12.07.2015 Views

Twee nederzettingen op de grens van het Romeinse ... - buurnatuur

Twee nederzettingen op de grens van het Romeinse ... - buurnatuur

Twee nederzettingen op de grens van het Romeinse ... - buurnatuur

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Twee</strong> <strong>ne<strong>de</strong>rzettingen</strong> <strong>op</strong> <strong>de</strong> <strong>grens</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>Romeinse</strong> rijk.Opgraving Huissen Loostraat-Zuid.Miel SchurmansZuidne<strong>de</strong>rlandse Archeologische Notities139Amsterdam 2008Archeologisch Centrum Vrije Universiteit - Hendrik Brunsting Stichting


ColofonOpdrachtgever: Bouwfonds MAB Ontwikkeling BVDirectievoer<strong>de</strong>r RAAP Archeologisch AdviesbureauProject:Huissen, Loostraat-ZuidBevoegd gezag: Gemeente LingewaardPlaats documentatie: PDB Gel<strong>de</strong>rlandLan<strong>de</strong>lijk registratienr: 9892Objectco<strong>de</strong>:LW-HLOO-05Locatie:Gemeente Lingewaard, Loostraat-Zuid te HuissenCentrumcoördinaten:Vindplaats A: 191.600/439.500Vindplaats D: 192.150/439.200Uitvoeringsperio<strong>de</strong>: 11 april – 24 mei 2005 (veldwerk)Status:DefinitiefAuteur:drs. M.D.R. SchurmansBijdragen: dr. M. Groot, drs. K. Hänninen (Biax Consult), drs. E. Heunks (RAAP), dr. F.Kemmers (Numismatiek & archeologie), drs. M.C.M. Komen, dr. L.I. Kooistra(Biax Consult), drs. I. Schuuring, dr. C. <strong>van</strong> Driel-Murray (UvA), drs. J. VanKerckhove, drs. J. <strong>van</strong> Renswou<strong>de</strong>Redactie:drs. J. <strong>van</strong> Renswou<strong>de</strong>Commentaar door: prof. dr. A.V.A.J. Bosman, drs. P. Kloosterman, drs. M. SmitIllustraties:drs. J.C.G. <strong>van</strong> Kampen, M.H. Kriek, drs. ing. R.M. Lotte, B. Rijns, dr. J.W.H.P.VerhagenFotografie:M.H. Kriek, RestauraOpmaak:drs. ing. R.M. Lotte, drs. M.D.R. SchurmansISBN/EAN: 978-90-8614-061-9Autorisatie:drs. J. <strong>van</strong> Renswou<strong>de</strong>©ACVU-HBS Amsterdam, 2008Archeologisch Centrum <strong>van</strong> <strong>de</strong> Vrije Universiteit, AmsterdamDe Boelelaan 11051081 HV Amsterdam


InhoudSamenvatting 31 Inleiding 52 Vooron<strong>de</strong>rzoek2.1 Plangebied Loostraat-Zuid 82.2 Nabije omgeving <strong>van</strong> plangebied Loostraat-Zuid 123 Doel <strong>van</strong> <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rzoek 134 On<strong>de</strong>rzoeksstrategie 145 Fysische geografieEckhart Heunks5.1 Inleiding en metho<strong>de</strong>n 165.1.1 Bureaustudie 165.1.2 Veldon<strong>de</strong>rzoek 165.2 Regionale ontwikkeling 165.3 Veldwaarnemingen 185.3.1 Vindplaats A 185.3.2 Vindplaats D 185.4 Conclusie 206 Sporen en structuren6.1 Inleiding en vraagstellingen 226.2 Algemeen 226.3 Fasering 246.3.1 Vindplaats A 246.3.2 Vindplaats D 246.3.3 Conclusie 246.4 Structuren 256.4.1 Huis 256.4.2 Spiekers 256.4.3 Oven 276.4.4 Rechthoekige greppelstructuur 286.4.5 Limesweg ? 306.5 Sporen 316.5.1 Waterputten 316.5.2 Greppels 316.5.3 Kuilen 336.6 Vindplaats A: hoe passen <strong>de</strong> nieuwe resultaten in <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rzoek <strong>van</strong> 2003 346.7 Conclusie 367 Aar<strong>de</strong>werkJulie Van Kerckhove7.1 Inleiding 377.2 Selectie en methodologie 377.3 Overzicht <strong>van</strong> <strong>de</strong> aar<strong>de</strong>werkcategorieën en baksels uit <strong>de</strong> sporen 387.4 Vindplaats A 45


14 ArcheozoölogieMaaike Groot14.1 Inleiding 10314.2 Metho<strong>de</strong>n 10314.3 Resultaten 10414.3.1 Vindplaats A 10414.3.2 Vindplaats D 10714.4 Conclusie 11615 ArcheobotanieKirsti Hänninen en Laura Kooistra15.1 Inleiding 11815.2 Metho<strong>de</strong>15.2.1 Botanische macroresten 11815.2.2 Hout 11815.3 Resultaten15.3.1 Botanische macroresten 11915.3.2 Hout 12215.4 Discussie en conclusie15.4.1 Macroresten 12415.4.2 Hout 12516 Ring <strong>van</strong> git 12617 Overige vondstcategorieën 12618 Synthese18.1 Inleiding 12718.2 Landschap en bewoning 12718.3 Vindplaatsen A en D18.3.1 Algemeen 12818.3.2 Fasering en datering 12818.3.3 Aard <strong>van</strong> <strong>de</strong> bewoning 12918.3.4 Agrarische economie 12918.3.5 Limesweg ? 129Literatuur 131Bijlagen1 Overzicht <strong>van</strong> <strong>de</strong> aar<strong>de</strong>werkcategorieën, baksels en vormtypes in vindplaats A2 Overzicht <strong>van</strong> <strong>de</strong> aar<strong>de</strong>werkcategorieën, baksels en vormtypes in <strong>de</strong> rechthoekigegreppelstructuur3 Overzicht <strong>van</strong> <strong>de</strong> aar<strong>de</strong>werkcategorieën, baksels en vormtypes in <strong>de</strong> nazakking <strong>van</strong> <strong>de</strong>rechthoekige greppelstructuur4 Overzicht <strong>van</strong> <strong>de</strong> aar<strong>de</strong>werkcategorieën, baksels en vormtypes in vindplaats D5 Resultaten <strong>van</strong> <strong>de</strong> macrobotanische analyse6 Overzicht <strong>van</strong> archeologische perio<strong>de</strong>n


SamenvattingIn <strong>op</strong>dracht <strong>van</strong> <strong>het</strong> Bouwfonds MAB Ontwikkeling BV voer<strong>de</strong> ACVU-HBS in <strong>het</strong> voorjaar <strong>van</strong> 2005 een<strong>op</strong>graving uit in Huissen, plangebied Loostraat-Zuid. <strong>Twee</strong> lange sleuven zijn aangelegd <strong>op</strong> <strong>de</strong> plaats waar tweeontsluitingswegen wor<strong>de</strong>n aangelegd. Het plangebied met een <strong>op</strong>pervlakte <strong>van</strong> ongeveer 60 ha zal ingerichtwor<strong>de</strong>n als woningbouwlocatie.Verschillen<strong>de</strong> vooron<strong>de</strong>rzoeken had<strong>de</strong>n al uitgewezen dat in <strong>het</strong> plangebied vier vindplaatsen uit <strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong>tijd aanwezig zijn: drie ne<strong>de</strong>rzettingsterreinen (vindplaatsen A, C-D en E) en één grafveld (vindplaats B). Tij<strong>de</strong>ns<strong>de</strong> <strong>op</strong>graving zijn vindplaatsen A en D aangesne<strong>de</strong>n. De on<strong>de</strong>rzochte sleuven bie<strong>de</strong>n als <strong>het</strong> ware een kijkvenster<strong>op</strong> <strong>de</strong> vindplaatsen. De conclusies uit <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige rapport zijn dus enkel <strong>van</strong> toepassing <strong>op</strong> <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rzochte<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> vindplaatsen.De bewoning in bei<strong>de</strong> vindplaatsen <strong>van</strong>gt aan in <strong>het</strong> twee<strong>de</strong> kwart <strong>van</strong> <strong>de</strong> 1ste eeuw na Chr. Mogelijk kan <strong>de</strong>startdatum <strong>van</strong> vindplaats D nog vroeger gesitueerd wor<strong>de</strong>n. De bewoning in vindplaats A lijkt af te breken voor<strong>het</strong> laatste kwart <strong>van</strong> <strong>de</strong> 1ste eeuw. Een twee<strong>de</strong> occupatiefase start omstreeks <strong>het</strong> mid<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> 2<strong>de</strong> eeuw naChr. en lo<strong>op</strong>t door tot <strong>het</strong> mid<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> 3<strong>de</strong> eeuw. Vindplaats D daarentegen lijkt continu bewoond te zijngeweest tot <strong>het</strong> ein<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> 2<strong>de</strong> eeuw, mogelijk zelfs tot in <strong>de</strong> laat-<strong>Romeinse</strong> tijd.In bei<strong>de</strong> vindplaatsen zijn ne<strong>de</strong>rzettingssporen aangetroffen. In vindplaats D zijn een <strong>de</strong>el <strong>van</strong> een huisplattegron<strong>de</strong>n twee spiekers aanwezig. In vindplaats A kon<strong>de</strong>n geen woonstructuren herkend wor<strong>de</strong>n. Er lijkt echter eenveran<strong>de</strong>ring <strong>op</strong> te tre<strong>de</strong>n in <strong>het</strong> karakter <strong>van</strong> <strong>de</strong> vindplaatsen tussen <strong>de</strong> 1ste eeuw enerzijds en <strong>de</strong> 2<strong>de</strong> en 3<strong>de</strong>eeuw an<strong>de</strong>rzijds. Deze veran<strong>de</strong>ring is merkbaar in <strong>het</strong> sporenbestand (vindplaats A: rechthoekige greppelstructuur)en <strong>de</strong> materiaalcategorieën. Vermoe<strong>de</strong>lijk is dit toe te schrijven aan een grotere militaire invloed.In noor<strong>de</strong>lijke randzone <strong>van</strong> vindplaats D is een weg aangesne<strong>de</strong>n, die vermoe<strong>de</strong>lijk geï<strong>de</strong>ntificeerd kan wor<strong>de</strong>nals <strong>de</strong> limesweg. In vindplaats A zijn geen sporen <strong>van</strong> een weg aangetroffen.3


1 InleidingIn <strong>op</strong>dracht <strong>van</strong> <strong>het</strong> Bouwfonds MAB Ontwikkeling BV voer<strong>de</strong> <strong>de</strong> Hendrik Brunsting Stichting <strong>van</strong> <strong>het</strong> ArcheologischCentrum <strong>van</strong> <strong>de</strong> Vrije Universiteit (ACVU-HBS) <strong>van</strong> 11 april 2005 tot en met 24 mei 2005 een<strong>op</strong>graving uit in Huissen, plangebied Loostraat-Zuid (fig. 1.1). <strong>Twee</strong> lange <strong>op</strong>gravingsputten zijn aangelegd invindplaatsen A en D <strong>op</strong> <strong>de</strong> plaats waar twee ontsluitingswegen wor<strong>de</strong>n aangelegd.Het plangebied Loostraat-Zuid beslaat een <strong>op</strong>pervlakte <strong>van</strong> ca. 60 ha, die ingericht zal wor<strong>de</strong>n als woningbouwlocatie(fig. 1.2). De begrenzingen wor<strong>de</strong>n gevormd door <strong>de</strong> Loostraat (noord), een sportterrein (zuid), akkerpercelenlangs <strong>de</strong> Steeg (west) en <strong>de</strong> bebouw<strong>de</strong> kom <strong>van</strong> Huissen (oost). De terreinen zijn in gebruik als akkerland,weiland en boomgaar<strong>de</strong>n. Net ten zui<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> Loostraat staan enkele woonhuizen en kassencomplexen.Fig. 1.1. Huissen Loostraat-Zuid. Ligging <strong>van</strong> Huissen in Ne<strong>de</strong>rland en <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzochte locatie. A locatie plangebied.RAAP Archeologisch Adviesbureau voer<strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> vooron<strong>de</strong>rzoeken uit om <strong>de</strong> archeologische waar<strong>de</strong>n in<strong>het</strong> plangebied zoveel mogelijk te inventariseren. 1 Op <strong>de</strong>ze wijze zijn vier archeologische vindplaatsen uit <strong>de</strong><strong>Romeinse</strong> tijd in kaart gebracht, die zich alle in een relatief smalle zone ten zui<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> Loostraat bevin<strong>de</strong>n.De on<strong>de</strong>rzoeksresultaten geven aan dat <strong>het</strong> (waarschijnlijk) om archeologisch waar<strong>de</strong>volle terreinen gaat. Hetbetreft een Romeins grafveld en drie ne<strong>de</strong>rzettingsterreinen. De vier on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n vindplaatsen zijn tevens alséén archeologische zone in kaart gebracht. De vindplaatsen zijn door mid<strong>de</strong>l <strong>van</strong> waar<strong>de</strong>rend booron<strong>de</strong>rzoekgewaar<strong>de</strong>erd en één <strong>van</strong> <strong>de</strong> vindplaatsen binnen <strong>de</strong> archeologische zone (vindplaats A) is door mid<strong>de</strong>l <strong>van</strong> eenproefsleuvenon<strong>de</strong>rzoek na<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzocht. 21Deze vooron<strong>de</strong>rzoeken von<strong>de</strong>n plaats <strong>van</strong> <strong>de</strong>cember 1998 tot februari 1999 (Thanos 1999) en <strong>van</strong> juni 2000 tot en metoktober 2001 (De Boer 2002) .2Haarhuis 2005, 3.5


Tij<strong>de</strong>ns <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige on<strong>de</strong>rzoek zijn twee lange, noord-zuid gerichte sleuven aangelegd over vindplaatsen Aen D met in totaal 8 werkputten (fig. 1.2). Naast <strong>de</strong> vindplaatskernen is eveneens een groot <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> periferiegedocumenteerd.Fig. 1.2. Huissen Loostraat-Zuid. Ligging <strong>van</strong> <strong>de</strong> werkputten. A begrenzing plangebied; B globale begrenzing vindplaats metletter; C ligging werkputten.Op vrijdag 13 mei 2005 is een <strong>op</strong>en middag gehou<strong>de</strong>n (fig. 1.3). Me<strong>de</strong>werkers <strong>van</strong> ACVU-HBS gaven <strong>op</strong> diedag uitleg over <strong>de</strong> <strong>op</strong>graving, <strong>de</strong> voorl<strong>op</strong>ige resultaten en archeologie in <strong>het</strong> algemeen.Het veldteam <strong>van</strong> ACVU-HBS stond on<strong>de</strong>r leiding <strong>van</strong> drs. M.D.R. Schurmans. 3 De projectleiding was in han<strong>de</strong>n<strong>van</strong> drs. E.M.P. Verhelst. RAAP Archeologisch Adviesbureau <strong>de</strong>ed <strong>de</strong> directievoering, in <strong>de</strong> personen <strong>van</strong>drs. H.F.A. Haarhuis en drs. P. Deunhouwer.De uitwerking <strong>van</strong> <strong>het</strong> project heeft plaatsgevon<strong>de</strong>n in <strong>het</strong> najaar <strong>van</strong> 2006 en in 2007.3Het veldwerk is uitgevoerd door Maarten Huisman, Johan <strong>van</strong> Kampen, Dirk Oomen, Ben Rijns, Miel Schurmans, WouterSmit, Peter Stokkel, Julie Van Kerckhove en Erik Verhelst. Eveneens hebben le<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> Historische Kring Huissengeholpen, waarvoor onze dank: Ton <strong>van</strong> Bon, Theo Gerritsen en Cor Nieuwenhuis. Kees Viset <strong>van</strong> <strong>de</strong> Firma Van Dalenbedien<strong>de</strong> <strong>de</strong> graafmachine.6


Fig. 1.3. Huissen Loostraat-Zuid. De <strong>op</strong>en middag <strong>op</strong> 13 mei 2005.7


2 Vooron<strong>de</strong>rzoekDe omgeving <strong>van</strong> Huissen en <strong>de</strong> dorpskern zelf hebben een rijk archeologisch verle<strong>de</strong>n. Dat is dan ook te merkenaan <strong>het</strong> aantal beken<strong>de</strong> vindplaatsen en vondstmeldingen. In dit hoofdstuk bespreken we in <strong>de</strong> eerste plaatswat bekend is <strong>van</strong> <strong>het</strong> archeologische bo<strong>de</strong>marchief in <strong>het</strong> plangebied. Daarna zullen <strong>de</strong>ze gegevens in een ruimerka<strong>de</strong>r geplaatst wor<strong>de</strong>n.2.1 Plangebied Loostraat-Zuid (fig. 2.1)Fig. 2.1. Huissen Loostraat-Zuid. Situering <strong>van</strong> <strong>de</strong> waarnemingen, on<strong>de</strong>rzoeken en vindplaatsen in <strong>het</strong> plangebied. A on<strong>de</strong>rzochtd.m.v. booron<strong>de</strong>rzoek; B on<strong>de</strong>rzocht d.m.v. proefsleuven; archeologische begeleiding met huisnummer; D archeologischewaarneming met ARCHIS-nummer; E globale begrenzing vindplaats met letter; F begrenzing AMK terrein 15608.In <strong>de</strong> jaren '70 <strong>van</strong> <strong>de</strong> vorige eeuw zijn bij <strong>het</strong> uitgraven <strong>van</strong> een kel<strong>de</strong>r aan <strong>de</strong> Loostraat 65 restanten <strong>van</strong> verschillen<strong>de</strong><strong>Romeinse</strong> graven aangetroffen. 4 Het betreft hier on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re een <strong>de</strong>rtiental stuks gaaf vaatwerk engecalcineer<strong>de</strong> been<strong>de</strong>rresten. 5 De graven wor<strong>de</strong>n gedateerd in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft <strong>van</strong> <strong>de</strong> 2<strong>de</strong> eeuw na Chr. 6 Ongeveer250 m westelijker zijn in 1985 en 1993 eveneens enkele graven aangetroffen. Bij bouwwerkzaamhe<strong>de</strong>n in1993 zijn crematieresten, een bord en een pot gevon<strong>de</strong>n die behoren tot één graf, dat <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> <strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werk4Janssen 1979; Willems 1981, cat. nr. 131; Thanos 1999, vindplaats B (t<strong>op</strong>oniem Loostraat II; ARCHIS waarnemingsnr.15256 en 138394); Neijenhuis 2002, 34-36.5Het is niet dui<strong>de</strong>lijk om hoeveel graven <strong>het</strong> gaat. Janssen spreekt over "twee, mogelijk drie graven" (Janssen 1979, 36);Neijenhuis heeft <strong>het</strong> over "vermoe<strong>de</strong>lijk zes" graven (Neijenhuis 2002, 34).6Willems 1981, 80.8


gedateerd kan wor<strong>de</strong>n in <strong>het</strong> ein<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> 1ste of <strong>het</strong> begin <strong>van</strong> <strong>de</strong> 2<strong>de</strong> eeuw na Chr. 7 In <strong>het</strong> licht <strong>van</strong> dit grafkan <strong>de</strong> nabije vondst <strong>van</strong> een terra sigillata bord in 1985 bij <strong>het</strong> graven <strong>van</strong> een kabelsleuf, geïnterpreteerd wor<strong>de</strong>nals bijgave <strong>van</strong> een graf. 8 Bijzon<strong>de</strong>r aan <strong>het</strong> bord is <strong>de</strong> inkrassing <strong>van</strong> <strong>de</strong> naam <strong>van</strong> <strong>de</strong> eigenaar: Ulpius Quietus.Zowel ten noordwesten als ten zuidoosten <strong>van</strong> <strong>het</strong> grafveld zijn verschillen<strong>de</strong> vondstmeldingen gedaan. 9Vanaf 1998 heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau verschillen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeken in <strong>het</strong> plangebied uitgevoerdom een beter beeld te krijgen <strong>van</strong> <strong>het</strong> archeologische bo<strong>de</strong>marchief. Dit heeft geleid tot een nieuwe in<strong>de</strong>ling <strong>van</strong><strong>de</strong> beken<strong>de</strong> gegevens en tot <strong>het</strong> ont<strong>de</strong>kken <strong>van</strong> nieuwe vindplaatsen. In 1998 en 1999 is een karterend on<strong>de</strong>rzoekuitgevoerd, waarbij vier vindplaatsen in kaart zijn gebracht (A, B, C en D). 10Tij<strong>de</strong>ns <strong>het</strong> daar<strong>op</strong>volgen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoek in 2000 en 2001 zijn <strong>de</strong>ze vindplaatsen door mid<strong>de</strong>l <strong>van</strong> een booron<strong>de</strong>rzoekgewaar<strong>de</strong>erd en is een vijf<strong>de</strong> vindplaats (E) in kaart gebracht. 11 De vindplaatsen wor<strong>de</strong>n gekarakteriseerd alsvier ne<strong>de</strong>rzettingsterreinen (A, C, D en E) en één grafveld (B), die gelegen zijn <strong>op</strong> <strong>de</strong> zui<strong>de</strong>lijke oeverwal <strong>van</strong> <strong>de</strong>Meinerswijkse stroomgor<strong>de</strong>l. Ten zui<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> vindplaatsen bevon<strong>de</strong>n zich lager gelegen komgron<strong>de</strong>n. Mogelijkstartte <strong>de</strong> bewoning al in <strong>de</strong> IJzertijd; <strong>het</strong> zwaartepunt bevond zich echter in <strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong> tijd met een uitl<strong>op</strong>erin <strong>de</strong> Vroege Mid<strong>de</strong>leeuwen.Enkele slo<strong>op</strong>begeleidingen zijn uitgevoerd in 2001 (varkensstallen aan <strong>de</strong> Loostraat 77) en 2003 (Loostraat 65). 12Vanwege <strong>de</strong> geplan<strong>de</strong> aanleg <strong>van</strong> een ontsluitingsweg is in <strong>het</strong> oostelijke <strong>de</strong>el <strong>van</strong> vindplaats A een proefsleufgegraven in <strong>het</strong> voorjaar <strong>van</strong> 2003. 13 Het on<strong>de</strong>rzoek heeft heel wat bewoningssporen uit <strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong> tijd <strong>op</strong>geleverd.Structuren zijn niet aangetroffen. Het begin <strong>van</strong> <strong>de</strong> occupatie wordt gesitueerd in <strong>de</strong> Flavische perio<strong>de</strong>,mogelijk zelfs iets eer<strong>de</strong>r. De vindplaats blijft bewoond tot in <strong>de</strong> eerste helft <strong>van</strong> 3<strong>de</strong> eeuw na Chr. De on<strong>de</strong>rzoekersconstateren een verschil in <strong>de</strong> aard <strong>van</strong> <strong>het</strong> vondstmateriaal en <strong>het</strong> sporenbestand door <strong>de</strong> tijd heen: in <strong>de</strong>1ste eeuw na Chr. vertoont <strong>de</strong> vindplaats voornamelijk civiele kenmerken, terwijl in <strong>de</strong> 2<strong>de</strong> eeuw na Chr. verschillen<strong>de</strong>militaire elementen aanwezig zijn. De vindplaats is als behou<strong>de</strong>nswaardig aangemerkt <strong>van</strong>wege <strong>de</strong>hoge inhou<strong>de</strong>lijke en fysieke kwaliteiten. 14Tij<strong>de</strong>ns <strong>het</strong> graven <strong>van</strong> <strong>de</strong> bermsloten <strong>van</strong> <strong>de</strong> ontsluitingsweg en <strong>de</strong> zui<strong>de</strong>lijke bermsloot <strong>van</strong> <strong>de</strong> Loostraat tussenDe Steeg en <strong>de</strong> ontsluitingsweg is <strong>het</strong> onverstoor<strong>de</strong> bo<strong>de</strong>marchief <strong>de</strong>els aangesne<strong>de</strong>n (fig. 2.2). Na <strong>de</strong> graafwerkzaamhe<strong>de</strong>nzijn <strong>de</strong> vondsten verzameld door <strong>de</strong> Historische Kring Huissen. 15In <strong>het</strong> najaar <strong>van</strong> 2006 is een bureau- en inventariserend veldon<strong>de</strong>rzoek door mid<strong>de</strong>l <strong>van</strong> grondboringen uitgevoerd<strong>op</strong> drie percelen in <strong>het</strong> plangebied die nog niet eer<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzocht kon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n. 16 De percelen bevon<strong>de</strong>nzich ten zui<strong>de</strong>n <strong>van</strong> vindplaats B, ter hoogte <strong>van</strong> vindplaatsen C en D en ten oosten <strong>van</strong> vindplaats D. Hierbijis geconclu<strong>de</strong>erd dat vindplaatsen C en D eigenlijk <strong>de</strong>el uitmaken <strong>van</strong> één langgerekt ne<strong>de</strong>rzettingsterrein,met daarbinnen twee sporenconcentraties. Het on<strong>de</strong>rzoek <strong>op</strong> <strong>het</strong> perceel ten zui<strong>de</strong>n <strong>van</strong> vindplaats B heeft geen7Thanos 1999, 12-14.8Thanos 1999, 14; Neijenhuis 2002, 42.9ARCHIS waarnemingsnr. 16350 (t<strong>op</strong>oniem Loostraat III; Willems 1981, cat. nr. 132; komt overeen met Thanos 1999 enDe Boer 2002, vindplaats A); ARCHIS waarnemingsnr. 6887 (t<strong>op</strong>oniem Loostraat IV; Willems 1981, cat. nr. 133; komtovereen met Thanos 1999 en De Boer 2002, vindplaats D)10Thanos 1999.11De Boer 2002. Het geheel <strong>van</strong> <strong>de</strong> vindplaatsen is <strong>op</strong>genomen on<strong>de</strong>r <strong>het</strong> ARCHIS monumentnummer 15608.12Boemaers 2007, 8 met ver<strong>de</strong>re verwijzing naar Bente 2001.13Kastelein/Haarhuis 2006.14Kastelein/Haarhuis 2006, 22.15Deze vondsten zijn ter onzer beschikking gesteld door <strong>de</strong> Historische Kring. Indien rele<strong>van</strong>t zullen <strong>de</strong>ze vondsten vermeldwor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> hoofdstukken. Tot <strong>de</strong> vondsten uit <strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong> tijd behoren o.a. aar<strong>de</strong>werk (waar<strong>van</strong> één bo<strong>de</strong>m<strong>van</strong> een bord Drag. 31 in terra sigillata met stempel: EBURUSFE), dakpanfragmenten (waar<strong>van</strong> twee met graffito: ]IIV en]*), een ijzeren lansvoet, een Aucissafibula en een ijzeren mes.16Boemaers 2007.9


archeologische indicatoren <strong>op</strong>geleverd. Over <strong>de</strong> grenzen <strong>van</strong> <strong>het</strong> grafveld kunnen echter geen uitspraken gedaanwor<strong>de</strong>n. 17Fig. 2.2. Huissen Loostraat-Zuid. Waarnemingen Historische Kring Huissen. A begrenzing plangebied; B globale begrenzingvindplaats met letter; C door <strong>de</strong> Historische Kring Huissen on<strong>de</strong>rzochte gebie<strong>de</strong>n.2.2 Nabije omgeving <strong>van</strong> <strong>het</strong> plangebied Loostraat-Zuid (fig. 2.3) 18De vier vindplaatsen (A, B, C-D en E) in <strong>het</strong> plangebied liggen <strong>op</strong> <strong>de</strong> zui<strong>de</strong>lijke oeverwal <strong>van</strong> <strong>de</strong> Meinerswijksestroomgor<strong>de</strong>l. Deze stroomgor<strong>de</strong>l fungeer<strong>de</strong> vermoe<strong>de</strong>lijk tot aan zijn eindfase in 200 na Chr. als noor<strong>de</strong>lijke<strong>grens</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>Romeinse</strong> Rijk. 19 Aangezien we ons hier <strong>op</strong> <strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong> Rijks<strong>grens</strong> bevin<strong>de</strong>n, zijn sporen <strong>van</strong>militaire aanwezigheid nooit veraf. Het castellum <strong>van</strong> Arnhem-Meinerswijk (Castra Herculis) ligt slechts <strong>op</strong> eenafstand <strong>van</strong> 4.5 km. Dit fort is aangelegd in <strong>de</strong> vroeg-<strong>Romeinse</strong> tijd tussen 10 en 20 na Chr. en bleef in gebruiktot in <strong>de</strong> 4<strong>de</strong> eeuw, weliswaar met on<strong>de</strong>rbrekingen. 20 In en om Huissen zijn eveneens twee plaatsen aan te dui<strong>de</strong>nwaar (vermoe<strong>de</strong>lijk) <strong>Romeinse</strong> forten gelegen hebben: Huissen-Hazeberg en Loowaard. Het castellum teLoowaard bevond zich <strong>op</strong> een strategische positie, ongeveer halverwege tussen <strong>de</strong> forten <strong>van</strong> Arnhem-Meinerswijk en Bijlandse Waard (Carvium). De situering <strong>van</strong> een fort in <strong>de</strong> Loowaard berust <strong>op</strong> ter plaatse <strong>op</strong>gebagger<strong>de</strong>vondsten in <strong>de</strong> jaren ’70 <strong>van</strong> <strong>de</strong> vorige eeuw. Tot <strong>de</strong> vondsten behoren on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re veel Romeins17Boemaers 2007, 24.18Onlangs is een archeologisch on<strong>de</strong>rzoek uitgevoerd in Arnhem-Schuytgraaf. Het rapport is in voorbereiding (Bosman,A.V.A.J./E.N. Wieringa/S.M. <strong>van</strong> Roo<strong>de</strong>). De resultaten <strong>van</strong> <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rzoek zijn dus niet <strong>op</strong>genomen in dit hoofdstuk.19De Boer 2002, 16.20Willems 1984, 169-196.10


ouwmateriaal (tufsteen, baksteen en dakpannen, waaron<strong>de</strong>r enkele met stempel), Romeins gedraaid aar<strong>de</strong>werken metaal, waaron<strong>de</strong>r militaria. 21 Op basis <strong>van</strong> <strong>het</strong> vondstmateriaal kan <strong>de</strong> aan<strong>van</strong>g <strong>van</strong> <strong>het</strong> fort vermoe<strong>de</strong>lijk in <strong>de</strong>eind-Tiberische, vroeg-Claudische perio<strong>de</strong> gedateerd wor<strong>de</strong>n. 22 Het fort is in gebruik geweest in verschillen<strong>de</strong>perio<strong>de</strong>s tot in <strong>de</strong> Vroege Mid<strong>de</strong>leeuwen. Mogelijk heeft hierna <strong>de</strong> Rijn zijn lo<strong>op</strong> zuidwaarts verlegd waardoor<strong>het</strong> fort volledig is weggespoeld.De i<strong>de</strong>ntificatie <strong>van</strong> <strong>de</strong> vindplaats Huissen-Hazeberg (beter bekend on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> naam "Huissen") als castellum staatmeer ter discussie. Naar aanleiding <strong>van</strong> vondsten tij<strong>de</strong>ns graafwerkzaamhe<strong>de</strong>n 23 , is in 1951 een <strong>op</strong>graving uitgevoerddoor <strong>het</strong> toenmalige ROB (huidige RACM). 24 Hierbij wer<strong>de</strong>n niet alleen puinsleuven <strong>van</strong> uitgebrokenfundamenten <strong>van</strong> een mid<strong>de</strong>leeuwse motte gevon<strong>de</strong>n, maar <strong>op</strong> een dieper niveau ook heel wat <strong>Romeinse</strong> vondstenuit <strong>de</strong> 1ste tot <strong>de</strong> 4<strong>de</strong> eeuw na Chr. Mogelijk gaat <strong>het</strong> echter om secundair verplaatst materiaal uit <strong>het</strong> fortLoowaard. 25Fig. 2.3. Huissen Loostraat-Zuid. Situering <strong>van</strong> <strong>het</strong> plangebied ten <strong>op</strong>zichte <strong>van</strong> beken<strong>de</strong> vindplaatsen en monumenten in <strong>de</strong>omgeving. A begrenzing plangebied; B Romeins fort; C Romeins fort (veron<strong>de</strong>rsteld); D ARCHIS-waarneming in plangebied.De forten langs <strong>de</strong> <strong>grens</strong> wer<strong>de</strong>n met elkaar verbon<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> limesweg, die globaal <strong>de</strong> lo<strong>op</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> Rijn volg<strong>de</strong>.De weg bood goe<strong>de</strong> transportmogelijkhe<strong>de</strong>n en was dan ook in <strong>de</strong> eerste plaats gericht <strong>op</strong> <strong>het</strong> verplaatsen<strong>van</strong> legereenhe<strong>de</strong>n en militair materieel. Momenteel zijn <strong>van</strong> <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse limes nog slechts drie langere <strong>de</strong>len21Willems 1988, 15-16.22Van Dockum 1995, 77.23BROB 1950/22, 2-3.24BROB 1951/3, 4. ARCHIS waarnemingsnr. 3733.25Willems 1981, 104-105.11


ekend, allen in <strong>het</strong> westelijke <strong>de</strong>el <strong>van</strong> Ne<strong>de</strong>rland gelegen. 26 In <strong>het</strong> oostelijke rivierengebied zijn nog geen langeretrajecten geï<strong>de</strong>ntificeerd. Hier moet er echter rekening mee gehou<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n dat veel informatie verlorenis gegaan door erosie <strong>van</strong> <strong>de</strong> Rijn. 27 De Meinerswijkse stroomgor<strong>de</strong>l is echter in min<strong>de</strong>re mate on<strong>de</strong>rhevig geweestaan erosie en vorm<strong>de</strong> dus een droge verbinding tussen <strong>de</strong> castella <strong>van</strong> Arnhem-Meinerswijk en Loowaard.Het is eveneens <strong>op</strong> <strong>de</strong>ze lijn dat <strong>de</strong> vindplaatsen in <strong>het</strong> plangebied zich bevin<strong>de</strong>n. Dit maakt <strong>het</strong> aannemelijk dat<strong>de</strong> limesweg in <strong>het</strong> noor<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong> plangebied of net ten noor<strong>de</strong>n er<strong>van</strong> verwacht mag wor<strong>de</strong>n. 28 Eenan<strong>de</strong>re mogelijke aanwijzing voor <strong>de</strong> limesweg is dat tij<strong>de</strong>ns rioleringswerkzaamhe<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> Duisterestraat - in<strong>het</strong> verleng<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> Loostraat - veel grint is aangetroffen, dat geïnterpreteerd werd als een wegverharding. 2926Van Enckevort/Vos 2006, 18.27De Boer 2002, 18; Graafstal 2002, 3.28De Boer 2002, 18.29Janssen 1987, 13.12


3 Doel <strong>van</strong> <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rzoekHet doel <strong>van</strong> <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rzoek bestaat er in eerste instantie in om <strong>de</strong> aanwezige archeologische waar<strong>de</strong>n te documenteren.Het plangebied zal in <strong>de</strong> nabije toekomst ontwikkeld wor<strong>de</strong>n voor woondoelein<strong>de</strong>n. Op basis <strong>van</strong> <strong>de</strong>resultaten <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>op</strong>graving kan tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> planvorming bepaald wor<strong>de</strong>n hoe <strong>het</strong> archeologische bo<strong>de</strong>marchief insitu of ex situ veilig gesteld kan wor<strong>de</strong>n.In dit rapport zal een antwoord gegeven wor<strong>de</strong>n <strong>op</strong> <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> vraagstellingen uit <strong>het</strong> Programma <strong>van</strong> Eisen: 30Algemeen (vindplaats A en D)A. Sporen/lagen1 Wat is <strong>de</strong> aard, gaafheid en datering <strong>van</strong> <strong>de</strong> sporen?2 Wat is <strong>de</strong> verspreiding <strong>van</strong> <strong>de</strong> sporen?3 Welke structuren zijn te herkennen in <strong>de</strong> sporen?4 Wat is <strong>de</strong> om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> bei<strong>de</strong> vindplaatsen (kern en periferie)?5 Zijn er (ook) sporen aanwezig in <strong>de</strong> periferie <strong>van</strong> <strong>de</strong> vindplaatskernen? Hier kunnen on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re afvaldumps,waterputten, maar ook eventueel gebouwsporen aanwezig zijn. In <strong>de</strong> perifere zone bevin<strong>de</strong>n zich mogelijk ook<strong>Romeinse</strong> graven.6 Is <strong>op</strong> bei<strong>de</strong> vindplaatsen een Romeins wegtracé (limesweg) aanwezig?B. Vondsten1 Wat is <strong>de</strong> aard en conservering <strong>van</strong> <strong>de</strong> vondsten?2 Wat zijn in <strong>het</strong> vondstspectrum <strong>de</strong> verschillen en/of overeenkomsten tussen vindplaats A en D.3 Hoe dateren <strong>de</strong> vondsten en is er een bewoningscontinuïteit merkbaar in <strong>het</strong> vondstspectrum <strong>van</strong> <strong>de</strong> LateIJzertijd tot en met <strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong> tijd of later?4 In verband met <strong>de</strong> ligging <strong>van</strong> <strong>de</strong> vindplaats pal tegen <strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong> rijks<strong>grens</strong>: in hoeverre levert <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rzoekeen inhou<strong>de</strong>lijke bijdrage aan <strong>het</strong> lan<strong>de</strong>lijke (provinciaal gesteun<strong>de</strong>) “Limesproject”?SpecifiekC. Vindplaats A1 Hoe is <strong>de</strong> verspreiding <strong>van</strong> <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>r aangetoon<strong>de</strong> ne<strong>de</strong>rzettingssporen; 31 welke structuren zijn hierin te herkennen?30Haarhuis 2005, 8-9. In <strong>het</strong> PvE zijn <strong>de</strong> vraagstellingen per vindplaats <strong>op</strong>gesplitst.31Kastelein/Haarhuis 2006.13


4 OpgravingsstrategieTij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> <strong>op</strong>graving zijn twee lange sleuven aangelegd, telkens één sleuf per vindplaats en telkens on<strong>de</strong>rver<strong>de</strong>eldin vier werkputten (fig. 1.2 en 6.1). 32 De lengte <strong>van</strong> <strong>de</strong> sleuf bedroeg in vindplaats A 186 m en in vindplaats D222 m. De sleuven zijn <strong>op</strong> dusdanige wijze gepland dat naast <strong>de</strong> vindplaatskern ook een <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> periferie <strong>van</strong><strong>de</strong> vindplaatsen meegenomen is in <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rzoek. 33 De breedte <strong>van</strong> <strong>de</strong> sleuven varieer<strong>de</strong> <strong>van</strong> vier meter in <strong>de</strong>perifere zone tot acht meter (vindplaats A) en twaalf meter (vindplaats D) in <strong>de</strong> vindplaatskernen. 34 De on<strong>de</strong>rzoekssleufdoor vindplaats A ligt evenwijdig aan <strong>de</strong>ze <strong>van</strong> <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rzoek uit 2003 <strong>op</strong> een afstand <strong>van</strong> drie meter.In <strong>de</strong> perifere zones is telkens slechts één vlak aangelegd, net on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> bouwvoor. In <strong>de</strong> vindplaatskernen zijntwee tot plaatselijk drie vlakken aangelegd. Het eerste vlak is aangelegd on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> recente bouwvoor in <strong>de</strong> bovenstecultuurlaag.In totaal is ongeveer 4522.68 m 2 archeologisch vlak gedocumenteerd. De werkputten zijn aangelegd met behulp<strong>van</strong> een graafmachine (fig. 4.1). De dikte <strong>van</strong> <strong>de</strong> recente bouwvoor varieer<strong>de</strong> in vindplaats A <strong>van</strong> 0.35 tot 0.60 men in vindplaats D <strong>van</strong> 0.25 tot 0.65 m. De bouwvoor is verwij<strong>de</strong>rd in pakketten <strong>van</strong> ongeveer 5 cm dikte,waarna telkens met een metaal<strong>de</strong>tector <strong>het</strong> vrijgekomen vlak afgezocht is. Metaalvondsten uit <strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong>perio<strong>de</strong> en an<strong>de</strong>re belangwekken<strong>de</strong> artefacten zijn driedimensionaal ingemeten. Het aangeleg<strong>de</strong> vlak is machinaalgeschaafd, waarna enkel <strong>de</strong> <strong>op</strong>merkelijke natuurlijke fenomenen en <strong>de</strong> grondsporen handmatig nageschaafd zijn.De vondsten zijn per spoor en zoveel mogelijk per spoorvulling verzameld. Het vondstmateriaal <strong>van</strong> grote sporen(greppels) en uitgestrekte vondstlagen (cultuurlagen, vegetatieniveaus) is in vakken <strong>van</strong> 5 bij 4 m verzameld.Hierna zijn <strong>de</strong> vlakken gefotografeerd en vervolgens ingetekend <strong>op</strong> schaal 1:50. Hoogtematen zijn genomen <strong>van</strong><strong>de</strong> vlakken en <strong>de</strong> sporen. Alle sporen zijn gecoupeerd en afgewerkt.Fig. 4.1. Huissen Loostraat-Zuid. De aanleg <strong>van</strong> <strong>de</strong> werkputten met <strong>de</strong> graafmachine.32Vindplaats D: werkputten 1 tot en met 4; vindplaats A: werkputten 5 tot en met 6.33De om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> <strong>de</strong> vindplaatskernen waren reeds bepaald in <strong>het</strong> vooron<strong>de</strong>rzoek door RAAP Archeologisch Adviesbureau(De Boer 2002).34Conform PvE (Haarhuis 2005, 9 - 10), met uitzon<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> <strong>de</strong> sleuf in vindplaats A, die wegens <strong>de</strong> aanwezigheid <strong>van</strong> eensloot slechts acht meter breed kon aangelegd wor<strong>de</strong>n in plaats <strong>van</strong> <strong>de</strong> geplan<strong>de</strong> tien meter.14


In totaal is 234 m profiel aangelegd. In vindplaats D is <strong>het</strong> oostprofiel gedocumenteerd, in vindplaats A <strong>de</strong> westelijkeputwand. Hierbij is <strong>van</strong>af <strong>het</strong> laatste vlak <strong>de</strong> profielzij<strong>de</strong> over <strong>de</strong> breedte <strong>van</strong> één graafmachinebak (ca. 2.10m) verdiept en na<strong>de</strong>rhand manueel <strong>op</strong>geschaafd.De hoge grondwaterstand maakte <strong>het</strong> noodzakelijk om tij<strong>de</strong>ns <strong>het</strong> couperen en afwerken <strong>van</strong> sporen, <strong>het</strong> watermachinaal weg te pompen. Dit heeft echter slechts een gering negatief effect gehad <strong>op</strong> <strong>de</strong> zichtbaarheid <strong>van</strong> sporenen vondsten.15


5 Fysische geografieEckhart Heunks5.1 Inleiding en metho<strong>de</strong>nTen behoeve <strong>van</strong> een landschappelijke verankering <strong>van</strong> <strong>de</strong> vastgestel<strong>de</strong> archeologische resten en om na<strong>de</strong>r inzichtte krijgen in <strong>de</strong> fysieke kwaliteit <strong>van</strong> bei<strong>de</strong> vindplaatsen is een bo<strong>de</strong>mkundig en paleogeografisch on<strong>de</strong>rzoekuitgevoerd. Deze bestond uit een bureauon<strong>de</strong>rzoek en een veldon<strong>de</strong>rzoek.5.1.1 BureaustudieDe bureaustudie betrof een analyse <strong>van</strong> <strong>de</strong> lokale en regionale landschappelijke en bo<strong>de</strong>mkundige context <strong>op</strong>grond <strong>van</strong> beschikbare bronnen. De on<strong>de</strong>rzoeksresultaten <strong>van</strong> <strong>het</strong> karterend en waar<strong>de</strong>rend booron<strong>de</strong>rzoek,voorafgaand aan on<strong>de</strong>rhavige studie, vorm<strong>de</strong> <strong>het</strong> meest actuele en meest ge<strong>de</strong>tailleer<strong>de</strong> bo<strong>de</strong>mkundige basisdocument.35 Deze informatie is na<strong>de</strong>r gespecificeerd voor <strong>de</strong> vindplaatsen A en D.5.1.2 Veldon<strong>de</strong>rzoekVan vindplaats A is <strong>de</strong> westelijke profielwand <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>op</strong>graafsleuf (werkputten 5 tot en met 8) <strong>op</strong> en nabij <strong>de</strong>vindplaats bo<strong>de</strong>mkundig beschreven en geïnterpreteerd. Uitgegaan is <strong>van</strong> <strong>de</strong> laagin<strong>de</strong>ling zoals <strong>de</strong>ze <strong>van</strong>uit <strong>het</strong>archeologisch on<strong>de</strong>rzoek reeds was on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. Tevens zijn <strong>van</strong>af <strong>het</strong> twee<strong>de</strong> vlak aanvullen<strong>de</strong> boringengeplaatst met boringen om <strong>de</strong> 15 tot 20 m. De boringen zijn alle doorgevoerd tot in <strong>de</strong> pleistocene on<strong>de</strong>rgrond.De maximale boordiepte bedraagt 4.25 m <strong>van</strong>af <strong>het</strong> maaiveld. Op vindplaats A zijn in totaal zijn zeven boringengeplaatst.Van vindplaats D is <strong>de</strong> oostelijke profielwand <strong>van</strong> <strong>de</strong> sleuf (werkputten 1 tot en met 4) bo<strong>de</strong>mkundig beschrevenen geïnterpreteerd. Uitgegaan is <strong>van</strong> <strong>de</strong> laagin<strong>de</strong>ling zoals <strong>de</strong>ze <strong>van</strong>uit <strong>het</strong> archeologisch on<strong>de</strong>rzoek reeds wason<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. Tevens zijn hier aanvullen<strong>de</strong> boringen geplaatst met boringen om <strong>de</strong> 10 tot 20 meter. Deze boringenzijn ten <strong>de</strong>le <strong>van</strong>af <strong>het</strong> twee<strong>de</strong> vlak geplaatst (0-100 m) en ten <strong>de</strong>le <strong>van</strong>af <strong>het</strong> maaiveld (110-150 m). Deboringen zijn doorgevoerd tot in <strong>de</strong> pleistocene on<strong>de</strong>rgrond. De maximale boordiepte bedraagt 5.0 meter <strong>van</strong>af<strong>het</strong> maaiveld. Op vindplaats D zijn in totaal <strong>de</strong>rtien boringen geplaatst.De boringen zijn uitgevoerd met een E<strong>de</strong>lmanboor met een diameter <strong>van</strong> 7 cm en een gutsboor met een diameter<strong>van</strong> 3 cm. De boringen zijn conform NEN 5104 (Ne<strong>de</strong>rlands Normalisatie-instituut, 1989) beschreven enmet meetlinten uitgezet. Het <strong>op</strong>geboor<strong>de</strong> materiaal is in <strong>het</strong> veld gecontroleerd <strong>op</strong> <strong>de</strong> aanwezigheid <strong>van</strong> archeologischeindicatoren (zoals houtskool, vuursteen, aar<strong>de</strong>werk, metaal, bot, verbran<strong>de</strong> leem en fosfaatvlekken).5.2 Regionale ontwikkelingDe <strong>Romeinse</strong> vindplaatsen aan <strong>de</strong> Loostraat liggen in een relatief smalle zone met fossiele oever-<strong>op</strong>komafzettingen.Op een diepte <strong>van</strong> circa 3.0 tot 3.5 m –Mv bevindt zich hier <strong>het</strong> onverspoel<strong>de</strong> pleistocene <strong>op</strong>pervlak,waar<strong>van</strong> <strong>de</strong> t<strong>op</strong> wordt gekenmerkt door <strong>de</strong> lemige afzettingen <strong>van</strong> Wijchen.De oeverafzettingen maken <strong>de</strong>el uit <strong>van</strong> <strong>de</strong> stroomgor<strong>de</strong>l <strong>van</strong> Meinerswijk, waar<strong>van</strong> <strong>de</strong> zandige mean<strong>de</strong>rgor<strong>de</strong>lglobaal direct ten noor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> Loostraat gezocht moet wor<strong>de</strong>n. De Meinerswijkse stroomgor<strong>de</strong>l komt rond1810 voor Chr. tot ontwikkeling en betreft een bre<strong>de</strong> noordwestelijke aftakking <strong>van</strong> <strong>de</strong> Rijn waar<strong>van</strong> <strong>de</strong> liggingglobaal overeen komt met <strong>de</strong> huidige lo<strong>op</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong> Rijn/Ne<strong>de</strong>rrijn. 36 Gesteld kan dan ook wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong>Ne<strong>de</strong>rrijn zoals we die nu kennen in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> ontstaat. Tot in <strong>de</strong> Late IJzertijd <strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>de</strong> Meinerswijksestroomgor<strong>de</strong>l <strong>de</strong> noor<strong>de</strong>lijke Rijnafvoer met tal <strong>van</strong> smalle en bre<strong>de</strong> westelijker gelegen stroomgor<strong>de</strong>ls in <strong>de</strong>35De Boer 2002.36Berendsen/Stouthamer 2001.16


Over-Betuwe. Hoewel tot dan een zeer bre<strong>de</strong> stroomgor<strong>de</strong>l is gevormd was <strong>de</strong> afvoercapaciteit <strong>van</strong> <strong>de</strong> Meinerswijksestroomgor<strong>de</strong>l beperkt. Dat veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> volledig in <strong>de</strong> Late IJzertijd. Aan <strong>het</strong> eind <strong>van</strong> <strong>de</strong> IJzertijd raaktenin <strong>de</strong> Over-Betuwe een groot aantal riviersystemen, on<strong>de</strong>r invloed <strong>van</strong> <strong>de</strong> voortduren<strong>de</strong> <strong>op</strong>slibbing <strong>van</strong> <strong>de</strong>Over-Betuwe, in korte tijd buiten werking ten gunste <strong>van</strong> <strong>de</strong> activiteiten <strong>van</strong> <strong>de</strong> Waal in <strong>het</strong> zui<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong>Rijn/Ne<strong>de</strong>rrijn (<strong>de</strong> voormalige Meinerswijkse stroomgor<strong>de</strong>l) in <strong>het</strong> oosten en noor<strong>de</strong>n. De Ou<strong>de</strong>Rijn/Ne<strong>de</strong>rrijn ontwikkel<strong>de</strong> zich <strong>van</strong>af <strong>de</strong> Late IJzertijd en vooral in <strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong> tijd tot dé noor<strong>de</strong>lijke hoofdstroom<strong>van</strong> <strong>de</strong> Rijn met een hoge afvoer, waarbij ou<strong>de</strong>re fasen <strong>van</strong> dit systeem groten<strong>de</strong>els wer<strong>de</strong>n <strong>op</strong>geruimd.De precieze ligging <strong>van</strong> <strong>de</strong> actieve geul in <strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong> tijd is niet dui<strong>de</strong>lijk. Op grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> vermoe<strong>de</strong>lijkeligging <strong>van</strong> een verspoeld Romeins castellumterrein in <strong>de</strong> Loowaard lijkt <strong>de</strong> hoofdgeul in <strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong> tijd nogoostelijk hier<strong>van</strong> gezocht te moeten wor<strong>de</strong>n. Deze geul had waarschijnlijk een vrij recht verlo<strong>op</strong>, grote mean<strong>de</strong>rsontbraken. Mogelijk waren behalve een hoofdgeul (door <strong>de</strong> Romeinen enkele eeuwen als Rijks<strong>grens</strong> gehanteerd)tevens meer<strong>de</strong>re nevengeulen actief. Ter hoogte <strong>van</strong> <strong>de</strong> Loostraat ligt een bre<strong>de</strong> zone met onverspoel<strong>de</strong>mean<strong>de</strong>rgor<strong>de</strong>lafzettingen <strong>van</strong> <strong>de</strong> Meinerswijkse stroomgor<strong>de</strong>l. Deze zone reikt tot aan <strong>de</strong> oostelijker gelegenHuissense dijk. De <strong>Romeinse</strong> Rijn lag hier dus nog oostelijk <strong>van</strong>. Opvallend is dat <strong>op</strong> <strong>de</strong> oudste, niet geëro<strong>de</strong>er<strong>de</strong><strong>de</strong>len <strong>van</strong> <strong>de</strong> Meinerswijkse stroomgor<strong>de</strong>l <strong>Romeinse</strong> sporen, met uitzon<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> enkele verspoel<strong>de</strong> of an<strong>de</strong>rszinsuit <strong>de</strong> landschappelijke context geraakte vondsten tot <strong>op</strong> he<strong>de</strong>n geheel ontbreken (fig. 5.1). Mogelijkzijn <strong>de</strong>ze er wel geweest en later verspoeld, maar waarschijnlijker is dat <strong>de</strong> mean<strong>de</strong>rgor<strong>de</strong>l in zijn geheel relatieflaag lag, vaak overstroom<strong>de</strong> en geen goe<strong>de</strong> natuurlijke omstandighe<strong>de</strong>n bood voor bewoning. Dit in tegenstellingtot <strong>de</strong> aangrenzen<strong>de</strong> hoger gelegen oeverzones waar een hoge dichtheid aan <strong>Romeinse</strong> <strong>ne<strong>de</strong>rzettingen</strong> bekendis (on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re <strong>het</strong> <strong>Romeinse</strong> bewoningslint langs <strong>de</strong> Loostraat).Fig. 5.1. Huissen Loostraat-Zuid. Uitsne<strong>de</strong> uit <strong>de</strong> Limeskaart Gel<strong>de</strong>rland met ligging <strong>van</strong> <strong>Romeinse</strong> vindplaatsen, hypot<strong>het</strong>ischRomeins wegtracé en <strong>de</strong> landschappelijke <strong>op</strong>bouw (in blauw: in <strong>Romeinse</strong> tijd actieve rivierstromen. In groen <strong>het</strong>prehistorische oever- en kommenlandschap).Na <strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong> tijd blijft <strong>de</strong> Rijn oostelijk <strong>van</strong> <strong>de</strong> huidige Rijndijk. Het pakket oeverafzettingen dat nog in <strong>het</strong>plangebied wordt afgezet zal <strong>de</strong>rhalve beperkt zijn geweest. Wel tre<strong>de</strong>n er na <strong>de</strong> grootschalige bedijkingen rond17


1300 meer<strong>de</strong>re catastrofale dijkdoorbraken <strong>op</strong>, waarbij om<strong>van</strong>grijke overslaggron<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n gevormd. Dezewor<strong>de</strong>n gekenmerkt door een zandige en grindrijke textuur. Grote wielen liggen bij <strong>het</strong> nabij gelegen Holthuizenwaar <strong>de</strong> dijk meer<strong>de</strong>re keren in <strong>de</strong> 15<strong>de</strong> en 16<strong>de</strong> eeuw doorbrak.5.3 Veldwaarnemingen5.3.1 Vindplaats AIn tabel 5.1 en figuur 5.2 is schematisch weergegeven welke bo<strong>de</strong>mlagen <strong>van</strong>af <strong>het</strong> maaiveld kunnen wor<strong>de</strong>non<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n.laag interpretatie beschrijving0-40geroer<strong>de</strong> bovengrond (overslag hierin <strong>op</strong>genomen)bruingrijze uiterst siltige klei met iets grind40-60 oever 1 (post Romeins) lichtbruingrijze uiterst siltige klei met iets grind60-85 vondstlaag/cultuurlaag (licht) bruingrijze uiterst siltige klei/zand85-150 oever 2 lichtgrijze uiterst siltige klei met zandlagen/sterk siltig zand met kleilagen150-210 oever 2 lichtgrijze sterk siltige klei210-325 kom 1 (licht)grijze matig siltige klei, humeus325-350 Afzettingen <strong>van</strong> Wijchen (pleistoceen) lichtblauwgrijze sterk zandige klei (lemig en doorworteld)>350 terrasafzettingen (pleistoceen) lichtbruingrijze zwak tot sterk siltig zand (mediaan 300-420 mm)Tabel 5.1. Huissen Loostraat-Zuid. Schematische weergave <strong>van</strong> <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m<strong>op</strong>bouw in vindplaats A.De oeverafzettingen zijn geheel kalkrijk. Vanaf <strong>de</strong> t<strong>op</strong> <strong>van</strong> kom 2 (210 cm –Mv) is <strong>het</strong> profiel kalkloos. Hetreductieniveau varieert tussen 1.5 en 2.2 m -Mv. De bo<strong>de</strong>m<strong>op</strong>bouw is over <strong>de</strong> gehele lengte <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>op</strong>graafputzeer homogeen. Opvallend is <strong>het</strong> vrijwel vlakke verlo<strong>op</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> laat-pleistocene <strong>op</strong>pervlak (t<strong>op</strong><strong>op</strong> circa 6.4 m +NAP). Een holocene insnijding zoals aangetroffen ten noor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> vindplaats D ontbreekt. Welwordt <strong>de</strong>ze ter hoogte <strong>van</strong> vindplaats A direct ten noor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> Loostraat vermoed. De cultuurlaag is gesitueerdin <strong>de</strong> t<strong>op</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> zandige oeverafzettingen. In tegenstelling tot vindplaats D wordt vindplaats A niet afge<strong>de</strong>ktdoor een pakket komklei-afzettingen maar door een eerste pakket kleiige post-<strong>Romeinse</strong> oeverafzettingen. In ditoeverpakket lijkt <strong>het</strong> aanwezige grind te dui<strong>de</strong>n <strong>op</strong> bijmenging met overslagmateriaal (afkomstig <strong>van</strong> dijkdoorbraken).Door <strong>het</strong> ontbreken <strong>van</strong> een af<strong>de</strong>kkend komklei-pakket ligt <strong>de</strong> t<strong>op</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> vondstniveau <strong>van</strong> vindplaatsA circa 20 cm hoger dan ter hoogte <strong>van</strong> vindplaats D. Daarmee ligt <strong>de</strong>ze nog ruim on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> actuele verstoringsdiepte(40 cm).Afwijkend is <strong>het</strong> bo<strong>de</strong>mprofiel direct ten noor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> vondstenconcentratie (boring 19). Hier is in <strong>de</strong> profielwan<strong>de</strong>en geulachtige <strong>de</strong>pressie te zien, waarbij <strong>de</strong> vondsten tot grotere diepte en over een bre<strong>de</strong>r traject zijnverzameld en on<strong>de</strong>rin <strong>de</strong> geulvulling nog sporen zijn aangetroffen. In <strong>de</strong> diepere on<strong>de</strong>rgrond is geen afwijken<strong>de</strong>profiel<strong>op</strong>bouw aangetroffen. Het lijkt te gaan om een crevasse-achtige geul die <strong>de</strong>el uitmaakt <strong>van</strong> <strong>de</strong> zone metoever twee afzettingen. Dit geultje lag <strong>op</strong>en ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong> bewoning. De nabijgelegen oeverafzettingenzijn <strong>van</strong> hieruit afgezet. De oriëntatie <strong>van</strong> dit geultje is niet dui<strong>de</strong>lijk, maar zal globaal haaks <strong>op</strong> <strong>de</strong> Loostraaten <strong>de</strong> achterliggen<strong>de</strong> mean<strong>de</strong>rgor<strong>de</strong>l liggen.5.3.2 Vindplaats DIn tabel 5.2 en figuur 5.2 is schematisch weergegeven welke bo<strong>de</strong>mlagen <strong>van</strong>af <strong>het</strong> maaiveld kunnen wor<strong>de</strong>non<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n.18


19Fig.5.2. Huissen Loostraat-Zuid. Vereenvoudigd bo<strong>de</strong>mprofieldoorsne<strong>de</strong> (west-oost) door vindplaatsen A en D.


De oeverafzettingen zijn geheel kalkrijk. Vanaf <strong>de</strong> t<strong>op</strong> <strong>van</strong> kom 2 (240 cm –Mv) en dieper is <strong>het</strong> profiel kalkloos.Het reductieniveau ligt <strong>op</strong> circa 2.5 meter bene<strong>de</strong>n maaiveld. De bo<strong>de</strong>m<strong>op</strong>bouw is ter hoogte <strong>van</strong> <strong>het</strong> ne<strong>de</strong>rzettingsterreinen nabije omgeving tamelijk homogeen. Wel treedt er verspreid over <strong>het</strong> profiel enige variatie <strong>op</strong> in<strong>de</strong> zandigheid <strong>van</strong> <strong>het</strong> twee<strong>de</strong> oeverpakket (oever 2), waar<strong>op</strong> <strong>de</strong> cultuurlaag is gesitueerd. De cultuurlaag is gevormdin <strong>de</strong> t<strong>op</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze oeverafzettingen (grondsporen), maar vooral in <strong>de</strong> basis <strong>van</strong> <strong>de</strong> hier<strong>op</strong> gelegen komafzettingen(kom 1). Het homogene komklei-pakket in en direct boven <strong>het</strong> vondstniveau mogen wor<strong>de</strong>n <strong>op</strong>gevatals een aanwijzing voor een zeer gelei<strong>de</strong>lijke vernatting <strong>van</strong> <strong>de</strong> vindplaats. Hiermee in overeenstemming is <strong>het</strong>ontbreken <strong>van</strong> aanwijzingen voor een eventuele verspoeling <strong>van</strong> <strong>de</strong> vindplaats.laag interpretatie beschrijving0-50geroer<strong>de</strong> bovengrond (overslag hierin <strong>op</strong>genomen)bruingrijze uiterst siltige klei met iets grind50-60 oever 1 (post Romeins) lichtbruingrijze uiterst siltige klei60-85 kom 1 (post Romeins) lichtgrijze sterk siltige klei met schelpresten85-100 vondstlaag/cultuurlaag (licht) bruingrijze sterk siltige klei100-200 oever 2 lichtbruingrijze uiterst siltige klei200-240 oever 2lichtbruingrijze sterk siltige klei met zandlagen/sterk siltig zand met kleilagen240-285 kom 2 (licht) grijze matig siltige klei, humeus285-305 Afzettingen <strong>van</strong> Wijchen (pleistoceen) lichtblauwgrijze sterk zandige klei (lemig en doorworteld)>305 terrasafzettingen (pleistoceen) lichtbruingrijze zwak tot sterk siltig zand (mediaan 300-420 mm)Tabel 5.2. Huissen Loostraat-Zuid. Schematische weergave <strong>van</strong> <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m<strong>op</strong>bouw in vindplaats D.De diepte waar<strong>op</strong> <strong>de</strong> t<strong>op</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> pleistocene on<strong>de</strong>rgrond aan<strong>van</strong>gt, is ter hoogte <strong>van</strong> <strong>de</strong> vindplaats re<strong>de</strong>lijk constanten varieert tussen circa 3.0 en 4.0 m –Mv. Circa 25 meter ten noor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> noord<strong>grens</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> ne<strong>de</strong>rzettingsterreintreedt echter een markante veran<strong>de</strong>ring <strong>op</strong> in <strong>de</strong> geologische <strong>op</strong>bouw (<strong>van</strong>af boring 10 en noor<strong>de</strong>lijker).Hier duikt <strong>de</strong> t<strong>op</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> pleistocene afzettingen naar waar<strong>de</strong>n dieper dan 5.0 m –Mv. (= maximaleboordiepte). Het twee<strong>de</strong> oeverpakket ontbreekt hier; tussen circa 1.0 en 2.0 m –Mv bestaat <strong>het</strong> bo<strong>de</strong>mprofiel uitmatig siltige (kom)kleiafzettingen. Naar bene<strong>de</strong>n toe gaat dit pakket over in een sterke afwisseling <strong>van</strong> meerkleiige en zandige lagen dat tot een diepte <strong>van</strong> tenminste 5.0 m –Mv reikt. Hoewel <strong>het</strong> bo<strong>de</strong>mprofiel weinigkenmerkend is voor een restgeul (slap, humeus, gelaagd), lijkt hier <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> diepe ligging <strong>van</strong> <strong>het</strong> vastezand sprake <strong>van</strong> een holocene geulinsnijding (restgeul). Twintig m noor<strong>de</strong>lijk <strong>van</strong> boring 10, in boring 11, is<strong>van</strong>af 3.5 m -Mv <strong>de</strong> t<strong>op</strong> <strong>van</strong> een pakket holocene matig grofzandige, kalkrijke, beddingafzettingen aangetroffendat doorlo<strong>op</strong>t tot een diepte <strong>van</strong> tenminste 5.0 m –Mv.5.4 ConclusieVindplaats AVindplaats A is gesitueerd <strong>op</strong> een circa 1.5 m dik pakket met oeverafzettingen, waar<strong>van</strong> <strong>de</strong> bovenste 1.0 m ergzandig is. De oeverafzettingen zijn afkomstig <strong>van</strong> <strong>de</strong> Meinerswijkse stroomgor<strong>de</strong>l die gedateerd is tussen 1810voor Chr. en 186 na Chr. De vindplaats wordt afge<strong>de</strong>kt door een dun pakket met kleiige oeverafzettingen naarboven toe overgaand in dijkdoorbraakafzettingen. Deze laatste zijn geheel <strong>op</strong>genomen in <strong>de</strong> geroer<strong>de</strong> bovengrond.De bovenste oeverafzettingen hebben een jonge, post-<strong>Romeinse</strong> datering, en representeren waarschijnlijk<strong>de</strong> bloeifase <strong>van</strong> <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong> Rijn/Ne<strong>de</strong>rrijn (Vroege Mid<strong>de</strong>leeuwen).Er zijn geen aanwijzingen voor mogelijke verspoeling <strong>van</strong> <strong>de</strong> vindplaats tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> vernattingsfase. De vindplaatsligt ruim on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> actuele verstoringsdiepte en lijkt geheel intact.20


Vindplaats DVindplaats D is gesitueerd <strong>op</strong> een circa 1.5 m dik pakket oeverafzettingen <strong>van</strong> een fossiele stroomgor<strong>de</strong>l, waar<strong>van</strong><strong>de</strong> zandige beddingafzettingen vermoe<strong>de</strong>lijk nog net in <strong>het</strong> meest noor<strong>de</strong>lijke ge<strong>de</strong>elte <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>op</strong>graafput zijnaangetroffen. Waarschijnlijk betreft <strong>het</strong> <strong>de</strong> bedding- en oeverafzettingen <strong>van</strong> <strong>de</strong> Meinerswijkse stroomgor<strong>de</strong>l diegedateerd is tussen 1810 voor Chr. en 186 na Chr. De westelijke insnijding <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze mean<strong>de</strong>rgor<strong>de</strong>l ligt circa 25meter noor<strong>de</strong>lijk <strong>van</strong> vindplaats D. Hier verdwijnt <strong>de</strong> pleistocene on<strong>de</strong>rgrond <strong>van</strong> waar<strong>de</strong>n rond 3.0 m –Mv (6.5m +NAP) naar waar<strong>de</strong>n dieper dan 5.0 m –Mv (4.5 m +NAP). De vindplaats wordt afge<strong>de</strong>kt door relatief zandigekomklei-afzettingen naar boven toe overgaand in oeverafzettingen en dijkdoorbraakafzettingen. Deze laatstezijn geheel <strong>op</strong>genomen in <strong>de</strong> geroer<strong>de</strong> bovengrond. De bovenste oeverafzettingen hebben een jonge, post-<strong>Romeinse</strong> datering, en representeren waarschijnlijk <strong>de</strong> bloeifase <strong>van</strong> <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong> Rijn/Ne<strong>de</strong>rrijn (Vroege Mid<strong>de</strong>leeuwen).Er zijn geen aanwijzingen voor mogelijke verspoeling <strong>van</strong> <strong>de</strong> vindplaats tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> vernattingsfase. Daarentegenlijkt <strong>het</strong> homogene komklei-pakket in en direct boven <strong>het</strong> vondstniveau te wijzen <strong>op</strong> een zeer gelei<strong>de</strong>lijke vernatting.Een landschappelijke verklaring voor <strong>de</strong> ligging <strong>van</strong> bei<strong>de</strong> vindplaatsen (A en D) lijkt te moeten wor<strong>de</strong>n gezochtin <strong>de</strong> nabije ligging <strong>van</strong> <strong>de</strong> mean<strong>de</strong>rgor<strong>de</strong>l <strong>van</strong> <strong>de</strong> Meinerswijkse stroomgor<strong>de</strong>l in combinatie met <strong>de</strong> zandige,relatief hoog gelegen oeverafzettingen. On<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>het</strong> tot <strong>op</strong> he<strong>de</strong>n geheel ontbreken <strong>van</strong> <strong>Romeinse</strong>vindplaatsen (in situ) <strong>op</strong> <strong>de</strong>ze mean<strong>de</strong>rgor<strong>de</strong>l is <strong>het</strong> waarschijnlijk dat <strong>het</strong> maaiveld hier in <strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong>tijd lager lag dan <strong>de</strong> omliggen<strong>de</strong> zones met oeverafzettingen en on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> onverspoel<strong>de</strong> pleistocene afzettingen.De mean<strong>de</strong>rgor<strong>de</strong>l vorm<strong>de</strong> daarmee een onaantrekkelijk gebied voor bewoning dat regelmatig on<strong>de</strong>r waterliep. Op veel plaatsen in <strong>het</strong> rivierengebied is <strong>het</strong> ontbreken <strong>van</strong> ne<strong>de</strong>rzettingssporen <strong>op</strong> relatief jonge mean<strong>de</strong>rgor<strong>de</strong>lshiermee te verklaren. De direct aangrenzen<strong>de</strong> oeverzone moet wel aantrekkelijk zijn geweest voor bewoning.De oeverzones zijn hier over <strong>het</strong> algemeen <strong>het</strong> hoogst <strong>op</strong>geworpen en <strong>het</strong> meest zandig. Dit resulteer<strong>de</strong>in een goe<strong>de</strong> ontwatering en een relatief hoge ligging <strong>van</strong> <strong>het</strong> maaiveld (ten <strong>op</strong>zichte <strong>van</strong> <strong>de</strong> komgron<strong>de</strong>n westelijkeren <strong>de</strong> mean<strong>de</strong>rgor<strong>de</strong>l oostelijk). Juist <strong>op</strong> <strong>de</strong> oeverwal kon bovendien <strong>op</strong>timaal gebruik wor<strong>de</strong>n gemaakt <strong>van</strong>een gevarieerd landschap in <strong>de</strong> nabije omgeving.21


6 Sporen en structuren6.1 Inleiding en vraagstellingenIn dit hoofdstuk wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> sporen en structuren besproken <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>op</strong>gravingscampagne <strong>van</strong> 2005 in <strong>de</strong> vindplaatsenA en D. Tevens wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> resultaten <strong>van</strong> <strong>het</strong> Inventariserend Veldon<strong>de</strong>rzoek door mid<strong>de</strong>l <strong>van</strong> proefsleuven<strong>op</strong> vindplaats A geïnterpreteerd in <strong>het</strong> licht <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>op</strong>graving. 37 Conform <strong>de</strong> vraagstellingen uit <strong>het</strong> PvEzal ingegaan wor<strong>de</strong>n <strong>op</strong> <strong>het</strong> karakteriseren <strong>van</strong> <strong>de</strong> sporen en structuren en <strong>het</strong> combineren <strong>van</strong> <strong>de</strong> gegevens met<strong>de</strong> resultaten <strong>van</strong> <strong>het</strong> vooron<strong>de</strong>rzoek (zie hoofdstuk 3, vraagstellingen A1 tot en met A6 en C1). 38In <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> paragrafen zullen eerst enkele algemene kenmerken <strong>van</strong> <strong>het</strong> sporenbestand en <strong>de</strong> vindplaatsenbehan<strong>de</strong>ld wor<strong>de</strong>n (6.2 algemeen). Vervolgens komen <strong>de</strong> fasering (6.3), <strong>de</strong> structuren (6.4) en <strong>de</strong> overige sporenaan bod (6.5). Tenslotte wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> conclusies uit <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> paragrafen gebun<strong>de</strong>ld (6.6). In dit hoofdstukzal slechts <strong>de</strong>els ingegaan wor<strong>de</strong>n <strong>op</strong> <strong>de</strong> datering <strong>van</strong> <strong>de</strong> sporen en <strong>het</strong> vondstmateriaal dat zich er in bevindt.6.2 AlgemeenHet on<strong>de</strong>rzoek heeft in totaal 412 afzon<strong>de</strong>rlijke grondsporen <strong>op</strong>geleverd (tabel 6.1 en fig. 6.1). 39 De paalkuilenvormen <strong>de</strong> om<strong>van</strong>grijkste groep. Opvallend is <strong>het</strong> lage aantal recente sporen. Verstoringen <strong>van</strong> <strong>het</strong> bo<strong>de</strong>marchiefin recente tij<strong>de</strong>n zijn minimaal. Dit is me<strong>de</strong> te verklaren doordat <strong>de</strong> sporen <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong> tijd afge<strong>de</strong>kt zijndoor een pakket oever- en komafzettingen (zie 5 Fysische geografie). De conservering <strong>van</strong> <strong>de</strong> sporen is bijgevolggoed te noemen. Het sporen- en vondstenniveau in vindplaats D ligt <strong>op</strong> 70 à 80 cm bene<strong>de</strong>n maaiveld (ca. 9.00m - 9.10 m +NAP) en in vindplaats A <strong>op</strong> ongeveer 50 à tot 70 cm bene<strong>de</strong>n maaiveld (9.08 m - 9.18 m + NAP).spoor<strong>de</strong>finitie vindplaats A vindplaats D totaalcultuur-/vondstlaag 13 13 26greppel 27 40 67kuil 35 55 90natuurlijke laag 15 18 33paalkuil 78 96 174recent 5 5 10vegetatieniveau 0 5 5waterput 2 5 7totaal 175 237 412Tabel 6.1. Huissen Loostraat-Zuid. Het aantal sporen per spoor<strong>de</strong>finitie per vindplaats.De noordoostelijke en zuidwestelijke grenzen <strong>van</strong> <strong>de</strong> vindplaatskernen komen goed overeen met <strong>de</strong> resultaten<strong>van</strong> <strong>het</strong> vooron<strong>de</strong>rzoek. De kern <strong>van</strong> vindplaats D wordt zowel aan <strong>de</strong> noord- als aan <strong>de</strong> zuidzij<strong>de</strong> be<strong>grens</strong>d doorgreppels (zie 6.5.2). Dit in tegenstelling tot vindplaats A, waar slechts <strong>de</strong>els begrenzingen zoals greppels zijn aangetroffen.In <strong>de</strong> periferie <strong>van</strong> bei<strong>de</strong> vindplaatsen zijn geen sporen aangetroffen. Dit is <strong>de</strong>els te verklaren door <strong>de</strong> geringebreedte <strong>van</strong> <strong>de</strong> sleuven (vier meter) (zie hoofdstuk 4 Opgravingsstrategie).37Kastelein/Haarhuis 2006.38Haarhuis 2005, 7-8.39Greppels, kuilen, paalkuilen, waterputten, natuurlijke lagen, vegetatieniveaus, cultuurlagen en recente sporen die in meer<strong>de</strong>rewerkputten gelegen zijn, wor<strong>de</strong>n telkens als één spoor meegerekend.22


Fig. 6.1. Huissen Loostraat-Zuid. Alle sporenkaarten <strong>van</strong> vindplaats A en D. De ligging <strong>van</strong> <strong>de</strong> mogelijke weg is aangeduidmet <strong>de</strong> letter A.23


6.3 FaseringIn <strong>de</strong>ze paragraaf zal een fasering <strong>van</strong> <strong>het</strong> sporenbestand <strong>op</strong>gesteld wor<strong>de</strong>n. De verticale stratigrafie wordt hierbijals uitgangspunt gebruikt. Het volledige sporenbestand wordt afge<strong>de</strong>kt door één of meer<strong>de</strong>re tredlagen. Vanafverschillen<strong>de</strong> niveaus zijn sporen ingegraven. Per vindplaats wordt <strong>op</strong> <strong>de</strong>ze manier een relatieve fasering <strong>op</strong>gesteld.Vanwege een ondui<strong>de</strong>lijke stratigrafische positie <strong>van</strong> een aantal sporen, zijn relatieve combinatiefases gecreeerd.Binnen <strong>de</strong> fasering kunnen echter nog subfases aanwezig zijn.Op basis <strong>van</strong> <strong>de</strong> vondstdateringen wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze fases absoluut gedateerd en in één fasering gebun<strong>de</strong>ld (6.3.3).6.3.1 Vindplaats AOp basis <strong>van</strong> <strong>de</strong> stratigrafie kunnen we vier fasen on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. 40 In <strong>het</strong> zui<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> vindplaatskernzijn slechts één tot twee tredlagen aanwezig, waar<strong>van</strong> <strong>de</strong> dikte varieert <strong>van</strong> enkele cm tot ongeveer tien cm. Naar<strong>het</strong> noor<strong>de</strong>n toe wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> tredlagen dikker en zijn er drie sporenniveaus aanwezig. Het verschil in aantal endikte <strong>van</strong> cultuurlagen is te verklaren door <strong>de</strong> landschappelijke ligging <strong>van</strong> <strong>de</strong> vindplaats. Het zui<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>elbevindt zich <strong>op</strong> een kleine verhevenheid, terwijl in <strong>het</strong> noor<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>el een kleine <strong>de</strong>pressie aanwezig is. 41 Ver<strong>de</strong>rzuidwaarts bevin<strong>de</strong>n zich lager gelegen komgron<strong>de</strong>n. Slechts één tredlaag (TRED A4) is aanwezig over <strong>de</strong>hele lengte <strong>van</strong> <strong>het</strong> profiel. Enkel in <strong>het</strong> noor<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> kern zijn sporen aanwezig direct on<strong>de</strong>r dit niveau.Mogelijk gaat <strong>het</strong> hier om een ou<strong>de</strong> akkerlaag.faseaantal sporenA1 5A1/2 5A2 6A2/3 8A3 32A3/4 9A4 24A1-3 16Tabel 6.2. Huissen Loostraat-Zuid. Het aantal sporen per fase in vindplaats A.Tot <strong>de</strong> fase A1 en A2 zijn een beperkt aantal sporen toe te wijzen (tabel 6.2). Fase A3 en A4 zijn daarentegengoed vertegenwoordigd.6.3.2 Vindplaats DOp basis <strong>van</strong> <strong>de</strong> stratigrafie kunnen we vier fasen on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. 42 De dikte <strong>van</strong> <strong>de</strong> cultuurlagen varieert <strong>van</strong> 20cm in <strong>het</strong> zui<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> vindplaatskern tot 50 cm in <strong>het</strong> centrum en <strong>het</strong> noor<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>el. Tabel 6.3 geeft<strong>het</strong> aantal sporen per fase weer. Hieruit blijkt dat <strong>de</strong> meeste sporen toe schrijven zijn aan fase D3.Fase D1 is enkel in <strong>het</strong> profiel gedocumenteerd ter hoogte <strong>van</strong> werkput 3. Het gaat hier om een vegetatieniveaumet wat houtskoolspikkels. Sporen uit <strong>de</strong>ze fase zijn niet aangetroffen.40Fase A1 met TRED A1: S7.74 - S8.25 - S8.26 - S8.71; Fase A2 met TRED A2: S7.2L2 - S8.2L2; Fase A3 met TRED A3:S7.2L1 - S8.2L1 - S8.10 - S8.24 - S8.27; Fase A4 met TRED A4: S6.1 - S7.1 - S8.1.41De bovenkant <strong>van</strong> <strong>de</strong> stratigrafisch hoogst gelegen natuurlijke laag varieert in <strong>het</strong> zui<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> vindplaatskern <strong>van</strong>8.90 m tot 9.02 m +NAP. Het hoogst gelegen <strong>de</strong>el bevindt zich ter hoogte <strong>van</strong> <strong>de</strong> rechthoekige greppelstructuur (zie paragraaf6.4.4). In <strong>de</strong> <strong>de</strong>pressie is <strong>de</strong> bovenkant <strong>van</strong> <strong>de</strong> bovenste natuurlijke laag gelegen <strong>op</strong> ongeveer 8.34 m +NAP.42Fase D2 met TRED D2: S2.158 - S2.164; fase D3 met TRED D3: S1.31 - S1.103 - S2.10; fase D4 met TRED D4: S1.3 -S1.27 - S1.30 - S1.33 - S2.3.24


faseaantal sporenD1 0D2 3D2/3 2D3 88D4 32D2-4 4Tabel 6.3. Huissen Loostraat-Zuid. Het aantal sporen per fase in vindplaats D.De tredlaag verbon<strong>de</strong>n met fase D2 is enkel aanwezig in <strong>het</strong> noor<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> vindplaatskern. Er lijkt geenclustering aanwezig te zijn in <strong>de</strong> sporen die behoren tot fases D3 en D4.6.3.3 ConclusieOp basis <strong>van</strong> <strong>de</strong> verticale stratigrafie is een relatieve fasering <strong>op</strong>gesteld. Op <strong>de</strong>ze manier kunnen in bei<strong>de</strong> vindplaatsenvier fasen on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n. Niet alle sporen kunnen tot één enkele fase gerekend wor<strong>de</strong>n. Voor<strong>de</strong>ze sporen zijn relatieve overlapfases gecreëerd. Op basis <strong>van</strong> <strong>de</strong> dateren<strong>de</strong> vondsten (aar<strong>de</strong>werk en metaal) zijn<strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> fases per vindplaats gedateerd. Wanneer we naar <strong>de</strong> absolute dateringen <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> <strong>de</strong> vondstenkijken, dan blijkt dat verschillen<strong>de</strong> stratigrafisch geschei<strong>de</strong>n niveaus geen afwijken<strong>de</strong> datering hebben (tabel 6.4).Tot slot is een overkoepelen<strong>de</strong> fasering voor bei<strong>de</strong> vindplaatsen <strong>op</strong>gesteld (tabel 6.4). Deze gedateer<strong>de</strong> fasering isechter enkel <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> <strong>de</strong> gedateer<strong>de</strong> sporen, die in <strong>de</strong> stratigrafische fasering geplaatst kunnen wor<strong>de</strong>n. Ditheeft tot gevolg dat <strong>de</strong> overige gedateer<strong>de</strong> sporen niet in <strong>de</strong> fasering zijn <strong>op</strong>genomen. In <strong>de</strong> synthese wordt <strong>op</strong>basis <strong>van</strong> <strong>de</strong> fasering en <strong>de</strong> dateren<strong>de</strong> vondsten een bewoningsgeschie<strong>de</strong>nis <strong>op</strong>gesteld.vindplaats A vindplaats D syntheseA1 D1 Fase 1A2 30 - 100 D2 50 - Fase 2 (A2, D2, D3 en D4) 30 - 120A3 200 - 260 D3 30 - 120 Fase 3 2<strong>de</strong> eeuwA4 200 - 260 D4 40 - 120 Fase 4 (A3 en A4) 200 - 260Tabel 6.4. Huissen Loostraat-Zuid. De absolute dateringen <strong>van</strong> <strong>de</strong> fases per vindplaats en <strong>van</strong> <strong>de</strong> overkoepelen<strong>de</strong> fasering.6.4 StructurenIn totaal zijn vijf structuren aangetroffen. Het gaat om een <strong>de</strong>el <strong>van</strong> een huisplattegrond, twee spiekers, een ovenen een rechthoekige greppelstructuur.6.4.1 HuisIn vindplaats D is in werkput 1 en 2 <strong>de</strong> zuidwestelijke hoek <strong>van</strong> een huis aangetroffen (fig. 6.2). De oriëntatie<strong>van</strong> <strong>het</strong> huis is noordoost - zuidwest. De wandgreppel <strong>van</strong> <strong>de</strong> lange zij<strong>de</strong> heeft een minimale lengte <strong>van</strong> 15.90 m.De korte zij<strong>de</strong> is nog voor 1.95 m aanwezig in <strong>de</strong> werkput. Ten westen <strong>van</strong> <strong>het</strong> huis is een huisgreppel aanwezig.Het huis behoort tot fase D3 en kan gedateerd wor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> 1ste eeuw na. Chr.6.4.2 SpiekersIn totaal zijn twee spiekers herkend, bei<strong>de</strong> gelegen in vindplaats D. Spieker 1 is als dusdanig in <strong>het</strong> veld geï<strong>de</strong>ntificeerd.Spieker 2 is tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> analysefase herkend. De criteria die gehanteerd zijn berusten vooral <strong>op</strong> symmetrie25


(<strong>de</strong> afwijking <strong>van</strong> <strong>de</strong> zij<strong>de</strong>n bedraagt niet meer dan 10%) en overeenkomstige kleur <strong>van</strong> <strong>de</strong> vulling en diepte <strong>van</strong><strong>de</strong> paalkuilen. 43Fig. 6.2. Huissen Loostraat-Zuid. Huisplattegrond in vindplaats D.Fig. 6.3. Huissen Loostraat-Zuid. Plattegrond en doorsne<strong>de</strong>n <strong>van</strong> spieker 1.Fig. 6.4. Huissen Loostraat-Zuid. Plattegrond en doorsne<strong>de</strong>n <strong>van</strong> spieker 2.43De afmetingen <strong>van</strong> <strong>de</strong> spiekers zijn <strong>de</strong> afstan<strong>de</strong>n <strong>van</strong> hart tot hart <strong>van</strong> <strong>de</strong> paalkuilen.26


Spieker 1 (fig. 6.3)Deze achtpalige spieker ligt in werkput 1, net ten noor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> zui<strong>de</strong>lijke <strong>grens</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> kern <strong>van</strong> vindplaatsD. 44 De diepte <strong>van</strong> <strong>de</strong> paalkuilen varieert <strong>van</strong> 10 tot 42 cm (8.47 tot 8.78 m +NAP). Met uitzon<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> <strong>de</strong>westelijke hoek (S1.73), zijn <strong>de</strong> hoekpalen forser uitgevoerd. De oriëntatie is NNO-ZZW. De spieker kan geplaatstwor<strong>de</strong>n in fase D4.Spieker 2 (fig. 6.4)Deze vierpalige spieker ligt in werkput 1, <strong>op</strong> enkele meters ten oosten <strong>van</strong> spieker 1. 45 De diepte <strong>van</strong> <strong>de</strong> paalkuilenvarieert <strong>van</strong> 20 tot 34 cm (8.52 tot 8.64 m +NAP). De oriëntatie is NO-ZW. De structuur hoort thuis infase D4.6.4.3 Oven (fig. 6.5 en 6.6)In vindplaats A is <strong>op</strong> <strong>de</strong> <strong>grens</strong> <strong>van</strong> werkput 7 en 8 een kleine, sleutelgatvormige oven aangetroffen. Stratigrafischbevindt <strong>de</strong> oven zich on<strong>de</strong>r TRED A2 en wordt doorsne<strong>de</strong>n door kuil S8.17 (fase A3) en kuil S7.39 - S8.4. Invlak 2 was <strong>het</strong> spoor slechts zichtbaar als een greppel. Pas bij <strong>het</strong> couperen <strong>van</strong> <strong>de</strong> greppel bleek <strong>het</strong> om <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rste<strong>de</strong>el <strong>van</strong> een oven te gaan.Fig. 6.5. Huissen Loostraat-Zuid. Grondplan en doorsne<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> sleutelgatvormige oven in vindplaats A.De oven bestaat uit een min of meer vierkante stookplaats (1.25 m bij 1.25 m), een ovenkanaal en een ron<strong>de</strong>ovenplaats met een diameter <strong>van</strong> ongeveer 1.00 m (fig. 6.5 en 6.6). In <strong>de</strong> oven zijn twee gebruiksfasen te herkennen.De on<strong>de</strong>rste laag in <strong>de</strong> stookkuil bevat veel houtskool en een <strong>de</strong>el <strong>van</strong> een onverbrand gewei <strong>van</strong> eene<strong>de</strong>lhert (zie 14.3.1). Na <strong>de</strong> eerste fase is <strong>de</strong> stookkuil <strong>de</strong>els <strong>op</strong>gevuld met een ongeveer 10 cm dikke relatiefschone laag. Van <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> fase rest enkel nog <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rste <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> ovenplaats, met hierin heel veel verbran<strong>de</strong>klei. Vermoe<strong>de</strong>lijk is <strong>de</strong> verbran<strong>de</strong> klei een restant <strong>van</strong> <strong>de</strong> ovenwand. Takafdrukken waren niet aanwezigin <strong>de</strong> brokken verbran<strong>de</strong> klei. Het stookkanaal heeft een breedte <strong>van</strong> ongeveer 0.45 m en is erg houtskoolrijk.44Spieker 1 bestaat uit S1.17, S1.18, S1.26, S1.65, S1.66, S1.70, S1.73 en S1.77.45Spieker 2 bestaat uit S1.14, S1.15, S1.21 en S1.22.27


Gelijkaardige ovens zijn on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re aangetroffen in Bennekom 46 en Gel<strong>de</strong>rmalsen-Hondsgemet. 47 De functie<strong>van</strong> <strong>de</strong>ze ovens is niet geheel dui<strong>de</strong>lijk. Vermoe<strong>de</strong>lijk gaat <strong>het</strong> om ovens voor kleine ambachtelijke activiteitenzoals metaalbewerking en aar<strong>de</strong>werkproductie.Fig. 6.6. Huissen Loostraat-Zuid. Foto <strong>van</strong> <strong>de</strong> sleutelgatvormige oven in vindplaats A.6.4.4 Rechthoekige greppelstructuurIn vindplaats A liggen drie greppels die on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el uitmaken <strong>van</strong> een rechthoekige structuur (fig. 6.7). <strong>Twee</strong>greppels (S7.14 en S7.46) zijn noordwest-zuidoost georiënteerd. Greppel S7.27 staat haaks <strong>op</strong> <strong>de</strong>ze oriëntatie.Enkel <strong>de</strong> zuidoostelijke hoek <strong>van</strong> <strong>de</strong> structuur is in <strong>de</strong> werkput gelegen.De diepte <strong>van</strong> <strong>de</strong> greppels varieert <strong>van</strong> 0.70 m tot 1.00 m (7.78 m +NAP tot 8.27 m +NAP). De diepte <strong>van</strong>greppel S7.14 neemt echter af in noordwestelijke richting. In <strong>het</strong> profiel heeft <strong>de</strong> greppel nog slechts een diepte<strong>van</strong> ongeveer 20 cm on<strong>de</strong>r TRED A4. De bo<strong>de</strong>m ligt <strong>op</strong> 8.85 m +NAP. Dit betekent dat <strong>de</strong> greppel waarschijnlijknet achter <strong>de</strong> profielwand st<strong>op</strong>t. De afstand <strong>van</strong> greppel S7.46 tot S7.14 is binnenwerks 17.60 m. Deafstand <strong>van</strong> greppel S7.27 tot waar S7.14 st<strong>op</strong>t is ongeveer 8.50 m.In doorsne<strong>de</strong> zijn greppels min of meer spitsvormig met een vlakke bo<strong>de</strong>m, variërend <strong>van</strong> 0.15 tot 0.25 m (fig.6.7, 6.8 en 6.9). Greppel S7.14 is on<strong>de</strong>raan voorzien <strong>van</strong> een kleine rechthoekige verdieping (fig. 6.8). Dezeverdiepingen zijn regelmatig aangetroffen bij greppels rondom militaire installaties, zoals forten. Vaak krijgen ze<strong>de</strong> term "enkelbreker" <strong>op</strong>gespeld. Vermoe<strong>de</strong>lijk is <strong>de</strong> functie echter niet om "enkels te breken", maar zijn zeniet-intentioneel ontstaan door <strong>het</strong> regelmatig leegscheppen <strong>van</strong> <strong>de</strong> greppels om vegetatie en slib te verwij<strong>de</strong>ren.48De structuur bevindt zich <strong>op</strong> <strong>het</strong> hoogste punt in <strong>de</strong> sleuf. De bovenkant <strong>van</strong> <strong>de</strong> natuurlijke on<strong>de</strong>rgrond heefthier een hoogte <strong>van</strong> 9.02 m +NAP. De zui<strong>de</strong>lijke <strong>grens</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> kern <strong>van</strong> <strong>de</strong> vindplaats bevindt zich <strong>op</strong> 8.90 m+NAP en noor<strong>de</strong>lijke <strong>grens</strong> <strong>op</strong> ongeveer 8.78 m +NAP.46Es/Mie<strong>de</strong>ma/Wynia 1985, 579-580.47Van Renswou<strong>de</strong> 2006, 21.48Johnson 1983, 47.28


Fig. 6.7. Huissen Loostraat-Zuid. Grondplan en doorsne<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> rechthoekige greppelstructuur in vindplaats A met driedoorsne<strong>de</strong>s. Structuur schaal 1:200, coupes 1:100.De zui<strong>de</strong>lijke greppel (S7.46) <strong>van</strong> <strong>de</strong> structuur wordt doorsne<strong>de</strong>n door een waterput. Het geheel is afge<strong>de</strong>kt dooreen erg vondstrijke nazakking (S7.4), die <strong>de</strong>els bestaat uit TRED A4. De bovenvullingen <strong>van</strong> greppels S7.14 enS7.27 bevatten eveneens veel vondstmateriaal. In totaal bevon<strong>de</strong>n zich in <strong>de</strong> volledige greppels on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>reongeveer 1.484 fragmenten aar<strong>de</strong>werk, 127 stukken dakpan en 73 fragmenten metaal. De on<strong>de</strong>rste vullingslagen<strong>van</strong> greppel S7.14 zijn erg houtskoolrijk, in <strong>het</strong> bijzon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> vulling <strong>van</strong> <strong>de</strong> rechthoekige verdieping.Binnen <strong>de</strong> omgreppel<strong>de</strong> zone liggen vijf kuilen en vier paalkuilen. Een structuur is niet te herkennen in <strong>de</strong>zesporen. Het verband met <strong>de</strong> rechthoekige greppelstructuur is niet dui<strong>de</strong>lijk. In kuil S7.6 is een grote speerpuntaangetroffen (zie paragraaf 9.2.2 Militaria en paar<strong>de</strong>ntuig).Verschillen<strong>de</strong> an<strong>de</strong>re greppels ten noor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> rechthoekige greppelstructuur hebben een gelijkaardige oriëntatieof staan daar loodrecht <strong>op</strong>. Deze greppels zijn echter heel an<strong>de</strong>rs in doorsne<strong>de</strong>.Het lijkt er dus <strong>op</strong> dat we hier te maken hebben met een greppelstructuur, met een <strong>op</strong>ening naar <strong>het</strong> noordoosten.De minimale afmetingen zijn 17.60 m bij 8.50 m. De exacte afmetingen zijn dus niet bekend, maar <strong>de</strong> <strong>op</strong>eningbevindt zich <strong>op</strong> ongeveer <strong>de</strong> helft <strong>van</strong> <strong>de</strong> lengte <strong>van</strong> <strong>de</strong> structuur. Dit lijkt er <strong>op</strong> te wijzen dat <strong>het</strong> gaat om29


een vierkante structuur met centraal in <strong>de</strong> noor<strong>de</strong>lijke greppel een <strong>op</strong>ening naar <strong>het</strong> noordoosten, in <strong>de</strong> richting<strong>van</strong> <strong>de</strong> Rijn (fig. 6.7). De interpretatie <strong>van</strong> <strong>de</strong> structuur zal ver<strong>de</strong>r besproken wor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> synthese.Fig. 6.8. Huissen Loostraat-Zuid. Foto <strong>van</strong> een doorsne<strong>de</strong><strong>van</strong> greppel S7.14Fig. 6.9. Huissen Loostraat-Zuid. Greppels S7.14 <strong>op</strong> een dieper niveau.6.4.5 Limesweg ?Het vermoe<strong>de</strong>n bestond dat <strong>de</strong> limesweg tij<strong>de</strong>ns <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rzoek zou kunnen aangetroffen wor<strong>de</strong>n (zie 2.2). Enkelin vindplaats D zijn aanwijzingen voor een weg gevon<strong>de</strong>n (fig. 6.10). De geringe breedte <strong>van</strong> <strong>de</strong> sleuf bemoeilijktechter een éénduidige interpretatie. In <strong>het</strong> noor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> vindplaatskern zijn enkele parallelle greppelsaanwezig met een on<strong>de</strong>rlinge afstand <strong>van</strong> ongeveer vijf tot zes meter, wat gebruikelijk is voor <strong>de</strong> limesweg. Tusseninbevindt zich een roestrijke natuurlijke laag. Een verhoog<strong>de</strong> concentratie kiezels en grind is niet waargenomen.Aan <strong>de</strong> zij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> vindplaatskern gaat <strong>het</strong> om meer<strong>de</strong>re greppels (S2.86, S2.91, S2.92 en S2.94). In doorsne<strong>de</strong>verschillen <strong>de</strong> greppels echter erg <strong>van</strong> elkaar. De bo<strong>de</strong>m <strong>van</strong> <strong>de</strong> greppels aan <strong>de</strong> ne<strong>de</strong>rzettingskant bevindtzich <strong>op</strong> 8.00 m tot 8.20 m +NAP. De noor<strong>de</strong>lijke greppels zijn ongeveer een halve meter dieper (7.40 m tot7.60 m +NAP). De greppels zijn <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> <strong>het</strong> vondstmateriaal te dateren in <strong>de</strong> 2<strong>de</strong> eeuw na Chr. 4949Tot <strong>het</strong> vondstmateriaal behoort o.a.: geverfd aar<strong>de</strong>werk techniek b, een terra sigillata kom Drag. 31 uit Oost-Gallië en eengladwandige kom Stuart 110A.30


Fig. 6.10. Huissen Loostraat-Zuid. De limesweg? Vlak (schaal 1:200) en coupes. De ligging is aangegeven in Figuur 6.1.6.5 SporenIn <strong>de</strong>ze paragraaf zullen <strong>de</strong> sporen die niet aan een structuur toe te wijzen zijn besproken wor<strong>de</strong>n per spoortype.De paalkuilen wor<strong>de</strong>n buiten beschouwing gelaten.Het is niet <strong>de</strong> bedoeling om alle sporen in <strong>de</strong>tail te behan<strong>de</strong>len. Per spoortype wor<strong>de</strong>n enkele algemene kenmerkenen ten<strong>de</strong>nsen weergegeven en wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> <strong>op</strong>vallendste sporen besproken.6.5.1 WaterputtenIn totaal zijn zeven waterputten aangetroffen (twee in vindplaats A en vijf in D). In twee waterputten bevondzich een rieten mand <strong>op</strong> <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m (zie 15.3.2). Van een echte bekisting is geen sprake. De kleiige on<strong>de</strong>rgrondzorg<strong>de</strong> voor voldoen<strong>de</strong> stevigheid. De bo<strong>de</strong>m <strong>van</strong> <strong>de</strong> waterputten bevond zich <strong>op</strong> een diepte die varieer<strong>de</strong> <strong>van</strong>6.45 m +NAP tot 7.70 m +NAP. De resteren<strong>de</strong> diepte <strong>van</strong>af <strong>het</strong> vlak bedroeg 0.60 tot 2.00 m. De on<strong>de</strong>rstevullingen <strong>van</strong> <strong>de</strong> waterputten zijn erg humeus. Deze humeuze vullingen variëren in dikte <strong>van</strong> ongeveer 0.20 mtot heuse pakketten <strong>van</strong> 1.10 m dik. In figuur 6.11 zijn drie waterputten in doorsne<strong>de</strong> weergegeven.6.5.2 GreppelsIn totaal zijn 67 greppels aangetroffen (27 in vindplaats A en 40 in D). De functie <strong>van</strong> <strong>de</strong> greppels kan omschrevenwor<strong>de</strong>n als begrenzing of <strong>het</strong> afvoeren <strong>van</strong> water. Soms is <strong>de</strong> functie echter onbekend.Alle greppels - uitgezon<strong>de</strong>rd die <strong>van</strong> <strong>de</strong> rechthoekige greppelstructuur - zijn in doorsne<strong>de</strong> komvormig. De dieptevarieert <strong>van</strong> enkele centimeter tot ongeveer één meter.In vindplaats A wordt <strong>de</strong> kern aan <strong>de</strong> zuidkant be<strong>grens</strong>d door enkele greppels. Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> <strong>op</strong>graving zijn echterslechts <strong>de</strong> uitein<strong>de</strong>s <strong>van</strong> drie greppels (S1.5, S1.9 en S1.48) aangetroffen. Deze sporen zijn in eerste instantie alskuilen herkend. De combinatie met <strong>de</strong> gegevens <strong>van</strong> <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rzoek uit 2003 <strong>de</strong>ed ons echter besluiten dat <strong>het</strong>31


Fig. 6.11. Huissen Loostraat-Zuid. Doorsne<strong>de</strong> <strong>van</strong> drie waterputten (S2.85, S2.132 en S7.20).om greppeluitein<strong>de</strong>n (zie ook 6.6). Vermoe<strong>de</strong>lijk gaat <strong>het</strong> hier om een <strong>op</strong>ening naar <strong>het</strong> zui<strong>de</strong>n binnen <strong>de</strong> omgreppeling.Aan <strong>de</strong> noordzij<strong>de</strong> is geen dui<strong>de</strong>lijke begrenzing aanwezig.Afwijkend ten <strong>op</strong>zichte <strong>van</strong> <strong>de</strong> algemene oriëntatie <strong>van</strong> <strong>de</strong> greppels in vindplaats A (zie 6.4.4) is greppel S8.19.Eveneens verschillend is <strong>de</strong> vorm: kronkelig en <strong>op</strong> <strong>het</strong> ein<strong>de</strong> een lichte knik naar binnen. Mogelijk is <strong>de</strong> vorm32


epaald door <strong>de</strong> aanwezige laagte in <strong>het</strong> terrein (zie 5 Fysische geografie). Voor wat betreft <strong>de</strong> vorm <strong>van</strong> <strong>de</strong>doorsne<strong>de</strong> en <strong>de</strong> diepte is <strong>de</strong> greppel niet afwijkend. Mogelijk kan greppel S36 uit <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rzoek <strong>van</strong> 2003hiermee geassocieerd wor<strong>de</strong>n (zie 6.6).De kern <strong>van</strong> vindplaats D wordt zowel aan <strong>de</strong> noord- als aan <strong>de</strong> zuidzij<strong>de</strong> be<strong>grens</strong>d door enkele greppels. Deoriëntatie is noordwest-zuidoost. Aan <strong>de</strong> zuidzij<strong>de</strong> gaat <strong>het</strong> om vijf greppels, waar<strong>van</strong> <strong>de</strong> twee meest zui<strong>de</strong>lijk -S1.35 en S1.36 - forser zijn uitgevoerd dan <strong>de</strong> overige (fig. 6.12). 50 Aan <strong>de</strong> noordzij<strong>de</strong> liggen eveneens tweegrotere greppels - die elkaar oversnij<strong>de</strong>n - met ten zui<strong>de</strong>n er<strong>van</strong> vier kleinere greppels (zie 6.4.5). 51 Deze laatstel<strong>op</strong>en echter niet door en st<strong>op</strong>pen voor <strong>de</strong> oostelijke putwand.Fig. 6.12. Huissen Loostraat-Zuid. Zui<strong>de</strong>lijke begrenzingsgreppels <strong>van</strong> <strong>de</strong> kern <strong>van</strong> vindplaats D. Vlak schaal 1:200, profiel1:50.6.5.3 KuilenIn totaal zijn 90 kuilen aangetroffen (35 in vindplaats A en 55 in D). De oorspronkelijke functie <strong>van</strong> <strong>de</strong> kuilen isniet dui<strong>de</strong>lijk. Vaak hebben ze een secundaire functie als afvalkuil gekregen. Er is geen verschil merkbaar in <strong>de</strong>vorm en <strong>op</strong>vullingswijze <strong>van</strong> <strong>de</strong> kuilen tussen vindplaats A en D. De vorm <strong>van</strong> <strong>de</strong> kuilen is ovaal tot cirkelvormig.In figuur 6.13 zijn enkele diepere kuilen weergegeven.50Greppels S1.10, S1.35, S1.36, S1.37 en S1.38.51Greppels S2.86, S2.91, S2.92, S2.94, S2.105 en S2.163.33


Fig. 6.13. Huissen Loostraat-Zuid. Enkele kuilen met doorsne<strong>de</strong>.6.6 Vindplaats A: hoe passen <strong>de</strong> nieuwe gegevens in <strong>het</strong>sporenbestand <strong>van</strong> <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rzoek <strong>van</strong> 2003?Het on<strong>de</strong>rzoek uit 2005 heeft meer sporen <strong>op</strong>geleverd dan datgene uit 2003 (fig. 6.14). Dit valt vermoe<strong>de</strong>lijk toete schrijven aan <strong>de</strong> ligging, namelijk dichter bij <strong>de</strong> kern <strong>van</strong> vindplaats A. Er zijn echter weinig sporen uit bei<strong>de</strong>on<strong>de</strong>rzoeken die met elkaar geassocieerd kunnen wor<strong>de</strong>n. Enkele sporen (S6.5, S6.9 en S6.48) in <strong>het</strong> zui<strong>de</strong>lijke<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> kern kunnen geï<strong>de</strong>ntificeerd wor<strong>de</strong>n als <strong>de</strong> eindpunten <strong>van</strong> greppels S22, S40 en S42.Greppel S36 ligt groten<strong>de</strong>els evenwijdig aan greppel S7.69 - S8.3 en maakt een knik westwaarts richting werkput8. In <strong>de</strong>ze werkput is echter geen vervolg aangetroffen <strong>van</strong> <strong>de</strong> greppel.34


Fig. 6.14. Huissen Loostraat-Zuid. Combinatie <strong>van</strong> <strong>de</strong> gegevens <strong>van</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeken in 2003 en 2005.35


6.7 ConclusieTij<strong>de</strong>ns <strong>het</strong> archeologisch on<strong>de</strong>rzoek zijn twee lange sleuven aangelegd over <strong>de</strong> vindplaatsen A en D. In bei<strong>de</strong>sleuven wor<strong>de</strong>n zowel <strong>de</strong> periferie als <strong>de</strong> vindplaatskernen aangesne<strong>de</strong>n. De breedte <strong>van</strong> <strong>de</strong> sleuven - vier meterin <strong>de</strong> periferie en acht tot twaalf in <strong>de</strong> kernen - zorg<strong>de</strong> voor een smal "kijkvenster" <strong>op</strong> <strong>het</strong> archeologische bo<strong>de</strong>marchief,waardoor <strong>het</strong> moeilijk is om uitspraken te doen over <strong>de</strong> vindplaatsen als geheel.Het on<strong>de</strong>rzoek heeft 412 (175 in vindplaats A en 237 in D) goed geconserveer<strong>de</strong> grondsporen <strong>op</strong>geleverd. Deon<strong>de</strong>rzochte <strong>op</strong>pervlakte is ongeveer gelijk in bei<strong>de</strong> vindplaatsen. Het verschil in aantal sporen wordt vermoe<strong>de</strong>lijkveroorzaakt doordat in vindplaats A <strong>de</strong> oostelijke <strong>grens</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> kern is aangesne<strong>de</strong>n, terwijl <strong>de</strong> sleuf in vindplaatsD ter hoogte <strong>van</strong> <strong>de</strong> echte kern gelegen is.De goe<strong>de</strong> conservering is te danken aan <strong>het</strong> feit dat <strong>de</strong> sporen afge<strong>de</strong>kt zijn door afzettingen <strong>van</strong> <strong>de</strong> Rijn enomdat recente verstoringen nauwelijks een rol <strong>van</strong> betekenis spelen. De enkele aanwezige drainagesleuven reikenimmers niet tot in <strong>de</strong> archeologische niveaus. Alle sporen wor<strong>de</strong>n afge<strong>de</strong>kt door één of meer<strong>de</strong>re tredlagen, wateveneens heeft bijgedragen tot <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> conservering. De hoeveelheid sporen, <strong>de</strong> donkere kleur <strong>van</strong> <strong>de</strong> tredlagenen <strong>de</strong> aangetroffen hoeveelheid materiaal wijzen <strong>op</strong> een intensieve bewoning in bei<strong>de</strong> vindplaatsen.In bei<strong>de</strong> vindplaatsen kunnen vier, stratigrafisch geschei<strong>de</strong>n sporenniveaus on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n. Deze stratigrafievormt <strong>de</strong> basis voor een relatieve fasering. Vooruitl<strong>op</strong>end <strong>op</strong> <strong>de</strong> synthese is getracht <strong>de</strong>ze relatieve fases tedateren. Vanwege <strong>het</strong> grote aantal "verrommel<strong>de</strong>" contexten - veroorzaakt door <strong>op</strong>spit - is dit geen sinecure.Uitein<strong>de</strong>lijk zijn <strong>de</strong>ze twee faseringen in elkaar geschoven tot vier fases. 52Het sporenbestand in vindplaats A wordt gedomineerd door enkele greppels en een rechthoekige greppelstructuur.De oriëntatie is NNW-ZZO. De greppelstructuur is slechts ge<strong>de</strong>eltelijk aangesne<strong>de</strong>n. Het gaat om driemin of meer spitsvormige greppels, met een diepte die varieert <strong>van</strong> 0.70 tot 1.00 m. Vermoe<strong>de</strong>lijk heeft <strong>de</strong> structuureen <strong>op</strong>ening naar <strong>het</strong> noordoosten. De minimale afmetingen bedragen 17.60 m bij 8.50 m binnenwerks.Binnen <strong>de</strong> omgreppel<strong>de</strong> zone liggen enkele kuilen en paalkuilen, die niet met elkaar in verband lijken te staan.Ten noordoosten <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze structuur liggen verschillen<strong>de</strong> greppels met gelijkaardige oriëntaties. Hoe dit alles zichtot elkaar verhoudt, is niet dui<strong>de</strong>lijk. De laatstgenoem<strong>de</strong> greppels zijn in tegenstelling tot <strong>de</strong> greppels <strong>van</strong> <strong>de</strong>rechthoekige greppelstructuur niet spitsvormig in doorsne<strong>de</strong> en zijn min<strong>de</strong>r diep.Enkel aan <strong>de</strong> zuidzij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> vindplaats is een begrenzing aangetroffen in <strong>de</strong> vorm <strong>van</strong> enkele greppels.De sleuf in vindplaats A ligt evenwijdig aan <strong>de</strong>ze <strong>van</strong> <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rzoek in 2003, <strong>op</strong> een afstand <strong>van</strong> ongeveer driemeter. De sporendichtheid is hoger in eerstgenoem<strong>de</strong>. De re<strong>de</strong>n hier<strong>van</strong> is vermoe<strong>de</strong>lijk omdat <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rzoek<strong>van</strong> ACVU-HBS zich dichter bij <strong>de</strong> kern <strong>van</strong> vindplaats situeer<strong>de</strong>.De kern <strong>van</strong> vindplaats D is zowel aan <strong>de</strong> noord- als aan <strong>de</strong> zuidzij<strong>de</strong> be<strong>grens</strong>d door meer<strong>de</strong>re greppels, die echterniet allen gelijktijdig zijn. De twee buitenste greppels zijn telkens iets forser uitgevoerd. De oriëntatie <strong>van</strong> <strong>de</strong>greppels is noordwest-zuidoost. Vermoe<strong>de</strong>lijk maken <strong>de</strong> greppels aan <strong>de</strong> noordzij<strong>de</strong> <strong>de</strong>el uit <strong>van</strong> een weg, meteen breedte <strong>van</strong> ongeveer vijf tot zes meter. Mogelijk gaat <strong>het</strong> hier om <strong>de</strong> limesweg.In tegenstelling tot <strong>de</strong> zui<strong>de</strong>lijke periferie, zijn ten noor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> noor<strong>de</strong>lijke <strong>grens</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> kern enkele paalkuilenen kuilen aanwezig. Binnen <strong>de</strong> begrenzingen zijn vele ne<strong>de</strong>rzettingssporen - kuilen, greppels, waterputten enpaalkuilen - aangetroffen. Eveneens zijn twee spiekers en een <strong>de</strong>el <strong>van</strong> een huisplattegrond aanwezig. De spiekershebben een oriëntatie die globaal overeenkomt met die <strong>van</strong> <strong>de</strong> ne<strong>de</strong>rzettingsgreppels. De oriëntatie <strong>van</strong> <strong>de</strong> huisplattegrondis lichtjes afwijkend.52In <strong>de</strong> synthese zal hier uitgebrei<strong>de</strong>r <strong>op</strong> ingegaan wor<strong>de</strong>n.36


7 Aar<strong>de</strong>werkJulie Van Kerckhove7.1 InleidingTij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> <strong>op</strong>graving in Huissen Loostraat-Zuid zijn in vindplaats A en D samen 8.366 scherven verzameld meteen totaal gewicht <strong>van</strong> 148.723 gram. Het aar<strong>de</strong>werk is goed geconserveerd.Het primaire doel <strong>van</strong> dit hoofdstuk is <strong>het</strong> beschrijven <strong>van</strong> <strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werkspectrum (<strong>de</strong> aard <strong>van</strong> <strong>de</strong> vondsten)voor <strong>de</strong> twee verschillen<strong>de</strong> vindplaatsen. Hierbij wordt <strong>de</strong> conservering <strong>van</strong> <strong>de</strong> vondsten eveneens besproken.De datering <strong>van</strong> <strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werk en <strong>van</strong> <strong>de</strong> sporen <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> <strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werk vormen eveneens een speerpunt in<strong>de</strong> aar<strong>de</strong>werkanalyse. Deze resultaten zullen in <strong>het</strong> hoofdstuk 'sporen en structuren' gebruikt wor<strong>de</strong>n ten behoeve<strong>van</strong> een nauwkeurige datering en interpretatie <strong>van</strong> <strong>de</strong> sporen.On<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksvragen uit <strong>het</strong> Programma <strong>van</strong> Eisen hebben betrekking <strong>op</strong> <strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werk.Vindplaats A- Wat is <strong>de</strong> precieze aard en datering <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze sporen / structuren?- Wat is er te zeggen ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> aard <strong>van</strong> <strong>de</strong> ne<strong>de</strong>rzetting <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> <strong>het</strong> vondstspectrum en aangetroffenstructuren? Wat zijn <strong>de</strong> verschillen en/of overeenkomsten met vindplaats D?- Is er sprake <strong>van</strong> bewoningscontinuïteit geduren<strong>de</strong> een groot <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong> tijd (1ste-3<strong>de</strong> eeuw)?- In verband met <strong>de</strong> ligging <strong>van</strong> <strong>de</strong> vindplaats pal tegen <strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong> rijks<strong>grens</strong>: In hoeverre levert <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rzoekeen inhou<strong>de</strong>lijke bijdrage aan <strong>het</strong> lan<strong>de</strong>lijke (provinciaal gesteun<strong>de</strong>) “Limesproject”?Vindplaats D- Wat is <strong>de</strong> aard, datering en verspreiding <strong>van</strong> <strong>de</strong> sporen?- Wat is er te zeggen ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> aard <strong>van</strong> <strong>de</strong> ne<strong>de</strong>rzetting <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> <strong>het</strong> vondstspectrum en aangetroffenstructuren? Wat zijn <strong>de</strong> verschillen en/of overeenkomsten met vindplaats A?- In verband met <strong>de</strong> ligging <strong>van</strong> <strong>de</strong> vindplaats pal tegen <strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong> rijks<strong>grens</strong>: In hoeverre levert <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rzoekeen inhou<strong>de</strong>lijke bijdrage aan <strong>het</strong> lan<strong>de</strong>lijke (provinciaal gesteun<strong>de</strong>) “Limesproject”?In <strong>de</strong> conclusie wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze on<strong>de</strong>rzoeksvragen als dusdanig gebun<strong>de</strong>ld:- Datering en verspreiding <strong>van</strong> <strong>de</strong> sporen, bewoningscontinuïteit- Aard <strong>van</strong> <strong>de</strong> ne<strong>de</strong>rzetting <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> <strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werkspectrum, verschillen tussen vindplaats A en D, bijdrageaan <strong>het</strong> "Limesproject".7.2 Selectie en methodologieAl <strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werk uit <strong>de</strong> sporen zelf is geanalyseerd. Deze analyse is per spoor gebeurd en is ingevoerd in eendatabase. Hierbij is <strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werk eerst on<strong>de</strong>rver<strong>de</strong>eld in aar<strong>de</strong>werkcategorieën 53 en vervolgens - indien mogelijk53Aar<strong>de</strong>werkcategorieën zijn groepen aar<strong>de</strong>werk met eenzelf<strong>de</strong> vervaardigingstechniek en een eigen vormenrepertorium(Deru/Vilvor<strong>de</strong>r/Van Overbeke 1997, 152).Voor <strong>het</strong> bepalen <strong>van</strong> <strong>de</strong> aar<strong>de</strong>werkcategorieën is vooral <strong>de</strong> vervaardigingstechniek als criterium gebruikt. Het spreekt voorzich dat an<strong>de</strong>re criteria mogelijk zijn - en door an<strong>de</strong>re auteurs vaak gebruikt zijn. Een belangrijk doel <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze (onvermij<strong>de</strong>lijksubjectieve) in<strong>de</strong>ling is om <strong>de</strong> vergelijking met an<strong>de</strong>re sites / publicaties mogelijk te maken. Een an<strong>de</strong>r doel is <strong>het</strong> beantwoor<strong>de</strong>n<strong>van</strong> diverse on<strong>de</strong>rzoeksvragen makkelijker te maken. Een vergelijking <strong>van</strong> <strong>de</strong> functie <strong>van</strong> <strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werk is met <strong>de</strong>zein<strong>de</strong>ling bijvoorbeeld nog steeds goed mogelijk.37


- ver<strong>de</strong>r <strong>op</strong>gesplitst in bakselgroepen. 54 Waar mogelijk werd <strong>de</strong> vorm (kom, schaal, pot, bord…) en <strong>het</strong> type 55genoteerd. Ver<strong>de</strong>r is <strong>het</strong> gewicht, <strong>het</strong> aantal scherven en <strong>het</strong> Minimum Aantal Exemplaren (MAE) geregistreerd.Enkel <strong>de</strong> terra sigillata en <strong>de</strong> amforen zijn wel allen ingevoerd in <strong>de</strong> database. 56 Hiervoor is gekozen omdat bei<strong>de</strong>aar<strong>de</strong>werkcategorieën een belangrijke dateren<strong>de</strong> waar<strong>de</strong> hebben voor <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rzoeksgebied. Het geanalyseer<strong>de</strong>aar<strong>de</strong>werk vormt samen 5.347 scherven met een totaal gewicht <strong>van</strong> 100.878 gram.Het aar<strong>de</strong>werk uit <strong>de</strong> vondstlagen, cultuurlagen, natuurlijke lagen en vegetatieniveaus (2.652 scherven) is enkelgescand. Dit houdt in dat <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> <strong>de</strong> dateren<strong>de</strong> kenmerken <strong>van</strong> <strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werk een datering is gezocht <strong>van</strong> <strong>de</strong>betreffen<strong>de</strong> laag. De spoordatering die <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> dit aar<strong>de</strong>werk is verkregen, is ingevoerd in een Worddocument.Deze scan kan mogelijk een bijdrage leveren aan <strong>de</strong> datering <strong>van</strong> <strong>de</strong> vindplaatsen in hun geheel.Het aar<strong>de</strong>werk uit recente of vervallen sporen, uit drainagesleuven en uit <strong>de</strong> bouwvoor is niet <strong>op</strong>genomen in <strong>de</strong>analyse.Allereerst wordt een bekn<strong>op</strong>t overzicht gegeven <strong>van</strong> <strong>de</strong> gevon<strong>de</strong>n aar<strong>de</strong>werkcategorieën en baksels. Telkens zal<strong>de</strong> <strong>de</strong>finitie en haar betekenis kort toegelicht wor<strong>de</strong>n. Voor dit on<strong>de</strong>rzoek heeft geen uitputtend bakselon<strong>de</strong>rzoekplaats gevon<strong>de</strong>n. Enkel wanneer <strong>het</strong> mogelijk is een baksel <strong>op</strong> <strong>het</strong> oog te herkennen, is hier ver<strong>de</strong>r <strong>op</strong> ingegaan.Indien dit niet mogelijk bleek, heeft <strong>de</strong> auteur zich beperkt tot <strong>het</strong> bepalen <strong>van</strong> <strong>de</strong> aar<strong>de</strong>werkcategorie.In een volgen<strong>de</strong> paragraaf zal vindplaats A belicht wor<strong>de</strong>n. Hierbij wordt <strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werkrepertorium besproken,<strong>de</strong> datering en aard <strong>van</strong> <strong>de</strong> vindplaats en <strong>de</strong> conservering <strong>van</strong> <strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werk. In <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> paragraaf zal <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong>werkwijze toegepast wor<strong>de</strong>n <strong>op</strong> vindplaats D. Vervolgens zullen <strong>de</strong> gegevens tussen bei<strong>de</strong> vindplaatsen vergelekenwor<strong>de</strong>n.7.3 Overzicht <strong>van</strong> <strong>de</strong> aar<strong>de</strong>werkcategorieën en baksels uit <strong>de</strong>sporen 57Inheems, handgevormd aar<strong>de</strong>werkHoewel inheems, handgevormd aar<strong>de</strong>werk in <strong>de</strong>ze regio nog in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n-<strong>Romeinse</strong> tijd (ca. 70-250 na Chr.)in gebruik was, dateert <strong>de</strong> productieperio<strong>de</strong> in hoofdzaak uit <strong>de</strong> tijd daarvoor. In <strong>de</strong> Late IJzertijd en <strong>het</strong> begin<strong>van</strong> <strong>de</strong> vroeg-<strong>Romeinse</strong> tijd bestaat <strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werkspectrum in inheemse <strong>ne<strong>de</strong>rzettingen</strong> nog volledig uit handgevormdaar<strong>de</strong>werk, om in <strong>de</strong> lo<strong>op</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> 1ste eeuw na Chr. gelei<strong>de</strong>lijk ver<strong>van</strong>gen te wor<strong>de</strong>n door geïmporteer<strong>de</strong>,doorgaans <strong>op</strong> <strong>de</strong> draaischijf vervaardig<strong>de</strong> ceramiek. In Huissen zijn in totaal 1.333 scherven handgevormdaar<strong>de</strong>werk gevon<strong>de</strong>n. Hier<strong>van</strong> is een grote hoeveelheid afkomstig uit vroeg-<strong>Romeinse</strong> sporen. Het betreft biconischepotten die verschraald zijn met zand. 58 Aangezien veel vroeg-Romeins aar<strong>de</strong>werk terecht is gekomen inmid<strong>de</strong>n-<strong>Romeinse</strong> sporen, kan geen percentage gegeven wor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>het</strong> handgevorm<strong>de</strong> aar<strong>de</strong>werk dat zekervroeg-Romeins is. Er zijn tevens aanwijzingen voor <strong>de</strong> aanwezigheid <strong>van</strong> mid<strong>de</strong>n-Romeins handgevormd aar<strong>de</strong>werk.Een archeologisch complete pot (fig. 7.39: V2.208) is teruggevon<strong>de</strong>n in een 2<strong>de</strong> eeuwse greppel(S2.27). Het betreft een met potgruis verschraal<strong>de</strong> pot met een hoge hals. Slechts enkele scherven zijn verschraaldmet schelpgruis. Een randscherf is versierd met spatelindrukken <strong>op</strong> <strong>de</strong> buitenkant <strong>van</strong> <strong>de</strong> rand en is mogelijk laat-54Een baksel groepeert aar<strong>de</strong>werk met eenzelf<strong>de</strong> kleisamenstelling, minerale verschraling en techniek. Met "techniek" wordt<strong>de</strong> baktemperatuur, <strong>de</strong> bakwijze, enzovoort bedoeld.55Een type groepeert vaatwerk dat een aantal vormelijke karakteristieken gemeenschappelijk heeft. Het vaatwerk dat gemaaktis naar <strong>het</strong>zelf<strong>de</strong> arc<strong>het</strong>ype, naar <strong>het</strong> ‘i<strong>de</strong>ale mo<strong>de</strong>l’, wordt gegroepeerd (Morel 1981, 23).56Voor <strong>het</strong> <strong>de</strong>termineren <strong>van</strong> <strong>de</strong> terra sigillata wil ik dr. Rien Polak (Auxilia, Universiteit Nijmegen) bedanken voor zijnvrien<strong>de</strong>lijke hulp. Voor <strong>het</strong> <strong>de</strong>termineren <strong>van</strong> <strong>de</strong> amforen is <strong>de</strong> hulp <strong>van</strong> dr. Patrick Monsieur (Universiteit Gent) heel nuttiggeweest, waarvoor ook dank.57Voor een groot <strong>de</strong>el wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> aar<strong>de</strong>werkcategorieën en baksels die voor Tiel-Passewaaij zijn herkend, hier herhaald. Delijst met baksels is wel aangevuld. De bakselfoto's <strong>van</strong> <strong>de</strong> daar herken<strong>de</strong> baksels zijn voor Huissen niet <strong>op</strong>nieuw afgebeeld.Hiervoor wordt verwezen naar: Van Kerckhove 2006, 105-110 (kleurenplaten 10-13).58Zie fig. 7.24 (V7.171) voor vindplaats A en fig. 7.36 voor vindplaats D (V1.129, V1.70, V2.371, V2.222).38


Romeins. 59 De scherf bevindt zich echter in een ovenkuil (S8.63) die ver<strong>de</strong>r enkel met zand verschraald aar<strong>de</strong>werkbevat en niet nauwkeurig te dateren is. Late-IJzertijdaar<strong>de</strong>werk is afwezig <strong>op</strong> bei<strong>de</strong> vindplaatsen.KurkurnDeze term is geïntroduceerd door Holwerda en wordt sindsdien in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse literatuur vaak on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>Belgische Waar besproken. 60 In 1999 nam Mittag <strong>de</strong>ze waar <strong>op</strong>nieuw on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> loep. 61 Zij hanteert <strong>de</strong> term'Halterner Kochtöpfen' voor <strong>de</strong>ze aar<strong>de</strong>werkcategorie. Het gaat om verschillen<strong>de</strong> vormen die in <strong>het</strong> Ne<strong>de</strong>rrijnsegebied ten vroegste in <strong>de</strong> augusteïsche perio<strong>de</strong> <strong>op</strong>duiken. Door <strong>de</strong> specifieke groeven <strong>op</strong> <strong>de</strong> rand, <strong>de</strong> vorm en <strong>de</strong>kenmerken<strong>de</strong> kalkmagering wordt een functie voorgesteld als 'conservenblik'. De vondst <strong>van</strong> een kurkurn met30 lijsterborstjes versterkt <strong>de</strong>ze hypothese. 62 In Huissen is slechts één fragment <strong>van</strong> een kurkurn gevon<strong>de</strong>n (Holwerda94d). Dit vroege exemplaar bevindt zich echter in een mid<strong>de</strong>n-<strong>Romeinse</strong> kuil (S2.4).BriquetageHiermee wordt <strong>het</strong> zogenaam<strong>de</strong> 'kustaar<strong>de</strong>werk' bedoeld, waar<strong>van</strong> <strong>het</strong> gebruik gerelateerd wordt met transport<strong>van</strong> zeezout. Zowel <strong>de</strong> dunwandige, ro<strong>de</strong> variant (213 stuks) <strong>van</strong> <strong>de</strong> Morini als <strong>de</strong> dikwandige, gele (cilin<strong>de</strong>rtypeA) en ro<strong>de</strong> (cilin<strong>de</strong>rtype B) variant (199 stuks) komen in Huissen-Loostraat voor. Volgens Van <strong>de</strong>n Broeke komt<strong>de</strong> dunwandige, ro<strong>de</strong> variant al voor <strong>van</strong>af <strong>de</strong> vroeg-<strong>Romeinse</strong> perio<strong>de</strong>. Deze zou afkomstig zijn <strong>van</strong> <strong>de</strong> regio<strong>van</strong> <strong>de</strong> Morini. 63 De dikwandig gele fragmenten (cilin<strong>de</strong>rtype A) komen reeds in <strong>de</strong> IJzertijd (<strong>van</strong>af <strong>de</strong> 6<strong>de</strong> eeuwvoor Chr.) voor en l<strong>op</strong>en door tot in <strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong> tijd. 64Terra sigillataDeze aar<strong>de</strong>werkcategorie was (zeker in <strong>de</strong> vroeg-<strong>Romeinse</strong> tijd) betrekkelijk duur; <strong>het</strong> werd in hoofdzaak gebruiktals luxe tafelaar<strong>de</strong>werk. Terra sigillata wordt gekenmerkt door een ro<strong>de</strong> tot oranje baksel en <strong>de</strong>klaag. Binnen<strong>de</strong>ze categorie kunnen verschillen<strong>de</strong> baksels on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n. Zij verwijzen naar <strong>de</strong> productieplaats. InHuissen is slechts een kleine hoeveelheid Zuid- en Centraal-Gallisch aar<strong>de</strong>werk gevon<strong>de</strong>n (13 scherven Zuid-Gallische sigillata, 16 scherven zijn niet na<strong>de</strong>r te <strong>de</strong>termineren). De grootste hoeveelheid is afkomstig uit Oost-Gallië (229 scherven). Productiecentra die on<strong>de</strong>r meer met zekerheid kon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n vastgesteld, zijn La Ma<strong>de</strong>leine(export tussen ca. 130 en 160 na Chr.) en Trier (geëxporteerd naar onze gebie<strong>de</strong>n <strong>van</strong>af ca. 150 na Chr.).De meeste vormen kunnen gedateerd wor<strong>de</strong>n na ca. 150 na Chr. Het betreft hoofdzakelijk kommen <strong>van</strong> <strong>het</strong>type Drag. 31 of late bor<strong>de</strong>n Drag. 18/31 en in min<strong>de</strong>re mate kommen Drag. 37 en wrijfschalen (Drag. 43 en45).Geverf<strong>de</strong> waarKenmerkend voor <strong>de</strong>ze fijne (tafel)waar is <strong>de</strong> matte <strong>de</strong>klaag. Deze kan variëren <strong>van</strong> rood, bruin tot zwart. Degeverf<strong>de</strong> waar kan zowel oxi<strong>de</strong>rend als reducerend gebakken zijn, wat resulteert in een variëren<strong>de</strong> kleur <strong>van</strong>baksel en <strong>de</strong>klaag. Brunsting heeft hiervoor verschillen<strong>de</strong> 'technieken' beschreven: techniek a, b, c en d. 65 Eenan<strong>de</strong>re bena<strong>de</strong>ringswijze is <strong>het</strong> toewijzen <strong>van</strong> een scherf aan een bakselgroep/productieplaats. Techniek b behelsteen groep scherven met een wit baksel en een bruin/zwarte <strong>de</strong>klaag. De herkomst <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze productie moet in<strong>het</strong> Rijnland gezocht wor<strong>de</strong>n (wellicht Keulen of omstreken). 66 Geverf<strong>de</strong> waar in techniek c heeft een ro<strong>de</strong>59De versiering <strong>van</strong> <strong>de</strong> rand, <strong>de</strong> grootte <strong>van</strong> <strong>de</strong> magering en <strong>de</strong> afwerking vertonen grote overeenkomsten met <strong>het</strong> (vermeen<strong>de</strong>)laat-Romeins aar<strong>de</strong>werk uit Odijk Singel-West (Van Kerckhove 2007,,77-80) en met <strong>het</strong> laat-Romeins aar<strong>de</strong>werkuit Tiel-Passewaaij (eigen waarneming).60Holwerda 1941, 75-78.61Mittag 1999.62Lauwerier 1995, 7-12. Zie ook: Tuyn 1998.63Van <strong>de</strong>n Broeke 1996, 196, 199.64Van <strong>de</strong>n Broeke 1986; Van <strong>de</strong>n Broeke 1987b, 117.65Brunsting 1937.66Bakselfoto: Van Kerckhove 2006, plaat 10 F.39


aksel en een zwarte <strong>de</strong>klaag. De geverf<strong>de</strong> waar in techniek c is uitsluitend afkomstig uit <strong>de</strong> Argonnen. 67 Slechtseen kleine hoeveelheid scherven is vervaardigd in techniek a (wit baksel met oranje <strong>de</strong>klaag).In totaal zijn in Huissen 384 scherven geverf<strong>de</strong> waar gevon<strong>de</strong>n. Hier<strong>van</strong> is 72% Rijnlands (techniek b) en is 20%afkomstig uit <strong>de</strong> Argonnen (techniek c). De restgroep is vervaardigd in techniek a en is wellicht ook afkomstiguit <strong>het</strong> Rijnland. Opvallend is <strong>de</strong> grote hoeveelheid Rijnlandse bekers <strong>van</strong> <strong>het</strong> type Stuart 2. Veelal zitten <strong>de</strong>zescherven echter in late 2<strong>de</strong> eeuwse en 3<strong>de</strong> eeuwse sporen. In Argonnenwaar komen <strong>de</strong> bekers <strong>van</strong> <strong>het</strong> typeNie<strong>de</strong>rbieber 32 <strong>het</strong> meeste voor.MetaalglanswaarDeze aar<strong>de</strong>werkcategorie heeft een typeren<strong>de</strong> <strong>de</strong>klaag met een metaalachtige glans. Kenmerkend is <strong>de</strong> hogetechnische kwaliteit (die zijn hoogtepunt kent in <strong>de</strong> ateliers <strong>van</strong> Trier). In <strong>het</strong> meren<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> ateliers is eenkalkrijke klei gebruikt met een samenstelling die erg lijkt <strong>op</strong> die <strong>van</strong> terra sigillata. 68 <strong>Twee</strong> geken<strong>de</strong> productiecentrazijn die <strong>van</strong> Trier en <strong>de</strong> Argonnen. Het eerste productiecentrum vervaardig<strong>de</strong> bekers met een ro<strong>de</strong> kern eneen glanzen<strong>de</strong> <strong>de</strong>klaag. Deze productie staat in <strong>de</strong> literatuur bekend als 'techniek d' volgens Brunsting. 69 DeArgonnenbekers wor<strong>de</strong>n gekenmerkt door een grijze kern en een olijfgroene/bruine tot zwarte matglanzen<strong>de</strong><strong>de</strong>klaag. 70 Binnen <strong>de</strong>ze categorie is een dui<strong>de</strong>lijk omschreven typologisch repertoire vastgelegd. Het gaat bijnauitsluitend om bekers. De meest beken<strong>de</strong> is <strong>de</strong> Nie<strong>de</strong>rbieber 33. De begindatering <strong>van</strong> metaalglanswaar ligt rondca. 150 en lo<strong>op</strong>t door tot in <strong>de</strong> 4<strong>de</strong> eeuw na Chr. 71 De begindatering <strong>van</strong> <strong>de</strong> bekers Nie<strong>de</strong>rbieber 33 kan in <strong>het</strong>laatste kwart <strong>van</strong> <strong>de</strong> 2<strong>de</strong> eeuw geplaatst wor<strong>de</strong>n.In Huissen zijn slechts drie scherven metaalglanswaar gevon<strong>de</strong>n. Het betreft twee scherven <strong>van</strong> een Trierse bekeren een scherf <strong>van</strong> een Argonnenbeker Nie<strong>de</strong>rbieber 33.Belgische waar/Terra rubraBelgische waar is fijne tafelwaar die ofwel oxi<strong>de</strong>rend (terra rubra) ofwel reducerend (terra nigra) is gebakken. Hetrepertorium bestaat zowel uit gesloten als <strong>op</strong>en vormen en <strong>de</strong> culturele herkomst is divers. 72 Algemeen wordtaangenomen dat terra rubra ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> Tiberius een algemene doorbraak ken<strong>de</strong> en <strong>van</strong>af <strong>de</strong> Flavische perio<strong>de</strong>gelei<strong>de</strong>lijk aan verdween. 73 Er is slechts een scherf terra rubra gevon<strong>de</strong>n in Huissen. De versiering doet vermoe<strong>de</strong>ndat <strong>de</strong> scherf afkomstig is <strong>van</strong> een tonbeker.Belgische waar/Terra nigraVolgens Deru is terra nigra te dateren <strong>van</strong>af <strong>het</strong> laatste kwart <strong>van</strong> <strong>de</strong> 1ste eeuw voor Chr. en houdt <strong>de</strong> productie<strong>op</strong> rond <strong>het</strong> mid<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> 2<strong>de</strong> eeuw na Chr. 74 Volgens Huyghe mag <strong>de</strong> chronologische afbakening <strong>van</strong> <strong>de</strong>zewaar echter niet plots wor<strong>de</strong>n afgebroken, gezien <strong>het</strong> geringe on<strong>de</strong>rscheid (zowel macro- als microsc<strong>op</strong>isch)tussen 1ste en 3<strong>de</strong> eeuwse terra nigra. 75Het meest vertegenwoordig<strong>de</strong> baksel bij terra nigra (79 scherven) is <strong>de</strong> zogenaam<strong>de</strong> 'kwartsrijke groep'. 76 Waarschijnlijkvalt een <strong>de</strong>el hier<strong>van</strong> on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> 'Noor<strong>de</strong>lijke groep'. 77 Het betreft voornamelijk potten (hoofdzakelijk67Bakselfoto: Van Kerckhove 2006, plaat 10 G.68Vilvor<strong>de</strong>r 1997, 186. Zie ook Vilvor<strong>de</strong>r 1999.69Brunsting reken<strong>de</strong> <strong>de</strong> metaalglanswaar tot <strong>de</strong> geverf<strong>de</strong> waar. Bakselfoto: Van Kerckhove 2006, plaat 11A.70Vilvor<strong>de</strong>r 1997, 186; Vilvor<strong>de</strong>r/Bocquet 1995, 99. Bakselfoto: Van Kerckhove 2006, plaat 10I.71Vilvor<strong>de</strong>r/Symonds 1999, 5. De technische verschillen met <strong>de</strong> geverf<strong>de</strong> waar zijn echter groot. Om <strong>de</strong>ze re<strong>de</strong>n is <strong>de</strong>zegroep als een aparte aar<strong>de</strong>werkcategorie beschouwd.72Deru 1996, 18-19.73Huyghe 2003, 301-302.74Deru 1996, 19.75Huyghe 2003, 302.76Bakselfoto: Van Kerckhove 2006, plaat 10A.77De verschraling <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze groep bestaat hoofdzakelijk uit kwarts en een wijd gamma aan inclusies zoals ijzeroxi<strong>de</strong>n, veldspaaten mica. De productie-ateliers zijn te situeren in <strong>de</strong> leemgor<strong>de</strong>l die zich uitstrekt ten noor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>het</strong> Samber-Maas40


potten met <strong>op</strong>staan<strong>de</strong> randjes P1-13, zoals 'tonbekers', maar ook potten met wijd uitstaan<strong>de</strong> ran<strong>de</strong>n, Deru P 41-53). Het grootste <strong>de</strong>el <strong>van</strong> vormen die tot <strong>de</strong> kwartsrijke groep behoren, zijn te dateren in <strong>de</strong> 1ste eeuw na Chr.of zijn afkomstig uit 1ste eeuwse sporen. Een <strong>de</strong>el is echter ook aanwezig in jongere sporen (zoals <strong>de</strong> potten metwijd uitstaan<strong>de</strong> hals en <strong>de</strong> zogenaam<strong>de</strong> parelurnen Holwerda 28/Deru P61.Terra nigra in zeepwaar lijkt kenmerkend te zijn voor <strong>de</strong> volledige 2<strong>de</strong> eeuw. 78 Het <strong>op</strong>pervlak heeft een lichtgrijzetot donkergrijze kleur en is soms voorzien <strong>van</strong> een grijze of grijszwarte, zacht aanvoelen<strong>de</strong> sliblaag. Meestal is<strong>de</strong>ze <strong>de</strong>klaag ge<strong>de</strong>eltelijk of zelfs volledig verdwenen. De kern is beige tot grijs. In Huissen is <strong>op</strong>vallend weinigzeepwaar- terra nigra aanwezig (slechts 15 scherven). Hier<strong>van</strong> behoren 11 scherven tot <strong>de</strong> kom Holwerda52/Deru B28 en één scherf tot <strong>het</strong> bekertje Holwerda 31d/Deru P12.1.Gladwandig aar<strong>de</strong>werkHiermee wordt aar<strong>de</strong>werk bedoeld waar<strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlak glad aanvoelt, doordat <strong>de</strong>ze is afgewerkt door mid<strong>de</strong>l<strong>van</strong> bijvoorbeeld polijsten. Dit heeft on<strong>de</strong>r meer een invloed <strong>op</strong> <strong>de</strong> vochtdoorlaatbaarheid. Het grootste <strong>de</strong>el <strong>van</strong><strong>de</strong> gladwandige waar bestaat uit kruiken. Ook an<strong>de</strong>re vormen kunnen gladwandig zijn. Er is gekozen om <strong>van</strong> <strong>de</strong>kruiken geen aparte aar<strong>de</strong>werkcategorie te maken, omdat <strong>het</strong> moeilijk is scherven (zon<strong>de</strong>r rand) toe te wijzenaan een specifieke vorm. 79 In totaal zijn in Huissen 496 scherven (waar<strong>van</strong> 221 MAE) gladwandig aar<strong>de</strong>werkgevon<strong>de</strong>n. On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> gladwandige waar, zijn on<strong>de</strong>r meer Rijnlandse en Maaslandse baksels on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n.Kruikamforen en mid<strong>de</strong>lgrote standamforenBei<strong>de</strong> vormen wor<strong>de</strong>n samen behan<strong>de</strong>ld, omdat zij <strong>op</strong> scherfniveau vaak moeilijk <strong>van</strong> elkaar te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>nzijn door een aantal gemeenschappelijke technische kenmerken. Het gaat om aar<strong>de</strong>werk dat iets grover is afgewerkten ruwer is dan <strong>de</strong> gladwandige kruikwaar. Binnen <strong>de</strong>ze categorie komen verschillen<strong>de</strong> baksels (zoals eenwitbakkend baksel uit <strong>het</strong> Maasland) voor, die niet ver<strong>de</strong>r zijn on<strong>de</strong>rzocht.In totaal zijn 196 scherven toegekend aan <strong>de</strong>ze categorie. Een aparte groep binnen <strong>de</strong>ze aar<strong>de</strong>werkcategorievormen <strong>de</strong> zogenaam<strong>de</strong> Schel<strong>de</strong>vallei-amforen. De naamgeving verwijst naar <strong>de</strong> regio waar<strong>van</strong> lang werd aangenomendat dit <strong>het</strong> productiegebied was. De vondst <strong>van</strong> een productiecentrum <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze kleine amforen inNoord-Frankrijk (Dourges) heeft <strong>de</strong>ze aanname echter aan <strong>het</strong> wankelen gebracht. 80 De "Schel<strong>de</strong>vallei-amforen"uit Huissen komen voor in twee bakselvarianten: een kwartsrijk, mogelijk regionaal baksel (54 scherven) en eenbaksel dat tot <strong>de</strong> 'Groep <strong>van</strong> <strong>de</strong> Schel<strong>de</strong>vallei' behoort (4 scherven, waaron<strong>de</strong>r een rand die behoort tot Schel<strong>de</strong>vallei-amforenGroep 2). 81 Een <strong>de</strong>finitieve toewijzing aan een bakselgroep is slechts mogelijk na een diepgaandbakselon<strong>de</strong>rzoek.gebied en in Noord-Frankrijk (Nord/Pas-<strong>de</strong>-Calais en Picardië). De terra nigra heeft een donkergrijs tot zwart <strong>op</strong>pervlak eneen bruingrijze kern (Huyghe 2003, 301).78Vastgesteld voor Tiel-Passewaaij (Van Kerckhove 2006, 107). Dit is eveneens vastgesteld voor Passewaaij Ou<strong>de</strong> Tielse weg(Verhelst 2001). Bakselfoto: Van Kerckhove 2006, plaat 10B.79Het is niet uitgesloten dat een kleine hoeveelheid kruikamforen die <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> technische kenmerken vertonen als kruiken,bij <strong>de</strong> gladwandige waar zijn terecht gekomen.Een in<strong>de</strong>ling ten behoeve <strong>van</strong> functieanalyse is nog steeds mogelijk doordat <strong>de</strong> vorm (kruik, honingpot, kom...) consequent isgenoteerd.80Thuillier 2001. De Schel<strong>de</strong>vallei-amforen zijn eveneens ter analyse <strong>op</strong>genomen in <strong>het</strong> 'Waasland Project' dat on<strong>de</strong>r coördinatiestaat <strong>van</strong> Wim De Clercq (Universiteit Gent).81Brulet/Vilvor<strong>de</strong>r/Rekk 2001, 120-121. Uit <strong>het</strong> 'Waasland Project' (Universiteit Gent) is gebleken dat <strong>het</strong> Schel<strong>de</strong>valleibakselniet <strong>het</strong>zelf<strong>de</strong> is als <strong>de</strong> Low Lands Ware I (waaron<strong>de</strong>r <strong>het</strong> Waaslands rood aar<strong>de</strong>werk valt), me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling W. De Clercq <strong>op</strong><strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werkcongres in Gent 30-06-06. Voor <strong>de</strong> vormtypes <strong>van</strong> <strong>de</strong> Schel<strong>de</strong>vallei-amforen, zie Van <strong>de</strong>r Werff/Thoen/VanDierendonck 1997. Bakselfoto ‘kwartsrijke variant’: Van Kerckhove 2006, plaat 12D; bakselfoto ‘Schel<strong>de</strong>vallei-variant’: VanKerckhove 2006, plaat 12 E .41


Ruwwandige waarRhineland Granular Grey WareEen kenmerkend baksel voor <strong>de</strong> 1ste eeuw is <strong>de</strong> zogenaam<strong>de</strong> 'Rhineland Granular Grey Ware'. 82 Het gaat omeen erg hard gebakken, korrelig baksel dat <strong>op</strong> <strong>het</strong> oog betrekkelijk gemakkelijk te herkennen is. De mageringbestaat voornamelijk uit kwartskorrels. Productiecentra zijn er in Keulen en Mainz. 83 De bulk <strong>van</strong> RhinelandGranular Grey Ware kan gedateerd wor<strong>de</strong>n tussen ca. 40 en 80 na Chr. 84 Uit vroege vindplaatsen, zoals on<strong>de</strong>rmeer Velsen, blijkt dat dit materiaal al in <strong>de</strong> eerste <strong>de</strong>cennia <strong>van</strong> <strong>de</strong> 1ste eeuw na Chr. voorkomt. 85 In totaal zijn23 scherven toegekend aan <strong>de</strong>ze bakselgroep, waaron<strong>de</strong>r een beker <strong>van</strong> <strong>het</strong> type Stuart 204.Regionaal grijze baksels en 'Willems T2'- aar<strong>de</strong>werkEen aantal ruwwandige grijze baksels kunnen als groep geïsoleerd wor<strong>de</strong>n binnen <strong>de</strong> ruwwandige waar. Het gaatdui<strong>de</strong>lijk niet om Low Lands Ware I (Waaslands blauwgrijs aar<strong>de</strong>werk) en is dui<strong>de</strong>lijk te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n <strong>van</strong>Rijnlands grijsbakkend aar<strong>de</strong>werk. Harry <strong>van</strong> Enckevort benoemt <strong>de</strong>ze groep met 'Bataafs aar<strong>de</strong>werk' en plaatstdit aar<strong>de</strong>werk <strong>van</strong>af <strong>de</strong> Flavische tijd tot in <strong>de</strong> 3<strong>de</strong> eeuw. 86 Hiddink benoemt dit scala <strong>van</strong> grijze baksels met <strong>de</strong>term 'grijs aar<strong>de</strong>werk' en stelt dat <strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werk ergens in <strong>het</strong> Rivierengebied, <strong>de</strong> regio Nijmegen of <strong>de</strong> Maaskantis geproduceerd. 87 Wiepking <strong>de</strong>finieert in Kesteren-De Woerd <strong>de</strong> hier bedoel<strong>de</strong> grijze varianten als <strong>de</strong> bakselsRgrijs 1, Rgrijs 2 en Rgrijs 3. Zij spreekt voor Rgrijs 1 <strong>het</strong> vermoe<strong>de</strong>n uit dat <strong>de</strong> productieregio te zoeken is in<strong>de</strong> driehoek Nijmegen-Cuijck-Hal<strong>de</strong>r. 88 Voor Tiel-Passewaaij is dit regionaal reducerend gebakken aar<strong>de</strong>werkna<strong>de</strong>r bekeken. De bakselgroepen uit Huissen zijn hiermee vergeleken en <strong>de</strong> (voorl<strong>op</strong>ige) lijst aan bakselgroepenkan hierdoor aangevuld wor<strong>de</strong>n.Een relatief homogene groep binnen <strong>het</strong> ruwwandig regionaal grijs aar<strong>de</strong>werk is <strong>het</strong> zogenaamd "Willems T2"-aar<strong>de</strong>werk. Deze term is te beschouwen als een werkterm die voortvloeit uit <strong>de</strong> publicatie <strong>van</strong> Willems uit1981. 89 In <strong>de</strong>ze publicatie bespreekt Willems on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> "terra nigra-achtige waar" een specifiek type kookpot,namelijk <strong>de</strong> Willems Type 2 met een typeren<strong>de</strong> (flauwe) <strong>de</strong>kselgeul. Het lijkt er<strong>op</strong> dat aan <strong>de</strong>ze vorm een specifiekbaksel gek<strong>op</strong>peld kan wor<strong>de</strong>n. Het gaat om een bleek, hard gebakken baksel dat aanvoelt als schuurpapier.Verhelst duid<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze groep in zijn scriptie over <strong>de</strong> Passewaaijse Hogeweg aan met 'regionaal grijs' aar<strong>de</strong>werk. 90De kookpot Willems Type 2 lijkt <strong>de</strong> meest voorkomen<strong>de</strong> vorm te zijn; varianten <strong>op</strong> <strong>de</strong>ze vorm zijn echter ookaanwezig. 91 In Tiel-Passewaaij en in Tiel-Ou<strong>de</strong> Tielse Weg kon dit baksel en <strong>de</strong> vorm ( kookpot Willems Type2 met karakteristiek baksel) grofweg in <strong>de</strong> 2<strong>de</strong> helft <strong>van</strong> <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> eeuw na Chr. gedateerd wor<strong>de</strong>n. In Huissen-Loostraat heeft <strong>de</strong> kookpot Willems T2 een iets afwijken<strong>de</strong> vorm en zijn er bovendien nog an<strong>de</strong>re vormtypes(een kom en variant <strong>van</strong> <strong>de</strong> pot Holwerda 140-142) herkend in dit baksel. De datering lijkt ook iets jonger tezijn. Bijna alle contexten waarin <strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werk zich bevindt dateren uit <strong>het</strong> ein<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> 2<strong>de</strong> en 3<strong>de</strong> eeuw naChr. De potten <strong>van</strong> <strong>het</strong> type Willems T2 bevin<strong>de</strong>n zich uitsluitend in vindplaats A.82An<strong>de</strong>rson 1981, 95. Voor een uitgebrei<strong>de</strong> bakselbeschrijving en een overzicht <strong>van</strong> <strong>de</strong> vormen: Willems 2003, 90. Bakselfoto:Van Kerckhove 2006, plaat 11D.83An<strong>de</strong>rson 1981, 103. Willems 2005, 92.84Willems 2005, 92.85Bosman 1997, 234.86Me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling Harry <strong>van</strong> Enckevort. Van Enckevort 2000, 89-148.87Hiddink 2005a, 203. Hier geeft Hiddink ook een beschrijving <strong>van</strong> <strong>de</strong> baksels die hij on<strong>de</strong>rbrengt on<strong>de</strong>r <strong>het</strong> 'grijs aar<strong>de</strong>werk'.Zie ook: Hiddink 2005b, 149.88Wiepking 2001, 168-169. Op basis <strong>van</strong> <strong>de</strong> bakselbeschrijving en <strong>de</strong> piek qua aantal in fase c (ca. 70-130 na Chr.) kunnenwe vermoe<strong>de</strong>n dat Wiepking <strong>het</strong> over <strong>de</strong> vroege varianten heeft wat betreft Rgrijs 2 en 3. Rgrijs 1 komt wellicht overeenmet <strong>het</strong> zogenaam<strong>de</strong> 'Willems T2'-baksel.89Willems 1981, 162-164.90Verhelst 2001, 45. Ook in Tiel-Passewaaij Ou<strong>de</strong> Tielse weg ligt <strong>de</strong> piekperio<strong>de</strong> tussen 140 en 170 na Chr.91Wellicht komt dit overeen met Rgrijs 1 <strong>van</strong> Wiepking (Wiepking 2001, 168).42


In Tiel-Passewaaij kon wor<strong>de</strong>n vastgesteld dat <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> rond 100 na Chr. gekenmerkt wordt door een grotevariatie aan grijze - mogelijk regionale - baksels. Hiervoor wer<strong>de</strong>n drie varianten on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. 92 In Huissenzijn in totaal vier varianten on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n, waar<strong>van</strong> er slechts één overeenkomt met een groep die ook in Tiel-Passewaaij voorkomt, namelijk variant 3 (beschrijving zie voetnoot). Dit baksel lijkt zich hier te beperken tot <strong>de</strong>kom <strong>van</strong> <strong>het</strong> type Stuart 210. Deze scherven zijn afkomstig uit sporen die te dateren zijn tussen ca. 70 en 200 naChr. Dat er in Huissen slechts weinig varianten zijn gevon<strong>de</strong>n die in Tiel-Passewaaij wel on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n kon<strong>de</strong>nwor<strong>de</strong>n, kan te wijten zijn aan <strong>de</strong> chronologie <strong>van</strong> <strong>de</strong> vindplaats zelf. Het lijkt er<strong>op</strong> dat – in tegenstelling totTiel, waar <strong>het</strong> regionaal grijs aar<strong>de</strong>werk hoofdzakelijk voorkomt rond ca. 90-120 na Chr. – <strong>het</strong> regionaal grijsbakkendaardwerk uit Huissen ook veel voorkomt in <strong>het</strong> twee<strong>de</strong> en <strong>de</strong>r<strong>de</strong> kwart <strong>van</strong> <strong>de</strong> 2<strong>de</strong> eeuw na Chr. Deregionale grijze baksels uit Huissen komen hoofdzakelijk uit vindplaats D; in vindplaats A zijn ze nauwelijksaanwezig. Ook dit heeft een chronologische verklaring. Net als in Tiel lijken <strong>de</strong>ze baksels voornamelijk voor ca.175 na Chr. voor te komen. Daarna is hun aanwezigheid beperkt te noemen. Een an<strong>de</strong>re mogelijkheid voor <strong>de</strong>aanwezigheid <strong>van</strong> an<strong>de</strong>re baksels binnen <strong>de</strong> ruwwandig regionale grijze groep is dat Huissen een an<strong>de</strong>re bevoorradingsregiogekend kan hebben dan Tiel.De overige varianten – die in Tiel niet zijn gevon<strong>de</strong>n, maar in Huissen wel - wor<strong>de</strong>n doorgenummerd.Variant 4) Deze bakselgroep lijkt erg <strong>op</strong> variant 2 uit Tiel. De potgruismagering is hier nog grover en steekteveneens door <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlak. De kleimatrix is echter fijner; dit is te wijten aan <strong>de</strong> kleinere afmetingen <strong>van</strong> <strong>de</strong>zandkorrels. De kern <strong>van</strong> <strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werk is donker en <strong>het</strong> is zachter gebakken dan variant 2.Variant 5) Deze bakselgroep omvat hard gebakken aar<strong>de</strong>werk dat veelal een metallic glans heeft. Het <strong>op</strong>pervlakvoelt aan als schuurpapier. De vormen bestaan uit een pot <strong>van</strong> <strong>het</strong> type Willems T2 en een variant <strong>van</strong> <strong>de</strong> potHolwerda 140-142. De T2-rand komt uit een moeilijk te dateren spoor; <strong>de</strong> Holwerda 140-142-variant is afkomstiguit een 3<strong>de</strong> eeuwse greppel (S7.45).Variant 6) Deze bakselgroep omvat reducerend gebakken aar<strong>de</strong>werk met een erg grove zandmagering. Het zandis slecht gesorteerd. De vorm lijkt zich te beperken tot <strong>de</strong> kommen Stuart 210. Het aar<strong>de</strong>werk lijkt zich te beperkentot 2<strong>de</strong> eeuwse sporen (S2.7, S2.4). 93Low Lands Ware I 94Dit baksel is on<strong>de</strong>r verschillen<strong>de</strong> namen bekend: kustaar<strong>de</strong>werk, terra nigra-achtig, Rupeliaans of Waaslands(blauwgrijs) aar<strong>de</strong>werk. 95 Het gaat om een overwegend reducerend gebakken baksel met een vrij gelijkmatige,92Variant 1) Hard gebakken aar<strong>de</strong>werk met een donker <strong>op</strong>pervlak, die soms een metallic glans heeft. De wand is bijna nooitfijn afgewerkt. Doordat vlokken (potgruismagering) door <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlak heen steken, voelt <strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werk schuurpapierachtigaan. Dit baksel is beperkt gebleven tot <strong>de</strong> kom Stuart 210.Variant 2) Hard gebakken aar<strong>de</strong>werk met een bleek <strong>op</strong>pervlak. Het aar<strong>de</strong>werk voelt schuurpapierachtig aan, doordat <strong>de</strong>potgruis door <strong>de</strong> wand heen steekt. Deze technische kenmerken kon<strong>de</strong>n alleen wor<strong>de</strong>n vastgesteld bij kommen <strong>van</strong> <strong>het</strong> typeStuart 210.Variant 3) Een iets zachter gebakken, bleker baksel dat eer<strong>de</strong>r zandig aanvoelt, maar vaak gepolijst is. Dit baksel is in <strong>de</strong> literatuurvaak behan<strong>de</strong>ld on<strong>de</strong>r <strong>het</strong> zogenaamd 'terra nigra-achtig aar<strong>de</strong>werk' en is door Bloemers samen met <strong>de</strong> terra nigra behan<strong>de</strong>ld.In dit baksel komen verschillen<strong>de</strong> vormtypes voor: <strong>de</strong> kom Stuart 210, pot Stuart 201, kom zoals Holwerda 55c 92 enéén enkel bord.93Een precieze, betrouwbare datering is voor Huissen echter niet mogelijk. Deze problematiek wordt later ver<strong>de</strong>r besproken.94Voor een uitgebrei<strong>de</strong> beschrijving en status quaestionis <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze waar: Van Enckevort 2004, 316-318. Tij<strong>de</strong>ns zijn lezing <strong>op</strong><strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werkcongres in Gent (30-06-06) stel<strong>de</strong> De Clercq voor om <strong>de</strong>ze bakselgroep (Waaslands blauwgrijs en rood aar<strong>de</strong>werk)aan te dui<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> term 'Low Lands Ware I). De herkomst moet vermoe<strong>de</strong>lijk in <strong>de</strong> omgeving <strong>van</strong> Bergen-<strong>op</strong>-Zoom gezocht wor<strong>de</strong>n. Bakselfoto: Van Kerckhove 2006, plaat 12A.95De laatste twee benamingen komen <strong>van</strong> <strong>de</strong> aan<strong>van</strong>kelijk vermoe<strong>de</strong> plaats <strong>van</strong> herkomst: <strong>het</strong> Waasland, waar <strong>de</strong> Rupeliaanseklei dagzoomt (Delaruelle/Verbeek/De Clercq 2004, 244 met ver<strong>de</strong>re verwijzing naar: Thoen 1967).43


fijne kwartsmatrix en waarin steeds micaplaatjes zichtbaar zijn. 96 Hoge concentraties <strong>van</strong> dit aar<strong>de</strong>werk zijn aangetroffenin <strong>de</strong> valleien <strong>van</strong> <strong>de</strong> Schel<strong>de</strong>, Leie en Durme, langs <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse kust en <strong>de</strong> aansluiten<strong>de</strong> provincies.De meest voorkomen<strong>de</strong> vorm is <strong>de</strong> voorraadpot <strong>van</strong> <strong>het</strong> type Holwerda 140-142. In <strong>het</strong> westelijke Rivierengebiedkomt dit baksel <strong>op</strong> <strong>van</strong>af ca. 120 na Chr. en lo<strong>op</strong>t door tot in <strong>de</strong> 3<strong>de</strong> eeuw. 97 In Huissen lijkt <strong>het</strong> echter pasvoor te komen in contexten die na ca. 150 te dateren zijn. 98 In vindplaats D is <strong>de</strong>ze waar dan ook nauwelijksaanwezig, terwijl <strong>het</strong> in vindplaats A een <strong>van</strong> <strong>de</strong> grootste aar<strong>de</strong>werkgroepen beslaat.WrijfschalenTij<strong>de</strong>ns dit on<strong>de</strong>rzoek zijn wrijfschalen in verschillen<strong>de</strong> baksels gevon<strong>de</strong>n (zie figuur 7.18). Er zijn mortaria gevon<strong>de</strong>nuit Bavay 99 , <strong>het</strong> Rijnland en <strong>het</strong> Maasland. 100DoliaDolia die vervaardigd zijn <strong>op</strong> een traag draaiend wiel, hebben een oxi<strong>de</strong>rend gebakken baksel dat verschraald ismet vrij grove partikels potgruis. 101 De herkomst <strong>van</strong> dit aar<strong>de</strong>werk is alsnog niet bekend, maar is wellicht heeldivers. 102 In totaal zijn in Huissen 33 scherven met dit baksel gevon<strong>de</strong>n. Slechts negen scherven <strong>van</strong> dolia dievervaardigd zijn <strong>op</strong> een snel draaiend wiel zijn gevon<strong>de</strong>n. Alle dolia samen vormen 2% <strong>van</strong> <strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werk, gebaseerd<strong>op</strong> <strong>het</strong> MAE.AmforenHet grootste <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> amforen uit Huissen zijn afkomstig <strong>van</strong> olijfolieamforen <strong>van</strong> <strong>het</strong> type Dressel 20. 103Deze amforen hebben een baksel dat verschraald is met veel grof zand en zijn geproduceerd in Baetica (Zuid-Spanje), in <strong>de</strong> vallei <strong>van</strong> <strong>de</strong> Guadalquivir.In totaal zijn 13 scherven <strong>van</strong> Zuid-Gallische wijnamforen gevon<strong>de</strong>n. Zij zijn wellicht allen <strong>van</strong> <strong>het</strong> type Gauloise4. Dit amfoortype is geproduceerd en geëxporteerd <strong>van</strong>af <strong>de</strong> late 1ste eeuw tot in <strong>de</strong> 3<strong>de</strong> eeuw na Chr. 104Slechts één wandscherf <strong>van</strong> een vissausamfoor (wellicht <strong>van</strong> <strong>het</strong> type Dressel 7-11) is teruggevon<strong>de</strong>n. 105 Afgaan<strong>de</strong><strong>op</strong> <strong>het</strong> baksel, is <strong>de</strong>ze amfoor geproduceerd in Zuid-Baetica, in <strong>de</strong> <strong>de</strong>lta die lo<strong>op</strong>t <strong>van</strong>af <strong>de</strong> samenvloeiing <strong>van</strong> <strong>de</strong>rivieren Odiel en Tinto. Hoogst waarschijnlijk heeft <strong>de</strong> productie plaats gevon<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> directe omgeving <strong>van</strong>Cadíz. 106 Vissausamforen komen in onze regio's voor <strong>van</strong>af ca. 20 voor Chr. tot ca. 90-100 na Chr. 107 De wandscherfis afkomstig uit een greppel uit vindplaats D die niet nauwkeurig te dateren is <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> <strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werk.Zwerfvuil of <strong>op</strong>spit is dus niet uit te sluiten.In totaal zijn vier fragmenten <strong>van</strong> Campaanse wijnamforen gevon<strong>de</strong>n, waaron<strong>de</strong>r een voetje <strong>van</strong> een Dressel 2-5. 108 Campaanse amforen zijn algemeen te dateren in <strong>de</strong> 1ste eeuw na Chr. 109 , maar <strong>de</strong> export naar <strong>de</strong>ze gebie-96Delaruelle/Verbeek/De Clercq 2004, 244. Naar <strong>de</strong> exacte aard en oorsprong <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze bakselgroep is ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoekbezig aan <strong>de</strong> Universiteit Gent (Wim De Clercq).97Bloemers 1978, 265.98Dit kan echter een vertekend beeld zijn doordat <strong>de</strong> eerste helft <strong>van</strong> <strong>de</strong> 2<strong>de</strong> eeuw in Huissen wellicht on<strong>de</strong>rvertegenwoordigdis.99Bakselfoto: Van Kerckhove 2006, plaat 12F.100Bakselfoto: Van Kerckhove 2006, plaat 12G.101Bakselfoto: Van Kerckhove 2006, plaat 13C.102Delaruelle/Verbeek/De Clercq 2004, 245.103Bakselfoto: Van Kerckhove 2006, plaat 13B.104Tyers 1996, 95.105Bakselfoto: Van Kerckhove 2006, plaat 13A.106Zie ook: Tyers 1996, 98-99.107Determinatie en me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling dr. Patrick Monsieur (Universiteit Gent, België).108Peacock/Williams 1986, 105-106.109Tyers 1996, 90.44


<strong>de</strong>n is wellicht beperkt tot <strong>de</strong> eerste helft <strong>van</strong> <strong>de</strong> 1ste eeuw na Chr. 110 De amfoorfragmenten bevin<strong>de</strong>n zich allenin cultuurlagen of in jongere sporen in vindplaats D. Het betreft dus zwerfvuil.7.4 Vindplaats AAlgemeenVoor <strong>de</strong>ze vindplaats (werkputten 5 tot en met 8) zijn in totaal 3.243 scherven met een totaal gewicht <strong>van</strong>67.842 gram geanalyseerd en ingevoerd in een database (bijlage 1). Figuur 7.1 toont een overzicht <strong>van</strong> alle aar<strong>de</strong>werkcategorieëndie zijn gevon<strong>de</strong>n in <strong>de</strong>ze vindplaats.Fig. 7.1. Huissen Loostraat-Zuid. Vindplaats A. Verhouding tussen <strong>de</strong> aar<strong>de</strong>werkcategorieën, uitgedrukt in percentages gebaseerd<strong>op</strong> MAE en aantal scherven.Aangezien <strong>het</strong> <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> <strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werk nauwelijks mogelijk is <strong>de</strong> sporen aan een specifieke fase te k<strong>op</strong>pelen, isgekozen om een overzicht te geven <strong>van</strong> al <strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werk in zijn geheel. Enkel <strong>de</strong> rechthoekige greppelstructuuris apart besproken.Datering <strong>van</strong> <strong>de</strong> vindplaatsOp basis <strong>van</strong> <strong>de</strong> baksels en <strong>de</strong> vormtypes kunnen we een vroege occupatieperio<strong>de</strong> herkennen die te dateren istussen ca. 40 en ca. 70 na Chr. Dit is gebaseerd <strong>op</strong> <strong>de</strong> dateren<strong>de</strong> eigenschappen <strong>van</strong> <strong>het</strong> handgevorm<strong>de</strong> aar<strong>de</strong>werk(tweeledige vormen met scherpe knik <strong>op</strong> overgang <strong>van</strong> hals naar buik, zandmagering), <strong>de</strong> aanwezigheid<strong>van</strong> Zuid-Gallische sigillata, Rhineland Granular Grey Ware en een flinke hoeveelheid dolia in een vroeg doliumbaksel.111 Hoeveel aar<strong>de</strong>werk er <strong>van</strong> <strong>het</strong> totale aar<strong>de</strong>werkspectrum tot <strong>de</strong>ze vroege perio<strong>de</strong> te rekenen is, is ondui<strong>de</strong>lijkaangezien dit groten<strong>de</strong>els terecht is gekomen in jongere sporen. Een bo<strong>de</strong>m <strong>van</strong> een sigillata-bakje110Mon<strong>de</strong>linge me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling dr. Patrick Monsieur (Universiteit Gent, België). Deze dateringen zijn gebaseerd <strong>op</strong> zijn bevindingendie geformuleerd zijn in een proefschrift (Monsieur 2005).111Voor een context uit <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> met een gelijkaardig aar<strong>de</strong>werkspectrum, zie Tiel-Passewaaij context D (Van Kerckhove2006, 114-116).45


Drag. 33 (met stempel CVPITVS) en een rand <strong>van</strong> een bakje Drag. 27 uit Chémery-Faulquemont wijzen <strong>op</strong> eendatering in <strong>het</strong> eerste kwart <strong>van</strong> <strong>de</strong> 2<strong>de</strong> eeuw na Chr. 112 De begindatering <strong>van</strong> <strong>de</strong> daar<strong>op</strong>volgen<strong>de</strong> occupatieperio<strong>de</strong><strong>van</strong> vindplaats A is rond ca. 140 na Chr. plaatsen. 113 Slechts een kleine hoeveelheid sporen is dui<strong>de</strong>lijk in <strong>de</strong>2<strong>de</strong> eeuw na Chr. te dateren. De bulk <strong>van</strong> <strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werk en <strong>de</strong> sporen dateren echter na ca. 175 na Chr. Vaakbevatten <strong>de</strong> sporen veel aar<strong>de</strong>werk dat een ruime datering kent, wat een verfijning in <strong>de</strong> spoordatering of eendatering <strong>van</strong> <strong>de</strong> spoorlagen erg bemoeilijkt, zo niet onmogelijk maakt. Ook <strong>de</strong> einddatering is erg moeilijk vastte leggen; er wordt een datering rond ca. 300 na Chr. aangehou<strong>de</strong>n. Het argument hiervoor is <strong>de</strong> aanwezigheid<strong>van</strong> een randscherf <strong>van</strong> een Nie<strong>de</strong>rbieber 89 die reeds een overgangsvorm lijkt te zijn naar <strong>de</strong> pot Alzei 27 metsikkelvormige rand.Het aar<strong>de</strong>werkspectrum <strong>van</strong> vindplaats ADe terra sigillata neemt 17% in <strong>van</strong> <strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werkspectrum (gebaseerd <strong>op</strong> MAE; 7% indien gebaseerd <strong>op</strong> <strong>het</strong> aantalscherven). Vergelijkingen <strong>van</strong> dit percentage met sigillata uit militaire vindplaatsen uit <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> ca. 150-300na Chr. (<strong>de</strong> perio<strong>de</strong> waartoe <strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werk <strong>van</strong> vindplaats A groten<strong>de</strong>els behoort) is erg moeilijk, aangezien <strong>het</strong>aar<strong>de</strong>werk uit militaire sites (voor <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong>) vooralsnog weinig tot niet gekwantificeerd is. Wanneer we eenvergelijking maken met een gelijktijdige context uit <strong>de</strong> inheems-<strong>Romeinse</strong> ne<strong>de</strong>rzetting Tiel-Passewaaij, dan valt<strong>op</strong> dat <strong>het</strong> percentage sigillata in Tiel bedui<strong>de</strong>nd lager ligt (1%). 114 Willems ziet in <strong>de</strong> aanwezigheid <strong>van</strong> grotehoeveelhe<strong>de</strong>n sigillata een aanwijzing voor een militaire functie <strong>van</strong> een Mid<strong>de</strong>n-<strong>Romeinse</strong> vindplaats. 115Bijna alle terra sigillata is geproduceerd in Oost-Gallië en is met zekerheid te dateren na ca. 130 na Chr. Opvallendis <strong>de</strong> grote hoeveelheid kommen <strong>van</strong> <strong>het</strong> type Drag. 18/31 (7 MAE), Drag. 31 (13 MAE) en Drag. 37 (30MAE). De kommen <strong>van</strong> <strong>het</strong> type Drag. 18/31 zijn <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> <strong>de</strong> vorm bijna allen te dateren na ca. 140 na Chr.De wrijfschalen (Drag. 43 tot 45: 21 MAE) en <strong>de</strong> kommen <strong>van</strong> <strong>het</strong> type Drag. 32 (5 MAE) zijn na ca. 175 naChr. te dateren. Opvallend is <strong>de</strong> kom Nie<strong>de</strong>rbieber 16 (fig. 7.2, 9). Deze vorm kan gedateerd wor<strong>de</strong>n <strong>van</strong>af ca.125 na Chr. en kent een omlo<strong>op</strong>tijd tot diep in <strong>de</strong> 4<strong>de</strong> eeuw na Chr. 116 Het overige aar<strong>de</strong>werk kan in elk gevalgedateerd wor<strong>de</strong>n na ca. 140 na Chr. Een uitzon<strong>de</strong>ring hier<strong>op</strong> vormen een bakje <strong>van</strong> <strong>het</strong> type Drag. 27, dat <strong>op</strong>basis <strong>van</strong> <strong>de</strong> vorm te dateren is tot ca. 160 na Chr. Een rand <strong>van</strong> een bakje Drag. 27 en een gestempeld bakjeDrag. 33 (CVPITVS) dateren in <strong>het</strong> eerste kwart <strong>van</strong> <strong>de</strong> 2<strong>de</strong> eeuw na Chr. (fig. 7.2, 1).Van <strong>de</strong> geverf<strong>de</strong> waar (in totaal 9% <strong>van</strong> al <strong>het</strong> gevon<strong>de</strong>n aar<strong>de</strong>werk) is ongeveer een kwart afkomstig uit <strong>de</strong> Argonnen(fig. 7.3, 4-5). Deze waar is pas <strong>van</strong>af ca. 150 na Chr. naar onze gebie<strong>de</strong>n geëxporteerd. De meest voorkomen<strong>de</strong>vorm is <strong>de</strong> beker Nie<strong>de</strong>rbieber 32 (fig. 7.3, 4). Ver<strong>de</strong>r is nog een Stuart 3 (fig. 7.3, 5) te vermel<strong>de</strong>n.On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Rijnlandse geverf<strong>de</strong> waar (techniek b) bevin<strong>de</strong>n zich met name bekers <strong>van</strong> <strong>het</strong> type Stuart 2 (fig. 7.3,1). Van alle herken<strong>de</strong> vormtypes in geverfd aar<strong>de</strong>werk, vormen zij in totaal iets meer dan <strong>de</strong> helft. Deze bekermet karniesrand is in Nijmegen-Hatert gedateerd tussen ca. 90 en 180 na Chr. Bijna al <strong>de</strong>ze bekers (en een grootaantal wandscherven die niet toe te kennen waren aan vormtype) zijn versierd met zandbestrooiing. Deze manier<strong>van</strong> versieren is volgens Haalebos kenmerkend voor <strong>de</strong> 2<strong>de</strong> eeuw na Chr. 117 Deze wandscherven met zandbestrooiingen <strong>de</strong> bekers met karniesrand komen echter ook vaak voor (als <strong>op</strong>spit of zwerfvuil) in contexten die na112Haalebos 1977, 102, 98 met ver<strong>de</strong>re verwijzing naar Delort 1948, taf. 1, 23-25.113We vermel<strong>de</strong>n <strong>het</strong> overwicht <strong>van</strong> sigillata uit Oost-Gallië, binnen <strong>de</strong> geverf<strong>de</strong> waar <strong>het</strong> voorkomen <strong>van</strong> <strong>de</strong> Argonnenwaaren <strong>de</strong> bekers <strong>van</strong> <strong>het</strong> type Nie<strong>de</strong>rbieber 32, binnen <strong>de</strong> regionale ruwwandige waar <strong>het</strong> nauwelijks voorkomen <strong>van</strong> kommen<strong>van</strong> <strong>het</strong> type St. 210 en <strong>de</strong> overvloedige aanwezigheid <strong>van</strong> <strong>het</strong> T2-baksel en potten <strong>van</strong> <strong>het</strong> type Willems T2. Ook <strong>de</strong> grotehoeveelheid Low Lands Ware en kommen <strong>van</strong> <strong>het</strong> type Stuart 211 zijn een argument voor <strong>de</strong>ze datering. Een laatste argumentvoor <strong>de</strong> begindatering is dat er bijna geen terra nigra in zeepwaar aanwezig is. Deze waar is te dateren in <strong>de</strong> eerste driekwart <strong>van</strong> <strong>de</strong> 2<strong>de</strong> eeuw na Chr. (Van Kerckhove 2007, 107; Deru/Vachard 2002, 481).114In <strong>de</strong> sporen die behoren tot huis 15 (ca. 175-300 na Chr.) zijn 1.007 scherven gevon<strong>de</strong>n: Van Kerckhove 2006, 133-137,fig. 8.10; 8.25-26; tabel 8.9. In Huissen is bedraagt dit percentage 7% als we uitgaan <strong>van</strong> <strong>het</strong> aantal scherven.115Willems 1984, 93-95.116Oelmann 1968, 24.117Haalebos 1990, 137.46


ca. 175 na Chr. en soms zelfs na ca. 200 na Chr. dateren. Slechts drie bekers <strong>van</strong> <strong>het</strong> type Stuart 2 – waaron<strong>de</strong>réén complete - komen uit sporen die in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft <strong>van</strong> <strong>de</strong> 2<strong>de</strong> eeuw dateren (S7.27, S7.40, S7.69).Slechts twee exemplaren metaalglanswaar uit Trier (techniek d) zijn in Huissen Loostraat-Zuid gevon<strong>de</strong>n, waaron<strong>de</strong>reen beker Nie<strong>de</strong>rbieber 33. Een fragment in metaalglans is afkomstig <strong>van</strong> een zogenaam<strong>de</strong> Argonnenbeker. Deze fragmenten zijn te dateren <strong>van</strong>af ca. 175 na Chr. en l<strong>op</strong>en door tot in <strong>de</strong> 3<strong>de</strong>, soms 4<strong>de</strong> eeuw naChr. 118Fig. 7.2. Huissen Loostraat-Zuid. Vindplaats A. Terra sigillata: 1: voetje <strong>van</strong> Drag. 33 uit Chemery-Faulquemont met stempelCVPITVS, 2: versier<strong>de</strong> wand <strong>van</strong> kom Drag. 37 uit La Ma<strong>de</strong>leine, 3: versier<strong>de</strong> wand <strong>van</strong> kom Drag. 37 uit Trier, 4: versier<strong>de</strong>wand <strong>van</strong> kom Drag. 37 uit La Ma<strong>de</strong>leine, 5: rand <strong>van</strong> een Trierse kom Drag. 37, 6-7: Oost-Gallische kom Drag. 31:Oost-Gallisch bord Drag. 32, 9: kom Nb. 16. Schaal 1:3.118Heising 2003, 134-5.47


Fig. 7.3. Huissen Loostraat-Zuid. Vindplaats A. 1-2: beker Stuart 2 in Rijnlandse waar, 3: beker Nb. 32 in Rijnlandse waar,4: beker Nb. 32 in Argonnenwaar, 5: beker Stuart 3 in Argonnenwaar. Schaal 1:3.Slechts 1% <strong>van</strong> <strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werk bestaat uit terra nigra. Bij inheems-<strong>Romeinse</strong> <strong>ne<strong>de</strong>rzettingen</strong> komt terra nigra inzeepwaar veelvuldig voor. 119 Dit baksel kan algemeen gedateerd wor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> eerste drie kwart <strong>van</strong> <strong>de</strong> 2<strong>de</strong>eeuw na Chr. In Huissen, vindplaats A zijn echter slechts vier randscherven <strong>van</strong> kommen Holwerda 52/DeruB27 teruggevon<strong>de</strong>n. Wellicht is dit chronologisch te verklaren, eer<strong>de</strong>r dan dat <strong>het</strong> een functionele interpretatie(voor <strong>de</strong> site) impliceert. Dit (samen met <strong>de</strong> <strong>op</strong>merkingen over <strong>de</strong> bekers Stuart 2) kan er immers <strong>op</strong> wijzen dat<strong>de</strong> aan<strong>van</strong>gsdatum <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze vindplaats rond ca. 160 na Chr. te plaatsen is. De overige terra nigra is vervaardigd ineen kwartsrijk baksel. Hier zijn echter geen vormtypes in herkend.De gladwandige waar (inclusief <strong>de</strong> kruiken) maakt slechts een klein <strong>de</strong>el uit<strong>van</strong> <strong>het</strong> totale aar<strong>de</strong>werkrepertorium. Slechts bij twee kruiken kon <strong>het</strong> vormtype wor<strong>de</strong>n vastgesteld: Stuart 110A (fig. 7.4: V7.145, S7.18). Op <strong>de</strong> rand iseen graffito aangebracht: II. Deze kruik is te dateren tussen ca. 90 en 170 naChr. 120 Ver<strong>de</strong>r is nog één honingpot (Stuart 146) gevon<strong>de</strong>n.Van <strong>de</strong> kruikamforen en mid<strong>de</strong>lgrote standamforen (in totaal 6%) vormen <strong>de</strong>zogenaam<strong>de</strong> Schel<strong>de</strong>vallei-amforen <strong>de</strong> grootste groep. Het betreft in totaal 22MAE. Slechts één rand is teruggevon<strong>de</strong>n <strong>van</strong> een Schel<strong>de</strong>vallei-amfoor uitGroep 2 (fig. 7.5, 1: V7.76, S7.4). 121 Deze groep Schel<strong>de</strong>vallei-amforen komtin Valkenburg (Marktveld) pas voor na ca. 150 na Chr. 122 Een apart te vermel<strong>de</strong>n kruikamfoor is <strong>de</strong> Nie<strong>de</strong>rbieber 70 (fig. 7.5, 2: V7.100, S7.4). Oelmann schrijft dat ze in <strong>het</strong> zelf<strong>de</strong> baksel vervaardigd zijn als hun gemarmer<strong>de</strong>tegenhanger Nie<strong>de</strong>rbieber 46. 123Fig. 7.4. Huissen Loostraat-Zuid. Vindplaats A. Kruik Stuart 110A met grafitto II. Schaal 1:3.119Dit blijkt zo te zijn voor Tiel-Passewaaij (Van Kerckhove 2006, 107) voor Gel<strong>de</strong>rmalsen-Hondsgemet (Van Kerckhove, invoorbereiding).120Haalebos 1990, 159.121Van <strong>de</strong>r Werff/Thoen/Van Dierendonck 1997, 6.122Van <strong>de</strong>r Werff/Thoen/Van Dierendonck 1997, 6.123Oelmann 1968, 61.48


Ook in Huissen betreft <strong>het</strong> een fijn rood-bruin baksel dat licht geglad is. An<strong>de</strong>re herken<strong>de</strong> vormen zijn <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>lgrotestandamfoor Brunsting 20/Stuart 129A (fig. 7.5, 3: V8.105, S8.3) en Brunsting 22 (fig. 7.5, 4: V7.229,S7.14).Fig. 7.5. Huissen Loostraat-Zuid. Vindplaats A. 1: Schel<strong>de</strong>valleiamfoor Groep 2, 2: kruikamfoor Nb. 70, 3: mid<strong>de</strong>lgrotestandamfoor Brunsting 20, 4: mid<strong>de</strong>lgrote standamfoor Brunsting 22. Schaal 1:3.Het ruwwandige gebruiksaar<strong>de</strong>werk vormt 42% <strong>van</strong> <strong>de</strong> totale hoeveelheid aar<strong>de</strong>werk. De reduceren<strong>de</strong> waarbevat on<strong>de</strong>r meer regionaal vervaardigd aar<strong>de</strong>werk. De hoeveelheid Rijnlandse waar is eer<strong>de</strong>r beperkt. On<strong>de</strong>r<strong>het</strong> oxi<strong>de</strong>rend gebakken aar<strong>de</strong>werk vormt <strong>het</strong> Maaslands aar<strong>de</strong>werk <strong>de</strong> grootste groep. Aangezien echter geenuitgebreid bakselon<strong>de</strong>rzoek heeft plaats gevon<strong>de</strong>n, zijn hier geen absolute getallen aan verbon<strong>de</strong>n.Het meest voorkomend binnen <strong>de</strong> ruwwandige waar zijn <strong>de</strong> potten in Low Lands Ware I <strong>van</strong> <strong>het</strong> type Holwerda140-142 (figuur 7.6, 1-7: V7.101, V7.75, V7.76, V7.76 en V7.17 in S7.4; V6.83 in S7.50). Zij vormen 26%<strong>van</strong> alle herken<strong>de</strong> vormen in ruwwandige waar.Van <strong>de</strong> pot Nie<strong>de</strong>rbieber 89 (fig. 7.7 en 7.8: V7.26, V7.27, V7.27, V7.227 in S7.14; V6.91 in S6.4, V7.100,V7.231 in S7.4; V8.141 in S8.3) zijn in totaal 40 MAI gevon<strong>de</strong>n (25%). Fragmenten <strong>van</strong> <strong>de</strong>ksels komen eveneensveelvuldig voor (fig. 7.9 en 7.10). Deze potten en <strong>de</strong>ksels zijn in verschillen<strong>de</strong> baksels vervaardigd. Eenaantal potten <strong>van</strong> dit type zijn wellicht in <strong>de</strong> late 3<strong>de</strong> eeuw te dateren. Zij neigen immers reeds naar <strong>de</strong> pottenAlzei 27 met sikkelvormige rand (V7.231). Een sluitend daterend argument is dit echter niet.Ook <strong>de</strong> kommen met verdikte rand Stuart 211 (fig. 7.11 en 7.12) vormen een grote groep binnen <strong>het</strong> vondstenspectrum(18% <strong>van</strong> <strong>het</strong> ruwwandig aar<strong>de</strong>werk). Het veelvuldig voorkomen <strong>van</strong> <strong>de</strong> kommen heeft wellicht eenchronologische oorzaak. Zij komen hoofdzakelijk voor in contexten <strong>van</strong>af ca. 175 na Chr. Deze vorm – diereeds voorkomt <strong>van</strong>af <strong>de</strong> 1ste eeuw na Chr. – is met name in <strong>de</strong> late 2<strong>de</strong> en 3<strong>de</strong> eeuw echt p<strong>op</strong>ulair. Ook <strong>de</strong>zekommen zijn in verschillen<strong>de</strong> baksels gefabriceerd.Een wandscherf <strong>van</strong> een beschil<strong>de</strong>r<strong>de</strong> pot (wellicht <strong>van</strong> <strong>het</strong> type Brunsting 4b 124 ) is teruggevon<strong>de</strong>n (fig. 7.13).Deze potten zijn eveneens teruggevon<strong>de</strong>n in Zwammerdam 125 en in Kerkra<strong>de</strong>. 126 Deze potten zijn on<strong>de</strong>r meervervaardigd in Heerlen. 127Een vormengroep die vaak voorkomt binnen <strong>de</strong> ruwwandig reducerend gebakken regionale waar, zijn <strong>de</strong> potten<strong>van</strong> <strong>het</strong> type Willems T2 (bijna 11% <strong>van</strong> <strong>de</strong> ruwwandige waar): fig. 7.15. Zij zijn voornamelijk uitgevoerd in <strong>het</strong>kenmerken<strong>de</strong> T2-baksel (zie boven). Er is echter ook een exemplaar uitgevoerd in Low Lands Ware (fig. 7.6, 8:124Brunsting 1937, 145.125Haalebos 1977.126Wiepking 2005, 192.127Me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling prof. dr. Arjen Bosman.49


Fig. 7.6. Huissen Loostraat-Zuid. Vindplaats A. Ruwwandig gebruiksaar<strong>de</strong>werk, Low Lands Ware: 1-7: potten Holwerda BG140-142, 8: pot <strong>van</strong> <strong>het</strong> type Willems T2, 9: Bloemerskom. Schaal 1:3.50


Fig. 7.7. Huissen Loostraat-Zuid. Vindplaats A. Ruwwandig gebruiksaar<strong>de</strong>werk, potten Nb. 89. Schaal 1:3.V7.139 in S7.14) en twee ran<strong>de</strong>n in een an<strong>de</strong>r regionaal baksel. 128 In Tiel-Passewaaij zaten <strong>de</strong>ze potten hoofdzakelijkin contexten uit <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft <strong>van</strong> <strong>de</strong> 2<strong>de</strong> eeuw na Chr. In Huissen zijn slechts drie exemplaren daadwerkelijkafkomstig uit contexten uit <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong>. An<strong>de</strong>re exemplaren zijn afkomstig uit 3<strong>de</strong> eeuwse sporen.Het betreft telkens grote fragmenten, wat <strong>het</strong> erg onwaarschijnlijk maakt dat <strong>het</strong> zou gaan om <strong>op</strong>spit of zwerfvuil.Het lijkt er dus <strong>op</strong> dat <strong>de</strong> Willems T2-potten uit Huissen iets jonger te dateren zijn, namelijk tussen ca. 150en 230 na Chr. Zij zijn voornamelijk aanwezig in contexten die te dateren zijn na ca. 175 na Chr.In totaal zijn 12 MAE verzameld die behoren tot <strong>de</strong> overige groep ruwwandige reducerend gebakken grijzewaar. Een pot in bakselvariant 6 (zie boven) en een pot met blokrand en golfversiering in bakselvariant 4 (zieboven) zijn afgebeeld in figuur 7.16.Bor<strong>de</strong>n komen relatief veel voor in vindplaats A. We kunnen on<strong>de</strong>r meer <strong>de</strong> bor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>het</strong> type Nie<strong>de</strong>rbieber112 (fig. 7.14, 1) en <strong>de</strong> bor<strong>de</strong>n Stuart 216 (fig. 7.14, 2-4) en 217 (fig. 7.14, 5) vermel<strong>de</strong>n. Het meest voorkomen<strong>de</strong>baksel voor bor<strong>de</strong>n, is <strong>de</strong> Urmitzer waar. Een voorbeeld hier<strong>van</strong> is <strong>het</strong> bakje dat is afgebeeld <strong>op</strong> figuur7.14, 6.128Een an<strong>de</strong>re rand zat in S7.27.51


Wrijfschalen zijn niet zo vaak aangetroffen in <strong>de</strong>ze vindplaats (2%). Er zijn zowel wrijfschalen met gekrul<strong>de</strong> rand(Stuart 149) gevon<strong>de</strong>n, als <strong>de</strong> late variant met verticale rand (Vanvinckenroye 337): zie figuur 7.17 en 7.18.Slechts twee wrijfschalen uit Bavay zijn gevon<strong>de</strong>n. 129Fig. 7.8. Huissen Loostraat-Zuid. Vindplaats A. Foto <strong>van</strong> <strong>de</strong> variatie aan baksels voor potten Nb. 89.Fig. 7.9. Huissen Loostraat-Zuid. VindplaatsA. Ruwwandig gebruiksaar<strong>de</strong>werk, <strong>de</strong>ksels.Schaal 1:3.Fig. 7.10. Huissen Loostraat-Zuid. VindplaatsA. Foto <strong>van</strong> <strong>de</strong> variatie aan baksels voor <strong>de</strong>ksels.129Willems 2005, 25.52


Fig. 7.11. Huissen Loostraat-Zuid. Vindplaats A. Ruwwandig gebruiksaar<strong>de</strong>werk, potten Stuart 211. Schaal 1:3.Ook <strong>de</strong> dolia zijn niet vaak aangetroffen (2%). Het betreft hoofdzakelijk voorraadcontainers in een typerend grofbaksel dat on<strong>de</strong>r meer met brokken potgruis is verschraald (fig. 7.19 en 7.20). Slechts vier exemplaren zijn gedraaid.Bijna alle amforen (in totaal 4%) bestaan uit olijfolie-amforen <strong>van</strong> <strong>het</strong> type Dressel 20 (fig. 7.21). Slechts vijfexemplaren <strong>van</strong> <strong>de</strong> wijnamfoor Gauloise 4 zijn aangetroffen.53


In totaal zijn 339 scherven briq uetage teruggevon<strong>de</strong>n. Het betreft 197 scherven (20 MAE) dunwandig roodaar<strong>de</strong>werk, 25 scherven (4 MAE) dikwandig rood aar<strong>de</strong>werk en 117 scherven (13 MAE) dikwandig geel aar<strong>de</strong>werk.Fig. 7.12. Huissen Loostraat-Zuid. Vindplaats A. Foto <strong>van</strong> <strong>de</strong> variatie aan baksels voor potten Stuart 211.Fig. 7.13. Huissen Loostraat-Zuid.Vindplaats A. Foto <strong>van</strong> een beschil<strong>de</strong>r<strong>de</strong>ruwwandige pot Brunsting 4.Fig. 7.14. Huissen Loostraat-Zuid. Vindplaats A. Ruwwandig gebruiksaar<strong>de</strong>werk, 1: bord Nb. 112, 2-4: bord Stuart 216, 5:bord Stuart 217. Schaal 1:3.54


Fig. 7.15. Huissen Loostraat-Zuid. Vindplaats A. Ruwwandig reducerend gebruiksaar<strong>de</strong>werk, Willems T2-baksel, 1-5: potten<strong>van</strong> <strong>het</strong> type Willems T2, 6: kom, 7-8: potten fijne variant Holwerda BG 140-142. Schaal 1:3.De dikwandig gele briquetage is afkomstig <strong>van</strong> cilin<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> <strong>het</strong> type A (fig. 7.22, 1). Ze zijn zacht gebakken,hebben een organische magering en hebben een golven<strong>de</strong> rand. 130 Van dit aar<strong>de</strong>werk zijn ook enkele bo<strong>de</strong>mfragmentengevon<strong>de</strong>n.De dikwandig ro<strong>de</strong> briquetage is eveneens overvloedig organisch verschraald (fig. 7.22, 2). Deze scherven zijnhar<strong>de</strong>r gebakken dan <strong>de</strong> gele en behoren tot cilin<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> <strong>het</strong> type B. De afgebeel<strong>de</strong> rand is slecht afgewerkt,maar heeft geen golfversiering.130Van <strong>de</strong>n Broeke 1996, 193.55


Fig. 7.16. Huissen Loostraat-Zuid. Vindplaats A. Ruwwandig reducerend regionaal gebruiksaar<strong>de</strong>werk, 1: pot in bakselvariant6, 2: pot met blokrand en golfversiering in bakselvariant 4. Schaal 1:3.Figuur 7.17. Huissen Loostraat-Zuid. Vindplaats A. WrijfschalenStuart 149. Schaal 1:3.56


Fig. 7.18. Huissen Loostraat-Zuid. Foto <strong>van</strong> <strong>de</strong> variatie aan wrijfschaalbaksels.Fig. 7.19. Huissen Loostraat-Zuid. Vindplaats A. Dolia, 1: met potgruismagering, 2: ruwwandig oxi<strong>de</strong>rend. Schaal 1:3.Fig. 7.20. Huissen Loostraat-Zuid. Vindplaats A. Foto <strong>van</strong> een dolium met bruine aanslag <strong>op</strong> en on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> rand.57


Fig. 7.21. Huissen Loostraat-Zuid. Vindplaats A. Oor <strong>van</strong> een Dressel 20olijfolieamfoor. Schaal 1:3.Fig. 7.22. Huissen Loostraat-Zuid. Vindplaats A. Briquetage, 1: dikwandig geel, cilin<strong>de</strong>rtype A, 2: dikwandig rood, cilin<strong>de</strong>rtypeB, 3: dunwandig rood. Schaal 1:3.58


De dunwandig ro<strong>de</strong> scherven met plantaardige verschraling en kalkbrokjes zijn wellicht afkomstig <strong>van</strong> <strong>de</strong> kust<strong>van</strong> Noord-West-Frankrijk (fig. 7.22, 3). 131 De vorm kent enkel parallellen in Kesteren en Oss-Ussen. 132 Hetaar<strong>de</strong>werk komt reeds voor <strong>van</strong>af <strong>de</strong> vroeg-<strong>Romeinse</strong> perio<strong>de</strong> en lo<strong>op</strong>t door tot ver in <strong>de</strong> 2<strong>de</strong> eeuw na Chr. InHuissen zijn hier<strong>van</strong> grote fragmenten gevon<strong>de</strong>n. De scherven bestaan uit grote aan elkaar bevestig<strong>de</strong> kleiban<strong>de</strong>n.De rand is eenvoudig afgewerkt. De scherven zitten voornamelijk in greppel S7.18, die in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft<strong>van</strong> <strong>de</strong> 2<strong>de</strong> eeuw na Chr. te dateren is. Ook in <strong>de</strong> rechthoekige greppelstructuur bevindt zich dunwandig roodaar<strong>de</strong>werk, waaron<strong>de</strong>r <strong>de</strong> afgebeel<strong>de</strong> rand (fig. 7.22, 2).In totaal zijn 281 scherven handgevormd aar<strong>de</strong>werk gevon<strong>de</strong>n (fig. 7.23). Bijna al <strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werk is verschraaldmet zand en heeft <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> afwerking als <strong>het</strong> vroeg-<strong>Romeinse</strong> handgevormd aar<strong>de</strong>werk uit vindplaats D. Ditwijst <strong>op</strong> een vroege occupatiefase (tussen ca. 40 en 70 na Chr.) <strong>van</strong> <strong>het</strong> terrein (zie boven, datering <strong>van</strong> <strong>de</strong> vindplaats).Een nog vroegere begindatering is niet uitgesloten, maar kan niet aangetoond wor<strong>de</strong>n.Fig. 7.23. Huissen Loostraat-Zuid. Vindplaats A. Vroeg-Romeins, met zand gemagerd, handgevormd aar<strong>de</strong>werk. Schaal 1:3.Het aar<strong>de</strong>werk uit <strong>de</strong> rechthoekige greppelstructuur (S7.14, S7.27 en S7.46) (bijlage 2)De on<strong>de</strong>rkant <strong>van</strong> twee zij<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze greppelstructuur bestaat uit een zogenaam<strong>de</strong> enkelbreker (zie hoofdstuksporen en structuren). Op zich is dit geen ontegensprekelijke aanwijzing voor een militaire functie. Toch is ookmet <strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werk iets vreemds aan <strong>de</strong> hand. In totaal zijn 658 scherven verzameld in <strong>de</strong> rechthoekige greppelstructuur.Figuur 7.24 toont een cirkeldiagram met <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> aar<strong>de</strong>werkcategorieën, weergegeven in percentages.Opvallend is dat <strong>de</strong> terra sigillata is teruggevallen tot 2% (gebaseerd <strong>op</strong> MAE) <strong>van</strong> <strong>de</strong> totale hoeveelheidaar<strong>de</strong>werk uit <strong>de</strong>ze greppelstructuur.Kurkurn0%Amfoor4%Wrijfschaal1%Handgevormd25%Briquetage4%Dolium2%Terra sigillata4%Kruikamfoor/mid<strong>de</strong>lgrote standamfoor3%Belgischewaar/Terra nigra4%Belgische waar /Terra rubra0%Geverfd3%Ruwwandig33%Gladwandig17%Het briquetage-aar<strong>de</strong>werk is <strong>op</strong> gel<strong>op</strong>entot 14%. Vooral <strong>het</strong> dikwandiggeel aar<strong>de</strong>werk – waarschijnlijk allenbehorend tot <strong>het</strong> cilin<strong>de</strong>rtype A – isovervloedig aanwezig (fig. 7.25, 1).Zoutcilin<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> <strong>het</strong> type B, uitgevoerdin een iets har<strong>de</strong>r gebakkendikwandig rood baksel vormen slechtseen klein percentage <strong>van</strong> <strong>de</strong> totalehoeveelheid aar<strong>de</strong>werk (fig. 7.25, 2).Ook <strong>het</strong> dunwandig ro<strong>de</strong> briquetageaar<strong>de</strong>werkis slechts een klein <strong>de</strong>el<strong>van</strong> <strong>het</strong> aar<strong>de</strong> werktotaal. Dit dun Fig.7.24. Huissen Loostraat-Zuid. Vindplaats A. Aar<strong>de</strong>werkcategorieën wandig ro<strong>de</strong> aar<strong>de</strong>werk behoort tot <strong>de</strong>uit rechthoekige greppelstructuur, uitgedrukt in percentages <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> uit Kesteren beken<strong>de</strong> kelkvorm (fig.MAE en aantal scherven. 7.25, 2). 133131Van <strong>de</strong>n Broeke 1996, 199.132Van <strong>de</strong>n Broeke 1996, 195.133Van <strong>de</strong>n Broeke 2007, 71.59


In Tienen wer<strong>de</strong>n ongeveer 140.000 scherven <strong>van</strong> dit dunwandig ro<strong>de</strong> aar<strong>de</strong>werk gevon<strong>de</strong>n in een gracht dieeen vierkant terrein omgaf. Deze gracht werd wellicht tegen <strong>het</strong> mid<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> 1ste eeuw na Chr. voor ceremoniëledoelein-Fig. 7.25. Huissen Loostraat-Zuid. Vindplaats A. Een selectie <strong>van</strong> <strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werk uit <strong>de</strong> rechthoekige greppelstructuur.Schaal 1:4.60


<strong>de</strong>n gebruikt. 134 Het meeste aar<strong>de</strong>werk uit <strong>de</strong> rechthoekige greppelstructuur uit Huissen is te dateren in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong>helft <strong>van</strong> <strong>de</strong> 2<strong>de</strong> eeuw na Chr. Aanwijzingen hiervoor zijn <strong>de</strong> ruwwandige potten Willems T2 in <strong>het</strong> kenmerken<strong>de</strong>T2-baksel (fig. 7.25, 4-6). An<strong>de</strong>re 2<strong>de</strong> eeuwse vormen en baksels zijn <strong>de</strong> Rijnlandse geverf<strong>de</strong> bekers<strong>van</strong> <strong>het</strong> type Stuart 2 (fig. 7.25, 1) en regionaal grijs aar<strong>de</strong>werk (fig. 7.25, 7). De ruwwandige kommen Stuart211 (fig. 7.25, 13-15), <strong>de</strong> Low Lands Ware (fig. 7.25, 8) en <strong>de</strong> wrijfschaal met verticale rand (fig. 7.25, 19) bevestigeneen datering in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft <strong>van</strong> <strong>de</strong> 2<strong>de</strong> eeuw na Chr. Slechts een kleine hoeveelheid aar<strong>de</strong>werk datte dateren is in <strong>de</strong> eerste helft <strong>van</strong> diezelf<strong>de</strong> eeuw is eveneens in dit spoor terecht gekomen, zoals een sigillatascherfuit La Ma<strong>de</strong>leine (fig. 7.25, 2).In <strong>de</strong>ze rechthoekige greppelstructuur bestaat ongeveer 20% <strong>van</strong> <strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werk uit fijn tafelvaatwerk (terra sigillata,terra nigra en geverf<strong>de</strong> waar). Een an<strong>de</strong>re grote functionele groep is <strong>de</strong> ruwwandige waar (waaron<strong>de</strong>r verschillen<strong>de</strong>baksels, zoals regionaal grijs aar<strong>de</strong>werk en Low Lands Ware).Het aar<strong>de</strong>werk uit <strong>de</strong> nazakking boven <strong>de</strong> rechthoekige greppelstructuur (S7.4) (fig. 7.26 en 7.27; bijlage 3)De verhoudingen tussen <strong>de</strong> aar<strong>de</strong>werkcategorieën uit <strong>de</strong> nazakking is ernstig gewijzigd in vergelijking met die uit<strong>de</strong> rechthoekige greppelstructuur zelf. Het is niet dui<strong>de</strong>lijk waaraan dit te wijten is. In <strong>de</strong> eerste plaats kunnen weeen dateringsverschil aanwijzen. Het aar<strong>de</strong>werk uit <strong>de</strong> nazakking dateert hoofdzakelijk uit <strong>de</strong> 3<strong>de</strong> eeuw na Chr.Aanwijzingen hiervoor zijn <strong>de</strong> aanwezigheid <strong>van</strong> metaalglanswaar (uit <strong>de</strong> Argonnen), <strong>het</strong> overwicht <strong>van</strong> pottenHolwerda 142 met zware overhangen<strong>de</strong> rand binnen <strong>de</strong> ruwwandige Low Lands Ware, verschillen<strong>de</strong> bor<strong>de</strong>n inUrmitzbaksel en een mogelijk late variant <strong>van</strong> een ruwwandige pot Nie<strong>de</strong>rbieber 89 (die reeds neigt naar eenAlzei 27). Er is echter een dui<strong>de</strong>lijke ou<strong>de</strong>re aar<strong>de</strong>werkcomponent aanwezig in <strong>de</strong> nazakking: Rijnlandse geverf<strong>de</strong>waar (techniek b) en terra nigra in zeepwaar.Fig. 7.26. Huissen Loostraat-Zuid. Vindplaats A. Aar<strong>de</strong>werkcategorieën uit <strong>de</strong> nazakking boven <strong>de</strong> rechthoekige greppelstructuur,uitgedrukt in percentages <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> MAE en aantal scherven.De fijne tafelwaar is een stukje teruggel<strong>op</strong>en in kwantiteit (12%). Hoewel <strong>de</strong> sigillata nog 6% uitmaakt <strong>van</strong> <strong>het</strong>aar<strong>de</strong>werkspectrum, is <strong>de</strong> geverf<strong>de</strong> waar teruggevallen tot 6%. Dit was bij <strong>de</strong> rechthoekige greppelstructuur nog9%. Op zich is dit niet zo vreemd. Het is bekend dat <strong>de</strong> geverf<strong>de</strong> waar <strong>van</strong>af <strong>het</strong> eind <strong>van</strong> <strong>de</strong> 2<strong>de</strong> eeuw na Chr.134Van <strong>de</strong>n Broeke 2007, 71 met ver<strong>de</strong>re verwijzing naar Van<strong>de</strong>rhoeven et al., 2001; Martens et al., 2002.61


zijn plaats als <strong>het</strong> ware verruilt voor <strong>de</strong> metaalglanswaar. Deze metaalglanswaar wordt in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> ateliers geproduceerdals <strong>de</strong> terra sigillata uit die perio<strong>de</strong>. Toch vormt ook <strong>de</strong> metaalglanswaar slechts een klein <strong>de</strong>eltje <strong>van</strong> <strong>het</strong>aar<strong>de</strong>werkspectrum in <strong>de</strong> nazakking. Het grootste <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werkspectrum wordt ingenomen door <strong>het</strong>ruwwandig gebruiksaar<strong>de</strong>werk (waaron<strong>de</strong>r Low Lands Ware, Urmitzaar<strong>de</strong>werk, T2-baksel) en kruikamforen. Dedui<strong>de</strong>lijkst herkenbare groep binnen <strong>de</strong> kruikamforen zijn <strong>de</strong> Schel<strong>de</strong>valleiamforen <strong>van</strong> Groep 1. Opvallendbinnen <strong>het</strong> ruwwandig gebruiksaar<strong>de</strong>werk is <strong>het</strong> feit dat voorraadpotten <strong>van</strong> <strong>het</strong> type Holwerda 140-142 nu ookin an<strong>de</strong>re regionaal grijze baksels (on<strong>de</strong>r meer in T2-baksel) wor<strong>de</strong>n geïmiteerd.Fig. 7.27. Huissen Loostraat-Zuid.Vindplaats A. Een selectie <strong>van</strong> <strong>het</strong>aar<strong>de</strong>werk uit <strong>de</strong> nazakking <strong>van</strong> <strong>de</strong>rechthoekige greppelstructuur.Schaal 1:4.62


7.5 Vindplaats DAlgemeenVoor <strong>de</strong>ze vindplaats (werkputten 1 tot en met 4) zijn in totaal 2.104 scherven met een totaal gewicht <strong>van</strong>33.036 gram ver<strong>de</strong>r geanalyseerd en ingevoerd in een database (bijlage 4). Figuur 7.28 toont een overzicht <strong>van</strong>alle aar<strong>de</strong>werkcategorieën die zijn gevon<strong>de</strong>n in <strong>de</strong>ze vindplaats.Fig. 7.28. Huissen Loostraat-Zuid. Vindplaats D. Verhouding tussen <strong>de</strong> aar<strong>de</strong>werkcategorieën, uitgedrukt in percentages <strong>op</strong>basis <strong>van</strong> MAE en aantal scherven.Datering <strong>van</strong> <strong>de</strong> vindplaatsEen <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werk is te dateren in <strong>de</strong> 1ste eeuw na Chr. Dit vroege aar<strong>de</strong>werk is hoofdzakelijk afkomstiguit werkput 1. Een grote hoeveelheid 1ste eeuws aar<strong>de</strong>werk is echter terecht gekomen in 2<strong>de</strong> eeuwse sporen.Er zijn veel sporen die een mengeling bevatten <strong>van</strong> 1ste en 2<strong>de</strong> eeuws aar<strong>de</strong>werk. Het vroege aar<strong>de</strong>werk isbovendien in <strong>de</strong> meeste gevallen behoorlijk gefragmenteerd. Door <strong>het</strong> gebrek aan goe<strong>de</strong> contexten of aan goeddateerbare vormen, is <strong>het</strong> moeilijk om <strong>de</strong> precieze begindatering <strong>van</strong> <strong>de</strong> vindplaats te bepalen. Een aantal sporenbevatten uitsluitend handgevormd aar<strong>de</strong>werk. Dit is wellicht <strong>het</strong> oudste aar<strong>de</strong>werk. Het gaat om biconischepotten die met zand verschraald zijn. In Tiel-Passewaaij komen zij al voor <strong>van</strong>af Tiberische tijd, maar l<strong>op</strong>en zijdoor tot in <strong>de</strong> Claudisch-Neronische perio<strong>de</strong>. 135 Wellicht kunnen we <strong>de</strong> Claudisch-Neronische perio<strong>de</strong> (ca. 40-70 na Chr.) ook als begindatering voor vindplaats D aanhou<strong>de</strong>n. Een vroegere perio<strong>de</strong> is niet uitgesloten, maarkan niet aangetoond wor<strong>de</strong>n.Het overgrote <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werk uit vindplaats D is echter te dateren in <strong>de</strong> 2<strong>de</strong> eeuw na Chr. De 2<strong>de</strong>eeuwse sporen zijn in hoofdzaak in werkput 2 gelegen. Veel voorkomen<strong>de</strong> vormen zijn kommen <strong>van</strong> <strong>het</strong> typeStuart 210 (al dan niet vervaardigd in een regionaal grijs baksel) en geverf<strong>de</strong> bekers Stuart 1 en 2. Kenmerken<strong>de</strong>baksels zijn regionaal grijs aar<strong>de</strong>werk, zeepwaar- terra nigra, Rijnlandse geverf<strong>de</strong> waar (techniek b). Opvallend is<strong>de</strong> afwezigheid <strong>van</strong> geverf<strong>de</strong> waar uit <strong>de</strong> Argonnen (die voorkomt <strong>van</strong>af ca. 150 na Chr.). Ook <strong>de</strong> potten <strong>van</strong> <strong>het</strong>type Holwerda 140-142 in Low Lands Ware I zijn nagenoeg niet aanwezig in <strong>de</strong>ze vindplaats. Oost-Gallische135Heeren 2006, 100-102; Van Kerckhove 2006, 111-115.63


sigillata is wel teruggevon<strong>de</strong>n, maar slechts in zeer beperkte mate. Ook <strong>de</strong> kom Stuart 211 is in veel min<strong>de</strong>remate vertegenwoordigd. Slechts af en toe zijn er latere vormen en baksels gevon<strong>de</strong>n. Enkele scherven <strong>van</strong> Schel<strong>de</strong>vallei-amforenbevin<strong>de</strong>n zich in <strong>de</strong> sporen zelf (S2.75, S2.94). In <strong>de</strong> cultuurlagen S2.3 en S2.10 zijn wel jongerescherven gevon<strong>de</strong>n: ran<strong>de</strong>n <strong>van</strong> potten Holwerda 140-142, late sigillata en geverf<strong>de</strong> waar uit <strong>de</strong> Argonnen.Hieruit kunnen we voorzichtig aflei<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> bewoning in werkput 2 zich voornamelijk situeert in <strong>de</strong> 2<strong>de</strong>eeuw, maar dat vindplaats D tevens <strong>de</strong> <strong>grens</strong> vormt <strong>van</strong> een jongere occupatiezone.Het aar<strong>de</strong>werkspectrumSlechts een klein <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werk bestaat uit terra sigillata (4%). Zowel Zuid- als Oost-Gallische importenkomen voor. De 1ste eeuwse Zuid-Gallische sigillata bestaat uit bor<strong>de</strong>n (Drag. 18 en Drag. 18/31), uit kommen(Drag. 36 en Drag. 29: fig. 7.29, 1) en een bakje (Drag. 27). De overige sigillata is wellicht hoofdzakelijk in <strong>de</strong>2<strong>de</strong> eeuw na Chr. te dateren. Slechts een aantal fragmenten <strong>van</strong> wrijfschalen (Drag. 43-45 en 45: fig. 7.29, 2) en<strong>van</strong> kommen (Drag. 31) kunnen later te dateren zijn.Fig. 7.29. Huissen Loostraat-Zuid. VindplaatsD. Terra sigillata, 1: Zuid-Gallische kom Drag.29, 2: Oost-Gallische wrijfschaal. Schaal 1:3.Ook <strong>het</strong> aan<strong>de</strong>el geverf<strong>de</strong> waar is beperkt: 3%. Het betreft uitsluitend Rijnlandse bekers (in techniek a en b). Degeverf<strong>de</strong> waar uit <strong>de</strong> Argonnen (techniek c) ontbreekt. Dit heeft een chronologische implicatie, aangezien <strong>de</strong>zewaar <strong>van</strong>af ca. 150 na Chr. te dateren is. De meest voorkomen<strong>de</strong> vormen in geverf<strong>de</strong> waar zijn bekers <strong>van</strong> <strong>het</strong>type Stuart 1 (3 MAE) en Stuart 2 (3 MAE). Ver<strong>de</strong>r zijn drie fragmenten <strong>van</strong> een beker <strong>van</strong> <strong>het</strong> type Stuart 4gevon<strong>de</strong>n (fig. 7.30).Fig. 7.30. Huissen Loostraat-Zuid. Vindplaats D. Geverf<strong>de</strong> waar, bekerStuart 4 in Rijnlandse waar, techniek b. Schaal 1:3.De Belgische waar vormt in totaal 4% <strong>van</strong> <strong>de</strong> totale hoeveelheid aar<strong>de</strong>werk. Slechts een scherf <strong>van</strong> een beker interra rubra is aangetroffen. De meeste terra nigra is vervaardigd in een kwartsrijk baksel. Dit baksel komt zowel in<strong>de</strong> 1ste als in <strong>de</strong> 2<strong>de</strong> eeuw voor. In dit baksel zijn vier potten (Deru P1-12 en Deru P41-53/Holwerda BW 28:fig. 7.31, 1), een kom (Deru B22: fig. 31, 3), twee parelurnen (Deru P61/Holwerda BW 28: fig. 7.31, 2) en eenbord (Deru A1-60) teruggevon<strong>de</strong>n. Een versier<strong>de</strong> wandscherf is afgebeeld <strong>op</strong> figuur 7.31, 4. In zeepwaar – eenbaksel dat kenmerkend is voor <strong>de</strong> 2<strong>de</strong> eeuw na Chr. – zijn on<strong>de</strong>r meer een fragment <strong>van</strong> een beker DeruP12.1/Holwerda BW 31d en fragmenten <strong>van</strong> drie kommen <strong>van</strong> <strong>het</strong> type Deru B28/Holwerda BW 52 aanwezig(fig. 7.31, 5).De gladwandige waar – die in dit geval wellicht volledig uit kruiken bestaat – neemt bijna een vijf<strong>de</strong> in <strong>van</strong> <strong>het</strong>aar<strong>de</strong>werk (17%). Er zijn nauwelijks vormen herkend, <strong>op</strong> een rand <strong>van</strong> een kruik Stuart 110A na.De kruikamforen en mid<strong>de</strong>lgrote standamforen vormen <strong>op</strong>nieuw slechts een klein <strong>de</strong>el (3%). Er zijn on<strong>de</strong>r meerfragmenten <strong>van</strong> een kruikamfoor Stuart 129B (fig. 32, 1) herkend en fragmenten <strong>van</strong> een kruikamfoor Haalebos8020. Een getrapte rand <strong>van</strong> een kruikamfoor is afgebeeld <strong>op</strong> figuur 7.32, 2. In totaal zijn fragmenten <strong>van</strong> vierSchel<strong>de</strong>vallei-amforen verzameld. Zij maken dui<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong>el uit <strong>van</strong> een jongere (toch in hoeveelheid zeer kleine)component in <strong>de</strong>ze vindplaats.64


Fig. 7.31. Huissen Loostraat-Zuid. Vindplaats D. Terra nigra, 1: tonbeker in kwartsrijk baksel, parelurn in kwartsrijk baksel, 2:parelurn Deru P61/ Holwerda BW 28 in kwartsrijk baksel, 3: kom in kwartsrijk baksel, 4: kwartsrijk baksel met visgraatversiering,5: kom Deru B28/Holwerda BW 52 in zeepwaar. Schaal 1:3.Fig. 7.32. Huissen Loostraat-Zuid. Vindplaats D. Kruikamforen, 1: Stuart 129B, 2: met trapvormige rand. Schaal 1:3.Ongeveer een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werk (33%) bestaat uit ruwwandig gebruiksaar<strong>de</strong>werk. Opvallend is dat <strong>de</strong>Low Lands Ware I, Willems T2-potten en potten <strong>van</strong> <strong>het</strong> type Nie<strong>de</strong>rbieber 89/Stuart 203 bijna afwezig zijn in<strong>de</strong>ze vindplaats, terwijl zij in vindplaats A veelvuldig voorkomen. Ook <strong>de</strong> kom Stuart 211 komt hier veel min<strong>de</strong>rvaak voor. Dit is te wijten aan <strong>het</strong> feit dat <strong>de</strong>ze vindplaats ou<strong>de</strong>r is dan vindplaats A. Een veel voorkomen<strong>de</strong>vorm is <strong>de</strong> kom Stuart 210 (fig. 7.33, fig. 7.35). Ook in Tiel-Passewaaij komt <strong>de</strong>ze vorm veelvuldig voor in <strong>de</strong>perio<strong>de</strong> ca. 90-120 na Chr. Opvallend is ook <strong>het</strong> veelvuldige voorkomen <strong>van</strong> regionale grijze baksels (uitgezon-65


<strong>de</strong>rd <strong>het</strong> Willems T2-baksel), in tegenstelling tot vindplaats A. Ook dit heeft een chronologische oorzaak. Dezebaksels lijken voornamelijk voor te komen tussen ca. 70-150/175 na Chr. Deze perio<strong>de</strong> is goed vertegenwoordigdin vindplaats D, maar is nauwelijks aanwezig in vindplaats A. Potten <strong>van</strong> <strong>de</strong> bakselvariant 3 (zie boven) zijnafgebeeld <strong>op</strong> figuur 7.33, <strong>van</strong> <strong>de</strong> bakselvariant 4 <strong>op</strong> figuur 7.34, <strong>van</strong> <strong>de</strong> bakselvariant 6 <strong>op</strong> figuur 7.35.Fig. 7.33. Huissen Loostraat-Zuid. Vindplaats D. Ruwwandig reducerend regionaal vervaardigd gebruiksaar<strong>de</strong>werk. KommenStuart 210 in bakselvariant 3. Schaal 1:3.Fig. 7.34. Huissen Loostraat-Zuid. Vindplaats D. Ruwwandig reducerend regionaal vervaardigd gebruiksaar<strong>de</strong>werk. Kommenin bakselvariant 4. Schaal 1:3.Fig. 7.35. Huissen Loostraat-Zuid. Vindplaats D. Ruwwandig reducerend regionaal vervaardigd gebruiksaar<strong>de</strong>werk. 1-4:kommen Stuart 210 in bakselvariant 6, 5: kom in bakselvariant 6. Schaal 1:3.66


Slechts 2% <strong>van</strong> <strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werk bestaat uit dolia. Het gaat voornamelijk om dolia die vervaardigd zijn in een kenmerkendgrof baksel met potgruisinclusies. Slechts in twee gevallen zijn <strong>de</strong> dolia vervaardigd <strong>op</strong> <strong>de</strong> draaischijf.Fig. 7.36. Huissen Loostraat-Zuid. Vindplaats D.1: Maaslandse wrijfschaal met vertikale rand,2: Rijnlandse gladwandige wrijfschaal met verticalerand. Schaal 1:3.Fig. 7.37. Huissen Loostraat-Zuid. Vindplaats D.Voetje <strong>van</strong> een Campaanse amfoor Dressel 2-4.Schaal 1:3.Wrijfschalen zijn nauwelijks aanwezig in vindplaats D (1%). Het gaat hoofdzakelijk om <strong>de</strong> wrijfschalen met gekrul<strong>de</strong>rand (Stuart 149), al dan niet vervaardigd in een doliumbaksel of in een Maaslands baksel. Er zijn tweelatere varianten met verticale rand (Vanvinckenroye 337) gevon<strong>de</strong>n in vindplaats D: een in een Rijnlands bakselen een in een Maaslands baksel (fig. 7.36). De amforen (4%) wor<strong>de</strong>n ook hier gedomineerd door <strong>de</strong> olijfolieamforenDressel 20. Ook een aantal Zuid-Franse wijnamforen zijn teruggevon<strong>de</strong>n (5 MAE). Dat er een dui<strong>de</strong>lijke1ste eeuwse component aanwezig is in <strong>de</strong>ze vindplaats, is on<strong>de</strong>r meer af te lei<strong>de</strong>n uit <strong>de</strong> aanwezigheid <strong>van</strong> <strong>de</strong>Campaanse wijnamforen. Hoewel er slechts een voetje is teruggevon<strong>de</strong>n (fig. 7.37), zijn zij wellicht allen <strong>van</strong> <strong>het</strong>type Dressel 2-4. Dit type wijnamfoor is hoofdzakelijk in <strong>de</strong> eerste helft <strong>van</strong> <strong>de</strong> 1ste eeuw na Chr. te dateren.Ook <strong>de</strong> vissausamfoor <strong>van</strong> <strong>het</strong> type Dressel 7-10 is in <strong>de</strong> 1ste eeuw na Chr. te dateren. Hier<strong>van</strong> is slechts eenwandscherf gevon<strong>de</strong>n. Dit type vissausamfoor komt in <strong>de</strong>ze hoeveelhe<strong>de</strong>n wel vaker voor in vroeg-<strong>Romeinse</strong>contexten <strong>van</strong> inheems-<strong>Romeinse</strong> <strong>ne<strong>de</strong>rzettingen</strong>. 136Slechts een randfragment <strong>van</strong> een vroege kurkurn Holwerda 94d is teruggevon<strong>de</strong>n. Deze scherf bevond zichbovendien in een jonger spoor.De handgevorm<strong>de</strong> waar beslaat nog een kwart <strong>van</strong> <strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werk (fig. 7.38 en 7.39). Dit wijst <strong>op</strong> <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> datering<strong>van</strong> <strong>de</strong>ze vindplaats. Het betreft uitsluitend biconische, zandverschraal<strong>de</strong> potten al dan niet met afgeschuin<strong>de</strong>ran<strong>de</strong>n. Zij zijn te vergelijken met <strong>de</strong> potten uit fase M uit Oss-Ussen (vroeg-<strong>Romeinse</strong> perio<strong>de</strong>). 137 In Tiel-Passewaaij zijn zij voornamelijk aanwezig in Claudisch-Neronische contexten. 138De briquetage neemt slechts 4% <strong>van</strong> <strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werk in. Het gaat hoofdzakelijk om <strong>de</strong> dikwandig gele briquetage<strong>van</strong> <strong>het</strong> cilin<strong>de</strong>rtype A (26 MAE). Een kleine restgroep bestaat uit dikwandig rood (4 MAE) en dunwandig roodMorini-aar<strong>de</strong>werk (8 MAE).Er zijn in kuil S2.57 drie fragmenten (V2.212) gevon<strong>de</strong>n <strong>van</strong> een masker. Maskers zijn vooral gevon<strong>de</strong>n in militairegebie<strong>de</strong>n, vooral in <strong>de</strong> regio <strong>van</strong> <strong>de</strong> limes, maar ook <strong>op</strong> plaatsen die in meer of in min<strong>de</strong>re mate on<strong>de</strong>rhevig136Zij zijn eveneens gevon<strong>de</strong>n in Tiel-Passewaaij (Van Kerckhove 2006, 110, 114en plaat 13, A) in Gel<strong>de</strong>rmalsen-Hondsgemet (Van Kerckhove, in voorbereiding).137Van <strong>de</strong>n Broeke 1987b, 110-111 en afb. 10. In Gel<strong>de</strong>rmalsen- Rijs en Ooyen en in Tiel-Passewaaij is eveneens handgevormdaar<strong>de</strong>werk uit <strong>de</strong> vroeg-<strong>Romeinse</strong> tijd met <strong>de</strong>ze kenmerken gevon<strong>de</strong>n (Verhelst 2003, 25; Van Kerckhove 2006,111).138Van Kerckhove 2006, 111.67


waren aan een sterke <strong>Romeinse</strong> invloed. 139 De meeste maskers uit Ne<strong>de</strong>rland kunnen toegeschreven wor<strong>de</strong>n aanKeulse ateliers. 140Fig. 7.38. Huissen Loostraat-Zuid. Vindplaats D. Handgevormd aar<strong>de</strong>werk uit <strong>de</strong> Tiberische-Neronische tijd met zandmagering.Schaal 1:3.139Van Boekel 1987, 803.140Van Boekel 1987, 813.68


Fig. 7.39. Huissen Loostraat-Zuid. Vindplaats D. Handgevormdpotje uit <strong>de</strong> 2<strong>de</strong> eeuw na Chr. met potgruismagering. Schaal 1:3.Bij <strong>het</strong> masker uit Huissen zijn een vervorm<strong>de</strong> kin met twee uitstulpingen, een lip, driehoekige tan<strong>de</strong>n en eenon<strong>de</strong>rlip herkenbaar. Oog- en mond<strong>op</strong>eningen wer<strong>de</strong>n aangebracht om <strong>het</strong> draagcomfort te vergroten. Om <strong>de</strong>zere<strong>de</strong>n werd <strong>de</strong> binnenkant <strong>van</strong> <strong>het</strong> masker hol gemaakt. 141 Het masker beeldt een man uit met grote tan<strong>de</strong>n eneen angstaanjagen<strong>de</strong> uitdrukking. Dergelijke maskers zijn door Van Boekel beschreven voor <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandseregio (cat. 303-313). Vooral <strong>de</strong> gelijkenissen met masker 307A <strong>van</strong> <strong>het</strong> type II zijn groot. 142 Maskers <strong>van</strong> dit typezijn wellicht gebruikt in <strong>het</strong> theater. 143 Verschillen<strong>de</strong> maskers <strong>van</strong> dit type beel<strong>de</strong>n personages uit <strong>de</strong> FabulaeAtellanae uit. Dit is een theatergenre dat geliefd was bij <strong>de</strong> lagere klasse. Deze fabulae kennen hun oorsprong inCampanië, maar zijn later ook in Rome veelvuldig uitgevoerd. Bulten – zoals <strong>op</strong> <strong>de</strong> kin <strong>van</strong> <strong>het</strong> masker uitHuissen – en an<strong>de</strong>re huidafwijkingen zijn mogelijk te associëren met <strong>de</strong> zogenaam<strong>de</strong> Campaanse ziekte die veelvoorkwam in Campanië, <strong>de</strong> regio waar <strong>de</strong> Atellaanse kluchten voor <strong>het</strong> eerst wer<strong>de</strong>n <strong>op</strong>gevoerd. 144 De datering<strong>van</strong> maskers <strong>van</strong> dit type is wellicht in <strong>het</strong> begin <strong>van</strong> <strong>de</strong> 2<strong>de</strong> eeuw na Chr. te plaatsen. 1457.6 Aard <strong>van</strong> <strong>de</strong> vindplaatsen, bijdrage aan <strong>het</strong> limesprojectIn vindplaats A zijn geen sporen <strong>van</strong> woonstructuren teruggevon<strong>de</strong>n. Het aar<strong>de</strong>werk is erg goed bewaard enweinig gefragmenteerd. <strong>Twee</strong> occupatiefases zijn herkenbaar. Een eerste is te dateren tussen ca. 40 en 70 na Chr.De aan<strong>van</strong>gsdatum <strong>van</strong> <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> bewoningsfase is te plaatsen rond ca. 140/150 na Chr., maar <strong>de</strong> bulk <strong>van</strong> <strong>het</strong>materiaal is te dateren na ca. 175 na Chr. Het aar<strong>de</strong>werk is voornamelijk afkomstig uit kuilen en greppels. Apartte vermel<strong>de</strong>n is <strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werk uit een rechthoekige greppelstructuur. Dit aar<strong>de</strong>werk is te dateren in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong>helft <strong>van</strong> <strong>de</strong> 2<strong>de</strong> eeuw na Chr. De aanwezigheid <strong>van</strong> een grote hoeveelheid briquetage-aar<strong>de</strong>werk (14% <strong>op</strong> basis<strong>van</strong> MAE) zou<strong>de</strong>n kunnen wijzen <strong>op</strong> een ceremoniële betekenis <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze structuur. Aangezien er slechts eenheel klein stukje <strong>van</strong> <strong>de</strong> eigenlijke vindplaats is <strong>op</strong>gegraven, is <strong>het</strong> een heikele kwestie om <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> <strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werkiets te zeggen over <strong>de</strong> aard <strong>van</strong> <strong>de</strong> site. Op <strong>de</strong> vraag of we te maken hebben met een militaire ne<strong>de</strong>rzettingis daarom moeilijk antwoord te geven. Opmerkelijk is wel dat <strong>op</strong> een klein terrein een zo grote hoeveelheidaar<strong>de</strong>werk is teruggevon<strong>de</strong>n. Echter, ook al zou men te maken hebben met een <strong>de</strong>el <strong>van</strong> een militaire site, dankan men zich afvragen welk <strong>de</strong>el men in dit on<strong>de</strong>rzoek heeft <strong>op</strong>gegraven (bij gebrek aan structuren). Dit maakteen vergelijking met aar<strong>de</strong>werk uit an<strong>de</strong>re castella erg riskant. Een an<strong>de</strong>r obstakel is <strong>het</strong> feit dat er na ca. 150 naChr. een standaardisering heeft plaats gevon<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> aar<strong>de</strong>werkproductie. Leger en plaatselijke bevolking had<strong>de</strong>ntoegang tot <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> aar<strong>de</strong>werkcategorieën, in tegenstelling tot vroege militaire kampen. Hierdoor zijn vroe-141Van Boekel 1987, 803.142Van Boekel 1987, 843.143Van Boekel 1987, 812.144Van Boekel 1987, 812.145Van Boekel 1987, 814.69


ge kampen in sommige gevallen goed te herkennen <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> <strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werk. We kunnen ons overigens <strong>de</strong>vraag stellen waarin <strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werkspectrum <strong>van</strong> een militaire site zou moeten/kunnen verschillen <strong>van</strong> een in <strong>de</strong>buurt gelegen civiele ne<strong>de</strong>rzetting, zoals een vicus. Hierdoor lijkt <strong>het</strong> een moeilijke zaak om aan <strong>de</strong> hand <strong>van</strong> <strong>het</strong>aar<strong>de</strong>werk een eventuele ‘militaire functie’ vast te stellen. Bovendien zijn weinig aar<strong>de</strong>werkstudies <strong>van</strong> militairesites gepubliceerd en is <strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werk hierin bijna nooit per fase gekwantificeerd. In Ne<strong>de</strong>rland kunnen we erslechts enkele noemen, maar ook hier zijn vooral <strong>de</strong> 2<strong>de</strong> en 3<strong>de</strong> eeuwse contexten slecht gekend en niet of nauwelijksgekwantificeerd. 146Een vergelijking kan gemaakt wor<strong>de</strong>n met <strong>het</strong> <strong>Romeinse</strong> fort in Arnhem-Meinerswijk. Wellicht heeft <strong>de</strong>ze sitebestaan uit een militair fort en een daarbij horen<strong>de</strong> civiele ne<strong>de</strong>rzetting. 147 De oorspronkelijke site is echter zeerwaarschijnlijk groten<strong>de</strong>els weggeëro<strong>de</strong>erd door <strong>de</strong> Rijn. 148 Perio<strong>de</strong> 5 (ca. 175-275 na Chr.) uit Meinerswijkkomt chronologisch goed overeen met <strong>de</strong> occupatieperio<strong>de</strong> <strong>van</strong> vindplaats A. De aangetroffen vormtypes zijnhierdoor erg gelijkend. 149 Het vergelijken <strong>van</strong> <strong>de</strong> aar<strong>de</strong>werkcategorieën <strong>van</strong> bei<strong>de</strong> vindplaatsen zou niet helemaalzinvol zijn, aangezien Willems <strong>de</strong>ze niet apart voor perio<strong>de</strong> 5 heeft gekwantificeerd, maar voor <strong>de</strong> volledigeMid<strong>de</strong>n-<strong>Romeinse</strong> tijd (ca. 150-270 na Chr.). Bovendien is <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> ca. 150-200 na Chr. in vindplaats Aslechts vertegenwoordigd in <strong>de</strong> rechthoekige greppel. De perio<strong>de</strong> ca. 200-270 is slechts vertegenwoordigd in <strong>de</strong>nazakking <strong>van</strong> <strong>de</strong> rechthoekge greppel. Het zou riskant zijn om een vergelijking te maken <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> éénspoor, ook al bevat dit spoor veel aar<strong>de</strong>werk. De overeenkomst met Meinerswijk ligt hem dus meer in <strong>de</strong> aard<strong>van</strong> <strong>de</strong> vondsten, dan in <strong>de</strong> verhoudingen tussen <strong>de</strong> aar<strong>de</strong>werkcategorieën. De ligging aan <strong>de</strong> limes <strong>van</strong> bei<strong>de</strong>vindplaatsen lijkt <strong>op</strong> zich een goed argument voor een gelijkaardig aar<strong>de</strong>werkspectrum.In vindplaats D zijn wel woonstructuren <strong>op</strong>gegraven. Het aar<strong>de</strong>werk is ook voor <strong>de</strong>ze vindplaats hoofdzakelijkafkomstig uit greppels en kuilen. In vindplaats D is <strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werk echter een stuk meer gefragmenteerd dan invindplaats A. Vooral <strong>het</strong> 1ste eeuws aar<strong>de</strong>werk bevindt zich vaak niet meer in <strong>de</strong> oorspronkelijke sporen en ishierdoor meer gefragmenteerd en verweerd. Ook <strong>de</strong> 2<strong>de</strong> eeuwse sporen zijn vaak lastig om nauwkeuriger tedateren. Door <strong>de</strong> afwezigheid <strong>van</strong> geverf<strong>de</strong> waar uit <strong>de</strong> Argonnen, <strong>van</strong> Willems T2-potten en <strong>het</strong> nauwelijksvoorkomen <strong>van</strong> potten Holwerda BG 140-142, kunnen we vermoe<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> bulk <strong>van</strong> <strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werk in <strong>de</strong>eerste drie kwart <strong>van</strong> <strong>de</strong> 2<strong>de</strong> eeuw na Chr. dateert. Het lijkt er dus <strong>op</strong> dat vindplaats A een begin kent <strong>op</strong> <strong>het</strong>moment dat <strong>de</strong> bewoning D al <strong>op</strong> zijn ein<strong>de</strong> lo<strong>op</strong>t. Dit keerpunt ligt rond ca. 150 na Chr.De aard <strong>van</strong> <strong>de</strong> bewoning is ook voor vindplaats D moeilijk vast te leggen. Het aar<strong>de</strong>werk uit <strong>de</strong> 2<strong>de</strong> eeuwsesporen lijkt <strong>op</strong> gewoon ne<strong>de</strong>rzettingsaar<strong>de</strong>werk. Aangezien we voor <strong>de</strong> 1ste eeuwse component slechts een fractiehebben <strong>op</strong>gegraven en me<strong>de</strong> door <strong>het</strong> feit dat <strong>het</strong> vaak <strong>op</strong>spit of zwerfvuil betreft, kan ook <strong>het</strong> 1ste eeuwseaar<strong>de</strong>werk weinig vertellen over <strong>de</strong> aard <strong>van</strong> <strong>de</strong> ne<strong>de</strong>rzetting. Opvallend is wel dat <strong>de</strong> tafelwaar (en in <strong>het</strong> bijzon<strong>de</strong>r<strong>de</strong> terra sigillata) slechts beperkt aanwezig is, wat een militaire aanwezigheid toch eer<strong>de</strong>r tegenspreekt danbevestigt. Verrassend is <strong>de</strong> aanwezigheid <strong>van</strong> <strong>de</strong> Campaanse wijnamforen. Zij wor<strong>de</strong>n zel<strong>de</strong>n gevon<strong>de</strong>n in inheems-<strong>Romeinse</strong><strong>ne<strong>de</strong>rzettingen</strong> en zijn bovendien vroeg te dateren (hoofdzakelijk eerste helft <strong>van</strong> <strong>de</strong> 1ste eeuwna Chr.). 150146In Alphen aan <strong>de</strong> Rijn zijn nauwelijks 2<strong>de</strong> eeuwse en jongere vondslagen aangetroffen (Polak/Kloosterman/Niemeijer,130).147Willems 1984, 170.148Willems 1984, 169.149Willems 1984, 187.150Hier zijn in elk geval geen vermeldingen <strong>van</strong> teruggevon<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> literatuur.70


7.7 ConclusieIn totaal zijn 5.347 scherven – met een gewicht <strong>van</strong> 100.878 gram - uit vindplaats A en D ver<strong>de</strong>r geanalyseer<strong>de</strong>n ingevoerd in een database.Uit vindplaats A zijn 3.243 scherven geanalyseerd. Het aar<strong>de</strong>werk uit <strong>de</strong>ze vindplaats kan enerzijds gedateerdwor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> Claudisch-Neronische perio<strong>de</strong> en een twee<strong>de</strong> occupatiefase kan gedateerd wor<strong>de</strong>n <strong>van</strong>af ca.140/150 na Chr. tot ca. 270 na Chr.Uit vindplaats D zijn 2.104 scherven ver<strong>de</strong>r geanalyseerd. In <strong>de</strong>ze vindplaats is <strong>de</strong> begindatering te plaatsen in <strong>de</strong>eerste helft <strong>van</strong> <strong>de</strong> 1ste eeuw na Chr. De occupatie <strong>van</strong> <strong>het</strong> terrein houdt wellicht al tegen <strong>het</strong> ein<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> 2<strong>de</strong>eeuw <strong>op</strong>.Over <strong>de</strong> aard <strong>van</strong> bei<strong>de</strong> vindplaatsen zijn <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> <strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werk geen <strong>de</strong>finitieve uitspraken te doen. Deovereenkomsten <strong>van</strong> <strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werkspectrum <strong>van</strong> vindplaats A (uit <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft <strong>van</strong> <strong>de</strong> 2<strong>de</strong> eeuw en <strong>de</strong> 3<strong>de</strong>eeuw na Chr.) met <strong>de</strong> militaire vindplaats Meinerswijk zijn groot. Wellicht is dit te wijten aan <strong>de</strong> ligging <strong>van</strong>bei<strong>de</strong> plaatsen aan <strong>de</strong> limes en aan <strong>de</strong> grote overlap in datering. Of we te maken hebben met een militaire vindplaatszelf of met een vicus die gelegen is in een regio die erg on<strong>de</strong>rhevig is aan militaire invloe<strong>de</strong>n, is <strong>op</strong> basis <strong>van</strong><strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werk niet te zeggen.71


8 Keramisch bouwmateriaal8.1 Inleiding, methodologie en vraagstellingenIn totaal zijn 1.044 fragmenten keramisch bouwmateriaal gevon<strong>de</strong>n (67.901 kg) (tabel 8.1). 151 On<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze noemervallen dakpan, baksteen en verbran<strong>de</strong> klei. De fragmenten dakpan en baksteen zijn zoveel mogelijk inge<strong>de</strong>eldnaar functie (tegula, imbrex, tubulus, vloertegel en bessalis of hypocausttegel). Het on<strong>de</strong>rscheid tussen <strong>de</strong>zevormen was echter vaak niet dui<strong>de</strong>lijk. De dikte is als maat gebruikt om <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rscheid te kunnen maken tusseneen tegula (daktegel) en een vloertegel. 152 Een imbrex (nokpan) daarentegen is vaak herkenbaar door <strong>de</strong> gebogenvorm.In dit hoofdstuk wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> algemene kenmerken <strong>van</strong> <strong>het</strong> vondstmateriaal besproken.8.2 ResultatenHet keramisch bouwmateriaal is goed geconserveerd. Het betreft wel enkel relatief kleine fragmenten. Uit tabel8.1 blijkt dat <strong>het</strong> meren<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong> materiaal in vindplaats A is aangetroffen. Vooral <strong>de</strong> hoeveelheid baksteen/dakpanvalt <strong>op</strong>. De aantallen <strong>van</strong> verbran<strong>de</strong> klei zijn voor bei<strong>de</strong> vindplaatsen nagenoeg gelijk. Noemenswaardigestukken verbran<strong>de</strong> klei zijn niet aanwezig.vindplaats Avindplaats Daantal gewicht in g aantal gewicht in gdakpan/baksteen 723 57.179 101 8.392verbran<strong>de</strong> klei 111 1.156 109 1.175totaal 834 58.335 210 9.566Tabel 8.1. Huissen Loostraat-Zuid. Het keramisch bouwmateriaal per vindplaats.vindplaats Avindplaats Daantal gewicht in g aantal gewicht in gtegula 390 44.064 45 6.951imbrex 41 5.671 5 576tubulus 1 68 - -bessalis 1 246 - -vloertegel 12 2.586 - -in<strong>de</strong>t. 278 4.544 51 865totaal 723 57.179 101 8.392Tabel 8.2. Huissen Loostraat-Zuid. De ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> dakpan/baksteen over vindplaatsen A en D.151De <strong>de</strong>terminatie <strong>van</strong> <strong>het</strong> materiaal is gedaan door <strong>de</strong> auteur en W.J.M.M. Jozen.152Fragmenten met een dikte <strong>van</strong> ca. 15 tot 38 mm wer<strong>de</strong>n als tegula ge<strong>de</strong>termineerd, terwijl een dikte <strong>van</strong> meer dan 38 mmtoegeschreven werd aan een vloertegel. Tubuli zijn holle bakstenen die aan <strong>de</strong> korte zij<strong>de</strong>s <strong>op</strong>en zijn. De dikte is ongeveer 10mm.72


Eén fragment <strong>van</strong> een dakpan bevatte een ge<strong>de</strong>eltelijke stempel: XX[. Na <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> X volg<strong>de</strong> <strong>de</strong> aanzet <strong>van</strong> een<strong>de</strong>r<strong>de</strong> X. Deze stempel verwijst naar <strong>het</strong> 30ste legioen. Het fragment bevond zich in <strong>de</strong> nazakking <strong>van</strong> <strong>de</strong> zui<strong>de</strong>lijketak <strong>van</strong> <strong>de</strong> rechthoekige greppelstructuur. Uit <strong>de</strong>ze structuur zijn overigens 127 fragmenten dakpan verzameld.Het aantal fragmenten dakpan is te laag om te conclu<strong>de</strong>ren dat in <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rzochte <strong>de</strong>el één of meer<strong>de</strong>r gebouwenhebben gestaan met een dak met dakpannen (tabel 8.2). Het valt echter niet uit te sluiten dat el<strong>de</strong>rs in <strong>de</strong>vindplaatsen wel zulke structuren gestaan hebben. De vondst <strong>van</strong> <strong>de</strong> stempel <strong>van</strong> <strong>het</strong> 30ste legioen lijkt er echter<strong>op</strong> te wijzen dat <strong>het</strong> dakpanmateriaal als slo<strong>op</strong>puin in <strong>de</strong> ne<strong>de</strong>rzetting is terecht gekomen. Gelijkaardige stempelszijn namelijk aangetroffen in <strong>de</strong> <strong>op</strong>gebagger<strong>de</strong> vondsten bij <strong>het</strong> castellum <strong>van</strong> Loowaard. 1538.3 ConclusieIn totaal zijn 1.044 fragmenten keramisch bouwmateriaal verzameld. De categorie dakpan/baksteen vormt met824 fragmenten <strong>de</strong> hoofdmoot. Het betreft relatief kleine fragmenten. Opvallend is <strong>de</strong> aanwezigheid <strong>van</strong> éénfragment met een militaire stempel die verwijst naar <strong>het</strong> 30ste legioen. Vermoe<strong>de</strong>lijk zijn <strong>de</strong> dakpanfragmentenals slo<strong>op</strong>puin in <strong>de</strong> <strong>ne<strong>de</strong>rzettingen</strong> terecht gekomen.153Willems 1988, 16.73


9 MetaalJan <strong>van</strong> Renswou<strong>de</strong>9.1 InleidingTij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> <strong>op</strong>graving zijn in totaal 656 metalen objecten verzameld. Deze objecten zijn verzameld door systematischmet een metaal<strong>de</strong>tector in lagen <strong>van</strong> ca. vijf cm <strong>de</strong> machinaal verwij<strong>de</strong>r<strong>de</strong> grond, waaron<strong>de</strong>r <strong>de</strong> recentebouwvoor, te on<strong>de</strong>rzoeken. Alle sporen en vondstlagen zijn eveneens met <strong>de</strong> metaal<strong>de</strong>tector on<strong>de</strong>rzocht. Over<strong>het</strong> algemeen zijn recente voorwerpen niet verzameld. Van <strong>de</strong> 656 metaalvondsten zijn er 608 ge<strong>de</strong>termineer<strong>de</strong>n in een database ingevoerd. 154 Deze objecten zijn gemaakt <strong>van</strong> brons (229 stuks), ijzer (298 stuks), lood (50stuks) en tin (één stuk). 155 Alle voorwerpen <strong>van</strong> brons, lood en tin zijn geconserveerd en bewaard. Van <strong>het</strong> ijzeris een kleine selectie geconserveerd en bewaard. Alle ijzeren spijkers zijn verwij<strong>de</strong>rd na <strong>de</strong>terminatie. De metalenobjecten zijn vooral aangetroffen in cultuurlagen of on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> sporen. De <strong>Romeinse</strong> cultuurlaag, die on<strong>de</strong>reen dikke bouwvoor lag, is niet door ploegen aangetast waadoor <strong>de</strong> metalen objecten goed bewaard zijn gebleven.In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven <strong>van</strong> <strong>de</strong> aangetroffen metalen objecten. Daarnaast wordt antwoordgegeven <strong>op</strong> een aantal vragen uit <strong>het</strong> PvE die betrekking hebben <strong>op</strong> <strong>de</strong> metaalvondsten. 156 Om <strong>de</strong> vragen uit <strong>het</strong>PvE te beantwoor<strong>de</strong>n wordt eerst <strong>het</strong> materiaal besproken waarbij bijzon<strong>de</strong>re aandacht uitgaat naar enkele belangrijkemetaalcategorieën zoals fibulae, militaria en paar<strong>de</strong>ntuig, gereedschap, siera<strong>de</strong>n en toiletgerei (tabel9.1). 157 Deze categorieën komen algemeen voor, zijn nauwkeurig te dateren en bevatten veel informatie. Om <strong>de</strong>vragen te beantwoor<strong>de</strong>n wordt <strong>het</strong> metaalspectrum vergeleken met <strong>de</strong> metaalvondsten <strong>van</strong> enkele vergelijkbare<strong>op</strong>gravingen uit <strong>het</strong> Mid<strong>de</strong>nne<strong>de</strong>rlandse rivierengebied zoals Gel<strong>de</strong>rmalsen-Rijs en Ooyen 158 , Tiel-Passewaaij 159en Gel<strong>de</strong>rmalsen-Hondsgemet. 160 De conclusies wor<strong>de</strong>n <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze resultaten gepresenteerd. De vragenuit <strong>het</strong> PvE zijn:Vondsten1 Wat is <strong>de</strong> aard en conservering <strong>van</strong> <strong>de</strong> vondsten?2 Wat zijn in <strong>het</strong> vondstenspectrum <strong>de</strong> verschillen en/of overeenkomsten tussen vindplaats A en D?3 Hoe dateren <strong>de</strong> vondsten en is er een bewoningscontinuïteit merkbaar in <strong>het</strong> vondstenspectrum <strong>van</strong> <strong>de</strong> LateIJzertijd tot en met <strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong> tijd of later?Specifiek voor vindplaats A en D:1 Wat is er te zeggen ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> aard <strong>van</strong> <strong>de</strong> ne<strong>de</strong>rzetting <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> <strong>het</strong> vondstenspectrum en aangetroffenstructuren? Wat zijn <strong>de</strong> overeenkomsten en verschillen en/of overeenkomsten met vindplaats A?154De muntvondsten, 42 stuks in totaal, vallen buiten dit hoofdstuk. Deze zijn ge<strong>de</strong>termineerd en uitgewerkt door F. Kemmers.155Het verschil in <strong>de</strong> totale hoeveelheid metaal wordt veroorzaakt doordat sommige voorwerpen gebroken zijn. Deze zijn bij<strong>de</strong> <strong>de</strong>terminatie als één geteld.156Haarhuis 2005, 8-9.157Een kleine selectie <strong>van</strong> <strong>het</strong> metaal is afgebeeld.158Verhelst 2003.159Verhelst 2006.160Van Renswou<strong>de</strong> 2006.74


9.2 Resultaten9.2.1 FibulaeDe belangrijkste vondstgroep on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> metalen wordt gevormd door kleding- of mantelspel<strong>de</strong>n (fibulae). Kledingspel<strong>de</strong>nkunnen over <strong>het</strong> algemeen scherp gedateerd wor<strong>de</strong>n, waardoor ze <strong>van</strong> groot belang zijn voor <strong>de</strong>datering en fasering <strong>van</strong> <strong>de</strong> vindplaats. Door een aantal eigenschappen <strong>van</strong> fibulae zijn ze meer dan an<strong>de</strong>re vondstcategorieëngeschikt om mee te dateren. Deze eigenschappen zijn: ze komen veel voor, <strong>de</strong> constructie is kwetsbaaren ze zijn mo<strong>de</strong>gevoelig waardoor <strong>de</strong> levensduur beperkt is. 161 In totaal zijn 93 fibulae gevon<strong>de</strong>n waar<strong>van</strong> 35stuks in vindplaats A en 58 in D (tabel 9.1).fibulatype/-groep vindplaats A vindplaats D totaal %La Tène- - 1 1 1.1draad- 15 31 46 49.4boog- 5 3 8 8.7knik- 1 5 6 6.5ogen- 2 7 9 9.6haak- 1 1 2 2.2Aucissa- 2 - 2 2.2nier- 1 - 1 1.1pelta- 1 - 1 1.1schijffibula 3 3 5 5.4een<strong>de</strong>lige voetboog- 1 1 2 2.2twee<strong>de</strong>lige spiraal- 1 - 1 1.1laat-Romeins - 2 2 2.2subtotaal ge<strong>de</strong>termineerd 33 54 86 93.5onbekend 3 3 6 6.5totaal 36 57 93 100Tabel 9.1. Huissen Loostraat-Zuid. Fibulae per type en vindplaats.Late IJzertijdEr is slechts één mantelspeld, daterend in <strong>de</strong> Late IJzertijd, aangetroffen tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> <strong>op</strong>graving. Dit is eenNauheimfibula (fig. 9.1, V2.270) waar<strong>van</strong> <strong>de</strong> beugel langsversierd is met vier lijnen en <strong>de</strong> overgang <strong>van</strong> beugelnaar <strong>de</strong> voet is gemarkeerd met vier horizontale lijnen. Dit type mantelspeld dateert voornamelijk in La Tène D1en komt ook nog voor in D2. De datering ligt ergens tussen ca. 150/120 en 70/50 voor Chr. 162 De mantelspeldheeft echter een dichte naaldhou<strong>de</strong>r, wat een typologisch jonger kenmerk is. Deze fibula zou dus nog iets laterkunnen dateren, maar <strong>het</strong> is uitgesloten dat <strong>de</strong>ze speld nog in <strong>de</strong> Augusteïsche tijd voorkomt. Nauheimfibulaekomen over <strong>het</strong> algemeen veel voor in ne<strong>de</strong>rzettingscontexten. Deze fibulae hebben een verspreidingsgebied datgrote <strong>de</strong>len <strong>van</strong> Eur<strong>op</strong>a omvat. De vondst <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze vroege fibula lijkt echter eer<strong>de</strong>r <strong>op</strong> toeval te berusten dan eenaanwijzing te zijn voor bewoning in <strong>de</strong> 1ste eeuw voor Chr. binnen <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rzoeksgebied. Wel kan aangenomenwor<strong>de</strong>n, dat bewoningsporen uit <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> zich <strong>op</strong> korte afstand <strong>van</strong> <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rzoeksgebied moetenbevin<strong>de</strong>n.161Verhelst 2006, 150.162Metzler 1995, 185-189; Feugère 1985, 223-227; Verhelst 2006, 151; Striewe 1996, 167.75


Fig. 9.1. Huissen Loostraat-Zuid. Fibulae vindplaats D. Schaal 1:1.Vroeg-<strong>Romeinse</strong> tijdUit <strong>de</strong> vroeg-<strong>Romeinse</strong> tijd komen 38 exemplaren. Hier<strong>van</strong> zijn er 21 afkomstig uit vindplaats A en 17 uit D.Het vormenspectrum is vrijwel niet afwijkend <strong>van</strong> <strong>het</strong> algemene beeld dat bestaat <strong>van</strong> fibulae uit vroeg-<strong>Romeinse</strong>rurale contexten. De belangrijkste typen die voorkomen zijn boog-, knik- (fig. 9.2, V7.39), ogen- en draadfibulaemet rondgebogen beugel. Daarnaast zijn nog enkele Aucissa- (fig. 9.2, V8.34) en haakfibula gevon<strong>de</strong>n. Opmerkelijkis echter dat kapfibulae, die algemeen voorkomen in begin eerste eeuwse contexten, geheel ontbreken.76


Fig. 9.2. Huissen Loostraat-Zuid. Fibulae vindplaats A. Schaal 1:1.77


Aangenomen wordt dat kapfibulae in <strong>de</strong> tijd <strong>van</strong> Claudius (41-54) niet meer gedragen wer<strong>de</strong>n. 163 Een aantalmantelspel<strong>de</strong>n (elf stuks, boogfibulae, draadfibulae met rondgebogen beugel, verdikte k<strong>op</strong> en S-vormig profiel,ogenfibulae) uit <strong>de</strong> <strong>op</strong>graving <strong>van</strong> Huissen hebben echter een einddatering die rond veertig na Chr. ligt. Opgrond hier<strong>van</strong> zou<strong>de</strong>n kapfibulae tussen <strong>de</strong> vondsten verwacht mogen wor<strong>de</strong>n. Daarom is <strong>het</strong> waarschijnlijk datdit type al enige <strong>de</strong>cennia voor <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> <strong>van</strong> Claudius niet meer p<strong>op</strong>ulair is en komen ze daarom niet voor inHuissen. Op basis <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze gegevens kan aangenomen wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> bewoning in vindplaats A en D aan<strong>van</strong>gtergens in <strong>het</strong> begin <strong>van</strong> <strong>het</strong> twee<strong>de</strong> kwart <strong>van</strong> <strong>de</strong> 1ste eeuw na Chr.On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> vroeg-<strong>Romeinse</strong> mantelspel<strong>de</strong>n bevin<strong>de</strong>n zich twee <strong>op</strong>merkelijke exemplaren die niet algemeen voorkomenin <strong>het</strong> Bene<strong>de</strong>n-Rijnse gebied. Het eerste exemplaar is een voetboogfibula <strong>van</strong> <strong>het</strong> Almgren type 12 (fig.9.1, V2.78). Directe parallellen zijn gevon<strong>de</strong>n in Bunnik-Vechten 164 en in Gel<strong>de</strong>rmalsen-Hondsgemet. 165 Dezemantelspel<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n gedateerd tussen 30 en 100 na Chr. 166 Het twee<strong>de</strong> exemplaar, een draadfibula, lijk <strong>op</strong> eenAlmgren 10 (fig. 9.2, V6.7). 167 Afwijkend is echter <strong>de</strong> dolkachtige voet. Het is echter geen dolkfibula omdat <strong>het</strong>exemplaar een beugelkn<strong>op</strong> en een lang gebogen beugel heeft.Tussen vindplaats A en D zijn geen grote verschillen in <strong>de</strong> begindatering <strong>van</strong> <strong>de</strong> sites uit <strong>het</strong> fibulaspectrumaf te lezen. Hoewel in vindplaats A veel min<strong>de</strong>r mantelspel<strong>de</strong>n gevon<strong>de</strong>n zijn dan in vindplaats D is <strong>het</strong>percentage vroeg-<strong>Romeinse</strong> mantelspel<strong>de</strong>n relatief gezien groter, namelijk 50% in A en 36% in D. Bei<strong>de</strong> vindplaatsenhebben dus een belangrijke vroeg-<strong>Romeinse</strong> component.Mid<strong>de</strong>n-<strong>Romeinse</strong> tijdHet grootste aantal mantelspel<strong>de</strong>n stamt uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n-<strong>Romeinse</strong> tijd. In totaal 51 exemplaren. Zoals gebruikelijkin lan<strong>de</strong>lijke <strong>ne<strong>de</strong>rzettingen</strong> bestaat <strong>het</strong> meren<strong>de</strong>el hier<strong>van</strong> uit draadfibula (32 stuks). Wanneer echter gekekenwordt naar <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling tussen <strong>de</strong> twee vindplaatsen valt <strong>op</strong> dat in vindplaats D vooral draadfibulae met hoekiggebogen beugel (Van Buchem 22C en 22D), die dateren tussen 60 en 150 na Chr., voorkomen (fig.9.1,V2.292). 168 In totaal zijn <strong>van</strong> dit type achttien stuks aangetroffen. Dit type ontbreekt geheel in vindplaats A.Daarentegen zijn in vindplaats A zeven draadfibulae aangetroffen met een bandvormige beugel (Van Buchem type24) die dateren tussen 100 en 200 na Chr. 169 In vindplaats D is <strong>van</strong> dit type maar één exemplaar aangetroffen.Hieruit kan geconclu<strong>de</strong>erd wor<strong>de</strong>n dat vindplaats D vooral intensief bewoond is geweest tot in <strong>het</strong> begin <strong>van</strong> <strong>de</strong>twee<strong>de</strong> eeuw na Chr. Geheel verlaten wordt <strong>de</strong> vindplaats niet, want er zijn ook enkele mantelspel<strong>de</strong>n aangetroffenmet een datering <strong>van</strong> na 150 na Chr. Een voorbeeld hier<strong>van</strong> is <strong>de</strong> draadfibula met een breed uitgehamer<strong>de</strong>beugel, die dateert tussen 175 en 250 na Chr. (fig. 9.1, V2.92). De bewoning in vindplaats A lijkt <strong>van</strong>af <strong>de</strong> Flavisc<strong>het</strong>ijd af te nemen en minimaal te zijn tot in <strong>het</strong> eerste kwart <strong>van</strong> <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> eeuw na Chr. Vanaf <strong>het</strong> twee<strong>de</strong>kwart <strong>van</strong> <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> eeuw na Chr. neemt <strong>het</strong> aantal vondsten weer toe.In vindplaats A zijn een aantal <strong>op</strong>merkelijke mantelspel<strong>de</strong>n aangetroffen. In <strong>het</strong> oog springen direct drie groteschijffibulae waar<strong>van</strong> er twee zijn ingelegd met glas en V6.6 is zelfs met goudfolie versierd (fig. 9.2,V7.3 en V6.6).Het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> exemplaar (fig. 9.2, V8.89) is volledig versierd geweest met preßblech waar<strong>op</strong> geometrische motievenstaan afgebeeld. Dit soort luxe mantelspel<strong>de</strong>n zijn in lan<strong>de</strong>lijke <strong>ne<strong>de</strong>rzettingen</strong> vaak schaars. Deze drie kledingspel<strong>de</strong>ndateren tussen 150 en 250 na Chr. Opvallend zijn echter een nierfibula (Böhme 22e) (fig. 9.2, V8.68) eneen fragment <strong>van</strong> een peltafibula (Böhme 47) (V8.222). Zowel <strong>de</strong> nier- als <strong>de</strong> peltafibula kunnen scherp gedateerdwor<strong>de</strong>n. De nierfibula dateert tussen 140 en 180 na Chr. en komt hoofdzakelijk voor in <strong>het</strong> <strong>grens</strong>gebied <strong>van</strong> <strong>de</strong>163Haalebos 1986, 18.164Haalebos 1986, 80 en afb. 28.4.165Van Renswou<strong>de</strong> in voorbereiding.166Van <strong>de</strong>r Roest 1988, 156.167Almgren 1923, 64-65 en tafel 1 afb. 10.168Van Buchem 1941.169Van Buchem 1941.78


Fig. 9.3. Huissen Loostraat-Zuid. Foto's <strong>van</strong> enkele fibulae. Schaal 1:1.79


Germaanse-Rätischen limes en werd hoofdzakelijk door soldaten gebruikt. 170 De peltafibula dateert tussen 175 en225 na Chr. en komt hoofdzakelijk in <strong>de</strong> Germaanse provincies voor. Dit type mantelspel<strong>de</strong>n werd waarschijnlijkalleen door mannen gebruikt en zijn alleen bekend uit castella. 171 Ver<strong>de</strong>r komt uit vindplaats A nog een twee<strong>de</strong>ligespiraalfibula (Böhme 37e) (fig. 9.2, V8.130) die een datering heeft tussen 180 en 300 na Chr.Noemenswaardige stukken uit vindplaats D zijn drie schijffibulae waar<strong>van</strong> er twee geëmailleerd zijn (fig.9.1, V1.9 en V2.65) en één die versierd is met pelta-motieven (fig. 9.1, V2.439).Laat-<strong>Romeinse</strong> tijdUit <strong>de</strong> laat-<strong>Romeinse</strong> tijd stammen twee fibulae die bei<strong>de</strong> afkomstig zijn uit vindplaats D. Het eerste exemplaar iseen twee<strong>de</strong>lige voetboogfibula (Schulze 153) die gedateerd wordt tussen 300 en 375 na Chr. (fig. 9.1, V2.23) en<strong>de</strong> kn<strong>op</strong> <strong>van</strong> een steunarmfibula (V2.487), die tussen 350 en 425 na Chr. dateert. In <strong>de</strong>ze vindplaats lijkt <strong>de</strong> bewoningdoor te l<strong>op</strong>en <strong>van</strong>af <strong>het</strong> twee<strong>de</strong> kwart <strong>van</strong> <strong>de</strong> eerste eeuw na Chr. tot in <strong>de</strong> laat-<strong>Romeinse</strong> tijd.9.2.2 Militaria en paar<strong>de</strong>ntuigTot <strong>de</strong> groep militaria en paar<strong>de</strong>ntuig kunnen 30 objecten gerekend wor<strong>de</strong>n. De meeste objecten behoren tot <strong>de</strong>groep paar<strong>de</strong>ntuig (22 stuks), die bestaan uit een ijzeren paar<strong>de</strong>nbit (fig. 9.4, V7.175) twee riemver<strong>de</strong>lers, negenstuks sierbeslag, twee bellen, twee passanten, twee hangers en twee sluitingen. Paar<strong>de</strong>ntuig komt algemeen voorin zowel militaire als rurale <strong>ne<strong>de</strong>rzettingen</strong>. Alleen <strong>het</strong> ijzeren paar<strong>de</strong>nbit is een object dat in rurale <strong>ne<strong>de</strong>rzettingen</strong>niet veel voorkomt. Opvallend is <strong>de</strong> categorie militaria. In lan<strong>de</strong>lijke <strong>ne<strong>de</strong>rzettingen</strong> zijn militaire objectenschaars, zeker in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> en <strong>de</strong>r<strong>de</strong> eeuw. De gevon<strong>de</strong>n voorwerpen bestaan uit drie ijzeren lanspunten (fig.9.5, V7.9, V7.73 en V8.19) en een ijzeren dolk (fig. 9.5, V8.86). Deze objecten zijn gevon<strong>de</strong>n in eind twee<strong>de</strong> en<strong>de</strong>r<strong>de</strong> eeuwse contexten in vindplaats A. 172 Uit vindplaats D komen twee stukken gor<strong>de</strong>lbeslag en een stukjeplaatspantser type Corbridge. Deze wor<strong>de</strong>n alle drie gedateerd in <strong>de</strong> 1ste eeuw of <strong>de</strong> <strong>het</strong> begin <strong>van</strong> <strong>de</strong> 2<strong>de</strong> eeuwna Chr.Een <strong>op</strong>merkelijke vondst komt eveneens uit vindplaats D. Dit is een ijzeren hak (fig. 9.5, V2.483), een soortpionierssch<strong>op</strong>, waar<strong>op</strong> een inscriptie staat. De hak is behoorlijk gesleten door gebruik en <strong>de</strong>els afgebroken. Daaromis hij waarschijnlijk afgedankt. De inscriptie omvat <strong>de</strong> letters >.T.F. De eerste letter is een omgekeer<strong>de</strong> C enis een Centuriateken, dat verwijst naar een legereenheid. Na <strong>het</strong> Centuriateken komt <strong>de</strong> naam <strong>van</strong> <strong>de</strong> Centurio endaarna pas <strong>de</strong> naam <strong>van</strong> <strong>de</strong> eigenaar. 173 Dit soort gereedschap is typisch voor militaire vondstcomplexen, al zijnenkele vondsten ook bekend uit ne<strong>de</strong>rzettingsplaatsen. 174 De inscriptie is echter bewijs dat <strong>de</strong> hak tot <strong>de</strong> persoonlijkeuitrusting <strong>van</strong> een soldaat heeft behoord.9.2.3 GereedschapEr zijn <strong>de</strong>rtien fragmenten/stukken gereedschap gevon<strong>de</strong>n. Hoewel gereedschap in <strong>de</strong> meeste <strong>ne<strong>de</strong>rzettingen</strong>gebruikt is, zijn ze schaars doordat <strong>de</strong>ze objecten hoofdzakelijk vervaardigd zijn uit ijzer en hierdoor zeer vergankelijkzijn. Bijzon<strong>de</strong>re stukken zijn een zeis (fig. 9.4, V1.125) die later hergebruikt is. Dit is zichtbaar aan <strong>de</strong>twee secundaire nietgaten. Het is niet dui<strong>de</strong>lijk waarvoor <strong>de</strong> zeis hergebruikt is. Op een ijzeren vijl (fig. 9.4,V7.1) is <strong>de</strong> bekapping waarmee gevijld werd nog <strong>de</strong>els zichtbaar. Daarnaast zijn een <strong>de</strong>el <strong>van</strong> een schaar (fig. 9.4,V1.89), een ijzeren spie, een beitel, twee messen en een zaag aangetroffen. De 107 spijkers zijn ook tot <strong>de</strong> groepwerktuigen gerekend.170Böhme 1972, 22-23.171Böhme 1972, 44-45.172Afkomstig uit <strong>de</strong> rechthoekige greppelstructuur en een kuil (S7.6) die binnen <strong>de</strong> greppelstructuur ligt.173o.a. Polak/Kloosterman/Niemeijer 2004, 200; Bosman 1997, 80.174Schalles/Schreiter 1993, 91.80


Fig. 9.4. Huissen Loostraat-Zuid. Gereedschap.81


Fig. 9.5. Huissen Loostraat-Zuid. Militaria.82


Fig. 9.6. Huissen Loostraat-Zuid. Siera<strong>de</strong>n, toiletgerei en overig metaal. Schaal 1:1.9.2.4 Siera<strong>de</strong>n en toiletgereiBij <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rzoek zijn <strong>de</strong>rtien bronzen siera<strong>de</strong>n gevon<strong>de</strong>n. Deze bestaan uit drie stukken armband, vijf haarnaal<strong>de</strong>neen kraal en drie vingerringen. Van <strong>de</strong> vingerringen zijn twee exemplaren afgebeeld. De eerste is een zegelring,waar<strong>van</strong> <strong>het</strong> zegel geheel verweerd is (fig. 9.6, V6.24), <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> een glad<strong>de</strong> bandring (fig. 9.6, V8.35).83


Daarnaast is een haarnaald afgebeeld (fig. 9.6, V8.32). Dit soort siera<strong>de</strong>n wordt <strong>op</strong> <strong>de</strong> meeste sites aangetroffen enis niet afwijkend <strong>van</strong> <strong>het</strong> normale beeld.9.2.5 overig metaalOn<strong>de</strong>r <strong>de</strong> overige vondsten zitten drie bronzen lakzegeldoosjes (fig. 9.6, V1.60 en V2.244). 175 Dit is voor eenrelatief kleine <strong>op</strong>graving een aanzienlijk aantal. Deze drie zijn rond en wor<strong>de</strong>n tussen 100 en 270 na Chr. gedateerd.176 Een grote rechthoekige gesp (fig. 9.6, V8.36) met concave rondingen is aangetroffen in een <strong>Romeinse</strong>cultuurlaag in vindplaats A. Voor <strong>de</strong>ze gesp is geen parallel gevon<strong>de</strong>n. Ook voor een klein lepeltje (fig. 9.6,V2.468), dat mogelijk aan een toiletset gehangen heeft en misschien gebruikt is om make-up of zalf <strong>op</strong> <strong>de</strong> huidte smeren is geen parallel gevon<strong>de</strong>n. Een an<strong>de</strong>re <strong>op</strong>merkelijke vondst is een bronzen kistbeslag dat versierd is metdolfijnen (fig. 9.6, V8.91). Dit soort beslag komt sporadisch voor in <strong>de</strong> Rijngebie<strong>de</strong>n, Gallië en ook in Engeland.Ze zijn vooral gemaakt in Pannonië en dateren in <strong>de</strong> vroeg- en mid<strong>de</strong>n-<strong>Romeinse</strong> tijd. In Pannonië komen ookstilistische versier<strong>de</strong> vormen voor die in <strong>de</strong> laat-<strong>Romeinse</strong> tijd dateren. Dit exemplaar is echter mooi afgewerkten <strong>de</strong> dolfijn is niet stilistisch weergegeven en dateert daarom veel vroeger, namelijk tussen 50 en 200 na Chr. 177Een klein stukje is afgebroken, maar teruggevon<strong>de</strong>n in een paalkuil. Ver<strong>de</strong>r zijn nog een bronzen sierbeslagwaar<strong>op</strong> een hoofd <strong>van</strong> Amor afgebeeld is (fig.9.6, V1.3) en een lo<strong>de</strong>n gewicht <strong>van</strong> een unster (weegschaal) (fig.9.6, V7.31) gevon<strong>de</strong>n.9.3 ConclusieTij<strong>de</strong>ns <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rzoek zijn een groot aantal metalen aangetroffen die goed bewaard zijn gebleven. Deze vondstenzijn afkomstig <strong>van</strong> een relatief kleine on<strong>de</strong>rzochte <strong>op</strong>pervlakte. De metaalvondsten bestaan vooral uit bronzenen ijzeren objecten. Daarnaast is er lood en een tinnen object gevon<strong>de</strong>n. Zilveren objecten ontbreken.De vondsten dateren <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> <strong>de</strong> fibuladateringen <strong>van</strong>af <strong>het</strong> twee<strong>de</strong> kwart <strong>van</strong> <strong>de</strong> eerste eeuw naChr. De Nauheimfibula, die een datering heeft in <strong>de</strong> Late IJzertijd, is een toevalsvondst. Waarschijnlijk zit er welbewoning uit <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> in <strong>de</strong> directe omgeving. Vindplaats D lijkt continu bewoond tot in <strong>de</strong> laat-<strong>Romeinse</strong>tijd, al neemt <strong>het</strong> aantal vondsten die dateren <strong>van</strong> na 150 na Chr. drastisch af. De bewoning is min<strong>de</strong>r intensief.Vindplaats A lijkt een discontinuïteit te hebben in bewoning. Draadfibulae met hoekig gebogen beugel, VanBuchem 22, ontbreken geheel in <strong>de</strong>ze vindplaats. Deze mantelspeld komt juist algemeen voor in <strong>de</strong> perio<strong>de</strong>tussen 60 en 150 na Chr. en is in vindplaats D met achttien stuks <strong>de</strong> grootste groep. Er lijkt dus geen bewoningte zijn in vindplaats A <strong>van</strong>af ongeveer <strong>de</strong> Flavische perio<strong>de</strong> tot in <strong>de</strong> eerste helft <strong>van</strong> <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> eeuw na Chr.Vanaf ongeveer 150 na Chr. neemt <strong>het</strong> aantal vondsten toe. Uit <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> dateren ook een aantal <strong>op</strong>merkelijkevondsten. Dit omvat militaria, zoals drie speerpunten en een dolk. Opvallend is dat dit materiaal dateert in <strong>de</strong>twee<strong>de</strong> en <strong>de</strong>r<strong>de</strong> eeuw na Chr. In rurale contexten in <strong>het</strong> rivierengebied komen militaria echter bijna niet meervoor in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong>. 178 Daarnaast zijn nog twee mantelspel<strong>de</strong>n gevon<strong>de</strong>n die vooral in militaire contexten aangetroffenwor<strong>de</strong>n. Uit vindplaats D komt een dubbele hak met inscriptie die toebehoord heeft aan een soldaat,twee stukken gor<strong>de</strong>lbeslag en een stuk plaatpantser. Dit dateert echter vroeger in <strong>de</strong> 1ste of <strong>het</strong> begin <strong>van</strong> <strong>de</strong> 2<strong>de</strong>eeuw.Opvallend zijn ook een aantal luxe objecten waaron<strong>de</strong>r schijffibulae die ingelegd zijn met glas en versierdmet preßblech. Dit soort mantelspel<strong>de</strong>n zijn schaars in rurale <strong>ne<strong>de</strong>rzettingen</strong>. In <strong>het</strong> vondstenspectrum schijntdui<strong>de</strong>lijk door dat <strong>de</strong> ne<strong>de</strong>rzetting dicht aan <strong>de</strong> <strong>grens</strong> lag waar dit soort voorwerpen waarschijnlijk meer voorradigwaren. Het militaire materiaal wijst waarschijnlijk <strong>op</strong> <strong>de</strong> aanwezigheid <strong>van</strong> soldaten in <strong>de</strong> directe nabijheid<strong>van</strong>/of in <strong>de</strong> vindplaats. Het is mogelijk dat vindplaats A een militaire component heeft in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> en <strong>de</strong>r<strong>de</strong>eeuw na Chr.175V8.24 is niet afgebeeld.176Derks/Roymans 2002, 89-93177Riha 2001, 23-25.178Nicolay 2005, 292.84


10 MuntenFleur Kemmers10.1 InleidingTij<strong>de</strong>ns <strong>het</strong> archeologisch on<strong>de</strong>rzoek zijn 41 <strong>Romeinse</strong> en één Keltische munt aangetroffen. 179 Van <strong>de</strong>ze muntenwaren er 26 afkomstig <strong>van</strong> vindplaats A en zestien <strong>van</strong> vindplaats D. De conserveringstoestand <strong>van</strong> <strong>de</strong> muntenwas vrij goed, waardoor slechts zes munten (vijftien procent) niet nauwkeurig ge<strong>de</strong>termineerd kon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n.Voor muntvondsten uit een ne<strong>de</strong>rzettingscontext is dit een vrij gemid<strong>de</strong>ld percentage.De belangrijkste vraagstelling met betrekking tot <strong>de</strong> muntvondsten betreft ten eerste <strong>de</strong> datering <strong>van</strong> <strong>de</strong> vindplaatsenA en D, zoals die kan wor<strong>de</strong>n afgeleid uit <strong>de</strong> muntvondsten. Speciale aandacht zal daarbij uitgaan naar<strong>de</strong> verschillen en overeenkomsten tussen bei<strong>de</strong> vindplaatsen. Daarnaast speelt <strong>de</strong> vraag <strong>van</strong> bewoningscontinuïteittussen Late IJzertijd, <strong>Romeinse</strong> tijd en Vroege Mid<strong>de</strong>leeuwen een rol. De twee<strong>de</strong> hoofdvraag richt zich <strong>op</strong> <strong>de</strong>positie <strong>van</strong> <strong>de</strong> vindplaatsen A en D in <strong>het</strong> tot <strong>op</strong> he<strong>de</strong>n beken<strong>de</strong> muntspectrum <strong>van</strong> inheemse en militaire sites in<strong>de</strong> regio. Een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> punt is <strong>de</strong> ruimtelijke verspreiding <strong>van</strong> <strong>de</strong> muntvondsten over <strong>het</strong> terrein. Op basis hier<strong>van</strong>kan inzicht verkregen wor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> chronologische ontwikkeling <strong>van</strong> <strong>de</strong> bewoning, maar wellicht eveneens in<strong>de</strong> wijze <strong>van</strong> <strong>de</strong>positie (intentionele <strong>de</strong>positie of verlies).Om <strong>op</strong> <strong>de</strong>ze vragen antwoord te geven zullen eerst <strong>de</strong> muntvondsten in chronologische volgor<strong>de</strong> besprokenwor<strong>de</strong>n. Daarna zal aandacht besteed wor<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> ruimtelijke verspreiding <strong>van</strong> <strong>de</strong> muntvondsten. Vervolgenszal <strong>het</strong> muntbeeld vergeleken wor<strong>de</strong>n met dat <strong>van</strong> inheemse en militaire sites in <strong>de</strong> regio. Op basis <strong>van</strong> <strong>de</strong>zeresultaten zullen dan <strong>de</strong> conclusies gepresenteerd wor<strong>de</strong>n.10.2 Resultaten10.2.1 De muntvondstenVier munten uit <strong>de</strong> <strong>op</strong>graving Huissen-Loostraat zijn geslagen vóór <strong>de</strong> alleenheerschappij <strong>van</strong> Augustus (tabel10.1). Het betreft een <strong>de</strong>narius uit <strong>de</strong> tijd <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong> Republiek, een <strong>de</strong>narius en een quinarius (ter waar<strong>de</strong><strong>van</strong> een halve <strong>de</strong>narius) uit <strong>de</strong> Overgangstijd (<strong>de</strong> perio<strong>de</strong> tussen <strong>de</strong> moord <strong>op</strong> Caesar en <strong>de</strong> alleenheerschappij <strong>van</strong>Augustus) en een Keltische zilveren munt.autoriteit <strong>de</strong>nominatie datering muntplaats catalogus aantal vindplaatsL. Calpurnius Piso Frugi <strong>de</strong>narius 90 voor Chr. Roma Cra. 340/1 1 DTreveri zilver ca. 48-30 voor Chr. Titelberg Scheers 30a II 1 ABrutus quinarius 43-42 voor Chr. reizen<strong>de</strong> munt Cra. 506/3 1 AMarcus Antonius <strong>de</strong>narius 32-31 voor Chr. reizen<strong>de</strong> munt Cra. 544/26 1 ATabel 10.1. Huissen Loostraat-Zuid. Munten geslagen voor <strong>de</strong> alleenheerschappij <strong>van</strong> Augustus.Van zilveren munten uit <strong>de</strong> tijd <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong> Republiek en <strong>de</strong> Overgangstijd is bekend dat ze zeer lang incirculatie bleven. Tot aan <strong>de</strong> Flavische perio<strong>de</strong> domineren ze in onze streken <strong>de</strong> zilvergeldcirculatie en pas <strong>van</strong>af<strong>het</strong> begin <strong>van</strong> <strong>de</strong> 2<strong>de</strong> eeuw verdwijnen ze langzaam uit circulatie. 180 De zogenaam<strong>de</strong> legioens<strong>de</strong>narii (Cra. 544)<strong>van</strong> Marcus Antonius, waar<strong>van</strong> er één te Huissen-Loostraat is aangetroffen, komen zelfs tot in <strong>de</strong> 3<strong>de</strong> eeuw nog179Eén <strong>van</strong> <strong>de</strong> ter <strong>de</strong>terminatie aangebo<strong>de</strong>n munten betrof een post-Romeins exemplaar.180Peter 2001, 38-40; Kemmers 2005, 167-172.85


vrij regelmatig voor. Alledrie <strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong> munten uit <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> zijn <strong>van</strong> vaak tot zeer vaak voorkomen<strong>de</strong>types.Dit laatste kan zeker niet gezegd wor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> Keltische zilveren munt uit Huissen-Loostraat (fig. 10.1, V8.17).Deze munt <strong>van</strong> <strong>het</strong> zogenaam<strong>de</strong> ARDA-type (Scheers 30a II) is in onze streken bijzon<strong>de</strong>r zeldzaam. 181 Men gaater<strong>van</strong> uit dat munten <strong>van</strong> dit type zijn vervaardigd in <strong>het</strong> Keltische <strong>op</strong>pidum <strong>op</strong> <strong>de</strong> Titelberg (Luxemburg), <strong>de</strong>hoofdplaats <strong>van</strong> <strong>de</strong> stam <strong>de</strong>r Treveri. 182 Iconografisch is <strong>de</strong> munt afgeleid <strong>van</strong> twee <strong>Romeinse</strong> prototypes 183 ; <strong>de</strong>voorzij<strong>de</strong> (een gehelmd hoofd naar rechts) <strong>van</strong> een quinarius <strong>van</strong> Juba I (Numidische koning), RPC(I) 718 uit 48of 46 voor Chr., <strong>de</strong> keerzij<strong>de</strong> (een ruiter te paard rechts, met geheven rechterarm) <strong>van</strong> een <strong>de</strong>narius <strong>van</strong> P. Crepusius,Cra. 361/1c, uit 82 voor Chr. De tekst "ARDA" <strong>op</strong> <strong>de</strong> voorzij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> munt verwijst vermoe<strong>de</strong>lijknaar een tribale lei<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> Treveri. 184 Op basis <strong>van</strong> <strong>het</strong> voorkomen <strong>van</strong> dit munttype in gedateer<strong>de</strong> contexten<strong>op</strong> <strong>de</strong> Titelberg plaatst men zowel <strong>de</strong> vervaardiging als <strong>de</strong> circulatieperio<strong>de</strong> <strong>van</strong> dit type in <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> ca. 48-30voor Chr. 185 De verspreiding <strong>van</strong> dit munttype beperkt zich voornamelijk tot <strong>het</strong> westelijk <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong> stamgebied<strong>van</strong> <strong>de</strong> Treveri. 186 In Ne<strong>de</strong>rland is <strong>de</strong>ze munt voorzover bekend <strong>het</strong> enige exemplaar <strong>van</strong> dit type, zelfs in<strong>de</strong> grote collectie Keltische munten uit <strong>het</strong> pre-<strong>Romeinse</strong> heiligdom bij Empel komt <strong>het</strong> type niet voor. 187Fig. 10.1. Huissen Loostraat-Zuid. Munten. Schaal 1:1.181Metzler 1995, 161 (verspreidingskaart <strong>van</strong> <strong>het</strong> type).182Metzler 1995, 124-125; Loschei<strong>de</strong>r 1998, 159-172.183Loschei<strong>de</strong>r 2005, 111-112.184Metzler 1995, 135-136.185Metzler 1995, 162 (en Scheers) gaan uit <strong>van</strong> een begindatering in <strong>de</strong> tijd <strong>van</strong> <strong>de</strong> Gallische Oorlogen. Loschei<strong>de</strong>r (noot 5)heeft echter vrij overtuigend <strong>de</strong> iconografische link met <strong>het</strong> munttype <strong>van</strong> Juba I gelegd, waardoor <strong>de</strong> begindatering wat laterkomt te liggen. Deze datering is overgenomen door Haselgrove 1999, 153, waarbij hij <strong>het</strong> circulatiehoogtepunt in <strong>de</strong> jaren 30voor Chr. legt.186Loschei<strong>de</strong>r 2005, 124.187Roymans/Derks 1994, 114.86


Twaalf munten uit <strong>de</strong> <strong>op</strong>graving te Huissen zijn geslagen in <strong>de</strong> Julisch/Claudische perio<strong>de</strong> (27 voor – 68 naChr.) (tabel 10.2). Een munt <strong>van</strong> Augustus is afkomstig uit Nemausus (Nîmes), twee uit Lugdunum (Lyon).Munten uit Nemausus domineren <strong>de</strong> bronsgeldcirculatie in onze streken in <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> <strong>van</strong> circa 15 tot 5 voorChr., 188 waarna <strong>de</strong> dominante positie wordt overgenomen door <strong>de</strong> assen <strong>van</strong> <strong>de</strong> eerste altaarserie uit Lugdunum.189 In <strong>het</strong> twee<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennium na Christus zijn <strong>de</strong> munten uit Nemausus vrijwel volledig uit circulatieverdwenen. 190 Assen <strong>van</strong> <strong>de</strong> eerste en twee<strong>de</strong> altaarserie blijven tot in <strong>de</strong> Flavische perio<strong>de</strong> een vrij normaal verschijnsel.191 Op <strong>de</strong> twee Augusteïsche munten is een kl<strong>op</strong> aangebracht. In bei<strong>de</strong> gevallen is <strong>de</strong> afkorting "TIB" teon<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n, éénmaal in een vierkant ka<strong>de</strong>r, éénmaal in een cirkelvormig ka<strong>de</strong>r. Deze afkorting verwijst naarTiberius in zijn functie als generaal, voordat hij in 14 na Chr. Augustus <strong>op</strong>volg<strong>de</strong>. 192 Waarschijnlijk is <strong>de</strong> kl<strong>op</strong>aangebracht in <strong>het</strong> eerste <strong>de</strong>cennium na Christus om aan te geven dat <strong>de</strong>ze specifieke munten <strong>van</strong>uit <strong>het</strong> privévermogen<strong>van</strong> generaal Tiberius aan <strong>de</strong> troepen in <strong>het</strong> Rijngebied wer<strong>de</strong>n geschonken. 193De munt uit Nemausus is gehalveerd; een veelvoorkomend fenomeen in <strong>de</strong> Augusteïsche perio<strong>de</strong>. Door <strong>het</strong>halveren <strong>van</strong> een munt, verkreeg men twee stukken met elk <strong>de</strong> halve waar<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> originele munt (in dit gevaldus twee semissen). Men vermoedt dat dit halveren in militaire contexten gebeur<strong>de</strong> om <strong>op</strong> die manier <strong>het</strong> gebrekaan officieel kleingeld <strong>op</strong> te <strong>van</strong>gen, waaraan in <strong>de</strong>ze uithoek <strong>van</strong> <strong>het</strong> Rijk kennelijk een sterke behoefte bestond.194keizer <strong>de</strong>nominatie muntplaats datering catalogus overig aantal vindplaatsAugustus asNemausus 16-10 voor RIC(I-2) 155 gehalveerd 1 DChr.e.v.Lugdunum 7-3 voor Chr. RIC(I-2) 230 kl<strong>op</strong> TIB in vierkant1 A7 voor Chr. -14 RIC(I-2) 230 kl<strong>op</strong> TIB in cirkel 1 Ana Chr. e.v.Tiberius <strong>de</strong>narius Lugdunum 14-37 na Chr. RIC(I-2) 30 geplateerd 1 Das Roma 22-30 na Chr. RIC(I-2) 81 1 DTiberius of dupondius/as ? 14-41 na Chr. ? 1 ACaligulaCaligula dupondius Roma 37-41 na Chr. RIC(I-2) 57 2 A (1) en D (1)as Roma 37-41 na Chr. RIC(I-2) 58 1 AClaudius as Roma 41-54 na Chr. RIC(I-2)1 D100/116Nero as Lugdunum 65 na Chr. RIC(I-2) 460 1 D? as ? 16 voor Chr. - ? gehalveerd 1 D43 na Chr.totaal 12Tabel 10.2. Huissen Loostraat-Zuid. Munten geslagen in <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 27 voor Chr. tot 68 na Chr.188Van Heesch 1999, 349-351; Wigg 1999, 108-109.189Genoemd naar <strong>het</strong> altaar <strong>van</strong> <strong>de</strong> cultus <strong>van</strong> Roma en Augustus, dat stond <strong>op</strong>gesteld in Lyon. De eerste serie munten met<strong>de</strong>ze afbeelding er<strong>op</strong> (RIC I-2 230) dateert in <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 7-3 voor Chr., <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> serie (RIC I-2 235 e.v.) is geslagen in <strong>de</strong>perio<strong>de</strong> 8-14 na Chr.190Zie noot 182.191Kemmers 2005, 161-166.192Chantraine 1982, 35-38.193I<strong>de</strong>m.194Chantraine 1982, 25-33.87


De twee munten <strong>van</strong> Tiberius, een <strong>de</strong>narius en een as, behoren bei<strong>de</strong> tot zeer veel voorkomen<strong>de</strong> types. De <strong>de</strong>nariusis geplateerd, dat wil zeggen dat een k<strong>op</strong>eren kern is voorzien <strong>van</strong> een dun laagje zilver. In <strong>de</strong> numismatiekbestaat onenigheid over <strong>de</strong> vraag of <strong>de</strong>rgelijke geplateer<strong>de</strong> munten <strong>de</strong> producten <strong>van</strong> valsemunters zijn, of dooreen calculeren<strong>de</strong> overheid in circulatie zijn gebracht. 195Opmerkelijk zijn <strong>de</strong> twee dupondii <strong>van</strong> Caligula, geslagen ter herinnering aan zijn va<strong>de</strong>r Germanicus’ hel<strong>de</strong>nda<strong>de</strong>nin Germanië. Dit type is niet bijzon<strong>de</strong>r gangbaar en één er<strong>van</strong> verkeert in een uitzon<strong>de</strong>rlijk goe<strong>de</strong> conditie(fig. 10.1, V7.131). Naast <strong>de</strong>ze twee dupondii is een as <strong>van</strong> Caligula gevon<strong>de</strong>n, geslagen in naam <strong>van</strong> zijn grootva<strong>de</strong>rAgrippa. In <strong>het</strong> Rijngebied komt <strong>de</strong>ze Agrippa-as zeer frequent voor.Van zowel Claudius als Nero is slechts één munt gevon<strong>de</strong>n, in bei<strong>de</strong> gevallen <strong>van</strong> een zeer gangbaar type.Uit <strong>de</strong> Flavische perio<strong>de</strong> is slechts één munt gevon<strong>de</strong>n in Huissen (tabel 10.3). Het betreft een quadrans <strong>van</strong> Domitianus.In militaire contexten langs <strong>de</strong> Rijn is dit munttype een constante factor, zij <strong>het</strong> in kleine hoeveelhe<strong>de</strong>n.In civiele contexten komt <strong>de</strong>ze specifieke quadrans niet of nauwelijks voor. 196keizer <strong>de</strong>nominatie datering catalogus overig aantal vindplaatsDomitianus quadrans 81-96 na Chr. RIC(II) 436 1 DTrajanus dupondius 103-117 na Chr. ? 1 AHadrianus sestertius 134-138 na Chr. ? 1 Das 134-138 na Chr. RIC(II) 831 1 AAntoninus Pius <strong>de</strong>narius138-161 na Chr. ? geplateerd 1 A151-155 na Chr. RIC(III) 204/ 221/231/239 1 D157-158 na Chr. RIC(III) 274 1 AMarcus Aurelius<strong>de</strong>narius 161-175 na Chr. RIC(III) 698 1 Atotaal 8Tabel 10.3. Huissen Loostraat-Zuid. Munten geslagen in <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 69-192 na Chr.In totaal zijn er slechts zeven munten uit <strong>de</strong> 2<strong>de</strong> eeuw (tot aan <strong>de</strong> Severische perio<strong>de</strong>) in <strong>de</strong> <strong>op</strong>graving Huissen-Loostraat gevon<strong>de</strong>n (tabel 10.3), waar<strong>van</strong> <strong>de</strong> meeste uit <strong>de</strong> regeerperio<strong>de</strong> <strong>van</strong> Antoninus Pius stammen. Opmerkelijkgenoeg zijn alle Antonijnse munten <strong>de</strong>narii, terwijl Antonijns bronsgeld een zeer gewoon verschijnsel is in<strong>ne<strong>de</strong>rzettingen</strong> in <strong>de</strong> regio. 197Maar liefst twaalf munten zijn geslagen in <strong>de</strong> korte perio<strong>de</strong> 193-236 na Chr. (tabel 10.4). In alle gevallen betreft<strong>het</strong> <strong>de</strong>narii, maar bronsgeld uit <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> is extreem zeldzaam in <strong>het</strong> Rijngebied. 198 Vreemd genoeg ontbrekenmunten <strong>van</strong> <strong>de</strong> keizers tussen Septimius Severus (fig. 10.1, V7.24 en V6.19) en Severus Alexan<strong>de</strong>r. Wel is eenmunt <strong>van</strong> Maximinus Thrax (geslagen voor zijn zoon Maximus Caesar) gevon<strong>de</strong>n, wat voor Ne<strong>de</strong>rlandse begrippenvrij zeldzaam is (fig. 10.1, V6.15). 199 Opvallend aan <strong>de</strong> Severische munten uit Huissen-Loostraat, is <strong>de</strong>goe<strong>de</strong> tot zeer goe<strong>de</strong> conditie waarin ze verkeren en <strong>de</strong> slechts geringe slijtage <strong>van</strong> <strong>de</strong> meeste exemplaren.195Valsemunters: Crawford 1968; calculeren<strong>de</strong> overheid: Chantraine 1982, 41.196Kemmers 2003, 33-34.197Aarts 2000, 66-67.198Van Heesch 1998, 97-98; Reece 1973, 227-251.199In <strong>de</strong> database <strong>van</strong> muntvondsten in Ne<strong>de</strong>rland NUMIS, on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n door <strong>het</strong> Geld-en Bankmuseum te Utrecht, komenten zui<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> limes slechts zestien munten <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze keizer voor, met name in <strong>de</strong> castella te Vechten en Lei<strong>de</strong>n en inArentsburg/Forum Hadriani.88


keizer <strong>de</strong>nominatie muntplaats datering catalogus aantal vindplaatsSeptimius <strong>de</strong>narius Roma 193-194 na Chr. RIC(IV/i) 14 1 ASeverusLaodicea ad 196-197 na Chr. RIC(IV/i) 481 var. 1 DMareRoma 197 na Chr. RIC(IV/i) 97 1 D197-198 na Chr. RIC(IV/i) 117 1 A202-210 na Chr. RIC(IV/i) 265 1 ARIC(IV/i) 288 1 ARIC(IV/i) 261 1 A205 na Chr. RIC(IV/i) 196 1 ASeverus <strong>de</strong>narius Roma 222-228 na Chr. RIC(IV/ii) 165 1 AAlexan<strong>de</strong>r227 na Chr. RIC(IV/ii) 64 1 A228-231 na Chr. RIC(IV/ii) 215 1 DMaximinus <strong>de</strong>narius Roma 235-236 na Chr. RIC(IV/ii) 1 1 AThrax voorMaximustotaal 12Tabel 10.4. Huissen Loostraat-Zuid. Munten geslagen in <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 193-236 n.Chr.Van zes munten was <strong>het</strong> tenslotte niet mogelijk een nauwkeurige datering te geven. Op basis <strong>van</strong> formaat, stijl enmateriaal was <strong>het</strong> nog wel mogelijk ze binnen een marge <strong>van</strong> een eeuw te dateren (tabel 10.5).<strong>de</strong>nominatie datering overig aantal vindplaats<strong>de</strong>narius 150-235 na Chr. geplateerd 1 Adupondius/as 1-200 na Chr. 2 A en Das 1-100 na Chr. 2 A en Daes 230-350 na Chr. 1 Atotaal 6Tabel 10.5. Huissen Loostraat-Zuid. Niet nauwkeurig te <strong>de</strong>termineren munten.10.2.2 Ruimtelijke verspreiding <strong>van</strong> <strong>de</strong> muntvondstenIn figuur 10.2 zijn <strong>de</strong> muntvondsten per perio<strong>de</strong> uitgesplitst voor vindplaats A en vindplaats D. Hoewel <strong>het</strong>aantal dateerbare munten per vindplaats vrij gering is (22 respectievelijk <strong>de</strong>rtien), zijn enkele dui<strong>de</strong>lijke verschillenwaar te nemen. Op vindplaats A zijn munten uit <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 40-120 na Chr. afwezig en ligt er een sterkenadruk <strong>op</strong> munten uit <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 190-235 na Chr. Op vindplaats D is een continu muntspectrum te zien, zij <strong>het</strong>in zeer kleine aantallen. De 1ste eeuw na Chr. is hier relatief beter vertegenwoordigd dan <strong>op</strong> vindplaats A, terwijl<strong>de</strong> 3<strong>de</strong> eeuwse munten hier verhoudingsgewijs min<strong>de</strong>r dominant aanwezig zijn.De ruimtelijke verspreiding <strong>van</strong> <strong>de</strong> munten <strong>op</strong> vindplaats A (fig. 10.3) laat een onregelmatig patroon zien. Demunten concentreren zich in <strong>de</strong> noordoosthoek en <strong>de</strong> zuidwesthoek <strong>van</strong> <strong>het</strong> terrein. Opmerkelijk vondstarm is<strong>de</strong> rechthoekige structuur in werkput 7. Chronologisch is er een on<strong>de</strong>rscheid te maken tussen enerzijds <strong>de</strong> pre-Flavische munten, waar<strong>van</strong> <strong>het</strong> meren<strong>de</strong>el in <strong>de</strong> noordoostelijke hoek <strong>van</strong> <strong>de</strong> vindplaats is gevon<strong>de</strong>n, en an<strong>de</strong>rzijds<strong>de</strong> Antonijnse en Severische munten, die vooral in <strong>het</strong> zuidwestelijk <strong>de</strong>el <strong>van</strong> site A voorkomen. De muntenin en rondom <strong>de</strong> rechthoekige structuur in werkput 7 dateren in <strong>de</strong> Antonijnse en Severische perio<strong>de</strong>.89


Fig. 10.2. Huissen Loostraat-Zuid. Het percentage muntvondsten per perio<strong>de</strong> <strong>op</strong> <strong>de</strong> vindplaatsen A en D.Op vindplaats D concentreren <strong>de</strong> munten zich voornamelijk in of bij <strong>de</strong> oost-west l<strong>op</strong>en<strong>de</strong> serie greppels inwerkput 2 (fig. 10.4). Een kleine concentratie <strong>van</strong> Julisch/Claudische munten is waar te nemen in <strong>de</strong> zuidwesthoek<strong>van</strong> <strong>het</strong> terrein. In die zone komen geen Flavische en latere munten voor, die zijn uitsluitend in <strong>de</strong> buurt<strong>van</strong> <strong>de</strong> serie greppels gevon<strong>de</strong>n.10.2.3 Het muntspectrum <strong>van</strong> Huissen-Loostraat in vergelijking met sites in <strong>de</strong> regioBij een vergelijking tussen <strong>het</strong> muntspectrum <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>ne<strong>de</strong>rzettingen</strong> A en D enerzijds en an<strong>de</strong>rzijds een aantalsites in <strong>het</strong> oostelijke Rivierengebied, met name <strong>de</strong> regio tussen Nijmegen en <strong>de</strong> Rijn, springen enkele zaken in<strong>het</strong> oog. 200 In <strong>de</strong> eerste plaats <strong>de</strong> vrijwel volledige afwezigheid <strong>van</strong> Flavische munten. Munten <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze keizerskomen zeer veel voor in <strong>de</strong> regio, wat vooral te danken is aan <strong>de</strong> aanwezigheid <strong>van</strong> <strong>het</strong> Tien<strong>de</strong> Legioen Geminain Nijmegen. Ten twee<strong>de</strong> is <strong>de</strong> grote hoeveelheid Severische munten (bijna een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> totaal) <strong>op</strong>merkelijk.Op <strong>de</strong> meeste vindplaatsen in <strong>het</strong> Rivierengebied is weliswaar een kleine piek aan muntvondsten uit <strong>de</strong>zeperio<strong>de</strong> waar te nemen, maar een <strong>de</strong>rgelijke uitschieter is uitzon<strong>de</strong>rlijk. Ten <strong>de</strong>r<strong>de</strong> is <strong>de</strong> afwezigheid <strong>van</strong> 4<strong>de</strong>eeuwsemunten <strong>op</strong>merkelijk. In enkele <strong>ne<strong>de</strong>rzettingen</strong> in <strong>de</strong> omgeving, zowel militair als civiel <strong>van</strong> aard, komen<strong>de</strong>ze munten wel voor. 201 Een overeenkomst tussen <strong>de</strong> vindplaatsen in Huissen en die in <strong>de</strong> regio is <strong>het</strong> Julisch/Claudischemuntbeeld. Munten uit <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> zijn een constante factor in vrijwel elke ne<strong>de</strong>rzetting,vooral munten <strong>van</strong> Augustus en Tiberius. Tot slot laten <strong>de</strong> muntvondsten uit Huissen enkele ‘militaire’ connotatieszien. In <strong>de</strong> eerste plaats is dat <strong>de</strong> gehalveer<strong>de</strong> munt uit Nemausus <strong>van</strong> keizer Augustus. Dit type komt vrijweluitsluitend in militaire <strong>ne<strong>de</strong>rzettingen</strong> voor. 202 Daarnaast hebben twee <strong>van</strong> <strong>de</strong> munten een kl<strong>op</strong>, wat aangeeft datze afkomstig zijn uit <strong>de</strong> militaire geldcirculatie in <strong>de</strong> regio. 203 Datzelf<strong>de</strong> geldt voor <strong>de</strong> quadrans <strong>van</strong> Domitianus,aangezien dit type naar alle waarschijnlijkheid bij een donativum in <strong>het</strong> Rijngebied is uitgekeerd. 204200Deze vergelijking is gebaseerd <strong>op</strong> gegevens uit Aarts 2000, Kemmers 2005, Kemmers (in druk) en NUMIS.201Met name Arnhem-Meinerswijk en Arnhem-Schuytgraaf.202Heinrichs 2000, 190-193.203De autoriteit om munten <strong>van</strong> een kl<strong>op</strong> te voorzien lag bij <strong>de</strong> generaals <strong>van</strong> <strong>het</strong> Boven- en Bene<strong>de</strong>n-Germaanse leger.Later kunnen <strong>de</strong>ze munten eventueel in civiele circulatie terecht zijn gekomen.204Zie noot 190.90


Fig. 10.3. Huissen Loostraat-Zuid. De ruimtelijke verspreiding <strong>van</strong> <strong>de</strong> muntvondsten <strong>op</strong> vindplaats A, gegroepeerd per perio<strong>de</strong>.91


Fig. 10.4. Huissen Loostraat-Zuid. De ruimtelijke verspreiding <strong>van</strong> <strong>de</strong> muntvondsten <strong>op</strong> vindplaats D, gegroepeerd per perio<strong>de</strong>.92


10.3 Conclusies10.3.1 Datering vindplaats A en DOp basis <strong>van</strong> <strong>de</strong> resultaten zoals beschreven in paragraaf 10.2 kan een voorzichtige datering <strong>van</strong> vindplaats A enD gegeven wor<strong>de</strong>n. Nadrukkelijk moet wor<strong>de</strong>n vermeld, dat <strong>het</strong> om een vrij klein aantal munten per vindplaatsgaat. An<strong>de</strong>r vondstmateriaal zal <strong>de</strong> conclusies moeten on<strong>de</strong>rbouwen.Op vindplaats A lijkt sprake <strong>van</strong> enige activiteit in <strong>de</strong> eerste <strong>de</strong>cennia <strong>van</strong> onze jaartelling. Deze activiteit lijktzich niet in een bepaal<strong>de</strong> hoek <strong>van</strong> <strong>het</strong> terrein te concentreren. De precieze aan<strong>van</strong>gsdatering is moeilijk te bepalen,maar lijkt eer<strong>de</strong>r in <strong>het</strong> twee<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennium te liggen dan in <strong>het</strong> eerste. Karakteristiek voor <strong>het</strong> eerste <strong>de</strong>cenniumin <strong>de</strong>ze regio zijn AVAVCIA-muntjes, 205 welke geheel ontbreken <strong>op</strong> vindplaats A. De Augusteïsche muntenmet kl<strong>op</strong> passen uitstekend in een circulatie rond 20-50 na Chr., waarin ook <strong>de</strong> munten <strong>van</strong> Caligula thuishoren.206 Na <strong>de</strong>ze korte perio<strong>de</strong> <strong>van</strong> activiteit lijkt er een tijdlang geen bewoning te zijn. Imitatiemunten <strong>van</strong>Claudius en Flavische munten ontbreken geheel. Aangezien <strong>de</strong>ze in <strong>de</strong> regio zeer gebruikelijk zijn, ligt eenchronologische verklaring voor <strong>de</strong> hand. Halverwege <strong>de</strong> 2<strong>de</strong> eeuw tot halverwege <strong>de</strong> 3<strong>de</strong> eeuw lijkt er dan eentwee<strong>de</strong> perio<strong>de</strong> <strong>van</strong> continue bewoning te zijn. Het bronsgeld <strong>van</strong> Trajanus en Hadrianus is zo sterk gesleten, dat<strong>het</strong> waarschijnlijk in een latere circulatie thuishoort. Het zilvergeld <strong>van</strong> <strong>de</strong> Severische keizers is juist dusdanigongesleten, dat een circulatieduur tot na ca. 240 na Chr. onwaarschijnlijk is. Op basis <strong>van</strong> <strong>de</strong> muntvondsten zijner geen aanwijzingen voor <strong>het</strong> voortbestaan <strong>van</strong> <strong>de</strong> vindplaats in <strong>de</strong> 4<strong>de</strong> eeuw of later.Ondui<strong>de</strong>lijk is <strong>de</strong> interpretatie <strong>van</strong> <strong>de</strong> Keltische zilveren munt <strong>op</strong> vindplaats A. Vermoe<strong>de</strong>lijk duidt <strong>de</strong> munt niet<strong>op</strong> bewoning rond 40-30 voor Chr., omdat dit munttype in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> niet buiten zijn verspreidingsgebiedrondom <strong>de</strong> Titelberg voorkomt. 207 Mogelijkerwijs hangt <strong>het</strong> voorkomen <strong>van</strong> <strong>de</strong> munt samen met militaire activiteitenin <strong>de</strong> vroegste <strong>Romeinse</strong> expansie-fase in <strong>het</strong> Rivierengebied. Bronzen varianten <strong>van</strong> <strong>het</strong> type uit Huissenkomen inci<strong>de</strong>nteel voor in <strong>de</strong> oudste fase <strong>van</strong> Augusteïsche forten in <strong>het</strong> Rijngebied, met Nijmegen als bekendstevoorbeeld. 208 De gehalveer<strong>de</strong> Nemausus-as <strong>van</strong> vindplaats D zou eveneens met <strong>de</strong>ze fase kunnen samenhangen.Een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>op</strong>tie lijkt gezien <strong>de</strong> vondstcontext <strong>het</strong> meest aannemelijk; <strong>de</strong> munt is gevon<strong>de</strong>n samen mettwee Republikeinse zilveren munten. Deze munten passen uitstekend in <strong>de</strong> vroeg 1ste eeuwse circulatie. Doorzijn formaat en stijl zou <strong>de</strong> Keltische munt voor een Republikeinse quinarius aangezien kunnen zijn en daardoorals een <strong>de</strong>rgelijke munt gecirculeerd kunnen hebben.Van vindplaats D is <strong>het</strong> aantal dateerbare munten zeer klein (<strong>de</strong>rtien exemplaren). Niettemin is hier, integenstelling tot vindplaats A, een continuïteit in <strong>het</strong> muntspectrum waar te nemen. Van vrijwel elke keizer <strong>van</strong>Augustus tot aan Severus Alexan<strong>de</strong>r is een munt aanwezig, maar dan ook meestal niet meer dan één. De nadrukbinnen <strong>het</strong> muntspectrum ligt wel <strong>op</strong> <strong>de</strong> 1ste eeuw na Christus, met name <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft <strong>van</strong> die eeuw. Eenuitzon<strong>de</strong>ring hier<strong>op</strong> is <strong>de</strong> gehalveer<strong>de</strong> Nemausus-as, die vrijwel niet meer voorkomt na <strong>het</strong> begin <strong>van</strong> <strong>de</strong> jaartelling.De 1ste eeuwse bewoning is geografisch dui<strong>de</strong>lijk geschei<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> latere activiteiten <strong>op</strong> <strong>het</strong> terrein. Alle1ste eeuwse munten concentreren zich in <strong>de</strong> zuidwesthoek <strong>van</strong> vindplaats D. De vraag is dan ook of <strong>de</strong> continuïteitdie door <strong>het</strong> muntspectrum gesuggereerd wordt, werkelijk aanwezig is. Het is niet onmogelijk dat <strong>de</strong>munten <strong>van</strong> Hadrianus en Antoninus Pius thuishoren in een Severische muntcirculatie. Evenals <strong>op</strong> vindplaats Aontbreken aanwijzingen voor bewoningscontinuïteit in <strong>de</strong> vier<strong>de</strong> eeuw of later.205Aarts 2000, 53-56.206Vergelijk <strong>het</strong> voorkomen <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze munten in <strong>de</strong> eerste bewoningsfase <strong>van</strong> <strong>het</strong> castellum te Alphen aan <strong>de</strong>n Rijn rond 40 naChr., Kemmers 2004.207Zie paragraaf 10.2.1.208Kemmers 2005, 34-35 en 54-55.93


10.3.2 Karakter vindplaats A en DOp zowel vindplaats A als vindplaats D is een aantal 1ste eeuwse munttypes aanwezig die typerend zijn voor <strong>de</strong>geldcirculatie in militaire contexten. Dit hoeft niet te betekenen dat <strong>de</strong> vindplaatsen zelf ook een militair karakterhebben gehad; wel dat er dui<strong>de</strong>lijke contacten met <strong>het</strong> leger zijn geweest in <strong>de</strong> eerste eeuw na Christus. De laat-2<strong>de</strong> en 3<strong>de</strong> eeuwse activiteiten <strong>op</strong> bei<strong>de</strong> vindplaatsen lijken een an<strong>de</strong>r karakter te hebben. De vondsten concentrerenzich langs <strong>de</strong> oost-west l<strong>op</strong>en<strong>de</strong> greppels en bij <strong>de</strong> vierhoekige structuur <strong>op</strong> vindplaats A. Voor <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong>zijn min<strong>de</strong>r ‘gidsfossielen’ voor militaire muntcirculatie beschikbaar, wat <strong>de</strong>els te wijten is aan <strong>de</strong> geringereaandacht die <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> in <strong>de</strong> numismatiek heeft. Daarom kan voor <strong>de</strong>ze fase <strong>van</strong> activiteiten geen relatie metmilitaire of juist civiele circulatie gelegd wor<strong>de</strong>n. Opvallend is wel <strong>de</strong> zeer grote piek aan muntvondsten uit <strong>de</strong>Severische perio<strong>de</strong> en kort daarna, die el<strong>de</strong>rs in <strong>de</strong> wij<strong>de</strong> omgeving niet zo nadrukkelijk voorkomt. Dit lijkt tedui<strong>de</strong>n <strong>op</strong> een korte perio<strong>de</strong> <strong>van</strong> intensieve bewoning/gebruik, die <strong>van</strong> een militair karakter geweest zou kunnenzijn.94


11 GlasIlse Schuuring11.1 InleidingHet on<strong>de</strong>rzoek in Huissen Loostraat-Zuid heeft achttien stuks glas <strong>op</strong>geleverd. Het glas is zeer gefragmenteerdbewaard gebleven. Hierdoor is <strong>van</strong> <strong>het</strong> grootste ge<strong>de</strong>elte <strong>van</strong> <strong>de</strong> fragmenten niet veel meer te zeggen dan eenglobale datering en gebruik. Hoewel erg gefragmenteerd, zijn <strong>de</strong> resten niet geïriseerd of an<strong>de</strong>rszins in slechteconditie.11.2 ResultatenVaatwerkHet grootste aantal fragmenten bestaat uit Romeins vaatwerk. Het betreft hier on<strong>de</strong>r meer een fragment glas <strong>van</strong>een groenblauw gekleur<strong>de</strong> ribkom <strong>van</strong> <strong>het</strong> type Isings 3b (V2.53). 209 Dergelijke ribkommen komen veelvuldigvoor in <strong>de</strong>ze streken rond <strong>het</strong> mid<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> 1ste eeuw na Chr. Dergelijke ribkommen wor<strong>de</strong>n ook in <strong>de</strong> 2<strong>de</strong>eeuw nog geproduceerd, echter <strong>op</strong> afnemen<strong>de</strong> schaal.Naast <strong>de</strong> ribkom zijn verschei<strong>de</strong>ne an<strong>de</strong>re groenblauw gekleur<strong>de</strong> fragmenten Romeins glas aangetroffen. Vrijwelalle fragmenten behoren tot wandscherven en zijn niet meer te herlei<strong>de</strong>n tot een bepaald type vaatwerk, al is weldui<strong>de</strong>lijk dat <strong>het</strong> hier om standaard gebruiksglas gaat. Naast wandfragmenten is ook <strong>de</strong> rand <strong>van</strong> een bo<strong>de</strong>m aangetroffen(V7.29). Het is onbekend waartoe <strong>de</strong>ze bo<strong>de</strong>m heeft behoord.In werkput 8 (vindplaats A) zijn twee hel<strong>de</strong>re ongekleur<strong>de</strong> randfragmenten <strong>van</strong> (vermoe<strong>de</strong>lijk) bekers aangetroffen.Het gaat in bei<strong>de</strong> gevallen om dun glas met veel kleine luchtbellen. Eén <strong>van</strong> <strong>de</strong> fragmenten heeft horizontaalgeslepen lijnen over <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlak l<strong>op</strong>en. Dit werd aangebracht ter versiering. De kwaliteit <strong>van</strong> <strong>het</strong> glas is goed.De datering ligt in <strong>de</strong> 2<strong>de</strong>-3<strong>de</strong> eeuw na Chr. Uit <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> werkput komt nog een ongekleurd wandfragment(V8.171) en twee groenblauwe randfragmenten (V8.171 en V8.100). Deze zijn echter zo klein dat een vorm enfunctie niet te achterhalen valt.DiversenDe oudste glasvondst is een fragment <strong>van</strong> <strong>het</strong> zogenaam<strong>de</strong> latèneglas (V2.17). Het betreft hier een kobaltblauwe,vijfribbige armband <strong>van</strong> <strong>het</strong> type Haevernick 7a uit <strong>de</strong> Late IJzertijd. 210 Dit specifieke type is vooral geproduceerdin <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> LT C (250-130 voor Chr.) en vermoe<strong>de</strong>lijk lo<strong>op</strong>t <strong>het</strong> type nog door in <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> LT D(130-15 voor Chr.). 211Slechts één stuk glas is compleet bewaard gebleven. Het betreft hier een Romeins speelstuk <strong>van</strong> een bordspel(V2.275). Dergelijke bordspelen wer<strong>de</strong>n meestal gespeeld met twee personen. Ie<strong>de</strong>r <strong>van</strong> hen had een aantal gekleur<strong>de</strong>speelstenen, vergelijkbaar met ons huidige schaak- of dambord. De speelstukken wer<strong>de</strong>n gemaakt doorstaafjes glas in kleine stukken te ver<strong>de</strong>len (door ze over <strong>de</strong> breedte door te zagen of te knippen) en <strong>de</strong>ze “schijfjes”<strong>op</strong>nieuw te verhitten. Doordat <strong>het</strong> glas weer ten <strong>de</strong>le smolt en <strong>de</strong> hoeken afvlakten, kregen zij <strong>de</strong> ron<strong>de</strong>,gebol<strong>de</strong> vorm met een vlakke on<strong>de</strong>rzij<strong>de</strong>. Dergelijke speelstukken zijn in allerlei kleuren bewaard gebleven. Zozijn er polychrome stukken met allerlei kleuren en motieven, fragmenten <strong>van</strong> neutraal groen glas en eveneensveel voorkomend zijn <strong>de</strong> stukken <strong>van</strong> ondoorzichtig, vrijwel zwart glas en stukken <strong>van</strong> ondoorzichtig wit glas. Indit geval gaat <strong>het</strong> om een vrijwel zwart speelstuk.209Isings 1957, 17-21.210Haevernick, 1960.211Ped<strong>de</strong>mors, 1975, 106; Karwowski 2004, 74-75.95


Een laatste fragment bestaat uit een enkelribbige, lichtgroene kraal uit <strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong> tijd, waar<strong>van</strong> slecht eenkwart is overgebleven (V7.178).11.3 ConclusieVeel <strong>van</strong> <strong>de</strong> fragmenten zijn zo klein dat niets meer valt <strong>op</strong> te maken <strong>van</strong> hun vroegere vorm, functie of eenmogelijke datering. Het grootste ge<strong>de</strong>elte <strong>van</strong> <strong>de</strong> aangetroffen vondsten bestaat uit vaatwerk bedoeld voor huishou<strong>de</strong>lijkgebruik. De speelsteen geeft aan dat men <strong>op</strong> <strong>de</strong> hoogte was <strong>van</strong> <strong>Romeinse</strong> bordspellen, veelal met eeninzet, financieel of in natura.96


12 NatuursteenMark komen12.1 InleidingTij<strong>de</strong>ns <strong>het</strong> archeologisch on<strong>de</strong>rzoek zijn 259 fragmenten natuursteen gevon<strong>de</strong>n die samen ca. 23 kg wegen(tabel 12.1). Het natuursteen is <strong>op</strong> <strong>het</strong> oog ge<strong>de</strong>termineerd. Vervolgens zijn <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> eigenschappen vastgelegdin een database: steensoort, kleur, vorm, bewerking, aantal en gewicht.De volgen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksvragen uit <strong>het</strong> PvE zijn rele<strong>van</strong>t in dit hoofdstuk:- Zijn er aanwijzingen voor een Romeins wegtracé (limesweg) binnen <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rzoeksgebied?- Zijn er aanwijzingen voor steenbouw?- Wat is er te zeggen ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> aard <strong>van</strong> <strong>de</strong> ne<strong>de</strong>rzetting <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> <strong>het</strong> vondstspectrum?Wat zijn <strong>de</strong> verschillen en/of overeenkomsten tussen <strong>de</strong> vindplaatsen?12.2 ResultatenUit <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rlinge vergelijking <strong>van</strong> <strong>de</strong> natuursteensoorten blijkt dat tefriet een prominente plaats inneemt (tabel12.1). Tefriet wordt <strong>op</strong> grote afstand gevolgd, gezien <strong>het</strong> gewicht, door basalt, kwartsitische zandsteen, siltsteen,leisteen en zandsteen. Het gewicht <strong>van</strong> <strong>de</strong> laatste vier ligt dicht bij elkaar. In tabel 12.2 en 12.3 wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> aantallenen gewichten <strong>van</strong> <strong>het</strong> natuursteen in bei<strong>de</strong> vindplaatsen getoond. Het aantal en <strong>het</strong> gewicht <strong>op</strong> vindplaats Aoverstijgt dat <strong>van</strong> vindplaats D. Voorts bestaat er ook een verschil tussen <strong>de</strong> gevon<strong>de</strong>n natuursteensoorten pervindplaats.soort aantal % gewicht in g %basalt 4 2 3.148 14bioclastische kalksteen 1 0 350 2conglomeraat 1 0 69 0dioriet 1 0 58 0fylliet 13 5 644 3gangkwarts 4 2 265 1git 2 1 76 0graniet 1 0 306 1kalksteen 1 0 41 0kwartsiet 4 2 861 4kwartsitische zandsteen 2 1 2.146 9leisteen 51 20 1.601 7puimsteen 1 0 1 0siltsteen 26 10 2.057 9tefriet 114 44 8.971 38tufsteen 17 7 1.085 5vuursteen herkomst onbepaald2 1 17 0zandsteen 14 5 1.584 7totaal 259 100 23.280 100Tabel 12.1. Huissen Loostraat-Zuid. Overzicht <strong>van</strong> <strong>het</strong> natuursteen.97


soort aantal gewicht in gbasalt 4 3.148bioclastische kalksteen 2 350conglomeraat 0 0dioriet 1 58fylliet 13 644gangkwarts 0 0git 0 0graniet 1 306kalksteen 1 41kwartsiet 1 169kwartsitische zandsteen 0 0leisteen 45 1.550puimsteen 1 1siltsteen 5 477tefriet 81 5.140tufsteen 15 539vuursteen 0 0zandsteen 6 533totaal 176 12.956Tabel 12.2. Huissen Loostraat-Zuid. Overzicht <strong>van</strong> <strong>het</strong> natuursteen <strong>op</strong> vindplaats A.soort aantal gewicht in gbasalt 0 0bioclastische kalksteen 0 0conglomeraat 1 69dioriet 0 0fylliet 0 0gangkwarts 4 265git 2 76graniet 0 0kalksteen 0 0kwartsiet 2 664kwartsitische zandsteen 2 2.146leisteen 6 51puimsteen 0 0siltsteen 21 1.608tefriet 33 3.831tufsteen 2 546vuursteen 2 17zandsteen 8 1.051totaal 83 10.324Tabel 12.3. Huissen Loostraat-Zuid. Overzicht <strong>van</strong> <strong>het</strong> natuursteen <strong>op</strong> vindplaats D.98


12.2.1 Herkomst en transportIn <strong>de</strong>ze paragraaf wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> mogelijke herkomstgebie<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>het</strong> natuursteen besproken. Aangezien<strong>het</strong> natuursteen <strong>op</strong> <strong>het</strong> oog en niet microsc<strong>op</strong>isch is on<strong>de</strong>rzocht, kan niet met zekerheid <strong>de</strong>ze herkomstwor<strong>de</strong>n achterhaald. De nu volgen<strong>de</strong> paragraaf is gebaseerd <strong>op</strong> literatuuron<strong>de</strong>rzoek naar herkomstgebie<strong>de</strong>n<strong>van</strong> Romeins natuursteen in noordwest-Eur<strong>op</strong>a.Een groot <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> natuursteensoorten zijn naar alle waarschijnlijkheid afkomstig uit <strong>het</strong> DuitseRijnland. Dat geldt voor <strong>het</strong> grijze tefriet, dat in <strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong> tijd <strong>op</strong> grote schaal in groeves binnen<strong>het</strong> Laacher Seegebied (Eifel) werd gewonnen. 212 Ook <strong>het</strong> beige gekleur<strong>de</strong> tufsteen is zeer waarschijnlijkte herlei<strong>de</strong>n naar <strong>de</strong> Eifel, uit groeves binnen <strong>het</strong> Brohldal. 213 De grijze kleur <strong>van</strong> <strong>het</strong> leisteen uit<strong>het</strong> on<strong>de</strong>rzoeksgebied lijkt te wijzen <strong>op</strong> een herkomst binnen <strong>het</strong> Rijnland en/of mogelijk naastgelegenAr<strong>de</strong>nnen. 214 Git, met <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> zwarte kleur, werd binnen <strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong> perio<strong>de</strong> gewonnen<strong>van</strong>af <strong>de</strong> 2<strong>de</strong> tot aan <strong>de</strong> 4<strong>de</strong> eeuw na Chr. in <strong>het</strong> Rijnland. 215 Donkergrijs basalt werd <strong>van</strong>af <strong>de</strong> eersteeeuw na Chr. tot aan mo<strong>de</strong>rne tij<strong>de</strong>n uit groeves rondom <strong>het</strong> Siebengebirge gewonnen. Dit gebergteligt ten oosten <strong>van</strong> Bonn, vlakbij <strong>de</strong> Rijn. 216 De lichtro<strong>de</strong> bontzandsteen is mogelijk afkomstig uitgroeves nabij Trier. 217 Het overige natuursteen heeft een herkomstgebied buiten Duitsland of <strong>de</strong> herkomstis moeilijk vast te stellen.De lichtgrijswitte bioclastische kalksteen met fossiele insluitsels is waarschijnlijk gewonnen in NorroyLès Pont à Mousson, <strong>op</strong> <strong>de</strong> westoever <strong>van</strong> <strong>de</strong> Moezel. 218 Deze groeve ligt tussen <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne Franseste<strong>de</strong>n Metz en Nancy. Naast diverse fragmenten bioclastische kalksteen is nog één fragment kalksteen(V7.74) met een onbeken<strong>de</strong> herkomst in <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rzoeksgebied gevon<strong>de</strong>n. De herkomst <strong>van</strong> dit lichtgrijzefragment ligt vermoe<strong>de</strong>lijk in Zuid-Limburg, België of Duitsland, waar meer<strong>de</strong>re soorten kalksteengewonnen wer<strong>de</strong>n.De herkomst <strong>van</strong> zandsteen, kwartsitische zandsteen, conglomeraat, vuursteen, fylliet, siltsteen, kwartsiet,gangkwarts, dioriet en graniet is onbekend. Graniet en dioriet komen mogelijk uit <strong>het</strong> oostzeegebie<strong>de</strong>n zijn vermoe<strong>de</strong>lijk tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> voorlaatste ijstijd in Ne<strong>de</strong>rland terecht gekomen. Hoogstwaarschijnlijkgaat <strong>het</strong> om natuursteensoorten die als riviergrind verzameld zijn. Huissen ligt namelijk on<strong>de</strong>rdirect door <strong>de</strong> Rijn aangesne<strong>de</strong>n stuwwallen. Vuursteen is mogelijk afkomstig uit Zuid-Limburg enFrankrijk. 219 Mogelijke herkomstgebie<strong>de</strong>n <strong>van</strong> zandsteen, conglomeraat, fylliet, siltsteen, kwartsiet engangkwarts zijn Zuid-Limburg, België of Duitsland. 220Het natuursteen is in <strong>het</strong> plangebied <strong>op</strong> twee mogelijke manieren terecht gekomen. De eerste mogelijkheid is dat<strong>het</strong> gaat om grind en keien uit <strong>de</strong> Rijn. Mogelijkheid twee is <strong>het</strong> verschepen <strong>van</strong> natuursteen via <strong>de</strong> grote rivieren.De volgen<strong>de</strong> natuursteensoorten zijn waarschijnlijk per schip aangevoerd: tefriet, tufsteen, leisteen, basalt enbioclastische kalksteen.Er zijn verschillen<strong>de</strong> aanwijzingen dat <strong>het</strong> <strong>Romeinse</strong> leger een rol speel<strong>de</strong> bij <strong>het</strong> winnen, vervoeren en inzetten<strong>van</strong> natuursteen. Zo zijn bijvoorbeeld een aantal bouwinscripties gevon<strong>de</strong>n waar<strong>op</strong> <strong>de</strong> namen <strong>van</strong> legeron<strong>de</strong>r<strong>de</strong>-212Kars 1983a, 110-113.213Kars 1982, 147-167.214Kars/Van Pruissen 2006, 40.215Allason-Jones 2002, 126.216Kars/<strong>van</strong> Pruissen 2006, 39.217Ma<strong>de</strong>r /Kars 1985, 591-624.218Kars 2005, 274,285; Panhuysen 1996, 95,96.219Beuker 1983, 7-19.220Zie o.a. Kars 2005, 283, 284; Kars 1983 b, 50.99


len betrokken bij <strong>de</strong> bouw vermeld staan. 221 Op een votiefsteen uit Xanten wordt melding wordt gemaakt dat <strong>de</strong><strong>Romeinse</strong> legervloot (Classis Germanica) natuursteen aflevert voor <strong>de</strong> bouw <strong>van</strong> een Forum aldaar. Een laatsteaanwijzing is een afbeelding <strong>op</strong> <strong>de</strong> zuil <strong>van</strong> keizer Trajanus (98-117 na Chr.) te Rome, waar<strong>op</strong> soldaten bezigzijn met bouwwerkzaamhe<strong>de</strong>n en waar mogelijk ook <strong>het</strong> winnen <strong>van</strong> natuursteen <strong>op</strong> afgebeeld staat. 222 In hoeverrenatuursteen buiten <strong>het</strong> leger om verhan<strong>de</strong>ld werd is onbekend.12.2.2 Gebruik <strong>van</strong> <strong>het</strong> natuursteenDrie functies kunnen on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n: bouwmateriaal, slijpgereedschap en maalstenen.Een eerste functie is <strong>het</strong> bouwmateriaal. Het gaat hier voornamelijk om basalt, bioclastische kalksteen, kalksteen,tufsteen en leisteen, die bekend staan om hun kwaliteiten al bouwmateriaal. De genoem<strong>de</strong> natuursteensoortenvertonen weinig bewerkingssporen. Een <strong>op</strong>vallen<strong>de</strong> natuursteensoort binnen <strong>de</strong> tabellen 13.1 en 13.2 is leisteen.Leisteen vormt in aantal en gewicht een grote groep binnen <strong>het</strong> overzicht. De fragmentatie ten <strong>op</strong>zichte <strong>van</strong>an<strong>de</strong>re natuursteensoorten is echter relatief groot. Er zijn geen aanwijzingen voor steenbouw in <strong>de</strong> vindplaatsen.Naast <strong>de</strong>ze bouwstenen is ook basalt gevon<strong>de</strong>n en grind verzameld. Hierbij bestaat <strong>de</strong> mogelijkheid dat<strong>de</strong>ze tot een <strong>Romeinse</strong> weg hebben behoord. De verzamel<strong>de</strong> hoeveelhe<strong>de</strong>n basalt zijn echter te klein. Ver<strong>de</strong>rzijn tij<strong>de</strong>ns <strong>het</strong> veldon<strong>de</strong>rzoek geen grindpakketten aangetroffen.De twee<strong>de</strong> gebruiksvorm beslaat ook meer<strong>de</strong>re natuursteensoorten, namelijk: ‘slijpgereedschap’. Fragmenten <strong>van</strong><strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> soorten zijn als slijpsteen gebruikt: kwartsiet, kwartsitische zandsteen, siltsteen en zandsteen. Slijpstenenwor<strong>de</strong>n in drie subtypen <strong>op</strong>ge<strong>de</strong>eld: wetstenen, slijpstenen en slijpblokken. 223 Binnen <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rzoeksgebiedis één mogelijke wetsteen (V2.54), één wetsteen (V2.397) en drie slijpstenen (V1.127, V2.516 en V7.74) gevon<strong>de</strong>n.De fragmenten hebben een glad vlak en zijn daarnaast door bewerking uitgehold. Ver<strong>de</strong>r vertonen enkelefragmenten slijpkrassen.De <strong>de</strong>r<strong>de</strong> gebruikscategorie zijn <strong>de</strong> maalstenen. Tefriet was reeds voor <strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong> tijd een geliefd materiaal ommaalstenen <strong>van</strong> te maken. Ondanks dat <strong>het</strong> <strong>de</strong> best vertegenwoordig<strong>de</strong> natuursteensoort binnen <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rzoeksgebiedis, laten slechts vier exemplaren bewerkingssporen zien die wijzen <strong>op</strong> gebruik als maalsteen. De fragmentenzijn allemaal overblijfselen <strong>van</strong> maalsteenschijven en <strong>het</strong> gaat hierbij om een dikke achterwand zon<strong>de</strong>r ran<strong>de</strong>n verweer<strong>de</strong> maalvlakken.Tot slot zijn bewerkte fragmenten natuursteen gevon<strong>de</strong>n waar<strong>van</strong> <strong>het</strong> gebruik ondui<strong>de</strong>lijk is. Ongeveer zestienfragmenten natuursteen (zandsteen, kwartsitische zandsteen, siltsteen en kwartsiet) vertonen bijvoorbeeld bewerkingssporenin <strong>de</strong> vorm <strong>van</strong> geglad<strong>de</strong> vlakken of krassen. Het is hierbij ondui<strong>de</strong>lijk of <strong>het</strong> slijpstenen betreft ofdat <strong>het</strong> fragment een overblijfsel is <strong>van</strong> een groter bouwelement. Een onbekend gebruik geldt ook voor tweefragmenten git (V1.71 en V2.30). Deze fragmenten vertonen mogelijke slijpsporen. Een volgend voorbeeld iseen zandsteen (V7.76) die aan twee zij<strong>de</strong>n is afgebroken. Het tussengelegen <strong>de</strong>el is glad en rond gepolijst.12.2.3 Vergelijking tussen vindplaats A en DUit tabel 13.2 blijkt dat verschillen<strong>de</strong> natuursteensoorten prominent binnen één <strong>van</strong> bei<strong>de</strong> vindplaatsen voorkomen.Soorten die in voorafgaan<strong>de</strong> paragraaf als bouwmateriaal wer<strong>de</strong>n bestempeld komen vooral terug binnenvindplaats A. Terwijl natuursteensoorten die als slijpsteen wor<strong>de</strong>n geïnterpreteerd, voornamelijk <strong>op</strong> vindplaats Dzijn gevon<strong>de</strong>n. Tefriet wordt <strong>op</strong> bei<strong>de</strong> vindplaatsen in vergelijkbare hoeveelhe<strong>de</strong>n gevon<strong>de</strong>n.221In <strong>het</strong> nabijgelegen Arnhem-Meinerswijk (castra Herculis) is een tufstenen bouwinscriptie gevon<strong>de</strong>n waar<strong>op</strong> Legio I MinerviaAntoniniana, een legioen afkomstig uit Bonn wordt genoemd (Willems 1984, 188-190).222Fischer 2000, 50.223Kars, 2005, 275.100


Omstreeks <strong>het</strong> ein<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> 2<strong>de</strong> eeuw wordt Nijmegen en haar achterland verwoest. Na <strong>de</strong>ze gebeurtenis stagneert<strong>de</strong> bouw <strong>van</strong> nieuwe structuren en wor<strong>de</strong>n verniel<strong>de</strong> gebouwen <strong>van</strong> natuursteen ontdaan. 224 Vanaf <strong>de</strong>mid<strong>de</strong>n-<strong>Romeinse</strong> perio<strong>de</strong> is een toename zichtbaar <strong>van</strong> secundair bouwmateriaal <strong>op</strong> meer<strong>de</strong>re plekken binnen<strong>het</strong> rivierengebied. Voorafgaan<strong>de</strong> perio<strong>de</strong>s laten in <strong>de</strong>ze gebie<strong>de</strong>n slechts een fractie aan bouwmateriaal zien invergelijking met <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n-<strong>Romeinse</strong> perio<strong>de</strong>. 225 Dit lijkt ook <strong>het</strong> geval binnen <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rzoeksgebied.Het bouwmateriaal is mogelijk afkomstig uit <strong>de</strong> twee nabijgelegen <strong>Romeinse</strong> forten: Arnhem-Meinerswijk (castraHerculis) en Loowaard. Dit vermoed<strong>de</strong>n is gebaseerd <strong>op</strong> <strong>de</strong> ligging <strong>van</strong> bei<strong>de</strong> forten vlakbij <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rzoeksgebied.Er is echter geen archeologische bewijs (bijvoorbeeld in <strong>de</strong> vorm <strong>van</strong> bouwinscripties) dat <strong>het</strong> secundaire bouwmateriaalook daadwerkelijk afkomstig is uit <strong>de</strong> forten.12.3 Beantwoording <strong>van</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksvragen- Zijn er aanwijzingen voor een Romeins wegtracé (limesweg) binnen <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rzoeksgebied?Tij<strong>de</strong>ns <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rzoek zijn er fragmenten basalt en grind verzameld. Deze natuursteensoorten kunnenmogelijk in verband wor<strong>de</strong>n gebracht met wegenbouw. De aangetroffen hoeveelheid basalt was echterte klein. Het grind werd in los verband tij<strong>de</strong>ns <strong>het</strong> veldon<strong>de</strong>rzoek gevon<strong>de</strong>n. Grindpaketten zijn hierniet waargenomen. Op basis <strong>van</strong> <strong>de</strong> natuursteenvondsten kan er niet over een <strong>Romeinse</strong> limesweggesproken wor<strong>de</strong>n.- Zijn er aanwijzingen voor steenbouw?Er zijn geen aanwijzingen voor steenbouw in <strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong> tijd binnen <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rzoeksgebied. Deaangetroffen hoeveelhe<strong>de</strong>n natuursteen zijn hiervoor te klein. Ver<strong>de</strong>r zijn er geen uitbraaksleuvenbinnen <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rzoeksgebied gevon<strong>de</strong>n. Tot slot zijn er <strong>op</strong> <strong>de</strong> fragmenten secundaire bouwmateriaalgeen mortelresten waargenomen.- Wat is er te zeggen ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> aard <strong>van</strong> <strong>de</strong> ne<strong>de</strong>rzetting <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> <strong>het</strong> vondstspectrum?Wat zijn <strong>de</strong> verschillen en/of overeenkomsten tussen <strong>de</strong> vindplaatsen?Uit tabel 13.2 blijkt dat verschillen<strong>de</strong> natuursteensoorten prominent binnen één <strong>van</strong> bei<strong>de</strong> vindplaatsen voorkomen.Soorten die in voorafgaan<strong>de</strong> paragraaf als bouwmateriaal wer<strong>de</strong>n bestempeld komen vooral terug binnenvindplaats A. Terwijl natuursteensoorten die als slijpsteen wor<strong>de</strong>n geïnterpreteerd, voornamelijk <strong>op</strong> vindplaats Dzijn gevon<strong>de</strong>n. Tefriet wordt <strong>op</strong> bei<strong>de</strong> vindplaatsen in vergelijkbare hoeveelhe<strong>de</strong>n gevon<strong>de</strong>n.224Van Enckevort/Thijssen 2005, 110.225Komen 2006 en 2007.101


13 LeerCarol <strong>van</strong> Driel-MurrayHet fragment leer dat aangetroffen is tij<strong>de</strong>ns <strong>het</strong> archeologisch on<strong>de</strong>rzoek betreft een restant <strong>van</strong> <strong>de</strong> hielpartij <strong>van</strong>een totaal vergaan <strong>Romeinse</strong> bespijker<strong>de</strong> schoenzool. 226 Tussen <strong>de</strong> fragmenten zijn resten <strong>van</strong> een binnenzool,een buitenzool en een tongvormig tussenstuk te herkennen, met enkele grotere fragmenten <strong>van</strong> <strong>de</strong> hielversterking.Op <strong>de</strong> zolen zijn spijkergaten zichtbaar, en langs <strong>het</strong> tussenstuk naaigaten <strong>van</strong> <strong>de</strong> bevestiging <strong>van</strong> <strong>de</strong> hielversterking.De lagen wer<strong>de</strong>n bij elkaar gehou<strong>de</strong>n met spijkers, waar<strong>van</strong> een verroeste klomp <strong>van</strong> vijf of zes spijkersomgeven door flinters leer <strong>van</strong> <strong>de</strong> buitenzool, <strong>de</strong> ronding <strong>van</strong> <strong>de</strong> hiel <strong>van</strong> <strong>de</strong> zool vertoont. Uit <strong>de</strong> zichtbarespijkergaten is <strong>op</strong> te maken dat zij rond <strong>de</strong> zool en in dichte rij in <strong>de</strong> lengte <strong>van</strong> <strong>de</strong> zool gerangschikt waren. Deschoen is voor een volwassen persoon, maar er zijn geen ver<strong>de</strong>re aanwijzingen over <strong>de</strong> drager of <strong>de</strong> datering. Deconstructie is typisch Romeins, gemaakt door een gespecialiseer<strong>de</strong> schoenmaker, voor zowel <strong>de</strong> civiele als militairegemeenschap. 227226Rund leer, geconserveerd door impregnatie in PEG 600.227Van Driel-Murray 2001.102


14 Dierlijk botMaaike Groot14.1 InleidingTij<strong>de</strong>ns <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rzoek in Huissen Loostraat-Zuid is een aanzienlijke hoeveelheid dierlijk bot verzameld. In totaalzijn 1.963 fragmenten bot geselecteerd voor <strong>het</strong> zoöarcheologisch on<strong>de</strong>rzoek. Nadat <strong>de</strong> selectie was ge<strong>de</strong>termineerd,is een snelle scan gemaakt <strong>van</strong> <strong>de</strong> rest <strong>van</strong> <strong>het</strong> materiaal, waar<strong>van</strong> enkel <strong>de</strong> <strong>de</strong>termineerbare fragmentenzijn ingevoerd. Bij <strong>de</strong>ze scan zijn slacht- en vraatsporen genoteerd wanneer ze zijn gesignaleerd, maar er is nietspecifiek naar gekeken. De voor<strong>de</strong>len <strong>van</strong> een <strong>de</strong>rgelijke scan zijn dat er meer ge<strong>de</strong>termineer<strong>de</strong> fragmenten perfase zijn. Bij <strong>de</strong> analyse <strong>van</strong> <strong>het</strong> geselecteer<strong>de</strong> materiaal bleek dat er niet genoeg fragmenten per fase beschikbaarwaren om representatief te zijn. Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> snelle scan zijn 167 fragmenten uit dateerbare sporen ge<strong>de</strong>termineerd.In totaal zijn dus 738 fragmenten <strong>op</strong> soort ge<strong>de</strong>termineerd. De vraagstellingen voor <strong>het</strong> zoöarcheologisch on<strong>de</strong>rzoekzijn <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong>:- Wat is <strong>de</strong> aard en conservering <strong>van</strong> <strong>de</strong> vondsten?- Wat zijn in <strong>het</strong> vondstenspectrum <strong>de</strong> verschillen en/of overeenkomsten tussen vindplaats A en D?14.2 Metho<strong>de</strong>nBij <strong>het</strong> <strong>de</strong>termineren <strong>van</strong> <strong>het</strong> materiaal is gebruik gemaakt <strong>van</strong> <strong>de</strong> zoöarcheologische vergelijkingscollectie <strong>van</strong> <strong>de</strong>auteur. Waar mogelijk zijn fragmenten <strong>op</strong> soort en element ge<strong>de</strong>termineerd. Wanneer <strong>het</strong> niet mogelijk was om<strong>de</strong> soort te bepalen, is geprobeerd om een fragment in één <strong>van</strong> drie formaatklassen in te <strong>de</strong>len: small mammal,medium mammal of large mammal. Als dat ook niet mogelijk was, is <strong>het</strong> fragment on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> categorie in<strong>de</strong>termineerbaaringevoerd. Om vast te leggen welke <strong>de</strong>len <strong>van</strong> een bepaald bot aanwezig waren, is een in<strong>de</strong>ling in zonesgebruikt. 228 Voor <strong>de</strong> leeftijdsbepaling is gebruik gemaakt <strong>van</strong> <strong>de</strong> doorbraak en slijtage <strong>van</strong> tan<strong>de</strong>n en kiezen uit<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rkaak. Slijtage <strong>van</strong> <strong>het</strong> gebit <strong>van</strong> rund, schaap/geit en varken is genoteerd met behulp <strong>van</strong> <strong>de</strong> slijtagestadia<strong>van</strong> Grant. 229 Volgens haar metho<strong>de</strong> is vervolgens een mandible wear stage vastgesteld. De mandible wear stages zijnomgerekend naar absolute leeftij<strong>de</strong>n volgens <strong>de</strong> metho<strong>de</strong> <strong>van</strong> Hambleton. 230 De kroonhoogte <strong>van</strong> paar<strong>de</strong>nkiezenis <strong>op</strong>gemeten en <strong>de</strong>ze is vertaald naar een leeftijd met behulp <strong>van</strong> <strong>de</strong> tabellen <strong>van</strong> Levine. 231 De vergroeiing <strong>van</strong><strong>de</strong> epifysen is ook gebruikt voor <strong>de</strong> bepaling <strong>van</strong> <strong>de</strong> leeftijd. Hiervoor is gebruik gemaakt <strong>van</strong> <strong>de</strong> tabellen <strong>van</strong>Silver. 232 Waar mogelijk is <strong>het</strong> geslacht bepaald. Dit was slechts in enkele gevallen mogelijk. De aanwezigheid<strong>van</strong> vraatsporen, brandsporen en slachtsporen is genoteerd. Vraatsporen zijn alleen genoteerd als aanwezig ofafwezig; vorm en locatie zijn niet vastgelegd. Brandsporen zijn vastgelegd als ge<strong>de</strong>eltelijk verbrand, verbrand,ge<strong>de</strong>eltelijk gecalcineerd of gecalcineerd. Slachtsporen zijn geregistreerd als hakspoor, snijspoor, zaagspoor ofkras. Daarnaast zijn slachtco<strong>de</strong>s genoteerd aan <strong>de</strong> hand <strong>van</strong> <strong>de</strong> metho<strong>de</strong> <strong>van</strong> Lauwerier. 233 Maten zijn genomenvolgens Von <strong>de</strong>n Driesch. 234 Schofthoogtes zijn berekend volgens verschillen<strong>de</strong> metho<strong>de</strong>s. 235 Pathologische verschijnselenen (aangeboren) afwijkingen zijn genoteerd en beschreven. Alle gegevens zijn ingevoerd in een databaseom ver<strong>de</strong>re analyse mogelijk te maken.228Serjeantson 1996, 195-200.229Grant 1982.230Hambleton 1999, 64-65.231Levine 1982, 250, tabellen 3b en 3c.232Silver 1969, 285-286.233Lauwerier 1988, 182-212.234Von <strong>de</strong>n Driesch 1976.235Von <strong>de</strong>n Driesch/Boessneck 1974; May 1985; Bergström/Van Wijngaar<strong>de</strong>n-Bakker 1983.103


Het materiaal is over <strong>het</strong> algemeen goed geconserveerd. Er zijn echter wel dui<strong>de</strong>lijke verschillen in conserveringtussen materiaal uit verschillen<strong>de</strong> sporen. Een <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong> materiaal, voornamelijk vondsten <strong>van</strong> bene<strong>de</strong>n <strong>de</strong>grondwaterspiegel, is zeer goed geconserveerd. Een an<strong>de</strong>r <strong>de</strong>el is wat min<strong>de</strong>r goed geconserveerd. Doordat <strong>het</strong>materiaal voornamelijk goed geconserveerd is, biedt <strong>het</strong> informatie over zaken als slacht- en vraatsporen.14.3 ResultatenDe snelle scan <strong>van</strong> <strong>het</strong> niet-geselecteer<strong>de</strong> materiaal <strong>op</strong> <strong>de</strong>termineerbare fragmenten heeft 167 <strong>op</strong> soort ge<strong>de</strong>termineer<strong>de</strong>fragmenten <strong>op</strong>geleverd. Voor vindplaats A zijn 1.091 geselecteer<strong>de</strong> fragmenten bekeken, plus 107tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> scan. Voor <strong>het</strong> geselecteer<strong>de</strong> materiaal zijn 305 fragmenten <strong>op</strong> soort ge<strong>de</strong>termineerd (27.5%). Voorvindplaats D zijn 872 geselecteer<strong>de</strong> fragmenten bekeken, plus 60 tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> scan. Voor <strong>het</strong> geselecteer<strong>de</strong> materiaaluit vindplaats D zijn 274 fragmenten <strong>op</strong> soort ge<strong>de</strong>termineerd (31.1%). Hieron<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> belangrijkste resultatenper vindplaats besproken.soort aantal % gewicht %Rund 170 55.7 9871 45.6Schaap/geit 39 12.8 471 2.2Paard 86 236 28.2 10252 237 47.4Varken 7 2.3 133 0.6Hond 1 0.3 2 0.0E<strong>de</strong>lhert 1 0.3 902 4.2Bever 1 0.3 6 0.0subtotaal 305 99.9 21.637 100.0medium mammal 52 159large mammal 684 6501in<strong>de</strong>t 55 89totaal 1096 28.386Tabel 14.1. Huissen Loostraat-Zuid. Samenstelling <strong>van</strong> <strong>het</strong> geselecteer<strong>de</strong> dierlijk bot uit vindplaats A.14.3.1 Vindplaats ATabellen 14.1, 14.2 en 14.3 laten <strong>de</strong> aantallen fragmenten per soort zien voor <strong>het</strong> geselecteer<strong>de</strong> en <strong>het</strong> nietgeselecteer<strong>de</strong>materiaal uit vindplaats A. Aangezien slechts een enkel fragment <strong>van</strong> <strong>het</strong> gefaseer<strong>de</strong> materiaal uitfase 4 afkomstig is, kunnen we er voorzichtig <strong>van</strong> uitgaan dat vrijwel al <strong>het</strong> materiaal, ook dat uit niet-gefaseer<strong>de</strong>sporen en uit <strong>de</strong> scan <strong>van</strong> niet-gedateer<strong>de</strong> sporen, tot fase 4 (200-260 na Chr.) dateert. Daarom zal <strong>het</strong> materiaalver<strong>de</strong>r als geheel besproken wor<strong>de</strong>n. De weinige fragmenten uit fase 2/4 wor<strong>de</strong>n hierbij ook meegenomen.In tabel 14.4 staan <strong>het</strong> totale aantal fragmenten per soort voor al <strong>het</strong> materiaal uit vindplaats A. Rund is <strong>de</strong> belangrijkstediersoort met 58% <strong>van</strong> <strong>het</strong> totale aantal ge<strong>de</strong>termineer<strong>de</strong> fragmenten, gevolgd door paard met 27%.Schaap is met 11% aanwezig, en varken en hond met slechts enkele fragmenten. Een fragment <strong>van</strong> een bevertoont aan dat wild bejaagd werd. Een geweifragment <strong>van</strong> een e<strong>de</strong>lhert is afgeworpen en dus verzameld. Er isgeen on<strong>de</strong>rzoek gedaan naar klein botmateriaal. Resten <strong>van</strong> vogel of vis zijn dan ook niet aangetroffen. Drie <strong>van</strong><strong>de</strong> fragmenten schaap/geit zijn als schaap ge<strong>de</strong>termineerd; geiten zijn niet aangetroffen. Voor een klein fragmentbewerkt bot kon <strong>de</strong> functie niet wor<strong>de</strong>n vastgesteld.23640 fragmenten <strong>van</strong> een partieel skelet <strong>van</strong> een paard zijn als 1 geteld.237inclusief partieel skelet: 12510 gram.104


soort ongefaseerd fase 2/4 fase 4 % fase 4Rund 14 11 145 55.8Schaap/geit 4 1 34 13.1Paard 8 3 75 28.8Varken 0 2 5 1.9Hond 0 1 0 -E<strong>de</strong>lhert 0 1 0 -Bever 0 0 1 0.4subtotaal 26 19 260 100.0medium mammal 6 9 37large mammal 60 39 585in<strong>de</strong>t 20 10 25totaal 112 77 907Tabel 14.2. Huissen Loostraat-Zuid. Samenstelling <strong>van</strong> <strong>het</strong> geselecteer<strong>de</strong> dierlijk bot per fase uit vindplaats A.soort aantal %Rund 70 65.4Schaap/geit 6 5.6Paard 24 22.4Varken 5 4.7Hond 2 1.9totaal 107 100.0Tabel 14.3. Huissen Loostraat-Zuid. Samenstelling <strong>van</strong> <strong>het</strong> niet-geselecteer<strong>de</strong> dierlijk bot uit vindplaats A.soort aantal %Rund 240 58.3Schaap/geit 45 10.9Paard 110 26.7Varken 12 2.9Hond 3 0.7E<strong>de</strong>lhert 1 0.2Bever 1 0.2totaal 412 99.9Tabel 14.4. Huissen Loostraat-Zuid. Totaal <strong>op</strong> soort ge<strong>de</strong>termineer<strong>de</strong> fragmenten dierlijk bot uit vindplaats A (geselecteer<strong>de</strong>n niet-geselecteerd materiaal).In S8.64 werd een concentratie paar<strong>de</strong>nbotten aangetroffen. De botten zijn gefragmenteerd en leken niet inverband te liggen, maar elementen uit alle <strong>de</strong>len <strong>van</strong> <strong>het</strong> lichaam zijn aanwezig. Wanneer <strong>de</strong>ze concentratie bottenin<strong>de</strong>rdaad <strong>van</strong> één enkel individu afkomstig is, was <strong>de</strong> leeftijd <strong>van</strong> dit paard circa achttien maan<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong>tabellen met aantallen is <strong>de</strong>ze concentratie als één enkel fragment geteld. Naast <strong>de</strong>ze concentratie zijn twee an<strong>de</strong>revondsten <strong>het</strong> noemen waard. Ten eerste werd in <strong>de</strong> nazakking <strong>van</strong> een rechthoekige greppel een completesche<strong>de</strong>l <strong>van</strong> een volwassen, mannelijk paard gevon<strong>de</strong>n. De sche<strong>de</strong>l lag on<strong>de</strong>rsteboven in <strong>de</strong> greppel. In een ovenbevond zich een groot, onverbrand fragment <strong>van</strong> een geweitak <strong>van</strong> een e<strong>de</strong>lhert. Dit geweifragment weegt 900gram en vertoont sporen <strong>van</strong> zagen en hakken. Deze vondst is <strong>op</strong>merkelijk omdat gewei een goe<strong>de</strong> materiaal-105


soort was om artefacten uit te vervaardigen, en niet zomaar zal zijn “verspild”. Mogelijk moeten we hier <strong>de</strong>nkenaan een rituele <strong>de</strong>positie <strong>van</strong> <strong>de</strong> geweitak in <strong>de</strong> buiten gebruik geraakte oven.soort 1 2 3 4 5 6 totaal aantal fragmentenRund 29.4 21.8 12.9 8.2 15.9 11.8 170Paard 18.4 16.0 19.2 9.6 11.2 25.6 125 238Schaap/geit 28.2 15.4 10.3 5.1 15.4 25.6 39Varken 28.6 14.3 42.9 - 14.3 - 7Tabel 14.5. Huissen Loostraat-Zuid. Fragmentatie dierlijk bot vindplaats A. Percentages per fragmentatiecategorie. 1=min<strong>de</strong>rdan 10 % compleet, 2=10-25 %, 3=25-50 %, 4=50-75 %, 5=75-95 %, en 6=100 %.De fragmentatie <strong>van</strong> <strong>het</strong> dierlijk bot is af te lezen in tabel 14.5. Paar<strong>de</strong>nbotten lijken iets min<strong>de</strong>r gefragmenteerddan botten <strong>van</strong> <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re soorten, maar dit kan te maken hebben met <strong>het</strong> feit dat <strong>het</strong> partiële skelet in tabel 14.5is meegenomen. Voor rund en paard zijn elementen uit alle verschillen<strong>de</strong> lichaams<strong>de</strong>len aanwezig. Dit betekentdat dit <strong>de</strong>ze soorten ter plekke gehou<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n. Voor <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re soorten is <strong>het</strong> aantal fragmenten te laag omhier conclusies over te trekken. Slachtsporen zijn alleen aangetroffen <strong>op</strong> fragmenten <strong>van</strong> rund en paard (tabel14.11). Het percentage slachtsporen voor rund is hoger dan dat voor paard. Aan <strong>de</strong> hand <strong>van</strong> <strong>de</strong> slachtco<strong>de</strong>s dievoor paar<strong>de</strong>nbotten zijn genoteerd is <strong>het</strong> dui<strong>de</strong>lijk dat paar<strong>de</strong>n geslacht wer<strong>de</strong>n voor consumptie: <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong>slachtco<strong>de</strong>s weerspiegelen segmentatie <strong>van</strong> <strong>het</strong> karkas en verwij<strong>de</strong>ren <strong>van</strong> <strong>het</strong> vlees <strong>van</strong> <strong>de</strong> botten. Vraatsporenzijn aangetroffen <strong>op</strong> botten <strong>van</strong> rund, schaap/geit, paard en varken (tabel 14.12). Hoewel <strong>de</strong> percentages vraatvoor <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> soorten verschillen, kan dit een gevolg zijn <strong>van</strong> <strong>de</strong> lage aantallen, vooral voor varken.Van vijftien on<strong>de</strong>rkaken <strong>van</strong> rund waar <strong>de</strong> leeftijd voor is bepaald zijn er acht afkomstig <strong>van</strong> run<strong>de</strong>ren jonger dan36 maan<strong>de</strong>n, en zeven <strong>van</strong> run<strong>de</strong>ren ou<strong>de</strong>r dan 36 maan<strong>de</strong>n (tabel 14.14). Er lijkt een balans te bestaan tussen <strong>het</strong>slachten <strong>van</strong> run<strong>de</strong>ren voor vlees, en <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> run<strong>de</strong>ren voor secundaire producten zoals trekkracht enmest. Vijf <strong>van</strong> 36 epifysen <strong>van</strong> rund zijn onvergroeid, wat er<strong>op</strong> wijst dat 14% <strong>van</strong> run<strong>de</strong>ren werd geslacht voor ze<strong>de</strong> leeftijd <strong>van</strong> vier jaar bereikten. Voor negen on<strong>de</strong>rkaken <strong>van</strong> schapen of geiten is <strong>de</strong> slijtage vastgesteld (tabel14.14). <strong>Twee</strong> kaken zijn afkomstig <strong>van</strong> schapen jonger dan twaalf maan<strong>de</strong>n, terwijl <strong>de</strong> overige zeven <strong>van</strong> schapenzijn die <strong>op</strong> een leeftijd ou<strong>de</strong>r dan drie jaar zijn geslacht. <strong>Twee</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze schapen bereikten zelfs een leeftijd <strong>van</strong>acht tot tien jaar. Eén <strong>van</strong> <strong>de</strong> vier epifysen <strong>van</strong> schaap of geit is onvergroeid. De hoge slachtleeftijd <strong>van</strong> schapen iseen aanwijzing dat wol een belangrijker product was dan vlees of melk. Voor twee on<strong>de</strong>r- of bovenkaken <strong>van</strong>paar<strong>de</strong>n kon <strong>de</strong> leeftijd wor<strong>de</strong>n bepaald aan <strong>de</strong> hand <strong>van</strong> <strong>de</strong> doorbraak <strong>van</strong> <strong>het</strong> gebit. Eén paard heeft een leeftijdbereikt <strong>van</strong> 7-14 maan<strong>de</strong>n, terwijl een twee<strong>de</strong> paard een leeftijd <strong>van</strong> minimaal 3.5 jaar oud heeft bereikt. Dekroonhoogte <strong>van</strong> kiezen is <strong>op</strong>gemeten voor twee verschillen<strong>de</strong> paar<strong>de</strong>n, die een leeftijd <strong>van</strong> respectievelijk 8 en11 jaar bereikten (tabel 14.15). Twaalf <strong>van</strong> 42 epifysen <strong>van</strong> paard zijn onvergroeid; 29% werd dus niet ou<strong>de</strong>r dan3.5 jaar.Voor twee mid<strong>de</strong>nhandsbeen<strong>de</strong>ren <strong>van</strong> run<strong>de</strong>ren kon <strong>de</strong> schofthoogte wor<strong>de</strong>n berekend. De schofthoogtes bedragen108 en 126 cm. 239 Daarnaast is <strong>de</strong> schofthoogte berekend voor twee metapodia <strong>van</strong> paar<strong>de</strong>n. Een mid<strong>de</strong>nvoetsbeenlever<strong>de</strong> een schofthoogte <strong>op</strong> <strong>van</strong> 134 cm, en een mid<strong>de</strong>nhandsbeen een schofthoogte <strong>van</strong> 150 cm(tabel 14.13). Deze laatste schofthoogte is hoger dan gemid<strong>de</strong>ld voor een rurale ne<strong>de</strong>rzetting. Aan <strong>de</strong> hand <strong>van</strong>een mid<strong>de</strong>nvoetsbeen is één schofthoogte voor schaap of geit berekend: 69.6 cm. De maten die voor botten uitvindplaats A zijn genomen zijn vermeld in tabellen 14.21 en 14.23.Een on<strong>de</strong>rkaak <strong>van</strong> een rund laat een twee<strong>de</strong> foramen (<strong>op</strong>ening voor bloedvat en zenuw) zien (V8.62). Hoeweldit gat vrij groot is, doet <strong>het</strong> feit dat dit regelmatig en altijd <strong>op</strong> <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> locatie wordt aangetroffen vermoe<strong>de</strong>n238inclusief partieel skelet.239Volgens <strong>de</strong> metho<strong>de</strong> Von <strong>de</strong>n Driesch/Boessneck. Volgens <strong>de</strong> formule <strong>van</strong> Bergström/Van Wijngaar<strong>de</strong>n-Bakker zijn <strong>de</strong>schofthoogtes 108 en 118 cm.106


dat <strong>het</strong> een anatomische variant is, en niet <strong>het</strong> gevolg <strong>van</strong> een infectie of iets <strong>de</strong>rgelijks. Op een twee<strong>de</strong> phalanxof teenkoot <strong>van</strong> een rund is een smal gleufje in <strong>het</strong> distale gewricht aanwezig (V8.58). Baker/Brothwell beschrevendit als type 2; <strong>de</strong>rgelijke afwijkingen komen regelmatig in archeologisch materiaal voor. 240 Een on<strong>de</strong>rkaak<strong>van</strong> een hond vertoont ante mortem verlies <strong>van</strong> <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> en vier<strong>de</strong> premolaar (V8.186), mogelijk als gevolg <strong>van</strong>een infectie. <strong>Twee</strong> fragmenten <strong>van</strong> rund (een femurk<strong>op</strong>, V7.138/4, en een kom <strong>van</strong> een bekken, V8.101/1)laten eburnatie of polijsting zien. Dit is een symptoom <strong>van</strong> artrose in <strong>het</strong> heupgewricht. Dit wordt regelmatigaangetroffen in <strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong> tijd en is mogelijk een gevolg <strong>van</strong> <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> run<strong>de</strong>ren voor <strong>de</strong> ploeg ofkar. 241 Wat al eer<strong>de</strong>r voor Tiel-Passewaaij is herkend, is ook hier <strong>het</strong> geval: artrose en dus mogelijk <strong>het</strong> gebruikvoor trekkracht komt bij vrouwelijke run<strong>de</strong>ren voor. <strong>Twee</strong>maal werd voor <strong>het</strong> rund een aangeboren afwijkingaan <strong>het</strong> gebit gesignaleerd: een ontbreken<strong>de</strong> twee<strong>de</strong> premolaar in een on<strong>de</strong>rkaak (V7.138/3), en een gereduceer<strong>de</strong><strong>de</strong>r<strong>de</strong> lob in een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> molaar (V8.134/2). Ook <strong>de</strong>ze verschijnselen wor<strong>de</strong>n algemeen aangetroffen in archeologischmateriaal. 242 Een foramen in <strong>de</strong> rand <strong>van</strong> <strong>het</strong> acetabulum is een variatie die vaker wordt gesignaleerd inrun<strong>de</strong>ren uit <strong>de</strong>ze tijd en regio (V8.100/3). Bij een on<strong>de</strong>rkaak <strong>van</strong> een schaap of geit is <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> en mogelijkook <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> premolaar ante mortem verloren, waarschijnlijk als gevolg <strong>van</strong> een infectie (V7.79/1). Bij een mid<strong>de</strong>nhandsbeen<strong>van</strong> een paard is één <strong>van</strong> <strong>de</strong> griffelbeentjes met <strong>het</strong> bot vergroeid (V7.151/2).14.3.2 Vindplaats Dsoort aantal % gewicht %Rund 166 60.6 9044 68.9Schaap/geit 52 19.0 394 3.0Paard 39 14.2 2990 22.8Varken 10 3.6 154 1.2Hond 4 1.5 202 1.5E<strong>de</strong>lhert 3 1.1 348 2.7subtotaal 274 100.0 13.132 100.1Gans (Anser spec.) 1 1Woelrat 1 1Mol 1 1medium mammal 109 300large mammal 373 3822in<strong>de</strong>t 111 155vogel in<strong>de</strong>t. 1 3vis in<strong>de</strong>t. 1 1totaal 872 17.416Tabel 14.6. Huissen Loostraat-Zuid. Samenstelling <strong>van</strong> <strong>het</strong> geselecteer<strong>de</strong> dierlijk bot uit vindplaats D.Tabellen 14.6, 14.7 en 14.8 laten <strong>de</strong> aantallen fragmenten per soort zien voor <strong>het</strong> geselecteer<strong>de</strong> en <strong>het</strong> nietgeselecteer<strong>de</strong>materiaal uit vindplaats D. Aangezien slechts één enkel fragment <strong>van</strong> <strong>het</strong> gefaseer<strong>de</strong> materiaal uitfase 1 afkomstig is, kunnen we er voorzichtig <strong>van</strong> uitgaan dat vrijwel al <strong>het</strong> materiaal, ook dat uit niet-gefaseer<strong>de</strong>sporen en uit <strong>de</strong> scan <strong>van</strong> niet-gedateer<strong>de</strong> sporen, tot fase 2 (30-120 na Chr.) dateert. Daarom zal <strong>het</strong> materiaalver<strong>de</strong>r als geheel besproken wor<strong>de</strong>n. Tabel 14.9 laat <strong>het</strong> aantal fragmenten per soort zien wanneer al <strong>het</strong> dierlijkbot samen wordt genomen. Rund is <strong>de</strong> belangrijkste diersoort met 61%, gevolgd door schaap of geit met 17% enpaard met 16%. Varken, hond en e<strong>de</strong>lhert zijn met enkele fragmenten vertegenwoordigd. Alle fragmenten e<strong>de</strong>l-240Baker/Brothwell 1980, 109-112.241Groot 2005.242Groot 2001, 116; Noddle 1983, 13; Baker/Brothwell 1980, 137; Andrews 1975.107


hert zijn geweifragmenten, zodat we niet kunnen vaststellen of e<strong>de</strong>lhert gejaagd werd. <strong>Twee</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> fragmentenzijn afkomstig <strong>van</strong> afgeworpen geweien. Bewerkingssporen <strong>op</strong> twee fragmenten tonen aan dat gewei gebruiktwerd als grondstof voor artefacten. <strong>Twee</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> fragmenten schaap/geit zijn als schaap ge<strong>de</strong>termineerd; geitenzijn niet aangetroffen. Tussen <strong>het</strong> niet-geselecteer<strong>de</strong> materiaal bevond zich een doorboor<strong>de</strong> hoektand uit <strong>de</strong>on<strong>de</strong>rkaak <strong>van</strong> een mannelijk varken, die als hanger of talisman is gebruikt. Een <strong>de</strong>rgelijke vondst is ook bekenduit Tiel-Passewaaij. 243 In vindplaats D zijn twee fragmenten <strong>van</strong> fossiele schelpen gevon<strong>de</strong>n, die niet ver<strong>de</strong>r te<strong>de</strong>termineren waren. In <strong>de</strong> bovenvulling <strong>van</strong> een greppel werd een vrijwel complete sche<strong>de</strong>l met on<strong>de</strong>rkaken<strong>van</strong> een jong rund (jonger dan 30 maan<strong>de</strong>n) gevon<strong>de</strong>n.soort aantal %Rund 38 63.3 %Schaap/geit 4 6.7Paard 14 23.3Varken 3 5.0E<strong>de</strong>lhert 1 1.7totaal 60 100.0Tabel 14.7. Huissen Loostraat-Zuid. Samenstelling <strong>van</strong> <strong>het</strong> niet-geselecteer<strong>de</strong> dierlijk uit vindplaats D.soort ongefaseerd fase 1/2 fase 2 % fase 2Rund 58 1 107 62.6Schaap/geit 22 0 30 17.5Paard 17 0 22 12.9Varken 1 0 9 5.3Hond 2 0 2 1.2E<strong>de</strong>lhert 2 0 1 0.6Gans (Anser spec.) 1 0 0 -subtotaal 103 1 171 100.1medium mammal 46 0 63large mammal 120 1 252in<strong>de</strong>t 13 0 98vogel in<strong>de</strong>t. 0 0 1vis in<strong>de</strong>t. 1 0 1totaal 282 2 586Tabel 14.8. Huissen Loostraat-Zuid. Samenstelling <strong>van</strong> <strong>het</strong> geselecteer<strong>de</strong> dierlijk bot per fase uit vindplaats D. Woelrat enmol zijn uit <strong>de</strong>ze tabel weggelaten.Tabel 14.10 laat <strong>de</strong> fragmentatie <strong>van</strong> <strong>het</strong> dierlijk bot uit vindplaats D zien. Er zijn geen <strong>op</strong>merkelijke verschillentussen <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> diersoorten. Voor rund, schaap of geit en paard zijn elementen uit alle verschillen<strong>de</strong> lichaams<strong>de</strong>lenaanwezig. Voor <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re soorten is <strong>het</strong> aantal fragmenten te laag om hier conclusies over te trekken.Slachtsporen zijn aanwezig <strong>op</strong> botten <strong>van</strong> rund, schaap/geit, paard en varken (tabel 14.11). Het percentageslachtsporen voor rund en paard is hoger dan dat voor schaap/geit. Dit is niet verwon<strong>de</strong>rlijk, aangezien <strong>het</strong> veelkleinere formaat <strong>van</strong> schapen betekent dat <strong>de</strong>ze dieren vaak in veel grotere <strong>de</strong>len of zelfs compleet wer<strong>de</strong>n bereid.Het hoge percentage slachtsporen <strong>op</strong> varkensbotten kan niet serieus wor<strong>de</strong>n genomen, gezien <strong>het</strong> kleineaantal fragmenten voor <strong>de</strong>ze soort. Slachtsporen <strong>op</strong> paar<strong>de</strong>nbotten laten zien dat paar<strong>de</strong>n gevild wer<strong>de</strong>n, waarna243Groot 2007.108


<strong>het</strong> karkas in stukken werd ver<strong>de</strong>eld. Hak- en snijsporen <strong>op</strong> een paar<strong>de</strong>nrib wijzen <strong>op</strong> consumptie <strong>van</strong> paar<strong>de</strong>nvlees.Vraatsporen zijn aangetroffen <strong>op</strong> botten <strong>van</strong> rund, schaap/geit, paard en varken (tabel 14.12). Hoewel <strong>de</strong>percentages vraat voor <strong>de</strong> soorten verschillen, kan dit een gevolg zijn <strong>van</strong> <strong>de</strong> lage aantallen, vooral voor varken.De percentages vraatsporen zijn aanzienlijk hoger dan die voor vindplaats A.soort aantal %Rund 204 61.3Schaap/geit 56 16.8Paard 53 15.9Varken 13 3.9Hond 4 1.2E<strong>de</strong>lhert 4 0.9totaal 334 100.0Tabel 14.9. Huissen Loostraat-Zuid. Totaal <strong>op</strong> soort ge<strong>de</strong>termineer<strong>de</strong> fragmenten dierlijk bot uit vindplaats D (geselecteer<strong>de</strong>n niet-geselecteerd materiaal). Woelrat en mol zijn uit <strong>de</strong>ze tabel weggelaten.soort 1 2 3 4 5 6 totaal aantal fragm.Rund 22.9 21.7 10.8 4.8 16.3 23.5 166Paard 23.1 7.7 10.3 10.3 20.5 28.2 39Schaap/geit 17.3 26.9 25.0 7.7 5.8 17.3 52Varken 20.0 10.0 40.0 20.0 - 10.0 10Tabel 14.10. Huissen Loostraat-Zuid. Fragmentatie dierlijk bot vindplaats D. Percentages per fragmentatiecategorie.1=min<strong>de</strong>r dan 10 % compleet, 2=10-25 %, 3=25-50 %, 4=50-75 %, 5=75-95 %, en 6=100 %.soort aantal slacht totaal % slacht aantal slacht totaal % slachtRund 30 170 17.6 26 166 15.7Schaap/geit 0 39 - 1 52 1.9Paard 11 125 8.8 8 39 20.5Varken 0 7 - 3 10 30.0Tabel 14.11. Huissen Loostraat-Zuid. Aantal fragmenten met slachtsporen en percentages slachtsporen per soort per vindplaats.soort aantal vraat totaal % vraat aantal vraat totaal % vraatRund 14 170 8.2 32 166 19.3Schaap/geit 6 39 15.4 10 52 19.2Paard 10 125 8.0 6 39 15.4Varken 2 7 28.6 3 10 30.0Tabel 14.12. Huissen Loostraat-Zuid. Aantal fragmenten met vraatsporen en percentages vraatsporen per soort per vindplaats.Van zes on<strong>de</strong>rkaken <strong>van</strong> run<strong>de</strong>ren zijn er drie afkomstig <strong>van</strong> run<strong>de</strong>ren jonger dan 30 maan<strong>de</strong>n, en drie <strong>van</strong> run<strong>de</strong>renou<strong>de</strong>r dan 30 maan<strong>de</strong>n (tabel 14.14). Zeven <strong>van</strong> 25 epifysen <strong>van</strong> rund zijn onvergroeid; 28% werd dus nietou<strong>de</strong>r dan 4 jaar (tabel 14.17). Drie kaken <strong>van</strong> schapen of geit zijn afkomstig <strong>van</strong> dieren <strong>van</strong> verschillen<strong>de</strong> leeftij<strong>de</strong>n:jonger dan 2 jaar, 1 tot 3 jaar, en 4 tot 6 jaar (tabel 14.14). Vier <strong>van</strong> <strong>de</strong> acht epifysen <strong>van</strong> schaap of geit zijnonvergroeid. De enige on<strong>de</strong>rkaak <strong>van</strong> een varken is <strong>van</strong> een dier dat in <strong>het</strong> twee<strong>de</strong> levensjaar is geslacht.Aan <strong>de</strong> doorbraak <strong>van</strong> <strong>het</strong> gebit kunnen we vaststellen dat een paard niet ou<strong>de</strong>r is gewor<strong>de</strong>n dan 2.5 jaar. Aan <strong>de</strong>hand <strong>van</strong> kroonhoogtes <strong>van</strong> vijf verschillen<strong>de</strong> kiezen zijn leeftij<strong>de</strong>n berekend tussen 4 en 7 jaar (tabel 14.15). Vanveertien epifysen <strong>van</strong> paard is er één onvergroeid en afkomstig <strong>van</strong> een paard jonger dan 3.5 jaar.109


Voor vindplaats D kon vier maal een schofthoogte voor paard berekend wor<strong>de</strong>n (tabel 14.13). De schofthoogtesvariëren <strong>van</strong> 130 tot 142 cm; dit zijn normale maten voor paar<strong>de</strong>n in <strong>het</strong> Rivierengebied in <strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong> tijd.De maten die voor botten uit vindplaats D zijn genomen zijn vermeld in tabellen 14.21, 14.22 en 14.23. <strong>Twee</strong>eerste phalangen <strong>van</strong> run<strong>de</strong>ren vertonen een verbreding <strong>van</strong> <strong>het</strong> proximale gewricht (V1.166/4 en V2.180/2). Ditis geassocieerd met <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> run<strong>de</strong>ren voor hun trekkracht. 244 Op een on<strong>de</strong>rkaak en losse kies <strong>van</strong> eenschaap of geit is tandsteen aanwezig (V1.132/2 en V2.184/3). Een mid<strong>de</strong>nvoetsbeen <strong>van</strong> een varken is gebrokenen ge<strong>de</strong>eltelijk geheeld (V2.461/3). In <strong>het</strong> gewricht <strong>van</strong> een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> phalanx <strong>van</strong> een rund is een kleine afwijkingaanwezig, vergelijkbaar met die <strong>op</strong> <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> phalanx in vindplaats A (V2.497/1).vondstnr fase element kant schofthoogteA8-54 - metatarsus L 133.8A8-108 - metacarpus L 150.5 (ongeveer)D1-66/1 D2 metacarpus R 130.0D2-373/1 D2 metacarpus L 130.0D2-397/2 - metacarpus L 141.5D2-403/2 D2 metacarpus R 142.1Tabel 14.13. Huissen Loostraat-Zuid. Bereken<strong>de</strong> schofthoogtes voor paard. Gebaseerd <strong>op</strong> laterale lengte, factor May.fase vondstnr soort dp4 P4 M1 M2 M3 MWS leeftijdA 6-39/1 rund k f 1/2 15 8-18 mA 8-172/9 rund k 23-30 18-30 mA 7-221/2 schaap g 5-22 2 m – 2 jrA1/2 8-201/1 rund f l 41-46 adult of ou<strong>de</strong>rA4 7-26/6 rund k k 46-47 zeer oudA4 7-76/16 rund f l k k 46 zeer oudA4 7-85/4 rund m 51-54 zeer oudA4 7-94/2 rund k 34-44 30 m-oud volwassenA4 7-138/3 rund g m k k 47 zeer oudA4 7-229/9 rund k 23-30 18-30 mA4 8-98/4 rund j 13-29 8-30 mA4 8-100/2 rund f g b 20-21 18-30 mA4 8-105/1 rund j d E 11-12 8-18 mA4 8-229/1 rund l 49-54 zeer oudA4 7-174/1 rund j f b 19 18-30 mA4 7-187/1 rund h m 45-51 oud volw./ zeer oudA4 7-189/2 rund c E 3-5 0-8 mA4 7-26/5 schaap/geit g d 10-12 6-12 mA4 7-76/15 schaap/geit g 36-46 > 3 jrA4 7-79/1 schaap/geit l m m k 49 8-10 jrA4 7-139/1 schaap/geit g 36-46 > 3 jrA4 7-209/1 schaap/geit l n m 49-50 8-10 jrA4 7-227/2 schaap f 4-12 2-12 mA4 8-147/2 schaap/geit g 36-46 > 3 jrA4 7-134/3 schaap/geit f 35-41 3-6 jrA4 7-134/4 schaap/geit g g 36-41 3-6 jrA4 8-97/4 varken b j c U 27-28 14-21 mD2 1-148/1 rund f k 34-44 30 m–oud volw.D2 1-13/3 rund j 44-47 oud volw.-zeer oudD2 1-72/2 rund j/k g 1/2 16 8-18 mD2 1-129/3 rund b 17-21 18-30 mD2 1-153/3 rund j/k j b C 22 18-30 mD2 2-190/8 rund f k g 34-39 30-36 m/jong volw.D2 1-148/2 schaap/geit g E 23-30 1-3 jrD2 2-222/4 schaap/geit j k g/h g 40-41 4-6 jrD2 2-202/1 schaap/geit g 5-22 2 m – 2 jrD2 2-192/1 varken e b 29-34 14-27 mTabel 14.14. Huissen Loostraat-Zuid. Slijtage gebit volgens Grant 1982. Leeftij<strong>de</strong>n volgens Hambleton 1999.244Bartosiewicz et al. 1997.110


Fase Vondstnr Kies Associatie Kroonhoogte Leeftijd (jr) Gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong>leeftijd (jr)A4 7-76/8 P/Ms - 59.2 7-9.75 8.4A4 7-109/1 P3s C 39.2 11-14 11.4A4 7-109/2 P4s C 42.2 9.25-11.25 11.4D 2-230/2 P/Mi - 62.5 5.25-7.5 6.4D2 2-402/1 P2i - 43.2 6-7.5 6.8D2 2-461/2 P/Ms - 81.2 2.5-5 3.8D2 2-464/1 P2s - 32.4 7.5-9.75 8.6D2 2-505/4 P/Ms - 69.6 5.5-8 6.8Tabel 14.15. Huissen Loostraat-Zuid. Kroonhoogte <strong>van</strong> paar<strong>de</strong>nkiezen. Leeftijd volgens Levine 1982.categorie element onvergroeid vergroeid totaal % onvergroeid % geslacht< 1 jaar scapula 0 3 3acetabulum 1 3 4totaal 1 6 7 14.3 #1 – 2 jaar humerus d.radius p. 0 6 6phalanx 1 0 3 3phalanx 2 0 3 3totaal 0 12 12 0 02 – 3 jaar metacarpus d.metatarsus d. 2 2 4metapodia d. 0 3tibia d. 0 3 3totaal 2 8 10 20.0 #3 – 4 jaar humerus p.radius d. 0 1 1ulna p.femur p. 1 2 3femur d. 0 2 2tibia p.calcaneum 1 0 1totaal 2 5 7 28.6 #> 4 jaar - - -Tabel 14.16. Huissen Loostraat-Zuid. Epifysevergroeiing rund vindplaats A.categorie element onvergroeid vergroeid totaal % onvergroeid % geslacht< 1 jaar scapula 0 1 1acetabulumtotaal 0 1 1 0 #1 – 2 jaar humerus d. 0 1 1radius p. 0 8 8phalanx 1 3 4 7phalanx 2 1 0 1totaal 4 13 17 23.5 #2 – 3 jaar metacarpus d. 0 1 1metatarsus d. 0 1 1metapodia d. 1 0 1tibia d. 0 2 2totaal 1 4 5 20.0 #3 – 4 jaar humerus p. 0 1 1radius d.111


categorie element onvergroeid vergroeid totaal % onvergroeid % geslachtulna p.femur p. 2 1 3femur d.tibia p. 0 1 1calcaneumtotaal 2 3 5 40.0 #> 4 jaar - - -Tabel 14.17. Huissen Loostraat-Zuid. Epifysevergroeiing rund vindplaats D.categorie element onvergroeid vergroeid totaal % onvergroeid % geslacht< 1 jaar scapula 1 3 4phalanx 2 0 1 1totaal 1 4 5 20.0 #1 – 2 jaar humerus d. 2 3 5radius p. 3 5 8metacarpus d. 1 3 4metatarsus d. 2 1 2metapodia d. 1 1 2acetabulum 0 4 4tibia d. 1 2 3phalanx 1 0 5 5totaal 10 24 34 29.4 0-2 jr: 29.42 – 3.5 jaar humerus p. 0 1 1radius d. 3 0 3ulna p. 1 1 2femur p. 4 0 4femur d. 3 4 7tibia p. 3 0 3calcaneum 0 1 1totaal 14 7 21 66.7 37.3> 3.5 jaar - - - 23.3Tabel 14.18. Huissen Loostraat-Zuid. Epifysevergroeiing paard vindplaats A.categorie element onvergroeid vergroeid totaal % onvergroeid % geslacht< 1 jaar scapula 0 1 1phalanx 2 0 2 2totaal 0 3 3 0 #1 – 2 jaar humerus d. 0 1 1radius p. 0 1 1metacarpus d. 0 4 4metatarsus d.metapodia d. 0 2 2acetabulum 0 1 1tibia d.phalanx 1 0 1 1totaal 0 10 10 0 02 – 3.5 jaar humerus p.radius d.ulna p.femur p. 1 0 1femur d.tibia p.calcaneum 0 1 1totaal 1 1 2 50.0 #> 3.5 jaar - - -Tabel 14.19. Huissen Loostraat-Zuid. Epifysevergroeiing paard vindplaats D.112


vindplaats/fasevondstnr soort element co<strong>de</strong> omschrijvingA/4 7-163/2 Rund Maxilla - lateraal: 2 x hakspoor, ca 5 x snijspoorA/4 7-163/4 Rund Maxilla - snijsporen boven M1A 6-39/1 Rund Mandibula 7 + lateraal hakspoor on<strong>de</strong>r kiezenA/4 7-60/2 Rund Mandibula 16 diagonaalA 7-115/1 Rund Mandibula 16A/4 7-174/1 Rund Mandibula 8A/4 7-186/5 Rund Mandibula 7A/4 7-186/7 Rund Mandibula 19A/4 8-105/5 Rund Mandibula 19D/2 2-190/8 Rund Mandibula 6D/2 2-485/3 Rund Mandibula 8D/2 1-121/1 Rund Axis 7,9 9: snijspoor; hakspoor ventraalD 1-155/3 Rund Thoracale 6,9,16wervelA/4 7-17/2 Rund Costa 6A/4 7-112/2 Rund Costa 5,7D/2 1-73/2 Rund Costa 6D 1-163/1 Rund Costa 6D/1/2 2-453/1 Rund Costa 6,7A/4 7-26/7 Rund Scapula 34A/4 7-85/3 Rund Scapula 34A/4 7-181/1 Rund Scapula 2,34,37 2: snijspoorA/4 7-229/6 Rund Scapula 2A/8 8-105/4 Rund Scapula 2,38,39 39: an<strong>de</strong>re kant spinaA/4 8-153/1 Rund Scapula - in lengte door mid<strong>de</strong>n gehaktA/1/2 8-172/5 Rund Scapula 34A/4 8-228/2 Rund Scapula 12D/2 2-344/1 Rund Scapula 3D/2 2-374/5 Rund Scapula 3,34D 2-458/1 Rund Scapula 12,30 12: snijspoorA/4 7-94/7 Rund Humerus 12,18,20,21 18: diagonaal, 3 xA/4 7-229/8 Rund Humerus 17A/4 8-50/1 Rund Humerus 17,19A/4 7-101/2 Rund Radius 11A/4 7-188/4 Rund Radius 9 diagonaalA/4 7-227/3 Rund Radius 12,23D 1-173/2 Rund Radius 9D/2 2-222/2 Rund Radius 13D/2 2-505/5 Rund Radius 11D/2 2-509/2 Rund Radius 14A/4 7-188/5 Rund Ulna 14 diagonaalD 2-153/1 Rund Metacarpus 13D/2 2-393/1 Rund Metacarpus 20D/2 2-306/1 Rund Femur 6 + snijsporen on<strong>de</strong>r caputA/4 8-97/2 Rund Tibia - mediaal-distaal snijsporenA/4 7-167/4 Rund Astragalus 6D 1-173/1 Rund Astragalus 6D/2 2-403/1 Rund Astragalus 6,8,10113


vindplaats/fasevondstnr soort element co<strong>de</strong> omschrijvingA/4 6-67/1 Rund Calcaneum 4,11 4: half afgehaktD 2-152/1 Rund Metatarsus 5D/2 2-492/1 Rund Metatarsus 1D/2 2-494/2 Rund Metatarsus - snijspoor lateraal en hakspoor mediaal, net bovendistaal gewrichtA/4 7-225/1 Rund Phalanx 1 - distaal-mediaal fragment afgehaktD 2-154/2 Rund Phalanx 1 10D/2 2-490/2 Schaap Radius 9,24D 2-166/2 Paard Costa 6,7A/4 7-53/1 Paard Scapula 34A/4 7-229/11 Paard Humerus 21,24A/4 7-187/2 Paard Radius 20,22D 2-398/1 Paard Radius 13A/4 7-153/2 Paard Ulna 8,14 14: diagonaalA/4 8-230/3 Paard Ulna - snijspoor proximaalD/2 1-66/1 Paard Metacarpus 13D/2 2-494/1 Paard Metapodium 24A/4 7-77/2 Paard Pelvis 25A/4 7-229/12 Paard Pelvis - craniaal fragment ilium afgehaktD 2-419/1 Paard Pelvis 25A/4 7-93/1 Paard Femur - snijspoor voorkant diafyseA/4 7-163/6 Paard Femur 35A 7-211/2 Paard Femur - distaal-caudaal, meer<strong>de</strong>re snijsporenA/1/2 8-201/3 Paard Femur - distaal-craniaal snijspoorA/4 7-76/13 Paard Tibia 6 snijspoorA/4 7-94/5 Paard Tibia 17D/2 2-190/7 Paard Astragalus 10D 2-399/1 Paard Phalanx 1 6D 2-28/1 Paard Phalanx 2 6D/2 1-111/1 Varken Scapula 1,12,35 12: snijspoorD/2 2-491/2 Varken Scapula 30,37D/2 1-66/2 Varken Radius 24D 2-175/3 medium mammal Costa 7D/2 2-190/5 medium mammal Costa 7D/2 2-207/3 medium mammal Costa 6A/1/2 8-172 large mammal Costa 6D/2 1-120 large mammal Costa 5,6D 2-153/2 large mammal Costa 6D 2-154/3 large mammal Costa 6D/2 2-156/1 large mammal Costa 5D 2-166/3 large mammal Costa 5,6,7D/2 2-372/1 large mammal Costa 6D/2 2-492/2 large mammal Humerus 23A/4 7-188 large mammal Radius 22Tabel 14.20. Huissen Loostraat-Zuid. Slachtco<strong>de</strong>s (volgens Lauwerier 1988).114


Rundskeletelementmatenscapula GLP LG BG KLCA4 7-26/7 L 63.7 55.3 - -A4 7-85/3 R 63.6 55.5 43.0 -D2 2-374/5 L - - - 65.7radius Bp BFpA4 7-188/4 R 69.2 63.5D2 2-207/5 R 74.0 67.6metacarpusBpA4 8-98/3 L 58.5D 2-180/1 L 61.6D2 2-332/6 R 61.0tibiaBdA4 8-97/2 L 65.3metatarsusBpA 8-172/8 R 53.0phalanx 2 Bp KD Bd GLA4 7-84/1 29.3 21.9 23.4 37.2Tabel 14.21. Huissen Loostraat-Zuid. Maten genomen voor <strong>het</strong> rund (in mm).Schaap of geitskeletelementmatenradiusBpD 2-490/2 L 29.1tibiaBdD2 2-414/3 L 27.1metatarsus Bp KD GLA4 7-76/19 R 20.1 11.3 153.3Tabel 14.22. Huissen Loostraat-Zuid. Maten genomen voor schaap of geit (in mm).115


Paardskeletelementmatenscapula GLP LG BG KLCA 6-79/5 L 101.8 59.7 54.7 71.6radius Bp BFpA4 7-153/1 L 89.5 -A4 8-230/2 R 73.2 67.9ulnaKTOA4 7-153/2 L 42.7Metacarpus Bp KD Bd GL LlA4 8-51/1 L - - 47.5 - -A4 8-98/6 46.6 32.6 49.4 224 215A4 8-174/19 R 48.1 30.5 48.5 226 220D2 1-66/1 R 47.1 29.0 47.0 209 203D2 1-102/1 L 46.1 - - - -D2 2-373/1 L - 29.9 45.8 210 203D 2-397/2 L - 31.7 - 228 221D2 2-403/2 R - 31.7 48.3 229 222metatarsus Bp KD Bd GL LlA4 8-98/1 R - - 50.0 - -A4 8-174/20 L 47.8 - 48.1 269 264phalanx 1 Bp KD Bd GLA4 8-100/1 54.0 33.6 43.5 81Tabel 14.23. Huissen Loostraat-Zuid. Maten genomen voor <strong>het</strong> paard (in mm).14.4 ConclusieDe vraagstellingen voor <strong>het</strong> zoöarcheologisch on<strong>de</strong>rzoek kunnen als volgt beantwoord wor<strong>de</strong>n:De samenstelling <strong>van</strong> <strong>het</strong> dierlijk bot uit bei<strong>de</strong> vindplaatsen past in <strong>het</strong> bestaan<strong>de</strong> beeld voor rurale <strong>ne<strong>de</strong>rzettingen</strong>in <strong>het</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse Rivierengebied in <strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong> tijd. De samenstelling voor vindplaats A lijkt sterk <strong>op</strong>die voor mid<strong>de</strong>n-<strong>Romeinse</strong> fases in Wijk bij Duurste<strong>de</strong>-De Hor<strong>de</strong>n en Houten-Terrein 8A. 245 Voor alle drie<strong>ne<strong>de</strong>rzettingen</strong> zijn <strong>de</strong> percentages rund en paard hoog, terwijl dat voor schaap/geit rond <strong>de</strong> 10% bedraagt en datvoor varken slechts enkele procenten. Ook <strong>de</strong> samenstelling voor vindplaats D vertoont overeenkomsten met dievoor vergelijkbare fases in an<strong>de</strong>re rurale <strong>ne<strong>de</strong>rzettingen</strong>, in dit geval Houten-Terrein 14, Heteren II en Druten I-II. 246 Uit <strong>het</strong> zoöarcheologisch on<strong>de</strong>rzoek komt geen enkele aanleiding voort om vindplaats A en D in Huissenals militair te interpreteren. Militaire vindplaatsen kenmerken zich door een zeer laag percentage paar<strong>de</strong>nbotten,terwijl dat in Huissen respectievelijk 16 (vindplaats D) en 27% (vindplaats A) bedraagt. 247 Hoewel een schofthoogte<strong>van</strong> een paard uit vindplaats A hoger dan gemid<strong>de</strong>ld is voor een rurale ne<strong>de</strong>rzetting, komen <strong>de</strong>rgelijke245Laarman 1996, 379; De Vries/Laarman 2000.246Buitenhuis 2002; Lauwerier 1988, 90, 98.247Van Wijngaar<strong>de</strong>n-Bakker 1970; Lauwerier 1988, 48, 56, 87; Esser et al. 2004; Lauwerier et al. 2005.116


hoge schofthoogtes vaker voor. 248 Ook <strong>de</strong> aanwijzingen voor <strong>de</strong> consumptie <strong>van</strong> paar<strong>de</strong>nvlees passen eer<strong>de</strong>r bijeen inheemse dan bij een militaire vindplaats.Er bestaan verschillen tussen <strong>de</strong> samenstellingen <strong>van</strong> <strong>het</strong> dierlijk bot uit vindplaats A en B, maar <strong>de</strong>ze zullen eer<strong>de</strong>reen gevolg zijn <strong>van</strong> <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> dateringen <strong>van</strong> <strong>de</strong> twee vindplaatsen dan dat ze werkelijke verschillen inveehou<strong>de</strong>rij weerspiegelen. Er bestaan dus verschillen tussen <strong>de</strong> twee fases die <strong>het</strong> best vertegenwoordigd zijn,fases 2 en 4, waarbij fase 2 wordt gekenmerkt door vergelijkbare percentages schaap/geit en paard, en fase 4 dooreen veel hoger percentage paard en een lager percentage schaap/geit. In bei<strong>de</strong> fases is <strong>het</strong> percentage rund hoogen <strong>het</strong> percentage varken laag. Naast <strong>de</strong> algemeen voorkomen<strong>de</strong> huisdieren zijn in vindplaats A en D restengevon<strong>de</strong>n <strong>van</strong> wil<strong>de</strong> dieren: e<strong>de</strong>lhert, bever en gans. Voor e<strong>de</strong>lhert kan niet met zekerheid wor<strong>de</strong>n gezegd dat<strong>de</strong>ze soort bejaagd werd, aangezien alleen geweifragmenten zijn aangetroffen.Rund werd benut voor secundaire producten zoals trekkracht en mest en voor <strong>het</strong> vlees. Een jong kalf uit vindplaatsA kan een aanwijzing zijn voor <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> melk. Wanneer melk een belangrijk product is zullenkoeien immers elk jaar een kalf moeten krijgen; <strong>het</strong> overschot aan jonge dieren wordt dan geslacht zodra <strong>de</strong>melkproductie <strong>van</strong> <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r afneemt, gewoonlijk 6 tot 9 maan<strong>de</strong>n na <strong>de</strong> geboorte. De relatief hoge slachtleeftij<strong>de</strong>n<strong>van</strong> schapen wijzen <strong>op</strong> <strong>het</strong> belang <strong>van</strong> wol, hoewel <strong>het</strong> vlees zeker ook genuttigd zal zijn. Aanwijzingenvoor <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> schapenmelk zijn er niet.Voor een concentratie botten <strong>van</strong> paard in vindplaats A kan helaas niet wor<strong>de</strong>n gezegd of <strong>de</strong>ze ge<strong>de</strong>eltelijk inverband lagen. Het is echter vrijwel zeker dat hier geen compleet skelet in anatomisch verband is begraven, aangeziendit dan wel herkend zou zijn. De paar<strong>de</strong>nbotten lijken <strong>van</strong> één individu afkomstig, met een leeftijd <strong>van</strong>circa 18 maan<strong>de</strong>n. Slachtsporen waren niet <strong>op</strong> <strong>de</strong> botten aanwezig. De concentratie paar<strong>de</strong>nbotten en <strong>de</strong> vondst<strong>van</strong> twee sche<strong>de</strong>ls in greppels (een paar<strong>de</strong>nsche<strong>de</strong>l in vindplaats A en een run<strong>de</strong>rsche<strong>de</strong>l in vindplaats D) doen<strong>de</strong>nken aan <strong>de</strong> speciale <strong>de</strong>posities <strong>van</strong> dierlijk bot die zijn aangetroffen in <strong>de</strong> ne<strong>de</strong>rzetting Tiel-Passewaaijse Hogeweg.249 Een groot fragment gewei, gevon<strong>de</strong>n in een voormalige oven, moet mogelijk ook in <strong>de</strong>ze contextgezien wor<strong>de</strong>n.248Bijvoorbeeld in Tiel-Passewaaij; Groot 2007.249Groot 2006, 184-185; Groot in druk.117


15 ArcheobotanieKirsti Hänninen en Laura Kooistra15.1 InleidingUit een aantal sporen, waaron<strong>de</strong>r kuilen, greppels en waterputten, zijn tien monsters genomen voor archeobotanischon<strong>de</strong>rzoek. Ze zijn genomen on<strong>de</strong>r of net boven <strong>het</strong> grondwaterniveau. Doel <strong>van</strong> <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rzoek is <strong>de</strong>conservering en <strong>de</strong> aard <strong>van</strong> <strong>de</strong> vindplaatsen vast te stellen en informatie te verkrijgen over voedingseconomie en<strong>de</strong> vegetatie in en rond <strong>de</strong> ne<strong>de</strong>rzettingsterreinen.Tij<strong>de</strong>ns <strong>het</strong> veldwerk is in vier sporen hout aangetroffen, waaron<strong>de</strong>r een voorwerp en twee man<strong>de</strong>n <strong>van</strong> vlechtwerk.Doel <strong>van</strong> <strong>het</strong> houton<strong>de</strong>rzoek is <strong>het</strong> verkrijgen <strong>van</strong> informatie over <strong>de</strong> keuze <strong>van</strong> <strong>de</strong> houtsoort, <strong>de</strong> fabricage<strong>van</strong> <strong>de</strong> man<strong>de</strong>n en <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> hout in voorwerpen en constructies. Daarnaast kan <strong>het</strong> hout informatie <strong>op</strong>leverenover <strong>de</strong> houtige vegetatie in <strong>de</strong> omgeving <strong>van</strong> <strong>de</strong> vindplaats, al zal dit summier zijn door <strong>de</strong> geringe hoeveelheidon<strong>de</strong>rzocht hout.15.2 Metho<strong>de</strong>15.2.1 Botanische macrorestenTij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> <strong>op</strong>graving zijn door <strong>het</strong> veldteam monsters genomen met volumes <strong>van</strong> circa vijf liter. Deze zijn doorme<strong>de</strong>werkers <strong>van</strong> <strong>de</strong> ACVU-HBS gezeefd over een set zeven met maaswijdtes <strong>van</strong> 2.0, 1.0, 0.5 en 0.25 mm. Deresiduen zijn in eerste instantie door L. <strong>van</strong> Beur<strong>de</strong>n geïnventariseerd om zo een <strong>op</strong>timale selectie <strong>van</strong> te analyserenmonsters te kunnen maken. Hiervoor zijn <strong>de</strong> monsters met een <strong>op</strong>vallend-lichtmicrosco<strong>op</strong> met vergrotingentot vijf maal on<strong>de</strong>rzocht, waarbij informatie betreffen<strong>de</strong> conservering, rijkdom en globale soortensamenstelling isgenoteerd.De analyse is door K. Hänninen verricht met een <strong>op</strong>vallend-lichtmicrosco<strong>op</strong> met vergrotingen tot 50 maal. Detwee grote fracties (2.0 en 1.0 mm) zijn in hun geheel on<strong>de</strong>rzocht, <strong>van</strong> <strong>de</strong> overige fracties is een representatief<strong>de</strong>el bekeken.15.2.2 HoutHet hout is door <strong>het</strong> veldteam verzameld en naar <strong>de</strong> vestiging <strong>van</strong> <strong>de</strong> ACVU-HBS in Beesd overgebracht. Van<strong>het</strong> vlechtwerk zijn <strong>de</strong>len verzameld, zodanig dat <strong>de</strong> constructie nog goed was te zien. In Beesd zijn <strong>de</strong> stukkenhout en <strong>de</strong> vlechtwerk-constructies door L.I. Kooistra beschreven en zijn monsters voor <strong>de</strong>terminatie <strong>van</strong> <strong>het</strong>hout genomen.De houtsoort is bepaald met behulp <strong>van</strong> een doorvallend-lichtmicrosco<strong>op</strong> met vergrotingen tot 400 maal en <strong>de</strong>geëigen<strong>de</strong> <strong>de</strong>terminatieliteratuur. 250 Tij<strong>de</strong>ns <strong>het</strong> <strong>de</strong>termineren <strong>van</strong> takken en twijgen is getracht <strong>het</strong> aantal groeiringente bepalen, alsme<strong>de</strong> <strong>het</strong> seizoen <strong>van</strong> <strong>de</strong> groeist<strong>op</strong>. Als <strong>de</strong> groeist<strong>op</strong> door <strong>de</strong> mens is bewerkstelligd, spreektmen <strong>van</strong> een kap- of snijseizoen.De resultaten <strong>van</strong> <strong>het</strong> houton<strong>de</strong>rzoek zijn vastgelegd in <strong>de</strong> tabellen H_data en H_maten <strong>van</strong> <strong>de</strong> AccesdatabaseB_HUISL_versie 1.0.250Schweingruber 1982.118


15.3 Resultaten15.3.1 Botanische macrorestenDe resultaten <strong>van</strong> <strong>de</strong> inventarisatie staan in tabel 15.1. De meeste monsters bevatten zowel verkoold als onverkooldmateriaal.vondst spoor context hk N V N V cultuur kaf wild analyse1.134 1.94 kuil 100 V W W(m) W(m) A, H. Td - x J ?2.171 2.15 kuil 25 R W - - H, Td Td x J2.470 2.85 waterput 25 R W V V C H, Td x J2.469 2.91 greppel 25 W G V V H - x J2.500 2.132 waterput 25 W G V V Td - x 251 J2.443 2.148 waterput 25 W W V V H, T - x J ?2.463 2.150 waterput 25 V V - - A, H, L, Pm, Ps? Td x J7.120 7.14 greppel 30 V W - - A H x J ?7.198 7.20 waterput 50 W W V V A, H, Td - x J7.102 7.45 greppel 30 R W V V A, H, Td/s, Ta?, S? H x JMet: hk = aantal <strong>de</strong>termineerbare stukjes houtskool; N = aantallen (W=1-5, R=6-20, V=>20 resten); V = variatie (G=0-1, W=2-5, V=>5 taxa), m =gemineraliseerd, A = haver (Avena), C = graan (Cerealia), H = gerst (Hor<strong>de</strong>um), L = lijnzaad (Linum usitatissimum), Pm = pluimgierst (Panicummiliaceum), Ps = erwt (Pisum sativum), S = rogge (Secale cereale), T = tarwe (Triticum), Ta = broodtarwe (Triticum aestivum), Td =emmertarwe (Triticum dicoccon); ? = <strong>de</strong>terminatie onzeker; J = ja. De putnummers (<strong>het</strong> getal voor <strong>de</strong> punt in <strong>het</strong> vondst- en spoornummer) 1en 2 behoren tot vindplaats D, putnummer 7 tot vindplaats A.Tabel 15.1. Huissen Loostraat-Zuid. Resultaten <strong>van</strong> <strong>de</strong> inventarisatie.Alle monsters zijn botanisch gezien interessant genoeg om te analyseren. In overleg met ACVU-HBS en <strong>de</strong>directievoer<strong>de</strong>r is besloten <strong>de</strong> monsters 2.463 (waterput, vindplaats D) en 7.102 (greppel, vindplaats A) te analyseren.Bei<strong>de</strong> bevatten cultuurgewassen die informatie geven over <strong>het</strong> gegeten voedsel <strong>op</strong> <strong>de</strong> ne<strong>de</strong>rzettingsterreinen.De onverkool<strong>de</strong> resten in 7.102 geven informatie over <strong>de</strong> vegetatie in en rond <strong>de</strong> ne<strong>de</strong>rzetting.De resultaten <strong>van</strong> <strong>de</strong> analyse staan in bijlage 5. Hierin staan <strong>de</strong> wil<strong>de</strong> planten inge<strong>de</strong>eld <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> hun voorkomenin recente vegetaties. 252Vondstnummer 2.463In <strong>het</strong> monster uit <strong>de</strong> waterput zijn vijf graansoorten aangetroffen: haver (Avena), gerst (Hor<strong>de</strong>um), pluimgierst(Panicum miliaceum), emmertarwe (Triticum dicoccon) en spelttarwe (Triticum spelta). Van <strong>de</strong> haver kan helaas nietbepaald wor<strong>de</strong>n of <strong>het</strong> om <strong>de</strong> gecultiveer<strong>de</strong> haver (Avena sativa) gaat of om <strong>het</strong> akkeronkruid oot (Avena fatua).Hiervoor zijn bepaal<strong>de</strong> kafresten nodig, <strong>de</strong> bloembases, maar die zijn in dit monster niet teruggevon<strong>de</strong>n. Verbouw<strong>van</strong> haver is <strong>van</strong>af <strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong> tijd bekend. Vondsten <strong>van</strong> gecultiveer<strong>de</strong> haver uit <strong>de</strong> prehistorie zijnschaars en bovendien zijn <strong>de</strong> aantallen laag. 253 Aangenomen wordt dat haver in <strong>de</strong>ze tijd als onkruid in <strong>de</strong> graanakkersgroei<strong>de</strong>. Gezien <strong>de</strong> relatief grote hoeveelheid haverkorrels in dit monster mogen we er <strong>van</strong> uitgaan dat <strong>het</strong>hier om <strong>de</strong> cultuurvorm gaat.Van gerst en <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> tarwesoorten zijn kafresten gevon<strong>de</strong>n. Dit kan informatie geven over <strong>de</strong> plaats waar <strong>het</strong>graan verbouwd is. Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> eerste dorsron<strong>de</strong> wordt <strong>de</strong> graanaar in kleine stukjes gebroken, <strong>de</strong> internodia. Etno-251In vondstnummer 2.500 zijn een pit <strong>van</strong> sleedoorn (Prunus spinosa) en een zaad <strong>van</strong> straalscherm (Orlaya grandiflora) aangetroffen.Laatstgenoem<strong>de</strong> soort, een akkeronkruid uit zui<strong>de</strong>lijke streken, is een aanwijzing voor import <strong>van</strong> graan.252Tamis et al. 2004.253Botanische database RADAR.119


grafisch on<strong>de</strong>rzoek heeft uitgewezen dat dit alleen <strong>op</strong> <strong>de</strong> productiene<strong>de</strong>rzetting gebeurt. 254 Vondsten <strong>van</strong> internodiageven dus aan dat <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong> graansoort lokaal is verbouwd. In dit geval geldt dit voor gerst. Van <strong>de</strong> bei<strong>de</strong>tarwesoorten zijn alleen aarbases gevon<strong>de</strong>n. Deze blijven na <strong>de</strong> eerste dorsron<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> graankorrel zitten enkunnen in <strong>de</strong>ze vorm ook wor<strong>de</strong>n verhan<strong>de</strong>ld. Zij geven dan ook geen informatie over <strong>de</strong> plaats waar <strong>het</strong> graanverbouwd is.In <strong>het</strong> monster zijn veel gemineraliseer<strong>de</strong> kafnaal<strong>de</strong>n aanwezig. Het is niet geheel dui<strong>de</strong>lijk <strong>van</strong> welk graan zeafkomstig zijn: gerst, tarwe en rogge behoren tot <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n. De kafnaal<strong>de</strong>n wijzen er <strong>op</strong> dat er graanlokaal is verbouwd.Daarnaast is in <strong>het</strong> monster lijnzaad (Linum usitatissimum) aangetroffen. Dit gewas werd verbouwd om zijn oliehou<strong>de</strong>n<strong>de</strong>za<strong>de</strong>n of om <strong>de</strong> vezels (vlas of linnen). Lijnzaad is één <strong>van</strong> <strong>de</strong> oudste cultuurgewassen <strong>van</strong> Ne<strong>de</strong>rland:<strong>het</strong> werd al door <strong>de</strong> eerste boeren, zo’n 7000 jaar gele<strong>de</strong>n, verbouwd. 255In <strong>het</strong> monster is ook een mogelijke erwt (cf. Pisum sativum) gevon<strong>de</strong>n. Ook <strong>de</strong>ze soort werd al door <strong>de</strong> eersteboeren verbouwd. 256 Resten <strong>van</strong> erwten en an<strong>de</strong>re peulvruchten wor<strong>de</strong>n relatief zel<strong>de</strong>n aangetoond <strong>van</strong>wegehun slechte conserveringskansen. Omdat ze tij<strong>de</strong>ns <strong>het</strong> schonen en <strong>de</strong> voedselbereiding niet in directe aanrakingkomen met vuur hebben ze slechts een kleine kans om in verkool<strong>de</strong> staat bewaard te blijven. In onverkool<strong>de</strong>staat blijft on<strong>de</strong>r goe<strong>de</strong> conserveringsomstandighe<strong>de</strong>n alleen <strong>de</strong> (kleine) navel over.De wil<strong>de</strong> planten uit dit monster zijn evenals <strong>de</strong> cultuurgewassen verkoold. Dit betekent dat <strong>de</strong> planten <strong>op</strong> <strong>de</strong>akkers kunnen hebben gestaan en samen met <strong>het</strong> graan kunnen zijn geoogst en gedorst. Zij geven daarmee informatieover <strong>de</strong> milieuomstandighe<strong>de</strong>n <strong>op</strong> <strong>de</strong> akkers. 257 Ook kunnen ze afkomstig zijn <strong>van</strong> planten die in <strong>de</strong>ne<strong>de</strong>rzetting hebben gegroeid <strong>op</strong> <strong>de</strong> plaats waar <strong>het</strong> materiaal verbrand is.Er zijn relatief weinig soorten uit <strong>de</strong> groep akkeronkrui<strong>de</strong>n aangetroffen. Deze groeien in akkers en an<strong>de</strong>re recentbewerkte grond. Het gaat om zwaluwtong (Fall<strong>op</strong>ia convolvulus), kn<strong>op</strong>herik (Raphanus raphanistrum) en ringelwikkeen/of vierzadige wikke (Vicia hirsuta/tetrasperma). Melganzenvoet (Chen<strong>op</strong>odium album) kan ook <strong>op</strong> <strong>de</strong>akkers hebben gegroeid, maar heeft een voorkeur voor voedselrijkere gron<strong>de</strong>n. Mogelijk is dit een aanwijzingvoor <strong>het</strong> bestaan <strong>van</strong> tuinen. Hierin zou<strong>de</strong>n peulvruchten, zoals <strong>de</strong> in dit monster aangetroffen mogelijke erwtverbouwd kunnen zijn.Grote weegbree (Plantago major) en straatgras (Poa annua) zijn soorten die goed tegen betreding kunnen. Zij zullen<strong>op</strong> veel bel<strong>op</strong>en stukken in <strong>de</strong> ne<strong>de</strong>rzetting hebben gestaan. De eerstgenoem<strong>de</strong> soort komt ook in sterk begraas<strong>de</strong>(en dus betre<strong>de</strong>n) stukken in graslan<strong>de</strong>n voor. Door zijn laag-bij-<strong>de</strong>-grondse vorm heeft <strong>de</strong>ze plant zichgoed aangepast aan intensieve begrazing terwijl hij bovendien zeer goed bestand is tegen betreding.De enkele oeverplanten, oeverzegge (Carex riparia), grote waterweegbree (Alisma plantago-aquatica) en gewonewaterbies (Eleocharis palustris), geven aan dat er <strong>op</strong> <strong>de</strong> akkers vochtige tot natte plekken zijn geweest.H<strong>op</strong>klaver (Medicago lupulina) is een soort <strong>van</strong> vochtige graslan<strong>de</strong>n, die vroeger ook veel in akkers voorkwam. 258Egelboterbloem (Ranunculus flammula) zal <strong>op</strong> <strong>de</strong> nattere en zuur<strong>de</strong>re <strong>de</strong>len in <strong>het</strong> grasland hebben gestaan.254Hillman 1984; Jones 1984.255Bakels 1997.256Bakels 1997.257Knörzer 1971, 100; Bakels 1978, 68; Pals 1984, 314; Gehasse 1995, 61.258Archeobotanische database RADAR.120


Tot slot zijn enkele verkool<strong>de</strong> muizenkeutels en fragmenten verkoold voedsel in <strong>de</strong> waterput aangetroffen. Mogelijkzijn dit <strong>de</strong> resten <strong>van</strong> een schoonmaakactie, waarbij <strong>het</strong> afval is verbrand.Vondstnummer 7.102Ook in <strong>het</strong> monster uit <strong>de</strong> greppel <strong>van</strong> vindplaats A zijn vijf, <strong>de</strong>els an<strong>de</strong>re, graansoorten aangetroffen: haver(Avena sativa), gerst (Hor<strong>de</strong>um vulgare), emmertarwe (Triticum dicoccon) en mogelijk rogge (cf. Secale cereale) enbroodtarwe (Triticum cf. aestivum). Hier zijn wel bloembases <strong>van</strong> haver gevon<strong>de</strong>n, waardoor <strong>de</strong> cultuursoort metzekerheid is aangetoond. Dit gegeven, samen met <strong>de</strong> gevon<strong>de</strong>n internodia <strong>van</strong> gerst en kafnaal<strong>de</strong>n <strong>van</strong> haver zijnaanwijzingen voor lokale verbouw <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze granen. Van tarwe kan lokale verbouw niet wor<strong>de</strong>n aangetoond.Rogge wordt evenals haver al in <strong>de</strong> ijzertijd gevon<strong>de</strong>n, maar is dan slechts een onkruid tussen <strong>het</strong> overige graan.In <strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong> tijd wordt <strong>het</strong> in cultuur genomen. Dan wordt <strong>het</strong> regelmatig in grotere hoeveelhe<strong>de</strong>n aangetroffen.Rogge wordt echter pas in <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>leeuwen algemeen verbouwd. 259Broodtarwe is al in <strong>het</strong> mid<strong>de</strong>n neolithicum verbouwd, maar verdween daarna weer voor eeuwen uit beeld. In<strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong> tijd wordt <strong>het</strong> weer p<strong>op</strong>ulair. Vanwege zijn hoge gehalte aan gluten is <strong>het</strong> bij uitstek geschikt ombrood <strong>van</strong> te bakken.In dit monster zijn niet alleen za<strong>de</strong>n <strong>van</strong> lijnzaad gevon<strong>de</strong>n, maar ook een kapselfragment. Of dit gewas nu voorzijn za<strong>de</strong>n of voor zijn vezels wordt verbouwd, <strong>de</strong> kapsels wor<strong>de</strong>n altijd <strong>van</strong> <strong>het</strong> eindproduct geschei<strong>de</strong>n. Devondst <strong>van</strong> <strong>het</strong> kapsel toont dus aan dat lijnzaad lokaal is verbouwd <strong>op</strong> vindplaats A.In vondstnummer V7.102 zijn enkele vijgenpitten (Ficus carica) aangetroffen. Vijgen komen oorspronkelijk uit<strong>het</strong> Mid<strong>de</strong>llandse Zeegebied en wor<strong>de</strong>n in Ne<strong>de</strong>rland voor <strong>het</strong> eerst in <strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong> tijd gevon<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong>zevroege perio<strong>de</strong> komt <strong>de</strong> vijg echter alleen in militaire context voor. 260Gezien <strong>de</strong> grote hoeveelhe<strong>de</strong>n onverkool<strong>de</strong> plantenresten geeft dit monster ook informatie over <strong>de</strong> vegetatie inen rond <strong>de</strong> ne<strong>de</strong>rzetting. Er zijn veel soorten uit <strong>de</strong> groep akkeronkrui<strong>de</strong>n gevon<strong>de</strong>n. Hondspeterselie (Aethusacynapium), gekroes<strong>de</strong> melkdistel (Sonchus asper) en akkerandoorn (Stachys arvensis) zijn hier<strong>van</strong> <strong>de</strong> meest voorkomen<strong>de</strong>.Zij zullen <strong>op</strong> <strong>de</strong> akkers hebben gegroeid en met <strong>het</strong> graan zijn meegeoogst en zo in <strong>de</strong> ne<strong>de</strong>rzettingterecht zijn gekomen.De tredplanten, zoals grote weegbree, varkensgras (Polygonum aviculare) en straatgras, zullen in <strong>de</strong> ne<strong>de</strong>rzettinglangs wegen en pa<strong>de</strong>n of <strong>op</strong> an<strong>de</strong>re veel bel<strong>op</strong>en plekken hebben gestaan.Gevlekte scheerling (Conium maculatum), bilzekruid (Hyoscyamus niger) en kruldistel (Carduus crispus) zijn inge<strong>de</strong>eldbij <strong>de</strong> ruigteplanten. Bij <strong>de</strong>ze groep gaat <strong>het</strong> om planten <strong>van</strong> zogenaam<strong>de</strong> ru<strong>de</strong>rale standplaatsen, dat wilzeggen plekken waar <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m verrijkt is met voedingsstoffen <strong>van</strong> el<strong>de</strong>rs. Dit kan door <strong>de</strong> mens plaatsvin<strong>de</strong>n(afval), maar ook door water (aanspoelsel). Over <strong>het</strong> algemeen groeien <strong>de</strong> planten in relatief stabiele milieus waargeen sprake is <strong>van</strong> intensieve bo<strong>de</strong>mbewerking (dus niet <strong>op</strong> akkers). Waarschijnlijk waren in <strong>de</strong> buurt <strong>van</strong> <strong>de</strong>greppel plaatsen waar <strong>de</strong> menselijke activiteit beperkt bleef tot bijvoorbeeld <strong>het</strong> storten <strong>van</strong> afval of <strong>de</strong> <strong>op</strong>slag <strong>van</strong>bouwmateriaal of an<strong>de</strong>re voorra<strong>de</strong>n. Ook in of langs erfafscheidingen of vlak langs wan<strong>de</strong>n <strong>van</strong> gebouwen ofan<strong>de</strong>re constructies kunnen <strong>de</strong> planten gegroeid hebben. Gevlekte scheerling en bilzekruid zijn overigens bei<strong>de</strong>giftig. In kleine hoeveelhe<strong>de</strong>n hebben <strong>de</strong>ze gifstoffen echter een medicinale werking, die ook in <strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong>tijd al bekend was.259Behre 1992.260Pals 1997.121


Uit <strong>de</strong> groep storingsplanten zijn geknikte vossenstaart (Al<strong>op</strong>ecurus geniculatus), valse voszegge (Carex otrubae),zilverschoon (Potentilla anserina) en water- of akkermunt (Mentha aquatica/arvensis) aangetroffen. Vaak komen zijvoor <strong>op</strong> stukken die met wisselen<strong>de</strong> waterstand te maken hebben (‘s winters nat, ‘s zomers droog) of met an<strong>de</strong>rewisselen<strong>de</strong> milieuomstandighe<strong>de</strong>n. Gedacht kan wor<strong>de</strong>n aan vegetaties langs drinkpoelen, sloten en greppels.Ook komen zij voor in jaarlijks langdurig overstroom<strong>de</strong>, begraas<strong>de</strong> weilan<strong>de</strong>n met een wisselen<strong>de</strong> waterstand.Mogelijk hebben zij in of rond <strong>de</strong> greppel gestaan.Greppelrus (Juncus bufonius), blaartrekken<strong>de</strong> boterbloem (Ranunculus sceleratus) en watermuur (Stellaria aquatica)zijn pionierplanten. Zij groeien <strong>op</strong> voedselrijke, met name stikstofrijke, natte grond. Het stikstofgehalte rondmenselijke <strong>ne<strong>de</strong>rzettingen</strong> is door <strong>de</strong> aanwezigheid <strong>van</strong> grote hoeveelhe<strong>de</strong>n verterend afval hoog, wat geschiktestandplaatsen <strong>op</strong>levert voor <strong>de</strong>ze vegetaties. In <strong>de</strong> winter staan <strong>de</strong>ze plaatsen vaak lang on<strong>de</strong>r water en ook in <strong>de</strong>zomer drogen ze vaak niet helemaal uit. 261 Ook <strong>de</strong>ze planten kunnen langs <strong>de</strong> greppel hebben gegroeid.De groep die met <strong>de</strong> meeste soorten is vertegenwoordigd, is die <strong>van</strong> <strong>de</strong> oeverplanten. De meest voorkomen<strong>de</strong>soorten uit <strong>de</strong>ze groep zijn oeverzegge, grote waterweegbree, gewone waterbies, wolfspoot (Lyc<strong>op</strong>us eur<strong>op</strong>aeus),moerasandoorn (Stachys palustris) en stervruchtige waterweegbree (Damasonium alisma). In <strong>de</strong> groep <strong>van</strong> oeverplantenis <strong>de</strong> rietklasse (Phragmitetea) vertegenwoordigd. Deze omvat verlandings- en overstromingsgemeenschappenmet een hoge productie <strong>van</strong> organisch materiaal in en aan voedselrijke, stilstaan<strong>de</strong> of zwakstromen<strong>de</strong>wateren. Vaak is ook sprake <strong>van</strong> wisselen<strong>de</strong> waterstan<strong>de</strong>n. De maximale waterdiepte is 3 m, gemid<strong>de</strong>ld 1.5 m. 262Het is aannemelijk dat <strong>de</strong>ze vegetatie in en rond <strong>de</strong> greppel heeft gestaan.Ook <strong>de</strong> graslandplanten zijn goed vertegenwoordigd. Hiertoe behoren gewone margriet (Leucanthemum vulgare),h<strong>op</strong>klaver, gewone brunel (Prunella vulgaris), tweerijige zegge (Carex disticha) en echte koekoeksbloem (Lychnisflos-cuculi). Het zijn soorten <strong>van</strong> zowel vochtige als <strong>van</strong> natte graslan<strong>de</strong>n, die veelal in stand gehou<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>ndoor hooien of bewei<strong>de</strong>n.Snavelzegge (Carex rostrata), <strong>de</strong> enige vertegenwoordiger uit <strong>de</strong> groep veenplanten, zal <strong>op</strong> een permanent natteplaats bij <strong>de</strong> greppel hebben gestaan.Ver<strong>de</strong>r komen planten uit <strong>de</strong> groepen bosran<strong>de</strong>n, struwelen en bossen voor. Mogelijk waren er bossages in <strong>de</strong>omgeving aanwezig. De bessen <strong>van</strong> vlier (Sambucus nigra) kunnen ook zijn verzameld en gegeten.15.3.2 HoutMand als beschoeiing <strong>van</strong> een waterput (S.59; V.142)In <strong>het</strong> veld is een monster <strong>van</strong> <strong>het</strong> vlechtwerk <strong>van</strong> een mand verzameld, die als beschoeiing <strong>van</strong> waterput S.59dien<strong>de</strong> (fig. 15.1). De mand heeft een gereconstrueer<strong>de</strong> diameter <strong>van</strong> 60 cm en is gemaakt <strong>van</strong> twijgen <strong>van</strong> wilgenhout(Salix) met een diameter <strong>van</strong> circa 0.5 cm. De on<strong>de</strong>rzochte twijgen (N = 25) zijn 2 tot 3 jaar oud enzijn, voor zover dat was vast te stellen, in <strong>het</strong> vroege voorjaar gest<strong>op</strong>t met groeien (N = 19). De eenduidigheidin <strong>de</strong> groeist<strong>op</strong> maakt <strong>het</strong> aannemelijk dat <strong>de</strong> twijgen in <strong>het</strong> vroege voorjaar door <strong>de</strong> mens zijn verzameld.De constructie <strong>van</strong> <strong>de</strong> mand bestaat uit bun<strong>de</strong>ls <strong>van</strong> steeds drie tot vier verticale elementen (<strong>de</strong> passieve elementen),ook wel <strong>de</strong> staken genoemd. De on<strong>de</strong>rlinge afstand tussen <strong>de</strong> stakenbun<strong>de</strong>ls is ca. 5 cm. De vlechten<strong>de</strong>elementen, ook wel actieve elementen genoemd, waren volgens een variant <strong>op</strong> <strong>de</strong> basis-weefmetho<strong>de</strong> gevlochten.263 Dat wil zeggen dat <strong>het</strong> ene vlechten<strong>de</strong> element voor twee bun<strong>de</strong>ls staken en achter <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> tweebun<strong>de</strong>ls staken is gevlochten en <strong>het</strong> daar<strong>op</strong> volgen<strong>de</strong> vlechten<strong>de</strong> element achter <strong>de</strong> twee eerst genoem<strong>de</strong> staak-261Weeda et al. 1998.262Weeda et al. 1995.263Wendrich 1991, 56, 58.122


un<strong>de</strong>ls en voor <strong>de</strong> daar<strong>op</strong> volgen<strong>de</strong> twee staakbun<strong>de</strong>ls is gevlochten. Over een hoogte <strong>van</strong> 5 cm zijn tien vlechten<strong>de</strong>elementen aangetroffen. We hebben hier dus met een dicht en fijn vlechtwerk te maken.Fig. 15.1. Huissen Loostraat-Zuid.Mand gebruikt als beschoeiing <strong>van</strong>waterput S 1.59. De maatstok heefteen totale lengte <strong>van</strong> 50 cm. Foto:ACVU-HBS.Vlechtwerk beschoeiing <strong>van</strong> een waterput (S7.20, V7.197)Er is een twee<strong>de</strong> waterput (S7.20) met een vlechtwerkbeschoeiing in Huissen (fig.15.2). De waterput is aangetroffenin <strong>de</strong> profielwand <strong>van</strong> werkput 7 en alleen een stuk <strong>van</strong> <strong>de</strong> beschoeiing is voor na<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek verzameld.De geschatte diameter <strong>van</strong> <strong>de</strong> put is circa 60 cm.Fig.15.2. Huissen Loostraat-Zuid.Vlechtwerkbeschoeiing <strong>van</strong>waterput S 7.20, De maatstok heefteen totale lengte <strong>van</strong> 50 cm. Foto:ACVU-HBS.Voor <strong>het</strong> vlechtwerk <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze waterput zijn twijgen <strong>van</strong> wilg gebruikt. De on<strong>de</strong>rzochte verticale elementen zijn2.5 cm in diameter (N = 2) en drie tot vier jaar oud toen ze in <strong>de</strong> winter wer<strong>de</strong>n gesne<strong>de</strong>n. De on<strong>de</strong>rzochtehorizontale, vlechten<strong>de</strong> elementen (N = 10) hebben een diameter <strong>van</strong> ruim 1 cm. Voor zover dat is vast te stellenzijn ook <strong>de</strong> vlechten<strong>de</strong> elementen in <strong>de</strong> winter gesne<strong>de</strong>n (N = 7). De on<strong>de</strong>rzochte twijgen zijn twee tot vierjaar oud.Het vlechtwerk bestaat uit enkelvoudige staken, die circa 14 centimeter uit elkaar geplaatst zijn. De vlechten<strong>de</strong>elementen zijn volgens <strong>de</strong> basisweefmetho<strong>de</strong> gevlochten, waarbij <strong>het</strong> ene vlechten<strong>de</strong> element voor <strong>de</strong> ene staaken achter <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> staak is gevlochten. Het volgen<strong>de</strong> vlechten<strong>de</strong> element is precies alternerend gevlochten.123


Over een hoogte <strong>van</strong> 14 cm zijn tien vlechten<strong>de</strong> elementen aangetroffen. Het vlechtwerk is daarmee veel groverdan <strong>de</strong> mand die voor <strong>de</strong> beschoeiing <strong>van</strong> waterput S1.59 is gebruikt.Losse stukken houtIn twee structuren zijn in totaal drie stukken hout aangetroffen. Uit waterput S2.85 komt een balk <strong>van</strong> eikenhout(Quercus, V2.436). De lengte <strong>van</strong> <strong>de</strong> balk is incompleet. De doorsne<strong>de</strong> bedraagt 5 bij 5.5 cm. De balk is uit<strong>de</strong> buitenkant <strong>van</strong> een dikke stam afkomstig.Uit waterput S2.148 komen twee stukken hout, die bei<strong>de</strong>n <strong>het</strong> vondstnummer V2.447 hebben gekregen. Eénmaalbetreft <strong>het</strong> een stuk <strong>van</strong> een eikenhouten tak waar <strong>het</strong> schors nog omheen zit. Op <strong>de</strong>ze tak zijn geen bewerkingssporengezien.Het twee<strong>de</strong> stuk uit dit spoor is een zorgvuldig afgewerkte steel <strong>van</strong> wilgenhout, die over een lengte <strong>van</strong> 19 cmbewaard is gebleven (fig. 15.3). De steel is 3.3 cm in doorsne<strong>de</strong> en gemaakt <strong>van</strong> een tenminste vier jaar ou<strong>de</strong> takwaar<strong>van</strong> <strong>de</strong> schors is verwij<strong>de</strong>rd. Het uitein<strong>de</strong> heeft drie afgeron<strong>de</strong> kapvlakken, zichtbaar in <strong>de</strong> twee plaatjeslinkson<strong>de</strong>r in figuur 15.3. Het an<strong>de</strong>re uitein<strong>de</strong> is zichtbaar in <strong>de</strong> afbeelding rechtson<strong>de</strong>r in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> figuur. Dituitein<strong>de</strong> is beschadigd. Als gevolg <strong>van</strong> die beschadiging is overigens <strong>het</strong> ron<strong>de</strong> merg, dat karakteristiek is vooron<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re wilgenhout, goed te zien.Fig. 15.3. Huissen Loostraat-Zuid. Steel gevon<strong>de</strong>n in spoor S 2.148. Foto: M. <strong>van</strong> Waijjen(BIAX Consult)15.4 Discussie en conclusie15.4.1 MacrorestenDe analyse <strong>van</strong> <strong>de</strong> monsters uit een waterput <strong>van</strong> vindplaats D en een greppel uit vindplaats A hebben veel informatie<strong>op</strong>geleverd over voeding en vegetatie <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>ne<strong>de</strong>rzettingen</strong>. Vondstnummer 2.463 uit <strong>de</strong> waterput(vindplaats D) is rijk aan verkool<strong>de</strong> resten. Er zijn resten <strong>van</strong> haver, gerst, emmertarwe, spelttarwe, pluimgierst,lijnzaad en mogelijk erwt gevon<strong>de</strong>n. Opvallend is <strong>het</strong> hoge aan<strong>de</strong>el kafresten, met name <strong>van</strong> tarwe. Mogelijkgaat <strong>het</strong> hierbij om een eenmalige <strong>de</strong>positie. Dat houdt in dat <strong>de</strong> plantaardige resten niet in lo<strong>op</strong> <strong>van</strong> tijd pertoeval in <strong>de</strong> waterput zijn beland, maar dat ze er als gevolg <strong>van</strong> één han<strong>de</strong>ling in terecht zijn gekomen. Gezien<strong>de</strong> grote hoeveelheid kaf en <strong>de</strong> verkool<strong>de</strong> muizenkeutels en voedselresten zou <strong>het</strong> kunnen dat <strong>het</strong> hierbij gaatom materiaal dat gedorst is voor <strong>de</strong> voedselbereiding (<strong>de</strong> twee<strong>de</strong> dorsron<strong>de</strong>). De aanwezigheid <strong>van</strong> kafnaal<strong>de</strong>ngeeft aan dat dit waarschijnlijk in <strong>de</strong> directe omgeving <strong>van</strong> <strong>de</strong> waterput is gebeurd.Van <strong>de</strong> gerst kan wor<strong>de</strong>n aangetoond dat hij lokaal is verbouwd. Het is echter zeer goed <strong>de</strong>nkbaar dat ook <strong>de</strong>an<strong>de</strong>re soorten in <strong>de</strong> omgeving verbouwd zijn, gezien <strong>het</strong> rurale karakter <strong>van</strong> <strong>de</strong> ne<strong>de</strong>rzetting.Za<strong>de</strong>n <strong>van</strong> oeverplanten geven aan dat er <strong>op</strong> <strong>de</strong> akkers natte plekken moeten zijn geweest.124


Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> inventarisatie <strong>van</strong> vondstnummer 2.500 (vindplaats D) is een sleedoornpit aangetroffen. Deze wil<strong>de</strong>pruimensoort geeft vruchten met een wrange smaak, die vroeger echter wel zijn gegeten. Er zijn geen an<strong>de</strong>reaanwijzingen voor <strong>het</strong> verzamelen <strong>van</strong> voedsel uit <strong>de</strong> natuur.Vondstnummer 102 uit een greppel <strong>van</strong> vindplaats A heeft eveneens een grote hoeveelheid cultuurgewassen<strong>op</strong>geleverd. Behalve <strong>de</strong> graansoorten haver, gerst, emmertarwe en mogelijk rogge en broodtarwe, zijn ook lijnzaa<strong>de</strong>n vijg gevon<strong>de</strong>n. Van haver, gerst en lijnzaad is lokale verbouw aangetoond.Opvallend in dit monster uit vindplaats A zijn enkele soorten die niet algemeen zijn in inheems <strong>Romeinse</strong> context.Dit zijn vijg en mogelijk rogge en broodtarwe. Vijg is niet inheems in Ne<strong>de</strong>rland, al kan zij <strong>op</strong> beschutteplekken wel groeien. Vijgen wer<strong>de</strong>n in gedroog<strong>de</strong> vorm door <strong>de</strong> Romeinen geïmporteerd. In <strong>de</strong>ze contextwijzen <strong>de</strong>ze soorten <strong>op</strong> contact met <strong>de</strong> Romeinen. In min<strong>de</strong>re mate zijn in <strong>de</strong> monsters uit vindplaats D ookaanwijzingen gevon<strong>de</strong>n die dui<strong>de</strong>n <strong>op</strong> contacten: spelttarwe is vooral bij <strong>de</strong> Romeinen p<strong>op</strong>ulair en <strong>het</strong> tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong>inventarisatie in vondstnummer 2.500 aangetroffen straalscherm wijst <strong>op</strong> import <strong>van</strong> graan uit zui<strong>de</strong>lijker streken,zoals Zuid-Limburg, <strong>het</strong> Duitse Rijnland, Vlaan<strong>de</strong>ren of Noord-Frankrijk.De onverkool<strong>de</strong> resten <strong>van</strong> wil<strong>de</strong> planten die in <strong>het</strong> monster zijn aangetroffen weerspiegelen voornamelijk <strong>de</strong>vegetatie in en rond <strong>de</strong> greppel, voornamelijk planten <strong>van</strong> oevers en vochtige tot natte graslan<strong>de</strong>n.15.4.2 HoutVoor wat betreft <strong>de</strong> gevon<strong>de</strong>n steel in spoor S 2.148 zijn <strong>op</strong> dit moment geen parallellen bekend uit <strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong>tijd. Over <strong>het</strong> gereedschap waarvoor <strong>de</strong> steel dien<strong>de</strong>, tasten we in <strong>het</strong> duister. De houtsoort en <strong>het</strong> gebruikteboom<strong>de</strong>el geven weinig houvast. Takken zijn namelijk niet <strong>de</strong> sterkste on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len <strong>van</strong> bomen en wilgenhout isniet <strong>het</strong> meest geschikte hout voor stelen <strong>van</strong> gereedschap. Mogelijk gaat <strong>het</strong> hier om een steel <strong>van</strong> een lichtgereedschap.Over vlechtwerkbeschoeiingen is <strong>de</strong> laatste jaren meer bekend gewor<strong>de</strong>n. Dit type beschoeiing ken<strong>de</strong>n we aan<strong>van</strong>kelijkalleen uit <strong>de</strong> prehistorische perio<strong>de</strong>n. In <strong>het</strong> centrale rivierengebied zijn echter <strong>de</strong> laatste jaren regelmatigvlechtwerkbeschoeiingen <strong>van</strong> waterputten gevon<strong>de</strong>n die uit <strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong> tijd dateren. 264 Steeds gaat <strong>het</strong> omvlechtwerk gemaakt <strong>van</strong> wilgentwijgen. De twijgen zijn tussen <strong>de</strong> één en vier jaar oud en doorgaans in <strong>de</strong> winterof <strong>het</strong> vroege voorjaar gesne<strong>de</strong>n. De vergelijkbare ou<strong>de</strong>rdom en dikte <strong>van</strong> <strong>de</strong> gebruikte twijgen, als ook <strong>het</strong>kapseizoen (winter of vroege voorjaar), geeft voeding aan <strong>de</strong> gedachte dat men in <strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong> tijd wilgentwijgenvoor vlechtwerk kweekte. Op basis <strong>van</strong> <strong>het</strong> kleine aantal on<strong>de</strong>rzochte twijgen is dit hier niet te bewijzen.Het is echter aannemelijk dat die wilgenbestan<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> vorm <strong>van</strong> grien<strong>de</strong>n beheerd wer<strong>de</strong>n. Dat wil zeggen dat<strong>de</strong> stam <strong>van</strong> <strong>de</strong> gebruikte wilgen nauwelijks boven <strong>het</strong> maaiveld uitstak en men als <strong>het</strong> ware door een woud <strong>van</strong>wilgentwijgen liep. Op basis <strong>van</strong> <strong>de</strong> huidige gegevens lijkt dit type beheer <strong>van</strong> wilgenbossen gebon<strong>de</strong>n te zijn aan<strong>het</strong> centrale en nu mogelijk ook <strong>het</strong> oostelijk rivierengebied. Kenmerkend voor <strong>de</strong>ze gebie<strong>de</strong>n zijn <strong>de</strong> kronkelwaar<strong>de</strong>nen komgebie<strong>de</strong>n die een minerale on<strong>de</strong>rgrond hebben waar<strong>op</strong> wilgen goed gedijen.De re<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> bewoners <strong>van</strong> Huissen kozen voor vlechtwerkbeschoeiingen <strong>van</strong> wilgentenen heeft dus te makenmet <strong>de</strong> beschikbaarheid (en <strong>het</strong> beschikbaar maken) <strong>van</strong> <strong>de</strong> houtsoort. Maar een vlechtwerkconstructie alsbeschoeiing voor een waterput is alleen in een stevige grondsoort, zoals klei en leem, voor een lange perio<strong>de</strong>succesvol. In zandgrond is <strong>de</strong> druk <strong>op</strong> <strong>de</strong> beschoeiing zo groot dat een waterput <strong>van</strong> dit type niet lang standhoudt.Daarom stapte men in <strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong> tijd <strong>op</strong> <strong>de</strong> zandgron<strong>de</strong>n over <strong>op</strong> waterputbeschoeiingen die <strong>van</strong>dikke planken gemaakt waren, waarbij vlechtwerk alleen toegepast werd als herstelling <strong>van</strong> een beschadig<strong>de</strong>waterput. 265 Niet alleen <strong>de</strong> beschikbaarheid <strong>van</strong> <strong>de</strong> houtsoort, maar ook <strong>de</strong> stevigheid <strong>van</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rgrond maakte<strong>de</strong>ze constructievorm in <strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong> tijd dus mogelijk.264Kooistra 2004b; 2006.265Zie o.a. Kooistra 2004a.125


16 Ring <strong>van</strong> git 266In totaal zijn drie fragmenten <strong>van</strong> git gevon<strong>de</strong>n. <strong>Twee</strong> fragmenten zijn al behan<strong>de</strong>ld in <strong>het</strong> hoofdstuk over natuursteen.Een bijzon<strong>de</strong>re vondst is een ring <strong>van</strong> git, die aangetroffen is in greppel S8.19 (vindplaats A). De greppelis te dateren in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft <strong>van</strong> <strong>de</strong> 3<strong>de</strong> eeuw na Chr.De ring is in één stuk uitgesne<strong>de</strong>n in git (fig. 16.1). Boven<strong>op</strong> <strong>de</strong>ronding <strong>van</strong> <strong>de</strong> ring bevindt zich een hoofdje <strong>van</strong> een negroï<strong>de</strong>persoon. Het hoofdje is enigszins gestileerd weergegeven metkroeshaar en sterk geaccentueer<strong>de</strong> lippen. De binnendiameterbedraagt 15 tot 16 mm. Het hoofdje heeft een hoogte <strong>van</strong> 13 mm.De ring heeft aan <strong>de</strong> buitenzij<strong>de</strong> drie groeven.Gelijkaardige parallellen zijn niet bekend in git. Ringen in gitwaarbij een negroï<strong>de</strong> hoofdje in <strong>de</strong> ronding <strong>van</strong> <strong>de</strong> ring isingewerkt, zijn wel bekend. 267Fig. 16.1. Huissen Loostraat-Zuid. Ring <strong>van</strong> git.17 Overige vondstcategorieënIn tabel 17.1 staan <strong>de</strong> overige vondstcategorieën vermeld. Deze zullen echter niet ver<strong>de</strong>r behan<strong>de</strong>ld wor<strong>de</strong>n.inhoud aantal gewicht in ghoutskool 4 11kalkmortel 3 36schelp/slak 5 34sintel 5 190Tabel 17.1. Huissen Loostraat-Zuid. Overige vondstcategorieën.266Met dank aan dr. Kathy Sas voor <strong>de</strong> hulp bij <strong>de</strong> <strong>de</strong>terminatie.267Henkel 1913, 150-151 en Tafel LXI (o.a. 1653, 1661, 1663 en 1666).126


18 Synthese18.1 InleidingIn dit hoofdstuk wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> resultaten <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>elrapporten samengevoegd tot een samenhangend beeld <strong>van</strong> <strong>de</strong>bewoningsgeschie<strong>de</strong>nis in <strong>het</strong> plangebied. In <strong>de</strong> eerste paragraaf wordt <strong>het</strong> landschap en <strong>de</strong> bewoning in <strong>het</strong>plangebied en <strong>de</strong> nabije omgeving in <strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong> tijd beschreven. De twee<strong>de</strong> paragraaf gaat in <strong>op</strong> vindplaatsenA en D. Tenslotte wordt in <strong>het</strong> kort <strong>de</strong> agrarische economie behan<strong>de</strong>ld.Het plangebied Huissen Loostraat-Zuid beslaat een <strong>op</strong>pervlakte <strong>van</strong> ongeveer 60 ha, die zal ontwikkeld wor<strong>de</strong>nals woningbouwlocatie. In <strong>de</strong> afgel<strong>op</strong>en jaren zijn reeds verschillen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeken uitgevoerd in <strong>het</strong> plangebied.Dit heeft vier vindplaatsen <strong>op</strong>geleverd: drie ne<strong>de</strong>rzettingsterreinen (A, C-D en E) en één grafveld (B). Drie <strong>van</strong><strong>de</strong> vindplaatsen waren reeds bekend door mid<strong>de</strong>l <strong>van</strong> veldkarteringen. 268 Het archeologisch on<strong>de</strong>rzoek <strong>van</strong>ACVU-HBS bestond uit <strong>het</strong> <strong>op</strong>graven <strong>van</strong> twee lange sleuven doorheen vindplaatsen A en D, <strong>op</strong> <strong>de</strong> plaats waartwee ontsluitingswegen gepland zijn.18.2 Landschap en bewoningDe vindplaatsen in <strong>het</strong> plangebied zijn gelegen <strong>op</strong> <strong>de</strong> oeverwalafzettingen <strong>van</strong> <strong>de</strong> Meinerswijkse stroomgor<strong>de</strong>l,een riviersysteem dat actief was <strong>van</strong> ca. 1810 voor Chr. tot 186 na Chr. Vanaf <strong>de</strong> Late IJzertijd werd dit riviersysteemgelei<strong>de</strong>lijk ver<strong>van</strong>gen door <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong> Rijn/Ne<strong>de</strong>rrijn. Vooral in <strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong> tijd was <strong>het</strong> dé noor<strong>de</strong>lijkehoofdstroom <strong>van</strong> <strong>de</strong> Rijn, met een hoge afvoer, en dus ook uitermate geschikt om dienst te doen als <strong>grens</strong> <strong>van</strong><strong>het</strong> <strong>Romeinse</strong> rijk. De precieze ligging <strong>van</strong> <strong>de</strong> hoofdstroom <strong>van</strong> <strong>de</strong> Rijn in die perio<strong>de</strong> is niet bekend. Vermoe<strong>de</strong>lijklag die ongeveer één kilometer oostwaarts <strong>van</strong> <strong>de</strong> vindplaatsen. Mogelijk waren eveneens enkele nevengeulenactief. In <strong>het</strong> noor<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong>el <strong>van</strong> vindplaats ligt een kleine geul die watervoerend was in <strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong>tijd.De bewoningscondities <strong>op</strong> <strong>de</strong> oeverwal zijn zeer gunstig. De relatief hogere ligging biedt bescherming tegenoverstromingen en <strong>het</strong> terrein is goed te ontwateren. Ten westen <strong>van</strong> <strong>de</strong> vindplaatsen liggen lager gelegen komgron<strong>de</strong>nen oostwaarts ligt <strong>de</strong> verland<strong>de</strong> mean<strong>de</strong>rgor<strong>de</strong>l <strong>van</strong> <strong>de</strong> Meinerswijkse stroomgor<strong>de</strong>l. Bei<strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n zijnonaantrekkelijk voor bewoning. Op <strong>de</strong> laatstgenoem<strong>de</strong> zijn tot <strong>op</strong> he<strong>de</strong>n dan ook nog geen sporen <strong>van</strong> <strong>Romeinse</strong>bewoning aangetroffen. De komgron<strong>de</strong>n komen dan weer wel in aanmerking als hooiland of wei<strong>de</strong>grond.Het on<strong>de</strong>rzoek <strong>van</strong> macrobotanische monsters en <strong>het</strong> hout biedt ons informatie over <strong>de</strong> vegetatie. Er zijn slechtstwee monsters on<strong>de</strong>rzocht, waardoor <strong>het</strong> verkregen beeld fragmentarisch is. In <strong>de</strong> kronkelwaar<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> komgebie<strong>de</strong>nston<strong>de</strong>n wilgenbossen, die ontgonnen wer<strong>de</strong>n voor wilgentwijgen voor vlechtwerk. Op <strong>de</strong> akkers werdgerst, haver en lijnzaad verbouwd. De aanwezigheid <strong>van</strong> za<strong>de</strong>n <strong>van</strong> oeverplanten toont aan dat er <strong>op</strong> <strong>de</strong> akkersnatte plekken aanwezig waren.De vooron<strong>de</strong>rzoeken had<strong>de</strong>n uitgewezen dat in <strong>het</strong> plangebied vier vindplaatsen aanwezig zijn: drie ne<strong>de</strong>rzettingsterreinen(A, C-D en E) en één grafveld (B). Naar analogie met vindplaats C-D kan echter gesteld wor<strong>de</strong>ndat A en E vermoe<strong>de</strong>lijk tot <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> vindplaats behoren, met twee concentraties. We hebben dan te maken meteen grafveld met ten noordwesten en ten zuidoosten telkens een langgerekt ne<strong>de</strong>rzettingsterrein. Het grafveldwas gemeenschappelijk in gebruik door <strong>de</strong> bewoners <strong>van</strong> bei<strong>de</strong> vindplaatsen. 269 Bij bouwwerkzaamhe<strong>de</strong>n in <strong>het</strong>verle<strong>de</strong>n is <strong>het</strong> grafveld enkele keren aangesne<strong>de</strong>n. Het verzamel<strong>de</strong> materiaal is te dateren <strong>van</strong> <strong>het</strong> ein<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong>1ste tot <strong>het</strong> ein<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> 2<strong>de</strong> eeuw na Chr.268Willems 1981: ca. nr. 131 (vindplaats B), 132 (vindplaats A) en 133 (vindplaats D).269Gelijkaardige constellaties komen wel vaker voor, o.a. in Tiel-Passewaaij (Roymans/Derks/Heeren 2007).127


18.3 Vindplaatsen A en D18.3.1 AlgemeenHet archeologisch on<strong>de</strong>rzoek heeft in bei<strong>de</strong> vindplaatsen goed geconserveer<strong>de</strong> bewoningssporen en vondsten<strong>op</strong>geleverd. De verklaring hiervoor is dat <strong>de</strong> sporen afge<strong>de</strong>kt zijn door een pakket oever- en komafzettingen.Bijgevolg hebben dankzij <strong>de</strong> diepe ligging recente bo<strong>de</strong>mingrepen weinig tot geen vat gehad <strong>op</strong> <strong>het</strong> archeologischebo<strong>de</strong>marchief. Het sporen- en vondstenniveau in vindplaats D ligt <strong>op</strong> 70 tot 80 cm bene<strong>de</strong>n maaiveld (ca.9.00 m - 9.10 m +NAP) en in vindplaats A <strong>op</strong> ongeveer 50 tot 70 cm bene<strong>de</strong>n maaiveld (9.08 m - 9.18 m +NAP).De noordoostelijke en zuidwestelijke grenzen <strong>van</strong> <strong>de</strong> vindplaatskernen komen goed overeen met <strong>de</strong> resultaten<strong>van</strong> <strong>het</strong> vooron<strong>de</strong>rzoek. Ter hoogte <strong>van</strong> <strong>de</strong> sleuven hebben <strong>de</strong> kernen <strong>van</strong> vindplaatsen A en D een breedte <strong>van</strong>respectievelijk 95 en 48 m. In <strong>de</strong> periferie <strong>van</strong> bei<strong>de</strong>n zijn geen sporen aangetroffen, met uitzon<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> enkelepaalkuilen in vindplaats D. Deze sporen liggen ten noordoosten <strong>van</strong> <strong>de</strong> vindplaatskern. De sleuven had<strong>de</strong>n in <strong>de</strong>perifere zones een breedte <strong>van</strong> vier meter. Bijgevolg kunnen geen uitspraken gedaan wor<strong>de</strong>n over <strong>de</strong> periferie<strong>van</strong> <strong>de</strong> vindplaatsen als geheel. Ongetwijfeld zullen echter wel sporen aanwezig zijn in <strong>de</strong> niet-on<strong>de</strong>rzochte <strong>de</strong>len.In bei<strong>de</strong> vindplaatsen zijn ne<strong>de</strong>rzettingssporen uit <strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong> tijd aangetroffen. Bewoningsstructuren zijn enkelin vindplaats D aanwezig. Het gaat hier om één ge<strong>de</strong>eltelijke huisplattegrond en twee spiekers. De rechthoekigegreppelstructuur uit vindplaats A wordt ver<strong>de</strong>r besproken in paragraaf 17.3.3.18.3.2 Fasering en dateringDe fasering die <strong>op</strong>gesteld is in hoofdstuk 6 laat sporen die niet meteen stratigrafisch te k<strong>op</strong>pelen zijn aan een fasebuiten beschouwing (tabel 6.4). In <strong>de</strong>ze paragraaf zal een bewoningsgeschie<strong>de</strong>nis <strong>op</strong>gesteld wor<strong>de</strong>n <strong>op</strong> basis <strong>van</strong><strong>de</strong> fasering en alle overige gedateer<strong>de</strong> sporen en dateren<strong>de</strong> vondsten.Vindplaats ADe aan<strong>van</strong>g <strong>van</strong> <strong>de</strong> bewoning in vindplaats A kan gesitueerd wor<strong>de</strong>n in <strong>het</strong> twee<strong>de</strong> kwart <strong>van</strong> <strong>de</strong> 1ste eeuw naChr. (tabel 17.1). Deze bewoning lijkt echter al tegen <strong>het</strong> laatste kwart <strong>van</strong> <strong>de</strong> 1ste eeuw te zijn <strong>op</strong>gehou<strong>de</strong>n.Het aar<strong>de</strong>werk-, <strong>het</strong> metaal en <strong>het</strong> muntenspectrum vertonen een hiaat <strong>van</strong>af <strong>de</strong> Flavische perio<strong>de</strong> tot omstreeks<strong>het</strong> mid<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> 2<strong>de</strong> eeuw na Chr. Het is niet dui<strong>de</strong>lijk wat <strong>de</strong> verklaring hiervoor is en of <strong>het</strong> enkel <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzochtezone betreft of respresentatief is voor <strong>de</strong> hele vindplaats. Een vergelijking met <strong>de</strong> resultaten <strong>van</strong> <strong>het</strong>aangrenzen<strong>de</strong> proefsleuvenon<strong>de</strong>rzoek biedt geen <strong>op</strong>lossing.Vanaf <strong>het</strong> mid<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> 2<strong>de</strong> eeuw na Chr. lijkt <strong>het</strong> terrein weer bewoond te zijn. Deze bewoningsfase heeftongeveer een eeuw geduurd. Het ein<strong>de</strong> is te situeren na <strong>het</strong> mid<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> 3<strong>de</strong> eeuw na Chr. (tabel 17.2).Vindplaats DNet als in A lijkt <strong>de</strong> bewoning in vindplaats aan te <strong>van</strong>gen in <strong>het</strong> 2<strong>de</strong> kwart <strong>van</strong> <strong>de</strong> 1ste eeuw na Chr. (tabel17.1). Enkele ou<strong>de</strong>re vondsten zoals een Nauheimfibula (V2.270) en een fragment <strong>van</strong> een glazen armband(V2.17) uit <strong>de</strong> Late IJzertijd suggereren een vroegere startdatum, maar voor <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rzochte <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> vindplaatszijn daar geen overtuigen<strong>de</strong> bewijzen voor. Het aar<strong>de</strong>werk biedt in <strong>de</strong>ze geen uitkomst. Een vroegeredatering is niet uitgesloten maar kan niet aangetoond wor<strong>de</strong>n <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> <strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werk.De aanwezigheid <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze vondsten doen echter vermoe<strong>de</strong>n dat vindplaats D als geheel wel een eer<strong>de</strong>re aan<strong>van</strong>gkan hebben.In tegenstelling tot vindplaats A lijkt D een continuë bewoning te hebben gekend minstens tot <strong>het</strong> ein<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong>2<strong>de</strong> eeuw na Chr. met een zwaartepunt in <strong>de</strong> 2<strong>de</strong> eeuw. Een einddatum is moeilijker vast te stellen (tabel 17.2).128


Het aar<strong>de</strong>werk- en <strong>het</strong> muntspectrum wijzen in <strong>de</strong> richting <strong>van</strong> <strong>het</strong> ein<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> 2<strong>de</strong> eeuw/begin <strong>van</strong> <strong>de</strong> 3<strong>de</strong>eeuw na Chr. <strong>Twee</strong> laat-<strong>Romeinse</strong> fibulae doen echter vermoe<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> vindplaats nog tot in <strong>de</strong> 4<strong>de</strong> eeuwbewoond is.18.3.3 Aard <strong>van</strong> <strong>de</strong> bewoningEén <strong>van</strong> <strong>de</strong> vaststellingen <strong>van</strong> <strong>het</strong> proefsleuvenon<strong>de</strong>rzoek in 2003 was dat <strong>het</strong> karakter <strong>van</strong> <strong>de</strong> bewoning veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong>doorheen <strong>de</strong> tijd. Daar waar <strong>het</strong> materiaal uit <strong>de</strong> 1ste eeuw na Chr. vooral civiele kenmerken vertoon<strong>de</strong>,verschenen in <strong>de</strong> lo<strong>op</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> 2<strong>de</strong> eeuw na Chr. enkele militaire elementen in <strong>de</strong> ne<strong>de</strong>rzetting, zoals een driekn<strong>op</strong>penfibulaen een dubbele spitsgreppel. 270 Deze vaststelling is eveneens gedaan tij<strong>de</strong>ns <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige on<strong>de</strong>rzoeken doet zich vooral voor in <strong>het</strong> metaalspectrum. Een veran<strong>de</strong>ring is eveneens waar te nemen in <strong>het</strong> muntenspectrum.Hier doet zich echter een an<strong>de</strong>re wijziging voor: <strong>het</strong> muntenspectrum wijst <strong>op</strong> dui<strong>de</strong>lijke contactenmet <strong>het</strong> leger in <strong>de</strong> 1ste eeuw na Chr. Voor <strong>de</strong> 2<strong>de</strong> en 3<strong>de</strong> eeuw kan geen relatie gelegd wor<strong>de</strong>n met militaire ofjuist civiele circulatie.De eerste bewoningsfase in <strong>de</strong> vindplaatsen is civiel <strong>van</strong> aard. In <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> fase lijkt dit echter te veran<strong>de</strong>ren. Hetverschil is niet alleen in <strong>de</strong> vondsten maar ook in <strong>het</strong> sporenbestand aanwezig. Vermoe<strong>de</strong>lijk dient <strong>de</strong> verklaringgezocht te wor<strong>de</strong>n in een sterkere militaire invloed in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> dan in een daadwerkelijke aanwezigheid <strong>van</strong>soldaten ter plaatse in <strong>de</strong> vindplaats. De mogelijkheid valt echter niet uit te sluiten dat in <strong>de</strong> directe omgeving<strong>van</strong> vindplaats A militairen gelegerd waren in kleinere eenhe<strong>de</strong>n, zoals wachttorens.De meest <strong>op</strong>vallen<strong>de</strong> structuur is <strong>de</strong> rechthoekige greppelstructuur in werkput 7. De greppels zijn spitsvormig indoorsne<strong>de</strong> en greppel S7.14 heeft on<strong>de</strong>rin een enkelbreker. In <strong>de</strong> vulling <strong>van</strong> <strong>de</strong> greppels zijn verschillen<strong>de</strong> militariaaangetroffen, zoals o.a. een lanspunt (V7.73). Opvallend is eveneens <strong>de</strong> relatief grote hoeveelheid briquetage-aar<strong>de</strong>werk,wat mogelijk wijst <strong>op</strong> een ceremoniële functie. De structuur is te dateren in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft <strong>van</strong>2<strong>de</strong> eeuw na Chr. In figuur 6.9 is een mogelijke reconstructie gemaakt <strong>van</strong> <strong>de</strong> structuur. Het zou dan gaan omeen vierkante omgreppeling met een <strong>op</strong>pervlakte <strong>van</strong> ongeveer 17.50 bij 17.50 m. In <strong>de</strong> noordoostelijke greppelis een <strong>op</strong>ening aanwezig. In eerste instantie was gedacht aan een wachttoren, maar hiervoor ontbreken <strong>de</strong> kenmerken<strong>de</strong>paalkuilen binnen <strong>de</strong> omgreppeling. In <strong>de</strong> nazakking bevond zich een dakpanfragment met stempel<strong>van</strong> <strong>het</strong> 30ste legioen. Vermoe<strong>de</strong>lijk is dit echter als slo<strong>op</strong>puin in <strong>de</strong> ne<strong>de</strong>rzetting terecht gekomen.Vooralsnog blijft ondui<strong>de</strong>lijk wat <strong>de</strong> functie <strong>van</strong> <strong>de</strong> structuur is.18.3.4 Agrarische economieDe economie in <strong>de</strong> ne<strong>de</strong>zerzettingen was gebaseerd <strong>op</strong> akkerbouw en veeteelt. Zoals hoger vermeld is <strong>de</strong> lokaleverbouwing <strong>van</strong> gerst, haver en lijnzaad aangetoond. De vondst <strong>van</strong> straalscherm wijst <strong>op</strong> import <strong>van</strong> graan uitzui<strong>de</strong>lijkere regio's, zoals Zuid-Limburg, <strong>het</strong> Duitse Rijnland, Vlaan<strong>de</strong>ren of Noord-Frankrijk. De aangetroffenvijgenpitten wijzen eveneens <strong>op</strong> import uit <strong>het</strong> zui<strong>de</strong>n.De samenstelling <strong>van</strong> <strong>het</strong> dierlijk bot is vergelijkbaar voor dat <strong>van</strong> rurale <strong>ne<strong>de</strong>rzettingen</strong> in <strong>het</strong> rivierengebied. Eris echter wel een chronologisch verschil aanwezig binnen <strong>de</strong> vindplaatsen. Het aan<strong>de</strong>el <strong>van</strong> schaap/geit neemt af<strong>van</strong> <strong>de</strong> vroeg-<strong>Romeinse</strong> tijd naar <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n-<strong>Romeinse</strong> tijd. Het aan<strong>de</strong>el <strong>van</strong> paard stijgt daarentegen. Rund envarken zijn geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> gehele bewoningsperio<strong>de</strong> in gelijke mate vertegenwoordigd: respectievelijk een hoogen een laag percentage. Rund werd vooral benut voor secundaire producten zoals trekkracht, mest en voor <strong>het</strong>vlees.18.3.5 Limesweg?De oeverwal waar<strong>op</strong> <strong>de</strong> vindplaatsen zijn gelegen, vorm<strong>de</strong> een smalle, droge verbinding tussen <strong>de</strong> castella Arnhem-Meinerswijken Loowaard, met elkaar verbon<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> zogenaam<strong>de</strong> limesweg. In vindplaats D zijn spo-270Kastelein/Haarhuis 2006, 20.129


en aangetroffen die te interpreteren zijn als een weg. Het gaat om twee parallelle greppelbun<strong>de</strong>ls die <strong>op</strong> eenafstand <strong>van</strong> vijf tot zes meter <strong>van</strong> elkaar liggen. Een verhoog<strong>de</strong> concentratie grind is niet waargenomen. Op basis<strong>van</strong> <strong>het</strong> aar<strong>de</strong>werk zijn <strong>de</strong> sporen te dateren in <strong>de</strong> 2<strong>de</strong> eeuw na Chr. De vondst <strong>van</strong> een <strong>de</strong>el <strong>van</strong> een fibula uit <strong>de</strong>laat-<strong>Romeinse</strong> tijd lijkt te suggereren dat <strong>het</strong> tracé <strong>op</strong> <strong>de</strong>ze plaats geduren<strong>de</strong> lange tijd in gebruik is geweest.130


LiteratuurRIC(I-2) = Sutherland 1984RIC(II) = Mattingly & Sy<strong>de</strong>nham 1926RIC(III) = Mattingly & Sy<strong>de</strong>nham 1930RIC(IV/i) = Mattingly & Sy<strong>de</strong>nham 1936RIC(IV/ii) = Mattingly, Sy<strong>de</strong>nham & Sutherland 1938RPC(I) = Burnett, Amandry & Ripollès 1992Scheers = Scheers 1977Cra. = Crawford 1974Aarts, J.G., 2000: Coins or money? Exploring the monetization and functions of Roman coinage in Belgic Gauland Lower Germany 50 BC – AD 450. Amsterdam.Allason-Jones, L., 2002: Git in Romeins Brittannië, in K. Sas./H. Thoen, 40-42.Allason-Jones, L., 2002: The Jet Industry and Allied Tra<strong>de</strong>s in Roman Britain, in P. Wilson/J. Price, Aspectsof Industry in Roman Yorkshire and the North (Oxford), 125 - 132.Altekamp, A./A. Schäfer (eds), 2001: The impact of Rome on settlement in the nort-western and Danubeprovinces (BAR Int. Ser. 921).An<strong>de</strong>rson, A. S. 1981: Some unusual coarse ware vessels from London and their continental background, inA.C. An<strong>de</strong>rson/A.S. An<strong>de</strong>rson (eds), 93-106.An<strong>de</strong>rson, A.C./A.S. An<strong>de</strong>rson (eds), 1981: Roman Pottery Research in Britain and North-West Eur<strong>op</strong>e(BAR Int. Ser. 123).Andrews, A.H., 1975: Absence of premolar teeth from ruminant mandibles found at archaeologicalsites, Journal of Archaeological Science 2, 137-144.Baatz, D., 1976: Die Wachttürme am Limes, Stuttgart.Bakels, C.C., 1978: Four Linearbandkeramik Settlements and their Environments: a PalaeoecologicalStudy of Sittard, Elsloo and Hienheim, Analecta Praehistorica Lei<strong>de</strong>nsia 11.Bakels, C.C., 1997: De cultuurgewassen <strong>van</strong> <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse Prehistorie, 5400 v.C. – 12 v.C, in: A.C.Zeven (ed.), De introductie <strong>van</strong> onze cultuurplanten en hun begelei<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> <strong>het</strong> Neolithicum tot 1500 AD,Wageningen, 15-24.Baker, J./D. Brothwell, 1980: Animal diseases in archaeology, London.Bartosiewicz, L./W. <strong>van</strong> Neer/A. Lentacker, 1997: Draught cattle: their osteological i<strong>de</strong>ntification and history,Tervuren (Annalen Zoölogische Wetenschappen 281).Behre, K.-E., 1992: The History of Rye Cultivation, Eur<strong>op</strong>e, Vegetation History and Archaeobotany 1,141-156.Bente, D.A., 2001: Archeologische begeleiding Loostraat 77, Huissen, Amsterdam (RAAP-regiobrief 2001-1341/DAB).Bergström, P.L./L.H. <strong>van</strong> Wijngaar<strong>de</strong>n-Bakker, 1983: De metapodia als voorspellers <strong>van</strong> formaat en gewichtbij run<strong>de</strong>ren (IVO-Rapport B-206).Beuker, J.R. 1983: Vakmanschap in vuursteen. De vervaardiging en <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> vuurstenen werktuigenin <strong>de</strong> prehistorie, museumfonds publicatie nummer 8.Bloemers, J.H.F., 1978: Rijswijk (Z.H.), 'De Bult'. Eine Siedlung <strong>de</strong>r Cananefaten, Amersfoort (Ne<strong>de</strong>rlandseOudhe<strong>de</strong>n 8).Boekel, G. M.E.C. <strong>van</strong>, 1986: Roman Terracotta Figurines and Masks from the Netherlands. Introductionand Catalogue III (Apollo-Fortuna), BROB 36.Boekel, G.M.E.C., <strong>van</strong> 1987: Roman Terracotta Figurines and Masks from the Netherlands, Groningen.Boemaars, N.M.J.E., 2007: Plangebied Loovel<strong>de</strong>n te Huissen, Gemeente Lingewaard; archeologisch vooron<strong>de</strong>rzoek:een bureau- en inventariserend veldon<strong>de</strong>rzoek (resteren<strong>de</strong> percelen), Amsterdam (RAAP-rapport1439).131


Boer, G.H. <strong>de</strong>, 2000: Woningbouwlocatie Binnenveld II, gemeente Huissen; een Aanvullen<strong>de</strong> ArcheologischeInventarisatie, Amsterdam (RAAP-briefrapport 2000-2648/MW).Boer, G.H. <strong>de</strong>, 2002: Plangebied Loostraat-Zuid te Huissen, gemeente Bemmel; een archeologische kartering enwaar<strong>de</strong>ring, Amsterdam (Raap-rapport 759).Böhme, A., 1972: Die Fibeln <strong>de</strong>r Kastellen Saalburg und Zugmantel, Saalburg Jahrbuch 29, 5-112.Bosman, A.V.A.J., 1997: Het culturele vondstmateriaal <strong>van</strong> <strong>de</strong> Vroeg-<strong>Romeinse</strong> versterking Velsen 1, Amsterdam(dissertatie UvA).Bosman, A.V.A.J./E.N. Wieringa/S.M. <strong>van</strong> Roo<strong>de</strong> (eds), in voorbereiding: Van Woerd tot Wereldoorlog.Het archeologisch on<strong>de</strong>rzoek in Schuytgraaf, Woer<strong>de</strong>n.Broeke, P.W. <strong>van</strong> <strong>de</strong>n, 1986: Zeezout: een schakel tussen West-en Zuid-Ne<strong>de</strong>rland in <strong>de</strong> IJzertijd en<strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong> Tijd, in M.C. <strong>van</strong> Trierum,/H.E. Henkes (eds), Rotterdam Papers 5. A contribution t<strong>op</strong>rehistoric, roman and medieval archaeology, Rotterdam, 91-114.Broeke, P.W. <strong>van</strong> <strong>de</strong>n, 1987a: De dateringsmid<strong>de</strong>len voor <strong>de</strong> IJzertijd <strong>van</strong> Zuid-Ne<strong>de</strong>rland, in W.A.B. <strong>van</strong><strong>de</strong>r San<strong>de</strong>n/P.W. <strong>van</strong> <strong>de</strong>n Broeke, 23-44.Broeke, P.W. <strong>van</strong> <strong>de</strong>n, 1987b: Het handgemaakte aar<strong>de</strong>werk, in W.A.B. <strong>van</strong> <strong>de</strong>r San<strong>de</strong>n,/P.W. <strong>van</strong> <strong>de</strong>nBroeke (eds), 23-45.Broeke, P.W. <strong>van</strong> <strong>de</strong>n, 1996: Southern sea salt in the Low Countries. A reconnaissance into the landof the Morini, in M. Lodwijckx (ed.), Archaeological and historical aspects of west-Eur<strong>op</strong>ean societies, AlbumAmicorum Andre <strong>van</strong> Doorselaer, Leuven, 193-206.Broeke, P.W. <strong>van</strong> <strong>de</strong>n 2007: zoutwinning langs <strong>de</strong> Noordzee: pre-mid<strong>de</strong>leeuwse sporen, in M.J. <strong>de</strong>Kraker/G.J. Borger (eds), Veen-vis-zout. Landschappelijke dynamiek in <strong>de</strong> zuid-westelijke <strong>de</strong>lta <strong>van</strong> <strong>de</strong>Lage Lan<strong>de</strong>n, Amsterdam (Geoarchaeological and Bioarchaeological Studies 8), 65-80.Brulet, R./F. Vilvor<strong>de</strong>r/S. Rekk 2001: La céramique, méthodologie, in R. Brulet/J.-P. Dewert/F. Vilvor<strong>de</strong>r2001, 110-25.Brulet, R./J.-P. Dewert/F. Vilvor<strong>de</strong>r 2001: Liberchies IV, vicus Gallo-romain, travail <strong>de</strong> rivière, Fouilles duMusée <strong>de</strong> Nivelles (1986/87 et 1991/97), Louvain-la-Neuve.Brulet, R./J.-C. Demanet 1997: Liberchies III, vicus gallo-romain, les thermes, Fouilles du CRAN (1973 et1989-90) et zone d’habitat au nord <strong>de</strong> la voie antique, Fouilles <strong>de</strong> Pro Geminiaco (1979-80 et 1987-94), Louvain-la-Neuve.Brulet, R./F. Vilvor<strong>de</strong>r 2003: «International Fabrics Reference Collection for Roman Ceramics» (IFRC), DasProjekt Nordgallien, (Xantener Berichte 13).Brulet, R./R.P. Symonds/F. Vilvor<strong>de</strong>r, 1999: Céramiques engobées et métallescentes gallo-romaines: actes ducolloque organisé à Louvain-la-Neuve le 18 mars 1995, Oxford (Rei Cretariae Romanae Fautores Supplementum8).Brunsting, H., 1937: Het grafveld on<strong>de</strong>r Hees bij Nijmegen. Een bijdrage tot <strong>de</strong> kennis <strong>van</strong> Ulpia Noviomagus,Amsterdam (Archeologisch-Historische Bijdragen IV).Buchem, H.J.H, <strong>van</strong>, 1941: De fibulae <strong>van</strong> Nijmegen, Nijmegen.Burnett, A.M./M. Amandry/P.P. Ripollès, 1992: Roman Provincial Coinage I, from the <strong>de</strong>ath of Caesar tothe <strong>de</strong>ath of Vitellius (44 BC – AD 69), London.Buitenhuis, H., 2002: Archeozoölogie, in J.S. Krist/J.B. <strong>de</strong> Voogd/J. Schoneveld (eds), Een vindplaatsuit <strong>de</strong> Late IJzertijd en vroeg-<strong>Romeinse</strong> tijd aan <strong>de</strong> Schalkwijkse weg te Houten, terrein 14, provincie Utrecht,Groningen (ARC-publicatie 48), 135-168.Chantraine, H., 1982: Novaesium VIII. Die antiken Fundmünzen von Neuss, Gesamtkatalog <strong>de</strong>r Ausgrabungen1955-1978, Berlin (Limesforschungen 20).Crawford, M.H., 1968: Plated coins – false coins, Numismatic Chronicle (1968), 55-59.Crawford, M.H., 1974: Roman Republican Coinage, Cambridge.Crummy, N., 1983: The Roman small finds from excavations in Colchester 1971-9, Colchester (ColchesterArchaeological Report 2).Delaruelle, S./C. Verbeek/W. De Clercq, 2004: Wonen en leven <strong>op</strong> <strong>het</strong> HSL-traject in <strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong> tijd(ca. 50 v.C.-176 n.C.), in C. Verbeek/S. Delaruelle/J. Bungeneers (eds), 189-258.132


Delort, E., 1948: L'Atelier <strong>de</strong> Satto, Metz (Mémoires <strong>de</strong> l'Académie Nationale <strong>de</strong> Metz 11), 3-8.Derks, T/N. Roymans, 2002: Seal-boxes and spread of Latin literacy in the Rhine <strong>de</strong>lta, in A.E. Cooley,Becoming Roman, writing Latin? Literacy and epigraphy in the Roman west, Journal of Romanarchaeology suppl. series 48, 87-134.Deru, X./F. Vilvor<strong>de</strong>r/A.-C. Van Overbeke, 1997: La céramique, méthodologie, in R. Brulet/J.-C. Demanet1997, 152-155.Deru, X., 1996: la céramique belge dans le nord <strong>de</strong> la gaule. Caractérisation, Chronologie, Phénomènes Culturelset Economiques, Louvain-la-Neuve.Dockum <strong>van</strong>, S.G. 1997: Het rivierengebied, in: Bechert, T./W.J.H. Willems (ed.), De <strong>Romeinse</strong> rijks<strong>grens</strong>tussen Moezel en Noordzeekust, 77-88.Dhaeze, W./P. <strong>de</strong> Paepe 2004: The hand-thrown stones from the Roman fort of Mal<strong>de</strong>gem-Vake (east-Flan<strong>de</strong>rs, Belgium), in F. Vermeulen./K. Sas/Dhaeze, W. (eds), 165-180.Driel-Murray, C. <strong>van</strong>, 2001: Footwear in the North-Western provinces of the Roman Empire. In:Goubitz, O./W. Groenman <strong>van</strong> Waateringe/C. <strong>van</strong> Driel-Murray, Stepping Through time. Archaeologicalfootwear from prehistoric times until 1800, Zwolle (Stichting Promotie Archeologie), 337-375.Driesch, A. von <strong>de</strong>n, 1976: A Gui<strong>de</strong> to the Measurement of Animal Bones from Archaeological Sites, Cambridge/Massachussets(Peabody Museum Bulletin I).Driesch, A. von <strong>de</strong>n/J. Boessneck, 1974: Kritische Anmerkungen zur Wi<strong>de</strong>rristhöhenberechnung ausLängenmassen vor- und frühgeschichtlicher Tierknochen, Säugetierkundliche Mitteilungen 22, 325-48.Enckevort, H. <strong>van</strong>, 2000: Een rurale ne<strong>de</strong>rzetting uit <strong>het</strong> begin <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> eeuw te Venray-Hoogriebroek, inH. Stoekpker (ed.), 33-166.Enckevort, H., <strong>van</strong> 2004: Het gedraai<strong>de</strong> aar<strong>de</strong>werk uit <strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong> tijd, in C.W. Koot/R. Berkvens (eds),281-358.Enckevort <strong>van</strong>, H./J.R.A.M. Thijssen 2005: De stad, in W.J.H. Willems./H. <strong>van</strong> Enckevort/Haalebos,J.K./J.R.A.M. Thijssen (ed.), Nijmegen geschie<strong>de</strong>nis <strong>van</strong> <strong>de</strong> oudste stad <strong>van</strong> Ne<strong>de</strong>rland.Deel 1 prehistorie en oudheid, 97-111.Enckevort, H. <strong>van</strong>/W.K. Vos, 2006: De Limes: een natte <strong>grens</strong> dwars door Ne<strong>de</strong>rland (versie 1.0), NationaleOn<strong>de</strong>rzoeksagenda Archeologie, hoofdstuk 19.Es, W.A., <strong>van</strong>/M. Mie<strong>de</strong>ma/S.L. Wynia, 1985: Eine Siedlung <strong>de</strong>r römischen Kaiserzeit in Bennekom,Provinz Gel<strong>de</strong>rland, BROB 35, 533-652.Esser, E./B. Beerenhout/W.J. Kuijper, 2004: De wacht aan tafel. On<strong>de</strong>rzoek aan dierlijke resten uit <strong>Romeinse</strong>wachttorens (locatie Zandweg L31), Delft (Ossicle 85).Feugère, M., 1985: Les fibules en Gaule méridionale. De la conquête à la fin du Ve siècle après J.-C., Paris(Revue Archéologique <strong>de</strong> Narbonnaise, supplement 12).Fischer, T., 2000: II militär und Limes. Der soldat und sein umfeld. Die Römische armee als wirtschaftsfaktor,in L. Wamser/C. Flügel/B. Ziegaus (eds), Die Römer zwischen Alpen und Nordmeer,München, 49-52.Grant, A., 1982.: The use of tooth wear as a gui<strong>de</strong> to the age of domestic ungulates, in B. Wilson/C.Grigson/S. Payne (eds), Ageing and Sexing Animal Bones from Archaeological Sites, Oxford (BAR BritishSeries 109), 91-108.Groot, M., 2001: Animal pale<strong>op</strong>athology from a Roman period burial site and two settlements in theNetherlands, in M. La Verg<strong>het</strong>ta/L. Capasso (eds), Proceedings of the XIIIth Eur<strong>op</strong>ean Meeting of thePale<strong>op</strong>athology Association, Chieti 2000, Teramo (Italië), 115-118.Groot, M., 2005: Palae<strong>op</strong>athological evi<strong>de</strong>nce for draught cattle on a Roman site in the Netherlands,in J. Davies/M. Fabis/I. Mainland/M. Richards/R. Thomas, Diet and Health in Past Animal P<strong>op</strong>ulations:Current Research and Future Directions, Oxford, 52-57.Groot, M., 2006: Dierlijk botmateriaal, in S. Heeren (ed.), 181-186.Groot, M., 2007: Animals in ritual and economy in a Roman frontier community. Excavations in Tiel-Passewaaij, Amsterdam (proefschrift Vrije Universiteit).133


Gehasse, E.F., 1995: Ecologisch-archeologisch on<strong>de</strong>rzoek <strong>van</strong> <strong>het</strong> Neolithicum en <strong>de</strong> Vroege Bronstijd in <strong>de</strong>Noordoostpol<strong>de</strong>r met nadruk <strong>op</strong> vindplaats P14, Amsterdam.Haalebos, J.K., 1977: Zwammerdam Nigurm Pullum. Ein Auxiliarkastell am Nie<strong>de</strong>rgermanischen Limes, Amsterdam(Cingula 3).Haalebos, J.K., 1986: Fibulae uit Maurik, Lei<strong>de</strong>n (Oudheidkundige Me<strong>de</strong><strong>de</strong>lingen <strong>van</strong> <strong>het</strong> Rijksmuseum<strong>van</strong> Oudhe<strong>de</strong>n te Lei<strong>de</strong>n 65, supplement).Haalebos, J.K., 1990: Het grafveld <strong>van</strong> Nijmegen-Hatert, Een begraafplaats uit <strong>de</strong> eerste drie eeuwen na Chr. <strong>op</strong><strong>het</strong> platteland bij Noviomagus Batavorum, Nijmegen (Beschrijving <strong>van</strong> <strong>de</strong> verzamelingen in <strong>het</strong> ProvinciaalMuseum G.M. Kam te Nijmegen XI).Haarhuis, H.F.A., 1997: Gemeente Arnhem, <strong>de</strong> Groene Long; een archeologische kartering, Amsterdam(RAAP-Rapport 311).Haarhuis, H.F.A., 2005: Programma <strong>van</strong> Eisen Opgraving <strong>van</strong> twee <strong>de</strong>len <strong>van</strong> <strong>het</strong> tracé <strong>van</strong> <strong>de</strong> ontsluitingsweg,archeologische vindplaatsen A en D in plangebied Loostraat-Zuid Huissen, gemeente Lingewaard, Amsterdam.Hambleton, E., 1999: Animal Husbandry Regimes in Iron Age Britain: A Comparative Study of Faunal Assemblagesfrom British Iron Age Sites, Oxford (BAR British Series 282).Haselgrove, C., 1999: The <strong>de</strong>vel<strong>op</strong>ment of Iron Age coinage in Belgic Gaul, The Numismatic Chronicle159, 111-168.Heeren, S., 2006: Opgravingen bij Tiel-Passewaaij 1, De ne<strong>de</strong>rzetting aan <strong>de</strong> Passewaaijse Hogeweg, Amsterdam(ZAR 29).Heesch, J. <strong>van</strong>, 1998: De muntcirculatie tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> romeinse tijd in <strong>het</strong> noordwesten <strong>van</strong> Gallia Belgica. Decivitates <strong>van</strong> <strong>de</strong> Nerviërs en <strong>de</strong> Menapiërs (ca. 50 v.C. – 450 n.C.), Brussel (Koninklijke Musea voorKunst en Geschie<strong>de</strong>nis, monografie <strong>van</strong> nationale archeologie 11).Heesch, J. Van, 1999: Augustan bronze coins in the north-west of Gaul, in W. Schlüter/R. Wiegels(eds), 1999, Rom, Germanien und die Ausgrabungen von Kalkriese, 347-361.Heinrichs, J., 2000: Überlegungen zur Versorgung augusteischer Truppen mit Münzgeld. Ein neuesMo<strong>de</strong>ll und daraus ableitbare Indizien für einen Wan<strong>de</strong>l in <strong>de</strong>r Konzeption <strong>de</strong>s Germanien-Kriegesnach Drusus, in L. Mooren (ed.), 2000, Politics, administration and society in the Hellenistic and Romanworld, (Studie Hellenistica 36), 155-214.Heising, A., 2003: Der Keramiktyp Nie<strong>de</strong>rbieber 32/33, Xanten (Xantener Berichte 13), 129-172.Henkel, F., 1913: Die Römischen Fingerringe <strong>de</strong>r Rheinlan<strong>de</strong>, Berlin.Hiddink, H., 2005a: Archeologisch on<strong>de</strong>rzoek aan <strong>de</strong> Beekseweg te Lieshout, Amsterdam (ZAR 18).Hiddink, H., 2005b: Opgravingen <strong>op</strong> <strong>het</strong> Rosveld bij Ne<strong>de</strong>rweert 1. Landschap en bewoning in <strong>de</strong> IJzertijd,<strong>Romeinse</strong> tijd en Mid<strong>de</strong>leeuwen, Amsterdam (ZAR 22).Hillman, G., 1984: Interpretation of Archaeological Plant Remains: the Application of EthnographicMo<strong>de</strong>ls from Turkey, in W. <strong>van</strong> Zeist/W.A. Casparie (eds), Plants and Ancient Man, 1-41.Hunold, A. 2000: Der Katzenberg- Die spätantike höhenbefestigung bei Mayen, in R. Bockius (ed.),Steinbruch und bergwerk, <strong>de</strong>nkmäler Römischer technikgeschichte zwischen Eifel und Rhein, Mainz (Vulkanpark-forschungenband 2), 71-80.Huyghe, J., 2003: Belgisch aar<strong>de</strong>werk in Velzeke: een overzicht, Archeologische Kroniek <strong>van</strong> Zuid-Oost-Vlaan<strong>de</strong>ren, Bijdragen VIII, Zottegems Genootschap voor Geschie<strong>de</strong>nis en Oudheidkun<strong>de</strong>, 299-309.Janssen, T.H., 1979: <strong>Romeinse</strong> graven aan <strong>de</strong> Loostraat, Me<strong>de</strong><strong>de</strong>lingen omtrent <strong>de</strong> werkzaamhe<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong>Historische Kring Huessen 4/1, 19-37.Janssen, T. H., 1987: Op zoek naar <strong>het</strong> oudste Huissen, Bijdragen tot <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis <strong>van</strong> Huissen 1, 7-13.Jones, G.E.M., 1984: Interpretation of Archaeological Plant Remains: Ethnographic Mo<strong>de</strong>ls fromGreece, in: W. <strong>van</strong> Zeist/W.A. Casparie (eds), Plants and Ancient Man, 43-61.Kars, E.A.K., 2005: Keramisch bouwmateriaal en natuursteen, in G. Tichelman, Het Villacomplex Kerkra<strong>de</strong>-Holzkuil,Amersfoort (ADC Rapport 155), 257-287.134


Kars, E.A.K./C. <strong>van</strong> Pruissen: Natuursteen, in P.C. <strong>de</strong> Boer/Kennemans, M.C. (eds), Sporen on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>zandbak. Een Mid<strong>de</strong>leeuwse ne<strong>de</strong>rzetting <strong>op</strong> <strong>het</strong> voormalig schoolterrein De Groene Lin<strong>de</strong> te Rossum, gemeenteMaasdriel, Amersfoort (ADC Rapport 523), 37-40.Kars, H., 1982: Early-Medieval Dorestad an archae-petrological study, part II: The weights and thewell-petrology and provenance of the Tuff artefacts, BROB 32, 147-168.Kars, H. 1983a: Het maalsteenproduktiecentrum bij Mayen in <strong>de</strong> Eifel, ROB overdruk nr. 194 uit:Grondboor en Hamer 3/4, 110-120.Kars, H. 1983b: Early-Medieval Dorestad an archae-petrological study, part VI: The unworked stones,BROB 33, 39-59.Kastelein, D./H.F.A. Haarhuis, 2006: Plangebied Loostraat-Zuid (vindplaats A), gemeente Lingewaard; archeologischvooron<strong>de</strong>rzoek: een inventariserend veldon<strong>de</strong>rzoek (proefsleuf), Amsterdam (RAAP-Rapport1339).Kemmers, F., 2003: Quadrantes from Nijmegen: small change in a frontier province, SchweizerischeNumismatische Rundschau 82, 17-35.Kemmers, F., 2004: Caligula on the Lower Rhine. The coin finds from the Roman auxiliary fort ofAlbaniana (The Netherlands), Revue Belge <strong>de</strong> Numismatique et <strong>de</strong> Sigillographie 150, 15-49.Kemmers, F., 2005: Coins for a legion. An analysis of the coin finds of the Augustan legionary fortress andFlavian canabae legionis at Nijmegen, Nijmegen.Kemmers, F. (in druk): De muntvondsten <strong>van</strong> <strong>het</strong> terrein Arnhem-Schuytgraaf, in: A.V.A.J. Bosman/E.W.Wieringa/S. <strong>van</strong> Roo<strong>de</strong> (eds), Van Woerd tot Wereldoorlog, De <strong>op</strong>gravingen te Arnhem-Schuytgraaf, Woer<strong>de</strong>n.Kersing, V.L.C./J.A. Waasdorp, 1993: Romeinen <strong>op</strong> Ockenburgh. Verslag <strong>van</strong> een archeologisch on<strong>de</strong>rzoek in1993, Den Haag.Kersing, V.L.C./J.A. Waasdorp, 1995: Romeinen <strong>op</strong> Ockenburgh II. Verslag <strong>van</strong> een archeologisch on<strong>de</strong>rzoekin 1994, Den Haag.Kersing, V.L.C./J.A. Waasdorp, 1996: Romeinen <strong>op</strong> Ockenburgh III. Verslag <strong>van</strong> een archeologisch on<strong>de</strong>rzoekin 1995, Den Haag.Knörzer, K.-H., 1971: Urgeschichtliche Unkräuter im Rheinland. Ein Beitrag zur Entstehungsgeschichte<strong>de</strong>r Segetalgesellschaften, Vegetatio 23, 89-111.Komen, M. 2006: Natuursteen, in S. Heeren (ed.), 155-161.Komen, M. 2007: Natuursteen, in J. <strong>van</strong> Renswou<strong>de</strong>/M.D.R. Schurmans/A.E.I. Schuuring (eds),Inventariserend veldon<strong>de</strong>rzoek (IVO) 2. Proefsleuven te Gel<strong>de</strong>rmalsen-Hondsgemet, Amsterdam (ZAN125), 37-41.Kooistra, L.I., 2004a: Van waterkuil naar waterput. Het hout <strong>van</strong> Breda-West <strong>van</strong> 1500 voor tot 1637 naChr., Zaandam (BIAXiaal 185).Kooistra, L.I., 2004b: <strong>Twee</strong> Mid<strong>de</strong>n-<strong>Romeinse</strong> vlechtwerkman<strong>de</strong>n uit Tiel-Passewaaij, Zaandam (BIAXiaal190).Kooistra, L.I., 2006: Botanische materialen, in M.D.R. Schurmans/E.M.P. Verhelst, 181-212.Koot, C.W./R. Berkvens, 2004: Bredase akkers eeuwenoud, 4000 jaar bewoningsgeschie<strong>de</strong>nis <strong>op</strong> <strong>de</strong> rand <strong>van</strong>zand en klei, Breda (Rapportage Archeologische Monumentenzorg 102).Laarman, F.J., 1996: Zoological material of the Bronze Age, Iron Age and Roman period from Wijkbij Duurste<strong>de</strong>-De Hor<strong>de</strong>n, in L.I. Kooistra, Bor<strong>de</strong>rland farming, 369-380.Lauwerier, R.C.G.M., 1988: Animals in Roman times in the Dutch Eastern River Area, Amersfoort (Ne<strong>de</strong>rlandseOudhe<strong>de</strong>n 12).Lauwerier, R.C.G.M., 1995: Dertig lijsterborstjes in een pot. Geïmporteer<strong>de</strong> conserven uit Romeins Nijmegen,jaarboek Numaga <strong>de</strong>el XLII, 7-12.Lauwerier, R.C.G.M./C. Wouda/L. <strong>de</strong> Groot, 2005: Bot uit Romeins Bo<strong>de</strong>graven, Westerheem 54,300-306.135


Levine, M., 1982: The use of crown height measurements and eruption-wear sequences to age horseteeth, in B. Wilson/C. Grigson/S. Payne (eds), Ageing and Sexing Animal Bones from ArchaeologicalSites, Oxford (BAR British Series 109), 223-250.Loschei<strong>de</strong>r, R., 1998: Untersuchungen zum spätlatènezeitlichen Münzwesen <strong>de</strong>s Trevererlan<strong>de</strong>s, ArchaeologiaMosellana 3, 69-228.Loschei<strong>de</strong>r, R., 2005: Militär und Romanisierung: zum Münzwesen <strong>de</strong>r Treverer nach <strong>de</strong>m GallischenKrieg. In: J. Metzler/D. Wigg-Wolf (eds), Die Kelten und Rom. Neue numismatische Forschungen,Mainz (Studien zu Fundmünzen <strong>de</strong>r Antike 19), 109-128.Ma<strong>de</strong>r D./H. Kars 1985: Provenance <strong>de</strong>termination of Buntsandstein artefacts from the early-MedievalDorestad trading site (the Netherlands): an example of the significance of geological-mineralogicalanalysis in archaeology, ROB overdruk nr. 255, Earth Science 4, 591-624.Martens, M./T. Debruyne/A. Van<strong>de</strong>rhoeven, 2002: La céramique d’un enclos tibéro-claudien dans le vicus<strong>de</strong> Tirlemont et la commercialisation du sel au début <strong>de</strong> l’époque romaine en Gaule du nord, (SFECAG Actesdu Congrès <strong>de</strong> Bayeux), 401-416.Mattingly, H./E.A. Sy<strong>de</strong>nham, 1926: The Roman imperial coinage II, Vespasian to Hadrian, London.Mattingly, H./E.A. Sy<strong>de</strong>nham, 1930: The Roman imperial coinage III, Antoninus Pius to Commodus,A.D.161-192, London.Mattingly, H./E.A. Sy<strong>de</strong>nham, 1936: The Roman imperial coinage IV, part I, Pertinax to Geta, London.Mattingly, H./E.A. Sy<strong>de</strong>nham/C.H.V. Sutherland, 1938: The Roman imperial coinage IV, part II,Macrinus to Pupienus, London.May, E., 1985: Wi<strong>de</strong>risthöhe und Langknochenmaße bei Pfer<strong>de</strong>n – ein immer noch aktuelles Problem,Zeitschrift für Säugetierkun<strong>de</strong> 50, 368-382.Metzler, J., 1995: Das treverische Oppidum auf <strong>de</strong>m Titelberg (G.H. Luxemburg). Zur Kontinuität zwischen<strong>de</strong>r spätkeltischen und <strong>de</strong>r frührömischen Zeit in Nord-Gallien, Luxemburg.Mittag, E., 1999: Untersuchungen zu sogenannten Halterner Kochtöpfen aus <strong>de</strong>m Bereich <strong>de</strong>r Colonia UlpiaTraiana, (Xantener Berichte 8), 201-247.Monsieur, P., 2005: Mediterrane amforen in <strong>de</strong> civitates nerviorum et menapiorum. I<strong>de</strong>ntificatie, epigrafie, chronologie,kwantificering en interpretatie <strong>van</strong> <strong>de</strong> vondsten te Velzeke en Kruishoutem (Oost-Vlaan<strong>de</strong>ren, België),Gent (onuitgegeven proefschrift Universiteit Gent).Morel, J.-P., 1981: Céramique Campanienne, les Formes, Rome (BEFAR 244).Neijenhuis, C.G., 2002: Huissen <strong>van</strong> prehistorie tot mid<strong>de</strong>leeuwen. De voorgeschie<strong>de</strong>nis <strong>van</strong> Huissen verzamelduit archeologische en historische bronnen, Huissen (Bijdrage tot <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis <strong>van</strong> Huissen 14).Nicolay, J., 2005: Gewapen<strong>de</strong> Bataven. Gebruik en betekenis <strong>van</strong> wapen- en paar<strong>de</strong>ntuig uit niet-militaire contextenin <strong>de</strong> Rijn<strong>de</strong>lta (50 voor tot 450 na Chr.), Amsterdam (diss. VU).Noddle, B., 1983: Livestock at Garton Slack 2000 years ago, Veterinary History 3, 9-15.Oelmann, F., 1968 : Materialien zur Römisch-Germanischen Keramik, Heft 1, Die Keramik <strong>de</strong>s KastellsNie<strong>de</strong>rbieber, Nachdruck <strong>de</strong>r Ausgabe Frankfurt a.M., Bonn.Pals, J.P., 1984: Plant Remains from Aartswoud, a Neolithic Settlement in the Coastal Area, in W. <strong>van</strong>Zeist/W. Casparie (eds), Plants and Ancient Man, 313-321.Pals, J.P., 1997: De introductie <strong>van</strong> cultuurgewassen in <strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong> Tijd, in A.C. Zeven (ed.), Deintroductie <strong>van</strong> onze cultuurplanten en hun begelei<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> <strong>het</strong> Neolithicum tot 1500 AD, Wageningen, 25-51.Panhuysen, T.A.S.M. 1996: Romeins Maastricht en zijn beel<strong>de</strong>n, Maastricht/Assen.Peacock, D.P.S./ D.F. Williams, 1986: Amphorae and the Roman economy. An introductory gui<strong>de</strong>, London.Peter, M., 2001: Studien zu <strong>de</strong>n Fundmünzen aus Augst und Kaiseraugst, Berlin (Studien zu Fundmünzen<strong>de</strong>r Antike 17).Polak, M./R.P.J. Kloosterman/R.A.J. Niemeijer, 2004: Alphen aan <strong>de</strong> <strong>de</strong>n Rijn - Albaniana 2001-2002.Opgravingen tussen <strong>de</strong> Castellumstraat, <strong>het</strong> Omlo<strong>op</strong>kanaal en <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong> Rijn, Nijmegen (Libelli Noviomagenses7).Reece, R., 1973: Roman coinage in the western Empire, Britannia 4, 227-251.136


Renswou<strong>de</strong>, J <strong>van</strong>/E.M.P. Verhelst, 2005: Metaal, in M.D.R. Schurmans, Opgraving Houten-HofstadDiepriool. Terrein 16, Amsterdam (ZAR 23), 45-52.Renswou<strong>de</strong>, J. <strong>van</strong>, 2006: Inventariserend veldon<strong>de</strong>rzoek (IVO) proefsleuven te Gel<strong>de</strong>rmalsen-Hondsgemet,Amsterdam (ZAN 19).Riha, E., 1979: Die römischen Fibeln aus Augst und Kaiseraugst, Augst (Forschungen in Augst 3).Riha, E., 1994: Die römischen Fibeln aus Augst und Kaiseraugst. Die Neufun<strong>de</strong> seit 1975, Augst (Forschungenin Augst 18).Riha, E., 1990: Der römische schmuck aus Augst und Kaiseraugst, Augst (Forschungen in Augst 10).Riha, E., 2001: Kästchen, Truhen, Tische-Möbelteile aus Augusta Raurica, Augst (Forschungen in Augst31).Roest, J. <strong>van</strong> <strong>de</strong>r, 1988: Die römische Fibeln von ‘De Hor<strong>de</strong>n’, BROB 38, 142-202.Roymans, N./T. Derks (eds), 1994: De tempel <strong>van</strong> Empel. Een Hercules-heiligdom in <strong>het</strong> woongebied <strong>van</strong> <strong>de</strong>Bataven, 's Hertogenbosch (Graven naar <strong>het</strong> Brabantse verle<strong>de</strong>n 2).Roymans, N./T. Derks/S. Heeren (eds), 2007: Een Bataafse gemeenschap in <strong>de</strong> wereld <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>Romeinse</strong>rijk. Opgravingen te Tiel-Passewaaij, Utrecht.San<strong>de</strong>n, W.A.B. <strong>van</strong> <strong>de</strong>r, /P.W. <strong>van</strong> <strong>de</strong>n Broeke (eds), 1987: Getekend zand. Tien jaar archeologisch inOss-Ussen, Waalre (Bijdragen tot <strong>de</strong> studie <strong>van</strong> <strong>het</strong> Brabants heem, 31).Sas, K./H. Thoen (eds), 2002: Schone Schijn. <strong>Romeinse</strong> juweelkunst in West-Eur<strong>op</strong>a, Leuven.Scheers, S., 1977: Traité <strong>de</strong> numismatique celtique II. La Gaule Belgique, Paris.Schurmans, M.D.R./E.M.P. Verhelst, 2007: Oudhe<strong>de</strong>n uit Odijk. Bewoningssporen uit <strong>de</strong> Late IJzertijd,<strong>Romeinse</strong> tijd en Merovingische tijd aan <strong>de</strong> Singel West/Schou<strong>de</strong>rmantel, Amsterdam (ZAR 30).Schweingruber, F.H., 1982: Mikrosk<strong>op</strong>ische Holzanatomie, Birmensdorf.Serjeantson, D., 1996: The animal bones, in S. Needham/T. Spence, Refuse and Disposal at Area 16East Runnyme<strong>de</strong>, London (Runnyme<strong>de</strong> Bridge Research Excavations 2), 194-253.Sier, M.M./C.W. Koot, 2001: Kesteren-De Woerd. Bewoningssporen uit <strong>de</strong> IJzertijd en <strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong> tijd,Amersfoort (RAM 82).Silver, I., 1969 (2e editie): The ageing of domestic animals, in D. Brothwell/E. Higgs (eds), Science inArchaeology, Bristol, 283-302.Stoepker, H., 2000: Venray-Hoogriebroek en Venray-Loobeek. Ne<strong>de</strong>rzettingen uit <strong>de</strong> prehistorie, <strong>Romeinse</strong> tij<strong>de</strong>n late Mid<strong>de</strong>leeuwen, Amersfoort (RAM 46).Striewe, K., 1996: Studien zur Nauheimer Fibel und ähnlichen Formen <strong>de</strong>r Spätlatènezeit, Espelkamp.Stuart, P., 1963: gewoon aar<strong>de</strong>werk uit <strong>de</strong> <strong>Romeinse</strong> legerplaats en <strong>de</strong> bijbehoren<strong>de</strong> grafvel<strong>de</strong>n te Nijmegen, Nijmegen(Beschrijvingen <strong>van</strong> <strong>de</strong> verzamelingen in <strong>het</strong> Rijksmuseum G.M. Kam te Nijmegen VI).Stuart, P., 1977: Een Romeins grafveld uit <strong>de</strong> eerste eeuw te Nijmegen, Onversier<strong>de</strong> terra sigillata en gewoonaar<strong>de</strong>werk, Nijmegen (Beschrijving <strong>van</strong> <strong>de</strong> verzamelingen in <strong>het</strong> Rijksmuseum G.M.Kam te NijmegenVIII).Sutherland, C.H.V., 1984: The Roman imperial coinage, volume I, revised edition, from 31 BC to AD 69,London.Tamis, W.L.M./R. <strong>van</strong> <strong>de</strong>r Meij<strong>de</strong>n/J. Runhaar/R.M. Bekker/W.A. Ozinga/B. Odé/I. Hoste, 2004:Standaardlijst <strong>van</strong> <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse flora 2003, Gorteria 30-4/5, 101-195.Thanos, C.S.I., 1999: Plangebied Loostraat-Zuid, gemeente Huissen; een Aanvullen<strong>de</strong> Archeologische Inventarisatie(AAI-1), Amsterdam (RAAP-Rapport 446).Thoen, H., 1967: De Gallo-<strong>Romeinse</strong> ne<strong>de</strong>rzetting <strong>van</strong> Waasmunster-Pontrave, Oudheidkundige RepertoriaIII, reeks B. Verzamelingen.Thuillier, F., 2001: L'atelier céramique d'époque gallo-romaine <strong>de</strong> Dourges (Pas-<strong>de</strong>-Calais, France). Aperçu <strong>de</strong>sstructures et <strong>de</strong> la production, Abingdon (RCRF-Acta 37), 127-132.Tomber, R./J. Dore, 1998: The National Roman Fabric Reference Collection, a handbook, London (Mo-LAS Monograph 2).137


Tuffreau-Libre, M./A. Jacques (eds), 1995: La céramique du Haut-Empire en Gaule Belgique et dans lesregions voisines: faciès régionaux et courants commerciaux. Actes <strong>de</strong> la Table ron<strong>de</strong> d’Arras, 1993, Arras(Nord-Ouest Archéologie 6).Tuyn, W.N., 1998: Het geheim <strong>van</strong> <strong>de</strong> kurkurn, Westerheem 47, 236-237.Tyers, P., 1996: Roman pottery in Britain, London.Van<strong>de</strong>rhoeven, A./M.Martens/G. Vynckier, 2001: Romanization and settlement in the central part of theCivitas Tungrorum, in A. Altekamp/A. Schäfer (eds), 57-90.Van Kerckhove, J., 2006: Het gedraai<strong>de</strong> aar<strong>de</strong>werk, in S. Heeren (ed.), 104-137.Van Kerckhove, J., 2007: Aar<strong>de</strong>werk, in M.D.R. Schurmans/E.M.P. Verhelst, 60-89.Van Kerckhove, J., in voorbereiding: Aar<strong>de</strong>werk, in J. <strong>van</strong> Renswou<strong>de</strong> (ed.), Opgravingen in Gel<strong>de</strong>rmalsen-Hondsgemet.Een ne<strong>de</strong>rzertting uit <strong>de</strong> Late IJzertijd en <strong>Romeinse</strong> tijd, Amsterdam (ZAR in voorbereiding).Verbeek, C./S. Delaruelle/J. Bungeneers, 2004: Verloren voorwerpen, archeologisch on<strong>de</strong>rzoek <strong>op</strong> <strong>het</strong> HSLtrajectin <strong>de</strong> provincie Antwerpen, Antwerpen.Verhelst, E.M.P., 2001: Passewaaij Ou<strong>de</strong> Tielseweg. Chronologie, Structuur en Materiële Cultuur <strong>van</strong> eeninheemse ne<strong>de</strong>rzetting in <strong>het</strong> Bataafse stamgebied, Amsterdam (ongepubliceer<strong>de</strong> doctoraalscriptie AAC).Verhelst, E.M.P. et al., 2003: Aanvullend Archeologisch On<strong>de</strong>rzoek in <strong>het</strong> tracé <strong>van</strong> <strong>de</strong> Betuweroute, vindplaats52 Gel<strong>de</strong>rmalsen/Rijs en Ooyen, Amersfoort (Rapportages Archeologische Monumentenzorg 43).Verhelst, E.M.P., 2006b: Metaal, in S. Heeren, 145-153.Vermeulen, F./K. Sas/Dhaeze, W. (eds), 2004: Archaeology in Confrontation. Aspects of Roman MilitaryPresence in the Northwest, Gent (Archaeological Reports Ghent University 2).Vilvor<strong>de</strong>r, F./A. Bocquet, 1995: Les groupes techniques <strong>de</strong>s céramiques fines engobées et métallescentes en Belgique:Liberchies et Braives, in M. Tuffreau-Libre/A. Jacques (eds), 95-102.Vilvor<strong>de</strong>r, F., 1997: La céramique fine sombre (FSO), in R. Brulet/J.-C. Demanet, 216-221.Vilvor<strong>de</strong>r, F., 1999: Les productions <strong>de</strong> céramiques engobées et métallescentes dans l’est <strong>de</strong> la France, La Rhénanieet la rive droite du Rhin, in R. Brulet/R.P. Symonds/F. Vilvor<strong>de</strong>r (eds), 69-122.Vilvor<strong>de</strong>r, F./P. Symonds, 1999: Les céramiques engobées et métallescentes, Deux catégories <strong>de</strong> céramiquesfines, in R. Brulet/P. Symonds/F. Vilvor<strong>de</strong>r, 5-10.Völling, T., 1994: Studien zu Fibelnformen <strong>de</strong>r jüngeren vorrömischen Eisenzeit und ältesten römischen Kaiserzeit,Mainz (Bericht <strong>de</strong>r Römischen-Gemanischen Kommission 75), 147-282.Vries, L.S. <strong>de</strong>/F.J. Laarman, 2000: De faunaresten <strong>van</strong> terrein 8A, Houten-Loerik, <strong>op</strong>graving ADC/ROB,1997, Amersfoort (Internal Report Archeozoölogie ROB).Weeda, E.J./R. Westra/Ch. Westra/T. Westra, 1985: Ne<strong>de</strong>rlandse oecologische flora. Wil<strong>de</strong> planten en hunrelaties 1, Deventer.Weeda, E.J./R. Westra/Ch. Westra/T. Westra, 1987: Ne<strong>de</strong>rlandse oecologische flora. Wil<strong>de</strong> planten en hunrelaties 2, Deventer.Weeda, E.J./R. Westra/Ch. Westra/T. Westra 1988: Ne<strong>de</strong>rlandse oecologische flora. Wil<strong>de</strong> planten en hunrelaties 3, Deventer.Weeda, E.J./R. Westra/Ch. Westra/T. Westra 1991: Ne<strong>de</strong>rlandse oecologische flora. Wil<strong>de</strong> planten en hunrelaties 4, Deventer.Weeda, E.J./R. Westra/Ch. Westra/T. Westra, 1994: Ne<strong>de</strong>rlandse oecologische flora. Wil<strong>de</strong> planten en hunrelaties 5, Deventer.Wendrich, W., 1991: Who is Afraid of Basketry. A Gui<strong>de</strong> to Recording Basketry and Cordage for Archaeologistsand Ethnographers, Centre of Non-Western Studies of Lei<strong>de</strong>n University, Lei<strong>de</strong>n.Werff, J.H. <strong>van</strong> <strong>de</strong>r/H. Thoen/R.M. <strong>van</strong> Dierendonck, 1997: Schel<strong>de</strong>vallei-amforen, Belgisch biervoor Bataven en Cananefaten?, Westerheem 46, 2-9.Wiepking, C.G., 2001: Aar<strong>de</strong>werk, in Sier, M.M./C.W. Koot (eds), 113-154.Wiepking, C.G., 2005: Aar<strong>de</strong>werk, in G. Tichelman, Het villacomplex Kerkra<strong>de</strong>-Holzkuil, Amersfoort(ADC Arche<strong>op</strong>rojecten rapport 155), 177-219.138


Wigg, D.G., 1999: The <strong>de</strong>vel<strong>op</strong>ment of the monetary economy in N Gaul in the late La Tène an<strong>de</strong>arly Roman periods. In: J.D. Creighton en R.J.A. Wilson (eds), Roman Germany, studies in culturalinteraction, Journal of Roman Archaeology, supplementary series 32, 99-123.Willems, W.J.H., 1980: Arnhem-Meinerswijk, een nieuw castellum aan <strong>de</strong> Rijn, Westerheem 29, 334-347.Willems, W.J.H., 1981: Romans and Batavians: a Regional Study in the Dutch Eastern River Area I,BROB 31, 7-217.Willems, W.J.H., 1984: Romans and Batavians: a Regional Study in the Dutch Eastern River Area II,BROB 34, 42-331.Willems, W.J.H., 1986: The Roman Fort at Arnhem-Meinerswijk, BROB 34, 169-196.Willems, W.J.H., 1988: Het <strong>Romeinse</strong> fort in <strong>de</strong> Loowaard, Driepas 5, 15-19.Willems, W.J.H. 2005: De rol <strong>van</strong> <strong>het</strong> leger in Nijmegen en omgeving, in: W.J.H. Willems./H. <strong>van</strong>Enckevort/Haalebos, J.K./J.R.A.M. Thijssen (ed.), Nijmegen geschie<strong>de</strong>nis <strong>van</strong> <strong>de</strong> oudste stad <strong>van</strong> Ne<strong>de</strong>rland.Deel 1 prehistorie en oudheid, Wormer, 222-226.Willems, S., 2005: Roman Pottery in the Tongeren reference collection: mortaria and coarse wares, Brussel (VI-OE-rapporten 01).Willemse, N.W., 2004: Gemeente Lingewaard: een archeologische beleidsadvieskaart, Amsterdam (RAAP-Rapport 978).139


140


ijlage 1 overzicht <strong>van</strong> <strong>de</strong> aar<strong>de</strong>werkcategorieen,baksels en vormtypes in vindplaats aaar<strong>de</strong>werk -baksel vorm vormtype aantal MAEcategorieschervenAmfoor Baetica Olijfolieamfoor Dressel 20 69 26Zuid-Frankrijk Wijnamfoor Gauloise 4 7 5Wrijfschaal - Wrijfschaal - 1 1- Wrijfschaal Stuart 149 1 1Maaslands Wrijfschaal - 2 2Maaslands Wrijfschaal Stuart 149 4 4Maaslands Wrijfschaal Vanvinckenroye 337 2 2Rijnlands Wrijfschaal - 2 1Rijnlands Wrijfschaal Vanvinckenroye 337 1 1Dolium doliumbaksel Dolium Stuart 147 21 10Gedraaid oxi<strong>de</strong>rend Dolium Stuart 147 4 2Maaslands Dolium Stuart 147 2 2Ruwwandig Oxi<strong>de</strong>rend Pot Stuart 201 B 1 1Oxi<strong>de</strong>rend Bord Stuart 216 2 2Oxi<strong>de</strong>rend - - 602 88Oxi<strong>de</strong>rend Beker - 1 1Oxi<strong>de</strong>rend Bord - 2 2Oxi<strong>de</strong>rend <strong>de</strong>ksel Stuart 219 8 7Oxi<strong>de</strong>rend Kan - 3 3Oxi<strong>de</strong>rend Kruik - 2 2Oxi<strong>de</strong>rend Pot Alzei 27 (of late Nb. 89) 2 1Oxi<strong>de</strong>rend Kan Brunsting 15 16 1Oxi<strong>de</strong>rend Bord Nie<strong>de</strong>rbieber 112 1 1Oxi<strong>de</strong>rend Pot Nie<strong>de</strong>rbieber 89/Stuart 203 40 23Oxi<strong>de</strong>rend Pot Stuart 201 1 1Oxi<strong>de</strong>rend Kom Stuart 210 1 1Oxi<strong>de</strong>rend Kom Stuart 211 19 17Oxi<strong>de</strong>rend Bord Stuart 215 1 1Oxi<strong>de</strong>rend Bord Stuart 216 1 1Oxi<strong>de</strong>rend Bord Stuart 217 1 1Oxi<strong>de</strong>rend/Eifel - - 1 1Oxi<strong>de</strong>rend/Eifel Bord Stuart 218 1 1Oxi<strong>de</strong>rend/Eifel Bord Stuart 211 2 1Maaslands - - 10 3Maaslands Deksel - 3 3Maaslands Pot Nie<strong>de</strong>rbieber 89/Stuart 203 5 4Maaslands Kom Stuart 210 1 1Maaslands Kom Stuart 211 5 3Maaslands Kom Stuart 216 1 1Maaslands Kan Nie<strong>de</strong>rbieber 96 3 1Reducerend - - 144 28Reducerend Deksel Stuart 219 144 28Reducerend Kan - 1 1Reducerend Kom - 3 3Reducerend Pot - 3 1Reducerend Pot Nie<strong>de</strong>rbieber 89/Stuart 203 8 5141


aar<strong>de</strong>werkcategoriebaksel vorm vormtype aantal MAEschervenReducerend Kom Stuart 211 3 3Reducerend Pot Stuart 213A 1 1Reducerend (regionaal) - - 19 4Reducerend (regionaal) Pot Holwerda 140-142 1 1Reducerend (regionaal) Pot Holwerda 66 2 1Reducerend (regionaal) Pot Stuart 201 5 1Reducerend (regionaal) Kom Stuart 210 8 2Reducerend (regionaal) Kom Stuart 211 1 1Reducerend (regionaal) Pot Willems T2 2 2Reducerend- - 22 5(reg./Willems T2-baksel)ReducerendPot Holwerda 140-142 7 5(reg./Willems T2-baksel)ReducerendKom Stuart 210 1 1(reg./Willems T2-baksel)ReducerendPot Willems T2 42 14(reg./Willems T2-baksel)ReducerendKom Zoals Holwerda 55 1 1(reg./Willems T2-baksel)Reducerend (Rhineland Granular - - 1 1Grey Ware)Reducerend (Rijnlands) - - 1 1Reducerend (Rijnlands) Deksel Stuart 219 1 1Reducerend- - 71 13(Low Lands Ware I)ReducerendKom Holwerda 131-134 4 3(Low Lands Ware I)ReducerendPot Holwerda 140-142 162 37(Low Lands Ware I)ReducerendPot Willems T2 9 1(Low Lands Ware I)Witbakkend - - 101 24Witbakkend Deksel Stuart 219 1 1Witbakkend Kruik - 2 1Witbakkend Pot - 2 2Witbakkend Kan Brunsting 15 2 1Witbakkend Pot Nie<strong>de</strong>rbieber 89/Stuart 203 13 9Witbakkend Kan Nie<strong>de</strong>rbieber 96 13 1Witbakkend Kom Stuart 211 6 5Gladwandig Oxi<strong>de</strong>rend - - 15 8Oxi<strong>de</strong>rend Kan - 1 1Oxi<strong>de</strong>rend Kruik - 18 8Reducerend - - 3 3Witbakkend - - 58 17Witbakkend Kruik - 98 25Witbakkend Kruik Stuart 110A 14 2Witbakkend Honingpot Stuart 146 5 1Witbakkend/Maaslands - - 1 1142


aar<strong>de</strong>werkcategoriebaksel vorm vormtype aantal MAEschervenWitbakkend/Rijnlands Kruik - 17 3Kruikamfoor/Oxi<strong>de</strong>rend - - 31 12Mid<strong>de</strong>lgrote standamfoorOxi<strong>de</strong>rend Standamfoor - 1 1Oxi<strong>de</strong>rend Kruikamfoor Gose 411 5 1Oxi<strong>de</strong>rend Standamfoor Haalebos 8020 1 1Oxi<strong>de</strong>rend Standamfoor Haalebos 8350 1 1Oxi<strong>de</strong>rend/Standamfoor - 1 1Kwartsrijk bakselOxi<strong>de</strong>rend/Standamfoor Schel<strong>de</strong>vallei-amfoor34 10Kwartsrijk baksel(type onbekend)Oxi<strong>de</strong>rend/Schel<strong>de</strong>vallei Standamfoor Schel<strong>de</strong>vallei Groep 1 1 1Oxi<strong>de</strong>rend/Schel<strong>de</strong>vallei Standamfoor Schel<strong>de</strong>vallei-amfoor36 11(type onbekend)Oxi<strong>de</strong>rend/Maaslands Kruikamfoor - 1 1Reducerend - - 3 1Witbakkend - - 36 11WitbakkendMid<strong>de</strong>lgrote standamfoor- 19 3WitbakkendMid<strong>de</strong>lgrote standamfoorHaalebos 8052 1 1WitbakkendMid<strong>de</strong>lgrote standamfoorHaalebos 8349 4 1Witbakkend Kruikamfoor Vanvinckenroye 449 1 1Belgische Waar/ Kwartsrijk baksel - - 11 4Terra nigraZeepwaar Kom Holwerda 52/Deru B28 5 4Geverf<strong>de</strong> waar - - Nie<strong>de</strong>rbieber 53a 1 1Rijnlands (techniek a) - - 4 3Rijnlands (techniek a) Beker - 5 2Rijnlands (techniek a) Beker Stuart 2 3 1Rijnlands (techniek a) Beker Stuart 3 3 1Rijnlands (techniek b) - - 90 24Rijnlands (techniek b) Beker - 61 14Rijnlands (techniek b) Beker Nie<strong>de</strong>rbieber 32 11 2Rijnlands (techniek b) Beker Stuart 2 67 12Argonnen (techniek c) - - 22 10Argonnen (techniek c) Beker - 39 6Argonnen (techniek c) Beker Nie<strong>de</strong>rbieber 32 16 5Argonnen (techniek c) Beker Stuart 3 1 1Metaalglans Moezel/Trier (techniek d) Beker - 1 1Moezel/Trier (techniek d) Beker Nie<strong>de</strong>rbieber 33 1 1Argonnen Beker Nie<strong>de</strong>rbieber 33 1 1Terra sigillata Zuid-Gallië Bord Drag. 18 1 1Zuid-Gallië Kom Drag. 37 1 1Centraal-/Oost-Gallië - - 3 1Centraal-/Oost-Gallië Bord Drag. 18/31 1 1143


aar<strong>de</strong>werkcategoriebaksel vorm vormtype aantal MAEschervenZuid-/Centraal-/Oost-Gallië - - 3 3Oost-Gallië - - 49 20Oost-Gallië Bakje - 1 1Oost-Gallië Beker - 1 1Oost-Gallië Bord - 1 1Oost-Gallië Kom - 8 6Oost-Gallië Schotel - 1 1Oost-Gallië Bord Drag. 18/31 8 7Oost-Gallië Schotel Drag. 18/31R 6 5Oost-Gallië Bakje Drag. 27 1 1Oost-Gallië/Bakje Drag. 27 3 1Chémery-FaulquemontOost-Gallië Kom Nie<strong>de</strong>rbieber 16 1 1Oost-Gallië Kom Drag. 31 8 8Oost-Gallië Kom Drag. 31, Sa 6 4Oost-Gallië Kom Drag. 31, Sb 1 1Oost-Gallië Schotel Drag. 31R 6 4Oost-Gallië Kom Drag. 32 6 5Oost-Gallië Bakje Drag. 33 18 15Oost-Gallië Kom Drag. 36 1 1Oost-Gallië Kom Drag. 37 40 27Oost-Gallië/La Ma<strong>de</strong>leine Kom Drag. 37 1 1Oost-Gallië/Trier Kom Drag. 37 2 2Oost-Gallië Kraagkom Drag. 38 1 1Oost-Gallië Kom Drag. 40 1 1Oost-Gallië Wrijfschaal Drag. 43 9 3Oost-Gallië Wrijfschaal Drag. 43-45 4 2Oost-Gallië Wrijfschaal Drag. 45 22 16Handgevormd - - - 282 46Briquetage Dikwandig geel - - 117 13Dikwandig rood - - 25 4Dunwandig rood - - 197 20144


ijlage 2 overzicht <strong>van</strong> <strong>de</strong> aar<strong>de</strong>werkcategorieen,baksels en vormtypes in <strong>de</strong> rechthoekige greppelstructuuraar<strong>de</strong>werkcategorie baksel vormtype aantalschervenMAEamfoor/olijfolieamfoor Baetica Dressel 20 13 4amfoor/wijnamfoor Zuid-Frankrijk Gauloise 4 3 1Belgische waar/terra nigra kwartsrijk baksel - 5 1briquetage/dikwandig geel - - 100 8briquetage/dikwandig rood - - 6 2briquetage/dunwandig rood - - 36 8Dolium doliumbaksel Stuart 147 1 1dolium/oxi<strong>de</strong>rend glad - Stuart 147 3 1dolium/oxi<strong>de</strong>rend ruw - Stuart 147 1 1geverfd/techniek b Rijnlands - 54 2geverfd/techniek b Rijnlands Stuart 2 58 8geverfd/techniek c Argonnen - 3 2gladwandig/oxi<strong>de</strong>rend - - 3 1gladwandig/witbakkend - - 35 7gladwandig/witbakkend - Stuart 110 A 1 1gladwandig/witbakkend Rijnlands - 9 1handgevormd - - 17 6kruik-/standamfoor/oxi<strong>de</strong>rend kwartsrijk baksel Schel<strong>de</strong>vallei-amfoor Groep 1 2 1kruik-/standamfoor/oxi<strong>de</strong>rend Maaslands - 3 3ruwwandig/oxi<strong>de</strong>rend - - 130 9ruwwandig/oxi<strong>de</strong>rend - Nie<strong>de</strong>rbieber 89/Stuart 203 24 11ruwwandig/oxi<strong>de</strong>rend - Stuart 211 5 4ruwwandig/oxi<strong>de</strong>rend Eifel Stuart 211/Nie<strong>de</strong>rbieber 104 2 1ruwwandig/oxi<strong>de</strong>rend Maaslands Stuart 211 5 3ruwwandig/reducerend - - 13 0ruwwandig/reducerend - Stuart 211 1 1ruwwandig/reducerend regionaal grijs algemeen - 4 0ruwwandig/reducerend regionaal grijs algemeen Holwerda 66 2 1ruwwandig/reducerend regionaal grijs algemeen Willems T2 1 1ruwwandig/reducerendregionaal grijs/Willems T2-baksel- 14 0ruwwandig/reducerendregionaal grijs/Willems T2-bakselStuart 210 1 1ruwwandig/reducerendregionaal grijs/Willems T2-bakselWillems T2 32 6ruwwandig/reducerend Low Lands Ware - 7 2ruwwandig/reducerend Low Lands Ware Holwerda 131-134 1 1ruwwandig/reducerend Low Lands Ware Holwerda 140-142 11 4ruwwandig/reducerend Low Lands Ware Willems T2 9 1ruwwandig/witbakkend - - 16 2ruwwandig/witbakkend - Nie<strong>de</strong>rbieber 89/Stuart 203 1 1ruwwandig/witbakkend - Stuart 211 5 4ruwwandig/witbakkend Maaslands Nie<strong>de</strong>rbieber 89/Stuart 203 1 1ruwwandig/witbakkend Maaslands Nie<strong>de</strong>rbieber 96 2 1terra sigillata Oost-Gallië - 2 2terra sigillata Oost-Gallië Drag. 18/31 1 1terra sigillata Oost-Gallië Drag. 27 1 1terra sigillata Oost-Gallië Drag. 31, variant Sa 5 3terra sigillata Oost-Gallië Drag. 33 2 1terra sigillata Oost-Gallië Drag. 37 3 3Wrijfschaal - - 1 1Wrijfschaal Maaslands Stuart 149 1 1Wrijfschaal Maaslands Vanvinckenroye 337 1 1Wrijfschaal Rijnlands Vanvinckenroye 337 1 1totaal 658 129145


146


ijlage 3 overzicht <strong>van</strong> <strong>de</strong> aar<strong>de</strong>werkcategorieen,baksels en vormtypes in <strong>de</strong> nazakking <strong>van</strong> <strong>de</strong> rechthoekigegreppelstructuuraar<strong>de</strong>werkcategorie baksel vormtypeaantalschervenMAEamfoor - - 1 1amfoor (olijfolieamfoor) Baetica Dressel 20 17 7amfoor (wijnamfoor) Zuid-Frankrijk Gauloise 4 2 2Belgische waar/terra nigra zeepwaar Holwerda 52/ Deru B28 2 1briquetage/dunwandig rood - - 7 4dolium doliumbaksel Stuart 147 2 2dolium Maaslands (witbakkend glad) Stuart 147 1 1geverfd techniek a/ Rijnlands - 2 1geverfd techniek b/ Rijnlands - 26 9geverfd techniek c/ Argonnen - 6 4geverfd techniek c/ Argonnen Nie<strong>de</strong>rbieber 32 1 1geverfd techniek c/ Argonnen Stuart 3 1 1gladwandig (oxi<strong>de</strong>rend) - 8 4gladwandig (witbakkend) - 24 12gladwandig Rijnlands - 3 1handgevormd - - 3 3kruik-/standamfoor (oxi<strong>de</strong>rend) - 15 4kruik-/standamfoor (oxi<strong>de</strong>rend) Gose 411 5 1kruik-/standamfoor kwartsrijk baksel (oxi<strong>de</strong>rend) - 1 1kruik-/standamfoor kwartsrijk baksel (oxi<strong>de</strong>rend) Schel<strong>de</strong>vallei-amfoor groep 1 23 4kruik-/standamfoor (reducerend) - 3 1kruik-/standamfoor (witbakkend) - 51 12metaalglans Oost-Gallië/Argonnen - 1 1ruwwandig - Stuart 201 B 1 1ruwwandig (oxi<strong>de</strong>rend) - 73 32ruwwandig (oxi<strong>de</strong>rend) Alzei 27 2 1ruwwandig (oxi<strong>de</strong>rend) Nie<strong>de</strong>rbieber 89/Stuart 203 3 3ruwwandig (oxi<strong>de</strong>rend) Stuart 211 3 3ruwwandig (oxi<strong>de</strong>rend) Stuart 215 1 1ruwwandig Eifel (oxi<strong>de</strong>rend) Stuart 118 1 1ruwwandig Low Lands Ware (oxi<strong>de</strong>rend) - 1 1ruwwandig (reducerend) - 43 14ruwwandig (reducerend) Stuart 211 1 1ruwwandig regionaal grijs algemeen - 4 0ruwwandig regionaal grijs algemeen Holwerda 140-142 1 1ruwwandig regionaal grijs algemeen Stuart 210 8 2ruwwandigregionaal grijs/Willems T2-baksel- 5 1ruwwandigregionaal grijs/Willems T2-bakselHolwerda 140-142 2 2ruwwandigregionaal grijs/Willems T2-bakselWillems T2 4 2ruwwandig Low Lands Ware - 12 4ruwwandig Low Lands Ware Holwerda 131-134 2 1ruwwandig Low Lands Ware Holwerda 140-142 86 17ruwwandig (witbakkend) - 25 8ruwwandig (witbakkend) Nie<strong>de</strong>rbieber 89/Stuart 203 3 3ruwwandig Maaslands - 11 4ruwwandig Maaslands Nie<strong>de</strong>rbieber 89/Stuart 203 2 1terra sigillata Oost-Gallië - 9 7terra sigillata Oost-Gallië Drag. 18/31R 2 2terra sigillata Oost-Gallië Drag. 31, variant Sa 1 1terra sigillata Oost-Gallië Drag. 31, variant Sb 1 1terra sigillata Oost-Gallië Drag. 32 1 1terra sigillata Oost-Gallië Drag. 33 2 2terra sigillata Oost-Gallië Drag. 37 8 6terra sigillata Oost-Gallië Drag. 45 4 3terra sigillata Oost-Gallië Drag.37 1 1terra sigillata Zuid-/Centraal-/Oost-Gallië - 1 1terra sigillata Zuid-/Centraal-/Oost-Gallië Drag. 37 1 1terra sigillata Zuid-Gallië Drag.37 1 1wrijfschaal Maaslands - 1 1totaal 532 210147


148


ijlage 4 overzicht <strong>van</strong> <strong>de</strong> aar<strong>de</strong>werkcategorieen,baksels en vormtypes in vindplaats daar<strong>de</strong>werkcategorie baksel vorm vormtype aantal MAEschervenAmfoor Baetica Olijfolieamfoor Dressel 20 42 23Zuid-Frankrijk Wijnamfoor Gauloise 4 6 5Campanie Wijnamfoor Dressel 1, 2-4 4 4Zuid-Spanje Vissausamfoor Dressel 7-10 1 1Wrijfschaal Doliumbaksel Wrijfschaal - 2 2Doliumbaksel Wrijfschaal Stuart 149 3 2Maaslands Wrijfschaal Stuart 149 3 3Maaslands Wrijfschaal Vanvinckenroye 337 1 1Dolium Doliumbaksel Dolium Stuart 147 12 12Gedraaid oxi<strong>de</strong>rend Dolium Stuart 147 3 2Ruwwandig Oxi<strong>de</strong>rend - - 116 90Oxi<strong>de</strong>rend Bord Nie<strong>de</strong>rbieber 112 1 1Oxi<strong>de</strong>rend Kom Stuart 210 3 3Oxi<strong>de</strong>rend Kom Stuart 211 1 1Oxi<strong>de</strong>rend/ Eifel - - 1 1Oxi<strong>de</strong>rend/ Maaslands - - 3 1Oxi<strong>de</strong>rend/ Maaslands Pot Nie<strong>de</strong>rbieber 89/Stuart 203Reducerend (regionaal) - - 110 52Reducerend (regionaal) Pot Stuart 201 2 2Reducerend (regionaal) Pot Stuart 201A 1 1Reducerend (regionaal) Pot/Kom Stuart 202/210 1 1Reducerend (regionaal) Kom Stuart 210 34 14Reducerend (regionaal) Kom Zoals Holwerda BW 55 1 1Reducerend (reg./Willems T2- - - 3 3baksel)Reducerend (Rhineland Granular - - 19 16Grey Ware)Reducerend (Rhineland Granular Beker Stuart 204 3 2Grey Ware)Reducerend (Rijnlands) - - 10 7Reducerend- - 2 1(Low Lands Ware I)ReducerendFles Holwerda BG 115 1 1(Low Lands Ware I)ReducerendPot Holwerda BG 140-142 4 2(Low Lands Ware I)Witbakkend - - 45 39Witbakkend Kom Stuart 210 1 1Witbakkend Kom Stuart 211 1 1Gladwandig Oxi<strong>de</strong>rend Kruik - 32 16Oxi<strong>de</strong>rend - - 67 44Oxi<strong>de</strong>rend/ zeepwaar - - 2 2Reducerend - - 3 3Witbakkend Kruik - 74 26Witbakkend - - 47 46Witbakkend Kruik Stuart 110A 1 1149


aar<strong>de</strong>werkcategorie baksel vorm vormtype aantal MAEschervenWitbakkend/ Maaslands - - 1 1Witbakkend/ Rijnlands - - 35 11Kruikamfoor/ Mid<strong>de</strong>lgrote- - - 5 2standamfoorOxi<strong>de</strong>rend/ Kwartsrijk Standamfoor Schel<strong>de</strong>vallei-amfoor 19 3Oxi<strong>de</strong>rend/ Schel<strong>de</strong>vallei Standamfoor Schel<strong>de</strong>vallei-amfoor 1 1Witbakkend - - 2 2Witbakkend Kruikamfoor - 6 4Witbakkend Standamfoor - 1 1Witbakkend/ Maaslands Kruikamfoor - 1 1Witbakkend/ Maaslands Kruikamfoor Stuart 129B 1 1Witbakkend/ Rijnlands Kruikamfoor Haalebos 8020 2 1Belgische waar/ terra - Beker - 1 1rubraBelgische waar/ terra Zeepwaar - - 3 3nigraZeepwaar Beker Deru P12.1/ Holwerda BW 31d 1 1Zeepwaar Kom Deru B28/ Holwerda BW 52 6 3Kwartsrijk baksel - - 16 3Kwartsrijk baksel Pot - 1 1Kwartsrijk baksel Bord Deru A1-60 1 1Kwartsrijk baksel Kom Deru B22 1 1Kwartsrijk baksel Pot Deru P1-12 1 1Kwartsrijk baksel Pot Deru P41-53/ Holwerda BW 27 3 3Kwartsrijk baksel Parelurn Deru P61/ Holwerda BW 28 3 2Geverf<strong>de</strong> waar Rijnlands (techniek a) Beker - 6 4Rijnlands (techniek a) Beker Stuart 1 1 1Rijnlands (techniek a) Beker Stuart 2 7 2Rijnlands (techniek b) - - 10 10Rijnlands (techniek b) Beker - 10 5Rijnlands (techniek b) Beker Stuart 1 3 2Rijnlands (techniek b) Beker Stuart 2 1 1Rijnlands (techniek b) Beker Stuart 4 3 1Terra sigillata Zuid-Gallië - - 2 1Zuid-Gallië Bord Drag. 18 2 2Zuid-Gallië Bord Drag. 18/31 2 2Zuid-Gallië Bakje Drag. 27 2 2Zuid-Gallië Kom Drag. 29 1 1Zuid-/ Centraal-Gallië Kom Drag. 36 3 1Zuid-/ Centraal-/ Oost- Gallië - - 1 1Centraal-/ Oost-Gallië Kom Drag. 35 1 1Oost-Gallië - - 7 6Oost-Gallië Schotel Drag. 18/31R 1 1Oost-Gallië Kom Drag. 31 2 2Oost-Gallië Kom Drag. 31, Sa 2 1Oost-Gallië Kom Drag. 31, Sb 1 1Oost-Gallië Bakje Drag. 33 3 3Oost-Gallië Kom Drag. 36 1 1150


aar<strong>de</strong>werkcategorie baksel vorm vormtype aantal MAEschervenOost-Gallië Kom Drag. 37 4 4Oost-Gallië Wrijfschaal Drag. 43-45 1 1Oost-Gallië Wrijfschaal Drag. 45 1 1Kurkurn Kurkurn Kurkurn Holwerda 94d 1 1Handgevormd - - - 1052 217Briquetage Dikwandig geel 49 26Dikwandig rood 8 4Dunwandig rood 16 8151


152


ijlage 5resultaten <strong>van</strong> <strong>de</strong> macrobotanische analyse.o = onverkoold, m = gemineraliseerd, v = verkoold, + = enkele, ++ = tientallen, +++ = hon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n resten.2.463 7.102cultuurgewassengranenAvena v 20 11 HaverAvena, kafnaal<strong>de</strong>n v . 10 HaverAvena sativa, bloembases o . 5 HaverCerealia v 32 37 GraanCerealia, kafnaal<strong>de</strong>n m ++ . GraanHor<strong>de</strong>um v 23 26 GerstHor<strong>de</strong>um, internodium v 6 3 GerstPanicum miliaceum v 51 . Pluimgierstcf. Secale cereale v . 1 Rogge?Triticum cf. aestivum v . 1 Broodtarwe?Triticum dicoccon v 3 5 EmmertarweTriticum dicoccon, halve aarbasis v 4 15 EmmertarweTriticum spelta, halve aarbasis v 2 . SpelttarweTriticum, halve aarbasis v 59 . TarweTriticum, halve aarbasis o . 4 TarweTriticum, aarbasis o . 2 TarweTriticum, aarbasis v 11 . Tarweoverige cultuurgewassenFicus carica o . 3 VijgLinum usitatissimum v 1 . VlasLinum usitatissimum o . 1 VlasLinum usitatissimum, kapselfragm. o . 1 Vlascf. Pisum sativum v 2 . Erwtwil<strong>de</strong> plantenakkeronkrui<strong>de</strong>nAethusa cynapium o . 11 HondspeterselieAnagallis arvensis o . + GuichelheilAnagallis arvensis v . 1 GuichelheilArnoseris minima o . 1 KorenslaAtriplex patula/prostrata o . 9 Uitstaan<strong>de</strong> mel<strong>de</strong>/Spiesmel<strong>de</strong>Chen<strong>op</strong>odium album v 1 2 MelganzenvoetChen<strong>op</strong>odium album o . 10 MelganzenvoetChen<strong>op</strong>odium ficifolium o . +++ StippelganzenvoetEuphorbia heliosc<strong>op</strong>ia v . 1 KroontjeskruidEuphorbia heliosc<strong>op</strong>ia o . 2 KroontjeskruidFall<strong>op</strong>ia convolvulus v 1 . ZwaluwtongFall<strong>op</strong>ia convolvulus o . 1 ZwaluwtongFumaria officinalis o . 1 Gewone duivenkervelPersicaria maculosa o . + PerzikkruidPersicaria lapathifolia o . + Beklier<strong>de</strong> duizendkno<strong>op</strong>Persicaria lapathifolia/maculosa o . +++ Beklier<strong>de</strong> duizendkno<strong>op</strong>/Perzikkruid153


2.463 7.102Raphanus raphanistrum v 1 . Kn<strong>op</strong>herikSonchus asper o . 10 Gekroes<strong>de</strong> melkdistelStachys annua o . 1 ZomerandoornStachys arvensis o . 21 AkkerandoornStellaria media o . 1 VogelmuurThlaspi arvense o . 1 Witte krod<strong>de</strong>Valerianella <strong>de</strong>ntata o . 1 Getan<strong>de</strong> veldslaValerianella locusta o . 1 Gewone veldslaVicia hirsuta/tetrasperma v 2 2 Ringelwikke/Vierzadige wikketredplantenPlantago major v 2 . Grote weegbree s.l.Plantago major o . ++ Grote weegbree s.l.Polygonum aviculare o . 1 Gewoon varkensgrasPoa annua o . 1 StraatgrasPoa cf. annua v 1 . Straatgras?ruigteplantenCarduus crispus o . 3 KruldistelConium maculatum o . ++ Gevlekte scheerlingHyoscyamus niger o . 1 Bilzekruidstoringsplanten en pioniersAl<strong>op</strong>ecurus geniculatus o . 1 Geknikte vossestaartCarex otrubae o . 3 Valse voszeggeJuncus bufonius o . +++ GreppelrusMentha aquatica/arvensis o . ++ Watermunt/AkkermuntMentha aquatica/arvensis v . 1 Watermunt/AkkermuntPoa pratensis/trivialis o . 2 Veldbeemdgras/Ruw beemdgrasPotentilla anserina o . 11 ZilverschoonRanunculus acris/repens v . 1 Scherpe/Kruipen<strong>de</strong> boterbloemRanunculus acris/repens o . 23 Scherpe/Kruipen<strong>de</strong> boterbloemRanunculus sceleratus o . 10 Blaartrekken<strong>de</strong> boterbloemStellaria aquatica o . ++ WatermuuroeverplantenAlisma plantago-aquatica v 1 . Grote waterweegbreeAlisma plantago-aquatica o . 35 Grote waterweegbreeBolboschoenus maritimus o . 1 HeenCarex riparia o . 3 OeverzeggeCarex riparia v 1 . OeverzeggeDamasonium alisma o . 11 Stervruchtige waterweegbreeEleocharis palustris v 6 4 Gewone waterbiesEleocharis palustris m + . Gewone waterbiesEleocharis palustris o . +++ Gewone waterbiesIris pseudacorus v . 2 Gele lisLyc<strong>op</strong>us eur<strong>op</strong>aeus o . ++ WolfspootOenanthe aquatica o . 4 WatertorkruidOenanthe fistulosa o . 1 PijptorkruidSchoen<strong>op</strong>lectus lacustris o . 2 MattenbiesScutellaria galericulata o . 1 Blauw glidkruid154


2.463 7.102Stachys palustris o . 11 MoerasandoornThalictrum flavum o . 2 PoelruitgraslandplantenCarex disticha o . 5 <strong>Twee</strong>rijige zeggeLeucanthemum vulgare o . 2 Gewone margrietLychnis flos-cuculi o . 10 Echte koekoeksbloemMedicago lupulina v 8 3 H<strong>op</strong>klaver155


156


ijlage 6overzicht <strong>van</strong> archeologische perio<strong>de</strong>nbegin ein<strong>de</strong> perio<strong>de</strong>1750 na Chr. - he<strong>de</strong>n Nieuwste Tijd1500 na Chr. - 1750 na Chr. Nieuwe Tijd1300 na Chr. - 1500 na Chr. Late Mid<strong>de</strong>leeuwen1000 na Chr. - 1300 na Chr. Volle Mid<strong>de</strong>leeuwen450 na Chr. - 1000 na Chr. Vroege Mid<strong>de</strong>leeuwen270 na Chr. - 450 na Chr. laat-<strong>Romeinse</strong> tijd70 na Chr. - 270 na Chr. mid<strong>de</strong>n-<strong>Romeinse</strong> tijd12 voor Chr. - 70 na Chr. vroeg-<strong>Romeinse</strong> tijd250 voor Chr. - 12 voor Chr. Late IJzertijd500 voor Chr. - 250 voor Chr. Mid<strong>de</strong>n IJzertijd775 voor Chr. - 500 voor Chr. Vroege IJzertijd2000 voor Chr. -775 voor Chr. Bronstijd5300 voor Chr. -2000 voor Chr. Neolithicum8800 voor Chr. -4900 voor Chr. Mesolithicumtot 8800 voor Chr.Paleolithicum157

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!