualisme ... krijgen hierdoor betekenis.Uit de aangeboden informatie zal blijken dat er niet alleenbeïnvloeding voorkomt tussen organismen van verschillendesoort, maar dat ook soortgenoten interacties vertonen.15) De betekenis van groepsvormingvoor de betrokken organismen verwoorden.16) Aanpassingen van statenvormendeinsecten aan het groepslevenformuleren. (U)17) Uit informatie over het groepslevenbij dieren vaststellen dat onderlingecommunicatie noodzakelijk isvoor het goed functioneren van degroep.18) Voor enkele communicatievormende methoden en de functies bijde overdracht van informatie verwoorden.19) De verschillen tussen aangeborenen aangeleerd gedrag metvoorbeelden illustreren.20) De rol van producenten, consumentenen reducenten uitleggen.15) Met de leerlingen kan besproken worden dat groepsverbandmet soortgenoten een betekenis heeft, onder andere bijde overlevingskans, het instandhouden van de soort ...Er kan een parallel getrokken worden tussen groepssportenen individuele sporten.16) Bij deze samenlevingsvormen kan gewezen worden op derelatie tussen de lichaamsbouw en de plaats die het organismein het groepsleven inneemt.17) + 18) Bij de bespreking van interacties tussen organismen(van dezelfde of verschillende soort) kunnen de leerlingenaanvoelen dat bij dieren de mogelijkheid bestaat om contactente leggen. Soortgenoten bezitten technieken waarmee zeinformatie uitwisselen en elkaar stimuleren tot bepaaldereacties in verband met gemeenschappelijke veiligheid,territoriumafbakening, voedselvoorziening, bereidheid totparen ...Bij het uitwerken van dit aspect in verband met het samenlevenkan uitgegaan worden van experimenten van Tinbergen,Von Frisch ... Men kan komen tot enkele algemene communicatietechnieken(chemische, tactiele, akoestische en visueleprikkels). Hierbij kan worden benadrukt dat dieren vaak heelandere communicatievormen dan de mens gebruiken. Dezecommunicatievormen blijken wel doeltreffend te zijn.Ook hier kan men wijzen op de noodzaak van communicatiebij groepssporten.19) Tijdens een brainstorming wordt gezocht naar een aantalgedragingen die verwijzen naar aangeboren en aangeleerdgedrag. Ook nu weer kan de leraar de discussie verbredendoor te verwijzen naar de experimenten van Von Frisch.Daarnaast kunnen ook de experimenten van Pavlov besprokenworden. Speciale aandacht kan ook gaan naar het menselijkgedrag dat dikwijls cultureel gebonden is. Hiervoorvinden we dankbare aanvullingen in de boeken van DesmondMorris.20) Aansluitend bij de leerstof van de eerste <strong>graad</strong>, wordende begrippen producenten, consumenten en reducentenherhaald.AV Biologie 30 Bio-esthetiek - Handel - Handel-talen - LOS - STWD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


Leerplandoelstellingen21) De betekenis van micro-organismentoelichten. (U)22) Met voorbeelden aantonen datbacteriën en virussen de menselijkegezondheid beïnvloeden.Didactische wenken21) Naast schadelijke micro-organismen (ziekteverwekkers,voedselbedervers ...) zijn er ook nuttige micro-organismen:symbiotische darmbacteriën, bacteriën bij de voedselbereiding(kaas, yoghurt ...), bij de stikstoffixatie in de bodem (alof niet vrijlevend) ...22) Uit de vorige doelstelling bleek al de rol van de microorganismenals reducenten in het ecosysteem. Dit wordtverbreed tot de invloed van micro-organismen op de mens.Het verloop van een virale en bacteriële infectie kan wordentoegelicht. Ook kan aandacht besteed worden aan profylactischeen therapeutische behandelingen. Hierbij wordt benadrukthoe noodzakelijk het is om een antibioticabehandelingconsequent vol te houden. Het belang van een goede wondverzorgingen lichaamshygiëne wordt beklemtoond alspreventie tegen zwembadeczeem, tetanus ... (20, 21)5.2.4 Relaties tussen organismen en hun milieu! Invloed van organismen op het milieu! Materiekringloop en energiedoorstroming! Ecosysteem! Invloed van de mens op het milieu! Belang van duurzame ontwikkelingLeerplandoelstellingen23) Invloed van organismen op hetmilieu aantonen.Didactische wenken23) In de mate van het mogelijke worden de terreinwaarnemingengeïntegreerd in de bespreking van de invloed vanorganismen op het milieu.Enkele voorbeelden:! concurrentie;! betreding;! begrazing;! effecten van beschaduwing;! beschadiging van oevers door eenden;! nitrificering van de bodem door de uitwerpselen vanvogels (meeuwen);! doorgraven van dijken door ratten;! ...24) Een aantal voedselketens in eenvoedselweb verwerken.24) Vroegere observaties of terreinwaarnemingen kunnengebruikt worden om voedselketens op te bouwen en teverwerken in een voedselweb.AV Biologie 31 Bio-esthetiek - Handel - Handel-talen - LOS - STWD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


Leerplandoelstellingen25) De energiedoorstroming in eenvoedselketen weergeven.26) Een materiekringloop in eenschema weergeven. (U)27) Een inhoud formuleren voor debegrippen ecosysteem, levensgemeenschap,habitat en ecologischeniche en deze met een voorbeeldillustreren.28) Successie, climax, en dynamiekvan een ecosysteem met een voorbeeldtoelichten. (U)Didactische wenken25) De energiedoorstroming kan met een voedselpiramideverduidelijkt worden. Deze voorstelling laat toe te benadrukkendat er steeds energieverlies optreedt.26) Aanleunend bij doelstelling 25) ligt de bespreking van dekoolstofkringloop hier voor de hand.Een water- of een bodemonderzoek met gegevens in verbandmet chemische parameters is een goed vertrekpunt om eenstikstofkringloop op te bouwen. Aanvullend kunnen onderwerpenzoals het broeikaseffect en overbemesting, met deonrustwekkende stijging van het nitraatgehalte van hetgrondwater tot gevolg, besproken worden.27) Dat zowel biotische als abiotische factoren een rol spelenbij de verspreiding van organismen kan uit de terreinstudieworden afgeleid.De begrippen ecosysteem en levensgemeenschap kunnengemakkelijk gedefinieerd worden.De plaats (habitat) en de functie (ecologische niche) kunnenmet tal van voorbeelden geïllustreerd worden:! nichevorming in verband met de voeding (pimpelmees,koolmees);! nichevorming door het verleggen van de activiteit opverschillende tijdstippen (dag- en nachtroofvogels);! ...Ook kan gewezen worden dat soorten die in geografischgescheiden gebieden leven soms een sterk gelijkende ecologischeniche vormen, bv. de buideldieren in Australië en deplacentale zoogdieren in de rest van de wereld.28) Elke wijziging van een abiotische en/of biotische factorin een levensgemeenschap brengt er ook verandering inteweeg.Een geleidelijke verandering van een levensgemeenschap(successie) die leidt tot een toestand van evenwicht (climax)kan men vrij goed waarnemen in een hooi-afgietsel.In de natuur kan men het proces in veel trager tempo volgenbij een verlandende vijver, bij de overgang van slikke naarschorreAV Biologie 32 Bio-esthetiek - Handel - Handel-talen - LOS - STWD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


Leerplandoelstellingen29) Afleiden dat de mens een regulerendeinvloed (positief of negatief)uitoefent op het samenleven van organismen.30) Tot het inzicht komen dat er samenwerkingmoet bestaan tussennatuurbescherming en andere menselijkebelangen.Didactische wenkenDe invloed van de dynamiek wordt ook duidelijk bij devergelijking van een hooiland met een goed bemest weiland,bij het effect van betreding in de zones op en naast eenwandelpad, bij een voetbalveld ...Telkens kan men aantonen dat de soortenrijkdom afneemtnaarmate de dynamiek van het milieu toeneemt.29) + 30) Als afsluitend thema kan men de plaats van demens in het geheel toelichten. Bij milieuvervuiling spelenonder meer industrie, toerisme, landbouw ... een rol.Er kan ook gewezen worden op de invloed van het wintertoerismeop het milieu. De aanleg van ski- of langlaufpistesvereist het rooien van grote stukken bos. Deze vormen eennatuurlijke bescherming tegen lawines. Het hele gebiedwordt gekenmerkt door enorme erosieverschijnselen...Waterverontreiniging door waterrecreatie is een ander veelvoorkomend probleem. De meeste rivieren, kanalen, vijversen plassen worden benut voor één of meerdere vormen vanrecreatie. Ook het gebruik van schadelijke stoffen zoalsantigroeiverven voor algen, reinigingsproducten... en olieverlieshebben schadelijke gevolgen voor het waterecosysteem.Uit zulke vaststellingen kan de regulerende invloed (positiefof negatief) van de mens op organismen onderzocht worden.Ook kan gewezen worden op het belang van milieu- enlandbouworganisaties bij het beheer van natuurgebieden enbij het herstellen en instandhouden van de natuurlijke omstandighedenin zulke zones.Het doel van deze lessenreeks is de leerlingen te stimulereneen ecologisch en ethisch bewuste houding aan te nemen.Dit sluit goed aan bij de eindtermen 14 en 19.31) Het belang van ‘duurzame ontwikkeling’aantonen.32) Documentatie in verband metduurzame ontwikkeling via elektronischedragers en via Internet raadplegenen verwerken.31) + 32) Leerlingen hebben diverse aspecten van ecologiebestudeerd en komen tot het inzicht dat duurzame ontwikkelingmoet nagestreefd worden.Duurzame ontwikkeling moet leiden tot het vrijwaren enbeschermen van diverse milieus zonder de essentiële ecologischeprocessen, de biologische diversiteit of voor het levenonmisbare systemen te raken. Dit thema vormt een idealevoedingsbodem voor zelfstandig opzoekingswerk. (14, 17)AV Biologie 33 Bio-esthetiek - Handel - Handel-talen - LOS - STWD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


Bijlage:Het vijfrijkensysteem van Whittaker.- Eenvoudige dichotome determineertabel voor het vijfrijkensysteem:geen echte kern: het erfelijkmateriaal ligt niet opgeslotenin een membraan, maar komtvrij in het celplasma voor:Prokaryoten(Bacteriën en Blauwwieren)echte kerneencelligeorganismen:Protisten(Eencelligen)meercelligeorganismen:autotroof:Plantenheterotroof:welcelwand:ZwammengeencelwandDierenMen bedenke hierbij dat heterotrofe bedektzadigen niet in deze determineertabel passen.! In het rijk van de planten onderscheidt men volgende afdelingen:• afdeling van de bedektzadige planten,• afdeling van de naaktzadige planten,• afdeling van de varenplanten,• afdeling van de mossen,• afdeling van de wieren (blauwwieren en ééncellige wieren niet inbegrepen).! In het rijk van de dieren onderscheidt men volgende stammen:• stam van de chordadieren,• stam van de sponsen,• stam van de holtedieren,• stam van de platwormen,• stam van de rondwormen,AV Biologie 34 Bio-esthetiek - Handel - Handel-talen - LOS - STWD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


• stam van de gelede wormen,• stam van de weekdieren,• stam van de geleedpotigen,• stam van de stekelhuidigen.6 EVALUATIEMen kan stellen dat de doelstellingen binnen dit leerplan in een drietal componenten uiteenvallen:! cognitieve component,! vaardigheden,! attitudes.Niet elke component is even sterk in elk leerjaar vertegenwoordigd : waar in het eerste leerjaar van detweede <strong>graad</strong> de cognitieve component het sterkst is, verschuift dit in het tweede leerjaar iets meer naarvaardigheden en attitudes.Dit betekent meteen dat elk van de drie componenten in de evaluatie zullen meespelen. Voor hetcognitieve niveau is dit zonder meer duidelijk, vaardigheden en attitudes liggen minder voor de hand.Men mag zich echt niet laten verleiden een reproductie van een classificatie in het tweede leerjaar tevragen, waar in de lessen onderzoek en determineren centraal staan. In zulke situaties ligt het ook voorde hand de leerlingen bijvoorbeeld een tot nog toe onbekend organisme te laten determineren enclassificeren, of een aantal organismen naar eigen inzicht te laten indelen en deze indeling te latenmotiveren.Attitudes en onderzoeksvaardigheden horen systematisch geobserveerd te worden. Geschikte lessenhiervoor zijn deze waar gezamenlijk een probleemstelling opgelost wordt, lessen waar biosocialeproblemen in een open gesprek aan bod komen, leerlingenproeven ...Als handreiking bij de evaluatie kunnen één of enkele van de volgende aspecten beoordeeld worden:leergierigheid en interesse, zin voor samenwerking, luisterbereidheid, inzet en doorzetting, verzorgingvan een proef en de kwaliteit van het verslag.Het cognitieve aspect laat zich zowel summatief als formatief evalueren. Bijzondere aandacht moetuitgaan naar de aard van het gewenste kennisniveau en de aard van de vraag.Biologie mag geen louter "blokvak" zijn. Men zal enerzijds een aantal reproductieve vragen stellenwaarin encyclopedische kennis getoetst wordt, maar anderzijds verdienen begrijpen, toepassen,analyseren en synthetiseren ook een eigen plaats in het evaluatieproces. Deze niveaus worden best doormiddel van verschillende vraagtypes getoetst. Een goed examen of toets moet aan de leerlingen alleniveaus aanbieden in een sterk gevarieerde vraagvorm. Een toets mag niet alleen uit open vragenbestaan. Meestal zijn de antwoorden zeer breed en vragen in feite naar een weergave van één of anderhoofdstuk van de cursus.Wanneer de vraag begrensd wordt, wordt een zekere mate van verwerking verwacht, de leerlingenmoeten een beperkte synthese van de leerstof kunnen maken.Tabelinvullingen kunnen ook zinvol zijn om feitelijke kennis te toetsen (classificatie, types vanweefsels, functies van structuren ...). Tabellen verbeteren snel en geven een relatief objectief, maar zeerbeperkt beeld van de kennis van de leerling.AV Biologie 35 Bio-esthetiek - Handel - Handel-talen - LOS - STWD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


Wanneer verwacht wordt dat ze nieuw materiaal keurig kunnen classificeren, dan wordt nagegaan ofze de leerstof kunnen toepassen. Het benoemen van een nieuw schema toetst op de grens tussentoepassen en analyseren.Meerkeuzevragen houden altijd een zeker analyseniveau in. De kwaliteit van de vraag hangt af van dekeuze van de afleiders. Het is echter niet gemakkelijk om degelijke afleiders te maken; bovendienbehoort gokken steeds tot de mogelijkheden. Meerkeuzevragen worden dan ook zinvoller wanneer menhet gekozen antwoord laat motiveren, temeer daar de leraar ook een goede feedback krijgt in verbandm et de vraagstelling.Het beeldmateriaal neemt in de lessen biologie een zeer prominente plaats in. Vragen met schema's enafbeeldingen zijn dan ook een noodzaak. Binnen dit soort vragen varieert het kennisniveau tussenkennen en synthetiseren. Het zuiver reproductief invullen van een schema uit de lessen toetst kennis,het herkennen van structuren in een nieuw schema (oog, oor ...) wordt toepassen, het interpreteren vaneen grafiek vereist analyse, het voorstellen van een experiment in een overzichtelijk schema kan eensynthese vormen.Proeven vormen de basis van de natuurwetenschappelijke methode. Een proefbeschrijving, waarnemingen besluit moeten dan ook op een of andere manier in de evaluatie betrokken worden: aangebodeninformatie in een tabel kunnen begrijpen, een hypothese kunnen formuleren over een bepaald probleem,een probleem kunnen analyseren door het voorstellen van een bepaalde proef ...Al deze types van vragen kunnen zowel mondeling als schriftelijk aan bod komen. Het is logisch datdeze manier van vraagstellen ook tijdens de korte toetsen onder het jaar aan bod komt, zo kunnen deleerlingen gevolgd en bijgestuurd worden en komen ze niet voor verrassingen te staan tijdens deexamens.7 MINIMALE MATERIELE VEREISTEN7.1 Didactische infrastructuur! Vaklokaal biologie! Demonstratie- en werktafel voor de leraar! Voorziening voor water en elektriciteit! Opbergruimte7.2 Didactisch materiaal7.2.1 Organismen! In relatie met het milieu• terrein voor biotoopstudie in de schoolomgeving! In de klas• organismen en delen ervan• insluitpreparaten (macro- en micropreparaten)AV Biologie 36 Bio-esthetiek - Handel - Handel-talen - LOS - STWD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


7.2.2 Vervangende leermiddelen! Driedimensionale modellen! Tweedimensionale modellen• foto’s en microdia’s• wandplaten of transparanten; schematische tekeningen7.2.3 Audiovisuele middelen! Overheadprojector! Diaprojector of videocamera en monitor7.2.4 ICT! Mogelijkheid tot gebruik van pc7.2.5 Hulpmiddelen bij observatie! Loepen voor leerlingen! Microscopen• leerlingenmicroscopen• stereo- en demonstratiemicroscoop voor de leraar (bij voorkeur met camera)7.2.6 Hulpmiddelen bij experimenten! Algemeen laboratoriummateriaal• excursiemateriaalvangmateriaal voor organismenmeettoestelletjes• dissectiemateriaal voor de leraar• elementair microscopiemateriaal• glaswerk! Chemicaliën• kleurstoffen• bewaarvloeistoffen7.2.7 Varia! Een kaars(lichtbron)-lens(loep)-schermsysteem of een optische bank! Een stemvork of snaarAV Biologie 37 Bio-esthetiek - Handel - Handel-talen - LOS - STWD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


8 BIBLIOGRAFIE8.1 SchoolboekenZie de catalogi van de uitgeverijen.8.2 BrochuresIn het kader van het 'Actieplan Natuurwetenschappen' voor het <strong>ASO</strong> bestaan op dit ogenblik reeds eenaantal brochures die ook nuttige informatie bevatten voor de leraars biologie in het <strong>TSO</strong>.'Actieplan Natuurwetenschappen' maart 1993'Didactische infrastructuur voor het onderwijs in de natuurwetenschappen' mei 1993'Didactisch materiaal voor het onderwijs in de natuurwetenschappen - Biologie'maart 1996 (basismateriaal en didactisch materiaal voor de eerste <strong>graad</strong>)'Chemicaliën op school' maart 1999.In het kader van de vakoverschrijdende eindtermen (milieueducatie en gezondheidseducatie) verwijzenwe naar de volgende brochures; u vindt daar interessante adressen van ondersteunende organisaties:! Vakoverschrijdende vormingsthema’s: gezondheidseducatie, handleiding voor de eerste <strong>graad</strong> vanhet katholiek secundair onderwijs.! Vakoverschrijdende vormingsthema’s: milieu-educatie, handleiding voor de eerste <strong>graad</strong> van hetkatholiek secundair onderwijs.Deze brochures kunnen besteld worden op volgend adres:VV<strong>KSO</strong>, Guimardstraat 1, 1040 BRUSSEL, Tel. (02)507 06 49 - Fax (02)511 33 57.8.3 Naslagwerken! BANNINCK, G.B., VAN RUITEN, TH.M., Biologie informatief, Den Gulden Engel, Antwerpen,1996.! BEGON, M. e.a., Ecology Individuals, Populations and Communities, Randy McNally, Taunton,Massachusetts, 1995, ISBN 0 86542 111 0.! BOSSIER, M., BRONDERS, F., et al., Moderne Dierkunde, Van In, Lier, 1986, 519 blz.! BOSSIER, M., BRAT, K., et al., Moderne Plantkunde, Van In, Lier, 1990, 567 blz.! BRANDT, L., et al., INAV (Informatie Natuurwetenschappen Vlaanderen), Plantyn, Antwerpen/Deurne, 1996.! de BRUIN, Drs. H. e.a., Oculair, Educatieve Partners Nederland BV, Culemborg, 1991,ISBN 90 20 715291.! KIRCHMAN, L., Anatomie en fysiologie van de mens, Lemma BV, Utrecht, 1995, 657 blz.! MACKAEN, D.G., Inleiding tot de Biologie, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1977, 265 blz.! NELISSEN, M., Introductie tot de gedragsbiologie, Garant, Leuven-Apeldoorn, 1997, 313 blz.! NYS, R., Ecologie: Theorie en praktijk, De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen/Amsterdam,1982, 360 blz.AV Biologie 38 Bio-esthetiek - Handel - Handel-talen - LOS - STWD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


! VAN DER PLUYM, J.E., TER BRAAK, A.H.M., et al., Biothema, Thieme, Zutphen (niet meerin de handel).1 Inleiding tot de Biologie5 Perceptie, integratie en gedrag.! VERSCHUUREN, Dr.G.M.N. e. a., Grondslagen van de biologie, deel 2: Organismen, deel 3:Populaties, 1993, Educatieve Partners Nederland BV, Culemborg, ISBN respectievelijk 90 20713728 / 90 207 13736 / 90 207 13744.Dit is een vertaling uit het Engels van "Elements of Biological Science" van KEETON, W.T. enMcFADDEN,C.H., uitgegeven bij W.W.Norton & Company in 1983.8.4 Verenigingen - Tijdschriften! VOB (Vereniging voor het Onderwijs in de Biologie, de Milieuleer en de Gezondheidseducatie)• BIO tweemaandelijks mededelingenblad• Jaarboek, H. Snoeck, Jan van Rijswijcklaan 277, 2020 Antwerpen.! VELEWE (Vereniging van de leraars in de wetenschappen)Het tijdschrift draagt dezelfde naam, L. Schalck, Hollenaarstraat 26, 9041 Oostakker,tel. (09)251 22 59.! Werkgroep MENS (Milieu-Educatie, Natuur & Samenleving), driemaandelijks tijdschrift ‘MENS’,Roland Caubergs RUCA, Groenenborgerlaan 171, 2020 Antwerpen.tel. (03)218 04 21 - fax (03)218 04 17.! Readings from SCIENTIFIC AMERICAN, Ecology, Evolution and Population Biology,W.H. Freeman and Company, San Francisco, 1974, ISBN 0 7167 0887 6Hierin staan o.a. de artikels over "The Carbon Cycle" ( BOLIN, Bert, september 1970) en "TheNitrogen Cycle" (DELWICHE, C.C., september 1970).! Meijberg Wim, Veldwerk voor het secundair onderwijs, Handleiding ten behoeve van denacholingscursus, Stichting Veldwerk Nederland, Zuiderseweg 10, 9441 TZ ORVELTE(Nederland), tel.: 0593 322263 fax 0593 322344.e-mail: veldwerk@bart.nl8.5 Uitgaven van pedagogisch-didactische centra en navormingscentraIn het tijdschrift ‘Forum’ vindt men op regelmatige tijdstippen een “up-to-date” lijst van adressen entelefoonnummers van die centra.Enkele voorbeelden:! Eekhoutcentrum, Universitaire campus, 8500 Kortrijk, tel. (056)24 61 85 - fax (056)24 69 98Diverse informatiesessies in verband met theoretische achtergronden en leerlingenproeven voor detweede <strong>graad</strong> onder meer: Het milieu in biosociale problemen 1996; Vergelijkende studie vansporen- en zaadplanten 1997; Enzymen, hormonen en zintuigen 1998.! Pedic, Coupure Rechts 314, 9000 Gent, tel. (09)225 37 34, fax (09)269 14 88.Diverse informatiesessies in verband met theoretische achtergronden (P82/91-92, P93/91-92,P10/92-93, P11/92-93) en leerlingenproeven voor de tweede <strong>graad</strong> ( P121/95-96, P122/95-96).AV Biologie 39 Bio-esthetiek - Handel - Handel-talen - LOS - STWD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


! Pluc, Wetenschappelijke groep Biologie nr. 1987/09, J. Smeets, werkgroep fysiologie, LimburgsUniversitair Centrum, Diepenbeek.Reacties op prikkels, experimenten bij dieren te verkrijgen bij DINAC, Bonnefantenstraat, 13500 Hasselt, tel. (011)23 68 24 - fax (011)23 68 25.! Vliebergh-Sencieleergangen, Naamsestraat 61, 3000 Leuven, tel. (016)32 42 90 -fax (016)32 42 54.Milieustudie en Ecologie 1982 - Ecologie: het water in ons milieu 1987 -Classificatie 1991 - Classificatie en Ecologie 1992 - Bodembiologie 1996.8.6 Natuureducatieve centra! NEC, Kalmthout, Putsesteenweg 29, 2920 Kalmthout, tel. (03)666 12 28.! NME-centrum De Helix, Hoogvorst 2, 9506 Grimminge, tel. (054)32 04 92.! Provinciaal natuurcentrum Het Groene Huis, Domein Bokrijk, 3600 Genk, tel. (011)26 54 50.! Centrum Groenendaal, Duboislaan 6, 1560 Hoeilaart, tel. (02)657 59 25.! PNEC De Kaaihoeve, Oude Scheldestraat 16, 9630 Meilegem (Zwalm), tel. (055)49 67 96.! VZW Natuurreservaten, Kon. St.-Mariastraat 105, 1030 Brussel, tel. (02) 245 43 00 -fax (02)245 39 33.! PIME, Mechelsesteenweg 365, 2500 Lier, tel. (015)31 95 11, fax (015)31 58 80.e-mail: pime@village.uunet.be! en andere8.7 Software! cd-i: Edudisc (Biocoupes, Biotopen van West-Europa), Philips Media, Brussel.! Goede vertrekpunten op internet zijn:• EDU Internet VlaanderenGebr. Desmetstraat 1, 9000 Genttel. (09)265 86 44 - fax (09)265 86 25e-mail: eduint@smic.be• URL: http://www.smic.be/edu/• URL van het VV<strong>KSO</strong> met vakkendatabank:http://www.vsko.be/vvkso/cyberkla/hantip.htm• Website van VOB: deze website wordt goed onderhouden en biedt veel URL’s:http://user.online.be/v.o.b./• URL van DPB-Brugge voor het secundair onderwijs: u vindt er links naar vakken waaronderbiologie:http://www.sip.be/dpb/secundair.asp• http://www.digikids.be! cd-rom: men raadplege de catalogi van de uitgeverijen.AV Biologie 40 Bio-esthetiek - Handel - Handel-talen - LOS - STWD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


9 LIJST VAN GEMEENSCHAPPELIJKE EINDTERMEN VOOR WETENSCHAP-PENGemeenschappelijke eindtermen gelden voor het geheel van de wetenschappen en worden op een voorde tweede <strong>graad</strong> aangepast beheersingsniveau aangeboden.9.1 Onderzoekend lerenMet betrekking tot een concreet natuurwetenschappelijk of toegepast natuurwetenschappelijk probleem,vraagstelling of fenomeen, kunnen de leerlingen1 relevante parameters of gegevens aangeven en hierover doelgericht informatie opzoeken.2 een eigen hypothese (bewering, verwachting) formuleren en aangeven waarop deze steunt.3 omstandigheden die een waargenomen effect kunnen beïnvloeden inschatten.4 resultaten van experimenten en waarnemingen afwegen tegenover de verwachte resultaten,rekening houdend met de omstandigheden die de resultaten kunnen beïnvloeden.5 experimenten of waarnemingen in klassituaties met situaties uit de leefwereld verbinden.6 doelgericht, vanuit een hypothese of verwachting, waarnemen.7 alleen of in groep waarnemings- en andere gegevens mondeling of schriftelijk verwoorden.8 alleen of in groep, een opdracht uitvoeren en er verslag over uitbrengen.9 informatie op elektronische dragers raadplegen en verwerken.10 een fysisch, chemisch of biologisch verschijnsel of proces met behulp van een model voorstellenen uitleggen.11 in het kader van een experiment een meettoestel aflezen.12 samenhangen in schema’s of andere ordeningsmiddelen weergeven.9.2 Wetenschap en samenlevingDe leerlingen kunnen13 voorbeelden geven van mijlpalen in de historische en conceptuele ontwikkeling van denatuurwetenschappen en ze in een tijdskader plaatsen.14 de wisselwerking tussen de natuurwetenschappen, de technologische ontwikkeling en deleefomstandigheden van de mens met een voorbeeld illustreren.15 een voorbeeld geven van nadelige (neven)effecten van natuurwetenschappelijke toepassingen.16 met een voorbeeld sociale en ecologische gevolgen van natuurwetenschappelijke toepassingenillustreren.17 met een voorbeeld illustreren dat economische en ecologische belangen de ontwikkeling van denatuurwetenschappen kunnen richten, bevorderen of vertragen.18 met een voorbeeld verduidelijken dat natuurwetenschappen behoren tot cultuur, namelijkverworven opvattingen die door meerdere personen worden gedeeld en die aan anderenoverdraagbaar zijn.19 met een voorbeeld de ethische dimensie van natuurwetenschappen illustreren en een eigenstandpunt daaromtrent argumenteren.20 het belang van biologie of chemie of fysica in het beroepsleven illustreren.21 natuurwetenschappelijke kennis veilig en milieubewust toepassen bij dagelijkse activiteiten enobservaties.AV Biologie 41 Bio-esthetiek - Handel - Handel-talen - LOS - STWD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


9.3 AttitudesDe leerlingen* 22 zijn gemotiveerd om een eigen mening te verwoorden.* 23 houden rekening met de mening van anderen.* 24 zijn bereid om resultaten van zelfstandige opdrachten objectief voor te stellen.* 25 zijn bereid om samen te werken.* 26 onderscheiden feiten van meningen of vermoedens.* 27 beoordelen eigen werk en werk van anderen kritisch en objectief.* 28 trekken conclusies die ze kunnen verantwoorden.* 29 hebben aandacht voor het correcte en nauwkeurige gebruik van wetenschappelijketerminologie, symbolen, eenheden en data.* 30 zijn ingesteld op het veilig en milieubewust uitvoeren van een experiment.* 31 houden zich aan de instructies en voorschriften bij het uitvoeren van opdrachten.* 32 hebben aandacht voor de eigen gezondheid en die van anderen.Noot:1 De gemeenschappelijke eindtermen moeten worden gerealiseerd, ongeacht de keuze die deinrichtende machten op basis van onderwijsdecreet-II maken.2 Met het oog op de controle door de inspectie werden de attitudes met een * aangeduid in de kantlijn.AV Biologie 42 Bio-esthetiek - Handel - Handel-talen - LOS - STWD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


AV BIOLOGIE(LABORATORIUM)BIO-ESTHETIEK 1Tweede <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>Eerste leerjaar: 1 uur/week1 De geciteerde leerlingenproeven en biosociale problemen in het eerste leerjaar wordenvervangen door een uitgebreidere versie onderwerpen beschreven in dit leerplan.In voege vanaf september <strong>2001</strong>D/<strong>2001</strong>/0279/033AV Biologie - Laboratorium 43 Bio-esthetiekD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


INHOUD1 BEGINSITUATIE.................................................... 452 ALGEMENE DOELSTELLINGEN ..................................... 453 ALGEMENE PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN ENDIDACTISCHE MIDDELEN .......................................... 454 OVERZICHT VAN DE LEERINHOUDEN .............................. 464.1 Inleiding ............................................................ 464.2 Organismen verkrijgen informatie over hun omgeving ..................... 464.3 Weefselstudie ........................................................ 474.4 De coördinatie van reacties op prikkels .................................. 474.5 Biosociale problemen ................................................. 475 LEERPLANDOELSTELLINGEN, LEERINHOUDEN ENDIDACTISCHE WENKEN ............................................ 485.1 Inleiding ............................................................ 485.2 Organismen verkrijgen informatie over hun omgeving ..................... 485.3 Weefselsituatie....................................................... 555.4 De coördinatie van reacties op prikkels .................................. 565.5 Biosociale problemen ................................................. 586 EVALUATIE........................................................ 607 MINIMALE MATERIELE VEREISTEN ............................... 618 BIBLIOGRAFIE..................................................... 63AV Biologie - Laboratorium 44 Bio-esthetiekD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


1 BEGINSITUATIEDe leerlingen van het eerste leerjaar van de tweede <strong>graad</strong> in de studierichting 'Bio-esthetiek' kunnen eensterk verschillende achtergrond hebben. In principe hebben alle leerlingen in de eerste <strong>graad</strong> eenminimum aan praktisch werk gedaan zoals het bestuderen van een biotoop, het maken en bestuderenvan enkele eenvoudige preparaten (zie leerplan Biologie eerste <strong>graad</strong>)2 ALGEMENE DOELSTELLINGENDe gemeenschappelijke eindtermen voor wetenschappen, weergegeven in rubriek 9, zijn in de algemenedoelstellingen verwerkt; de verwijzing naar de betreffende eindtermen gebeurt met een nummer tussenhaakjes. Sommige eindtermen zijn attitudes; deze zijn aangeduid met een *. Ze moeten voor alleleerlingen nagestreefd worden.De laboratoriumactiviteiten moeten:enerzijds bijdragen tot een praktische kennis van de biologie zoals:! het stimuleren van het correct waarnemen en het zorgvuldig weergeven van het geobserveerde(6, 7, 11);! experimenten zoals voorgeschreven op het opdrachtenblad op een nauwkeurige, verzorgde enmilieubewuste wijze kunnen uitvoeren (18, *30);! het leren verifiëren van eerder geleerde feiten en principes (3, 4);! het leren van de wetenschappelijke wijze van probleemoplossend denken om algemene wetten teformuleren of om vooropgestelde hypothesen te toetsen (1, 2, 4);! leren rapporteren over een proef en een besluit kunnen trekken over de vastgestelde waarneming(8).anderzijds afgestemd zijn op het niveau van de leerlingen, motiverend werken en bijdragen tot meeralgemene vaardigheden zoals:! het leren samenwerken in groep (*23, *25);! zelfstandig leren kennis verwerven (1, 9);! kritisch nadenken over een bekomen resultaat (*27, *28);! verwerven van een verantwoorde attitude tegenover de levende materie (*32).3 ALGEMENE PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN EN DIDACTISCHEMIDDELENDe laboratoriumoefeningen dienen in een degelijk uitgerust laboratorium plaats te vinden.Het organiseren van het practicum kan op verschillende wijzen gebeuren: klassikaal practicum (allegroepjes voeren dezelfde proef uit) of doorschuifpracticum (de groepjes voeren verschillende proefjesuit). De groepjes waarvan sprake is, bestaan uit twee of maximaal drie leerlingen.Het klassikaal practicum heeft als didactisch voordeel dat het kan geïntegreerd worden in hetaanbrengen van de leerstof. Bovendien is de begeleiding voor de leraar eenvoudig omdat iedereen methetzelfde bezig is. Het doorschuifpracticum heeft als voordeel dat men geen meervoudige sets vanmateriaal nodig heeft.AV Biologie - Laboratorium 45 Bio-esthetiekD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


Van elke laboefening dienen de leerlingen een verslag te maken door het invullen van een opdrachtenblad.In het verslag kunnen volgende punten aan bod komen:! de doelstellingen van het practicum (opgegeven door de leraar);! benodigdheden;! werkwijze, proefopstelling;! resultaten;! besluit;! antwoorden op enkele denkvragen.Denkvragen moeten niet noodzakelijk op het einde van het opdrachtenblad vermeld worden. Het kaninteressant zijn deze als voortaak te laten uitvoeren. De leerlingen moeten eerst het opdrachtenbladaandachtig bestuderen alvorens met de uitvoering te beginnen. Het maken van een verslag mag gerustals huistaak opgegeven worden.4 OVERZICHT VAN DE LEERINHOUDEN4.1 Inleiding! Beschrijving, werking en richtlijnen bij het gebruik van een microscoop! Gebruik van een microscoop aan de hand van eenvoudige preparaten4.2 Organismen verkrijgen informatie over hun omgeving! Waarneming van licht• dissectie van een oog• proeven in verband met de werking van het oog van de menskeuze uit:beeldvormingregeling van de hoeveelheid licht door middel van de irisvaststellen van de lichtgevoelige delen van het netvliesstereoscopisch zichtsamenvoegen van kleuren en vormen, na-effecten van kleuren en vormen...! Waarneming van geluid• proeven in verband met de werking van het oorkeuze uit:vaststellen van de drempelwaarde van de geluidsprikkellokalisatie van de geluidsbron met één of twee orenbepalen van het minimum tijdsverschil om de richting van de geluidsbron te kunnenbepalen• ...AV Biologie - Laboratorium 46 Bio-esthetiekD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


! Waarnemen van evenwicht• proeven in verband met het lokaliseren van het evenwichtszintuig voor het statisch en/ofdynamisch evenwicht! Waarnemen van chemische stoffen• keuze uit:herkennen van smaken en geuren door de mensverdeling van de smaakgebieden op de tongvaststellen van de drempelwaarde voor smaak- en geurprikkeladaptatie bij smaak- en geurprikkelmacroscopische en microscopische bouw van de tong met smaakpapilleninvloed van reuk op smaakgewaarwording...! Waarnemen van druk en temperatuur• keuze uit:onderzoek van de lokale verschillen in tactiele en temperatuurgevoeligheid van demenselijke huidminimale afstand tussen twee aanrakingen die als afzonderlijke prikkels worden waargenomenvaststelling van de relativiteit van de temperatuurgewaarwording...4.3 WeefselstudieUit het aanbod worden minstens 4 preparaten gekozen. Gezien de weefsels weinig of niet aan bodgekomen zijn in de theoretische cursus, is het nuttig wat theoretische achtergrond te geven.! glad en gestreept spierweefsel! steunweefsel: been-, kraakbeen- en echt bindweefsel! klierweefsel! zenuwweefsel4.4 De coördinatie van reacties op prikkels! keuze uit:• aantonen van het bestaan van coördinatie van reacties op prikkels• het meten van de reactiesnelheid• studie van onvoorwaardelijke (bv. oogpupilreflex) en voorwaardelijke reflexen(hond van Pavlov)• beeld en verbeelding, visuele illusies, illusies bij tastgewaarwording ...• ...4.5 Biosociale problemenAV Biologie - Laboratorium 47 Bio-esthetiekD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


5 LEERPLANDOELSTELLINGEN, LEERINHOUDEN EN DIDACTISCHEWENKEN5.1 Inleiding! Beschrijving, werking en richtlijnen bij het gebruik van een microscoop! Gebruik van een microscoop aan de hand van eenvoudige preparatenLeerplandoelstellingen! De delen van een microscoop benoemenen hun functie toelichten.! Zelfstandig een microscopischbeeld zoeken.! Op een verantwoorde manier meteen microscoop omgaan.Didactische wenkenNa een bondige studie van de delen van de microscoop ishet belangrijk dat de leerling zelf nadenkt over de optimalevergroting om zo een optimaal beeld te vinden. Het is nietde bedoeling een grote diversiteit na te streven, maar welaan enkele voorbeelden voldoende tijd te besteden om hetgebruik van een microscoop grondig in te oefenen.Een inleidende oefening kan zijn:Maak een preparaat van een cm 2 millimeterpapier. Schrijfin de 4 vakjes met een scherp potlood, de letters J, P, L, F(afmeting 2 mm × 1 mm). Bekijk dit preparaat door demicroscoop. Hoe neemt men de letters waar? Hoe beweegtde tafel? Hoe groot is het beeld bij de verschillende vergrotingen?Nadien kunnen enkele vloeistofpreparaten gemaakt wordenvan vezels, plantencellen, bv. het vlies dat zich bevindt aande binnenzijde van de bolrok van een ui, menselijke cellenbv. de cellen aan de binnenzijde van de wang ...5.2 Organismen verkrijgen informatie over hun omgeving! Waarneming van licht• dissectie van een oog• proeven in verband met de werking van het oog van de menskeuze uit:beeldvormingregeling van de hoeveelheid licht door middel van de irisvaststellen van de lichtgevoelige delen van het netvliesstereoscopisch zichtsamenvoegen van kleuren en vormen, na-effecten van kleuren en vormen...LeerplandoelstellingenDissectie van een oogDidactische wenken! Een oog dissecteren.AV Biologie - Laboratorium 48 Bio-esthetiekD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


Leerplandoelstellingen! Een schets maken van een gedissecteerdoog en de macroscopischwaarneembare inwendige en uitwendigedelen aanduiden en benoemen.Didactische wenkenVoor de dissectie is het oog van een rund of een paard hetmeest geschikt. Verse ogen zijn in het slachthuis of bij eenslager te bekomen. Men kan de ogen invriezen om ze tebewaren.De leerlingen maken een dwarse snede bij de dissectie vaneen vers of ontvroren oog en schetsen en benoemen wat zezien. Met een elektrisch mes of een fijne metaalzaag kanmen diepgevroren ogen overlangs doorsnijden, zodat meneen horizontale doorsnede krijgt zoals in de meeste handboeken.De leerlingen kunnen de blinde schets zo gemakkelijkaanvullen of eventueel zelf de horizontale doorsnede van hetoog schetsen.Proeven in verband met de werkingvan het oog.Naar gelang van de gekozen proef(proeven):! Een vergelijking maken tussenkaars-lens-schermsysteem (of eenoptische bank) en een oog. Deovereenkomstige delen aanduidenen benoemen.! Het netvliesbeeld experimenteelvisualiseren.! Een proef opstellen waarbij derelatie netvliesbeeld - hersenbeeldkan verklaard worden.! Op een fysisch model zoekenwanneer een scherp beeld kan verkregenworden bij wisselendevoorwerpsafstanden.! Met de gegevens van voor gaandeproef en uit de bouw van het oogafleiden hoe de accommodatie inhet menselijk oog gebeurt.Bij de studie van de werking van het oog kan men zelf eendonkere kamer ontwerpen, waarvoor men een lens kanplaatsen. Men kan waarnemingen doen over de grootte, destand, de scherpte en de lichtintensiteit van het beeld.Er kan gezocht worden naar overeenkomsten tussen deontworpen donkere kamer, het fototoestel en de oogbol.Een directe waarneming van het netvliesbeeld kan verkregenworden door naast de oogzenuw een stukje harde oogrok wegte knippen en over het venstertje een stukje kalkpapier tebrengen. Vervolgens laat men het oog 'kijken' naar eenbrandend kaarsje. Daarvoor is een vers oog het meest geschikt.Via indirecte waarneming van het netvliesbeeld (opstellingen[speldenknop]->[kaartje met gaatje]->[oog] en [kaartje metgaatje]->[speldenknop]->[oog]) kan men tot het besluitkomen dat de hersenen het omgekeerd netvliesbeeld als eenrechtopstaand beeld interpreteren. (PEDIC P95/90-91).Bij de probleemstelling van de accommodatie in het menselijkoog vertrekt men van een kaars-lens-schermsysteem (ofvan een optische bank). Men gaat na hoe in het fysisch modeleen scherp beeld kan verkregen worden bij verschillendevoorwerpsafstanden. Uit de verworven kennis over de bouwvan het oog moet blijken dat bij het menselijk oog de accommodatiealleen kan gebeuren door het vervormen van de lens.AV Biologie - Laboratorium 49 Bio-esthetiekD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


Leerplandoelstellingen! Aantonen dat bijziendheid en verziendheidgecorrigeerd kunnenworden door het plaatsen van respectievelijkeen holle en een bollelens voor de ooglens.! Het bestaan van een blinde vlekexperimenteel aantonen.! De functie van de iris in verbandmet de regeling van de lichthoeveelheidexperimenteel aantonen.! De gevoeligheid van de verschillendedelen van het netvlies voorbeweging, licht-donkercontrast enkleuren proefondervindelijk evalueren.! Experimenteel het voordeel vanstereoscopisch zicht ervaren.! Nabeelden waarnemen.! Na-effecten van vorm en kleurexperimenteel waarnemen.Didactische wenkenBijziendheid en verziendheid kunnen met een kaars-lensscherm-systeem(of met een optische bank) gemakkelijkaangetoond worden. Tenslotte kan nagegaan worden hoe dieoog- gebreken kunnen worden gecorrigeerd. In de handelzijn ook modellen te koop die dit illustreren. Het doel islouter kwalitatieve waarnemingen te doen.Het bestaan van een blinde vlek kan aangetoond worden metvolgende opstelling: tekening van kat en muis geleidelijk bijhet oog brengen terwijl bijvoorbeeld met het rechteroog dekat gefixeerd wordt.De regeling van de hoeveelheid licht door middel van de iriskan experimenteel aangetoond worden door een lichtbundelop het oog te richten, waarna de pupil zal vernauwen (zieoogpupilreflex 5.4).Via het dichter schuiven van kleuren naar het fixeerpunt vande proefpersoon kan worden aangetoond dat het netvlies aande rand gevoelig is voor bewegingen en licht-donkercontrast(staafjes) en in het midden voor kleuren, meestal eerst voorblauw en geel en dan voor rood en groen (kegeltjes)('ZINTUIGEN' Leuven, 1991).Enkele eenvoudige proefjes om de betekenis van stereoscopischzicht aan te tonen, zijn onder meer twee potloodpuntenbij elkaar brengen met één oog; een draad in een naald stekenmet één oog, bepalen van het dominante oog, driedimensionalebeelden ...Nabeelden kunnen met volgende eenvoudige proefjes wordenaangetoond:! Op de voorzijde van een kartonnetje wordt een vis en opde keerzijde een fuik getekend. Laat men het kartonnetjerond een verticale as wentelen vóór het oog, dan ziet mende vis in de fuik.! Men verkrijgt een groen (rood) nabeeld als men een tijdjeeen rood (groen) voorwerp gefixeerd heeft en plots naareen witte achtergrond kijkt.! Waarneming van geluid• proeven in verband met de werking van het oorkeuze uit:vaststellen van de drempelwaarde van de geluidsprikkellokalisatie van de geluidsbron met één of twee orenbepalen van het minimum tijdsverschil om de richting van de geluidsbron te kunnenbepalen...AV Biologie - Laboratorium 50 Bio-esthetiekD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


LeerplandoelstellingenDidactische wenkenNaargelang van de gekozen proef(proeven):! Aantonen dat de drempelwaardevan een geluidsprikkel kan verschillenvan persoon tot persoon.! Experimenteel een geluidsbronmet één of twee oren lokaliseren.! Experimenteel het minimum tijdsverschiltussen de prikkeling vanbeide oren, nodig om de plaats vande geluidsbron te bepalen, afleiden.Met een toongenerator kan gezocht worden naar de gevoeligheidvoor toonhoogten bij verschillende proefpersonen. Detonen kunnen gevisualiseerd worden met een oscilloscoop ofpc zonder door te dringen in de fysische wetmatigheden (cf.fysica derde <strong>graad</strong>).Een geblinddoekte leerling (midden in de klas) bepaalt derichting van de geluidsbron (tikken van een balpen doorleerlingen, geplaatst in een cirkel rond de proefpersoon) metbehulp van twee oren en nadien met behulp van één oor.Zelfs met twee oren worden opmerkelijk veel fouten gemaaktals de geluidsbron zich recht voor of recht achter de proefpersoonbevindt. Er wordt gezocht naar een verklaring voor ditverschijnsel.Het minimum tijdsverschil tussen de prikkeling van beideoren, nodig om de plaats van de geluidsbron te bepalen, kanafgeleid worden uit het verschil in afstand door het geluidafgelegd en de bewegingssnelheid van het geluid. Hiervoorgebruikt men een rubberslang (ongeveer twee meter lang)met een trechtertje aan elk uiteinde. Het midden is gemerkten aan weerszijden zijn er een achttal centimeterverdelingen.Men geeft met een balpen tikjes op de rubberslang, terwijl deproefpersoon beide trechters tegen zijn oren houdt. Deproefpersoon zegt telkens of het geluid van links, van rechtsof van het midden komt.! Waarnemen van evenwicht• proeven in verband met het lokaliseren van het evenwichtszintuig voor het statisch en/ofdynamisch evenwichtLeerplandoelstellingen! Aantonen dat het zien een rolspeelt bij het bewaren van hetevenwicht.Didactische wenkenHet belang van het zien bij het bewaren van het evenwichtkan met het volgende eenvoudige proefje gedemonstreerdworden: een proefpersoon wordt gevraagd kaarsrecht te staaneerst met open ogen en nadien met gesloten ogen; het blijktdat de proefpersoon heel wat meer bewegingen maakt metgesloten ogen.AV Biologie - Laboratorium 51 Bio-esthetiekD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


Leerplandoelstellingen! Experimenteel aantonen dat destand van het hoofd een rol speeltin het evenwicht.Didactische wenkenOm de ligging van het evenwichtszintuig voor het statischevenwicht te achterhalen is volgende proef gemakkelijk uitte voeren: een geblinddoekte proefpersoon ligt op een ladderen houdt zich met de handen vast. Een klasgenoot heft deladder op aan de kant van het hoofd van de proefpersoon. Deproefpersoon schat de hoek tussen grond en ladder. De proefwordt voor enkele hoeken gedaan.De proef wordt met dezelfde proefpersoon herhaald, maar numet voorovergebogen hoofd. Het verschil tussen de geschatteen de gemeten hoek is veel groter bij de tweede proefopstelling.Met rechtgehouden hoofd is het mogelijk om tot op5° nauwkeurig te schatten.Het lokaliseren van het evenwichtszintuig voor het dynamischevenwicht is uit volgende proef af te leiden: drieleerlingen draaien enkele malen om hun as; twee leerlingenzijn geblinddoekt, een van hen houdt tijdens het draaien hethoofd rechtop, de andere houdt het hoofd schuin, de derdeleerling is niet geblinddoekt en houdt het hoofd recht. Nadienwordt hun evenwicht getest door op een rechte lijn telopen (proef niet uitvoeren met leerlingen met een te lage ofte hoge bloeddruk - oppassen voor valpartijen!!).! Waarnemen van chemische stoffen• keuze uit:herkennen van smaken en geuren door de mensverdeling van de smaakgebieden op de tongvaststellen van de drempelwaarde voor smaak- en geurprikkeladaptatie bij smaak- en geurprikkelmacroscopische en microscopische bouw van de tong met smaakpapilleninvloed van reuk op smaakgewaarwording...LeerplandoelstellingenDidactische wenkenNaargelang van de gekozen proef(proeven):! Experimenteel kunnen vaststellendat organismen op bepaaldechemische stoffen reageren.Aan de hand van eenvoudige proefjes (bv. ruiken aan vasteen vloeibare paraffine) kan men aantonen dat alleen stoffenin gasvormige toestand kunnen geroken worden.De primaire smaken worden achterhaald door een geblinddoektepersoon te laten proeven van een aantal voedingsmiddelen.Na elke waarneming wordt de mond gespoeld metzuiver water en de tong met filtreerpapier afgedroogd.AV Biologie - Laboratorium 52 Bio-esthetiekD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


Leerplandoelstellingen! De verdeling van de smaakgebiedenop de tong van de mens experimenteelvastleggen.! De drempelwaarde voor smaak- engeurprikkel proefondervindelijkvastleggen.! De adaptatie bij smaak- en geurprikkelexperimenteel aantonen.Didactische wenkenMet oplossingen van de primaire smaken wordt vervolgensde verdeling van de smaakgebieden op de tong aangeduid.Door proeven wordt nagegaan welke concentratie van deverdunningsreeks van een suikeroplossing nog juist degewaarwording zoet geeft. Na elke waarneming wordt demond met zuiver water gespoeld.De drempelwaarde van de reukzin kan bepaald worden doorruiken welke concentratie van een verdunningsreeks van bv.ethanol, eau de cologne ... nog juist wordt waargenomen.Om de adaptatie bij bv. de smaakprikkel aan te tonen spoeltmen de mond met een 0,3 % NaCl-oplossing; direct daarnamet een 3 % NaCl-oplossing en dan opnieuw met deze van0,3 %.De 0,3 % NaCl-oplossing, toegediend na de 3 % NaCloplossingwordt niet meer als zoutig ervaren. Wordt demond na elke waarneming met zuiver water gespoeld danwordt de 0,3 % NaCl-oplossing wel als zoutig ervaren.! De ligging van de verschillendesmaakpapillen op de tong lokaliseren;een smaakpapil met smaakknoppenmet behulp van een microdiaof micropreparaat observerenen schetsen.! De invloed van de reuk op smaakgewaarwordingexperimenteelvaststellen.Dat reuk en smaak elkaar beïnvloeden wordt aangetoonddoor bij een geblinddoekte persoon wat kaneelpoeder oftandpasta op de tong te brengen bij geopende en geslotenneus.! Waarnemen van druk en temperatuur• keuze uit:onderzoek van de lokale verschillen in tactiele en temperatuurgevoeligheid van demenselijke huidminimale afstand tussen twee aanrakingen die als afzonderlijke prikkels worden waargenomenvaststelling van de relativiteit van de temperatuurgewaarwording...AV Biologie - Laboratorium 53 Bio-esthetiekD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


LeerplandoelstellingenDidactische wenkenNaargelang van de gekozen proef(proeven):! Uit waarnemingen vaststellen datde gevoeligheid van de huid bij demens voor aanraking en temperatuurverschillenvarieert naargelangvan de plaats van het lichaam.Met een stempel (bv. Nopperblokje uit een speelgoedzaak)wordt een rooster van 25 contactpunten afgebakend op dehandrug, de binnenkant van de onderarm en de vingertop vaneen proefpersoon.Deze puntjes worden in willekeurige volgorde, met wisselendtijdsinterval, gedurende 0,5 s met een gekoelde en verwarmdebreinaald aangeraakt.De proefpersoon sluit de ogen en geeft aan of warmte, koudeof enkel een drukgewaarwording wordt aangevoeld.Met behulp van een passer met twee punten kan de minimaleafstand, tussen twee gelijktijdige aanrakingen die nog alsafzonderlijke prikkels worden waargenomen, uitgetestworden.De proefleider raakt de proefpersoon aan met een of tweepasserpunten voor een gegeven passeropening, te beginnenbij 1 mm afstand tussen de twee passerpunten. In totaalworden per passeropening 10 stimuli aangeboden: 5 keer metéén passerpunt en 5 keer met de twee punten tegelijk in eenwillekeurige volgorde. De proefpersoon sluit de ogen enantwoordt of één of twee prikkels werden waargenomen.Zijn meerdere antwoorden verkeerd, dan wordt de passeropeningvergroot. Men herhaalt de test telkens met een groterepasseropening tot de 10 antwoorden juist zijn. Op die manierkent men de minimale afstand tussen twee aanrakingen dieals twee afzonderlijke prikkels worden waargenomen. Hoekleiner die afstand, hoe gevoeliger het bestudeerde lichaamsdeel.! Experimenteel aantonen dat onzetemperatuurgewaarwording relatiefis.Dat verschillen in temperatuur niet absoluut maar enkelrelatief worden waargenomen kan men afleiden uit volgendeproef: men brengt gelijktijdig de linkerhand in ijswater en derechterhand in warm water; na enige tijd worden beidehanden in lauw water gebracht. Ook wordt gelet op het roodworden (vasodilatatie) en het bleek worden (vasoconstrictie)van de huid in respectievelijk warm en koud water.AV Biologie - Laboratorium 54 Bio-esthetiekD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


5.3 WeefselsituatieUit het aanbod worden minstens 4 preparaten gekozen. Gezien de weefsels weinig of niet aan bodgekomen zijn in de theoretische cursus, is het nuttig wat theoretische achtergrond te geven.! glad en gestreept spierweefsel! steunweefsel: been-, kraakbeen- en echt bindweefsel! klierweefsel! zenuwweefselLeerplandoelstellingen! Verschillen tussen glad en gestreeptspierweefsel observeren.! Op een micropreparaat belangrijkeonderdelen van beenweefsel aanduidenen benoemen.! Op een microfoto onderdelen vankraakbeenweefsel aanduiden enbenoemen.! Op een micropreparaat van echtbindweefsel onderdelen aanduidenen benoemen.Didactische wenkenEen klein stukje gekookte ham wordt op een draagglas metprepareernaalden zo goed mogelijk uiteengerafeld.Na toevoegen van een eosine-oplossing kan met de microscoopde dwarsstreping worden waargenomen.Op een microfoto kunnen gestreepte spiervezels onderscheidenworden en er wordt vastgesteld dat er meerdere kernenin voorkomen.Op een micropreparaat van een darmdoorsnede kunnengladde spiervezels waargenomen worden.Op een microfoto kan vastgesteld worden dat in een gladdespiervezel slechts één kern voorkomt.Op een microfoto van hartspierweefsel kan vastgesteldworden dat de hartspiercellen gestreept en éénkernig zijn.Er wordt best vertrokken van een micropreparaat van compactbeenweefsel. De concentrische opbouw van een systeemvan Havers, rond een kanaal van Havers kan worden waargenomen.In een kanaal kunnen bij sterke vergroting eventueelde bloedvaten (ader en slagader) en het lymfevat onderscheidenworden.In de benige grondsubstantie zijn beencellen in holten goedwaar te nemen. Vezels kunnen moeilijker waargenomenworden.Op een micropreparaat van elastisch kraakbeen kunnenholten, kraakbeencellen en vezels in de grondsubstantieonderscheiden worden.Op een micropreparaat van elastisch bindweefsel, kunnen bijeen vergroting van ongeveer 400 × elastische en collagenevezels en cellen waargenomen worden, die in de grondsubstantievoorkomen.Eventueel kunnen op een micropreparaat van een ander typebindweefsel (reticulair, losmazig, collageen,..), gekleurd metgepaste kleurtechniek, dezelfde onderdelen onderscheidenworden.AV Biologie - Laboratorium 55 Bio-esthetiekD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


Leerplandoelstellingen! Op een micropreparaat van vetweefselvetcellen onderscheidenen benoemen.! Verantwoorden waarom elastischbindweefsel, beenweefsel, kraakbeenweefselen vetweefsel alsbindweefsels worden benoemd.! De kenmerken van een exocrieneklier uit een micropreparaat kunnenafleiden.! De kenmerken van een endocrieneklier uit een micropreparaat kunnenafleiden.! Op een micropreparaat van zenuwweefselde geobserveerde delenkunnen benoemen.Didactische wenkenOp een micropreparaat van een dwarse huiddoorsnede kan inde hypodermis onderhuids vetweefsel waargenomen worden.De vetcellen hebben hun vet verloren door de oplosmiddelendie gebruikt werden voor het inbedden en kleuren van hetpreparaat. De afgeplatte kern van een vetcel kan waargenomenworden aan de rand van de cel, waar het cytoplasma issamengedrukt door de vetdruppels die er in levende toestandin voorkwamen.Uit de waargenomen onderdelen van de verschillende bestudeerdebindweefselpreparaten kan als synthese afgeleidworden dat zowel beenweefsel, kraakbeenweefsel en elastischbindweefsel bestaan uit een grondsubstantie, vezels encellen. Deze weefsels worden daarom als bindweefselsbenoemd.Bij een preparaat van vetweefsel, alhoewel ook bindweefsel,zijn die onderdelen meestal moeilijker te onderscheiden.Microscopische studie van een exocriene klier gebeurt aan dehand van micropreparaten.De endocriene klier waarvan de werking in de theoretischelessen uiteengezet werd, kan microscopisch benaderd worden.De macroscopische observatie van ruggenmerg en hersenenkan gebeuren met materiaal dat bij de plaatselijke slagerwordt aangekocht. Ook modellen zijn hiervoor zeer geschikt.Met een micropreparaat van een dwarse doorsnede van hetruggenmerg kunnen de delen ervan waargenomen en geschetstworden. Met sterke vergroting kunnen in de voorstehoornen van de grijze stof de cellichamen van de motorischezenuwcellen waargenomen worden. In de witte stof kan mende bouw van de gemyeliniseerde zenuwvezels observeren.Grote en kleine hersenen kunnen microscopisch bestudeerdworden.5.4 De coördinatie van reacties op prikkels! keuze uit:• aantonen van het bestaan van coördinatie van reacties op prikkels• het meten van de reactiesnelheid• studie van onvoorwaardelijke (bv. oogpupilreflex) en voorwaardelijke reflexen(hond van Pavlov)• beeld en verbeelding, visuele illusies, illusies bij tastgewaarwording ...• ...AV Biologie - Laboratorium 56 Bio-esthetiekD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


LeerplandoelstellingenDidactische wenkenNaargelang van de gekozen proef(proeven):! Aantonen dat de hersenen instaanvoor de coördinatie van reactiesop prikkels.! Experimenteel afleiden dat decoördinatie van reacties op prikkelstijd vergt.! Het begrip reflex met voorbeeldenillustreren.! Het onderscheid tussen een onvoorwaardelijkeen een voorwaardelijkereflex verwoorden endie begrippen aan enkele situatiestoetsen.Een aantal voorbeelden van oog-handcoördinatie kan alsvolgt waargenomen worden:! in een spiegel kijkend met een balpen een labyrint volgendat voor de spiegel op de tafel ligt;! op een computerscherm tussen 5 punten een ster tekenenmet de muis waarvan de staart naar de proefpersoon isgericht.Men zal opmerken dat de linkerhand bij een rechtshandigezich iets sneller zal aanpassen aan deze situatie dan de rechterhand;het omgekeerde geldt evengoed voor een linkshandige.De reactiesnelheid kan gemeten worden met een elektrischemeetklok die tot op 1/100 s werkt. Zulke meetklokken zijnbeschikbaar in het fysicalokaal voor tijdsmetingen in bewegingsleer.Voorzie een schakelaar op het toestel (meestalaanwezig) en een schakelaar op de voedingskabel. De leraarof proefleider start de elektrische meetklok met de schakelaarop de voedingskabel, de proefpersoon stopt de meetklok metde schakelaar op het toestel.Een andere methode bestaat erin een lat (met het nulpunt naarbeneden) te laten vallen tussen wijsvinger en duim die op1 cm van elkaar gehouden worden. Van zodra de lat valt,probeert de proefpersoon ze met duim en wijsvinger tevangen. Uit de gemeten lengte op de lat kan met de formulevoor de valbeweging de valtijd, dus ook de reactietijd( ∆t'2∆s )gberekend worden.Omdat de leerlingen deze formule nog niet kennen (cf. fysicaderde <strong>graad</strong>), kan de leraar de lat reeds in seconden ijken.De oogpupilreflex kan getest worden door met een zaklantaarnin het oog te schijnen. Wie het iets complexer wenst uitte bouwen, kan een kijkgat in een kistje boren. In dat kistjewordt een lampje met dimmer en hol spiegeltje voorzien.Daarmee kan men langs het kijkgat in het spiegeltje het eigenoog observeren.De kniepeesreflex kan met een hamertje opgeroepen wordendoor vlak onder de knieschijf van een vrijhangend been eenzachte tik te geven.Voorwaardelijke reflexen bij dieren zijn moeilijker op eenkorte termijn in de klas te induceren; wellicht moet hier deliteratuur over de hond van Pavlov geconsulteerd worden.AV Biologie - Laboratorium 57 Bio-esthetiekD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


Leerplandoelstellingen! Aan de hand van een paar voorbeeldenaantonen dat onze interpretatiede waarneming kan beïnvloeden.Didactische wenkenVisuele illusies zijn genoegzaam bekend:! evenwijdige lijnen die toch schijnen te convergeren omdatze in een visgraatpatroon vervat zitten;! twee even grote lijnstukken die verschillend van lengtelijken te zijn omdat ze ofwel naar het midden, ofwel naarbuiten gerichte pijlen dragen;! wanneer donkere vierkanten in een rooster geplaatstworden, schijnen grijze bolletjes te ontstaan op de kruispuntenvan de witte scheidingslijnen;! ...De coördinatie tussen reuk en smaak kan mooi geïllustreerdworden door bij een geblinddoekte persoon tandpasta op detong te brengen. Met dichtgeknepen neus kan de tandpastaniet geproefd worden, met open neus wel. Kinderen kan mengeneesmiddelen gemakkelijker laten innemen als men hunneus dichtknijpt.Een tastillusie kan geïllustreerd worden door bij een geblinddoekteproefpersoon tussen de gekruiste middenvinger enwijsvinger een knikker te duwen. Wanneer men dan deknikker naar voor en naar achter beweegt op het tafelblad, zalde proefpersoon de indruk hebben twee knikkers te voelen.5.5 Biosociale problemenLeerplandoelstellingen! Een biosociaal probleem in verbandmet reacties op prikkels wetenschappelijkbenaderen.! Informatie in verband met een biosociaalprobleem via elektronischedragers en via Internet verzamelenen verwerken.Didactische wenkenOnderwerpen uit de biosociale problematiek of ethologievormen een ideale voedingsbodem voor zelfstandig opzoekingswerkof onderzoek door de leerlingen.Over deze onderwerpen kan door de leerlingen zelf informatieverzameld worden via elektronische dragers en via internet.Deze informatie moet naar een begrijpbare taal omgezetworden. Leerboeken, gezinsencyclopedieën, een bezoek aaneen instelling, het afnemen van een interview ... kunnenhierbij een hulp zijn. De verzamelde informatie wordt danbest via de computer gestructureerd verwerkt en in een mooielay-out gegoten.Er zijn verschillende manieren om deze informatie te structureren:! men kan een goed gedocumenteerde monografie alseindwerk laten afgeven en er eventueel over ondervragen;AV Biologie - Laboratorium 58 Bio-esthetiekD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


LeerplandoelstellingenDidactische wenken! men kan elk werkgroepje een standje in een tentoonstellingover de problematiek laten verzorgen en de leerlingenzelf de bezoekers laten rondleiden (mooi meegenomen bijopendeurdagen);! eventueel kan de informatie dienen als voorbereiding opeen bezoek of op de komst van een gastspreker ...Nog boeiender wordt het wanneer het ganse gebeuren inprojectvorm wordt uitgewerkt en de leerlingen inspraakkrijgen in het afbakenen van de onderwerpen en de keuze vande werkvorm.De aanpak van het onderwerp en de keuze van de literatuurdoor de leerlingen moet aangepast zijn aan het intellectueelniveau van de leerlingen. Pas dan zal het onderwerp hensterker boeien en interesseren.Enkele mogelijke onderwerpen:! gezichtsstoornissen,! alcohol en drugs,! ziekte van Parkinson,! diabetes,! multiple sclerose,! epilepsie,! verklaring en productie van 3D-beelden of andere illusies,(er zijn reeds computerprogramma's op de markt die hetmogelijk maken zelf 3D-beelden te produceren),! beperkte waarneming bij het goochelen,! gedragsonderzoek kan gebeuren naar aanleiding van eenbezoek aan de zoo: elke leerling krijgt enkele organismentoegewezen die hij/zij moet observeren aan de hand vanenkele gerichte vragen: manier van prooi vastnemen,manier van stappen, manier van zwemmen ...De observaties worden ook nu best aangevuld met literatuuronderzoek.! gastspreker of bezoek aan of interview van: een kinesist(elektromassage), huisarts, CLB-arts, oogarts, neuroloog(EEG) ...! ...Bij de keuze van de onderwerpen doet men er goed aan hetschoolwerkplan en andere collega's te raadplegen om eventueleoverlappingen te vermijden.AV Biologie - Laboratorium 59 Bio-esthetiekD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


6 EVALUATIEIn het labo spelen heel wat andere aspecten een rol dan het zuiver toetsen van kennis en inzicht. Naasthet product is het belangrijk om voldoende aandacht te geven aan het proces. Onderzoeksvaardighedenen attitudes moeten in de eerste plaats aan bod komen.Onderzoeksvaardigheden en attitudes moeten systematisch geobserveerd worden. Het heeft geen ziner een cijfer aan te geven, zonder dit te motiveren.Als handreiking bij de evaluatie kan het volgende schema dienstig zijn.Criterium Schaal Totaal MotivatieResultaatrelevantieniveau:Verzorging verslagrelevantieniveau:Inzet en doorzettingrelevantieniveau:Zin voor samenwerkingrelevantieniveau:Disciplinerelevantieniveau:Leergierigheid-interesserelevantieniveau:Veiligheidrelevantieniveau:1 2 3 4 51 2 3 4 51 2 3 4 51 2 3 4 51 2 3 4 51 2 3 4 51 2 3 4 5Totaal /Merk op dat op een vijfpuntenschaal gewerkt wordt , waarbij 1 = alarmniveau en 5 gelijkstaat met zeersterk.Ieder item heeft ook zijn relevantieniveau, dit laat toe de verschillende items ten opzichte van elkaaraf te wegen, het is ook niet nodig om elk item te evalueren: bij biotoopstudies zal het relevantieniveauvoor discipline en zin voor samenwerking hoger zijn dan bij een individuele microscopie-oefening,waar de kwaliteitszorg primeert.Wanneer het relevantieniveau door een cijfer wordt weergegeven, levert de vermenigvuldiging vanniveau en schaal een totaalcijfer op voor het bedoelde item. Nadien kan alles gesommeerd worden enkomt men tot een globale beoordeling. Bij elk item is ook ruim plaats voorzien voor een motivatie.In feite mag geen enkele beoordeling doorgegeven worden zonder dat deze kolom wordt ingevuld ende leerling feedback gekregen heeft over zijn werk.AV Biologie - Laboratorium 60 Bio-esthetiekD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


Enkele vragen die pogen de criteria te verduidelijken:• Resultaat: in hoeverre komen de kwantitatieve en kwalitatieve resultaten van het practicum overeenmet de gewenste norm?• Verzorging verslag: voldoet de lay-out van het verslag aan de gevraagde normen, werden voldoendebronnen geraadpleegd ...?• Inzet en doorzetting: moet de leerling regelmatig aangepord worden, werkt de leerling constantdoor, vult hij de dode momenten productief op, komt hij ook werken buiten de uren wanneer daartoede kans geboden wordt, herbegint hij wanneer een reeks experimenten dreigt te mislukken...?• Zin voor samenwerking: kan de leerling leiding geven of leiding aanvaarden, dringt hij zijn ideeënop, of werkt hij constructief mee aan het practicum ...?• Discipline: houdt de leerling zich aan de geldende reglementeringen (cf. labreglement) ...?• Leergierigheid en interesse: heeft hij een afkeer van werken, interesseert het werk hem, zoekt hijal eens iets extra op, kan hij creatief omgaan met de opgave ...?• Veiligheid: lapt hij de veiligheidsvoorschriften aan zijn laars, draagt hij beschermingsmiddelen,heeft hij oog voor onveilige situaties en poogt hij er iets aan te verhelpen ...?Deze werkwijze is slechts een voorbeeld, ongetwijfeld moet ze aan de praktijk aangepast wordennaargelang de inzichten van de verschillende leraren. Het kan de basis vormen voor een vruchtbareklassenraad of vakvergadering.De werkwijze werd gedeeltelijk ontleend aan “SAM” (= schaal voor attitudemeting) van VKW-Oost-Vlaanderen.Een blijvende kennis kan beoogd worden via korte overhoringen over een reeks samenhorendeoefeningen. Deze vorm mag echter nooit de hoofdmoot van de evaluatie in beslag nemen.Een zuiver theoretisch examen heeft in het licht van het voorgaande dan ook geen zin. De vraag kantrouwens gesteld worden of een examen voor laboratorium natuurwetenschappen wel zin heeft.7 MINIMALE MATERIELE VEREISTEN7.1 Didactische infrastructuur! Vaklokaal biologie! Demonstratie- en werktafel voor de leraar! Voorziening voor water en elektriciteit! Werkmogelijkheden voor de leerlingen! Opbergruimte7.2 Didactisch materiaal7.2.1 Organismen! Organismen en delen ervan! Insluitpreparaten (macro- en micropreparaten)AV Biologie - Laboratorium 61 Bio-esthetiekD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


7.2.2 Vervangende leermiddelen! Driedimensionale modellen! Tweedimensionale modellen• foto’s en microdia’s• wandplaten of transparanten; schematische tekeningen7.2.3 Audiovisuele middelen! Overheadprojector! Diaprojector of videocamera en monitor7.2.4 ICT! Mogelijkheid tot gebruik van pc7.2.5 Hulpmiddelen bij observatie! Loepen voor leerlingen! Microscopen• microscopen en stereomicroscopen voor de leerlingen• stereo- en demonstratiemicroscoop voor de leraar (bij voorkeur met camera)7.2.6 Hulpmiddelen bij experimenten! Algemeen laboratoriummateriaal• dissectiemateriaal voor de leraar• elementair dissectiemateriaal voor de leerlingen• elementair microscopiemateriaal• glaswerk! Chemicaliën• kleurstoffen• bewaarvloeistoffen7.2.7 VariaEen kaars(lichtbron)-lens(loep)-schermsysteem of een optische bankAV Biologie - Laboratorium 62 Bio-esthetiekD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


8 BIBLIOGRAFIE8.1 SchoolboekenMen raadplege de catalogi van de uitgeverijen.8.2 BrochuresIn het kader van het 'Actieplan Natuurwetenschappen' voor het <strong>ASO</strong> bestaan op dit ogenblik reeds eenaantal brochures die nuttige informatie bevatten voor de leraars biologie in de studierichting 'Bioesthetiek'.'Actieplan Natuurwetenschappen' maart 1993'Didactische infrastructuur voor het onderwijs in de natuurwetenschappen' mei 1993'Didactisch materiaal voor het onderwijs in de natuurwetenschappen - Biologie' maart 1996(basismateriaal en didactisch materiaal voor de eerste <strong>graad</strong>)'Chemicaliën op school' maart 1999In het kader van de vakoverschrijdende eindtermen (milieueducatie en gezondheidseducatie) verwijzenwe naar de volgende brochures; u vindt daar interessante adressen van ondersteunende organisaties:'Vakoverschrijdende vormingsthema’s: gezondheidseducatie, handleiding voor de eerste <strong>graad</strong> vanhet katholiek secundair onderwijs''Vakoverschrijdende vormingsthema’s: milieu-educatie, handleiding voor de eerste <strong>graad</strong> van hetkatholiek secundair onderwijs'Deze brochures kunnen besteld worden op volgend adres:VV<strong>KSO</strong>, Guimardstraat 1, 1040 Brussel - tel. (02)507 06 49 - fax (02)511 33 57.8.3 Naslagwerken! BANNINCK, G.B., VAN RUITEN, TH.M., Biologie informatief, Den Gulden Engel, Antwerpen,1996.! BOSSIER, M., BRONDERS, F., et al., Moderne Dierkunde, Van In, Lier, 1986, 519 blz.! BOSSIER, M., BRAT, K., et al., Moderne Plantkunde, Van In, Lier, 1990, 567 blz.! BRANDT, L., et al., INAV (Informatie Natuurwetenschappen Vlaanderen), Plantyn, Antwerpen/Deurne, 1996.! de BRUIN, Drs. H. e.a., Oculair, Educatieve Partners Nederland bv, Culemborg, 1991,ISBN 90 20 715291.! KIRCHMAN, L., Anatomie en fysiologie van de mens, Lemma BV, Utrecht, 1995, 657 blz.! MACKAEN, D.G., Inleiding tot de Biologie, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1977, 265 blz.! VAN DER PLUYM, J.E., TER BRAAK, A.H.M., et al., Biothema, Thieme, Zutphen(niet meer in de handel)1 Inleiding tot de Biologie5 Perceptie, integratie en gedrag.AV Biologie - Laboratorium 63 Bio-esthetiekD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


! VERSCHUUREN, Dr.G.M.N., e. a., Grondslagen van de biologie, deel 2: Organismen, 1993Educatieve Partners Nederland BV, Culemborg, ISBN respectievelijk 90 20 713728 / 90 207 13736/90 207 13744.Dit is een vertaling uit het Engels van "Elements of Biological Science" van KEETON, W.T. enMcFADDEN,C.H., uitgegeven bij W.W.Norton & Company in 1983.8.4 Verenigingen - Tijdschriften! VOB (Vereniging voor het Onderwijs in de Biologie, de Milieuleer en de Gezondheidseducatie)• BIO tweemaandelijks mededelingenblad• Jaarboek, adres: H. Snoeck, Jan van Rijswijcklaan 277, 2020 Antwerpen.! VELEWE (Vereniging van de leraars in de wetenschappen)Het tijdschrift draagt dezelfde naam, adres: L. Schalck, Hollenaarstraat 26, 9041Oostakker,tel. (09)251 22 59.! Werkgroep MENS (Milieu-Educatie, Natuur & Samenleving), driemaandelijks tijdschrift ‘MENS’,adres: Roland Caubergs RUCA, Groenenborgerlaan 171, 2020 Antwerpen.tel. (03)218 04 21 - fax (03)218 04 17.8.5 Uitgaven van pedagogisch-didactische centra en navormingscentraIn het tijdschrift ‘Forum’ vindt men op regelmatige tijdstippen een “up-to-date” lijst van adressen entelefoonnummers van die centra.! Eekhoutcentrum, Universitaire campus, 8500 Kortrijk, tel. (056)24 61 85 - fax (056)24 69 98.Diverse informatiesessies in verband met theoretische achtergronden en leerlingenproeven voor detweede <strong>graad</strong> onder meer: enzymen, hormonen en zintuigen 1998.! Pedic, Coupure Rechts 314, 9000 Gent, tel. (09)225 37 34 - fax (09)269 14 88.Informatiesessie in verband met theoretische achtergronden (leerlingenproeven voor de tweede<strong>graad</strong> (P95/90-91, P121/95-96).! Pluc, Wetenschappelijke groep Biologie nr. 1987/09, J. Smeets, werkgroep fysiologie,Limburgs Universitair Centrum, Diepenbeek.Reacties op prikkels, experimenten bij dieren te verkrijgen bij DINAC, Bonnefantenstraat 1,3500 Hasselt, tel. (011)23 68 24 - fax (011)23 68 25.! Vliebergh-Sencieleergangen, Naamsestraat 61, 3000 Leuven, tel. (016)32 42 90fax (016)32 42 54.Zenuwstelsel, structuur en functie van de zintuigen bij mens en dier. Groeibeweging en prikkelbeantwoordingbij planten. (1981).Hersenen: bouw, werking en beïnvloeding. Gezondheidsvoorlichting en – opvoeding. (1986).Zenuwstelsel, hormonaalstelsel (1995).! Zintuigen. Regionale studiedag, Leuven, 13 maart 1991. Organisatie: PDCL in samenwerking metde inspectie Biologie Mechelen-Brussel.AV Biologie - Laboratorium 64 Bio-esthetiekD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>


8.6 Software! Goede vertrekpunten op internet zijn:• EDU Internet VlaanderenGebr. Desmetstraat 1, 9000 Genttel. (09)265 86 44 - fax (09)265 86 25e-mail: eduint@smic.beURL: http://www.smic.be/edu/• URL van het VV<strong>KSO</strong> met vakkendatabank:http://www.vsko.be/vvkso/cyberkla/hantip.htm• Website van VOB: deze website wordt goed onderhouden en biedt veel URL’s:http://user.online.be/v.o.b• URL van DPB-Brugge voor het secundair onderwijs; u vindt er links voor vakken waaronderbiologie:http://www.sip.be/dpb/secundair.asp• http://www.digikids.be! cd-rom: men raadplege de catalogi van de uitgeverijen.AV Biologie - Laboratorium 65 Bio-esthetiekD/<strong>2001</strong>/0279/0332de <strong>graad</strong> <strong>TSO</strong>

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!