12.07.2015 Views

VRIND 2010 - Vlaanderen.be

VRIND 2010 - Vlaanderen.be

VRIND 2010 - Vlaanderen.be

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

V l a a m s e R e g i o n a l e I n d i c a t o r e nvrind <strong>2010</strong>


medewerkersMedewerkers Studiedienst van de Vlaamse RegeringProjectcoördinatieEindredactiealgemeen referentiekaderSociaal-culturele contextMacro-economische contextDemografische contextTalent, werk, ondernemen en innovatieDe lerende VlamingWerk en sociale economieDe open ondernemerInnovatiecentrum <strong>Vlaanderen</strong>Inzetten op een warme samenlevingCultuurSportToerismeMediaGezondheidZorgDiversiteit, integratie en inburgeringgRoen en dynamisch stedengewestRuimtelijke ontwikkelingenWonenMilieu en natuurEnergieLandbouwStedelijkheidslimme draaischijf van EuropaEEN Slagkrachtige overheidVlaamse overheidLokale en provinciale <strong>be</strong>sturenInternationaal <strong>Vlaanderen</strong>Focus: armoede en sociale uitsluitingTechnische en administratieve ondersteuningCartografieLuk BralLuk Bral, Myriam Vanweddingen, Karolien WeekersLuk BralThierry VergeynstEdwin Pelfrene, Martine CorijnIsa<strong>be</strong>lle Erauw (O&V), Dirk FestraetsJo Noppe, Myriam VanweddingenThierry VergeynstPeter Viaene (EWI), Michaël GoethalsGuy PauwelsGuy PauwelsPieter De MaesschalckMarie-Anne MoreasDirk SmetsDirk MoonsJo NoppeGreta SienapGreta SienapVeerle Beyst, Pieter Van Vooren (LNE)Dirk SmetsDirk SmetsHilde Schelfaut, Luk BralVeerle Beyst, Pieter De MaesschalckDirk Festraets, Dirk Moons, Pieter De MaesschalckDirk Festraets, Dirk MoonsMyriam VanweddingenJo NoppeFatma Akkaya, Guy De Smet, Nancy Jadoul, Daniel Luyckx,Naomi Plevoets, Charly Potloot, Eric Roeb<strong>be</strong>n,Georneth Santos, Lieven Van der Elst, Karina Van De VeldeGreta Sienapmedewerkers5


Groen en dynamisch stedengewestRuimtelijke ontwikkelingenDepartementale coördinator: Paul Van LindtAgentschap Ondernemen: Birgit BastiaensenLNE, afdeling Milieu-, Natuur- en Energie<strong>be</strong>leid: Pieter Van VoorenMonumentenwacht <strong>Vlaanderen</strong> vzw: Tina Van den DurpeRWO, afdeling Onderzoek Bouwkundig Erfgoed en Landschap: Els HofkensRWO, Inspectie: Hu<strong>be</strong>rt BloemenRWO, Kennis en Informatie: Jean-Paul BeysRWO, Onroerend Erfgoed<strong>be</strong>leid: Lynn De Clercq, Hans MestdaghRWO, Ruimtelijke Planning: Isa<strong>be</strong>lle Loris, Geert Mertens, Peter WillemsRWO, team Onroerend Erfgoed: Elke ClottemansVlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed: Luc Van HavereWonenDepartementale coördinator: Paul Van LindtRWO, Agentschap Wonen <strong>Vlaanderen</strong>: Gunther GysemansRWO, Woon<strong>be</strong>leid: Lize Haagdorens, Veerle GeurtsVlaams Overleg Bewoners<strong>be</strong>langen vzw: Swa SilkensVlaams Woningfonds: Elke MeynendonckxVlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen: Peter Van Den BoschStedelijkheidDepartementale coördinator: Gijs Martens, Katie Heyse (ABB)ABB, team Steden<strong>be</strong>leid: Stefaan Tu<strong>be</strong>xMilieu en natuurDepartementale coördinator: Ludo VanongevalLNE, afdeling Milieu-, Natuur- en Energie<strong>be</strong>leid: Ludo Vanongeval, Pieter Van VoorenLNE, afdeling Land en Bodem<strong>be</strong>scherming, Ondergrond, Natuurlijke Rijkdommen: Katrien Oorts, Jan Van RooMIRA-team: Hugo Van Hooste, Bob Peeters, Stijn Overloop, Marleen Van SteertegemIRCEL-VMM: Frans FierensOVAM: Marijke Cardon, Ilse De Win, Maarten De Groof, Gil De Boeck, Evi Rossi, Lies De Meyer, Janna VandecruysINBO: Johan Peymen, Geert SioenANB: Jeroen Nachtergaele, Gudrun Van LangenhoveVLM: Koen De SimpelaereVMM: Henk Maeckel<strong>be</strong>rghe, Marie-Rose Van den Hende, Carine Mestdagh, Ralf EppingerEnergieDepartementale coördinator: Ludo VanongevalLNE, afdeling Milieu-, Natuur- en Energie<strong>be</strong>leid: Ludo Vanongeval, Kris RongéVITO: Kristien Aernouts, Kaat JespersVMM, MIRA-team: Johan BrouwersVMM: Miet D’HeerLandbouwDepartementale coördinator: Johan PlatteauLV, afdeling Monitoring en Studie: Els Demuynck, Jonathan Platteau, Tom Van Bogaert, Dirk Van Gijseghem8vrind <strong>2010</strong>


Slimme draaischijf van EuropaDepartementale coördinator: Bart Van HerbruggenMOW: Bart Van HerbruggenLNE: Emmanuella De Spiegeleer, Tania Van Mierlo, Pieter Van VoorenAgentschap Wegen en Verkeer: Anneleen De SmedtVlaams Verkeerscentrum: Dana Borremans, Stefaan HoornaertSERV: Pieter Deschamps, Dirk NeytsVMM, MIRA-team: Caroline De GeestADSEI: Rudy SprengersNMBS: Luc AntonusInfra<strong>be</strong>l: Veerle Van DesselFOD MV: Gilles La<strong>be</strong>euwSADL, KU Leuven: Bjorn De<strong>be</strong>cker, Thérèse Steen<strong>be</strong>rgheneen Slagkrachtige overheidVlaamse overheidDepartementale coördinatoren: Lucas Huybrechts(FB), Gijs Martens (BZ), Bernd Reggers (DAR)DAR, afdeling Communicatie: Marijke Vrijders, Brigitte RombautDAR, afdeling Contactpunt Vlaamse Infolijn: Mireille Van Pollaert, Karl VogelsFB: Henk Goossens, Lucas Huybrechts, Kenny Van Cauter, Willy VerschuereBZ: Gijs Martens, Thomas D’HaenensDienst Emancipatiezaken: Kaat MatthysVlaamse Ombudsdienst: Johan MeermansDienst Wetsmatiging: Marijn StraetemansNBB: Anne Mulkay, Hervé SauvenièreLokale <strong>be</strong>sturenDepartementale coördinator: Gijs Martens, Katie Heyse (ABB)ABB: Petra Desmedt, Gerd Dottermans, Katie Heyse, Ann De SaedeleerDexia: Anne-Leen ErauwInternationaal <strong>Vlaanderen</strong>Departementale coördinator: Koen JongbloetIV: Simon Calcoen, Jan Carmans, Koen Jongbloet, Jurian Van ParysVAIS: Flora JoossensFocus: armoede en sociale uitsluitingWVG, afdeling Welzijn en Samenleving: Frank Van den Branden, Tom D’OlieslagerADSEI: Patrick Lusynemedewerkers 9


10vrind <strong>2010</strong>


2.3 De open ondernemer 105Ondernemen 105Internationaal ondernemen 1122.4 Innovatiecentrum <strong>Vlaanderen</strong> 119O&O intensiteit 119O&O overheidskredieten 121Menselijk potentieel 122Output 124Domeinstudie - biotechnologie 125cluster | Inzetten op een warme samenleving 1273.1 Cultuur 131Globale participatie en aanbod 131Sociaal-cultureel werk 132Kunsten en Erfgoed 143Economische cijfers 1493.2 Sport 154Sportparticipatie 154Kwaliteitsvol aanbod en <strong>be</strong>geleiding 158Topsport 161Gezond sporten 163Economische aspecten 1643.3 Toerisme 166<strong>Vlaanderen</strong> als <strong>be</strong>stemming 166De Vlaming op vakantie 1713.4 Media 175Onafhankelijkheid, pluriformiteit en kwaliteit 175Mediaparticipatie 1883.5 Gezondheid 195Gezondheidsdoelstellingen 195Mortaliteit en morbiditeit 202Zwangerschap en geboorte 2063.6 Zorg 209Algemeen welzijnswerk 209Kinderen en gezinnen 210Jongeren 215Personen met een handicap 216Ouderen 218Investeringen 221Tewerkstelling 2223.7 Diversiteit, integratie en inburgering 224Vreemde <strong>be</strong>volking 224Samenleven in diversiteit 226Inburgering als opstap naar integratie 228Woonwagen<strong>be</strong>woners 22912vrind <strong>2010</strong>


cluster | Groen en dynamisch stedengewest 2314.1 Ruimtelijke ontwikkelingen 235Ruimtegebruik 236Ruimtelijke planning 237Onroerend erfgoed als structurerende component 2434.2 Wonen 248Betaalbaar wonen 248Nieuwbouw en vastgoedmarkt 249Ondersteuning eigendomsverwerving 252Ondersteuning huurmarkt 254Woningkwaliteit 257Lokaal woon<strong>be</strong>leid 2604.3 Stedelijkheid 263Demografische ontwikkelingen 264Ruimtelijke ontwikkelingen 268Wonen 269Economie en tewerkstelling 272Milieu 275Sociale aspecten 276Stedelijkheid en overheid 2804.4 Milieu en natuur 281Water 281Bodem 282Lucht 284Biodiversiteit 286Afval- en materialen<strong>be</strong>leid 289Vermesting 292Gezondheid 2944.5 Energie 299Efficiënt energieverbruik 299Energieopwekking 301Energiearmoede 304Elektriciteits- en gasmarkt 305Elektriciteits- en gasnetwerk 3054.6 Landbouw 307Landbouwstructuur 307Economische aspecten 309Sociale aspecten van de landbouw 311Landbouw en milieu 313Landbouw<strong>be</strong>leid 314Visserij 316cluster | Slimme draaischijf van Europa 319Personenvervoer 321Logistiek 326Vlot verkeer 333Veilig verkeer 336Milieuvriendelijke mobiliteit 340inhoudsopgave13


cluster | Een slagkrachtige overheid 3476.1 Vlaamse overheid 349Financiën en <strong>be</strong>groting 349Vlaams overheidspersoneel 355Overheidscommunicatie & reguleringsmanagement 357Vertrouwen en waardering van de dienstverlening 3636.2 Lokale en provinciale <strong>be</strong>sturen 365Financiën 365Personeel 3786.3 Internationaal <strong>Vlaanderen</strong> 382Europese regelgeving 382Internationale samenwerking 382FOCUS | Armoede en sociale uitsluiting 387Financiële armoede en inkomensverdeling 388Sociale uitsluiting 398AFKORTINGEN 405LIJST VAN FIGUREN 40914vrind <strong>2010</strong>


dwarsdoorsnedevrind <strong>2010</strong>Deze <strong>VRIND</strong> editie is de eerste in de huidige legislatuur.De structuur van deze editie is daarom grotendeels geïnspireerdop de indeling van het Vlaamse regeerakkoord2009-2014 en de doorbraken van <strong>Vlaanderen</strong> in Actie. De<strong>be</strong>leidsdomeinen zijn in 5 clusters gegroepeerd. In eeninleidend hoofdstuk worden globale sociaal-culturele,macro-economische en demografische ontwikkelingengeschetst, waarbinnen het <strong>be</strong>leid tot stand moet komen.In de eerste cluster komen onderwijs, ar<strong>be</strong>idsmarkt,ondernemen, wetenschap en innovatie aan bod met verwijzingnaar de doorbraken ‘De lerende Vlaming’, ‘Deopen ondernemer’ en ‘Innovatiecentrum <strong>Vlaanderen</strong>’. Eentweede cluster onder de doorbraaktitel ‘Inzetten op eenwarme samenleving’ <strong>be</strong>schrijft de ontwikkelingen op hetvlak van cultuur en jeugd, sport, toerisme, media, gezondheiden zorg en tot slot diversiteit en inburgering. Dederde cluster ‘Groen en dynamisch stedengewest’ spitstzich toe op de ruimtelijke en ecologische aspecten methoofdstukken over ruimtelijke ontwikkelingen, wonen,milieu, landbouw en energie. In deze cluster is ook eenhoofdstuk rond stedelijkheid toegevoegd dat wel ruimeris opgevat dan de ruimtelijke en fysieke aspecten. Mobiliteiten logistiek vormen een afzonderlijke cluster ‘Slimmedraaischijf van Europa’. Een laatste cluster <strong>be</strong>licht ‘Eenslagkrachtige overheid’ en dit zowel op Vlaams als lokaalniveau. In deze cluster is er ook aandacht voor internationaleaspecten.Gezien <strong>2010</strong> het Europees jaar van de <strong>be</strong>strijding vanarmoede en sociale uitsluiting is, eindigt deze <strong>VRIND</strong> meteen uitgebreide focus over ‘Armoede en sociale uitsluiting’.In de voor<strong>be</strong>reidingsfase van deze editie is veel aandachtgegaan naar de selectie van de indicatoren. Voor deverschillende <strong>be</strong>leidsdomeinen werden de sets in nauwoverleg met de verschillende departementen geselecteerden door de <strong>be</strong>leidsraden goedgekeurd. Het nieuwe regeerakkoorden de <strong>be</strong>leidsnota’s van de Vlaamse ministersvormden de basis voor de selectie. Een bijkomendeinspiratiebron waren de doelstellingen en de bijhorendeindicatoren van het Pact 2020. Op 20 januari 2009 ondertekendenalle maatschappelijke partners het Pact enengageerden zich om de 20 doelstellingen mee te helpenrealiseren. In maart <strong>2010</strong> presenteerde de Studiedienstvan de Vlaamse Regering een nulmeting met circa 120indicatoren die toelaten de vorderingen de komende jarenop te volgen. Deze indicatoren worden – waar mogelijk –mee opgenomen in deze editie, die zoals de voorbije jarenongeveer 700 indicatoren telt.De clustering van de <strong>be</strong>leidsdomeinen is maar een vande verschillende mogelijkheden om ontwikkelingen in<strong>Vlaanderen</strong> in <strong>be</strong>eld te brengen. Transversale thema’szoals gelijke kansen en duurzaamheid worden doorheendeze domeinen <strong>be</strong>handeld en niet in een afzonderlijkhoofdstuk. Daarom volgt hieronder een kort overzicht van<strong>be</strong>ide thema’s.Verder worden de doelstellingen uit het Vlaamse regeerakkoordnog eens op een rijtje gezet en geïllustreerd metverwijzing naar <strong>VRIND</strong> indicatoren doorheen de publicatie.Om de ontwikkelingen goed te interpreteren kan een zichtop enkele <strong>be</strong>langrijke ge<strong>be</strong>urtenissen uit de <strong>be</strong>trokkenperiode helpen. Vandaar dat tot slot een overzicht van enkelemijlpalen uit de periode 2008-<strong>2010</strong> wordt gegeven. Erwordt gebruik gemaakt van het recentste datamateriaalzoals <strong>be</strong>schikbaar op het ogenblik van de redactie.dwarsdoorsnede vrind <strong>2010</strong> 15


DuurzaamheidsindicatorenPrincipe Indicator Figuur Doelstelling InschattingEconomisch Bbp per inwoner 1.30 topregioAr<strong>be</strong>idsproductiviteit 1.31 topregioWerkzaamheidsgraad 2.57 stijgingEcologisch Opgehaald huishoudelijk afval 4.102 afnameGestort afval 4.105, 4.107 afnameElektriciteitsconsumptie 4.123 afnameBroeikasgasemissies 4.122 afnameAandeel groene stroom 4.126 toenameEnergie-intensiteit economie 4.120 afnameEnergie-intensiteit transportsector 4.121 afnameModale verdeling goederenvervoer 5.25 afname gebruik vrachtwagenModale verdeling personenvervoer 5.8 afname gebruik wagenBroedvogelindex 4.96 toenameZuiveringsgraad huishoudens 4.86 volledigBebouwde oppervlakte 4.3 stagnatieSociaal en institutioneel Armoederisico 7.4 afnameInkomensongelijkheid 7.4 topregioTotaal vruchtbaarheidscijfer 1.51Verkeersdoden per miljoen inwoners 5.42 dalingAfhankelijkheidsratio 4.55% vroegtijdige schoolverlaters (survey) 2.24 EU 10%% vroegtijdige schoolverlaters (administratieve data) 2.25 halveringLevensverwachting bij geboorte 1.53 toenameOntwikkelingshulp 6.58 verdub<strong>be</strong>lingVertrouwen in instellingen 1.22 topregioLegendeDoelstelling gerealiseerd of haalbaarGoede richtingStabiel of middenpositieEerder in tegengestelde richting of doel moeilijk haalbaarNegatieve ontwikkeling, verder van doelDuurzaamheidsindexIndexen van duurzaamheid, van 1999 tot 2008, index 1999=100.13513012512011511010510095901999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008Duurzaamheidsindex Milieu-index Economische index Sociale index16vrind <strong>2010</strong>


DuurzaamheidGelijke kansenDuurzaamheid vormt een centraal <strong>be</strong>grip in het Vlaamseregeerakkoord. Het komt niet minder dan 55 keer vooren dit met <strong>be</strong>trekking tot alle duurzaamheidprincipes: heteconomische, het sociale, het ecologische en het institutionele.Ook het Pact 2020 is grotendeels gebaseerd opde duurzaamheidsprincipes. Vermits <strong>be</strong>ide documentenmee de keuze van de indicatoren heb<strong>be</strong>n <strong>be</strong>paald, komtduurzaamheid ook zeer uitvoerig aan bod in deze <strong>VRIND</strong>editie.Figuur 1 geeft een overzicht van een aantal indicatoren,die duidelijk verwijzen naar duurzaamheidsaspecten. Dekeuze van deze set van indicatoren is gebaseerd op dehuidige duurzaamheidsmonitor. Waar een expliciete doelstellingis voorzien, is deze opgenomen. De doelstellingkan <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op het regeerakkoord, het Pact ofopgenomen zijn in domeinspecifieke planningsdocumenten.De inschatting geeft aan in welke richting de indicatorevolueert en/of de vooropgestelde doelstelling al danniet haalbaar is.Een <strong>be</strong>perkte set van indicatoren laat toe de evolutie ophet gebied van duurzaamheid over een iets langere periodena te gaan. Het bbp per inwoner en de ar<strong>be</strong>idsproductiviteitzijn opgenomen voor de economische index; delevensverwachting, de verkeersdoden en de vroegtijdigeschoolverlaters voor de sociale index en het opgehaaldhuishoudelijk afval, de elektriciteitsconsumptie en debroeikasgassen voor de milieu-index. Voor de acht indicatorenwordt telkens de evolutie <strong>be</strong>keken ten opzichte van1999.Naast 3 indices voor de duurzaamheidsprincipes is ookeen globale duurzaamheidsindex <strong>be</strong>rekend. Op basisvan de 8 indicatoren samen kan men stellen dat de duurzaamheidhet voorbije decennium is vooruit gegaan. Devooruitgang zit vooral in de economische en sociale indicatoren.De gebruikte milieu-indicatoren wijzen eerderop een stagnatie dan op een forse vooruitgang. De broeikasgassenmogen dan al afgenomen zijn, de elektriciteitsconsumptieis nog toegenomen en de afvalzak blijft goedgevuld. Een vergelijking met Frankrijk en Nederland geeftaan dat de evolutie parallel loopt en dat <strong>Vlaanderen</strong> – opbasis van deze set van indicatoren – niet slechter scoort.Het Vlaamse gelijke kansen<strong>be</strong>leid heeft aandacht voorgender, seksuele identiteit, integrale toegankelijkheid,handicap en etnisch-culturele diversiteit. Een indicatorensetGelijke Kansen is als dusdanig nog niet uitgewerkt.In de focus van <strong>VRIND</strong> 2007 werd een aanzet tot indicatorensetopgemaakt rond gender, holebiseksualiteit entoegankelijkheid. Hier wordt kort nagegaan waar in deverschillende hoofdstukken gelijke kansen voor mannenen vrouwen aan bod komen.Bij de opmaak van de indicatoren is telkens nagegaanof genderverschillen voorkomen en indien dit het gevalis of ze toe- of afnemen. Wat opvattingen en houdingen<strong>be</strong>treft wordt gender minder <strong>be</strong>palend. Dit blijkt in desociaal-culturele context (hoofdstuk 1.1). Vrouwen makenzich nog wel meer zorgen over hun gezin en de toekomsten liggen meer dan mannen wakker van de stijgendekostprijs van de gezondheidszorg en de onveiligheid.Vrouwen blijven ook vandaag nog <strong>be</strong>tere mantelzorgersdan mannen en dat zowel als het gaat om het helpen ofverzorgen van een gehandicapte of <strong>be</strong>jaarde als om deopvang van kleine kinderen. De gelijkheidsidee leeft meerbij vrouwen dan bij mannen. Vrouwen zullen ook ietsvlugger steun verlenen aan hulporganisaties. Waar in hetverleden telkens bleek dat vrouwen zich politiek machtelozervoelen, is dit verschil aan het afnemen, ze blijven welminder politiek actief.Een bundeling van gegevens rond etnisch-culturele diversiteitis terug te vinden in hoofdstuk 3.7. Daar wordtingegaan op de evolutie van de vreemde <strong>be</strong>volking (figuur3.199), discriminatie-ervaring (figuur 3.201) en de maatschappelijkepositie van vreemdelingen (figuur 3.202). Inde sociaal-culturele context (figuur 1.17) wordt aangegevenin welke mate de <strong>be</strong>volking bij ontslag en/of promotievan een werknemer de herkomst nog een rol zou latenspelen. De Vlaming wordt nog wel door velen voorgetrokkenmaar het verschil neemt wel af.Over de toegankelijkheid en de positie van gehandicaptenzijn weinig generieke cijfers <strong>be</strong>schikbaar. Een <strong>be</strong>schrijvingvan vraag en aanbod in de sector is terug te vindenin hoofdstuk 3.6.Rond holebi’s is slechts zijdelings een indicator opgenomen(figuur 1.15). Deze peilt naar voorkeur voor nieuweburen. Respondenten konden 3 voorkeuren opgeven. 28%nam een lesbisch of homokoppel in zijn lijstje op. In 2002wast dit amper 21%. Holebi’s scoren <strong>be</strong>ter dan mentaalgehandicapten, een gezin dat van OCMW-steun moetleven of een Marokkaans of Turks gezin.dwarsdoorsnede vrind <strong>2010</strong> 17


GenderverschillenNaam indicator Figuur EvolutieLevensverwachting 1.53 voorsprong vrouwen neemt afLeerlingen naar onderwijsvorm SO 2.1 in KSO neemt vrouwelijk overwicht toe, in BSO neemt mannelijk overwicht toe,in TSO neemt dit afStudenten: hoger onderwijs 2.11 zowel aan de hogescholen als de universiteiten neemt vrouwelijk overwicht toe,niet in wetenschappelijke en toegepaste richtingenSchoolse achterstand 2.21 aandeel meisjes met schoolse vertraging stijgt, maar de genderverschillenworden kleinerSchoolse achterstand (naar onderwijsvorm) 2.22 in alle onderwijsvormen (ASO, TSO, BSO, KSO) is het aandeel leerlingen metschoolse achterstand lager bij de meisjes dan bij de jongensProblematische afwezigheden 2.23 in het voltijds gewoon SO is het aandeel leerlingen met problematischeafwezigheden gelijk bij jongens en meisjes;in het deeltijs BSO en hetbuitengewoon SO is het aandeel bij de meisjes groterVroegtijdige schoolverlaters 2.24 er zijn onder de meisjes minder vroegtijdige schoolverlaters dan onder dejongensJongeren met diploma hoger onderwijs 2.27 onder de mannen (20-34 jaar) ligt het aandeel met diploma hoger onderwijsduidelijk hoger bij de vrouwen dan bij de mannenLevenslang leren 2.29 geen significant verschilVolwassenenonderwijs 2.30 het aandeel vrouwen dat zich inschrijft voor het volwassenenonderwijs is eenveelvoud van dat van de mannenDeeltijds onderwijs 2.36 ondervertegenwoordiging van de meisjesInschrijvingsgraad (VDAB) schoolverlaters 2.38 man-vrouw verschillen zijn zeer kleinType schoolverlater - geslacht 2.40 afgestudeerde meisjes vinden vlotter werk dan jongensWerkzaamheidskloof 2.59 verschil neemt afUittredeleeftijd 2.62 vrouwen treden jonger uit ar<strong>be</strong>idsmarkt, verschil met mannen schommeltDeeltijdar<strong>be</strong>id 2.63 nog steeds meer vrouwen deeltijds, maar afstand niet groterTijdelijke ar<strong>be</strong>id 2.64 nog steeds meer vrouwen tijdelijke ar<strong>be</strong>id, maar verschil neemt iets afAtypische ar<strong>be</strong>id 2.65 onduidelijkWerkbaarheid 2.66 werkbaarheid voor vrouwen lagerWerkloosheidskloof 2.69 vrijwel geen kloofVDAB-werkloosheidsgraad 2.72 verschil tussen mannen en vrouwen neemt afNiet-werkende werkzoekenden naar kenmerken 2.74 verschil tussen mannen en vrouwen neemt afWerkzaamheidsgraad naar gezinssamenstelling 2.77 onduidelijkDeeltijdar<strong>be</strong>id naar gezinssamenstelling 2.78 onduidelijkVDAB-trajectwerking kansengroepen 2.81 vertegenwoordiging ar<strong>be</strong>idsgehandicapten (+), vrouwen (-)Uitstroom VDAB-trajectwerking 2.83 minder uitstroom kansengroepen uit werkloosheid en naar werkLoopbaanonderbreking en tijdskrediet 2.89 voor sommige vormen neemt verschil man/vrouw af (ouderschapsverlof,palliatief verlof, medische bijstand), voor andere neemt het toe(tijdskrediet-volledige onderbreking)Vlaamse aanmoedigingspremie 2.90 verschil man/vrouw wordt kleinerKansengroepen in de sociale economie 2.94 minder vrouwen, <strong>be</strong>halve voor invoeg<strong>be</strong>drijvenVrouwelijke ondernemers 2.97 aandeel vrouwelijk ondernemers neemt nog afDeelname aan het verenigingsleven 3.3 vrouwen minder dan mannen, verschil vrij stabielLeden erkende sportfederaties 3.58 vrouwen minder dan mannen, verschil vrij stabielLidmaatschap sportvereniging 3.60 voorbije jaren kloof kleiner geworden, maar in 2009 liggen lidmaatschappenen algemene sportparticipatie terug heel wat lagerDigitale kloof 3.131 internetgebruik blijft bij vrouwen lager dan bij mannenWeek<strong>be</strong>reik kranten en online nieuws 3.132 lager bij vrouwen dan bij mannenVolwassen rokers 3.140 mannen roken vaker dan vrouwen, de verschillen worden kleinerRokers secundair onderwijs 3.141 tussen jongens en meisjes is er maar weinig verschil meerOverconsumptie alcohol 3.143 overconsumptie van alcohol komt meer voor bij mannen dan bij vrouwenRegelmatig alcoholgebruik secundair onderwijs 3.144 meer jongens dan meisjes drinken geregeld alcoholCannabisgebruik 18-35 jaar 3.146 laatstejaarsgebruik is hoger bij mannen dan bij vrouwenCannabisgebruik secundair onderwijs 3.147 cannabisgebruik is populairder bij jongens dan bij meisjesOngevallensterfte 3.149 ongevallensterfte is lager bij vrouwen en is het voorbije decennium ook meerafgenomen dan bij mannenVoldoende fysiek actief 3.150 meer mannen dan vrouwen doen minstens 30 minuten per dag aanlichaams<strong>be</strong>wegingVoldoende consumptie groenten 3.151 nauwelijks verschil tussen mannen en vrouwenOvergewicht 3.152 duidelijk meer mannen dan vrouwen heb<strong>be</strong>n overgewicht18vrind <strong>2010</strong>


Zelfdoding 3.153 ruim twee op drie gevallen <strong>be</strong>treffen mannen, de trend bij mannen is dalend,bij vrouwen eerder constantZelfgerapporteerde depressie 3.154 meer vrouwen dan mannen rapporteerden een depressieBelangrijkste doodsoorzaken 3.156 tot 39 jaar sterven mannen en vrouwen aan gelijkaardige doodsoorzaken, tussen40 en 69 jaar sterven mannen vooral door zelfdoding en longkanker, vrouwenaan borstkanker, daarna volgen voor <strong>be</strong>ide geslachten hart- en vaatziektenVermijdbare sterfte 3.157 globaal weinig verschil tussen mannen en vrouwen, bij mannen groter aandeelvermijdbaar door primaire preventie, bij vrouwen groter aandeel vermijdbaardoor medische interventies (te wijten aan borstkanker)Verloren potentiële jaren 3.158 totaal aantal VPJ is bij mannen 1,5 maal groter dan bij vrouwenKenmerken cliënteel CAW 3.168 vrouwen komen in verhouding meer terecht bij slachtofferhulp, mannen bij hetjustitieel welzijnswerk.Personeelskenmerken Vlaamse overheid 6.10 meer dan de helft van het personeel is vrouwelijkDiversiteit Vlaamse overheid 6.11 vrouwen in topfuncties stijgt jaar na jaar, vrouwen in middenkader stagneertVrouwen bij lokale <strong>be</strong>sturen 6.52 aandeel vrouwen in OCMW en verenigingen van OCMW’s zeer hoog (+75%),in politiezones neemt het aantal vrouwen toeOpvolgingVlaams regeerakkoordVoor de opvolging van de realisatie van het Vlaamseregeerakkoord is een nieuw monitoringinstrumentontwikkeld. Deze monitor gaat na of de voorgenomenacties en projecten die de verschillende ministers aankondigen,op spoor zitten. De verschillende acties en projectenwerden door de Vlaamse administratie gekoppeldaan de strategische doelstellingen uit het regeerakkoord.<strong>VRIND</strong> is niet <strong>be</strong>doeld om acties en processen in <strong>be</strong>eld tebrengen. Wel is het interessant na te gaan of de <strong>be</strong>oogdemaatschappelijke effecten die uit de doelstellingen naarvoor komen met <strong>VRIND</strong>-indicatoren kunnen geïllustreerdworden. Waar mogelijk wordt aangegeven welke figurenin deze editie informatie verschaffen over de vooropgesteldedoelstellingen.Opvolging regeerakkoordStrategische doelstellingen opvolging regeerakkoord <strong>VRIND</strong> <strong>2010</strong>Cluster Talent, werken, ondernemen en innovatie1 We helpen <strong>be</strong>drijven door de crisis. Zie hoofdstuk 2.32 We zetten versterkt in op activering van werkzoekenden. 2.57, 2.59, 2.79, 2.81-2.843 We versterken competenties en ondersteunen loopbanen. 2.87-2.904 We gaan voor meer 50-plussers aan het werk. 2.58, 2.62, 2.985 We maken werk van een versterking en hervorming van de sociale economie. 2.93-2.94De lerende Vlaming6 We geven kansen aan elk talent. 2.17-2.32, 2.357 We <strong>be</strong>reiden jongeren voor op een succesvolle start op de ar<strong>be</strong>idsmarkt. 2.33, 2.34, 2.36-2.428 We versterken de maatschappelijke verwevenheid van onderwijs met lokale, regionale en internationale 2.43-2.45netwerken.9 We zorgen ervoor dat onderwijs topkwaliteit kan bieden door te blijven investeren in onderwijs. 2.46-2.54dwarsdoorsnede vrind <strong>2010</strong> 19


De open ondernemer10 We zorgen ervoor dat het aandeel van de Vlaamse export in snelgroeiende markten stijgt. 2.111, 2.113, 2.11511 We zorgen ervoor dat het aantal exporterende Vlaamse <strong>be</strong>drijven toeneemt. Zie pagina 11312 We zorgen ervoor dat het aantal buitenlandse directe investeringen in <strong>Vlaanderen</strong> toeneemt,2.116evenals het ermee gepaard gaande investerings<strong>be</strong>drag.13 We gaan voor meer en sterkere ondernemers. 2.95, 2.9614 We zorgen voor meer groeiende ondernemingen. 2.9615 We zetten blijvend in op de ontwikkeling van een kenniseconomie. 2.102, 2.103, 2.10616 We gaan voor instrumenten die de financiering van <strong>be</strong>drijfsinvesteringen mogelijk maken. 2.9817 We geven ondernemende en innovatieve landbouw<strong>be</strong>drijven alle kansen voor verdere ontwikkeling. 4.14818 We versterken de positie van de Vlaamse landbouw op internationaal vlak. 4.138-4.14019 We gaan voor een Vlaamse landbouwsector die zorgt voor een kwaliteitsvolle voedselproductie en een 4.149, 4.150leefbaar platteland garandeert.20 We zorgen ervoor dat de hervorming van het Visserij<strong>be</strong>leid in 2012 tot een duurzame visserijsector leidt. 4.151-4.153Innovatiecentrum <strong>Vlaanderen</strong>21 We volharden voor meer middelen voor O&O. 5.117, 5.119, 5.121, 5.12222 We gaan voor creatief en innoverend ondernemen. 2.101, 2.106, 2.11923 We focussen op economische clusters, thematische speerpunten en grote projecten. Zie pagina 10524 We versterken de excellentie en dynamiek van het grensverleggend niet-gericht onderzoek:2.123een fundament voor innovatie.25 We geven meer kansen voor onderzoekstalent. 2.12526 We gaan voor een top onderzoek- en innovatieinfrastructuur. 2.122-2.12427 We gaan voor meer gestroomlijnd en outputgedreven onderzoeks<strong>be</strong>leid. 2.128-2.13028 We zorgen ervoor dat <strong>Vlaanderen</strong> optimaal aan de internationale onderzoeksruimte deelneemt. 2.118, 2.12429 We streven naar een nauwere samenwerking tussen de <strong>be</strong>leidsvelden Hoger Onderwijs en Wetenschap 2.126, 2.127en Innovatie.Cluster Slimme draaischijf van Europa30 We zorgen voor een vlot en veilig verkeer door een kwaliteitsvolle dienstverlening. 5.3, 5.32, 5.35-5.3831 We zorgen voor een kwaliteitsvol, volledig, (kosten)efficiënt en geïntegreerd openbaarvervoer aanbod. 5.2-5.4, 5.8-5.10, 5.1432 We gaan voor een logistiek <strong>Vlaanderen</strong> als slimme draaischijf van Europa. 5.15-5.2733 We <strong>be</strong>heren en bouwen de schakels van het vervoersnetwerk optimaal uit. 5.3434 We versterken de economische poorten – de havens en de luchthavens. 5.6, 5.7, 5.18-5.2335 We gaan voor mobiliteit tegen de juiste prijs.36 We gaan voor een toekomstgericht mobiliteits<strong>be</strong>leid. Zie deel 5Cluster Groen en dynamisch stedengewest37 We nemen transities als leidraad voor een nieuw duurzaamheids<strong>be</strong>leid zie pagina 16 en 1738 We plaatsen duurzaamheid centraal voor bouwen, wonen en leven. 4.126, 4.127, 4.62, 4.71, 4.7239 We gaan voor een groenere economie. 4.120, 4.121, 4.12740 We zetten verder in op het doorgroeien van afval- naar duurzaam materialen<strong>be</strong>heer. 4.102-4.10741 We zetten het biodiversiteits<strong>be</strong>leid op koers, zodat we tegen 2020 op vlak van biodiversiteit de4.96-4.101vergelijking met de Europese economische topregio’s aankunnen.42 We zorgen voor bodemsanering en herwaardering van vervuilde <strong>be</strong>drijfsterreinen. 4.87-4.8943 We voeren een duurzaam energie<strong>be</strong>leid waarbij de economische, sociale en ecologische <strong>be</strong>langen vanenergie optimaal samen sporen, zodat de eindigheid van de fossiele brandstoffen en de draagkracht vanhet milieu geen <strong>be</strong>perkende factoren zijn, maar opportuniteiten worden.4.71, 4.72, 4.120, 4.121,4.125-4.12744 We werken het integraal water<strong>be</strong>leid verder uit. 4.85, 4.8645 We vormen <strong>Vlaanderen</strong> om tot een klimaatpositieve samenleving 4.12246 We verminderen de impact van luchtvervuiling en hinder op de leefkwaliteit van de Vlamingen 4.116-4.11947 We voeren via een geoptimaliseerd instrumentarium de uitvoering van geïntegreerde plattelandsprojectenvia het versterken van de kwaliteit van open ruimte en de leefbaarheid van het platteland.Zie hoofdstuk 4.34.147-4.14948 We zorgen voor een visie op ruimtelijke ordening. 4.6, 4.7, 4.1449 We zorgen voor <strong>be</strong>taalbaar en kwalitatief wonen. 4.30, 4.32-4.38, 4.41-4.43,4.63-4.6650 We renoveren, <strong>be</strong>schermen en ontsluiten het onroerend erfgoed. 4.19-4.2251 We zorgen voor een innovatief milieu-instrumentarium ten dienste van burgers en <strong>be</strong>drijven. 4.15-4.18, 4.86-4.91, 4.103-4.108,4.112Cluster Warme samenleving52 We pakken alle aspecten van armoede en sociale uitsluiting aan en voeren een ambitieus <strong>be</strong>leid gerichtop het voorkomen en <strong>be</strong>strijden van armoede en sociale uitsluiting.53 We zorgen ervoor dat vrouwen en mannen, holebi’s en transgenders en personen met een handicapgelijkwaardig kunnen participeren aan alle domeinen van het maatschappelijke leven en we werkendiscriminaties weg.Zie Focus Armoede en socialeuitsluitingZie overzicht genderverschillen,1.10, 1.15, 1.16, 6.1120vrind <strong>2010</strong>


54 We zorgen ervoor dat nieuwe Vlamingen willen en kunnen participeren aan de Vlaamse samenleving. 3.201, 3.202, 3.20555 We maken de volwaardige participatie aan toerisme voor iedere Vlaming mogelijk. 3.100-3.10256 We verhogen de welvaart en tewerkstelling door en in de toeristische sector. 3.87, 3.8957 We versterken mensen in hun fysiek, psychisch en sociaal wel<strong>be</strong>vinden door welzijns- en gezondheidsproblemen3.137-3.155, 3.157zoveel mogelijk te voorkomen, zo vlug mogelijk te detecteren en tijdig en adequaataan te pakken.58 We verruimen de sociale <strong>be</strong>scherming van de Vlamingen om zo hun grondrechten <strong>be</strong>ter te kunnen 3.195waarborgen.59 We bouwen de hulp- en dienstverlening zo uit dat ze voldoende <strong>be</strong>schikbaar en toegankelijk is om zorg 3.165-3.19, 4.75op maat te kunnen realiseren.60 We sturen, stimuleren en ondersteunen de welzijns- en gezondheidsactoren zodat ze kwaliteitsvolle zorg 3.196-3.198bieden in een aangepaste infrastructuur, voortdurend innoveren, een inclusieve aanpak <strong>be</strong>vorderen enduurzaam te werk gaan.61 We <strong>be</strong>vorderen bij de overheid en bij de welzijns- en gezondheidsactoren de aandacht en het initiatiefvoor een meer efficiënte en effectieve werking om zo met middelen meer zorg te creëren.62 We werken nauw samen met alle relevante partners op lokaal, provinciaal, regionaal, federaal eninternationaal niveau om zo het gezondheids- en welzijns<strong>be</strong>leid onderling af te stemmen en tever<strong>be</strong>teren en om elke partner aan te spreken op zijn verantwoordelijkheid en bijdrage.63 We willen kinderen en jongeren ruimte geven, zowel in fysiek als in ruimtelijk opzicht, zowel om zich te 3.24-3.30verenigen als om zich te engageren.64 We <strong>be</strong>steden aandacht aan cultuurmanagement en culturele economie. 3.46, 3.50-3.5365 We versterken het Internationaal cultuur<strong>be</strong>leid. Zie pagina 136 en 14966 We gaan voor een inclusief en integraal jeugd<strong>be</strong>leid. 3.11-3.13, 3.24-3.3067 We verhogen de participatie aan sport, cultuur en jeugdwerk. 3.1, 3.3-3.13, 3.31-3.41, 3.54-3.61,3.64, 3.74, 3.75, 4.8268 We bouwen aan een succesvol topsport<strong>be</strong>leid door het creëren van een optimaal topsportklimaat en 3.77-3.81een duidelijk afgebakende organisatiestructuur.69 We gaan voor een gezonde sport<strong>be</strong>oefening en het vrijwaren van de integriteit van de sport op alleniveaus.3.82, 3.83, 3.6570 We <strong>be</strong>waken van de onafhankelijkheid, de pluriformiteit en de kwaliteit van de media en van deinformatieverstrekking.3.107-3.113, 3.115, 3.119-3.121,3.12371 We zorgen voor toegang voor elke Vlaming tot divers, kwalitatief en innovatief media-aanbod. 3.128-3.13672 We stimuleren competentieverwerving en –waardering. 3.2, 3.14-3.23, 3.42-3.45, 3.47,3.4873 We bouwen aan een vooruitstrevende informatiemaatschappij door het stimuleren van digitalisering 3.49, 3.128, 3.131en e-cultuur.Cluster Een slagkrachtige overheid74 We verhogen ons aanpassingsvermogen om meer te doen met minder. 6.4, 6.5, 6.975 We zullen door innovatie van werkwijze en instrumenten de dienstverlening ver<strong>be</strong>teren. 4.83, 6.2676 We ver<strong>be</strong>teren ons oplossingsvermogen ten aanzien van maatschappelijke uitdagingen. In combinatie 1.22, 1.24, 4.83, 4.84, 6.25, 6.26met een ver<strong>be</strong>terde verantwoording verhogen wij daardoor het vertrouwen en de tevredenheid vanburgers, organisaties en <strong>be</strong>drijven.77 Door een interne staatshervorming en partnerschappen op alle niveaus zorgen we voor minder<strong>be</strong>stuurlijke drukte en voor meerwaarde voor alle <strong>be</strong>trokkenen.78 We zorgen ervoor dat alle <strong>be</strong>leidsdomeinen van de Vlaamse overheid de steden ondersteunen. Zie hoofdstuk 4.3, 6.2879 We stellen aantrekkelijke en creatieve steden voorop. 4.60, 4.61, 4.66, 4.81, 4.8280 We zorgen voor een <strong>be</strong>tere en snellere omzetting, en correcte toepassing van EU-regelgeving. 6.5581 We verhogen onze inspanningen voor internationale armoede<strong>be</strong>strijding. 6.57, 6.5882 We maken een sterk en toekomstgericht merkverhaal voor <strong>Vlaanderen</strong>.83 We voeren een financieel <strong>be</strong>heer gericht op zuinigheid en transparantie.84 We stellen gezonde openbare financiën voorop. 6.7, 6.8Staatshervorming, Vlaamse Rand en monitoringtool85 We versterken het Nederlandstalig karakter van de Vlaamse Rand.86 We realiseren een slagkrachtig, coherent en geïntegreerd Vlaams <strong>be</strong>leid voor Brussel. 1.25-1.2887 We zetten ons verder in voor het <strong>be</strong>reiken van een effectieve en efficiënte staatsstructuur,met sterke dynamische deelstaten, die daarvoor bijkomende instrumenten krijgen en tegelijkertijdvia samenwerkingsverbanden de handen in elkaar slaan met als referentie de voorstellen die door devorige Vlaamse Regering zijn geformuleerd.88 We loodsen samen met de sociale partners en andere stakeholders <strong>Vlaanderen</strong> tegen 2020 tot het niveauvan een topregio en we schrijven ons hiervoor in in Europese strategieën (zoals Lissabonstrategie, deStrategie voor Duurzame Ontwikkeling). We zetten de toekomstplannen (zoals <strong>Vlaanderen</strong> in Actie enhet Pact 2020) om in tastbare projecten en flankerend <strong>be</strong>leid. We zullen de realisatie van deaangekondigde hervormingen en acties opvolgen en hierover transparant communiceren.dwarsdoorsnede vrind <strong>2010</strong> 21


2008-<strong>2010</strong> in vogelvluchtZo actueel mogelijke data zijn onont<strong>be</strong>erlijk voor eengoede monitoring. Dikwijls is dit echter niet mogelijk enmoet gewerkt worden met materiaal dat een of meerderejaren oud is. Om de ontwikkelingen goed te interpreterenkan een zicht op enkele cruciale ge<strong>be</strong>urtenissen uitde <strong>be</strong>trokken periode helpen. Gezien <strong>Vlaanderen</strong> en dewereld de voorbije jaren een ingrijpende economische enfinanciële crisis heeft doorgemaakt en ook politiek heelwat is veranderd, worden in onderstaande tijdsbalk eenaantal cruciale momenten opgelijst. Leidraad daarbij is deBEL 20, de evolutie van de werkloosheid, de conjunctuurcurvevan de industrie en het consumentenvertrouwen in<strong>Vlaanderen</strong>.TijdslijnEvolutie van de BEL20 (maandgemiddelde), niet-werkende werkzoekenden (x100, linkeras) en de conjunctuurcurve industrie enhet consumentenvertrouwen (rechteras), januari 2008 tot juni <strong>2010</strong>.Bel-20 NWWZ*100 Conjunctuurcurve industrie Consumentenvertrouwen4.50054.00003.500-53.000-102.500-152.0001.500-201.000-25500-300-35jan/08feb/08mrt/08apr/08mei/08jun/08jul/08aug/08sep/08okt/08nov/08dec/08jan/09feb/09mrt/09apr/09mei/09jun/09jul/09aug/09sep/09okt/09nov/09dec/09jan/10feb/10mrt/10apr/10mei/10jun/10jul/10Start bankencrisis14 sep 08Redding banken28 sep 08 - 27 okt 08Aswolk vulkaan14 - 20 apr 10Ontslag Leterme II26 apr 10Peeters II09 jul 09Leterme II25 nov 09Leterme I20 mrt 08Lage olieprijs02 dec 08Vlaamse en Europese verkiezingen07 jun 09Hoge olieprijs04 jan 08Van Rompuy I30 dec 08Mexicaanse griep25 mrt 09Federale verkiezingen13 jun 1022vrind <strong>2010</strong>


algemeen referentiekaderalgemeen1referentiekadersociaal-culturele1.1 contextDe sociaal-culturele context schetst de omgeving waarbinnende Vlaamse overheid werkt. Een eerste luik vandeze context <strong>be</strong>licht de tevredenheid van de <strong>be</strong>volkingmet een aantal levensaspecten, het geluksgevoel, haarzorgen, de toekomstverwachtingen en de maatschappelijkeproblemen waar ze van wakker ligt.In een tweede luik worden diverse aspecten van sociaalkapitaal en sociale cohesie in <strong>be</strong>eld gebracht. Extra aandachtin deze editie gaat naar het soort sociale contacten,de maatschappelijke <strong>be</strong>trokkenheid en het <strong>be</strong>lang dat menhecht aan solidariteit.Zoals in voorgaande edities is er ook een luik over politieke<strong>be</strong>trokkenheid en <strong>be</strong>leid met aandacht voor de tevredenheidover de informatie die de overheid verstrekt.Deze context wordt afgesloten met enkele impressies dieleven bij de Vlamingen over Brussel.1.1 Globale tevredenheid naar opleidingGlobale tevredenheid naar opleiding, score van 0 tot 10.8,28,07,87,67,47,27,06,8Geen/lo Lager sec Hoger sec Nuho UniefBron: SCV-survey 2009.Voor deze context wordt overwegend gebruik gemaaktvan de survey Sociaal-Culturele Verschuivingen (SCVsurvey)van de Studiedienst van de Vlaamse Regering.Jaarlijks wordt deze bij een representatief staal van de <strong>be</strong>volkingvanaf 18 jaar afgenomen, telkens in de maandenmaart tot en met juni. De survey peilt naar opvattingen enverwachtingen van de Vlamingen over hun eigen situatieen over een aantal maatschappelijke en <strong>be</strong>leidsrelevantethema’s. Om de opvattingen van de Vlamingen internationaalte vergelijken is geput uit de European Social Survey(ESS), een meer academisch aangestuurde survey in eendertigtal Europese landen met de <strong>be</strong>doeling houdingen,opvattingen en gedragingen binnen Europa onderling tevergelijken.TevredenheidVlamingen zijn over het algemeen tevreden (7,5 op 10). Descore van de vrouwen ligt iets lager dan deze van de mannen.De leeftijd speelt op zich geen rol, wel het opleidingsniveau:hoe lager geschoold, hoe minder tevreden. Wiewerkt of gepensioneerd is, is meer tevreden. Bij de werkendenscoren vooral ondernemers, landbouwers en vrije<strong>be</strong>roepen hoog. Alleenstaanden en vooral alleenstaandeouders reageren negatiever. Globaal is de tevredenheid in2009 ten opzichte van het voorgaande jaar lichtjes gedaald.De <strong>be</strong>volking is het meest tevreden over haar woning ende directe buurt. De sociale contacten zowel met huisgenoten,familie als vrienden scoren ook hoog, maar tochiets lager dan in 2008. Vrouwen zijn iets meer tevredenover de familiale contacten maar iets minder over hunvrijetijds<strong>be</strong>steding. Over de globale tijds<strong>be</strong>steding is erweinig of geen verschil. Wel speelt een leeftijdseffect: tussen25 en 45 jaar is men minder tevreden over de <strong>be</strong>schikbaretijd en de vrijetijds<strong>be</strong>steding.Tussen de leeftijd van 25 en 45 jaar verlangt bijna de helftvan de respondenten meer vrije tijd in de week, een derdeonder hen wenst dit voor het weekend. Het zijn daarbijoverwegend de hooggeschoolden en ouders met kinderensociaal-culturele context 23


1.2 Tevredenheid levensaspectenTevredenheid over verschillende levensaspecten, naar geslacht,score van 1 (helemaal niet tevreden) tot 4 (zeer tevreden).Tevredenheid over Man Vrouw Totaalwoning waarin u woont 3,35 3,35 3,35buurt waarin u woont 3,32 3,33 3,32sociale contacten met huisgenoten 3,34 3,30 3,32het werk dat u doet 3,22 3,18 3,20sociale contacten met vrienden 3,19 3,18 3,18sociale contacten met familie 3,13 3,22 3,18uw levensstandaard 3,07 3,10 3,09manier <strong>be</strong>steden vrije tijd 3,11 3,03 3,07uw gezondheidstoestand 3,05 3,00 3,02tijd om te doen wat gedaan moet worden 2,93 2,91 2,92uw inkomen 2,86 2,88 2,87Bron: SCV-survey 2009.1.5 Vrees om werkVrees (soms/vaak) om werk te verliezen bij werkenden, nietmeer aan werk te geraken bij werkzoekenden of niet aanwerk te geraken bij studenten, in %, tussen 1997 en 2009.807060504030<strong>2010</strong>01997 1998 1999 2001 2003 2005 2007 2008 2009Werkenden Werkzoekenden StudentenBron: SCV-survey.1.3 Geluk en tevredenheid internationaalGeluk en tevredenheid met het leven in het algemeen. Scoresop een schaal van 0 tot 10 in 28 landen die deelnemen aande European Social Survey (ESS) (N=58.456).9876543Gelukkig (6/29) Tevreden leven (7/29)Gemiddelde Hoogste Laagste <strong>Vlaanderen</strong>De Belgische data (N=887) zijn opgesplitst naar de gewesten, waardoorhet vergelijkingsaantal oploopt tot 29 (Vlaams Gewest=535). Het BrusselseHoofdstedelijke Gewest is bij gebrek aan voldoende respondenten (N=62) nietopgenomen.Bron: ESS 2008.1.4 ZorgenVeel of enige zorgen, naar geslacht, in %.Man Vrouw 2009 2008 VerschilEigen gezondheid 62,1 73,5 67,9 70,4 -2,5Gezin 53,7 67,2 60,6 56,2 4,4Toekomst 53,4 64,3 58,9 57,7 1,2Geldzaken 55,1 57,9 56,5 60,5 -4,0Veiligheid 49,5 59,4 54,5 56,9 -2,4Politiek 49,9 40,2 45,0 46,9 -1,9Eigen werkloosheidof partner36,7 34,2 35,4 26,6 8,8die klagen. Alleenstaande ouders met kinderen snakkenhet meest naar iets meer vrije tijd, vooral in de week.De inwoners van het Vlaamse Gewest <strong>be</strong>horen tot de gelukkigstevan het Europese continent. Een 6de plaats alsalle deelnemende landen in rekening worden gebracht,een 4de plaats als enkel naar de EU-lidstaten wordt gekeken.Enkel de Scandinaviërs scoren hoger. Geluk en tevredenheidmet het leven in zijn geheel hangen zeer sterksamen. Ook hier een hoge score voor <strong>Vlaanderen</strong>.ZorgenDe doorsnee Vlaming mag dan al zeer tevreden en gelukkigzijn, hij maakt zich in de lente van 2009 heel wat zorgenover zijn gezin en vooral over het risico op werkloosheidvoor zichzelf of zijn partner. Niet verwonderlijk in dewetenschap dat op dat ogenblik de werkloosheidscijferssterk oplopen. Dit in tegenstelling tot de lente van 2008toen de werkloosheidscijfers historisch laag lagen.De financiële crisis die in 2009 volop woedt, zorgt er nietvoor dat meer personen geldzorgen opgeven. Op de politiekna, maken vrouwen maken zich meer zorgen danmannen. Jongeren liggen iets meer wakker van zorgenover het gezin, de toekomst en de werkgelegenheid.Meeste zorgen maken zich alleenstaande ouders.De vrees om zijn werk te verliezen of om geen werk(meer) te vinden is zeer conjunctuurgevoelig. Ondanks dezware economische en financiële crisis worden de risico’snog niet zo hoog ingeschat als in de tweede helft van dejaren 1990.Bron: SCV-survey.24vrind <strong>2010</strong>


algemeen referentiekaderToekomstverwachtingenMaatschappelijke problemenDe crisis heeft weinig impact op de toekomstverwachtingenvan de <strong>be</strong>volking. Spectaculaire verschuivingenzijn er niet. Wel blijft tweederde er van overtuigd dat dekomende 10 jaar de inkomensverschillen nog zullen vergrotenen de volgende generatie een stapje zal moetenterugzetten. In vergelijking met 2008 verwacht een grotergedeelte van de <strong>be</strong>volking het komende decennium eentoename van de werkloosheid.1.6 ToekomstverwachtingenAantal respondenten dat de stellingen juist of volledig juistvindt, in %, tussen 2000 en 2009.Over 10 jaar in <strong>Vlaanderen</strong> 2000 2002 2006 2008 2009groter verschil inkomens 61,8 55,5 72,3 75,4 68,0volgende generatie inkomen 49,8 55,8 67,6 67,5 69,2stap terugvoor eigen pensioen zorgen 47,7 52,6 66,5 59,7 59,2meer sociaal uitgeslotenen 50,6 49,9 61,2 58,8 60,5meer werklozen 26,4 47,5 58,8 43,7 52,5kwaliteit leefmilieu <strong>be</strong>ter dan nu 30,6 24,2 19,5 24,0 28,7voeding gezonder dan nu 24,6 19,0 17,9 18,4 22,5meer mensen hoger<strong>be</strong>schikbaar inkomen22,9 21,8 16,0 18,4 17,9De crisis heeft wel de rangorde van de maatschappelijkeproblemen door elkaar geschud. Zo staat de werkloosheid– in 2008 fors teruggevallen – prominent terug op deeerste plaats. De toenemende discussie rond het meer enlanger werken en de <strong>be</strong>taalbaarheid van de pensioenen,zorgt er voor dat velen de pensioenzekerheid in hun top5 van <strong>be</strong>langrijkste maatschappelijke problemen heb<strong>be</strong>nopgenomen. De <strong>be</strong>kommernis over de <strong>be</strong>lastingdruk ligtlager. Velen blijven wakker liggen van het wegvallen vannormen en waarden.De selectie van de maatschappelijke problemen loopttussen de leeftijdsgroepen vrij ver uit elkaar. Jongerenhechten <strong>be</strong>lang aan andere problemen dan ouderen. Zoneemt de jongste leeftijdsgroep racisme, oorlogen enetnische conflicten en de milieuproblematiek veel meer inhaar lijstje op terwijl ouderen meer <strong>be</strong>lang hechten aanhet wegvallen van waarden en normen, de stijgende kostprijsvan de gezondheidszorg, de verkeersdrukte en de<strong>be</strong>lastingdruk.Bron: SCV-survey.1.7 Maatschappelijke problemenRangorde van de vijf meest geselecteerde maatschappelijke problemen uit een lijst van 25 onderwerpen, tussen 1996 en 2009.1996 1997 1999 2000 2003 2006 2008 2009De werkloosheid 1 1 2 8 3 3 11 1De pensioenzekerheid 6 5 5 6 2 2 4 2Het druggebruik bij jongeren 2 2 1 2 1 1 1 3Het wegvallen van normen en waarden 7 6 6 5 5 4 6 4Stijgende kosten gezondheidszorg nb 12 10 8 8 7 2 5De milieuvervuiling 3 4 3 1 6 8 5 6De onveiligheid op straat 5 7 7 4 4 5 12 7De <strong>be</strong>lastingsdruk 4 3 4 3 7 7 3 10Nb: niet <strong>be</strong>vraagdBron: SCV-survey.1.8 Maatschappelijke problemen naar geslacht en leeftijdRangorde van de vijf meest geselecteerde maatschappelijke problemen uit een lijst met 25 onderwerpen, naar leeftijd.Rangorde Man Vrouw 18-24j 25-34j 35-44j 45-54j 55-64j 65-74j 75+De werkloosheid 1 1 1 1 1 3 1 3 7 5Pensioenzekerheid 2 2 4 8 6 2 2 1 2 1Druggebruik bij jongeren 3 4 2 5 5 1 4 4 3 3Het wegvallen van normen en waarden bij de mensen 4 5 5 14 4 9 3 6 6 4Stijgende kostprijs van de gezondheidszorg5 11 3 15 12 8 6 2 1 2voor de patiëntDe milieuvervuiling 6 3 7 4 3 6 8 8 12 13De onveiligheid op straat 7 12 6 7 10 7 9 10 5 6De verkeersdrukte 8 6 10 17 9 10 7 5 4 10Oorlogen en etnische conflicten 9 8 8 3 2 5 11 11 22 17De <strong>be</strong>lastingdruk 10 7 12 13 13 13 5 7 11 9Racisme 11 10 11 2 7 4 13 15 14 16Bron: SCV-survey 2009.sociaal-culturele context 25


1.9 Contacten met buren, vrienden en familieMinstens wekelijks contact met buren, niet inwonende vriendenen familie, in %.9080706050403018-24j 25-34j 35-44j 45-54j 55-64j 65-74j 75+Praten met burenOntmoeten familieBron: SCV-survey 2009.Sociale contactenOntmoeten vriendenDrie op vier Vlamingen houdt minstens wekelijks eenpraatje met zijn buren. Bijna twee op drie ziet in de loopvan de week wel eens een niet inwonend familielid. Vriendenontmoet men iets minder intens. Dit patroon gaat nietvoor iedereen op: jongeren en hoger geschoolden heb<strong>be</strong>nminder frequent contact met hun buren. Jongeren compenserendit door meer contact met hun vriendenkring.Meer dan tien procent van de <strong>be</strong>volking heeft vrijwelgeen contacten. Zo ontmoet een kwart en meer van deouderen (65+) amper nog vrienden.De intensiteit van de sociale contacten is de jongste jarenvrij stabiel.Buiten het werk heb<strong>be</strong>n Vlamingen het meeste socialecontacten met personen uit hetzelfde sociale milieu, metdezelfde interesses en levensstijl. Interculturele contactenen contacten met personen uit een ander sociaal milieuworden het minst opgegeven. Verdere analyse geeft aandat het soort contacten tot twee categorieën valt terugte brengen: enerzijds contacten met personen waarmeegemeenschappelijke zaken gedeeld worden (interesses,levensstijl, zelfde sociaal milieu, kledingstijl, ...) en anderzijdspersonen die minder gekend zijn, andere politiekeopvattingen aanhangen, tot een andere cultuur of eenander sociaal milieu <strong>be</strong>horen. Voor de sociale samenhangzijn <strong>be</strong>ide van <strong>be</strong>lang. In een samenleving waarin andereopvattingen en levenswijzen meer voorkomen, neemt het<strong>be</strong>lang van onderlinge contacten toe en blijkt dat dezenodig zijn om het samenleven te <strong>be</strong>vorderen.Vrouwen heb<strong>be</strong>n meer binding met mensen van de eigengroep, gelijkgezinden en personen uit hetzelfde socialemilieu. Jongeren en hoger geschoolden heb<strong>be</strong>n duidelijkmeer contact met mensen met andere opvattingen engewoontes. Wie actief is in het verenigingsleven of politiekactief is, heeft ook significant meer contacten metpersonen of groepen met andere overtuigingen of meteen andere culturele achtergrond.1.10 Sociale contactenHouding tegenover stellingen rond aard van de sociale contactenbuiten de werksfeer, in %.Stellingen Oneens Noch eens, Eensnoch oneensDe mensen waar u vaak mee17,8 23,0 58,9omgaat heb<strong>be</strong>n dezelfdeinteresses en meningen als uzelf.De mensen waar u vaak mee21,8 23,7 54,2omgaat heb<strong>be</strong>n dezelfdelevensstijl als uzelf.U komt vaak in contact met11,1 13,3 75,5mensen uit dezelfde socialemilieus als uzelfDe kledingsstijl van de mensen27,2 26,5 45,8waar u mee omgaat, komt overeenmet uw eigen stijl van kleding.U komt vaak in contact met32,9 18,1 49,0nieuwe mensen.U komt vaak in contact met21,4 24,6 52,1mensen die andere politiekeopvattingen heb<strong>be</strong>n dan uzelf.U komt vaak in contact met48,1 14,4 37,4mensen uit een ander land meteen andere cultuur.U komt vaak in contact metmensen die van een ander sociaalmilieu zijn.44,4 23,1 32,2Bron: SCV-survey 2009.Maatschappelijke <strong>be</strong>trokkenheidHet aandeel Vlamingen dat <strong>be</strong>weert regelmatig on<strong>be</strong>taaldvrijwilligerswerk te doen, schommelt over de verschillendemetingen. In 2009 <strong>be</strong>droeg het 17%, duidelijk lagerdan in 2008 (22%) maar vergelijkbaar met 2007 (18%).Tussen 35 en 45 jaar, de leeftijdsgroep met de hoogstetijdsdruk, en tussen 65 en 75 jaar ligt het vrijwilligerswerkhet hoogst. Hoe hoger geschoold, hoe meer men aangeeftvrijwilligerswerk te doen.Vrijwel iedereen is ooit wel eens lid geweest van een vereniging,drie kwart van de <strong>be</strong>volking is dit vandaag enéén op twee is zelfs actief lid. Deze lidmaatschapscijferszijn over de jaren vrij stabiel.Een vijfde van de Vlamingen stelt het voorbije jaar meerderekeren per maand een zieke, gehandicapte of <strong>be</strong>jaardepersoon geholpen of verzorgd te heb<strong>be</strong>n. Iets minderstaat in voor opvang van kleine kinderen. Vrouwen biedenmeer hulp en zorgen meer voor opvang van kinderendan mannen. Naast het gendereffect speelt ook een nettoleeftijdseffect voor het bieden van hulp en verzorging:tussen 55 en 75 jaar wordt de meeste hulp geboden. Dit1.11 LidmaatschapLidmaatschap van een vereniging, in %.Ooit lid Passief lid Actief lidGeen enkele 5,6 24,8 51,1Minstens één 94,4 75,2 48,9Minstens twee 45,0 81,4 21,5Bron: SCV-survey 2009.26vrind <strong>2010</strong>


algemeen referentiekader1.12 MantelzorgIntensiteit van de mantelzorg naar leefvorm, in %.Bron: SCV-survey 2009.Bij ouders Alleen AlleenstaandeouderMet partnerzonder kinderenMet partneren kind(eren)Zieke, gehandicapte of <strong>be</strong>jaarde nooit 53,8 59,6 61,0 39,6 55,0 55,4geholpen of verzorgdminstens 1 keer per jaar 46,2 40,4 39,0 60,4 45,0 44,6meerdere keren per maand 9,2 18,4 4,9 34,0 25,4 20,8wekelijks of meer 5,8 11,2 2,4 32,1 17,9 14,4Opvang kleine kinderen nooit 52,0 70,5 57,1 55,3 56,1 57,8minstens 1 keer per jaar 48,0 29,5 42,9 44,7 43,9 42,2meerdere keren per maand 12,7 12,1 7,1 27,7 12,4 17,4wekelijks of meer 6,4 7,1 2,4 21,2 8,2 12,0Totaalgeldt tevens voor de opvang van kinderen al verdwijnthier het leeftijdseffect bij controle voor andere kenmerken.Partners zonder kinderen of waarvan de kinderenniet langer thuis wonen, springen het meeste in. Alleenstaandeouders doen dit het minst.Meer dan 40% van de Vlamingen stort jaarlijks een <strong>be</strong>dragop een rekening van een organisatie of geeft geld ineen collecte of heeft iets gekocht voor een goed doel. Eenvijfde van de <strong>be</strong>volking geeft aan dit minstens voor tweeorganisaties gedaan te heb<strong>be</strong>n. Gezondheidsorganisatiesen derdewereldorganisaties worden het meest financieelgesteund. Hoe hoger de opleiding, hoe meer organisatiesmen steunt. Ouderen steunen ook significant meer danjongeren. Hetzelfde geldt voor gezinnen met kinderen.1.13 Financiële en andere steun aan organisatiesFinanciële en andere steun aan organisaties, in %.Bron: SCV-survey 2009.FinanciëlesteunAnderevormSoort organisatieEen hulp- en of gezondheidsorganisatie28,8 51,7(Rode Kruis, Levenslijn, Kom op tegenKanker, …)Een organisatie die oproept voor solidariteit 21,5 35,9met de derde wereld (Artsen ZonderGrenzen, 11.11.11., Broederlijk Delen,Daminaanactie, Vredeseilanden, …)Een milieu- of natuurorganisatie8,5 10,5(Greenpeace, dieren<strong>be</strong>scherming …)Een mensenrechtenorganisatie4,9 9,7(Amnesty International, Pax Christi, …)Een levens<strong>be</strong>schouwelijke organisatie (kerk, 4,4 14,2moskee of andere levens<strong>be</strong>schouwelijkeorganisatie)Een politieke organisatie 2,0 1,9Een organisatie die zich inlaat met morele0,6 0,4problemen (abortus, euthanasie, …)Een andere organisatie 5,8 8,3Intensiteit- Geen enkele organisatie 56,6 32,9- Minstens één 43,4 67,1- Twee of meer 22,5 40,1Mensen kunnen naast geld ook goederen of een anderevorm van steun geven voor een goed doel (kleding,meu<strong>be</strong>len, andere goederen, …). Twee derde van de <strong>be</strong>volkingheeft dit in de loop van 2009 minstens eenmaalgedaan. 40% heeft minstens twee organisaties op dezemanier gesteund. De hulp- en/of gezondheidsorganisatieszijn het meest populair. Zij worden gesteund door dehelft van de <strong>be</strong>volking. Derdewereldorganisaties kunnenrekenen op een derde van de <strong>be</strong>volking. Een op zevensteunt op deze manier een levens<strong>be</strong>schouwelijke organisatie.In tegenstelling tot de financiële steun, speelt hierwel een gendereffect: vrouwen geven meer materiëlesteun dan mannen. Het opleidingseffect blijft spelen.Alleenstaanden zijn minder geneigd om organisatiesmaterieel te steunen.Solidariteit en gelijke kansenBij een afweging tussen vrijheid en gelijkheid, vindt eenmeerderheid gelijkheid <strong>be</strong>langrijker dan vrijheid. Vrijheidwerd daarbij omschreven als een situatie waarin iedereenzonder <strong>be</strong>lemmeringen vrij kan leven en zich ontplooien;gelijkheid werd omschreven als een situatie waarin niemandin armoede terecht komt en klassenverschillen niette groot zijn. De gelijkheidsidee leeft meer bij vrouwen enouderen terwijl mannen, jongeren en hoger geschooldenduidelijk meer opteren voor het vrijheidsideaal.1.14 Vrijheid of gelijkheidVoorrang vrijheids- of gelijkheidsprincipe, naar opleidingsniveau,in %.7065605550454035302520Geen/lo Lager sec Hoger sec Nuho UniefVrijheid GelijkheidBron: SCV-survey 2009.sociaal-culturele context 27


1.15 Voorkeur nieuwe buurEerste, tweede en derde voorkeur voor nieuwe buur, wanneer aanpalend huis vrij komt, in %.Voorkeur voor 1ste plaats 2de plaats 3de plaats Plaats 1-3 in 2009 Plaats 1-3 in 2005 Plaats 1-3 in 2002een jong gehuwd koppel 47,2 23,2 11,0 81,3 82,2 84,7een <strong>be</strong>jaard echtpaar 26,7 23,9 13,4 64,1 63,7 65,9een alleenstaande vrouw met kinderen 5,9 17,9 30,6 54,5 52,4 52,5een gezin met veel kinderen 10,3 12,4 9,5 32,2 37,5 36,4een lesbisch of homokoppel 4,0 9,7 14,2 27,9 26,2 21,3een koppel mentaal gehandicapten 0,8 4,1 9,0 13,9 12,8 14,2een gezin dat van het OCMW leeft 0,9 3,4 5,1 9,5 8,2 11,8een Marokkaans of Turks gezin 1,8 2,4 3,8 8,0 8,6 6,2Bron: SCV-survey1.16 Overheids<strong>be</strong>stedingenMinder, evenveel of meer overheids<strong>be</strong>stedingen aan <strong>be</strong>paaldgroepen, in %.Minder Evenveel MeerGehandicapten 1,5 37,4 57,8Gezinnen in armoede 2,6 32,6 63,2Gepensioneerden 1,7 39,4 57,3Gezinnen met kinderen 3,1 51,8 43,0Werklozen 32,1 51,0 15,6Bron: SCV-survey 2009.1.17 Voorkeur bij ontslag of promotieVoorkeur bij ontslag of promotie er van uitgaande dat dewerknemers enkel verschillen op basis van herkomst, in %.OntslagPromotie2009 2002 2009 2002Marokkaanse werknemer 43,5 44,0 8,6 3,2Vlaamse werknemer 9,0 3,8 44,8 45,4Mag geen verschil maken 32,8 38,8 33,9 39,7Weet niet/geen antwoord 14,7 13,3 12,8 11,8Bron: SCV-survey.Bij de rangschikking van <strong>be</strong>langrijkste maatschappelijkeproblemen valt op dat de werkloosheid, het pensioen ende gezondheidszorg in 2009 hoger scoren dan de voorbijejaren. Veel van deze aspecten heb<strong>be</strong>n te maken met dewijze waarop de overheid zorgt voor een publiek verzekerings-en solidariteitsmechanisme tussen <strong>be</strong>volkingsgroepen.De jongste jaren wordt het publieke karakter van<strong>be</strong>ide mechanismen wel eens in vraag gesteld. Moetendaarvoor minder of juist meer publieke middelen ter <strong>be</strong>schikkingworden gesteld? Voor een meerderheid van de<strong>be</strong>volking dient meer geld uitgetrokken te worden voorgehandicapten, gezinnen in armoede, gepensioneerdenen gezinnen met kinderen. Ze zijn <strong>be</strong>reid hiervoor meer<strong>be</strong>lastingen te <strong>be</strong>talen. Die <strong>be</strong>reidheid <strong>be</strong>koelt als het overwerklozen gaat. Een derde van de <strong>be</strong>volking is van oordeeldat de overheidsuitgaven die naar werklozen gaan,kunnen verminderd worden. Over de ganse lijn zijn ouderenen lager geschoolden eerder voorstander van meeroverheids<strong>be</strong>stedingen.Als de keuze van nieuwe buren vrij zou zijn, gaat de voorkeuruit naar personen van de ‘eigen soort’: jongerenkiezen eerder voor jonge gezinnen, ook als het om eenalleenstaande ouder gaat, ouderen eerder voor <strong>be</strong>jaardenal scoren jonge gezinnen ook bij hen vrij hoog. Gehandicapten,gezinnen die leven van het OCMW en een Marokkaansof Turks gezin worden het minst als buur gekozen.De cijfers lopen vrij parallel met de metingen van 2002en 2005. Wel is de optie voor een lesbisch of homokoppelals buur iets toegenomen, terwijl de keuze voor een gezinmet veel kinderen is gedaald.Wanneer het slecht gaat in het <strong>be</strong>drijf opteert meer dan40% van de <strong>be</strong>volking voor het ontslag van een Marokkaansewerknemer in plaats van het ontslag van eenVlaamse autochtone werknemer, er van uitgaande dat<strong>be</strong>iden enkel verschillen op basis van herkomst. Bij promotieblijft de voorkeur uitgaan naar de Vlaamse werknemer.In <strong>be</strong>ide gevallen geeft een derde van de <strong>be</strong>volkingaan dat dit geen verschil mag uitmaken. Deze cijfers liggenlager dan in 2002. Dit komt omdat in 2009 bij ontslagmeer dan dub<strong>be</strong>l zoveel wordt geopteerd voor de Vlaamsewerknemer en bij promotie voor de Marokkaansewerknemer. Het zijn vooral ouderen en laaggeschooldendie telkens de Vlamingen zouden voortrekken.1.18 Politieke machteloosheidAl dan niet eens of oneens met de voorgelegde stellingen, in %.Als mensen aan politici hunopvattingen laten weten,dan houden zij daar rekening mee.Mensen heb<strong>be</strong>n wel degelijk invloedop wat de overheid doet.Bij verkiezingendoet uw stem er niet toe.Politici luisteren niet naargewone mensen.Gaan stemmen heeft geen zin,de partijen doen toch wat ze willen.Partijen zijn alleen maar geïnteresseerdin uw stem en niet in uw mening.Van verkiezings<strong>be</strong>loften komtuiteindelijk weinig terecht.Als burger kan je weinig doen tegenonrechtvaardige wetten.Bron: SCV-survey 2009.0 20 40 60 80 100(Helemaal) oneens (Helemaal) eens Geen mening28vrind <strong>2010</strong>


algemeen referentiekader1.19 Index politieke machteloosheidGemiddelde score op de stellingen rond politieke machteloosheid,minimum 1, maximum 5, tussen 2000 en 2009.2000 2002 2006 2008 2009Man 2,61 3,45 3,36 3,41 3,47Vrouw 2,55 3,49 3,45 3,51 3,49Totaal 2,58 3,47 3,4 3,46 3,48Bron: SCV-survey.Politieke <strong>be</strong>trokkenheidVelen voelen zich politiek machteloos. Drie kwart van de<strong>be</strong>volking is er van overtuigd dat aan onrechtvaardigewetten weinig te doen valt en er van de <strong>be</strong>loftes tijdensde verkiezingen weinig of niets terecht komt. Tweederdegaat er van uit dat politieke partijen enkel geïnteresseerdzijn in de stem van de kiezer en niet in zijn of haar mening.De helft vindt dat stemmen geen zin heeft. Toch iseen meerderheid er van overtuigd dat zijn of haar stem erbij de verkiezingen wel toe doet.De antwoorden op de stellingen hangen sterk samen enlaten toe een index ‘politieke machteloosheid’ op te maken.Als gecontroleerd wordt voor andere factoren blijktdat vrouwen zich niet machtelozer voelen dan mannen.Wel is er een sterke samenhang tussen machteloosheid,leeftijd en opleidingsniveau: hoe ouder en hoe lagergeschoold, hoe machtelozer. Vrijwilligers en leden vanverenigingen voelen zich duidelijk minder politiek machteloos.Bij aanvang van de eeuw lag de index het laagst,sindsdien neemt de politieke machteloosheid toe.Dat velen zich politiek machteloos voelen, weerhoudtmensen er niet van om zelf politiek actief te zijn. Zo onderschreef60% ooit een petitie. Een kwart van de <strong>be</strong>volkingheeft ooit gedemonstreerd en iets minder dan een vijfdeheeft een politicus wel eens zijn mening gezegd, deelgenomenaan een boycot of opzettelijk producten gekocht1.21 Vertrouwen in de overheidVertrouwen in de overheid, van 2004 tot 2009, in %.40353025201510Bron: SCV-survey2004 2005 2006 2007 2008 2009(Heel) weinig (Heel) veelof juist niet gekocht om politieke, ethische of ecologischeredenen. Weinigen overwegen echter om zich kandidaatte stellen bij verkiezingen. Deel uitmaken van een advies-,overleg- of inspraakorgaan ziet een kwart van de <strong>be</strong>volkingdan weer wel zitten. Hoewel minder dan tien procent actiefis in een buurtcomité of <strong>be</strong>wonersgroep, overweegt eenderde dit ooit wel eens te doen. Zoals in het verleden albleek, zijn mannen en hooggeschoolden politiek actiever.Ook hier is er een sterke samenhang tussen vrijwilligerswerken lidmaatschap van een vereniging enerzijds enpolitieke activiteit anderzijds. In vergelijking met een gelijkaardigemeting in 2007 liggen alle percentages iets lager.In de lente van 2009 heeft amper een zesde van de <strong>be</strong>volkingvertrouwen in de overheid. Bijna vier op tien <strong>be</strong>weertgeen tot helemaal geen vertrouwen te heb<strong>be</strong>n. De vraag isalgemeen gesteld, er werd daarbij niet verwezen naar eenspecifieke overheid of niveau. Zoals vroeger is gebleken,reageren jongeren en hooggeschoolden iets positiever danouderen en laaggeschoolden. Het globale vertrouwen inde overheid is er de jongste jaren nog lichtjes op achteruitgegaan.1.20 Sociale en politieke activiteitMate van politieke activiteit, in %.Voorbije jaar Langer geleden Ooit Intentie NooitTekenen van een petitie 25,9 34,0 59,9 20,1 19,9Deelnemen aan een demonstratie 5,5 18,8 24,2 20,1 55,6Mening uiten bij een politicus of ambtenaar 8,5 10,5 18,9 25,3 55,8Boycotten of opzettelijk kopen van <strong>be</strong>paalde producten omwille van politieke12,2 6,1 18,3 24,9 56,7redenen, ethische redenen of milieuredenenBijwonen van een politieke bijeenkomst 5,8 10,5 16,3 20,1 63,6Schenken of verzamelen van geld voor een sociale of politieke activiteit 7,4 6,5 13,9 16,1 70,0Actief informatie verzamelen over plannen of <strong>be</strong>slissingen van de overheid 5,9 5,3 11,3 19,5 69,2Lidmaatschap van een buurtcomité, <strong>be</strong>wonersgroep of actiecomité 5,3 3,8 9,2 33,4 57,4Contacteren van de media of verschijnen in de media om uw mening te uiten 4,1 4,3 8,4 20,8 70,8Deel uitmaken van een advies-, overleg- of inspraakorgaan van uw gemeente of stad 2,8 3,5 6,2 26,9 66,9Aansluiten bij een politiek forum of een discussiegroep op het internet 2,4 1,4 3,8 13,7 82,4Kandideren op een lijst voor verkiezingen 1,0 2,0 3,1 7,8 89,2Bron: SCV-survey 2009.sociaal-culturele context 29


1.22 Vertrouwen in instellingenVertrouwen in instellingen, score op een schaal van 0 tot 10 in28 landen die deelnemen aan de European Social Survey (ESS).987654Internationale vergelijking geeft echter aan dat de Vlamingenmeer vertrouwen heb<strong>be</strong>n in instellingen dan dedoorsnee Europeaan. Het parlement, de politici en departijen halen in <strong>Vlaanderen</strong> weliswaar niet de helft, maarhun scores zitten telkens boven het Europese gemiddelde.Opvallend is dat het Europees Parlement en de VerenigdeNaties in <strong>Vlaanderen</strong> meer vertrouwen wekken dan heteigen (federaal) parlement. Op het vertrouwen in hetEuropees Parlement na, scoren de Scandinavische landentelkens het hoogst. Het wantrouwen is het grootst in landenals Oekraïne, Bulgarije en Roemenië. De Roemenenheb<strong>be</strong>n wel veel vertrouwen in het Europees Parlement.3210Parlement10/29Gerecht13/29Politie10/29Politici10/29Politiekepartijen8/29EuropeesParlement6/29VN11/29Een op zes Vlamingen heeft een slechte tot zeer slechteindruk van de klantvriendelijkheid van de overheid. Bijnade helft geeft geen uitgesproken mening, terwijl circa 40%een positieve indruk heeft. Mannen zijn duidelijk strengerin hun oordeel dan vrouwen. Jongeren reageren ook ietspositiever dan ouderen. De houding van de <strong>be</strong>volking isde jongste jaren amper gewijzigd.De Belgische data zijn opgesplitst naar de gewesten, waardoor het vergelijkingsaantaloploopt tot 29. Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest is bij gebrekaan voldoende respondenten niet opgenomen.Bron: ESS 2008.1.23 Klantvriendelijkheid overheidKlantvriendelijkheid naar leeftijd, in %.10090807060504030<strong>2010</strong>018-24j 25-34j 35-44j 45-54j 55-64j 65-74j 75+(Zeer) goede indruk(Zeer) slechte indrukBron: SCV-survey 2009.Noch slecht, noch goed1.24 Tevredenheid over informatieEens tot helemaal eens met de uitspraken over informatie vande overheid, in %.(Helemaal) eens 2006 2007 2009De overheid geeft correcte en <strong>be</strong>trouwbare 35,4 41,3 41,9informatie.De overheid geeft veel te weinig informatie. 49,4 45,0 44,4De overheid geeft voldoende informatie over 19,9 23,6 23,0haar <strong>be</strong>slissingen.De meeste informatie van de overheid is te 62,3 56,0 58,8ingewikkeld om te <strong>be</strong>grijpen.De overheid geeft nuttig informatie. 37,4 44,0 41,5De informatie van de overheid is moeilijk omte vinden.37,4 44,0 41,5Bron: SCV-survey.Hoogste Laagste Gemiddelde <strong>Vlaanderen</strong>Meer dan 40% van de <strong>be</strong>volking vindt dat de overheidcorrecte en nuttige informatie verstrekt. Ongeveer evenveelpersonen geven aan dat er te weinig informatiewordt gegeven en dat deze moeilijk te vinden is. Minderdan een kwart krijgt voldoende informatie over genomen<strong>be</strong>slissingen. Een meerderheid stelt dat de meeste informatiete ingewikkeld is. Op basis van de uitspraken over6 stellingen kan een informatie-index worden opgemaakt.Daaruit blijkt dat de tevredenheid over de verstrekte informatiehoger ligt bij hoger geschoolden en jongeren. Wietevreden is over zijn leefsituatie reageert positiever, wiezich politiek machteloos voelt, is echter minder tevreden.Lidmaatschap noch politieke activiteit heeft blijkbaar eensignificante invloed op de tevredenheid over de verstrekteinformatie.BrusselBrusselaars worstelen met <strong>Vlaanderen</strong>. Het Vlaamse aspectkrijgt – volgens de BRIO-taalbarometer – een steedsmeer negatieve connotatie. In Brussel wordt meer enmeer gesproken over Nederlandstalige Brusselaars danover Vlaamse Brusselaars of Brusselse Vlamingen. Maarhoe staat en kijkt de Vlaming naar Brussel? Laten VlamingenBrussel los? In de SCV-survey 2009 werd gepeild naarde perceptie die bij de Vlamingen leeft over Brussel alswoon- en leefstad. Brussel werd daarbij wel omschrevenals het ganse gewest met zijn 19 gemeenten. Naast perceptiewerd ook de <strong>be</strong>trokkenheid en de kennis van Brusselonderzocht.Amper 9% van de respondenten van de SCV-survey woontof heeft ooit in Brussel gewoond. De helft van de respondentenheeft geen of uiterst uitzonderlijk contact met Brussel.Geen 10% komt minstens maandelijks in de hoofdstad.Wie in Brussel komt, doet dit overwegend voor het werk.Een kwart kwam het voorbije jaar of in het verleden minstensmeerdere keren per jaar in Brussel. Een op zes doetdit wel eens om te shoppen, voor de horeca, een uitstapje30vrind <strong>2010</strong>


De steekproefvan de SCV-surveySinds 1996 wordt jaarlijks een face-to-face enquête afgenomenbij een representatieve steekproef van Vlamingentussen 18 en 85 jaar. Sinds 2009 is er geen bovengrens ennationaliteitsvereiste meer.Deze enquête peilt naar opvattingen, overtuigingen enhandelings<strong>be</strong>reidheid rond diverse maatschappelijke en<strong>be</strong>leidsrelevante thema’s. De SCV-survey 2009 leverde1.440 gevalideerde interviews op van de 2.383 <strong>be</strong>schikbareadressen. Dit komt neer op een respons van 60,4%,wat nog een <strong>be</strong>hoorlijk resultaat is maar toch iets mindergoed in vergelijking met voorgaande jaren en dit omwillevan het loslaten van de leeftijdsgrens en het meervoorkomen van taalbarrières. De <strong>be</strong>vraging ge<strong>be</strong>urt inhet Nederlands en het is niet de <strong>be</strong>doeling dat interviewersde volledige vragenlijst gaan vertalen. Sinds 2002wordt – in de context van het International Social SurveyProgram (ISSP) – na het interview ook een vragenlijst bijde respondenten achtergelaten met de vraag deze perpost terug te sturen. Deze zogenaamde drop-off vragenlijstwas uitgewerkt rond het thema sociale ongelijkheid.1.115 respondenten heb<strong>be</strong>n deze vragenlijst <strong>be</strong>antwoord.Dit komt neer op 77,4% van de gevalideerde face-to-faceinterviews of 46.8% van de gecontacteerde Vlamingen.Vergeleken met de voorbije jaren kent de respons op dezeschriftelijke vragenlijst een serieuze terugval.Begrijpelijk wordt wellicht de vraag gesteld of resultatenuit een peiling bij een <strong>be</strong>perkte groep wel kunnen wordendoorgetrokken naar het ‘totale universum’ Vlamingen. Ditkan, maar dan onder <strong>be</strong>paalde statistische voorwaarden.Allereerst moet de steekproef aselect worden getrokkenuit de doelpopulatie, wat er in principe op neerkomt datiedereen in deze populatie een <strong>be</strong>rekenbare - in principegelijke - kans moet heb<strong>be</strong>n om getrokken te worden.Ten tweede moet de omvang van steekproef voldoendegroot zijn. Aan <strong>be</strong>ide voorwaarden is zeker voldaan. Desteekproef werd trapsgewijs getrokken. Eerst werd eenaselecte trekking uitgevoerd op postcodes en vervolgenseen aselecte trekking van personen binnen de getrokkenpostcodes. Deze laatste trekking ge<strong>be</strong>urt op basis vaneen personen<strong>be</strong>stand op het rijksregister. Een steekproefvan om en rond de 1.500 waarnemingseenheden is ookvoldoende groot om schattingen van paramaters in depopulatie toe te laten.Surveyonderzoek door middel van steekproeven heeftechter ook consequenties voor de statistische <strong>be</strong>schrijvingen de analyse. In de <strong>VRIND</strong>-bijdragen waarin gebruikwordt gemaakt van de resultaten van de surveywordt de verdeling van respondenten over categorieënvan varia<strong>be</strong>len in percenten uitgedrukt. Het zou meeraccuraat zijn niet dit percentage te vernoemen maar een<strong>be</strong>trouwbaarheidsinterval met een onder- en bovengrenswaarvan het vernoemde percentage het middelpunt is.Dergelijke orthodoxe statistische aanpak zou dan welten koste gaan van de leesbaarheid. Daarom de raad aande lezer om percentages te zien als een schatting van deovereenkomstige populatieparameter binnen een interval.Het <strong>be</strong>grip <strong>be</strong>trouwbaarheidsinterval slaat op de kansdat de geschatte parameter (in casu een percentage) vande totale populatie wel degelijk binnen het interval valt.Meestal wordt een <strong>be</strong>trouwbaarheidsniveau van 95%gekozen. Dit <strong>be</strong>tekent dat er nog (een <strong>be</strong>trekkelijk kleine)2,5% kans <strong>be</strong>staat dat de parameter in werkelijkheid <strong>be</strong>nedende ondergrens ligt en 2,5% kans dat de parameterboven de bovengrens ligt. Tenslotte, wanneer resultatenvan steekproefonderzoek worden uitgedrukt in termenvan samenhang tussen eigenschappen, zoals het verbandtussen leeftijd en toekomstverwachtingen, dan moet telkensgetoetst worden of deze samenhang wel significantis. Er moet m.a.w. worden gecontroleerd of vastgesteldeverbanden tussen eigenschappen al dan niet het gevolgzijn van steekproeftoeval. Wanneer in deze <strong>VRIND</strong> de onderzoeksresultatenvan de SCV-survey worden uitgedruktin termen van samenhangende eigenschappen dan slaatdit steeds op een significante samenhang.Onder- of oververtegenwoordiging van sommige groepenonder de respondenten wordt opgevangen door wegingvan de resultaten. De weging ge<strong>be</strong>urt naar opleiding,geslacht en leeftijd.32vrind <strong>2010</strong>


algemeen referentiekadermacro-economische1.2 contextIn dit deel komt de welvaart aan bod. De samenstellingvan het bbp/hoofd en de economische groei zijn essentiëleparameters voor de macro-economische situering. Definancieel-economische crisis heeft een ernstige impactop de economie en wordt daarom apart <strong>be</strong>handeld. Eenderde luik gaat over de sectorale samenstelling en demate waarin die groei<strong>be</strong>vorderend werkt. Vervolgens iser specifiek aandacht voor de industrie, omdat deze sectorrelatief zwaar getroffen is door de crisis. Tot slot is ereen korte <strong>be</strong>spreking van de Belgische competitiviteitsranking.WelvaartHet bbp per inwoner meet de welvaart en is een kernvaria<strong>be</strong>lein de macro-economie. Een opsplitsing in dear<strong>be</strong>idsproductiviteit, de werkgelegenheidsgraad en hetaandeel van de <strong>be</strong>volking op <strong>be</strong>roepsactieve leeftijd geeftinzicht in de totstandkoming van de welvaart.In 2009 <strong>be</strong>draagt het bbp 27.200 euro koopkrachtpariteiten(kkp) per inwoner. Dat is 15% hoger dan het EU27gemiddelde. In vergelijking met de 27 EU-landen prijkthet Vlaamse Gewest daarmee op een 9 de plaats. Van onzebuurlanden doen Luxemburg, Nederland en Duitslandhet <strong>be</strong>ter. Luxemburg scoort uitstekend, maar dat heeft1.29 Ongelijkheid welvaartVariatiecoëfficiënt van het bbp per inwoner (in euro kkp) voorde landen van de EU27, van 1999 tot 2009, in %.353025201510501999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Noot: een afname van de variatiecoëfficiënt duidt op een minder ongelijkespreiding van het bbp per inwoner tussen de 27 EU landen.Bron: Eurostat, <strong>be</strong>werking SVR.te maken met de administratieve en financiële activiteitenin het Groothertogdom. Verder in de top staan Ierland,Oostenrijk, Denemarken en Zweden. De Ierse economiekende een snelle opgang de laatste decennia, maar is vrijzwaar getroffen door de financieel-economische crisis(zie verder). België scoort ongeveer even hoog als hetVlaamse Gewest. Het Waalse Gewest zit 17% onder hetEU27-gemiddelde. Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewestdoet het fors <strong>be</strong>ter (+119%), om dezelfde reden danLuxemburg.In 1999 presteerde het Vlaamse Gewest nog 22% hogerdan gemiddeld in de EU27. De opgang van de nieuweEU-lidstaten maakt dat de verschillen in bbp per inwonerteruglopen tussen de landen van de Europese Unie.Als het bbp per inwoner gecorrigeerd wordt voor pendel<strong>be</strong>wegingentussen de gewesten, dan zou het 29.600euro per inwoner <strong>be</strong>dragen in het Vlaamse Gewest. Datis dan 26% hoger dan het EU27-gemiddelde. In dit gevalzouden enkel Luxemburg, Ierland en Nederland een hogerresultaat neerzetten. Zo een correctie is zinvol omdathet Vlaamse Gewest geen hoofdstad telt op het grondgebied,terwijl Brussel deze taken toch ook uitoefent voorhet Vlaamse Gewest. Een vergelijking met landen is daarommoeilijk. In hoofdsteden ge<strong>be</strong>uren immers typischeactiviteiten zoals administratieve en bancaire taken metveel toegevoegde waarde.Het bbp per inwoner <strong>be</strong>staat uit drie componenten: dear<strong>be</strong>idsproductiviteit, de werkgelegenheidsgraad en hetaandeel van de <strong>be</strong>volking op <strong>be</strong>roepsactieve leeftijd.In 2009 is de ar<strong>be</strong>idsproductiviteit 65.700 euro kkpgroot, of 24% meer dan het gemiddelde voor de EU27.Een hoge ar<strong>be</strong>idsproductiviteit is kenmerkend voor deVlaamse economie. Dat is zo gegroeid omdat de relatiefhoge loonkost Vlaamse <strong>be</strong>drijven ertoe noopte te investerenin kapitaalintensieve productiewijzen en zuinig metar<strong>be</strong>id om te springen. Bij correctie voor pendel is deVlaamse ar<strong>be</strong>idsproductiviteit 27% hoger dan dit van deEU27.De werkgelegenheidsgraad <strong>be</strong>draagt 62,7% anno 2009.Hier scoort het Vlaamse Gewest minder goed: 3,4 procentpuntenonder het EU27-gemiddelde. De meeste oudeEU15-landen doen het <strong>be</strong>ter. Maar de nabijheid van hetBrusselse Hoofdstedelijke Gewest als tewerkstellingspoolverklaart veel. Mocht men corrigeren voor pendel<strong>be</strong>we-macro-economische context 33


1.30 BBP per inwonerBbp per inwoner in euro koopkrachtpariteiten in de landen van de EU27 in 2009, in euro.70.00060.00050.00040.00030.00020.00020.00010.0000LuxemburgBrussels GewestNederlandIerlandVlaams Gewestcorrectie pendelOostenrijkZwedenDenemarkenVerenigd KoninkrijkBrussels Gewestcorrectie pendelDuitslandVlaams GewestBelgiëFinlandFrankrijkSpanjeItaliëEU27CyprusWaals Gewestcorrectie pendelGriekenlandSloveniëWaals GewestTsjechiëPortugalMaltaSlowakijeHongarijeEstlandPolenLitouwenLetlandRoemeniëBulgarijeBron: Eurostat, INR, <strong>be</strong>werking SVR.gingen, dan zou de werkgelegenheidsgraad in het VlaamseGewest 66,6% <strong>be</strong>dragen. Dat zou dan lichtjes hogerzijn dan in de EU27. Maar op Frankrijk na doen al onzebuurlanden het nog steeds <strong>be</strong>ter.Het aandeel van de <strong>be</strong>volking op <strong>be</strong>roepsactieve leeftijd(15-64 jaar) is 65,9% in 2009. Het Vlaamse Gewest scoorthiermee lager dan het EU27-gemiddelde. Het is een louterdemografisch gegeven. Binnen de EU27 scoren enkelDenemarken, Frankrijk, Italië en Zweden lager. Op langetermijn zal deze indicator geleidelijk aan dalen. Bovendienis het aandeel van de <strong>be</strong>volking op <strong>be</strong>roepsactieve leeftijdin het Vlaamse Gewest lager dan in de andere gewestenen zal dit op lange termijn zo blijven. Het Vlaamse Gewestkampt hier met een structureel nadeel. Dat toont des temeer de noodzaak aan van jobs en productiviteitsgroeiom onze welvaart te verzekeren.CrisisDe reële groei van het bbp is zowat de <strong>be</strong>langrijkstebarometer voor de economische toestand. Zowel de groeivan de ar<strong>be</strong>idsproductiviteit als van de werkgelegenheid<strong>be</strong>paalt de economische groei. Ook de recente onrust opde financiële markten komt aan bod.In 2009 daalt het Vlaamse bbp met 3,3%, als gevolg vande financieel-economische crisis. Dat is de zwaarsteinzinking in de naoorlogse periode. Reeds op het eindevan 2007 <strong>be</strong>gon de conjunctuur af te zwakken. De problemenin de financiële sector zorgden voor veel onzekerheidover de intermediaire rol van het bankwezen. Het gevolgwas wantrouwen in de financiële toestand van bankenen <strong>be</strong>drijven en het terugschroeven van <strong>be</strong>stellingen eninvesteringen. Uiteraard leden ook andere landen onderde crisis. De EU27 kent een terugloop met 4,2% in 2009.1.31 Samenstelling welvaartOpsplitsing van het bbp per inwoner in ar<strong>be</strong>idsproductiviteit,werkgelegenheidsgraad en aandeel van de <strong>be</strong>volking van 15-64 jaar in 2009, indices (EU27 = 100).1.32 ConjunctuurConjunctuurcurve in de industrie, kloof tussen de positieve ende negatieve antwoorden in procentpunten, van januari 2002tot juni <strong>2010</strong>.10Bbp/inwonerAr<strong>be</strong>idsproductiviteitWerkgelegenheidsgraadAandeel 15-64 j.501999 2000-5-10-15-20-252001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 <strong>2010</strong>90 95 100 105 110 115 120 125 130Vlaams GewestVlaams Gewest - correctie pendel-30-35TrendBrutoBron: Eurostat, INR, <strong>be</strong>werking SVR.Bron: NBB.34vrind <strong>2010</strong>


algemeen referentiekaderDuitsland en Nederland zakken met 4,9% en 4,0%. Frankrijkkomt er iets minder slecht vanaf (-2,6%). De recessie<strong>be</strong>reikte een dieptepunt in de lente van 2009. Dankzij deoverheidsinterventie in verschillende landen om de economiete stimuleren, ver<strong>be</strong>tert de situatie sindsdien. Deconjunctuur is in het voorjaar van <strong>2010</strong> nog steeds zwak,maar is het vorige dieptepunt van 2003 reeds voorbij.Voor <strong>2010</strong> wordt een reële bbp-groei van +1,6% verwacht.Gemiddeld over 1999-2009 groeide de Vlaamse economiereëel met 1,6%. De zware recessie van 2009 drukt hetgemiddelde vrij sterk naar <strong>be</strong>neden. Zoals in de meesteEU15-landen leverde de werkgelegenheid een groterebijdrage dan de ar<strong>be</strong>idsproductiviteit (voor het VlaamseGewest 1,0 procentpunten en 0,6 procentpunten). In denieuwe EU lidstaten is dit andersom. Dit komt door deinhaal<strong>be</strong>weging van de nieuwe EU-lidstaten die een efficiëntereeconomie uitbouwden. De keerzijde was een zwakkeretoename van de werkgelegenheid in vergelijking metde EU15-landen.De Vlaamse groei was ongeveer gelijkaardig aan die inde EU27 en hoger dan het EU15-gemiddelde. Dat komtdoor de vrij zwakke groeiprestaties van de grotere landenDuitsland, Italië en in mindere mate Frankrijk. Ierland isde groeikampioen over 1999-2009 in de EU15 (gemiddeld+3,7%), maar dit land kende reeds in 2008 een recessie,gevolgd door een nog ernstiger inzinking in 2009. Ditkomt door de vastgoed- en financiële crisis die de bouwsectorin een zware recessie duwde en door de terugvalvan de - voor Ierland zeer <strong>be</strong>langrijke – buitenlandse investeringen.De onzekerheid over de gezondheid van het bankwezenen het economische herstel is nog niet verdwenen. Dat1.33 GroeiboekhoudingBijdrage van de ar<strong>be</strong>idsproductiviteit en de werkgelegenheidtot de reële groei van het bbp in de EU27, EU15 en de Belgischegewesten, gemiddelde van 1999-2009, in %.1,81,61,41,21,00,80,60,40,20,0Vlaams Waals Brussels EU27 EU15Gewest Gewest GewestGroei werkgelegenheidReële groei ar<strong>be</strong>idsproductiviteitBron: Eurostat, Federaal Planbureau, <strong>be</strong>werking SVR.blijkt duidelijk uit de onrust op de financiële markten overde economische toestand en de overheidsfinanciën vaneen aantal mediterrane landen en in het bijzonder Griekenland.Griekenland voerde de laatste jaren een te laks <strong>be</strong>grotings<strong>be</strong>leid.Omdat Griekenland een euroland is, en dusgebonden is aan <strong>be</strong>grotingsdoelstellingen, genoot hetvertrouwen in de financiële wereld. De turbulenties opde financiële markten samen met het ontdekken vanonjuistheden in de rapportage van de <strong>be</strong>grotingsstatistiekenaan Eurostat, plaatsten Griekenland plots in de1.34a Spaarvergelijking BelgiëSpaar- en investerings<strong>be</strong>drag en saldo op de lopende rekeningvan de <strong>be</strong>talingsbalans van de Belgische economie, van1999 tot 2009, in miljard euro.1.34b Spaarvergelijking GriekenlandSpaar- en investerings<strong>be</strong>drag en saldo op de lopende rekeningvan de <strong>be</strong>talingsbalans van de Griekse economie, van1999 tot 2009, in miljard euro.403030<strong>2010</strong>0<strong>2010</strong>0-10-20-10-30-201999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009-401999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Sparen publieke sector (netto)Investeringen (netto)Sparen private sector (netto)Saldo lopende rekeningSparen publieke sector (netto)Investeringen (netto)Sparen private sector (netto)Saldo lopende rekeningBron: Europese Commissie – AMECO, <strong>be</strong>werking SVR.Bron: Europese Commissie – AMECO, <strong>be</strong>werking SVR.macro-economische context 35


kijker. Er rezen vragen over de terug<strong>be</strong>talingscapaciteitvan de Griekse overheidsschulden. De koersen van deoverheidsobligaties daalden, waardoor nieuwe Griekseleningen aan een veel hogere rentevoet moeten geplaatstworden. Dit heeft ook gevolgen voor de banken in anderelanden die Griekse staatsobligaties in portefeuille heb<strong>be</strong>n.Daarom <strong>be</strong>slisten de eurolanden en het InternationaalMonetair Fonds (IMF) <strong>be</strong>gin mei om aan Griekenland eenlening te verstrekken van 110 miljard euro. Daar is echtereen streng <strong>be</strong>zuinigingsprogramma aan gekoppeld dat<strong>be</strong>langrijke inspanningen vereist van de Griekse economieen de Griekse burgers tijdens de komende jaren.Maar ondertussen breidde de onrust zich ook uit naarandere mediterrane landen en Ierland (verkopen vanstaatsobligaties). Daarom zetten de Europese Commissieen het IMF een stabiliseringsprogramma op touw vooreurolanden die hun schulden niet meer zouden kunnenterug<strong>be</strong>talen. Het totale steunpakket is goed voor een<strong>be</strong>drag van 750 miljard euro, eveneens onder strengevoorwaarden voor de gezondmaking van de overheidsfinanciënvan de <strong>be</strong>trokken landen. Deze maatregel diendevooral om de markten gerust te stellen: er werd in juniimmers nog geen <strong>be</strong>roep gedaan op het steunpakket. Welvoerde de Europese Centrale Bank (ECB) steunaankopendoor van staatsobligaties om de koersen op peil te houden(en zo de rente te drukken). Dit blijkt dusver succesvol.De financiële markten <strong>be</strong>ginnen zich echter ongerust temaken over de gevolgen van de <strong>be</strong>sparingen die de eurolandenmoeten doorvoeren om hun overheidsfinanciënte saneren. Deze maatregelen zouden het prille herstelvan de Europese economieën kunnen fnuiken. Als gevolgvan deze ongerustheid bouwen institutionele <strong>be</strong>leggershun posities in euro af, waardoor de euro in waarde daalt.Maar dit laatste heeft als positief gevolg dat productenvan de eurolanden goedkoper worden op de internationalemarkt wat de export stimuleert.Even dreigde ons land ook in het vizier te komen. Maar eris een <strong>be</strong>langrijk verschil tussen onze macro-economischeboekhouding en deze van een aantal mediterrane landenzoals Griekenland, Spanje, Italië of Portugal: de privatesector in België is een netto-spaarder van <strong>be</strong>langrijkeomvang (deze sector spaart meer dan zij investeert). Datmaakt dat het totale sparen in de Belgische economiegroter is dan wat geïnvesteerd wordt, waardoor Belgiëgeld kan uitlenen aan het buitenland. Maar daardoor kunnenbuitenlanders Belgische goederen en diensten kopen,wat tot een netto exportoverschot leidt. Dat is goed voorde Belgische economie. De voornoemde mediterrane landenkampen met tekorten op hun lopende rekening vande <strong>be</strong>talingsbalans omwille van een relatief lager spaar<strong>be</strong>drag,met name van de private sector. Dat plaatst eenextra vraagteken bij de competitiviteit van hun economie.SectorenHier wordt <strong>be</strong>sproken in welke sectoren het VlaamseGewest sterk of zwak staat. De sectorale samenstelling ende dynamiek van de sectoren zijn <strong>be</strong>langrijke parametersvoor de economische groei. Tenslotte komt ook de recenteconjunctuur in de sectoren aan bod.De <strong>be</strong>langrijkste Vlaamse secundaire sectoren zijn debouwnijverheid, de metaalnijverheid, ‘voeding en drank’en de ‘chemie en farmacie’. In vergelijking met de EU15 ishet Vlaamse Gewest gespecialiseerd in ‘aardolieraffinageen kernenergie’, ‘textiel en confectie’, ‘chemie en farmacie’,‘voeding en drank’ en plastiekverwerking (deze laatstevooral op basis van de toegevoegde waarde). In dezetop zitten vrij veel <strong>be</strong>drijfstakken die volgens de OESOgeen topper zijn qua technologie-intensiteit. Sectorenzoals ‘machines en uitrusting’ en ‘elektrische apparaten’zijn dat wel, maar het Vlaamse Gewest is daarin niet gespecialiseerd.1.35a Aanwezigheid secundaire sectorAanwezigheidsindices van de secundaire sector in het VlaamseGewest versus de EU15 op basis van de bruto toegevoegdewaarde en de werkgelegenheid, 2008, indices (waarde >100: relatief sterker aanwezig in het Vlaamse Gewest dan inde EU15 en vice versa voor indices < 100).Aardolieraffinage enkernenergieTextiel en confectieChemie en farmaciePlastiekverwerkingVoeding en drankMetaalnijverheidPapier en drukkerijenHoutindustrieBouwBouwmaterialenOverige industrieElektriciteit,gas en waterTransportmaterieelMachines en uitrustingElektrische apparatenLeerDelfstoffen0 100 200 300 400Bruto toegevoegde waardeWerkgelegenheidNoot: er is gekozen voor de EU15 en niet voor de EU27 wegens de grotereovereenstemming van de Vlaamse economie met deze van de 15 oude EUlidstaten.Bron: Eurostat, INR, <strong>be</strong>werking SVR.36vrind <strong>2010</strong>


algemeen referentiekader1.35b Aanwezigheid tertiaire sectorAanwezigheidsindices van de tertiaire sector in het VlaamseGewest versus de EU15 op basis van de bruto toegevoegdewaarde en de werkgelegenheid, 2008, indices (waarde >100: relatief sterker aanwezig in het Vlaamse Gewest dan inde EU15 en vice versa voor indices < 100).Handel en reparatieOnderwijsZakelijke dienstenen verhuurTransport en communicatieGezondheidszorgen sociale dienstenOverheidFinanciële instellingen1.36 Shift & shareShift & share analyse van de Vlaamse economie ten opzichtevan de EU15 op basis van de bruto toegevoegde waarde ende werkgelegenheid, periode 1999-2008, in %.1. Europesecomponent2. Structurelecomponent3. DynamischecomponentGeregistreerdegroei = 1+2+30 5 10 15 20 25Hotel en restaurantsGemeenschaps- enpersoonlijke dienstenHuishoudelijke dienstenBruto toegevoegde waardeBron: Eurostat, INR, <strong>be</strong>werking SVR.Werkgelegenheid0 100 200 300Bruto toegevoegde waardeWerkgelegenheidNoot: er is gekozen voor de EU15 en niet voor de EU27 wegens de grotereovereenstemming van de Vlaamse economie met deze van de 15 oude EUlidstaten.Bron: Eurostat, INR, <strong>be</strong>werking SVR.De voornaamste tertiaire sectoren zijn de ‘zakelijkediensten en verhuur’ en de ‘handel en reparatie’. Watwerkgelegenheid <strong>be</strong>treft is ook de ‘gezondheidszorg ensociale diensten’ een <strong>be</strong>langrijke sector. Vergeleken metde EU15 zijn onderwijs en ‘zakelijke diensten en verhuur’een Vlaamse specialisatie. Specifiek voor de toegevoegdewaarde is dat ook de ‘handel en reparatie’, en specifiekvoor de werkgelegenheid de ‘transport en communicatie’.De zakelijke diensten zijn een expansieve tertiaire sectoren gedegen onderwijs is een basisvoorwaarde voor eengoed opgeleide <strong>be</strong>roeps<strong>be</strong>volking en de ontwikkeling vaneen innovatiegedreven economie. Het Vlaamse Gewestdoet het goed op <strong>be</strong>ide sectoren. Aan de andere kant zijnde horeca, de financiële sector en de ‘gemeenschaps- enpersoonlijke diensten’ naar verhouding minder goedvertegenwoordigd in de Vlaamse economie. Het bank- enfinanciewezen komt wel goed aan bod in het BrusselseHoofdstedelijke Gewest. Uiteraard oefenen de financiëlecentra in Brussel een dienstverlenende activiteit uit voorhet ruimere hinterland en werken ook Vlamingen in hetfinanciewezen aldaar (pendel). De Vlaamse economieis – zoals elke ontwikkelde economie – dus meer met definanciële sector verweven dan uit de lagere aanwezigheidsindicesblijkt.Een shift & share analyse maakt duidelijk welke factorenhet groeiverschil tussen het Vlaamse Gewest en deEU15 kunnen verklaren. Dit kan aan de hand van de brutotoegevoegde waarde of op basis van de werkgelegenheid.Er zijn drie factoren. Vooreerst is er de Europesecomponent, die de groei weergeeft die het Vlaamse Gewestzou <strong>be</strong>reiken mocht het aan hetzelfde tempo groeienals de EU15. De structurele component geeft aan of hetVlaamse Gewest relatief veel groeisectoren heeft of niet.De dynamische component tenslotte <strong>be</strong>kijkt de individuelegroeiprestatie van iedere Vlaamse sector en vergelijkt diemet zijn Europese evenknie. Een positieve waarde van dedynamische component wijst op een hogere creatie vantoegevoegde waarde of jobs in de Vlaamse sector, dus opeen grotere performantie van die sector in het VlaamseGewest dan in de EU15.Tijdens de periode 1999-2008 was de groei van de toegevoegdewaarde iets sterker in het Vlaamse Gewest danin de EU15 (+0,4 procentpunten). Dat komt zowel dooreen iets <strong>be</strong>tere vertegenwoordiging van groeisectorenin de Vlaamse economie als door het dynamisme van deVlaamse sectoren. Deze <strong>be</strong>vinding verandert niet wezenlijkvoor de werkgelegenheid. De <strong>be</strong>tere prestatie van hetVlaamse Gewest (+0,8 procentpunten) komt vooral opnaam van een iets <strong>be</strong>tere structurele component, terwijlook de dynamische component marginaal groter was inhet Vlaamse Gewest. Mocht het Europese groeipercentagevan toepassing geweest zijn, dan zou het VlaamseGewest 19.000 minder jobs gecreëerd heb<strong>be</strong>n tussen 1999en 2008.De economische recessie van 2009 is algemeen: bijnaalle sectoren kampen met negatieve groeicijfers voor debruto toegevoegde waarde. De economische terugval ishet zwaarst in de industrie, en vooral bij <strong>be</strong>drijven dieintermediaire en investeringsgoederen produceren. Datzijn respectievelijk halffabrikaten die nodig zijn voor deverdere stadia van het productieproces en apparatuurom consumptiegoederen te produceren. Deze sub<strong>be</strong>drijfstakvoelt als eerste een omslag in de conjunctuur.Maar ook de tak van de consumptiegoederen wordt <strong>be</strong>hoorlijkzwaar getroffen. Verder kennen ook ‘transporten communicatie’ en de ‘handel en horeca’ een vrij zwarerecessie. Maar er zijn ook uitzonderingen: de ‘gezond-macro-economische context 37


1.37 Bruto toegevoegde waarde en werkgelegenheidReële groei van de bruto toegevoegde waarde en groei vande werkgelegenheid in enkele grote <strong>be</strong>drijfstakken van 2008tot <strong>2010</strong>, in %.Bruto toegevoegde Werkgelegenheidwaarde2008 2009 <strong>2010</strong> 2008 2009 <strong>2010</strong>Primaire sector 0,0 -1,4 1,8 -2,3 0,5 0,2Energie -1,5 3,0 -1,3 2,4 3,8 3,6IndustrieIntermediaire goederenInvesteringsgoederenConsumptiegoederenBron: HERMREG, juni 2009.-1,4-0,7-2,0-1,7-7,9-8,8-9,6-6,00,80,21,51,1-0,10,81,0-1,2-4,6-4,1-5,3-4,6-5,2-6,1-5,6-4,3Bouw -0,1 -2,7 0,8 2,0 -0,4 -1,0MarktdienstenTransport en communicatieHandel en horecaFinanciële dienstenGezondheidszorg ensociale dienstenAndere marktdiensten2,14,0-0,4-5,12,7-3,0-6,2-6,3-0,35,42,21,33,1-0,63,82,82,10,9-3,12,90,2-1,3-0,8-2,23,00,1-1,6-0,4-2,23,03,8 -2,6 1,8 5,2 0,1 -0,2Niet verhandelbare diensten 1,1 0,0 0,7 0,8 -0,2 0,0Totaal 1,1 -3,4 1,6 1,9 -0,7 -0,7heidssector en sociale diensten’ en de niet verhandelbarediensten (overheid en onderwijs) vervullen hun rol alsbuffer in moeilijke tijden. Dit waren dan ook, samen metde energie, de drie <strong>be</strong>drijfstakken die groeiden. Voor <strong>2010</strong>wordt geraamd dat de economie zich langzaam herstelt.De financiële diensten kennen drie opeenvolgende jarenvan recessie.De werkgelegenheid kent eveneens een terugval in 2009.Anders dan bij de toegevoegde waarde wordt geraamddat die daling zich doorzet in <strong>2010</strong>. Dat komt omdatde werkgelegenheid met vertraging reageert op conjunctuurontwikkelingen:werkgevers wachten evenaf vooraleer ze ar<strong>be</strong>idskrachten ontslaan wegens deontslagprocedures. De daling van de werkgelegenheidis zowel in 2009 als in <strong>2010</strong> het zwaarst in de industrie.De ‘gezondheidszorg en sociale diensten’ en de energiedaarentegen houden stand en breiden hun werkgelegenheidzelfs uit.IndustrieHet <strong>be</strong>lang van de industrie in onze economie kalft af,vooral op het vlak van de werkgelegenheid. Maar de industrieverschaft ook werk aan tertiaire toeleveranciers(schoonmaak, catering en andere zakelijke diensten).De zwakke prestatie van de industrie doet vragen rijzenover de toekomst van deze sector in <strong>Vlaanderen</strong>. Herstructureringenen <strong>be</strong>drijfssluitingen halen inderdaadde pers. Zo waren er 10.200 aangekondigde ontslagen inhet Vlaamse Gewest tijdens de periode juni 2009 – februari<strong>2010</strong>. De sector die het meest geviseerd wordt is demetaalverwerking.De financieel-economische crisis is uiteraard de rechtstreekseoorzaak van de malaise in de industrie, maar deterugloop van de tewerkstelling in de industrie is reedsjaren aan de gang. Tussen 1999 en <strong>2010</strong> daalde de werkgelegenheider met 85.000 personen (-17,9%). Daar zijnmeerdere redenen voor: tertiaire activiteiten zoals deboekhouding, schoonmaak, marketing en catering wordenmeer dan vroeger uit<strong>be</strong>steed aan gespecialiseerde<strong>be</strong>drijven uit de tertiaire sector. Er wordt geschat dat 1job in de industrie vandaag goed is voor 0,47 jobs in tertiairetoeleverende sectoren. Concreet werken er 390.000personen in de industrie in <strong>2010</strong>. Dit wordt aangevuld meteen gelieerde werkgelegenheid van 183.000 personen inde tertiaire sector. Samen zijn dat 573.000 personen. Deindustrie kent voorts relatief grote productiviteitswinsten,wat <strong>be</strong>tekent dat steeds minder personeel nodig is vooreenzelfde output. De industrie is tenslotte ook meer dande dienstensector onderhevig aan internationale concurrentie,wat noopt tot efficiënt produceren en <strong>be</strong>zuinigenop ar<strong>be</strong>id.1.38 Aandeel industrieAandeel van de industrie in de bruto toegevoegde waarde en de werkgelegenheid in het Vlaamse Gewest, van 1980 tot <strong>2010</strong>, in %.302520151050198019811982198319841985198619871988198919901991199219931994199519961997199819992000200120022003200420052006200720082009<strong>2010</strong>Volgens de werkgelegenheidVolgens de bruto toegevoegde waardeBron: HERMREG, juni 2009.38vrind <strong>2010</strong>


algemeen referentiekader1.39 Werkgelegenheid industrietakkenEvolutie van de werkgelegenheid in de subsectoren van deindustrie, van 1999 tot 2008, in personen.Bron: INR.De bruto toegevoegde waarde in de industrie kende ongeveereen reële nulgroei tussen 1999 en <strong>2010</strong> en houdtdaarmee <strong>be</strong>ter stand vergeleken met de werkgelegenheid.Daarmee volgt deze sector echter het groeipad van dehele economie niet meer. Dat is zo sinds de eeuwwisseling,en is dus niet te wijten aan de crisis van 2009.Op subsectoraal vlak zijn er uiteraard <strong>be</strong>drijfstakken die<strong>be</strong>ter presteren dan andere. De plastiekverwerking, de‘machines en uitrusting’ en de ‘aardolieraffinage en kernenergie’doen het goed voor de creatie van zowel toegevoegdewaarde als werkgelegenheid. Aan de andere kantdoen de ‘textiel en confectie’ en het transportmaterieel hetop <strong>be</strong>ide indicatoren relatief slechter dan gemiddeld in deindustrie.De Staten-Generaal voor de industrie van februari <strong>2010</strong>pleitte resoluut voor een modernisering van deze sector.Door niches te kiezen kunnen de <strong>be</strong>drijven een uniekepositie verwerven. Het drukken van de loonkosten is uiteraard<strong>be</strong>langrijk, maar <strong>be</strong>tekent niet alles in een wereldwaarin kennis, expertise en innovatie het verschil kunnenmaken. Belangrijk daarbij is dat deze elementen omgezetworden in toegevoegde waarde. Produceren alleen is nietgenoeg; het aanboren van nieuwe markten is evenzeereen vereiste (zie hoofdstuk ‘De open ondernemer’).RankingMetaalnijverheidPlastiekverwerkingMachines en uitrustingAardolieraffinage en kernenergieElektriciteit, gas en waterHoutindustrieBouwmaterialenVoeding en drankPapier en drukkerijenChemie en farmacieOverige industrieTransportmaterieelElektrische apparatenTextiel en confectie-20.000 -15.000 -10.000 -5.000 0 5.000De mate waarin landen competitief zijn wordt dikwijls<strong>be</strong>commentarieerd in de (gespecialiseerde) pers. Eén vande <strong>be</strong>langrijkste rankings is de World CompetitivenessScoreboard (WCS) van het IMD.De WCS gaat na in welke mate landen de omgevingscheppen waarin hun <strong>be</strong>drijven concurrentieel zijn. Belgiëstaat in 2009 op de 22 ste plaats op 57 in deze ranglijst. In2006 stond ons land nog 26ste; sindsdien ver<strong>be</strong>terde deBelgische positie geleidelijk. Er zijn ook scores voor deelresultaten.België scoort het <strong>be</strong>st voor de economischeprestaties (10 de plaats) en voor infrastructuur (15 de ). Deefficiëntie van het <strong>be</strong>drijfsleven en van de overheid scorenminder hoog (23 ste en 37 ste ).De VS voeren – net als vorig jaar- de ranglijst aan. In vergelijkingmet de landen van de EU15 doet ons land hetmatig. De Scandinavische landen voeren de EU15-topaan, maar ook onze buurlanden Nederland en Duitslanddoen het <strong>be</strong>ter. Het Verenigd Koninkrijk staat 1 plaatsvoor België. De mediterrane landen presteren allemaalslechter. Opvallend in de rangschikking is de goede scorevan China (20 ste ), dat zijn positie voornamelijk dankt aande uitstekende economische prestaties.Nieuw is de stress test. Deze ranking gaat na welke landenhet <strong>be</strong>st in staat zijn om de crisis te doorstaan en hunconcurrentiekracht te ver<strong>be</strong>teren in de nabije toekomst.België <strong>be</strong>vindt zich slechts op een 35 ste plaats op 57 landen.Het IMD zegt nochtans dat kleinere, export-georiënteerdelanden met een stabiel socio-economisch <strong>be</strong>stelover meer veerkracht <strong>be</strong>schikken. Denemarken voert dezeranglijst aan, en ook de andere Scandinavische landendoen het goed. In de top <strong>be</strong>vinden zich ook Nederland,Oostenrijk, en landen zoals Singapore, Qatar, Hong Kongen Zwitserland. De zwakke positie van België moet eenaandachtspunt zijn voor de <strong>be</strong>leidsmakers. Er zij vermelddat de VS in de stress test naar een 28ste plaats zakken,na Indië en China.1.40 CompetitiviteitsrankingScore op de World Competitiveness Scoreboard in 2009, van0 tot 100.DenemarkenZwedenFinlandNederlandLuxemburgDuitslandOostenrijkIerlandVerenigdKoninkrijkBelgiëFrankrijkPortugalSpanjeItaliëGriekenland0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100Noot: wegens onvoldoende gegevens kan de score voor het Vlaamse Gewestniet <strong>be</strong>rekend worden.Bron: IMD.macro-economische context 39


DefinitiesBruto binnenlands product of bbp (aan marktprijzen)Productie minus intermediair verbruik + het saldovan de niet-productgebonden <strong>be</strong>lastingen (op gebruikgrond, gebouwen, milieu<strong>be</strong>lasting,…) en subsidies(voor ar<strong>be</strong>idskrachten, ter <strong>be</strong>strijding milieuvervuiling,…)+ het saldo van de productgebonden<strong>be</strong>lastingen (BTW, importheffingen, accijnzen,…) ensubsidies (import- en andere subsidies).Hoofdindustriegroepen Intermediaire goederen (textiel,basischemie,…), investeringsgoederen (machines,…),consumptiegoederen (kleding, voeding,…).Koopkrachtpariteiten (kkp) Correctie voor koopkrachtverschillenvan een munteenheid (vb. dollar, euro) indiverse landen.Spaarvergelijking Berust op de volgende identiteit: X+I= S+M, met X: exporten, I: investeringen, S: sparenen M: importen. Dit kan ook als volgt geschrevenworden: S-I = X-M. Een spaaroverschot financierteen overschot op de lopende rekening, of een spaartekortleidt tot een tekort op de lopende rekening.Specialisatie-index Aandeel van een <strong>be</strong>drijfstak in detotale economie in een land gedeeld door datzelfdeaandeel in een referentiegebied (vb. EU) en maal 100.Een index > 100 duidt op een specialisatie van datland in die <strong>be</strong>trokken <strong>be</strong>drijfstak en omgekeerd voorindices < 100.Werkgelegenheidsgraad Totale werkgelegenheid t.o.v.de <strong>be</strong>volking op <strong>be</strong>roepsactieve leeftijd (20-64 jaar).40vrind <strong>2010</strong>


algemeen referentiekaderdemografische1.3 contextDe demografische context is een basisgegeven voor alle<strong>be</strong>leidsdomeinen. Drie luiken krijgen de aandacht: standen opbouw van de <strong>be</strong>volking, haar ontwikkeling en vormenvan samenleving.BevolkingVolgende aspecten komen aan bod: <strong>be</strong>volking en <strong>be</strong>volkingsgroei,buitenlandse <strong>be</strong>volking en leeftijdsstructuur.BevolkingHet Vlaamse Gewest telt meer dan zes miljoen inwoners,wat neerkomt op 58% van de Belgische <strong>be</strong>volking en1,2% van de <strong>be</strong>volking van de Europese Unie (EU27). Degemiddelde <strong>be</strong>volkingsdichtheid is in het Vlaamse Gewestruim dub<strong>be</strong>l zo hoog als in het Waalse Gewest (455 versus205 inwoners per km²). Binnen <strong>Vlaanderen</strong> is de <strong>be</strong>volkingsdichtheidhet hoogst in de zogenaamde Vlaamseruit, het kerngebied tussen Antwerpen, Leuven, Brusselen Gent.1.41 BevolkingBevolking per gewest: (officiële) ‘<strong>be</strong>volking’ op 1 januari 2008en (globale) ‘geregistreerde <strong>be</strong>volking’ op 1 maart <strong>2010</strong>.Gewest Bevolking (1/01/2008) Geregistreerde<strong>be</strong>volking (1/03/<strong>2010</strong>)*Bevolking (x1000) % Bevolking (x1000) %Vlaams Gewest 6.161,6 57,8 6.283,5 57,6Waals Gewest 3.456,8 32,4 3.515,4 32,2Brussels Gewest 1.048,5 9,8 1.107,3 10,2Totaal 10.666,9 100,0 10.906,1 100,0* De (officiële) ‘<strong>be</strong>volking’ omvat de <strong>be</strong>volking ingeschreven in het <strong>be</strong>volkingsregisterof in het vreemdelingenregister van een Belgische gemeente,zoals geregistreerd door het Rijksregister en vastgesteld na bijkomendecontroles door ADSEI van de FOD Economie. De (globale) ‘geregistreerde<strong>be</strong>volking’ omvat alle personen die ingeschreven zijn in de gemeente op deeerste dag van de afgelopen maand, ongeacht het register waarin zij ingeschrevenstaan (<strong>be</strong>volkingsregister, vreemdelingenregister, wachtregister). Bijwet worden de ingeschrevenen in het wachtregister niet tot de <strong>be</strong>volking vanhet land gerekend.Bron: ADSEI, Rijksregister.1.42 BevolkingsdichtheidGemiddelde <strong>be</strong>volkingsdichtheid (aantal inwoners per km 2 ) per gemeente, op 1 januari 2008.1.300 - 3.137 800 - 1.299 500 - 799300 - 499 53 - 299Bron: ADSEI (<strong>be</strong>werking SVR).demografische context 41


1.43 BevolkingsgroeiBevolkingsgroei per gewest van België, van 1990 tot 2008,met stand op 1 januari 1990 = index 100.1101.44 Prognose <strong>be</strong>volkingsgroeiPrognose <strong>be</strong>volkingsgroei voor de gewesten van België envoor de Europese Unie, van 2005 tot 2060, stand op 31decem<strong>be</strong>r voor selecte jaren, met stand 31 decem<strong>be</strong>r 2005(volgens waarneming) = index 100.140105130Nul1<strong>2010</strong>0110951990 1992 2000 2005Vlaams Gewest Waals Gewest Brussels Gewest100902005 <strong>2010</strong> 2015 2020 2025 2030 2035 2040 2045 2050 2055 2060NulVlaams Gewest Brussels Gewest Waals GewestEUBron: ADSEI (<strong>be</strong>werking SVR).Bron: ADSEI, FPB-ADSEI, Eurostat (<strong>be</strong>werking SVR).BevolkingsgroeiDe evolutie van de <strong>be</strong>volking tussen 1990 en 2008 vertoondeeen lichte maar gestage klim, zowel in het Vlaamseals in het Waalse Gewest. De evolutie van de <strong>be</strong>volkingvan het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest vertoont daarentegeneerst een lichte daling gevolgd door een opmerkelijkestijging, vooral in de jaren na de eeuwwisseling.Volgens de <strong>be</strong>volkingsvooruitzichten van het FederalePlanbureau (FPB) zal de <strong>be</strong>volking van het Vlaamse Gewestverder aangroeien, tot meer dan 7 miljoen tegen2060. Een nog sterkere <strong>be</strong>volkingsgroei wordt verwachtin Brussel en Wallonië, zodat België als geheel zou uitkomenop 12,7 miljoen inwoners tegen 2060. In tal vanEuropese lidstaten, zoals in Duitsland, Estland, Slowakije,Polen, Roemenië, Letland, Litouwen en Bulgarije, wordtnet omgekeerd een <strong>be</strong>langrijke ontvolking verwacht (van15 % of meer tegen 2060).1.45 Aandeel <strong>be</strong>volking van vreemde nationaliteitAandeel van de <strong>be</strong>volking van vreemde nationaliteit, per gemeente van het Vlaamse en Brusselse Gewest, stand op 1 januari2008, in %-klassen.10,0% - 44,9% (52) 5,0% - 9,9% (38) 2,5% - 4,9% (69)1,0% - 2,4% (134) 0,0% - 0,9% (34)Bron: ADSEI.42vrind <strong>2010</strong>


algemeen referentiekader1.46 Hoofdgroepen van vreemde nationaliteitenVerdeling van de <strong>be</strong>volking van vreemde nationaliteit, naarhoofdgroep van nationaliteiten (N=354.370), stand op 1januari 2008, in %.1.47 LeeftijdspiramideLeeftijdspiramides van de <strong>be</strong>volking, stand op 1 januari 2008en vooruitzicht op 1 januari 2030, per leeftijdsgroep van 5jaar, per 10.000 inwoners.10%13%8%3%0,1%2,4%90-9480-8470-74MannenVrouwen60-6450-5440-4464%30-3420-24AfrikaAziëAmerikaOceaniëErkende vluchtelingenAndere EU-lidstaatAndere landen van Europa(incl. Turkije)10-140-4400 300 200 100 0 100 200 300 4002008 2030Bron: ADSEI.Bron: ADSEI; FPB-ADSEI (<strong>be</strong>werking SVR).Bevolking van vreemde nationaliteitZes procent van de <strong>be</strong>volking (5,8%) op 1 januari 2008heeft een vreemde, d.w.z. niet-Belgische nationaliteit. HetWaalse Gewest (9,3%) en vooral het Brusselse HoofdstedelijkeGewest (28,1%) klimmen daar fors bovenuit. Deconcentratie van de <strong>be</strong>volking met vreemde nationaliteitvolgens hoofdverblijfplaats is het grootst in de hoofdstaden haar periferie, en in Antwerpse en Limburgse grensgemeentenmet Nederland. De vijf Vlaamse steden metde meeste inwoners met een vreemde nationaliteit zijn:Antwerpen (14,6%), Genk (13,2%), Leuven (11,7%), Gent(9,1%) en Mechelen (8%).Onder de <strong>be</strong>volking van vreemde nationaliteit in <strong>Vlaanderen</strong>zijn twee op de drie afkomstig uit een andere lidstaatvan de Europese Unie. De helft daarvan zijn Nederlanders.Ze voeren met stip de ranglijst van vreemde nationaliteitenaan, gevolgd door de Marokkanen, Italianen, Turken enFransen. Bemerk ook de <strong>be</strong>langrijke aanwezigheid vanerkende vluchtelingen (ongeacht hun nationaliteit).LeeftijdsstructuurDe leeftijdspiramide vertoont het typische profiel vaneen verouderde <strong>be</strong>volking: een brede top en een smallebasis.Volgens de jongste <strong>be</strong>volkingsvooruitzichten zal vooralde vergrijzing zich nog sterk doorzetten. Het aandeel65-plussers evolueert van 18% vandaag – over 24 % tegen2030 - naar 27 à 28% tegen 2060. Het aandeel 80-plusserszal naar verwachting verdub<strong>be</strong>len: van 5% vandaag naar11% tegen 2060. <strong>Vlaanderen</strong> blijft aldus de sterkst vergrijsderegio van het land. Binnen Europa plaatst de regiozich in dit opzicht in de middenmoot.1.48 VergrijzingPrognose vergrijzing van het aandeel 65-plussers voor degewesten van België en voor de Europese Unie, van 2005 tot2060, stand op 31 decem<strong>be</strong>r, voor selecte jaren.30252015102005 <strong>2010</strong> 2015 2020 2025 2030 2035 2040 2045 2050 2055 2060Vlaams Gewest Brussels Gewest Waals GewestEUNoot: waarnemingen voor 2005.Bron: ADSEI, FPB-ADSEI, Eurostat (<strong>be</strong>werking SVR).demografische context 43


Ontwikkeling <strong>be</strong>volkingVolgende aspecten komen aan bod: geboorten en vruchtbaarheid,sterfte en levensverwachting, binnen- en buitenlandsemigratie.Geboorten en vruchtbaarheidSinds 2003 stijgt het aantal geboorten opnieuw: het Rijksregistertelde voor 2007 precies 65.689 geboorten, 10%meer dan in het daljaar 2002. Het jaar 2007 lijkt wel devoorbode van een nieuwe kentering, met een afvlakkingvan de stijging in <strong>Vlaanderen</strong> en een lichte teruggang inBrussel en Wallonië. Die stagnatie of teruggang reflecteertzich ook in het bruto geboortecijfer, dat het aantalgeboorten per duizendtal in de <strong>be</strong>volking weergeeft.Merk op dat het bruto geboortecijfer flink hoger ligt inBrussel (15,6), maar ook in Wallonië (11,3) nog iets hogerblijft dan in <strong>Vlaanderen</strong> (10,7).Demografen kijken vooral naar het ‘vruchtbaarheidscijfer’op de opeenvolgende leeftijden van vrouwen tussen15 en 50 jaar. Dit cijfer slaat op de verhouding van hetaantal geboorten in een gegeven jaar bij vrouwen vaneen <strong>be</strong>paalde leeftijd tot het totale aantal vrouwen in de<strong>be</strong>volking van diezelfde leeftijd. De som van die leeftijdsspecifiekevruchtbaarheidscijfers levert het totale vruchtbaarheidscijfer(afgekort als TVC). Dit geeft ruwweg aanhoeveel kinderen een vrouw in doorsnee kan verwachtente heb<strong>be</strong>n na afloop van haar vruchtbare levensjaren.In België en <strong>Vlaanderen</strong> kwam in het midden van de jaren1960 een einde aan de naoorlogse babyboom. De dalingwas scherper in <strong>Vlaanderen</strong> dan in België als geheel, met1.49 Bruto geboortecijferEvolutie van het bruto geboortecijfer per gewest van België,van 2000 tot 2007.1614121081995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007Vlaams Gewest Waals Gewest Brussels GewestBron: ADSEI (<strong>be</strong>werking SVR).waarden voor het totale vruchtbaarheidscijfer die daaldenvan ruim meer dan 2,5 kinderen per vrouw <strong>be</strong>gin de zestigerjaren naar waarden rond de 1,5 voor de jaren tussen1985 en 2000. Sinds 2001 echter vertoont het TVC eenopmerkelijke klim: van 1,51 in 2001 naar 1,82 in 2008 (VanBavel & Bastiaenssen, 2009).Nadere analyse toont aan dat de daling van de vruchtbaarheidmidden jaren 1960 aanvankelijk te maken hadmet de wens van vrouwen en hun partners voor een kleineregezinsomvang. In alle leeftijdsgroepen daalde immershet vruchtbaarheidscijfer. Die evolutie naar kleineregezinnen is eind de jaren ’70 zo goed als voltrokken. Inde navolgende jaren van de eeuw moet de verdere dalingvan het totale vruchtbaarheidscijfer vooral toegeschreven1.50 Totale vruchtbaarheidscijfers per arrondissementTotale vruchtbaarheidscijfers in 2008, per arrondissement.1,93 - 2,00 1,84 - 1,92 1,76 - 1,831,66 - 1,75 1,62 - 1,65* De cijfers steunen op de <strong>be</strong>volkingsstatistieken van ADSEI en op de geboorteregistratie van Kind en Gezin (IKAROS-databank).Bron: Van Bavel, J. & Bastiaenssen, V., Interface Demography VUB, 2009.44vrind <strong>2010</strong>


algemeen referentiekader1.51 VruchtbaarheidscijfersVruchtbaarheidscijfers, per leeftijdsgroep, van 1971 tot 2008*.0,180,160,140,120,100,080,060,040,020,001970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 <strong>2010</strong>20-24 25-29 30-34 35-39* Cijfers voor 2001-2008 steunen op de <strong>be</strong>volkingsstatistieken van ADSEI enop de geboorteregistratie van Kind en Gezin (IKAROS-databank).Van Bavel, J. & Bastiaenssen, V., Interface Demography VUB, 2009.1.52 Bruto sterftecijferEvolutie van het bruto sterftecijfer, per gewest van België, van2000 tot 2007.14121002000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007<strong>Vlaanderen</strong> Wallonië BrusselBron: ADSEI (<strong>be</strong>werking SVR).worden aan het uitstel van eerste geboorten. Vlaamsevrouwen stelden samen met hun partners het ouderschapalmaar verder uit. Dit hing samen, net als in andere Europeseregio’s, met het stijgende opleidingsniveau en detoenemende deelname aan de ar<strong>be</strong>idsmarkt van jongevrouwen. Als gevolg van dit uitstel daalde de vruchtbaarheidvooral bij vrouwen tussen 20 en 24 jaar, maar steegnadien de vruchtbaarheid bij vrouwen tussen 30 en 34jaar. De inhaal<strong>be</strong>weging bij jonge dertigers kon echter hetuitstel niet geheel compenseren.Aan de daling van het vruchtbaarheidscijfer bij 20 tot enmet 24-jarigen is sinds 2002 een einde gekomen. Er iszelfs een zeer lichte heropleving zichtbaar. Tevens zijn erook in alle andere leeftijdsgroepen toenemende vruchtbaarheidscijfers.Dit verklaart dan ook de opmars van hettotale vruchtbaarheidscijfer in recente jaren.Uitgaande van de geboorteregistratie van Kind en Gezinvoor het jaar 2008 is <strong>be</strong>rekend dat binnen <strong>Vlaanderen</strong>het totale vruchtbaarheidscijfer per arrondissement varieerttussen 1,62 (arr. Veurne) en 2,00 (arr. Antwerpen)kinderen per vrouw. De provincie Antwerpen heeft dehoogste totale vruchtbaarheidscijfers, vooral dan in dearrondissementen Antwerpen en Mechelen. De provincieLimburg heeft de laagste totale vruchtbaarheidscijfers.In de andere provincies is het <strong>be</strong>eld per arrondissementverscheiden.Sterfte en levensverwachtingHet aantal sterfgevallen in <strong>Vlaanderen</strong> vertoont een lichteschommeling op jaarbasis (tussen 55 en 59.000 gevallen).In 2007 overleden 55.644 inwoners, opnieuw een vijfhonderdtalinwoners minder dan het jaar voordien. Ook hetbruto sterftecijfer, dat het aantal sterfgevallen uitdruktper duizend inwoners, daalde zeer lichtjes (naar 9,1).Nieuw is dat Brussel nu het laagste bruto sterftecijfer laatoptekenen (8,8), een gevolg van de verjonging van haar<strong>be</strong>volking. Voor Wallonië wordt het hoogste bruto sterftecijfergenoteerd (10,4).De levensverwachting bij de geboorte ligt duidelijk hethoogst in <strong>Vlaanderen</strong>. Niettemin is de geslachtskloof tengunste van vrouwen <strong>be</strong>langrijker dan de verschillen tussende gewesten.1.53 LevensverwachtingLevensverwachting bij de geboorte in 2006, per geslacht enper gewest van België.Mannen Vrouwen Verschil tussen vrouwenen mannenVlaams Gewest 78,1 83,3 5,2Waals Gewest 75,1 81,6 6,6Brussels Gewest 76,9 82,0 5,1Bron: ADSEI.demografische context 45


1.54 Buitenlands migratiesaldoMigratiesaldo uit buitenlandse migratie, per gemeente van het Vlaamse en het Brusselse Gewest, gemiddelde van 2006 en2007, uitgedrukt per 1.000 inwoners.≥ 10,0 5,0 - 9,9 2,0 - 4,90,0 - 1,9 < 0,0Noot: Immigraties = Inwijkingen buitenlandse migratie<strong>be</strong>weging + Veranderingen register + Heringeschrevenen na schrappingen; Emigraties = Uitwijkingenbuitenlandse migratie<strong>be</strong>weging + Ambtshalve geschrapten (volgens de nieuwe <strong>be</strong>palingen van ADSEI, 2009).Bron: ADSEI (<strong>be</strong>werking SVR).Buitenlandse migratieDe inwijking vanuit het buitenland is de voorbije jarenduidelijk toegenomen. Dat geldt ook voor de uitwijkingnaar het buitenland, maar in mindere mate. Het saldo van<strong>be</strong>ide <strong>be</strong>wegingen is al jaren positief, maar des te meer zoin recente jaren.1.55 MigratieEvolutie van de jaarlijkse immigraties en emigraties van ennaar het buitenland, Vlaams Gewest, van 2000 tot 2007, inabsolute aantallen.80.00060.00040.00020.0000-20.000-40.000-60.0002000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007Immigraties Emigraties SaldoNoot: Immigraties = Inwijkingen buitenlandse migratie<strong>be</strong>weging + Veranderingenregister + Heringeschrevenen na schrappingen; Emigraties = Uitwijkingenbuitenlandse migratie<strong>be</strong>weging + Ambtshalve geschrapten (volgens denieuwe <strong>be</strong>palingen van ADSEI, 2009).Bron: ADSEI (<strong>be</strong>werking SVR).Per hoofd van de <strong>be</strong>volking ligt het buitenlandse migratiesaldohoger in <strong>Vlaanderen</strong> (+4,1 ‰ voor 2007) dan inWallonië (+2,8 ‰), maar flink lager dan in de hoofdstad(+19,9 ‰).De meeste Vlaamse gemeenten laten in recente jaren eenpositief migratiesaldo optekenen. Hoge cijfers vinden wevooral in de Kempen en in Limburgse grensgemeentenmet Nederland, maar ook in de steden Antwerpen, Genten Leuven. Opvallend negatieve saldi zijn er in de randgemeententen zuiden van het Brusselse HoofdstedelijkeGewest, in contrast met de hoofdstad zelf.Binnenlandse migratieDrie op de vier Vlaamse gemeenten (72%) laat voor de periode2006-2007 een positief saldo uit binnenlandse migratieoptekenen. Voor de grootste Vlaamse steden en voorde meeste gemeenten van het Brusselse HoofdstedelijkeGewest is dit saldo echter negatief; zij zien meer inwonersnaar andere steden of gemeenten in het land vertrekkendan er van daaruit komen. Dat is ook het geval voor talvan gemeenten in het zuiden van West-<strong>Vlaanderen</strong>, in deAntwerpse Kempen en in het oosten van Limburg.Een recente studie van de VUB maakte een meer diepgaandeanalyse van de verhuis<strong>be</strong>wegingen in België door<strong>be</strong>volkingsgegevens uit van het Rijksregister en van detwee laatste volkstellingen te combineren. Verhuis<strong>be</strong>wegingennaar leeftijd, geslacht en nationaliteit, maarook naar andere karakteristieken zoals bijvoor<strong>be</strong>eld hetonderwijsniveau of zelfs de taal van het diploma hogeronderwijs werden ontleed (Willaert, 2009).46vrind <strong>2010</strong>


algemeen referentiekader1.56 Binnenlands migratiesaldoMigratiesaldo uit binnenlandse in- en uitwijkingen, per gemeente van het Vlaamse en het Brusselse Gewest, gemiddelde van2006 en 2007, per 1.000 inwoners.≥ 10,0 5,0 - 9,9 2,0 - 4,90,0 - 1,9 < 0,0Bron: ADSEI (<strong>be</strong>werking SVR).Personen met een Nederlandstalig diploma hoger onderwijsvertonen, althans voor de periode 2001-2006, eenvestigingsoverschot in een brede zone rondom Leuven enMechelen, in Gent en omgeving en in tal van kustgemeenten,maar ook in een aantal Waalse gemeenten net overde taalgrens (Beauchevain, Enghien, Flo<strong>be</strong>cq) en in – zijhet in <strong>be</strong>perktere mate – elke gemeente van het BrusselseGewest. Daarnaast is er een groot vertrekoverschot, omzeggenseen “braindrain”, van hoger geschoolden uit deperifere gebieden (een groot deel van de provincies West-<strong>Vlaanderen</strong> en Limburg, de Antwerpse Kempen). Wat deVlaamse Rand <strong>be</strong>treft, vertoont elke gemeente <strong>be</strong>halveKraainem een vertrekoverschot.1.57 Binnenlands migratiesaldo Nederlandstalig diplomaBinnenlands migratiesaldo van personen met een Nederlandstalig diploma hoger onderwijs per gemeente van het Vlaamse enhet Brusselse Gewest, tussen 2001 en 2006, uitgedrukt per 1.000 inwoners.10,0 tot 16,1 5,0 tot 10,0 2,0 tot 5,00,0 tot 2,0 -2,0 tot 0,0 -15,4 tot -2,0Noot: Niet geheel duidelijk is hoe de toekenning van de taal van het diploma ge<strong>be</strong>urde bij buitenlanders met een anderstalig diploma, wat de resultaten in hetBrusselse Hoofdstedelijke Gewest en haar randgebied kan vertekenen (Willaert, 2009, p.10).Bron: Willaert, D., Interface Demography VUB, 2009.demografische context 47


1.58 Binnenlands migratiesaldo Franstalig diplomaBinnenlands migratiesaldo van personen met een Franstalig diploma hoger onderwijs per gemeente van het Vlaamse en hetBrusselse Gewest, tussen 2001 en 2006, uitgedrukt per 1.000 inwoners.10,0 tot 16,2 5,0 tot 10,0 2,0 tot 5,00,0 tot 2,0 -2,0 tot 0,0 -21,3 tot -2,0 geen dataNoot: Niet geheel duidelijk is hoe de toekenning van de taal van het diploma ge<strong>be</strong>urde bij buitenlanders met een anderstalig diploma, wat de resultaten in hetBrusselse Hoofdstedelijke Gewest en haar randgebied kan vertekenen (Willaert, 2009, p.10).Bron: Willaert, D., Interface Demography VUB, 2009.Bij hoger geschoolden met een Franstalig diploma wordtin <strong>Vlaanderen</strong> een vestigingsoverschot vastgesteld in gemeentenvan de Vlaamse Rand, zij het minder uitgesprokenin de faciliteitengemeenten. Ook het vestigingsoverschotaan de kust, vooral dan in De Panne en Koksijde,valt op. In de Brusselse gemeenten daartegenover valthet aanzienlijke vertrekoverschot op, geheel in contrastmet de situatie voor personen met een Nederlandstaligdiploma hoger onderwijs.De studie van de in- en uitwijkingen van en naar gemeentenvan het Brusselse Gewest geeft aan dat in de jaren nade eeuwwisseling er vooral migratiedruk was vanuit hethoofdstedelijke gewest op gemeenten in de Vlaamse Rand(zij het iets minder in Wezem<strong>be</strong>ek-Oppem) en op een bredestrook van gemeenten langs de taalgrens in Wallonië,gaande van Ath (provincie Henegouwen), over de provincieWaals-Brabant tot in Hannut (provincie Luik), deelszelfs op gemeenten langs de as Brussel-Namen-Aarlen.1.59 Binnenlands migratiesaldo hoogopgeleidenBinnenlands migratiesaldo van personen met een diploma hoger onderwijs in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en in deVlaamse Rand, naar leeftijd en taal van het diploma, periode 2001-2006, in absolute aantallen.Brussels Gewest6004002000-200-400-600-800-1000-1200-140020 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 75 80 85 90 95+Nederlandstalig diploma hoger onderwijsFranstalig diploma hoger onderwijsVlaamse Rand250200150100500-50-100-150-200-250-30020 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 75 80 85 90 95+Nederlandstalig diploma hoger onderwijsFranstalig diploma hoger onderwijsNoot: Niet geheel duidelijk is hoe de toekenning van de taal van het diploma ge<strong>be</strong>urde bij buitenlanders met een anderstalig diploma, wat de resultaten in hetBrusselse Gewest en haar randgebied kan vertekenen (Willaert, 2009, p.10).Bron: Willaert, D., Interface Demography VUB, 2009.48vrind <strong>2010</strong>


algemeen referentiekaderNaar leeftijd toont de studie bij de hoger geschooldenvan het Brusselse Gewest een typisch grootstedelijk migratieprofiel:een positief saldo voor jongvolwassenen eneen negatief saldo op oudere leeftijden, vooral dan op deleeftijd van jonge gezinnen. Opmerkelijk is het groterevestigingsoverschot van jongvolwassenen met een Nederlandstaligdiploma dan met een Franstalig diploma.In de Vlaamse Rand zijn de migratieprofielen van de hogergeschoolden uit de twee taalgroepen zeer verschillendin de leeftijden tussen 20 en 40 jaar: een <strong>be</strong>langrijkvestigingsoverschot bij personen met een Franstaligdiploma, een duidelijk vertrekoverschot bij personen meteen Nederlandstalig diploma.Meer algemeen verliest het Brusselse Gewest al sinds jaaren dag bijna onafgebroken inwoners aan <strong>Vlaanderen</strong> enWallonië, vooral dan aan haar randgebied. Die suburbanisatieleidt tot een aantal problemen en uitdagingen.Enerzijds is er het algemene gegeven van een opwaartsedruk op de woningprijzen in Brussel en haar randgebiedmet in het kielzog daarvan een verdringing van de mindergegoede lokale <strong>be</strong>volking. Anderzijds is er het meer specifiekegegeven van het in de verdrukking komen van destreektaal.SamenlevingsvormenVolgende aspecten komen aan bod: huwelijken en echtscheidingen,samenlevingscontracten en stopzettingendaarvan, en tenslotte de huishoudens.Huwelijken en echtscheidingenPartners regelen hun samenwonen doorgaans via eenhuwelijk. Sinds de wet van 1998 kunnen ze dat ook via eenwettelijke samenwoning (een samenlevingscontract). Hetsamenwonen kan <strong>be</strong>ëindigd worden via een echtscheidingof via een stopzetting van de wettelijke samenwoning.Sinds 2002 blijft het aantal huwelijken stijgen. Maarsindsdien is ook ruim 1 op de 3 huwelijken er een waarbijéén of <strong>be</strong>ide partners niet voor de eerste keer trouwen.Huwelijken van partners van hetzelfde geslacht <strong>be</strong>treffenmomenteel 5% van alle huwelijken. De introductie van dewettelijke samenwoning leidde tot een piek aantal contractenin 2001, indien we veronderstellen dat een samenlevingscontractdoorgaans tussen twee personen wordtgesloten. Sinds 2002 stijgt het aantal contracten gestaag.In 2007 werden naast de 26.277 huwelijken ook 13.700nieuwe samenlevingscontracten gesloten.De wet van 27 april 2007 introduceerde de echtscheidingop grond van onherstelbare ontwrichting van het huwelijk.Deze wetswijziging – waardoor nog sneller kan wordengescheiden - speelt wellicht een rol in de stijging vanhet aantal echtscheidingen in 2008. Het aantal stopzettingenvan wettelijke samenwoningen stijgt gestaag. Naastde ruim 14.000 echtscheidingen in 2007, waren er 3.300stopzettingen van samenlevingscontracten.1.60 SamenwonenEvolutie van het aantal huwelijken en echtscheidingen, van afgesloten samenlevingscontracten en van de stopzetting van samenlevingscontracten,van 2000 tot 2008.30.00025.00020.00015.00010.0005.00002000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008Huwelijken Echtscheidingen Samenlevingscontracten Stopzetting samenlevingscontractenNoot: Het Rijksregister registreert niet de samenlevingscontracten als dusdanig, maar wel het aantal personen dat daarbij is <strong>be</strong>trokken. Samenlevingsovereenkomstenkunnen bovendien ook <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op samenlevende broers, zussen of andere leden van het gezin. Het aantal verklaringen tussen personen vanverschillend of van hetzelfde geslacht laat daarom niet toe een conclusie te trekken over de aard van de relatie die tussen deze personen <strong>be</strong>staat.Een paar keer wordt een oneven cijfer opgegeven. Deze schijnbare anomalie is te wijten aan het feit dat bij <strong>be</strong>paalde samenwonenden, bij een adresverandering,geen <strong>be</strong>ëindiging van wettelijke samenwoning werd opgenomen, bijvoor<strong>be</strong>eld bij gebrek aan een eenzijdige verklaring van <strong>be</strong>ëindiging.Bron: ADSEI (<strong>be</strong>werking SVR).demografische context 49


De evolutie van het aantal huwelijken en echtscheidingenmoet echter worden <strong>be</strong>keken in het licht van het aantalpersonen dat in aanmerking komt om respectievelijk tehuwen en uit de echt te scheiden. Voor een huwelijk zijndat de niet-gehuwden (nooit gehuwd, gescheiden, verweduwd)en voor een echtscheiding zijn dit de gehuwden.Beide groepen worden hier <strong>be</strong>perkt tot de 18- tot 79-jarigevrouwen. De huwelijkskans blijft sinds 2002 vrij stabiel:per 1.000 niet-gehuwde vrouwen huwen er jaarlijks ongeveer26. De echtscheidingskans heeft in 2008 een nieuwedrempel <strong>be</strong>reikt: per 1.000 gehuwde vrouwen waren er 12die uit de echt scheidden.De tweede (of zelfs derde) generatie jongeren van Turkseof Marokkaanse herkomst heeft de huwbare leeftijd <strong>be</strong>reikt.Ze huwen bijna uitsluitend met een partner meteenzelfde herkomst. Bijna 2 op 3 huwen met een partnerdie omwille van het huwelijk naar ons land is gekomen(huwelijksmigrant). Enkel de Marokkaanse mannen doendit iets minder vaak. De Turkse mannen van de tweedegeneratie huwen op jongere leeftijd dan de Marokkaansemannen van de tweede generatie en dan de Vlaamsemannen. De Turkse en Marokkaanse vrouwen van detweede generatie huwen eerder dan de Vlaamse vrouwen(Corijn & Lodewijckx, 2009b).De huwelijken die minst standhouden zijn die van de Marokkaansetweedegeneratie vrouwen die doorgaans gehuwdzijn met een Marokkaanse huwelijksmigrant. Hoewelpersonen van Turkse herkomst minder scheiden, zijndit bij hen ook de minst duurzame huwelijken. De meestduurzame huwelijken zijn die van tweedegeneratie mannendie doorgaans gehuwd zijn met huwelijksmigranten.Dergelijke huwelijken zijn duurzamer bij de Turken danbij de Marokkanen (Corijn & Lodewijckx, 2009a).HuishoudensTussen 2000 en 2008 ligt de stijging van het aantal privatehuishoudens (+7,7%) dub<strong>be</strong>l zo hoog als de toename vande <strong>be</strong>volking in private huishoudens (+3,8%), wat wijstop verdere gezinsverdunning. In het Waalse Gewest isdezelfde trend zichtbaar terwijl in het Brusselse HoofdstedelijkeGewest die trend gekeerd is.1.61 Huwelijks- en echtscheidingskansenHuwelijks- en echtscheidingskansen, van 2000 tot 2008, resp.per 1.000 niet-gehuwde vrouwen (nooit gehuwd, gescheiden,verweduwd) en per 1.000 gehuwde vrouwen van 18 toten met 79 jaar.353025201510502000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008HuwelijkskansBron: ADSEI (<strong>be</strong>werking SVR).Echtscheidingskans1.62 HuwelijkstransitieCumulatief percentage gehuwd, naar leeftijd en geslacht, bijpersonen met een Belgische herkomst (B) en bij Turken (T2)en Marokkanen (M2) van de tweede generatie, geboren in deperiode 1974-1987, volgens de registratie op 1.1.2004.1.63 HuishoudensGemiddelde huishoudgrootte, per gewest, van 2000 tot2008, op 1 januari.2,602,502,402,302,202,102,002000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008Vlaams Gewest Waals Gewest Brussels Gewest10090807060504030<strong>2010</strong>010090807060504030<strong>2010</strong>0Mannen16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28Vrouwen16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28B T2 M2Bron: ADSEI (<strong>be</strong>werking SVR).Bron: ADSEI (<strong>be</strong>werking SVR).50vrind <strong>2010</strong>


algemeen referentiekaderVoor meer informatieDefinitiesPublicatiesCorijn, M. & E. Lodewijckx (2009a). Echtscheiding enleefvorm na echtscheiding in het Vlaamse Gewest:verschillen naar herkomst. Een analyse op basis vanRijksregistergegevens voor volwassenen en kinderen.Brussel: SVR-rapport 4.Corijn, M. & E. Lodewijckx (2009b). De start van de gezinsvormingbij de Turkse en Marokkaanse tweedegeneratie in het Vlaamse Gewest. Een analyse opbasis van Rijksregistergegevens. Brussel: SVR-rapport6.Eurostat (2008), Ageing characterises the demographicperspectives of the European societies, Statistics infocus, nr. 72.Federaal Planbureau en Algemene Directie Statistiek enEconomische Informatie, met de medewerking vanhet Wetenschappelijk Begeleidingscomité (2008).Bevolkingsvooruitzichten 2007-2060 (Perspectives depopulation 2007-2060), Federaal Planbureau, PlanningPaper 105.Lesthaeghe R. & Willems P. (1999). Is low fertility a temporaryphenomenon in the European Union? In: Populationand Development Review, 25(2): 211-228.Neels, K. (2006). Reproductive strategies in Belgian fertility,1930-1999. Brussel/Den Haag: CBGS/NIDI. (NIDI-CBGS Publications 38).Sobotka, T. (2004). Postponement of child<strong>be</strong>aring and lowfertility in Europe. Groningen/Amsterdan: RijksuniversiteitGroningen/Dutch University Press.Van Bavel, J. & Bastiaenssen V. (2009). De recente evolutievan de vruchtbaarheid in het Vlaamse Gewest:update 2008. VUB, Interface Demography WorkingPaper 2009-2.Willaert, D. (2009). Verhuis<strong>be</strong>wegingen vanuit en naar deVlaamse Rand rond Brussel. VUB, Interface DemographyWorking Paper 2009-5.Bevolkingsdichtheid Het aantal inwoners per vierkantekilometer (land) van een omschreven gebied.Bruto geboortecijfer Aantal geboorten per jaar perduizend inwoners, <strong>be</strong>rekend op de gemiddelde <strong>be</strong>volkingvan het jaar.Bruto sterftecijfer Aantal overledenen per jaar per duizendinwoners, <strong>be</strong>rekend op de gemiddelde <strong>be</strong>volkingvan het jaar.Gemiddelde <strong>be</strong>volking De gemiddelde <strong>be</strong>volking zoalsdie kan <strong>be</strong>paald worden uit de tellingen op 1 januarivan het <strong>be</strong>treffende jaar (x) en van het daaropvolgendejaar (x+1). Biedt een redelijke <strong>be</strong>nadering vande <strong>be</strong>volking op 1 juli van het <strong>be</strong>treffende jaar.Gezinsverdunning Ontwikkeling naar alsmaar kleineregezinnen.Leeftijdspiramide Gekantelde verdeling van de <strong>be</strong>volkingover leeftijds- en geslachtsgroepen. De jongsteleeftijdsgroep vindt men aan de basis, de oudste aande top. Links van de centrale as staan de mannen,rechts de vrouwen. De traditionele piramidevormoogt vandaag meer als een boon.Levensverwachting op leeftijd x Het gemiddelde aantaljaren dat men nog blijft leven vanaf leeftijd x. Veelaltransversaal opgemeten uitgaande van de jaarlijksesterftekansen van opeenvolgende geboortecohorten.Verondersteld wordt dat de waargenomen leeftijdsspecifiekesterftekansen niet veranderen.Huishouden Het huishouden <strong>be</strong>staat uit een persoon diegewoonlijk alleen leeft, ofwel uit twee of meer personen,al dan niet met elkaar verwant, die gewoonlijkin dezelfde woning wonen en er samenleven. Onderscheidwordt gemaakt tussen private en collectievehuishoudens. In elk privaat of particulier huishoudenmoet een referentiepersoon worden aangeduid, teneindede plaats van elk lid binnen het huishouden tekunnen <strong>be</strong>palen (verwantschap).Buitenlandse migratie De migratie van en naar hetbuitenland, ook ‘externe migratie’ genoemd. Het verschiltussen de buitenlandse inwijking (immigratie)en de buitenlandse uitwijking (emigratie) geeft hetsaldo van de buitenlandse migraties.demografische context 51


Binnenlandse migratie De migratie van en naar een anderegemeente binnen België, ook ‘interne migratie’genoemd. Het verschil tussen de binnenlandse inwijkingen de binnenlandse uitwijking, <strong>be</strong>rekend overalle 308 gemeenten van het Vlaamse Gewest, geeftdaardoor het saldo van de migraties tussen de drieBelgische regio’s voor het Vlaamse Gewest.Ontgroening Proces van afname van het aandeel jongerenin de <strong>be</strong>volking.Totaal Vruchtbaarheidscijfer (TVC) Het gemiddeldeaantal levend geboren kinderen die een vrouw kanverwachten te krijgen gedurende haar reproductievelevensjaren gegeven de vruchtbaarheidscijfers voorde opeenvolgende generaties van vrouwen in hetobservatiejaar. Het is de som van de leeftijdsspecifiekevruchtbaarheidscijfers zoals waargenomen inhet observatiejaar op de opeenvolgende leeftijden.(in de praktijk van vrouwen tussen 15 tot en met 49jaar). Het Totaal Vruchtbaarheidscijfer wordt vaak afgezettegenover de vervangingsvruchtbaarheid, watin West-Europese landen vandaag neerkomt op eenwaarde van 2,07.Vruchtbaarheidscijfer De kans voor vrouwen van een<strong>be</strong>paalde leeftijd in de <strong>be</strong>volking om een levend geborenkind te krijgen gedurende de observatieperiode(veelal een kalenderjaar).Samenlevingscontracten Samenlevingscontracten vanhet type “Wettelijke samenwoning” is de toestandvan samenleven van twee personen die een verklaringheb<strong>be</strong>n afgelegd overeenkomstig artikel 1476van het Burgerlijk Wetboek. Dat artikel werd ingevoegdin het Burgerlijk Wetboek door de wet van23 novem<strong>be</strong>r 1998 tot invoering van de wettelijkesamenwoning. Om een verklaring van wettelijkesamenwoning te kunnen afleggen, moeten <strong>be</strong>idepartijen voldoen aan de volgende voorwaarden: nietverbonden zijn door een huwelijk of door een anderewettelijke samenwoning en <strong>be</strong>kwaam zijn om contractenaan te gaan overeenkomstig de artikelen 1123en 1124.Het Rijksregister registreert niet de samenlevingscontractenals dusdanig, maar wel het aantal personendat daarbij is <strong>be</strong>trokken. Samenlevingsovereenkomstenkunnen bovendien ook <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>nop samenlevende broers, zussen of andere leden vanhet gezin. Het aantal verklaringen tussen personenvan verschillend of van hetzelfde geslacht laat daaromniet toe een conclusie te trekken over de aard vande relatie die tussen deze personen <strong>be</strong>staat.Een paar keer wordt een oneven cijfer opgegeven.Deze schijnbare anomalie is te wijten aan het feit datbij <strong>be</strong>paalde samenwonenden, bij een adresverandering,geen <strong>be</strong>ëindiging van wettelijke samenwoningwerd opgenomen, bijvoor<strong>be</strong>eld bij gebrek aan eeneenzijdige verklaring van <strong>be</strong>ëindiging.Turkse en Marokkaanse tweede generatie migrantenPersonen met wettelijk verblijf in ons land die hiergeboren zijn of naar België gemigreerd zijn op deleeftijd van 0-2 jaar, hetzij met de Turkse/Marokkaansenationaliteit bij geboorte of bij eerste vestiging inBelgië, hetzij met Belgische nationaliteit bij geboorteen moeder met Turkse/Marokkaanse nationaliteit bijhaar geboorte.52vrind <strong>2010</strong>


talent, werk, ondernemen en innovatie2TALENT,WERK,ONDERNEMEN ENINNOVATIEDe wereldwijde financiële en economische crisis laat ook<strong>Vlaanderen</strong> niet on<strong>be</strong>roerd. Zowel mensen, <strong>be</strong>drijven alsde overheid ondervinden moeilijkheden. Ook op langetermijn dienen zich een aantal structurele uitdagingenaan. Om dit alles aan te pakken heeft de Vlaamse Regeringsamen met de sociale partners en het middenveldeen aantal langetermijndoelstellingen voorop gezet in hetPact 2020. De doorbraken van <strong>Vlaanderen</strong> in Actie (ViA),het regeerakkoord en de <strong>be</strong>leidsnota’s concretiseren hoehet Vlaamse <strong>be</strong>leid deze doelstellingen zal realiseren.Sleutelelementen hierbij zijn ondermeer talentontwikkelingdoor degelijk onderwijs, kansen en jobs voor alletalenten, investeren en innovatief ondernemen.De lerende VlamingDiploma hogeronderwijs(30-34-jarigen)*Kortgeschoolden op de ar<strong>be</strong>idsmarkt20015010050Vroegtijdige schoolverlaters EAK0DE LERENDE VLAMINGDeelname25-64-jarigen aanlevenslang leren2008 Streefwaarde Pact 2020 * Streefwaarde Europa 2020Omdat talenten onze voornaamste troef zijn, moeten allejongeren vanaf het kleuteronderwijs kansen krijgen omhun talenten te ontdekken en te ontwikkelen. Kans gevenaan elk talent is de eerste strategische doelstelling vanhet <strong>be</strong>leidsdomein onderwijs. Hetaantal kortgeschoolden (33% vande 15-64-jarigen) en vroegtijdigeschoolverlaters moet dalen. HetPact 2020 gaat zowel voor het aantalkortgeschoolden als vroegtijdigeschoolverlaters voor een halveringtegen 2020.De overheid streeft naar een goedesociale mix van kansarmen en kansrijkenin elke school. Bijna tweederdevan de scholen in het secundaironderwijs kennen een goede socialemix, in het basisonderwijs is ditmaar iets meer dan de helft.Een diploma hoger onderwijswordt steeds <strong>be</strong>langrijker.Europees is afgesproken dat tegen2020 40% van de 30-34-jarigen overzo’n diploma moet <strong>be</strong>schikken. Ditis vandaag in <strong>Vlaanderen</strong> reedseen realiteit. De sociale omgevingvoorwoord 53


lijft hier wel een rol spelen: jongeren van wie de moederlaaggeschoold is, halen minder vaak een diploma hogeronderwijs.Leren stopt niet wanneer de jongeren de school, hogeschoolof universiteit verlaten. Het levenslang leren moetworden uitgebouwd. Niet meer dan 8% doet aan levenslangleren, wat Europees geen goed cijfer is. Het Pact2020 wil dat 15% van de <strong>be</strong>volking levenslang leert tegen2020.De overheid wil de overgang van onderwijs naar werkver<strong>be</strong>teren en jongeren voor<strong>be</strong>reiden op een succesvollestart op de ar<strong>be</strong>idsmarkt. Dit vergt onder meer de erkenningvan alle competenties, ongeacht waar ze verworvenzijn. Ook wil de overheid het werkplekleren stimuleren,onder andere via <strong>be</strong>drijfsstages en deeltijds leren.In een globaliserende samenleving is talenkennis en studerenin het buitenland een extra troef. Het aanbod aantalen in het algemeen secundair onderwijs ligt duidelijkboven het Europese gemiddelde. Van de buurlanden scorenNederland en vooral Luxemburg hoger. Steeds meerjongeren doen ondertussen via allerhande Europese uitwisselingsprogramma’sbuitenlandse ervaring op.Topkwaliteit aanbieden vraagt om blijvende investeringenin onderwijs. De doelstelling om 2% van het bbp aan hogeronderwijs te spenderen is nog niet <strong>be</strong>reikt. De totaleVlaamse onderwijsuitgaven lopen wel op tot 5,9% vanhet bbp, duidelijk boven hetEuropese gemiddelde.Werk en sociale economieWERK EN SOCIALE ECONOMIEHet Vlaamse regeerakkoord spreekt de ambitie uit omhet activerend ar<strong>be</strong>idsmarkt<strong>be</strong>leid onverminderd tecontinueren en te versterken. De werkzaamheidsgraadmoet verhoogd worden. Het Pact 2020 schuift een globalewerkzaamheidsgraad van 70% naar voor. In 2009 heb<strong>be</strong>nbijna twee op drie van de Vlamingen op actieve leeftijd(15-64 jaar) een baan. Met het groeiritme dat tijdens deafgelopen jaren gerealiseerd werd, is het <strong>be</strong>reiken vandeze 70%-streefnorm nog niet voor direct.Daarnaast blijven ook een aantal groepen (laaggeschoolden,niet-EU-burgers, personen met een ar<strong>be</strong>idshandicap,…) ondervertegenwoordigd op de ar<strong>be</strong>idsmarkt. Niettegenstaandede toename in de ar<strong>be</strong>idsdeelname de voorbijejaren hoofdzakelijk gerealiseerd werd door vrouwen,blijft er een werkzaamheidskloof met de mannen. De Europese60%-doelstelling voor vrouwelijke werkzaamheidwerd wel al gehaald. Met goed één op drie 55-plussersaan de slag, is de Europese 50%-doelstelling nog lang nietin zicht. Het regeerakkoord gaat dan ook resoluut voormeer 50-plussers aan het werk.De overheid wil ook werk maken van een versterkte socialeeconomie die kansen biedt op duurzame tewerkstellingvoor de meest kwetsbare groepen. Het gaat daarbijin de eerste plaats om personen met een ar<strong>be</strong>idshandicapen laaggeschoolde (zeer) langdurige werklozen. Het totaleNiet-werkendewerkzoekenden(1999-2009)Werkenden(1999-2009)200150100Werkzaamheidsgraad15-64-jarigen(1999-2009)VDABwerkloosheidsgraad(1999-2009)500Werkzaamheidsgraad55-64-jarigen(1999-2009)Loopbaanonderbreking(2002-2009)Deeltijdar<strong>be</strong>id(2001-2008)Werkbaarheidsgraad werknemers(2004-<strong>2010</strong>)Recentste jaar Basisjaar = 10054vrind <strong>2010</strong>


talent, werk, ondernemen en innovatie<strong>be</strong>reik van de <strong>be</strong>schutte en sociale werkplaatsen, invoeg<strong>be</strong>drijven,ar<strong>be</strong>idszorginitiatieven en lokale diensteneconomiewerd in 2008 samen geraamd op bijna 21.500 personen.Dat aantal stijgt jaar na jaar.De stijgende werkloosheid en het steeds meer onderbrekenvan de loopbaan als gevolg van de economische crisisin combinatie met een <strong>be</strong>perkte deelname aan levenslangleren, noopt de overheid ertoe om in te zetten op het versterkenvan competenties en loopbanen te ondersteunen.Maatregelen zoals opleidingscheques moeten de werknemershelpen om hun competenties te versterken en zo <strong>be</strong>terde crisis het hoofd te bieden. Ruim een kwart miljoenopleidingscheques werd aangevraagd in 2009.DE OPEN ONDERNEMERDe financieel-economische crisis heeft een zware impactop de Vlaamse economie. Het Vlaamse bbp duikt met3,3% in het rood in 2009. De gevolgen voor de ar<strong>be</strong>idsmarktlaten zich vooral in <strong>2010</strong> duidelijk voelen. De investeringsratiozakte in 2008 wat en er zijn duidelijke tekenendat 2009 nog een slechter investeringsjaar is. De doelstellinguit het regeerakkoord om jobs te vrijwaren en deinvesteringen weer op een normaal peil te brengen is nogniet <strong>be</strong>reikt. Wel er is nog steeds een netto-aangroei vanhet aantal <strong>be</strong>drijven, zij het minder in 2009 dan in 2008.Driekwart van de ondernemingen opgericht in 2004 is vijfjaar later nog actief.De open ondernemerAandeel logistiekin tewerkstellingAandeel gezondheidszorgin tewerkstellingInvesteringsratioprivate sector1<strong>2010</strong>0806040200Tewerkstelling inkennisintensievesectorenAandeel vrouwelijkeondernemersDe Vlaamse economie zal hetin de toekomst meer en meermoeten heb<strong>be</strong>n van creatiefen innoverend ondernemen.Het Vlaamse Gewest doethet vrij goed wat het aandeelcreatieve <strong>be</strong>roepen <strong>be</strong>treft,maar onze voorsprong brokkeltwat af. Evenzo scoort hetVlaamse Gewest hoger danhet EU27-gemiddelde voor detewerkstelling in kennisintensievesectoren, maar onze driebuurlanden doen het <strong>be</strong>ter. Alshet gaat om vernieuwde productieprocessenen/of lopendeinnovatieactiviteiten in hethele <strong>be</strong>drijfsleven, dan doethet Vlaamse Gewest het meerdan <strong>be</strong>hoorlijk.2008 1999 = 100<strong>Vlaanderen</strong> wil zich focussenop een aantal doorbraaksectoren.Gezondheidszorg enmaatschappelijk diensten enindustrieën met duurzameproductieprocessen doen het relatief goed in het VlaamseGewest; logistiek en life sciences zouden nog meer werkgelegenheidskansenmogen bieden.Exporteren is een sleutelwoord voor de Vlaamse economie.Maar ook hier veroorzaakt de crisis een weinigschitterend 2009: de uitvoer zakt immers met 18%. Ookgroeide het aantal exporterende <strong>be</strong>drijven in 2008 nauwelijks.Het Vlaamse Gewest kan nog steeds bogen op relatiefgrote marktaandelen in een aantal <strong>be</strong>langrijke, opkomendehandelsblokken. Maar voor de BRIC-landen en deAziatische Tijgers is er terreinverlies. De snelgroeiendemarkten worden wel steeds <strong>be</strong>langrijker in de Vlaamseuitvoer: de 10%-Pactdoelstelling is gerealiseerd.de lerende voorwoord vlaming 55


INNOVATIECENTRUM VLAANDERENVlaamse ondernemingen moeten innovatie hoog op deagenda plaatsen voor de instandhouding en verdere uitbouwvan de kenniseconomie. Dit kan maar als <strong>Vlaanderen</strong><strong>be</strong>schikt over excellent wetenschappelijk onderzoeken onderwijs dat garant staat voor de omzetting van kennisin innovatieve producten.Het Pact 2020 stelt dat <strong>Vlaanderen</strong> tegen 2014 3% vanzijn bbp <strong>be</strong>steedt aan Onderzoek en Ontwikkeling (O&O)en dat dit aandeel na 2014 verder zal toenemen. De O&Ointensiteit in het Vlaamse Gewest <strong>be</strong>droeg 2,03% in 2007en was lichtjes gedaald tegenover 2002. Internationaalgezien zit <strong>Vlaanderen</strong> hiermee boven het Europese gemiddeldevan 1,77%, maar heeft nog een lange weg af teleggen naar de 3%-norm.Een verhoging van de O&O intensiteit moet leiden tot eenverdub<strong>be</strong>ling van de omzet uit nieuwe of ver<strong>be</strong>terde productenen diensten, een hogere vertegenwoordiging vande speerpuntdomeinen en een hoger aandeel werkendenin kennisintensieve sectoren tot op een gelijk niveau alsde Europese topregio’s. Wat menselijk potentieel <strong>be</strong>treft,is er een stijging van het O&O personeel in zowel de publiekeals de private sector. Ook is er een voortdurendestijging in het aantal generatiestudenten en doctoraten inde exacte en toegepaste wetenschappen.Het Pact 2020 ambieert een jaarlijkse toename van hetaantal patentaanvragen met een hogere en <strong>be</strong>tere spreidingover alle sectoren, <strong>be</strong>drijfstypes en maatschappelijkegeledingen. De wetenschappelijke publicatieactiviteit isde voorbije jaren sterk gestegen en <strong>Vlaanderen</strong> staat nuzelfs op de 4de plaats in Europa. Bij de octrooiaanvragen<strong>be</strong>hoort <strong>Vlaanderen</strong> tot de subtop in Europa.56vrind <strong>2010</strong>


talent, werk, ondernemen en innovatie2.1de lerende vlamingMensen verschillen in interesses en hun sociale, economischeen culturele achtergrond. Omdat talenten onze voornaamstetroef zijn, moeten alle jongeren vanaf het kleuteronderwijsen doorheen het lager, secundair en hogeronderwijs kansen krijgen om hun talenten te ontdekkenen te ontwikkelen. Het aantal kortgeschoolden en ongekwalificeerdeschoolverlaters moet dalen. De overheidondersteunt het leerplichtonderwijs naargelang van deaanwezigheid van kansarmen in de school. Tegelijk wordtgestreefd naar een goede sociale mix van kansarmen enkansrijken in elke school.Niet alleen in het hoger en secundair onderwijs, maarsinds kort ook in het kleuter- en lager onderwijs ondersteuntde overheid leerlingen en studenten die het financieelmoeilijker heb<strong>be</strong>n. Uit de kansengroepen moeten meerjongeren de stap naar het hoger onderwijs zetten.Leren stopt niet wanneer de jongeren de school, hogeschoolof universiteit verlaten. Het levenslang leren moetin <strong>Vlaanderen</strong> worden uitgebouwd. Dit moet niet alleeneen direct economisch nut heb<strong>be</strong>n, maar dient ook eensociale en culturele vorming te geven.Talenten kunnen verder ontwikkeld en gevaloriseerd wordendoor het volwassenonderwijs, de basiseducatie, deexamencommissie en de erkenning van competenties diebuiten het onderwijs zijn verworven. Tijdens deze regeerperiodezal daartoe het deeltijds kunstonderwijs wordenhervormd. Ook de opleidingen binnen de ondernemingendragen bij tot levenslang leren.De overheid wil ook de overgang van onderwijs naarwerk ver<strong>be</strong>teren. Dit vergt onder meer de erkenning vanalle competenties, waar ze ook verworven zijn. Ook wil deoverheid het werkplekleren stimuleren, via <strong>be</strong>drijfsstagesen deeltijds leren.Internationalisering blijft hoog op de agenda staan. Doorhet aanleren van vreemde talen en het stimuleren vanstuderen in het buitenland (onder meer Erasmus) wordenstudenten voor<strong>be</strong>reid op de geglobaliseerde samenleving.Ten slotte wil de overheid blijven investeren in het onderwijs.De doelstelling om 2% van het bbp aan hoger onderwijste spenderen is nog niet <strong>be</strong>reikt. Ook het gebouwenparkverdient aanvullende investeringen.Dit hoofdstuk wordt geopend met enkele kerncijfers overleerlingen en studenten, het onderwijs in het BrusselseHoofdstedelijke Gewest en het onderwijspersoneel. Dankomen de hierboven aangehaalde strategische doelstellingenaan bod: kansen geven aan talent, naar een goedestart op het werk, internationalisering en investeren inonderwijs.KerncijfersIn dit eerste deel worden kerncijfers aangaande leerlingenen studenten, personeel gepresenteerd.Leerlingen en studentenPer onderwijsniveau wordt weergegeven hoeveel leerlingenof studenten er zijn. Daarbij komen relevante onderverdelingenaan bod: het gewoon of buitengewoononderwijs, de onderwijsvormen in het secundair, hetgeïntegreerd onderwijs en de onthaalklas. Ook de Brusselsesituatie - zowel het Nederlandstalig als het Franstaligonderwijs - wordt specifiek <strong>be</strong>licht.Leerlingen basis- en secundair onderwijsIn het Vlaamse onderwijs volgen 1,1 miljoen leerlingen basis-en secundair onderwijs. Ruim 245.000 kleuters <strong>be</strong>zoeken2.227 kleuterscholen. In 2.332 lagere scholen volgendagelijks bijna 410.000 leerlingen les. In totaal zijn er inhet basisonderwijs 2.502 scholen die enkel kleuteronderwijs,enkel lager onderwijs of <strong>be</strong>ide samen aanbieden. Inhet voltijds secundair onderwijs volgen ongeveer 454.500scholieren les in 1.065 scholen.In het kleuteronderwijs is er voor het tweede jaar oprij een forse toename van de leerlingenpopulatie. Tenopzichte van het schooljaar 2007-2008 stijgt het aantalkleuters met 5.979 (+2,5%). In het lager onderwijs zet dedalende trend zich verder. De daling is ongeveer evengroot als de afname in het vorige schooljaar. In het voltijdsgewoon secundair onderwijs <strong>be</strong>gon een dalende trend inhet schooljaar 2007-2008. In het schooljaar 2008-2009 is ernog een grotere daling: er werden 2.169 leerlingen minderingeschreven (- 0,49%). In het buitengewoon secundaironderwijs stijgt het aantal leerlingen met 285 (+ 1,56%).de lerende vlaming 57


2.1 School<strong>be</strong>volking basis- en secundair onderwijsAantal leerlingen in het voltijds basis- en secundair onderwijs,per onderwijsniveau en geslacht, gewoon en buitengewoononderwijs, schooljaar 2008-2009.KleuteronderwijsGewoonBuitengewoonTotaalLager onderwijsGewoonBuitengewoonTotaalSecundair onderwijsGewoonBuitengewoonTotaalBron: O&V.Na de eerste graad volgen ongeveer 40% van de leerlingenalgemeen secundair onderwijs. Meisjes zijn hierduidelijk in de meerderheid. Ruim 30% volgt technischsecundair onderwijs, met een duidelijk overwicht vanjongens. Ongeveer 27% van de leerlingen volgt <strong>be</strong>roepssecundaironderwijs, waarvan iets meer jongens danmeisjes. Het kunstsecundair onderwijs trekt ongeveer 2%van de leerlingen aan. 65% daarvan zijn meisjes.Buitengewoon onderwijsAantal % Jongens % Meisjes243.4821.977245.459381.88227.543409.425436.14618.548454.69451,167,751,350,162,751,050,463,050,948,932,348,749,937,349,049,637,049,1Leerlingen uit het lager onderwijs zitten zowel absoluutals relatief het vaakst in het buitengewoon onderwijs;het gaat om 7% van de school<strong>be</strong>volking. In het kleuteronderwijsis dat een heel stuk minder (0,8%); in het secundaircirca 4%.Het aantal leerlingen dat les volgt in het buitengewoon2.3 Leerlingen buitengewoon onderwijsEvolutie van het aantal leerlingen in het buitengewoon onderwijsper onderwijsniveau en van het aandeel t.o.v. het totaalaantal leerlingen in dat onderwijsniveau, van het schooljaar1998-1999 tot 2008-2009.SchooljaarKleuteronderwijsOm dub<strong>be</strong>ltellingen te vermijden, zijn in deze data de leerlingen in het buitengewoononderwijs van het type 5 niet opgenomen.Bron: O&V.onderwijs neemt over de jaren heen toe. Zowel in hetlager als secundair onderwijs is een stijging duidelijkmerkbaar; bij de kleuters is de toename kleiner.Geïntegreerd onderwijsLageronderwijsSecundaironderwijs1998-1999 1.780 0,7 24.935 5,8 15.659 3,61999-2000 1.767 0,7 25.727 5,9 15.774 3,72000-2001 1.701 0,7 26.212 6,0 15.763 3,72001-2002 1.686 0,7 26.794 6,2 16.084 3,72002-2003 1.726 0,7 26.901 6,2 16.402 3,82003-2004 1.720 0,7 26.952 6,3 16.792 3,82004-2005 1.791 0,8 26.768 6,4 17.393 3,82005-2006 1.821 0,8 26.753 6,4 17.801 3,92006-2007 1.907 0,8 26.794 6,5 18.189 4,02007-2008 1.950 0,8 27.140 6,6 18.263 4,02008-2009 1.977 0,8 27.543 6,7 18.548 4,1Het geïntegreerd onderwijs (GON) biedt leerlingen meteen handicap, leer- of opvoedingsmoeilijkheden de kansom naar een school voor gewoon onderwijs te gaan. Eenschool voor buitengewoon onderwijs biedt daarbij ondersteuning.Steeds meer leerlingen maken hiervan gebruik.In het schooljaar 2008-2009 kreeg iets meer dan 0,9% vande totale school<strong>be</strong>volking in het gewoon onderwijs GONondersteuning.2.2 Leerlingen secundair onderwijsEvolutie van het aantal leerlingen in ASO, TSO, BSO, KSO, naar geslacht en t.o.v. het totaal aantal leerlingen in de 2de, 3de en4de graad (inclusief modulair onderwijs), van het schooljaar 1998-1999 tot 2008-2009.Aantal leerlingen Aandeel jongens Aandeel in totale populatie2de, 3de, 4de graad en modulair onderwijssecundair onderwijsSchooljaar ASO TSO BSO KSO ASO TSO BSO KSO ASO TSO BSO KSO1998-1999 112.626 90.301 78.408 5.093 44,7 57,7 50,4 42,0 39,3 31,5 27,4 1,81999-2000 109.821 88.826 76.118 4.816 44,4 57,6 50,6 40,9 39,3 31,8 27,2 1,72000-2001 108.307 88.131 74.594 4.663 44,0 58,1 50,7 39,6 39,3 32,0 27,1 1,72001-2002 107.243 87.890 74.253 4.782 44,0 58,2 50,6 38,3 39,1 32,1 27,1 1,72002-2003 107.519 88.343 74.996 5.018 44,0 57,8 50,9 35,8 39,0 32,0 27,2 1,82003-2004 109.896 89.127 76.604 5.446 44,3 57,7 51,5 36,7 39,1 31,7 27,3 1,92004-2005 112.951 90.452 78.138 5.555 44,6 57,4 51,8 36,6 39,3 31,5 27,2 1,92005-2006 116.265 91.554 79.161 5.694 44,9 57,2 51,9 36,1 39,7 31,3 27,0 1,92006-2007 118.226 92.885 79.695 5.753 44,8 57,0 51,6 36,1 39,9 31,3 26,9 1,92007-2008 118.586 93.941 80.150 6.023 44,8 56,6 51,7 36,4 39,7 31,4 26,8 2,02008-2009 117.212 93.143 80.830 6.191 45,0 56,6 51,5 35,5 39,4 31,3 27,2 2,1Bron: O&V.58vrind <strong>2010</strong>


talent, werk, ondernemen en innovatie2.4 GONEvolutie van het aantal GON-leerlingen t.o.v. het totaal aantalleerlingen in het gewoon basis- en secundair onderwijs, vanhet schooljaar 1998-1999 tot 2008-2009.1,00,90,80,70,60,50,40,30,20,10,02.5 Leerlingen in de onthaalklasEvolutie van het aantal leerlingen in de onthaalklas vooranderstalige nieuwkomers, van het schooljaar 1998-1999 tot2008-2009.2.0001.8001.6001.4001.2001.00080060040020002000-20012001-20022002-20032003-20042004-20052005-20062006-20072007-20082008-20091998-19991999-20002000-20012001-20022002-20032003-20042004-20052005-20062006-20072007-20082008-2009Bron: O&V.Bron: O&VOnthaalklas anderstalige nieuwkomerssecundair onderwijsIn het schooljaar 2008-2009 werden 1.839 leerlingen geteldin de onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers:1.014 jongens en 825 meisjes. De onthaalklas is verbondenmet het secundair onderwijs, maar wordt niet ingedeeldbij een <strong>be</strong>paalde graad of leerjaar.Na een daling in het recente verleden, komt 2008-2009opnieuw dicht in de buurt van het schooljaar 2002-2003,toen de onthaalklas bijna 1.900 leerlingen telde.Leerlingen Brussels Hoofdstedelijk GewestIn het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bieden zowelde Franse Gemeenschap als de Vlaamse Gemeenschaponderwijs aan. In het gewoon kleuter- en leerplichtonderwijszijn er in het schooljaar 2008-2009 in totaal 216.214leerlingen. Daarvan zit bijna 18% in een school van deVlaamse Gemeenschap.Het aandeel van de Vlaamse Gemeenschap vertoont <strong>be</strong>langrijkeverschillen naargelang het onderwijsniveau:bijna 22% in het gewoon kleuteronderwijs, ruim 17% inhet gewoon lager onderwijs en ruim 15% in het gewoonsecundair onderwijs.2.6 Brussel - gewoon onderwijsAantal leerlingen in het gewoon onderwijs in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, naar onderwijsniveau en Gemeenschap,totaal, naar geslacht, in het schooljaar 2008-2009.Franse Gemeenschap Vlaamse Gemeenschap Brussels GewestTotaal % jongens % meisjes Totaal % jongens % meisjes TotaalKleuteronderwijs 40.929 51,3 48,7 11.373 50,5 49,5 52.302Lager onderwijs 65.515 50,8 49,2 13.676 49,6 50,4 79.191Secundair onderwijs 71.698 50,0 50,0 13.023 47,3 52,7 84.721Bron: ETNIC, O&V.2.7 Brussel - Nederlandstalig onderwijsAantal leerlingen in het Nederlandstalig gewoon onderwijs in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, naar onderwijsniveau,culturele achtergrond en gezinstaal, in het schooljaar 2008-2009 (aantal leerlingen op 2 februari 2009).Bron: VGC, O&V.% westerseachtergrond% homogeenNederlandstalig% taalgemengd % homogeenFranstalig% homogeenanderstaligKleuteronderwijs 47,5 9,7 25,3 32,1 32,9Lager onderwijs 53,4 11,8 25,1 32,6 30,5Secundair onderwijs 66,8 31,4 25,3 21,3 21,9de lerende vlaming 59


Het leerlingenpubliek van de Vlaamse scholen in Brusselis zeer divers, zowel qua culturele achtergrond als quagezinstaal. Verder valt op dat in elk onderwijsniveau ongeveereen kwart van de leerlingen afkomstig is uit eentaalgemengd gezin (één van <strong>be</strong>ide ouders is dus Nederlandstalig).2.10 Brussel - secundair onderwijsEvolutie van het aantal leerlingen in het gewoon secundaironderwijs in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, naarGemeenschap (linkeras) en aandeel Vlaamse Gemeenschap(rechteras), van het schooljaar 1998-1999 tot 2008-2009.2.8 Brussel - kleuteronderwijsEvolutie van het aantal leerlingen in het gewoon kleuteronderwijsin het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, naarGemeenschap (linkeras) en aandeel Vlaamse Gemeenschap(rechteras), van het schooljaar 1998-1999 tot 2008-2009.60.00050.00040.00030.00020.00010.00023,523,022,522,021,590.00080.00070.00060.00050.00040.00030.00020.00010.00001998-19991999-20002000-20012001-20022002-20032003-20042004-20052005-20062006-20072007-20082008-2009Franse Gemeenschap Vlaamse GemeenschapAandeel Vlaamse GemeenschapBron: ETNIC, O&V.15,615,415,215,014,814,614,414,214,013,813,613,40Bron: ETNIC, O&V.2.9 Brussel - lager onderwijsEvolutie van het aantal leerlingen in het gewoon lager onderwijsin het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, naar Gemeenschap(linkeras) en aandeel Vlaamse Gemeenschap (rechteras),van het schooljaar 1998-1999 tot 2008-2009.90.00080.00070.00060.00050.00040.00030.00020.00010.00001998-19991998-19991999-2000Bron: ETNIC, O&V.2000-20012001-20022002-20032003-20042004-20052005-20062006-20072007-2008Franse Gemeenschap Vlaamse GemeenschapAandeel Vlaamse Gemeenschap1999-20002000-20012001-20022002-20032003-20042004-20052005-20062006-20072007-2008Franse Gemeenschap Vlaamse GemeenschapAandeel Vlaamse Gemeenschap2008-20092008-200921,017,517,016,516,015,515,014,514,013,5Studenten hoger onderwijsIn het academiejaar 2008-2009 stijgt het totale aantal studentenin de basisopleidingen met ruim 4% ten opzichtevan het voorgaande academiejaar. De studentenpopulatiein het hogescholenonderwijs stijgt met 3% en die in hetuniversitair onderwijs klimt met 6,6%. Zowel aan deuniversiteiten als aan de hogescholen zijn vrouwen in demeerderheid.Iets meer dan 75% van de inschrijvingen met een diplomacontractaan de hogescholen <strong>be</strong>treft een professioneelgerichte opleiding. Vrouwen zijn hier duidelijk in demeerderheid. Bij de inschrijvingen met een diplomacontractin een academisch gerichte opleiding vinden wede omgekeerde verhouding weer. Bij de professioneelgerichte opleidingen trekt Handelswetenschappen en Bedrijfskundede meeste inschrijvingen aan, gevolgd doorOnderwijs. In de academisch gerichte opleidingen trektde opleiding Industriële wetenschappen en technologiede meeste inschrijvingen aan, gevolgd door Handelswetenschappenen <strong>be</strong>drijfskunde.Aan de universiteiten trekken de opleidingen in de studiegebiedenRechten, notariaat en criminologische wetenschappenen Economische en toegepaste economischewetenschappen de meeste inschrijvingen aan. Het studiegebiedPsychologie en pedagogische wetenschappen enin mindere mate het studiegebied Taal- en letterkunde zijnvooral populair bij vrouwen. Toegepaste wetenschappenis het populairste studiegebied bij de mannen.60vrind <strong>2010</strong>


talent, werk, ondernemen en innovatie2.11 Studenten hoger onderwijsEvolutie van het aantal studenten in het hogescholenonderwijs en in het universitair onderwijs, naar geslacht, van het academiejaar1998-1999 tot 2008-2009.Studenten hogescholen (1) Studenten universiteiten (1)Academiejaar Aantal studenten % mannen % vrouwen Aantal studenten % mannen % vrouwen1998-1999 99.933 46,8 53,2 57.170 47,9 52,11999-2000 (2) 98.536 46,4 53,6 56.740 46,7 53,32000-2001 99.258 46,1 53,9 56.118 45,7 54,32001-2002 99.339 46,1 53,9 56.693 45,2 54,82002-2003 99.661 46,3 53,7 56.839 44,7 55,32003-2004 100.178 45,9 54,1 56.839 44,6 55,42004-2005 (3) 101.185 45,7 54,3 57.005 44,5 55,52005-2006 (4) 102.367 45,8 54,2 59.172 44,8 55,22006-2007 102.477 45,7 54,3 60.866 44,9 55,12007-2008 104.174 45,9 54,1 64.372 44,6 55,42008-2009 (5) 107.332 45,9 54,1 68.601 44,4 55,6Bron: O&V.(1) Bij de hogescholen zijn in<strong>be</strong>grepen in de cijfers: professioneel en academisch gerichte bacheloropleidingen, masteropleidingen, basisopleidingen en initiëlelerarenopleidingen in afbouw; bij de universiteiten zijn in<strong>be</strong>grepen in de cijfers: academische basisopleidingen.(2) De daling van de studentenaantallen in het academiejaar 1999-2000 wordt verklaard door de nieuwe wijze van registratie van IAJ-studenten. Vóór 1999-2000werden IAJ-studenten vaak dub<strong>be</strong>l geteld. Vanaf 1999-2000 worden ze slechts éénmaal geregistreerd, in het laagste jaar van hun inschrijving. In realiteit steeg destudenten<strong>be</strong>volking in het hogescholenonderwijs in het academiejaar 1999-2000. Deze breuklijn is éénmalig. Vanaf 1999-2000 geven de cijfers een correct <strong>be</strong>eldvan de situatie.(3) Hogescholen: Vanaf 2004-2005 zijn de professioneel en academisch gerichte bachelors, de masters, en de basisopleidingen in afbouw, inclusief HOKT SP, opgenomen.Universiteiten: vanaf 2004-2005 zijn de academisch gerichte bachelors en masters in<strong>be</strong>grepen.(4) Vanaf 2005-2006: het <strong>be</strong>treft de eerste inschrijving van de studenten met een diplomacontract; en dit in een instelling van het hoger onderwijs in het huidigeacademiejaar. Daarnaast kunnen de studenten zich nog inschrijven in een andere opleiding. Dit zijn dan tweede of volgende inschrijvingen. Alle onderwijstalenworden opgenomen. Tot 2004-2005 gaat het om het aantal hoofdinschrijvingen in de Nederlandse onderwijstaal.(5) Vanaf 2008-2009 werd de Databank Hoger Onderwijs (DHO) in gebruik genomen naar aanleiding van het Financieringsdecreet. DHO registreert data perinschrijving en niet meer per student (zoals dat ge<strong>be</strong>urde in de vroegere databank DTO). Het concept ‘eerste inschrijving’ wordt verlaten. Een student kan inmeerdere opleidingen ingeschreven zijn. Een student die met een diplomacontract in verschillende opleidingen ingeschreven is, wordt meerdere keren meegeteldin de ta<strong>be</strong>l. Een student die zowel aan een hogeschool als aan een universiteit is ingeschreven, wordt zowel bij de hogescholen als bij de universiteiten meegeteld.Bij meerdere inschrijvingen binnen instellingen van hetzelfde type (hogescholen of universiteiten) wordt de student één keer geteld. De teldatum voor het hogeronderwijs is 30 septem<strong>be</strong>r (i.p.v. 1 februari in 2008-2009). Bron: O&V.2.12 Hogescholenonderwijs naar studiegebiedAantal inschrijvingen met een diplomacontract in de basisopleidingenin de vijf grootste studiegebieden van het hogescholenonderwijs,naar studiegebied en geslacht, in het academiejaar2008-2009, in absolute cijfers en %.Professioneel gerichte opleidingenTotaal % mannen % vrouwenHandelswetenschappen en 25.807 53,1 46,9<strong>be</strong>drijfskundeOnderwijs 17.979 29,2 70,8Sociaal-agogisch werk 12.310 21,8 78,2Gezondheidszorg 12.231 14,9 85,1Industriële wetenschappen 10.819 87,2 12,8en technologieOverige studiegebieden 4.034 47,5 52,5Totaal 83.180 41,8 58,2Academisch gerichte opleidingenIndustriële wetenschappenen technologieHandelswetenschappen en<strong>be</strong>drijfskundeAudiovisuele en <strong>be</strong>eldendekunstBron: O&V.Totaal % mannen % vrouwen7.303 88,9 11,14.930 60,2 39,83.787 46,1 53,9Toegepaste taalkunde 3.034 25,9 74,1Architectuur 2.489 42,7 57,3Overige studiegebieden 4.098 56,1 43,9Totaal 25.641 59,9 40,12.13 Universitair onderwijs naar studiegebiedAantal inschrijvingen met een diplomacontract in de basisopleidingenin de tien grootste studiegebieden van het universitaironderwijs, naar studiegebied en geslacht, in het academiejaar2008-2009, in absolute cijfers en %.Rechten, notariaaten criminologischewetenschappenEconomische entoegepaste economischewetenschappenPsychologie en pedagogischewetenschappenPolitieke en socialewetenschappenBron: O&V.Totaal % mannen % vrouwen10.078 41,2 58,89.290 59,9 40,17.374 17,3 82,75.738 45,6 54,4Geneeskunde 4.871 39,1 60,9Toegepaste wetenschappen 5.221 77,4 22,6Wetenschappen 5.088 66,7 33,3Taal- en letterkunde 3.976 27,0 73,0Bewegings- en revalidatiewetenschappen3.066 46,6 53,4Geschiedenis 2.284 64,0 36,0Overige studiegebieden 14.696 36,9 63,1Totaal 71.682 45,1 54,9de lerende vlaming 61


PersoneelBestuurs- en onderwijzend personeelDe leerkrachten zijn het bindmiddel tussen de leerstof ende leerlingen. Zij heb<strong>be</strong>n ongetwijfeld een groot aandeelin de goede leerresultaten van de Vlaamse leerlingen ininternationaal perspectief. In wat volgt komt het personeels<strong>be</strong>standvan het Vlaamse onderwijs aan bod.Het Vlaams onderwijs stelt een groot aantal mensen tewerk.In 2008 <strong>be</strong>stond het onderwijsbudget voor 63,34%uit lonen (exclusief de lonen in het hoger onderwijs). Deomvang van het onderwijspersoneel is niet alleen eengevolg van schommelingen in de leerlingenaantallen; ookhet <strong>be</strong>leid speelt een <strong>be</strong>langrijke rol. In het schooljaar2008-2009 stonden in totaal 154.707 voltijdse equivalentenop de <strong>be</strong>taalrol van het <strong>be</strong>leidsdomein Onderwijs enVorming. Dat is een stijging van 15,5% t.o.v. 1998-1999.In het schooljaar 2008-2009 worden de personeelsledenvan de Centra voor Basiseducatie opgenomen. Wordendeze niet in rekening genomen, <strong>be</strong>draagt de stijging 15%.Daarnaast zijn er ook nog personeelsleden die niet doorhet <strong>be</strong>leidsdomein worden <strong>be</strong>taald.Het onderwijspersoneel wordt onderverdeeld in enerzijdshet <strong>be</strong>stuurs- en onderwijzend personeel en anderzijds deandere personeelscategorieën. Het personeel van de universiteitenwordt apart <strong>be</strong>sproken.Het <strong>be</strong>stuurspersoneel <strong>be</strong>staat uit directeurs, adjunctdirecteursen enkele selectieambten. Het onderwijzendpersoneel heeft een lesopdracht of is ter<strong>be</strong>schikkinggesteldvoorafgaand aan het rustpensioen. Het aantal voltijdseequivalenten in het <strong>be</strong>stuurs- en onderwijzend personeelop de <strong>be</strong>taalrol van het <strong>be</strong>leidsdomein Onderwijsen Vorming is tussen 1998-1999 en 2008-2009 met 11%toegenomen. Deze aangroei is terug te vinden op elk onderwijsniveau.Het aandeel van het gewoon basisonderwijs,het hoger <strong>be</strong>roepsonderwijs van het volwassenenonderwijsen het deeltijds kunstonderwijs daalt ten opzichtevan 2007-2008, terwijl dat van de andere onderwijsvormenstijgt indien de basiseducatie niet meetelt. Het aantaltijdelijken in het Vlaams onderwijs daalt lichtjes indien debasiseducatie niet meetelt. Het percentage schommelt delaatste jaren rond de 27%.Verschillende maatregelen, zoals het decreet Gelijke Onderwijskansen,het onderwijsvoorrangs<strong>be</strong>leid en de inzetvan ICT-coördinatoren leidden tot een verhoging vanhet aantal leerkrachten, onafhankelijk van de leerlingenaantallen.Het succes van de deeltijdse <strong>be</strong>trekking in hetonderwijs zorgde voor een gelijkaardig effect. De recentestijging in het basisonderwijs kan worden toegeschrevenaan de uitbreiding van de zorgenveloppe, het invoeren vaneen nieuwe GOK-cyclus en GOK+ (kleuterscholen met veeldoelgroepleerlingen). In het volwassenenonderwijs wordt2.14 PersoneelEvolutie van alle personeelscategorieën naar onderwijsniveau en statuut, in budgettaire voltijdse equivalenten, van 1998-1999tot 2008-2009.1998-1999 2000-2001 2002-2003 2004-2005 2005-2006 2006-2007 2007-2008 2008-2009Totaal personeel 133.987 137.490 144.924 148.723 148.455 149.496 151.340 154.707Gewoon basisonderwijs 33,1 33,6 34,0 34,1 3396,5 33,4 33,3 33,0Buitengewoon basisonderwijs 4,7 4,9 5,1 5,3 546,5 5,5 5,6 5,1Gewoon secundair onderwijs 45,4 43,7 42,7 42,3 4184,2 41,9 41,7 41,4Buitengewoon secundair onderwijs 3,8 3,8 3,8 3,9 403,3 4,2 4,3 4,3Hogescholenonderwijs 6,6 6,6 6,6 6,2 622,1 6,3 6,3 6,4Basiseducatie 0,4Secundair volwassenonderwijs 1,9 2,3 2,6 2,9 285,8 3,0 3,1 3,1Hoger <strong>be</strong>roepsonderwijs0,4 0,4 0,5 0,5 47,6 0,5 0,5 0,5van het volwassenenonderwijsDeeltijds kunstonderwijs 2,4 2,4 2,4 2,5 255,8 2,6 2,7 2,7Andere (1) 1,8 2,2 2,4 2,5 258,1 2,6 2,6 3,3Vast<strong>be</strong>noemden 76,8 74,1 71,9 71,5 72,5 72,2 71,7 70,7Tijdelijken 23,2 25,9 28,1 28,5 27,5 27,8 28,3 29,3Cijfers in januari (februari voor 2000-2001). De cijfers <strong>be</strong>vatten het <strong>be</strong>stuurs- en onderwijzend personeel en andere personeelscategorieën (administratief personeel,werkliedenpersoneel van het gemeenschapsonderwijs, opvoedend hulppersoneel, paramedisch personeel, CLB-personeel, inspectiepersoneel, pedagogische<strong>be</strong>geleiding, internaatspersoneel, kinderverzorgsters in het kleuteronderwijs), alle vervangingen, TBS+ en Bonus. Bij de hogescholen worden personeel met eenmandaatvergoeding en gastprofessoren niet in de statistieken opgenomen. Het universitair personeel is niet in de cijfers in<strong>be</strong>grepen.Vanaf 1 septem<strong>be</strong>r 2000 werden de taken van de Psycho-Medisch-Sociale centra en de Centra voor Medisch Schooltoezicht overgenomen door de Centra voorLeerlingen<strong>be</strong>geleiding (CLB’s). Het personeel, dat <strong>be</strong>hoorde tot het departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, werd overgeheveld naar het departementOnderwijs.De toename in ‘Andere’ voor het schooljaar 2008-2009 is het gevolg van de opname van de personeelsleden in de internaten in deze categorie. Vroeger werdendeze geteld bij het onderwijsniveau van de school waaraan het internaat verbonden was.Vanaf 1 septem<strong>be</strong>r 2008 wordt de <strong>be</strong>taling van het personeel van de Centra voor Basiseducatie overgenomen door het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming. Inuitvoering van het decreet Volwassenenonderwijs (15 juni 2007) treedt het Beleidsdomein op als ‘derde <strong>be</strong>taler’ voor personeelsleden die met een ar<strong>be</strong>idsovereenkomstverbonden zijn aan een Centrum voor Basiseducatie (Contracteel door Onderwijs) en niet op een andere manier worden <strong>be</strong>taald.Bron: O&V.62vrind <strong>2010</strong>


talent, werk, ondernemen en innovatiede problematiek van de geletterdheid aangepakt. Bovendienneemt het aantal lesuren per cursist toe, zodat meerleerkrachten kunnen worden aangeworven. Naarmate hetonderwijsniveau stijgt, daalt het aandeel vrouwen.Andere personeelscategorieënDeze groep van niet-onderwijzend personeel stijgt continusinds 2000-2001.In het gewoon basisonderwijs, het buitengewoon basisensecundair onderwijs en het onderwijs voor socialepromotie/volwassenenonderwijs is er een grote toename.In het gewoon basisonderwijs komt dat door het inzettenvan kinderverzorgsters voor extra ondersteuning vanhet onderwijzend personeel en door de invoering van decategorie <strong>be</strong>leids- en ondersteunend personeel. In hetbuitengewoon onderwijs is de stijging het gevolg vanhet toenemend aantal leerlingen en de ruimere omkaderingsregels.Ook het CLB-personeel is toegenomen. Destijging in het basisonderwijs in 2008-2009 is, net zoalsbij het onderwijzend personeel, vooral het gevolg van deuitbreiding van de zorgenveloppe, het invoeren van eennieuwe GOK-cyclus en GOK+.Het aandeel vrouwelijk personeel neemt toe in de meesteonderwijsniveaus, van 71% in 1998-1999 tot 79% in 2008-2009. De grootste toename is te merken in de CLB’s.Bij het hogescholenonderwijs, het secundair volwassenenonderwijsen het Hoger <strong>be</strong>roepsonderwijs van hetvolwassenenonderwijs is er een daling.Net zoals bij het <strong>be</strong>stuurs- en onderwijzend personeeldaalt het procentuele aantal vast<strong>be</strong>noemden over de jarenheen. Even leek de trend te keren, toch heeft zich opnieuween lichte daling ingezet.Personeel universiteitenHet personeels<strong>be</strong>stand van de Vlaamse universiteitenneemt toe. Op 1 februari 2009 waren er 19.697 voltijdseeenheden aan het werk, een stijging met 3,6% tegenover2008 en van 65,7% tegenover 1992 (in <strong>be</strong>ide gevallen werdvoor deze procentuele <strong>be</strong>rekening het cijfer van 1992 als100% genomen). De extra jobs zijn in grote mate het gevolgvan de sterk toegenomen onderzoeksfinanciering.De extra banen zijn naar verhouding minder terecht gekomenbij het administratief en technisch personeel.Hoewel de ongelijke verhouding tussen mannen envrouwen blijft opvallen, wordt de kloof langzaam mindergroot. In 2000 was 73% van het academisch personeel eenman; in 2009 66,8%. Bij het administratief en technischpersoneel is de meerderheid van het personeel wel vrouwelijk.Kansen geven aan talentKansen geven aan talent is een strategische doelstelling.Beschikken over de nodige scholing en de diploma’s engetuigschriften die daarbij horen verhoogt de kansen opeen volwaardige participatie aan het maatschappelijk levenen op de ar<strong>be</strong>idsmarkt. Om mensen kansen te geven,wil de Vlaamse overheid hen dan ook kwaliteitsvol onderwijsbieden. In dit licht <strong>be</strong>kijken we achtereenvolgens descholingsgraad, het leerplichtonderwijs, het hoger onderwijsen het levenslang leren.ScholingsgraadDe scholingsgraad staat prominent op de politieke agenda.Het Pact 2020 van de Vlaamse Regering stelt een halveringvan aandeel kortgeschoolden op de ar<strong>be</strong>idsmarkt tegen2020 voorop. Hetzelfde Pact vereist een aanzienlijke stijging(niet gekwantificeerd) van het aandeel hooggeschooldenin de leeftijdscategorie 20-29 jaar. Op Europees niveauis wel een gekwantificeerde doelstelling over de hooggeschooldenafgesproken. De Europa 2020-strategie wil dattegen 2020 de hooggeschoolden 40% van de 30-34-jarigenuitmaken.Er wordt eerst nagegaan hoe het vandaag gesteld is metde scholingsgraad van de Vlaamse <strong>be</strong>volking in vergelijkingmet de situatie in de buurlanden. De scholingsgraadis in het recente verleden ook sterk geëvolueerd. Tot slotkomt de ar<strong>be</strong>idsmarktdeelname van kortgeschoolden, demeest kwetsbare groep, aan bod.Wat het hoogst <strong>be</strong>haald diploma (of de scholingsgraad)<strong>be</strong>treft, zijn er drie grote groepen:- kortgeschoolden (maximaal het lager secundaironderwijs),- middengeschoolden (secundair onderwijs afgewerkt),- hooggeschoolden (diploma hoger onderwijs).In het Vlaamse Gewest is in 2007 zo’n 30% van de25-64-jarige <strong>be</strong>volking kortgeschoold, ongeveer 40% middengeschoolden circa 30% hooggeschoold. De verschillentussen mannen en vrouwen zijn klein. Enkel binnen degroep gediplomeerden uit het hoger onderwijs is er eenduidelijk verschil. Vrouwen <strong>be</strong>haalden vaker een diplomain het hoger onderwijs van één cyclus; mannen vaker eendiploma van universitair niveau. De verschillen met onzebuurlanden zijn klein. Enkel in Duitsland en in Nederlandzijn er duidelijk minder laaggeschoolde mannen.De evolutie in de jongste tien jaar geeft eenzelfde <strong>be</strong>eld in<strong>Vlaanderen</strong> als in de buurlanden en in de EU19. De groepkortgeschoolden neemt stelselmatig af, de groep middengeschooldenblijft vrij stabiel en de groep hooggeschooldengroeit aan. Duitsland vormt hierbij de uitzondering:de scholingsgraad blijft er stabiel. De verklaring ligt bijde reeds <strong>be</strong>reikte toestand in 1997. Toch wordt de groephooggeschoolden er stilaan duidelijk kleiner dan in deandere buurlanden.de lerende vlaming 63


2.15 ScholingsgraadScholingsgraad van de 25-64-jarigen in 2007, naar geslacht, internationale vergelijking, in %.10090807060504030<strong>2010</strong>0Mannen VrouwenLuxemburgMannen VrouwenFrankrijkMannen VrouwenVerenigd KoninkrijkMannen VrouwenVlaams GewestMannen VrouwenBelgiëMannen VrouwenNederlandMannen VrouwenDuitslandMaximum lager secundair Hoger secundair Post-secundair niet-hoger Hoger niet-universitair Universitair niveauBron: O&V, ADSEI (EAK), OESO.De scholingsgraad heeft een duidelijk verband met dear<strong>be</strong>idsmarktpositie: kortgeschoolden zijn vaker inactief.Als ze zich toch op de ar<strong>be</strong>idsmarkt <strong>be</strong>geven, zijn ze vakerwerkloos.Terwijl in de gehele <strong>be</strong>volking (15-64-jarigen) 33% kortgeschooldis, blijkt dit onder de inactieven 56% te zijn. Bijde werklozen is 38% kortgeschoold. De groep werkendentoont noodzakelijkerwijs het spiegel<strong>be</strong>eld: daar is slechts22% kortgeschoold.Er is ook een verschil tussen kortgeschoolde mannen enkortgeschoolde vrouwen. Beide groepen blijven ondervertegenwoordigdbij de werkenden en oververtegenwoordigdbij de werklozen en de inactieven, maar bij vrouwenis de ondervertegenwoordiging bij de werkenden een stukgroter dan bij de mannen. Mannen zijn sterker oververtegenwoordigdbij de werklozen en de inactieven.2.17 Aandeel kortgeschooldenAandeel kortgeschoolden in 2007, 15-64-jarigen, naarar<strong>be</strong>idsmarktstatus en geslacht, in %.7060504030<strong>2010</strong>0Totale <strong>be</strong>volking Werkend Werkloos InactiefMannen Vrouwen TotaalBron: O&V, ADSEI (EAK).2.16 Evolutie scholingsgraadEvolutie van de scholingsgraad van de 25-64-jarigen, internationale vergelijking, van 1997 tot 2007, in %.10090807060504030<strong>2010</strong>01997 2002 2007Luxemburg1997 2002 2007Frankrijk1997 2002 2007Vlaams Gewest1997 2002 2007België1997 2002 2007Nederland1997 2002 2007Duitsland1997 2002 2007EU19Maximum lager secundair Hoger secundair en post-secundair niet-hoger Hoger onderwijsBron: O&V, ADSEI (EAK), OESO.64vrind <strong>2010</strong>


talent, werk, ondernemen en innovatieLeerplichtonderwijsSociaal profiel van de schoolHet succesvol doorlopen van het leerplichtonderwijswordt vaak <strong>be</strong>schouwd als een basisvoorwaarde voor eengoede start; hetzij op de ar<strong>be</strong>idsmarkt, hetzij in de verdereonderwijsloopbaan. Het is dan ook een doelstelling vanhet Pact 2020 om tegen 2020 het aantal schoolverlatersdat het secundair onderwijs zonder voldoende startkwalificatiesverlaat, te halveren. De Europa 2020-strategievan de Europese Unie wil het aandeel vroegtijdige schoolverlaterstegen 2020 onder de 10% brengen. <strong>Vlaanderen</strong>heeft deze laatste doelstelling al <strong>be</strong>reikt. In dit gedeeltewordt het leerplichtonderwijs vanuit verschillende invalshoeken<strong>be</strong>keken. Er wordt gestart met het sociaalprofiel van de scholen waarin de schoolloopbaan van deleerlingen zich afspeelt en er wordt ook gekeken hoe deVlaamse overheid de gezinnen ondersteunt door het toekennenvan schooltoelagen. De schoolloopbaan verlooptechter niet altijd even vlot. Leerlingen krijgen te makenmet schoolse vertraging en er worden problematischeafwezigheden genoteerd. Beide kunnen leiden tot het (te)vroeg verlaten van het leerplichtonderwijs.Het sociaal profiel van een school wordt <strong>be</strong>paald op basisvan vier leerlingenkenmerken: Ze zijn opgenomenals indicator van het Pact 2020 van de Vlaamse Regering(zonder streefwaarde).- het opleidingsniveau van de moeder (wat iets zegtover de culturele bagage van de leerling);- het ontvangen van een schooltoelage (wat iets zegtover de financiële draagkracht van het gezin van deleerling);- de taal die de leerling spreekt in het gezin (wat ietszegt over het taalkundige en culturele kapitaal vanhet gezin);- de buurt waar de leerling woont (wat iets zegt overhet sociaal kapitaal van het gezin).Het zijn ook deze vier leerlingenkenmerken die, sinds hetnieuwe financierings<strong>be</strong>leid, in het kleuter- en leerplichtonderwijsworden gebruikt bij het <strong>be</strong>rekenen van de werkingsmiddelendie de scholen ontvangen.Sociale mix en segregatieEr werd een maat ontwikkeld die aangeeft in welke matede leerlingen uit gezinnen met een zwakke sociaal-economischeachtergrond gelijk of ongelijk verspreid zijn overde scholen. Bij gelijke spreiding is er sprake van socialemix; bij ongelijke spreiding van segregatie.2.18 Gemiddeld schoolprofiel - basisonderwijsLeerlingen die de verschillende leerlingenkenmerken <strong>be</strong>zitten, gewoon basisonderwijs, schooljaar 2008-2009, naar gewest, in %.Schooljaar 2008-2009Ligging van de school Gezinstaal is niet de instructietaal Lage opleiding moeder Buurtindicator SchooltoelageBrussels Hoofdstedelijk Gewest 68 37 88 34Vlaams Gewest 12 21 23 22Vlaamse Gemeenschap 14 22 25 23Door een aanpassing in de <strong>be</strong>rekeningswijze zijn de cijfers voor het schooljaar 2007-2008 niet identiek aan de cijfers die gepubliceerd werden in <strong>VRIND</strong> 2009.Bron: O&V.2.19 Gemiddeld schoolprofiel – secundair onderwijsLeerlingen die de verschillende leerlingenkenmerken <strong>be</strong>zitten, gewoon secundair onderwijs, van schooljaar 2007-2008 tot 2008-2009, naar gewest, in %.Schooljaar 2007-2008Ligging van de school Gezinstaal is niet de instructietaal Lage opleiding moeder Buurtindicator SchooltoelageBrussels Hoofdstedelijk Gewest 50 34 66 24Vlaams Gewest 8 25 24 22Vlaamse Gemeenschap 9 26 25 22Schooljaar 2008-2009Ligging van de school Gezinstaal is niet de instructietaal Lage opleiding moeder Buurtindicator SchooltoelageBrussels Hoofdstedelijk Gewest 52 35 68 32Vlaams Gewest 8 25 24 26Vlaamse Gemeenschap 9 25 25 26Door een aanpassing in de <strong>be</strong>rekeningswijze zijn de cijfers voor het schooljaar 2007-2008 niet identiek aan de cijfers die gepubliceerd werden in <strong>VRIND</strong> 2009.Bron: O&V.de lerende vlaming 65


De meting van deze ‘sociale mix’ is gebaseerd op tweeleerlingenkenmerken: het opleidingsniveau van de moederen de schooltoelage. Per vestigingsplaats wordt<strong>be</strong>rekend welke aandeel van de leerlingen een laagopgeleidemoeder heeft en welk aandeel van de leerlingeneen schooltoelage ontvangt. Als één van deze proportieshoger ligt dan het dub<strong>be</strong>le van het Vlaamse gemiddelde,wordt de school als kansarm <strong>be</strong>schouwd. Een school iskansrijk als één van deze proporties lager is dan de helftvan het Vlaamse gemiddelde. Het gemiddelde wordt perschooljaar her<strong>be</strong>rekend voor het basis- en secundair onderwijsapart. Een verandering van het aandeel leerlingenuit sociaal-economisch zwakkere gezinnen wordt meegenomenin het gemiddelde en leidt dus niet automatischtot een verandering van het aantal leerlingen in kansarmescholen.Zo komen we tot een driedeling:- Een kansrijke school <strong>be</strong>vat een relatief laag aantalleerlingen uit een gezin met een zwakke sociaaleconomischepositie (kansrijke segregatie).- Een kansarme school <strong>be</strong>vat een relatief hoog aantalleerlingen uit een gezin met een zwakke sociaaleconomischepositie (kansarme segregatie).- Een ‘goede mix’ school <strong>be</strong>vat een relatief goedeafspiegeling van de leerlingenpopulatie uit het onderwijsvan de Vlaamse Gemeenschap.Ongeveer 63% van de leerlingen uit het secundair onderwijszitten in het schooljaar 2008-2009 op een school meteen (relatief) goede sociale mix. In het basisonderwijs zittenminder leerlingen in een school met een goede socialemix dan in het secundair onderwijs: zo’n 55%. Mogelijkheeft dit te maken met het feit dat het basisonderwijssterker rekruteert uit de buurt en dat sociale segregatiein <strong>be</strong>langrijke mate buurtgebonden is. Ruim 12% van deleerlingen in het basisonderwijs zit in een school met eenrelatief hoog aantal kansarme leerlingen. Ruim 32% vande leerlingen basisonderwijs zit op een school met eenrelatief kansrijke schoolpopulatie.2.20 Sociale mixLeerlingen in kansrijke, kansarme en goede sociale mixscholenin het secundair onderwijs, <strong>be</strong>rekend op vestigingsplaats,schooljaar 2008-2009, in %.10090807060504030<strong>2010</strong>0Bron: O&V.BasisonderwijsGoede mix Kansarm KansrijkSchoolse vertragingSecundair onderwijsSchoolse vertraging is een <strong>be</strong>langrijk aandachtspunt inhet onderwijs<strong>be</strong>leid. In het Pact 2020 van de VlaamseRegering <strong>be</strong>vat de indicator “aandeel scholieren secundaironderwijs met een schoolse vertraging van 2 jaar ofmeer”. Het Pact stelt wel geen streefwaarde voorop. Deschoolse vertraging is dan ook een <strong>be</strong>langrijke risicofactorvoor het niet <strong>be</strong>ëindigen van het secundair.Schoolse vertraging of schoolse achterstand is hetaantal leerjaren vertraging dat een leerling oploopt tenaanzien van het leerjaar waarin hij zich zou <strong>be</strong>vinden alshij normaal zou vorderen. Het is niet noodzakelijk een gevolgvan zittenblijven, maar kan ook veroorzaakt wordendoor bijvoor<strong>be</strong>eld een verlate instap in het lager onderwijs,ziekte, ... Schoolse vertraging geeft een <strong>be</strong>eld van deachterstand die een leerling in zijn totale schoolloopbaanheeft opgelopen.Schoolse voorsprong is het aantal leerjaren voorsprongdat een leerling heeft ten aanzien van het leerjaar waarinhij zich zou <strong>be</strong>vinden als hij normaal zou vorderen.2.21 Schoolse vertraging gewoon onderwijsHet aandeel leerlingen met schoolse vertraging van twee of meer jaar in het gewoon onderwijs op het einde van het lager enhet secundair onderwijs, van schooljaar 2002-2003 tot schooljaar 2008-2009, in %.Zesde leerjaar lager onderwijsTweede leerjaar derde graadvoltijds secundair onderwijsJongensMeisjesTotaalJongensMeisjesTotaal2002-2003 2003-2004 2004-2005 2005-2006 2006-2007 2007-2008 2008-20091,501,361,438,204,966,611,541,391,468,114,936,551,551,431,497,884,886,411,541,441,497,744,936,361,581,441,517,795,046,441,601,471,537,835,176,521,641,541,597,805,246,54Schoolse vertraging wordt <strong>be</strong>rekend door een vergelijking tussen het leerjaar waarin de leerling is ingeschreven en het leerjaar waarin de leerling op grond vanzijn geboortejaar bij normale studievordering ingeschreven zou moeten zijn. Door atypische studieovergangen kan een leerling in het verleden schoolse vertragingopgelopen heb<strong>be</strong>n die niet blijkt uit deze ta<strong>be</strong>l (bijvoor<strong>be</strong>eld overgang van 5de leerjaar naar 1B op basis van het leeftijdscriterium).Scholen die lager onderwijs inrichten volgens een specifieke pedagogische methode registreren leerlingen niet altijd per leerjaar. In het verleden vertekende ditde cijfers licht. Vanaf het schooljaar 2007-2008 worden de leerlingen uit het methodeonderwijs niet in rekening gebracht in de analyses.Bron: O&V.66vrind <strong>2010</strong>


talent, werk, ondernemen en innovatie2.22 Schoolse vertraging naar onderwijsvormHet aandeel leerlingen met twee of meer jaar schoolse vertragingin het tweede jaar van de derde graad secundair onderwijs,naar onderwijsvorm en geslacht, 2008-2009.Totaal Jongens MeisjesASO 2,4 3,3 1,7TSO 11,4 13,8 8,5KSO 15,6 27,0 9,8BSO 17,9 19,8 15,6In deze ta<strong>be</strong>l wordt schoolse vertraging <strong>be</strong>rekend op basis van een vergelijkingtussen het leerjaar waarin de leerling is ingeschreven en het leerjaar waarinde leerling op grond van zijn geboortejaar en bij normale studievorderingingeschreven zou moeten zijn. Door atypische studieovergangen kan eenleerling schoolse vertraging oplopen die niet blijkt uit deze ta<strong>be</strong>l (bijvoor<strong>be</strong>eldovergang van 5de leerjaar naar 1B op basis van het leeftijdscriterium).Bron: O&V.Problematische afwezighedenIn het schooljaar 2008-2009 waren 5.052 leerlingen inhet secundair onderwijs problematisch afwezig. Er zijngrote verschillen. In het deeltijds onderwijs is meer dan30% van de school<strong>be</strong>volking problematisch afwezig; inhet (gewoon) voltijds secundair onderwijs gaat het over0,7% van de school<strong>be</strong>volking. Zowel in het deeltijds alshet buitengewoon onderwijs zijn meisjes <strong>be</strong>duidend vakerproblematisch afwezig dan jongens.Binnen het voltijds gewoon secundair onderwijs zijn ereveneens aanzienlijke verschillen. De B-stroom van deeerste graad, het BSO, de onthaalklas en het modulaironderwijs tellen relatief veel problematisch afwezige leerlingen.Vroegtijdig schoolverlatenIn het zesde leerjaar lager onderwijs is er bij ongeveer14% van de leerlingen schoolse vertraging. Ongeveer15% van de jongens heb<strong>be</strong>n schoolse vertraging opgelopen;bij de meisjes is dit ongeveer 14%. In het tweedejaar van de derde graad secundair onderwijs heeft 1 leerlingop 3 schoolse achterstand. Hier is het verschil tussenjongens en meisjes veel groter. Op <strong>be</strong>ide momenten in deschoolcarrière doet schoolse vertraging zich vaker voorbij niet-Belgische leerlingen.Binnen het secundair onderwijs komen grote verschillentussen de onderwijsvormen naar voor. In het BSO heb<strong>be</strong>nleerlingen veel vaker schoolachterstand opgelopen danin het TSO of KSO. TSO en KSO doen het op hun <strong>be</strong>urtminder goed dan het ASO. Meisjes doen het in alle onderwijsvormen<strong>be</strong>ter dan jongens.Het is een doelstelling van het Pact 2020 om tegen 2020het aantal schoolverlaters dat het secundair onderwijszonder voldoende startkwalificaties verlaat, te halveren.De Europa 2020-strategie van de Europese Unie wil hetaandeel vroegtijdige schoolverlaters tegen 2020 onder de10% brengen. Dit was ook de Lissabondoelstelling voor<strong>2010</strong>. laanderen heeft deze laatste doelstelling al <strong>be</strong>reikt,althans volgens de Europese indicator.De groep jongerendie het leerplichtonderwijs verlaat voordat zij een diplomaof getuigschrift <strong>be</strong>halen wordt op twee manieren opgevolgd:enerzijds via de Europese indicator Early SchoolLeavers, anderzijds via een eigen Vlaamse invulling vanhet Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen.Een vroege schoolverlater wordt Europees gedefinieerdals een 18-24-jarige die maximaal <strong>be</strong>schikt over een kwa-2.23 Problematische afwezighedenHet aantal meldingen van problematische afwezigheden inhet secundair onderwijs, naar soort secundair onderwijs,schooljaar 2008-2009.Totaal secundair onderwijs% t.o.v. de school<strong>be</strong>volkingVoltijds Deeltijds BuSOAantal meldingen 2.686 1.712 654M 0,7 29,7 4,1V 0,7 34,6 5,0Totaal 0,7 31,3 4,4Voltijds gewoon secundair onderwijsEerste graadA-stroomB-stroomBron: 0&V.0,50,22,4ASO 0,1KSO 0,8TSO 0,4BSO 2,8Modulair 2,7Onthaalklas 6,62.24 Vroegtijdige schoolverlatersVroegtijdige schoolverlaters in 2008, internationale vergelijking,naar geslacht, in %.20181614121086420LuxemburgEU27EU25DuitslandBron: O&V, ADSEI (EAK), EUROSTAT.VerenigdKoninkrijkNederlandMannen Vrouwen TotaalEuropese doelstellingBelgiëFrankrijkVlaamsGewestde lerende vlaming 67


2.25 Ongekwalificeerde 22-jarigen22-jarigen die maximaal over een kwalificatie lager secundair<strong>be</strong>schikken en zich niet meer in het leerplichtonderwijs <strong>be</strong>vinden,Vlaamse Gemeenschap, van 1999 tot 2007, in %.16141210862.26 School- en studietoelagenOntvangers van school- en studietoelagen, absoluut aantalen aandeel van de school<strong>be</strong>volking, naar onderwijsniveau,aanvraagjaar 2008-2009, zoals gekend op 16 okto<strong>be</strong>r 2009.Toegekend % van de school<strong>be</strong>volkingKleuteronderwijs 53.285 21,7Lager onderwijs 105.514 25,8Secundair onderwijs 126.367 27,8Hoger onderwijs 41.561 22,0Bron: O&V.4201999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007Bron: O&V, Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen.lificatie van het lager secundair onderwijs en geen onderwijsof opleiding meer volgt. De <strong>be</strong>rekening ge<strong>be</strong>urtop basis van steekproefgegevens. In 2009 <strong>be</strong>draagt deomvang van deze groep in het Vlaamse Gewest 8,6%. HetVlaamse gemiddelde ver<strong>be</strong>rgt wel een aanzienlijk verschiltussen de geslachten: 7,2% bij jonge vrouwen tegenover9,9% bij jonge mannen. Internationaal <strong>be</strong>keken haalt<strong>Vlaanderen</strong> anno 2008 hiermee ruimschoots de gesteldedoelstelling en doet het duidelijk <strong>be</strong>ter dan de gemiddeldeEU-lidstaat. Ook België als geheel en de buurlanden doenhet minder goed dan het Vlaams Gewest.Het Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen <strong>be</strong>rekent, aande hand van administratieve data, het percentage 22-jarigendat maximaal <strong>be</strong>schikt over een kwalificatie van hetlager secundair onderwijs en niet meer in het leerplichtonderwijszit. Merk op dat de component ‘Opleiding’ hierniet meegerekend wordt, wat in de Europese indicatorwel het geval is. In 2007 was 14,4% van de 22-jarigen indat geval. Bovendien groeit deze groep. Bij het <strong>be</strong>gin vande eeuw <strong>be</strong>droeg het aandeel ongeveer 11,5%.Ontvangen school- en studietoelagenDe Vlaamse overheid wil gezinnen financieel ondersteunenom deelname aan het onderwijs voor iedereen mogelijkén <strong>be</strong>taalbaar te maken. In het secundair en hogeronderwijs kent men de studietoelagen al langer; vanafhet schooljaar 2008-2009 komen ook kinderen in hetkleuter- en lager onderwijs hiervoor in aanmerking. Inhet kleuter- en leerplichtonderwijs spreekt men van eenschooltoelage; in het hoger onderwijs van een studietoelage.Vooral de financiële draagkracht van het gezin is<strong>be</strong>langrijk bij het <strong>be</strong>palen van het recht op een school- ofstudietoelage.Voor het aanvraagjaar 2008-2009 ontving 22% van deschool<strong>be</strong>volking in het kleuteronderwijs, 26% in het lageronderwijs en 28% in het secundair onderwijs een schooltoelage.In het hoger onderwijs tenslotte ontvangt 22%van de studenten een studietoelage.Voor het aanvraagjaar 2008-2009 resulteert dit concreet inde volgende gemiddelde <strong>be</strong>dragen.In het kleuteronderwijs wordt per rechtheb<strong>be</strong>nde eenvaste schooltoelage van 80 euro uit<strong>be</strong>taald. In het lageronderwijs kreeg de gemiddelde rechtheb<strong>be</strong>nde leerlingeen schooltoelage van 113 euro; in het secundair onderwijsloopt het gemiddeld <strong>be</strong>drag op tot 377 euro. Aan een(rechtheb<strong>be</strong>nde) student in het hoger onderwijs wordtgemiddeld 1.569 euro uit<strong>be</strong>taald.2.27 Diploma hoger onderwijsProportie 20-34-jarigen die een diploma hoger onderwijs<strong>be</strong>zitten in 2007, naar leeftijd, Vlaams Gewest.60504030<strong>2010</strong>0Totaal Mannen VrouwenBron: O&V, ADSEI (EAK).2.28 Scholingsgraad moedersAandeel 25-34-jarigen dat een diploma hoger onderwijs heeft<strong>be</strong>haald in 2008, naar scholingsgraad van de moeder, naargeslacht, Vlaams Gewest.90807060504030<strong>2010</strong>0Bron: O&V, ADSEI (AES).20-24 25-29 30-34 20-34MannenKortgeschoolde moederHooggeschoolde moederVrouwenMiddengeschoolde moederTotaal68vrind <strong>2010</strong>


talent, werk, ondernemen en innovatieMeer jongeren naar hethoger onderwijsLevenslang lerenHet afwerken van het secundair onderwijs wordt vaakgezien als het veroveren van een <strong>be</strong>hoorlijke startpositie.Het <strong>be</strong>leid wil echter verder gaan. Het Pact 2020 van deVlaamse Regering vereist een aanzienlijke stijging (nietgekwantificeerd) van het aandeel hooggeschoolden in deleeftijdscategorie 20-29 jaar. Op Europees niveau is weleen gekwantificeerde doelstelling over de hooggeschooldenafgesproken. De Europa 2020-strategie wil dat tegen2020 de hooggeschoolden 40% van de 30-34-jarigenuitmaken. Dit is in <strong>Vlaanderen</strong> nu reeds realiteit. Een andere<strong>be</strong>leidsprioriteit, vastgelegd in het Pact 2020, is het<strong>be</strong>halen van een diploma hoger onderwijs en participatiein het hoger onderwijs door jongeren van niet-hooggeschooldeouders.Jongeren met een diploma hoger onderwijsOngeveer twee op vijf van de jongeren <strong>be</strong>schikt over eendiploma hoger onderwijs. Bij de cijfers voor de 20-24-jarigenhoort een <strong>be</strong>langrijke kanttekening. De typischeleeftijd waarop men vandaag in <strong>Vlaanderen</strong> zijn eerstediploma in het hoger onderwijs kan <strong>be</strong>halen is immers 21.In dat opzicht geven de 25-29- en 30-34-jarigen een duidelijker<strong>be</strong>eld. Wanneer we die groepen <strong>be</strong>kijken, stijgt hetaandeel aanzienlijk.Al heel wat jonge mensen zijn hooggeschoold. Maar hoezijn de diploma’s hoger onderwijs verdeeld binnen deVlaamse <strong>be</strong>volking?Om de sociaaleconomische achtergrond van individuenweer te geven gebruikt men de scholingsgraad van demoeder. Is de moeder van de persoon kort-, midden- ofhooggeschoold en hoeveel personen binnen deze groepen<strong>be</strong>haalden zelf een diploma hoger onderwijs?Het verband tussen de scholingsgraad van de moederen het al dan niet <strong>be</strong>halen van een diploma hoger onderwijsis duidelijk zichtbaar en dit zowel bij mannen alsvrouwen. Wie een kortgeschoolde moeder heeft, heeftzelf minder vaak een diploma hoger onderwijs <strong>be</strong>haald.Wiens moeder hooggeschoold is, heeft zelf meer kans omeen diploma hoger onderwijs te <strong>be</strong>zitten.Leren stopt niet wanneer jongvolwassenen de poortenvan de school, hogeschool of universiteit achter zichdichttrekken. In een snel veranderende maatschappij ishet noodzakelijk te blijven leren. Het gaat hierbij zowelover opleidingen in het kader van de ar<strong>be</strong>idsmarkt alsover de verdere persoonlijke of sociale ontwikkeling vanindividuen. Levenslang leren is opgenomen in het Pact2020 van de Vlaamse Regering. Tegen 2020 moet 15% vande <strong>be</strong>volking op <strong>be</strong>roepsactieve leeftijd aan levenslangleren deelnemen. Ook in de Europese Lissabonstrategiekwam levenslang leren voor. Tegen <strong>2010</strong> moet 12,5% vande 25-64-jarigen levenslang leren. Deze doelstelling zalzeer waarschijnlijk niet gehaald worden.Levenslang leren (Europese <strong>be</strong>nchmark)Als de inwoners van het Vlaamse Gewest gevraagd wordtof zij recent deelnamen aan onderwijs of opleiding blijkthet antwoord in de meeste gevallen ‘nee’ te zijn. HetVlaamse Gewest, en ook België, scoort daarmee in Europesecontext helemaal niet goed. De Europese doelstellingzal zo goed als zeker niet gehaald worden. <strong>Vlaanderen</strong>blijft in de buurt van Frankrijk, maar de overige buurlandendoen het een stuk <strong>be</strong>ter. Ook de EU-gemiddelden zijnduidelijk hoger.2.29 Levenslang lerenAandeel van de <strong>be</strong>volking dat in de 4 weken voorafgaandaan de survey deelnam aan onderwijs of opleiding, internationalevergelijking, 2008.25201510Europese Benchmark50VerenigdKoninkrijkNederlandEU25EU27LuxemburgDuitslandVlaamsGewestFrankrijkBelgiëMannen Vrouwen TotaalBron: O&V, ADSEI (EAK), EUROSTAT.de lerende vlaming 69


2.30 Inschrijvingen volwassenenonderwijsAantal unieke inschrijvingen in een opleiding in het secundairvolwassenenonderwijs en in het hoger <strong>be</strong>roepsonderwijs vanhet volwassenenonderwijs, referteperiode 1 april 2008 – 31maart 2009.Volwassenenonderwijs - secundair onderwijsLineairModulairMannen 2.726 5.246Vrouwen 118.144 173.977Totaal 120.870 179.223Volwassenenonderwijs - Hoger <strong>be</strong>roepsonderwijsLineairModulairMannen 1.167 9.800Vrouwen 789 13.309Totaal 1.956 23.109Unieke inschrijving in een opleiding: iemand die zich gedurende eenreferteperiode twee of meer keer inschrijft in dezelfde opleiding en binnenhetzelfde stelsel, wordt slechts éénmaal geteld. Wie zich twee (of meer) keerinschrijft in dezelfde opleiding, maar in een verschillend stelsel (lineair, deandere keer modulair), wordt tweemaal geteld. Wie zich in twee verschillendeopleidingen –al dan niet binnen hetzelfde studiegebied- inschrijft, wordttweemaal geteld.Bron: O&V.2.31 Deeltijds kunstonderwijsEvolutie van het aantal leerlingen in het deeltijds kunstonderwijs,van 1998-1999 tot 2008-2009, naar studierichting.180.000160.000140.000120.000100.00080.00060.00040.00020.00001998-19991999-20002000-20012001-20022002-2003Beeldende kunst Muziek Woordkunst DansDe telling is gebaseerd op het aantal financierbare leerlingen, geteld opfebruari. Wie voor meer dan één studierichting inschreef, werd per studierichtingéénmaal geteld.Bron: O&V.2003-20042004-20052005-20062006-20072007-20082008-2009VolwassenenonderwijsHet secundair volwassenenonderwijs telde in tussen 1april 2008 - 31 maart 2009 300.093 unieke inschrijvingenin een opleiding. Ruim 97% van deze unieke inschrijvingen<strong>be</strong>treffen modulair onderwijs. In het secundair volwassenenonderwijsvormen vrouwen de meerderheid bijdeze unieke inschrijvingen.In het hoger <strong>be</strong>roepsonderwijs van het volwassenenonderwijstelde men in dezelfde periode 25.065 uniekeinschrijvingen waarvan 1.956 in het lineair onderwijsen 23.109 in het modulair onderwijs. Ook in het hoger<strong>be</strong>roepsonderwijs van het volwassenenonderwijs wordtde meerderheid van de unieke inschrijvingen uitgemaaktdoor vrouwen.BasiseducatieDe Centra voor Basiseducatie bieden volwassenen demogelijkheid om hun basisvaardigheden aan te scherpen.Tijdens april 2008 en eind maartt 2009 werden door de 13Centra voor Basiseducatie 55.765 cursisten <strong>be</strong>diend.Bron: O&V.Deeltijds kunstonderwijsDe school<strong>be</strong>volking in het deeltijds kunstonderwijs neemtsinds het schooljaar 1994-1995 sterk toe. In 2008-2009 iser voor het eerst een lichte daling te zien van het aantalfinancierbare leerlingen in het deeltijds kunstonderwijs.Examencommissie van de Vlaamse GemeenschapBinnen de Vlaamse Gemeenschap <strong>be</strong>staat de mogelijkheidom volgende getuigschriften en diploma’s te <strong>be</strong>halen viade examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap:- het getuigschrift van de 1 ste graad secundair onderwijs;- het getuigschrift van de 2 de graad secundair onderwijs;- het getuigschrift/diploma secundair onderwijs, zowelvoor de onderwijsvormen ASO, TSO, KSO als BSO;- het diploma verpleegkunde (4 de graad secundair onderwijs).2.32 Deelname examencommissieAantal deelnames aan de Examencommissie van de VlaamseGemeenschap, naar te <strong>be</strong>halen getuigschrift of diploma, van1999 tot 2009.3.5003.0002.5002.0001.5001.00050001999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Getuigschrift 1ste graad Getuigschrift 2de graadDiploma SO - ASOGetuigschrift/Diploma SO - TSO/BSO/KSODiploma Verpleegkunde TotaalBinnen elk jaar werden de eerste en de tweede zittijd samengeteld. De cijfersgeven het aantal deelnames weer en dus niet het aantal personen dat deelnam.Een persoon kan deelnemen aan <strong>be</strong>ide zittijden.Bron: O&V.70vrind <strong>2010</strong>


talent, werk, ondernemen en innovatie2.33 Opleidingenparticipatie werknemersAandeel werknemers dat gedurende het boekjaar één ofmeer formele opleidingen heeft gevolgd, in %, Vlaams Gewest,van 2005 tot 2007.2.34 OpleidingsinvesteringenAandeel totale opleidingskosten in de bruto totale loonkosten(inclusief werkgeversbijdragen), in %, Vlaams Gewest, van2005 tot 2007.60504030<strong>2010</strong>1,81,61,41,21,00,80,60,40,202005 2006 200702005 2006 20071-9 werknemers 10-49 werknemers 50-199 werknemers200 en meer werknemers Totaal1-9 werknemers 10-49 werknemers 50-199 werknemers200 en meer werknemers TotaalBron: Steunpunt WSE, op basis van Balanscentrale (NBB) en RSZ.Bron: Steunpunt WSE, op basis van Balanscentrale (NBB) en RSZ.Het totale aantal deelnames is de laatste 10 jaar met ongeveer40% gestegen. Het grootste aantal deelnemers pro<strong>be</strong>ertvia deze weg het diploma van secundair onderwijste <strong>be</strong>halen.Opleiding in ondernemingenOpleidingen in de ondernemingen vormen een ander<strong>be</strong>standdeel in het levenslang leren. Deze opleidingsinspanningenworden opgevolgd in het Pact 2020 van deVlaamse Regering. Dat Pact stelt een stijging van dezeopleidingen voorop. Deze stijging gaat zeer langzaam.Een derde van de werknemers volgde in de loop van hetjaar 2007 een of meer formele opleidingen. Naar geslachtwaren er nauwelijks verschillen, maar des te meer naar degrootte van het <strong>be</strong>drijf. In de micro-ondernemingen (minderdan 10 werknemers) <strong>be</strong>droeg het aandeel amper 1%;in de grote ondernemingen (meer dan 200 werknemers)56%. Naar sectoren scoren energie, water en afval<strong>be</strong>heerhet <strong>be</strong>st (54%), gevolgd door gezondheidszorg en maatschappelijkediensten en informatie en communicatie.Ervarings<strong>be</strong>wijzenIn de stimulering van het levenslang leren speelt de erkenningvan competenties een <strong>be</strong>langrijke rol. De erkenningvan competenties die mensen via niet-formeel lerenheb<strong>be</strong>n verworven, kan leiden tot een vlottere toegang totonderwijs en opleiding. Ook de leer- en opleidingstrajectenkunnen zo verkorten. Vandaar dat het Pact 2020 vande Vlaamse Regering deze indicator opvolgt, zonde eenstreefcijfer vast te leggen. In okto<strong>be</strong>r 2006 werden voorhet eerst ervarings<strong>be</strong>wijzen uitgereikt, namelijk voor 11call center operators. Sindsdien is het aantal snel toegenomen.In 2007 werden 240 ervarings<strong>be</strong>wijzen uitgereikt,in 2009 waren er dat 990. Het aantal <strong>be</strong>roepen steeg van1 tot 29. De <strong>be</strong>langrijkste <strong>be</strong>roepen in 2009 waren: <strong>be</strong>geleiderbuitenschoolse kinderopvang (273 ervarings<strong>be</strong>wijzen),heftruckchauffeur (218) en call center operator (103).2.35 Ervarings<strong>be</strong>wijzenAantal titels van <strong>be</strong>roeps<strong>be</strong>kwaamheid/aantal uitgereikteervarings<strong>be</strong>wijzen, in absolute cijfers, van 2006* tot 2009.De opleidingsinvestering, als aandeel van de totale loonkosten,<strong>be</strong>draagt 1%. Het Pact legt geen gekwantificeerdedoelstellingen vast, maar in vergelijking met de in 1998door de sociale partners overeengekomen 1,9%-doelstellingis dit niet hoog te noemen. Wel is een zeer lichte stijgingvast te stellen. Zoals bij de werknemersparticipatiegeven grotere <strong>be</strong>drijven relatief meer uit dan kleinere,maar zelfs bij ondernemingen met meer dan 200 werknemerskomt men maar tot 1,6%. Slechts twee brancheskomen boven 1,9% uit: de financiële sector en vastgoed(2,2%).1.2001.00080060040020002006 2007 2008 2009* Geen volledig jaar voor 2006. Bron: WSE, VSWSE.de lerende vlaming 71


Naar een goede start op het werkEen vlotte overstap van het onderwijs naar de ar<strong>be</strong>idsmarktis cruciaal. Maar het is lang niet voor iedereen eenmakkelijke stap. In dit deel <strong>be</strong>kijken we het stelsel vanleren en werken en de ondernemersopleiding en presenterenwe heel wat informatie rond de ervaringen van schoolverlatersop de ar<strong>be</strong>idsmarkt.Leren en werkenVanaf 15 of 16 jaar kan de leerling overstappen naar hetstelsel van leren en werken. Alle leerlingen in het deeltijdsonderwijs moeten minimum 28 uren per week leren enwerken. Men spreekt hier van het voltijds engagement.Deeltijds leren en werken wordt op twee manieren ingericht:in een centrum voor deeltijds onderwijs (CDO) ofin een Syntra (leertijd).2.37 Deelnemers ondernemersopleidingAantal deelnemers aan de ondernemersopleiding bij Syntra<strong>Vlaanderen</strong>, naar geslacht, van 2005-2006 tot 2008-2009.35.00030.00025.00020.00015.00010.0005.0000Bron: Syntra <strong>Vlaanderen</strong>.2005-2006 2006-2007 2007-2008 2008-2009Mannen Vrouwen TotaalIn een CDO volgen de leerlingen 15 uren les per week. Zijvullen dit aan met een werkervaring die aansluit bij de opleiding.Leerlingen die niet klaar zijn om te werken, kunnende overige 13 uur invullen met een voortraject of brugprojectbij een erkende promotor of een persoonlijk ontwikkelingstrajectin een Centrum voor Deeltijdse Vorming (CDV).In het schooljaar 2008-2009 <strong>be</strong>droeg het leerlingenaantalin het DBSO 6.935, waarvan ruim twee derde jongens.Alle leerlingen moeten ingeschreven zijn in een CDO; eenCDV kan wel instaan voor de organisatie van persoonlijkeontwikkelingstrajecten van een leerling die ingeschreven isin een CDO. Het CDV kan ook de algemene vorming binnenhet deeltijds <strong>be</strong>roepssecundair onderwijs of de ondersteuningvan leerlinggebonden activiteiten in de CDO (bv.activiteiten zoals het onthaal van instromers of time-in voorjongeren die dreigen uit te vallen) organiseren.In een Syntra kunnen leerlingen een leerovereenkomst afsluitendie voorziet in vier dagen praktijkopleiding bij eenkleine of middelgrote onderneming (KMO) of zelfstandigeen één dag theoretische vorming per week. Syntra telde inhet jaar 2007-2008 5.430 ‘leertijders’, waarvan ruim tweederde jongens.2.36 Leerlingen deeltijds onderwijsAantal leerlingen in het deeltijds secundair onderwijs en in deleertijd, naar geslacht, 2008-2009.Deeltijds <strong>be</strong>roepssecundaironderwijsLeertijd Syntra<strong>Vlaanderen</strong>Aantal leerlingen % jongens % meisjes6.935 66,9 33,16.816 65,9 34,1Het deeltijds zeevisserijonderwijs is vanaf het schooljaar 2008-2009 geïntegreerdin het deeltijds <strong>be</strong>roepssecundair onderwijs. Vanaf het schooljaar 2008-2009 zijn alle leerlingen in de Centra voor Deeltijdse Vorming ingeschrevenin een Centrum voor Deeltijds Onderwijs. Om dub<strong>be</strong>ltellingen te vermijdenwerden de leerlingen ingeschreven in de centra voor deeltijdse vorming nietmeer afzonderlijk opgenomen. De gegevens over de leertijd heb<strong>be</strong>n <strong>be</strong>trekkingop alle leerovereenkomsten (sommige leerlingen sloten er meerdere).Bron: O&V, Syntra <strong>Vlaanderen</strong>.OndernemersopleidingEen ondernemersopleiding van Syntra <strong>Vlaanderen</strong> omvateen <strong>be</strong>roepsgerichte vorming waarin specifieke vakkenniscentraal staat en een gedeelte <strong>be</strong>drijfs<strong>be</strong>heer waarinje alles leert over de <strong>be</strong>heersaspecten van je toekomstigeeigen zaak. De meeste opleidingen <strong>be</strong>roepskennis zijnmodulair opgebouwd. Het aantal deelnemers gaat instijgende lijn en ongeveer evenveel mannen als vrouwenparticiperen.Schoolverlaters naar de ar<strong>be</strong>idsmarktTussen februari 2008 en januari 2009 waren er 38.554mannelijke en 38.049 vrouwelijke schoolverlaters. Daarvanschreef 84% zich in als werkzoekende bij de VDAB. In2007-2008, dus voor de crisis, schreven zich slechts 64%van de schoolverlaters in bij de VDAB.Dit <strong>be</strong>tekent een lichte stijging. Dat heeft te maken met deslechte conjunctuur die een sterke rem zet op de intredevan jonge schoolverlaters op de ar<strong>be</strong>idsmarkt. 15% vanalle schoolverlaters was na een jaar (dus in 2009) nogsteeds ingeschreven bij de VDAB. Een jaar eerder, in2008, <strong>be</strong>droeg dit percentage slechts 10%. Het aandeelwerkloze schoolverlaters dat na een jaar werkloosheidgeen enkele werkervaring heeft, ligt met 4% dub<strong>be</strong>l zohoog als in 2008.Het aandeel schoolverlaters dat zich nooit inschreef alswerkzoekende, ligt <strong>be</strong>duidend hoger bij de mannen danbij de vrouwen. Ook het aandeel van de werkzoekendendat na 1 jaar nog ingeschreven is als werkzoekende, ligthoger bij mannen. De groep zonder werkervaring is eveneensgroter bij de mannen.Hoe hoger de scholingsgraad, hoe kleiner de kans omwerkloos te blijven.Het aandeel van de kortgeschoolden in het totaal van de72vrind <strong>2010</strong>


talent, werk, ondernemen en innovatie2.38 Inschrijvingen schoolverlatersEvolutie van het aantal ingeschreven schoolverlaters bij deVDAB, van 1993 tot 2008.65.00060.00055.00050.0002.40 Type schoolverlater - geslachtAantal schoolverlaters naar geslacht en naar type schoolverlater,februari 2008-januari 2009, in %.Totaal Mannen VrouwenNiet ingeschreven schoolverlater 15,8 17,1 14,4Ingeschreven schoolverlater -69,6 66,1 73,2werk binnen het jaarNog werkloos na 1 jaar -10,8 12,3 9,2met werkervaringNog werkloos na 1 jaar -zonder werkervaring3,8 4,6 3,1Bron: VDAB.45.00040.00035.0002.41 Nog werkzoekend na 1 jaarAantal schoolverlaters en restpercentage dat nog steeds werkloosis, naar scholingsgraad, februari 2008-januari 2009, in %.10030.0008025.000604020.0001993199419951996199719981999200020012002200320042005Mannen Vrouwen Totaal200620072008.200Alle schoolverlatersNog werkzoekend na 1 jaarKortgeschoold Middengeschoold HooggeschooldBron: VDAB.Bron: VDAB.schoolverlaters <strong>be</strong>draagt 15%. De laaggeschoolden makenechter 35% uit van alle schoolverlaters die na 1 jaarnog als werkzoekende zijn ingeschreven. Bij de hooggeschooldenis het <strong>be</strong>eld omgekeerd: hun aandeel in deschoolverlaters <strong>be</strong>draagt 40%, maar na een jaar maken zijminder dan 20% uit van de nog werkzoekende schoolverlaters.Bij de groep kortgeschoolden blijken vooral schoolverlatersuit het DBSO en de tweede graad van het BSO slechtte scoren. Dat geldt ook voor zij die maximaal de eerstegraad van het secundair onderwijs als hoogste scholingsgraadheb<strong>be</strong>n. De schoolverlaters die de tweede graadvan het ASO <strong>be</strong>ëindigden, <strong>be</strong>halen deze keer een goedescore, al gaat het hier om een zeer kleine groep. Diegenen2.39 Types schoolverlatersEvolutie van het aantal schoolverlaters naar type schoolverlater, van juli 2001–juni 2002 tot februari 2008-januari 2009, in %.10090807060504030<strong>2010</strong>0Juli 2001 - Februari 2002 - Februari 2003 - Februari 2004 - Februari 2005 - Februari 2006 - Februari 2007 - Februari 2008 -juni 2002 januari 2003 januari 2004 januari 2005 januari 2006 januari 2007 januari 2008 januari 2009Niet ingeschreven schoolverlaterNog werkloos na 1 jaar - met werkervaringIngeschreven schoolverlater - werk binnen het jaarNog werkloos na 1 jaar - zonder werkervaringOmdat in 2007-2008 voor het eerst ook de schoolverlaters die initieel niet in het schoolverlaters<strong>be</strong>stand van VDAB zaten kunnen opgevolgd worden kan geenvergelijking gemaakt worden met voorgaande jaren.Bron: VDAB.de lerende vlaming 73


die een leertijd (Syntra) heb<strong>be</strong>n doorlopen, halen eveneenseen goed resultaat.Bij de middengeschoolden ligt het aandeel schoolverlaters,dat na een jaar nog als werkzoekend is ingeschreven,rond 15%. Een uitzondering vormen afgestudeerden meteen hoger kunstsecundair diploma, die met 20% slechterscoren.Binnen het hoger onderwijs scoren de professioneel gerichtebachelors en de masters ongeveer even goed met7% afgestudeerden die na een jaar nog werkloos zijn.Naarmate het scholingsniveau stijgt, zijn er steeds meervrouwen bij de schoolverlaters. Bijna twee derde vande schoolverlaters zonder enig getuigschrift of diplomais een man. Bij de middengeschoolden zijn het aantalmannen en vrouwen redelijk in evenwicht. Enkel bijeen hoger technisch secundair diploma zijn de mannen<strong>be</strong>duidend in de meerderheid. Vrouwen domineren bijde masters (55%) en vooral bij de professioneel gerichtebachelors (64%).2.42 Schoolverlaters – scholingsgraad en geslachtAantal schoolverlaters naar scholingsgraad en geslacht,februari 2008, in %.10090807060504030<strong>2010</strong>0Bron: VDAB.Kortgeschoold Middengeschoold HooggeschooldMannenVrouwenInternationaliseringHet leven van de Vlaming wordt in heel wat opzichtensteeds internationaler. Er wordt steeds meer <strong>be</strong>lang gehechtaan het <strong>be</strong>heersen van (meerdere) vreemde talen enhet opdoen van ervaring buiten de grenzen van het onderwijssysteem.Zo wordt ook het onderwijs steeds internationaler.Hier nog kort aangeven wat er volgt.Erasmus: studentenHet Levenslang Leren programma (LLP) vervangt sinds2007 het Socrates-programma.De <strong>be</strong>staande subprogramma’s blijven <strong>be</strong>staan. Er zijnverschillende subprogramma’s voor verschillende doelgroepen.Comenius en Grundtvig richten zich tot hetleerplichtonderwijs en het volwassenenonderwijs. Tweeandere, meer <strong>be</strong>kende subprogramma’s, Leonardo daVinci en Erasmus, worden in het Pact van Vilvoorde opgevolgd.De Vlaamse Regering <strong>be</strong>oogt een stijging vanhet aantal deelnemers omdat jongeren door deze buitenlandseervaring een open geest voor andere culturenontwikkelen.Tot het academiejaar 1998-1999 steeg het aantal Erasmusstudentensterk, daarna stagneerde het aantal deelnemendestudenten enkele jaren. Sinds 2004-2005 is eropnieuw een lichte stijging. In 2004-2005 werd het recordvan 2001-2002 geëvenaard. In 2008-2009 namen 3.243 (inclusief504 stagestudenten – vroegere Leonardo da Vinci)studenten uit <strong>Vlaanderen</strong> deel. Er nemen meer vrouwen(2.017) dan mannen (1.226) deel. Terwijl aanvankelijkvooral universiteitsstudenten naar het buitenland trokken,zijn gedurende enkele jaren de hogeschoolstudenten inde meerderheid geweest. In 2006-2007 draaide de situatieweer even om, maar in 2008-2009 waren de hogeschoolstudentenopnieuw in de meerderheid. In relatie tot hetaantal studerenden maken universiteitsstudenten echtervaker gebruik van deze mogelijkheid.2.43 ErasmusstudentenEvolutie van het aantal Vlaamse Erasmusstudenten, naar soort instelling hoger onderwijs, van 1997-1998 tot 2008-2009.3.5003.0002.5002.0001.5001.00050001990-19911991-19921992-19931993-19941994-19951995-19961996-19971997-19981998-19991999-20002000-20012001-20022002-20032003-20042004-20052005-20062006-20072007-20082008-2009HogescholenUniversiteitenBron: O&V, EPOS vzw.74vrind <strong>2010</strong>


talent, werk, ondernemen en innovatie2.44 Vreemde talen – lager onderwijsAantal leerlingen die geen, één of twee of meer vreemdetalen volgt in het lager onderwijs, internationale vergelijking,2006-2007.2.45 Vreemde talen – secundair onderwijsGemiddeld aantal vreemde talen per leerling in het algemeensecundair onderwijs, naar niveau, internationale vergelijking,2006-2007.3,510090807060504030<strong>2010</strong>0Verenigd Franse Vlaamse Luxemburg EU27Koninkrijk Gemeenschap GemeenschapGeen taal 1 taal 2 talen of meer3,53,02,52,01,51,00,503,02,52,01,51,00,50,0VerenigdVerenigdFranseFranseDuitslandDuitslandVlaamseVlaamseFrankrijkFrankrijkNederland LuxemburgNederland LuxemburgEU27EU27Koninkrijk GemeenschapGemeenschapEerste graad secundair Hoger algemeen secundairEerste graad secundair Hoger algemeen secundairBron: O&V, Eurostat (website op 26 mei <strong>2010</strong>).Bron: O&V, Eurostat (website op 26 mei <strong>2010</strong>).Bijna een vierde van de studenten komt terecht in hetSpaanse onderwijs. Frankrijk is met 20% een goedetweede. Voor de docenten zijn Spanje, Finland, Nederlanden Portugal de populairste landen. In het academiejaar2008-2009 trokken 795 docenten naar het buitenland inhet kader van Erasmus, dat zijn er heel wat meer dan hetvoorgaand jaar.Vreemde talen leren‘Het leren van vreemde talen ver<strong>be</strong>teren’ is een <strong>be</strong>langrijkedoelstelling die de Europese Raad in 2001 vooropsteldeen wil verwezenlijken tegen <strong>2010</strong>. Ook <strong>Vlaanderen</strong> onderschrijftdeze doelstelling.In het gewoon lager onderwijs leert in <strong>Vlaanderen</strong> gemiddeld1 leerling op 3 een vreemde taal. Voor het schooljaar2006-2007 zijn, naast de leerlingen die verplicht Fransvolgen, ook de leerlingen opgenomen die een taalinitiatievolgen. In <strong>Vlaanderen</strong> en in de gemeenten met een speciaalstatuut (Brussel, randgemeenten en taalgrensgemeenten)kan in het gewoon basisonderwijs gekozen wordenvoor taalinitiatie in een andere taal dan het Nederlands,vroeger dan of naast het verplicht onderwijs in het Frans.Indien hiervoor gekozen wordt, moet steeds eerst taalinitiatiein het Frans aangeboden worden. Leerlingen dieeen dergelijke taalinitiatie volgen, zijn nu opgenomen inde cijfergegevens. Dit verklaart waarom een heel kleinpercentage leerlingen (0,2% van de leerlingen) 2 talen ofmeer volgt.Een leerling in de eerste graad secundair leert in <strong>Vlaanderen</strong>gemiddeld 1,4 vreemde talen. De toestand in onzebuurlanden is gelijkaardig, enkel Luxemburg doet <strong>be</strong>duidend<strong>be</strong>ter. In het hoger algemeen secundair onderwijsscoort <strong>Vlaanderen</strong> met gemiddeld 2,5 vreemde talen welduidelijk <strong>be</strong>ter; Nederland en Luxemburg heb<strong>be</strong>n een nogiets hoger cijfer.Investeren in onderwijsDe overheid wil blijven investeren in het onderwijs. Dedoelstelling om 2% van het bbp aan hoger onderwijs tespenderen is nog niet <strong>be</strong>reikt. Ook het gebouwenparkverdient aanvullende investeringen. DBFM, een partnershiptussen de publieke en de private sector, speelt hierineen <strong>be</strong>langrijke rol. Deze sectie <strong>be</strong>spreekt het budget,zowel in % bbp als per leerling en student in de verschillendeonderwijsniveaus. Dan komt de personeelsinzetper leerling en student aan bod, alsook de salarissen peronderwijsniveau. Besloten wordt met de toestand van hetschoolgebouwenpark.BudgetVlaamse onderwijs<strong>be</strong>groting zuiver proces<strong>be</strong>schrijvingDe Vlaamse onderwijs<strong>be</strong>groting <strong>be</strong>draagt 9,3 miljardeuro in 2009. Tegenover 2008 daalt het budget met 0,4%.Gezuiverd van inflatie <strong>be</strong>draagt de daling 1,1%.Onderwijsuitgaven internationaal vergelekenIn 2006 <strong>be</strong>droeg de Vlaamse onderwijs<strong>be</strong>groting, volgensde OESO-<strong>be</strong>rekening, 5,9% van het bruto binnenlandsproduct. Daarmee zit de Vlaamse Gemeenschap bovenhet EU19-gemiddelde. Wanneer enkel de gespendeerdeoverheidsmiddelen worden <strong>be</strong>schouwd, geeft <strong>Vlaanderen</strong>0,7% méér uit dan een gemiddeld EU19-land.Overheidsuitgaven per leerling/student<strong>Vlaanderen</strong> gaf in 2006 voor alle onderwijsniveaus meeruit per leerling of student dan een gemiddeld EU19-land.Er wordt meer uitgegeven per leerling of student naarmateze in een hoger onderwijsniveau zitten. Zo krijgt eende lerende vlaming 75


2.46 Uitgaven in % bbpUitgaven voor onderwijsinstellingen als percentage van hetbbp in 2006, volgens de OESO-<strong>be</strong>rekening, naar private enoverheidsuitgaven, in %, internationale vergelijking.kleuter in verhouding het minst overheidsmiddelen. Dezevaststelling moet wel gerelativeerd worden. Nergens inEuropa – met uitzondering van Frankrijk – <strong>be</strong>staat immerszo een uitgebreid kleuteronderwijs als in <strong>Vlaanderen</strong>.76543210België Vlaamse Verenigd Frankrijk Nederland EU27 DuitslandGemeenschap KoninkrijkOverheidPrivaatOnderwijspersoneelLeerling-leerkracht-ratioDe leerling-leerkracht-ratio geeft weer per hoeveel leerlingenéén onderwijzend personeelslid <strong>be</strong>zoldigd wordt.Deze ratio geeft geen <strong>be</strong>eld van klasgrootte, maar is eerdereen investeringsindicator.Deze <strong>be</strong>rekening omvat het Vlaamse onderwijsbudget, de financiële inspanningvoor onderwijs en opleiding van gemeenten en provincies, de middelenvan Syntra <strong>Vlaanderen</strong>, de kinderbijslag die ouders ontvangen voor kinderenboven de 18 jaar, de kost van de onderwijsadministratie, de Europese middelen,de pensioenen en alle uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling.Bron: O&V, OESO.2.47 Uitgaven per leerlingUitgaven voor onderwijsinstellingen per leerling in 2006,in USD-equivalenten, naar onderwijsniveau, internationalevergelijking.18.00016.00014.00012.00010.0008.0006.0004.0002.0000Bron: O&V, OESO.2.48 Leerling-leerkracht-ratioLeerling-leerkracht-ratio, schooljaar 2006-2007, naar onderwijsniveau,internationale vergelijking.2520151050Kleuter Lager Secundair HogerVK NED D FR VL Gem.Kleuter Lager Secundair HogerVK NED D FR VL Gem.De cijfers van het kleuteronderwijs voor Nederland zijn <strong>be</strong>grepen in het lageronderwijs, geen cijfers voor het hoger onderwijs.Bron: O&V, OESO.Voor het kleuteronderwijs situeert <strong>Vlaanderen</strong> zich bovenhet EU19-gemiddelde van 13,9. De ratio van Luxemburg,het buurland met de laagste leerling-leerkracht-ratio in hetkleuteronderwijs, <strong>be</strong>draagt 12,6 en die van Frankrijk, hetbuurland met de hoogste ratio in dit onderwijsniveau, 19,2.Wat het lager onderwijs <strong>be</strong>treft, positioneert <strong>Vlaanderen</strong>zich duidelijk onder het EU19-gemiddelde (14,4). Luxemburgheeft de laagste ratio van de buurlanden (11,2) en Frankrijk-net als in het kleuteronderwijs- de hoogste (19,7).<strong>Vlaanderen</strong> <strong>be</strong>hoort in het secundair onderwijs tot de landenmet de laagste ratio’s. Het EU19-gemiddelde <strong>be</strong>draagt11,7. Luxemburg heeft de laagste ratio van de buurlandenmet 9 en Nederland de hoogste met 15,7.In het hoger onderwijs heeft <strong>Vlaanderen</strong> een ratio rond hetEU19-gemiddelde (16). Duitsland scoort laag met een ratiovan 12,1 en België als geheel hoog met een ratio van 18,1.Verloning van leerkrachtenDe salarissen van leerkrachten verschillen sterk van landtot land. Zo kiezen Engeland en Schotland er bijvoor<strong>be</strong>eldvoor om hun leerkrachten, ongeacht het onderwijsniveauwaar ze werkzaam zijn, gelijk te <strong>be</strong>zoldigen.Wat het lager onderwijs <strong>be</strong>treft situeert zowel het aanvangssalarisals het maximumsalaris in <strong>Vlaanderen</strong> zichrond het EU19-gemiddelde. Bij het maximumsalaris <strong>be</strong>hoortde verloning in <strong>Vlaanderen</strong> zelfs tot de koplopersonder onze buurlanden. Qua aanvangssalaris heeft Frankrijkhet laagste en Luxemburg het hoogste <strong>be</strong>drag. Wathet maximumsalaris <strong>be</strong>treft heeft Engeland het laagste enLuxemburg het hoogste <strong>be</strong>drag.Voor het lager secundair onderwijs zit <strong>Vlaanderen</strong> onderhet EU19-gemiddelde. Frankrijk heeft het laagste aanvangssalarisen Luxemburg het hoogste. Engeland heefthet laagste maximumsalaris terwijl Luxemburg nogmaalshet hoogste heeft.In het hoger secundair onderwijs <strong>be</strong>hoort <strong>Vlaanderen</strong> totde landen met het hoogste aanvangssalaris en het hoogstemaximumsalaris. Zoals in de andere onderzochte onderwijsniveausheeft Frankrijk het laagste aanvangssalaris enLuxemburg het hoogste. Engeland heeft het laagste maximumsalarisen Luxemburg het hoogste.76vrind <strong>2010</strong>


talent, werk, ondernemen en innovatie2.49 Salarissen lager onderwijsSalarissen van leerkrachten in het lager onderwijs naar carrièremoment in 2006-2007, internationale vergelijking, in USD-koopkrachtpariteiten.120.000100.00080.00060.00040.00020.0000Frankrijk Franse EU19 Vlaamse Engeland Schotland Nederland Duitsland LuxemburgGemeenschapGemeenschapAanvangssalaris Middencarrièresalaris MaximumsalarisBron: O&V, OESO.2.50 Salarissen lager secundair onderwijsSalarissen van leerkrachten in het lager secundair onderwijs naar carrièremoment in 2006-2007, internationale vergelijking, inUSD-koopkrachtpariteiten.140.000120.000100.00080.00060.00040.00020.0000Frankrijk Franse Vlaamse Engeland Schotland EU19 Nederland Duitsland LuxemburgGemeenschap GemeenschapAanvangssalaris Middencarrièresalaris MaximumsalarisBron: O&V, OESO.2.51 Salarissen hoger secundair onderwijsSalarissen van leerkrachten in het hoger secundair onderwijs naar carrièremoment in 2006-2007, internationale vergelijking, inUSD-koopkrachtpariteiten.140.000120.000100.00080.00060.00040.00020.0000Frankrijk Engeland Schotland EU19 Franse Nederland Vlaamse Duitsland LuxemburgGemeenschapGemeenschapAanvangssalaris Middencarrièresalaris MaximumsalarisBron: O&V, OESO.de lerende vlaming 77


2.52 Lokalen <strong>be</strong>schikbaar/tekortGemiddeld aantal lokalen <strong>be</strong>schikbaar en tekort, per vestigingsplaats, naar type lokaal, 2008.14121086420-2-4LeslokaalOnderwijsondersteuningGespecialiseerdevakkenBibliotheekGroepsruimtesRefterTurnzaalSportveldenSpeelplaatsenSanitairBergruimteRuimte voorpersoneel,vergaderingenAdministratieParamedischlokaalLeef- enontspanningsruimtesSlaap- enrustruimtesLokalen <strong>be</strong>schikbaarLokalen tekortBron: O&V, Schoolgebouwenmonitor AGION.Toestand gebouwenpark2.53 Kwaliteitsaspecten gebouwenVestigingsplaatsen naar kwaliteit van de gebouwen in 2008,in %.10090807060504030<strong>2010</strong>0VeiligheidGebruikscomfortSchooldomeinen -omgevingBouwfysieke staatNiet In geringe mate MiddelmatigGrotendeelsVolledigBron: O&V, Schoolgebouwenmonitor AGION.FunctionaliteitBelevingswaardeKostenDe gebouwen waarin de leerlingen schoollopen wordenvan naderbij <strong>be</strong>keken in de Schoolgebouwenmonitor vanhet Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs(AGION). In deze studie worden schooldirecties <strong>be</strong>vraagdover allerlei aspecten van de kwaliteit van hun schoolgebouwen.Er wordt gekeken over hoeveel en welke lokalende scholen <strong>be</strong>schikken en hoeveel en welke lokalenze graag willen heb<strong>be</strong>n. De verschillende aspecten vankwaliteit van een gebouw komen vervolgens aan bod. Totslot wordt er nagegaan uit welke bouwjaren de Vlaamseschoolgebouwen stammen.Er een algemeen tekort aan onderwijslokalen in <strong>Vlaanderen</strong>.Het ideale, gewenste schoolgebouw is circa 20% groterdan de Vlaamse scholen vandaag in werkelijkheid zijn.Er is een weinig gedifferentieerd lokalenprofiel: het klassiekeklaslokaal heeft duidelijk de bovenhand. De leslokalenworden, in meerdere of mindere mate, aangevuld metandere hoofdfuncties. Sommige lokaaltypes zijn vandaagnauwelijks aanwezig: bibliotheek/mediatheek, sportvelden,paramedische lokalen, leef- en ontspanningsruimtesen rust- en slaapruimtes.Er <strong>be</strong>staat een relatief grote <strong>be</strong>hoefte aan bijkomendelokalen voor ondersteunende functies. Voor sommigeondersteunende lokaaltypes stelt men zelfs vast dat de<strong>be</strong>hoefte eraan groter is dan wat vandaag aanwezig is.Daardoor wordt de positie van het klassieke klaslokaalbinnen de gewenste profielen minder uitgesproken.Het gewenste schoolgebouw is dus niet enkel groter, maarin vele gevallen ook anders samengesteld dan het huidige.Er is vraag naar meer differentiatie qua lokaaltypes.78vrind <strong>2010</strong>


talent, werk, ondernemen en innovatieDe kwaliteit van schoolgebouwen is een concept metmeerdere dimensies:- de veiligheid,- het gebruikscomfort,- de bouwfysieke staat,- de functionaliteit,- de <strong>be</strong>levingswaarde,- de kosten,- de kwaliteit van het schooldomein en de schoolomgeving.Het sterkste punt van de Vlaamse schoolgebouwen blijkthun veiligheid te zijn: 60% van de vestigingsplaatsenkrijgt een positieve tot zeer positieve evaluatie. Het gebruikscomfortkrijgt 59% positieve scores. Anderzijds isde <strong>be</strong>oordeling van de <strong>be</strong>levingswaarde en de kosten vande gebouwen een stuk minder positief. Voor de kostengeeft nog 14% van de directies een goede evaluatie aanhun gebouw.Een klein deel (15%) van het gebouwenpark <strong>be</strong>staat uitecht recente gebouwen, gebouwd in de jaren 1990 en2000. Meer dan de helft van de schoolgebouwen werdopgetrokken in de periode 1950-1990. Het kleinste deelvan de gebouwen (13%) dateert van voor 1920. 58% vande schoolgebouwen in <strong>Vlaanderen</strong> werd gebouwd voor1970 en is dus meer dan 40 jaar oud.Hoewel er regelmatig verbouwingen of renovaties werdenuitgevoerd, blijkt uit deze cijfers de relatief hoge ouderdomvan de Vlaamse schoolgebouwen. De ouderdomvan schoolgebouwen hangt sterk samen met de kwaliteitervan. Naarmate een schoolgebouw een hogere leeftijd<strong>be</strong>reikt, stijgt het aantal gerapporteerde problematischesituaties.Algemeen kan gesteld worden dat het grootste deel vanhet gebouwenpark voldoende kwaliteit <strong>be</strong>zit wat <strong>be</strong>treftde basisvoorwaarden comfort, staat en veiligheid. Leerlingenen leerkrachten kunnen doorgaans dus rekenenop een zekere basiskwaliteit inzake onderwijshuisvesting.Maar voor een minderheid van de schoolgebouwen (7%)zijn zelfs de basisvoorwaarden niet vervuld. Bij dezegroep zijn de meest dringende problemen.Tegenover de goede basiskwaliteit staat dat het gebouwenparkvaak tekort schiet op vlak van kwaliteitsaspectendie te maken heb<strong>be</strong>n met nieuwe uitdagingen in de 21steeeuw. 26% van de schoolgebouwen kan zeker niet voldoenaan deze uitdagingen; 21% meent er wel volledigklaar voor te zijn.2.54 Bouwjaar schoolgebouwenAparte gebouwen in 2008, naar bouwjaar, in %.35302520151050Voor 19201920-19491950-19691970-19891990 en laterBron: O&V, Schoolgebouwenmonitor AGION.de lerende vlaming 79


Voor meer informatiedefinitiesPublicaties en websitesEuropean Commission (2009). Progress towards the Lisbonobjectives in education and training - Indicatorsand <strong>be</strong>nchmarks 2009. Brussel.OECD (2009). Education at a Glance 2009 OECD Indicators.Parijs.Vlaams Ministerie van Onderwijs & Vorming, Agentschapvoor Infrastructuur in het Onderwijs (2009).De schoolgebouwenmonitor 2008. Indicatoren voorde kwaliteit van de schoolgebouwen in <strong>Vlaanderen</strong>.Antwerpen, Garant.Vlaams Ministerie van Onderwijs & Vorming, Agentschapvoor Onderwijsdiensten (<strong>2010</strong>). Rapport ‘Leerplicht:Wie is er niet als de school<strong>be</strong>l rinkelt? Evaluatie2008-2009’. Brussel.Vlaams Ministerie van Onderwijs & Vorming (2009). StatistischJaarboek van het Vlaams onderwijs Schooljaar2008-2009. Brussel.Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs:www.agion.<strong>be</strong>Europese Commissie - Directoraat Generaal Onderwijs &Cultuur: ec.europa.eu/educationEuropese Commissie - EUROSTAT:epp.eurostat.ec.europa.euEurydice - The Information Network on Education inEurope: www.eurydice.orgOrganisatie voor Economische Samenwerking & Ontwikkeling:www.oecd.orgFOD Economie - Algemene Directie Statistiek en EconomischeInformatie: www.stat<strong>be</strong>l.fgov.<strong>be</strong>Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen:www.steunpuntloopbanen.<strong>be</strong>United Nations Educational Scientific and Cultural Organisation(UNESCO): www.unesco.orgVlaamse Gemeenschapscommissie:www.vgc.<strong>be</strong>/onderwijsVlaams Ministerie van Onderwijs & Vorming:www. ond.vlaanderen.<strong>be</strong>Vlaamse Interuniversitaire Raad: www.vlir.<strong>be</strong>Vlaamse Onderwijsraad: www.vlor.<strong>be</strong>Leerlingen De leerlingenaantallen heb<strong>be</strong>n <strong>be</strong>trekking ophet aantal ingeschreven leerlingen en studenten op1 februari 2006. De leerlingen en studenten die ingeschrevenzijn in Franstalige scholen of in Franstaligeafdelingen van Nederlandstalige scholen onder de<strong>be</strong>voegdheid van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschapworden niet in dit cijfermateriaal opgenomen.In het hogescholenonderwijs en het universitaironderwijs worden de regelmatige hoofdinschrijvingenin de professioneel en academisch gerichtebachelorsopleidingen, in de mastersopleidingen, enin de basisopleidingen in afbouw geregistreerd. Inhet onderwijs voor sociale promotie, het deeltijdskunstonderwijs en B.I.S. wordt het aantal inschrijvingengeteld. Dit aantal ligt hoger dan het aantalfysieke personen, omdat een leerling voor meerderecursussen ingeschreven kan zijn. In het onderwijsvoor sociale promotie wordt het aantal inschrijvingenin opleidingen gestart binnen de referteperiode (van1 februari tot en met 31 januari) geteld. Leerlingendie omwille van een langdurige ziekte les volgen inhet buitengewoon onderwijs (de zogenaamde type-5-leerlingen) worden, om dub<strong>be</strong>ltellingen te vermijden,niet in het cijfermateriaal opgenomen (buitengewoonkleuteronderwijs: 132 leerlingen, buitengewoon lageronderwijs: 203 leerlingen, buitengewoon secundaironderwijs: 240 leerlingen).Leerling-leerkracht-ratio De leerling-leerkracht-ratiogeeft aan hoeveel leerlingen er zijn per <strong>be</strong>zoldigdonderwijzend personeelslid. Het geeft dus geen <strong>be</strong>eldvan de gemiddelde klasgrootte. Ook het buitengewoononderwijs werd in het Vlaamse cijfermateriaalgeïntegreerd. De omkadering is er groter dan in hetgewoon onderwijs. Ook het deeltijds onderwijs en hetonderwijs voor sociale promotie zijn in de cijfergegevensvervat. Voor de personeelsgegevens moet eropgewezen worden dat al het onderwijzend personeel(budgettaire fulltime-equivalenten) opgenomen is.Zo zitten er personeelsleden in de cijfers die geenklasleerkracht zijn, bijvoor<strong>be</strong>eld taakleerkrachten.Ook personeelsleden die zorgen voor vervangingenvan minder dan een jaar werden in de basisgegevensopgenomen. We volgen daarmee de OESO-instructiesover de ‘coverage’ en hun definities over leerkrachten.80Overheidskost per leerling Op internationaal vlak wordtde kost per leerling op basis van het aantal financierbarestudenten <strong>be</strong>rekend en in US-dollarequivalentenuitgedrukt. Uitgaven voor onderwijsinstellingen perstudent in vergelijking met het BBP per capita worden<strong>be</strong>rekend door de onderwijsuitgaven per studentin de nationale munteenheid af te zetten als percentagevan het BBP per capita, ook in de nationale muntvrind<strong>2010</strong>


talent, werk, ondernemen en innovatieeenheid. In de gevallen waarbij de onderwijsuitgavenen de BBP-data een andere referentieperiode <strong>be</strong>slaan,worden de onderwijsdata aan de referentieperiodevan de BBP-data aangepast. Men maakt daarbij gebruikvan de inflatieratio’s.PersoneelGegevens afkomstig van het Departement Onderwijs:De personeelsstatistieken registreren enkel het personeeldat ofwel rechtstreeks door het DepartementOnderwijs wordt <strong>be</strong>taald ofwel van wie de lonen tenlaste van de werkingsenveloppe van het hogescholenonderwijszijn. Het personeel van de universitairesector en het meester-, vak- en dienstpersoneel vanhet gesubsidieerd onderwijs zitten niet in de statistiekenvan het Departement Onderwijs. De gesubsidieerdecontractuelen evenmin omdat zij niet volledigdoor het Departement Onderwijs <strong>be</strong>taald worden.Binnen het onderwijspersoneel maken we een onderscheidtussen enerzijds het <strong>be</strong>stuurs- en onderwijzendpersoneel en anderzijds de andere personeelscategorieën.Gegevens afkomstig van de VLIR:De personeelsgegevens voor het universitair onderwijszijn afkomstig van de Vlaamse InteruniversitaireRaad (VLIR), en heb<strong>be</strong>n <strong>be</strong>trekking op 1 februari 2006.Leeftijdsgegevens van het Vlaams onderwijspersoneelin internationaal perspectiefIn de vergelijking worden de onderwijsniveaus alsvolgt gedefinieerd:- het kleuteronderwijs omvat het gewoon en hetbuitengewoon kleuteronderwijs;- het lager onderwijs omvat het gewoon en het buitengewoonlager onderwijs;- het secundair onderwijs omvat het gewoon en hetbuitengewoon secundair onderwijs, het deeltijdssecundair onderwijs en het secundair onderwijsvoor sociale promotie;- het hoger onderwijs omvat het hogescholenonderwijs,het universitair onderwijs en het hoger onderwijsvoor sociale promotie.In de data omtrent onderwijzend personeel zijn eenaantal directie-ambten meegeteld.Als referentie namenwe de vroegere EU15-landen waarvoor data<strong>be</strong>schikbaar waren. Omdat we deze gegevens zelf vande OESO-website downloadden, is er geen OESO- ofEuropees gemiddelde <strong>be</strong>schikbaar.In de grafiekenmet een internationale vergelijking zijn de ter<strong>be</strong>schikkinggesteldenvoorafgaand aan het rustpensioen níetin aanmerking genomen voor <strong>Vlaanderen</strong>. Het onderwijzendpersoneel van het OSP is daarentegen wél inde internationale cijfers voor <strong>Vlaanderen</strong> opgenomen.We volgden hiermee steeds de OESO-instructies.Scholingsgraad Percentage van de <strong>be</strong>volking dat een<strong>be</strong>paald onderwijsniveau succesvol <strong>be</strong>ëindigd heeft.De internationale categorie ‘lager secundair onderwijs’stemt in het huidige Vlaamse onderwijssysteemmet de eerste graad of de tweede graad van het secundaironderwijs overeen. Tot de opleidingen vanuniversitair niveau <strong>be</strong>horen naast de opleidingen aande universiteiten ook de twee-cycli-opleidingen aande hogescholen. Het niet-universitair hoger onderwijsomvat naast het hogescholenonderwijs van ééncyclus ook de mensen met een HOSP-diploma. Debron voor de Belgische en Vlaamse gegevens in dezeindicator is de jaarlijkse ‘Doorlopende Enquête naarde Ar<strong>be</strong>idskrachten’ uitgevoerd door het NationaalInstituut voor de Statistiek.Salariëring van leerkrachten Deze indicator geeft een<strong>be</strong>eld van de salarissen van leerkrachten in het onderwijs.De gegevens zijn afkomstig uit de OESOdatabank.De salarissen zijn aangepast volgens de‘Purchasing Power Parity’ (PPP), zodat vergelijkingentussen de landen verantwoord zijn. Deze PPPindexwordt jaarlijks door de OESO samengestelden is een coëfficiënt die per land de koopkrachtweergeeft. Er wordt een onderscheid tussen hetaanvangs-, het middencarrière- en het maximumsalarisvan leerkrachten gemaakt. Het aanvangssalarisis het gemiddeld brutosalaris per jaar vooreen voltijds aangestelde leerkracht in het <strong>be</strong>gin vanzijn/haar loopbaan met het minimum opleidingsniveaudat vereist is om volledig gekwalificeerd tezijn. Het middencarrièresalaris verwijst naar hetgemiddeld brutosalaris per jaar na 15 jaar loopbaanvoor een voltijds aangestelde leerkracht met hetminimum opleidingsniveau dat vereist is om vollediggekwalificeerd te zijn. Hetzelfde geldt voor hetmaximumsalaris, met dit verschil dat de <strong>be</strong>rekeningge<strong>be</strong>urt op basis van 27 jaar dienstanciënniteit voorleerkrachten in het kleuter-, lager en in de 1ste graadsecundair onderwijs en 25 jaar loopbaan voor geaggregeerdenin het secundair onderwijs - groep 2. Determ ‘brutosalaris’ verwijst naar de geïndexeerdebruto jaarwedde (op basis van januari 2003), verhoogdmet de eindejaarstoelage en het vakantiegeld.Voor het ‘hoger technisch en <strong>be</strong>roepssecundair onderwijs’– wat overeenkomt met de 2de en 3de graadsecundair onderwijs BSO/KSO/TSO – zijn er geencijfergegevens in de internationale dataverzamelinggeïntegreerd. In dit soort onderwijs komen te veelverschillende salarisschalen voor om zinvolle gemiddeldente <strong>be</strong>rekenen. Dat is ook in het buitenland hetgeval, waardoor de OESO <strong>be</strong>sliste om hiervoor geenindicator te <strong>be</strong>rekenen.de lerende vlaming 81


Schoolverlater Het Departement Onderwijs voert iederjaar op 1 februari een telling uit van het aantal leerlingenen studenten. Voor het <strong>be</strong>palen van het aantalschoolverlaters van 2005 wordt de telling van 2005vergeleken met die van 2006. Wie in de eerste tellingvoorkomt maar niet meer in de tweede, wordtals schoolverlater <strong>be</strong>schouwd. Deze redenering kloptniet helemaal. Schoolverlaters die een middenstandsopleidingheb<strong>be</strong>n gevolgd, vinden wij hier immersniet terug. Ook schoolverlaters die één of meerderejaren in het buitenland gestudeerd heb<strong>be</strong>n of studiesvolgden in een niet erkende onderwijsinstelling of ineen onderwijsinstelling die niet onder de <strong>be</strong>voegdheidvalt van het Departement Onderwijs, komen indeze <strong>be</strong>standen niet voor. Wanneer deze schoolverlaterszich inschrijven als werkzoekende bij de VDAB,dan vinden wij ze wel terug in de VDAB-<strong>be</strong>standen.Schrijven zij zich niet in als werkzoekende, dan vindenwij ze noch in de onderwijs<strong>be</strong>standen, noch inde VDAB-<strong>be</strong>standen. De VDAB houdt eveneens een<strong>be</strong>stand bij van de schoolverlaters die zich als werkzoekendeinschrijven in de periode februari-januari.Door het Departement Onderwijs werd dit VDAB<strong>be</strong>standvergeleken met het Onderwijs<strong>be</strong>stand. Indieneen koppeling kon gemaakt worden, dan werden deVDAB-gegevens verrijkt met Onderwijsgegevens.Was een koppeling onmogelijk, dan werden van dezeschoolverlaters enkele gegevens ter <strong>be</strong>schikking gesteldom een verdere analyse mogelijk te maken. DeVDAB-<strong>be</strong>standen werden verder afgestemd op deregistratieperiode binnen Onderwijs. Schoolverlatersdie afhaken vóór het einde van het schooljaar of dieeen nieuw schooljaar aanvatten, maar na het eerstetrimester stoppen, worden zo eveneens in rekeninggebracht. In tegenstelling tot het voorbije jaar kondennu wel gegevens <strong>be</strong>komen worden van Syntra wat<strong>be</strong>treft de middenstandsopleiding. Daarnaast zin ernog de personen die één of meerdere jaren studeerdenaan een instelling die niet onderworpen is aan deregelgeving van het Departement Onderwijs (privéonderwijs,onderwijs in een instelling van de FranseGemeenschap of studies gevolgd in het buitenland).De resultaten van deze groep werd verwerkt aan dehand van VDAB-gegevens.82vrind <strong>2010</strong>


talent, werk, ondernemen en innovatie2.2werk ensociale economieWeten wat er reilt en zeilt op vlak van ar<strong>be</strong>idsmarkt ensociale economie is van <strong>be</strong>lang voor een goede <strong>be</strong>leidsvoering.Dit hoofdstuk gaat dan ook van start met eenschets van de situatie op de Vlaamse ar<strong>be</strong>idsmarkt inruime zin. Voor een <strong>be</strong>ter zicht op de huidige toestandvan de ar<strong>be</strong>idsmarkt en de grootste uitdagingen voorhet <strong>be</strong>leid, komen achtereenvolgens de <strong>be</strong>volking op ar<strong>be</strong>idsleeftijd,de werkenden en de werkzoekenden aanbod. Ook de aansluitingsproblemen tussen vraag en aanboden de combinatie ar<strong>be</strong>id en gezin worden tegen hetlicht gehouden.De Vlaamse Regering heeft een aantal lange termijndoelstellingen<strong>be</strong>paald in het Pact 2020, in ViA en in hetregeerakkoord 2009-2014. Bedoeling is om versterkt in tezetten op de activering van werkzoekenden, de versterkingvan competenties en de ondersteuning van loopbanen.De Vlaamse Regering wil ook resoluut gaan voormeer 50-plussers aan het werk en een versterking van desociale economie. In het tweede deel van dit hoofdstukkomen een aantal <strong>be</strong>leidsmaatregelen en –programma’saan bod die werden opgezet ter realisatie van deze doelstellingen.2.55 Bevolking op ar<strong>be</strong>idsleeftijdEvolutie van de <strong>be</strong>volking op ar<strong>be</strong>idsleeftijd (15-64 jaar), van1999 tot 2009, naar socio-economische positie, N x 1.000.4.5004.0003.5003.0002.5002.0001.5001.00050001999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Werkend Werkzoekend Niet-<strong>be</strong>roepsactiefBron: ADSEI EAK (<strong>be</strong>werking Steunpunt WSE/Departement WSE).Situatie Vlaamse ar<strong>be</strong>idsmarktHier volgt een <strong>be</strong>eld van de ruime omgeving waarin deVlaamse ar<strong>be</strong>idsmarkt en het ar<strong>be</strong>idsmarkt<strong>be</strong>leid is inge<strong>be</strong>d.Vooreerst wordt de <strong>be</strong>volking op ar<strong>be</strong>idsleeftijden een aantal onderliggende componenten onder deloep genomen. Vervolgens wordt dieper ingegaan op dewerkenden, de werkloosheid, de aansluitingsproblementussen vraag en aanbod op de ar<strong>be</strong>idsmarkt en de combinatiear<strong>be</strong>id en gezin.Bevolking op ar<strong>be</strong>idsleeftijdIn 2008 is de Vlaamse <strong>be</strong>volking op ar<strong>be</strong>idsleeftijd (15-64 jaar) verder toegenomen tot 4,08 miljoen inwoners.Vooruitzichten geven aan dat dit niet zal blijven duren.Volgens prognoses zou het aantal 15-64-jarigen in 2020blijven hangen op 4,16 miljoen om nadien te krimpen tot4,13 miljoen in 2025. Daarenboven blijkt de kleiner wordendegroep mensen op ar<strong>be</strong>idsleeftijd ook te ontgroenenen te vergrijzen. Dit proces is nu al aan de gang: terwijlhet aantal jongeren (15-24-jarigen) sinds 2000 min of meerstabiel is gebleven, neemt het aantal ouderen (55-64-jarigen)jaar na jaar toe. Na <strong>2010</strong> zal deze trend zich nog verderdoorzetten met een quasi stabilisering van het aantal15-24-jarigen en een aanzienlijke toename van het aantal55-64-jarigen. Waar er in 2000 nog 112 jongeren per 100ouderen zijn, zou deze ratio in 2020 een dieptepunt <strong>be</strong>reikenmet 78 jongeren op 100 ouderen.De <strong>be</strong>volking op ar<strong>be</strong>idsleeftijd (15-64 jaar) kan volgensde internationaal geldende definitie van de InternationalLabour Organization (ILO) naar socio-economischepositie in drie grote categorieën ingedeeld worden: dewerkenden, de werkzoekenden of werklozen en de niet<strong>be</strong>roepsactieven.Voor <strong>Vlaanderen</strong> komen we zo voor hetjaar 2009 aan 65,8% werkenden, 3,4% werkzoekenden en30,8% niet-<strong>be</strong>roepsactieven. De eerste twee vormen samende <strong>be</strong>roeps<strong>be</strong>volking. In vergelijking met 1999 is hetaandeel werkenden toegenomen en is het aandeel werkzoekendenen niet-<strong>be</strong>roepsactieven gedaald.Het aantal werkenden kende een overwegend stijgendverloop tussen 1999 en 2008, <strong>be</strong>halve tijdens de economischzwakkere jaren 2001-2003 toen er geen groei ofzelfs een afname van het aantal werkenden was. De impactvan de mondiale economische crisis is nog niet echtzichtbaar in de jaarprestaties van 2008, maar is dat wel in2009 waar het aantal werkenden daalt.werk en sociale economie 83


2.56 Jong/oud-ratioEvolutie/prognose van de verhouding 15-24-jarigen/55-64-jarigen, van 2000 tot 2025.1<strong>2010</strong>08060402002000200120022003200420052006200720082009<strong>2010</strong>201120122013201420152016201720182019202020212022202320242025Bron: FPB, ADSEI Bevolkingsstatistieken en -vooruitzichten.Vanaf 2001 zijn het de vrouwen die de grootste bijdrageleveren in de toename van de werkenden. Toch zijn de werkendemannen anno 2009 nog steeds in de meerderheid.Het aantal ILO-werkzoekenden vertoont een schommelendverloop in de periode 1999-2009. Na een lichtestijging in 2005 wordt er vanaf 2006 opnieuw een dalendparcours afgelegd dat tot een halt komt in 2009.Het aantal niet-<strong>be</strong>roepsactieven ging tussen 1999 en2008 overwegend in neergaande lijn. In 2009 neemt hunaantal weer wat toe en zijn de niet-<strong>be</strong>roepsactieven doorgaansjonger dan 25 jaar (38,2%) ofwel 50-plusser (45,5%)en zijn er <strong>be</strong>duidend meer vrouwen (58,4%) dan mannen.WerkendenVooreerst wordt de werkzaamheidsgraad, zowel globaalals naar verschillende achtergrondkenmerken, gepresenteerd.Nadien wordt er even stilgestaan bij de uittredeleeftijd.Vervolgens komen er verscheidene ar<strong>be</strong>idsregimesaan bod. Tot slot wordt ook werkbaar werk tegen het lichtgehouden.WerkzaamheidsgraadEind <strong>2010</strong> loopt de Lissabonstrategie af die in 2000 gelanceerdwerd om van de EU de meest competitieve en dynamischekenniseconomie ter wereld te maken. Om dezeambitie waar te maken engageerde ook <strong>Vlaanderen</strong> zichondermeer om 70% van de personen op ar<strong>be</strong>idsleeftijd(15-64 jaar) aan het werk te krijgen tegen <strong>2010</strong>. Deze doelstellingstaat centraal in het Vlaamse ar<strong>be</strong>idsmarkt<strong>be</strong>leiden werd onder meer opgenomen in het Pact 2020.Anno 2009 zijn er 65,8% van de Vlamingen op actieveleeftijd aan de slag; dat zijn er 2,3 op 100 meer dan bij deaanvang van de Lissabonstrategie. <strong>Vlaanderen</strong> presteerthiermee ruim boven het Belgische gemiddelde en ookiets boven het Europese gemiddelde. Met het groeiritmedat tijdens de afgelopen jaren gerealiseerd werd, is het<strong>be</strong>reiken van de 70%-doelstelling tegen <strong>2010</strong> niet haalbaar.Niet alleen remt de vergrijzing van de <strong>be</strong>volkingop ar<strong>be</strong>idsleeftijd de vooruitgang af, maar ook de economischecrisis versterkt dit nog. Daarnaast blijven eenaantal specifieke groepen ondervertegenwoordigd op dear<strong>be</strong>idsmarkt: ouderen, laaggeschoolden, vreemdelingen,personen met een handicap en vrouwen.De toename van de ar<strong>be</strong>idsdeelname wordt in het VlaamseGewest in hoofdzaak gerealiseerd door de vrouwen.Dit zorgt ervoor dat een andere Europese doelstelling- een vrouwelijke werkzaamheidsgraad van 60% tegen<strong>2010</strong> - nu al gehaald is in <strong>Vlaanderen</strong>. Met 60,5% van devrouwen (15-64 jaar) die een <strong>be</strong>taalde baan heb<strong>be</strong>n, doethet Vlaamse Gewest het <strong>be</strong>ter dan het EU27-gemiddelde.Deze evolutie hangt nauw samen met het succes vandeeltijdar<strong>be</strong>id. Doordat de mannelijke ar<strong>be</strong>idsdeelnamede voorbije jaren min of meer stabiel bleef, verkleindede werkzaamheidskloof tussen mannen en vrouwen. Hetverschil tussen de mannelijke en de vrouwelijke werkzaamheidsgraadliep tussen 2000 en 2009 terug van 18procentpunten tot 10,4 procentpunten.De samengedrukte loopbaan blijkt nog sterk ingeburgerdin <strong>Vlaanderen</strong>. Zowel in de jongste als de oudste leeftijdscategorieis er een opmerkelijk lagere werkzaamheidsgraaddan in de middengroep. Dit fenomeen wijst op eenlate intrede en een vroege uittrede uit de ar<strong>be</strong>idsmarkt. Inde rest van de Europese Unie komt dit patroon ook voor,maar minder uitgesproken dan in <strong>Vlaanderen</strong>. In 2009was 28,6% van de Vlaamse 15-24-jarigen aan het werktegenover 35,2% in de EU27. De verklaring van de lagewerkzaamheidsgraad in de leeftijdscategorie 15 tot 24jaar schuilt in de lange schoolloopbaan van de Vlaamsejongeren. Wanneer de werkzaamheidsgraad in de jongsteleeftijdscategorie <strong>be</strong>rekend wordt zonder de studenten<strong>be</strong>draagt deze 80,8% in het Vlaamse Gewest, tegenover69,2% gemiddeld in de Europese Unie in 2007. De jongerenwerden als eerste getroffen door de economischecrisis, maar wel wordt verwacht dat als de economie weeraanslaat, zij vooraan in de rij staan om weer aan de slagte gaan.De lage werkzaamheidsgraad bij ouderen vormt een vande voornaamste pijnpunten op de Vlaamse ar<strong>be</strong>idsmarkt.Het Pact 2020 schuift dan ook expliciet een ruime eindeloopbaandoelstellingnaar voor waarin gesteld wordtdat de gemiddelde jaarlijkse groei voor de werkzaamheidsgraadbij de 50-plussers gemiddeld 1 procentpuntmoet <strong>be</strong>dragen om zo de Europese 50%-doelstelling voor55-plus in zicht te krijgen. In 2009 was goed een op drieVlaamse 55-64-jarigen aan het werk tegenover bijna dehelft in de EU27. Daarmee lijkt een derde Europese doelstelling- een ar<strong>be</strong>idsdeelname van 50% bij de 55-64-jarigentegen <strong>2010</strong> - allerminst haalbaar. Ook voor de andereoudere leeftijdsgroepen blijft de afstand met de EU27gemiddelde werkzaamheidsgraad groot, in het bijzonderboven de 60 jaar.84vrind <strong>2010</strong>


talent, werk, ondernemen en innovatie2.57 Werkzaamheidsgraad globaalEvolutie van de werkzaamheidsgraad (15-64 jaar), van 1999 tot 2009, naar geslacht, leeftijd, onderwijsniveau*, nationaliteit**en internationale vergelijking, jaargemiddelde, in %.Vlaams Gewest* 25-64 jaar (i.p.v. 15-64 jaar).** EU: tot 2004 EU15, in 2005 en 2006 EU25 en vanaf 2007 EU27.Bron: Eurostat LFS, ADSEI EAK (<strong>be</strong>werking Steunpunt WSE/Departement WSE).Waals BrusselsGewest Gewest1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2009 2009 2009 2009Totaal 62,1 63,5 63,4 63,5 62,9 64,3 64,9 65,0 66,1 66,5 65,8 56,2 55,1 61,6 64,6MannenVrouwen15-24 jaar25-49 jaar50-64 jaar55-64 jaarLaaggeschooldMiddengeschooldHooggeschooldBelgenEU-burger (excl. Belgen)Niet-EU-burger71,052,932,982,838,023,751,676,786,863,561,531,072,854,033,784,339,925,552,977,986,664,661,738,172,154,534,584,040,124,551,877,386,464,064,634,071,655,234,484,240,625,652,177,285,464,260,137,570,755,032,683,242,126,552,076,285,163,758,635,571,656,732,884,943,829,552,477,086,264,962,738,571,857,831,885,645,930,752,377,886,465,464,040,671,558,332,085,846,331,452,277,585,765,662,340,672,359,831,586,849,334,254,278,187,166,766,642,072,060,831,787,949,134,353,378,586,766,967,043,870,960,528,686,850,935,852,577,886,766,364,844,562,350,221,875,545,632,742,569,382,357,252,828,961,049,319,168,449,642,343,462,877,655,463,138,8België67,256,025,381,249,135,348,074,084,262,559,638,8EU2770,758,635,278,856,546,054,773,784,565,068,055,7In de periode 2000-2008 kent de werkzaamheidsgraadbij de 50-64-jarigen een positief verloop. De stijging is ingrote mate toe te schrijven aan de vrouwen, voornamelijkin de leeftijdsgroep 55-59 jaar. De grote afstand tussen dewerkzaamheidsgraad van de 55-59-jarigen en de 60-64-jarigenblijft <strong>be</strong>staan. Anno 2008 blijft de werkzaamheid bijde ouderen voor het eerst na een lange klim ter plaatsetrappelen, om in 2009 terug toe te nemen.De leeftijdskloof, die het verschil aangeeft tussen de werkzaamheidsgraadvan de 25-49-jarigen en de 50-64-jarigen,is daardoor in 2009 weer wat kleiner geworden.2.58 Werkzaamheidsgraad ouderenEvolutie van de werkzaamheidsgraad (50-64 jaar), van 2000tot 2008, naar leeftijdsklassen, jaargemiddelde, in %.807060504030<strong>2010</strong>02000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 200850-54 jaar 55-59 jaar 60-64 jaarBron: Eurostat LFS, ADSEI EAK (<strong>be</strong>werking Steunpunt WSE/Departement WSE).De werkzaamheidsgraad van de Vlaamse laaggeschooldenblijft veel lager dan die van midden- en hooggeschoolden.Anno 2009 is slechts iets meer dan de helftvan de laaggeschoolden op ar<strong>be</strong>idsleeftijd aan het werk.Daarmee scoort <strong>Vlaanderen</strong> iets lager dan het Europesegemiddelde. Het verschil in ar<strong>be</strong>idsdeelname tussen laagenhogergeschoolden <strong>be</strong>draagt ruim 29 procentpunten enis de laatste tien jaar nauwelijks verkleind. Door de economischesituatie dreigen de laaggeschoolden bovendiennog meer achterop te raken.In 2009 zijn in <strong>Vlaanderen</strong> 44% van de niet-EU27-burgerswerkzaam tegenover 66% van de personen met de Belgischenationaliteit. Vooral de ar<strong>be</strong>idsdeelname van deniet-Europese vrouwen ligt met amper 29% laag, al waser tussen 1999 en 2007 bij deze groep wel een opvallendever<strong>be</strong>tering merkbaar. In 2008 is de ar<strong>be</strong>idsdeelname vanvrouwelijke niet-EU-burgers echter weer licht afgenomen.De nationaliteitskloof is de afgelopen jaren weliswaar kleinergeworden, maar in internationaal opzicht presteert<strong>Vlaanderen</strong> nog steeds zwak: zowel in de buurlanden alsin de rest van de Europese Unie ligt de ar<strong>be</strong>idsdeelnamevan niet-EU-burgers veel hoger.Personen met een nationaliteit van buiten de EU27 makenslechts een klein deel uit van de <strong>be</strong>volking die een niet-EU27 herkomst heeft, omdat velen onder hen in grotemate gebruik gemaakt heb<strong>be</strong>n van de verscheidene mogelijkhedendie hun werden geboden om Belg te worden.Aan de hand van het geboorteland is het ook mogelijk omde situatie in te schatten van personen met een vreemdeherkomst die de Belgische nationaliteit verworven heb<strong>be</strong>n,samen met de personen die een nationaliteit vanbuiten de EU27 heb<strong>be</strong>n. Hieruit blijkt dat de werkzaamheidsgraadvan buiten de EU27 geboren personen (52,7%)in 2008 <strong>be</strong>ter is dan die van personen met een niet-EU27nationaliteit (43,8%), maar wel slechter dan die van de inwerk en sociale economie 85


2.59 WerkzaamheidsklovenEvolutie van het verschil in de werkzaamheidsgraad* tussenmannen en vrouwen, tussen 25-49-jarigen en 50-64-jarigen,tussen Belgen en niet-EU-burgers (tot 2004 EU15, in 2005en 2006 EU25 en vanaf 2007 EU27) en tussen midden/hooggeschooldenen laaggeschoolden, van 1999 tot 2009, inprocentpunten.5040302.61 ZelfstandigenAandeel zelfstandigen in de <strong>be</strong>volking op ar<strong>be</strong>idsleeftijd (15-64 jaar) in 2008, volgens geboorteland, in %.Geboren inTotaal België Buitenland waarvanander EU27waarvanniet-EU27Vlaams Gewest 8,4 8,5 7,3 9,2 5,7Waals Gewest 7,0 7,0 7,0 6,8 7,3Brussels Gewest 8,0 7,8 8,2 13,3 5,5België 7,9 8,0 7,5 9,2 6,0Bron: ADSEI EAK (<strong>be</strong>werking Departement WSE).<strong>2010</strong>01999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009GenderkloofNationaliteitskloofLeeftijdskloofOnderwijskloof* Het gaat telkens om alle 15-64-jarigen, bij de onderwijskloof gaat het om de25-64-jarigen.Bron: ADSEI EAK (<strong>be</strong>werking Steunpunt WSE/Departement WSE).België geboren personen (67,3%). De werkzaamheidsklooftussen de in België geboren personen en de buiten de EUgeboren personen <strong>be</strong>draagt 14,6%.Van de totale Vlaamse <strong>be</strong>volking op ar<strong>be</strong>idsleeftijd zijn8,4% of 342.657 mensen aan het werk als zelfstandige.Opgesplitst naar geboorteland blijken personen geborenin een andere Europese lidstaat ondernemender tezijn dan de in België geboren personen: 9,2% tegenover8,5%. Ook in de andere gewesten ligt het percentagezelfstandigen in de totale <strong>be</strong>volking het hoogst bij de personengeboren in een andere EU lidstaat, in het BrusselseHoofdstedelijke Gewest loopt hun aandeel zelfs op tot13,8%. Personen geboren buiten de EU27 scoren mindergoed met een aandeel van 5,7% in <strong>Vlaanderen</strong>. De overgrotemeerderheid van de zelfstandigen geboren in eenandere Europese lidstaat komt uit één van de buurlanden(voornamelijk uit Nederland).In 2007 is 42% van de personen met hinder aan het werk.Vooral bij de groep die in ernstige mate hinder ondervindt,ligt de ar<strong>be</strong>idsdeelname laag (25%). Bij de personenzonder hinder ligt de werkzaamheidsgraad in dezelfdeperiode op 71%. De ar<strong>be</strong>idsdeelname van personen methinder is tussen 2002 en 2007 met vijf procentpunten toegenomen.Dat is 2 procentpunten meer dan de toenamevan de totale werkzaamheidsgraad in dezelfde periode.2.60 Werkzaamheidsgraad internationaalInternationale vergelijking van de werkzaamheidsgraad (15-64 jaar) in 2009 (linkeras, in %) en van de wijziging van de werkzaamheidsgraadtussen 2000 en 2009 (rechteras, in procentpunten), jaargemiddelde.90807060504030<strong>2010</strong>070%-doelstelling121086420-2-4-6-8NederlandDenemarkenZwedenOostenrijkDuitslandCyprus2009 2000-2009Verenigd KoninkrijkFinlandSloveniëPortugalVlaams GewestTsjechiëLuxemburgEU27FrankrijkEstlandBulgarijeIerlandBelgiëGriekenlandLetlandSlovakijeLitouwenSpanjePolenRoemeniëItaliëHongarijeMaltaBron: Eurostat LFS, ADSEI EAK (<strong>be</strong>werking Steunpunt WSE/Departement WSE).86vrind <strong>2010</strong>


talent, werk, ondernemen en innovatieUittredeleeftijdHet opkrikken van de werkzaamheidsgraad van 50-plussers<strong>be</strong>tekent dat de uittrede uit de ar<strong>be</strong>idsmarkt langeruitgesteld wordt.In 2006 <strong>be</strong>droeg de gemiddelde uittredeleeftijd 58,9 jaarin het Vlaamse Gewest. Dit is vergelijkbaar met de situatiein België en de andere gewesten. De gemiddelde uittredeleeftijdis slechts licht gestegen in de periode 2001-2006.Op basis van een voorlopige schatting voor 2007 valt ereen sterkere toename van de gemiddelde uittredeleeftijdte noteren. Het ronden van de kaap van 59 jaar brengt dedrempel van 60 wat dichterbij.2.62 UittredeleeftijdEvolutie van de gemiddelde uittredeleeftijd, van 2001 tot2007*, naar geslacht en gewest, in jaar.Vlaams GewestWaals GewestBrussels GewestBelgiëTotaalMannenVrouwenTotaalMannenVrouwenTotaalMannenVrouwenTotaalMannenVrouwen2001 2005 2006 *200758,458,857,558,358,757,658,759,258,158,458,857,658,859,258,358,758,958,259,059,358,758,859,158,358,959,458,058,859,158,259,159,458,758,959,358,159,259,458,959,159,358,859,359,659,059,259,458,8* Raming.Bron: Datawarehouse Ar<strong>be</strong>idsmarkt & Sociale Bescherming bij de KSZ (<strong>be</strong>werkingSteunpunt WSE).Ar<strong>be</strong>idsregimeDe Vlaamse en Europese ar<strong>be</strong>idsmarkt zijn sinds de jarennegentig een stuk flexi<strong>be</strong>ler geworden. Deze evolutie zetzich nog steeds door.Het aandeel deeltijds werkenden is in het VlaamseGewest sterk gestegen van 18,2% in 2001 naar 23,2% in2008. Daarmee ligt het aandeel deeltijdar<strong>be</strong>id opvallendhoger dan het EU27-gemiddelde van 17,4% in 2008. Desnellere toename van deeltijdar<strong>be</strong>id in <strong>Vlaanderen</strong> enBelgië kan gedeeltelijk verklaard worden door het succesvan maatregelen op het gebied van loopbaanonderbrekingen tijdskrediet. Via het systeem van dienstenchequesworden ook hoofdzakelijk deeltijdse banen voor vrouwengecreëerd. Deeltijdar<strong>be</strong>id is overigens nog steeds in hogemate een vrouwelijk verschijnsel. De meerderheid van deVlaamse vrouwen die een deeltijdse baan heb<strong>be</strong>n, doendit omwille van de combinatie ar<strong>be</strong>id-gezin.Het aandeel tijdelijk loontrekkende werkenden is in hetVlaamse Gewest de voorbije jaren min of meer gestabiliseerden in 2008 zelf iets gedaald tot circa 7%. Dat is eenstuk lager dan het EU27-gemiddelde van 14%. Het contractvoor on<strong>be</strong>paalde duur blijkt meer de norm te zijn in<strong>Vlaanderen</strong> dan in de rest van Europa. Tijdelijke ar<strong>be</strong>id isnet als deeltijdar<strong>be</strong>id een overwegend vrouwelijke aangelegenheid,maar minder uitgesproken. In 2008 was bijnaeen tiende van de Vlaamse werkende vrouwen met eentijdelijk contract aan de slag, tegenover 1 op 20 van demannen. Tijdelijke ar<strong>be</strong>id is ook sterk leeftijdsgebondenen blijkt vooral een jongerenzaak te zijn. Bij de 15-24-jarigeVlamingen komen tijdelijke ar<strong>be</strong>idsovereenkomsten2.63 Deeltijdar<strong>be</strong>idEvolutie van het aandeel deeltijdar<strong>be</strong>id bij werkenden (15-64 jaar), van 2001 tot 2008, naar geslacht, leeftijd en internationalevergelijking, jaargemiddelde, in %.Vlaams GewestBron: Eurostat LFS, ADSEI EAK (<strong>be</strong>werking Steunpunt WSE/Departement WSE).WaalsGewestBrusselsGewest2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2008 2008 2008 2008Totaal 18,2 18,8 20,2 21,1 22,4 22,8 22,6 23,2 21,9 18,9 22,4 17,4MannenVrouwen15-24 jaar25-49 jaar50-64 jaar4,237,314,718,220,14,638,014,518,821,55,839,616,619,823,95,941,316,720,426,06,942,119,721,526,86,843,117,521,530,06,642,317,321,328,87,142,716,721,531,07,540,227,520,723,910,429,730,817,021,7België7,540,820,720,828,0EU277,030,626,215,619,32.64 Tijdelijke ar<strong>be</strong>idEvolutie van het aandeel tijdelijke ar<strong>be</strong>id bij loontrekkenden (15-64 jaar), van 2001 tot 2008, naar geslacht, leeftijd en internationalevergelijking, jaargemiddelde, in %.Vlaams GewestBron: Eurostat LFS, ADSEI EAK (<strong>be</strong>werking Steunpunt WSE/Departement WSE).WaalsGewestBrusselsGewest2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2008 2008 2008 2008Totaal 8,5 8,0 7,6 7,5 7,7 7,8 7,4 7,5 6,9 9,9 12,2 8,3 14,0MannenVrouwen15-24 jaar25-49 jaar50-64 jaar5,912,027,16,93,45,311,626,26,23,55,110,825,05,83,75,210,427,05,63,75,410,428,35,73,45,910,128,85,84,15,59,625,55,74,25,69,728,35,64,35,28,925,25,43,88,012,238,98,62,811,213,431,512,34,1België6,610,229,57,03,6EU2713,214,940,012,06,6werk en sociale economie 87


2.65 Atypische ar<strong>be</strong>idEvolutie van het aandeel loontrekkenden met een atypisch contract (15-64 jaar), van 2001 tot 2008, naar geslacht en internationalevergelijking, jaargemiddelde, in %.Nachtar<strong>be</strong>idAvondwerkZaterdagwerkZondagwerkPloegenar<strong>be</strong>idTotaalMannenVrouwenTotaalMannenVrouwenTotaalMannenVrouwenTotaalMannenVrouwenTotaalMannenVrouwenVlaams GewestWaalsGewestBrusselsGewestBelgië2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2008 2008 2008 20074,25,52,613,014,710,812,310,614,57,16,77,710,913,18,14,35,52,712,114,19,612,610,715,27,16,48,09,811,87,34,55,92,712,414,49,812,610,814,87,37,07,610,312,47,74,66,12,612,314,59,612,811,015,27,36,68,19,911,97,54,25,62,512,514,510,113,411,415,87,57,18,19,912,07,34,56,02,712,515,09,613,612,115,37,57,27,89,411,57,04,35,62,712,114,29,614,412,416,88,07,29,09,311,36,94,45,92,711,813,99,414,612,916,68,58,28,99,311,76,74,55,92,79,510,68,115,013,117,37,87,48,27,48,95,63,34,6-11,313,48,813,713,813,57,78,17,14,35,42,94,35,82,611,112,98,914,613,016,58,28,08,58,310,36,0EU278,110,25,618,720,117,223,022,024,211,611,212,017,819,116,3Bron: Eurostat LFS, ADSEI EAK (<strong>be</strong>werking Steunpunt WSE/Departement WSE).relatief meer voor dan bij de totale <strong>be</strong>volking op ar<strong>be</strong>idsleeftijd,maar minder dan bij tal van Europese leeftijdsgenoten.Dit onderstreept het <strong>be</strong>lang van tijdelijk werk alsintredekanaal op de ar<strong>be</strong>idsmarkt.Er is ook nog de ar<strong>be</strong>id volgens een afwijkend uurrooster(atypische ar<strong>be</strong>id). Opvallend is dat vrouwenmeer op zaterdag en zondag werken dan mannen. Beidevormen van atypisch werk heb<strong>be</strong>n de voorbije jarenlichtjes aan <strong>be</strong>lang gewonnen. Nachtwerk, avondwerken ploegenar<strong>be</strong>id kennen dan weer meer succes bij mannen.Het werken in ploegensysteem kent de laatste jareneen kleine afbrokkeling in <strong>Vlaanderen</strong>, terwijl avondwerkeveneens een overwegend dalend verloop kent en nachtar<strong>be</strong>idmin of meer stabiel blijft. Opmerkelijk is dat deVlamingen gemiddeld genomen overwegend minder inafwijkende ar<strong>be</strong>idsvormen tewerkgesteld zijn dan huncollega’s elders in de Europese Unie.Bij de zelfstandigen is dat minder dan de helft in 2007.De werkbaarheidsgraad voor vrouwen en sommige kansengroepenwijkt wel af van de globale werkbaarheid bijzelfstandigen en werknemers. Zowel voor de vrouwen alsvoor de laaggeschoolden en personen met een handicapligt de werkbaarheidsgraad lager dan globaal genomenhet geval is. Bij de 55-plussers is dat net omgekeerd.Een hogere werkbaarheidsgraad impliceert dat voor deafzonderlijke werkbaarheidsdimensies hogere groeicijfersopgetekend worden. Op drie van deze vier werkbaarheidsdimensieswerd tussen 2004 en <strong>2010</strong> een lichtevooruitgang geboekt bij de werknemers. Bij hen wordende minste problemen gesignaleerd op het vlak van werkprivéevenwicht. Dit is niet het geval bij de zelfstandigenwaar bijna één op drie moeilijkheden ondervindt met decombinatie privé-werk in 2007. De meeste problemenworden gemeld op het gebied van psychische vermoeidheiden dit zowel bij zelfstandigen als bij loontrekkenden.Werkbaar werkOm de uitstroom uit de ar<strong>be</strong>idsmarkt te <strong>be</strong>perken en werkendenlanger actief te houden is ook aandacht vereistvoor werkbaar werk of een kwaliteitsvolle job. Het Pact2020 wil dat de werkbaarheidsgraad, die het aandeelwerkenden met een kwaliteitsvolle baan weergeeft, vanzowel werknemers als zelfstandige ondernemers jaarlijksgemiddeld met een 0,5 procentpunt groeit. De werkbaarheidsgraadzou daardoor tegen 2020 verhogen tot minstens60% voor werknemers en zo dicht mogelijk bij 55%komen voor zelfstandigen.In <strong>2010</strong> steeg de werkbaarheidsgraad van loontrekkendenverder tot 54,3%. Daarmee komt het aandeel vanwerknemers dat een kwaliteitsvolle baan heeft op vlakvan psychische vermoeidheid, wel<strong>be</strong>vinden in het werk,leermogelijkheden en werk-privé-balans op ruim de helft.2.66 WerkbaarheidsgraadEvolutie van de werkbaarheidsgraad, van 2004 tot <strong>2010</strong>,naar <strong>be</strong>roepsstatuut en kansengroepen, in %.WerknemersZelfstandigen2004 2007 <strong>2010</strong> Pact20202007 Pact2020Globaal 52,3 54,1 54,3 60,0 47,7 55,0Vrouwen 51,4 52,6 53,1 46,950-54-jarigen 47,1 52,2 51,5 53,055-plussers 58,5 54,6 56,5 53,4Laaggeschoolden 34,9 35,9 42,0 43,3Personen met een- 19,2 23,9 -ar<strong>be</strong>idshandicap (erg)Personen met eenar<strong>be</strong>idshandicap(in zekere mate)- 36,2 38,1 -Bron: SERV-STV Innovatie & Ar<strong>be</strong>id.88vrind <strong>2010</strong>


talent, werk, ondernemen en innovatie2.67 WerkbaarheidsindicatorenEvolutie van de werkbaarheidsindicatoren, van 2004 tot<strong>2010</strong>, naar <strong>be</strong>roepsstatuut, % niet-problematisch.10080602.69 WerkloosheidsklovenEvolutie van het verschil in de ILO-werkloosheidsgraad* tussenmannen en vrouwen, tussen 25-49-jarigen en 50-64-jarigen,tussen Belgen en niet-EU-burgers (tot 2004 EU15, in2005 en 2006 EU25 en vanaf 2007 EU27) en tussen midden/hooggeschoolden en laaggeschoolden, van 1999 tot 2009, inprocentpunten.40200Psychische Wel<strong>be</strong>vinden Leermogelijkheden Werk-privévermoeidheidin het werk balansWerknemers 2004 Werknemers 2007Werknemers <strong>2010</strong> Zelfstandigen 200750-5-10-151999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Bron: SERV-STV Innovatie & Ar<strong>be</strong>id.WerkloosheidOm de werkloosheid te <strong>be</strong>schrijven wordt zowel gebruikgemaakt van enquêtegegevens (EAK en LFS) als van administratieveVDAB data.-20-25-30GenderkloofNationaliteitskloofLeeftijdskloofOnderwijskloof* Het gaat telkens om alle 15-64-jarigen, bij de onderwijskloof gaat het omde 25-64-jarigen.Bron: ADSEI EAK (<strong>be</strong>werking Steunpunt WSE/Departement WSE).ILO-werkloosheidsgraadIn 2009 steeg de globale ILO-werkloosheidsgraad in hetVlaamse Gewest tot 5%. Net zoals de voorgaande jarenwaren Vlamingen op <strong>be</strong>roepsactieve leeftijd minder vaakop zoek naar een baan dan gemiddeld genomen in deEuropese Unie. Slechts enkele EU-lidstaten scoren <strong>be</strong>ter.De vrouwelijke werkloosheidsgraad is anno 2009 evengroot als bij de mannen, zodat de genderkloof hier verdwenenis. In <strong>Vlaanderen</strong> zijn de vrouwen ook mindervaak werkloos dan in de rest van de EU.Ruim 15 op 100 jongeren die zich aanbieden op de ar<strong>be</strong>idsmarktheb<strong>be</strong>n geen job in 2009. Dat is een pak meerdan de voorgaande jaren. Gebrek aan werkervaringspeelt de jongeren parten. Daarenboven worden ze vakeraangeworven met een tijdelijk contract dat in economischmoeilijke tijden dikwijls niet verlengd wordt.Bij de 50-plussers blijft de werkloosheidsgraad <strong>be</strong>perkttot 3,9%. Dit wil niet zeggen dat deze leeftijdsgroep volopaan het werk is, maar veeleer dat heel wat ouderen zichniet langer op de ar<strong>be</strong>idsmarkt aanbieden.2.68 ILO-werkloosheidsgraad globaalEvolutie van de ILO-werkloosheidsgraad (15-64 jaar), van 1999 tot 2009, naar geslacht, leeftijd, onderwijsniveau*, nationaliteit**en internationale vergelijking, jaargemiddelde, in %.Vlaams Gewest* 25-64 jaar (i.p.v. 15-64 jaar).** EU: tot 2004 EU15, in 2005 en 2006 EU25 en vanaf 2007 EU27.Bron: Eurostat LFS, ADSEI EAK (<strong>be</strong>werking Steunpunt WSE/Departement WSE).WaalsGewestBrusselsGewest1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2009 2009 2009 2009Totaal 5,4 4,3 4,0 4,9 5,7 5,4 5,5 5,0 4,4 3,9 5,0 11,2 15,9 8,0 9,0MannenVrouwen15-24 jaar25-49 jaar50-64 jaar55-64 jaarLaaggeschooldMiddengeschooldHooggeschooldBelgenEU-burger (excl. Belgen)Niet-EU-burger4,46,813,54,64,03,77,53,72,24,88,030,53,25,911,33,72,7-5,83,11,83,97,223,93,64,510,03,42,6-5,03,31,73,76,321,54,35,711,64,23,83,86,24,02,54,58,425,35,26,315,54,93,3-7,44,32,45,38,327,34,66,613,64,64,23,57,04,62,75,17,125,44,86,314,24,64,33,87,94,22,65,17,225,24,35,812,54,04,84,67,53,82,54,67,225,23,85,111,73,54,03,56,33,71,94,06,521,43,74,210,53,23,63,66,03,21,93,56,823,35,05,015,73,93,94,36,93,82,54,58,621,610,711,930,510,35,85,416,09,54,610,513,838,915,915,831,715,610,79,224,716,98,115,110,333,0België7,88,121,97,15,15,111,96,53,87,111,029,5EU279,18,919,78,26,36,312,87,14,58,411,619,4werk en sociale economie 89


Ook de laaggeschoolden lopen naast de ondervertegenwoordigingop vlak van werkzaamheid, een hoger risicoop werkloosheid. In vergelijking met de andere gewestenen de meeste Europese landen ligt de werkloosheidsgraadbij de Vlaamse laaggeschoolden eerder laag.De achterstand van personen met een nationaliteit vanbuiten de Europese Unie op de Vlaamse ar<strong>be</strong>idsmarktkomt ook sterk tot uiting in de werkloosheidscijfers. DeILO-werkloosheidsgraad ligt bij hen meer dan vijf keerhoger dan bij Vlamingen met de Belgische nationaliteit. InEuropees perspectief scoort <strong>Vlaanderen</strong> hier zeer zwak.Vertrekkend vanuit het geboorteland tekenen de personengeboren buiten de Europese Unie (14,8%) een hogerewerkloosheidsgraad op dan de in België geboren personen(3,3%), doch aanzienlijk lager dan die van personenmet een nationaliteit van buiten de EU27 (23,3%).Het aandeel langdurige werklozen in het totale aantalILO-werklozen lag tot 2007 in het Vlaamse Gewest ietslager dan in de EU27. In 2008 zijn de posities omgekeerd.Nadat in <strong>Vlaanderen</strong> het aandeel van de langdurige werkloosheidtussen 2003 en 2006 jaar na jaar toenam, is er in2007 een uitgesproken afname. Mogelijk is dat het gevolgvan de gunstige economische periode, evenals door destriktere opvolging van de werkzoekenden. Ook in 2008is er een lichte krimp van het aandeel werklozen dat langerdan 12 maanden op zoek is naar een baan, maar dezeafname is minder groot dan in de rest van de EU.WerkzoekendenDe aanzienlijke verslechtering van de economie in deloop van 2008 vertaalde zich in een sterke stijging van de2.71 Langdurige werkloosheidEvolutie van het aandeel langdurig werklozen (langer dan 12maanden) binnen de totale groep ILO-werklozen (15-64 jaar),van 1999 tot 2008, internationale vergelijking, jaargemiddelde,in %.807060504030<strong>2010</strong>02000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008Vlaams GewestWaals GewestBrussels Gewest België EU27Bron: Eurostat LFS, ADSEI EAK (<strong>be</strong>werking Steunpunt WSE/Departement WSE).door de VDAB geregistreerde werkloosheid in 2009. Ditblijkt zowel uit het aantal niet-werkende werkzoekenden(NWWZ) als uit de VDAB-werkloosheidsgraad, diede verhouding weergeeft tussen de groep NWWZ en de<strong>be</strong>roeps<strong>be</strong>volking. Het aantal werkzoekenden nam gemiddeldop jaarbasis in 2008 nog wel verder af, maar de dalingis minder sterk dan in 2007 en 2006. Eind 2008 <strong>be</strong>gintde economische crisis zich in de maandelijks groeiende2.70 ILO-werkloosheidsgraad internationaalInternationale vergelijking van de ILO-werkloosheidsgraad (15-64 jaar) in 2009 (linkeras, in %) en van de wijziging van de ILOwerkloosheidsgraadtussen 2000 en 2009 (rechteras, in procentpunten), jaargemiddelde.201816141210864<strong>2010</strong>86420-2-4-6-8-10-12SpanjeLetlandEstlandLitouwenSlovakijeIerlandHongarije2009 2000-2009PortugalGriekenlandFrankrijkEU27ZwedenFinlandPolenBelgiëItaliëDuitslandVerenigd KoninkrijkRoemeniëMaltaBulgarijeTsjechiëDenemarkenSloveniëCyprusLuxemburgVlaams GewestOostenrijkNederlandBron: Eurostat LFS, ADSEI EAK (<strong>be</strong>werking Steunpunt WSE/Departement WSE).90vrind <strong>2010</strong>


talent, werk, ondernemen en innovatie2.72 VDAB-werkloosheidsgraadEvolutie van de VDAB-werkloosheidsgraad, van 1999 tot2009, naar geslacht, jaargemiddelde, in %.1210864201999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Bron: VDAB.Mannen Vrouwen Totaalwerkzoekendencijfers te weerspiegelen, om dan in 2009volop in <strong>be</strong>eld te komen (+20,1%). Vanaf <strong>2010</strong> <strong>be</strong>gint hetstijgingsritme van de werkloosheid terug te vallen, wat erop kan wijzen dat de bodem <strong>be</strong>reikt is.De globale klim van de werkloosheid in 2009 geldt vooralle groepen, al wordt niet iedereen op dezelfde maniergetroffen.Het aantal mannelijke werkzoekenden neemt veel sterkertoe dan het aantal werkzoekende vrouwen, waardoor erin 2009 voor het eerst meer mannelijke dan vrouwelijkeNWWZ zijn. Dat is een gevolg van het feit dat mannenmeer dan vrouwen in conjunctuurgevoelige sectorenwerken. In de eerste maanden van <strong>2010</strong> is het groeitempovan mannelijke en vrouwelijke werkloosheid meer vergelijkbaar.Het aantal jongere werkzoekenden breidde in 2009 uitmet 30%. Deze omvangrijke stijging kan verklaard wordendoor het feit dat -25-jarigen vaker aan de slag zijnmet tijdelijke of uitzendcontracten. Schoolverlaters wordenook minder snel aangenomen in tijden van crisis. Inde eerste maanden van <strong>2010</strong> neemt het stijgingsritme afomdat vergeleken wordt met een periode waarin de economischecrisis de jeugdwerkloosheid al fors deed stijgen.De oudere zittende werknemers werden minder sterkgetroffen door werkloosheid. De jaar-op-jaar stijging bijde 50-plussers verloopt aan een trager tempo, wat doetvermoeden dat werkgevers de ervaren werknemers inhuis heb<strong>be</strong>n gehouden en dure ontslagvergoedingenheb<strong>be</strong>n vermeden. Er is echter een even grote reden tot<strong>be</strong>zorgdheid, omdat werkzoekende 50-plussers een veelkleinere kans kennen om opnieuw aan de slag te gaan invergelijking met jonge werkzoekenden.Opvallend is dat het aantal hooggeschoolde werkzoekendenop jaarbasis sterker aangroeit dan het aantal middengeschooldeen laaggeschoolde werkzoekenden. Tochblijven de werkzoekende laaggeschoolden nog steeds degrootste groep uitmaken.Na een flinke duik in 2006 en 2007 is de kortdurige werkloosheidin 2008 gestabiliseerd. Heel wat ondernemingenondervonden toen al de gevolgen van de dalende economischegroei en <strong>be</strong>sloten een aantal tijdelijke contractenniet te verlengen. In 2009 zwelt niet alleen de kortdurige,maar ook de langdurige (> 1 jaar) werkloosheid <strong>be</strong>hoorlijkaan.Het aantal allochtone werkzoekenden stijgt in 2009 meerdan gemiddeld, net zoals het jaar daarvoor. Ook het aantalNWWZ met ar<strong>be</strong>idshandicap neemt in 2009 verdertoe.2.73 Niet-werkende werkzoekenden totaalEvolutie van het aantal niet-werkende werkzoekenden, van januari 2005 tot mei <strong>2010</strong>, maandcijfers.300.000250.000200.000150.000100.00050.0000Jan-05Mrt-05Mei-05Jul-05Sep-05Nov-05Jan-06Mrt-06Mei-06Jul-06Sep-06Nov-06Jan-07Mrt-07Mei-07Jul-07Sep-07Nov-07Jan-08Mrt-08Mei-08Jul-08Sep-08Nov-08Jan-09Mrt-09Mei-09Jul-09Sep-09Nov-09Jan-10Mrt-10Mei-10Bron: VDAB.werk en sociale economie 91


2.74 Niet-werkende werkzoekenden naar kenmerkenEvolutie van de niet-werkende werkzoekenden, van 1999 tot 2009, naar enkele kenmerken, jaargemiddelde.1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Totaal (aantal) 192.096 169.647 169.651 187.023 207.806 225.633 235.344 216.762 180.396 168.890 202.808Geslacht (aandeel in %)mannenvrouwenLeeftijd (aandeel in %)< 25 jaar25-49 jaar+ 50 jaarStudieniveau (aandeel in %)laaggeschooldmiddengeschooldhooggeschooldWerkloosheidsduur (aandeel in %)kortdurig (< 1 jaar)langdurig (≥ 1jaar)Etniciteit* (aandeel in %)etnisch EU27etnisch niet-EU27Ar<strong>be</strong>idshandicap (aandeel in %)neenja41,458,624,767,87,457,431,311,351,248,888,611,490,49,641,858,224,168,27,756,731,212,154,345,786,513,589,910,144,155,925,666,77,755,631,413,061,338,785,314,789,810,246,253,826,965,47,753,532,114,364,935,185,015,090,010,0* Vóór 2007 was de indeling naar etniciteit gebaseerd op nationaliteit, de vrijwillige registratie als allochtoon en een door de studiedienst van de VDAB ontwikkeldnaamherkeningsprogramma. Vanaf 2007 is de indeling naar etniciteit gebaseerd op de huidige en de vorige nationaliteit. Doordat nu van alle NWWZ de vorigenationaliteit gekend is, zijn er een aantal NWWZ verschoven van de categorie etnisch EU27 naar etnisch niet-EU27. Er is vanaf 2007 dus een breuk in de tijdreeks.Bron: VDAB.47,053,027,164,38,651,533,215,362,837,284,115,989,910,146,753,325,762,112,251,033,115,958,941,183,916,189,310,746,253,824,059,117,051,333,415,356,943,183,716,388,211,846,553,521,857,021,251,533,415,252,048,083,416,687,112,946,653,420,454,325,351,832,815,453,446,680,319,784,715,347,852,220,652,526,852,632,414,957,642,479,320,783,116,952,048,022,453,324,351,133,415,561,039,078,421,684,815,2Aansluitings(problemen) tussenvraag en aanbodDe (mis)match tussen vraag en aanbod op de ar<strong>be</strong>idsmarktwordt hier <strong>be</strong>licht aan de hand van de openstaandevacatures, de spanningsindicator en de knelpunt<strong>be</strong>roepen.Openstaande vacaturesDe impact van de economische conjunctuur op de vacaturestatistiekenvan de VDAB weerspiegelt zich, zij het metvertraging, in de evolutie van het aantal openstaandewerkaanbiedingen. Zo kende de vacatures een overwegenddalend verloop sinds 2001, om vanaf 2004 tot enmet 2007 aanzienlijk te klimmen. Vanaf 2008 verloopt hetgroeitempo lager en <strong>be</strong>gin 2009 gaan de groeicijfers vanhet openstaande werkaanbod serieus in het rood. Nietalleen ontvangt de VDAB minder vacatures, het hogeaantal werkzoekenden zorgt ervoor dat de werkaanbiedingengemakkelijker ingevuld geraken dan enkele jarengeleden waardoor de vacatures minder lang openstaan.Begin <strong>2010</strong> lijkt het erop dat het jobaanbod terug in de liftzit. Dit kan gezien worden als een teken dat de economielangzaam aan het herstellen is.2.75 Openstaande vacaturesEvolutie van het aantal openstaande vacatures (NEC zonderuitzendopdrachten), van januari 2000 tot mei <strong>2010</strong>, maandcijfers.60.00050.00040.00030.00020.00010.0000Mrt-00Bron: VDAB.Mrt-01Mrt-02Mrt-03Mrt-04Mrt-05Mrt-06Mrt-07Mrt-08Mrt-09Mrt-10SpanningsindicatorDe spanningsindicator, die de verhouding geeft tussenhet aantal <strong>be</strong>schikbare niet-werkende werkzoekendenen het aantal <strong>be</strong>schikbare vacatures, laat toe de krapteop de ar<strong>be</strong>idsmarkt in <strong>be</strong>eld te brengen. Een hoge spanningsindicatorwijst in principe op een geringe spanningzoals in 2003. Vanaf 2004 werd terug een daling ingezet,wat duidt op een <strong>be</strong>tere economische conjunctuur. Werkgeversvinden moeizamer geschikte kandidaten voor hunopenstaande werkaanbiedingen. In 2009 is er terug eentoename van de gemiddelde spanningsindicator, veroorzaaktdoor enerzijds de toename van het aantal <strong>be</strong>schikbareNWWZ maar anderzijds ook door de daling van hetaantal vacatures. Vanaf eind 2009 en zeker in de eerstemaanden van <strong>2010</strong> valt daarentegen terug een afname opvan de gemiddelde spanningsindicator. Dit wordt slechts<strong>be</strong>perkt veroorzaakt door een vermindering van het aantalNWWZ, maar vooral door een stijging van het aantalvacatures.92vrind <strong>2010</strong>


talent, werk, ondernemen en innovatie2.76 SpanningsindicatorEvolutie van de verhouding tussen het aantal <strong>be</strong>schikbarewerkzoekenden* en het aantal <strong>be</strong>schikbare vacatures**, van1999 tot 2009, jaargemiddelde 1999-2009 en maandcijferjanuari-maart <strong>2010</strong>.8765432101999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 <strong>2010</strong>* Beschikbare werkzoekenden = NWWZ op einde maand + NWWZ geweest inde loop van de maand.** Beschikbare vacatures = openstaand bij <strong>be</strong>gin van de maand + ontvangen inde loop van de maand (NEC zonder uitzendopdrachten uit AMI + jobmanager).Bron: VDAB.De meest hardnekkige knelpunten worden opgetekend bij<strong>be</strong>roepen waarvoor een stevige technische kennis vereistis, gaande van burgerlijke ingenieur tot bouwvakker, ofwaarvoor de technische kennis gecombineerd dient teworden met commerciële en/of administratieve vaardigheden.Er is een absoluut tekort aan schoolverlaters uittechnische richtingen. Het blijvende karakter van sommigeknelpunt<strong>be</strong>roepen is gedeeltelijk het gevolg van hetprobleem om de jongeren of werkzoekenden naar deze<strong>be</strong>roepen te oriënteren. Bovendien zijn veel knelpunt<strong>be</strong>roepentraditioneel mannelijk. Een oplossing hiervoorblijft moeilijk zolang <strong>be</strong>roeps- en studiekeuzes deels gender<strong>be</strong>paaldblijven. Daarnaast vormt ook de horecasectoreen aanhoudend knelpunt, maar hier ligt de oorzaak in dear<strong>be</strong>idsomstandigheden.Combinatie ar<strong>be</strong>id en gezinHier wordt even stilgestaan bij de werkzaamheid en deeltijdar<strong>be</strong>idnaar gezinssituatie. Ook wordt er gekeken naarde niet-<strong>be</strong>roepsactieven die geen werk zoeken.Knelpunt<strong>be</strong>roepenUit de vacatures van de VDAB worden de zogenaamdeknelpunt<strong>be</strong>roepen geselecteerd. Dit zijn <strong>be</strong>roepen waarvande werkaanbiedingen duidelijk moeilijker ingevuldkunnen worden. Zij worden gekenmerkt door o.a langerelooptijden en lagere vervullingspercentages.De impact van de crisis vertaalt zich niet in een grotedaling van het aantal knelpunt<strong>be</strong>roepen anno 2008 enook in 2009 daalde het aantal vacatures voor de knelpunt<strong>be</strong>roepenminder sterk dan voor andere <strong>be</strong>roepen.Vandaar dat er bij de grote structurele knelpunten weiniggewijzigd is en dat sommige <strong>be</strong>roepen in de periode2001-2008 bijna jaarlijks blijven terugkeren als knelpunt.Werkzaamheid en deeltijdwerkVlaamse werknemers tussen 25 en 49 jaar heb<strong>be</strong>n eenhoge werkzaamheid. Veel gezinnen ondervinden moeilijkhedenom de zorg voor hun kinderen of andere personente combineren met <strong>be</strong>taalde ar<strong>be</strong>id. Dit vertaalt zichnog steeds in een lagere ar<strong>be</strong>idsparticipatie van vrouwennaarmate er in het gezin meer kinderen aanwezig zijn. Zozijn maar 7 op de 10 vrouwen die samenwonen met eenpartner en 3 of meer kinderen heb<strong>be</strong>n, aan het werk tegenruim 9 op de 10 mannen in dezelfde situatie.Vrouwen werken ook veel vaker deeltijds dan mannen(41% tegen 4,4%), bij vrouwen met een partner en 3 ofmeerdere kinderen loopt dit zelfs op tot 57%.2.77 Werkzaamheidsgraad naar gezinssamenstellingWerkzaamheidsgraad (25-49 jaar) in 2008, naar geslacht engezinssamenstelling, jaargemiddelde, in %.2.78 Deeltijdar<strong>be</strong>id naar gezinssamenstellingAandeel deeltijdar<strong>be</strong>id bij werkenden (25-49 jaar) in 2008,naar geslacht en gezinssamenstelling, jaargemiddelde, in %.1006080604020504030<strong>2010</strong>00AlleenstaandSamenwonendmet partnerzonder kinderenSamenwonendmet partneren 1 kindSamenwonendmet partneren 2 kinderenSamenwonendmet partner en3 of meer kinderenAlleenstaandeouderTotaalAlleenstaandSamenwonendmet partnerzonder kinderenSamenwonendmet partneren 1 kindSamenwonendmet partneren 2 kinderenSamenwonendmet partner en3 of meer kinderenAlleenstaandeouderTotaalMannenVrouwenMannenVrouwenBron: ADSEI EAK (<strong>be</strong>werking Steunpunt WSE/Departement WSE).Bron: ADSEI EAK (<strong>be</strong>werking Steunpunt WSE/Departement WSE).werk en sociale economie 93


2.79 Beroepsinactieve <strong>be</strong>volkingEvolutie van de niet-<strong>be</strong>roepsactieve <strong>be</strong>volking (25-64 jaar) diegeen werk zoekt, van 2005 tot 2008, naar reden, jaargemiddelde,in %.Totaal <strong>be</strong>roepsinactieve<strong>be</strong>volking (geen werk zoekt+ geen pensioenstelsel)waarvan door gebrek aan(<strong>be</strong>taalbare) opvangdiensten- aantal- in %2005 2006 2007 2008489.900 505.900 487.600 478.30015.9003,2Bron: ADSEI EAK (<strong>be</strong>werking Departement WSE).16.8003,318.8003,9Beroepsinactief en niet op zoek naar werk18.4003,8In 2008 zijn er ruim 478.300 <strong>be</strong>roepsinactieve Vlamingenop ar<strong>be</strong>idsleeftijd (25-64 jaar) die niet op zoek zijnnaar werk en niet in een pensioenstelsel zitten. Ongeveer3,8% hiervan zegt expliciet dat ze geen job zoeken wegenshet ontbreken of het niet kunnen veroorloven vanopvangdiensten voor eigen kinderen en/of andere afhankelijkepersonen. Vrouwen geven het gebrek aan (<strong>be</strong>taalbare)ondersteunende opvangdiensten veel vaker aan alsreden waarom men geen job zoekt dan mannen: 4,9%tegenover 0,5%. Dat wijst erop dat de traditionele man/vrouw-rolpatronen nog lang niet zijn verdwenen. Hoewelde totale <strong>be</strong>roepsinactieve <strong>be</strong>volking - dus degenen dieniet op zoek zijn naar werk en niet in een pensioenstelselzitten - in de loop van de voorbije jaren gedaald is, blijktde groep van <strong>be</strong>roepsinactieven die geen werk zoekt omwillevan ontbrekende opvangdiensten nog te zijn toegenomentussen 2005 en 2008.Activerend ar<strong>be</strong>idsmarkt<strong>be</strong>leidMee in het licht van de crisis en gezien de talrijke uitdagingenen de <strong>be</strong>langrijke pijnpunten van de Vlaamsear<strong>be</strong>idsmarkt, wil de Vlaamse overheid krachtdadig optreden.Zo kunnen er uit het regeerakkoord 2009-2014 eenviertal strategische doelstellingen gepuurd worden diecruciaal zijn voor de ar<strong>be</strong>idsmarkt. Diverse ar<strong>be</strong>idsmarktmaatregelenen -programma’s geven mee gestalte aan hetactiverend ar<strong>be</strong>idsmarkt<strong>be</strong>leid in <strong>Vlaanderen</strong>.Vooreerst wil de Vlaamse overheid versterkt inzetten opactivering. Ook competenties versterken en loopbanenondersteunen <strong>be</strong>hoort tot de topprioriteiten. Er wordtdaarnaast resoluut gegaan voor meer 50-plussers aan hetwerk. Tot slot wordt er ingezet op een versterking van desociale economie.Versterkt inzetten op activeringHet Vlaamse regeerakkoord 2009-2014 spreekt de ambitieuit om het activerend ar<strong>be</strong>idsmarkt<strong>be</strong>leid te continuerenen zelfs te versterken. Wie zijn job verliest, moet kunnenrekenen op een aangepast <strong>be</strong>geleiding naar werk. DeVlaamse overheid gebruikt daarvoor ook doelgroepspecifieketewerkstellingsstimuli. Worden verder <strong>be</strong>sproken:trajectwerking VDAB, sluitende preventieve aanpakwerkloosheid, activering langdurig werklozen en enkelespecifieke tewerkstellingsmaatregelen.Trajectwerking VDABHet huidige <strong>be</strong>leid combineert zowel een preventieve alseen curatieve aanpak om de werkloosheid aan te pakken.Zo heeft de VDAB sinds 1999 de opdracht om elke werkzoekendeop maat te <strong>be</strong>geleiden naar de ar<strong>be</strong>idsmarkt. Detrajectwerking is hierbij het middel bij uitstek. Het aantal<strong>be</strong>reikte niet-werkende werkzoekenden in de verschillendemodules van trajectwerking gaat tot 2006 overwegendin stijgende lijn. Vooral het <strong>be</strong>reik van traject<strong>be</strong>geleiding,het werkplekleren en de persoonsgerichte vorming gingener sterk op vooruit. Vanaf 2007 brokkelt het <strong>be</strong>reik inbijna alle modules af. Dit is toe te schrijven aan de dalingvan het aantal werkzoekenden. In 2009 is er weer eenaanzienlijke toename van het aantal <strong>be</strong>reikte werkzoekendenin de trajectwerking.De meeste kansengroepen zijn goed vertegenwoordigd inde trajectwerking; andere, zoals bijvoor<strong>be</strong>eld de 50-plussers,blijven sterk ondervertegenwoordigd. De sterkeondervertegenwoordiging van de ouderen kan verklaard2.80 VDAB-trajectwerkingEvolutie van het VDAB-<strong>be</strong>reik van niet-werkende werkzoekenden in de trajectwerking van 1999 tot 2009, naar module.Module Wat Aantal <strong>be</strong>reikte werkzoekenden1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005* 2006 2007 2008 20092a. telefonische screening - - - - - - 30.988 32.106 25.059 18.377 16.7982b. screening, oriëntatie en diagnose 83.494 81.102 98.518 97.724 101.639 88.668 89.928 86.116 79.493 74.481 85.6163. sollicitatietraining 9.167 10.205 8.769 9.307 13.001 12.892 10.980 11.422 11.923 10.623 11.2234. <strong>be</strong>roepsspecifieke opleiding 26.828 28.760 26.375 28.109 30.781 34.262 38.327 37.899 36.306 36.164 37.5405. persoonsgerichte vorming 3.131 5.561 10.185 11.290 14.167 13.803 15.124 15.642 15.243 15.086 17.3326. opleiding en <strong>be</strong>geleiding op de 16.087 19.683 22.083 23.952 26.905 29.981 38.944 42.978 44.009 43.424 43.541werkvloer7. traject<strong>be</strong>geleiding en -opvolging 69.781 122.953 125.256 132.307 155.255 154.608 166.927 168.641 162.465 160.679 172.487Totaal aantal <strong>be</strong>reikte werkzoekenden 100.110 141.053 161.111 170.976 191.508 191.755 199.633 199.579 191.846 188.860 202.629* Vanaf 2005 worden acties van derden zonder VDAB-cofinanciering meegeteld.Bron: VDAB.94vrind <strong>2010</strong>


talent, werk, ondernemen en innovatie2.81 VDAB-trajectwerking kansengroepenProportionele vertegenwoordiging** van kansengroepen inde VDAB-trajectwerking in 2009, in %.Aandeelin NWWZ(referentiepopulatie)Aandeelin trajectwerking(minstensmodule 7 enintake)Aandeel inopleidingsmodules(module 3-6)Laaggeschoold 44,2 56,4 48,8Ar<strong>be</strong>idsgehandicapt 10,8 20,1 13,9Allochtoon* 19,6 28,9 23,9Ouder (>50 jaar) 15,7 6,9 6,6Preventief 79,0 75,4 77,2Curatief 21,0 24,6 22,8Vrouw 48,8 45,7 45,0Jonger (5jaar) 4,1 4,3 4,0Anderstalige nieuwkomer 7,0 7,1 5,8Leefloongerechtigd 2,8 4,2 3,0Deeltijds leerplichtig 2,2 7,7 6,4* Personen die een huidige of vorige nationaliteit heb<strong>be</strong>n van buiten de EU27.** Er is sprake van oververtegenwoordiging indien het procentueel aandeelin de (opleidings)modules hoger is dan dat in de NWWZ. In het omgekeerdegeval is er sprake van ondervertegenwoordiging.Bron: VDAB.2.82 Niet-navolgingspercentageEvolutie van het aandeel werkzoekenden dat langdurig werklooswordt zonder een nieuwe ‘start’* in de vorm van een intensieve<strong>be</strong>geleiding of werkervaring, van 2002 tot 2008, in %.2520151050Doelstelling <strong>2010</strong>2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008Jongeren (-25 jaar)Volwassenen (+25jaar)* De niet-navolging verschilt naargelang de concrete operationalisering vande nieuwe ‘start’. Hier wordt de nieuwe start geoperationaliseerd door demodule 7 (<strong>be</strong>geleiding) uit de VDAB-trajectwerking voor werkzoekenden.Bron: VDAB.2.83 Uitstroom VDAB-trajectwerkingUitstroom** uit de werkloosheid en naar werk na traject in2009, volgens kansengroep, in %.Uitstroom uit dewerkloosheid natraject* Personen die een huidige of vorige nationaliteit heb<strong>be</strong>n van buiten de EU27.** Voor de <strong>be</strong>ëindigde trajecten wordt zes maanden na afsluiting nagegaanwelk aandeel van de werkzoekenden niet langer als NWWZ is geregistreerd bijde VDAB. Via een koppeling met de KSZ kan ook de uitstroom naar werk alsloontrekkende gemeten worden.Bron: VDAB.worden doordat ze sinds 2004 niet langer verplicht opgeroepenworden in het kader van de preventieve werkingen geen doelgroep zijn van de verplichte curatieve werking.Daarnaast is het aandeel 50-plussers in de werkzoekendenpopulatieaanzienlijk toegenomen.Het uitstroompercentage van alle niet-werkende werkzoekendenuit de werkloosheid ligt eind 2009 op 66,9%.Daarmee zet de groei van de voorbije periode zich nietlanger verder. Ook bij de meeste kansengroepen liggen deuitstroompercentages lager dan in de jaren voordien.Zes maanden na het einde van hun traject zijn 52 op de100 deelnemers ook effectief aan het werk als loontrekkende.Dat zijn er minder dan in de vorige jaren. Bij dekansengroepen is het aandeel wel iets kleiner, maar is ereveneens bij de meesten een verslechtering ten opzichtevan de voorgaande jaren.Sluitende preventieve aanpak werkloosheidIn het licht van de Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheidblijft de preventieve aanpak van de werkloosheideen permanent aandachtspunt voor <strong>Vlaanderen</strong>.De afgelopen jaren werd deze aanpak steeds sluitender,in het bijzonder voor jonge werkzoekenden. Maar hettijdig <strong>be</strong>reik van volwassenen met een opleidings- en/of<strong>be</strong>geleidingsaanbod, blijft nog een eind verwijderd vande vooropgestelde Europese doelstelling. Het niet-navolgingspercentage,dat het aandeel werkzoekenden meetdat langdurig werkloos wordt zonder een nieuwe ‘start’in de vorm van een intensieve VDAB-traject<strong>be</strong>geleiding(module 7), komt op 11,6% bij de +25-jarigen in 2008.Deze achterstand kan nagenoeg volledig worden toegeschrevenaan de 50-plussers.Activering langdurig werklozenUitstroom naarwerk na trajectAlle NWWZ 66,9 51,9Laaggeschoolden 62,4 45,7Ouderen 51,5 37,1Allochtonen* 60,0 43,7Ar<strong>be</strong>idsgehandicapten 60,6 41,2Langdurig werkzoekenden 57,2 41,9Zelfredzamen 59,8 50,7Leefloongerechtigden 63,8 43,6Deeltijds leerplichtigen 61,1 41,1Anderstalige nieuwkomers 69,2 46,0Vrouwen 68,6 52,5De Vlaamse overheid pro<strong>be</strong>ert met verschillende maatregelengericht op <strong>be</strong>roepsopleiding, vorming en tewerkstellinglangdurig werklozen te activeren. In 2008 ginghet in totaal om 28.064 personen.Bijna driekwart van de activeringen van langdurig werklozenge<strong>be</strong>urt door opleidings- en vormingsacties van deVDAB (74%). De verschillende werkvormen binnen desociale economie zijn samen goed voor 9% van de activeringen.Daarnaast gaat het om directe jobcreatie via hetsysteem van gesubsidieerde contractuelen (9%) en hetWEP-plus-programma (6%).werk en sociale economie 95


2.84 Activering langdurig werklozenRaming activering van het aantal langdurige werklozen, van 2003 tot 2008.Aantal langdurig werklozen dat in de loop van het jaargeactiveerd werd door een opleiding of werk waarvan:2003 2004 2005 2006 2007 200824.772 32.218 33.131 33.161 31.476 28.046- VDAB (opleiding en vorming) 15.617 22.654 25.893 25.279 22.744 20.823- sociale economie:<strong>be</strong>schutte werkplaatsensociale werkplaatsenar<strong>be</strong>idszorginvoeg<strong>be</strong>drijven en -afdelingen6144743167586886539263063451.1215145201.5804913255851.073498-367- loonkostsubsidies voor ar<strong>be</strong>idsgehandicapten 323 361 401 326 650 640- opleiding in de Centra voor <strong>be</strong>roepsopleiding (CBO)* 380 374 356- WEP-plus 3.355 3.307 1.973 2.360 2.068 1.751- derde ar<strong>be</strong>idscircuit (DAC) 64 49 48 47 88 184- gesubsidieerde contractuelen (GESCO) 3.629 3.374 2.883 2.994 2.945 2.710Totaal aantal personen dat in de loop van het jaar langdurig 130.841 170.465 182.134 173.806 151.095 130.087werkloos was (> 1 jaar)Totaal activeringspercentage (%) 18,9 18,9 18,2 19,1 20,8 21,6* Vanaf 2006 opgenomen in de eerste categorie ‘VDAB (opleiding en vorming)’ als gevolg van de overheveling van de CBO naar de VDAB.Bron: VDAB, VSAWSE (<strong>be</strong>werking Departement WSE).In 2008 <strong>be</strong>droeg het totale activeringspercentage 22%.Dat <strong>be</strong>tekent dat op 100 werkzoekenden die in 2008 langerdan een jaar werkloos waren, er bijna 22 geactiveerdwerden door één van de tewerkstellingsmaatregelen vande Vlaamse overheid. Ondanks de toename tussen 2005en 2008 ligt het totale activeringspercentage nog steedsonder de Europese doelstelling van 25% tegen <strong>2010</strong>.MaatregelenDe individuele <strong>be</strong>roepsopleiding in de onderneming(IBO) is vooral gericht op werkgevers uit de private sectoren wil voornamelijk kortdurige en jonge werklozen in hetar<strong>be</strong>idscircuit krijgen. De opleiding vindt plaats op dewerkvloer en geeft de kans werkplekervaring op te doen.De werkgever krijgt in ruil een werknemer op maat tegeneen uiterst voordelige prijs.2.85 IBOEvolutie van het aantal gestarte individuele <strong>be</strong>roepsopleidingenin de onderneming, van 1999 tot 2009.18.00016.00014.00012.00010.0008.0006.0004.0002.0000Bron: VDAB.1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Tot 2006 ging de deelname aan de IBO in stijgende lijn,om nadien te dalen. De gunstige conjunctuur in 2007zorgde ervoor dat werkzoekenden veel sneller met eengewoon ar<strong>be</strong>ids- of uitzendcontract van start gingen. Begin2008 speelt dit ook nog een rol, maar eind 2008 en ookin 2009 <strong>be</strong>gint dan weer de negatieve invloed van de crisisdoor te wegen op het aantal gestarte IBO’s. In zowat allesectoren is het aantal opgestarte IBO’s afgebrokkeld in2009 en zo ook in de top 5: de bouw, de handel en verhuur,de informatica en diensten aan <strong>be</strong>drijven, de horecaen de metaal. Het volgen van een IBO blijkt overwegendeen mannenzaak te zijn en te blijven. Nog steeds zijn amperdrie op tien deelnemers vrouwen.Het <strong>be</strong>perktere <strong>be</strong>reik van de kansengroepen in de opgestarteIBO’s blijft een aandachtspunt.De tewerkstellingsresultaten zes maanden na het <strong>be</strong>ëindigenvan de IBO zijn licht positief: iets minder dan 9van de 10 cursisten is nog aan het werk. De werkgever isnamelijk verplicht de cursist na de opleiding een contractvan on<strong>be</strong>paalde duur aan te bieden.De werkervaringsprojecten (WEP-plus) zijn <strong>be</strong>doeldom langdurig werkzoekenden een opstap te bieden naarde reguliere ar<strong>be</strong>idsmarkt via een tijdelijke opleiding en<strong>be</strong>geleiding.Tussen 2001 en 2008 kende het aantal deelnemers inWEP-plus een schommelend verloop. Eind 2008 waren er2.684 <strong>be</strong>gunstigden, wat iets minder is dan het jaar voordien.Anno 2008 is bijna drie op vijf van de <strong>be</strong>trokkeneneen half jaar na het verlaten van het werkervaringsprojectuit de werkloosheid gestroomd. Zes maanden na het <strong>be</strong>ëindigenvan hun traject is circa 45% van de deelnemerseffectief aan het werk.Tot 1 okto<strong>be</strong>r 2008 waren er twee types loonkostensubsidiesvoor ar<strong>be</strong>idsgehandicapten: de Vlaamse Inschakelingspremie(VIP) en de tegemoetkoming aan werknemersin het kader van CAO26. Beide premies zijn nu vervangendoor de Vlaamse Ondersteuningspremie (VOP).96vrind <strong>2010</strong>


talent, werk, ondernemen en innovatie2.86 WEP-plusEvolutie van het aantal <strong>be</strong>gunstigden in werkervaringsplaatsenin het kader van WEP-plus, van 2001 tot 2008, op 31 decem<strong>be</strong>r.3.5003.0002.5002.0001.5001.0005000Bron: VSAWSE.2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008Gedurende het eerste jaar <strong>be</strong>draagt de VOP 40% van deloonkost, de drie daaropvolgende jaren 30% en daarna20%. Er is ook een VOP voor zelfstandige ar<strong>be</strong>id. In hetderde kwartaal van 2009 werd voor 7.472 personen meteen ar<strong>be</strong>idshandicap aan de werkgever een Vlaamseondersteuningspremie uitgekeerd.Competenties versterken enloopbanen ondersteunenDe opleidingsdeelname is in <strong>Vlaanderen</strong> nog steeds <strong>be</strong>perkt(zie ook figuur 2.29). Gelijktijdig stijgt de werkloosheiden onderbreken steeds meer mensen hun loopbaanals gevolg van de crisis. Het Vlaamse regeerakkoordverbindt <strong>be</strong>ide en wil inzetten op het versterken van competentiesen het ondersteunen van loopbanen. Ook hierheeft de Vlaamse overheid een aantal ondersteunendemaatregelen en programma’s lopen: opleidingscheques,loopbaan<strong>be</strong>geleiding, activerend herstructerings<strong>be</strong>leid enaanmoedigingspremies voor loopbaanonderbreking entijdskrediet.Opleidingscheques werknemersOm de werknemers ertoe aan te zetten een leven langte leren, draagt de overheid financieel haar steentje bij.Sinds septem<strong>be</strong>r 2003 kunnen, naast <strong>be</strong>drijven, ook werknemersopleidingscheques aanvragen om een opleiding,een loopbaanadvies of een competentiemeting te <strong>be</strong>talen.Al van bij de start was het systeem erg succesvol, en datblijft zo tot in 2008. In 2009 valt er een <strong>be</strong>perkte daling(-0,2%) te noteren van het aantal aangevraagde opleidingschequestot 255.147. De afname komt op conto vande mannen, bij de vrouwen is er nog een stijging. Opvallendis dat dit stelsel meer <strong>be</strong>nut wordt door vrouwen(61%) dan door mannen. Naar leeftijd schaffen vooral de20 tot 39-jarigen (56,8%) gretig opleidingscheques aanom hun loopbaan te ondersteunen. Ook hooggeschoolden(51,1%) maken nog steeds veel meer gebruik van opleidingschequesdan laaggeschoolden (14,2%) en middengeschoolden(34,8%).Loopbaan<strong>be</strong>geleiding2.87 Opleidingscheques werknemersEvolutie van het aantal aanvragen naar opleidingschequesvoor werknemers, van 2004 tot 2009, naar leeftijd.100.00080.00060.00040.00020.00002004 2005 2006 2007 2008 2009-20 jaar 20-29 jaar 30-39 jaar40-49 jaar >50 jaarSinds januari 2005 kunnen werkenden, die minstens eenjaar aan het werk zijn, elke zes jaar terecht bij één vande 20 erkende centra voor loopbaan<strong>be</strong>geleiding of bijde VDAB voor een intensieve loopbaan<strong>be</strong>geleiding. Hierworden ze professioneel ondersteund bij het nemen vanloopbaankeuzen, en wordt er gewerkt aan zogenaamdeloopbaancompetenties, dit zijn de competenties die nodigzijn om actief de eigen loopbaan te <strong>be</strong>heren en te sturen.De centra werken met persoonlijke ontwikkelplannen.Sinds de start van de dienstverlening in 2005 tot en metdecem<strong>be</strong>r 2009 namen meer dan 23.600 werknemers enzelfstandigen hun recht op gesubsidieerde loopbaan<strong>be</strong>geleidingop bij een erkend centrum voor loopbaan<strong>be</strong>geleidingof bij de VDAB. 48,5% hiervan <strong>be</strong>hoort tot minstenséén kansengroep, dit is iets minder dan het vooropgesteldestreefdoel van 50% kansengroepen<strong>be</strong>reik. Voornamelijklaaggeschoolden, 50-plussers en personen met eenar<strong>be</strong>idshandicap blijven tot op vandaag ondervertegenwoordigdin de dienstverlening.Bron: VDAB.werk en sociale economie 97


Activerend herstructerings<strong>be</strong>leidIndien voor werknemers ontslag onontkoombaar is, wordenze zo snel mogelijk <strong>be</strong>geleid naar een nieuwe job. Datge<strong>be</strong>urt in <strong>Vlaanderen</strong> via een activerend herstructurerings<strong>be</strong>leid,dat de bruggen van werk naar werk verstevigt.Maatregelen in dit kader zijn: een regionale toetsingvan de sociale <strong>be</strong>geleidingsplannen, actieve <strong>be</strong>geleidingnaar werk in de tewerkstellingscellen en ondersteuningdoor het sociaal interventiefonds (SIF).Bedrijven met meer dan 20 werknemers die een collectiefontslag doorvoeren, dienen voortaan ook de procedureregionale toetsing te volgen. Hierbij toetst de regionaleminister het activerend karakter van het sociaal <strong>be</strong>geleidingsplanen in het bijzonder van het outplacementaanbod.Dit sociaal <strong>be</strong>geleidingsplan moet de hertewerkstellingskansenvan de getroffen werknemers maximaliseren.Sinds de start op 20/4/2006 werden 100 dossiers onderworpenaan de regionale toetsing.Vandaag zijn 30 sociale interventieadviseurs (SIA’s) actiefbij de VDAB. Zij staan in voor de eerste opvang vanwerknemers in <strong>be</strong>drijven in herstructurering en voor decoördinatie van de 15 permanente tewerkstellingscellen.Naast de economische crisis is ook de federale EconomischeHerstelwet van 27 maart 2009, die de verplichtingtot oprichting van een tewerkstellingscel en een outplacementaanboduitbreidt tot alle collectieve ontslagen voorwerkgevers met meer dan 20 werknemers, verantwoordelijkvoor het toegenomen volume van dossiers. Sinds destart van de werking in 2006 werden bijna 22.400 werknemersna een collectief ontslag geregistreerd als werkzoekendebij de VDAB. Ongeveer 50% van alle ingeschrevenwerkzoekenden werd ook effectief ingeschreven in eentewerkstellingscel en van die ingeschrevenen volg(d)en77% outplacement. Het aandeel van 50-plussers in detewerkstellingscellen en in outplacement ligt substantieelhoger dan van -50-jarigen ondermeer omwille van hetverplicht karakter voor <strong>be</strong>drijven die de verlaagde brugpensioenleeftijdaanvragen. 46% van alle ex-werknemersin outplacement zijn ouder dan 50 jaar. Mede als gevolg2.88 TewerkstellingscellenEvolutie van het <strong>be</strong>reik in en de uitstroom uit de tewerkstellingscellen(sinds de start van de nieuwe werking), van 2006tot en met juni 2009.Doelgroep collectiefontslagwaarvan ingeschrevenin tewerkstellingscelwaarvan inoutplacementUitstroom naar werkna 6 maandenBron: VDAB (<strong>be</strong>werking Departement WSE).2006 2007 2008 2009 Totaal1.782 6.871 7.963 5.757 22.373656 3.784 4.268 2.390 11.098543 2.728 3.573 1.717 8.561aantal 1.161 4.085 3.911 - 9.157in % 65,2 59,5 49,1 - 55,1van een grotere instroom van collectief ontslagen werknemersen een groeiend aandeel 50-plussers, nam de uitstroomkansvoor collectief ontslagen werknemers sinds2006 af. Tussen mei 2006 en decem<strong>be</strong>r 2008 stroomden55% van de totale groep geregistreerde collectief ontslagenwerknemers uit naar werk. Bij oudere werknemersligt dit aandeel met 27% een stuk lager.Het sociaal interventiefonds (SIF), de opvolger van hetHerplaatsingsfonds, dat de outplacement<strong>be</strong>geleidingfinanciert voor <strong>be</strong>drijven die dat zelf niet meer kunnen,komt steeds meer tegemoet aan de realiteit van kleinerefaillissementen. Het aantal aanvragen van het Fonds issinds 2006 constant gestegen, vooral onder invloed vanhet toegenomen aantal kleine dossiers (


talent, werk, ondernemen en innovatie2.89 Loopbaanonderbreking en tijdskredietEvolutie van het aantal werknemers in loopbaanonderbreking en tijdskrediet, van 2002 tot 2009, naar geslacht en stelsel, infysieke eenheden, jaargemiddelde.LoopbaanonderbrekingVolledige onderbreking (aantal)mannen (%)vrouwen (%)Vermindering van prestaties (aantal)mannen (%)vrouwen (%)Ouderschapsverlof, medische bijstand, palliatieve zorgen (aantal)mannen (%)vrouwen (%)Tijdskrediet*Volledige onderbreking (aantal)mannen (%)vrouwen (%)Vermindering van prestaties** (aantal)mannen (%)vrouwen (%)2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 200911.06217,982,154.53218,681,410.38211,988,14.62328,771,312.75944,855,25.39915,184,949.81019,580,516.38715,484,68.85827,972,130.83945,254,85.29818,981,146.34220,479,620.12717,982,18.88528,471,643.79643,156,95.64527,172,944.03223,077,023.07220,080,08.73729,071,055.40241,558,55.53929,071,041.91825,674,426.48321,678,48.19827,772,365.16439,760,35.28129,071,041.21427,372,728.88123,376,77.61326,773,372.36539,460,65.04227,872,245.54526,273,832.45924,675,46.91425,674,478.16239,660,44.45522,177,942.45928,971,138.33528,072,06.00724,875,284.75540,159,9* Sinds 1 januari 2002 in voege in de privé-sector.** In 2009 is ook crisistijdskrediet meegeteld.Bron: RVA.2.90 Vlaamse aanmoedigingspremiesEvolutie van het aantal <strong>be</strong>gunstigden van een Vlaamseaanmoedigingspremie, van 2003 tot 2008, naar geslacht ensector.Openbare sectorTotaal (aantal)mannen (%)vrouwen (%)Privé-sectorTotaal (aantal)mannen (%)vrouwen (%)Social profit sectorTotaal (aantal)mannen (%)vrouwen (%)Bron: VSAWSE.2003 2004 2005 2006 2007 200815.12914,485,621.07217,582,53.79113,486,615.80415,085,024.31519,880,24.07712,487,615.77415,384,722.82721,578,54.37113,586,516.34116,183,921.83423,376,74.58914,086,018.91517,382,723.39125,374,74.98513,586,521.09517,582,524.39826,773,35.45813,686,4Voor de privé-sector <strong>be</strong>staan er vijf vormen van aanmoedigingspremies.In 2008 had 99% van de toegekendeaanmoedigingspremies <strong>be</strong>trekking op één of andere vormvan zorgkrediet. De rest ging naar opleidingskrediet ennaar werknemers van ondernemingen in moeilijkheden ofherstructurering. Net als in de openbare sector zijn jongerewerknemers tussen 26 en 35 jaar oververtegenwoordigd:ruim drie op vijf van de ontvangers van premieszit in deze leeftijdsgroep. In 2008 was ruim 1 op 4 van de<strong>be</strong>gunstigden een man. Bij de 55-plussers zijn de mannenzelfs lichtjes in de meerderheid.Sinds 2001 is er voor de werknemers uit de social profiteen apart stelsel van Vlaamse aanmoedigingspremies.Met 86,4% van alle toegekende aanvragen in 2008 nemenvrouwen, net als voorgaande jaren, het grootste deel vandeze premies voor hun rekening. Dit valt mee te verklarendoor het feit dat deze sector globaal minder mannentewerkstelt. Drie kwart van de goedgekeurde premieaanvragenheeft <strong>be</strong>trekking op zorgkrediet. Net als in deandere twee sectoren zijn de mensen tussen 26 en 35 jaarhet talrijkst aanwezig onder de <strong>be</strong>gunstigden van de aanmoedigingspremies.Meer 50-plussers aan het werkDe lage ar<strong>be</strong>idsdeelname van de 50-plussers is en blijfteen structureel aandachtspunt op de Vlaamse ar<strong>be</strong>idsmarkt.De verhoging van de werkzaamheid staat dan ookcentraal. Ook de Vlaamse overheid tracht bij te dragentot de activering van de 50-plussers door ondermeer eenuitgebreidere <strong>be</strong>geleidingsaanpak en de tewerkstellingspremie50-plus.Traject<strong>be</strong>geleiding 45-plussersDe sluitende aanpak voor de <strong>be</strong>geleiding van werkzoekendeneindigt nog steeds op 49 jaar. Om de hertewerkstellingskansenvan ouderen te <strong>be</strong>vorderen werd vanstart gegaan met een verplicht <strong>be</strong>geleidingsaanbod voor50-52-jarigen uit de nieuwe instroom van werkzoekenden.Met deze werkwijze wil de Vlaamse overheid ook de ietsoudere werklozen ondersteunen in hun zoektocht naareen nieuwe job.Tot op heden zijn 45-plussers structureel ondervertegenwoordigdin de <strong>be</strong>geleiding en opleiding die wordt aangebodendoor de VDAB. In 2009 werden amper 29,4% vande 45-plussers <strong>be</strong>reikt via traject<strong>be</strong>geleiding. Hoe ouderde leeftijdsgroep, hoe lager de deelname aan traject<strong>be</strong>geleidingen de uitstroom naar werk nadien. De 55-plusserszijn het sterkst ondervertegenwoordigd.Ondanks hun ondervertegenwoordiging is het <strong>be</strong>reik vanoudere werkzoekenden in de traject<strong>be</strong>geleiding opvallendver<strong>be</strong>terd de laatste jaren.werk en sociale economie 99


2.91 Traject<strong>be</strong>geleiding 45-plussersEvolutie van het <strong>be</strong>reik in de trajectwerking en de uitstroomnaar werk bij 45-plussers, naar leeftijdsgroep, van 2005 tot2009, in %.2005 2006 2007 2008 2009Bereik in trajectwerking< 45 jaar 46,7 49,2 50,9 51,1 51,045-49 jaar 39,5 45,9 50,1 49,4 46,950-54 jaar 13,4 12,6 18,6 22,7 24,3≥ 55 jaar 8,9 7,4 11,2 15,3 13,5Uitstroom naar werk< 45 jaar 10,7 11,9 12,7 12,2 10,145-49 jaar 5,7 7,1 8,7 9,1 6,850-54 jaar 2,1 1,8 2,4 3,2 3,1≥ 55 jaar 1,2 1,1 1,4 1,5 1,4Bron: VDAB.Tewerkstellingspremie 50-plussersVanaf april 2006 kunnen werkgevers, die een niet-werkendewerkzoekende 50-plusser met een contract van on<strong>be</strong>paaldeduur aanwerven, genieten van een loonkostenvermindering.Sinds de start van de tewerkstellingspremie50-plus in april 2006 tot april 2009 werd er voor bijna10.000 50-plussers een premie aangevraagd. Daarvanwerd ook drie op vier effectief toegekend. Na een aarzelendestart in 2006 en een moeizame toename in 2007,kwam de premie op kruissnelheid in 2008. Dat de premieaanvraagop peil blijft in 2009 in tijden van crisis, lijkt tewijzen op een gunstig effect op de ar<strong>be</strong>idsmarktkansenvan werkzoekende 50-plussers. De premie blijkt het meestsuccesvol bij de aanwerving van 50-54-jarigen (69,3%) enkortdurige werkzoekenden (75,6%) over gans de periode2006-2009 genomen. Het merendeel van de premies wordtuit<strong>be</strong>taald aan mannen (68,8%). Het aandeel allochtonen,personen met een handicap en laaggeschoolden met eenpremie blijft wel aanzienlijk onder de vertegenwoordigingvan deze kansengroepen in de oudere NWWZ populatie.2.92 Tewerkstellingspremie 50-plusEvolutie van het aantal aangevraagde en goedgekeurde tewerkstellingspremies50-plus, van april 2006 tot april 2009.4.5004.0003.5003.0002.5002.0001.5001.00050002006 2007 2008 2009AanvraagToekenning* 2009: stand tot en met april 2009.Bron: VDAB (<strong>be</strong>werking Departement WSE).Werk maken van een versterktesociale economieDe Vlaamse overheid heeft het afgelopen decennium viade sociale economie heel wat inspanningen geleverd omduurzame banen te creëren voor mensen die op de regulierear<strong>be</strong>idsmarkt moeilijk aan de slag kunnen. Maar desociale economie is meer dan alleen maar een instrumentvoor de tewerkstelling van kansengroepen. De sector<strong>be</strong>staat uit een reeks van <strong>be</strong>drijven en initiatieven die<strong>be</strong>paalde maatschappelijke meerwaarden willen realiserenen zich daarbij laten leiden door de <strong>be</strong>ginselen van demeerwaardeneconomie. Door oog te heb<strong>be</strong>n voor principesals voorrang van ar<strong>be</strong>id op kapitaal, democratische<strong>be</strong>sluitvorming, maatschappelijke in<strong>be</strong>dding, transparantie,kwaliteit en duurzaamheid, pro<strong>be</strong>ren de <strong>be</strong>drijven uitde sociale economie de juiste balans te vinden tussen economische,sociale en ecologische waarden. De overheidwil via de sociale economie ook reguliere ondernemingenstimuleren om deze principes een centrale plaats te gevenin de <strong>be</strong>drijfsvoering.In wat volgt, komen vooreerst de verschillende werkvormenen doelgroepen van de sociale economie aan bod.Vervolgens wordt ingegaan op de effectieve tewerkstellingvan deze doelgroepen en op de vertegenwoordigingvan een aantal kansengroepen in de sector.Werkvormen en doelgroepenDe <strong>be</strong>langrijkste werkvormen van de sociale economiezijn de sociale werkplaatsen, de <strong>be</strong>schutte werkplaatsenen de invoeg<strong>be</strong>drijven. Daarnaast zijn er nog de ar<strong>be</strong>idszorginitiatievenen de initiatieven in het kader van delokale diensteneconomie. Elk van deze werkvormen richtzich op een specifieke groep van personen met een groteafstand tot de reguliere ar<strong>be</strong>idsmarkt.De sociale werkplaatsen verschaffen werkgelegenheidaan zeer moeilijk inzetbare werkzoekenden in een <strong>be</strong>schermdear<strong>be</strong>idsomgeving. In de praktijk gaat het ommensen met een laag opleidingsniveau, die minstens 5jaar inactief zijn en fysieke, psychische of sociale <strong>be</strong>perkingenof moeilijkheden heb<strong>be</strong>n.In de <strong>be</strong>schutte werkplaatsen kunnen werkzoekendepersonen met een ar<strong>be</strong>idshandicap terecht die door hunhandicap voorlopig of definitief niet aan de slag kunnenop de gewone ar<strong>be</strong>idsmarkt. Sinds okto<strong>be</strong>r 2008 <strong>be</strong>paaltde VDAB welke personen met een ar<strong>be</strong>idshandicap voorsubsidies in aanmerking komen. Voorheen ge<strong>be</strong>urde datdoor het Vlaams Agentschap voor Personen met eenHandicap.Ook de invoeg<strong>be</strong>drijven zorgen voor duurzame werkgelegenheidvoor kansengroepen, maar in tegenstelling totde eerder genoemde werkvormen doen zij dat binnen dereguliere economie. Ondernemingen die de principes vande meerwaardeneconomie onderschrijven, krijgen tijdelijkeen degressieve subsidies voor de tewerkstelling vaninvoegwerknemers. Het gaat hierbij om laag- en midden-100vrind <strong>2010</strong>


talent, werk, ondernemen en innovatiegeschoolde langdurig werklozen, werkzoekende personenmet een ar<strong>be</strong>idshandicap, leefloontrekkers en werkzoekendeleerlingen van het deeltijds <strong>be</strong>roepssecundair onderwijs.Oorspronkelijk <strong>be</strong>stonden zowel invoeg<strong>be</strong>drijvenals invoegafdelingen binnen gewone <strong>be</strong>drijven. In de loopvan 2005 is het stelsel van de invoegafdelingen afgeschaft.De oude regeling bleef wel van kracht voor de al erkendeinvoegafdelingen.Ar<strong>be</strong>idszorginitiatieven richten zich op personen dieomwille van persoons- en/of maatschappijgebonden redenenniet (meer) kunnen werken onder een ar<strong>be</strong>idscontractin het reguliere of <strong>be</strong>schermende tewerkstellingscircuit.Hoewel ook hier de ar<strong>be</strong>idsdeelname centraal staat, <strong>be</strong>stedendeze initiatieven tegelijk uitgebreid aandacht aande zorg<strong>be</strong>geleiding van de werknemer. Het gaat om vrijwilligon<strong>be</strong>taald werk onder <strong>be</strong>geleiding en met <strong>be</strong>houdvan een uitkering. Het systeem van ar<strong>be</strong>idszorg <strong>be</strong>staat indiverse domeinen zoals de geestelijke gezondheidszorg,de zorg voor personen met een handicap, het algemeenwelzijnswerk en de sociale economie (binnen de socialeen <strong>be</strong>schutte werkplaatsen). Hier komen enkel de initiatievenbinnen de sociale economie aan bod.Met de lokale diensteneconomie ten slotte wil de overheideen aanvullend dienstenaanbod realiseren dat inspeeltop maatschappelijke noden en <strong>be</strong>hoeften die niet<strong>be</strong>schikbaar zijn op de markt of via de reguliere dienstenhulpverlening. Deze diensten koppelen duurzametewerkstelling aan het verhogen van de leefbaarheiden leefkwaliteit van een buurt of wijk. Het gaat hierbijonder meer om huishoudelijke hulp, kinderopvang engroenonderhoud. De lokale diensteneconomie mikt op detewerkstelling van laag- en middengeschoolde langdurigwerklozen, leefloontrekkers en rechtheb<strong>be</strong>nden op financiëlemaatschappelijke hulp. Begin 2008 maakte de lokalediensteneconomie de overgang van de experimentele fasenaar een volwaardig tewerkstellingsprogramma. Dat ginggepaard met de overheveling van de collectieve invoeg<strong>be</strong>drijvenvan het programma van de invoeg<strong>be</strong>drijven naarde lokale diensteneconomie.De potentiële doelgroep van de invoeg<strong>be</strong>drijven is metongeveer 85.000 personen het omvangrijkst (midden2009). Bij de lokale diensteneconomie gaat het om eendoelgroep van bijna 80.000 personen. Bijna 8.500 personenvoldoen aan de criteria voor tewerkstelling alsdoelgroepwerknemer in een <strong>be</strong>schutte werkplaats. Bijde sociale werkplaatsen gaat het om goed 6.000 personen.De doelgroep van de ar<strong>be</strong>idszorginitiatieven is metongeveer 800 personen het kleinst. Het is wel zo dat dedoelgroepen van de verschillende werkvormen elkaargedeeltelijk overlappen.Bereik sociale economieEind 2008 stelden de verschillende werkvormen van desociale economie (<strong>be</strong>schutte en sociale werkplaatsen,invoeg<strong>be</strong>drijven, ar<strong>be</strong>idszorginitiatieven en lokale diensteneconomie)in totaal 21.443 doelgroepwerknemers te2.93 Bereik sociale economieRaming van het totale aantal doelgroepwerknemers in desociale economie op 31 decem<strong>be</strong>r, van 2004 tot 2008, inpersonen.25.00020.00015.00010.0005.00002004 2005 2006 2007 2008Beschutte werkplaatsen*Ar<strong>be</strong>idszorgLokale diensteneconomie***Sociale werkplaatsenInvoeg<strong>be</strong>drijven en -afdelingen*** Het gaat hier enkel om door het VSAWSE gesubsidieerde personen met eenhandicap in de productie en met ar<strong>be</strong>idsprestaties in elk kwartaal van het<strong>be</strong>trokken jaar.** Tot en met 2007 gaat het bij de invoeg<strong>be</strong>drijven om de som van het <strong>be</strong>reikvan de collectieve, commerciële en dienstencheque<strong>be</strong>drijven. Vanaf 2008 vallende collectieve invoeg<strong>be</strong>drijven onder de lokale diensteneconomie.*** Enkel cijfers <strong>be</strong>schikbaar voor 2008.Bron: VSAWSE (<strong>be</strong>werking Departement WSE).werk. Dat komt overeen met 0,8% van de totale werkende<strong>be</strong>volking tussen 15 en 64 jaar. Het totale aantal doelgroepwerknemersin de sociale economie steeg tussen2005 en 2007 jaarlijks met telkens 6%. In 2008 valt diestijging door de economische crisis terug naar 2% (cijferszonder lokale diensteneconomie).In 2008 werkt 65% van de doelgroepwerknemers in een<strong>be</strong>schutte werkplaats, 16% in de sociale werkplaatsen. Hetaandeel van de invoeg<strong>be</strong>drijven, de ar<strong>be</strong>idszorginitiatievenen de lokale diensteneconomie <strong>be</strong>draagt 10%, 5% en 4%.Kansengroepen in de sociale economieOpgesplitst naar kansengroepen blijken laaggeschooldenen personen met een ar<strong>be</strong>idshandicap duidelijk oververtegenwoordigdin de sociale economie. Vrouwen zijn eerderondervertegenwoordigd, <strong>be</strong>halve in de invoeg<strong>be</strong>drijven.De situatie van allochtonen varieert per werkvorm.Dat vrouwen sterk in de meerderheid zijn in de invoeg<strong>be</strong>drijvenhoudt verband met het feit dat een aanzienlijkaantal invoeg<strong>be</strong>drijven met dienstencheques werkt. Dezecheques worden voornamelijk gebruikt voor de vergoedingvan activiteiten in sectoren waar traditioneel vooralvrouwen werken. In de andere werkvormen zijn vrouweneerder ondervertegenwoordigd ten opzichte van hunaandeel in de totale werkende <strong>be</strong>volking.Het aandeel van de 50-plussers in de verschillende werkvormenkomt vrij goed overeen met hun aandeel in dewerkende <strong>be</strong>volking. Bij de sociale werkplaatsen ligt heter iets boven, bij de invoeg<strong>be</strong>drijven iets onder.werk en sociale economie 101


2.94 Kansengroepen in de sociale economieProcentueel aandeel van vrouwen, 50-plussers, laaggeschoolden, allochtonen en personen met een ar<strong>be</strong>idshandicap in het aantaldoelgroepwerknemers op 31 decem<strong>be</strong>r in de sociale economie en hun aandeel in de totale werkende <strong>be</strong>volking, in 2008, in %.% vrouwen % 50-plussers % laaggeschoolden % allochtonen ** % personen met een handicap ***Beschutte werkplaatsen 40 23 **** 2 100Sociale werkplaatsen 41 29 81 18 24Ar<strong>be</strong>idszorg 31 23 76 5 73Invoeg<strong>be</strong>drijven 83 19 65 22 13Lokale diensteneconomie 30 23 75 22 20% in werkende <strong>be</strong>volking * 45 22 20 5 8* Bij vrouwen, ouderen, laaggeschoolden en allochtonen op basis van EAK-gegevens voor 2008, bij personen met een handicap op basis van EAK-gegevens van 2007.** Bij de aandelen in de sociale economie gaat het om de personen met een huidige of vorige niet-Belgische nationaliteit, bij het aandeel in de werkende <strong>be</strong>volkingenkel om personen met een huidige niet-Belgische nationaliteit.*** Bij de aandelen in de sociale economie gaat het om de door de overheid erkende personen met een ar<strong>be</strong>idshandicap (pmah). Bij het aandeel in de werkende<strong>be</strong>volking gaat het om de personen die zelf aangeven hinder te ondervinden door een handicap of langdurig gezondheidsprobleem.**** Niet <strong>be</strong>schikbaar.Bron: VSAWSE (<strong>be</strong>werking Departement WSE), ADSEI EAK.Het aandeel laaggeschoolden ligt in alle werkvormen veelhoger dan het aandeel laaggeschoolden in de totale werkende<strong>be</strong>volking. Dat is weinig verwonderlijk aangezienbij alle werkvormen de laaggeschoolden een prioritairedoelgroep zijn.Allochtonen zijn in de invoeg<strong>be</strong>drijven, sociale werkplaatsenen de lokale diensteneconomie <strong>be</strong>hoorlijk vertegenwoordigd,in de <strong>be</strong>schutte werkplaatsen duidelijk minder.De personen met een ar<strong>be</strong>idshandicap ten slotte zijn in allewerkvormen vrij sterk aanwezig. De <strong>be</strong>schutte werkplaatsen,waar een handicap een noodzakelijk tewerkstellingscriteriumis, halen uiteraard een percentage van 100%.102vrind <strong>2010</strong>


talent, werk, ondernemen en innovatieVoor meer informatieDefinitiesPublicaties en websitesMuyters, P. (2009). Beleidsnota Werk 2009-2014. Brussel:Vlaams Parlement.RVA (<strong>2010</strong>). Jaarverslag 2009. Brussel.RVA (2009). Statistisch Jaarboek 2008. Brussel.Samoy, E. (2009). Handicap en ar<strong>be</strong>id. Deel I: definities enstatistieken. Brussel: Departement WSE.Samoy, E. (2009). Handicap en ar<strong>be</strong>id. Deel II: <strong>be</strong>leidsontwikkelingen.Brussel: Departement WSE.Steunpunt Werk en Sociale Economie (2009). TrendrapportVlaamse ar<strong>be</strong>idsmarkt 2009. De Vlaamse ar<strong>be</strong>idsmarktin het defensief, WSE Report 25.Steunpunt Werk en Sociale Economie (<strong>2010</strong>). De deadline<strong>be</strong>reikt, de doelen niet. De boordta<strong>be</strong>l eindeloopbaan<strong>2010</strong>, WSE Report 2.Van den Bossche, F. (2009). Beleidsnota Sociale Economie2009-2014. Brussel: Vlaams Parlement.VDAB (2009). Analyse vacatures en knelpunt<strong>be</strong>roepen2008. Brussel.VDAB (<strong>2010</strong>). Jaarverslag 2009. Brussel.Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie(VSAWSE) (2009). Jaarverslag 2008. Brussel.Enquête naar de ar<strong>be</strong>idskrachten (EAK), FOD Economie,Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie:http://stat<strong>be</strong>l.fgov.<strong>be</strong>/lfsLabour Force Survey (LFS), Eurostat:http://epp.eurostat.ec.europa.euLeeftijd en Werk: http://www.leeftijdenwerk.<strong>be</strong>/Rijksdienst voor Ar<strong>be</strong>idsvoorziening (RVA):http://www.rva.fgov.<strong>be</strong> cSociaal-Economische Raad van <strong>Vlaanderen</strong> (SERV):http://www.serv.<strong>be</strong>Steunpunt Werk en Sociale Economie (Steunpunt WSE):http://www.steunpuntwse.<strong>be</strong>Vlaams Ministerie voor Werk en Sociale Economie, DepartementWerk en Sociale Economie (WSE):http://www.werk.<strong>be</strong> (luik cijfers en onderzoek)Vlaamse Dienst voor Ar<strong>be</strong>ids<strong>be</strong>middeling en Beroepsopleiding(VDAB):http://www.vdab.<strong>be</strong>/trendshttp://arvastat.vdab.<strong>be</strong>Allochtone niet-werkende werkzoekendenWerkzoekenden van etnische niet-EU origine. Voor2007 was de indeling naar etniciteit gebaseerd opnationaliteit, de vrijwillige registratie in het AMIsysteemen een door de VDAB-studiedienst ontwikkeldnaamherkenningsprogramma. Er wordt eenindeling gemaakt in etnisch EU en etnisch niet-EU.Vanaf 2007 is de indeling naar etniciteit gebaseerd opde huidige en de vorige nationaliteit.Ar<strong>be</strong>idsgehandicapte niet-werkende werkzoekendenDe doelgroep van ar<strong>be</strong>idsgehandicapten <strong>be</strong>staat uitvolgende categorieën van werkzoekenden;- werkzoekenden erkend door het Vlaams Agentschapvoor Personen met een Handicap;- werkzoekenden uit het buitengewoon onderwijs;- werkzoekenden die op basis van hun handicap inaanmerking komen voor een inkomensvervangendetegemoetkoming of integratietegemoetkoming;- werkzoekenden met een blijvende graad van ar<strong>be</strong>idsongeschiktheid;- werkzoekenden die recht geven op bijkomendekinderbijslag of personen die recht heb<strong>be</strong>n op eenverhoogde kinderbijslag als ouder met een handicap;- werkzoekenden die een invaliditeitsuitkering ontvangen;- werkzoekenden met een attest van een door deVDAB aangewezen dienst of arts.Avondwerk Loontrekkenden die 50% of meer van dewerkdagen tijdens de referentiemaand van de enquêtetussen 19 uur en 23 uur gewerkt heb<strong>be</strong>n.Beroeps<strong>be</strong>volking Personen op ar<strong>be</strong>idsleeftijd die actiefzijn op de ar<strong>be</strong>idsmarkt, hetzij als werkzoekende,hetzij als werkende.Bevolking op ar<strong>be</strong>idsleeftijd Iedereen in de leeftijdscategorievan 15 tot en met 64 jaar.Deeltijdar<strong>be</strong>id bij de werkenden Aandeel deeltijdswerkenden binnen de totale groep werkenden. Er<strong>be</strong>staan verschillende modaliteiten van deeltijdswerk: minder dagen per week werken, minder urenper dag werken, een halve dag minder per weekwerken…Hooggeschoolden Personen met een diploma hogeronderwijs (van het korte of het lange type) of met eendiploma universitair onderwijs.(ILO-) niet-<strong>be</strong>roepsactieven Personen die niet tot dewerkenden, noch tot de werkzoekenden <strong>be</strong>horen.werk en sociale economie 103


(ILO-) werkenden Personen die in de referentieweekvan <strong>be</strong>vraging minstens één uur ar<strong>be</strong>id heb<strong>be</strong>n verricht.ILO-werkloosheidsgraad Aandeel werklozen in de <strong>be</strong>roeps<strong>be</strong>volking.(ILO-) werklozen Personen zonder <strong>be</strong>trekking die werkzoeken, daarvoor concrete stappen heb<strong>be</strong>n gezet gedurendede laatste 4 weken en bovendien binnen de2 weken kunnen <strong>be</strong>ginnen werken, en de personenzonder <strong>be</strong>trekking die een job heb<strong>be</strong>n die binnen dedrie maanden <strong>be</strong>gint. De ILO-definitie van werklozenwijkt af van de definitie van niet-werkende werkzoekendenbij de VDAB.Laaggeschoolden Personen zonder diploma of methoogstens een diploma lager (secundair) onderwijs.Loontrekkenden Personen die <strong>be</strong>taalde ar<strong>be</strong>id verrichtenin dienstverband.Middengeschoolden Personen met hoogstens een diplomahoger secundair onderwijs of met een diplomapost-secundair niet-hoger onderwijs.Tijdelijk werkenden bij de loontrekkenden Aandeel tijdelijkwerkende loontrekkenden binnen de volledigegroep van loontrekkenden. Tijdelijke ar<strong>be</strong>id omvatcontracten van <strong>be</strong>perkte duur, voor een <strong>be</strong>paaldetaak of seizoen, voor stage of uitzendar<strong>be</strong>id.VDAB- werkloosheidsgraad Niet-werkende werkzoekendeningeschreven bij de VDAB/<strong>be</strong>roeps<strong>be</strong>volking.Werkzaamheidsgraad Aandeel werkenden in de <strong>be</strong>volkingop ar<strong>be</strong>idsleeftijd (15-64 jaar).Zaterdagwerk Loontrekkenden die 2 of meer zaterdagentijdens de referentiemaand van de enquête heb<strong>be</strong>ngewerkt.Zelfstandigen Personen die zelfstandig zijn in hoofd<strong>be</strong>roepof als helper, aangesloten bij de sociale verzekeringsfondsenvoor zelfstandigen.Zondagwerk Loontrekkenden die 2 of meer zondagentijdens de referentiemaand van de enquête heb<strong>be</strong>ngewerkt.Nachtar<strong>be</strong>id Loontrekkenden die 50% of meer van dewerkdagen tijdens de referentiemaand van de enquêtetussen 23 uur en 05 uur gewerkt heb<strong>be</strong>n.Niet-werkende werkzoekenden Werkzoekenden metwerkloosheidsuitkeringsaanvraag (WZUA) + schoolverlaters+ niet werkende vrij ingeschreven werkzoekenden+ andere.Normaal Economisch Circuit De werkaanbiedingenworden naargelang de aard van de ar<strong>be</strong>idsovereenkomstof subsidieregeling ingedeeld in ‘circuits’. Eenvan deze circuits is het ‘normaal economisch circuit’,naast onder meer de tewerkstellingsmaatregelen.Het normaal economisch circuit (zonder uitzendopdrachten)<strong>be</strong>staat uit de vaste en tijdelijke (zonderinterim) circuits.Het vaste circuit omvat: het gewoon circuit (jobs meteen contract voor on<strong>be</strong>paalde of lange duur, inclusiefzelfstandige jobs), werken en leren (startbaan,invoeg<strong>be</strong>drijven, middenstandsopleiding, ondernemingsopleiding),vervanging brugpensioen.Het tijdelijke circuit omvat: tijdelijk werk (ar<strong>be</strong>idsovereenkomstvoor korte duur), studentenjobs enhoreca.Ploegar<strong>be</strong>id Loontrekkenden die tijdens de referentiemaandvan de enquête in een stelsel van 2, 3, 4 ofmeer ploegen gewerkt heb<strong>be</strong>n.104vrind <strong>2010</strong>


talent, werk, ondernemen en innovatiede open2.3 ondernemerDe regering omschrijft in een aantal doelstellingen het<strong>be</strong>lang van meer ondernemerschap. Groeiende ondernemingenen het gebruiken van het potentieel bij doelgroepenzijn <strong>be</strong>langrijke aspecten daarbij. Innovatief encreatief ondernemen leidt tot een hogere toegevoegdewaarde. Succesvol ondernemen staat ook in verbandmet exporteren. Het is <strong>be</strong>langrijk dat <strong>Vlaanderen</strong> sterkeraanwezig is in de snelgroeiende markten. Ook de directebuitenlandse investeringen in het Vlaamse Gewest moetentoenemen.Het hoofdstuk <strong>be</strong>staat uit twee delen: ‘ondernemen’ en‘internationaal ondernemen’. ‘Ondernemen’ gaat overde diverse aspecten van ondernemerschap (aantal ondernemingen,investeren, kapitaal) en over innovatie encreativiteit (innoverende Vlamingen, producten, processenen sectoren). ‘Internationaal ondernemen’ handeltover de evolutie van de uit- en invoer, de structuur ervannaar handelspartner en product, de marktaandelen en dedirecte buitenlandse investeringen.de omzet te verhogen uit nieuwe of ver<strong>be</strong>terde producten,de ontwikkeling van speerpuntdomeinen en meerwerkenden in kennisintensieve sectoren. Het derde luik<strong>be</strong>licht het ‘ondernemerschap’. Daarbij is niet alleen meerondernemen van tel, incluis bij doelgroepen (vrouwen,ouderen,…), maar ook doorgroei van starters.Deze veelheid van doelstellingen kunnen gegroepeerdworden onder de thema’s ‘ondernemerschap’ en ‘innovatieen creativiteit’.OndernemerschapHet aantal Vlaamse ondernemingen neemt nog toe. Tochzijn de effecten van de crisis voelbaar, onder andere bijsommige doelgroepen. Een tweede luik gaat over investeren.De ramingen voor de investeringen in 2009 zijn nietschitterend. Tenslotte komt de <strong>be</strong>schikbaarheid van kapitaalaan bod: ook hier laat de crisis sporen na.OndernemenHet Vlaamse regeerakkoord hecht – op een moment vaneen wereldwijde financieel-economische crisis – heelwat <strong>be</strong>lang aan economie en ondernemen. Deze crisisheeft een zware impact op de economie. Bedrijven doorde crisis helpen is dan ook een <strong>be</strong>langrijke doelstelling.Daarbij wordt vooral ingezet op het <strong>be</strong>houd van jobs enhet opnieuw op peil brengen van de investeringen. Ditzou moeten resulteren in meer groeiende ondernemingen.Daarvoor wil de Vlaamse overheid effectieve instrumenteninzetten die <strong>be</strong>drijfsinvesteringen mogelijk maken. Defocus ligt daarbij op economische clusters, thematischespeerpunten en grote projecten om de middelen geconcentreerdin te zetten. De <strong>be</strong>leidsmakers willen dat ideeëneconomische gevaloriseerd worden en een maatschappelijkeimpact heb<strong>be</strong>n. Naast het stimuleren van een ondernemerscultuur,mikt de overheid op meer creatief en innoverendondernemen. Daarenboven wordt blijvend ingezetop de ontwikkeling van een kenniseconomie. Dit omvathet stimuleren van innovatie en kennisdiffusie.Drie luiken uit het Pact 2020 heb<strong>be</strong>n <strong>be</strong>trekking op ondernemerschap.Het eerste luik gaat over de voorwaardenom te komen tot een duurzame topregio (bbp, ar<strong>be</strong>idsproductiviteit,…).Dit komt aan bod in de macro-economischecontext. Het luik ‘innovatie’ <strong>be</strong>nadrukt de noodzaak omOndernemenEind 2009 zijn er 551.000 ondernemingen: 310.000 firma’sen 241.000 eenmanszaken. Toch laat de economische inzinkingzich voelen: de oprichtingsratio <strong>be</strong>draagt 7,1%in 2009, goed één procentpunt lager dan het jaar voordien.De uittredingsratio ligt met 5,7% in 2009 iets hoger2.95 Dynamiek ondernemenNetto-groeiratio en turbulentie van de ondernemingen, van2003 tot 2009, in %.16141210864202003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Nettogroeiratio TurbulentieBron: Graydon, <strong>be</strong>werking SVR.de open ondernemer 105


2.96 OverlevingsgraadAantal starters en overlevingsgraad na 1 tot 5 jaar (indices,startjaar = 100), 2004 tot 2009.OprichtingsjaarStartersAantal ouderdan 1 jaarBron: VKBO, <strong>be</strong>werking SVR.Aantal ouderdan 2 jaarAantal ouderdan 3 jaarAantal ouderdan 4 jaarAantal ouderdan 5 jaarAantal Indices (startjaar = 100)2004 23.783 95,5 89,4 84,0 79,2 75,02005 26.448 94,2 87,1 81,1 75,92006 28.587 94,7 88,1 82,22007 31.135 95,1 88,42008 30.714 94,62009 28.642dan een jaar eerder. Bijgevolg daalt de netto-groeiratiotot 1,4%. Ook de turbulentie is minder hoog dan in 2008.De faillissementen zijn in 2009 met 14,6% gestegen. Concreetwaren er in 2009 38.300 oprichtingen, 4.800 faillissementenen 29.800 stopzettingen.Deze tendensen tekenen zich af zowel bij de firma’s alsbij de eenmanszaken. Bij de firma’s is de netto-groeiratiohoger (3,6% in 2009) en de turbulentie lager (8,5% in2009). Bij de eenmanszaken is de netto-groeiratio voorhet tweede opeenvolgende jaar negatief (-1,2% in 2009).De turbulentie is er merkbaar hoger (18,1% in 2009). Datkomt door het relatief hoge aantal uittredingen: meer enmeer personen die een zelfstandige activiteit uitoefenengaan over tot een vennootschapsvorm.Driekwart van de ondernemingen opgericht in 2004 is 5jaar later nog actief. Let wel: veranderingen van vennootschapsvormenen overnames worden gezien als stopzetting.Startende ondernemingen heb<strong>be</strong>n het soms moeilijk omzich verder te ontwikkelen. Problemen kunnen opduikenop het vlak van liquiditeit, <strong>be</strong>drijfsvoering, <strong>be</strong>talingsachterstand,lancering van producten… . Ongeveer 5% vande starters houdt het niet eens een jaar vol. De overlevingsgradendalen logischerwijs met het verstrijken vande jaren. Ze zijn vrij constant voor elk startjaar sinds2004. Het is nog te vroeg om de impact te zien van definancieel-economische crisis op de overlevingsgraadvan starters.Het gaat niet zo goed met het nieuwe ondernemerschapin <strong>Vlaanderen</strong>. Dit blijkt uit de ‘Total EntrepreneurialActivity’ (TEA) rate. Deze indicator <strong>be</strong>schrijft het aandeelvan de <strong>be</strong>roeps<strong>be</strong>volking dat actief <strong>be</strong>trokken is bij hetopstarten van een onderneming of dat in de voorbije 42maanden een eigen onderneming heeft opgericht. Voorhet Vlaamse Gewest staat deze indicator in 2009 op 3,3%,een laag percentage dat reeds een aantal jaren aanhoudt.De regeringsdoelstelling over meer ondernemen is hiermeeniet <strong>be</strong>reikt. De situatie verschilt overigens niet veelvan de Belgische. Het nieuw ondernemerschap - zoalsdoor de TEA gemeten - is gemiddeld hoger in de EU(5,8%) en in de naaste buurlanden Nederland en het VerenigdKoninkrijk. Het Vlaamse Gewest verschilt echterniet <strong>be</strong>duidend van Duitsland en Frankrijk. Opmerkelijkis dat - ondanks de economische malaise - meer dan 20%van de startende ondernemers opportuniteiten ziet alsgevolg van de financieel-economische crisis. Bijna viervijfden van de nieuwe ondernemers vindt het in 2009gemakkelijker om te groeien dan in 2008.Het Vlaamse Gewest scoort <strong>be</strong>ter voor het <strong>be</strong>staandeondernemerschap: in 2009 was 9,6% van de Vlaamse <strong>be</strong>roeps<strong>be</strong>volkingzelfstandige of als loontrekkende of meewerkendfamilielid aan het hoofd van een zaak of <strong>be</strong>drijf.Dat is omzeggens gelijk aan het EU15-gemiddelde (9,7%),maar hoger dan in Duitsland, Frankrijk of de Scandinavischelanden.Het Vlaamse Gewest telde in 2008 10,0% gazellen onderde middelgrote ondernemingen. Gazellen zijn snelgroeiende<strong>be</strong>drijven die een voor<strong>be</strong>eldfunctie heb<strong>be</strong>n bij hetstimuleren van de ondernemerscultuur. Het Waalse Gewestnoteerde 8,2% gazellen. Het resultaat van het BrusselseHoofdstedelijke Gewest (9,8%) is bijna identiek aandat van het Vlaamse. Een nieuwe definiëring <strong>be</strong>moeilijkteen vergelijking met cijfers uit het verleden.Het ondernemerschap aanzwengelen <strong>be</strong>tekent dat allenog niet <strong>be</strong>nutte potentieel moet aangeboord worden.De doelgroep <strong>be</strong>staat hier uit vrouwen, ouderen, gehandicaptenen vreemdelingen. In 2008 was 34,4% van dezelfstandigen een vrouw. De voorbije jaren is dat aandeelwat afgenomen. In 1999 <strong>be</strong>droeg het nog 38,8%. De50-plussers maakten anno 2008 31,0% uit van de zelfstandigen.Dat is meer dan in 1999, maar sinds 2006 is ookdit aandeel lichtjes gedaald. De Pact 2020 doelstelling diezich richt tot doelgroepen bij ondernemen is in 2009 nietgehaald.2.97 Doelgroepen ondernemenAandeel van vrouwen en van de leeftijdsgroep van 50 jaarof ouder in het totaal aantal zelfstandigen, werkgevers enhelpers, van 1999 tot 2008 (in %).504030<strong>2010</strong>01999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008VrouwenBron: ADSEI, EAK, <strong>be</strong>werking SVR.50+’ers106vrind <strong>2010</strong>


talent, werk, ondernemen en innovatie2.98 InvesteringsratioVerloop van de investeringsratio in het Vlaams Gewest, Duitsland,Nederland en Frankrijk, van 1999 tot 2008, in %.252015101999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008InvesterenVlaams GewestFrankrijkBron: Eurostat, eigen <strong>be</strong>rekeningen SVR.DuitslandNederlandIn 2008 wordt de investeringsratio van de private sectorgeraamd op 20,9%. Hiermee zou een einde komen aan deonafgebroken klim van de voorgaande vier jaren. Investerenis geloven in de toekomst. Ondernemers kunneninvesteren in de vervanging van verouderde kapitaalgoederenof in de uitbreiding van hun productieapparaat. Hetinvesteringsniveau is bij uitstek gevoelig voor de conjunctuur.Daarom valt de lagere geraamde waarde voor 2008nog mee, gegeven de ernstige financieel-economischecrisis die zich in dat najaar aftekende. Sedert 1999 was deinvesteringsratio enkel in 2007 nog hoger. De Belgischeratio was iets <strong>be</strong>ter (21%), te wijten aan de sterke prestatievan het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Maar dedrie buurlanden presteerden zwakker (alle minder dan20%). De investeringsratio is opvallend hoog in een aantalnieuwe EU-lidstaten omdat deze landen een transitieprocesdoormaken naar meer innovatiegerichte economieën.De ramingen voor 2009 zijn som<strong>be</strong>r. De Nationale Bankvan België (NBB) houdt tweemaal per jaar een enquêtenaar de investeringsplannen bij Belgische industriëlen.In novem<strong>be</strong>r 2009 gaven deze aan dat hun investeringenmet maar liefst 22,4% zouden gedaald zijn (in werkelijkeprijzen). Het herstel van de investeringsratio zou <strong>be</strong>ternieuws zijn voor het daartoe ontwikkelde <strong>be</strong>leidsinstrumentarium.Drie factoren zijn van <strong>be</strong>lang voor de investeringen: hetniveau van de voorraden, de <strong>be</strong>zettingsgraad van het productievermogenen de vraagvooruitzichten.Vanaf eind 2008 <strong>be</strong>gon het niveau van de voorradenpijlsnel af te nemen. In decem<strong>be</strong>r 2009 is een dieptepunt<strong>be</strong>reikt. Sinds het voorjaar van <strong>2010</strong> zijn er tekenen datde afname van het voorraadpeil tot stilstand komt. Eenlaag voorraadniveau is normaal een stimulans om dezeterug aan te vullen en dus de productie op te drijven en teinvesteren in uitrustingsgoederen. Maar door de crisis isdit niet het geval.Dit blijkt ook uit de <strong>be</strong>zetting van het productievermogenen de vraagvooruitzichten. De capaciteits<strong>be</strong>zetting in deindustrie (exclusief voeding) neemt fors af tijdens de eerstejaarhelft van 2009. Sindsdien is er wel een licht herstelwat niet wegneemt dat deze indicator nog steeds op eenlaag niveau staat. Investeringen in productieve capaciteitzullen dan ook niet snel ge<strong>be</strong>uren. Misschien wel de <strong>be</strong>langrijkstereden voor de terugval van de investeringen isde spectaculaire daling in de vraag omwille van de crisis.In het <strong>be</strong>gin van 2009 zijn de <strong>be</strong>drijfsleiders uitermatesom<strong>be</strong>r over de toekomstige vraag. Alle private <strong>be</strong>drijfstakkendelen in de klappen. Gelukkig ebt een <strong>be</strong>langrijkdeel van dit pessimisme weg. Dit is vooral merkbaar in dehandel en de diensten aan <strong>be</strong>drijven.2.99 Capaciteits<strong>be</strong>zettingsgraadVerloop van de capaciteits<strong>be</strong>zettingsgraad in de Vlaamse industrie, van 1ste kwartaal 1999 tot 1ste kwartaal <strong>2010</strong>, in %.90858075706519992000200120022003200420052006200720082009<strong>2010</strong>Bron: NBB.de open ondernemer 107


2.100 Vraagvooruitzichten industrieVerloop van de vraagvooruitzichten in de Vlaamse industrie,kloof tussen de positieve en negatieve antwoorden, in procentpunten,van januari 1999 tot februari <strong>2010</strong>.<strong>2010</strong>01999 2000-102001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 <strong>2010</strong>-20-30-40TrendBrutoBron: NBB.In <strong>2010</strong> zou er volgens de NBB-investeringsenquête opnieuween toename zijn van de industriële investeringenmet 11,2%. Dit lijkt vrij hoog, maar doorgaans zijn deondernemers wat te optimistisch bij hun inschatting voorhet volgende jaar.2.101 RisicokapitaalInvesteringen in risicokapitaal in verhouding tot het bbp ineen aantal landen van de EU15 in 2007, in ‰.VKZwedenFinlandNederlandBelgiëSpanjeDenemarkenFrankrijkPortugalIerlandDuitslandItaliëOostenrijkBron: EVCA.0 0,5 1 1,5 2 2,5KapitaalOp het einde van 2008 dacht een duidelijke meerderheidvan de Belgische ondernemers dat de algemenevoorwaarden voor het <strong>be</strong>komen van kredieten ongunstigwaren. De <strong>be</strong>drijfsleiders werden gaandeweg 2009 watmilder in hun oordeel, maar toch zijn de gepercipieerdevoorwaarden nog steeds ongunstiger dan pakweg driejaar geleden. Vooral de gevraagde waarborgen kunnenproblemen stellen. De economische crisis werd uitgeloktdoor een algemeen wantrouwen in het financiële systeemals gevolg van de verspreiding van financiële productenvan dubieuze kwaliteit. Er rezen twijfels over de kapitaalbasisvan de banken. Dit bleef niet zonder gevolgen voorde reële sfeer van de economie. Banken werden voorzichtigermet het verlenen van kredieten omdat ze extra zekerheidwensten over de terug<strong>be</strong>talingmogelijkheden vanontleende <strong>be</strong>dragen.In België <strong>be</strong>droegen de investeringen in risicokapitaal1,0 ‰ van het bbp in 2007. De financiering van innovatieveinvesteringsprojecten is des te moeilijker gezienhet hogere risico. Het is onzeker of de producten ofdiensten die daaruit voortkomen succes zullen heb<strong>be</strong>nop de markt. Risicokapitaal dient om dergelijke projectente financieren. Ons land stond hoger genoteerd danFrankrijk of Duitsland. Maar Nederland (1,1 ‰), eenaantal Scandinavische landen en het Verenigd Koninkrijkscoorden <strong>be</strong>ter. België positioneert zich doorgaans wel<strong>be</strong>ter dan Frankrijk of Duitsland. Er zijn nog geen recentecijfers <strong>be</strong>schikbaar die de gevolgen van de crisis in kaartkunnen brengen.Er zijn volgens de ondernemers nog mogelijkheden omde kredietschaarste weg te werken en zo <strong>be</strong>drijven doorde crisis te helpen.Innovatie en creativiteit<strong>Vlaanderen</strong> is een innovatieve en creatieve economie,zonder tot de top te <strong>be</strong>horen. De jongste jaren is onzepositie binnen Europa zowat constant gebleven. Voor dedoorbraak-sectoren - die volgens <strong>Vlaanderen</strong> in Actiemits meer innovatie een sterk groeipotentieel heb<strong>be</strong>n - ishet <strong>be</strong>eld gemengd.Innovatie en creativiteit zijn <strong>be</strong>langrijk omdat zij de motorzijn voor groei in een ontwikkelde economie. Men spreektdan van een innovatiegedreven economie. In een factorgedreveneconomie wordt groei gerealiseerd door deinzet van meer ar<strong>be</strong>id en kapitaal. Een efficiëntiegedreveneconomie groeit door productiever te werken.Hier komt de toepassing van innovatie aan bod. Dat slaatop de aanwezigheid van kennisintensieve en creatievesectoren, het aandeel van nieuwe en vernieuwde productenof diensten in de omzet en het aandeel innovatieve<strong>be</strong>drijven. Andere aspecten, zoals levenslang leren, O&Oen octrooien, komen elders in <strong>VRIND</strong> aan bodInnovatie en creativiteit kunnen <strong>be</strong>keken worden vanuitmeerdere invalshoeken: de werkende, het product/ procesof de sector.Innovatieve VlamingenIn 2008 was 4,6% van de werkende Vlamingen actief inkennisintensieve sectoren. Dat is iets minder dan tijdensde voorgaande jaren. Het gaat om de werkende Vlaamse<strong>be</strong>roeps<strong>be</strong>volking, ongeacht waar ze werken. Het VlaamseGewest doet het nog steeds <strong>be</strong>ter dan het EU27 gemiddelde(4,4%), maar onze drie buurlanden scoren hoger.108vrind <strong>2010</strong>


talent, werk, ondernemen en innovatie2.102 Kennisintensieve sectorenAandeel van de tewerkstelling in kennisintensieve sectoren (met een onderscheid tussen hoogtechnologische industrie en hoogtechnologischediensten) in het Vlaamse Gewest en de EU27 lidstaten, 2008, in %.876543210FinlandMaltaIerlandZwedenHongarijeDenemarkenDuitslandVKNederlandTsjechiëFrankrijkVlaams GewestBelgiëSlowakijeItaliëEU27OostenrijkEstlandSloveniëLuxemburgPolenSpanjeBulgarijeLetlandLitouwenCyprusPortugalRoemeniëGriekenlandHT industrieHT dienstenBron: Eurostat, verwerking SVR.Noot: het gaat om personen wonend in een land (of regio), ongeacht waar ze werken.Dit is eveneens het geval voor de Scandinavische en Angelsaksischelanden. Wat opvalt is het goede resultaat vanHongarije en Tsjechië (5,7% en 4,8%). Het Vlaamse cijferverschilt niet veel van het Belgische.De groep van de kennisintensieve sectoren <strong>be</strong>staat uit dehoogtechnologische industrie en hoogtechnologischediensten. Het Vlaamse Gewest scoort onder het EU27gemiddelde in de hoogtechnologische industrie (0,9%tegenover 1,1%). Duitsland en Frankrijk halen hogereresultaten (Nederland niet). Opmerkelijk is de relatief2.103 CreativiteitAandeel van de creatieve <strong>be</strong>roepen in de <strong>be</strong>roeps<strong>be</strong>volkingin het Vlaams Gewest en de buurlanden, van 2001 tot 2008,in %.60sterke positie van een aantal nieuwe EU lidstaten (Hongarije,Tsjechië, Estland, Malta, Slovenië en Slowakije). Demeeste mediterrane lidstaten doen het hier minder goed,met uitzondering van Italië.Het Vlaamse Gewest situeert zich dan weer boven hetEU27 gemiddelde in de hoogtechnologische diensten(3,8% tegenover 3,3%). Nederland scoort hoger (Duitslanden Frankrijk niet). Opnieuw doen de Scandinavischelanden het hier <strong>be</strong>ter. De nieuwe EU lidstaten halen hierlagere resultaten: hun economieën zijn doorgaans competitieverin industriële processen dan in ondersteunendediensten.Ook creativiteit is <strong>be</strong>langrijk. Het slaat op het combinerenvan <strong>be</strong>staande toepassingen of procédés en dezeomzetten in een origineel product of proces. Ook zo kaneen economie meerwaarde creëren. Creativiteit is echtermoeilijk te meten. Dikwijls grijpt men terug naar het aandeelvan creatieve <strong>be</strong>roepen in de actieve <strong>be</strong>volking. Dit iseen <strong>be</strong>langrijke voorwaarde voor creatieve toepassingenin een economie.5040302001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008In 2008 telde het Vlaamse Gewest 42,6% tewerkgesteldenin creatieve <strong>be</strong>roepen. Dit is meer dan in de EU27, en –op Nederland na – <strong>be</strong>ter dan in onze buurlanden. Maarsedert 2005 daalt het aandeel creatieve <strong>be</strong>roepen lichtjesin <strong>Vlaanderen</strong>. Dat is niet het geval in de buurlanden. De<strong>be</strong>leids- en Pact 2020 doelstellingen rond meer creatief eninnoverend ondernemen worden volgens voornoemdeindicatoren in 2008 niet gehaald.Vlaams GewestFrankrijkDuitslandNederlandBron: Eurostat, verwerking SVR.Noot: het gaat om personen wonend in een land (of regio), ongeacht waar zewerken.de open ondernemer 109


2.104 Innovatieve <strong>be</strong>drijvenAandeel van de innovatieve Vlaamse <strong>be</strong>drijven in 2006 naaromvang, in %.10080604020Volgens een internationaal onderzoek kon anno 200656% van de Vlaamse <strong>be</strong>drijven als innovatief <strong>be</strong>stempeldworden. Dit percentage is de laatste jaren vrij stabiel.Het gaat niet enkel over nieuwe of ver<strong>be</strong>terde productenop de markt brengen, maar ook over vernieuwendeproductieprocessen en / of lopende innovatieactiviteiten.Het Vlaamse Gewest doet het hiermee uitstekend; enkelDuitsland scoort hoger. Het EU27 gemiddelde is 39%.Industriële <strong>be</strong>drijven scoren hoger dan diensten<strong>be</strong>drijven(64% tegenover 49%). Het innovatieve karakter neemttenslotte toe met de omvang van een <strong>be</strong>drijf.010-49 werknemers 50-249 werknemers 250 of meer werknemersInnovatieve sectorenBron: CIS-5, ECOOM.Innovatieve producten en processenEconomieën die het factor- en efficiëntiegedreven stadiumachter de rug heb<strong>be</strong>n moeten op zoek naar anderemiddelen om groei voort te brengen. Innovatie is een<strong>be</strong>langrijke voorwaarde. Het gaat daarbij om het ontwikkelenen toepassen van nieuwe processen, producten en/of diensten.In 2007 <strong>be</strong>stond 16,8% van de omzet van Vlaamse ondernemingen(met 10 of meer werknemers) uit nieuweof ver<strong>be</strong>terde producten of diensten. Dat verschilt niet<strong>be</strong>duidend van vorige onderzoeken in 2001 en 2004. Nochde conjunctuur, noch motieven om de organisatie te veranderenoefenen invloed uit op dat cijfer.Er zullen inspanningen nodig zijn om dit aandeel te verdub<strong>be</strong>len,zoals aangegeven in de Pact 2020 doelstelling.Het gaat om sectoren met een gemiddeld hoog aandeelO&O. Dit wordt gemeten aan de hand van de toegevoegdewaarde (industrie) en de werkgelegenheid (industrie enmarktdiensten). De werkgelegenheid heeft <strong>be</strong>trekking op<strong>be</strong>zoldigde en zelfstandige ar<strong>be</strong>idsplaatsen in het VlaamseGewest, ongeacht door wie ze ingenomen worden. Er iseen onderscheid tussen technologische industrietakkenen kennisintensieve marktdiensten.IndustrieIn 2008 realiseerde het Vlaamse Gewest 7,5% van zijntoegevoegde waarde in hoogtechnologische industriesectoren.Voor de mediumtechnologische en laagtechnologischeindustriesectoren is dat telkens 5,8%. Dat is meerdan gemiddeld in de EU27. Maar het verschil is geringervoor de hoogtechnologische industriesectoren. Het resultaatvoor België wijkt af: enkel de mediumtechnologischeindustrie scoort hoger in heel het land. De hoogtechnologischeindustrie heeft een groter aandeel in Finland, Zweden,Ierland en ook in een vijftal nieuwe EU lidstaten.2.105 Hoogtechnologische industrieAandeel van de hoogtechnologische industrie in de bruto toegevoegde waarde en in de werkgelegenheid in het Vlaamse Gewesten de EU lidstaten, 2008, in %.14121086420IerlandHongarijeFinlandTsjechiëZwedenSloveniëSlowakijeMaltaVlaams GewestEU15EU27ItaliëBelgiëDenemarkenSpanjeNederlandFrankrijkLitouwenEstlandLetlandLuxemburgCyprusPolenBruto toegevoegde waardeWerkgelegenheidNoot: Werkgelegenheidscijfers ontbreken voor Hongarije, Malta en Cyprus. Voor Bulgarije, Duitsland, Griekenland, Oostenrijk, Portugal, Roemenië en het VKontbreken de gegevens voor <strong>be</strong>ide indicatoren.Bron: Eurostat, verwerking SVR.Noot: het gaat om de bruto toegevoegde waarde en de totale werkgelegenheid in een land (of regio), ongeacht waarvan de productiefactoren komen.110vrind <strong>2010</strong>


talent, werk, ondernemen en innovatie2.106 MarktdienstenAandeel van de marktdiensten in de totale werkgelegenheid,naar kennisintensiteit, 1999 en 2008, in %.100Het aandeel van de hoogtechnologische diensten en dekennisintensieve marktdiensten in de totale werkgelegenheidnam toe tussen 1999 en 2008. Dit was niet zo voor definanciële diensten, omwille van reorganisaties en saneringenin het bankwezen.8060402001999 2008Minder KI diensten Financiële dienstenKI marktdienstenHT dienstenDoorbraak-sectorenGezondheidszorg, logistiek, life sciences en cleantech zijnvoor<strong>be</strong>elden van activiteiten die zich nog sterker kunnenontwikkelen door meer innovatie. Ze worden daaromdoorbraak-sectoren genoemd. Dat is <strong>Vlaanderen</strong> in Actieook niet ontgaan. Innovatieve toepassingen zijn goedvoor de concurrentiekracht van onze <strong>be</strong>drijven en zorgenuiteindelijk voor meer jobs.Bron: Eurostat, verwerking SVR.Noot: het gaat om de bruto toegevoegde waarde en de totale werkgelegenheidin een land (of regio), ongeacht waarvan de productiefactoren komen.De bijdrage van de industrie tot de toegevoegde waardeneemt trendmatig af. Dat is niet anders in het VlaamseGewest. In 1999 was de categorie van de hoogtechnologischeindustrie nog goed voor 10,3%. Ook de categorievan de laagtechnologische industrie kalfde af sinds 1999(7,9%). De mediumtechnologische industrie vormt eenuitzondering en won terrein sinds 1999 (5,6%). In velenieuwe EU lidstaten nam het <strong>be</strong>lang van de hoogtechnologischeindustrie in de toegevoegde waarde toe. Dit isanders in de oude EU15-landen.Bij de werkgelegenheidsindicator scoort het VlaamseGewest minder sterk dan andere landen. Anno 2008 is hetaandeel van de hoogtechnologische industrie in de totalewerkgelegenheid geringer in het Vlaamse Gewest danin de EU27 (5,5% en 5,7%). Een aantal nieuwe lidstaten(Tsjechië, Slovenië en Slowakije) en Zweden en Finlandzetten ook hier de toon.De werkgelegenheid werd in alle industriële categorieënminder <strong>be</strong>langrijk tussen 1999 en 2008, dit zowel in hetVlaamse Gewest als in de EU27. Opnieuw blijkt dat dehoogtechnologische groep <strong>be</strong>ter stand houdt in een aantalnieuwe EU lidstaten.MarktdienstenDe kennisintensiteit voor de marktdiensten kan enkel <strong>be</strong>paaldworden op basis van werkgelegenheidscijfers. Er iseen onderscheid tussen drie kennisintensieve dienstencategorieën:hoogtechnologische diensten, marktdienstenen financiële diensten.In 2008 vormden kennisintensieve marktdiensten 17,8%van de totale Vlaamse werkgelegenheid. De hoogtechnologischediensten en financiële diensten zijn veel minder<strong>be</strong>langrijk (2,8% en 2,0%). Veel data om te <strong>be</strong>nchmarkenzijn er niet, maar op basis van de <strong>be</strong>schikbare data lijkthet Vlaamse Gewest relatief goed te scoren voor de kennisintensievemarktdiensten.Gezondheidszorg en maatschappelijke diensten warenanno 2008 goed voor 7,4% van de Vlaamse bruto toegevoegdewaarde. In 1999 was dit nog 6,6%. De toenemendewelvaart en de vergrijzende <strong>be</strong>volking verklaren hetsucces van deze sector. De mensen hechten meer <strong>be</strong>langaan persoons- en medische verzorging. Het gaat om eenar<strong>be</strong>idsintensieve <strong>be</strong>drijfstak, want in 2008 stonden degezondheidszorg en maatschappelijke diensten in voor11,0% van de totale werkgelegenheid, meer dan hun aandeelin de toegevoegde waarde. In 1999 was het aandeel9,4%.Logistiek vertegenwoordigde in 2007 14,6% van debruto toegevoegde waarde, meer dan in 1999 (12,9%).In 2008 was het aandeel in de totale werkgelegenheid11,3%, nauwelijks meer dan in 1999. Het is een minderar<strong>be</strong>idsintensieve <strong>be</strong>drijfstak dan de vorige, omdat hetwerkgelegenheidsaandeel lager is dan het toegevoegdewaardeaandeel. De ligging van <strong>Vlaanderen</strong> tussen welvarendeWest-Europese economieën biedt een uitgelezen2.107 Gezondheidszorg en logistiekAandeel van de gezondheidszorg en de logistiek in de totaleVlaamse bruto toegevoegde waarde en werkgelegenheid,van 1999 tot 2008, in %.161412108641999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008Br. toeg. waarde gezondheidszorgBr. toeg. waarde logistiekWerkgelegenheid gezondheidszorgWerkgelegenheid logistiekBron: INR, verwerking SVR.Noot: het gaat om de bruto toegevoegde waarde en de totale werkgelegenheidin een land (of regio), ongeacht waarvan de productiefactoren komen.de open ondernemer 111


kans voor een verdere specialisatie in de logistiek. Daarbijmoet het niet enkel gaan om doorvoer of overslag vangoederen. Ook waardecreatie door het klaarstomen vaneen product voor de eindconsument maken deel uit vanhoogwaardige logistiek.Life sciences of biowetenschappen waren in 2008 goedvoor slechts 1,4% van de <strong>be</strong>zoldigde tewerkstelling of ongeveer30.900 personen. Hun aandeel wijzigde niet sinds1999. Er zijn geen data voorhanden over de toegevoegdewaarde. Biotechnologisch onderzoek en de ontwikkelingvan specifieke geneeskundige artikelen zullen <strong>be</strong>langrijkerworden bij een vergrijzende <strong>be</strong>volking die meer verzorgingvereist.Cleantech is moeilijk te omschrijven omdat het eerdergaat over processen dan over activiteiten. Het gaat omwetenschappelijke, ecologische toepassingen die zorgenvoor duurzame productieprocessen. In 2008 ging het om61.900 werknemers of 2,9% van de <strong>be</strong>zoldigde tewerkstelling.Dat is een stijging ten opzichte van 2007 (2,6%). Eenvergelijking met 1999 is moeilijk omwille van wijzigingenin de sectorcoderingen. Investeringen in milieu- en energietechnologiemaken integraal deel uit van een modernproductieapparaat. Vandaar dat ook deze sector toekomstkansenbiedt.De doelstellingen uit het regeerakkoord en van het PACT2020 rond speerpuntsectoren worden daarmee deels <strong>be</strong>reikt.Internationaal ondernemenInternationaal ondernemen is essentieel voor de Vlaamseeconomie. Dat is <strong>Vlaanderen</strong> in Actie niet ontgaan: <strong>be</strong>drijvendie succesvol vreemde markten aanboren staan garantvoor onze welvaart. Het aantrekken van buitenlandseinvesteringen is <strong>be</strong>langrijk voor een open economie als<strong>Vlaanderen</strong>. In het luik Internationalisering van het Pact2020, dat vrijwel volledig overgenomen werd in het Vlaamsregeerakkoord, is dit vertaald naar 4 subdoelstellingen:1. <strong>Vlaanderen</strong> herwint tegen 2020 zijn in de afgelopentien jaar verloren marktaandeel in de wereldexportmarkten exploreert in veel sterkere mate dan vandaagon<strong>be</strong>nut potentieel op het vlak van internationalisatie(zowel in goederen als in diensten).2. Het aantal buitenlandse directe investeringen in hetVlaamse Gewest neemt toe, evenals het ermee gepaardgaande investerings<strong>be</strong>drag.3. Tegen 2020 neemt het aantal exporterende <strong>be</strong>drijventoe, het aantal exporterende kmo’s verdub<strong>be</strong>lt (tegenover2007).4. Het aandeel van de totale Vlaamse uitvoer naar snelgroeiendemarkten groeit tegen 2020 tot 10%.De indicatoren wijzen op de sterke <strong>be</strong>tekenis van uitvoervoor de Vlaamse economie, het <strong>be</strong>lang van de EU voor dein- en uitvoer, de afkalvende marktaandelen op de meestemarkten en de lichte toename van het aantal directe buitenlandseinvesteringen. Hieronder komen deze verschillendeindicatoren aan bod.Belang uit- en invoerUitvoer is heel <strong>be</strong>langrijk voor de Vlaamse economie.Maar de financieel-economische crisis zorgde voor eeninzinking.De Vlaamse uitvoer dook in het rood in 2009: met 218 miljardeuro ligt de uitvoer immers 17,9% lager dan in 2008.En in 2008 groeide de uitvoer ook al niet zo sterk (+1,1%).2.108 In- en uitvoerWaarde van de in- en uitvoer van goederen volgens het communautaire concept (exclusief Belgische interregionale handel), van1ste kwartaal 2002 tot 3de kwartaal 2009, in miljoen euro.80.00070.00060.00050.00040.00030.0002002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009UitvoerInvoerBron: INR.112vrind <strong>2010</strong>


talent, werk, ondernemen en innovatieTijdens de vier voorafgaande jaren was er nog sprakevan groeicijfers van bijna 10%, in lijn met de gunstigeeconomische situatie. De problemen doken pas op in hetlaatste kwartaal van 2008, toen de uitvoer sterk daalde. Definancieel-economische crisis had een grondige impact ophet vertrouwen van ondernemers en consumenten. Dieneerwaartse <strong>be</strong>weging hield aan in 2009.De daling was quasi even groot in de buurlanden.De Vlaamse invoer kende eveneens een groeiverzwakkingin 2009 (-21,7%). In 2008 was er nog een aangroeimet 5,9%. De stijgende olieprijzen in 2008 vertaaldenzich immers in een hogere factuur voor ingevoerdeaardolie(producten). Dat was ook de reden waarom hetinvoer<strong>be</strong>drag een tijdje hoger lag dan dit van de uitvoer.Tijdens het tweede en derde kwartaal van 2009 was datniet meer zo.Het <strong>be</strong>drag van de Vlaamse export is groter dan hetVlaamse bbp. In dat laatste zit ook de import als een negatievecomponent. En de export omvat ook doorvoer viaVlaamse wegen en havens. In 2009 was de uitvoerratio109%. Dat is minder dan in 2008. De economische problemenwerden het eerst voelbaar in de export.In 2008 deden 20.435 Vlaamse <strong>be</strong>drijven een exportaangiftebij de Nationale Bank van België (NBB). Dat is eenminieme toename in vergelijking met 2007. Dit cijfer verdientenige nuancering: in de EU handel worden enkel degrotere transacties geregistreerd.Er is een hoopvol signaal: de industriële ondernemers zijnin de lente van <strong>2010</strong> minder sceptisch over hun buitenlandseorderpositie dan een jaar terug. Het gaat overeen inschatting van hoe goed hun buitenlandse orderboekjesgevuld zijn. Toch is er nog geen sprake van optimismezoals drie jaar eerder.Partners en productenDe Vlaamse buitenlandse handel speelt zich vooral af binnende Europese Unie. Driekwart van de Vlaamse exportis <strong>be</strong>stemd voor de EU27. Dat aandeel nam de laatste jarenzelfs nog iets toe omdat de nieuwe EU12 lidstaten aan <strong>be</strong>langwinnen. Maar het grootste deel van de Vlaamse exportgaat nog steeds naar de oude EU15, en vooral naar debuurlanden. Opvallend is het dalende aandeel van Noord-Amerika. Dit is in mindere mate ook het geval voor Japan.Ook de Aziatische Tijgers worden minder prominent in hetVlaamse uitvoerpakket. Voor de ASEAN-landen kan menveeleer van een status quo spreken. De BRIC-landen ende N11 <strong>be</strong>horen daarentegen tot het winnende kamp meteen groeiend aandeel in de Vlaamse export. Dit alles is eenafspiegeling van de wijzigende economische positie van dehandelsblokken.Onze 5 <strong>be</strong>langrijkste handelspartners waren in 2008 goedvoor 60,7% van de Vlaamse export. Het gaat om Duitsland,Frankrijk, Nederland, het Verenigd Koninkrijk en deVerenigde Staten. Doordat de top-5 zo een groot aandeelheeft kan men spreken van een geografische specialisatievan de Vlaamse export. Nederland scoort even hoog.Maar in Duitsland en Frankrijk is de top-5 veel minderdoorslaggevend (35,2% en 46,3%, cijfers van 2009). Duitslandonderhoudt – mede omwille van zijn ligging – relatiefveel handelscontacten met de landen van Oost-Europaen Zwitserland. Voor Frankrijk is Afrika naar verhoudingeen <strong>be</strong>langrijke partner.Aan de invoerzijde vormt ook de EU27 de <strong>be</strong>langrijkstehandelspartner. Maar hun aandeel is niet zo groot alsbij de uitvoer. Hetzelfde geldt voor de oude EU15 (dalendaandeel) en nieuwe EU12 (stijgend aandeel). Opvallend ishet groeiend <strong>be</strong>lang van de BRIC-landen: hun invoeraan-2.109 Buitenlandse orderpositieOordeel van de Vlaamse industriële <strong>be</strong>drijfsleiders over hunbuitenlandse orderpositie, kloof tussen de positieve en denegatieve antwoorden in procentpunten, van januari 2002tot juni <strong>2010</strong>.0-10-20-30-40-50-60Bron: NBB.2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 <strong>2010</strong>AfgevlaktBruto2.110 Belang top-5Aandeel van de top-5 in de goederenuitvoer in het VlaamseGewest, België en de drie buurlanden in 2009*, in %.10090807060504030<strong>2010</strong>0Vlaams Gewest België Duitsland Frankrijk Nederlandhp1 hp2 hp3 hp4 hp5 rest* Vlaams Gewest: 2008.Bron: Eurostat, INR.de open ondernemer 113


2.111 HandelspartnersAandeel van enkele handelsblokken in de uit- en invoer vangoederen, 2002 en 2008, in % van het totaal van uit- eninvoer.EU27Extra-EU27EU15EU123 buurlanden (DE, FR, NL)VS, CanadaJapanBRICAziatische TijgersASEANN11Bron: INR.UITVOERINVOER2008 2002 2008 200275,724,371,14,548,05,70,84,71,30,82,873,926,171,22,645,29,21,13,91,70,92,268,431,665,52,946,16,13,08,51,81,93,472,127,969,82,343,36,93,54,91,62,22,4deel is anno 2008 groter geworden dan dit van Noord-Amerika. Ook de N11 worden wat prominenter. De overigelanden vertegenwoordigen een minder grote hap uithet Vlaamse invoerpakket.De 5 <strong>be</strong>langrijkste productcategoriën waren in 2008 goedvoor 46,3% van de Vlaamse export. De <strong>be</strong>langrijkste zijn‘voertuigen’, ‘farmaceutische producten’, ‘aardolieproducten’,‘machines & mechanische werktuigen’ en ‘chemischeproducten’. In 2002 was het uitvoerpakket ietsgeconcentreerder (top-5 = 48,4%). In deze top-5 stondentoen ‘diamant en edelstenen’ in de plaats van ‘aardolieproducten’.Het <strong>be</strong>lang van ‘voertuigen’ zakte tussen 2002en 2008 met 2,9 procentpunten. Maar het blijft het <strong>be</strong>langrijksteVlaamse uitvoeritem. De problemen in de Vlaamseautosector (recent en in het verleden) zorgen voor eenafkalvend aandeel van deze categorie. ‘Diamant en edelstenen’stond in 2002 nog op een derde plaats. Geleidelijkaan zakte dit weg naar een 7de plaats in 2008.2.112 Uit- en invoerpakketAandeel van de vijf <strong>be</strong>langrijkste categoriën van uit- en invoerproductenvan het Vlaamse Gewest in 2008, in %.181614121086420Bron: INR.Voertuigen Farmaceutische Aardolie- Machines & Chemischeproducten producten mechanische productenwerktuigenUitvoer InvoerDe voornaamste 5 productcategoriën maakten in 200852,6% uit van de totale import. De top-5 <strong>be</strong>staat uit dezelfdeproductcategoriën als bij de export, met dit verschildat ‘aardolieproducten’ op nummer één staan. Invergelijking met 2002 verdub<strong>be</strong>lde het <strong>be</strong>lang van de‘aardolieproducten’. Dat komt in <strong>be</strong>langrijke mate door deprijsstijgingen van deze categorie. ‘Diamant en edelstenen’verdwenen ook hier uit de top-5 tussen 2002 en 2008.Nog in 2002 was de top-5 goed voor 49,7% van de totaleimport. Anders dan bij de export nam de concentratiehier toe.De uitvoer van hoogtechnologische producten verdientbijzondere aandacht, gezien het Pact 2020 om on<strong>be</strong>nutpotentieel op het vlak van export te <strong>be</strong>nutten. Door zichtoe te leggen op deze categorie van goederen heeft <strong>Vlaanderen</strong>een kans om producten met hoge toegevoegdewaarde te produceren en te exporteren. Deze zijn moeilijkerimiteerbaar dan basisgoederen, wat meer garantiesinhoudt voor het veroveren van een marktpositie.Volgens eigen ramingen zou het aandeel van de hoogtechnologischegoederen 5,2% uitmaken van de Vlaamseuitvoer (cijfer voor 2008, communautair concept). Dat isevenveel als in 2007 en iets hoger dan in 2006. Het Waalseen Brusselse Hoofdstedelijke Gewest scoren echter hoger(8,4% en 8,0%).MarktaandelenHet Vlaamse Gewest heeft nog steeds relatief grotemarktaandelen (aanwezigheid op de buitenlandsemarkt). Maar deze brokkelen op een aantal <strong>be</strong>langrijkemarkten sterker af dan bij onze buurlanden. Dit is vooralzo voor de BRIC en de Aziatische Tijgers.Marktaandelen zijn dikwijls een graadmeter voor hetconcurrentievermogen van een land. Hierna wordt danook het marktaandeel van het Vlaamse Gewest in eenaantal grote handelsblokken buiten de EU15 <strong>be</strong>keken. Deopkomst van nieuwe groeilanden leidt er toe dat Westerselanden marktaandeel verliezen. Deze opkomende landenvoeren immers meer en meer handel onder elkaar. Hoegroter een land, hoe meer kans het heeft om een grotermarktaandeel te heb<strong>be</strong>n in een <strong>be</strong>paalde afzetmarkt. Datverklaart waarom Duitsland steeds de rangorde van deEU15-landen aanvoert. Dit land wordt bijna steeds gevolgddoor de andere grotere EU15-landen (Frankrijk,Italië, het Verenigd Koninkrijk).Het marktaandeel van het Vlaamse Gewest in de EU12-landen <strong>be</strong>droeg 22,7 ‰ in 2008. Hun nabijheid verklaartallicht de grotere waarde dan in de hierna genoemdehandelsblokken. Naast de 4 grote EU15-landen en Nederlandheeft ook Oostenrijk een groter marktaandeel.Dat verwondert niet, gezien de ligging van dat land.Tussen 2002 en 2008 won het Vlaamse Gewest lichtjesterrein, in tegenstelling tot Duitsland en Frankrijk. MaarNederland kon zijn aandeel sterker uitbreiden (met bijnaéén vierde).114vrind <strong>2010</strong>


talent, werk, ondernemen en innovatieHet Vlaamse Gewest heeft anno 2008 een marktaandeelvan 10,1 ‰ in de BRIC-landen. Behalve in de eerder genoemdegrotere EU15-landen is dit hoger in Nederland.Tussen 2002 en 2008 liep het marktaandeel van het VlaamseGewest in de BRIC-landen met iets meer dan 40%terug. Dit komt door het grote gewicht van diamant in deVlaamse uitvoer naar de BRIC, en Indië in het bijzonder.De diamanthandelsprijs is echter sterk gezakt. In onzedrie buurlanden (en naaste concurrenten) was er ook eenterugloop, maar minder sterk.In Noord-Amerika kon het Vlaamse Gewest een marktaandeelvan 8,7 ‰ boeken. Ierland doet het opvallend <strong>be</strong>ter.Dat komt door de sterke opgang van de Ierse economieen de nauwe handels<strong>be</strong>trekkingen met de VerenigdeStaten. Het Vlaamse marktaandeel liep op 6 jaar tijd meteen kwart terug. Frankrijk kampt met hetzelfde probleem.2.113 MarktaandelenMarktaandelen van het Vlaamse Gewest, België en de driebuurlanden in een aantal handelsblokken in 2002 en 2008, inpromille.Vlaams GewestNoord-AmerikaJapanBRICAziatische TijgersN11ASEANEU12BelgiëNoord-AmerikaJapanBRICAziatische TijgersN11ASEANEU12DuitslandNoord-AmerikaJapanBRICAziatische TijgersN11ASEANEU12FrankrijkNoord-AmerikaJapanBRICAziatische TijgersN11ASEANEU12NederlandNoord-AmerikaJapanBRICAziatische TijgersN11ASEANEU12Bron: Eurostat, UNCTAD en INR, <strong>be</strong>werking SVR.2002 2008 Index (2002 = 100)11,76,217,25,47,24,622,18,74,010,13,97,33,222,774,865,358,471,8101,668,2102,82002 2008 Index (2002 = 100)12,96,518,95,98,55,426,510,24,211,24,38,53,727,178,664,459,373,099,867,6102,42002 2008 Index (2002 = 100)49,636,776,430,446,332,8261,144,225,366,925,142,923,3223,889,268,787,682,792,871,185,72002 2008 Index (2002 = 100)20,416,423,214,422,313,958,515,211,118,412,517,513,841,074,467,879,287,078,398,770,02002 2008 Index (2002 = 100)8,57,112,58,710,58,736,610,66,011,37,715,27,245,4124,284,890,388,7144,282,7123,92.114 Marktaandelen in BRICMarktaandelen van het Vlaamse Gewest en de EU15-landenin de BRIC-landen in 2002 en 2008, in promille.90807060504030<strong>2010</strong>0DuitslandItaliëFrankrijkV.K.Nederland2002 2008BelgiëVlaamse GewestFinlandHet verlies was iets minder groot voor Duitsland. Maaropnieuw doet Nederland het opvallend goed. Waar ditland nog een kleiner marktaandeel had dan het VlaamseGewest in 2002, is deze situatie net andersom in 2008.In de N11-landen <strong>be</strong>droeg het Vlaamse marktaandeelanno 2008 7,3 ‰. Behoudens de ‘traditionele’ top doetSpanje het eveneens <strong>be</strong>ter. In vergelijking met 2002 (7,2‰) ver<strong>be</strong>terde het Vlaamse Gewest zijn positie lichtjes.Duitsland en Frankrijk kampten met een afkalvend marktaandeel.Nederland boekte op deze markt bijna de helftterreinwinst.ZwedenBron: Eurostat, UNCTAD en INR, <strong>be</strong>werking SVR.2.115 Marktaandelen in N11Marktaandelen van het Vlaamse Gewest en de EU15-landenin de N11-landen in 2002 en 2008, in promille.50454035302520151050DuitslandItaliëFrankrijkNederlandV.K.2002 2008BelgiëSpanjeVlaamse GewestZwedenBron: Eurostat, UNCTAD en INR, <strong>be</strong>werking SVR.SpanjeOostenrijkOostenrijkFinlandDenemarkenIerlandIerlandDenemarkenPortugalGriekenlandGriekenlandPortugalLuxemburgLuxemburgde open ondernemer 115


Het Vlaamse marktaandeel in Japan <strong>be</strong>liep 4 ‰ in 2008.Het is daarmee circa 35% lager dan in 2002. Ook onzebuurlanden verloren terrein, maar minder sterk.Het marktaandeel van het Vlaamse Gewest in de AziatischeTijgerlanden was in 2008 3,9 ‰. De grotere landenen Nederland doen het <strong>be</strong>ter. Het Vlaamse Gewest verloorterrein tussen 2002 en 2008 (bijna 30%). Dit is eensterkere terugval dan bij onze buurlanden.Het Vlaamse marktaandeel in de ASEAN-landen tenslotteis 3,2 ‰. Hier doen Zweden en Ierland het iets <strong>be</strong>ter.Op 6 jaar tijd verloor <strong>Vlaanderen</strong> bijna 2/3 marktaandeel.De buurlanden hadden met een geringer verlies af terekenen.2.116 Directe buitenlandse investeringenAantal en <strong>be</strong>drag van de buitenlandse directe investeringsprojecten,van 2004 tot 2008.1601551501451401351301253,002,752,502,252,001,751,501,25België heeft (per definitie) iets hogere marktaandelen danhet Vlaamse Gewest. Tussen 2002 en 2008 zakken ook deBelgische marktaandelen op bovengenoemde markten,<strong>be</strong>halve in de EU12. In Noord-Amerika, de BRIC-landenen de Aziatische Tijgers loopt het Belgische marktaandeeliets minder sterk terug dan het Vlaamse.1201151101051002004 2005 2006 2007 2008 20091,000,750,500,250,00Directe buitenlandse investeringenAantal projecten (linkeras)Investerings<strong>be</strong>drag, in miljard € (rechteras)De directe buitenlandse investeringen geven weer inwelke mate onze regio aantrekkelijk is voor buitenlandseinvesteerders. Het investerings<strong>be</strong>drag schommelde delaatste jaren.In 2009 telde het Vlaamse Gewest 115 projecten van buitenlandseinvesteerders. Dat zijn er een stuk minder danin 2008 (157). Belangrijker nog is het investerings<strong>be</strong>drag.In 2009 waren de projecten goed voor 1,16 miljard euro.Ook dit is <strong>be</strong>duidend minder dan in 2008 (2,11 miljardeuro). Deze buitenlandse activiteiten zouden goed zijnvoor 2.040 jobs.Bron: FIT.Er zijn drie types van investeringsprojecten: fusies enovernames (26%), nieuwe, ‘greenfield’ investeringen(41%) en uitbreidingsinvesteringen (33%). De VerenigdeStaten zijn de <strong>be</strong>langrijkste buitenlandse investeerder(23% van het aantal projecten). Daarna volgen Duitsland,Nederland, Japan en Frankrijk. De meeste buitenlandseinvesteringsprojecten grepen plaats in activiteiten rondverkoop en marketing (35%), industrie (24%) en logistiek(19%).116vrind <strong>2010</strong>


talent, werk, ondernemen en innovatieVoor meer informatiedefinitiesPublicaties en websitesInstituut voor de Nationale Rekeningen (<strong>2010</strong>, 24 februari).Kwartaal<strong>be</strong>richt 2009 III. In: Statistiek buitenlandsehandel.www.<strong>be</strong>lgostat.<strong>be</strong>http://epp.eurostat.ec.europa.eu/cache/ITY_OFFPUB/KS-HA-09-001/EN/KS-HA-09-001-EN.PDFwww.vlaandereninactie.<strong>be</strong>http://www.nbb.<strong>be</strong>/app/cal/N/BelgoHome.htmhttp://stats.unctad.org/Handbook/ReportFolders/reportFolders.aspx?sRF_ActivePath=P,1283&sRF_Expanded=,P,1283http://epp.eurostat.ec.europa.eu/portal/page/portal/external_trade/documents/ExtraIntraMonthlyEUTrade_ENVol05-<strong>2010</strong>.pdfCleantech Een ruime groep van <strong>be</strong>drijfstakken en toepassingenrond hernieuwbare energie en energieefficiëntie,waterzuivering en –hergebruik, sensorenen controlesystemen in industriële toepassingen,materiaalconversie en recycling, afval- en afvalwaterzuiveringen –<strong>be</strong>handeling en monitoring en controlevan energie-opwekking.Communautair concept Een meetconcept voor de buitenlandsehandel waarbij alle intra- en extracommunautairein- en uitvoer<strong>be</strong>wegingen in aanmerkinggenomen worden. Er wordt ook rekening gehoudenmet in- en uitvoertransacties van niet-ingezetenendie in België BTW-plichtig zijn en waarbij geen ingezetenen<strong>be</strong>trokken zijn. Dit laatste is niet zo in hetnationale concept.Creatieve sectoren NACE_2003 221, 742, 744, 921, 922,923, 924 en 925: uitgeverijen, technisch advies, architectenen ingenieurs, reclamewezen, activiteitenop het gebied van film en video, radio en televisie,overige amusementsactiviteiten (kunstenaars, culturelecentra, pretparken), persagentschappen, overigeculturele activiteiten (bibliotheken, musea, tuinen).Directe buitenlandse investeringen Directe investeringin de productiecapaciteit van een land met fysischeverwerving van infrastructuur of gronden tot gevolg.Indirecte buitenlandse investeringen slaan op investeringenin aandelen of obligaties.Financiële diensten NACE_2003 65, 66 en 67: financiëleinstellingen, verzekeringswezen, hulp<strong>be</strong>drijven vanfinanciële instellingen.Firma BVBA + CV + NV.Gazellen Aandeel van de (middel)grote ondernemingendat de omzet op drie jaar tijd minstens verdub<strong>be</strong>ldheeft. (Middel)groot <strong>be</strong>drijf: ofwel meer dan 100werknemers, ofwel twee van de drie volgende criteriaoverschreden: jaargemiddelde personeels<strong>be</strong>stand= 50, jaaromzet = € 7.300 mln, balanstotaal = € 3.650mln.Hoogtechnologische diensten NACE_2003 64, 72 en 73:post- en telecommunicatie, informatica, speur- enontwikkelingswerk.Innovatief <strong>be</strong>drijf Een <strong>be</strong>drijf dat a) nieuwe of ver<strong>be</strong>terdeproducten of diensten op de markt heeftgebracht, b) nieuwe of duidelijk ver<strong>be</strong>terde productieprocessenheeft geïntroduceerd, c) lopende ofafgebroken innovatieactiviteiten heeft verricht.de open ondernemer 117


Investeringsratio Investeringen van de private sector in% van het bbp.Kennisintensieve marktdiensten NACE_2003 61, 62,70, 71 en 74: vervoer over water, luchtvaart, verhuuren handel in onroerende goederen, verhuur zonder<strong>be</strong>dieningspersoneel, zakelijke diensten.Kennisintensieve sectoren NACE_2003: 244, 30, 32, 33,353, 64, 72 en 73: vliegtuigbouw, farmacie, computersen kantoormachines, audio-, video- en telecommunicatieappparatuur,medische, precisie- en optischeinstrumenten, post- en telecommunicatie, informatica,speur- en ontwikkelingswerk.Laagtechnologische industrie NACE_2003 15, 16, 17,18, 19, 20, 21, 22, 36 en 37: voeding, tabak, textiel,confectie, leer, houtindustrie, papier, drukkerijen,meu<strong>be</strong>lindustrie, vervaardiging van edelstenen, recuperatie.Life sciences NACE_2008 20.590 (vervaardiging vanandere chemische producten), 21.100 (vervaardigingvan farmaceutische grondstoffen), 21.201 (vervaardigingvan geneesmiddelen), 46.460 (groothandel infarmaceutische producten), 47.740 (detailhandel inmedische en orthopedische artikelen), 72.110 (speurenontwikkelingswerk op biotechnologisch gebied),72.190 (speur- en ontwikkelingswerk op natuurwetenschappelijkgebied).Logistiek NACE_2003 51 (groothandel), 60 (vervoer overland), 61 (vervoer over water), 62 (luchtvaart) en 63(vervoerondersteunende activiteiten).Marktaandeel Aandeel van de export van een land ofregio in de totale invoer van een landengroep.Hoogtechnologische industrie NACE_2003 24 minus244, 29, 31, 34, 352, 354 en 355: electrische machines,automobiel, chemie, overig transport, machinebouwen NACE_2003 244, 30, 32, 33 en 353: vliegtuigbouw,farmacie, computers en kantoormachines, audio-,video- en telecommunicatieapparatuur, medische,precisie en optische instrumenten.Oprichtingsratio Aantal oprichtingen in % van het aantalactieve ondernemingen.Overlevingsgraad Index van het aantal startende ondernemingendat na 1, 2, …, 5 jaar nog in leven is (aantalstarters in basisjaar = 100).Risicokapitaal Geld dat aan een onderneming verstrektwordt (via aandelenparticipatie of een converteerbareobligatie) in ruil voor een <strong>be</strong>paald <strong>be</strong>lang in dieonderneming. Meestal geven de risicokapitaalverstrekkersook managementondersteuning.Technologie-enquêtes Twee enquêtes vormen de bron:de Technologie-Organisatie-Ar<strong>be</strong>id (TOA) enquêtevan de SERV en de Community Innovation Survey(CIS) van de Europese Commissie. Er zijn echterverschillen tussen de TOA en CIS enquêtes:- er zijn verschillen in vraagstelling;- de recentste CIS dateert van 2006, terwijl de laatsteTOA data op 2007 slaat;- de CIS wordt schriftelijk afgenomen bij productieverantwoordelijken,terwijl de TOA een telefonische<strong>be</strong>vraging is bij personeelsverantwoordelijkenof zaakvoerders;- er zijn verschillen in samenstelling van de <strong>be</strong>drijfstakken.Total Entrepreneurial Activity Rate (TEA) Aandeelvan de volwassen <strong>be</strong>volking dat een <strong>be</strong>drijf aan hetopstarten is of eigenaar is van een <strong>be</strong>drijf jonger dan42 maanden.Turbulentie Som van de aangroei en uittredingen van<strong>be</strong>drijven in % van het aantal actieve ondernemingen.Uittredingsratio Aantal stopzettingen en faillissementenin % van het aantal actieve ondernemingen.Uitvoerratio Verhouding van de export tot het bbp (in %).Mediumtechnologische industrie NACE_2003 23, 25,26, 27, 28: aardolieraffinage, rub<strong>be</strong>r en kunststofnijverheid,keramische nijverheid, vervaardiging vanmetaalproducten.Netto-groeiratio Saldo tussen aangroei en uittredingenvan <strong>be</strong>drijven in % van het aantal actieve ondernemingen.118vrind <strong>2010</strong>


talent, werk, ondernemen en innovatieinnovatiecentrum2.4 <strong>Vlaanderen</strong>Vlaamse <strong>be</strong>drijven moeten kiezen voor innovatie. Er iseen transformatie van het economische weefsel in <strong>Vlaanderen</strong>nodig. Dit kan maar als <strong>Vlaanderen</strong> <strong>be</strong>schikt overexcellent wetenschappelijk onderzoek en onderwijs. Dooreen kruis<strong>be</strong>stuiving tussen de wetenschap en de <strong>be</strong>drijfswereldkan kennis omgezet worden in hoogwaardigeproducten en toepassingen voor de wereldmarkt. Dat isde dub<strong>be</strong>le uitdaging van het wetenschaps- en innovatie<strong>be</strong>leidvan de Vlaamse overheid.In het Pact 2020 wordt dit vertaald in 4 doelstellingen:1. Vanuit een oogpunt van economische en maatschappelijkevalorisatie <strong>be</strong>steedt <strong>Vlaanderen</strong> tegen 20143% van zijn bbp aan O&O. Het aandeel groeit verderna 2014.2. Dat uit zich in een verdub<strong>be</strong>ling (vanaf 2007) van deomzet uit nieuwe of ver<strong>be</strong>terde producten en diensten,een hogere vertegenwoordiging van de speerpuntdomeinen,zoals ICT en gezondheidszorg, logistieken een slim elektriciteitsnetwerk en een hogeraandeel werkenden in kennisintensieve sectoren totop een gelijk niveau als de Europese topregio’s.3. Ook het aantal patentaanvragen stijgt jaar op jaar.Innovatie wordt meer en <strong>be</strong>ter verspreid over allesectoren, <strong>be</strong>drijfstypes en maatschappelijke geledingen,mede met het oog op het <strong>be</strong>vorderen van duurzameontwikkeling.4. De overheidssteun voor eco-innovatie staat tegen2020 op het niveau van de top vijf van de Europeseregio’s.In dit hoofdstuk gaat de aandacht naar maatregelen eninspanningen die wetenschap, technologie en innovatiemoeten stimuleren en die de daaruit voortvloeiende resultatenin kaart moeten brengen. Deze elementen zijnimmers cruciaal voor het in stand houden en verder versterkenvan onze kenniseconomie en welvaart. Er wordthierbij zowel gekeken naar de input als naar de output.Aan de inputzijde komt eerst de O&0-intensiteit of de financiëleinspanningen van zowel de private als de publiekesector aan bod. In een tweede deel worden de overheidskredieten<strong>be</strong>sproken. Daarnast <strong>be</strong>steedt een derdedeel aandacht aan het <strong>be</strong>schikbare menselijke potentieel.Deel vier <strong>be</strong>spreekt dan de output. Een afsluitend stuk<strong>be</strong>spreekt tenslotte het domein biotechnologie in detail.O&O-intensiteitMet 2,03% in 2007 is de doelstelling van het Pact 2020 omtegen 2014 3% van het bbp aan onderzoek en ontwikkelingte <strong>be</strong>steden, nog lang niet gehaald. Noch de publieke, nochde private sector realiseert het vooropgezette aandeel.De 3%-norm is een Europees streefcijfer, ook gekend alsde Barcelonadoelstelling. Ze dateert reeds van 2002 enstelt dat de O&O-intensiteit tegen <strong>2010</strong> 3% van het bbpmoet <strong>be</strong>dragen. Concrete cijfers voor <strong>2010</strong> zijn er nogniet, maar het is duidelijk dat de meeste lidstaten dezenorm niet zullen halen. <strong>Vlaanderen</strong> wil dat in 2014 de 3%-norm is gehaald en het aandeel daarna verder groeit. Deprivate sector zou daarbij moeten instaan voor 2/3 van deinspanningen, de publieke sector voor 1/3.De O&O-intensiteit is het totaal van de O&O-uitgavenvan een land of regio, uitgedrukt als percentage van hetbruto binnenlandse product (bbp). Het totaal van deO&O-uitgaven van een land of regio, of de bruto binnenlandseuitgaven voor O&O (BUOO) worden in de internationalenomenclatuur aangeduid als de ‘Gross Expenditureon Research & Development’ of kortweg GERD. DeGERD is de som van de O&O-uitgaven van de vier grotesectoren waar dat onderzoek wordt uitgevoerd (los vande herkomst van de middelen):1. de O&O-uitgaven in de ondernemingen, inclusief demet haar verbonden collectieve onderzoekscentra(BERD);2. de O&O-uitgaven in de publieke onderzoekscentra(GOVERD);3. de O&O-uitgaven in het hoger onderwijs (universiteiten,hogescholen en de hiermee verbonden onderzoeksinstellingen)(HERD); en4. de O&O-uitgaven in de semi-publieke, private nonprofitorganisatie (PNP);Het meest recente gevalideerde Vlaamse cijfer doorECOOM is dat voor 2007: 2,03% volgens de gewest<strong>be</strong>naderingen 2,06% volgens de gemeenschaps<strong>be</strong>nadering.Bij de gemeenschaps<strong>be</strong>nadering worden ook de O&Ouitgavenmeegenomen van de Vlaamse instellingen uit hethoger onderwijs (universiteiten en hogescholen) gelegenin het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Globaal genomendaalde de totale O&O-intensiteit voor <strong>Vlaanderen</strong>tussen 2002 en 2007 lichtjes. Vooral de O&O-intensiteitinnovatiecentrum vlaanderen 119


2.117 O&O-intensiteit in <strong>Vlaanderen</strong>Evolutie van de O&O-intensiteit BERD/non-BERD voor <strong>Vlaanderen</strong>,van 1993 tot 2007, in %.2,521,510,501993 1996 1999 2002 2005 2006 2007BERD non-BERD GERDBron: ECOOM: 3% nota 2009 en Vlaams Indicatorenboek WTI 2009.voor de private sector daalde licht, terwijl de O&O-intensiteitvoor de publieke sector stagneerde na een jarenlangestijging.De volgende opdeling van de GERD naar financieringsbronkan gemaakt worden voor <strong>Vlaanderen</strong>: 1,50% (of74% van de totale O&O-intensiteit) is privaat gefinancierden 0,53% (of 26% van de totale O&O-intensiteit) is publiekgefinancierd.Europees vergeleken haalt <strong>Vlaanderen</strong> een gemiddeldresultaat ten opzichte van een aantal referentielanden:<strong>Vlaanderen</strong> scoort <strong>be</strong>ter dan bijvoor<strong>be</strong>eld Nederlanden ruim boven het EU27-gemiddelde (1,77%). Het vindtwel geen aansluiting bij de Europese landen (Zweden enFinland) die wel de drieprocentnorm halen. De EuropeseUnie blijft daarenboven nog altijd een flink stuk achterbij de voornaamste concurrenten, zoals de VS (2,66%) enJapan (3,44%).O&O-private sectorIn 2007 werd in de <strong>be</strong>drijven 2.650 miljoen euro gespendeerdaan O&O-activiteiten, wat correspondeert met eenO&O-intensiteit van 1,40%. De uitgaven stegen wel invergelijking met 2005 maar het bbp steeg sterker door deeconomische groei en de inflatie met een daling van deO&O-intensiteit als gevolg. Op basis van de cijfers uit deCommon Innovation Survey (CIS) 2009 kunnen uitsprakengedaan worden over de O&O-uitgaven voor 2008. DeO&O-uitgaven voor de ondernemingen (exclusief die vande collectieve centra) stegen in 2008 tot 2.740 miljoen euro(+5,3%).De O&O-uitgaven in het hoger onderwijs (HERD) kunnen,net zoals de gegevens voor andere subsectoren,opgedeeld worden naar de herkomst van de financieringsbronnen:ondernemingen (binnenlandse), buitenland(inclusief buitenlandse <strong>be</strong>drijven), non-profit organisaties,hoger onderwijs en overheden (zowel federale alsgedecentraliseerde overheden). Het deel van de HERDgefinancierd met middelen van (binnenlandse) <strong>be</strong>drijven<strong>be</strong>droeg in 2007 maar liefst 15,3% voor <strong>Vlaanderen</strong>. Internationaalvergeleken is dat, op Duitsland na, een stuk bovende Scandinavische landen en meer dan twee maal hetcijfer voor de EU27. De <strong>be</strong>drijven zijn dus een <strong>be</strong>langrijkeopdrachtgever en financieringsbron van het onderzoekaan de Vlaamse universiteiten.2.118 Internationale vergelijkingInternationale vergelijking van de totale O&O-intensiteit voor2007, in %43,532,521,510,50Zweden(2007)Finland(2007)Japan(2007)USA(2007)Denemarken(2006)<strong>Vlaanderen</strong>(2007)België(2007)EU-27(2007)Nederland(2007)Bron: ECOOM: 3% nota 2009 en Vlaams Indicatorenboek WTI 2009 – MainScience and Technology Indicators 2009/2.NOOT: Bij de internationale vergelijking van de O&O-intensiteit wordt degewest<strong>be</strong>nadering gehanteerd omdat zowel teller als noemer volgens hetterritoriale principe <strong>be</strong>rekend worden.2.119 O&O-uitgaven – BERDEvolutie van de Vlaamse O&O-uitgaven door de <strong>be</strong>drijven(BERD),van 1993 tot 2008, in miljoen euro.3000250020001500100050001993 1996 1999 2002 2005 2006 2007 2008(p)Bron: ECOOM: 3% nota 2009 en Vlaams Indicatorenboek WTI 2009.* voorlopig BERD-cijfer 2008 O&O-cijfer ondernemingen op basis van CIS 2009en O&O-uitgaven collectieve centra constant genomen120vrind <strong>2010</strong>


talent, werk, ondernemen en innovatie2.120 Privaat gefinancierd deel binnen het hoger onderwijsInternationale vergelijking van de financiering van de HERDvoor <strong>Vlaanderen</strong> door de <strong>be</strong>drijven, in %.2.121 O&O-uitgaven – non-BERDEvolutie van de non-BERD in en de opsplitsing naar de verschillendesubsectoren, van 1993 tot 2007, in miljoen euro.161412108642120010008006004002000FR DK N ZW F EU BE D VL(2006) (2006) (2007) (2007) (2006) (2007) (2007) (2005) (2007)01993 1996 1999 2002 2005 2006 2007Bron: ECOOM: 3% nota 2009 en Vlaams Indicatorenboek WTI 2009 – MainScience and Technology Indicators 2009/2.Bron: ECOOM: 3% nota 2009 en Vlaams Indicatorenboek WTI 2009.O&O-publieke sectorO&O-overheidskredietenDe O&O-uitgaven van de publieke sector (non-BERD=GOVERD + HERD +PNP) <strong>be</strong>droegen in 2007 1,197 miljardeuro volgens de gewest<strong>be</strong>nadering. Een derde vande uitgaven ge<strong>be</strong>urt door de publieke onderzoekscentra(GOVERD), bijna tweederde zijn uitgaven in het hogeronderwijs (HERD). Na een jarenlange stijging stagneertde O&O-intensiteit voor de publieke sector. Het aandeelvan de O&O-uitgaven van de publieke sector in de totaleO&O-uitgaven steeg tussen 2002-2007 wel van 26% tot31%.De Vlaamse <strong>be</strong>groting voorziet voor <strong>2010</strong> 1,7 miljardeuro voor wetenschap en innovatie, waarvan 1 miljardeuro voor onderzoek en ontwikkeling (O&O). Ten gevolgevan <strong>be</strong>sparingsmaatregelen is dit een daling ten opzichtevan 2009 met 67,5 miljoen euro aan middelen voor hetwetenschaps- en innovatie<strong>be</strong>leid en met 64 miljoen onderzoeksmiddelen.In <strong>2010</strong> is er van het globale O&O-budget 47% <strong>be</strong>stemdvoor het niet-gericht onderzoek en 53% voor het gerichtonderzoek. Niet-gericht onderzoek wordt gedreven doorwetenschappelijke ambitie en nieuwsgierigheid, terwijlgericht onderzoek uitdrukkelijk een economisch of maatschappelijkdoel nastreeft. In 1995 was de verhoudingniet-gericht/gericht nog 60/40.2.122 WetenschapsbudgetVerdeling van het Vlaamse wetenschapsbudget voor O&O, O&V en W&T van 1993 tot <strong>2010</strong>, in miljoen euro (in lopende prijzen),afgeleid uit het Horizontaal Begrotingsprogramma Wetenschaps<strong>be</strong>leid (HBPWB).2.0001.8001.6001.4001.2001.0080060040020001993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 <strong>2010</strong>iO&O O&V W&TNOOT: Vlaamse O&O-overheidskredieten + Vlaams aandeel federale O&O-kredieten (35,5% ESA kredieten (bron: VRWI) en de rest aan 56%), cijfers <strong>2010</strong>.Bron: <strong>Vlaanderen</strong>: EWI-<strong>be</strong>rekeningen (EWI-Speurgids <strong>2010</strong>); andere landen: Main Science and Technology Indicators, OESO, Volume 2009/2. <strong>2010</strong>i: initiële kredieten <strong>2010</strong>.innovatiecentrum vlaanderen 121


2.123 Gericht versus niet-gericht onderzoekEvolutie aandeel niet-gericht versus gericht onderzoek, van1995 tot <strong>2010</strong>, in %.65605550454035199519961997199819992000200120022003200420052006200720082009<strong>2010</strong>i% Niet-gericht onderzoek % Gericht onderzoekBron: 1995-2008: VRWI met input EWI; update 2009 (definitieve kredieten) en<strong>2010</strong> (initiële kredieten): EWI.Het O&O-budget in strikte zin van de Vlaamse overheid(Vlaamse uitgaven<strong>be</strong>groting) <strong>be</strong>draagt 0,53% van het bbpvan het Vlaamse Gewest. Wordt hierbij het Vlaamse aandeelin de federale O&O-kredieten en de middelen uit hetEuropese Kaderprogramma voor Onderzoek en TechnologischeOntwikkeling geteld dan loopt het budget op tot1,5 miljard euro of 0,72% van het bbp.De helft van het overheidsbudget gaat naar algemenekennisopbouw. Bijna 40% van de middelen zijn gereserveerdvoor ondersteuning van industriële productie entechnologie.2.124 Overheidsbudget internationaalInternationale vergelijking van de O&O-overheidsbudgetten(GBAORD), uitgedrukt in % bbp.1,101,000,900,800,700,600,500,400,300,200,100PortugalSpanjeVerenigde StatenFinlandDenemarkenZwedenDuitslandFrankrijkJapan<strong>Vlaanderen</strong>*NederlandEU-27BelgiëVerenigd KoninkrijkItaliëIerlandNOOT: Vlaamse O&O-overheidskredieten + Vlaams aandeel federale O&O-kredieten(35,5% ESA kredieten (bron: VRWI) en de rest aan 56%), cijfers <strong>2010</strong>.Bron: EWI-speurgids <strong>2010</strong>.Internationaal vergeleken <strong>be</strong>hoort <strong>Vlaanderen</strong> op het vlakvan O&O-overheidskredieten niet bij de top. Omwille vande wereldwijde crisis en de daarop volgende <strong>be</strong>sparingenis bij het vergelijken van budgetten extra omzichtigheidgeboden. In 2008 ligt het Vlaamse cijfer (0,70%) dicht bijhet EU27-gemiddelde (0,69%). Portugal kent in 2008 eenopmerkelijke toename van de O&O-overheidskredieten(+33%) en komt daarmee bovenaan de ranking te staan. Opte merken valt wel dat sommige landen een substantieeldeel van hun O&O-uitgaven voor defensie voorzien. De VSstaan daarbij op kop met meer dan de helft van hun O&Obudgetvoor defensie,gevolgd door Frankrijk, het VerenigdKoninkrijk, Spanje en Zweden. De Vlaamse overheid financierthelemaal geen onderzoek in de sector defensie. Maarook zonder rekening te houden met de budgetten voordefensie <strong>be</strong>hoort <strong>Vlaanderen</strong> niet tot de koplopers.Menselijk potentieelIn de huidige globale kenniseconomie staat kennis (ontwikkeling)centraal; zeker bij innovatie en economischegroei. Menselijk potentieel (zowel de aanwezigheid als dekwaliteit) is van groot <strong>be</strong>lang in de verdere economischeen technologische ontwikkeling van een land of regio.Daarom vormen investeringen in menselijk potentieel<strong>be</strong>langrijke elementen in een omgeving waar de concurrentiemeer dan ooit van toepassing is. Hieronder wordtdan ook aandacht <strong>be</strong>steed aanhet O&O-personeel, aan destudenten en hun studiekeuze en aan het aantal doctoraten.O&O-personeelHet totaal O&O-personeel voor het Vlaams Gewest<strong>be</strong>droeg in 2007 35.953 voltijdse equivalenten (VTE). Depersoneelsinspanningen stegen de voorbije vijf jaar zowelvoor de ondernemingen als voor de publieke sector. Hetmerendeel van het O&O-personeel (61%) is werkzaam inprivate sector.2.125 O&O-personeelEvolutie van het O&O-personeel in de private en de publiekesector, van 1993 tot 2007, in voltijdse eenheden.40.00035.00030.00025.00020.00015.00010.0005.00001993 1996 1999 2002 2005 2007Private sector Publieke sectorBron: ECOOM: 3% nota 2009 en Vlaams Indicatorenboek WTI 2009.122vrind <strong>2010</strong>


talent, werk, ondernemen en innovatieStudenten en studiekeuzeIn het academiejaar 2008-2009 schreven zich 43.500 studentenvoor het eerst in aan een Vlaamse hogeschool ofuniversiteit. Dit geeft aan dat ongeveer zes op tien van deleerlingen na hun middelbare studies kiest voor het hogeronderwijs. Van deze groep, ook wel generatiestudentengenoemd, start iets meer dan de helft met een professioneelgerichte bachelor aan een hogeschool, ongeveereen derde opteert voor een studie aan de universiteit, deoverigen kiezen voor een academisch gerichte bacheloraan een hogeschool.Ruim 27% van de generatiestudenten aan de universiteitkiest voor de exacte of de toegepaste wetenschappen(deze hergroepering <strong>be</strong>vat de studiegebieden Wetenschappen,Toegepaste wetenschappen en Toegepastebiologische wetenschappen, Farmacie en Biomedischewetenschappen).Bij de academisch gerichte bachelors aan de hogescholenkiest ongeveer een derde van de generatiestudenten vooreen opleiding binnen de volgende technologische studiegebieden:biotechniek, industriële wetenschappen entechnologie, nautische wetenschappen en productontwikkeling.Bij de professioneel gerichte bachelors kiest ongeveer16% voor soortgelijke studies uit deze domeinen.DoctoratenDe instroom in onderzoeksfuncties verschilt van disciplinetot discipline en daarom wordt het aantal afgeleverdedoctoraten <strong>be</strong>keken ten opzichte van het potentieel (hetaantal afgestudeerden in een 2de cyclus binnen eenzelfdestudiegebied). De ‘Wetenschappen en technologierichtingen’waar het grootste potentieel wordt verwacht,voorzien ook de grootste doorstroming naar onderzoekscarrières.In de toegepaste biologische wetenschappen ende toegepaste wetenschappen is de ratio doctoraten tenopzichte van tweede cyclus-diploma’s immers meer dan25%.Het aantal uitgereikte doctoraten blijft sinds eind vorigeeeuw toenemen. Voor het academiejaar 2007-2008 werdenaan de Vlaamse universiteiten ongeveer 1.200 doctoratenuitgereikt. De stijging is vooral te danken aan deinvesteringsimpuls die midden de jaren 90 werd ingezet.Het jongste decennium steeg het aantal afgestudeerdenmet een doctoraat van 7,8% naar 11,9% ten opzichte vanhet aantal afgestudeerden met een 2de cyclus-diploma.Het aandeel vrouwelijke doctors is in de periode 1992-2007 gestegen van 23% naar meer dan 42%, maar mannelijkedoctoraathouders blijven duidelijk in de meerderheid.2.126 Belangstelling exacte en toegepaste wetenschappenEvolutie van het aantal generatiestudenten aan Vlaamse universiteiteningeschreven bij de exacte en toegepaste wetenschappen,van 1998-1999 tot 2008-2009 in absolute cijfers.4.5004.0003.5003.0002.5002.0001.5001.00050001998-1999 2000-2001 2002-2003 2004-2005 2006-2007 2007-2008 2008-2009Biomedische wetenschappenFarmaceutische wetenschappenToegepaste biologische wetenschappenToegepaste wetenschappenWetenschappenBron: ECOOM: Vlaams Indicatorenboek WTI 2009, Statistisch jaarboek van hetVlaams onderwijs 2008-2009 – gegevens 2007-2008.2.127 Relatie doctoraten-tweedecyclusdiploma’sRatio doctoraten – tweedecyclusdiploma’s naar studiegebied,in 2007-2008, in %.454035302520151050ToegepastebiologischewetenschappenToegepastewetenschappenGeneeskunde,tandheelkunde en socialegezondheidswetenschappenFarmaceutischewetenschappenDiergeneeskundeGeschiedenis, kunsten,letteren en wijs<strong>be</strong>geerteEconomische entoegepaste economischewetenschappenRechten, notariaat encriminologischewetenschappenNOOT: De studieduur van de masteropleidingen exacte en biomedischewetenschappen is opgetrokken van 60 naar 120 studiepunten vanaf hetacademiejaar 2007-2008, daarom is een vergelijking voor deze gebieden nietrelevant.Bron: Statistisch jaarboek van het Vlaams onderwijs 2008-2009 – gegevens2007-2008.innovatiecentrum vlaanderen 123


OutputDit deel <strong>be</strong>spreekt de output of de resultaten van de maatregelenen inspanningen die wetenschap, technologie eninnovatie moeten stimuleren. Daarbij wordt zowel ingegaande wetenschappelijke publicaties als op het aantaloctrooien.Wetenschappelijke publicatiesEen <strong>be</strong>langrijke parameter voor de kwaliteit en de zichtbaarheidvan het onderzoek is de publicatieoutput. Alser over impact en omvang van Vlaams onderzoek in denatuur-, levens- en technische wetenschappen gesprokenwordt, steunt dit op twee grote bibliografische informatiebronnenafkomstig van het Amerikaanse Instituut voorWetenschappelijke Informatie (Thomsom Scientific-ISI).Enerzijds zijn er publicaties die opgenomen en verwerktworden in de Science Citation Index en anderzijds zijn erpapers voorgesteld op internationale/nationale conferentiesen opgenomen in de Proceedings databank.De Vlaamse wetenschappelijke publicatieactiviteit is devoorbije jaren sterk gestegen. In 2008 <strong>be</strong>droeg deze output19,8 publicaties per 10.000 inwoners. In 1997 waren erdit 10,2. Deze positieve evolutie wordt ook weerspiegeldin de internationale rangschikking van de publicatieactiviteit;<strong>Vlaanderen</strong> staat nu vierde na Zweden, Finlanden Denemarken. Het aandeel Vlaamse publicaties in hetBelgische totaalcijfer toont ook een stijgende tendens: van58% in 1992 tot ruim 70% voor 2006 en 2007.In vergelijking met een tiental Europese referentielandenscoort <strong>Vlaanderen</strong> op het vlak van de relatieve citatiekaartin de subgroep samen met Zweden en het VerenigdKoninkrijk. Denemarken en Nederland scheiden zich2.128 PublicatieoutputPublicatieoutput van <strong>Vlaanderen</strong> en van elf Europese referentielandenin 2008. in aantal publicaties per 10.000 inwoners.252015105duidelijk af als de toplanden en de afstand tot de anderereferentielanden nam de voorbije jaren verder toe. Citatiesweerspiegelen de erkenning van gepubliceerdeonderzoeksresultaten door de wetenschappelijke gemeenschap.Het aantal citaties van een publicatie vormt nietrechtstreeks een kwaliteitsmaat, maar een groot aantalontvangen citaties per publicaties drukt wel een <strong>be</strong>paaldeimpact uit.Daarnaast zijn Vlaamse wetenschappelijke publicatiesalsmaar meer het resultaat van een sterke internationalesamenwerking. In 2007 had meer dan 57% van de opgenomenpublicaties een buitenlandse co-auteur. <strong>Vlaanderen</strong>neemt op het vlak van copublicaties samen met Denemarkeneen leidende positie in ten opzichte van een reeksreferentielanden. Een geografische kaart voor <strong>Vlaanderen</strong>(periode 2004-2007) van de <strong>be</strong>langrijkste copublicatiestoont enkele nieuwe accenten.OctrooienDe internationale vergelijking van het aantal octrooiaanvragengeeft aan dat <strong>Vlaanderen</strong> zich in de subtop<strong>be</strong>vindt. Octrooien heb<strong>be</strong>n als doelstelling de uitvinderte <strong>be</strong>schermen en die een tijdelijk monopolie toe te kennenvoor het gebruik, zodat die voldoende kan putten uitde innovatieve inspanningen die de uitvinding oplevert.Daarnaast is het ook zo dat de octrooigegevens een inzichthelpen bieden in de technologische vooruitgang. Zevormen immers een indicator die gebruikt wordt om een<strong>be</strong>eld te krijgen van de innovatiegraad binnen een organisatie,van een regio of een innovatiesysteem.Voor wie technologische vooruitgang wil meten, vormenoctrooien een unieke en zeer <strong>be</strong>trouwbare bron van statistischeinformatie, ook al vormen ze slechts een van de<strong>be</strong>naderingen. Vooral multinationale en grote <strong>be</strong>drijvenmaken gebruik van een octrooi omdat ze vaak een dure enomslachtige procedure is om een uitvinding te <strong>be</strong>schermen.Het Vlaams cijfer voor 2006 <strong>be</strong>draagt 259,9 octrooiaanvragenper miljoen inwoners voor 2006 naar originevan uitvinder of aanvrager. Hierbij moet er bij de meestrecente jaren rekening houden worden met de EPOpublicatiepraktijk,waarbij octrooiaanvragen pas <strong>be</strong>kendgemaaktworden 18 maanden na de aanvraag van hetoctrooi. Zowel het octrooigedrag voor <strong>Vlaanderen</strong> alsdat van de andere referentielanden nam de voorbije jarennog toe. Vooral (multinationale) <strong>be</strong>drijven zijn actief in hetaanvragen van octrooien. Daarnaast profileren kenniscentra(bijvoor<strong>be</strong>eld IMEC en VIB) en universiteiten zichmeer en meer als octrooiaanvragers0ItaliëSpanjeBron: ECOOM.FrankrijkDuitslandIerlandVer.KoninkrijkBelgiëNederland<strong>Vlaanderen</strong>DenemarkenFinlandZwedenDe regionale octrooikaart voor <strong>Vlaanderen</strong> (versie 2007)splitst de octrooien op naar arrondissementeel niveau(NUTS3). Antwerpen (met onder andere Agfa-Gevaert,Bayer Antwerpen, Xeikon en Alcatel Bell) neemt de eersteplaats in. Daarna volgen Leuven (met onder andere IMEC,KULeuven en Raychem/Tyco) , Gent (met onder andere124vrind <strong>2010</strong>


talent, werk, ondernemen en innovatie2.129 OctrooiaanvragenInternationale vergelijking EPO-octrooiaanvragen naar origine van uitvinder of aanvrager, van 1992 tot 2007, in aantal permiljoen inwoners.4003503002502001501005001992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2001 2005 2006 2007<strong>Vlaanderen</strong> België Duitsland Denemarken Finland NederlandBron: ECOOM.Innogenetics, VIB, Plant Genetic Systems en UGent) enTurnhout (met onder andere Janssen Pharmaceutica,VITO en Nuyts NV). Kortrijk (met onder andere Bekaert,Michel van de Wiele en Barco) sluit de top vijf af.De Europese octrooikaart (versie 2009) deelt de EPOoctrooiactiviteitop naar 270 Europese regio’s op NUTS-2niveau. De top vijf op basis van informatie van de aanvrager<strong>be</strong>staat uit Noord-Brabant, O<strong>be</strong>rbayern, Stuttgart,Rheinhessen-Pfalz en Etalä-Suomi. Vlaams Brabant staatin deze rangschikking op plaats 21, Antwerpen (29), West-<strong>Vlaanderen</strong> (42), Oost-<strong>Vlaanderen</strong> (61) en Limburg (121).Op basis van informatie van de uitvinder wordt de top 5samengesteld uit Karlsruhe, Noord-Brabant, Stuttgart,Tübingen en Rheinhessen-Pfalz. De Vlaamse provinciesnemen de volgende plaatsen in: Vlaams Brabant (26),Antwerpen (31), Oost-<strong>Vlaanderen</strong> (46), West-<strong>Vlaanderen</strong>(64) en Limburg (93).Domeinstudie -biotechnologieHet <strong>be</strong>lang van domein- of sectorstudies als <strong>be</strong>leidsinstrumentneemt toe. Een voor<strong>be</strong>eld hiervan is biotechnologie.Enkele kerncijfers voor dit domein worden hier gegroepeerd:het gaat om O&O-inspanningen, publicaties, octrooien.Deze gegevens zijn afkomstig van de OESO, hetExpertisecentrum O&O-Monitoring (octrooien en publicaties),een Technopolis-studie (<strong>be</strong>drijven) en een enquête uitgevoerddoor het departement EWI bij de publieke sector.De totale O&O-uitgaven voor de publieke actoren vanbiotechnologie <strong>be</strong>droegen in 2007 meer dan 182 miljoeneuro terwijl de biotechgerelateerde O&O-uitgaven voorde ondernemingen) op 554 miljoen euro kwamen. Detotale O&O-uitgaven voor het biotechnologie-onderzoekin <strong>Vlaanderen</strong> <strong>be</strong>droegen dus meer dan 736 miljoen euro.Dit totaalcijfer correspondeert met ongeveer een vijfdevan de totale O&O-uitgaven voor 2007 van <strong>Vlaanderen</strong>.Naast de O&O-uitgaven vormt het O&O-personeel een<strong>be</strong>langrijk instrument om de onderzoeksinspanningenvan een onderzoeksdomein te meten. Voor 2007 waren erongeveer 3.800 voltijdse eenheden (VTE) actief aan O&Oin instellingen die deel uit maken van de publieke biotechnologie.Daarenboven werken er bij de <strong>be</strong>drijven ongeveer3.200 VTE aan onderzoek bij instellingen die deelsof volledig actief zijn in de biotechnologie. Dit brengthet totaalcijfer voor <strong>Vlaanderen</strong> wat het onderzoek in debiotechnologiesector <strong>be</strong>treft, op ongeveer 7.000 voltijdseeenheden. Dat <strong>be</strong>tekent dat ongeveer 20% van het O&Opersoneel2007 actief was in de biotechnologie.innovatiecentrum vlaanderen 125


Het aandeel van <strong>Vlaanderen</strong> in de totale internationalepublicatieoutput voor biotechnologie is ongeveer 1,14%voor 2008. Dit aandeel is eerder gemiddeld wanneer vergelekenwordt met Europese landen van dezelfde omvangzoals Oostenrijk, Zwitserland en Zweden. Het aandeel van<strong>Vlaanderen</strong> is amper gewijzigd tussen 2000 (1,18%) en2008 (1,14%).Wanneer gekeken wordt naar het aantal publicatiesper 100.000 inwoners over de periode 2004-2008 scoort<strong>Vlaanderen</strong> niet onaardig met 7,6. Zwitserland en Zwedenscoren met respectievelijk 8,8 en 8,1 publicaties het <strong>be</strong>st.<strong>Vlaanderen</strong> komt als derde voor Finland en Nederlandin de rangschikking. Grotere landen als Groot-BrittanniëDuitsland en Frankrijk scoren <strong>be</strong>duidend lager.Het gewicht van het VIB in het aantal publicaties voorbiotechnologie blijft met 15% vrij constant in de onderzochteperiode (1999-2008), net als het aandeel van de<strong>be</strong>drijven in het Vlaams publicatietotaal (8%). JanssenPharmaceutics NV heeft het grootste aantal publicaties bijde <strong>be</strong>drijven. Publicaties afkomstig van het VIB, wordenwel gepubliceerd in tijdschriften met een hoge impact.Een analyse van de patentgegevens voor biotechnologie<strong>be</strong>drijvenvoor de periode 2005-2007 levert jaarlijksongeveer 200 Vlaamse EPO-patentaanvragen op. Daarnaastwerden voor deze drie jaar samen ook 130 VlaamseUSPTO-toekenningen geregistreerd.Voor meer informatiePublicaties en websitesEWI-ReviewEWI, Speurgids 2009 en <strong>2010</strong>EWI, <strong>Vlaanderen</strong> in het Europese Zesde Kaderprogrammavoor Onderzoek (2002-2006), M. VanLangenhove, E. Dewallef en P. Dengis.ECOOM,Totale O&O-intensiteit in <strong>Vlaanderen</strong> 1993-2007, “3% nota.ECOOM, Vlaams Indicatorenboek WTI 2009.OECD- Main Science and Technology Indicators, Vol.2009/2.Statistisch jaarboek van het Vlaams Onderwijs 2008-2009.www.ewi-vlaanderen.<strong>be</strong>www.fwo.<strong>be</strong>www.iwt.<strong>be</strong>www.ecoom.<strong>be</strong>definities2.130 BiotechnologieHet gemiddeld aantal publicaties in de periode van 2004 tot2008, per 100.000 inwoners.109876543210ZwitserlandZweden<strong>Vlaanderen</strong>FinlandNederlandBron: ECOOM, Web of Science, EUROSTAT, US Census Bureau, StatisticsBureau.BelgiëGroot-BrittanniëOostenrijkDuitslandFrankrijkItaliëGeneratiestudent Een student die zich voor het eerstinschrijft in het Vlaamse hoger onderwijs met eendiplomacontract voor een professioneel of academischgerichte bachelor en op 1 februari van hetlopende academiejaar nog is ingeschreven.Octrooi Een document, toegekend door een daartoe<strong>be</strong>voegde instantie, dat voor een <strong>be</strong>paalde duuraan de uitvinder exclusieve rechten verleentaangaande de productie of het gebruik van een<strong>be</strong>paald toestel, instrument of procédé. Dit rechtgaat gewoonlijk over naar de organisatie die deuitvinder tewerkstelde en is bovendien onder<strong>be</strong>paalde voorwaarden verhandelbaar. De tweegrote octrooisystemen in de wereld, het Amerikaanseoctrooisysteem (US Patent and TrademarkOffice, USPTO) en het Europese octrooisysteem(European Patent Office, EPO), zijn de bronnen bijuitstek voor de aanmaak van octrooistatistieken.De USPTO neemt enkel toegekende octrooien op(met tot 2000 enkel <strong>be</strong>kendmaking na toekenning),terwijl het EPO de bij haar ingediende octrooiaanvragen18 maanden na de aanvraag openbaarmaakt via publicatie in de ‘European Gazette’.O&O-intensiteit Het totaal van de O&O-uitgaven vaneen land of regio uitgedrukt als percentage vanhet bruto binnenlands product (BBP(R)).126vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenleving3inzettenop een warmesamenlevingDe Vlaamse Regering wil de ontplooiingskansen van demensen <strong>be</strong>vorderen en de sociale banden tussen mensenversterken. In het Pact 2020 wordt daarom gekozen voorde realisatie van een inclusieve samenleving met een hogemate van sociale <strong>be</strong>scherming, gelijke kansen, een toegankelijk,<strong>be</strong>taalbaar en kwaliteitsvol aanbod voor zorgendienstverlening en ruimte voor zelfontplooiing vooriedereen.Cultuur, jeugd en sportCultuur<strong>be</strong>leid, jeugd- en sport<strong>be</strong>leid dienen de levenskwaliteitin <strong>Vlaanderen</strong> te verhogen. Een aanzienlijketoename van de participatie is daarvoor de <strong>be</strong>ste garantie.Het verhogen van de participatie aan sport, cultuur enjeugdwerk blijft dan ook een prioritaire doelstelling vanhet <strong>be</strong>leid. Alle <strong>be</strong>volkingsgroepen <strong>be</strong>reiken, staat daarbijvoorop.ParticipatieCultuurparticipant200175150125Bereik internet1007550250VakantieparticipatieLidmaatschap sportvereniging2000/2001=100 2003/2004 2008/2009DeelnameverenigingslevenLedenjeugdverenigingenDe participatie aan cultuur is hetvoorbije decennium vrij stabiel. Ditgeldt zowel voor de participatieaan kunsten en erfgoed als voor departicipatie aan het verenigingsleven.Voor sommige genres zoals depop- en rockconcerten en de dansvoorstellingenis er een duidelijkevooruitgang. Ook de deelnemersaantallenaan de eigen activiteitenvan de cultuurcentra zitten in delift. Hoewel de voorkeuren kunnenverschillen, is er voor cultuur geenduidelijk genderverschil. De participatieachterstandvan de laagopgeleidenblijft vrij groot. Sommigegenres zijn democratischer dan andere.Zo vallen de verschillen voortheater<strong>be</strong>zoek en musical redelijkmee. Voor de meeste genres zijn erechter minstens drie hoogopgeleidenvoor één laagopgeleide.voorwoord 127


Een groot deel van de Vlaamse jongeren neemt deel aanhet jeugdwerk. Bijna driekwart is lid van minstens éénvereniging. Vooral sportclubs, amateurkunst<strong>be</strong>oefeningen jeugd<strong>be</strong>wegingen zijn populair. Bij jongeren is er nogeen genderverschil, maar het is vooral het opleidingsniveaudat speelt. Zo zijn jongeren uit het BSO in alle verenigingstypesondervertegenwoordigd.De stijgende sportparticipatie zet zich niet door. Of hetom een trendbreuk gaat, is nog onduidelijk, zeker wanneerwe zien dat de ledenaantallen bij erkende sportclubsnog lichtjes blijven stijgen. Het genderverschil, dat devoorbije jaren afnam, is opnieuw toegenomen. Het zijnniet alleen jongeren die sporten, ook een groot deel vande oudere generaties blijft tot op vrij hoge leeftijd sportactief.Hoger opgeleiden sporten meer dan lager opgeleiden.Een randvoorwaarde voor een verhoging van de participatieis een goed aanbod. Daarbij wordt geopteerdvoor een sterke lokale in<strong>be</strong>dding: steeds meer gemeenten<strong>be</strong>schikken over goedgekeurde <strong>be</strong>leidsplannen voor cultuur,jeugd en sport en aangepaste infrastructuur. In 2009<strong>be</strong>vatte de UiTdatabank bijna 90.000 culturele evenementenmet een vrij goede spreiding over <strong>Vlaanderen</strong>. Hetaanbod per 1.000 inwoners ligt duidelijk hoger in en rondde steden.De voorbije jaren nam de aandacht voor cultuurmanagementen culturele economie gestaag toe. Circa 11.000<strong>be</strong>drijven zijn actief in de culturele sector (ruime definitie)en dit met een stijgende tewerkstelling. In de sportsectorzijn meer dan 7.000 ondernemingen actief. In <strong>be</strong>ide sectorensteeg de tewerkstelling duidelijk.ToerismeHet toeristisch <strong>be</strong>leid wil met een ver<strong>be</strong>terde marketingwerkinghet Vlaams Toeristisch product nog <strong>be</strong>terverkopen en zo het rendement van de sector, het aantalovernachtingen en de tewerkstellingsgraad verhogen. Heteconomische <strong>be</strong>lang van de toeristisch-recreatieve sectoris inderdaad groot: de sector is goed voor 2% van deomzet van alle <strong>be</strong>drijven, 4% van de investeringen en 5%van de tewerkstelling. In vergelijking met het voorgaandejaar is dat een stabilisering, maar vergelijken we met enkelejaren terug, dan is er een duidelijke stijging te zien.Bij het aantal overnachtingen is deze stijgende tendensniet te zien en lijkt het marketing<strong>be</strong>leid dus minder goedte werken. Met een kleine 23 miljoen overnachtingen in2008, scoort het Vlaamse Gewest iets lager dan in 2007. Invergelijking met 1999 viel het aantal overnachtingen terugmet 2%.Een tweede <strong>be</strong>langrijke peiler in het toerisme<strong>be</strong>leid ishet mogelijk maken van een volwaardige participatie aantoerisme voor iedere Vlaming. In 2008 ging iets minderdan driekwart van de Vlamingen minstens eenmaal opvakantie. Daarmee wordt de stijgende trend van vakantieparticipatiesinds 2002 onderbroken. Er gaan niet alleeniets minder mensen op vakantie dan de vorige jaren, meerVlamingen geven aan zich geen vakantie te kunnen veroorloven.Dit verklaart waarschijnlijk het succes van hetsteunpunt Vakantieparticipatie dat voor een <strong>be</strong>taalbaarvakantieaanbod zorgt.MediaDe Vlaamse overheid wil de onafhankelijkheid, de pluriformiteiten de kwaliteit van de media en van de informatieverstrekking<strong>be</strong>waken. Ze wil zorg dragen voor eengediversifieerd medialandschap, waarbij de leefbaarheidvan Vlaamse commerciële media<strong>be</strong>drijven en demediaconcentratie twee <strong>be</strong>langrijke aandachtspuntenzijn. Tien mediagroepen staan in voor een divers Vlaamsmedialandschap: voor individuele mediavormen zijn deconcentraties soms groot, maar geen enkele mediagroep<strong>be</strong>schikt over de hele lijn over een monopoliepositie. Hetmedia-aanbod via de digitale televisie en via internet blijftondertussen toenemen. De reclame-inkomsten van de mediastaan wel onder druk: alleen voor televisie verhoogdede reclamedruk het voorbije jaar. Voor online reclamewas er een vertraagde groei door de economische crisis.De daling van de <strong>be</strong>taalde verspreiding voor de krantenresulteert waarschijnlijk in lagere verkoopsinkomsten.De Vlaamse Regering wil dat elke Vlaming toegang heefttot een divers en kwalitatief hoogstaand media-aanbodwaarin technologische innovaties en nieuwe mediatoepassingenzijn geïntegreerd. De penetratie van digitaletelevisie, van de computer en van het internet neemtjaarlijks toe. Anderzijds blijft elke vorm van mediagebruikalsook het totale mediagebruik samenhangen met <strong>be</strong>paaldesocio-demografische kenmerken zoals leeftijd enopleidingsniveau.128vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenlevingGezondheidZelfdoding(2000-2007)Vaccinatiegraad MBR (1999-2008)150100Borstkankerscreening(2002/2003-2008/2009)50Overgewicht(2001-2008)0Aandeel rokers(2001-2008)Voldoende fysiek actief(2001-2008)Overconsumptie alcohol(2001-2008)Ongevallensterfte (2000-2007)Basisjaar=100Recentste jaarGezondheidZorgHet ultieme doel van het welzijns- en gezondheids<strong>be</strong>leidis “dat elke mens zich goed kan voelen in zijn vel”. Een<strong>be</strong>tere gezondheid en algemeen wel<strong>be</strong>hagen staan daarbijvoorop.<strong>Vlaanderen</strong> zit aan de Europese top wat het vaccinatie<strong>be</strong>leid<strong>be</strong>treft. In 2008 werd bij baby’s voor alle basisvaccinseen vaccinatiegraad <strong>be</strong>reikt van 95%, het percentage datnodig is om groepsimmuniteit te <strong>be</strong>reiken. Bijna de helftvan de vrouwen uit de doelgroep laat zich screenen in hetkader van het <strong>be</strong>volkingsonderzoek naar borstkanker. Dedeelnamegraad neemt jaar najaar toe, maar ligt nog ver onderde vooropgestelde 75%.Het percentage rokers nam hetjongste decennium af. In 2008rookte nog 23% van de <strong>be</strong>volkingvan 15 jaar en ouder. Ookhet overmatig alcoholgebruikblijft dalen.Het aantal dodelijke ongevallendaalde tussen 1998 en 2007 bijmannen en vrouwen met 17%en 28%. Dit vooral dankzij eenduidelijke afname van het aantalslachtoffers van vervoersongevallen.De doelstelling van 8%minder zelfdodingen werd in2007 ruim gehaald. Sinds 2000daalde het aantal zelfdodingenmet 24% bij mannen en 15% bijvrouwen.Pijnpunt blijft het overgewichtbij praktisch de helft van de<strong>be</strong>volking. Een aantal dat nogsteeds toeneemt.ZorgPlaatsen inwoonzorgcentra*Aantal plaatsen Zorg VAPHDe Vlaamse Regering gaat voor een toegankelijk, <strong>be</strong>taalbaaren kwaliteitsvol aanbod aan hulp- en zorgverlening,dat toereikend is in het licht van de zich wijzigende maatschappelijke<strong>be</strong>hoeften en sociaaldemografische ontwikkelingen.Of een aanbod toereikend is kan enkel gemeten wordenals de <strong>be</strong>hoefte gekend is. Binnen de zorgsector ligt ditniet voor de hand. Wel neemt het aanbod in de gansesector stelselmatig toe. Dit dekt echter niet steeds eentoenemende vraag.Geholpen cliënten CAW’s150100500Jongeren metmaatregel BJBAanwezige kinderenin kinderopvang2005=100 2009 * van 2005 tot <strong>2010</strong>voorwoord sport 129


De toegankelijkheid van het aanbod heeft <strong>be</strong>trekking opverschillende aspecten. In eerste instantie is er de toegankelijkheidvan de zorg voor verschillende <strong>be</strong>volkingsgroepen.Ouderen maken eerder <strong>be</strong>perkt gebruik van hetalgemeen welzijnwerk. Bij de preventieve gezinsondersteuningen in de kinderopvang wordt extra aandacht<strong>be</strong>steed aan kansarme gezinnen. Voor de andere voorzieningenis geen cijfermateriaal <strong>be</strong>schikbaar.Toegankelijkheid heeft ook te maken met een adequateregionale spreiding. In de kinderopvang en de ouderenvoorzieningenzijn er regionale verschillen. Voor alle sectoren,uitgezonderd de kinderopvang, kent het BrusselseHoofdstedelijke Gewest een grote achterstand.Diversiteit, integratie eninburgeringDe Vlaamse samenleving is de jongste decennia grondigveranderd. Diversiteit is een dagelijkse realiteit geworden.Begin 2008 woonden er in <strong>Vlaanderen</strong> 354.370 personenmet een vreemde nationaliteit, goed voor bijna 6% van de<strong>be</strong>volking. Het aantal vreemdelingen is de voorbije 20 jaaronafgebroken gestegen, een lichte daling <strong>be</strong>gin jaren 2000uitgezonderd.De Vlaamse Regering wil tot één samenleving komen,waarbij iedereen – autochtone en ‘nieuwe’ Vlamingen– met elkaar samenleeft en het burgerschap deelt. Een<strong>be</strong>langrijke voorwaarde om te komen tot een gedeeld enactief burgerschap is de aanwezigheid van interetnischecontacten. Meer dan een derde van de Vlamingen komtvaak in contact met mensen met een andere cultuur. Bijnatweederde woont in een buurt met zo goed als geen personenvan vreemde herkomst. Met elkaar samenleven, impliceertook dat ‘nieuwe’ Vlamingen actief en volwaardigaan de Vlaamse samenleving kunnen participeren. Nogsteeds blijkt de maatschappelijke positie van nieuwe Vlamingenop een aantal <strong>be</strong>langrijke levensdomeinen mindergunstig dan die van autochtone Vlamingen. Er is ondermeer sprake van een hogere werkloosheidsgraad, meerschoolse vertraging en meer financiële problemen.De Vlaamse overheid spreekt de nieuwkomers ook zelfaan op zijn of haar individuele verantwoordelijkheid. Erwordt van hem of haar gevraagd actief deel te nemen aande samenleving door onder meer de taal en de omgangsvormente leren kennen en te respecteren. Inburgeringwordt zo gezien als een <strong>be</strong>langrijke opstap naar integratieen volwaardige participatie. In 2009 was 23% van demeerderjarige nieuwkomers verplicht een inburgeringtrajectte volgen. In 2009 heb<strong>be</strong>n 18.927 inburgeraars zichaangemeld in een onthaalbureau, waarvan iets minderdan de helft <strong>be</strong>hoorde tot de verplichte doelgroep. In deloop van het jaar zijn 8.217 inburgeringattesten afgeleverd.130 vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenleving3.1 cultuurHet Vlaamse cultuur<strong>be</strong>leid wil <strong>be</strong>trouwbaar en duurzaamzijn. Dit kan enkel met inbreng van en samenspraak met deculturele actoren tot stand komen; vandaar de oprichtingvan het cultuurforum. Om een duurzaam <strong>be</strong>leid te kunnenvoeren is er nood aan objectieve en meetbare gegevensbij het uitzetten en bijsturen van <strong>be</strong>leidslijnen. Dit hoofdstukbrengt gegevens samen rond een aantal <strong>be</strong>langrijkedoelstellingen van het Vlaamse cultuur<strong>be</strong>leid. Cultuurparticipatieen culturele competentie blijven in dit kader eenprominente plaats innemen. Zowel de globale participatie(in een eerste deel) als deze voor de specifiekere sectorensociaal-cultureel werk (in het tweede deel) en kunsten enerfgoed (in het derde deel) komen aan bod. In de mate vanhet mogelijke krijgt ook het verband met andere <strong>be</strong>langrijkethema’s - zoals een rijk en divers aanbod, digitaliseringen het voeren van een internationaal cultuur<strong>be</strong>leid - denodige aandacht. Een laatste deel <strong>be</strong>handelt enkele economischeaspecten van cultuur. Dit thema staat sinds enkelejaren zowel in <strong>Vlaanderen</strong> als internationaal uitdrukkelijkop de <strong>be</strong>leidsagenda.Globale participatie en aanbodDe Vlaamse Regering wil dat <strong>Vlaanderen</strong> in 2020 qualevenskwaliteit aan de top staat. Het regeerakkoord steltduidelijk dat de verhoging van de participatie aan cultuurdaarbij een <strong>be</strong>langrijke randvoorwaarde is. Hierbij gaatveel aandacht naar de structurele participatieachterstandbij sommige <strong>be</strong>volkingsgroepen. Er zijn nog steeds groependie minder gemakkelijk de weg naar cultuurvoorstellingenvinden. Een eerste deel <strong>be</strong>kijkt de algemene deelnameaan cultuur. Een tweede deel geeft een <strong>be</strong>eld van hetaanbod. Een rijk en divers aanbod is een <strong>be</strong>langrijke randvoorwaardevoor het stimuleren van de participatie.Algemene participatiegraadJaarlijks neemt een groot deel van de <strong>be</strong>volking deel aanminstens één culturele activiteit. Bij een vrij grote groepblijft het echter bij deze eenmalige deelname. Toch zijnook de frequentie en diversiteit van de participatie <strong>be</strong>langrijkvoor de ontwikkeling van culturele competentie.Deze algemene participatiegraad is redelijk stabiel in devoorbije jaren.3.1 CultuurparticipatieEvolutie cultuurparticipatiegraad in vier categorieën, van 2000tot 2009, in %.10090807060504030<strong>2010</strong>02000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Non-participantIncidentele <strong>be</strong>zoekerBelangstellend participant KernpubliekBron: SCV-survey.Tien activiteiten spelen een rol bij de <strong>be</strong>rekening van eenalgemene cultuurparticipatiegraad: vier genres van concert<strong>be</strong>zoek,museum<strong>be</strong>zoek, bibliotheek<strong>be</strong>zoek, bioscoop<strong>be</strong>zoek,het bijwonen van een dans– of balletvoorstelling,het bijwonen van een theatervoorstelling en naar de operagaan. Vier publieksgroepen worden afgebakend: hetkernpubliek dat op maandelijkse basis aan verschillendeactiviteiten participeert, de <strong>be</strong>langstellende participantendie minstens meerdere keren per jaar aan verschillendeactiviteiten deelnemen, de incidentele participanten dieminder intensief participeren en dan ook eerder cultuurpassantenzijn en tot slot de non-participanten die aangeen enkele activiteit deelnemen. De voorbije jaren zijner slechts lichte schommelingen in het aandeel van denon-participanten. Ongeveer een vijfde van de <strong>be</strong>volkingneemt aan geen enkele activiteit deel. Het aandeel incidenteledeelnemers lijkt de voorbije jaren wel wat toe tenemen ten opzichte van de <strong>be</strong>langstellende participantenen het kernpubliek. Dit kan ondermeer toe te schrijvenzijn aan het steeds grotere aanbod aan activiteiten waardoorsommige mensen éénmalig aan verschillende activiteitenparticiperen. Tot slot moet opgemerkt wordendat cultuurparticipatie een gebruik is dat slechts traagverandert. Het effect van de huidige maatregelen om decultuurparticipatie te <strong>be</strong>vorderen, is daarom niet meteenzichtbaar.Het <strong>be</strong>leid wil niet alleen een toename van de regelmatigecultuurparticipatie, maar wil brede lagen van de <strong>be</strong>volking<strong>be</strong>reiken. Een steeds terugkerende vaststelling in ditcultuur 131


verband is dat vooral laagopgeleiden weinig uithuizigaan cultuur deelnemen. Dit geldt ook voor de hierboven<strong>be</strong>rekende participatiegraad. Deze ligt voor de hoog opgeleidenveel hoger dan voor de laagst opgeleiden. Hetaantal non-participanten bij de laagst opgeleiden is bijnahet dub<strong>be</strong>le van het Vlaamse gemiddelde. Bij de hoogopgeleidenis er daarnaast maar een heel klein percentagedat helemaal niet participeert. Bovendien geldt deze vaststellingzowel voor de populaire als de klassieke cultureleactiviteiten en blijkt opleiding het sterkst uniek effect teheb<strong>be</strong>n indien andere varia<strong>be</strong>len zoals geslacht of leeftijdin de analyse worden <strong>be</strong>trokken. Deze vaststelling wettigtechter geen zwart-wit<strong>be</strong>eld. Er zijn lageropgeleiden diewel regelmatig participeren, net zoals er hogeropgeleidenzijn die niet of <strong>be</strong>perkt participeren. Daarnaast heb<strong>be</strong>nouderen een lagere kans op participatie en is er een kleineffect van geslacht. Mannen participeren iets minder danvrouwen. Deze invloed van persoonskenmerken is stabieldoorheen de tijd. Uit een Europese vergelijking blijkt dat<strong>Vlaanderen</strong> een goede middenmoter is op het vlak vancultuurparticipatie. De Vlaamse participatiegraad ligtduidelijk boven het Europese gemiddelde.Algemeen aanbodDe UiTdatabank geeft een <strong>be</strong>eld van het globale aanbodin de culturele sector. In 2009 <strong>be</strong>vatte deze databank bijna90.000 culturele evenementen. Dit aantal geeft het uniekeaantal items die effectief plaatsvonden in 2009 weer. Er iseen vrij goede spreiding van deze culturele evenementenover <strong>Vlaanderen</strong>. Het aanbod per 1.000 inwoners ligt welduidelijk hoger in en rond de steden. Grote steden alsAntwerpen, Gent en Brussel heb<strong>be</strong>n een heel groot aanbod.Ook kleinere steden zoals Leuven, Oostende, Kortrijk,Sint-Niklaas en Mechelen heb<strong>be</strong>n een vrij ruim aanbod.Sociaal-cultureel werkDe deelname aan het sociaal-cultureel werk krijgt veelaandacht van het <strong>be</strong>leid. Participatie aan het verenigingsleven<strong>be</strong>vordert de integratie in de samenleving en werktpositief in op de kansen die men krijgt. Daarnaast heb<strong>be</strong>nde amateurkunsten een rijke traditie in <strong>Vlaanderen</strong>. Zedragen bij tot meer culturele competentie en hun socialisatiefactorwint aan <strong>be</strong>lang. In het lokale cultuur<strong>be</strong>leidstaat een kwalitatieve en integrale aanpak voorop. Belangrijkepijlers van dit lokale cultuur<strong>be</strong>leid zijn de bibliothekenen de cultuurcentra. Ook voor het jeugdwerk ligtde focus op een inclusief en integraal <strong>be</strong>leid. Hierbij iskinderen en jongeren ruimte geven een <strong>be</strong>langrijke doelstellingvan het <strong>be</strong>leid. Hieronder zal deze participatiemeer in detail <strong>be</strong>sproken worden. Een tweede deel <strong>be</strong>spreektde aanbodkant van deze componenten.ParticipatieDe participatie aan het verenigingsleven en de amateurkunsten,het bibliotheek<strong>be</strong>zoek, de deelname aan activiteitenvan cultuurcentra en de participatie aan het jeugdwerkkomen aan bod.VerenigingslevenDe participatie aan het verenigingsleven is vrij stabiel.Bijna de helft van de <strong>be</strong>volking was in 2009 actief lid vaneen vereniging. Er is een vrij duidelijk genderverschil: departicipatie van vrouwen lijkt in 2009 wat lager te liggen.Naar leeftijd is er een gelijkmatig verloop, vanaf 75 jaar iser een duidelijk verval. Maar ook bij de 75-plussers is één3.2 Globaal cultuuraanbod.Aantal ingevoerde cultuurevenementen in de UiTdatabank, in 2009, per 1.000 inwoners.17,8 - 61,0 (25) 10,7 - 17,7 (32) 7,0 - 10,6 (47)3,8 - 6,9 (85) 0,0 - 3,7 (120)Bron: UiTdatabank. Opmerking: In tegenstelling tot het hierboven vermelde cijfer <strong>be</strong>treffende het aantal items dat plaatsvond in 2009, waren voor de kaart enkelhet aantal items dat ingevoerd is in 2009 <strong>be</strong>schikbaar.132vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenleving3.3 Deelname verenigingslevenEvolutie van de deelname aan het verenigingsleven, naargeslacht, van 2001 tot 2009, in %.706050403.5 Lidmaatschap amateurkunstverenigingActief lidmaatschap van een amateurkunstvereniging in 2009,naar opleidingsniveau, in %.1412108306<strong>2010</strong>02001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Mannen Vrouwen Totaal420BestuurslidLaag Midden HoogActief lidBron: SCV-survey.Bron: SCV-survey 2009.op drie nog actief lid van een vereniging. Ruim een derdevan de laag opgeleiden is actief binnen een vereniging, bijde middengroep is dit ongeveer één op twee, bij de hoogopgeleiden meer dan zes op tien.Internationaal vergeleken is de Vlaming sterk <strong>be</strong>trokkenbij het verenigingsleven. Bijna drie op de tien Vlamingenzegt in de afgelopen 12 maanden gewerkt te heb<strong>be</strong>n bijeen vereniging om er voor te zorgen dat dingen ver<strong>be</strong>terenof om te voorkomen dat dingen fout gaan. Enkel inFinland ligt dit cijfer hoger. In Wallonië en Brussel zegtéén op tien dit te doen.AmateurkunstenOngeveer 6% van de Vlamingen zegt actief lid van eenvereniging voor amateurkunst<strong>be</strong>oefening te zijn. Naargeslacht is er geen verschil. Er is een vrij goede spreidingover de leeftijdsgroepen. Het lidmaatschap bij de jongsteleeftijdsgroep ligt met 8% bijna twee maal zo hoog als bijde oudste leeftijdsgroep. Hoogopgeleiden zijn duidelijkveel vaker actief lid van een amateurkunstvereniging dande anderen.Maar ook buiten de context van een vereniging kunnenVlamingen creatief zijn. 38% van de Vlamingen geeft aanhet voorbije jaar zelf creatief/kunstzinnig <strong>be</strong>zig geweest3.4 Verenigingsleven internationaal% respondenten dat ja antwoordde op de vraag ‘Heb je de afgelopen 12 maanden gewerkt in een vereniging of andere organisatieom er voor te zorgen dat dingen <strong>be</strong>ter gaan of te voorkomen dat dingen slecht gaan’, in 2008, internationale vergelijking,in %.4035302520151050FinlandVlaams GewestNoorwegenZwedenDuitslandDenemarkenNederlandBelgiëFrankrijkZwitserlandBrussels GewestWaals GewestSpanjeTsjechiëKroatiëCyprusVerenigd KoninkrijkPolenSlowakijeEstlandHongarijeIsraelGriekenlandRuslandLetlandPortugalRoemeniëOekraineTurkijeBulgarijeSloveniëBron: ESS-survey 2008.cultuur 133


3.6 Creatief <strong>be</strong>zig zijnZelf creatief/kunstzinnig <strong>be</strong>zig zijn naar leeftijd in 2009, in %.70605040Bij de jeugd komt slechts een vijfde van buiten het werkgebied,bij de volwassenen loopt dit op tot een kwart. Intotaal werden er meer dan 18 miljoen <strong>be</strong>zoekers geteld.Dit <strong>be</strong>tekent dat de gemiddelde lener waarschijnlijk ongeveermaandelijks de bibliotheek <strong>be</strong>zoekt, al zijn er natuurlijkook <strong>be</strong>zoekers die niet als lener geregistreerd zijn. Inde hoofdbibliotheken zijn er per openingsuur gemiddeld40 <strong>be</strong>zoekers.30<strong>2010</strong>018-24j 25-34j 35-44j 45-54j 55-64j 65-74j 75+Zowel de uitleningen van de gedrukte materialen alsdeze van de audiovisuele materialen namen duidelijk toein 2008. De gedrukte materialen nemen nog steeds bijna85 % van het totale aantal uitleningen voor hun rekening.Bron SCV-survey 2009.te zijn. Het percentage ligt licht hoger bij vrouwen dan bijmannen. Bij de laagopgeleiden zegt een kwart creatief/kunstzinnig <strong>be</strong>zig geweest te zijn, bij de hoogopgeleidenzegt meer dan de helft dit. Hoe jonger men is, hoe vakermen zelf creatief/kunstzinnig <strong>be</strong>zig is geweest.De Vlaamse overheid geeft sinds enkele jaren sterke impulsenaan de creatie en verspreiding van de Vlaamsecircuskunst. In 2009 <strong>be</strong>zocht ongeveer één op tien Vlamingeneen circus. Hoogopgeleiden bijna driemaal zoveel als laagopgeleiden. Voor de 18- tot 44-jarigen ligt departicipatiegraad duidelijk het hoogst.BibliothekenTussen 1990 en 2000 was er een duidelijke stijging van hetaantal leners. Daarna is de toestand redelijk stabiel, allijkt er bij de volwassenen toch een lichte afname te zijn.In 2008 was ongeveer een kwart van de inwoners van<strong>Vlaanderen</strong> een geregistreerd lener bij een openbarebibliotheek. Dit komt neer op ongeveer 1,6 miljoen lenerswaarvan 45.000 in Brussel. Het grootste deel van de lenerskomt uit het eigen werkgebied van de bibliotheek.De leenfrequentie, die aangeeft hoeveel stuks een lenergemiddeld per jaar ontleent, <strong>be</strong>droeg in 2008 bijna 30stuks. Dit is een lichte stijging ten opzichte van de voorgaandejaren. De gebruikscoëfficiënt, die toont hoe vaakeen item gemiddeld de deur uitgaat, blijft voor zowel degedrukte als audiovisuele materialen vrij constant. Bij degedrukte materialen <strong>be</strong>droeg deze 2,2 in 2008, bij de audiovisuelematerialen 2,3. Gedrukte en audiovisuele stukkenworden dus ongeveer even vaak ontleend.Je moet niet noodzakelijk een geregistreerd lener zijnom een bibliotheek binnen te stappen. Er kan gebruikgemaakt worden van de leeszaal of de kaart van iemandanders. Naast de openbare bibliotheken kan er ook gebruikgemaakt worden van een bibliotheek op het werkof in de school. In 2008 blijkt 35% een bibliotheek <strong>be</strong>zochtte heb<strong>be</strong>n. Het bibliotheek<strong>be</strong>zoek is vrij stabielde voorbije jaren, al zijn er in vergelijking met 2000 welminder geregistreerde lezers en zijn er meer mensendie nooit of uiterst zelden naar de bibliotheek gaan. Bijde vrouwen (37%) ligt het bibliotheek<strong>be</strong>zoek duidelijkhoger dan bij de mannen (32%). De jongste leeftijdscategoriescoort het <strong>be</strong>st voor bibliotheek<strong>be</strong>zoek. De oudsteleeftijdscategorieën kennen lage <strong>be</strong>zoekcijfers, maar ditis waarschijnlijk sterk gerelateerd met het opleidingsniveau.Naar dit opleidingsniveau zijn er de klassiekeverschillen.3.7 LenersEvolutie lenersaantal in bibliotheken, volwassenen en jeugd,van 1990 tot 2008, x 1.000.3.8 OntleningenEvolutie van het aantal ontleningen van gedrukte en audiovisuelematerialen, van 1990 tot 2008, x 1 miljoen.1800160014001200100080060040020001800160014001200100080060040020001990 1995 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008Subtotaal jeugd Subtotaal volwassenen Totaal1990 1995 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008Audiovisuele materialen Gedrukte materialenTotalenBron: Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen.Bron: Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen.134vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenleving3.9 Bibliotheek<strong>be</strong>zoekEvolutie bibliotheek<strong>be</strong>zoek, van 2000 tot 2009, in %.100activiteiten worden voorzien van dergelijke inhoudelijkverdiepende omkaderingsactiviteit zoals een inleiding,een na<strong>be</strong>spreking, een workshop. In 2008 waren er intotaal bijna 200.000 deelnemers.806040200Bron: SCV-survey.Meerdere keren per maand MaandelijksMeerdere keren per jaar Een keer per jaar NooitCultuurcentra2000 2004 2008 2009De eigen activiteiten van de cultuurcentra trokken in2008 bijna 3 miljoen deelnemers (exclusief omkaderingsactiviteiten).Dit is een toename in vergelijking met devoorbije jaren. Vooral het podiumaanbod binnen de eigenactiviteiten kent een groot <strong>be</strong>reik, met maar liefst 9 op 10van het totale aantal deelnemers.Om de <strong>be</strong>leving van de cultuur<strong>be</strong>zoeker waardevoller,intenser en kwaliteitsvoller te maken, organiseren heelwat cultuurcentra omkaderingsinitiatieven. Dit zijn flankerendeactiviteiten die een inhoudelijk opstapje zijn naarde geplande activiteit. Ongeveer een vijfde van de eigenJeugdwerkOngeveer de helft van de Vlaamse <strong>be</strong>volking zegt lid tezijn of geweest te zijn van een jeugd<strong>be</strong>weging. Mannenzijn vaker lid of ooit lid geweest dan vrouwen. Vooralvoor de 35-64-jarigen is er een duidelijke genderkloof. Zesop tien van de 18-34-jarigen is of was lid van een jeugdvereniging,bij de 75-plussers is dit slechts vier op tien.Ook naar opleidingsniveau is er een duidelijk verschil. Zesop tien van de laagopgeleiden was nooit lid, tegenoverslechts een derde bij de hoogopgeleiden.Op basis van administratieve registratiegegevens kan deevolutie van ledenaantallen van de grote jeugd<strong>be</strong>wegingenworden <strong>be</strong>keken. Deze grote jeugd<strong>be</strong>wegingentelden in 2009 ruim 237.000 leden. Ongeveer de helft vanhun leden zijn jonger dan twaalf jaar. De ledenaantallenlagen de voorbije jaren duidelijk hoger dan <strong>be</strong>gin jaren2000. In 2008 is er wel een lichte daling.Uit de JOP-monitor 2 (Vettenburg, Deklerck en Siongers,<strong>2010</strong>) blijkt dat meer dan driekwart van de Vlaamse jongeren(14 tot 30 jaar) lid is van minstens één vereniging.Sportclubs, jeugd<strong>be</strong>wegingen, (amateur-)kunst<strong>be</strong>oefeningen de mutualiteiten blijken hierbij populair te zijn.Bij de jongeren van 12 en 13 jaar is meer dan de helftmomenteel lid van een sportvereniging en meer dan eenkwart is actief in een jeugd<strong>be</strong>weging. Verenigingen voor3.10 Deelnemers cultuurcentraCultuurcentra, aantal deelnemers per activiteit en per type centra aan de eigen activiteiten, in 2008.PodiumactiviteitenTotaal educatieve activiteiten (per titel)Andere activiteitenCATEGORIE A CATEGORIE B CATEGORIE C A+B+C725.89727.26243.8261.158.27035.860109.934769.10724.64747.2882.653.27487.769201.048Totaal deelnemers activiteiten 796.985 1.304.064 841.042 2.942.091Inleidingen, na<strong>be</strong>sprekingen, lezingen, interviewsAteliers en workshopsRondleidingen, sfeerscheppende activiteitenVernissages bij tentoonstelling18.81612.8269.6788.85113.03010.94421.45112.55022.12212.43241.35311.505Totaal deelnemers omkaderingsactiviteiten 50.171 57.975 87.412 195.558Bron: Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen. Opmerking: Voor tentoonstellingen worden geen deelnemers geregistreerd.53.96836.20272.48232.9063.11 Leden jeugd<strong>be</strong>wegingenEvolutie van de ledenaantallen van de grote jeugd<strong>be</strong>wegingen, van 2000 tot 2008.2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008Fos 6.388 5.472 6.037 6.336 7.244 7.246 9.412 8.100 8.019Chirojeugd <strong>Vlaanderen</strong> 93.187 94.119 91.668 94.331 93.714 93.665 95.378 94.870 92.605KSJ-KSA-VKSJ 33.414 32.026 33.079 31.803 32.753 31.845 39.855 40.648 36.403KLJ 20.947 20.309 20.463 20.898 21.164 24.411 26.707 24.932 26.842VNJ 1.953 1.627 1.756 1.548 1.678 1.008 1.008 1.155 1.110VVKSM/ Scouts en Gidsen 69.667 70.239 68.476 71.110 71.721 71.721 72.563 74.128 72.500Totaal 225.556 223.792 221.479 226.026 228.274 229.896 244.923 243.833 237.479Bron: Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen.cultuur 135


3.12 Deelname 14- 30-jarigen aan verenigingslevenDeelname aan het verenigingsleven door 14- tot 30-jarigen in2008, in %.3.13 Deelname 12- 13-jarigen aan verenigingslevenDeelname aan het verenigingsleven door 12- tot 13-jarigen in2008, in %.Nooit lid geweestOoit lid geweestNu passief lidNu actief lidNu organiserend lidKen ik nietNooit gedaanVroeger gedaanDoe ik nuSportverenigingen 21,0 37,6 3,4 34,6 3,5Mutualiteit (CM, MJA, J&M,…) 37,6 8,2 39,8 13,9 0,5Jeugd<strong>be</strong>weging 43,4 42,1 1,9 6,9 5,7(Amateur-)kunst<strong>be</strong>oefening 58,8 28,9 1,2 9,8 1,3Speelplein, grab<strong>be</strong>lpas, Roefel,… 63,7 31,6 1,5 1,8 1,4Organisatie muziekfestival, fuif, 64,9 22,9 2,4 4,4 5,4buurtfeest,…Deeltijds kunstonderwijs 65,0 27,5 0,7 6,6 0,2Hobbyverenigingen 71,3 20,0 1,4 6,5 0,9Jeugdhuis of jeugdclub 76,9 13,3 4,3 4,5 1,0Cursussen, workshops of lessen 81,1 14,4 1,0 2,6 0,8Vakbond (jongerenafdeling) 84,1 2,3 9,9 3,3 0,4Sociale <strong>be</strong>weging Milieu & natuur 85,4 8,2 5,2 1,0 0,2Doelgroepspecifieke jeugd<strong>be</strong>weging 86,6 7,6 1,3 2,8 1,7Sociale <strong>be</strong>weging Derde Wereld & 87,3 6,4 4,3 1,8 0,2mensenrechtenVereniging die anderen helpt 87,6 6,9 2,9 2,0 0,6Buurt- of wijkwerking 88,6 7,0 1,1 2,3 1,0Religieuze vereniging 93,6 4,3 0,6 0,9 0,6Vereniging verbonden aan een café 91,9 3,9 1,4 2,3 0,5Jongerenuitwisselingsprogramma's 94,5 4,1 0,4 0,7 0,3Politieke partij of verenigingen 96,6 1,2 1,5 0,5 0,3Bron: JOP-monitor 2.Sportverenigingen 0,9 12,9 33,4 58,6Jeugd<strong>be</strong>weging 3,6 37,3 32,9 27,9(Amateur-)kunst<strong>be</strong>oefening 5,5 54,1 18,5 23,4Deeltijds kunstonderwijs 2,8 52,8 23,5 23,1Mutualiteit (CM, MJA, J&M,…) 20,5 51,9 8,3 20,8Hobbyverenigingen 5,5 58,5 17,8 19,0Speelplein, grab<strong>be</strong>lpas, Roefel,… 4,6 37,2 49,7 8,1Organisatie muziekfestival, fuif,5,7 73,0 15,1 7,3buurtfeest,…Sociale <strong>be</strong>weging Milieu & natuur 5,1 81,3 8,4 6,1Cursussen, workshops of lessen 10,4 66,1 18,8 5,4Buurt- of wijkwerking 12,2 73,0 9,6 5,3Jeugdhuis of jeugdclub 10,4 82,5 3,1 4,5Doelgroepspecifieke jeugd<strong>be</strong>weging 24,5 67,6 5,1 3,8Vereniging die anderen helpt 5,4 81,4 9,0 3,4Sociale <strong>be</strong>weging Derde Wereld &10,0 75,1 11,3 3,2mensenrechtenReligieuze vereniging 21,5 75,6 1,6 2,7Vereniging verbonden aan een café 11,9 83,6 2,5 1,5Politieke partij of verenigingen 28,4 72,2 0,9 0,7Vakbond (jongerenafdeling) 32,4 67,5 0,2 0,7Jongerenuitwisselingsprogramma's 28,2 72,1 1,2 0,4Bron: JOP-monitor 2.(amateur-)kunst<strong>be</strong>oefening en het deeltijds kunstonderwijstrekken bijna een kwart van deze leeftijdsgroep aan.Eén op vijf is actief binnen een mutualiteit of hobbyvereniging.De deelname van de jongeren aan het verenigingslevenkent verschillen naar leeftijd, geslacht en opleidingsniveau.De deelname<strong>be</strong>reidheid aan het verenigingslevendaalt vanaf 16 jaar. Dit geldt vooral voor de gestructureerdeverenigingsvormen zoals jeugd<strong>be</strong>wegingen,gemeentelijk jeugdwerk, sport-, hobby- en culturele verenigingen.Bij deze gestructureerde verenigingsvormenwordt de deelname veelal gestuurd en <strong>be</strong>geleid door volwassenen.Minder gestructureerde verenigingsvormen,die meer ruimte geven voor eigen initiatief, vertoneneen ander patroon. De deelname aan jeugdhuizen neemttoe tot 19 jaar en daalt pas daarna. De deelname aan deorganisatie van een festival of fuif stijgt tot 22 jaar vooraleeraf te nemen. Jongens zijn vaker <strong>be</strong>trokken bij hetverenigingsleven dan meisjes. Dit verschil in participatiewordt vooral veroorzaakt door de hogere participatie vanjongens aan sportverenigingen. Naast het participatieverschilzijn er ook verschillen in de voorkeur. Jongensnemen vaker deel aan ongestructureerde en jongerengecentreerdeorganisaties, terwijl meisjes zich eerderrichten tot gestructureerde vrijetijdsverenigingen. Verderblijken verschillen tussen hoger- en lageropgeleiden al opjonge leeftijd te <strong>be</strong>staan. Leerlingen uit het BSO nemenminder deel aan alle onderzochte verenigingstypes danleerlingen uit het ASO.Het <strong>be</strong>leid wil de leefwereld van jongeren verruimen enverrijken door het stimuleren van contacten met leeftijdgenotenin het buitenland via uitwisselingsprogramma’s.Jaarlijks nemen er ongeveer 1.000 jongeren deel aan deinternationale uitwisselingprogramma’s van het JINT.Kwaliteitsvol aanbodEen kwaliteitsvol aanbod is een <strong>be</strong>langrijke randvoorwaardevoor de verhoging van de cultuurparticipatie ende opbouw van culturele competenties. Het volgendedeel gaat in op het aanbod in het verenigingsleven en deamateurkunsten, het lokale cultuur<strong>be</strong>leid en het jeugdwerkaanbod.VerenigingslevenIn 2009 zorgde het decreet <strong>be</strong>treffende het sociaal-cultureelvolwassenenwerk voor de ondersteuning van 126organisaties, verspreid over 3 werksoorten, 2 overkoepelendeorganisaties en een steunpunt.136vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenleving3.14 Sociaal-cultureel werkKerncijfers sociaal-cultureel werk in 2009.Sociaal-cultureel volwassenenwerkSociaal-culturele verenigingen: 55Verenigingen: 41Aantal afdelingen: 11.731Verenigingen voor migranten: 14Aantal afdelingen: 1.266Sociaal-culturele vormingsinstellingen: 38Volkshogescholen: 13Landelijke vormingsinstellingen: 24Gespecialiseerde vormingsinstellingen: 18Syndicale vormingsinstellingen: 3Vormingsinstellingen voor bijzondere doelgroepen: 3Sociaal-culturele Bewegingen: 31Andere: 3Totaal sociaal-culturele organisaties: 126Bron: Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen.Wat de sociaal-culturele verenigingen <strong>be</strong>treft, waren er inhet 2009 41 landelijke verenigingen (Davidsfonds, Vlaamsekruis, Amnesty International <strong>Vlaanderen</strong>,…) erkend.In 2009 telden alle verenigingen samen 11.731 afdelingen,gespreid over het Vlaamse Gewest en het BrusselseHoofdstedelijke Gewest, wat een lichte achteruitgang isten opzichte van de voorbije jaren.3.15 Sociaal-culturele verenigingenEvolutie van het aantal afdelingen van de erkende verenigingen(exclusief de migrantenverenigingen en inclusief Brussel),van 1996 tot 2009.14.00012.00010.0008.0006.0004.0002.00001996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Daarnaast zijn er nog 14 erkende landelijke migrantenverenigingen.Het aantal afdelingen neemt nog sterk toe,van 782 in 2004 naar 1.266 in 2009.In 2009 waren er 38 sociaal-culturele vormingsinstellingen(de Halewynstichting, Natuurpunt Educatie…) erkenden werden 31 <strong>be</strong>wegingen (Pax Christi <strong>Vlaanderen</strong>, DeWakkere Burger…) gesubsidieerd.AmateurkunstenDe sector van de amateurkunsten wordt gedragen door9 erkende organisaties die actief zijn rond verschillendedisciplines: theater, dans, <strong>be</strong>eld en <strong>be</strong>eldende kunst, muzieken letteren. De voorbije jaren tellen zij bijna 4.000aangesloten groepen.Lokaal cultuur<strong>be</strong>leidIn grote lijnen zijn er drie actoren actief binnen het lokaalcultuur<strong>be</strong>leid in de gemeente: de bibliotheek, het cultuurcentrumof gemeenschapscentrum en de cultuur<strong>be</strong>leidscoördinator.Elke gemeente in <strong>Vlaanderen</strong> is verplicht een openbarebibliotheek in te richten en in stand te houden. Een gemeentemag deze voorwaarde vervullen door samen tewerken met een andere gemeente(n). De Limburgse gemeenteHerstappe is zo klein dat ze werd vrijgesteld vande decretale verplichting. In het Vlaamse Gewest richten286 gemeenten en 8 intergemeentelijke verenigingen eenopenbare bibliotheek in. Zodoende <strong>be</strong>schikken 302 vande 308 Vlaamse gemeenten over een bibliotheekvoorziening.In het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, waargeen decretale verplichting <strong>be</strong>staat, richten de VlaamseGemeenschapscommissie (VGC) en 15 gemeente<strong>be</strong>sturenin 16 van de 19 Brusselse gemeenten een Nederlandstaligebibliotheek in. Naast de gewone bibliotheken wordenook 3 gespecialiseerde organisaties voor bibliotheekwerk(bibliotheken voor blinden, slechtzienden en personenmet een andere lees<strong>be</strong>perking) ondersteund.Bron: Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen.3.16 Aangesloten groepen amateurkunstenAantal aangesloten groepen amateurkunsten voor de verschillende kunstdisciplines, van 2003 tot 2009. * groepen die zich opde website aanmeldden (=aantal geregistreerde groepen).2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Creatief Schrijven 28 30Centrum voor Beeldexpressie 315 333 342 335 329 328 326Danspunt 275 300 299 339 341 355 379Koor en Stem 778 819 811 841 822 841 817Kunstwerk(t) 128 125 171 155 116 131 163Muziekmozaïek 194 247 268 284 297 124 135Opendoek 790 786 807 801 823 839 897Vlamo 1.016 1.128 1.645 1.681 1.180 1.189 1.202TOTALEN 3.496 3.738 4.343 4.436 3.908 3.835 3.935Poppunt 4.431* 3.755* 4.080* 4.737* 5.551* 5.939* 5.100*Bron: Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen.cultuur 137


3.17 Gedrukte materialenEvolutie van de gedrukte materialen in de openbare bibliotheken,van 1990 tot 2008, x 1 miljoen.3.18 Audiovisuele materialen.Evolutie van de audio-visuele materialen in de openbarebibliotheken, van 1990 tot 2008, x 1 miljoen.254201510532101990 1995 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 200801990 1995 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008Magazijn Andere NaslagwerkenNon-fictie Fictie JeugdMagazijn Andere VHSDVD CD-ROM CDBron: Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen. Opmerkingen:de categorie magazijn wordt sinds 2006 apart geregistreerd. In 2008vallen de tijdschriften onder de categorie andere.De VHS-cassettes worden van 2006 bij andere geteld omdat ze grotendeelsuit de collectie zijn verdwenen ten nadele van DVD’s. **CD’s werden nietuitgesplitst en werden bij andere geteld in 1990. Wegens het voorlopig kleineaantal werden de daisy-luisterboeken (Contentmanagementsysteem) bij decategorie andere geteld in 2008.Bron: Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen.De totale collectie van de Vlaamse en Brusselse openbarebibliotheken bleef in 2008 vrij stabiel. In totaal omvatdeze collectie inmiddels meer dan 25 miljoen stuks. Degedrukte materialen namen licht toe. Een derde van dezematerialen zijn gericht op de jeugd. In 2008 was er voorhet eerst een lichte afname bij de audiovisuele materialen,vooral toe te schrijven aan de daling bij verouderde dragers.De op dit ogenblik meest gebruikelijke drager, deDVD, stijgt nog ten opzichte van het vorige meetpunt. Deaudiovisuele materialen maken 15,4% van de totale collectieuit. Hoewel er in absolute termen een lichte daling isten opzichte van 2007, is het aandeel van de audiovisuelematerialen in de totale collectie wel verdub<strong>be</strong>ld ten opzichtevan 2000 (8,8%).Er zijn verschillende indicatoren om een idee te krijgenvan de relatieve grootte en kwaliteit van de collectie vaneen bibliotheek. Een eerste indicator is de collectie perinwoner. In 2008 <strong>be</strong>droeg de collectie bijna vier stuks perinwoner. Een andere indicator is de <strong>be</strong>zitscoëfficiënt of deverhouding tussen het aantal werken in de collectie en hetaantal gebruikers. Het gemiddelde was in 2008 16 stuksper gebruiker. Het vernieuwingsritme toont het percentagenieuwe werken in de totale collectie. Dit percentage<strong>be</strong>droeg 7,6% in 2008. Het vernieuwingsritme ligt veelhoger voor de audiovisuele materialen (15,1%) dan voorde gedrukte materialen (7,3%).In 2008 waren in de openbare bibliotheken 2.300 vrijwilligersactief die in totaal jaarlijks meer dan 118.000 urenvrijwilligerswerk presteren. In totaal werden in dat jaarmeer dan 57.000 activiteiten opgezet door de bibliotheken.Deze activiteiten zitten duidelijk in stijgende lijn.De grootste aandelen worden ingenomen door acties inkader van bibliotheekpromotie (infoblad, krantenartikels,update website,…), bibliotheekintroducties en themastands.3.19 Activiteiten bibliothekenActiviteiten van Openbare bibliotheken in 2008, % ten opzichtvan het totaal.35%10%1%9%BibliotheekintroductiesThemastandsTentoonstellingenInternetcursussenAuteurslezingenVoorleessessiesClubs en kringenBevorderingsactiviteitenBibliotheekpromotieBron: Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen.23%14%2%1%5%138vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenleving3.20 Digitale toepassingenAantal digitale toepassingen in de Openbare bibliotheken in2008.TOTAALUren internetgebruik per jaar 1.378.129Aantal elektronische abonnementen 692Raadpleging mediargus * 553.114Raadpleging biblion * 1.474.497Raadpleging keesings historisch archief * 2.583Raadpleging ander abonnement 106.126Link naar Digileen 139Digileen voor alle titels in collectie 37Volledige integratie Digileen 13Bron: Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen.In <strong>Vlaanderen</strong> is een openbare bibliotheek gemiddeld24 uur per week open. Dit aantal heeft <strong>be</strong>trekking op dehoofdbibliotheken. Als we daar de <strong>be</strong>dieningspunten bijtellen,stijgt dit tot ongeveer 36 uur per week. Ongeveeréén derde van de openingsuren zijn ’s avonds of in hetweekend. Bijna elke bibliotheek <strong>be</strong>schikt inmiddels overinternet. Gemiddeld zijn 6 PC’s per bibliotheek hieropaangesloten. Het gemiddeld aantal uren internetgebruikop jaarbasis <strong>be</strong>draagt ongeveer 4.500 uren. Ook maakt de<strong>be</strong>zoeker steeds meer gebruik van de elektronische abonnementenvan de bibliotheken. Eén op 6 van de bibliothekenmaakt het digitaal ontlenen van muziek mogelijk viadigileen.In 2009 subsidieerde de Vlaamse overheid 64 cultuurcentra.Er zijn twee grootstedelijke cultuurcentra: Antwerpenen Brussel. De andere cultuurcentra kennen een onderverdelingin categorie A, B of C. Cultuurcentra van categorieA zijn er in de centrumsteden, en moeten voldoenaan de hoogste infrastructuureisen. Voor categorie B en Czijn er aangepaste infrastructuurvereisten, zowel op vlakvan grootte als uitrusting.Voor de grootsteden Antwerpen en Brussel werd geopteerdvoor een convenant tussen de Vlaamse overheid ende steden. Er blijven nog 13 gemeenten over die volgenshet decreet een gesubsidieerd cultuurcentrum kunnenheb<strong>be</strong>n, maar nog niet van deze mogelijkheid gebruikmaken (potentiële inschaling). De stad Turnhout kreegtot medio 2009 een subsidie voor een cultuurcentrum inde categorie A. Het cultuurcentrum werd toen ondergebrachtin een Autonoom Provincie<strong>be</strong>drijf van de provincieAntwerpen. De Vlaamse overheid sloot een convenantaf met de stad Turnhout om de subsidiëring verder tezetten. Ook met de stad Gent is er een convenant. Volgensde letter van de regelgeving is er geen cultuurcentrum(meer) in Turnhout en Gent, maar in de praktijk en vanuitde cultuurgebruiker <strong>be</strong>keken is dit wel het geval.De opdracht van een cultuurcentrum is drieledig: verhogingvan de participatie aan cultuur, gemeenschapsvormingen cultuurspreiding. Deze laatste opdracht laat zichvooral meten aan de hand van cijfers over het aantal activiteitenen deelnemers. In 2008 vonden er ruim 88 000activiteiten plaats in de Vlaamse cultuurcentra. Ongeveereen kwart daarvan zijn ‘eigen activiteiten’: activiteitenwaarvan het cultuurcentrum de organisator is of tochzeker een <strong>be</strong>duidend inhoudelijke en financiële inbrengheeft. Dit in tegenstelling tot het ruime receptieve aanboddat door individuele of georganiseerde gebruikers (verenigingen,clubs…) wordt georganiseerd in de infrastructuurvan het cultuurcentrum. Heel vaak zullen de cultuurcentraook het receptieve aanbod ondersteunen door het3.21 CultuurcentraSpreiding cultuurcentra in 2009, naar categorie.A B CGrootstad Potentiële inschaling Alternatieve subsidiëringBron: Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen. Turnhout categorie A tot medio 2009.cultuur 139


3.22 Aanbod cultuurcentraAantal activiteiten (eigen, receptief en omkadering) van decultuurcentra en de procentuele verdeling naar soort, in2008.Eigen activiteiten %podiumeducatieve activiteitententoonstellingenoverige activiteiten52,423,33,720,5Totaal eigen activiteiten (N) 22.021Receptieve activiteiten %podiumeducatieve activiteitententoonstellingenoverige activiteiten7,019,20,773,0Totaal receptieve activiteiten (N) 66.824Totaal 88.845Omkadering %inleiding, na<strong>be</strong>spreking, lezing, interviewatlelier, workshoprondleiding, sfeerscheppende activiteitvernissage bij tentoonstelling23,041,628,07,3Totaal omkaderingsactiviteiten (N) 4.109Bron: Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen.ter <strong>be</strong>schikking stellen van technische en organisatorischekennis. In het eigen aanbod is het aanbod aan podiumactiviteiten(theater, dans, muziek…) opvallend. Ruim dehelft van het aantal eigen activiteiten valt onder podium.Dit zijn dan de activiteiten die het hoogst aantal deelnemersnaar het cultuurcentrum lokken.3.23 Verhouding eigen/receptiefVerdeling tussen eigen en receptieve activiteiten in 2007 voorde cultuurcentra in de categorie A, B en C, in %.10090807060504030<strong>2010</strong>0Podium Educatieve Tentoon- Overige Totaalactiviteiten stellingen activiteitenReceptief EigenBron: Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen.Op 1 januari 2009 hadden 224 van de 327 Vlaamse enBrusselse gemeenten en de Vlaamse Gemeenschapscommissieeen gesubsidieerde cultuur<strong>be</strong>leidscoördinator indienst. Dit zijn elf gemeenten meer dan op 1 januari 2008.Begin 2009 <strong>be</strong>schikten daarmee bijna zeven op tien van deVlaamse en Brusselse gemeenten en de Vlaamse Gemeenschapscommissieover een gesubsidieerde cultuur<strong>be</strong>leidscoördinatoren een cultuur<strong>be</strong>leidsplan. Koplopers zijn deprovincies Limburg en West-<strong>Vlaanderen</strong> waar bijna viervijfde van de gemeenten een gesubsidieerde cultuur<strong>be</strong>leidscoördinatorheb<strong>be</strong>n. De provincie Oost-<strong>Vlaanderen</strong>is de hekkensluiter met iets meer dan de helft van de gemeentendie in het decreet zijn ingestapt.JeugdwerkaanbodRuimte voor jongeren was de voorbije jaren een <strong>be</strong>langrijkedoelstelling van de Vlaamse Regering. Ook voorde nieuwe legislatuur blijft dit een <strong>be</strong>langrijke prioriteit.Hierna komt het lokale aanbod van ruimte voor de jeugdaan bod: de aanwezigheid van speelbossen of speelzones,van jeugdcentra, van afdelingen van jeugd<strong>be</strong>wegingen,3.24 SpeelbosAanwezigheid van een speelbos of expliciete speelzone in een bos, in 2007.Ja Nee On<strong>be</strong>kendBron: Cijferboek gemeentelijk jeugdwerk<strong>be</strong>leid 2008-<strong>2010</strong>.140vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenleving3.25 Gemeentelijke jeugdcentraVlaamse gemeenten met een gemeentelijk jeugdcentrum, van1998 tot 2007, in %.302520151053.27 JeugdverblijfcentraErkende jeugdverblijfcentra naar type en erkende overnachtingscapaciteit(in <strong>be</strong>dden), in 2009.AantalcentraAantal erkendeovernachtingcapaciteit (per dag)Jeugdverblijven type A 113 6.164Jeugdverblijven type B 139 8.391Jeugdverblijven type C 141 12.611Hostels 13 1.229Bron: Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen.01998 2001 2004 2007Bron: Cijferboek gemeentelijk jeugdwerk<strong>be</strong>leid 2008-<strong>2010</strong>.van jeugdverblijfcentra, van jeugdhuizen en van jongereninformatiepunten.Daarna wordt het globale aanbodvan jeugdwerkinitiatieven in de jeugdwerkindex <strong>be</strong>kekenen wordt kort ingegaan op de subsidies aan landelijkejeugdvereningen.Zes op tien van de Vlaamse gemeenten heb<strong>be</strong>n een speelbosof expliciete speelzone in een bos op hun grondgebied,<strong>be</strong>schikbaar voor het jeugdwerk.Het percentage gemeenten in <strong>Vlaanderen</strong> dat <strong>be</strong>schikt overeen gemeentelijk jeugdcentrum stijgt ten opzichte van 2004.Het gemeente<strong>be</strong>stuur kan daarnaast verschillende typesinfrastructuur ter <strong>be</strong>schikking stellen van het jeugdwerk.Een sterke toename is er voor de skateparken, de repetitielokalen(geschikt voor pop- en rockmuzikanten) en delokalen voor tienerwerking.Meer en meer gemeenten bouwen een eigen fuif<strong>be</strong>leid uitmet als basis het streven naar minstens 1 geschikte fuiflocatieop hun grondgebied. In <strong>Vlaanderen</strong> zijn er gemiddeldbijna drie fuifzalen per gemeente.Er is een lichte stijging in het aantal afdelingen vanjeugd<strong>be</strong>wegingen ten opzichte van 2007, maar ten opzichtevan 2000 is er een daling. Naast fusioneringen,speelt ook schaalvergroting en de toegenomen mobiliteitvan de jeugd (en hun ouders) een rol. Dit fenomeen hangtnauw samen met schaalvergroting in andere domeinen,zoals in het onderwijs. Als kinderen niet in het eigendorp naar school kunnen en zich hiervoor verder moetenverplaatsen, wordt de stap kleiner om dit ook in de vrijetijd te doen. De chiro- en scoutsverenigingen kennen nogsteeds de <strong>be</strong>ste spreiding over <strong>Vlaanderen</strong>. Gemiddeldzijn er bij de grote jeugd<strong>be</strong>wegingen ongeveer 5 kinderenper <strong>be</strong>geleider.Naast de spreiding is de kwaliteit van het aanbod vande erkende landelijke georganiseerde jeugdverenigingeneen <strong>be</strong>langrijk aandachtspunt voor het <strong>be</strong>leid. Sinds 2000zijn er nieuwe criteria van kracht voor het toekennen vanattesten aan jeugdwerkers. Deze criteria zijn in de eersteplaats <strong>be</strong>doeld om de cursussen kadervorming vande erkende landelijk georganiseerde jeugdverenigingenkwalitatief te onderbouwen. De cursisten volgen naast hettheoretische programma ook een stage in het jeugdwerk.In 2009 werden 5.654 attesten uitgereikt, wat een daling isten opzichte van de voorgaande jaren.In totaal zijn er meer dan 400 erkende jeugdverblijfcentramet een totale overnachtingcapaciteit van ruim 28.000<strong>be</strong>dden.Vanaf de jaren negentig zitten jeugdhuizen in de lift. Intotaal zijn er naar schatting 500 jeugdhuizen in <strong>Vlaanderen</strong>.In 2008 waren er 369 jeugdhuizen aangesloten bijFormaat (Federatie van Jeugdhuizen en Jongerencentra).In 1994 was dit nog niet de helft. Niet alle jeugdhuizen zijnaangesloten bij Formaat.3.26 Jeugd<strong>be</strong>wegingenEvolutie van het aantal afdelingen van de jeugd<strong>be</strong>wegingen, van 2000 tot 2008.2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008Chiro 1.110 1.026 995 1.002 985 985 968 961 961FOS 53 53 55 55 55 56 56 54 52KSA-VKSJ-KSJ 306 309 302 299 314 297 288 288 288VVKSM / Scouts en Gidsen 603 628 654 588 583 656 575 560 565VNJ 78 66 60 54 58 36 36 30 28KLJ 314 307 301 298 296 295 291 285 309Totaal 2.464 2.389 2.367 2.296 2.291 2.325 2.214 2.178 2.203Bron: Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen.cultuur 141


3.28 JeugdhuizenAantal jeugdhuizen aangesloten bij Formaat, van 1994 tot2008.400350300250200150100500199419951996199719981999200020012002200320042005200620072008De index lokaal jeugdwerk of jeugdwerkindex drukt hetaantal lokale jeugdwerkinitiatieven uit per 1.000 jongeinwoners (0 t.e.m. 24 jaar). Deze index geeft met anderewoorden de “densiteit” van het jeugdwerk weer. In totaalwaren er in 2007 in <strong>Vlaanderen</strong> ongeveer 6.300 initiatieven.Hiervan wordt er 4 op 5 particulier georganiseerden 1 op 5 gemeentelijk. Bij de <strong>be</strong>rekening van de indexwerden particuliere en gemeentelijke initiatieven samengevoegd.Er zijn 3,70 jeugdwerkinitiatieven per 1.000inwoners of ongeveer één jeugdwerkinitiatief per 270kinderen en jongeren. West-<strong>Vlaanderen</strong>, Limburg en deAntwerpse Kempen heb<strong>be</strong>n het ruimste aanbod.In 2009 worden 66 landelijke jeugdverenigingen gesubsideerd.Daarnaast worden ook 10 cultuureducatieve verenigingen,6 experimentele jeugdwerkinitiatieven en 22verenigingen voor participatie en informatie ondersteund.Bron: Vlaamse Federatie Jeugdhuizen.Jongereninformatiepunten zijn laagdrempelige en toegankelijkevoorzieningen waar kinderen, tieners en jongerenmet hun vragen terecht kunnen. Alle JIPS samen <strong>be</strong>antwoordenongeveer 14.000 vragen per jaar. In <strong>2010</strong> zijner 56 erkende JIPS. Het netwerk van jongereninformatiepuntenwerd in de jaren ’90 opgericht door vzw Deltaom een goed informatieaanbod voor jongeren op lokaalniveau te verzekeren. Op haar hoogtepunt had Delta meerdan 100 JIPS in <strong>Vlaanderen</strong>. VIP Jeugd nam 88 JIPS bijoprichting over. Aanvankelijk verwaterde de dagelijksewerking en bleven er slechts 38 JIPS over. Daarom ontwikkeldeVIP Jeugd een andere aanpak waarbij meerklantintiem wordt gewerkt en een aanpak op maat voorelke speler wordt ontwikkeld. Momenteel zitten de JIPSdan ook terug in stijgende lijn.3.30 Ondersteunde verenigingenOverzicht van de ondersteunde verenigingen en de experimentelejeugdwerkinitiatieven, stand van zaken in <strong>2010</strong>.Aantal SubsidieperiodeLandelijk erkende verenigingen 66 2008-<strong>2010</strong>Cultuureducatieve verenigingen 9 2009-20111 2007-2009Verenigingen participatie en informatie 22 2008-2011thematisch infokinderrechtenparticipatie aan het <strong>be</strong>leid1246Exprimentele jeugdwerkinitiatieven 6 2009Bron: Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen.3.29 JeugdwerkindexAantal jeugdwerkinitiatieven (particulier + gemeentelijk) per 1.000 jongeren, in 2007.8,00 - 17,46 (7) 5,80 - 7,99 (28) 4,20 - 5,78 (91)2,86 - 4,19 (113) 0,13 - 2,85 (75) On<strong>be</strong>kend (13)Bron: Cijferboek gemeentelijk jeugdwerk<strong>be</strong>leid 2008-<strong>2010</strong>.142vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenleving3.31 Deelname podiumkunstenEvolutie van de deelname aan de podiumkunsten, in 2000, 2004 en 2009, in %.2000 2004 2009Nooit Eénmalig Meermaals Nooit Eénmalig Meermaals Nooit Eénmalig MeermaalsKlassiek concert/festival 63,9 18,2 17,9 69,6 15,1 15,4 67,0 14,9 15,4Rock -of popconcert/festival 70,3 17,5 12,2 66,9 18,2 14,9 65,1 18,0 16,9Jazz -of bluesconcert/festival 86,6 9,2 4,2 89,8 6,7 3,6 85,5 9,4 5,1Folkloristisch -of traditioneel 72,6 19,6 7,9 81,9 13,3 4,8 86,5 9,3 4,2concert/festivalOpera 87,1 9,4 3,5 92,6 5,5 1,9 92,4 5,5 2,1Ballet -of dansvoorstelling 83,2 12,4 4,3 81,8 12,8 5,4 82,0 12,3 5,8Theater -of toneelvoorstelling 50,0 24,5 25,4 56,6 20,3 23,0 55,5 22,5 22,0Bron: SCV-survey.Kunsten en ErfgoedDe vorige legislatuur kenmerkte zich door de invoeringvan het Kunstendecreet. De invoering van dit decreetheeft zeker zijn vruchten afgeworpen. Zowel organisatorischals artistiek inhoudelijk verandert het kunstenlandschapzeer snel. Het <strong>be</strong>leid plant een grondige evaluatievan het Kunstendecreet en de uitvoering ervan om het<strong>be</strong>leid maximaal af te stemmen op de evoluties in de sector.Belangrijk punt hierbij is de participatie en de matewaarin kansengroepen worden <strong>be</strong>reikt. <strong>Vlaanderen</strong> heefteen bijzonder rijke culturele geschiedenis en traditie dienog dagelijks verrijkt wordt met nieuwe en waardevolleelementen. Cultureel erfgoed is een jong <strong>be</strong>leidsveld. Hetondersteunen en subsidiëren van cultureel-erfgoedorganisatiesvormt samen met het <strong>be</strong>schermen van cultureelerfgoed de twee <strong>be</strong>langrijke pijlers van het cultureelerfgoed<strong>be</strong>leid.Het Cultureel-erfgoeddecreet van 2008heeft <strong>be</strong>trekking op het roerend en immaterieel erfgoed.Het cultureel-erfgoed<strong>be</strong>leid wordt gekenmerkt door eengeïntegreerd en integraal <strong>be</strong>leid, met aandacht voor devier basisfuncties en afstemming op andere <strong>be</strong>leidsveldenen -domeinen, en een complementair <strong>be</strong>leid ten overstaanvan andere <strong>be</strong>stuursniveaus.De subsidiëring van de zorg voor en de ontsluiting vancultureel erfgoed door de Vlaamse Gemeenschap is delaatste vijftien jaar zeer geleidelijk gegroeid. In dit deel zalde participatie aan verschillende componenten van kunsten aan het cultureel erfgoed geschetst worden. Daarna zalvoor elk van deze componenten ook het aanbod in <strong>be</strong>eldgebracht worden.ParticipatieDe participatie aan de podiumkunsten, het film<strong>be</strong>zoek, hetleesgedrag en de participatie aan het cultureel erfgoedkomen aan bod.PodiumkunstenEcht grote verschuivingen in de participatie aan podiumkunstenzijn er niet het voorbije decennium. Hetmeermaals bijwonen van een rock- of popconcert istoegenomen. Het bijwonen van een jazz- of bluesconcertneemt toe ten opzichte van 2004. Het bijwonen van eenklassiek concert is vrij stabiel, maar ten opzichte van2000 is er wel een lichte daling. Het bijwonen van eenfolkloristisch –of traditioneel concert daalt duidelijk. Departicipatie bij theatervoorstellingen loopt licht terug tenopzichte van 2000 maar is stabiel ten opzichte van 2004.Het opera<strong>be</strong>zoek ligt lager dan in 2000. Maar de recenterecijfers lijken meer realistisch omdat 2000 een éénmaligeuitschieter blijkt te zijn.In 2009 zegt een vijfde van de <strong>be</strong>volking naar een cabaret,stand-up comedian, revue of show geweest te zijn.Musicals, concerten met wereldmuziek en concerten metkleinkunst of chansons kunnen meer dan 10% van deVlamingen <strong>be</strong>koren.In 2009 woonden mannen sommige types van muziekconcertenmeer bij dan vrouwen. Dit is vooral het geval bijpop en rockconcerten, jazz- en bluesconcerten en traditioneleof folkloristische concerten. Ook het naar een cabaret,stand-up comedian, revue of show gaan ligt iets hoger bijde mannen dan bij de vrouwen. Ballet- en dansvoorstellingenzijn populairder bij vrouwen dan bij mannen.Naar leeftijd vallen vooral de vrij goede scores van dejongste leeftijdscategorie op. Sommigen genres kenneneen sterk verval naarmate men in een hogere leeftijdscategoriezit zoals de pop- en rockconcerten, concerten methouse,techno of drum’n bass en de jazz- en bluesconcer-3.32 PodiumkunstenDeelname aan de podiumkunsten in 2009, in %.Naar een cabaret, stand-up comedian, revue of show gaan 19,5Een musical bijwonen 14,3Naar een concert of festival met wereldmuziek gaan 12,9Naar een concert met kleinkunst of chansons gaan 11,6Naar een concert of festival met fanfare, harmonie, brassband 9,2of parademuziek gaanNaar een concert of festival met house, techno, drum’n bass, 7,1DJ-set gaanNaar een concert of festival met populaire Vlaamse muziek, 7,110 om te zien, schlagers of levenslied gaanBron: SCV-survey.cultuur 143


3.33 Hoogopgeleide deelnemers per laagopgeleideVerhouding tussen het aandeel hoogopgeleide en laagopgeleidedeelnemers aan podiumkunsten.Naar een concert of festival metpopulaire Vlaamse muziek, 10 om tezien, schlagers of levenslied gaanNaar een concert of festival met house,techno, drum’n bass, DJ-set gaanTheater -of toneelvoorstellingEen musical bijwonenNaar een cabaret, stand-up comedian,revue of show gaanOperaFolkloristisch -of traditioneelconcert/festivalNaar een concert of festival metfanfare, harmonie, brassband ofparademuziek gaanBallet -of dansvoorstellingKlassiek concert/festivalJazz -of bluesconcert/festivalten. Voor andere genres is het verval minder scherp zoalsvoor concerten met kleinkunst, klassieke concerten entheater<strong>be</strong>zoek. Opera<strong>be</strong>zoek en concerten met fanfare ofharmonie zijn gelijkmatig verdeeld over alle leeftijden.Naar opleiding zijn er sterke verschillen. Zo zijn de verschillenvoor concerten met populaire Vlaamse zangers enconcerten met house, techno of drum’n bass zeer <strong>be</strong>perkt.Ook theatervoorstellingen en musicals zijn nog redelijkdemocratisch genres. Voor alle andere genres zijn er minstensdrie hoogopgeleiden voor elke laagopgeleide.In 2008 zijn er in totaal ongeveer 2,6 miljoen toeschouwersin de gesubsidieerde cultuurcentra. Wat een duidelijke toenameis ten opzichte van ongeveer 2,3 miljoen toeschouwerin 2005. Het merendeel van de voorstellingen wordt gegevendoor professionele uitvoerders. Theater en populairemuziek trekken het meeste toeschouwers. Beide zijn ongeveergoed voor ongeveer een kwart van de deelnemers.FilmMeer dan de helft van de Vlamingen <strong>be</strong>zocht in 2009 eenbioscoop. Dit cijfer is de afgelopen 10 jaar min of meerstabiel. De meeste <strong>be</strong>zoekers participeren meermaals.Deze resultaten liggen in de lijn van voorgaande jaren.Naar een concert of festival metwereldmuziek gaanRock -of popconcert/festivalNaar een concert met kleinkunstof chansons gaan0 1 2 3 4 5 6 7 8Hoogopgeleid = universitair + Nuho, laag opgeleid = geen of lager onderwijs+ lager secundair. Indien deze verhouding 1 is, is er geen verschil.Bron: SCV-survey 2008.3.34 Deelnemers podiumkunsten in cultuurcentraEvolutie van het aantal deelnemers aan podiumactiviteiten georganiseerddoor een cultuurcentrum, in 2005 en 2008.2005 2008 2005 2008Professionele uitvoerders AmateurkunstenaarsTheater 609.445 616.590 27.435 37.239Dans 73.350 90.050 6.355 11.137Populaire muziek 414.739 593.431 79.331 106.350(incl. musical)Klassieke muziek 93.833 106.163 8.241 11.999(incl. opera)Wereldmuziek, 143.077 126.564 12.510 42.851jazz, folkMuziektheater 92.005 95.691 3.172 5.057Literatuur 18.847 21.375 1.066 473Amusement (incl. 232.372 292.677 25.321 20.257humor, cabaret)Film, audiovisuele 417.496 473.316 10.965 2.054en nieuwe mediaTotaal 2.095.164 2.415.857 174.396 237.417Bron: Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen.3.35 Toeschouwers Vlaamse filmsEvolutie toeschouwers Vlaamse films en marktaandeelVlaamse film, van 2003 tot 2009.Totaal Aantal films Per film Marktaandeel (%)2003 1.048.280 7 149.7512004 566.763 12 47.3202005 615.000 19 32.368 4,82006 920.524 12 76.710 6,752007 1.159.742 17 68.220 7,782008 1.865.814 22 84.809 9,452009 1.606.448 26 61.786 >10Bron: jaarverslag VAF 2009.3.36 Bioscoop<strong>be</strong>zoekBioscoop<strong>be</strong>zoek in 2009, naar leeftijd, in %.10090807060504030<strong>2010</strong>018-24j 25-34j 35-44j 45-54j 55-64j 65-74j 75+Bron: SCV-survey 2009.144vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenleving3.37 Toeschouwers bioscopenAantal filmtoeschouwers per jaar, in België en de gewesten, van 2004 tot 2008.Aantal toeschouwers per jaar 2004 2005 2006 2007 2008België 24.116.224 22.096.786 23.929.057 22.676.549 21.922.504Vlaams Gewest 11.641.621 10.640.291 11.657.279 11.235.858 10.844.070Brussels Hoofdstedelijk Gewest 4.606.013 4.084.643 4.322.277 4.023.630 3.947.458Waals Gewest 7.868.590 7.371.852 7.949.501 7.417.061 7.130.976Bron: ADSEI.Naar geslacht is er geen verschil. Bioscoop<strong>be</strong>zoek is welduidelijk een aangelegenheid van jongeren. Meer dan negenop tien van de 18- tot 24-jarigen is participant. Achtop tien van de hoogopgeleiden opgeleiden <strong>be</strong>zocht eenbioscoop, bij de laagopgeleiden is dit slechts drie op tien.In 2008 verkochten de Vlaamse bioscopen ruim 10,8 miljoentickets. Daarmee is de ticketverkoop het voorbijejaar licht gedaald. De <strong>be</strong>zettingsgraad van de zitplaatsen<strong>be</strong>draagt ongeveer 14%. Een gemiddelde zaal had in 2008bijna 42.000 <strong>be</strong>zoekers. Het Vlaamse Gewest blijft de regiomet het minste aantal <strong>be</strong>zoeken per inwoner.In 2009 zijn er in totaal 1,6 miljoen <strong>be</strong>zoekers naar 26Vlaamse (co)producties gaan kijken in de bioscoop. Hettotale aantal <strong>be</strong>zoekers voor Vlaamse films daalde daarmeewat. Dit ligt binnen de lijn van de verwachtingengezien de sterke invloed van de succesfilm “Loft” op hettoeschouwersaantal van 2008. Het lokale marktaandeelvan de Vlaamse film bleef in 2009 verder toenemen.LeesgedragEr worden meer boeken gelezen. 63% van de Vlamingenlas in 2009 een boek. In 1998 was dit 55% en in 2007 wasdit 61%. Vrouwen (67%) lezen meer dan mannen (60%).Naar opleidingsniveau is er een duidelijk verschil. Bijhoogopgeleiden ligt het percentage tweemaal hoger danbij laagopgeleiden. Jongeren lezen wat meer dan ouderen,maar het verval naar leeftijd blijft <strong>be</strong>perkt.ErfgoedOngeveer de helft van de <strong>be</strong>volking <strong>be</strong>zoekt jaarlijks eenmuseum, een tentoonstelling of een galerij. Dit cijfer isover de jaren vrij stabiel. Naar geslacht zijn er geen significanteverschillen. De participatie van de 75-plussers ligtduidelijk onder het gemiddelde: minder dan één op vijfheeft een museum, tentoonstelling of galerij <strong>be</strong>zocht. Bijde andere leeftijdsgroepen wordt minstens één op twee<strong>be</strong>reikt. Naar opleidingsniveau is er een duidelijk onderscheid.Meer dan driekwart van de hoogopgeleiden heeftminstens één museum <strong>be</strong>zocht in het voorbije jaar. Bij delaaggeschoolden <strong>be</strong>zocht minder dan een derde minstenséén museum. Ongeveer vier op tien <strong>be</strong>zocht een museum,een tentoonstelling of een galerij in België. Een derde vande <strong>be</strong>volking <strong>be</strong>zocht een museum in het buitenland.Ongeveer de helft van de Vlaamse <strong>be</strong>volking zegt in 2009een <strong>be</strong>zienswaardig gebouw of monument <strong>be</strong>zocht teheb<strong>be</strong>n, één op vijf nam deel aan een historische wandelingen één op 10 woonde een herdenkingsfeest ofhistorische optocht bij. Meer mannen dan vrouwengingen naar historische optochten of herdenkingsfeesten.Voor historische wandelingen en <strong>be</strong>zoeken aan <strong>be</strong>zienswaardighedenof monumenten is er geen verschil naargeslacht. De deelname aan een historische wandeling ligtwat hoger dan gemiddeld voor de 54- tot 75-jarigen. Van3.38 LezenLezen van een boek naar leeftijd in 2009, in %.90807060504030<strong>2010</strong>018-24j 25-34j 35-44j 45-54j 55-64j 65-74j 75+Bron: SCV-survey 2009.3.39 Museum<strong>be</strong>zoekFrequentie van het <strong>be</strong>zoek aan een museum, tentoonstellingof galerij in 2009, naar opleiding, in %.90807060504030<strong>2010</strong>0Laag opleidingsniveauHoog opleidingsniveauBron: SCV-survey 2009.In buitenland In België TotaalMiddencultuur 145


3.40 ErfgoedactiviteitenDeelname aan drie erfgoedactiviteiten in 2009, naar opleiding,in %.90807060504030<strong>2010</strong>0Bezoek <strong>be</strong>zienswaardig Historische Historische optochtgebouw of monument wandeling of herdenkingsfeestLaagHoogSCV-survey 2009.Middendeze groep neemt een kwart deel, bij de 75-plussers daaltdit echter tot één op tien. Voor de historische optochtenen het <strong>be</strong>zoek aan een monument zijn er minder duidelijkeverschillen naar leeftijd, al ligt ook voor deze activiteitende participatie van de 75-plussers op een lager niveau.Naar opleidingsniveau zijn de verschillen het duidelijkst.Voor de drie activiteiten participeren de lager opgeleidenduidelijk minder dan de hoger opgeleiden.Voor een aantal grote erfgoedevenementen is er informatierond de deelname van organisaties. Het Erfgoedweekendtrekt de voorbije jaren meer dan 200.000<strong>be</strong>zoekers. In het aantal georganiseerde activiteiten is ereen daling. Verschillende activiteiten die oorspronkelijkafzonderlijk zijn aangemeld, werden vanaf 2008 samengenomenonder een overkoepelende aankondiging. In realiteitis er dan ook eerder een status quo van de activiteiten.Het aantal activiteiten voor de Week van de Smaak zit instijgende lijn. De Open Monumentendag trekt ongeveereen half miljoen <strong>be</strong>zoekers. In 2009 namen 194 gemeentendeel met in totaal 550 te <strong>be</strong>zichtigen monumenten.Kwaliteitsvol aanbodHet podiumkunstenaanbod, het filmaanbod, de boekenverkoopen het cultureel erfgoed komen hieronder aan bod.PodiumaanbodOp basis van de UiTdatabank van Cultuurnet kan eenruwe inschatting gemaakt worden van het globale aanbodaan podiumkunsten in <strong>Vlaanderen</strong>. De invoer ge<strong>be</strong>urtdecentraal en activiteiten van grote gemeenten zijn daardoormeer opgenomen dan activiteiten in middelgrote enkleine gemeenten. Het kunstenaanbod is de meest volledigingevulde sector in de UiTdatabank . Daarom geefthet voor deze sector de meest volledige inschatting vande werkelijkheid. Het dans-, muziek- en theateraanbodomvat ongeveer 45.000 evenementen. Daarbij moet welrekening gehouden worden met dub<strong>be</strong>ltellingen. Eenvoorstelling kan bijvoor<strong>be</strong>eld zowel een keer als dansgeteld worden en daarnaast een keer als muziek.Het podiumaanbod dat zich in de cultuurcentra afspeeltkan vrij accuraat in kaart gebracht worden. Meer dan16.000 podiumactiviteiten vinden plaats in de cultuurcentra.In Brussel worden de gemeenschapscentra ondersteunddoor de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Anno 2009vonden er 624 theatervoorstellingen en 456 concerten indeze gemeenschapscentra plaats.FilmaanbodDat er zich voor de bioscopen een sterke concentratieheeft voltrokken, blijkt ook uit de cijfers over het aantalbioscoopzalen. De voorbije jaren werden nog een vijfhonderdtalzalen in België geteld, waarvan ongeveer dehelft in <strong>Vlaanderen</strong>. In de jaren zestig was dit nog ongeveerhet drievoudige, <strong>be</strong>gin jaren negentig werd de negatievetrend omgebogen. In 2000 was er terug een stagnatie.De voorbije jaren stijgt het aantal zalen in <strong>Vlaanderen</strong>3.41 Deelname erfgoedactiviteitenAantal deelnemende organisaties, aantal activiteiten van de Erfgoeddag, Week van de Smaak en aantal deelnemende gemeentenaan de Open Monumentendag, van 2000 tot 2009.2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Erfgoeddag (tot 2004: Erfgoedweekend)aantal deelnemende organisaties 232 428 398 397 436 507 460 400 471aantal activiteiten n.b. n.b. 561 778 738 814 692 600 648Week van de Smaakaantal deelnemende organisaties 451 703 880 851aantal activiteiten 696 1.240 1.083 1.185Open Monumentdag <strong>Vlaanderen</strong>aantal deelnemende gemeenten 203 219 215 244 243 205 211 210 193Bron: FARO, Vlaams Steunpunt voor cultureel erfgoed.146vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenleving3.42 KunstenaanbodAantal activiteiten op basis van thema’s in de UiTdatabank, in 2009.Aantal evenementenMuziek 31.916Theater 9.961Dans 3.133Beeldende kunsten 11.610Architectuur en Vormgeving 2.512Audiovisuele kunsten 663Literatuur 2.927Film 13.989Bron: UiTdatabank.3.43 Podiumkunsten in cultuurcentraAantal podiumactiviteiten in 2008, eigen en receptief.EigenactiviteitenReceptieveactiviteitenEigenactiviteitenBron: Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen.ReceptieveactiviteitenProfessionele uitvoerders AmateurkunstenaarsTheater 3.861 368 233 1.236Dans 503 25 32 483Populaire muziek 1.324 212 124 478(incl. musical)Klassieke muziek 607 151 41 397(incl. opera)Wereldmuziek,517 100 31 54jazz, folkMuziektheater 527 30 32 48Literatuur 176 73 8 47Amusement (incl. 967 121 118 142humor, cabaret)Film, audiovisuele 2.432 492 12 248en nieuwe mediaTotaal 10.914 1.572 631 3.133opnieuw tot 260. Ook het totale aantal vertoningen stijgtsinds 2004. In een zaal lopen jaarlijks gemiddeld dertienhonderdvertoningen. Opvallend is, dat <strong>Vlaanderen</strong> vande drie gewesten het minst aantal zalen per honderdduizendinwoners heeft, al is er in tegenstelling tot de anderegewesten wel een toename ten opzichte van 2004.In 2009 keurde het Vlaams Audiovisueel Fonds 51 projectengoed die internationaal gecofinancierd werden. Ditis een duidelijke stijging ten opzichte van de voorgaandejaren. In 2006 waren dit er nog maar 32.BoekenverkoopIn 2009 groeide de boekenverkoop met bijna 10% in omzeten bijna 6% in aantal boeken. De kinderboeken (+12%)en de non-fictie vrije tijd (+16%) gingen er op vooruit. Hetaandeel van de non-fictie vrije tijd is gestegen naar bijnaeen kwart van de totale verkoop.Eén boek op vier is duseen non-fictie vrije tijd boek. Vooral kookboeken doen heterg goed. De fictie en literaire non-fictie nemen eveneenseen kwart van de verkoop in. Strips blijven het goed doenin <strong>Vlaanderen</strong> en kennen een ruime verkoop.ErfgoedaanbodHet cultureel erfgoed kan opgedeeld worden in subsectoren:musea, culturele archieven, erfgoedbibliotheken,volkscultuur en immaterieel erfgoed.In 2009 waren er 57 erkende musea en 9 erkende culturelearchiefinstellingen. Daarnaast waren er 18 cultureelerfgoedconvenantsmet 81 deelnemende gemeenten.3.44 Gemeenschapscentra BrusselGemeenschapcentra in enkele cijfers, 2009.Eigen activiteitenAantalactiviteitenAantaldeelnemersReceptieve activiteitenAantalactiviteitenAantaldeelnemersTheatervoorstellingen363 45.847 261 6.506Concerten 292 50.379 164 11.045Repetities en825 6.026 1.369 16.981voor<strong>be</strong>reidingcreatiesSportactiviteiten 679 11.721 3.895 72.170Cursusdagen 6.592 113.714 7.784 158.417Bron: Jaarverslag VGC 2009.3.46 BoekenverkoopBoekenverkoop in 2009.% van totaalaantal stuks% van totalewaardeStrips 11,7 4,9Non-Fictie Informatief 13,8 19,5Non-Fictie Vrije Tijd 23,9 25,9Fictie en Literaire Non-Fictie 24,1 25,1Kinderboeken 23,9 18,3Anderen 2,6 6,3Absoluut aantal en waarde 13.083.900 183.400.000Bron: boek.<strong>be</strong>, GFK jaar rapportage.3.45 BioscoopaanbodAantal bioscoopzalen, zitplaatsen en vertoningen in België en de gewesten, in 2004 en 2008.2004 2008Zalen Zitplaatsen Vertoningen Zalen Zitplaatsen VertoningenVlaams Gewest 239 51.905 285.645 260 56.674 339.715Brussels Hoofdstedelijk Gewest 67 15.281 107.796 67 15.294 103.836Waals Gewest 187 40.564 230.291 164 35.186 213.712Totaal 493 107.750 623.732 491 107.154 657.263Bron: ADSEI.cultuur 147


3.47 ErfgoedSpreiding erkende musea, deelnemende gemeenten erfgoedconvenants, erkende archiefinstellingen en topstukken in publiek<strong>be</strong>zit, in 2008.Erfgoedconvenant 1 erkend museum 1 culturele archiefinstellingErfgoedconvenant in <strong>2010</strong>2 of 3 erkende musea 2 culturele archiefinstellingenErfgoedconvenant met VGC7 of 9 erkende musea 3 culturele archiefinstellingenAantal topstukken in publiek <strong>be</strong>zitBron: Agentschap Kunsten en Erfgoed.Vanaf 2009 werden er ook cultureel-erfgoedconvenantsgesloten met de 5 provincies voor de ontwikkeling vaneen regionaal depot<strong>be</strong>leid.Het aantal erkende musea is de voorbije jaren geleidelijktoegenomen. Sinds 1998 kunnen musea een erkenningaanvragen. In 1999 werden 28 musea voor het eerst erkend.Deze musea voldoen aan minimale internationalekwaliteitscriteria, die blijvend getoetst worden. In 2009waren er 57 erkende musea of samenwerkingsverbanden.Ook culturele archiefinstellingen en erfgoedbibliothekenkunnen een kwaliteitsla<strong>be</strong>l verkrijgen. Enkel de erkende3.48 Evolutie erkende musea en erfgoedconvenantsEvolutie van het aantal erkende musea of samenwerkingsverbandenen erfgoedconvenants, van 1999 tot 2009.60504030<strong>2010</strong>01999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Erkende museaBron: Agentschap Kunsten en Erfgoed.Erfgoedconvenantsmusea en culturele archiefinstellingen ingedeeld bij hetVlaamse niveau worden structureel gesubsidieerd. Hetsamenwerkingsverband ‘Vlaamse Erfgoedbibliotheek’wordt eveneens gesubsidieerd. Naast deze erkende collectie<strong>be</strong>herendecultureel-erfgoedinstellingen zijn er nogde instellingen van de Vlaamse Gemeenschap: het Kasteelvan Gaas<strong>be</strong>ek, het Museum van Hedendaagse Kunst(MuHKA) en het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten(KMSKA). Ook deze drie instellingen voldoen aande erkenningsvoorwaarden. Tot slot zijn er nog heel watniet-erkende collectie<strong>be</strong>herende cultureel-erfgoedinstellingen.Het meest actuele en volledige overzicht (erkend +niet-erkend) van de <strong>be</strong>langrijkste musea is te vinden op dewebsite van tento.<strong>be</strong>. Deze website <strong>be</strong>vat informatie overmeer dan 600 Vlaamse en Brusselse musea.Naast de erkenning van musea, culturele archiefinstellingenen erfgoedbibliotheken is er de formule van decultureel-erfgoedconvenants. Elke stad of ieder samenwerkingsverbandtussen steden (totaal inwonersaantalminimaal 20.000) kan een aanvraag indienen om eencultureel-erfgoedconvenant met de Vlaamse overheid tesluiten. Door deze overeenkomst met resultaatsverbintenis<strong>be</strong>oogt men een duurzaam en integraal <strong>be</strong>leid met<strong>be</strong>trekking tot het culturele erfgoed op lokaal niveau.Het aantal afgesloten cultureel-erfgoedconvenants stijgtelk jaar. Ook met de vijf provincies werd vanaf 2009 eencultureel-erfgoedconvenant gesloten, dit met het oog opde ontwikkeling van een regionaal depot<strong>be</strong>leid.De erkende musea, culturele archiefinstellingen, erfgoedbibliothekenen cultureel-erfgoedconvenants zijn al vrijgoed verspreid over <strong>Vlaanderen</strong>, maar er zijn nog eenaantal witte vlekken.148vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenleving3.49 Digitalisering in <strong>Vlaanderen</strong>Status van de digitaliseringsactiviteiten. Het percentage vande analoge collectie(s): (1) dat niet dient gedigitaliseerd teworden, (2) dat reeds is gedigitaliseerd, (3) dat nog dientgedigitaliseerd te worden.NietdigitaliserenReedsdigitaalNogdigitaliserenArchiefinstelling 34,4 9,3 56,2Audiovisuele instelling 42,5 10,0 47,5Museum 10,9 42,6 46,6Bibliotheek 75,0 1,0 24,0Ander type 21,9 22,5 55,6Bron: NUMERIC.Ook culturele archieven en erfgoedbibliotheken zijn<strong>be</strong>langrijk voor het Vlaamse cultureel-erfgoed<strong>be</strong>leid. Deoverheid stimuleert de culturele archiefwerking in al haaraspecten en wil het publieke draagvlak voor het culturelearchivalisch erfgoed verhogen om de zorg voor en deontsluiting van dit erfgoed te realiseren. In totaal zijn er 9gesubsidieerde archief- en documentatiecentra en 3 Nederlandstaligearchieven in Brussel. De overheid subsidieerteveneens een samenwerkingsverband van een representatievegroep van erfgoedbibliotheken, de VlaamseErfgoedbibliotheek.Het <strong>be</strong>leid voorziet ook in de <strong>be</strong>scherming van roerendcultureel erfgoed van uitzonderlijk <strong>be</strong>lang: deze staansamen op een <strong>be</strong>perkte lijst van zeldzame en onmisbaretopstukken. Voor deze topstukken gelden <strong>be</strong>schermingsmaatregelenmet <strong>be</strong>trekking tot fysische ingrepen en zijner subsidies voorzien indien deze werken gerestaureerdmoeten worden. Daarenboven is er een uitvoerreglementeringvoor deze topstukken en een aankoopverplichtingdoor de Vlaamse overheid bij weigering van de aankoopvergunning.In totaal staan er in <strong>2010</strong> 320 individuele stukkenen 16 verzamelingen op de lijst. Het <strong>be</strong>treft 267 topstukkenin publiek <strong>be</strong>zit en 69 topstukken in privé-<strong>be</strong>zit.Wat het immaterieel cultureel erfgoed <strong>be</strong>treft staan erin 2009 18 <strong>be</strong>schermde elementen op de inventaris immaterieelcultureel erfgoed <strong>Vlaanderen</strong>. Elementen dieopgenomen zijn in deze inventaris kunnen voorgedragenworden voor opname in de Representatieve Lijst vanhet Immaterieel Cultureel Erfgoed van de Mensheid vanUnesco. Twee <strong>be</strong>schermde elementen van de Vlaamseinventaris zijn intussen opgenomen op deze lijst.De resultaten van de NUMERIC survey geven een globaalzicht op de status van de digitalisering van cultureelerfgoedmateriaal in <strong>Vlaanderen</strong>. De musea staan verderdan de archiefinstellingen of de bibliotheken, de audiovisuelearchieven en omroepen <strong>be</strong>vinden zich daar ergenstussen. Dat is logisch, gezien het verschil in de aard ende omvang van de materialen en de collecties tussen desectoren.Economische cijfersDe voorbije jaren is er een toegenomen aandacht voor deculturele industrieën en voor de economische impact vancultuur. De afgelopen periode werd er vanuit het Vlaamse<strong>be</strong>leid gewerkt aan een omvattende strategische visie opde cultuurindustrie. Hierbij werden zowel economischeals culturele uitgangspunten gehanteerd. In de nieuwe legislatuurwil de Vlaamse overheid het prille <strong>be</strong>leid naar decultuurindustrie continueren en voort ontwikkelen. Dezebijdrage <strong>be</strong>handelt het budget voor cultuur in relatie tothet Vlaamse bbp, de tewerkstelling in de culturele sector,de <strong>be</strong>drijven in de culturele sector, het huishoudbudget ende resultaten van CultuurInvest.Budget cultuurVoor cultuur en jeugd werd in 2005 meer dan 400 miljoeneuro aan subsidies uitgetrokken, een stijging met 2,5%.Het aandeel van dat cultuurbudget ten opzichte van hetVolkscultuur is een koepel<strong>be</strong>grip dat verwijst naar verschillende<strong>be</strong>naderingen en disciplines: familiekunde,heemkunde, industriële archeologie, algemene volkskunde,poppenspel, volksgastronomie, kant, schuttersgilden,volksmuziek en volkssport. Er worden 9 organisaties inde sector volkscultuur gesubsidieerd.Landelijke expertisecentra voor cultureel erfgoed zijndienstverlenende organisaties die zich inzetten om rondeen <strong>be</strong>paalde erfgoedspecialisatie of rond een <strong>be</strong>paaldthema de actoren in het veld te <strong>be</strong>geleiden en internationaleexpertise binnen te brengen. De doorstromingvan kennis en expertise staat er centraal. Ze kunnen zichenten op het sectorale, maar heb<strong>be</strong>n een meer transversale<strong>be</strong>tekenis. Ze staan ten dienste van cultureel-erfgoedorganisatiesmaar ook van cultureel-erfgoed<strong>be</strong>heerdersdie vaak eerder toevallig een collectie cultureel erfgoed<strong>be</strong>zitten en die de zorg voor het cultureel erfgoed niet alskerntaak heb<strong>be</strong>n. Er worden 4 organisaties gesubsidieerdals landelijk expertisecentrum voor cultureel erfgoed.3.50 Cultuur<strong>be</strong>groting versus bbpEvolutie van het procentuele aandeel van de cultuur<strong>be</strong>grotingin het bbp, van 1995 tot 2005.AdministratieCultuur/ bbpCultuurbudget/ bbpVlaamseoverheid/ bbpbbp(gerealiseerd doorNederlandstaligen)1995 0,17 0,43 10,3 131.588.5761996 0,17 0,42 10,39 134.697.6001997 0,17 0,45 10,2 142.018.2561998 0,17 0,42 10,22 146.859.6801999 0,17 0,42 10,3 154.250.9442000 0,17 0,42 9,9 162.552.1122001 0,19 0,44 9,81 166.565.7442002 0,22 0,48 10,13 168.150.6722003 0,23 0,49 10,29 173.060.4162004 0,21 0,47 9,88 186.010.6092005 0,21 0,48 9,58 192.223.091Bron: Departement CJSM.cultuur 149


3.51 Tewerkstelling culturele sectorEvolutie van de tewerkstelling in de culturele sector, van 1995 tot 2007. Vanaf 2003 <strong>be</strong>treft het de toestand op 31 decem<strong>be</strong>r,daarvoor <strong>be</strong>treft het de toestand op 30 juni.Vlaams Gewest 1995 1999 2002 2003 2004 2005 2006 2007Uitgeverijen, drukkerijen en reproduktie van20.304 20.429 19.562 18.218 18.677 18.755 18.323 18.246opgenomen materialenRecreatie, cultuur en sportTelevisie en filmCultuur, sport en recreatieOverige*Volwassenvorming en kunstonderwijsArchitectenDetailhandel in boeken, kranten, tijdschriften enkantoor<strong>be</strong>hoeftenNiet-commercieel toerismeOverige maatschappelijk dienstverlening zonderhuisvesting en overige verenigingenBron: RSZ.19.8481.87517.97341.7507.8481.1941.7813.76627.16122.3772.44219.93551.02214.8789371.9263.26230.01927.6232.83524.78855.16816.0871.1331.8034.53131.61428.7823.36625.41659.2875.4981.2221.9414.19846.42828.8553.38225.47377.77817.9061.2942.1584.33052.09027.2483.14024.10883.97718.1581.3852.0374.42357.97428.0753.19124.88486.36918.3221.4912.0404.20760.30929.0903.45025.64088.86418.1431.6332.0384.05262.998Totaal cultuur 81.902 93.828 102.353 106.287 125.310 129.980 132.767 136.200Groei-index cultuur 100,0 114,6 124,9 129,8 153,0 158,7 162,1 166,3Groei-index totale tewerkstelling 100,0 106,5 110,5 110,6 112,0 113,4 116,0 118,0Tewerkstelling culturele sector Brussel (30%-regel) 10.495 11.756 12.534 13.816 9.734 10.194 15.378 9.183bruto binnenlands product blijft ongeveer constant, terwijlhet aandeel van de totale Vlaamse <strong>be</strong>groting ten opzichtevan het Vlaamse bbp verder blijft dalen. Ruim tweederde van het budget gaat naar structurele subsidies. Hunaandeel neemt de voorbije jaren geleidelijk aan toe. Ietsminder dan een derde gaat nog naar projectsubsidies, dierecent lichtjes afnemen.TewerkstellingWanneer een zeer ruime definitie van cultuur wordt gehanteerd,stelde de cultuursector eind 2007 bijna 136.000personen tewerk in het Vlaamse Gewest. Voor Brussel(gebruik makend van de 30% regel) komen daar nog eensmeer dan 9.000 werknemers bij. Voor het Vlaamse Gewestis dit een verdere stijging sinds het vorige meetpunteind 2006. In Brussel is er, na de sterke uitbreiding in2006, een sterke terugval van de tewerkstelling in de culturelesector.De sterke toename in <strong>Vlaanderen</strong> tijdens het voorbijedecennium is des te opvallender als men de culturele sectorvergelijkt met de algemene tewerkstelling, waarvooreen veel <strong>be</strong>perktere groei is. De tewerkstelling stijgt eind2007 wel niet in alle sectoren. Het aantal werknemers bijuitgeverijen, drukkerijen en reproductie van opgenomenmedia nam in 2007 verder af. In de sectoren recreatie,cultuur en sport en de overige categorieën, met veel deeltijdsear<strong>be</strong>id, was er een stijging van de tewerkstelling.De profit-sector neemt ongeveer driekwart van de tewerkstellingin de culturele sector voor zijn rekening.Sommige sectoren zijn volledig in privé-handen zoals dedrukkerijen, uitgeverijen en reproductie van opgenomenmaterialen of de televisie en filmsector. Bij recreatie, cultuuren sport is er een vrij gelijke verdeling tussen privéenpubliek initiatief.Bedrijven culturele sectorDe jaarrekeningen van <strong>be</strong>drijven laten toe om een aantalkerncijfers van <strong>be</strong>drijven in de culturele sector te schetsen.Er kan enkel een uitspraak gedaan worden over jaarrekeningplichtige<strong>be</strong>drijven. De kleinere zelfstandige eneenpersoons<strong>be</strong>drijven komen er niet in voor, evenmin alsde VZW’s of de overheidsinstellingen. De voorbije jarenbleef het aantal ondernemingen in de culturele sector stabielop bijna 11.000 <strong>be</strong>drijven. Hun toegevoegde waardesteeg , maar minder sterk dan in de voorgaande jaren. Derendabiliteit van het eigen vermogen verzwakte in 2008drastisch. Ook de schuldgraad nam toe in 2008, maarblijft binnen aanvaardbare grenzen.Naargelang de subsector kan het <strong>be</strong>eld wat verschillen.Het aantal ondernemingen en de toegevoegde waardegingen licht achteruit in de sector van de drukkerijen enuitgeverijen. De rendabiliteit kelderde: het globale verliescijferbleek groter dan het hele eigen vermogen in desector. Nader onderzoek wees echter uit dat die aan één<strong>be</strong>paald <strong>be</strong>drijf te wijten is, zonder dit <strong>be</strong>drijf is de rendabiliteitpositief. De schuldgraad liep verder op.Voor de film– en media<strong>be</strong>drijven was er een lichte afnamevan het aantal <strong>be</strong>drijven en de toegevoegde waarde.De rendabiliteit daalde wat, maar blijft aanvaardbaar. Deschuldgraad bleef stabiel. Ook voor de sector cultuur,sport en recreatie daalde het aantal ondernemingen,de toegevoegde waarde steeg licht. De rendabiliteit wasnegatief, terwijl hij in de voorbije jaren juist goed was. Deschuldgraad daalde lichtjes.De rendabiliteit voor de overige <strong>be</strong>drijven (voornamelijkin de socio-culturele sector) was doorgaans laag, in tegenstellingtot de voorbije jaren. In deze sector stegen hetaantal <strong>be</strong>drijven en de toegevoegde waarde. De schuldgraadvan deze sector nam toe, maar bleef vrij laag.150vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenleving3.52 Bedrijven cultuursectorEvolutie van enkele economisch kerncijfers voor de culturele sector, van 2000 tot 2008. De ratio’s zijn gebaseerd op gemiddelden.2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008VLAAMSE GEWEST TOTAALAantal ondernemingen 9.044 9.447 9.926 10.288 10.547 10.757 10.919 10.867 10.907Toegevoegde waarde (*1000 euro) 2.462.959 2.561.222 2.629.129 2.744.955 2.905.138 2.979.222 3.088.010 3.486.266 3.509.675Nettorentabiliteit eigen vermogen (%) -0,7 16,5 4,9 4,2 -5,4 7,8 9,8 11,3 -36,6Algemene schuldgraad (%) 44,3 48,5 50,1 49,6 50,9 54,5 53,5 55,2 64,1VLG DRUKKERIJENAantal ondernemingen 2.574 2.596 2.667 2.706 2.706 2.732 2.729 2.734 2.665Toegevoegde waarde (*1000 euro) 1.612.750 1.618.080 1.638.985 1.668.479 1.706.954 1.727.055 1.760.221 1.872.971 1.846.433Nettorentabiliteit eigen vermogen (%) 3,9 44,5 1,0 11,4 -37,0 11,3 7,8 8,9 -111,6Algemene schuldgraad (%) 59,0 63,1 64,5 64,9 68,2 69,8 69,1 66,5 81,6VLG FILM & MEDIAAantal ondernemingen 829 889 922 958 980 987 992 889 863Toegevoegde waarde (*1000 euro) 234.484 255.885 267.161 265.591 306.229 291.593 324.370 357.145 346.606Nettorentabiliteit eigen vermogen (%) 9,9 27,7 48,9 -17,1 11,2 16,2 11,5 13,2 6,2Algemene schuldgraad (%) 63,9 59,4 62,6 56,7 57,9 62,5 58,3 70,5 68,7VLG CULTUURAantal ondernemingen 2.723 2.960 3.208 3.386 3.551 3.650 3.735 3615 3568Toegevoegde waarde (*1000 euro) 349.459 392.479 435.637 469.370 518.040 609.520 620.256 672.485 681.030Nettorentabiliteit eigen vermogen (%) -31,5 -4,6 2,5 6,8 14,9 3,1 14,0 7,0 -4,0Algemene schuldgraad (%) 60,3 71,7 70,0 67,7 64,9 66,2 63,5 63,9 63,6VLG OVERIGEAantal ondernemingen 2.850 3.023 3.244 3.415 3.540 3.677 3.776 3.889 4.061Toegevoegde waarde (*1000 euro) 299.416 336.816 355.387 415.175 458.664 442.773 480.805 667.999 726.997Nettorentabiliteit eigen vermogen (%) 0,6 1,4 1,3 3,0 3,9 5,9 9,6 13,8 -25,2Algemene schuldgraad (%) 16,9 20,9 22,1 22,1 23,5 27,5 26,4 32,8 40,7Bron: Bureau Van Dijk.HuishoudbudgetDe <strong>be</strong>stedingen van een Vlaams gezin aan cultuur ensport schommelden de voorbije jaren rond 3% van het totalehuishoudbudget. In 2008 was er een duidelijke dalingvan de uitgaven aan cultuur en sport in <strong>Vlaanderen</strong> naar2,6% van het totale huishoudbudget. Tussen de gewestenzijn er in 2008 <strong>be</strong>perkte verschillen.CultuurInvestHet investeringsfonds CultuurInvest <strong>be</strong>schikt vandaag over21,5 miljoen euro. Het vooropgestelde investeringsritmeper jaar ligt op 3,5 miljoen euro. Tijdens de eerste tweejaar <strong>be</strong>handelde CultuurInvest 190 dossiers en nam hetinvesteringscomité 33 investerings<strong>be</strong>slissingen. De dossierszitten gespreid over de verschillende culturele sectorenheen. Ondertussen zijn ook de eerste terug<strong>be</strong>talingenvan de leningen een feit. Het fonds is dus in <strong>be</strong>weging. Detotale impact van de investeringen van CultuurInvest opde Vlaamse markt <strong>be</strong>draagt na twee jaar 9,1 miljoen euro.De keuze om CultuurInvest operationeel onder te brengenbij de ParticipatieMaatschappij <strong>Vlaanderen</strong> (PMV) moestde markt duidelijk maken dat het instrument verschilt vanhet gebruikelijke subsidie-instrumentarium. CultuurInvestinvesteert en verstrekt geen subsidies. Investeringen vereisenterug<strong>be</strong>taling en financieel rendement.3.53 Uitgaven aan cultuurEvolutie van het percentage van het totale huishoudbudget aan de culturele en sportdiensten, van 1978 tot 2008.78-79 87-88 95-96 96-97 97-98 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008Vlaams Gewest 1,7 2,4 2,4 3,6 3,5 3,6 3,5 3,5 3,1 2,8 2,9 3,0 2,8 2,9 2,6Waals Gewest 1,7 2,4 2,4 3,3 3,2 3,4 3,3 3,4 3,1 3,1 2,8 3,0 2,8 3,0 2,7Brussels Gewest 1,8 2,5 3,0 3,4 3,0 3,6 3,3 2,9 2,9 2,9 2,4 2,9 3,0 3,2 2,8Bron: ADSEI, huishoudbudgetenquêtes.cultuur 151


Voor meer informatiePublicaties en websitesCijferboek cultuur 2008-<strong>2010</strong>. Departement CJSM i.s.m.de VUB.Cijferboek jeugd<strong>be</strong>leid 2008-<strong>2010</strong>. Departement CJSMi.s.m. de VVJ.Cultuurcentra in cijfers 2006. Agentschap Sociaal CultureelWerk voor jeugd en volwassenen.Jaarverslag 2009 Vlaams Audiovisueel Fonds vzw.Jaarverslag 2008 Agentschap Sociaal Cultureel werk voorjeugd en volwassenen.Jan Colpaert, Marjolijn Plompen en Hanne Heuts, Hetaanbod in de socioculturele en de kunstensector in<strong>Vlaanderen</strong>. Wie biedt wat aan? Een onderzoek inopdracht van Verso,Vereniging voor Social Profit Ondernemingen, HUBrussel,2008.Rudi Laermans, Cultuurparticipatie in meervoud. Empirischebouwstenen voor een genuanceerde visie opcultuurdeelname in <strong>Vlaanderen</strong>, de boeck, 2007.John Lievens, Hans Waege, Han De Meulemeester, Cultuurparticipatiegewikt en gewogen (Cultuurkijker).Basisgegevens van de survey ‘Cultuurparticipatie in<strong>Vlaanderen</strong> 2003-2004’, de boeck, 2006.John Lievens, Hans Waege (Red.), Cultuurparticipatie inbreed<strong>be</strong>eld (Cultuurkijker). Eerste analyses van desurvey ‘Cultuurparticipatie in <strong>Vlaanderen</strong> 2003-2004’,de boeck 2005.Frank Stevens, Saskia De Groof, Mark Elchardus, IlseLaurijssen en Wendy Smits, Het spanningsveld tussenhet vrijwilligerswerk in het jeugdwerk en decommercialisering van de leefwereld van jongeren.Nieuwe analyses, Onderzoeksgroep TOR, VakgroepSociologie, Vrije Universiteit Brussel, 2006.Mark Elchardus, Luc Huyse en Marc Hooghe, Het maatschappelijkemiddenveld in <strong>Vlaanderen</strong>. Een onderzoeknaar de sociale constructie van democratischburgerschap, Brussel, septem<strong>be</strong>r 2001.Marc Hooghe & Ellen Quintelier (2007), Naar een vergrijzingvan het verenigingsleven? Trends in departicipatie aan het verenigingsleven in <strong>Vlaanderen</strong>,1998-2006. <strong>Vlaanderen</strong> Gepeild! 2007. Brussel: Studiedienstvan de Vlaamse Regering.Caroline Gijselinckx & Maxime Loose (2007), Wie participeerter (toch)? Patronen en factoren van verwachteen onverwachte participatie aan het verenigingslevenin <strong>Vlaanderen</strong>. <strong>Vlaanderen</strong> Gepeild! 2007. Brussel:Studiedienst van de Vlaamse Regering.Jeroen Scheerder, Guy Pauwels & Bart Vanreusel (2007),Breedtesport in <strong>Vlaanderen</strong> Gepeild. Trends en profielen1999-2006. <strong>Vlaanderen</strong> Gepeild! 2007. Brussel:Studiedienst van de Vlaamse Regering.Guy Pauwels en Jan Pickery (2007), Wie participeert niet?Ongelijke deelname aan het maatschappelijke levenin verschillende domeinen. SVR-Rapport 2007/5.Brussel: Studiedienst van de Vlaamse Regering.Jeroen. Walterus (2009), NUMERIC: Statistieken over digitaliseringvan culturele materialen in Europa. Verslagvan de onderzoeksresultaten voor <strong>Vlaanderen</strong>.FARO. Vlaams steunpunt voor Cultureel Erfgoed.www.vlaanderen.<strong>be</strong>/cultuurwww.re-creatiefvlaanderen.<strong>be</strong>/srv/www.vub.ac.<strong>be</strong>/TORwww.cultuurnet.<strong>be</strong>www.cultuurlokaal.<strong>be</strong>www.steunpuntjeugd.<strong>be</strong>www.muziekcentrum.<strong>be</strong>www.vti.<strong>be</strong>www.vca.<strong>be</strong>www.socius.<strong>be</strong>www.vcob.<strong>be</strong>www.cultureelerfgoed.<strong>be</strong>www.vcv.<strong>be</strong>www.iak.<strong>be</strong>www.stichtinglezen.<strong>be</strong>www.ibknet.<strong>be</strong>www.poppunt.<strong>be</strong>www.vai.<strong>be</strong>www.tento.<strong>be</strong>www.vaf.<strong>be</strong>www.bibliotheekstatistieken.<strong>be</strong>http://www.cultuurnet.<strong>be</strong>/uitdatabank152vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenlevingdefinitiesUiTdatabank De UiTdatabank, een initiatief van Cultuur-Net <strong>Vlaanderen</strong>, verzamelt alle gegevens over vrijetijd en cultuur in <strong>Vlaanderen</strong> en Brussel. Sinds haarlancering in 2005 is het platform uitgegroeid tot hetmeest volledige en kwalitatieve agendasysteem metmeer dan 6.000 personen en organisaties die activiteiteninvoeren. De UiTdatabank is dé bron voor devrijetijdsagenda’s van UiTin<strong>Vlaanderen</strong>.<strong>be</strong>, lokale<strong>be</strong>sturen en de meeste Vlaamse dagbladen, magazinesen (sites van) televisiezenders.Cultureel-erfgoedconvenant Een cultureel-erfgoedconvenantis een onderhandelde samenwerkingsovereenkomsttussen 2 partners: de VlaamseGemeenschap enerzijds en een gemeente, samenwerkingsverbandvan omliggende gemeenten of deVGC anderzijds. In een cultureel-erfgoedconvenantwordt aandacht <strong>be</strong>steed aan een brede waaier vancultureel erfgoed, zowel roerend als immaterieelerfgoed komen aan bod, maar ook de link met hetonroerend erfgoed wordt gelegd. Een erfgoedconvenantwordt gesloten voor een periode van maximumzes jaar en eindigt altijd in het tweede jaar van degemeentelijke <strong>be</strong>leidsperiode. Het erfgoedconvenantkan zo verder bouwen op het gemeentelijk cultuur<strong>be</strong>leidsplan.Immaterieel cultureel erfgoed Het immaterieel cultureelerfgoed <strong>be</strong>tekent zowel de praktijken, voorstellingen,uitdrukkingen, kennis, vaardigheden als deinstrumenten, objecten, artefacten en culturele ruimtesdie daarmee worden geassocieerd, die gemeenschappen,groepen en, in sommige gevallen, individuenerkennen als deel van hun cultureel erfgoed.Dit immaterieel cultureel erfgoed, overgedragenvan generatie op generatie, wordt altijd herschapendoor gemeenschappen en groepen als antwoord ophun omgeving, hun interactie met de natuur en hungeschiedenis, en geeft hen een gevoel van identiteiten continuïteit, en <strong>be</strong>vordert dus het respect voorculturele diversiteit en menselijke creativiteit. In dezeconventie wordt uitsluitend rekening gehouden methet immaterieel cultureel erfgoed dat zowel compati<strong>be</strong>lis met <strong>be</strong>staande internationale instrumentenvoor mensenrechten als met de vereiste van wederzijdsrespect tussen de gemeenschappen, groepen enindividuen, en met duurzame ontwikkeling.cultuur 153


3.2 sportDe Vlaamse overheid stelt zich een gezond, duurzaamen resultaatgericht sport<strong>be</strong>leid tot doel. Een gezondesport<strong>be</strong>leving voor iedereen staat voorop. Het Vlaamsesport<strong>be</strong>leid wil een zo groot mogelijke sportparticipatie.Een goede <strong>be</strong>geleiding en het voor handen zijn van goedonderhouden, duurzame en functionele sportaccommodatieszijn daarbij <strong>be</strong>langrijke voorwaarden. <strong>Vlaanderen</strong> wilook verder bouwen aan een succesvol topsport<strong>be</strong>leid ende inspanningen op dit vlak verder zetten. Ook de economischerelevantie van sport neemt toe. Sport is steedsmeer een bron van economische activiteit en werkgelegenheid.Dit hoofdstuk is opgebouwd rond volgende invalshoeken:de sportparticipatie,de kwaliteit van het aanbod en de<strong>be</strong>geleiding, het topsport<strong>be</strong>leid, het medisch verantwoordsporten of gezond sporten en het economisch <strong>be</strong>lang vansport.SportparticipatieDe sportparticipatie verhogen zodat meer mensen levenslangsporten, is een centrale doelstelling. De Vlaamseregering blijft investeren in sportpromotie, de sensibiliseringscampagnevoor senioren en in acties rond fysiekefitheid. Bijzondere aandacht gaat naar kansengroepenzoals personen met een handicap en mensen in armoede.Om de sportparticipatie structureel te verhogen, is hetvan <strong>be</strong>lang voldoende aandacht te heb<strong>be</strong>n voor de kwaliteitvan de sport<strong>be</strong>oefening. Achtereenvolgens komen dealgemene sportparticipatie, het sporten in clubverband,de passieve deelname en de jeugdsport aan bod.Algemene sportdeelnameIn 2009 zegt meer dan de helft van de Vlamingen aansport te doen. De sportdeelname nam tussen 1999 en2006 duidelijk toe. Deze stijging situeerde zich vooral bijde recreatieve sport<strong>be</strong>oefening buiten verenigingsverband(Pauwels en Scheerder, 2007). Deze trend wordt devoorbije twee jaar echter niet doorgetrokken. Zowel in2008 als in 2009 was er een lichte daling van de sport<strong>be</strong>oefening.Vooral de recreatieve sporten als wandelen enfietsen doen het minder goed. Ook hier is het nog maarde vraag of het om een echte trendbreuk gaat.Het verschil tussen mannen (56%) en vrouwen (47%) isvoor de algemene sportdeelname verder toegenomen. Dit3.54 Sport<strong>be</strong>oefenaarsPercentage sport<strong>be</strong>oefenaars naar leeftijd en opleidingsniveau,in %.807060504030<strong>2010</strong>018-24j25-34j35-44jBron: SCV-survey 2009.45-54j55-64j65-74jis opmerkelijk omdat dit verschil in 2006 nagenoeg verdwenenwas. De daling is dan ook duidelijk sterker bij devrouwen dan bij de mannen.Hoe ouder men wordt, hoe minder men sport. Uitzonderingzijn wel de 55- tot 64-jarigen waarvoor de participatieeen opwaarts knikje vertoont. Deze daling naar leeftijd3.55 Frequentie sportparticipatieFrequentie van de sportparticipatie naar leeftijd en opleidingsniveau.100%80%60%40%20%0%18-24j25-34j35-44j45-54j55-64j65-74j75+75+Eén keer per maand of minder Meerdere keren per maandEén keer per week Meerdere keren per week DagelijksBron: SCV-survey 2009.Geen/loGeen/loLager secLager secHoger secHoger secNuhoNuhoUniefUnief154vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenlevingverloopt echter minder sterk dan in voorgaande jaren.De jongste leeftijdsgroep springt er niet meer zo uitgesprokenuit. Naar opleidingsniveau blijven er duidelijkeverschillen. Hoger opgeleiden sporten meer dan lageropgeleiden. Mensen met een functie<strong>be</strong>perking heb<strong>be</strong>nduidelijk een lagere sportdeelname.Het overgrote deel van de sporters <strong>be</strong>oefent zijn sportregelmatig. Ruim 87% van de mannelijke en vrouwelijkesporters zegt wekelijks aan sport te doen. De leeftijdsverschillenzijn eerder klein. Het opvallendste verschil <strong>be</strong>trefthet lage aantal dagelijkse sporters in de groep tussen 25en 44 jaar. Naar opleidingsniveau valt op dat de laagstgeschoolden het meest frequent sporten. Een derde onderhen sport zelfs dagelijks. De drempel voor deze groep ligtvooral bij het al dan niet participeren. Eens ze participeren,doen ze dit dus het meest regelmatig.Meer dan de helft van de sporters <strong>be</strong>perkt zich tot het<strong>be</strong>oefenen van één sport. Een kwart doet twee sportenen ongeveer één op zeven doet drie of meer sporten.Sporters die meerdere sporten <strong>be</strong>oefenen, zijn het <strong>be</strong>stvertegenwoordigd bij de 45- tot 54-jarigen en de 65- tot74-jarigen en de hoger opgeleiden. De groep die drie of3.56 SportdiversiteitAantal <strong>be</strong>oefende sporten naar leeftijd en opleiding, in %.100%80%60%40%20%0%18-24j25-34j35-44jBron: SCV-survey 2009.45-54j55-64j65-74j75+Geen/loLager secEén sport Twee sporten Drie sportenHoger secNuhoUniefmeer sporten <strong>be</strong>oefent, is verrassend het grootst voor demiddelste leeftijdsgroep.Wat sportvoorkeur <strong>be</strong>treft, zijn de verschuivingen <strong>be</strong>perkt.Voetbal is opnieuw de enige teamsport in de top 10van de meest <strong>be</strong>oefende sporten, volleybal verdwijnt uitde top 10. Fitness verliest een plaats in de top 10. Uit onderzoekblijkt nochtans dat de fitness-sector het voorbijedecennium sterk in opmars is. Er zijn 582 fitnesscentrain <strong>Vlaanderen</strong> en het aandeel <strong>be</strong>zoekers steeg van 5%van de <strong>be</strong>volking eind jaren negentig naar 10% in 2007(Scheerder & Vos, <strong>2010</strong>). Het is dan ook interessant omop te volgen of er de komende jaren een stagnatie of zelfseen terugval zal komen.Eén op zeven van de sporters <strong>be</strong>oefent een sport in competitieverband.Ongeveer drie op tien <strong>be</strong>oefent minstenséén sport in een sportclub en nog eens één op tien doetdit in een sociale of culturele vereniging. Daarnaast doetmeer dan de helft van de sporters ook aan sport metvrienden en bijna zeven op tien doet aan sport op individuelebasis.Sporten in clubverbandIn 2008 zijn 1,2 miljoen leden aangesloten bij een doorBloso erkende sportfederatie. Als daar de cijfers van devoetbalbond aan toegevoegd worden loopt dit op tot 1,4miljoen. Zowel bij mannen als bij vrouwen zet de lichtstijgende trend van de voorbije jaren zich in 2008 door.De jonge leden heb<strong>be</strong>n een vrij groot aandeel in de stijging.Vooral het aantal leden jonger dan 12 jaar zit in delift. Het aantal leden tussen 16 en 18 jaar kent een lichtestijging. Voor de 12- tot 15-jarigen is er de voorbije jarenechter een licht dalende trend.De evolutie verschilt wel afhankelijk van de sporttak/sportfederatie. Zo stijgen de ledenaantallen onder meerbij zwemmen en wielrennen maar dalen ze bij atletiek entennis.Enige voorzichtigheid is wel nodig bij de interpretatie vande ledenaantallen. Het gaat niet altijd om unieke leden.Een deel van de <strong>be</strong>volking is immers lid van meer dan éénvereniging.3.57 Top 10 sportenBeoefende sporten, in % van de <strong>be</strong>volking.1999 2004 2005 2006 2007 2008 20091 fietsen fietsen fietsen fietsen fietsen fietsen fietsen2 wandelen wandelen wandelen wandelen wandelen wandelen wandelen3 zwemmen zwemmen zwemmen fitness lopen/joggen lopen/joggen lopen/joggen4 voetbal fitness fitness zwemmen fitness fitness zwemmen5 tennis joggen/lopen joggen/lopen joggen/lopen zwemmen zwemmen fitness6 fitness voetbal voetbal voetbal voetbal voetbal voetbal7 joggen/lopen tennis tennis tennis tennis tennis tennis8 volleybal squash squash turnen dansen dansen dansen9 squash turnen skieën skieën turnen volleybal turnen10 skieën badminton dansen dansen badminton turnen squashBron: SCV-surveys en ISSP 2007.sport 155


3.58 Leden erkende sportclubsEvolutie van het aantal aangesloten leden in de sportclubsvan de erkende en de gesubsidieerde Vlaamse sportfederaties,naar geslacht, van 2000 tot 2008.3.61 Nederlandstalige leden KBVBEvolutie van het aantal Nederlandstalige leden van de KBVB(schatting), 2000-2008.700.000600.000500.000400.000300.000200.000100.000300.000250.000200.000150.000100.00050.00002000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 200802000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008ManVrouwVeldvoetbalZaalvoetbalBron: Bloso.Bron: KBVB.De voorbije jaren gaf een vijfde van de <strong>be</strong>volking aanactief lid te zijn in een sportvereniging. In 2009 ligt ditpercentage echter opmerkelijk lager. Het percentage <strong>be</strong>stuursledenis stabiel. Voorlopig blijft het afwachten ofdeze trend zich de komende jaren doorzet. Mannen zijnvaker actief lid van een sportvereniging dan vrouwen.3.59 Jonge leden erkende sportclubsEvolutie van het aantal aangesloten kinderen en jongeren inde sportclubs van de erkende en de gesubsidieerde Vlaamsesportfederaties, van 2000 tot 2008.250.000200.000Opmerkelijk is dat de genderkloof weer sterk toeneemt,de voorbije jaren leek het verschil tussen mannen envrouwen immers gestaag af te nemen. Voor het <strong>be</strong>stuurslidmaatschapblijft er een groot verschil. Vrouwen nemennauwelijks een <strong>be</strong>stuursfunctie op. Het actieve lidmaatschapbij hoog opgeleiden ligt bijna drie keer zo hoog alsbij laag opgeleiden. Dit geldt ook voor het <strong>be</strong>stuurslidmaatschap.Het lidmaatschap van mensen met een functie<strong>be</strong>perkingligt met 11% duidelijk onder het gemiddelde.Het lidmaatschap ligt ook duidelijk lager bij de ouderen.Van de 65- tot 74-jarigen is nog 10% actief lid, bij de75-plussers daalt dit tot 3%.De drop-out van leden bij de gesubsidieerde Vlaamsesportfederaties blijft de voorbije jaren vrij stabiel. Hetaandeel van de leden dat zijn lidmaatschap verlengt,schommelt rond driekwart van het totaal aantal leden.150.000100.00050.00002000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008


inzetten op een warme samenleving3.62 Bijwonen sportwedstrijdHet bijwonen van een sportwedstrijd naar opleidingsniveau,in %.100%90%80%70%60%50%40%30%20%10%0%Geen/lo Lager sec Hoger sec Nuho UniefBron: SCV-survey 2009.Minstens één keer per maandEén keer per jaar NooitMeerdere keren per jaar3.65a Overgewicht jongerenJongeren (2-17 jaar) met overgewicht, in %.% van de jongeren N1997 13 5582001 16,6 6072004 17,6 5792008 16,8 483Bron: Gezondheidsenquête 2008.3.65b Sedentair gedragJongeren (15-24 jaar) die sedentair gedrag vertonen, in %.% van de jongeren N1997 20,5 3642001 18,2 4132004 14,5 3742008 13,6 343Bron: Gezondheidsenquête 2008.blijken de frequentste toeschouwers te zijn. Enkel voor deminder frequente categorieën scoren de laag opgeleidenminder goed. Wat het maandelijks bijwonen van een sportwedstrijd<strong>be</strong>treft, scoren de universitairen zelfs het zwakst.JeugdsportDe gezondheidsenquête geeft aan dat het percentagejongeren (2 tot 17 jaar) met overgewicht de voorbije jarenvrij stabiel is. Ten opzichte van 1997 is er wel een lichtetoename. Het aandeel bij de leeftijdsgroep 15- tot 24-jarigendat sedentair gedrag vertoont, lag in 2008 lager danbij vorige metingen. In 2008 is er voor deze twee parametersgeen verschil tussen jongens en meisjes. Het <strong>be</strong>elddat de Vlaamse jeugd meer sedentair en dikker wordt,lijkt daarmee niet helemaal te kloppen. De fysieke fitheidvan de jeugd blijft hoe dan ook een <strong>be</strong>langrijk aandachtspuntvoor het <strong>be</strong>leid.Jaarlijks nemen meer dan een miljoen jongeren deel aanschoolsportactiviteiten. Het aantal deelnemers aan dezeactiviteiten is in het schooljaar 2008-2009 aanzienlijk gestegen.Vooral in het secundair onderwijs wordt een significantestijging genoteerd. Dit is te danken aan de inzetvan de scholen die steeds meer schoolsportactiviteitenopzetten, iets wat gestimuleerd wordt door de StichtingVlaamse Schoolsport.Voor de schoolsportevenementen wordt een stijging vastgesteldvan het aantal deelnemers. Het aantal deelnemersaan de Vlaamse Veldloopweek heeft in 2008 voor het eerstde kaap van 200.000 overschreden. De enige daler is deGordel voor Scholen omdat het aantal deelnemers omveiligheidsredenen drastisch <strong>be</strong>perkt moest worden. Denieuwe Vlaamse actie “Schoolsport geeft kleur” kende eenveel <strong>be</strong>lovende start, vooral in het secundair onderwijs.3.63 SchoolsportactiviteitenEvolutie van deelnemende scholen aan schoolsportactiviteiten, van 2000-2001 tot 2008-2009.2000-2001 2001-2002 2002-2003 2003-2004 2004-2005 2005-2006 2006-2007 2007-2008 2008-2009Basisonderwijs 2.156 2.238 2.227 2.219 2.245 2.297 2.290 2300 2.325BLO 170 172 162 161 179 172 184 183 185Secundair 662 637 653 646 669 657 658 694 694BUSO 103 96 95 91 92 89 96 105 106Aantal scholen 3.091 3.143 3.137 3.117 3.185 3.215 3.228 3.282 3.310Bron: Bloso.3.64 SchoolsportevenementenEvolutie van het aantal deelnemers aan grote schoolsportevenementen, van 2000-2001 tot 2008-2009.2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008Vlaamse Veldloopweek 136.783 147.861 150.109 161.398 163.001 181.335 188.886 177.487 203.304Gordel voor Scholen 29.952 33.686 30.156 31.944 32.612 32.252 29.703 25.588 25.588Avonturentrophy voor scholen 1.248 1.134 1.254 1.320 1.434 1.290 1.068 1.064 1.116100 sportkrie<strong>be</strong>ls / sportprikkels 4.846 4.645 3.560 3.964 4.611 4.458 4.480 4.435 5.216Bron: Bloso.sport 157


Kwaliteitsvol aanbod en<strong>be</strong>geleidingOm de participatie structureel te verhogen, wil het <strong>be</strong>leidinwerken op alle facetten die de kwaliteit van het sportaanbod<strong>be</strong>palen: de sportclubs, de infrastructuur, de <strong>be</strong>geleiding,het materiaal en de organisatie. Bij de realisatie vandeze kwaliteitsverhoging worden alle actoren <strong>be</strong>trokken:de gemeentelijke en provinciale sportdiensten, de plaatselijkesportclubs, de sportfederaties, de Stichting VlaamseSchoolsport (SVS) en Bloso. Door de kwaliteit van hetsportaanbod te verhogen, moet de concurrentie succesvolaangegaan worden met andere vrijetijds<strong>be</strong>stedingen.SportclubsVoor de kwaliteitsverhoging van het aanbod worden hogeverwachtingen gesteld in de sportclubs. Het cijferboekSport telt in 2008, op basis van de antwoorden van 277gemeenten, meer dan 17.000 sportclubs in <strong>Vlaanderen</strong>.Dit komt neer op een gemiddelde van 62 sportverenigingenper gemeente. Extrapolatie naar alle 308 Vlaamsegemeenten geeft een totaal van ongeveer 19.000 sportclubs.Recent onderzoek <strong>be</strong>vestigt dat <strong>Vlaanderen</strong> vooralveel kleinere sportclubs telt, die op één specifieke sportgericht zijn (Scheerder & Vos, <strong>2010</strong>). Bijna de helft van desportclubs biedt een solosport (lopen, fietsen,…) aan. Eenderde organiseert een teamsport (voetbal, volleybal,…) eneen vijfde biedt een duosport (tennis, badminton,…) aan.3.66 SportclubsSportclubgrootte en –type, vergelijking VSP09 met Blosoonderzoek(2006), in %.SportclubgrootteKlein (200 leden)Uni- versus omnisportUnisportOmnisportBron: Scheerder & Vos, 2009.*VSP 09 geeft resultaten op basis van een steekproef.Bloso 2006 VSP 200951,029,519,589,011,052,530,117,487,912,13.67 Opinie sportinfrastructuurOpinie van sportclubs ten aanzien van de <strong>be</strong>schikbaarheid enhet onderhoud van (sport)accommodaties, in % (N=576).De (sport)accommodatie die declub gebruikt is in goede staatDe club <strong>be</strong>schikt overvoldoende accommodatie ofkan voldoende gebruik makenvan de accommodatie die ter<strong>be</strong>schikking wordt gesteldDe gemeente levertinspanningen opdat de club zooptimaal mogelijk kan sportenDe groei van de club wordtgeremd door een tekort aansportaccommodatieHet onderhoud en/of de huurvan (sport)accommodatie iseen zware financiële last voorde clubBron: Scheerder & Vos, 2009.*VSP 09 geeft resultaten op basis van een steekproef.Sportinfrastructuur(Helemaal)nietakkoordNochakkoord,noch nietakkoord(Helemaal)akkoord10,5 11,7 77,921,7 14,8 63,523,6 24,5 51,954,4 17,3 28,235,2 19,4 45,4Van de sportclubs wordt verwacht dat ze een kwaliteitsvolleen goede infrastructuur ter <strong>be</strong>schikking stellen. Eenderde van de sportclubs heeft zelf sportinfrastruuctuurin <strong>be</strong>zit. Dit is vaker het geval voor grote dan voor kleinesportclubs. Sporthallen (36%) en grasvelden (26%) zijn demeest gebruikte sportinfrastructuur. Maar vaak - vooralin het geval van sporthallen - zijn die niet in het <strong>be</strong>zit vande sportclubs zelf. Bijna acht op tien van de sportclubs istevreden over de staat van de sportaccommodaties die zegebruiken. Meer dan de helft is tevreden met de inspanningendie de gemeente levert om hen optimaal te latensporten. Meer dan een vijfde zegt dat ze onvoldoende gebruikkunnen maken van de eigen of ter <strong>be</strong>schikking gesteldesportinfrastructuur. Een wat hoger percentage zegtdat de groei van de club erdoor afgeremd wordt. Bijna dehelft van de clubs vindt dat het onderhoud en/of de huurvan de infrastructuur een zware financiële last is.De inventaris van Bloso geeft een totaal<strong>be</strong>eld van de voornaamstesportaccommodaties in <strong>Vlaanderen</strong>. In vergelijking3.68 Voornaamste sportaccommodatiesEvolutie van de voornaamste sportaccommodaties op basis van de inventaris van Bloso, van 2008 tot 2009.Sporthallen2008Sporthallen2009Sportlokalen2008Sportlokalen2009Overdektezwembaden2008Overdektezwembaden2009Openluchtzwembaden2008Openluchtzwembaden2009Openluchtsportvelden2008Openluchtsportvelden2009Antwerpen 317 334 1.553 1.446 79 74 23 14 3.697 3.788Limburg 236 242 633 620 40 40 20 20 2.168 2.200Oost-<strong>Vlaanderen</strong> 276 284 1.067 1.101 39 39 9 9 1.991 2.233Vlaams-Brabant 214 212 603 616 39 39 8 8 1.450 1.500West-<strong>Vlaanderen</strong> 248 253 918 938 63 63 20 20 1.882 1.910Totaal 1.291 1.325 4.774 4.721 260 255 80 71 11.188 11.631Bron: Bloso.158vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenlevingmet 2008 werd in 2009 een opmerkelijke stijging vastgesteldvan de sport-en tennishallen en de openlucht sportvelden.Het aantal sportlokalen en zwembaden nam af.Kwalitatieve <strong>be</strong>geleidingOm de kwaliteit van het aanbod te ver<strong>be</strong>teren, is een verdereprofessionalisering en een verhoging van de gekwalificeerde<strong>be</strong>geleiders essentieel. Het totaal aantal door deVlaamse Trainersschool (VTS) georganiseerde cursussenen modules (opleidingsonderdelen) kende de voorbije tweejaar duidelijk een stijging. Na 2004 was er een terugval vande erkende cursussen (cursussen niet georganiseerd maarwel erkend door de VTS) te wijten aan de verhoogde kwaliteitseisen.In 2009 lijkt de aanpassing aan deze kwaliteitseisenachter de rug en ligt het aantal erkende curssusen terugop het niveau van 2004. Het aantal georganiseerde bijscholingenligt in 2009 wat lager dan in de voorbije jaren.De Vlaamse Trainersschool (VTS) is een <strong>be</strong>langrijke actorin het streven naar kwaliteit. De VTS is een samenwerkingsverbandtussen Bloso, de universiteiten en hogescholenmet een opleiding lichamelijke opvoeding en deVlaamse sportfederaties.De Vlaamse Trainersschool (VTS) richt zich in de eersteplaats tot de vele vrijwilligers die in de sportclubs actiefzijn. De sportclubs moeten over goed gevormde lesgevers,trainers en <strong>be</strong>geleiders <strong>be</strong>schikken. Zo zal de dienstverleningaan zowel de competitieve als aan de recreatiefgerichte sporters ver<strong>be</strong>teren en zal ook de kwaliteit van3.69a Cursisten Vlaamse TrainersschoolEvolutie aantal deelnemers aan cursussen en bijscholingen georganiseerddoor de Vlaamse Trainersschool, van 1996 tot 2009.14.00012.00010.0008.0006.0004.0002.0000Bron: Bloso.1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Deelnemers aan bijscholingende sport<strong>be</strong>oefening erop vooruit gaan.CursistenHet aantal cursisten kende in 2009 een aanzienlijke groei.Dit is een gevolg van een uitbreiding van het modulaireaanbod en een sterke toename in de sportkaderopleidingenvoetbal. Het aantal uitgereikte diploma’s schommeltjaarlijks maar ten opzichte van 2000 is er een duidelijkestijging. In 2009 kende het aantal uitgereikte diploma’svan niveau B een forse stijging.In 2008 was er terug een <strong>be</strong>tere registratie van de professionaliseringvan het sporttechnische kader van desportclubs en lijkt er ook een lichte vooruitgang te zijn.3.69b Cursussen en bijscholingenEvolutie van de erkende cursussen (niet georganiseerd maar wel erkend door VTS) en cursussen of bijscholingen georganiseerddoor de Vlaamse Trainersschool, van 1996 tot 2009.3503002502001501005001996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009VTS-cursussen VTS-modules Erkende cursussen* BijscholingenBron: Bloso.3.70 Gediplomeerden Vlaamse TrainersschoolEvolutie van het aantal gediplomeerden Vlaamse Trainersschool, van 2000 tot 2009. (*) alle opleidingen <strong>be</strong>halve Trainer A,Trainer B en Instructeur B.2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Niveau Trainer A 97 162 109 95 165 111 82 797 141 157Niveau Trainer B of Instructeur B 371 691 505 455 299 623 449 458 604 1.141Niveau Initiator* 2.395 3.059 3.965 2.702 3.058 3.090 3.120 2.849 2.739 2.796Totaal 2.863 3.912 4.579 3.252 3.522 3.824 3.651 4.104 3.484 4.094Bron: Bloso.sport 159


3.71 Professionalisering sportclubsEvolutie van de professionalisering in de sportclubs, van 2000 tot 2008, totaal aantal en procentuele verdeling. Van categorie 0(geen opleiding) tot categorie 5 (licentiaat/master L.O.).2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008Categorie 0 46,8 49,8 46,4 53,5 46,6 44,1 48,0 47,9 47,8Categorie I 29,5 26,2 30,7 26,6 29,9 29,9 29,1 29,8 30,0Categorie II 16,6 16,0 15,6 13,2 15,7 18,2 14,5 14,6 14,3Categorie III 6,0 7,2 6,7 5,5 6,9 7,0 6,9 6,3 6,5Categorie IV 0,4 0,4 0,3 0,5 0,5 0,4 1,0 0,8 0,8Categorie V 0,6 0,4 0,3 0,6 0,5 0,5 0,5 0,6 0,5Totaal 20.471 21.045 28.901 32.652 38.151 41.856 40.237 40.852 42.845Bron: Bloso.Bij de sportfederaties valt op dat de helft van de vrijwilligersniet over een sporttechnisch diploma <strong>be</strong>schikt. De<strong>be</strong>taalde medewerkers die niet in dienstverband werken,zijn procentueel gezien het meest gekwalificeerd. 84%van deze geregistreerde medewerkers <strong>be</strong>schikt overeen sporttechnisch diploma en meer dan de helft vande sporttechnisch hoogstgekwalificeerden (categorie V,licentiaat/master L.O.) komt uit deze groep. Van de gesubsidieerdemedewerkers in dienstverband is 70% gekwalificeerd.Meer dan de helft van de <strong>be</strong>taalde medewerkersdie niet gesubsidieerd zijn en meer dan de helft van devrijwillligers zijn sportechnisch gekwalificeerd. Voor devrijwilligers is dit een lichte ver<strong>be</strong>tering, voor de <strong>be</strong>taaldemedewerkers een achteruitgang ten opzichte van 2007.3.72 Professionalisering sportfederatiesVerdeling van de medewerkers (administratieve, <strong>be</strong>stuurlijkeen sporttechnische) bij de erkende en gesubsidieerde sportfederaties,naar categorie van sportdiploma, in 2007, in %.10090807060504030<strong>2010</strong>0Betaald(in dienstverbanden gesubsidieerd)Betaald(in dienstverband enniet gesubsidieerd)Bron: Bloso. Van categorie 0 (geen opleiding) tot categorie 5 (licentiaat/master L.O.).VrijwilligerBetaald, nietin dienstverbandCategorie 0 I II III IV V3.73 Ondersteuning vrijwilligersHouding van sportclubs ten aanzien van de ondersteuningvan vrijwilligers door middel van opleiding, in % (N=574).De club investeert in opleidingenvoor haar vrijwilligers.Vrijwilligers die voor de clubrelevante opleidingen ofbijscholing volgen krijgendeze vergoed door de club.De club voorziet een jaarlijksbudget voor opleiding vanmedewerkers(Helemaal)nietakkoordBron: Scheerder & Vos, 2009. *VSP 09 geeft resultaten op basis van eensteekproef.Ook het recente onderzoek bij de sportclubs (Scheerder& Vos, <strong>2010</strong>) geeft informatie over de kwalitatieve <strong>be</strong>geleidingen de ondersteuning van vrijwilliggers. Bijna tweederde van de clubs heeft volgens dit onderzoek één ofmeerdere trainers zonder specifieke kwalificatie en ongeveerde helft van de clubs <strong>be</strong>schikt over trainers met eendiploma van de Vlaamse Trainersschool of een daarmeegelijkgesteld diploma. Gemiddeld <strong>be</strong>schikken de clubsover 7 sporttechnische <strong>be</strong>geleiders. Meer dan een derdevan de clubs geeft aan te investeren in de opleiding vanhaar vrijwilligers en bijna een vijfde van de clubs voorziethiervoor een jaarlijks opleidingsbudget. Vier op tien zegtrelevante opleidingen of bijscholingen van medewerkerste vergoeden (Scheerder & Vos, <strong>2010</strong>).Sportkampen en klassenNochakkoord,noch nietakkoord(Helemaal)akkoord39,4 26,5 34,140,2 16,8 4364 18,4 17,6Kwalitatieve <strong>be</strong>geleiding is verzekerd in de sportkampenen sportklassen van Bloso en de sportkampen van desportfederaties.Na een terugval in 2004 zitten de BLOSO-sportkampenopnieuw in stijgende lijn met in 2008 het grootste aantalgeorganiseerde kampen van de voorbije jaren. Het aantaldeelnemers is stabiel ten opzichte van 2007. De Blososportkampenkenden met 93% een hoge <strong>be</strong>zettingsgraadin 2008, al is dat iets lager dan in 2007. De kwalitatiefhoog aangeschreven Bloso-sportkampen worden georganiseerdtijdens de schoolvakanties.Bij de sportkampen van gesubsidieerde sportfederatiesis er een status quo van zowel het aantal sportkampenals het aantal deelnemers. In vergelijking met 2000 liggen<strong>be</strong>ide aantallen duidelijk lager.160vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenleving3.74 SportkampenEvolutie van het aantal ingerichte sportkampen en deelnemers aan sportkampen van Bloso en de gesubsidieerde sportfederaties,van 2000 tot 2008.Aantal ingerichte sportkampenBlosoGesubsidieerde sportfederatiesAantal deelnemersBlosoGesubsidieerde sportfederatiesBron: Bloso.2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 20087106108.55313.3207475518.11513.1097615498.50012.9578654449.47611.1647925529.50010.2508165269.47010.6578594379.71611.07587245010.20111.15692445110.17211.2573.75 SportklassenEvolutie van het aantal sportklassen, van 2000-2001 tot 2008-2009.2000-2001 2001-2002 2002-2003 2003-2004 2004-2005 2005-2006 2006-2007 2007-2008 2008-2009Aantal klassen 302 310 334 351 370 373 377 375 389Aantal deelnemers 15.312 15.776 17.026 17.156 17.847 17.190 17.325 17.429 18.065Bron: Bloso.Het Bloso organiseert ook sportklassen. De klas verhuistdan van maandag tot vrijdag naar de internaatafdelingvan een Bloso-centrum en krijgt naast de gewone vakkenvan de eigen leraar ook minstens twee uur sport per dagvan Bloso-lesgevers. Het aantal sportklassen en het aantaldeelnemers neemt jaar na jaar toe.Lokaal sport<strong>be</strong>leidMidden 2009 <strong>be</strong>schikte 93,5% van alle Vlaamse gemeentenover een lokaal sport<strong>be</strong>leidsplan; 3,9% had een verenigingssport<strong>be</strong>leidsplan.De 11 Vlaamse gemeenten die niet ingestaptzijn in het Sport voor Allen-decreet liggen verspreidover gans <strong>Vlaanderen</strong>. Tevens participeert geen enkele van de19 Brusselse gemeenten aan het decreet. De sport<strong>be</strong>leidsplannenzijn een <strong>be</strong>langrijk instrument voor de Vlaamse gemeentenom een integraal en kwaliteitsvol sport<strong>be</strong>leid te voeren.3.76 Lokaal sport<strong>be</strong>leidLokaal sport<strong>be</strong>leid, opvolging Sport voor Allen-decreet.Bron: Bloso.2007 2008 2009decreet1995decreet2007decreet2007Sport voor Allen-decreet: Aantal sport<strong>be</strong>leidsplannen,aantal gesubsidieerden <strong>be</strong>leidssubsidie en impulssubsidieSport<strong>be</strong>leidsplan 296 303Gemeentelijke sport<strong>be</strong>leidsplannen 280 285Provinciale sport<strong>be</strong>leidsplannen 5 5Sport<strong>be</strong>leidsplan Vlaamse Gemeenschapscommissie 1 1Verenigingssport<strong>be</strong>leidsplannen 10 12Sport<strong>be</strong>leidsplannen Brusselse gemeenten 0 0Vlaamse gemeenten zonder ingediend sport<strong>be</strong>leidsplan 18 11Beleidssubsidie 294Vlaamse gemeenten 193 278Provincies 5 5Vlaamse Gemeenschapscommissie 1 1Indieners verenigingssport<strong>be</strong>leidsplan 10Brusselse gemeenten 0Niet-gesubsidieerde Vlaamse gemeenten 20TopsportDe Vlaamse Regering wil het in de vorige legislatuuropgestarte topsport<strong>be</strong>leid continueren en waar nodigheroriënteren. Een integraal topsport<strong>be</strong>leid moet maximaleontplooiingskansen geven aan talentvolle sportersom topprestaties te leveren op internationaal niveau. Eensuccesvol topsport<strong>be</strong>leid veronderstelt ondermeer hettijdig detecteren van talent en vervolgens een goede <strong>be</strong>geleiding.Topsportscholen<strong>Vlaanderen</strong> telt 6 topsportscholen met specifieke studierichtingTopsport , zowel op ASO, TSO als BSO niveau.In het schooljaar 2009-<strong>2010</strong> zijn er bijna 700 leerlingenin topsportscholen. Hun aantal nam de voorbije jarenduidelijk toe. In de studierichtingen Topsport krijgen deleerlingen/topsporters binnen het uurrooster wekelijks4, 6 of 10 uur training in hun sport en 2 uren lichamelijkeopvoeding, aangepast aan hun sport. De sportieve opleidingen <strong>be</strong>geleiding ge<strong>be</strong>urt door trainers aangestelddoor de sportfederaties, die een bijzonder convenant metde topsportschool en de Vlaamse minister van Onderwijsondertekend heb<strong>be</strong>n.In het schooljaar 2009 -<strong>2010</strong> participeren 17 sportfederatiesin de verschillende topsportscholen, waarvan 16sportfederaties topsportsubsidies krijgen voor hun participatiein een topsportschool.Om in een studierichting topsport te kunnen inschrijvenmoeten de leerlingen over een topsportstatuut <strong>be</strong>schikkendat wordt uitgereikt door de selectiecommissie van hettopsportconvenant en dit op basis van strenge selectiecriteria.Inmiddels zijn meer dan 90% van de leerlingen meteen topsportstatuut effectief ingeschreven in een topsportschool.Dit is een <strong>be</strong>langrijke evolutie want het geefteen verhoogde garantie op een kwalitatieve <strong>be</strong>geleidingvan jong topsporttalent.sport 161


3.77 TopsportscholenEvolutie van de kerncijfers topsportscholen, van schooljaar 2002-2003 tot 2009-<strong>2010</strong>. Topsport<strong>be</strong>loften (Basisschool) niet meegerekend.02-'03 03-'04 04-'05 * 05-'06 * 06-'07 * 07-08* 08-09* 09-10*Aantal participerende sportfederaties in topsportscholen 16 17 17 16 16 17 17 17SportfederatieVoor topsport erkend en gesubsidieerd 13 14 14 13 13 14 15 16Niet voor topsport erkend en gesubsidieerd 3 3 3 3 3 3 2 1Leerlingen in Topsportschool 454 449 426 507 513 561 647 687Man 324 318 314 341 355 398 475 508Vrouw 130 131 112 166 158 163 172 179Uitgereikte topsportstatuten 568 570 514 578 568 622 721 759Man 383 380 357 378 389 434 512 547Vrouw 185 190 157 200 179 188 209 212Bron: Bloso.Ondersteuning topsportersOm de doorstroming vanuit het secundair naar het hogeronderwijs mogelijk te maken, werd in 2003 het BlosoTopsportstudentenproject Hoger Onderwijs opgestartvoor de categorie Elitesporters en een jaar later voor decategorie Beloftevolle Jongeren. Dit met als doel de combinatievan topsport en studies in het hoger onderwijs teoptimaliseren.Eenmaal de studies achter de rug blijkt vaak dat topsportmoeilijk te combineren is met werk. Daarom werd hetBloso Tewerkstellingsproject Topsport in 1995 in het levengeroepen, waarbij topsporters zich aan hun disciplinekunnen wijden zonder financiële <strong>be</strong>slommeringen. Sinds2007 <strong>be</strong>geleidt het project carrière<strong>be</strong>geleiding <strong>be</strong>loftevollejongeren en elitesporters voor de combinatie topsport enstudie, topsport en werk en de nacarrière.Naast Bloso zijn er ook andere actoren die topsportersondersteunen (departement CJSM, team Topsport <strong>Vlaanderen</strong>).Het aantal ondersteunde sporters via deze contractenlag in 2009 duidelijk lager dan in de voorgaande jaren.Via projectwerking binnen het departement CJSM zijn ersinds 1994 specifieke tewerkstellingscontracten en vormenvan financiële ondersteuning voor inmiddels drie Vlaamsewielerploegen en het atletiekproject Atletiek <strong>Vlaanderen</strong>,dat zich richt op <strong>be</strong>loften en fond/halve fond lopers.MedaillesMedailles op grote internationale wedstrijden vormen eengraadmeter voor het succes van het topsport<strong>be</strong>leid. Naeen terugval in het aantal medailles in 2007 en 2008, is erin 2009 terug een toename in eremetaal. De terugval kanmogelijks verklaard worden aan de hand van een opmerkelijkhoger aantal finaleplaatsen en dus verschillende3.78 Ondersteuning topsporters (BLOSO)Evolutie van het aantal atleten opgenomen in het Tewerkstellingsprojecten Topsportstudentenproject van Bloso, van 2003tot 2009.3.79 TewerkstellingscontractenEvolutie van de tewerkstellingscontracten door andere actorendan Bloso, van 2003 tot 2009.7060504030<strong>2010</strong>02003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Elitesporters (tewerkstellingsproject)Elitesporters (topsportstudentenproject)Beloftevolle Jongeren (tewerkstellingsproject)Beloftevolle Jongeren (topsportstudentenproject)KoninklijkeBelgischeWielrijdersbondWielerclub EddyMerckxvriendenBron: departement CJSM.2003 2004 2005 2006 2007 2008 200922 22 23 23 23 23 218 8 8 8 8 8 8Ladies Sprint 12,0 12,5 12,5 13,0 13,0 7,0 8,0Wielerpromotie 1 5 6 7 7 5Cycli PromAtletiek13,5 15,0 15,0 12,0 12,5 15,0 6,0<strong>Vlaanderen</strong>Departement CJSM 5 5 5 5 13 12 10(<strong>be</strong>ach, eventing,jumping, basket,...)Totaal 61,5 67,5 69,5 68,0 76,5 70,0 53,0Bron: Bloso.162vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenlevingnet-niet prestaties in deze twee jaar. Deze graadmeter blijftnatuurlijk <strong>be</strong>perkt tot sporten waarvoor in die jaren Wereld-of Europese kampioenschappen werden georganiseerd.Daarnaast lijken de recente prestaties van jeugdigeVlaamse topsporters te wijzen op een evolutie in positievezin. In diverse sporttakken worden goede prestaties neergezet.Op de olympische spelen 2008 scoorde België vrijzwak ten opzichte van vergelijkbare landen. Zowel naaraantal atleten als de medailleverdeling is er ongeveer een80-20 verdeling tussen <strong>Vlaanderen</strong> en Wallonië. Opmerkelijkis dat somminge landen met een kleine populatie zoalsNoorwegen, Nieuw-Zeeland en Denemarken een mooiemedailleoogst kunnen voorleggen. Sommige relatief kleinelanden heb<strong>be</strong>n zelfs, ondanks de toegenomen internationaleconcurrentie, hun medailleoogst kunnen vergroten.Voorlopig is het afwachten of de grotere medailleoogst in2009 op EK’s en WK’s doorgetrokken kan worden naar devolgende olympische spelen.3.80 Medailles en finaleplaatsenAantal <strong>be</strong>haalde medailles en finaleplaatsen <strong>be</strong>haald binnen26 topsportfederaties voor senioren, van 2005 tot 2009.Medailles op EK's20052006200720082009Medailles op WK's20052006200720082009Goud Zilver Brons Finaleplaats1167412611637514301089212112Goud Zilver Brons Finaleplaats105624Bron: Bloso. Finaleplaats = top 8 plaats.3.81 Medailles OS 2008Vergelijking van olympische medailles in Beijing 2008 ten opzichtevan Athene 2004 met vergelijkbare landen voor België.9851797237712563Gezond sportenEen actieve, fitte en gezonde Vlaming is het doel van hetVlaamse sport<strong>be</strong>leid. Hiervoor promoot het dan ook eengezonde sport<strong>be</strong>oefening en meer lichaams<strong>be</strong>weging. Eenkwaliteitsvolle sportmedische keuring en <strong>be</strong>geleiding en eentransparant doping<strong>be</strong>leid zijn hierbij <strong>be</strong>langrijke factoren.In 2009 waren zes erkende centra <strong>be</strong>voegd voor het keurenen <strong>be</strong>geleiden van sporters. Ongeveer 4.500 sporterslieten zich sportmedisch keuren of <strong>be</strong>geleiden in een erkenden gesubsidieerd keuringscentrum. Het gaat zowelom topsporters, getalenteerde sporters, recreatieve sportersals <strong>be</strong>ginnende sporters. De getalenteerde sporters(topsportleerlingen, <strong>be</strong>loftevolle jongeren en topsporters)waren in totaal met 1.751. De sportmedische keuring en<strong>be</strong>geleiding van deze sporters wordt door de Vlaamseoverheid gesubsidieerd, 739 getalenteerde sporters maaktenvan deze mogelijkheid gebruik. Daarnaast zijn er 181erkende keuringsartsen actief. Bij een opsplitsing tussencontroles binnen en buiten competitie is er echter wel eenverschil in de evoluties van de cijfers.In 2009 voerde de Vlaamse Gemeenschap 2.147 dopingcontrolesuit, waarvan 1.539 binnen en 608 buiten wedstrijdverband.Het aandeel sporters dat positief testte,daalde ten opzichte van de voorbije jaren. Voor de controlesbinnen wedstrijdverband daalt het percentage tot4,8%. Buiten wedstrijdverband was er wel een lichte stijgingvan de overtredingsratio, maar dit percentage blijftrelatief laag. Slechts 1,8% van de gecontroleerden buitenwedstrijdverband, testte positief.Bijna de helft van de overtredingen <strong>be</strong>treft middelen diespierversterkend werken en het recuperatievermogen<strong>be</strong>vorderen (anabolica en testosteron). In ongeveer eenvijfde van de gevallen gaat het om sporters die de controleweigeren en bijgevolg volgens het geldende reglementpositief zijn. Stimulantia (verleggen maximale pijngrens),cannabis en Bèta-2-antogonisten (vergemakkelijken deademhaling) heb<strong>be</strong>n ieder een aandeel van ongeveer 7%.Goud Zilver Brons Peking2008MedailleAthene2004medailleAustralië 14 15 17 46 49Nederland 7 5 4 16 22Noorwegen 3 5 2 10 6Nieuw-Zeeland 3 1 5 9 5Denemarken 2 2 3 7 8Zwitserland 2 0 4 6 5Zweden 0 4 1 5 7Finland 1 1 2 4 2Griekenland 0 2 2 4 16Oostenrijk 0 1 2 3 7Ierland 0 1 2 3 1België* 1 1 0 2 3Portugal 1 1 0 2 3Bron: De Knop & De Bosscher.*Wanneer de opsplitsing tussen <strong>Vlaanderen</strong> en Wallonië wordt gemaakt is deverhouding 80-20 op vlak van medaillewinnaars.3.82 DopingovertredersEvolutie van het aandeel dopingovertreders ten opzichte vanhet totaal aantal controles, van 1993 tot 2009.87654321019931994199519961997199819992000200120022003200420052006200720082009Bron: Team Medisch Verantwoord Sporten.sport 163


3.83 DopinggebruikVaststelling van het dopinggebruik bij de tien meest gecontroleerde sporttakken, 2009.Controles Positief % PositiefIn wedstrijd verband Buiten wedstrijdverband2008 2009 2008 2009 2008 2009 2008 2009Bodybuilding 29 63 1 6 23 39 76,7 56,5Kickboksen 76 78 0 0 15 10 19,7 12,8Atletiek 210 164 80 64 2 0 0,7 0,0Wielrennen 602 449 198 228 50 16 6,3 2,4Basketbal 78 60 44 24 1 0 0,8 0,0Boksen 92 47 10 3 6 1 5,9 2,0Tennis 48 44 1 14 2 0 4,1 0,0Powerlifting 60 66 4 0 10 3 15,6 4,5Triatlon 40 48 25 33 1 1 1,5 1,2Voetbal 162 174 153 80 0 1 0,0 0,4Bron: Team Medisch Verantwoord Sporten.3.84 TewerkstellingBezoldigde tewerkstelling in de sportsector, Vlaams Gewest,2003-2007.Binnen de 10 meest gecontroleerde sporten in <strong>Vlaanderen</strong>heb<strong>be</strong>n bodybuilding en kickboksen een bovengemiddeldeovertredingsratio. Het aantal overtredingen in hetwielrennen en powerlifting is duidelijk gedaald.16.00014.00012.00010.0008.0006.0004.0002.00002003 2004 2005 2006 2007Kernproducten*Toegeleverde producten**Bron: RSZ.* Omvat NACE-5 digit codes (classificatie 2003) 92611, 92612, 92613, 92621,92622 en 92623.** Omvat NACE-5 digit codes (classificatie 2003) 18242, 35120, 36400, 51476,52482, 71406 en 92721.Economische aspectenNaast een zinvolle vrijetijds<strong>be</strong>steding is sport steeds meereen bron van economische activiteit en werkgelegenheid. Deeconomische relevantie van sport is groot en neemt nog toe.Volgens de Vlaamse Kruispuntdatabank voor Ondernemingenzijn er 7.307 Vlaamse ondernemingen actief inde sportsector waarvan 2.033 ondernemingen personeeltewerkstellen. Op vestigingsniveau gaat het om 7.843 en2.407 vestigingen. Die 2.407 vestigingen van Vlaamse ondernemingenstellen minstens 1 werknemer te werk.Een onderneming <strong>be</strong>staat uit 1 of meerdere vestigingen.Meedere vestigingen kunnen <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op productieplaatsenen/of administratieve eenheden van eenonderneming.In die vestigingen waren volgens RSZ-data in 2007 14.503mensen tewerkgesteld. Dit aantal neemt jaarlijks nogverder toe.3.85 SportondernemingenAantal ondernemingen en vestigingen actief in de sportsector.OndernemingenVestigingenAlle ondernemingen Enkel ondernemingen Alle ondernemingen Enkel ondernemingenmet RSZplichtmet RSZplichtR+N R N R+N R N R+N R N R+N R NKernprodukten 5.279 3.032 2.247 1.175 1.005 170 5.558 3.277 2.281 1.350 1.171 179Toegeleverde produkten 2.028 1.261 767 858 744 114 2.285 1.459 826 1.057 925 132Totaal 7.307 4.293 3.014 2.033 1.749 284 7.843 4.736 3.107 2.407 2.096 311Bron: VKBO, verwerking VKBO , Corve.-sportsector = oplijsting van onderstaande NACE-nomenclaturen (NACE2008)Kernprodukten = 14.199, 32.300, 33.150, 46.496, 47.640, 77.210Toegeleverde produkten = 85.510, 93.110, 93.121, 93.130, 93.199, 93.291-opgedeeld naar Rechtspersoon (R) en Natuurlijk persoon (N)-voor het totaal en voor de categorie “RSZ”-plichtige164vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenlevingVoor meer informatiePublicaties en websitesScheerder, J. & Vos, S., m.m.v. Breesch, D., Lagae, W. &Van Hoecke, J. (<strong>2010</strong>). De fitnesssector in <strong>be</strong>eld. Basisrapporteringover het Vlaamse Fitness Panel 2009(VFP09) (Beleid & Management in Sport 3). Leuven:KULeuven/Afdeling Sociale Kinesiologie & Sportmanagement.Scheerder, J. & Vos, S., m.m.v. Breesch, Breesch, D. , KésenneS., Van Hoecke J., Vanreusel B. (<strong>2010</strong>). Sportclubsin <strong>be</strong>eld. Basisrapportering over het VlaamseSportclubpanel Panel 2009 (VFP09) (Beleid & Managementin Sport 4). Leuven: KULeuven/AfdelingSociale Kinesiologie & Sportmanagement.Vlaamse overheid (2009). Sport verruimd. 5 jaar Vlaamssport<strong>be</strong>leid (2004-2009).Departement CJSM (2009). Cijferboek gemeentelijk sport<strong>be</strong>leid2008-<strong>2010</strong>.Van Hecke E., De Maesschalck F., Gils B. & Ver<strong>be</strong>stel V.(2008), Behoeften aan sportinfrastructuur in <strong>Vlaanderen</strong>:een ruimtelijke analyse. K.U.Leuven: Instituutvoor Sociale en Economische Geografie.Hervé Van der Aerschot, André Van Lierde, Renaat Philippaerts(2005), De barometer van de fysieke fitheidvan de Vlaamse jeugd, Bloso & het steunpunt Sport,Beweging en Gezondheid.Jeroen Scheerder, Guy Pauwels & Bart Vanreusel (2007),Breedtesport in <strong>Vlaanderen</strong> Gepeild. Trends en profielen1999-2006. <strong>Vlaanderen</strong> Gepeild! 2007. Brussel:Studiedienst van de Vlaamse Regering.Jeroen Scheerder (2007), Tofsport in <strong>Vlaanderen</strong>. Groei,omvang en segmentatie van de Vlaamse recreatiesportmarkt.Brussel: F&G Partners.fa<strong>be</strong>r.kuleuven.<strong>be</strong>/BMSwww.bloso.<strong>be</strong>www.dopinglijn.<strong>be</strong>www.gezondsporten.<strong>be</strong>www.topsportvlaanderen.<strong>be</strong>sport 165


3.3 toerismeHet toeristisch <strong>be</strong>leid wil met een ver<strong>be</strong>terde marketingwerkinghet Vlaams toeristisch product nog <strong>be</strong>terverkopen en zo het rendement van de sector, het aantalovernachtingen en de tewerkstellingsgraad verhogen. Inhet eerste deel van dit hoofdstuk ligt de focus dan ook op<strong>Vlaanderen</strong> als toeristisch product.Verder wil het <strong>be</strong>leid de volwaardige participatie aantoerisme voor iedere Vlaming mogelijk maken. Hettweede subhoofdstuk neemt daarbij de Vlaming en zijnvakantie(gedrag) onder de loep.<strong>Vlaanderen</strong> als <strong>be</strong>stemmingDit eerste deel <strong>be</strong>schrijft het toeristisch product <strong>Vlaanderen</strong>.Daarbij gaat specifiek aandacht naar het <strong>be</strong>langvan de toeristische sector voor de Vlaamse economie enwerkgelegenheid. Een <strong>be</strong>schrijving van de omvang vanhet verblijfs- en dagtoerisme vervolledigt het eerste subhoofdstuk.Economisch <strong>be</strong>langToerisme levert een <strong>be</strong>langrijke bijdrage aan de Vlaamseeconomie en de tewerkstelling. De sector is goed voor 2%van de omzet van alle <strong>be</strong>drijven, 4% van de investeringenen 5% van de tewerkstelling.Toeristen consumeren veel verschillende producten endiensten, bijvoor<strong>be</strong>eld transport, accommodatie, etenen souvenirs. Niet alleen de toeristische sector profiteertvan die <strong>be</strong>stedingen (directe economische effecten), ook<strong>be</strong>drijven in andere sectoren heb<strong>be</strong>n een deel van hunomzet te danken aan toeristen (indirecte economischeeffecten).Om internationaal concurrentieel te blijven, is het <strong>be</strong>langrijkvoldoende te investeren in innovatie en renovatie vantoeristische producten.De omzet van de toeristisch-recreatieve sector was in2008 goed voor 12,4 miljard euro. De investeringenkwamen net onder het miljard euro uit. De toeristischrecreatievesector was in 2008 goed voor 4 % van alleinvesteringen. In het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest<strong>be</strong>droeg de omzet 2,9 miljard euro en werd er voor 162miljoen geïnvesteerd.De directe werkgelegenheid in de toeristisch-recreatievesector <strong>be</strong>droeg in 2007 ruim 102.000 werknemers en27.000 zelfstandigen, goed voor ongeveer 5% van detewerkstelling. Het aantal werknemers in de toeristischrecreatievesector steeg in de periode 1999-2007 sterkerdan het Vlaamse gemiddelde. Bij de zelfstandigen lag degroei dan weer onder het gemiddelde. In het BrusselseHoofdstedelijke Gewest was de sector in 2007 goed voor37.500 werknemers en 2.600 zelfstandigen.3.86 Omzet en investeringenOmzet en investeringen in de toeristisch-recreatieve sectorvolgens gewest, in miljoen euro, in 2002 en 2008.OmzetVlaams GewestBrussels GewestWaals GewestNiet toewijsbaar aan gewestBelgiëInvesteringenVlaams GewestBrussels GewestWaals GewestNiet toewijsbaar aan gewestBelgië2002 2008 aandeel 20089.7463.4182.85053816.55270813823455113512.3802.8653.0693.22021.5349581623061571.58457,5%13,3%14,2%15,0%100,0%60,5%10,2%19,3%9,9%100,0%Noot: De som van de gewesten ligt lager dan het Belgische cijfer. Om vertrouwelijkheidsredenenworden gegevens in subsectoren met weinig <strong>be</strong>drijvenniet vrijgegeven. Dat komt vaker voor op gewestelijk niveau. Vooral in 2008is zo een erg groot <strong>be</strong>drag in de categorie “niet toewijsbaar aan gewest”terecht gekomen, waardoor vergelijken in de tijd in het gedrang komt.Bron: ADSEI.3.87 WerkgelegenheidIndex van de werkgelegenheid in de toeristisch recreatievesector, van 1999 tot 2007, index 1999 = 100.1401<strong>2010</strong>0801999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007Werknemers toerismeWerknemers totaal* Geen gegevens voor juni 2004.Bron: RSZ.Zelfstandigen toerismeZelfstandigen totaal166vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenleving3.88 Omzet horecaIndex omzet in nominale prijzen in de horeca in het Vlaamse Gewest en de buurlanden, van 1999 tot 2007.16015014013012011010090801999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007Vlaams Gewest België Duitsland Frankrijk Nederland Verenigd KoninkrijkIndex 1999 = 100.Bron: Eurostat, ADSEI.De horeca-sector vormt een zeer <strong>be</strong>langrijk onderdeelbinnen de toeristisch-recreatieve sector, en kan internationaalvergeleken worden. De omzet van de horeca-sectorgroeide tussen 1999 en 2007 met meer dan 40% . HetVlaamse groeicijfer is vergelijkbaar met dat van de buurlanden.De groei in werkgelegenheid in de horecasectorlag lager dan in de buurlanden.VerblijfstoerismeDit onderdeel focust op de evolutie en de spreiding vanhet aantal toeristische overnachtingen. Een eerste deel<strong>be</strong>schrijft de totale markt, met extra aandacht voor deopvangcapaciteit en het motief van de overnachtingen.Daarna worden achtereenvolgens de binnen- en buitenlandsemarkt <strong>be</strong>schreven.Totale marktHet aantal overnachtingen in het Vlaamse Gewest gingin 2008 licht achteruit en zakt in vergelijking met 1999 met2%. Tot en met augustus 2008 leek het nog een positiefjaar te worden voor het aantal overnachtingen. Daarnasloeg de crisis toe. De Brusselse regio noteert wel positievegroeicijfers.Het aantal aankomsten in het Vlaamse Gewest kent integenstelling tot het aantal overnachtingen wel nog eengroei. Dit <strong>be</strong>vestigt de trend naar meer, maar kortere, verblijven.De gemiddelde verblijfsduur in het Vlaamse Gewestdaalde sinds 1999 van 3,80 naar 3,14 nachten per verblijf.Crisis hoeft niet noodzakelijk slecht nieuws te zijn voor<strong>Vlaanderen</strong> als toeristisch product. Mensen blijven reizen,maar spenderen wel minder geld en blijven dichter bijhuis. Hierbij kan <strong>Vlaanderen</strong> profiteren van de trend naar3.89 Werkgelegenheid horecaIndex van het aantal werknemers in de horeca in het Vlaams Gewest en de buurlanden, van 1999 tot 2007, index 1999 = 100.15014013012011010090801999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008Vlaams Gewest België Duitsland Frankrijk Nederland Verenigd KoninkrijkBron: Eurostat, RSZ.toerisme 167


3.90 OvernachtingenEvolutie van het aantal overnachtingen volgens gewest, van 1999 tot 2008.1999 2004 2.005 2.006 2007 2008 '99-'08Vlaams Gewest 23.539.400 23.305.749 22.912.278 23.398.140 23.303.560 22.999.149 -2,3%Brussels Gewest 4.268.734 4.717.667 4.650.013 4.836.476 5.099.264 5.271.014 +23,5%Waals Gewest 6.687.296 6.760.627 6.694.119 6.830.170 6.784.554 6.678.366 -0,1%België 34.495.430 34.784.043 34.256.410 35.064.786 35.187.378 34.948.529 +1,3%Noot: alle commerciële logiesvormen (hotels, campings, vakantieparken, logies voor doelgroepen en huurlogies via verhuurkantoren aan de Kust).Bron: ADSEI (<strong>be</strong>werking Toerisme <strong>Vlaanderen</strong>, Planning & Onderzoek).kortere en meer dichtbij huis vakanties. <strong>Vlaanderen</strong> heefteen gunstige positie te midden van dicht<strong>be</strong>volkte en koopkrachtigeherkomstlanden, en is bovendien een typische<strong>be</strong>stemming voor kortbijvakanties.De meeste commerciële overnachtingen vinden plaats aande kust, maar de populariteit van deze <strong>be</strong>stemming daaltwel verder. De kunststeden trekken meer en meer toeristen,waaronder zakenlui, aan. Vooral Brussel, Brugge,Antwerpen en Gent ontvingen veel gasten. Ook de Vlaamseregio’s kunnen steeds meer mensen overtuigen als vakantie<strong>be</strong>stemming.Uitschieters hier zijn de Antwerpse enLimburgse Kempen. Ook andere delen van Limburg en deWesthoek zijn frequent <strong>be</strong>zochte vakantieoorden.De officiële logiescapaciteit in het Vlaamse Gewest <strong>be</strong>draagteen 378.000 slaapplaatsen, waarvan 181.000 toeristischeslaapplaatsen en 197.000 residentiële. In dit cijferworden de tweede verblijven niet meegeteld. Hierdoorwordt de <strong>be</strong>tekenis van de kust als toeristische <strong>be</strong>stemmingaanzienlijk onderschat. Want het is vooral aan dekust dat zich het toenemend aantal tweede verblijven<strong>be</strong>vindt. In 2008 vertegenwoordigen deze tweede verblijveneen capaciteit van nog eens ruim 400.000 slaapplaatsen.Het aantal overnachtingen aan de kust wordt doorWesttoer geschat op bijna 33 miljoen. Slechts 10 miljoenvan deze overnachtingen zitten in de hiervooor vermelde‘officiële’ cijfers (toeristische slaapplaatsen + verhuur viaimmo).3.91 Spreiding overnachtingenSpreiding aantal overnachtingen in 2008.1.500.001 - 5.300.000 (3) 500.000 - 1.500.000 (12) 150.001 - 500.000 (10)15.001 - 150.000 (81) 0 - 15.000 ( 113) vertrouwelijk (90)Noot: alle commerciële logiesvormen (hotels, campings, vakantieparken, logies voor doelgroepen en huurlogies via verhuurkantoren aan de Kust).Wit = gemeenten met minder dan 3 commerciële logiesaccommodaties. Deze zijn niet weerhouden omwille van vertrouwelijkheid.Bron: ADSEI (<strong>be</strong>werking Toerisme <strong>Vlaanderen</strong>, Planning & Onderzoek).3.92 Overnachtingen naar macroproductEvolutie van het aantal overnachtingen naar macroproduct, van 1999 tot 2008.1999 2004 2005 2006 2007 2008 '99-'08Kust 12.531.603 11.957.151 11.360.405 11.206.268 10.702.008 10.054.496 -19,8%Kunststeden 7.592.847 8.291.925 8.188.744 8.636.432 9.129.110 9.506.509 +25,2%Vlaamse regio's 7.683.684 7.774.340 8.013.142 8.391.916 8.571.706 8.709.158 +13,3%Noot: alle commerciële logiesvormen (hotels, campings, vakantieparken, logies voor doelgroepen en huurlogies via verhuurkantoren aan de Kust).Bron: ADSEI (<strong>be</strong>werking Toerisme <strong>Vlaanderen</strong>, Planning & Onderzoek).168vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenleving3.93 LogiescapaciteitEvolutie van de logiescapaciteit per type logiesvorm in hetVlaamse Gewest, uitgedrukt in aantal slaapplaatsen, in 2004en 2008, exclusief huurlogies.3.94 VerblijfsmotiefVerdeling van het aantal overnachtingen naar verblijfsmotiefin 2008, in %.2004 2008Hotels 62.916 67.083Campings: toeristische plaatsen 48.112 49.301Campings: residentiële plaatsen 206.898 190.838Vakantieparken: toeristische plaatsen 15.395 14.255Vakantieparken: residentiële plaatsen 5.590 6.495Logies voor doelgroepen 45.234 45.960Gastenkamers 3.013 4.174Totaal 387.158 378.106Bron: Steunpunt Buitenlands Beleid, Toerisme & Recreatie.100908070605040302087861837451068410117910De verdeling van het aantal overnachtingen naar verblijfsmotiefis relatief stabiel .Bijna negen op tien overnachtingenin het Vlaamse Gewest heeft recreatieve doeleinden.Dat geldt ook voor het Waalse maar niet voor hetBrusselse Hoofdstedelijke Gewest. Met zijn sterk internationaalkarakter trekt Brussel meer zakelijke reizigers aan.Meer dan een derde van de Brusselse overnachtingen iste situeren in het zogenaamde MICE-segment (Meetings,Incentive, Conference en Events of Exhibitions), een vijfdezijn overnachtingen van individuele zakentoeristen.0Vlaams Gewest Brussels Gewest Waals Gewest BelgiëAndere <strong>be</strong>roepsdoeleindenConferentie, congres en seminarieOntspanning en vakantieNoot: alle commerciële logiesvormen (hotels, campings, vakantieparken,logies voor doelgroepen en huurlogies via verhuurkantoren aan de Kust).Bron: ADSEI (<strong>be</strong>werking Toerisme <strong>Vlaanderen</strong>, Planning & Onderzoek).Binnenlandse marktDrie op vijf van alle overnachtingen in het Vlaamse Gewestzijn binnenlandse overnachtingen. Het aandeel overnachtingendoor Belgen in het Brusselse HoofdstedelijkeGewest is aanzienlijk lager, maar nog steeds goed vooreen groot aantal overnachtingen. De binnenlandse marktsitueert zich vooral aan de kust. In tweede instantie zijn deAntwerpse en Limburgse Kempen en andere gemeenten inLimburg en de Westhoek erg populair.Het aantal binnenlandse overnachtingen kende in 2008een lichte achteruitgang. Sinds 1999 tekent zich een dalingvan bijna 5% af, voornamelijk te wijten aan het tanendesucces van huurlogies aan de kust. De kunststedenkunnen rekenen op stijgende binnenlandse <strong>be</strong>langstelling.3.95 Binnenlandse overnachtingenEvolutie van het aantal binnenlandse overnachtingen volgens gewest, van 1999 tot 2008.1999 2004 2005 2006 2007 2008 '99-'08Vlaams Gewest 14.174.560 13.969.497 13.649.352 13.844.787 13.725.570 13.503.130 -4,7%Brussels Gewest 333.222 519.809 531.638 630.365 722.629 764.196 +129,3%Waals Gewest 3.840.691 3.850.598 3.743.187 3.771.563 3.704.541 3.587.787 -6,6%België 18.348.473 18.339.904 17.924.177 18.246.715 18.152.740 17.855.113 -2,7%Noot: alle commerciële logiesvormen (hotels, campings, vakantieparken, logies voor doelgroepen en huurlogies via verhuurkantoren aan de Kust).Bron: ADSEI (<strong>be</strong>werking Toerisme <strong>Vlaanderen</strong>, Planning & Onderzoek).3.96 Buitenlandse overnachtingenEvolutie van het aantal buitenlandse overnachtingen volgens gewest, van 1999 tot 2008.1999 2004 2005 2006 2007 2008 '99-'08Vlaams Gewest 9.364.840 9.336.252 9.262.926 9.553.353 9.577.990 9.496.019 +1,4%Brussels Gewest 3.935.512 4.197.858 4.118.375 4.206.111 4.376.635 4.506.818 +14,5%Waals Gewest 2.846.605 2.910.029 2.950.932 3.058.607 3.080.013 3.090.579 +8,6%België 16.146.957 16.444.139 16.332.233 16.818.071 17.034.638 17.093.416 +5,9%Noot: alle commerciële logiesvormen (hotels, campings, vakantieparken, logies voor doelgroepen en huurlogies via verhuurkantoren aan de Kust).Bron: ADSEI (<strong>be</strong>werking Toerisme <strong>Vlaanderen</strong>, Planning & Onderzoek).toerisme 169


3.97 Overnachtingen naar herkomstlandEvolutie van het aantal overnachtingen volgens herkomstland, van 1999 tot 2008.1999 2004 2005 2006 2007 2008 '99-'08Nederland 2.838.026 3.251.630 3.204.587 3.347.574 3.348.999 3.385.052 +19,3%Duitsland 2.354.990 1.714.067 1.673.623 1.628.934 1.581.993 1.497.280 -36,4%Verenigd Koninkrijk 1.486.630 1.412.092 1.384.610 1.364.298 1.402.189 1.377.047 -7,4%Frankrijk 1.003.250 1.122.529 1.115.409 1.185.479 1.100.221 1.120.184 +11,7%V.S. Amerika 296.028 270.980 276.506 271.093 269.541 246.893 -16,6%Spanje 93.037 142.957 148.276 164.690 179.512 199.821 +114,8%Italië 168.719 163.191 149.510 161.585 165.375 170.208 +0,9%Japan 122.729 110.625 95.588 94.649 90.877 79.003 -35,6%Denemarken 38.312 36.882 37.778 35.779 40.242 43.352 +13,2%Zweden 57.673 55.834 53.828 57.242 57.337 56.390 -2,2%Oostenrijk 31.278 24.184 23.923 28.779 31.776 31.269 +0,0%Rusland 33.658 40.892 52.042 57.894 59.566 57.675 +71,4%China 23.152 39.996 43.235 43.442 47.042 42.402 +83,1%India 20.399 36.622 36.714 40.982 44.851 61.171 +199,9%Brazilië 9.734 11.677 12.407 15.558 20.981 24.119 +147,8%Overig buitenland 787.225 902.094 954.890 1.055.375 1.137.488 1.104.153 +40,3%TOTAAL 9.364.840 9.336.252 9.262.926 9.553.353 9.577.990 9.496.019 +1,4%Noot: alle commerciële logiesvormen (hotels, campings, vakantieparken, logies voor doelgroepen en huurlogies via verhuurkantoren aan de Kust).Bron: ADSEI (<strong>be</strong>werking Toerisme <strong>Vlaanderen</strong>, Planning & Onderzoek).Buitenlandse marktOok het aantal buitenlandse overnachtingen ging in hetVlaamse Gewest in 2008 licht achteruit. Het aantal buitenlandseovernachtingen zit nu slechts 1% boven hetniveau van 1999. Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewestscoort opvallend <strong>be</strong>ter, met een groei in 2008 en een toenamevan bijna 15% ten opzichte van 1999.De buitenlandse overnachtingen zijn, meer dan de binnenlandsegecentreerd in de kunststeden. Dat komtdeels door het zakentoerisme en deels door recreatievecitytrips. Brussel staat op kop, gevolgd door Antwerpen,Brugge en Gent. Daarnaast oefenen zowel de kust alsenkele gemeenten in de Kempen een grote aantrekkingskrachtuit op buitenlanders. De buitenlandse toeristenkomen vooral uit de buurlanden en verblijven hier inhoofdzaak voor recreatieve doeleinden.Nederland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Duitslandzijn met voorsprong de <strong>be</strong>langrijkste marktlanden3.98 Aankomsten naar aantal inwonersEuropese vergelijking van het aantal buitenlandse aankomsten per 100 inwoners, in 2000 en 2008.450400350300250200150100500MaltaCyprusOostenrijkBrussels GewestIerland2000 2008LuxemburgGriekenlandEstlandSpanjeFrankrijkPortugalSloveniëHongarijeDenemarkenBulgarijeLetlandItaliëFinlandBelgiëTsjechiëNederlandVlaams GewestZwedenVerenigd KoninkrijkLithouwenPolenWaals GewestSlovakijeDuitslandRoemeniëNoot: een vergelijking van de gewesten met andere landen moet met de nodige omzichtigheid ge<strong>be</strong>uren: elk land zal regio’s heb<strong>be</strong>n die <strong>be</strong>ter scoren dan hetgemiddelde van het land.Bron: UNWTO & Eurostat (<strong>be</strong>werking SVR).170vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenleving3.99 AttractiesEvolutie van het aantal <strong>be</strong>zoekers van toeristische attracties, naar type attractie, van 2004 tot 2008, in %.Toeristisch-recreatieve attractiesdieren-, pret- en themaparkenrecreatieparken en waterplezierwetenschap en natuursightseeingCulturele attractieserfgoedmuseakunstmuseaniet-museale erfgoedattractiesBron: Steunpunt Buitenlans Beleid, Toerisme en Recreatie.2004 2005 2006 2007 2008 '04-'0859,333,811,36,37,940,722,18,510,1Totaal (N) 15.347.642 15.262.712 15.659.913 16.842.747 16.609.208 +8,2%59,233,711,56,27,840,822,59,19,257,833,612,45,16,742,222,98,710,658,734,311,36,07,141,321,69,99,859,634,311,36,67,340,423,38,19,0+8,7+9,9+8,8+13,2-0,1+7,5+14,0+3,2-3,1voor <strong>Vlaanderen</strong>. In het Vlaamse Gewest zijn ze goedvoor 78% van de buitenlandse overnachtingen en 32%van het totaal aantal overnachtingen. In Brussel liggendeze aandelen op 45% en 38%. Dit geeft aan dat dit gewestook veel buitenlanders van buiten onze buurlandenaantrekt.De Nederlandse en Franse overnachtingen namen lichttoe, in lijn met voorgaande jaren. Zij vormen dus eenuitzondering op de globale trend. Het aantal Britse enAmerikaanse overnachtingen liep terug, waarbij de duurdereeuro een <strong>be</strong>langrijke rol speelde. Het aantal Duitseovernachtingen blijft verder dalen, en zit nu al ruim eenderde onder het niveau van 1999. Enkele andere landenlieten opvallende groeicijfers optekenen. Zo nam het aantaltoeristen uit Spanje, China, Rusland, India, en Braziliësterk toe sinds 1999.In 2008 telde het Vlaamse Gewest 58 buitenlandse aankomstenper 100 inwoners. Op Europees vlak is dat eenmatige score, deels te verklaren door onze hoge <strong>be</strong>volkingsdichtheid.DagtoerismeDagtoerisme is een vorm van toerisme waarbij dezelfdedag weer naar de eigen woonplaats wordt teruggereisd.Een deel van het dagtoerisme vindt plaats in attracties.Ook de kust trekt een groot deel dagjesmensen aan. Deattracties in het Vlaamse Gewest konden in 2008 rekenenop het <strong>be</strong>zoek van bijna 17 miljoen dagtoeristen. Dit is eenkleine terugval na het topjaar 2007.Het dagtoerisme aan de kust schommelde de voorbije tienjaar steeds tussen de 16 en 19 miljoen dagtoeristen perjaar. Schommelingen heb<strong>be</strong>n hier vooral te maken met deweersomstandigheden.De Vlaming op vakantieDit tweede deel neemt de Vlaming en zijn vakantie onderde loep. De participatiegraad maakt duidelijk dat op vakantiegaan niet voor iedereen is weggelegd. Een overzichtvan de lange en korte vakanties van de Vlamingenrondt dit subhoofdstuk af.VakantieparticipatieIn 2008 ging iets minder dan driekwart van de Vlamingenminstens eenmaal op vakantie. Daarmee wordt de stijgendetrend van vakantieparticipatie sinds 2002 onderbroken.Het gemiddeld aantal vakanties per reizende Vlaming<strong>be</strong>draagt in 2008 evenveel als in 2006. Er gaan dus mindermensen op vakantie, maar diegenen die reizen doen dateven vaak als in 2006. Dat maakt dat het totale aantalvakanties licht is gedaald. Vooral het aantal wintervakantiesen het aantal binnenlandse vakanties liep terug. DeVlaamse participatiegraad <strong>be</strong>nadert die van onze buurlanden,al zijn exacte vergelijkingen niet mogelijk wegenskleine methodologische verschillen.Voor veel mensen met een <strong>be</strong>perkt inkomen is met vakantiegaan een uitgave die niet binnen hun budget past. In2008 <strong>be</strong>weerden bijna 18% van de Vlamingen dat ze zichgeen vakantie konden veroorloven. Dat is een aanzienlijkestijging ten opzichte van 2006. Bij (armoede-) risicogroepenligt dat percentage aanzienlijk hoger.3.100 VakantieparticipatieEvolutie van de vakantieparticipatie van de Vlamingen, van1998 tot 2008.Totale vakantieparticipatieFrequentie per jaarLange vakantieparticipatieLange vakantiefrequentieKorte vakantieparticipatieKorte vakantiefrequentie1998 2000 2002 2004 2006 200875,3%2,365,9%1,6538,9%1,5478,1%2,368,7%1,6741,7%1,6274,1%2,364,3%1,7538,5%1,6075,4%2,464,8%1,7441,3%1,6076,6%2,267,1%1,6538,8%1,5673,7%2,263,3%1,6936,6%1,51Bron: WES, Onderzoek & Advies.toerisme 171


3.101 Vakantie-armoedeEvolutie aandeel per risicogroep dat zich geen week vakantiekan veroorloven, van 2004 tot 2008, in %.Bron: SILC.laagste inkomenquintiel65+1-ouder-gezinalleen-staanden2004 38,3 21,0 53,2 26,8 33,9 36,5 37,6 26,2 18,32006 38,8 18,2 49,6 25,0 25,0 36,0 42,2 21,6 14,52008 50,3 19,6 46,5 27,4 25,1 43,4 32,5 24,5 17,8Omdat vakantie een basisrecht is, ijvert Toerisme <strong>Vlaanderen</strong>via haar steunpunt Vakantieparticipatie voor een<strong>be</strong>taalbaar vakantieaanbod. Het aanbod is <strong>be</strong>doeld vooralle mensen die omwille van financiële <strong>be</strong>perkingen nietop vakantie of daguitstap kunnen gaan.Het steunpunt werkt daarvoor samen met tal van organisaties,toeristische attracties en vakantiehuizen, die <strong>be</strong>reidzijn een sociaal tarief te hanteren voor deze doelgroep.In 2009 konden zo ruim 87.000 mensen genieten van eenvakantie of een dagje uit.werklozenzieken & invalidenniet EU-burgerslaag geschooldenTotaalLange vakantiesHet aandeel Vlamingen dat minstens eenmaal een vakantievan minstens 4 nachten heeft genomen, is in 2008gedaald tot het laagste niveau sinds 1998. Er nemen dusminder Vlamingen een lange vakantie, maar ze doen datwel iets frequenter. Daardoor bleef het totale aantal langevakanties min of meer stabiel. Naar <strong>be</strong>stemming valt opdat het aantal binnenlandse lange vakanties achteruit gaatterwijl het aantal buitenlandse lange vakanties toeneemt.De Vlaamse kust is de populairste binnenlandse <strong>be</strong>stemmingvoor lange vakanties. Als ook de buitenlandse <strong>be</strong>stemmingenmee in rekening worden gebracht, komt dekust op de tweede plaats met een aandeel van bijna 13%in het totaal aantal lange vakanties. Lange vakanties inWallonië waren in 2008 een pak minder geliefd dan dejaren voorheen. Ook in de Vlaamse regio’s gaat het aantalVlaamse vakanties achteruit. Enkel de kunststeden ontvangenmeer Vlamingen, maar toch blijft hun volume erglaag.Frankrijk is en blijft de <strong>be</strong>stemming nummer één voorde Vlaming met bijna 1,3 miljoen vakanties. Spanje komttraditioneel op de tweede plaats bij de buitenlandse <strong>be</strong>stemmingen.Er is een lichte terugval van het aantal langevakanties. De dalende populariteit van Spanje zet zich dusverder. Het aantal vakanties naar Italië ging vooruit, maarnog spectaculairder is de groei van het aantal vakanties inTurkije. Na een dip in 2006 steeg het aantal Vlaamse vakantiesvoor deze <strong>be</strong>stemming met ruim de helft. Griekenland,Nederland, Duitsland en Zwitserland konden in 2008minder Vlamingen verleiden dan in 2006. Oostenrijk en3.102 Steunpunt VakantieparticipatieEvolutie van het aantal toeristen dat gebruik maakte van hetsteunpunt Vakantieparticipatie, van 2001 tot 2009 (opgestartin mei 2001*).100.0003.103 Lange vakantie<strong>be</strong>stemmingEvolutie van de lange vakantie<strong>be</strong>stemmingen van de Vlamingen,van 1998 tot 2008, aandeel (in %) t.o.v. het totaal.90.00080.00070.00060.00050.00040.00030.00020.00010.00002001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Georganiseerde vakanties GroepsvakantiesIndividuele vakantiesDaguitstappenVlaamse kustWalloniëVlaamse regio'sKunststeden1998 2000 2002 2004 2006 200815,37,65,20,313,26,04,50,312,87,04,80,312,76,44,50,113,37,75,00,212,85,44,50,3Binnenland 28,4 24,0 24,9 23,7 26,2 23,1FrankrijkSpanjeItaliëTurkijeOostenrijkGriekenlandNederlandDuitslandZwitserlandBritse EilandenOost-EuropaOverig buitenland16,315,15,02,35,23,13,33,33,11,92,210,817,815,96,33,75,13,52,63,81,81,41,412,718,014,77,54,24,73,33,33,11,82,02,010,517,113,56,44,95,12,93,63,72,11,52,612,919,011,86,23,74,93,73,54,12,01,02,111,919,011,46,85,65,33,63,13,01,51,12,414,1Buitenland 71,6 76,0 75,1 76,3 73,9 76,9Totaal ( x 1.000) 6.556 7.069 6.859 6.866 6.656 6.723Bron: Toerisme <strong>Vlaanderen</strong>, Steunpunt Vakantieparticipatie.Bron: WES, Onderzoek & Advies.172vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenlevingOost-Europa ontvingen dan weer meer Vlamingen vooreen lange vakantie.Een Vlaamse lange vakantie duurde gemiddeld 10,5 nachten.Tijdens die periode gaf de Vlaming gemiddeld 591euro uit. De <strong>be</strong>stedingen voor het totale verblijf stegen- na correctie voor de index - met 1% in vergelijking met2006. De gemiddelde uitgaven per nacht gingen eveneensmet 1% de hoogte in.Korte vakantiesBijna 37% van de Vlamingen heeft in 2008 minstens éénkorte vakantie genomen, een terugval van meer dan 2procentpunten ten opzichte van 2006. Naast de participatiegraaddaalde ook het gemiddeld aantal korte vakantiesper persoon. Daarmee daalt ook het totaal aantal kortevakanties. De Vlaming verkiest een korte zomervakantieboven een vakantie in de winter. In tegenstelling tot delange vakanties zijn de binnenlandse korte vakanties populairderdan de buitenlandse. Het binnenland is goedvoor 54% van de korte vakanties. Wallonië is net ietspopulairder dan de kust. Voor de buitenlandse <strong>be</strong>stemmingenscoren vooral de buurlanden erg goed. De Britseeilanden trokken in 2008 opvallend meer Vlamingen aan,waarbij de goedkope pond ongetwijfeld een rol speelde.De niet-buurlanden scoren als groep ook <strong>be</strong>hoorlijk. Hetsucces van citytrips met goedkope luchtvaartmaatschappijenspeelt hierbij een <strong>be</strong>langrijke rol.3.105 Bestedingen lange vakantieEvolutie van de gemiddelde <strong>be</strong>stedingen tijdens de langevakanties van de Vlamingen, van 1998 tot 2008, in euro.Geïndexeerde prijzen met basisjaar 2008.Per persoon en per langevakantieBron: WES, Onderzoek & Advies (<strong>be</strong>werking SVR).Per persoon en per kortevakantie1998 2000 2002 2004 2006 2008593 631 625 640 583 591Per persoon en per nacht 59 60 60 62 57 583.106 Bestedingen korte vakantieEvolutie van de gemiddelde <strong>be</strong>stedingen tijdens de kortevakantie van de Vlaming, van 1998 tot 2008, in euro. Geïndexeerdeprijzen met basisjaar 2008.1998 2000 2002 2004 2006 2008164 181 177 178 170 180Per persoon en per nacht 81 86 83 83 80 82Bron: WES, Onderzoek & Advies (<strong>be</strong>werking SVR).De gemiddelde uitgaven voor een kort verblijf stegen in2008 - na correctie voor de index - met 6% in vergelijkingmet 2006. Het gemiddelde per nacht steeg met 3%.3.104 Korte vakantie<strong>be</strong>stemmingEvolutie van de korte vakantie<strong>be</strong>stemmingen van de Vlamingen,van 1998 tot 2008, aandeel (in %) t.o.v. het totaal.Vlaamse kustWalloniëVlaamse regio'sKunststeden1998 2000 2002 2004 2006 200821,121,714,22,019,121,712,82,518,722,714,11,820,522,013,92,418,520,413,82,517,919,414,02,7Binnenland 59,0 56,1 57,3 58,8 55,2 54,0FrankrijkNederlandDuitslandBritse eilandenG.H.-LuxemburgOverig buitenland14,46,98,25,02,73,816,18,48,83,22,84,615,99,87,62,62,54,314,09,38,43,21,74,613,411,18,91,81,97,013,511,89,53,11,26,9Buitenland 41,0 43,9 42,7 41,2 44,1 46,0Totaal (x 1.000) 3.613 4.172 3.733 4.022 3.655 3.435Bron: WES, Onderzoek & Advies.toerisme 173


Voor meer informatiedefinitiesWebsitesSteunpunt vakantieparticipatiewww.vakantieparticipatie.<strong>be</strong>Toerisme in Cijfers 1999-2008Toerisme <strong>Vlaanderen</strong>www.toerismevlaanderen.<strong>be</strong>/cijfersUnited Nations World Tourism Organisation (UNWTO)www.unwto.orgWES Onderzoek & Advieswww.wes.<strong>be</strong>Steunpunt Buitenlands Beleid, Toerisme & Recreatiewww.toerismestatistieken.<strong>be</strong>Westtoerwww.westtoer.<strong>be</strong>Flash Eurobarometer 258 – Survey on the attitudes ofEuropeans towards tourismhttp://ec.europa.eu/public_opinion/flash/fl_258_en.pdfEigen webrapporthttp://www4.vlaanderen.<strong>be</strong>/dar/svr/Binnenlandse overnachtingen Overnachtingen doorBelgen.Buitenlandse overnachtingen Overnachtingen doorniet-Belgen.Kunststeden Antwerpen, Brugge (exclusief Zeebrugge),Brussel, Gent, Leuven en Mechelen.Kust Alle kustgemeenten inclusief Zeebrugge.Vlaamse Regio’s Alle andere gebieden in <strong>Vlaanderen</strong>buiten de kust en de kunststeden.Lange vakantie Elk verblijf buitenhuis van minstens vieropeenvolgende nachten, met recreatieve doeleinden.Korte vakantie Elk verblijf buitenhuis met één tot drieovernachtingen, met recreatieve doeleinden. In tegenstelllingtot de lange vakanties worden bij dekorte vakanties de verblijven bij familie of kennissenen in tweede verblijven buiten <strong>be</strong>schouwing gelaten.Het <strong>be</strong>treft dus enkel de commerciële korte vakantieswaarbij <strong>be</strong>taald wordt voor het logies.174vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenleving3.4 MEDIADe 3 kerndoelstellingen van het media<strong>be</strong>leid zijn:- de onafhankelijkheid, pluriformiteit en kwaliteit vande media en van de informatieverstrekking;- de toegang voor elke Vlaming tot een divers, kwalitatiefen innovatief media-aanbod;- de media stimuleren als partners in een vooruitstrevendeinformatiemaatschappij.Dit hoofdstuk gaat dieper in op de 2 eerste strategischedoelstellingen. Naast de traditionele media waaronder detelevisie, de radio en de krant komen technologische innovatiesen nieuwe mediatoepassingen aan bod. De technologischeinnovaties houden de digitalisering van hetmedialandschap in met nieuwe mediakanalen zoals hetinternet, de gsm of de spelconsole. Verder zijn er nieuweof meer kwalitatieve digitale diensten via de traditionelemedia. Digitale radio en televisie heb<strong>be</strong>n een <strong>be</strong>tere geluids-en/of <strong>be</strong>eldkwaliteit en laten meer zenders toe.Digitale interactieve televisie biedt een bijkomend aanbodvan niet-lineaire televisiediensten zoals het opvragen vanprogramma’s of films.Onafhankelijkheid,pluriformiteit en kwaliteitDoor de digitalisering is er een explosie in het mediaaanbod,terwijl de reclame en andere inkomsten doorde mondiale crisis sinds het najaar van 2008 onder drukkwamen te staan. Dit wakkert het debat aan over de leefbaarheidvan de Vlaamse commerciële media<strong>be</strong>drijven.Als de inkomsten van deze sector onder druk komen testaan, heeft dit implicaties voor de mogelijke financieringvan de kwaliteitsvolle journalistiek en van de Vlaamse mediaproducten.De Vlaamse Regering kiest hierbij resoluutvoor een sterke, kwaliteitsvolle openbare omroep.De eerste strategische doelstelling veronderstelt vier aandachtspunten,die hierna meer in detail aan bod zullenkomen:- de leefbaarheid van de Vlaamse audiovisuele sector;- een kwaliteitsvolle journalistiek;- de ontwikkeling van de identiteit en de diversiteitvan de Vlaamse cultuur;- de openbare omroep.Leefbaarheid audiovisuele sectorEen pluriform, divers en kwaliteitsvol medialandschapveronderstelt een voldoende groot aantal verschillendespelers zonder de leefbaarheid van de sector in het gedrangte brengen. Het media-aanbod en de mediaconcentratiegeven een <strong>be</strong>eld van de diversiteit aan spelers. Deleefbaarheid wordt in kaart gebracht via de <strong>be</strong>schikbaremiddelen voor mediaproductie.Diversiteit aan spelersIn het nieuwe Mediadecreet van 27 maart 2009 wordenandere opdelingen voorzien voor radio- en televisieomroepen,waardoor de cijfers van 2009 niet meer geheelvergelijkbaar zijn met deze van voorgaande jaren.RadioDe erkende radio’s, die in 2009 actief waren, kregen hunerkenning voor het nieuwe decreet in werking trad. In2001 doorbraken Q-music en 4FM (nu Joe FM) het monopolievan de landelijke radio’s van de openbare omroep.Beide landelijke private radio’s zijn momenteel in handenvan de Vlaamse Media Maatschappij (VMMa).In 2003 leidde het nieuwe frequentieplan tot de erkenningvan vijf regionale private radio’s. Het geringe marktaandeelvan deze regionale radio’s bracht hun rendabiliteit,hun leefbaarheid en vervolgens de diversiteit in hunprogrammatie in gevaar. Door een wijziging in de regelgevingin 2007 werd een samenwerking tussen regionaleradio’s mogelijk gemaakt. Vier van de vijf regionale radio’swerkten sinds 2008 samen onder de naam Nostalgie. DeLimburgse regionale radio trad in <strong>2010</strong> toe tot dit samenwerkingsverband,waardoor Nostalgie over heel <strong>Vlaanderen</strong>te <strong>be</strong>luisteren is.Eind 2009 zijn er 289 erkende lokale radio’s in <strong>Vlaanderen</strong>.Vijf lokale radio’s verloren hun erkenning omdat ze detoegewezen frequentie niet gebruikten. Volgens de Regulatormaken ongeveer 6 lokale radio’s op 10 deel uit vaneen samenwerkingsverband. Ongeacht de grootte van hetzendgebied van deze samenwerkingsinitiatieven, blijvende samenstellende radio’s erkend als lokale omroepen.Eind 2009 zijn er 3 erkende netwerkradio’s. Deze radio’srichten zich tot de gehele Vlaamse Gemeenschap en gevenmedia 175


3.107 Marktaandeel radio’sGemiddelde marktaandelen voor de radio’s per jaar, van 2002 tot 2009, in %.2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Publieke ROVRT 84,8 82,7 76,8 68,5 65,2 62,5 64,5 62,1Radio 1Radio 2MNM (/Radio Donna)Studio BrusselKlaraParticuliere RO11,535,229,46,22,512,133,227,67,52,511,833,021,77,92,5Landelijke private RO 4,8 8,3 13,6 19,6 21,9 23,2 23,2 22,2Q-music4FM/JOE FM3,61,25,62,78,94,7Regionale private RO 1,4* 1,8 1,4 2,0 2,4 4,3Nostalgie (+4PR, 1)Be One / Exqi FMLokale RO & andere RO 9,4 8,4 9,0 10,2 11,7 12,0 10,1 11,59,133,017,16,82,514,45,27,431,917,07,11,917,14,88,431,012,88,22,217,65,69,130,513,49,81,817,16,11,80,78,730,810,69,52,616,06,33,60,7Cijfers op basis van het CIM Radio onderzoek, 12+, maandag-zondag, 6-22u; RO staat voor radio-omroeporganisatie; Provinciale radio’s: * cijfer voor najaar 2004;in de eerste helft van 2005 schatting op basis van Antwerpen 1 en Mango. In 2008 ging de Limburgse regionale omroep een samenverwerkingverband aan met BeOne dat eind 2009 in handen van Exqi kwam. Bron: VAR, CIM Radio onderzoek.hun programma’s uitsluitend via een ka<strong>be</strong>l-, radio-omroepen/oftelevisieomroepnetwerk door. Verder biedt de VRT aljaren 10 digitale radio’s aan die te <strong>be</strong>luisteren zijn via DAB.Hiernaast <strong>be</strong>staan er heel wat internetradio’s. Via het internetbiedt de VRT sinds januari 2009 14 digitale radio’s aan.Er wordt aangenomen dat ook de private internetradio’s inaantal zijn toegenomen tijdens het laatste decennium, maarhierover zijn geen eenduidige cijfers <strong>be</strong>schikbaar.Het gewijzigde radiolandschap resulteerde in herverdelingenvan de marktaandelen. Het gemiddeld marktaandeelvan de VRT zakte van 85% in 2002 naar 62% in 2009.Het dalende marktaandeel van de VRT is vooral toe teschrijven aan de sterke afname van het marktaandeel vanradio Donna. MNM, die radio Donna verving vanaf <strong>be</strong>gin2009, kon deze dalende trend niet kenteren. Radio 2 moestook heel wat marktaandeel prijsgeven, maar blijft veruitde meest populaire radio in <strong>Vlaanderen</strong>. Studio Brussel isde enige publieke radio met een stijgend marktaandeel indeze periode. De marktaandelen voor de landelijke privateradio’s stegen van 2002 tot 2007 van 5% naar 23%,maar ze moesten in 2009 aandeel prijsgeven. Dit volgdeuit de dalende populariteit van Q-music in dat jaar. Vanhet najaar 2008 tot het najaar 2009 daalt het marktaandeelvan deze radio van 18% naar 15%. Het aandeel van JoeFM blijft lichtjes toenemen over de laatste jaren. Het samenwerkingsverbandNostalgie van de regionale privateradio’s bleek een schot in de roos: het marktaandeel stijgtvan 1,7% in het voorjaar van 2008 tot 4,6% in het najaarvan 2009. Het marktaandeel van de andere radio’s vertoontgeen duidelijke trend sinds 2005.TelevisieWat (interactieve) digitale televisie (iDTV) <strong>be</strong>treft, konin 2005 al een groot deel van de <strong>be</strong>volking kiezen tusseninteractieve digitale televisie via DSL of de ka<strong>be</strong>l.Sinds 2006 biedt TV VLAANDEREN digitale televisievia de satelliet aan. In novem<strong>be</strong>r 2008 was er de analogeswitch-off, waarbij de analoge antennekijkers verplichtmoesten kiezen voor een digitaal alternatief. Voorlopigzendt alleen de VRT digitaal uit via de ether. Sinds 2009<strong>be</strong>heert Norkring België de digitale ether. De verhuur vanzijn netwerk zou nog in <strong>2010</strong> resulteren in meer digitaletelevisie- en mogelijks ook radiodiensten via de ether.Daarnaast bieden <strong>be</strong>paalde mobiele operatoren via huneigen 3G netwerk mobiele televisie aan. Hierbij kunnentelevisiesignalen ontvangen worden via een gsm. Op 15septem<strong>be</strong>r 2009 lanceerde Mobistar een ver<strong>be</strong>terde versiewaarbij mobiele televisie in HD-kwaliteit kan worden<strong>be</strong>keken. Ook Proximus biedt de mogelijkheid om via gsmnaar televisie te kijken. Deze nieuwe vormen van televisiekijkenmaken nieuwe televisiediensten mogelijk waaronderVideo-On-Demand diensten.3.108 TelevisiedienstenAantal erkende/aangemelde en operationele televisiediensten,van 2003 tot 2009.90807060504030<strong>2010</strong>02003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Kennisgeving / erkend OperationeelTechnische noot: het decreet <strong>be</strong>treffende de radio-omroep en de televisievan 27 maart 2009 wijzigde de categorieën van televisiediensten. Om eenmaximale vergelijkbaarheid over de jaren te <strong>be</strong>houden worden de televisiedienstenwaarvoor de erkenning nog loopt in 2009 of die in 2009 aangemeldwerden vergeleken met de erkende televisiediensten uit voorgaande jaren.Het verschil zit in de niet-lineaire televisiediensten: deze worden sinds 2009opgenomen in de ta<strong>be</strong>l van zodra er een kennisgeving ge<strong>be</strong>urde.Bron: Vlaamse Regulator voor de Media.176vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenleving3.109 Marktaandeel tv-zendersMarktaandelen van de tv-zenders op de totale populatie (4 jaar en ouder; over de hele dag), van 1999 tot 2009, in %.1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Eén(/tv1) 22,7 23,4 25,0 26,4 27,9 28,2 27,0 28,7 30,1 31,7 32,4Canvas/Ketnet/tv2 7,9 8,2 8,5 9,6 10,0 9,4 9,4 9,6 9,4 8,6 8,9Vtm 27,3 26,8 27,2 25,4 23,5 22,9 22,0 21,3 20,7 21,4 20,92BE/KA2 5,9 7,7 7,3 6,4 6,2 5,2 5,6 6,7 5,9 5,8 5,6VT4 8,2 7,8 6,4 6,3 6,8 6,7 6,4 7,0 6,4 6,5 6,0VijfTV 0,3 2,4 4,2 4,1 4,4 4,4Vitaya 0,1 0,5 0,8 1,2 1,5 2,4 2,9 3,4 3,5 3,9Andere 28,0 25,7 25,1 25,1 24,4 23,2 24,8 19,6 20,1 18,1 18,0In 2004 was tijdelijk de aparte zender Sporza actief. Het marktaandeel van deze zender - 2,6% - werd niet opgenomen in de ta<strong>be</strong>l.Bron: CIM TV.Het aantal televisiediensten, waarvoor er een kennisgevingof een erkenning is, verdrievoudigde bijna sinds2003. Het aantal operationele televisiediensten steeg evenspectaculair op deze korte periode: van 25 in 2003 tot 69in 2009. Aangezien er in 2003 nog geen interactieve digitaletelevisie en bijgevolg ook geen niet-lineaire televisiediensten<strong>be</strong>stonden, kan deze stijging alleen toegeschrevenworden aan een reële explosie van het aanbod en nietaan de gewijzigde regelgeving.Ondertussen ontwikkelt zich het aanbod in hoge definitietelevisie (HDTV), een evolutie van digitale televisiemet een nog <strong>be</strong>tere <strong>be</strong>eldkwaliteit. Eén bracht in de zomervan 2008 een HD-aanbod van de Ronde van Frankrijken de Olympische Spelen. Aansluitend ging Eén HDop een apart kanaal van start in septem<strong>be</strong>r 2008 en laterwerd Canvas/Ketnet HD een feit. Het duurde echter nogtot <strong>be</strong>gin 2009 tot de uitgezonden programma’s nietalleen in HD werden uitgezonden maar ook geproduceerd.Naast deze publieke zenders zijn er verschillendeVlaamse commerciële HD zenders, zoals vtm en verschillendeExqi- en PRIME-zenders. Belgacom, Telenet en TVVLAANDEREN vertonen grote verschillen in het aanbodvan gratis en/of te <strong>be</strong>talen HD-zenders. Terwijl dezeontwikkeling zich ten volle ontplooit, kondigt zich de 3-Dtelevisie aan. In het buitenland wordt de basis gelegdvoor een toestel zonder brilletje en voor de ontwikkelingvan content voor dit nieuwe medium.De voorbije tien jaar steeg het marktaandeel van deVRT van 31% tot 41%. Deze verhoging van het marktaandeelis toe te schrijven aan het toenemende succesvan Eén. Van de commerciële zenders verloor vtm hetmeeste marktaandeel: deze daling deed zich voor van2001 tot 2007, waarna het marktaandeel zich stabiliseerde.Het marktaandeel van 2BE, het tweede net vande VMMa, schommelt wat over de jaren, maar is in2009 even groot als in 1999. VT4 verloor voornamelijkvan 1999 tot 2001 aandeel, waarna het vrij stabiel bleef.VijfTV en Vitaya werden recenter opgericht. Vijftv wonvan 2004 tot 2006 snel aan populariteit, waarna zijnmarktaandeel stabiliseerde. Vitaya nam een langzamerestart, maar weet elk jaar een groter aandeel te <strong>be</strong>reiken.Terwijl er steeds meer nieuwe spelers zijn op de markt,is het marktaandeel voor de groep van ‘anderen’ over devoorbije tien jaar sterk afgenomen. Het publiek heeft zichduidelijk niet massaal gestort op dit nieuwe aanbod.KrantenOp 10 mei 2008 verdween na meer dan 100 jaar hetdagblad “Het Volk”. Deze krant ging volledig op in HetNieuwsblad. Corelio (de vroegere VUM) en De Tijd verlorenhet voorbije decennium marktaandeel aan DePersgroep. De voorbije vijf jaar bleven de marktaandelenvoor de verschillende krantengroepen vrij stabiel.Concentra <strong>be</strong>houdt zijn marktaandeel. De Persgroepevenaart in 2008 bijna het marktaandeel van Corelio, detraditionele marktleider. Rekening houdend met De Tijd,die toe<strong>be</strong>hoort aan De Persgroep & Rossel, overstijgt DePersgroep het marktaandeel van Corelio. De Persgroepis tevens de enige die over deze periode in een dalende3.110 KrantenBetaalde verspreiding van de krantengroepen, van 1999 tot2008. Er wordt geen rekening gehouden met de onlineabonnementen.1.200.0001.000.000800.000600.000400.000200.00001999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008Totaal Corelio (VUM) De PersgroepDe Persgroep/Rossel (De Tijd)ConcentraBron: CIM, Echtverklaringen verspreiding pers.media 177


3.111 On- versus offline krantenVergelijking van de marktaandelen van de Vlaamse dagbladenop basis van de <strong>be</strong>taalde verspreiding in 2008 en op basis vanhet aantal <strong>be</strong>zoekers aan hun websites op 15/7/2009.Geschreven krantWebsite2008 15.07.09De Standaard 10 14Het Nieuwsblad 28 21Het Laatste Nieuws 30 36De Morgen 6 6De Tijd 4 9Gazet van Antwerpen 11 8Het Belang van Limburg 11 6Wanneer men surft naar de website van Het Volk en de Gentenaar, wordtmen automatisch doorverwezen naar de website van Het Nieuwsblad. Hetzelfdegeldt voor De Nieuwe Gazet waar de surfer wordt omgeleid naar HetLaatste Nieuws. De <strong>be</strong>taalde verkoop van Het Nieuwsblad omvat tevens deverkoop van Het Volk en De Gentenaar. De <strong>be</strong>taalde verkoop van Het LaatsteNieuws omvat ook de verkoop van De Nieuwe Gazet.Bron: Offline kranten, <strong>be</strong>taalde verkoop, CIM; Online kranten, VRM, Mediaconcentratierapport 2009, p. 75, op basis van CIM-cijfers.markt meer <strong>be</strong>taalde verspreiding kon realiseren. Destijging in de <strong>be</strong>taalde verspreiding deed zich voor in deperiode 1999 tot 2003, waarna een licht dalende trendwerd ingezet. De gratis Metro (Concentra & Rossel) overstijgtmet zijn oplage, die nog jaarlijks stijgt, heel wattraditionele kranten.Bijna één volwassen Vlaming op twee gebruikte in 2009het internet om het nieuws op te volgen. Eén op drie doetdit minstens wekelijks. In de top 20 van de meest <strong>be</strong>zochteVlaamse mediawebsites zitten er 7 websites van kranten(VRM, 2009). Het is interessant om de populariteitvan de papieren dagbladen te vergelijken met de onlinekranten omdat de krantenwebsite een tegengewicht kanbieden voor de dalende trend in de verkoop van papierendagbladen. Bij Het Laatste Nieuws, De Standaard enDe Tijd is het online marktaandeel groter dan dat vande gedrukte kranten. Bij Het Nieuwsblad, de Gazet vanAntwerpen en Het Belang van Limburg geldt het omgekeerde.De Morgen heeft eenzelfde marktaandeel voorzijn gedrukte versie en voor zijn website. Terwijl Coreliode marktleider is voor de papieren kranten, is De Persgroepde duidelijke marktleider voor het aantal <strong>be</strong>zoekersop zijn krantensites.Door de toename van videocontent op de websites vandagbladen, vervaagt het onderscheid met de websitesvan de televisieomroepen. Naast de websites van krantenzijn volgens het CIM de nieuwssites van de audiovisuelemedia, met name ‘sporza.<strong>be</strong>’ en ‘deredactie.<strong>be</strong>’ zeer populair.MediaconcentratieDe Vlaamse Regulator voor de Media (VRM) concludeertdat tien mediagroepen zorgen voor een divers medialandschap.Deze zijn Alfacam, Belgacom, Concentra,Corelio, De Persgroep, Roularta Media Groep, SanomaMagazines Belgium, SBS Belgium, Telenet en VlaamseRadio en Televisie (VRT). Al deze groepen heb<strong>be</strong>n onlineproducten en produceren televisiecontent. Verder heb<strong>be</strong>n9 groepen minstens één televisie-omroep en zijn 8 groepen<strong>be</strong>trokken in de reclameregie. Het dagblad, het periodiekblad, de radio-omroep en de audiovisuele distributiezitten minder verspreid over de mediagroepen, maar voorelke sector zijn er minstens drie spelers. Er tekenen zich 2groepen af: deze die vertrokken vanuit een mediaproducten deze die vertrokken vanuit de audiovisuele distributie.De VRT nam hier een middenpositie in, aangezien het vertrokvanuit mediaproducten maar ook een zenderpark inhanden had. In 2009 werd Norkring Belgium de <strong>be</strong>heerderen eigenaar van dit zenderpark.In de mediagroepen die vertrokken vanuit een mediaproductis er bij de traditionele mediagroepen van eigenbodem een grotere productdifferentiatie dan bij de groepenvan buitenlandse origine. De traditionele Vlaamsespelers Concentra, Corelio en De Persgroep zijn actief inal de <strong>be</strong>schouwde mediasectoren. Roularta mediagroepen de VRT zijn respectievelijk in zes en vijf van de zevenonderzochte sectoren actief. De grote diversiteit in het3.112 MediaconcentratieMedia-aanbod van de tien <strong>be</strong>langrijkste media<strong>be</strong>drijven in <strong>Vlaanderen</strong> eind 2008.DagbladPeriodiekbladRadio -omroepRadio -distributieTelevisie -contentReclameregieTelevisieomroepTelevisiedistributieInternetAlfacam X X X XBelgacom X X X X X XConcentra X X X X X X XCorelio X X X X X X XDe Persgroep X X X X X X XRoularta Media Group X X X X X XSanoma Magazines Belgium X X X XSBS Belgium X X XTelenet X X X X X XVRT X X X X X X XBron: Vlaamse Regulator voor de Media, 2009, p.107.178vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenlevingaanbod van deze groepen wordt mede mogelijk via hunsamenwerking. De verstrengeling is het grootst tussen degroepen die zich oorspronkelijk vooral concentreerdenop de geschreven pers, zijnde Concentra, Corelio, DePersgroep en Roularta. De producten van de mediagroepenvan buitenlandse origine zijn niet zo gedifferentieerdin <strong>Vlaanderen</strong>, maar wel in Europa. Sanoma MagazinesBelgium spitst zich in <strong>Vlaanderen</strong> vooral toe op de marktvan de periodieke bladen en is <strong>be</strong>trokken bij een reclameregieen in de contentproductie. SBS Broadcasting Groupis sinds juni 2007 een dochteronderneming van het Duitsemediaconcern ProSie<strong>be</strong>nSat 1 Media AG, actief in 13Europese landen. In de Vlaamse media maken ze vooraltelevisiecontent en zijn VT4 en VijfTV hun zenders.Telenet en Belgacom vertrokken van de audiovisuele distributie,maar diversifieerden naar eigen televisiedienstenen eigen televisiecontent met eigen omroepkanalen. Zoalsde meeste spelers heb<strong>be</strong>n ze ook een eigen reclameregieen een eigen online aanbod. Alfacam tenslotte vertrokals hoogtechnologisch <strong>be</strong>drijf dat TV-facilitaire dienstenlevert. Als pionier in opnames voor HDTV werd in 2004overgegaan tot de oprichting van het eerste HDTV-kanaalin Europa. Naast de televisiecontent is het via zijn dochter<strong>be</strong>drijfExqi <strong>be</strong>trokken in een radio-omroep en in televisieomroepen.Beschikbare middelenEen divers en kwalitatief aanbod via al deze kanalen enaanbieders veronderstelt de <strong>be</strong>schikbaarheid van de nodigemiddelen. De middelen voor de traditionele mediakomen onder druk te staan door de financiële crisis endoor de groeiende populariteit van het alternatieve onlineaanbod. De VRT wordt door enkele maatregelen uit de<strong>be</strong>heersovereenkomst gedeeltelijk gevrijwaard tegen dezemarktmechanismen. De middelen voor de audiovisuelecreaties worden verder <strong>be</strong>handeld bij de identiteit en dediversiteit van de Vlaamse cultuur.Op een kleine terugval in 2001 na, neemt de aanwezigheidvan reclame in de traditionele media gestaag toe van1995 tot 2009. In de audiovisuele media verhoogt de aanwezigheidvan reclame met een factor groter dan 3. Vooraffichage, bioscoop en geschreven pers is er een toenamemet factor 2. Ook in 2009 nam de globale reclamedruktoe. Het <strong>be</strong>eld voor de evolutie van de reclamedruk inhet voorbije jaar verschilt wanneer men voor elk jaar alletitels opneemt waarvoor het CIM metingen deed in dat<strong>be</strong>treffende jaar versus wanneer de titels constant wordengehouden. Dit laatste <strong>be</strong>tekent dat de reclamedruk alleengemeten wordt voor de titels die in 2008 al opgenomenwaren in de CIM-meting.Rekening houdend met alle titels uit het <strong>be</strong>treffende jaar,is er een afname in de reclamedruk voor de radio en debioscoop. De afname voor de bioscoop werd ingezet in2006. Voor de totale sector van de geschreven pers en vande affichage is er in het voorbije jaar geen verschuivingin de reclamedruk. De reclamedruk voor de geschrevenpers ging van 2007 tot 2008 al een heel stuk naar <strong>be</strong>neden.Televisie is het enige medium dat in 2009 een duidelijketoename in reclamedruk kan realiseren.Wanneer de titels constant gehouden worden over hetlaatste jaar is de situatie nog minder gunstig: alle media,<strong>be</strong>halve televisie, gaan achteruit.3.113 ReclamedrukAandeel van de media in de jaaromzet op de reclamemarkt, op basis van de verklaringen van de <strong>be</strong>trokken regies en reclamedragers,van 1994 tot 2009, brutocijfers in miljoen euro.90080070060050040030020010001995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Affichage Geschreven pers (excl. gratis regionale pers) Televisie (incl. sponsoring) Bioscoop RadioOmdat deze cijfers geen rekening houden met de talrijke tariefkortingen, geven ze eerder de aanwezigheid van reclame dan de reclame-investeringen weer.Vanaf 2001 wordt in een nieuwe meetmethode rekening gehouden met crosspromotie waarbij media van dezelfde groep bij elkaar adverteren.Bron: MediaXim, CIM. MDB ProductionData.media 179


3.114 Substitutie krant door internetAandeel van de Vlamingen van 16 tot 74 jaar waarbij hetinternetgebruik in grote mate, enigszins, totaal niet invloedhad op de <strong>be</strong>stede tijd aan afgeprint nieuws, dagbladen oftijdschriften naargelang de leeftijd, het geslacht, het aantalopleidingsjaren, in 2008, in %.3.115 Online <strong>be</strong>taalstrategieën krantenEuropese vergelijking voor de evolutie van het aandeel vande kranten met een volledig gratis website, met een abonnementvoor <strong>be</strong>paalde online inhoud (pdf-versie of anderedelen) of met ontbundelde toegangsopties, van 2006 tot2009, in %.10010080806060404020200 Totaal Man Vrouw 16-24 25-54 55-74 Laag Middel HoogBevolking Leeftijd OpleidingGrote mate Enigszins Totaal niet NVTTechnische noot: NVT <strong>be</strong>tekent geen internetgebruik in de laatste 3 maanden.Bron: FOD Economie, Eurostat, ICT-survey burgers 2008, <strong>be</strong>werking SVR.0 2006 2008 2009 2006 2008 2009 2006 2008 2009Gratis Abonnement Ontbundelde toegangBelgiëTotaalTechnische noot: De deelnemende landen in de studie zijn België, Nederland,Luxemburg, Frankrijk, Duitsland, Italië, Spanje en het Verenigd Koninkrijk.Bron: Bleyen en Van Hove, 2009.Verder is er de opkomst van de reclame<strong>be</strong>stedingen viade digitale kanalen internet, IDTV en de gsm. De aanwezigheidvan online reclame is volgens het CIM verdrievoudigdvan 2006 tot 2009. Hier is er wel een sterkeimpact van bijkomende websites die over de jaren in deCIM-meting worden opgenomen. Wanneer men zich <strong>be</strong>perkttot de websites die ook in 2008 opgenomen waren,is er voor de online reclame een achteruitgang in 2009.Volgens IAB Europe vertraagde de groei van de Europeseonline advertising markt in 2009 tot 4,5%, vergeleken metde 20% van 2008. In België <strong>be</strong>droeg deze groei 5%. Beidestudies, met een andere definitie voor online reclame,wijzen op eenzelfde trend in <strong>Vlaanderen</strong> en in Europa: deeconomische crisis zorgt voor een vertraagde groei in deonline reclame.Tenslotte houdt de komst van de iPhone en andere vergelijkbarepda’s (‘Personal Digital Assistant’) en mobieletoestellen een groei in voor het mobiel internet in <strong>Vlaanderen</strong>.In 2009 had volgens Eurostat 10% van de volwassenVlamingen thuis een toegang tot het internet via eengsm en 3% via een handcomputer zoals een pda of eenpalmtop. 5% van de Vlamingen maakt effectief gebruikvan een GPRS-verbinding en 2% van een UMTS-verbinding.Een UMTS-verbinding biedt als breedbandverbindingmeer mogelijkheden naar online reclame. Eind2009-<strong>be</strong>gin <strong>2010</strong> heeft volgens Digimeter 9,5% van deburgers een speciaal data-abonnement voor mobiel internet.Naast de kostprijs van mobiel internet, is het aanbodvan aangepaste inhoud één van de vaak aangehaaldekritische succesfactoren. Verschillende spelers op demediamarkt bouwden een nieuwsaanbod via de gsm uit.De kostprijs is tweeledig: enerzijds is er de prijs voor hetdataverkeer, anderzijds deze voor de inhoud. Deze tweedecomponent geeft nieuwe mogelijke reclamekanalen: volgensInsites is er meer interesse voor gratis inhoud waaraaneen commerciële boodschap werd gekoppeld dan aandiensten met een prijskaartje.De groeiende populariteit van internetreclame zouhet marketingbudget voor de traditionele media optermijn kunnen <strong>be</strong>ïnvloeden. Dit veronderstelt drie onderliggendeprocessen, die achtereenvolgens <strong>be</strong>sprokenworden. Vooreerst gebruiken steeds meer Vlamingenhet internet voor het nieuws en de actualiteit, waardoorde geschreven pers zijn verkoop ziet slinken. De verminderdeinkomsten kunnen niet gerecupereerd worden viade online lezers omdat online nieuws veelal gratis aangebodenwordt. De populariteit van online nieuwsgaringis inderdaad sterk verhoogd van 2007 tot 2009. Terwijl in2007 24% van de volwassen Vlamingen minstens wekelijksonline nieuws opvroegen is dat in 2009 34%. Met deminder frequente gebruikers erbij volgt bijna één volwassenVlaming op twee het nieuws online op. De <strong>be</strong>taaldeverspreiding van de kranten daalde niet in dezelfde mateen de totale machineoplage over de dagbladen inclusiefde Metro zette pas vanaf 2004 een licht dalende trend in.Deze verminderde interesse voor de gedrukte krant kanvolgens Eurostat (ADSEI voor België) gedeeltelijk toegeschrevenworden aan de verhoogde interesse in onlinenieuws: het internetgebruik heeft in 2008 voor 21% vande Vlamingen enige invloed gehad op de <strong>be</strong>stede tijd aanafgeprint nieuws, dagbladen of tijdschriften. Deze substitutiedeed zich meer voor bij mannen, jongeren en bijhoger opgeleiden. Aangezien het online nieuws vooral<strong>be</strong>heerst wordt door de online krantenwebsites rijst devraag of deze substitutie wel een probleem vormt voorde inkomsten van deze mediagroepen. Kan de krant dezeinkomsten m.a.w. recupereren via de online lezers? Zowelin België als in de rest van West-Europa is er van 2006naar 2009 voor de krantensites een verschuiving naarwebsites met meer gratis inhoud (Bleyen en Van Hove,180vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenleving3.116 Inkomsten VRTOpbrengsten van de VRT, van 2004 tot 2009, in miljoen euro.2004 2005 2006 2007 2008 2009Opbrengsten uit:Overheidsfinanciering (1) 252,9 264,8 280,2 293,7 298,4 304,8* overheidsfinanciering voor inhoudelijke publieke opdracht* overheidsfinanciering innovatieAdvertentiemarkt (2) 71,1 72,4 71,9 67,8 63,7 59,0* radioreclame* tv-sponsoring: tv-alliantiepartners* tv-sponsoring: andere* andere opbrengstenExploitatie van het publiek aanbod en andere opbrengsten (3) 57,5 66,3 64,6 67,2 67,9 73,6* overeenkomsten met distributeurs* ruil (incl. facilitaire toeleveringen)* andere opbrengstenExploitatie van afgeleiden van het VRT-aanbod (4) 3,0 1,8 1,5 2,3 3,6 5,0Sublicenties, recuperatie kosten voetbalcontract, voorraadwijzigingen (5) 8,6 26,0 30,3 15,2 9,1 1,9Totaal 393,1 431,3 448,5 446,2 442,7 444,3(1) inclusief kapitaalsubsidies, kapitaalfinanciering, knipperlichtprocedure, vergrijzingscomponent, Onderzoek en Innovatie, exclusief dotatie VOK; (2) omvato.a. radioreclame, sponsoring, boodschappen van algemeen nut, dividenden van VAR; (3) omvat o.a. lineaire doorgifte van TV-programma’s, abonnementen NetGemist, <strong>be</strong>l- en sms-inkomsten, ruil, facilitaire toelevering, coproducties, verkopen van programma’s, dienstverleningen; (4) netto opbrengsten van Line Extensions(evenementen, merchandising, publishing, Ooit Gemist); (5) sublicenties, recuperatie kosten voetbalcontract, voorraadwijzigingenBron: VRT-studiedienst.247,55,440,78,74,217,516,529,211,8257,57,339,18,73,621,014,037,215,1268,711,536,78,74,921,616,535,113,0283,710,035,88,73,519,817,732,517,0292,75,733,94,55,320,018,233,616,1299,35,530,14,54,719,718,838,516,32009). De nationale kranten uit 8 West-Europese landenwaaronder België stapten in de periode 2006 tot 2009meer en meer over op websites waar alle informatie gratis<strong>be</strong>schikbaar is. Ongeveer drie kranten op vier biedenook abonnementen aan om de pdf-versie van de krant en/of (andere delen van) de website te <strong>be</strong>kijken. Ontbundeldetoegangsopties, waarbij men <strong>be</strong>taalt voor de opgezochteartikels, verliezen aan populariteit. De <strong>be</strong>langrijkste bronvan inkomsten voor de online kranten is bijgevolg onlineadvertising, waarvoor er sinds de economische crisis eenvertraagde groei is. De reclamedruk voor de titels vande geschreven pers en voor de websites die in 2008 en in2009 opgenomen waren in de CIM-meting, namen <strong>be</strong>idenaf van 2008 naar 2009. Er is bijgevolg voldaan aan de drievoorwaarden opdat de groeiende populariteit van internetreclamehet marketingbudget voor de papieren krantkan <strong>be</strong>ïnvloeden. Om een duidelijke uitspraak te kunnendoen over de leefbaarheid zijn verdere cijfers over deinkomsten en de kosten noodzakelijk.Omdat de VRT voor een groot deel zijn inkomsten haaltuit een dotatie en via de knipperlichtenprocedure <strong>be</strong>schermdis voor tijden waarin de reclame<strong>be</strong>stedingenonder druk komen te staan, is de VRT minder kwetsbaarvoor bovenstaande marktmechanismen.Van 2004 tot 2006 kon de VRT zijn <strong>be</strong>drijfsinkomen vergroten.De inkomsten uit de advertentiemarkt blevengelijk, maar de ‘overheidsfinanciering’, de inkomstenuit de ‘exploitatie van het publiek aanbod en andere opbrengsten’en uit de ‘sublicenties, uit de recuperatie vande kosten van het voetbalcontract en uit de voorraadwijzigingen’stegen. Sinds 2006 dalen de inkomsten uitde laatste inkomenspost en uit de advertentiemarkt. De3.117 Europese publieke omroepenMarktaandeel en financiering van Europese omroepen in kleinere omroepmarkten in 2008.Aantal nationale,analoge nettenMarktaandeel(in %)Televisie Radio Televisie Radio Publiekefinanciering(incl. licence fee)Budget (miljoen euro)Reclame ensponsoringAndereTotaalinkomenAandeelpubliekefinanciering (%)Vlaamse Gemeenschap 2 5 40,2 64,0 298,4 56,0 106,0 460,4 64,8Franse Gemeenschap 2 5 20,2 31,6 203,4 59,3 18,2 280,9 72,4Noorwegen (NRK) 2 3 35,8 67,7 412,8 3,5 14,6 430,9 100,0Zweden (SR en SVT) 2 4 34,1 62,7 566,6 3,2 23,9 593,7 96,5Finland (RTE) 4 4 44,7 52,0 380,0 0,0 17,5 397,5 95,6Denemarken (DR) 2 4 28,7 71,0 454,4 0,3 38,2 492,9 92,2Oostenrijk 3 4 42,2 78,0 505,0 263,0 231,0 999,0 51,5Ierland (YLE) 2 4 36,6 33,9 201,0 205,0 35,0 441,0 45,6Gemiddelde 2,4 4,1 35,3 57,6 377,7 73,8 60,6 512,0 77,3Bron: European Broadcasting Union, www.ebu.ch, tech.ebu.ch.media 181


stijgende overheidsfinanciering sinds 2006 compenseertruimschoots het inkomensverlies uit de advertentiemarkt,maar kon het bijkomende inkomensverlies uit de ‘sublicenties,uit de recuperatie van de kosten van het voetbalcontracten uit de voorraadwijzigingen’ niet overbruggen.Hiervoor heeft de VRT de stijgende inkomsten uit de ‘exploitatievan het publiek aanbod en andere opbrengsten’en van de ‘exploitatie van de afgeleiden van het VRTaanbod’nodig. Zo houdt de VRT zijn inkomsten sinds2006 vrij constant.De ontvangsten van de radioreclame in 2009 lagen 9,5miljoen euro lager dan de minimumgrens voorzien in de<strong>be</strong>heersovereenkomst. Daarom werd de knipperlichtprocedurein werking gesteld, waarbij de lagere advertentieinkomstenvoor een deel gecompenseerd worden dooreen extra dotatie. Voor de televisiesponsoring liggen deontvangsten voor 2009 binnen de grenzen voorzien in de<strong>be</strong>heersovereenkomst. De sponsoring van alliantiepartnersligt dan weer 6.000 euro boven de maximumgrens uit de<strong>be</strong>heersovereenkomst. Dit <strong>be</strong>drag wordt in mindering gebrachtvan de extra dotatie uit de knipperlichtprocedure.Het <strong>be</strong>schikbare budget van de VRT ligt onder het Europesegemiddelde, al is zijn marktaandeel voor radio envoor televisie hoger dan het overeenkomstig gemiddeldemarktaandeel voor acht van de publieke Europese omroepenin de kleinere omroepmarkten. Over het algemeenzijn er twee groepen. In de Scandinavische landenkiest men voor een publieke financiering van meer dan90%, waarbij inkomsten uit reclame en sponsoring zogoed als afwezig zijn. In Oostenrijk en Ierland zijn deinkomsten uit reclame en sponsoring hoog. De publiekeomroep in Oostenrijk kan hiernaast van een hoge publiekefinanciering genieten en heeft ook nog eens de hoogsteinkomsten uit andere bronnen. In <strong>Vlaanderen</strong> combineertmen <strong>be</strong>ide stelsels: de publieke financiering is een stuk lagerdan gemiddeld in Europa en de mogelijke inkomstenuit reclame en sponsoring worden sterk <strong>be</strong>perkt. De VRTzocht zijn heil dan ook in andere inkomsten, waarvoor hetde tweede hoogste score heeft. De VRT kon van 2003 naar2008 zijn totaal budget verhogen van 339 naar 460 miljoen3.118 Vertrouwen in de mediaAandeel van de burgers dat de televisie, de krant, de radio,het internet en magazines het meest te vertrouwen mediumvindt in 2009, in %.807060504030<strong>2010</strong>0Televisie Krant Radio Internet Magazine GeenVL 1e VL 2e VL 1+2 EU27 1+2Noot: VL: Nederlandstaligen in België, 1e. meest te vertrouwen, 2e. op één nameest te vertrouwen.Bron: EB 71.1, januari-februari 2009.euro. De publieke financiering nam toe, maar het aandeelin het totale budget bleef nagenoeg hetzelfde. De publiekeomroep RTBF heeft het laagste budget van al de opgenomenregio’s.Kwaliteitsvol medialandschapDe Vlaming wordt steeds meer overspoeld door informatievan een groeiend aantal aanbieders. Via de weblogsof blogs kan zowat iedereen wereldwijd publiceren. Indit kluwen groeit de nood aan geloofwaardige en <strong>be</strong>trouwbareinformatiebronnen. In 2009 vindt zowat 41%van de Vlamingen de televisie het medium dat het meestte vertrouwen is, 21% verkiest de krant en telkens 11%verkiest de radio of het internet. Wanneer gevraagdwordt naar de twee meest te vertrouwen media, danvermelden de meeste Vlamingen de televisie, de krant en/of de radio. Het internet en de magazines worden doorheel wat minder Vlamingen gepercipieerd als de meest te3.119 Raad voor de JournalistiekAard van de klachten bij de Raad voor de Journalistiek, van 2003 tot 2009.2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 TotaalOnzorgvuldige <strong>be</strong>richtgeving 26 17 20 29 29 25 31 177Privacy 14 11 4 14 13 14 19 89Geen wederwoord 4 2 1 0 4 1 8 20Niet respecteren van afspraken 1 1 1 5 0 4 3 15Unfaire handelswijze 0 0 0 0 3 4 5 12Belangenvermenging 0 1 2 2 2 0 0 7Laster, eerroof, <strong>be</strong>lediging 0 0 1 2 3 1 2 9Undercover 2 0 0 3 0 1 0 6Andere 2 1 1 0 2 1 1 8Aantal klachtendossiers 45 28 28 42 41 35 45 264Het totale aantal klachten is groter dan het aantal klachtendossiers omdat een dossier <strong>be</strong>trekking kan heb<strong>be</strong>n op meerdere inbreuken. In 2007 werd de categorieunfaire handelswijze toegevoegd.Bron: Raad voor de Journalistiek.182vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenleving3.120 Vlaamse Regulator voor de MediaAard van de <strong>be</strong>slissingen bij de Vlaamse Regulator voor deMedia, van 2006 tot 2009.2006 2007 2008 2009 TotaalNaleving reclameregels 9 30 49 26 114Ambtshalve onderzoek 18 4 0 13 35radioStoringsklachten17 4 2 10 33radio-omroepenNaleving andere1 8 2 4 15mediaregelgevingMinderjarigen 2 1 3 1 7Ras, geslacht, godsdienst, … 0 2 0 1 3Discriminatie 0 3 0 0 3Politieke/ideologische0 1 1 1 3partijdigheidTotaal aantal <strong>be</strong>slissingen 47 53 57 56 213Bron: Vlaamse Regulator voor de Media.vertrouwen media. De percentages voor <strong>Vlaanderen</strong> zijnvergelijkbaar met deze van de EU27, alleen voor de radioblijkt het vertrouwen een stuk hoger in <strong>Vlaanderen</strong> danin de EU27.In <strong>Vlaanderen</strong> daalde het aandeel buitenlands nieuws van2005 tot 2008. De daling ligt op 5% bij de VRT en 10%bij vtm voor zuiver buitenlands nieuws. Het gemengdbuitenlands nieuws, waarbij naast het buitenland Belgiëvermeld wordt, blijft stabiel. Journalisten van de zendersduiden deze daling vanuit de gerichtheid op een breedpubliek: kwalitatief nieuws is volgens hen niet alleen correct,evenwichtig en objectief, maar ook gevarieerd engericht op een breed publiek. De toegankelijkheid speelteen grote rol en buitenlands nieuws is complexer enmoeilijker toegankelijk te maken in het korte nieuwsitem(Vlaams Vredesinstituut, 2009).Identiteit en diversiteit van deVlaamse cultuurDe explosie van het media-aanbod en de toenemendeconcentratie van de media en de mediaspelers verhoogtde zorg voor het <strong>be</strong>houd van de eigen culturele identiteit.Het <strong>be</strong>leid werkt hierop in via nieuwe hefbomen vooraudiovisuele productie en via de VRT. Deze culturele identiteitmag in een samenleving gekenmerkt door culturelediversiteit niet te eng geïnterpreteerd worden: iedere<strong>be</strong>volkingsgroep moet in en door de media vertegenwoordigdworden.Het monitoren van de kwaliteit van de <strong>be</strong>richtgeving ge<strong>be</strong>urtvia de klachten bij de Raad voor de Journalistiek enbij de Vlaamse Regulator voor de Media. De Raad voor deJournalistiek is een zelfregulerende instantie voor mediatoezichtop de geschreven en de audiovisuele pers. In dezeven jaren dat de raad actief is, werden 264 klachtendossiersontvangen. De meeste gingen over ‘onzorgvuldige<strong>be</strong>richtgeving’ en ‘privacy’.De Vlaamse Regulator voor de Media ging van start <strong>be</strong>gin2006 en nam in de vier jaren van zijn <strong>be</strong>staan al 213<strong>be</strong>slissingen. De hoofdmoot van de <strong>be</strong>slissingen <strong>be</strong>treftde naleving van reclameregels en andere mediaregelgeving(61%) en ambtshalve onderzoeken en storingen vanradio-omroepen (32%). De Kamer voor onpartijdigheiden <strong>be</strong>scherming van minderjarigen kreeg 3 klachten overprogramma’s die zouden oproepen tot haat op grond vanras, geslacht of godsdienst en 3 klachten op grond vandiscriminatie. Voor vermeende politieke of ideologischepartijdigheid waren er eveneens 3 klachten. In deze Kamerkomen de klachten in verband met de <strong>be</strong>schermingvan minderjarigen het meest voor.Het elektronisch nieuwsarchief van <strong>Vlaanderen</strong> onderzocht80.224 nieuwsitems van de VRT en van vtm uit deperiode 2003 tot juni 2008. Eén van de meest frappanteconclusies uit het onderzoek is dat de tv-verslaggevingsneller, korter en oppervlakkiger wordt. Het <strong>be</strong>eld en deaanwezigheid ter plekke (stand up format) is steeds dominanteraanwezig in het televisienieuws. Internationaalvergeleken scoren de Vlaamse zenders zeer hoog voorde aanwezigheid van het <strong>be</strong>eldverslag. Hierdoor rijst devraag of deze dominantie van het <strong>be</strong>eld een effect heeft opde selectie van de nieuwsitems.In de lopende <strong>be</strong>heersovereenkomst met de VRT is deVlaamse identiteit een <strong>be</strong>langrijk aandachtspunt.De VRT-radio moet minstens 20% van zijn muziektijdreserveren voor Vlaamse producties waarbij de creatieveinbreng van een Vlaming een <strong>be</strong>palende rol speelt als uitvoerder,auteur, producer of arrangeur. Het aandeel vande Vlaamse muziekproducties steeg van 20% in 2007 over23% in 2008 naar 24% in 2009.Verder moet één VRT-zender door het publiek herkendworden als een radio met een Nederlandstalig muziek-3.121 Eigen productie VRT-televisieAandeel in de zendtijd van elke inhoudscategorie voor televisieprogramma’sin de eigen productie (eerste uitzendingen) enin de totale uitzendingen van de VRT-televisie, in 2009, in %.10090807060504030<strong>2010</strong>0Eerste uitzending van eigen productiesBron: VRT-studiedienst.TotaalFictie Ontspanning en vrije tijd MuziekSport Nieuws Informatieve programma’smedia 183


profiel. Radio 2 neemt deze rol op zich. In 2008 was ophet totaal van de gedraaide nummers 33,8% Vlaams en21,9% Nederlandstalig. In 2009 stegen deze percentagestot 36,2% Vlaamse en 25% Nederlandstalige nummers.Uit een onderzoek uitgevoerd in opdracht van de VRT bijpersonen van 15 jaar en ouder blijkt dat Radio 2 het meestherkend wordt als een radio met Nederlandstalige muziek:28% van de respondenten ziet Radio 2 als dergelijkeradio. Dat was nog 20% in 2008.De VRT-televisie moet de helft van de uitgezonden programma’stussen 18 en 23 uur reserveren voor Vlaamse(co-)producties. Dit aandeel van Vlaamse producties wasin het voorbije decennium nooit hoger dan in 2009, waarmet 70% deze norm ruimschoots gehaald werd. Bij hetingaan van de lopende <strong>be</strong>heersovereenkomst in 2007 wasdat aandeel nog gelijk aan 65%.De media als spiegel van onze maatschappij veronderstelleneen doeltreffend diversiteits<strong>be</strong>leid met impact opde programmatie, het personeels<strong>be</strong>leid, de <strong>be</strong>leidsorganenen de strategische partners.In het Vlaamse Gewest had 5,8% van de <strong>be</strong>volking eenvreemde nationaliteit op 1 januari <strong>2010</strong> maar dit is eensterke onderschatting van de personen van vreemdeorigine. Bij de VRT is sinds eind 2008 een vrijwillige enanonieme registratie in voege die diende om een aantalstreefcijfers vast te leggen. Eind 2011 wil de VRT 2,5%personen van allochtone origine tewerkstellen. Verder wilde VRT eind 2011 komen tot 1% personen met een functie<strong>be</strong>perking.Dat het ook anders kan, tonen de cijfers vande BBC waar op 31 septem<strong>be</strong>r 2009 12% van de werknemersvan vreemde origine is en 4,4% een functie<strong>be</strong>perkingheeft. Wat het geslacht <strong>be</strong>treft is 37% van de actievemedewerkers van de VRT een vrouw, 63% een man. Terwijlmen streeft naar 33% vrouwen in het management,was in 2009 30% van de managers een vrouw.Voor de ethische kwaliteit van de VRT verwijst de <strong>be</strong>heersovereenkomstnaar de positieve <strong>be</strong>eldvorming.Hierover wordt gerapporteerd op basis van de monitordiversiteit, die in 2009 voor de derde keer onderzocht hoevrouwen, mensen van allochtone origine en mensen meteen functie<strong>be</strong>perking in <strong>be</strong>eld worden gebracht op de<strong>be</strong>langrijkste Vlaamse zenders.Verder veronderstelt een kwaliteitsvol cultureel aanbodook voldoende inhoudelijke diversiteit.De Vlaamse overheid wil naast de openbare omroep, ookandere spelers in de mediasector stimuleren in het aanbiedenvan culturele en sportprogramma’s en informatie.De VRT breidde de laatste jaren zijn cultuuraanbod uit viazijn traditionele televisiekanalen en via het derde spoor(zie verder). Het aantal uren sport steeg aanzienlijk van1999 tot 2002, waarna het vrij sterk schommelde van hetene naar het andere jaar. In 2009 is het aantal uitzendurensport kleiner dan de voorgaande jaren. Het aantaluitzenduren ‘Nieuws en informatie’ bleef ongeveer gelijkin 2008 en 2009. VMMa had in 2009 via vtm ongeveer 684uren informatie, wat ongeveer hetzelfde is als in 2008 eneen lichte daling tegenover 2007 (694,5 uur). Sport komtminder voor op vtm, waar ongeveer 6,75 uur sport werdgetoond in 2009. VMMa zendt vooral sport uit via 2BE: erwerd ongeveer 85,75 uur sport getoond in 2009, wat constantblijft over de laatste drie jaren.Naast eigen producties van omroepen en aangekochtebuitenlandse programma’s wordt inhoud voor televisieomroepprogramma’sgrotendeels aangeleverd doorVlaamse productiehuizen. De VRM telt op basis van hetmagazine Inside-TV 55 productiehuizen. Hiernaast teltde VRM 19 facilitaire <strong>be</strong>drijven die productiehuizen bijstaanin het ontwerpen, produceren en realiseren vantelevisieomroepprogramma’s (preproductie, opnames,montage).De VRT is reeds jaren een <strong>be</strong>langrijke hefboom voornieuwe audiovisuele creaties. Het productie<strong>be</strong>leidsteunt op twee pijlers: de ontwikkeling van het interneproductiehuis van de VRT en van strategische partnershipsmet het Vlaams Audiovisueel Fonds en met externeproductiehuizen. In 2009 <strong>be</strong>droeg het aantal eigenproducties (inclusief herhalingen) 55,8% en het aantaleigen nieuwe producties 32,1% van de netto programmazendtijd.Nieuws en duiding worden nooit uit<strong>be</strong>steeden programma’s die strategisch <strong>be</strong>langrijk zijn, horen inprincipe ook tot de interne productie. Het aandeel van desport-, nieuws- en informatieve programma’s in de totalezendtijd van de eigen producties is zeer hoog (70%). Ookontspanning en vrijetijd is goed vertegenwoordigd, maarfictie wordt vooral aangekocht. De uitgaven van de VRTaan de productiehuizen zijn sterk gestegen van 1995 tot2005. Van 2006 tot 2007 is er een scherpe daling van dezeuitgaven ten gevolge van de lopende <strong>be</strong>heersovereenkomst.De voorbije jaren zijn deze uitgaven gestabiliseerdrond 60 miljoen euro. De uitgaven aan de leveranciers vanvideo-opname, montage en <strong>be</strong>werking, en hiermee ook de3.122 Uitgaven VRT aan <strong>be</strong>eldindustrieVRT-uitgaven aan de Vlaamse <strong>be</strong>eldindustrie, in 1995 en van2001 tot 2009, in miljoen euro.90807060504030<strong>2010</strong>01995 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Bron: VRT-studiedienst.ProductiehuizenLeveranciers video-opname, montage en <strong>be</strong>werking184vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenlevingtotale uitgaven van de VRT aan de externe Vlaamse <strong>be</strong>eldindustrie,zijn niet langer <strong>be</strong>schikbaar. De VRT werkte volgensde VRM in 2009 samen met 35 productiehuizen. Met4 van deze productiehuizen had de VRT een strategischpartnership.Van 2003 tot eind 2009 werden door de Vlaamse Gemeenschapin totaal 239 eerste aanvragen tot erkenning alsBelgisch audiovisueel werk <strong>be</strong>handeld in het kader van detax shelter. Het aantal aanvragen steeg hierbij jaarlijks tot2008, startend met 10 aanvragen in 2003 tot 62 aanvragenin 2008. In het voorbije jaar is er met 55 aanvragen eenduidelijke afname merkbaar. Voor de 86 voltooide films<strong>be</strong>draagt de totale tax shelterinvestering ongeveer 65miljoen euro.De inkomsten van de onafhankelijke productiesector kunnenverder onder druk komen te staan door de financiëlecrisis met een onzekere impact op de reclame-inkomsten.Vanuit de <strong>be</strong>zorgdheid voor een divers en kwalitatiefaanbod wil het <strong>be</strong>leid werk maken van <strong>be</strong>langrijke hefbomenvoor nieuwe audiovisuele creaties. Er is de intentieom een Stimuleringsfonds voor Vlaamse kwalitatieveOmroepproducties (STIVO) op te richten om de productievan hoogstaande Vlaamse televisieprogramma’s te <strong>be</strong>vorderen.Dit fonds wil de investeringen vanuit de omroepenverhogen. Sinds 2009 is een soort van ‘opstap’ naar hetSTIVO geïnstalleerd, waarbij 2,85 miljoen euro <strong>be</strong>schikbaarkwam voor de ondersteuning van tv-drama. Binnendeze subsidielijn van het Vlaams Audiovisueel Fonds werdenin 2009 vijf fictieprojecten van de VRT goedgekeurd.De VRT investeert minstens evenveel in het project als hetVAF. Daarnaast wil de overheid via Mediadesk <strong>Vlaanderen</strong>een grotere rol spelen in het faciliteren van subsidieaanvragenbij de diverse Europese instrumenten als hetMEDIA-programma en Eurimages. De administratievedrempel voor kleine productiehuizen om hier een <strong>be</strong>roepop te doen is nog hoog.Openbare omroepIn 2007 werd de <strong>be</strong>heersovereenkomst 2007-2011 operationeel.De VRT haalde volgens de VRM (<strong>2010</strong>) bijna alleperformantiemaatstaven uit deze overeenkomst. Enkeleonderdelen van de performantiemaatstaven werden niet<strong>be</strong>reikt.De VRT is als openbare omroep een <strong>be</strong>langrijk instrumentom <strong>be</strong>langrijke <strong>be</strong>leidsdoelstellingen te <strong>be</strong>reiken.Sommige van deze doelstellingen wil het <strong>be</strong>leid over dehele mediamarkt stimuleren. Zo wordt van de openbareomroep verwacht dat hij zijn steentje bijdraagt aan deculturele identiteit, de culturele diversiteit, de inclusie vanmensen met een functie<strong>be</strong>perking en dergelijke meer. Deperformantie van de VRT wordt in dat geval <strong>be</strong>sprokenbij de <strong>be</strong>treffende mediadoelstelling. Anderzijds legt deoverheid de VRT enkele bijkomende doelstellingen in verbandmet het inhoudelijke aanbod en het <strong>be</strong>reik op. Dezekomen hier aan bod.AanbodDe VRT moet een divers, kwalitatief en pluriform aanbodvoor alle Vlamingen garanderen en moet met dit aanbodbijdragen tot een open, respectvolle en verdraagzame samenleving.De <strong>be</strong>oogde verruiming en verdieping van hetcultuuraanbod op de VRT op het derde spoor mag er niettoe leiden dat cultuur verdwijnt uit het algemeen aanbod.In de loop van huidige <strong>be</strong>heersovereenkomst versterkt deVRT zijn aanbod in zijn prioritaire domeinen: cultuur,nieuws en informatie, sport, kennis en wetenschap enVlaamse identiteit. Deze openbare omroepdomeinen zullenaan bod blijven komen in het generalistisch aanbodvoor iedereen (MNM, Eén, Radio 2, Canvas en Radio 1)of voor specifieke doelgroepen (Stubru, Ketnet en RVi).Het specialistisch thematisch aanbod voor sport, nieuwsen cultuur blijft aanwezig via deze zenders maar zal versterktworden via alternatieve kanalen. Zo heeft Sporzaeen eigen website en digitale radio. Op elk moment vande dag kan men zich op de hoogte stellen van het laatstenieuws via de digitale radio Nieuws+ en via de websitederedactie.<strong>be</strong>. Cultuur heeft via radio Klara al jaren eeneigen kanaal, aangevuld met de digitale radio’s KlaraContinuo en Klara Jazz en de website Klara. Sinds 29januari <strong>2010</strong> is de website Cobra.<strong>be</strong> de online uitvalsbasisvoor cultuur. Via Canvas+ is er sinds 2008 een extra digitaalaanbod.Het aanbod in uitzenduren is van 1999 tot 2009 sterktoegenomen voor radio en televisie. De grootste stijgingdeed zich voor tot 2004, waarna er een afvlakking is tot2008. Voor televisie is er in 2009 een lichte afname van hetaantal uitzenduren. Voor radio nam het aantal uitzendurenin 2009 sterk toe door de start van de nieuwe radiostromenRadio 1 Classics, Radio 2 De Topcollectie XL,Stu-Bru Rock It! en Klara Jazz en door een toename in hetaantal eigen geproduceerde uren van Radio <strong>Vlaanderen</strong>media 185


3.123 Performantie VRTPerformantie van de VRT in functie van de normen vastgelegd in de <strong>be</strong>heersovereenkomst 2007-2011, van 1999 tot 2009.1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 normOver alle mediaMaand<strong>be</strong>reik NB NB 98,3 90TelevisieUren zendtijd 7.026 7.147 7.549 8.251 8.254 9.463 8.973 9.440 9.556 9.864 9.772Aantal uitzenduren cultuurprogramma's784 909 1.050generalistische televisiekanalenRelatief week<strong>be</strong>reik 86,3 87,1 88,5 88,9 89,3 92,0 90,5 90,1 90,1 90,3 88,9 80Relatief nieuws<strong>be</strong>reik 67,4 69,3 71,9 60Week<strong>be</strong>reik cultuurprogramma's (%) 21,7 18,8 21,3 22,0 25,2 27,3 22,1 27,8 28,8 33,7 37,5 20Week<strong>be</strong>reik educatieve programma's (%) 17,7 19,6 24,6 29,0 30,2 29,8 25,6 30,5 28,3 31,5 36,1 25% Vlaamse en coproducties (tussen 18-23 uur) 61,7 61,4 61,1 61,6 63,3 61,2 66,2 66,3 65,3 67,8 70,0 50Gemiddelde waardering duiding en informatie 77 77 76 76 76 76 77 77 75Gemiddelde waardering ontspanning 76 76 78 78 78 78 78 78 75Gemiddelde waardering fictie 78 77 78 78 78 77 76 77 75Gemiddelde waardering cultuurprogramma's 77 78 77 77 78 75Gemiddelde waardering educatieve programma's 79 80 79 80 79 75Gemiddelde waardering sport 76 77 77 75RadioUitzenduren (per jaar) 58.571 66.180 66.741 59.183 61.314 74.988 72.417 71.648 71.503 74.409 84.253Relatief week<strong>be</strong>reik 97,9 98,1 98,4 96,2 96,2 94,5 87,6 84,7 83,0 82,3 81,2 80Nieuws<strong>be</strong>reik 89,3 94,7 94,6 93,3 92,7 95,2 94,8 95,3 94,5 94,3 95,9 80% Vlaamse muziekproducties 20,0 22,7 24,0 20BedrijfszekerheidFM 99,98 99,95 99,95 99,96 99,98 99,98 99,97 99,99 99,5MG 99,97 99,90 99,93 99,91 99,95 99,75 99,99 99,88 99,5DAB 99,74 99,82 99,69 99,57 99,75 99,81 99,89 99,73 99,5DVBT 99,85 99,54 99,76 99,84 99,89 99,5Bron: VRT-studiedienst.Info en Radio <strong>Vlaanderen</strong>. Het aantal uitzenduren voorcultuurprogramma’s op de generalistische televisiekanalenmoet minstens <strong>be</strong>houden blijven over de looptijd vande huidige <strong>be</strong>heersovereenkomst. Van 2007 tot 2009 is erjaarlijks een sterke stijging in het aantal uitzenduren voorcultuurprogramma’s.Volgens de VRM (<strong>2010</strong>) kan bij gebrek aan cijfers nietachterhaald worden of er voldoende diversiteit is in hetVRT-aanbod, opdat in elk van de openbare omroepdomeinenover de netten heen een diversiteit aan genresen disciplines wordt aangeboden en waarbij de nodigeaandacht aan Brussel <strong>be</strong>steed wordt. Voor televisie dedenzich over de voorbije tien jaar enkele verschuivingen voorin het programma-aanbod. Het totale aandeel fictie in detotale programmatie bleef constant, maar binnen dezecategorie namen de eigen fictieprogramma’s sterk toe.Het aandeel voor muziek nam af binnen deze periode. Eenandere opvallende daler is het nieuws, waarvan het aandeelzakt van 15% tot 7%. ‘Nieuws en informatie’ horennochtans tot de kerntaken van de openbare omroep. Hetaandeel ‘sport, nieuws en informatieve programma’s’ alssamengestelde categorie daalt lichtjes van 43% in 2008tot 41% in 2009, wat vooral toegeschreven moet wordenaan sport. Er is nochtans een toename voor sport over hetvoorbije decennium. Een andere kerntaak <strong>be</strong>treft ‘kunsten wetenschap’. Door de nieuwe inhoudscategorieënvanaf 2008 is het aandeel voor deze kerntaak niet meer teachterhalen. Wel is er een stijging voor het aantal uitzendurencultuurprogramma’s op generalistische televisiekanalenover de twee laatste jaren. Het specialistisch thematischaanbod voor sport, nieuws en cultuur via het derdespoor werd over de laatste jaren versterkt via aangepastewebsites, digitale radio’s en een programma-aanbod viade digitale ontkoppeling.De <strong>be</strong>leidsnota media 2009-2014 stelt verder dat het cruciaalis dat de VRT de nodige zendtijd en middelen inzetvoor een kwalitatief aanbod voor de kinderen en dejeugd. Het totaal aantal uren zendtijd op Ketnet was 3.079uren, waarvan 95% Nederlandstalig was en 26% voor heteerst uitgezonden werd. Wat de diversiteit van het programma-aanbodvan Ketnet <strong>be</strong>treft, <strong>be</strong>staat 80% van deuitzenduren uit fictie, 14% uit ontspanning en vrije tijd en3% uit nieuws. Muziek en informatieve programma’s zijnelk goed voor 1% van de zendtijd.Het vereiste aandeel van de Vlaamse audiovisuele productiesvoor televisie en radio werd meer dan gehaald(supra).Eén van de indicatoren van de functionele kwaliteit vande VRT is de waardering voor en de tevredenheid met deprogramma’s. Omdat de laatste <strong>be</strong>heersovereenkomst nietlanger aangeeft wat een voldoende waardering is, wordtde norm uit de vorige <strong>be</strong>heersovereenkomst gebruikt. Dewaardering voor de diverse omroepdomeinen ligt steedsboven deze norm en blijft vrij stabiel over de tijd.186vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenleving3.124 Programma-aanbod VRT-televisieDiversiteit van het programma-aanbod van de VRT-televisie, van 1999 tot 2009, in uitzenduren.10.0009.0008.0007.0006.0005.0004.0003.0002.0001.00001999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Fictie - eigen Fictie - aankoop Muziek Sport Nieuws AndereBron: VRT-studiedienst en Mediaxim.BereikHet maand<strong>be</strong>reik over alle media <strong>be</strong>treft het gecombineerd<strong>be</strong>reik van radio en televisie op basis van de“Portable People Meter”(PPM)-studie. Per maand heb<strong>be</strong>ngemiddeld 98,3% van de Vlamingen minimum 15 minutenzonder onderbreking naar de VRT gekeken en/of geluisterd.VRT-televisie <strong>be</strong>reikt op weekbasis 88,9% van televisiekijkend<strong>Vlaanderen</strong>, waarmee de VRT sinds 2004 voorhet eerst onder de 90% zakt. De VRT <strong>be</strong>reikte anderzijdseen groter deel van televisiekijkend <strong>Vlaanderen</strong> dan 10jaar geleden. De VRT-radio <strong>be</strong>reikt op weekbasis 81,2%van de Vlaamse radioluisteraars. Door de opkomst van decommerciële landelijke radio’s is het relatieve <strong>be</strong>reik vande VRT afgenomen over het laatste decennium en dezedalende trend zette zich tot in 2009 door.De totaliteit van de journaals en de informatiemagazinesvan de VRT-televisie <strong>be</strong>reikt in 2009 gemiddeld perdag 71,9 % van de VRT-televisiekijkers, in 2007 was datnog 67,4%. Ook het specialistisch thematisch aanbodderedactie.<strong>be</strong> en sporza.<strong>be</strong> kon in 2009 dagelijks heel watmeer geïnteresseerden trekken dan in 2008. Het gemiddeldedag<strong>be</strong>reik voor deredactie.<strong>be</strong> steeg van 84.696 tot110.158, voor sporza.<strong>be</strong> steeg het van 89.194 tot 111.290.De VRT-radio <strong>be</strong>reikte per dag met zijn nieuwsbulletins95,9% van de VRT-luisteraars. Dit nieuws<strong>be</strong>reik is sinds2000 vrij stabiel gebleven, al was het in de afgelopen 10jaar nooit hoger dan in 2009.Het week<strong>be</strong>reik van de educatieve programma’s en decultuurprogramma’s op de VRT-televisie steeg over devoorbije tien jaar van 18 à 22 procent tot ongeveer 36 à 38procent van de <strong>be</strong>volking.3.125 Televisie<strong>be</strong>reik naar sociale groepDag<strong>be</strong>reik van de totale televisie en van de VRT-televisie naarhet <strong>be</strong>roeps- en opleidingsniveau van de voornaamste verantwoordelijkevoor het gezinsinkomen, in 2005 en 2009, in %.3.126 Radio<strong>be</strong>reik naar sociale groepDag<strong>be</strong>reik van de VRT-radio naar het <strong>be</strong>roeps- en opleidingsniveau,van 2005 tot 2009, in %.90807060504030<strong>2010</strong>0TV totaal VRT totaal TV totaal VRT totaal2005 2005 2009 2009Zeer hoog Hoog Laag Zeer laag 2005 2006 2007 2008 2009807060504030<strong>2010</strong>0Totaal Zeer hoog Hoog Laag Zeer laagBron: CIM TV / VRT-studiedienst.Bron: CIM Radio / VRT-studiedienst.media 187


3.127 Website<strong>be</strong>reik naar sociale groepMaand<strong>be</strong>reik van de VRT-websites naar het <strong>be</strong>roeps- en opleidingsniveau,2009, in %.60504030<strong>2010</strong>0Zeer hoog Hoog Laag Zeer laagBron: CIM Metriweb/ VRT-studiedienst.Zoals decretaal <strong>be</strong>paald, biedt de VRT een gediversifieerdaanbod voor zoveel mogelijk Vlamingen via alle relevantemedia. De <strong>be</strong>heersovereenkomst geeft aan dat de VRTmet zijn generalistisch aanbod een ruim publiek moetaanspreken, zowel in zijn geheel als in zijn subgroepen.Niet elke maatschappelijke groep kijkt in dezelfde matetelevisie. De VRT <strong>be</strong>reikt het <strong>be</strong>st de groepen die ook hetmeest door de televisie <strong>be</strong>reikt worden. Dit zijn de socialegroepen met het laagste professionele en opleidingsniveau.Verder blijkt dat er een achteruitgang is in het <strong>be</strong>reik,zowel voor televisie in het algemeen als voor de VRTin het bijzonder. Deze achteruitgang blijkt het grootst inde sociale groepen met het laagst professionele en opleidingsniveau.Voor de VRT-radio’s stijgt het dag<strong>be</strong>reik naarmate hetprofessioneel of opleidingsniveau toeneemt. Het dalenddag<strong>be</strong>reik van 2005 tot 2009 komt voor in alle vermeldesociale groepen, maar is sterker in de groep met het laagsteprofessionele en opleidingsniveau. Dit is tevens degroep die de VRT-radio het minst goed kan <strong>be</strong>reiken.Voor de VRT-websites stijgt het maand<strong>be</strong>reik naarmatehet professioneel of opleidingsniveau toeneemt, wat overeenkomtmet de grotere internetpenetratie bij de hoogopgeleiden.De transmissiediensten van de analoge en digitale radio-en televisie-uitzendingen <strong>be</strong>reiken ook dit jaar weereen voldoende hoge continuïteit. Vier normen uit de<strong>be</strong>heersovereenkomst <strong>be</strong>treffende het <strong>be</strong>reik van de middengolfzenders,het DAB- en het DVBT-netwerk werdenniet <strong>be</strong>reikt (VRM, <strong>2010</strong>). Het zenderpark werd recentelijkgeprivatiseerd.MediaparticipatieHet is de ambitie van de Vlaamse Regering dat elke Vlamingtoegang heeft tot een divers en kwalitatief hoogstaandmedia-aanbod waarin technologische innovatiesen nieuwe mediatoepassingen zijn geïntegreerd. Ditveronderstelt dat de burger toegang heeft tot de verschillendemedia en dat hij ermee om kan gaan in de breedste<strong>be</strong>tekenis van het woord. Voor mensen met een functie<strong>be</strong>perkingzijn er in dit kader een aantal aandachtspunten.MediatoegangIn 2009 kijkt 96,5% van de Vlamingen ouder dan 15 jaartelevisie via een televisietoestel. 41,6% van de Vlaamsehuishoudens heeft een hoge-definitietelevisie (HDTV)of flatscreen. De penetratie van digitale televisie in hetVlaamse gezin wordt eind 2009 op ongeveer 56% geschat.Op jaarbasis stijgt de verspreiding met ongeveer 15%,wat ook het vervangpercentage is van een televisietoestelop de voornaamste kijkplaats. Tegen eind <strong>2010</strong> wordtdoor Dejonghe een penetratie van ongeveer 70% verwacht,waarbij digitaal kijken via de ka<strong>be</strong>l de meest verspreidevorm van televisieontvangst zal worden. Televisiekijkenkan niet alleen via meerdere distributiekanalen,maar ook via meerdere afspeeltoestellen. Volgens Digimeter(2009) kijkt 21,2% van de Vlamingen minstens één keerper maand online televisie op een computerscherm en3,6% kijkt minstens één keer per maand op de gsm.De ‘gaming’-markt ontwikkelt zich geleidelijk van eennichemarkt tot een ‘mediamarkt naast de andere mediamarkten’.Zowat 1 op 3 Vlamingen heeft momenteel eenspelconsole aangesloten op het televisietoestel of eenmobiele spelconsole in huis. Hierbij wordt geen rekeninggehouden met de mensen die spelletjes spelen op hun pc.Ongeveer drie vierde van de <strong>be</strong>volking <strong>be</strong>schikt in huisover een computer en internet. Verder zijn ongeveer zevenVlaamse gezinnen op tien in het <strong>be</strong>zit van een breedbandaansluiting.De gemiddelde Vlaming is hiermee <strong>be</strong>ter3.128 Media<strong>be</strong>zitHet aandeel van de burgers en van de huishoudens met eentelevisie, spelconsole, computer, internet- en breedbandaansluitingin 2009, in %.BurgersHuishoudens15+ 18+ Vlaams Gewest EU27Digimeter SCV Eurostat (ADSEI)Televisie 96,5Spelconsole 35,3Computer 80,6 78,1 74,9 71Internet 77,7 73,9 72,7 65Breedband 68,9 56Bron: kolom 1: IBBT-iLab.o, Digimeter Wave 1, 2009; kolom 2: SVR, SCV-survey2009; kolom 3: FOD Economie, Eurostat, ICT-survey burgers 2009, <strong>be</strong>werkingSVR.188vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenleving3.129 Digitale televisieAantal geschatte digitale abonnees, van 2005 tot 2009.1.600.0001.400.0001.200.0001.000.000800.000600.000400.000200.0000K3 K4 K1 K2 K3 K4 K1 K2 K3 K4 K1 K2 K3 K4 K1 K2 K3 K42005 2006 2007 2008 20093.130 Week<strong>be</strong>reik mediaAandeel van de burgers die wekelijks gebruik maken van detelevisie, radio, krant of internet, van 2000 tot 2009, in %.10090807060504030<strong>2010</strong>02000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Televisie Radio Krant InternetBron: Dejonghe, schatting april <strong>2010</strong>.Bron: televisie: CIM TV, radio: CIM Radio, krant: SCV-survey, internet: FODEconomie, Eurostat, ICT-survey burgers 2009, <strong>be</strong>werking SVR.voorzien van de basis-ICT dan de gemiddelde Europeaan.Volgens de Eurostatstatistieken maakt in het VlaamseGewest 10% van de burgers draadloos connectie (nietthuis of werk) met het internet, tegen 17% in de EU27.6% van de Vlamingen maakt via een gsm verbinding methet internet: 5% via GPRS en 2% via UMTS. De UMTSverbindingis een breedbandverbinding die meer mobieletoepassingen mogelijk maakt. Ook voor deze meer geavanceerdetechnologie hinkt het Vlaamse Gewest achteroptegenover de EU27, waar 4% van de burgers eenUMTS-verbinding heeft.MediageletterdheidMediageletterdheid is de <strong>be</strong>kwaamheid om toegang teheb<strong>be</strong>n tot het materiaal uit verschillende media en omdit materiaal te identificeren, <strong>be</strong>grijpen, interpreteren,evalueren, communiceren, <strong>be</strong>rekenen en te produceren.Geletterdheid is in die zin de mate waarin mensen demedia gebruiken om hun doelen te <strong>be</strong>reiken, hun eigenkennis en potentieel te ontwikkelen en om ten volle teparticiperen in hun gemeenschap. In dit breed conceptwordt het algemeen mediagebruik en het gebruik vande mediatoepassingen onderscheiden. Ook een kritischen veilig mediagebruik met gerelateerde concepten alsinternetverslaving, privacy, internet<strong>be</strong>veiliging, virussen,spam en dergelijke meer horen thuis in het concept vanmediageletterdheid. Deze worden hier buiten <strong>be</strong>schouwinggelaten.Algemeen mediagebruikTelevisie en radio zijn de meest populaire media: bijna 9mensen op 10 kijken wekelijks televisie en luisteren wekelijksnaar de radio. Opvallend voor <strong>be</strong>ide media is delichte daling in het <strong>be</strong>reik van 2000 tot 2004-2005. Voortelevisie was er een plotse heropbloei in 2004, voor radioin 2005. Voor televisie kan dat gedeeltelijk samenhangenmet de zeer sterke stijging van de zendtijd van de VRT in2004. De sterke uitbreiding van de zendtijd van de VRTradio’sin 2004 kan niet de aanhoudende revival van depopulariteit van de radio verklaren. Hier speelt de sterkeuitbreiding van het <strong>be</strong>reik van de landelijke private radio’sin deze periode een <strong>be</strong>langrijke rol. Voor de krant is ereen eerste piek in 2001: een mogelijk gevolg van de lanceringvan de Metro sinds okto<strong>be</strong>r 2000. Hierna volgdeeen daling om een tweede piek te vertonen in 2005. Sinds2005 is er voor de televisie, de krant en de radio eenlichte achteruitgang in het <strong>be</strong>reik. Voor internet groeithet week<strong>be</strong>reik jaarlijks in dezelfde periode. In 2009 gaanwekelijks meer dan 7 burgers op 10 op het internet en 6burgers op 10 lezen wekelijks de krant.Televisie <strong>be</strong>reikt het <strong>be</strong>st de sociale groepen met hetlaagste professionele en opleidingsniveau (supra). Voorradio zijn er geen cijfers <strong>be</strong>schikbaar. De krant <strong>be</strong>reiktminder goed vrouwen en mensen met een laag inkomenof met een lage scholingsgraad (zie verder). In alle <strong>be</strong>volkingsgroepenis het internetgebruik gestegen van 2001 tot3.131 Digitale kloofAandeel internetgebruikers naargelang de leeftijd, het geslacht,het aantal opleidingsjaren en het gezinsinkomen, in2001 of 2005 en in 2009, in %.Leeftijdsklasse 18-30 31-45 46-60 60+20012009Bron: SCV-survey.64964590Geslacht Man Vrouw20012009417828632878Aantal opleidingsjaren 0-9 jaar 10-13 jaar Minstens 14 jaar2005200922326574Gezinsinkomen ≤ 2000 euro > 2000 euro20012009204452853309093media 189


2009. De kans op internetgebruik blijft echter nog steedslager voor ouderen, vrouwen en mensen met een lageropleidingsniveau of een kleiner gezinsinkomen.In de Digimeter 2009 worden op basis van een aantal<strong>be</strong>stedingsvaria<strong>be</strong>len voor de verschillende media vijfmediasegmenten onderscheiden.- Traditionele mediagebruikers (27,7% van de <strong>be</strong>volking)houden vast aan de traditionele media, waaronderde televisie, de radio en de krant en <strong>be</strong>perkenhet gebruik van nieuwe media en ICT. In deze categoriezitten vooral vrouwen, lager opgeleiden enouderen.- Mediafo<strong>be</strong>n (29,8%) <strong>be</strong>perken hun mediaconsumptietot een minimum en vertonen enige weerstandtegen nieuwe media en ICT. Deze categorie komtvoor in alle <strong>be</strong>volkingslagen.- Onliners (23,3%) zijn de zwaarste computer- eninternetgebruikers met een zwaar gsm-gebruik. Ditis een mannelijker, hoger opgeleid en jonger segment.- Bij de mobiele pretzoeker (13,4%) staat het relatiefintensieve gebruik van media(technologie) en ICTvooral in functie van entertainment. Ze zijn mobielerin hun media- en ICT-gebruik, zowel op vlakvan mobiele telefonie, mobiel gamen, als mobiele/draagbare muziekconsumptie. Het merendeel is ietsjonger dan de gemiddelde Vlaming.- De digitale omnivoor (5,8%) kijkt veel tv, is veruitde zwaarste gsm-gebruiker en gamer, is een zwaarinternetgebruiker en luistert veel naar opgenomenmuziek. Dit is veruit het mannelijkste en jongstesegment.Gebruik van mediatoepassingenEen goede mediageletterdheid veronderstelt echter hetefficiënte gebruik van een medium om de eigen doelstellingente <strong>be</strong>reiken of om ten volle in de gemeenschap teparticiperen. In dit kader moet het mediagebruik verderuitgediept worden.Eén van de mediatoepassingen die het <strong>be</strong>leid <strong>be</strong>langrijkacht is de nieuwsgaring. Televisie is veruit het meestpopulaire medium om op de hoogte te blijven van deactualiteit. In 2009 kijken negen volwassenen op tien minstenswekelijks naar een tv-journaal. Het week<strong>be</strong>reik vande televisiejournaals is groter naarmate men ouder is. Hetradionieuws <strong>be</strong>reikt wekelijks 77% van de <strong>be</strong>volking; eenachteruitgang tegenover 2000. Radionieuws wordt door16% van de volwassenen nooit <strong>be</strong>luisterd. Wekelijks naarhet nieuws luisteren is minder ingeburgerd bij 60-plussers,lager opgeleiden en bij mensen met een inkomen vanmaximaal 2000 euro. Meer dan drie personen op tien <strong>be</strong>zoekenminstens wekelijks online nieuwsitems. Internet isanno 2009 nog het minst populair, maar het aandeel vande <strong>be</strong>volking dat online de actualiteit opvolgt is sterk gestegenin 2008 en 2009. Het week<strong>be</strong>reik voor de nieuwsgaringvia het internet is groter bij mannen, bij jongeren,bij hoger opgeleiden en bij mensen met een inkomen3.132 NieuwsgaringPercentage van de burgers dat via de verschillende medianieuws opvolgt naar de frequentie van deze nieuwsgaring,van 2000 tot 2009.10090807060504030<strong>2010</strong>0Televisie 00Televisie 09Radio 00Radio 09Minstens één keer per weekMinder dan één keer per weekboven de 2.000 euro. De krant wordt wekelijks gelezendoor 61% van de Vlamingen en 22% leest nooit de krant.Het wekelijks kranten<strong>be</strong>reik is grootst bij de leeftijdsgroepenboven de 45, de mannen, de hoogst geschoolden ende mensen met een inkomen boven de 2000 euro.Wat het gebruik van de niet-lineaire diensten van digitaletelevisie <strong>be</strong>treft, valt meteen de populariteit van deelektronische programmagids op: hij wordt door 7 digitalekijkers op 10 wekelijks gebruikt. Ook de extra contentblijkt gesmaakt door de digitale kijker: meer dan 50%heeft reeds een gratis programma her<strong>be</strong>keken en bijnaeen kwart doet dit wekelijks. Het tegen <strong>be</strong>taling opvragenvan films en programma’s ge<strong>be</strong>urt minder frequent:4 digitale kijkers op tien vroegen wel eens een film op enmeer dan een kwart heeft dergelijk programma her<strong>be</strong>keken.Verder is bijna 7% van de digitale televisiekijkersgeabonneerd op diensten om programma’s te her<strong>be</strong>kijken.Tenslotte heeft bijna 13% van de digitale kijkers eenabonnement voor extra kanalen.Krant 00NooitUitgezonderd voor internet waar 2007 afgezet wordt tegen 2009.Bron: SCV-survey.3.133 Niet-lineaire televisiedienstenAandeel van de digitale televisiekijkers dat gebruik maakt vande interactiviteit en het extra aanbod in 2009, in %.Bron: IBBT-iLab.o, Digimeter Wave 1, 2009.Minstenséén keerper weekKrant 09Internet 07Minder danéén keerper weekInternet 09NooitElektronische programmagids 70,5 7,7 21,8Film op aanvraag 7,6 32,6 59,8Gratis her<strong>be</strong>kijken programma's 23,0 30,0 47,1Betaald her<strong>be</strong>kijken programma's 5,9 21,5 72,5Abonnement Net Gemist 2,5 4,2 93,2Extra <strong>be</strong>talende kanalen 8,6 4,0 87,4190vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenlevingHet Vlaamse Gewest ligt achter op de Europese top watde internettoepassingen <strong>be</strong>treft.E-government werd in 2009 door een derde van de Vlamingengebruikt, wat overeenkomt met het Europesegemiddelde. Van 2008 tot 2009 verdub<strong>be</strong>lde het aandeelpersonen dat online in contact kwam met de overheidbijna (van 17 tot 33%). In de drie Europese toplanden Denemarken,Zweden en Nederland gebruikt in 2009 meerdan de helft e-government.Internet is voor meer dan zes Vlamingen op tien en voorbijna acht Nederlanders op tien een informatiebron overgoederen en diensten. Terwijl meer Vlamingen dan Europeanen(EU15 en EU27) in de laatste drie maanden onlinegoederen en diensten opzochten, kopen minder Vlamingendan Europeanen ook effectief iets aan via het internet.Het aandeel van de <strong>be</strong>volking dat in de laatste 3 maandenonline goederen of diensten voor privaat gebruik <strong>be</strong>steldeof kocht, steeg in het Vlaamse Gewest van 14% in 2008tot 24% in 2009. In het Verenigd Koninkrijk kocht meerdan de helft van de burgers iets aan via het internet. E-banking is ingeburgerd bij bijna één Vlaming op twee. Bijde Nederlanders maakt bijna drie vierde hier gebruik van.Wat e-media <strong>be</strong>treft, maakte 20% van de Vlamingen gebruikvan een webradio of -tv. In Europa was dat 24 tot26%, in Nederland meer dan de helft. Van de Vlamingenlas 24% in 2008 en 42% in 2009 online de krant of eenmagazine. Door deze sterke stijging ligt het Vlaamse gemiddeldeeen stuk boven het Europese gemiddelde. InFinland leest 64% online de krant of magazines. Het percentagepersonen dat in de laatste 3 maanden spelletjes,af<strong>be</strong>eldingen of muziek speelden of downloaden, is in hetVlaamse Gewest (33%) een stuk hoger dan in de EU. Bijnade helft van de Nederlanders gebruikten deze internettoepassingin de laatste 3 maanden.Een derde van de Vlamingen zocht in de laatste driemaanden naar informatie in verband met gezondheid,wat overeenkomt met het Europese gemiddelde. Minstensde helft van de Finnen, Luxemburgers en Nederlandersmaken gebruik van deze toepassing.E-learning <strong>be</strong>reikt bijna vier Vlamingen op tien, wat ongeveerovereenkomt met het Europese gemiddelde. ZevenLuxemburgers op tien maken er gebruik van.De Vlaming is van 2008 tot 2009 sterk vooruitgegaan wathet gebruik van e-government, e-commerce, e-media,e-learning en e-gezondheid <strong>be</strong>treft, al is het VlaamseGewest nog ver verwijderd van de Europese top. De Vlamingmaakt verder ongeveer even veel of meer gebruikvan de internettoepassingen dan de mensen uit het BrusselseHoofdstedelijke Gewest.ToegankelijkheidDe toegankelijkheid van het media-aanbod kan verstoordworden door een functie<strong>be</strong>perking bij de persoon zelf. Detechnologie biedt oplossingen om de toegankelijkheid vande media te verhogen.Volgens de <strong>be</strong>heersovereenkomst moet de VRT het aandeelondertitelde Nederlandstalige programma’s (viateletekst) geleidelijk uitbreiden tot 95% in <strong>2010</strong>. De VRTverdub<strong>be</strong>lde van 2003 tot 2009 het aandeel ondertiteldeNederlandstalige programma’s via teletekst en ondertiteltin 2009 bijna drie vierde van deze programma’s of 5.365uitzenduren. Teletekstondertiteling werd in 2009 ook<strong>be</strong>schikbaar voor het aanbod-op-aanvraag (Net Gemisten Ooit Gemist) en voor alle tv-programma’s die door dekijker digitaal opgeslagen kunnen worden.3.134 ICT-toepassingenEuropese vergelijking in 2009 van het aandeel van de burgers dat in de voorbije drie maanden gebruik maakte van e-government,e-commerce, e-media, e-gezondheid en e-learning, in %.Vlaams GewestBrussels GewestWaals GewestEU15EU27Koplopers binnen EUEersteTweedeDerdeE-government* E-commerce E-media E-gezondheid*** E-learning****Goederen/ dienstenopzoekenGoederen/ dienstenkopen**E-banking Webradioof webtvKranten ofnieuwsmagazineslezenMuziek/spelaf<strong>be</strong>eldingen333426333067(DEN)57(ZWE)55(NED)645852575179(NED)77(ZWE)75(LUX)242724332858(VK)50(DEN)49(NED)484542373273(NED)72(FIN)71(ZWE)202219262451(NED)50(ZWE)42(DEN)423121323164(FIN)64(DEN)63(EST)333333262649(NED)38(FIN)38(LET)343529363356(FIN)54(LUX)50(NED)403228423969(FIN)66(LUX)58(DEN)*Percentage personen die in de laatste 3 maanden het internet gebruikten om met de overheid in contact te komen; ** Percentage personen die in de voorbijedrie maanden goederen of diensten voor privaat gebruik <strong>be</strong>stelden/kochten via het internet; *** Percentage personen die in de laatste 3 maanden op het internetzochten naar informatie i.v.m. gezondheid; **** Percentage personen die in de laatste 3 maanden het internet gebruikten voor training en educatie. DEN=Denemarken, EST= Estland, FIN= Finland; LET= Letland; LUX= Groothertogdom Luxemburg, NED= Nederland, VK= Verenigd Koninkrijk, ZWE= Zweden.Bron: FOD Economie, Eurostat, ICT-survey burgers 2009, ADSEI voor België, <strong>be</strong>werking SVR.media 191


In 2009 werd door vtm 67% van de programma’s van19 uur tot het laatste nieuws volledig ondertiteld via teletekstof via het open net (gewone ondertiteling). Ditis het grootste aandeel ondertitelde programma’s sinds2006 en houdt een zeer sterke stijging tegenover 2008 in.Het aandeel ondertitelde programma’s via teletekst namsinds 2006 toe van 30 naar 42%. Deze toename is vooraltoe te schrijven aan de ondertitelde Nederlandstaligefictie. Het ondertitelde nieuws blijft ongeveer 18% vande totale programmatie van 19 uur tot het laatste nieuws.Het aandeel ondertitelde programma’s tussen 17 uur enhet laatste nieuws stijgt jaarlijks. In 2009 is 63% van de3.135 Ondertiteling VRTAandeel ondertitelde Nederlandstalige programma’s via teletekstop de openbare omroep, van 2003 tot 2009, in %.807060504030<strong>2010</strong>02003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Bron: VRT-studiedienst.programma’s ondertiteld. Tussen 17:00 en 19:00 – de urenwaarin kinderen vaak voor de buis zitten - zijn bijgevolgminder programma’s ondertiteld dan tussen 19:00 en hetlaatste nieuws. Het aandeel ondertitelde Nederlandstaligeprogramma’s via teletekst is in de vooravond <strong>be</strong>duidendlager.De regionale televisieomroepen zouden van septem<strong>be</strong>r2006 alle nieuwsuitzendingen ondertitelen.Via audio<strong>be</strong>schrijving kunnen blinden en slechtzienden<strong>be</strong>ter meegenieten van televisieprogramma’s. Tijdensstiltemomenten wordt de visuele informatie <strong>be</strong>schreven,waardoor blinden <strong>be</strong>ter het programma kunnen volgen.Audio<strong>be</strong>schrijving wordt in tal van Europese landen zoalsSpanje, Italië, Duitsland en Groot-Brittannië gebruikt. In2009 <strong>be</strong>ëindigde de VRT het onderzoek rond gesprokenondertiteling en audiodescriptie. Voor gesproken ondertitelingis het mogelijk om via een extra teletekstpaginahet audiosignaal te verspreiden. Audiodescriptie is vooralgeschikt voor fictie en veronderstelt dat de distributeurseen afzonderlijk audiosignaal ter <strong>be</strong>schikking stellen.De toegankelijkheid van de websites voor doven,slechtzienden en blinden en motorisch gehandicapten iseen ander heikel punt. Er zijn internationaal al heel watmogelijkheden om de toegankelijkheid te verhogen. DeVRT streeft er naar om maximaal te voldoen aan de vereistenvan het Anysurfer-la<strong>be</strong>l, waarvoor samengewerktwordt met de mensen van het project Toegankelijk Webvan de Vlaamse Overheid. Om volledig te voldoen aanhet Anysurferla<strong>be</strong>l zou al het <strong>be</strong>schikbare videomateriaalvoorzien moeten worden van ondertitels, wat nog nietkan.3.136 Ondertiteling vtmAandeel ondertitelde programma’s bij vtm, van 2006 tot 2009, in %.17:00 tot nieuws laat 19:00 tot nieuws laat2006 2007 2008 2009 2006 2007 2008 2009% programma's volledig ondertiteld 44 50 57 63 58 63 56 67BUI volledig ot op het open net 21 25 31 27 27 28 21 25NL gesproken volledig ot op het open net 1 2 1 0 1 2 1 0% programma's volledig ot via teletekstNieuwsFictieNoot: % programma’s volledig ondertiteld <strong>be</strong>treft zowel Nederlandstalige als anderstalige programma’s; BUI= buitenlandse programma’s.Bron: vtm.221210241212251213361422301812321814341618421824192vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenlevingVoor meer informatiePublicaties en websitesBeheersovereenkomst tussen de VRT en de Vlaamse Gemeenschap2007-2011, Brussel, 2006.Bleyen, V.-A. & Van Hove, L. (2009). Evoluties in de onlinestrategieën van West-Europese kranten - Trendwatchingdocument (periode 2006-2009), rapport voorFLEET (FLemish E-publishing Trends) project. Brussel:Vrije Universiteit Brussel.Cools, S. o.l.v. Opgenhaffen, M. (2009). De loep onder deloep: Een kwalitatief onderzoek naar de oorzakenvan het gebrek aan onderzoeksjournalistiek in deVlaamse kranten. Masterproef aangeboden tot hetverkrijgen van het diploma Master in de Journalistiek,Lessius-hogeschool.De Marez, L. et al. (<strong>2010</strong>). Digimeter Rapport 1: Mediatechnologie-en ICT-gebruik in <strong>Vlaanderen</strong> Wave 1Mei-Augustus 2009. Gent: IBBT-iLab.o.Digimeter Wave 2 (<strong>2010</strong>, in voor<strong>be</strong>reiding). DigimeterRapport 2: Mediatechnologie- en ICT-gebruik in<strong>Vlaanderen</strong> Wave 2 Novem<strong>be</strong>r 2009 - April <strong>2010</strong>.Gent: IBBT-iLab.o.Mevrouw Ingrid Lieten, viceminister-president van deVlaamse Regering, Vlaams minister van Innovatie,Overheidsinvesteringen, Media en Armoede<strong>be</strong>strijding(2009). Beleidsnota Media 2009-2014. Brussel:Vlaams Parlement. http://jsp.vlaamsparlement.<strong>be</strong>/docs/stukken/2009-<strong>2010</strong>/g209-1.pdf, geraadpleegd op10 juni <strong>2010</strong>.Evens, T. (2008). Bouwstenen voor een <strong>be</strong>ter <strong>be</strong>stuurlijk<strong>be</strong>leid inzake lokale radio in <strong>Vlaanderen</strong>. Gent: IBBT.-MICT.InSites Consulting (decem<strong>be</strong>r 2008). Mobile adoption &marketing: facts & insights from the Belgian MediaMapping. Gent: Insites Consulting.http://www.slideshare.net/annemiekedemuynck/web-goes-mobile-08-insites-nanno-palte-presentation,geraadpleegd op 10 juni <strong>2010</strong>.Interactive Advertising Bureau Belgium (<strong>2010</strong>). Europeseonline reclamemarkt groeit ondanks recessie. Brussel:IAB. http://www.iab-<strong>be</strong>lgium.<strong>be</strong>/pers/pers<strong>be</strong>richten-iab.aspx?kid=8892,geraadpleegd op 10 juni<strong>2010</strong>.Minderhedenforum (2009). Rondetafel interculturaliteit &media. Witte media: hoe lang nog? Verslag woensdag25 novem<strong>be</strong>r 2009. Brussel: Minderhedenforumvzw. http://www.minderhedenforum.<strong>be</strong>/documents/RONDETAFEL.pdf, geraadpleegd op 10 juni <strong>2010</strong>.Moreas, M.-A. (2009). ICT in <strong>Vlaanderen</strong>: internationaalvergeleken. Brussel: Studiedienst van de VlaamseRegering. www4.vlaanderen.<strong>be</strong>/dar/svr/Monitoring/bijlagenmonitoren/ict-monitor/2009-01-29-ict-vlaanderen.pdf,geraadpleegd op 10 juni <strong>2010</strong>.Teugels, M., Van Hoof, E., Mory, K. & De Witte, H. (2008).Burnout in de Vlaamse pers: een tijdbom onder deredacties. Gent: Artevelde Hogeschool.Teugels, M., De Witte, H, Van Hoof, E. & Vercaigne, C.(<strong>2010</strong>). Burnout bij journalisten in <strong>Vlaanderen</strong>: deslachtoffers van de nieuwsfabriek. Gent: ArteveldeHogeschool. http://www.arteveldehs.<strong>be</strong>/file.asp?filetype=doc/07/009/003/002/001/pb_100504_burnout_bij_journalisten_in_vlaanderen.pdf, geraadpleegd op 10juni <strong>2010</strong>.VAR (<strong>2010</strong>). Resultaten CIM RADIO Golf 19 & RadioplanningG18+19. Brussel: Var Research. http://www.var.<strong>be</strong>/Editor/assets/Publicaties/Brochures/brochure_GOLF19_NL.pdf, geraadpleegd op 10 juni <strong>2010</strong>.Vlaamse Regulator voor de Media (2009). Mediaconcentratiein <strong>Vlaanderen</strong>, rapport 2009. Brussel:VlaamseRegulator voor de Media.http://www.vlaamseregulatormedia.<strong>be</strong>/media/11094/rapport%202009.pdf , geraadpleegd op 10 juni <strong>2010</strong>.(en gelijkaardige publicaties voor de andere golven)Vlaamse Regulator voor de Media (<strong>2010</strong>). Toezicht opde naleving door de openbare omroep van de <strong>be</strong>heersovereenkomstmet de Vlaamse Gemeenschap:rapport 2009. Brussel: Vlaamse Regulator voor deMedia. http://www.vlaamseregulatormedia.<strong>be</strong>/media/12756/rapport%20vrt%202009.pdf,geraadpleegdop 10 juni <strong>2010</strong>.Wouters, R., De Swert, K., Walgrave, S. (2009). Een vensterop de wereld. De actuele staat van buitenland<strong>be</strong>richtgeving:feiten, impact en actieruimte. Brussel:Vlaams Vredesinstituut. http://www.vlaamsvredesinstituut.eu/get_pdf.php?ID=286&lang=NL,geraadpleegdop 10 juni <strong>2010</strong>.VRT-studiedienst i.s.m. Universiteit Antwerpen en de onderzoeksgroepENA (2007). Monitor Diversiteit 2007.Kwantitatieve studie naar zichtbaarheid van diversiteitop het Vlaamse scherm. Brussel:VRT.VRT-studiedienst i.s.m. Ipsos (2009). Muziekprofiel VlaamseRadiozenders: resultaten. Presentatie okto<strong>be</strong>r2009. In: Vlaamse Regulator voor de Media (2009).Toezicht op de naleving door de openbare omroepvan de <strong>be</strong>heersovereenkomst met de Vlaamse Gemeenschap:rapport 2009. Brussel: Vlaamse Regulatorvoor de Media, p. 103-119.Algemene Directie Statistiek en Economische informatie,FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie’(ADSEI): stat<strong>be</strong>l.fgov.<strong>be</strong>/nl/statistieken/cijfers/index.jspAudimetrie: www.audimetrie.<strong>be</strong>Centrum voor informatie over de media: www.cim.<strong>be</strong>Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media, <strong>be</strong>leidsveldMedia: www2.vlaanderen.<strong>be</strong>/media/media 193


Digimeter: www.digimeter.<strong>be</strong>European Broadcasting Union: www.ebu.ch, tech.ebu.ch.Europees programma i<strong>2010</strong>: ec.europa.eu/information_society/eeurope/i<strong>2010</strong>/index_en.htmEurostat: http://epp.eurostat.ec.europa.eu/portal/page/portal/eurostat/home/Fonds Pascal Decroos: www.fondspascaldecroos.org;www.wobbing.eu, www.efij.eu, www.mediakritiek.<strong>be</strong>Instituut voor breedbandtechnologie (IBBT): www.ibbt.<strong>be</strong>Interactive Advertising Bureau Belgium (IAB Belgium):www.iab-<strong>be</strong>lgium.<strong>be</strong>Mediaxim: adex.mediaxim.<strong>be</strong>/adstat/Raad voor de Journalistiek: www.rvdj.<strong>be</strong>Survey Studiedienst Vlaamse Regering: www4.vlaanderen.<strong>be</strong>/dar/svr/Enquetes/Pages/Enquetes.aspxTrefmedia, trefpunt voor media in diversiteit:www.trefmedia.<strong>be</strong>Vlaamse Audiovisuele Regie: www.var.<strong>be</strong>Vlaamse Radio- en Televisieomroep: www.vrt.<strong>be</strong>Vlaamse Regulator voor de Media:www.vlaamseregulatormedia.<strong>be</strong>Vlaamse Vereniging van Journalisten (VVJ):www.journalist.<strong>be</strong>definitiesBetaalde verspreiding kranten De <strong>be</strong>taalde verkoop isde som van de losse verkoop en de abonnementen.Er wordt geen rekening gehouden met online-abonnementen.DAB ‘Digital Audio Broadcasting’ is een internationaalerkende norm om radio of data digitaal uit te zenden.DTT ‘Digital Terrestrial Television’ is een toepassing omvia de ether digitaal uit te zenden.DVB-T ‘Digital Video Broadcasting for Terrestrial use’ iseen technologische standaard die in Europa wordtgebruikt voor DTT.EB EurobarometerGemiddeld nieuws<strong>be</strong>reik televisie (/ radio) Percentagevan de televisiekijkende (/ radioluisterende) <strong>be</strong>volkingdat gemiddeld per dag journaals of informatiemagazines<strong>be</strong>kijkt (/ nieuwsmagazines <strong>be</strong>luistert).Gemiddeld week<strong>be</strong>reik cultuurprogramma’s / educatieveprogramma’s Percentage van de <strong>be</strong>volkingdat op weekbasis <strong>be</strong>reikt wordt via de cultuurprogramma’s/ educatieve programma’s.IDTV Interactieve digitale televisie.Marktaandeel radio Het aantal kwartieren dat op eengemiddelde dag naar een wel<strong>be</strong>paald radiostationis geluisterd, gedeeld door het aantal kwartieren datnaar alle radio’s samen is geluisterd. De gebruikteCIM-cijfers <strong>be</strong>treffen de luisteraars ouder dan 12jaar, tussen 6 en 22 uur.Marktaandeel tv-zenders Is het aandeel in het <strong>be</strong>reik(gewogen naar tijd) dat de zender haalt ten opzichtevan de totale tv-consumptie. De gebruikte cijfers<strong>be</strong>treffen de tv-consumptie bij de totale populatie (4jaar en ouder), over de hele dag.Niet-lineaire televisiedienst Via deze televisiedienst kande kijker op eigen verzoek en op het door hem gekozenmoment programma’s en of films <strong>be</strong>kijken uiteen programmacatalogus.‘Personal Digital Assistant’ (pda) Is een klein draagbaartoestel dat computer-, telefonie-, fax- en netwerkfunctiescombineert.Relatief week<strong>be</strong>reik televisie (/ radio) Het aantal verschillendemensen die over de tijdsspanne van eengemiddelde week minimum 15 minuten naar één vande VRT-zenders heb<strong>be</strong>n gekeken (/geluisterd), gedeelddoor het aantal verschillende mensen die overde tijdsspanne van een week minimum 15 minutennaar televisie in het algemeen heb<strong>be</strong>n gekeken (/naarradio in het algemeen heb<strong>be</strong>n geluisterd).Tax shelter Een vennootschap die investeert in deproductie van audiovisuele en cinematografischewerken, kan een fiscale vrijstelling krijgen van haar<strong>be</strong>lastbare gereserveerde winst ten <strong>be</strong>lope van 150%van de werkelijk <strong>be</strong>taalde sommen in dit kader.Terrestriële televisie Digitale televisie via de ether (zieDTT en DVB-T).194vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenleving3.5 gezondheidHet Vlaamse <strong>be</strong>leid wil het fysiek, psychisch en sociaalwel<strong>be</strong>vinden versterken door gezondheidsproblemenzoveel mogelijk te voorkomen, zo vlug mogelijk te detecterenen tijdig en adequaat aan te pakken. Preventie speelteen centrale rol. Het eerste deel gaat dan ook dieper in opde in dit kader geformuleerde gezondheidsdoelstellingen.Het tweede deel <strong>be</strong>vat een aantal omgevingsindicatorenrond sterfte en seksueel overdraagbare aandoeningen. Ineen derde deel komt zwangerschap en geboorte aan bod.GezondheidsdoelstellingenIn navolging van de Wereldgezondheidsorganisatie is deVlaamse overheid in 1998 gestart met het formuleren vanVlaamse gezondheidsdoelstellingen. Door het stellen vanspecifieke, meetbare en algemeen aanvaarde doelstellingendie men in een <strong>be</strong>paalde periode wil realiseren,worden accenten gelegd binnen het preventieve gezondheids<strong>be</strong>leid.Het decreet van 21 novem<strong>be</strong>r 2003 <strong>be</strong>treffende het preventievegezondheids<strong>be</strong>leid verankert deze manier vanwerken in de wetgeving. Volgens het decreet formuleerteen gezondheidsconferentie de voorstellen voor gezondheidsdoelstellingen.De Vlaamse Regering en het VlaamsParlement spreken zich ook uit over de doelstelling en deaan te wenden strategieën. Op deze wijze wordt gezochtnaar een breed maatschappelijk draagvlak voor de doelstellingin kwestie.In dit deel komen de gezondheidsdoelstellingen rond infectieziektenen vaccinatie, borstkankeropsporing, tabak,alcohol en drugs, ongevallen, voeding en <strong>be</strong>weging endepressie en zelfdoding aan bod.Infectieziekten en vaccinatieEen eerste gezondheidsdoelstelling luidt: de preventie vaninfectieziekten moet op significante wijze worden ver<strong>be</strong>terd,met name door het verder verhogen van de vaccinatiegraadvoor aandoeningen als polio, kinkhoest, tetanus,difterie, mazelen, bof en ru<strong>be</strong>lla.<strong>Vlaanderen</strong> zit aan de Europese top wat het vaccinatie<strong>be</strong>leid<strong>be</strong>treft. In 2008 bleek de vaccinatiegraad van kinderentussen 18 en 24 maanden voor alle vaccins ver<strong>be</strong>terd invergelijking met 1999 en 2005. De vaccinatiegraad <strong>be</strong>reiktvoor alle basisvaccins 95%, het percentage dat nodig is3.137 Vaccinatiegraad zuigelingenEvolutie van de vaccinatiegraad van kinderen tussen de 18 en24 maanden, in 1999, 2005 en 2008, in %.10095908580757065605550Polio (3) DTP (4) Hib (3) HepB (3) MBR (1) MenC (1)1999 2005 2008Opmerking: Vaccin (dosis), dus Polio (3) is vaccin tegen polio, derde dosis.DTP: Difterie-Tetanus-Pertussis; Hib: H. influenzae type b; HepB: Hepatitis B;MBR: Mazelen-Bof-Ru<strong>be</strong>lla; MenC: Meningokokken van serogroep C.Bron: Hoppenbrouwers, K., Van Damme, P. & Depoorter, A-M. (2009).om groepsimmuniteit te <strong>be</strong>reiken.De meeste jonge kinderen worden gevaccineerd via Kinden Gezin (84%). Andere <strong>be</strong>langrijke vaccinatoren zijn dekinderarts (11%) en de huisarts (4%). De kans op onvolledigevaccinatie is groter bij de laatst geboren kinderenin een gezin, bij een jongere moeder of een moeder vanniet-Belgische herkomst.BorstkankeropsporingEen volgende gezondheidsdoelstelling geeft aan dat tegen2012 het Vlaams <strong>be</strong>volkingsonderzoek naar borstkankerbij vrouwen van 50 tot en met 69 jaar doelmatiger moetverlopen, d.w.z. voldoende vrouwen nemen deel, meerkankers worden tijdig gevonden en er ge<strong>be</strong>uren zo weinigmogelijk overbodige onderzoeken.Uit de gegevens van de erkende screeningscentra blijktdat in de periode 2008-2009 gemiddeld 48% van de vrouwenin de doelgroep zich liet screenen in het kader vanhet <strong>be</strong>volkingsonderzoek naar borstkanker. Dit cijfer ligtnog ver onder de vooropgestelde 75% van de gezondheidsdoelstelling.Binnen <strong>Vlaanderen</strong> vertonen de provinciesgeen gelijke verdeling. In Limburg is de campagnehet meest succesvol, met een participatie van 60% in dezegezondheid 195


3.138 Borstkankerscreening per gemeenteIndeling van de gemeenten naar gelang de deelnamegraad van vrouwen van 50 tot 69 jaar aan het borstkankerscreeningsprogrammain de periode 2008-2009, in %.58,9 - 73,5 (61) 53,6 - 58,8 (61) 47,7 - 53,5 (61)41,5 - 47,6 (63) 8,8 - 41,4 (62)Bron: WVG, Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid.periode. In Vlaams-Brabant werd maar 39% van de vrouwenuit de doelgroep gemobiliseerd. De deelnamegraadneemt toe over de verschillende periodes, maar ook hieris de stijging in Vlaams-Brabant minder groot. Het lagerecijfer in Vlaams-Brabant kan verklaard worden door delage deelnamegraad in het gebied rond Brussel. De streekvan Leuven kent een hoge deelnamegraad.Deze cijfers houden echter een onderschatting in van hettotale aantal vrouwen dat gescreend wordt op borstkanker.Het gaat hier enkel om vrouwen uit de doelgroep dieheb<strong>be</strong>n deelgenomen aan het <strong>be</strong>volkingsonderzoek. Een3.139 Evolutie borstkankerscreeningEvolutie van de deelnamegraad van vrouwen van 50 tot 69jaar aan het borstkankerscreeningsprogramma, van 2002-2003 tot 2008-2009, in %.7060504030<strong>2010</strong>0Vlaams- Antwerpen Oost- West- Limburg VlaamsBrabant <strong>Vlaanderen</strong> <strong>Vlaanderen</strong> Gewest2002-2003 2004-2005 2006-2007 2008-2009Bron: WVG, Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid.deel van de vrouwen uit de doelgroep wordt echter doorhun arts voor een mammografie verwezen buiten het<strong>be</strong>volkingsonderzoek.Tabak, alcohol, drugsEen derde gezondheidsdoelstelling wil gezondheidswinstop <strong>be</strong>volkingsniveau realiseren door tegen het jaar 2015het gebruik van tabak, alcohol en illegale drugs terug tedringen.Deze doelstelling werd verder specifiek omschreven permiddel.Tabak:- bij personen van 15 jaar en jonger is het percentagerokers niet hoger dan 11%;- bij personen van 16 jaar en ouder is het percentagerokers niet hoger dan 20%.Alcohol:- bij personen van 15 jaar en jonger is het percentagedat meer dan 1 keer per maand drinkt niet hogerdan 20%;- bij mannen van 16 jaar en ouder is het percentagedat meer dan 21 eenheden per week drinkt niethoger dan 10%;- bij vrouwen van 16 jaar en ouder is het percentagedat meer dan 14 eenheden per week drinkt niethoger dan 4%.Illegale drugs:- bij personen van 17 jaar en jonger is het percentagedat 12 maanden voor de <strong>be</strong>vraging cannabis of eenandere illegale drug heeft gebruikt niet hoger dan 7%;- bij 18- tot 35-jarigen is het percentage dat 12 maandenvoor de <strong>be</strong>vraging cannabis of een andere illegaledrug heeft gebruikt niet hoger dan 8%.196vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenleving3.140 RokenAandeel rokers (15 jaar en ouder) in 2008, naar geslacht,leeftijd en opleidingsniveau, in %.3530252015103.142 Evolutie rookgedrag jongerenEvolutie in tabaksgebruik van leerlingen in het secundair onderwijs,van schooljaar 2000-2001 tot schooljaar 2008-2009, in %.706050403050ManVrouw15-24 jaar25-34 jaar35-44 jaar45-54 jaar55-64 jaar65-74 jaar75+ jaarGeen/lager onderwijsLager middelbaarHoger middelbaarHoger onderwijsTotaal 1997Totaal 2001Totaal 2004Totaal 2008<strong>2010</strong>02000-20012001-20022002-2003Nooit gerookt2003-20042004-20052005-2006Dagelijks roken2007-20082008-2009Bron: WIV, Gezondheidsenquête.Bron: VAD.In 2008 was 23% van de <strong>be</strong>volking van 15 jaar en ouderroker (19% dagelijks en 4% occasioneel). Mannen rooktenvaker dan vrouwen (28% tegenover 18%). De verschillentussen mannen en vrouwen situeerden zich in alleleeftijdsgroepen. Het aantal rokers daalde vanaf 55 jaar.Eén verklaring is dat het stoppen met roken toeneemtnaarmate men ouder wordt. Een andere hypothese is datrokers eerder overlijden dan niet-rokers.Het aantal rokers was lager bij de hoogst opgeleiden.Het percentage rokers daalde progressief sinds de eerstegezondheidsenquête in 1997.63% van de rokers had reeds gepoogd te stoppen. Ditvarieerde niet in functie van geslacht en opleidingsniveau.De <strong>be</strong>langrijkste redenen om te stoppen waren: angstvoor de gezondheidseffecten, het prijskaartje, de invloedvan de omgeving, een zwangerschap of geboorte en concretegezondheidsproblemen (al dan niet gerelateerd methet roken).3.141 Rookgedrag jongerenDagelijkse rokers bij leerlingen in het secundair onderwijs,naar geslacht, leeftijd en onderwijsvorm, schooljaar 2008-2009, in %.30252015Tijdens het schooljaar 2008-2009 heeft 36% van alle middelbarescholieren ooit tabak gerookt, 10% rookt dagelijks.Tussen jongens en meisjes is er maar weinig verschilmeer. Het dagelijks roken neemt sterk toe met de leeftijd,bij de 17 tot 18-jarigen rookt 21% dagelijks. Leerlingen inhet TSO en vooral BSO roken <strong>be</strong>duidend meer dan leerlingenin het ASO.In schooljaar 2000-2001 rookte 17% van de leerlingendagelijks tabak, in 2008-2009 was dit gedaald tot 10%. Delaatste jaren doet zich een stabilisatie voor. Over dezelfdeperiode nam het aandeel leerlingen dat nooit heeft gerooktcontinu toe.In 2008 dronk 8% van de <strong>be</strong>volking teveel alcohol. Overconsumptievan alcohol (meer dan 14 glazen per weekvoor vrouwen en meer dan 21 glazen voor mannen) kwammeer voor bij mannen (10%) dan bij vrouwen (6%).De overconsumptie vertoonde een piek in de leeftijdsgroep15-24 jaar en in de leeftijdsgroep 55-64 jaar. Bijde jongeren was deze piek vooral te wijten aan de jongemannen (15% overconsumptie). In de leeftijdsklasse 55-64jaar was het hoge aantal vrouwen dat een overconsumptieaangaf dan weer opvallend (14% tegenover 13% vande mannen in dezelfde leeftijdsgroep).Mensen met een diploma hoger onderwijs heb<strong>be</strong>n vakerde neiging teveel te drinken.Het percentage overconsumptie is gedaald ten opzichtevan 2001 en 2004.1050JongensBron: VAD.Meisjes12-14 jaar15-16 jaar17-18 jaarASOTSOBSOVan alle leerlingen in het secundair onderwijs in hetschooljaar 2008-2009 dronk 22% regelmatig alcohol. Meerjongens dan meisjes drinken geregeld alcohol. Met deleeftijd neemt de frequentie van alcoholgebruik snel toe:27% van de 15 tot 16-jarigen en bijna de helft van de 17tot 18-jarigen drinkt regelmatig alcohol. Het TSO en BSOtellen in verhouding meer leerlingen die regelmatig alcoholdrinken dan het ASO.gezondheid 197


3.143 Overconsumptie alcoholAandeel overconsumptie alcohol (>21 eenheden/week bijmannen en >14 eenheden/week bij vrouwen) bij personenvan 15 jaar en ouder in 2008, naar geslacht, leeftijd en opleidingsniveau,in %.1614121086420ManVrouw15-24 jaar25-34 jaar35-44 jaar45-54 jaar55-64 jaar65-74 jaar75+ jaarGeen/lager onderwijsLager middelbaarHoger middelbaarHoger onderwijsTotaal 1997Totaal 2001Totaal 2004Totaal 20083.145 Evolutie alcoholgebruik jongerenEvolutie in alcoholgebruik van leerlingen in het secundaironderwijs, van schooljaar 2000-2001 tot schooljaar 2008-2009, in %.353025201510502000-20012001-20022002-2003Nooit alcohol gebruikt2003-20042004-20052005-20062007-20082008-2009Regelmatig alcoholgebruikBron: WIV, Gezondheidsenquête.Bron: VAD.Tussen het schooljaar 2000-2001 en 2008-2009 daalde hetregelmatig drinken van alcohol (van 30% tot 22%). In depraktijk kwam dit neer op een dalende trend van het regelmatigdrinken van bier. In dezelfde periode is het relatieveaantal leerlingen dat nooit alcohol heeft gedronkenduidelijk gestegen.In de leeftijdsgroep van 18 tot 35 jaar gaf 11,5% aanminstens eenmaal cannabis gebruikt te heb<strong>be</strong>n in de 12maanden voorafgaand aan de enquête (2008). Dit was eeniets hoger percentage dan in 2004. Mannen (17%) gavenmeer dan vrouwen (6%) aan recent cannabis gebruikt teheb<strong>be</strong>n.Het recent gebruik van cannabis varieerde niet significantin functie van het opleidingsniveau.In het schooljaar 2008-2009 heeft 12% van alle leerlingenhet jaar voor de <strong>be</strong>vraging cannabis gebruikt: 9% occasioneel,3% regelmatig. Cannabis is populairder bij jongensdan bij meisjes en het gebruik neemt gradueel toe metde leeftijd. In de groep 17 tot 18-jarigen heeft 24% hetvoorbije jaar cannabis gebruikt, 6% deed dit regelmatig.Het BSO telt de meeste leerlingen die het laatste jaar cannabisgebruikten, het ASO het minste. De drie onderwijsvormenonderscheiden zich ook van elkaar in regelmatiggebruik: in het TSO gebruikten 3 maal zoveel en in hetBSO 4 maal zoveel leerlingen regelmatig cannabis dan inhet ASO. Onder de gebruikers van cannabis zijn er meeroccasionele dan regelmatige gebruikers, en dit in alleleeftijdscategorieën, in de drie onderwijsvormen en zowelbij jongens als meisjes.3.144 Alcoholgebruik jongerenRegelmatig alcoholgebruik bij leerlingen in het secundaironderwijs, naar geslacht, leeftijd en onderwijsvorm, schooljaar2008-2009, in %.3.146 CannabisgebruikAandeel cannabisgebruik in de 12 maanden voor de <strong>be</strong>vragingbij personen van 18 tot 35 jaar, naar geslacht en opleidingsniveau,in %, 2008.50454035302520151050181614121018161412108642086420JongensMeisjes12-14 jaar15-16 jaar17-18 jaarASOTSOBSOManManVrouwVrouwGeen/lageronderwijsLagermiddelbaarHogermiddelbaarHogeronderwijsLager Hoger HogeronderwijsonderwijsGeen/lager middelbaar middelbaarTotaal 2004Totaal 2008Totaal 2004 Totaal 2008Bron: VAD.Bron: WIV, Gezondheidsenquête.198vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenlevingTussen het schooljaar 2000-2001 en 2008-2009 evolueerdede laatstejaarsprevalentie van cannabisgebruik van 14,6%tot 11,7%. Ondanks een daling in 2005-2006 stabiliseerdede dalende trend sinds schooljaar 2004-2005. Tijdensschooljaar 2000-2001 gebruikte 6,1% van de leerlingenregelmatig cannabis, tijdens schooljaar 2008-2009 was ditverminderd tot 2,7%.OngevallensterfteEen vierde gezondheidsdoelstelling stelt dat het aantaldodelijke ongevallen in de privésfeer en het verkeer moetafnemen met 20% (ten opzichte van 1998).Tussen 1998 en 2007 is het aantal sterfgevallen doorongevallen bij mannen gedaald met 17%. Hiermee werdde doelstelling voor mannen niet meer <strong>be</strong>reikt (in 2003 en2005 was dit wel het geval). Toch verminderde het aantalmannelijke slachtoffers van vervoersongevallen met 37%.De sterfte door niet-vervoersongevallen nam echter nietaf bij mannen. Het aantal overlijdens door vallen daaldewel met 14%, maar het aantal overlijdens door overigeongevallen steeg met 19%.Het aantal sterfgevallen door ongevallen is bij vrouwen in2007 gedaald met 28%. Hiermee blijft de doelstelling voorvrouwen <strong>be</strong>reikt. Het aantal vrouwelijke verkeerslachtofferskromp met 50%. Het aantal sterfgevallen door eenongelukkige val nam af met 30%, bij de overige ongevallenwas er een vermindering met 8%.3.147 Cannabisgebruik jongerenLaatstejaarsgebruik van cannabis bij leerlingen in het secundaironderwijs, naar geslacht, leeftijd en onderwijsvorm,schooljaar 2008-2009, in %.302520151050Bron: VAD.JongensMeisjes12-14 jaarLaatste jaar: occasioneelLaatste jaar: regelmatig3.148 Evolutie cannabisgebruik jongerenEvolutie in laatstejaarsgebruik van cannabis bij leerlingenin het secundair onderwijs, van schooljaar 2000-2001 totschooljaar 2008-2009, in %.161412108642015-16 jaar17-18 jaarASOTSOBSO2000-20012001-20022002-20032003-20042004-20052005-20062007-20082008-2009Laatste jaar: occasioneelLaatste jaar: regelmatigBron: VAD.3.149 OngevallensterfteEvolutie van de direct gestandaardiseerde sterfte door ongevallen, naar geslacht, van 1998 tot 2007, per 100.000 inwoners.50454035302520151050MannenVrouwenMannenVrouwenMannenVrouwenMannenVrouwenMannenVrouwenMannenVrouwenMannenVrouwenMannenVrouwenMannenVrouwenMannenVrouwen1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007Vervoersongevallen Vallen Andere ongevallenBron: WVG, Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid.gezondheid 199


3.150 Fysieke activiteitAandeel van de <strong>be</strong>volking (15 jaar en ouder) dat minstens 30minuten per dag aan lichaams<strong>be</strong>weging doet in 2008, naargeslacht, leeftijd en opleidingsniveau, in %.3.151 Consumptie groentenAandeel dat minstens 200 gram groenten per dag eet in2008, naar geslacht, leeftijd en opleidingsniveau, in %.7060504030<strong>2010</strong>090807060504030<strong>2010</strong>0ManVrouw15-24 jaar25-34 jaar35-44 jaar45-54 jaar55-64 jaar65-74 jaar75+ jaarGeen/lager onderwijsLager middelbaarHoger middelbaarHoger onderwijsTotaal 2001Totaal 2004Totaal 2008ManVrouw15-24 jaar25-34 jaar35-44 jaar45-54 jaar55-64 jaar65-74 jaar75+ jaarGeen/lager onderwijsLager middelbaarHoger middelbaarHoger onderwijsTotaal 2008Bron: WIV, Gezondheidsenquête.Bron: WIV, Gezondheidsenquête.Beweging, voeding en gewichtEen vijfde gezondheidsdoelstelling wil gezondheidswinstrealiseren op <strong>be</strong>volkingsniveau door een stijging van hetaantal mensen dat voldoende fysiek actief is, evenwichtigeet en een gezond gewicht nastreeft.Deze gezondheidsdoelstelling is opgesplitst in een aantalmeer concrete subdoelstellingen:- tegen 2015 stijgt het percentage personen dat voldoendefysiek actief is om gezondheidswinst te <strong>be</strong>halenmet 10 procentpunten;- tegen 2015 eten meer mensen evenwichtig overeenkomstigde aan<strong>be</strong>velingen van de actieve voedingsdriehoek;- tegen 2015 blijft het percentage personen met eengezond gewicht minstens <strong>be</strong>houden.In 2008 <strong>be</strong>steedde 46% van de <strong>be</strong>volking minstens 30minuten per dag aan matige of intensieve lichaams<strong>be</strong>weging.Dit gold voor 56% van de mannen en 35% vande vrouwen. Het aandeel nam bij mannen gestaag af metde leeftijd. Bij vrouwen daarentegen was het van jongsaftamelijk laag (47% in de leeftijdsgroep 15-24 jaar) omdan tussen 25 en 74 jaar stabiel te blijven (rond de 35%)en vervolgens af te nemen. Het heb<strong>be</strong>n van voldoendelichaams<strong>be</strong>weging nam duidelijk toe met het opleidingsniveau.Tegenover 2004 was er een lichte toename van hetaandeel mensen met minstens 30 minuten lichaams<strong>be</strong>wegingper dag.In 2008 at 87% van de <strong>be</strong>volking dagelijks groenten en66% at minstens 200 gram groenten per dag. Tweederdevan de <strong>be</strong>volking consumeerde dus voldoende groenten.Er was nauwelijks verschil tussen mannen en vrouwen.Het percentage mensen dat minstens 200 gram groentenper dag at, steeg tot de leeftijd van 55-64 jaar, om daarnaterug af te nemen. De geconsumeerde hoeveelheid groentenper dag varieerde weinig in functie van het opleidingsniveau.In 2008 had 50% van de volwassen <strong>be</strong>volking een gezondgewicht (BMI tussen 18,5 en 25). In 2004 was dit nog 55%.Niet minder dan 47% was te zwaar: 33% viel in de categorieovergewicht (BMI tussen 25 en 30) en 14% van de<strong>be</strong>volking was zwaarlijvig (BMI hoger dan 30). Anderzijdswas 3% van de volwassen <strong>be</strong>volking te mager.Het percentage overgewicht was veel hoger bij mannen3.152 OvergewichtAandeel van de volwassen <strong>be</strong>volking (18 jaar en ouder) metovergewicht (BMI>=25) in 2008, naar geslacht, leeftijd enopleidingsniveau, in %.7060504030<strong>2010</strong>0ManVrouw18-24 jaar25-34 jaar35-44 jaar45-54 jaar55-64 jaar65-74 jaar75+ jaarGeen/lager onderwijsLager middelbaarHoger middelbaarHoger onderwijsTotaal 1997Totaal 2001Totaal 2004Totaal 2008Bron: WIV, Gezondheidsenquête.200vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenlevingdan bij vrouwen. De percentages namen toe met deleeftijd en dit tot de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar. Verontrustendis dat vanaf de leeftijdsgroep 45 tot 54 jaar meerdan de helft van de volwassen <strong>be</strong>volking aan overgewichtleed. Hoe lager het opleidingsniveau is, hoe hoger deprevalentie van overgewicht. Over de verschillende meetpuntendoorheen de tijd was er een stijgende trend waarte nemen.Geestelijke gezondheid en zelfdodingEen laatste gezondheidsdoelstelling geeft aan dat desterfte door zelfdoding bij mannen en vrouwen tegen <strong>2010</strong>verminderd moet zijn met 8% ten opzichte van 2000.De doelstelling werd in 2007 ruim gehaald. Voor mannenwas er een daling van 24% sinds 2000. Bij de vrouwendaalde het aantal zelfdodingen met 15%. Ook bij hen wasde doelstelling dus gehaald, al was er wel een lichte stijgingtegenover 2006.Iedere dag sterven bijna 3 Vlamingen door zelfdoding.In 2007 stierven in totaal 984 personen door zelfdoding,ruim 2 op 3 van hen waren mannen. Zelfdoding is een vande meest voorkomende doodsoorzaken bij jonge volwassenentussen 20 en 50 jaar. De meest gebruikte methode isophanging.In de periode 1998-2007 was er geen significante trend inde gestandaardiseerde zelfdodingscijfers vast te stellen,al lag het aantal zelfdodingen bij mannen in 2006 en 2007duidelijk lager dan de jaren ervoor. Sinds 2000 daalde hetsterftecijfer bij mannen jaar na jaar met gemiddeld 1 per100.000 inwoners. Tijdens de hele periode zijn de sterftecijfersvoor vrouwen <strong>be</strong>duidend lager dan deze voor mannen.De Vlaamse zelfdodingscijfers <strong>be</strong>horen samen met die vanFinland tot de hoogste in de EU15.De helft van de zelfdodingen ge<strong>be</strong>urt bij mannen en vrouwenjonger dan 50. Het grote aantal overlijdens op relatiefjonge leeftijd zorgt ervoor dat zelfdoding voor bijna evenveelverloren jaren verantwoordelijk is als longkanker ofischemische hartziekten.In 2008 heeft 5% van de <strong>be</strong>volking van 15 jaar en ouderin het jaar voorafgaand aan de enquête een depressiegerapporteerd. 91% raadpleegde hiervoor een gezond-3.153 ZelfdodingEvolutie van de direct gestandaardiseerde sterftecijfers doorzelfdoding, naar geslacht, van 1995 tot 2007, per 100.000inwoners.3.154 Zelfgerapporteerde depressieAandeel van de <strong>be</strong>volking (15 jaar en ouder) dat een depressiein de 12 maanden voor de <strong>be</strong>vraging heeft gerapporteerdin 2008, naar geslacht, leeftijd en opleidingsniveau, in %.353025201510501995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007MannenVrouwen109876543210ManVrouw15-24 jaar25-34 jaar35-44 jaar45-54 jaar55-64 jaar65-74 jaar75+ jaarGeen/lager onderwijsLager middelbaarHoger middelbaarHoger onderwijsTotaal 1997Totaal 2001Totaal 2004Totaal 2008Bron: WVG, Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid.Bron: WIV, Gezondheidsenquête.gezondheid 201


3.155 Diagnoses CGGBelangrijkste diagnoses bij de Centra Geestelijke Gezondheidszorg in 2008, naar leeftijd en geslacht, aantal zorgperiodes in<strong>be</strong>handelingsfase.6.0005.0004.0003.0002.0001.0000 Man Vrouw Man Vrouw Man Vrouw0-17 jaar 18-59 jaar 60+ jaarStemmingsstoornis “Andere aandoeningen die reden voor zorg kunnen zijn” Stoornissen kindertijdAan een middel gebonden stoornis Angststoornis AanpassingsstoornissenOverige diagnosecategorieënNiet ingevuldBron: WVG, Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid.heidswerker, 80% nam geneesmiddelen en 43% volgdepsychotherapie.Meer vrouwen (7%) dan mannen (3%) rapporteerden eendepressie.Depressie kwam minder voor bij jongeren (2 à 3%), steegtot de leeftijd van 45-54 jaar en bleef dan hangen rond6%. Zelfgerapporteerde depressie kwam minder voorbij de hoger opgeleiden. De prevalentie van depressie isconstant sinds 1997.In 2008 kregen 49.832 personen hulp in een Centrumvoor Geestelijke Gezondheidszorg (CGG). Gemiddeldvonden er tijdens één zorgperiode 7,8 hulpactiviteitenplaats.Bij volwassen vrouwen waren stemmingsstoornissende <strong>be</strong>langrijkste diagnose, bij mannen de aan middelengebonden stoornissen. Bij jongens en meisjes maaktenstoornissen uit de kinderjaren het leeuwendeel uit.Volwassenen tussen 18 en 59 jaar vormden de grootstegroep binnen de cliëntpopulatie (67%), gevolgd door jongerentot 17 jaar (27%). Ouderen waren met 6% minimaalvertegenwoordigd. Enkel bij jongeren waren er meer jongensdan meisjes: 1,3 tegenover 1. In de andere leeftijdsgroepenwas er steeds een overwicht van vrouwen. In deleeftijdscategorie 18-59 jaar was er 1 man tegenover 1,3vrouwen, bij de 60-plussers 1 man tegenover 2 vrouwen.Mortaliteit en morbiditeitDit deel gaat in op een aantal cijfers rond algemene sterfte,vermijdbare sterfte, verloren potentiële jaren en foeto-infantielesterfte. Daarnaast komen ook seksueel overdraagbareaandoeningen, AIDS en HIV-infecties aan bod.Algemene sterfteDe gestandaardiseerde sterftecijfers vertonen de voorbije15 jaar een bijna continue, geleidelijke daling, zowelvoor mannen als voor vrouwen.In 2007 stierven 55.836 inwoners van het Vlaamse Gewest,114 meer dan in 2006. Dit <strong>be</strong>tekent een lichte stijging vanhet bruto sterftecijfer, maar rekening houdend met de verouderingvan de <strong>be</strong>volking, de gestandaardiseerde sterfte,daalde de sterfte zowel bij mannen als bij vrouwen.Vooral de sterfte door hart- en vaataandoeningen daaldesterk in de afgelopen 10 jaar, en is daarmee verantwoordelijkvoor meer dan helft van de daling van de totalesterfte zowel bij mannen als bij vrouwen.In de wintermaanden overlijden meer mensen dan inde zomer. Dit is voornamelijk te wijten aan de winterse‘griepgolven’. Januari kende de jongste 10 jaar gemiddeldhet hoogste aantal sterfgevallen, septem<strong>be</strong>r het laagste.Zowel mannen als vrouwen overlijden vaak in het ziekenhuis.In 2007 vonden respectievelijk 54% en 47% van alleoverlijdens daar plaats. Omdat mannen vaker op jongereleeftijd overlijden, sterven zij meer thuis dan vrouwen:27% van alle overlijdens bij mannen tegenover 19% bijvrouwen. Vrouwen sterven dan weer vaker in een <strong>be</strong>jaar-202vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenleving3.156 Belangrijkste doodsoorzakenBelangrijkste doodsoorzaken per leeftijdsgroep in 2007, naar geslacht, absoluut aantal en relatief <strong>be</strong>lang in de leeftijdsgroep.MannenVrouwen0 jaar Aangeboren afwijkingen (50 / 30%) Aangeboren afwijkingen (32 / 27%)1-4 jaar Niet-vervoersongevallen (10 / 33%) Niet-vervoersongevallen (4 / 20%)5-9 jaar Leukemie (3 / 19%) Aangeboren afwijkingen / Niet-vervoersongevallen (3 / 23%)10-14 jaar Vervoersongevallen (9 / 38%) Niet-vervoersongevallen (4 / 16%)15-19 jaar Vervoersongevallen (33 / 40%) Suïcide (9 / 21%)20-24 jaar Vervoersongevallen (78 / 53%) Vervoersongevallen (8 / 15%)25-29 jaar Vervoersongevallen (46 / 30%) Vervoersongevallen (9 / 18%)30-34 jaar Vervoersongevallen / Suïcide (44 / 24%) Suïcide (9 / 12%)35-39 jaar Suïcide (68 / 31%) Suïcide (20 / 14%)40-44 jaar Suïcide (82 / 21%) Borstkanker (43 / 17%)45-49 jaar Suïcide (84 / 15%) Borstkanker (61 / 16%)50-54 jaar Longkanker (149 / 16%) Borstkanker (106 / 18%)55-59 jaar Longkanker (228 / 17%) Borstkanker (108 / 14%)60-64 jaar Longkanker (326 / 18%) Borstkanker (142 / 14%)65-69 jaar Longkanker (403 / 17%) Borstkanker (149 / 12%)70-74 jaar Longkanker (557 / 16%) Ischemische hartziekten (207 / 10%)75-79 jaar Longkanker (590 / 12%) Ischemische hartziekten (401 / 11%)80-84 jaar Ischemische hartziekten (644 / 12%) Cerebrovasculaire aandoeningen (611 / 11%)85+ jaar Ischemische hartziekten (730 / 12%) Hartdecompensatie (1.828 / 16%)Bron: WVG, Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid.dentehuis dan mannen: 31% bij vrouwen tegenover 14%bij mannen.Op de openbare weg en op het werk overlijden voornamelijkjonge mensen.Tot de leeftijd van 39 jaar sterven mannen en vrouwenin grote lijnen door gelijkaardige oorzaken: aangeborenafwijkingen, ongevallen en zelfdoding. Vanaf de leeftijdvan 40 tot en met 69 jaar sterven vrouwen in de eersteplaats aan borstkanker, mannen door zelfdoding (40 tot 49jaar) en longkanker (50 tot 79 jaar). Daarna volgen voorzowel mannen als vrouwen hart- en vaatziekten. Vele vandeze doodsoorzaken zijn gedeeltelijk vermijdbaar, zoals(vervoers)ongevallen en longkanker.Vermijdbare sterfteVermijdbare sterfte <strong>be</strong>treft enerzijds doodsoorzaken diedoor primaire preventie zouden kunnen vermeden wordenen anderzijds doodsoorzaken die zich bij een perfectgeorganiseerde gezondheidszorg nog amper zoudenmogen voordoen.Bijna de helft van de overlijdens voor de leeftijd van 75jaar zou theoretisch op één of andere manier te vermijdenzijn. Bij mannen was er in 2007 41% vermijdbare sterfte.Het grootste deel hiervan was vermijdbaar door primairepreventie, met name de sterfte door ongezonde leefgewoonten(zoals sterfte door longkanker en ischemische3.157 Vermijdbare sterfteEvolutie van het percentage vermijdbare sterfte door primaire preventie en door medische interventies, leeftijdsgroep 0 tot 74jaar, naar geslacht, van 1998 tot 2007.50454035302520151050MannenVrouwenMannenVrouwenMannenVrouwenMannenVrouwenMannenVrouwenMannenVrouwenMannenVrouwenMannenVrouwenMannenVrouwenMannenVrouwen1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007Primaire preventie Medische interventiesBron: WVG, Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid.gezondheid 203


hartziekten) of verkeersongevallen. Bij vrouwen was er44% vermijdbare sterfte, waarvan het grootste deel tewijten was aan doodsoorzaken die sterk samenhangenmet de kwaliteit van de gezondheidszorg. Hierin speeltborstkanker, verantwoordelijk voor ruim een derde vande medisch vermijdbare sterfgevallen, een <strong>be</strong>langrijke rol.In de periode 1998-2007 was er geen duidelijke trend inde evolutie van sterfte vermijdbaar door primaire preventie:het aandeel daalde licht bij mannen en steeg licht bijvrouwen.Het percentage sterfgevallen vermijdbaar door een optimalegezondheidszorg vertoonde een dalende trend bijmannen. Bij vrouwen was er geen duidelijke trend.Verloren potentiële jarenDrie doodsoorzaken zijn bij mannen verantwoordelijkvoor een derde van de verloren potentiële jaren (VPJ):longkanker, ischemische hartziekten en zelfdoding. Hettotale aantal verloren potentiële jaren is bij mannen 1,5maal groter dan bij vrouwen. Bij vrouwen is niet longkankermaar borstkanker de <strong>be</strong>langrijkste veroorzakervan voortijdige sterfte (12,4% van het totale VPJ-cijfer).De top 3 bij vrouwen wordt verder aangevuld met longkankeren ischemische hartziekten. Een kwart van deverloren potentiële jaren bij vrouwen is te wijten aan deze3 doodsoorzaken.Tussen 1998 en 2007 daalden de totale VPJ-cijfers zowelbij mannen als bij vrouwen. Deze daling was grotendeelste danken aan de daling van de sterfte door vervoersongevallenen ischemische hartziekten.3.158 Verloren potentiële jarenVerloren potentiële jaren voor enkele <strong>be</strong>langrijke doodsoorzakenin 2007, leeftijdsgroep 1 tot 74 jaar, naar geslacht, per1.000 persoonsjaren.12103.159 Foeto-infantiele sterfteEvolutie van de foeto-infantiele sterftecijfers per 1.000 geboortes,van 1998 tot 2007.1098765432101998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007Foeto-infantiele sterfteDoodgeboorteBron: WVG, Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid.Foeto-infantiele sterfteHet aantal foeto-infantiele overlijdens blijft schommelenrond 8 à 9 per 1.000 geboortes. In 2007 stierven 546 kinderenvoor hun geboorte of tijdens hun eerste levensjaar.De kindersterfte <strong>be</strong>droeg 4,3 per 1.000 geboortes. In demeeste EU15-landen ligt de kindersterfte lager dan 4 per1.000. Door de stijging van de kindersterfte in 2006 en2007 <strong>be</strong>hoort het Vlaamse Gewest samen met Nederlanden het Verenigd Koninkrijk nu tot de slechtst scorendeEU15-landen.Hoeveel kans een boreling maakt om het eerste jaar teoverleven hangt in grote mate af van het gunstige verloopvan de zwangerschap. Er is een sterk verband tussenzwangerschapsduur, geboortegewicht en overlevingskansen.Vooral tienermoeders, oudere moeders, Turkse enMarokkaanse moeders en moeders zonder partner lopeneen hoger risico om een kindje te verliezen.AIDS, HIV en SOAKindersterfte86420LongkankerMannenIschemischehartziektenSuïcideVrouwenVervoersongevallenCerebrovasculaireaandoeningenBron: WVG, Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid.Chronisch Obstructieveziekten ondersteluchtwegen (COPD)Colorectale kankerBorstkankerIn 2008 waren er 1.079 nieuwe diagnoses van HIV-infectie.Dit zijn 3 gevallen per dag. Tussen 1997 en 2003 waser een stijging van het jaarlijks aantal nieuwe gevallen,gevolgd door een stabilisatie sindsdien.Bij iets minder dan de helft (48%) van de nieuwe gevallenin 2008 ging het om personen met de Belgische nationaliteit.Bij hen <strong>be</strong>droeg de man/vrouw-verhouding de afgelopendrie jaar 7. Bij zowel mannen als vrouwen zijn de35- tot 39-jarigen het zwaarst getroffen. De gemiddeldeleeftijd voor seropositieve personen stijgt lichtjes met detijd. Tijdens de periode 1992-1996 <strong>be</strong>droeg dit gemiddelde37 jaar, de laatste vijf jaar was dit 38,8 jaar. Driekwart vande mannen vermelden homo- of biseksuele contacten alswaarschijnlijke overdrachtswijze. Sinds 2001 wordt ereen stijging waargenomen voor de homo- en biseksuele204vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenleving3.160 HIV en AIDSEvolutie van het aantal nieuwe HIV-seropositieven en AIDS-gevallen, België, van 1990 tot 2008.1.2001.00080060040020001990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008HIVAIDSBron: WIV.overdrachtswijze. Bij vrouwen gaat het grotendeels omheteroseksuele overdracht.Iets meer dan de helft van de nieuwe geïnfecteerdenheb<strong>be</strong>n een andere nationaliteit. Aangezien de virusoverdrachtbij hen vooral via heteroseksuele weg ge<strong>be</strong>urt,zijn er hier ongeveer evenveel mannelijke als vrouwelijkegeïnfecteerden. 65% van de niet-Belgische geïnfecteerdenin de periode 2006-2008 komt uit Subsaharisch Afrika.In 2008 werden er 128 nieuwe AIDS-diagnoses gerapporteerd.In hetzelfde jaar overleden 11 personen aan deziekte. Sinds 1983 gaat het om een totaal van 3.902 gediagnosticeerdenwaarvan er 1.902 overleden zijn.Het aantal nieuwe AIDS-patiënten stabiliseerde tussen1991 en 1995 tot gemiddeld 250 gevallen per jaar. De incidentiedaalde sterk in 1996 en 1997 dankzij het gebruikvan nieuwe AIDS-remmers. Sindsdien is een nieuwestabilisatie opgetreden. Dit kan deels verklaard wordendoordat een <strong>be</strong>langrijk deel van de AIDS-patiënten dediagnose van een HIV-infectie pas krijgt op het ogenblikdat AIDS doorbreekt en het dus te laat is om een <strong>be</strong>handelingmet AIDS-remmers op te starten. In 1995 was dezelate diagnose het geval bij 20% van de HIV-diagnoses. Dejongste jaren loopt dit op tot bijna 40%. Deze verschuivingis te merken bij zowel homo- en biseksuele als heteroseksuelepatiënten.De voorbije jaren nam het aantal gevallen van syfilis engonorroe fors toe en voorlopig lijkt aan deze stijging noggeen einde te komen. Die trend wordt ook in andere Europeselanden vastgesteld. De oorzaak is meer onveilig vrijgedrag,zowel bij holebi’s als bij hetero’s. Dit heeft uiteraardook mogelijke repercussies bij de verspreiding van HIV.Het SOA-surveillancesysteem van het WIV registreerde in2007 ongeveer evenveel mannelijke als vrouwelijke SOApatiënten.Ruim de helft van de getroffen mannen warenhomo- of biseksueel, bij de vrouwen was het overgrotedeel heteroseksueel. Maar liefst de helft van de homoseksuelemannen met een nieuwe SOA-episode in 2007 wasHIV-positief. Dit aandeel bleef constant tussen 2005 en2007 maar ligt onrustwekkend hoog. Chlamydia was demeest voorkomende geslachtsziekte bij vrouwen, syfilisgevolgd door gonorroe bij homoseksuele mannen en genitalewratten bij heteroseksuele mannen.3.161 SOAEvolutie van het aantal meldingen van syfilis en gonorroe, van 1996 tot 2009.70060050040030020010001996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009SyfilisGonorroeBron: WVG, Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid.gezondheid 205


3.162 Maternale leeftijdEvolutie van de gemiddelde maternale leeftijd bij een eerste, een tweede en volgende geboorten, van 1990 tot 2008, in jaren.32313029282726251990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008Eerste geboorteTweede en volgende geboorteBron: SPE.Zwangerschap en geboorte2008 was met zijn 66.970 pasgeborenen het vruchtbaarstejaar sedert 1996. In vergelijking met het daljaar 2002was er een groei van 16%.De leeftijd van de moeder nam lichtjes toe en <strong>be</strong>droeg28,1 jaar voor een eerste <strong>be</strong>valling en 31,1 jaar voor eenmeerbarende. Voor de eerste keer zijn er meer <strong>be</strong>vallingenbij vrouwen ouder dan 40 jaar (2,2%) dan bijvrouwen jonger dan 20 jaar (2,0%). Een laag percentagetienerzwangerschappen - en <strong>Vlaanderen</strong> hoort bij delaagste van de wereld - is een uiting van een goede socialegezondheidszorg. Bevallen boven 40 verhoogt de kansop vaak vermijdbare verwikkelingen.De stempel van de fertiliteitscentra op de voortplantingis nog nooit zo groot geweest. Bij 5,4% van alle vrouwenwerd de zwangerschap kunstmatig verwekt. Dat leiddetot een verhoging van het aantal (1.251) tweelingen: nimmerwerden er in <strong>Vlaanderen</strong> meer tweelingen geborendan in 2008.Het aandeel keizersnedes kwam in 2008 op 19,5%, eentoename met een half procent tegenover 2007. In 2008werden 18,8% van alle eenlingen en 56,4% van alle meerlingenvia keizersnede verlost.De inductiepercentages bleven redelijk stabiel doorheende jaren. In 2004 was er voor het eerst een opmerkelijkedaling van het aantal baringen dat kunstmatig wordtingeleid en de trend zet zich door.De epidurale verdoving is populairder dan ooit. In 1991<strong>be</strong>viel een derde van de vrouwen met een epidurale, in2008 was dat tweederde, meer dan een verdub<strong>be</strong>ling.Deze toename is mee te verklaren door het verhoogde gebruikbij de keizersnede: ruim negen op tien keizersnedenge<strong>be</strong>uren onder epidurale verdoving.3.163 Inducties, epidurales en keizersnedesEvolutie van het aantal inducties, epidurales en keizersnedes bij <strong>be</strong>vallingen, van 1991 tot 2008, in %.807060504030<strong>2010</strong>01991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008Epidurale verdoving Inductie baring KeizersnedeBron: SPE.206vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenlevingZowel het aantal geboortes met een laag geboortegewicht(


Voor meer informatiedefinitiesPublicaties en websitesCammu, H., Martens, G., Martens, E., De Coen, K. & Defoort,P. (2009). Perinatale activiteiten in <strong>Vlaanderen</strong>2008. Brussel: Studiecentrum voor Perinatale Epidemiologie.Kind & Gezin (2009). Het kind in <strong>Vlaanderen</strong> 2008. Brussel.Sasse, A., Defraye, A., Buziarsist, J. & Van Beckhoven,D. (2009). Epidemiologie van AIDS en HIV-infectiein België - Toestand op 31 decem<strong>be</strong>r 2008. Brussel:Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid.Defraye, A. & Sasse, A. (2008). SOA-surveillancesysteemvia een peilnetwerk van clinici in België – Jaarrapport2007. Brussel: Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid.Hoppenbrouwers, K., Van Damme, P. & Depoorter, A-M.(2009). Studie van de vaccinatiegraad bij jonge kinderenen adolescenten in <strong>Vlaanderen</strong> in 2008. Brussel:Departement WVG.Vlaams Agentschap Zorg en gezondheid:http://www.zorg-en-gezondheid.<strong>be</strong>/cijfers.aspxGezondheidsenquête door middel van interview, WetenschappelijkInstituut Volksgezondheid - AfdelingEpidemiologie:http://www.iph.fgov.<strong>be</strong>/epidemio/epinl/index4.htmKind en Gezin: http://www.kindengezin.<strong>be</strong>MVG, Welzijn, Volksgezondheid en Gezin:http://www.wvg.vlaanderen.<strong>be</strong>/welzijnengezondheidVlaams Infectieziektebulletin: http://www.zorg-en-gezondheid.<strong>be</strong>/infectieziektebulletin.aspxWetenschappelijk Instituut Volksgezondheid:http://www.iph.fgov.<strong>be</strong>Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen:http://www.vad.<strong>be</strong>/Stichting tegen Kanker: http://www.kanker.<strong>be</strong>/Directe standaardisatie Gezondheidsparameters hangensterk samen met de leeftijd van de individuen.Daarom is het voor vergelijkingen in de tijd en in deruimte <strong>be</strong>langrijk rekening te houden met de leeftijdssamenstellingvan de <strong>be</strong>volking. Het effect vaneen verschillende leeftijdsverdeling wordt uitgeschakelddoor voor een populatie de sterfte te <strong>be</strong>rekenendie zou <strong>be</strong>staan indien deze leeftijdsverdeling overalgelijk zou zijn. Een direct gestandaardiseerd sterftecijferis in die zin een theoretisch cijfer dat alleen nutheeft bij vergelijkingen in de tijd of tussen verschillendepopulaties. Men kan hiervoor verschillendestandaardpopulaties gebruiken: van een wel<strong>be</strong>paalde<strong>be</strong>staande populatie tot een volledig theoretischepopulatie (bv. de Europese Standaard<strong>be</strong>volking).Verloren Potentiële Jaren Het totaal aantal jaren datin de <strong>be</strong>volking verloren is gegaan door voortijdigesterfte, dit is sterfte voor een <strong>be</strong>paalde leeftijd, bijvoor<strong>be</strong>eldvoor de leeftijd van 75 jaar.Vermijdbare sterfte Onder vermijdbare doodsoorzakenworden die doodsoorzaken verstaan die hetzij doorpreventieve maatregelen, hetzij door medische interventiestheoretisch zouden kunnen voorkomen worden.Vermijdbaar door primaire preventie: hiermeeworden de doodsoorzaken <strong>be</strong>doeld die te voorkomenzijn indien de volledige <strong>be</strong>volking er een gezondelevenswijze op na zou houden en alle voertuigen, wegenen <strong>be</strong>stuurders 100% <strong>be</strong>trouwbaar zouden zijn.Vermijdbaar door meer volkomen gezondheidszorg:hiermee worden de doodsoorzaken <strong>be</strong>doeld die theoretischte voorkomen zijn door vaccinatie, vroegtijdigeopsporing en/of een gepaste <strong>be</strong>handeling.Ischemische hartziekten Ischemische hartklachtenzijn klachten van het hart die ontstaan doordat debloedtoevoer naar de hartspier zelf onvoldoende is,meestal door vernauwingen of verstoppingen van dekransslagaders.Foeto-infantiele sterfte Foeto-infantiele sterfte <strong>be</strong>treftelk sterfgeval van een kind tijdens het eerste levensjaar,levend- of doodgeboren, en is dus in feite desom van doodgeboorte (het aantal kinderen dat alsdoodgeboren wordt aangegeven met een geboortegewichtvan minstens 500 gram of een zwangerschapsduurvan minstens 22 weken) en infantielesterfte (sterfte die zich voordoet tussen de geboorteen het <strong>be</strong>reiken van de leeftijd van 1 jaar).208vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenleving3.6 zorgDe overheid pleit voor een warme, solidaire samenleving.Voor een samenleving die oog heeft zowel voor dezorgzaamheid voor zwakkeren als voor de toekomst vanjongeren. De zorg<strong>be</strong>hoevenden in de samenleving mogenniet aan hun lot overgelaten worden. Eén van de doelstellingenvan het Pact 2020 luidt dat <strong>Vlaanderen</strong> in 2020voorziet in een toegankelijk en <strong>be</strong>taalbaar kwaliteitsvolaanbod aan hulp- en zorgverlening, dat toereikend is inhet licht van de zich wijzigende maatschappelijke <strong>be</strong>hoeftenen sociaaldemografische ontwikkelingenDe hulp- en zorgverlening die <strong>Vlaanderen</strong> organiseertkomt in dit hoofdstuk aan bod. We <strong>be</strong>ginnen met hetaanbod dat voor iedereen toegankelijk is, het algemenewelzijnswerk. De andere hulp- en zorgverlening richt zichnaar specifieke doelgroepen. Hierbij komen de kinderenen gezinnen, de jongeren, de personen met een handicapen de ouderen aan bod. Nadien wordt de welzijnssector inzijn geheel <strong>be</strong>sproken, waarbij aandacht wordt gegevenaan de tewerkstelling binnen de zorgsector.Algemeen welzijnswerkHet algemeen welzijnswerk wil bijdragen tot een menswaardig<strong>be</strong>staan van alle personen door erop toe te ziendat ze hun individuele rechten, met in<strong>be</strong>grip van de socialerechten, kunnen uitoefenen.Het algemeen welzijnswerk heeft als opdracht:- de toegankelijkheid van de maatschappelijke instituties<strong>be</strong>vorderen en hun <strong>be</strong>reikbaarheid effectiefhelpen realiseren;- problemen inzake sociale integratie en <strong>be</strong>vredigendpersoonlijk functioneren actief voorkomen;- de minst ingrijpende oplossingen aanbieden voor dedoor hun cliënten aangemelde problemen.Deze sector onderscheidt zich van de andere welzijnssectorendoor zijn gerichtheid op de gehele <strong>be</strong>volking. Tweevan de kanalen waarlangs de sector de problemen vanhaar cliënten opvangt worden hieronder <strong>be</strong>sproken: Tele-Onthaal en de centra voor algemeen welzijnswerk (CAW).Tele-OnthaalHet aantal telefonische oproepen blijft nu al vele jarenconstant en op een hoog niveau. De centra voor Tele-Onthaal bieden 24 uur op 24 uur telefonische hulp. Inelke provincie is zo’n centrum. In 2009 kreeg Tele-Onthaal122.172 oproepen, dat zijn meer dan 300 oproepen perdag. 70% van de <strong>be</strong>llers is vrouw, 50% <strong>be</strong>vindt zich inde leeftijdscategorie van 40 tot 59 jaar en 60% is alleenwonend.Het profiel van de Tele-Onthaal<strong>be</strong>ller is alleengekend bij <strong>be</strong>nadering omwille van de anonimiteit van hettelefonisch contact. Oproepers <strong>be</strong>llen het meest met ‘relationelezorgen’, gevolgd door ‘gezondheidsproblemen’ en‘eenzaamheid’.Het aantal online-contacten stijgt fors. Sinds 2002 biedtTele-Onthaal ook opvang via het internet. In 2009 warener 3.080 online-contacten, een flinke stijging ten opzichtevan het jaar voordien. Het online-publiek is duidelijkjonger dan het publiek dat telefonisch contact zoekt. Eenkwart van de contacten is met minderjarigen. Online aangehaaldeproblematieken lopen grotendeels gelijk, maarer zijn meer meldingen van traumatische ervaringen.Slachtoffer<strong>be</strong>leving (incest, seksueel geweld en ongewensteintimiteiten) en zelfdoding zijn twee thema’s dievaker aangemeld worden. Volgens Tele-Onthaal kunnenmensen <strong>be</strong>paalde traumatische ervaringen (nog) niet overde lippen krijgen, maar durven ze hierover wel communicerenvia het internet.3.165 Tele-OnthaalDe gespreksonderwerpen van de telefonische en online-contactenbij Tele-Onthaal in 2009, in %.2520151050GezondheidPartnerrelatieGezin en familieTelefonischEenzaamheidSpecifieke thema’sOnlineRelatie omgevingSlachtoffer<strong>be</strong>levingBron: Federatie van Tele-Onthaaldiensten.ZelfdodingVariaVerliesverwerkingLevens<strong>be</strong>schouwingAfhankelijkheidSeksualiteitzorg 209


3.166 Geholpen cliëntenEvolutie van het aantal direct geholpen cliënten en cliënten in<strong>be</strong>geleiding bij de CAW’s, van 2004 tot 2009*.120.000100.00080.00060.00040.00020.0003.167 Aard van de problemenDe aard van de vragen gesteld aan de CAW’s in 2008, in %.Directe hulp BegeleidingMateriële/financiële problemen 22 20Gezondheidsproblemen 4 3Psychische/persoonlijke problemen 23 32Seksualiteit en geboorte 3 1Relationele problemen 26 27Administratieve/juridische problemen 22 15Tijds<strong>be</strong>steding 1 2Signalen, onvrede, klachten 1 1Andere 2 102004 2005 2006 2007 2008 2009Bron: TELLUS 2009.Directe hulpBegeleiding* In 2008 wijzigde de registratiewijze. Bron: TELLUS 2009.Autonome centra algemeenwelzijnswerkHet aantal mensen dat hulp zoekt bij de Centra voor AlgemeenWelzijnswerk (CAW) is al jaren hoog. De centravoor algemeen welzijnswerk richten zich in principe totde ganse <strong>be</strong>volking, maar dienen een specifieke aandachtte heb<strong>be</strong>n voor personen, gezinnen en <strong>be</strong>volkingsgroepenmet een verhoogd risico op verminderde welzijnskansen.De hulpverlening van de CAW is opgesplitst in enerzijdsdirecte hulp en anderzijds psychosociale <strong>be</strong>geleiding. Dedirecte hulpverlening is kortdurend, cliënten krijgen aanhet onthaal een antwoord op hun vraag. Wanneer hulpverleningvia <strong>be</strong>geleiding plaatsvindt, is de hulpverleningsystematisch, doelgericht en meestal van langere duur.Jaarlijks helpen de centra ongeveer 100.000 cliënten directen <strong>be</strong>geleiden ze daarnaast nog eens 40.000 cliënten.De centra voor algemeen welzijnswerk bieden een waaiervan hulpverlening. De centra krijgen te maken met vooraladministratieve/juridische en relationele vragen, maarook heel wat materiële/financiële en psychische/persoonlijkeproblemen worden frequent aangekaart. Bij de <strong>be</strong>geleidingengaat het vooral om psychische/persoonlijkeproblemen.Er zijn grote verschillen tussen de gebruikers van de verschillendesoorten hulpverlening. Het cliënteel <strong>be</strong>staat uitevenveel mannen als vrouwen. Dit gemiddelde ver<strong>be</strong>rgtwel verschillen, vrouwen maken 70% van het cliënteeluit van slachtofferhulp, terwijl justitieel welzijnswerk inhoofdzaak met mannen werkt. Twee derde van de hulpvragenkomt van personen tussen 26 en 59 jaar. Het aandeelouderen dat een <strong>be</strong>roep doet op een CAW is eerder<strong>be</strong>perkt. Ook naar leeftijd zijn er verschillen naargelangde geboden hulp. De thuislozenhulp telt hoge percentageskinderen en jongvolwassenen, slachtofferhulp teltveel ouderen. Het aandeel etnisch-culturele minderheden(ECM) <strong>be</strong>draagt 17% en is het hoogst in de residentiëlethuislozenzorg.Kinderen en gezinnenHet <strong>be</strong>leid heeft een aantal speerpunten ten aanzien vankinderen en gezinnen. Zo is er de uitbouw van de kinderopvangom te <strong>be</strong>werkstelligen dat deze haar sociale,economische en pedagogische functie maximaal kan waarmaken. Ook de gezondheidspreventie bij kleine kinderendient verder uitgebouwd te worden. Verder voorziet het<strong>be</strong>leid om snel de gepaste hulp in te zetten bij vragen enproblemen om erger te voorkomen. Bij al deze doelstellingenis het de uitdrukkelijke wens van het <strong>be</strong>leid dat dezediensten kwaliteitsvol en voor iedereen, ook kansarmen,toegankelijk zijn.3.168 Kenmerken cliënteelKenmerken van cliënten in <strong>be</strong>geleiding van de CAW’s naar cluster van geboden hulp in 2009, in %.Ambulante hulp Financiële hulp Thuislozenzorg Justitieel welzijnswerk Slachtofferhulp TotaalMannen 42,4 62,0 61,3 87,2 28,3 49,7Vrouwen 57,6 38,0 38,7 12,8 71,7 50,30-11 jaar 6,0 0,1 13,0 0,6 7,7 6,512-17 jaar 5,0 0,3 2,9 0,1 9,6 4,118-25 jaar 12,0 17,0 23,4 15,0 9,0 14,925-59 jaar 71,8 75,7 55,0 79,4 61,7 68,660 + jaar 5,3 6,9 5,7 4,9 11,9 5,9Aandeel allochtonen (ECM) 16,1 13,5 25,2 16,0 6,7 16,9N 23.789 5.745 7.928 1.612 2.222 41.296Bron: Tellus 2009.210vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenlevingIn dit deel komen alle voorzieningen die Kind en Gezinaanbiedt ter sprake: de kinderopvang, de adoptie, de preventievegezinsondersteuning, de opvoedingsondersteuningen de bijzondere hulpverlening voor kinderen.KinderopvangHet aantal kinderopvangplaatsen en het aantal opgevangenkinderen blijft toenemen. Eind 2009 waren er in totaal115.496 plaatsen in de opvangvoorzieningen met eenerkenning of met een attest van toezicht van Kind en Gezin,waarvan 83.015 in voorschoolse en 32.481 in buitenschoolseopvangvoorzieningen. Dat is 4,9% meer dan hetjaar voordien. Het voorschoolse aanbod in verhouding tothet totale aantal kinderen jonger dan 3 jaar gaat al jaren instijgende lijn: van 329 plaatsen in 2005 tot 358 plaatsen per1.000 kinderen onder de 3 jaar in 2009. De lichte daling in2006 is te wijten aan het feit dat de toename van de capaciteitonvoldoende was om de stijging van de geboorten tecompenseren. Het voorschoolse aanbod vertoont geografischnogal wat verschillen. Het cijfer van de aanwezigekinderen, dat aantoont hoeveel kinderen er kunnen wordenopgevangen binnen de <strong>be</strong>schikbare capaciteit, stijgtal jaren. Begin 2009 waren er in totaal 90.390 kinderenaanwezig in de voorschoolse opvang en 78.346 in de buitenschoolseopvang.De EU hanteert de Barcelona-norm om de verschillendelanden met elkaar te vergelijken inzake de vooruitgangdie gemaakt wordt op vlak van kinderopvang. De definitiedie de EU hanteert voor deze norm is het percentage van3.169 Capaciteit per 1.000 kinderenEvolutie van het aantal plaatsen voor kinderen jonger dan3 jaar in erkende (en gesubsidieerde) opvangvoorzieningenen in opvangvoorzieningen met een attest van toezicht inverhouding tot 1.000 kinderen van 0 tot 3 jaar (*), van 2005tot 2009, Vlaams Gewest.3653603553503453403353303253203153102005 2006 2007 2008 2009* Deze cijfers zijn enigszins overschat omdat ook kinderen boven de drie jaarworden opgevangen in de vermelde voorzieningen. Het is evenwel niet mogelijkom het aantal plaatsen dat voor buitenschoolse opvang gebruikt wordtte ramen. Het aantal plaatsen in voorzieningen die enkel buitenschoolseopvang aanbieden, wordt wel in mindering gebracht.Bron: Kind en Gezin.het totale aantal kinderen uit een <strong>be</strong>paalde leeftijdsgroepdat toegang moet heb<strong>be</strong>n tot een vorm van formele kinderopvang.Deze norm is, voor wat de kinderen jongerdan 3 jaar <strong>be</strong>treft, vastgelegd op 33%. Dit <strong>be</strong>tekent dat33% van alle kinderen jonger dan 3 jaar toegang moetheb<strong>be</strong>n tot de kinderopvang. <strong>Vlaanderen</strong> <strong>be</strong>haalt dezenorm ruimschoots. In 2009 wordt immers een totaal <strong>be</strong>reiktvan 44,5% van alle kinderen onder de 3 jaar die terechtkunnen in de formele kinderopvang.3.170 Voorschoolse kinderopvangAantal plaatsen voor kinderen jonger dan 3 jaar in erkende (en gesubsidieerde) opvangvoorzieningen en in opvangvoorzieningenmet een attest van toezicht in verhouding tot 100 kinderen van 0 tot 3 jaar (*), van 2005 tot 2009, per Vlaamse gemeente,in 5 klassen.49,5 tot 74 39,5 tot 49,5 34,5 tot 39,5 28,5 tot 34,5 0 tot 28,5* Deze cijfers zijn enigszins overschat omdat ook kinderen boven de drie jaar worden opgevangen in de vermelde voorzieningen. Het is evenwel niet mogelijk omhet aantal plaatsen dat voor buitenschoolse opvang gebruikt wordt te ramen. Het aantal plaatsen in voorzieningen die enkel buitenschoolse opvang aanbieden,wordt wel in mindering gebracht.Bron: Kind en Gezin.zorg 211


3.171 Aanwezige kinderenEvolutie aantal aanwezige kinderen, volgens soort opvang, van 2005 tot 2009, telkens in de week van 1 februariVoorschoolse opvangBuitenschoolse opvangKinderdagverblijvenDiensten voor onthaaloudersZelfstandige onthaaloudersZelfstandige kinderdagverblijvenLokale diensten voor buurtgerichte opvang2005 2006 2007 2008 200918.54330.2817.08318.760NB18.86732.3647.02820.338NB19.74434.9187.33121.547NB20.34236.0497.28724.786NB20.25534.1207.59728.088330Totaal 74.667 78.597 83.540 88.464 90.390KinderdagverblijvenDiensten voor onthaaloudersInitiatieven voor buitenschoolse opvangLokale diensten voor buurtgerichte opvangZelfstandige onthaaloudersZelfstandige kinderdagverblijvenZelfstandige buitenschoolse opvangvoorzieningen*2.5546.70848.036NB1.1522.5322.6387.32850.347NB1.2664.2282.4306.99055.458NB1.1184.1452.4276.94057.805NB1.0695.2093.0926.79161.9002609691.2544.080Totaal 60.982 65.807 70.141 73.450 78.346Algemeen totaal 135.649 144.404 153.681 161.914 168.736* Tot en met 2008 zaten de zelfstandige buitenschoolse opvangvoorzieningen vervat bij de zelfstandige kinderdagverblijven en mini-crèches. NB: Cijfers Lokalediensten buurtgerichte opvang pas <strong>be</strong>schikbaar vanaf 2009.Bron: Kind en Gezin.Het aandeel voorzieningen dat een negatieve <strong>be</strong>oordelingkrijgt is laag. Toch zijn er heel wat voorzieningenwaar kwaliteitsver<strong>be</strong>teringen mogelijk zijn. De InspectieWelzijn, Volksgezondheid en Gezin houdt toezicht op dekwaliteit van de hulp- en dienstverlening in functie van degeldende regelgeving. Vertoont een voorziening tekorten,dan zijn er verschillende mogelijkheden. De inspectie kande voorziening klasseren als “voorziening waaraan verhoogdeaandacht wordt gegeven”, ze kan Kind en Gezinvoorstellen om voorwaarden te koppelen aan de (verlengingvan de) erkenning of de inspectie kan Kind en Gezineen negatief advies <strong>be</strong>zorgen. 15% van de geïnspecteerdevoorzieningen kregen in 2009 de <strong>be</strong>oordeling “voorzieningwaaraan verhoogde aandacht wordt gegeven”. Hetaandeel inspecties dat leidde tot “voorstellen tot voorwaarden”<strong>be</strong>draagt 19% en blijft redelijk constant. 3% vande inspecties gaven aanleiding tot een “negatief advies”;ook dit aandeel is redelijk stabiel.3.172 InspectieverslagenAandeel aandachtsvoorzieningen, voorstellen tot voorwaardenen negatief advies van het aantal <strong>be</strong>zochte voorzieningen,van 2007 tot 2009, in %.2520De waargenomen kwaliteitstekorten zijn al vele jarenhetzelfde. In de gesubsidieerde sector zijn het vooraltekorten op het vlak van de infrastructuur (veiligheid eninrichting) en in verband met kwaliteitsregelgeving (evaluatievan de werking, kwaliteitssysteem en planning).In de zelfstandige sector situeren de tekorten zich op hetvlak van veiligheid en functionaliteit van de infrastructuuren accommodatie, veilig handelen en toezicht, tekort aanpersoneel en over<strong>be</strong>zetting.AdoptieIn de loop van 2009 heb<strong>be</strong>n de door Kind en Gezin erkendeadoptiediensten in totaal 268 kinderen geplaatst vooradoptie. Dit zijn er 29 meer dan in 2008. Het ging meestalom plaatsingen van kinderen afkomstig uit het buitenland,voornamelijk uit Ethiopië en Kazachstan. De gemiddeldeleeftijd van het geadopteerde kind <strong>be</strong>droeg 2,4 jaar. Bij62,7% van de adopties werd het kind opgenomen in eenkinderloos gezin. Bij plaatsing in een gezin met kinderenwas het adoptiekind bijna altijd het jongste kind. Deadoptieouders zijn meestal tussen de 35 en 44 jaar. Deovergrote meerderheid van de adopties ge<strong>be</strong>urde dooreen gehuwd paar (92,5%). 2 adopties ge<strong>be</strong>urden door eengehuwd homokoppel, 16 kinderen werden geadopteerddoor een alleenstaande vrouw, 3 door een samenwonendheteropaar en 1 kind door een alleenstaande man.151050Voorzieningen waaraan verhoogde aandacht wordt gegevenVoorstellen tot voorwaardenNegatief adviesBron: Inspectie WVG.2007 2008 2009Preventieve gezinsondersteuningDe preventieve gezinsondersteuning <strong>be</strong>reikt veel gezinnenen <strong>be</strong>steedt extra aandacht aan kansarme gezinnen.De zorgactiviteit van de preventieve gezinsondersteuningomvat drie <strong>be</strong>langrijke componenten die sterk met elkaarverbonden zijn: gezins<strong>be</strong>zoeken door de regioteamledenvan Kind en Gezin, consulten in consultatiebureaus erkenddoor Kind en Gezin en informatie en advies over gezondheid,voeding, opvoeding, ontwikkeling, verzorging212vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenlevingen veiligheid via informatiedragers. Alle zorgactiviteitenworden gratis verstrekt aan alle gezinnen met kinderenvan 0 tot 3 jaar.De gezinsondersteuning start met een <strong>be</strong>zoek in dekraamkliniek van elke <strong>be</strong>vallen vrouw en wordt daarnagevolgd door minstens twee huis<strong>be</strong>zoeken. Deze huis<strong>be</strong>zoekenworden zoveel mogelijk gebracht in de eersteweken na de geboorte. De taken van de verpleegkundigeen de gezinsondersteuner tijdens deze <strong>be</strong>zoeken zijn gerichtop het ondersteunen van ouders op alle domeinenvan de opvoeding en verzorging van jonge kinderen, hetinformeren over het zorgaanbod van Kind en Gezin enhet voor<strong>be</strong>reiden op het consult in het consultatiebureau.Met het oog op ziektepreventie is het de taak van de regioverpleegkundigeom tijdens de huis<strong>be</strong>zoeken gezondheidsrisico’sop te sporen. Zo wordt sinds 1998 de computergestuurdegehoorscreening ingelast.Naast de huis<strong>be</strong>zoeken nemen de consulten op het consultatiebureaueen centrale plaats in binnen de preventievegezinsondersteuning. Hier is de eigen zorgverlening vanKind en Gezin ingeschakeld in de werking van de consultatiebureaus.De arts en de regioverpleegkundige houden afzonderlijkeconsulten. De arts neemt de medische aspecten op zich(medisch onderzoek, vaccineren, enzovoort). De regioverpleegkundigevolgt de psychosociale en pedagogischeontwikkeling van het kind op. Voor de totale doelgroepvan de 0 tot 3-jarigen wordt voorzien in een basispakketvan tien consulten bij de arts en tien consulten bij de verpleegkundige;zeven consulten vinden plaats in het eerstelevensjaar van het kind, twee in het tweede en één in hetderde levensjaar.Voor eenvoudige opvoedings- of verzorgingsvragen,voor afspraken of in geval van crisissituaties kunnende ouders terecht bij de Kind en Gezin-lijn. Door dezepermanentie wil Kind en Gezin een zo groot mogelijke<strong>be</strong>schikbaarheid realiseren.3.173 DoelgroepenAandeel van de doelgroepen, allochtoon en kansarm <strong>be</strong>reiktdoor de verschillende diensten van de preventieve gezinszorgin 2009, Vlaams Gewest.100953.174 GezinsondersteuningEvolutie van het <strong>be</strong>reik van de verschillende aspecten vangezinsondersteuning aangeboden door Kind en Gezin, van2005 tot 2009, Vlaams Gewest.Bron: Kind en Gezin.Opvoedingsondersteuning2005 2006 2007 2008 2009Bezoeken in kraamkliniek 92,7 92,6 92,8 92,3 92,2Gezins<strong>be</strong>zoek 97,6 97,5 97,5 97,5 97,7Consult 86,9 87,5 88,5 88,5 88,8Gehoortest 92,9 94,0 93,9 95,2 94,7Contact met de KG-lijn 36,8 69,6 70,6 70,2Heel wat gezinnen doen een <strong>be</strong>roep op de opvoedingsondersteuning.Opvoedingsondersteuning is uitgebouwd omopvoedings- en gedragspro<strong>be</strong>men preventief aan de pakken.Enerzijds zijn er de opvoedingswinkels en anderzijdsis er de opvoedingstelefoon. Mensen contacteren dezevoorzieningen het meeste met vragen over de aanpak vande opvoeding en met vragen over sociale vaardigheden.Bijzondere hulpverlening voor kinderenDe capaciteit van de voorzieningen voor kinderen inprobleemsituaties neemt jaar na jaar toe. Kind en Gezinsubsidieert, naast kinderopvang, ook specifieke voorzieningenvoor kinderen in probleemsituaties. De <strong>be</strong>langrijkstein aantal zijn de Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning.Deze centra ondersteunen gezinnen metjonge kinderen in een crisissituatie of die een moeilijkeperiode doormaken. De <strong>be</strong>geleiding richt zich op het ver<strong>be</strong>terenvan de opvoedingsvaardigheden en/of de leefomgevingom meer ingrijpende hulp te voorkomen.Meer en meer wordt pedagogische <strong>be</strong>geleiding aan huistoegepast, deze kan al starten tijdens de laatste zwangerschapsmaand.Ook zijn er pedagogische <strong>be</strong>geleidingenin het centrum voor ouders samen met hun kinderen. De<strong>be</strong>geleiding waarbij kinderen residentieel in het centrumverblijven <strong>be</strong>hoort eveneens tot het aanbod.3.175 OpvoedingsondersteuningAard van de vragen* die gesteld werden aan opvoedingswinkelsen opvoedingstelefoon, 2009, in %.908580Bezoek in kraamkliniek Gezins<strong>be</strong>zoeken ConsultenAutochtone kinderen in een niet-kansarm gezinAutochtone kinderen in een kansarm gezinAllochtone kinderen in een niet-kansarm gezinAllochtone kinderen in een kansarm gezinLichamelijke ontwikkelingVerstandelijke ontwikkelingSociale en emotionele ontwikkelingSpel en vrije tijdAanpak opvoeding1,851,1Opvoedingswinkel8,68,620,1Opvoedingstelefoon4,55,429,52,048,1Overige 9,8 10,6Bron: Kind en Gezin.* Meerdere vragen per contact mogelijk.Bron: Kind en Gezin.zorg 213


3.176 Centra voor Kinderzorg en GezinsondersteuningEvolutie van de capaciteit op 31 decem<strong>be</strong>r en van het aantal<strong>be</strong>geleide kinderen op eerste werkdag februari, in de Centravoor Kinderzorg en Gezinsondersteuning, van 2004 tot 2009.3.177 Diensten voor gezinsondersteunende pleegzorgEvolutie van het aantal <strong>be</strong>schikbare pleeggezinnen (op jaarbasis)en van het aantal <strong>be</strong>geleide kinderen (eerste werkdagfebruari), van 2004 tot 2009.1.5501.5001.4501.4001.3501.3001.250250200150100501.2002004 2005 2006 2007 2008 200902004 2005 2006 2007 2008 2009Aantal plaatsenAantal kinderenAantal kinderenAantal pleeggezinnenBron: Kind en Gezin.Bron: Kind en Gezin.3.178 Meldende instantieMeldingen* bij de vertrouwenscentra kindermishandelingnaar aard van de melding 2009, in %.%Primaire omgeving 40,8Slachtoffer zelfGezins- of familielidBuren, kennissenVaderMoederVader en moederPersoon uit de omgeving van de daderAndere persoon uit primaire omgeving van het kind* Een melding kan gaan over meer dan 1 kind.Bron: Kind en Gezin.0,79,68,86,213,60,20,71,1Hulpverleners 33,9GezondheidszorgWelzijnsorganisatiesBijzondere jeugdbijstand16,711,35,9Andere professionelen 23,7JustitieelVoorschoolse opvangSchool1,41,620,8Andere, on<strong>be</strong>kend 1,6AantalTotaal 6435Daarnaast <strong>be</strong>staat er voor dezelfde doelgroep een aanbodin familiale kring, via de diensten voor gezinsondersteunendepleegzorg (de vroegere diensten voor privategezinsplaatsing). In 2009 was er een lichte toename zowelvan pleeggezinnen als van kinderen.KindermishandelingAlle Vlaamse provincies en het Brusselse HoofdstedelijkeGewest heb<strong>be</strong>n een vertrouwenscentrum kindermishandeling.Eind 2009 waren er in de zes Vlaamsevertrouwenscentra in totaal 73,27 VTE personeelsledentewerkgesteld. De vertrouwenscentra kindermishandelingnoteerden in 2009 in totaal 6.435 meldingen en hierbijwaren 8.802 kinderen <strong>be</strong>trokken. In vergelijking met 2008steeg het aantal meldingen met 6,4%. Het aantal gemeldekinderen steeg met 5,5%.Meer dan de helft van de meldingen komt uit de hoekvan de hulpverleners, de scholen of de opvang. Ongeveer4 op 10 meldingen komen uit de directe omgeving vanhet kind (gezinsleden, familie, buren, kennissen, of hetslachtoffer zelf). Slechts een zeer <strong>be</strong>perkt aantal meldin-3.179 Aantal kinderenEvolutie van het aantal kinderen gemeld bij de vertrouwenscentra kindermishandeling naargelang de aard van de melding, van2005 tot en met 2009.2005 2006 2007 2008 2009Melding van een vermoeden van een concrete situatie van mishandeling of verwaarlozing 6.534 6.117 6.067 6.071 6.503Risicosituatie 1.368 1.536 1.493 1.478 1.377Verwerkingsproblematiek of andere problematiek 483 440 356 377 388onduidelijke problematiek 621 545 419 419 534Totaal 9.006 8.638 8.335 8.345 8.802Bron: Kind en Gezin.214vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenleving3.180 DaderschapEvolutie van het aantal kinderen gemeld bij de vertrouwenscentra kindermishandeling naargelang van de aard van de meldingen de aard van het daderschap, van 2005 tot en met 2009.Aantal gemelde kinderen naar gemelde problematiek en daderschap 2005 2006 2007 2008 2009Concrete problematiek van (mogelijke) kindermishandelingIntrafamiliaal daderschapExtrafamiliaal daderschapDaderschap niet <strong>be</strong>kendZowel intra- als extrafamiliaal daderschapNiet van toepassingTotaal 6.534 6.117 6.045 6.072 6.503Risicosituatie of onduidelijke problematiekIntrafamiliaal daderschapExtrafamiliaal daderschapDaderschap niet <strong>be</strong>kendZowel intra- als extrafamiliaal daderschapNiet van toepassingTotaal 1.957 2.046 1.902 1.858 1.825Verwerkingsproblematiek of andereIntrafamiliaal daderschapExtrafamiliaal daderschapDaderschap niet <strong>be</strong>kendZowel intra- als extrafamiliaal daderschapNiet van toepassingTotaal 515 475 388 415 474Totaal aantal gemelde kinderen 9.006 8.638 8.335 8.345 8.802Bron: Kind en Gezin.5.69360413161451.541832521962256374551725.15072912774371.6151042162289180426411885.25560010049411.6011001291161213172431315.30252612876401.594681441042233333311155.64263712459411.49896173184026335454127gen komen uit de omgeving van de dader of ge<strong>be</strong>uren opanonieme basis.JongerenDe bij de vertrouwenscentra gemelde situaties gaanmeestal over intrafamiliaal daderschap, in een minderheidom extrafamiliaal daderschap.Uit de diagnosegegevens die tot en met 2008 ter <strong>be</strong>schikkingzijn blijkt ruim een kind op vijf te lijden onder een ofandere vorm van emotioneel geweld. Zowat één vijfde isslachtoffer van seksueel misbruik en bijna een vierde vande diagnoses vermeldt een vorm van lichamelijke mishandelingof verwaarlozing van het kind.Een toegankelijk en kwaliteitsvol hulpverleningsaanbod isnodig om de jongere de hulp te kunnen bieden die aansluitbij zijn noden. In dit kader bouwt de overheid de integralejeugdhulp uit. Een intersectorale toegangspoort is voorzienvoor alle niet rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp.Dit deel gaat dieper in op de evolutie van het aantal jongerenin de bijzondere jeugdbijstand, de kenmerken vandeze jongeren, de evolutie van de <strong>be</strong>zettingsgraden vande voorzieningen en van het aantal jongeren in elk typevoorziening.Zowat 80% van alle gevolggevingen in 2008 waren gerichtop ondersteuning van familie of andere <strong>be</strong>trokkenen. Ietsmeer dan een derde van alle gevolggevingen <strong>be</strong>stonduit advies of ondersteuning aan de <strong>be</strong>trokken hulpverleners.In iets meer dan één gevolggeving op vier namhet vertrouwenscentrum de coördinatie op zich van dehulpverlening aan het kind, al dan niet met tussenkomst inhet gezin. In 23,9% van de gevolggevingen nam het vertrouwenscentrumzelf hulpverlening op, en in 31% van degevolggevingen startte het centrum ook een diagnostischproces.3.181 Aantal jongerenEvolutie van het aantal jongeren met een maatregel in debijzondere jeugdbijstand, van 2003 tot 2009. Bron: WVG,agentschap Jongerenwelzijn*.30.00025.00020.00015.00010.0005.00002003 2004 2005 2006 2007 2008 2009* Van 2003 tot 2007 komen de cijfers uit BJ96, vanaf 2008 uit DOMINO.zorg 215


3.182 BezettingsgraadEvolutie van de <strong>be</strong>zettingsgraad van de voorzieningen in de bijzondere jeugdbijstand, van 2004 tot 2009.10090807060504030<strong>2010</strong>0Onthaal-,oriëntatie- enobservatiecentraGezinstehuizenDiensten BZWDagcentraThuis<strong>be</strong>geleidingsdienstenBegeleidingstehuizen2004 2005 2006 2007 2008 2009Bron WVG, agentschap Jongerenwelzijn.Het aantal jongeren in de bijzondere jeugdbijstand blijftstijgen. Jongeren komen in de bijzondere jeugdbijstandterecht omdat ze in een problematische opvoedingssituatiezitten of omdat ze een als misdrijf omschreven feitpleegden. Het leeuwenaandeel van de jongeren <strong>be</strong>vindtzich in een problematische opvoedingssituatie (85%).Delinquente jongeren - jongeren die een als misdrijf omschrevenfeit pleegden - vormen een minderheid in debijzondere jeugdbijstand.Er is een kloof tussen vraag en aanbod. Het <strong>be</strong>schikbareaanbod aan hulp kan de instroom niet volgen. Tijdens devorige regeerperiode breidde de capaciteit uit met meerdan 800 plaatsen. Toch is het <strong>be</strong>zettingscijfer van de privatevoorzieningen en de gemeenschapsinstellingen delaatste jaren niet meer onder 90% gezakt. Dit hoge <strong>be</strong>zettingscijferen steeds meer doorverwijzingen naar voorzieningenzonder geprogrammeerde capaciteit (bijvoor<strong>be</strong>eldpleegzorg of <strong>be</strong>geleiding door consulent, …) of naar voorzieningenbuiten de bijzondere jeugdbijstand, duiden opeen enorme druk op het hulpaanbod.3.183 Jongeren in voorzieningenEvolutie van het aantal jongeren met een maatregel, naarsoort voorziening****, van 2004 tot 2009.20.00018.00016.00014.00012.00010.0008.0006.0004.0002.00002004 2005 2006 2007 2008 2009Jongeren in BJB instellingen met geprogrammeerde capaciteit *Jongeren in BJB instellingen zonder geprogrammeerde capaciteit **Jongeren in instellingen buiten BJB ***Bron: WVG, agentschap Jongerenwelzijn*****.* Begeleidingstehuizen, dagcentra, diensten <strong>be</strong>geleid zelfstandig wonen,gemeenschapsinstellingen, gezinstehuizen, onthaal en oriëntatie, thuis<strong>be</strong>geleidingsdiensten.** Diensten pleegzorg, projecten, <strong>be</strong>geleiding door consulent, preventievesociale actie (vanaf 2009 ook diensten crisishulp aan huis en diensten herstelgerichteconstructieve afhandeling).*** Algemene en psychiatrische ziekenhuizen, VAPH, Kind en Gezin, opvangin schoolinternaten, autonome Centra Algemeen Welzijnswerk, …**** Wanneer een jongere tijdens een <strong>be</strong>geleidingsjaar in verschillende soortenvoorzieningen gezeten heeft, wordt hij verschillende keren geteld.***** Van 2004 tot en met 2007 komen de cijfers uit het informaticasysteemBJ96. Vanaf 2008 komen de cijfers uit het systeem DOMINO (dossieropvolgingssysteemvan de verwijzers).Personen met een handicapDe overheid wil de maatschappelijke integratie en participatievan personen met een handicap <strong>be</strong>vorderen enhun autonomie en de kwaliteit van het leven optimaliserendoor passende ondersteuning te verlenen.In dit deel ligt de focus op het aantal personen met eenhandicap, op het aantal aanvragen van personen met eenhandicap, op de materiële hulpverlening, op het persoonlijkassistentiebudget en op de voorzieningen.3.184 LeeftijdAandeel ingeschreven personen met een handicap, naarleeftijd, situatie mei <strong>2010</strong>, in %.504030<strong>2010</strong>0Bron: VAPH.0-18 19-45 46-65 65+216vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenleving3.185 AanvragenEvolutie van het aantal aanvragen jaarlijks ontvangen doorVAPH, van 2004 tot 2009.80.00070.00060.00050.00040.0003.186 Aard zorgvragenAandeel van de zorgvragen naar hulpmiddelen, zorg, werk,persoonlijk assistentiebudget en persoonsgebonden budget in2009, in %.82,8%14,9%2,0%0,3%30.0002004 2005 2006 2007 2008 2009Bron: VAPH.* De tewerkstellingsmaatregelen werden in 2008 overgeheveld van VAPHnaar VDAB.** Het persoongebonden budget is als experiment ingevoerd in 2009.Bron: VAPHIndividuele materiële bijstandZorgvoorzieningenPersoonlijke assistentiebudgetPersoonsgebondenbudgetAantal personenEr zijn meer dan 140.000 ingeschreven personen meteen handicap. Als personen met een handicap ondersteuningwensen bij hun maatschappelijke integratiedienen ze daarvoor een aanvraag te doen bij het VlaamsAgentschap voor Personen met een Handicap (VAPH).Tussen 1995 en midden <strong>2010</strong> zijn er 141.142 personen meteen handicap ingeschreven, iets meer mannen (59%) danvrouwen. Hoewel er een leeftijdsgrens van 65 jaar is bijde inschrijving, is toch meer dan 10% van de ingeschrevenpersonen met een handicap 65-plusser.Aantal aanvragenHet aantal vragen voor ondersteuning van personen meteen handicap blijft hoog. In 2009 ontving het VAPH bijna70.000 vragen voor bijstand. Dat zijn er heel wat meerdan 5 jaar geleden. Ten opzichte van 2008 is er een daling,die volledig toe te schrijven is aan het overhevelenvan de tewerkstellingsmaatregelen naar de VDAB. Dathet aantal aanvragen zo hoog is, heeft tal van oorzaken.Zo zijn er steeds meer verkeersslachtoffers die ongevallen3.187 HulpmiddelenEvolutie van het aantal toegekende hulpmiddelen binnen deindividuele materiële bijstand, naar soort hulpmiddel, van2008 tot 2009.2008 2009Aanpassing woning 10.935 12.942Mobiliteit (rolstoel, auto, …) 7.187 9.773Incontinentiemateriaal 8.296 9.992Hulpmiddelen dagelijks leven 10.038 11.109Communicatiemateriaal 3.846 4.573Til- en verplaatsingssystemen 3.509 1.746Bron: VAPH.overleven, maar daarna hulp nodig heb<strong>be</strong>n. De levensverwachtingvan mensen met een handicap blijft ook stijgendankzij de hoogstaande zorgverlening en de vooruitgangvan de medische wetenschap. Ook de internationale verruimingvan het <strong>be</strong>grip ‘handicap’ in charters en conventiescreëert een extra aangroei.Wat de aard van de aanvragen <strong>be</strong>treft, worden vooralindividuele hulpmiddelen aangevraagd. Meer dan 3 vande 4 aanvragen zijn voor tegemoetkoming in de kostenvan het aankopen van hulpmiddelen en aanpassingen. Opde tweede plaats komen aanvragen over ambulante enresidentiële zorgvoorzieningen.HulpmiddelenAl jaren is de vraag naar aanpassing van de woning,naar hulpmiddelen in het dagelijks leven naar hulpmiddelenvoor mobiliteit het grootst. In mindere mate is erook vraag naar communicatie- en incontinentiemateriaal.Til- en verplaatsingssystemen worden minder frequentgevraagd doordat voor 2009 automatisch een onderhoudscontractaan het hulpmiddel werd gekoppeld, watvroeger een extra vraag <strong>be</strong>tekende.Persoonlijk assistentiebudget (PAB)Het aantal aanvragen voor een PAB ligt veel hoger danhet budget toelaat. Dat heeft uiteraard een lange wachtlijsttot gevolg. Met een PAB kan een persoon met een handicapiemand in dienst nemen die hem thuis, op school ofop het werk praktisch en organisatorisch hulp biedt. Iederjaar dienen meer dan 1.000 personen een aanvraag in omeen PAB te verkrijgen. Het aantal actieve budgethoudersis echter niet on<strong>be</strong>perkt. De regering <strong>be</strong>paalt jaarlijkshoeveel mensen maximaal een PAB kunnen genieten. Eind2009 waren er 1.700 effectieve gebruikers. Op datzelfdemoment stonden er 5.000 mensen op de wachtlijst.zorg 217


VoorzieningenOuderenHet aantal aanvragen voor opvang, <strong>be</strong>handeling en <strong>be</strong>geleidingop residentiële basis (dag en nachtopvang),semiresidentiële basis (dagopvang) of op ambulante basisis hoog. Er worden jaarlijks meer dan 10.000 aanvragenvoor de zorgsector ingediend. Eind 2009 waren er 34.500plaatsen in de zorgsector, waarvan 24.500 in de (semi-)residentiële en 10.000 in de ambulante voorzieningen.Sedert 2000 steeg het (semi-)residentiëel aanbod met 13%en het ambulante aanbod verdub<strong>be</strong>lde.Er is zoals gezegd een groot tekort aan plaatsen in dezorgsector. Elke ingediende vraag naar een voorzieningkomt terecht in de centrale registratie. Voor 2009 zijn erbijna 20.000 zorgvragen geregistreerd. Twee derde hiervanzijn geregistreerd als vragen met urgentiecode 1 (zeerurgent) of 2 (urgent).Het hoge aantal dringende zorgvragen is een <strong>be</strong>langrijksignaal dat de tekorten in de zorgsector nog bijzondergroot zijn. Dit <strong>be</strong>tekent echter niet dat al de personenmet een geregistreerde zorgvraag vandaag niet geholpenworden. Ongeveer een derde heeft al een of andere vormvan ondersteuning.3.188 ZorgaanbodEvolutie van het aantal erkende plaatsen in de zorgsector, van2000 tot 2009.40.00035.00030.00025.00020.00015.00010.0005.0000Bron: VAPH.2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009(Semi)-residentieel aanbodAmbulant aanbodTotaalDe woon-, leef-, en zorg<strong>be</strong>hoeften van ouderen veranderenaanzienlijk. Een actualisering van de zorg voorouderen dringt zich op. Het nieuwe Woonzorgdecreetstemt wonen en zorg <strong>be</strong>ter op elkaar af, anticipeert op detoekomstige verwachtingen van een meer verscheidenouderenpubliek en faciliteert een grotere differentiatiein het aanbod. Het is de <strong>be</strong>doeling om de scheidingslijntussen de residentiële ouderenzorg en de thuiszorg afte bouwen. Het is <strong>be</strong>langrijk dat de zorg aansluit bij denoden van de gebruiker en dat er geen hiaten zijn inde hulpverlening. De nadruk komt op de thuiswonendezorg<strong>be</strong>hoevende oudere te liggen en dus ook meer enmeer op de thuiszorg.In dit stuk ligt de nadruk op de thuiszorgdiensten, de residentiëleouderenvoorzieningen en de zorgverzekering.ThuiszorgdienstenSinds enkele jaren richt het <strong>be</strong>leid zijn focus meer op dethuiszorg dan op de residentiële zorg. Personen met eenverminderde zelfredzaamheid, vooral ouderen, krijgendaarbij ondersteuning via een divers pallet aan diensten.Al deze diensten bieden zorg aan huis aan of zorg dieer specifiek op gericht is de gebruiker in zijn natuurlijkthuismilieu te laten blijven of ernaar terug te keren.Het aantal geholpen gezinnen blijft stijgen. Dit blijkt uitpartieel cijfermateriaal over de diensten voor gezinszorgen aanvullende thuiszorg. In 2008 telde de gezinszorg83.000 gebruikers. Dat <strong>be</strong>tekent dat er 3 op 100 huishoudensgeholpen worden.Er is een kloof tussen <strong>be</strong>hoefte en aanbod. In 2008 zijner 15,1 miljoen uren gezins- en aanvullende thuiszorggepresteerd. Dat is 75% van de geprogrammeerde uren.Er zijn grote regionale verschillen. Limburg en West-<strong>Vlaanderen</strong> heb<strong>be</strong>n een realisatiegraad van meer dan80%, terwijl het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest geen20% haalt.3.189 Dringende zorgvragenEvolutie van het aantal zorgvragen met urgentiecodes 1 en 2,van 2004 tot 2009.3.190 GezinszorgEvolutie van het aantal geholpen gezinnen door de gezinszorgen de aanvullende thuiszorg, van 1999 tot 2008.14.00012.00010.0008.0006.0004.0002.000090.00080.00070.00060.0002004 2005 2006 2007 2008 200950.0001999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008Bron: VAPH.Bron: Agentschap Zorg en Gezondheid.218vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenlevingDe gemiddelde bijdrage <strong>be</strong>draagt 4,32 euro per uur. Dezebijdrage houdt rekening met de samenstelling van hetgezin en met het gezinsinkomen. Twee jaar eerder was degemiddelde prijs nog 3,91 euro per uur. Dat is een toenamemet 10%.OuderenvoorzieningenOuderenvoorzieningen richten zich op het <strong>be</strong>houd, hetherstel of de ondersteuning van de levenskwaliteit vangebruikers van 65 jaar en ouder in een thuisvervangendmilieu. De woonzorgcentra, de vroegere rusthuizen enrust- en verzorgingstehuizen komen aan bod. Vervolgens<strong>be</strong>kijken we de assistentiewoningen, de vroegere serviceflatsen de tijdelijke opvangmogelijkheden, zoals de dagverzorgingscentraen de centra voor kortverblijf.3.191 WoonzorgcentrumEvolutie van het aantal gerealiseerde, geplande en geprogrammeerdeplaatsen in woonzorgcentra, Vlaams Gewest en hetBrussels Hoofdstedelijk Gewest, van 2004 tot <strong>2010</strong> *, telkenssituatie 1 januari. Bron: Agentschap Zorg en Gezondheid.90.00080.00070.00060.00050.00040.00030.00020.00010.0000* De <strong>be</strong>rekening van de programmatie wijzigde <strong>be</strong>gin <strong>2010</strong>. Opletten metvergelijkingen in de tijd.3.192 AssistentiewoningenEvolutie van het aantal gerealiseerde en geplande woongelegenhedenin assistentiewoningen en de programmatie van deassistentiewoningen, Vlaams Gewest en het Brussels HoofdstedelijkGewest, van 2004 tot <strong>2010</strong>, telkens situatie 1 januari.40.0002004 2005 2006 2007 2008 2009 <strong>2010</strong>Gerealiseerde plaatsenGerealiseerde of geplande plaatsen ProgrammatieWoonzorgcentrumDe <strong>be</strong>langrijkste residentiële voorziening voor ouderenis het rusthuis/rust- en verzorgingstehuis (RVT), nu het‘woonzorgcentrum’ genoemd. In totaal verblijft 7% vande 60-plussers in een collectieve woonvorm. Het aandeelneemt sterk toe met de leeftijd: één op vijf 80-plusserswoont in een woonzorgcentrum, van de 95-plussers al éénop drie. Door de toename van het aantal hoog<strong>be</strong>jaardenzal de nood aan residentiële opvang toenemen.Jaar na jaar breidt het aanbod uit en stijgt het aantal geplandeplaatsen. Er zijn 66.634 woongelegenheden in alleVlaamse woonzorgcentra gerealiseerd. De volgende jarenstaan er nog meer dan 16.000 op stapel. Het aanbod <strong>be</strong>entde verwachte vraag bij. Door de wijziging in <strong>be</strong>leidsprioriteit,van woonzorg naar thuiszorg, wijzigt ook dezorg<strong>be</strong>hoefte. Een manier om de zorg<strong>be</strong>hoefte in kaart tebrengen is de programmatie. Deze <strong>be</strong>rekent, op basis vanhet verwacht aantal ouderen en de gebruikskans, hoeveelplaatsen er binnen vijf jaar moeten zijn. De programmatieis voor 80% ingevuld. Als men de geplande uitbreidingenmee in rekening brengt, loopt de realisatiegraad op tot100%.Er zijn grote regionale verschillen. Antwerpen, Oost- enWest-<strong>Vlaanderen</strong> heb<strong>be</strong>n de hoogste realisatiegraad,Vlaams-Brabant en vooral Limburg de laagste. De reedsgeplande uitbreidingen werken hun achterstand evenwelhelemaal weg. Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest kenteen realisatiegraad van 17%, rekening houdend met dereeds geplande plaatsen komen ze uit op 70%.35.00030.00025.00020.00015.00010.0005.00002004 2005 2006 2007 2008 2009 <strong>2010</strong>Gerealiseerde plaatsenGerealiseerde of geplande plaatsen ProgrammatieHet pensioen is vaak ontoereikend om de woonzorg te <strong>be</strong>talen.In <strong>Vlaanderen</strong> is de gemiddelde dagprijs 42,21 euro,dat <strong>be</strong>tekent 1.266 euro per maand. Het gemiddelde pensioenin het Vlaamse Gewest <strong>be</strong>draagt 895,43 euro, ontoereikendom de woonzorgkosten te dekken. Het pensioenis echter niet de enige bron van inkomsten waarover eengepensioneerde <strong>be</strong>schikt: ook spaargelden, inkomsten uiteigendommen, erfenissen, … kunnen worden aangewendom het verblijf in een woonzorgcentrum te <strong>be</strong>talen. Sinds2002 komt de Vlaamse zorgverzekering ook tegemoet inde residentiële sector. Elke <strong>be</strong>woner van een woonzorgcentrumheeft maandelijks recht op 130 euro voor nietmedischekosten.Bron: Agentschap Zorg en Gezondheid.zorg 219


3.193 Realisatiegraad residentiële ouderenzorgDe verhouding gerealiseerde en geplande plaatsen in de residentiële ouderenzorg ten opzichte van de programmatie, per provincie,situatie 1 januari <strong>2010</strong>, in %.WoonzorgcentraAssistentiewoningenGerealiseerd Gerealiseerd en gepland Gerealiseerd Gerealiseerd en geplandAntwerpen 83,68 98,89 46,90 87,48Limburg 63,28 98,06 33,29 77,86Oost-<strong>Vlaanderen</strong> 88,71 102,92 50,76 98,03West-<strong>Vlaanderen</strong> 82,31 100,82 47,85 89,79Vlaams Brabant 77,47 98,54 34,87 87,73Brussels Hoofdstedelijk Gewest 16,55 70,74 2,53 4,26Bron: Agentschap Zorg en Gezondheid.AssistentiewoningHet aantal plaatsen in assistentiewoningen blijft toenemen.De assistentiewoningen zijn de opvolgers van deserviceflatgebouwen en woningcomplexen met dienstverlening.Van 2004 tot <strong>2010</strong> steeg het aanbod met 2.500plaatsen, of ruim 20%. De kloof tussen vraag en aanbodneemt af, maar blijft groot. Begin dit jaar waren 14.433wooneenheden in assistentiewoningen <strong>be</strong>schikbaar.Daarmee is de programmatie voor 43% ingevuld. Als dereeds geplande uitbreidingen mee in rekening genomenworden, loopt de realisatiegraad op tot 86%.Er zijn grote regionale verschillen. Antwerpen, West- enOost-<strong>Vlaanderen</strong> heb<strong>be</strong>n de hoogste realisatiegraad,Limburg en vooral het Brusselse Hoofdstedelijke Gewestde laagste. Dit blijft zo als de geplande plaatsen meegerekendworden. Opmerkelijk is het lage aantal geplandeplaatsen in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.Tijdelijke opvangmogelijkhedenOm de mantelzorg te ondersteunen zijn twee ‘transmurale’voorzieningen in het leven geroepen die gebruikershetzij overdag, hetzij voor een korte aaneensluitendeperiode opvangen: de dagverzorgingscentra en de centravoor kort verblijfBegin <strong>2010</strong> zijn iets meer dan de helft van de <strong>be</strong>nodigdeplaatsen in dagverzorgingscentra gerealiseerd. Eendagverzorgingscentrum biedt 65-plussers dagverzorging,persoonsverzorging en huishoudelijke hulp.Er zijn grote regionale verschillen. Het Brusselse HoofdstedelijkeGewest bijvoor<strong>be</strong>eld <strong>be</strong>schikt over geen enkelcentrum, terwijl in West-<strong>Vlaanderen</strong> de programmatievoor 87% ingevuld is.Van de centra voor kortverblijf is <strong>be</strong>gin <strong>2010</strong> ongeveer40% van de programmatie gerealiseerd. Een centrumvoor kortverblijf biedt, net zoals een dagverzorgingscentrum,respijtzorg aan mantelzorgers van zorg<strong>be</strong>hoevendeouderen. Een centrum voor kortverblijf is een voorzieningwaar aan gebruikers van 65 jaar en ouder ofwel gedurendeeen <strong>be</strong>perkte periode dag en nacht ofwel alleen ’snachts huisvesting en ouderenzorg wordt aangeboden.Met de geplande woongelegenheden meegerekend, stijgtde realisatiegraad naar 90%.Ook hier zijn grote regionale verschillen. Zo is de realisatiegraadhoog in Oost- en West-<strong>Vlaanderen</strong>, terwijl er inhet Brusselse Hoofdstedelijke Gewest geen enkel centrumvoor kortverblijf is.3.194 Realisatiegraad semiresidentiële ouderenzorgDe verhouding gerealiseerde en geplande plaatsen in de semiresidentiële ouderenzorg ten opzichte van de programmatie, perprovincie, situatie 1 januari <strong>2010</strong>, in %.DagverzorgingscentraCentra voor KortverblijfErkend Erkend en vergund Erkend Erkend en vergundAntwerpen 54,07 89,44 31,54 82,96Limburg 66,47 111,38 28,81 86,75Oost-<strong>Vlaanderen</strong> 46,17 103,00 49,73 109,95West-<strong>Vlaanderen</strong> 86,70 113,83 43,62 104,19Vlaams Brabant 36,99 75,70 33,17 84,86Brussels Hoofdstedelijk Gewest 0,00 29,41 0,00 0,00Bron: Agentschap Zorg en Gezondheid.220vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenlevingZorgverzekeringHet aantal rechtheb<strong>be</strong>nden op de zorgverzekering blijftstijgen. De zorgverzekering is een forfaitaire tussenkomstvoor niet-medische zorg van zorg<strong>be</strong>hoevenden en isdaarom een <strong>be</strong>langrijk gegeven in het kader van de <strong>be</strong>taalbaarheid.Eind 2009 jaar kregen 200.000 personen eentegemoetkoming van de zorgverzekering. In vergelijkingmet 2004 stijgt het aantal met 34%.3.195 ZorgverzekeringEvolutie van het aantal gerechtigden op de zorgverzekering,per verblijfsvorm, van 2004 tot 2009.250.000200.000150.000100.000De gerechtigden zijn vooral thuiswonende 65-plussers.Twee op drie uitkeringen in 2009 zijn voor hulp<strong>be</strong>hoevendenmet mantel- en thuiszorg. Het overgrote deel (81%)van de uitkeringen gaat naar 65-plussers.50.00002004 2005 2006 2007 2008 2009Mantel- en thuiszorg Residentiële zorg TotaalInvesteringenFinanciële ondersteuning van infrastructuurwerken verhogende capaciteit en ver<strong>be</strong>teren de kwaliteit en leidentot meer differentiatie van het zorgaanbod. Het VlaamsInfrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden(VIPA) verleent financiële steun aan welzijnsengezondheidsvoorzieningen die infrastructuurwerkenwillen uitvoeren. Er zijn grote verschillen tussen verschillendejaren. De investeringssubsidies van 2006 tot 2009zijn de hoogste van het decenium.Analoog aan vorig jaar zien we bij bijna alle sectoren eencapaciteitstoename, <strong>be</strong>halve bij de centra algemeen wel-3.196 InvesteringenCapaciteit in de verschillende voorzieningen die onder het toepassingsgebied van het VIPA vallen en het aandeel nieuwbouwrenovatie van de effectief gesubsidieerde capaciteit in 2009, per zorgvorm.Sector Soort voorziening VoorrealisatieprojectAlgemeen welzijnswerkAutonoom centrum - vteAutonoom centrum - resid. plaatsenKinderdagopvangTotale capaciteiten per voorzieningstype en volgens bouwtypologieTotale erkende capaciteit van voorzieningendie een VIPA-subsidie aanvragen61217Narealisatieproject61217Verschil vooren na (extracapaciteit)00Totale capaciteit die effectief gesubsidieerdwordt door VIPA, per bouwtypologieTotaal % nieuwbouw % renovatieCrèche 727 852 125 669 82 18Ouderen- en thuiszorgvoorzieningenRusthuisKortverblijfDagverzorgingscentrumLokaal dienstencentrumPreventieve en ambulante gezondheidszorg3.08429402Centrum geestelijke gezondheidszorg - vte 40 40 0 40 100 0Voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstandOOOCBegeleidingstehuisDienst thuis<strong>be</strong>geleidingVoorzieningen voor personen met een handicapInternaatSemi-internaatTehuis niet-werkendenTehuis werkendenTehuis kortverblijfDagcentrumRevalidatiecentrum0648180475584563152163.650194163691058180606994573194165661651234941001314101042061853.2311861485990811030251241091163907173568007310055339117070061100292744<strong>2010</strong>0270456798310030100‘Totaal erkende capaciteit voorzieningen voorwerp van VIPA-subsidies.’ Dit is de erkende capaciteit van de voorzieningen die een zorgstrategisch of een technischfinancieel plan heb<strong>be</strong>n ingediend. Het verschil tussen de situatie voor realisatie en de situatie na realisatie geeft de capaciteitsuitbreiding weer. ‘Capaciteit voorzieningeneffectief gesubsidieerd door VIPA, per bouwtypologie’Dit is het aantal plaatsen (een deel van de totaal erkende capaciteit van de voorzieningen) dat effectief met VIPA-investeringssubsidies is gerealiseerd.Bron: VIPAzorg 221


zijnswerk en de centra voor geestelijke gezondheidszorg.Bij de ouderen- en thuiszorgvoorzieningen en de voorzieningenvoor personen met een handicap is een aanzienlijkedifferentiatie van het aanbod aan de gang. In vergelijkingmet de vorige jaren zijn er in 2009 meer dan vroegerrenovatieprojecten gerealiseerd voor comfortver<strong>be</strong>tering.Globaal genomen heeft het VIPA in de sectoren ouderenenthuiszorgvoorzieningen, kinderdagopvang en voorzieningenvoor de bijzondere jeugdbijstand meer capaciteitgesubsidieerd dan gemiddeld in de vorige jaren. Hier zal,samen met de sector van de voorzieningen voor personenmet een handicap ook de komende jaren een uitbreiding,aanvulling en ver<strong>be</strong>tering van het <strong>be</strong>staande aanbodworden gerealiseerd, aangestuurd door de actieplannendie de Vlaamse overheid en/of de provincies per sectorheb<strong>be</strong>n opgesteld.TewerkstellingHet aantal personen dat werkt in de zorgsector neemtjaar na jaar toe. Er werken meer dan 200.000 personen inde zorgsector, en dat is zonder de tewerkstelling in degezondheidszorg gerekend. Ten opzichte van 1993 is ereen verdub<strong>be</strong>ling. Er zijn twee redenen waarom er eentekort aan zorgpersoneel dreigt te ontstaan. Enerzijds iser de verwachte uitstroom van het huidige personeel doorde vergrijzing en anderzijds is er de verdere uitbreidingvan het aanbod. Zo schat het federaal planbureau dat ertegen 2014 in deze sector 62.000 extra banen bijkomen.3.197 InvesteringssubsidiesInvesteringssubsidies, in miljoen euro, van 2000 tot 2009.3.198 Tewerkstelling in de zorgsectorEvolutie van de totale tewerkstelling in de zorgsector*, in1993 en van 2003 tot 2008**. Bron: RSZ.5004504003503002502001501005002000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Bron: VIPA.250.000200.000150.000100.00050.00001993 2003 2004 2005 2006 2007 2008* NACE-code 85.3xx.** 2008: vernieuwde NACE-codes 87.xxx en 88.xxx. Opletten met vergelijkenin de tijd.222vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenlevingVoor meer informatiedefinitiesPublicaties en websitesMostinkx, J. & Deven, F. (red.). (2009). Welzijn en zorg in<strong>Vlaanderen</strong> 2009-<strong>2010</strong>. Mechelen: Wolters Kluwer.Kind en Gezin (2009). Het kind in <strong>Vlaanderen</strong> 2008. Brussel.Federatie van Tele-Onthaaldiensten in <strong>Vlaanderen</strong> (<strong>2010</strong>).Jaarverslag 2009. Gent.Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap(2009). Jaarverslag 2008. Brussel.Kind en Gezin (2009). Kinderopvang – Jaarverslag 2008.Brussel.Steunpunt Algemeen Welzijnswerk (2009). CAW in <strong>be</strong>eld,cijfers 2008. Antwerpen.Vlaamse Regering (2009). Regeerakkoord 2009-2014.Brussel.Van Deurzen, J. (2009). Beleidsnota Welzijn, Volksgezondheiden Gezin. Brussel.F.O.D. Economie, K.M.O., Middenstand en Energie (2009).Sectorstudie Rusthuizen. Brussel.Vlaams Welzijnsverbond (<strong>2010</strong>). Jaarverslag ’09. Brussel.Inspectie Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (2009). Jaarverslag2008. Inspectieactiviteiten in Kind en Gezinsectoren.BrusselKind en Gezin: http://www.kindengezin.<strong>be</strong>Vlaams Agentschap Personen met een Handicap:http://www.vaph.<strong>be</strong>Steunpunt Algemeen Welzijnswerk:http://www.steunpunt.<strong>be</strong>Agentschap Jongerenwelzijn:http://www.wvg.vlaanderen.<strong>be</strong>/jongerenwelzijn/Residentiële ouderenzorg:http://www.zorg-en-gezondheid.<strong>be</strong>/ouderenzorg.aspxThuiszorg:http://www.zorg-en-gezondheid.<strong>be</strong>/thuiszorg.aspxTele-onthaal: http://www.teleonthaal.<strong>be</strong>/Traumatische ervaring Is het psychische letsel datwordt opgelopen na een afschuwelijke ge<strong>be</strong>urtenis.Etnisch-culturele minderheid Vlamingen die bij de geboortegeen Belg waren of van wie minstens één vande ouders bij de geboorte geen Belg was.Ambulante hulpverlening Hulpverlening waarbij decliënt in de eigen woon- of werkomgeving blijft.Semiresidentiële hulpverlening Ondersteuning vancliënten gedurende een deel van de dag. Een cliëntheeft gedurende de dag (of de nacht) hulp nodigmaar gaat daarna weer naar huis.Residentiële hulpverlening Hulpverlening aan mensendie niet meer thuis kunnen wonen en daarom dag ennacht hulp/verzorging krijgen in een instelling.Transmurale voorziening (ouderen) Hulpverleningdoor een keten van verschillende hulpverleners. Hierin gebruikt in het kader van de tijdelijke ondersteuningvan de hulpverlening die geboden wordt doormantelzorgers.Mantelzorg Zorg die vrijwillig en niet-professioneelgeboden wordt aan langdurig hulp<strong>be</strong>hoevende familieleden,vrienden of buren.zorg 223


3.7diversiteit, integratieen inburgeringDe Vlaamse samenleving is de jongste decennia grondigveranderd. Diversiteit is een dagelijkse realiteit geworden.De Vlaamse Regering kiest voor een maatschappijmodelwaarin mensen samenleven op grond van gelijkwaardigheid,binnen een kader van normen en waarden eigen aande Vlaamse samenleving en met respect voor ieders eigenheid.Het einddoel is een actieve participatie van allenaan de samenleving en de creatie van voldoende socialesamenhang.Dit hoofdstuk <strong>be</strong>schrijft achtereenvolgens de omvang vande vreemde <strong>be</strong>volking, de wijze waarop wordt samengeleefd,het Vlaamse inburgerings<strong>be</strong>leid en de bijzonderegroep van de woonwagen<strong>be</strong>woners.Vreemde <strong>be</strong>volkingOm de omvang van de vreemde <strong>be</strong>volking te schetsen,wordt eerst ingegaan op het aantal vreemdelingen en hetaantal personen van vreemde herkomst. Daarna komt dein- en uitwijking van vreemdelingen aan bod. De meestrecente <strong>be</strong>schikbare cijfers over deze onderwerpen heb<strong>be</strong>n<strong>be</strong>trekking op de wijzigingen in de loop van het jaar2007 en de situatie op 1 januari 2008. Enkel inzake asielaanvragenen erkenningen als vluchteling zijn cijfers voor2009 <strong>be</strong>schikbaar.AanwezigheidscijfersBegin 2008 woonden er in <strong>Vlaanderen</strong> 354.370 vreemdelingen(personen met een vreemde nationaliteit), goedvoor bijna 6% van de <strong>be</strong>volking. Het aantal vreemdelingenis de laatste 20 jaar onafgebroken gestegen, een lichtedaling <strong>be</strong>gin jaren 2000 uitgezonderd.<strong>Vlaanderen</strong> is vandaag het gewest waar in absolute aantallenhet meeste vreemdelingen wonen. Het relatieveaandeel vreemdelingen ligt in het Brusselse HoofdstedelijkeGewest (28%) en het Waalse Gewest (9%) wel nog eenpak hoger dan in het Vlaamse Gewest. Alles samen woondener <strong>be</strong>gin 2008 in België goed 971.000 personen meteen vreemde nationaliteit of 9% van de totale <strong>be</strong>volking.Bijna 1 op 3 vreemdelingen in <strong>Vlaanderen</strong> had in 2008 deNederlandse nationaliteit (31%). Daarna volgen de Marokkanen(8%), de Italianen (7%), de Turken (6%) en deFransen (5%). Terwijl het aandeel van de Nederlanders deafgelopen 10 jaar <strong>be</strong>hoorlijk is toegenomen, is het aandeelvan de Marokkanen en Turken aanzienlijk gedaald.Dat laatste is voornamelijk het gevolg van het feit dat eengroot deel van hen in de afgelopen jaren Belg is geworden.Anno 2008 had bijna 2 op 3 vreemdelingen de nationaliteitvan een lidstaat van de Europese Unie. Deze europeaniseringvan de vreemdelingen neemt nog elk jaar toe.3.199 Vreemdelingen naar gewestEvolutie van het aantal personen met vreemde nationaliteit in de gewesten, van 1990 tot 2008, telkens op 1 januari.400.000380.000360.000340.000320.000300.000280.000260.000240.000220.000200.0001990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008Vlaams Gewest Waals Gewest Brussels GewestBron: ADSEI.224vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenlevingOpgesplitst per gemeente ligt het aandeel vreemdelingenhet hoogst in de stad Antwerpen, de grensstreekmet Nederland in de provincies Antwerpen en Limburg,Midden-Limburg en de rand rond Brussel. Ook Gent ende centrumsteden scoren vrij hoog. De nationaliteit vande vreemdelingen verschilt <strong>be</strong>hoorlijk van regio tot regio.Aan de grens met Nederland gaat het vooral om Nederlanders,in de rand rond Brussel om EU-burgers. Deniet-Europese vreemdelingen wonen hoofdzakelijk in decentrumsteden.De voorliggende cijfers slaan enkel op de personen meteen vreemde nationaliteit en dus niet op alle personenvan vreemde herkomst. Zo heb<strong>be</strong>n heel wat vreemdelingenin de loop der jaren de Belgische nationaliteitverworven. Als bij het aandeel vreemdelingen (personenmet een vreemde nationaliteit) ook de genaturaliseerdenworden geteld, komt men tot het aandeel personen datgeboren is met een andere dan de Belgische nationaliteit.Begin 2004 ging het samen om bijna 9% van de Vlaamse<strong>be</strong>volking. Telt men daarbij ook de nog thuiswonendepersonen die Belg zijn vanaf hun geboorte maar een moederheb<strong>be</strong>n die zelf bij haar geboorte een vreemde nationaliteithad, komt men in 2004 in totaal aan goed 10% vande <strong>be</strong>volking.In 2004 was 1 op 5 van de personen van vreemde herkomst(personen met vreemde nationaliteit, genaturaliseerdenen Belgen met moeder van vreemde herkomst)afkomstig uit Nederland (21%). Daarna volgen de personenafkomstig uit Marokko (15%), Turkije (13%), Italië(7%) en Frankrijk (5%). Net de helft van de personen vanvreemde herkomst, komt uit een lidstaat van de EuropeseUnie.De geografische spreiding van het aandeel personen vanvreemde herkomst loopt sterk gelijk met de spreiding vanhet aandeel vreemdelingen (personen met een vreemdenationaliteit). Het gaat vooral om Midden-Limburg, degrens met Nederland in de provincies Limburg en Antwerpen,de stad Antwerpen en de rand rond Brussel. InGenk loopt het aandeel personen van vreemde herkomstop tot bijna de helft van de inwoners. In de stad Antwerpengaat het om goed een kwart van de <strong>be</strong>volking, inGent om iets meer dan 15%. In Genk gaat het vooral ompersonen afkomstig uit Zuid-Europa en Turkije, in Antwerpenom personen afkomstig uit Marokko, in Gent ompersonen afkomstig uit Turkije.In al deze cijfers wordt geen rekening gehouden metasielzoekers waarvan de procedure loopt en personen dieonwettig in ons land verblijven. Begin 2009 lag het aantalasielzoekers in de procedure die hun woonplaats in hetVlaamse Gewest heb<strong>be</strong>n op bijna 27.000. Over de tweedegroep zijn geen Vlaamse cijfers <strong>be</strong>schikbaar. Schattingenvoor geheel België spreken van 100.000 tot 110.000 personen(Van Meeteren e.a., 2007).3.200 Asielaanvragen, erkenningen en verwijderingenEvolutie van het aantal dossiers asielaanvragen, asielerkenningenen toekenningen van het subsidiaire <strong>be</strong>schermingsstatuutin België, van 1997 tot 2009.45.00040.00035.00030.00025.00020.00015.00010.0005.00001997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009AsielaanvragenSubsidiaire <strong>be</strong>schermingErkenningenBron: Dienst Vreemdelingenzaken, Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingenen Staatlozen.In- en uitstroom van vreemdelingenVreemdelingen komen om verschillende redenen naarBelgië: om te werken, om een gezin te vormen of er zichmee te herenigen, om te studeren of om als vluchtelingasiel aan te vragen. Tegelijk verlaten ook heel wat vreemdelingen– al dan niet gedwongen – ons land.In de loop van 2007 kwamen 40.297 vreemdelingen(personen met een vreemde nationaliteit) zich vanuithet buitenland langdurig (meer dan 3 maanden) in hetVlaamse Gewest vestigen. Tegelijk zijn er 12.252 vreemdelingenvanuit het Vlaamse Gewest naar het buitenlandgetrokken. De jongste jaren is de externe inwijking vanvreemdelingen opvallend gestegen. Op tien jaar tijd is deinstroom zelfs zo goed als verdub<strong>be</strong>ld. De uitwijking bleefal die tijd min of meer stabiel.In 2009 werden in België 17.186 asielaanvragen ingediend.Het aantal asielaanvragen zit daarmee de laatstejaren weer in stijgende lijn, maar blijft nog steeds een pakonder het niveau van de periode 1999-2000. Aangezienslechts één aanvraag per gezin wordt ingediend, ligt hetaantal <strong>be</strong>trokken personen wel hoger. De cijfers wordenook vertekend doordat eenzelfde persoon een aanvraagmeerdere keren na elkaar kan indienen. Als enkel rekeningwordt gehouden met nieuwe aanvragen, daalt hetaantal tot 12.936 asielaanvragen. De nationaliteit van deasielaanvragers is zeer divers. De personen die voor deeerste keer een aanvraag indienen, komen vooral uit Kosovo(10%), Armenië (9%), Rusland (8%) en Irak (7%). Eenbijzondere groep vormen de 754 niet-<strong>be</strong>geleide minderjarigeasielzoekers.Slechts een minderheid van de asielzoekers wordt uiteindelijkook als vluchteling erkend. In 2009 werden in totaal1.889 dossiers positief <strong>be</strong>oordeeld. In 418 asieldossiersdiversiteit en inburgering 225


3.201 DiscriminatieBevraging van discriminatie-ervaringen bij personen vanTurkse herkomst (N=532) en personen van Noord-Afrikaanseherkomst (N=500) in Antwerpen en Brussel, in 2009, in %.Discriminatie op basis vanetniciteit is wijdverspreidGediscrimineerd tijdensde laatste 12 maandenwerd het sinds okto<strong>be</strong>r 2006 <strong>be</strong>staande subsidiaire <strong>be</strong>schermingsstatuuttoegekend. Het gaat om personen diegeen <strong>be</strong>roep kunnen doen op de gewone asielprocedure,maar waarvan gedacht wordt dat zij bij terugkeer naarhun eigen land gevaar lopen. Zowel bij de erkenning alsvluchteling als bij het subsidiaire <strong>be</strong>schermingsstatuutvormen de Irakezen de grootste groep.Nog in 2009 werden 7.194 regularisatiedossiers goedgekeurd.Het geeft de <strong>be</strong>trokkenen een tijdelijk of definitiefverblijfsrecht omwille van een onredelijk langdurige asielprocedureof om medische of andere humanitaire redenen.Dat aantal ligt bijna de helft hoger dan in 2008.Discriminatieniet gerapporteerdbij officiële instantieSlachtoffer van racistischepersonenmisdaad tijdenslaatste 12 maandenBron: EU-FRA.3.202 Maatschappelijke positie van vreemdelingenPositie van personen met een nationaliteit van buiten de EuropeseUnie en van personen met Belgische of EU-nationaliteitop vlak van werk, inkomen, huisvesting, gezondheid en maatschappelijkeparticipatie in het Vlaams Gewest, in 2008, in %.WerkzaamheidsgraadILO-werkloosheidsgraadHuishoudinkomen onderde Vlaamse regionalearmoededrempelKomt (zeer) moeilijkrond met inkomenWoonkosten zware lastSlechte woonkwaliteit(Zeer) slechtegezondheidUitstel medische zorgenom financiële redenenDeelname aan sportieve,recreatieve of artistiekeactiviteitenBron: ADSEI EAK/EU-SILC.0 10 20 30 40 50 60 70 80 90Turkse herkomstNoord-Afrikaanse herkomst0 10 20 30 40 50 60 70 80Niet EU-burgersBelgen en EU-burgersSamenleven in diversiteitDe Vlaamse Regering wil tot één samenleving komen,waarbij iedereen – autochtone en ‘nieuwe’ Vlamingen –mét elkaar samenleeft en het burgerschap deelt.Een <strong>be</strong>langrijke voorwaarde om te komen tot een gedeelden actief burgerschap is de aanwezigheid van interetnischecontacten. Uit de SCV-survey 2009 blijkt dat 37%van de Vlamingen vaak in contact komt met mensen meteen andere cultuur. Uit eerdere resultaten van de SurveyIntegratie 2008 bleek dat personen van Marokkaanse enTurkse herkomst meer contact heb<strong>be</strong>n met autochtoneVlamingen dan omgekeerd.In de SCV-survey van 2008 werd gevraagd naar de samenstellingvan de buurt waarin men woont. Bijna 2 op 3Vlamingen (64%) gaf aan in een buurt te wonen met bijnaniemand van vreemde herkomst. 30% woont in een buurtmet een paar personen van vreemde herkomst, 6% in eenbuurt met veel personen van vreemde herkomst.Deze cijfers verschillen uiteraard sterk naar gelang degraad van verstedelijking. In de grootsteden woont slechts19% in een buurt met bijna niemand van vreemde herkomst,in de plattelandsgemeenten loopt dat op tot 84%.Omgekeerd zegt bijna een kwart van de stedelingen te wonenin een buurt met veel personen van vreemde herkomst,in de plattelandsgemeenten is dat nog geen half procent.De samenstelling van de buurt heeft invloed op de intensiteitvan de sociale contacten (Bral & Pauwels, <strong>2010</strong>).Mensen die leven in een buurt met veel vreemdelingengeven vaker aan minder contact te heb<strong>be</strong>n met hun burendan mensen in buurten met slechts een paar of bijna geenvreemdelingen. Ook de tolerantie tegenover vreemdelingenverschilt naar gelang de samenstelling van de buurt.Mensen die wonen in een buurt waar een <strong>be</strong>perkt aantalvreemdelingen woont, zijn toleranter dan mensen inbuurten zonder vreemdelingen. Maar die meer tolerantehouding verdwijnt weer in buurten met veel vreemdelingen.De mate van discriminatie ervaren door personen vanNoord-Afrikaanse en Turkse herkomst in Antwerpenen Brussel werd <strong>be</strong>vraagd door de EU-MIDIS-surveyvan 2009. Goed drie kwart van de personen van Noord-226vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenlevingAfrikaanse herkomst is van mening dat discriminatie opgrond van etniciteit wijd verspreid is in België. Meer dan3 op 10 personen van Noord-Afrikaanse herkomst steldezelf minstens 1 keer het slachtoffer te zijn geweest vandiscriminatie in het jaar voor de <strong>be</strong>vraging. Deze cijfersliggen bij de personen van Turkse herkomst telkens ietslager. Door 2 op 3 personen van Noord-Afrikaanse herkomsten door meer dan 4 op 5 personen van Turkse herkomstwerd de ervaren discriminatie niet gerapporteerdbij een officiële instantie. Een meerderheid was van meningdat dit toch niets zou veranderen.Mét elkaar samenleven, impliceert ook dat ‘nieuwe’ Vlamingenactief en volwaardig aan de Vlaamse samenlevingkunnen participeren. Nog steeds blijkt de maatschappelijkepositie van nieuwe Vlamingen op een aantal <strong>be</strong>langrijkelevensdomeinen minder gunstig dan die van autochtoneVlamingen. En ook tussen vreemdelingen onderling<strong>be</strong>staan duidelijke verschillen: terwijl de EU-burgers veelalgelijke tred kunnen houden met de Vlamingen, hinkende niet-EU-burgers vaak (ver) achterop.Nationaliteit speelt een <strong>be</strong>langrijke rol op de ar<strong>be</strong>idsmarkt,vooral dan voor mensen met een nationaliteit vanbuiten de Europese Unie. In 2008 lag de werkzaamheidsgraadbij deze groep 23 procentpunten lager dan bij deBelgen en personen met een nationaliteit van binnen deEuropese Unie. Vooral de niet-Europese vrouwen scorenzwak. Van hen is slechts 3 op 10 aan het werk. De nationaliteitskloofis de afgelopen jaren weliswaar kleiner geworden,maar in internationaal opzicht presteert <strong>Vlaanderen</strong>nog steeds zwak. Zowel in de buurlanden als in de restvan Europa ligt de ar<strong>be</strong>idsdeelname van deze groep veelhoger. Als niet de nationaliteit maar het geboorteland inrekening wordt gebracht, blijkt de werkzaamheidsgraadvan personen geboren buiten de Europese Unie hogerte liggen dan personen met een nationaliteit van buitende EU, maar nog steeds 15 procentpunten lager dan dewerkzaamheidsgraad van personen geboren in België.De mindere positie op de ar<strong>be</strong>idsmarkt blijkt ook uit dewerkloosheidscijfers. De werkloosheidsgraad bij niet-EU-burgers ligt goed 6 keer hoger dan bij de Belgen enpersonen met een EU-nationaliteit. De hoge werkloosheidsgraadwordt <strong>be</strong>vestigd door de oververtegenwoordigingvan de personen met een nationaliteit van buitende EU in het aantal ingeschreven werkzoekenden bij deVDAB. Als niet alleen naar de huidige maar ook naarde vorige nationaliteit van de werkzoekenden gekekenwordt, blijkt 1 op 5 van hen afkomstig van buiten de EuropeseUnie.3%. In het BSO en het buitengewoon secundair onderwijsstijgt dat aandeel naar 9%. In het deeltijds <strong>be</strong>roepssecundaironderwijs ligt het aandeel vreemdelingen op 14%.Ook andere indicatoren die dieper ingaan op de schoolloopbaanvan leerlingen wijzen op achterstand. Zo heb<strong>be</strong>n41% van de niet-Belgen al één of meerdere jarenvertraging opgelopen in het laatste jaar van het gewoonlager onderwijs, wat 3 keer hoger ligt dan bij de Vlaamseleerlingen met Belgische nationaliteit. 1 op 10 van deniet-Belgische leerlingen kijkt op dat moment zelfs al aantegen een schoolse vertraging van 2 jaar of meer. Bij deleerlingen met Belgische nationaliteit blijft dat aandeel<strong>be</strong>perkt tot 1 op 100. In het secundair onderwijs loopt deschoolse achterstand verder op. In de 3de graad van hetgewoon secundair onderwijs heeft 75% van de leerlingenmet een vreemde nationaliteit één of meerdere jaren vertragingopgelopen. Bij de Belgische leerlingen gaat hetom 33%.Ook op andere domeinen zijn de niet-EU-burgers mindergoed af dan de Belgen en de andere EU-burgers. Zijmoeten vaker rondkomen met een inkomen onder dearmoededrempel en geven vaker zelf aan financiële problemente heb<strong>be</strong>n. Het is dan ook weinig verwonderlijkdat niet-EU-burgers vaker aangeven dat de woonkostzwaar doorweegt op het huishoudbudget. Bovendien zijnde huizen waarin zij wonen doorgaans van mindere kwaliteit.Hun zwakkere socio-economische positie blijkt eveneensuit de cijfers van Kind en Gezin over geboortes in kansarmegezinnen. Aan de hand van een aantal uiteenlopendecriteria, wordt bij elke geboorte nagegaan of het gezinkansarm is. In 2009 was dat bij 8,3 % van de geboorten in<strong>Vlaanderen</strong> het geval. Van bijna 6 op 10 kinderen geborenin een kansarm gezin <strong>be</strong>schikte de moeder bij haar geboorteniet over de Belgische nationaliteit. Vreemde herkomstgaat dus vaak al vanaf erg jonge leeftijd gepaardmet sociale achterstelling.Ook de gezondheidstoestand van niet-EU-burgers is minderpositief dan die van Belgen en EU-burgers. Niet-EUburgersspreken vaker over een slechte gezondheid enmoeten meer dan Belgen en EU-burgers medische zorgenuitstellen omwille van financiële problemen.Ten slotte nemen niet-EU-burgers <strong>be</strong>duidend minder vaakdeel aan sportieve, recreatieve of artistieke activiteiten.In tegenstelling tot op de ar<strong>be</strong>idsmarkt wijzen de algemenedeelnamecijfers van vreemdelingen aan het basis- enhet secundair onderwijs niet direct op achterstelling. Hetaandeel leerlingen met een vreemde nationaliteit in hetlager en secundair onderwijs schommelt tussen 5 en 6%,wat overeenkomt met het aandeel vreemdelingen in detotale <strong>be</strong>volking. Opgesplitst naar studierichting blijkener wel verschillen te zijn. In de 2de en 3de graad van hetASO en TSO ligt het aandeel vreemdelingen telkens opdiversiteit en inburgering 227


Inburgering als opstap naarintegratieOok de nieuwkomer zelf wordt door de Vlaamse overheidaangesproken op zijn of haar individuele verantwoordelijkheid.Er wordt van hem of haar gevraagd actief deel tenemen aan de samenleving door onder meer de taal en deomgangsvormen te leren kennen en te respecteren. Inburgeringwordt zo gezien als een <strong>be</strong>langrijke opstap naarintegratie en volwaardige participatie.Het Vlaamse inburgerings<strong>be</strong>leid is op de eerste plaats gerichtop anderstalige vreemdelingen van 18 jaar en ouderdie zich langdurig (meer dan 3 maanden) in <strong>Vlaanderen</strong> ofBrussel komen vestigen. Ook Belgen die in het buitenlandgeboren zijn en minstens één ouder heb<strong>be</strong>n die ook in hetbuitenland geboren is, <strong>be</strong>horen tot de doelgroep van hetinburgerings<strong>be</strong>leid.Tot 2006 hadden enkel nieuwkomers - personen die noggeen jaar en voor het eerst ingeschreven zijn in het Rijksregisterin een gemeente van het Vlaamse of BrusselseHoofdstedelijke Gewest - een recht op het volgen vaneen inburgeringstraject. Dit traject wordt gecoördineerddoor het onthaalbureau en <strong>be</strong>staat uit een vormingsprogrammaondersteund door individuele <strong>be</strong>geleiding. Hetvormingsprogramma omvat taallessen, maatschappelijkeoriëntatie en loopbaanoriëntatie.Een aantal categorieën van nieuwkomers is bovendienverplicht dergelijk inburgeringstraject te volgen. Ar<strong>be</strong>idsmigrantenen niet-Belgische onderdanen van deEuropese Economische Ruimte, hun huwelijkspartners,hun kinderen jonger dan 21 jaar en hun ouders zijn vandeze verplichting vrijgesteld. Ook nieuwkomers van 65jaar en ouder of nieuwkomers die ernstig ziek zijn of eenhandicap heb<strong>be</strong>n, zijn niet verplicht een inburgeringstrajectte volgen, net als diegenen die een diploma kunnenvoorleggen van het Belgische of Nederlandse onderwijsof die een volledig schooljaar heb<strong>be</strong>n gevolgd in het onthaalonderwijs.Vanaf 1 januari 2007 werd de doelgroep van het inburgerings<strong>be</strong>leidverder uitgebreid. Ook oudkomers - inwijkelingendie al langer dan een jaar in <strong>Vlaanderen</strong> wonen– heb<strong>be</strong>n sindsdien een recht op inburgering. Bovendienzijn <strong>be</strong>dienaars van de erkende erediensten nu verplichtom een inburgeringstraject te volgen. Anderzijds werdenontvankelijk verklaarde asielzoekers enkel nog verplichtde module maatschappelijke oriëntatie te volgen. Vanzodra de asielzoeker als vluchteling wordt erkend, wordthet volledige traject verplicht. De inburgeringsplicht geldtniet voor nieuwkomers in het Brusselse HoofdstedelijkeGewest.In 2009 zijn er 30.702 meerderjarige en 14.076 minderjarigenieuwkomers in het Vlaamse Gewest. Het aantalmeerderjarige nieuwkomers ligt iets hoger dan in 2008,het aantal minderjarige nieuwkomers iets lager. Naargeslacht gaat het bij de meerderjarige nieuwkomers omongeveer evenveel mannen als vrouwen. Gelijkaardigecijfers over de minderjarige nieuwkomers zijn niet <strong>be</strong>kend.Slechts iets meer dan 2% van de meerderjarigenieuwkomers is 65 jaar of ouder. Deze cijfers slaan niet ophet aantal vreemdelingen dat zich in een <strong>be</strong>paald jaar in<strong>Vlaanderen</strong> komt vestigen (zie daarvoor de cijfers over deexterne inwijking van vreemdelingen), maar om diegenendie <strong>be</strong>horen tot de doelgroep van het Vlaamse inburgerings<strong>be</strong>leid.3.203 Aantal nieuwkomers per gemeenteHet aantal meerderjarige nieuwkomers per gemeente, in 2009.10 50 100 500 1.000 5.000 10.000 geen nieuwkomersBron: Kruispuntbank Inburgering.228vrind <strong>2010</strong>


inzetten op een warme samenleving3.204 NieuwkomersEvolutie van het aantal nieuwkomers, van 2004 tot 2009,naar leeftijd.35.00030.00025.00020.00015.00010.0005.0003.205 InburgeringstrajectenAantal meerderjarige nieuwkomers dat zich op een onthaalbureauheeft aangemeld, een inburgeringscontract heeft getekenden een inburgeringsattest heeft <strong>be</strong>haald, van 2004 tot 2009.25.00020.00015.00010.00002004 2005 2006 2007 2008 20095.000MeerderjarigenBron: CEVI, Kruispuntbank Inburgering.Minderjarigen02004 2005 2006 2007 2008 2009Iets minder dan de helft van de meerderjarige nieuwkomersis afkomstig uit een lidstaat van de Europese Unie,Noorwegen, IJsland of Zwitserland (46%). Dit aandeelis tussen 2004 en 2007 opvallend gestegen – onder meerdoor de uitbreiding van de Europese Unie –, maar in 2008en 2009 weer enigszins gedaald. Het aandeel Nederlanders(16%) ligt op hetzelfde niveau als in 2008.Bijna 7 op 10 van de meerderjarige nieuwkomers zijnvolgmigranten. Dit zijn personen die zich in ons land vestigenom een gezin te vormen of er zich mee te herenigen.Goed 2 op 10 meerderjarige nieuwkomers zijn geregulariseerden,ar<strong>be</strong>idsmigranten en EU-studenten.De nieuwkomers wonen vooral in de steden, op de eersteplaats in Antwerpen en Gent. Ook Leuven scoort <strong>be</strong>hoorlijkhoog. Daarna volgen de andere centrumsteden, derand rond Brussel, Midden-Limburg en de grensstreekmet Nederland in de provincies Antwerpen en Limburg.In 2009 was 23% van de meerderjarige nieuwkomersverplicht een inburgeringstraject te volgen. Dat houdtin dat zij zich binnen de 3 maanden moeten aanmeldenbij een onthaalbureau en dat zij regelmatig dienen deel tenemen aan de verschillende onderdelen van het traject.Tegenover 2005 is het aandeel van de verplichte doelgroepverdrievoudigd.In 2009 heb<strong>be</strong>n 18.927 inburgeraars zich aangemeld ineen onthaalbureau, waarvan iets minder dan de helft<strong>be</strong>hoorde tot de verplichte doelgroep. Er werden 14.158inburgeringscontracten afgesloten, waarvan 60% metverplichte inburgeraars. Uiteindelijk zijn in de loop vanhet jaar 8.217 inburgeringsattesten afgeleverd. Het aantalaanmeldingen lag in 2009 iets hoger dan in 2008. Hetaantal contracten en attesten lag nagenoeg op hetzelfdeniveau. Zowel het aantal aanmeldingen, het aantal contractenals het aantal attesten lag in 2008 en 2009 forshoger dan in de jaren daarvoor.De stad Antwerpen nam in 2009 telkens om en bij de 30%van de aanmeldingen, contracten en attesten voor zijnrekening.AanmeldingenInburgeringsattestenBron: Agentschap voor Binnenlands Bestuur.InburgeringscontractenAnderstalige minderjarige nieuwkomers kunnen <strong>be</strong>roepdoen op het onthaalonderwijs. In het secundair onderwijskrijgen de anderstalige nieuwkomers een jaar een Nederlandstaalbad om daarna over te stappen naar het regulieronderwijs. In het basisonderwijs worden de anderstaligenieuwkomers van meet af aan deels afzonderlijk onderwezenen deels samen met de kinderen in de reguliere klas.In het schooljaar 2008-2009 zaten 1.839 leerlingen in deonthaalklas in het secundair onderwijs, wat iets hogerligt dan de voorbije jaren.Woonwagen<strong>be</strong>wonersEen wat aparte plaats binnen het Vlaamse integratie<strong>be</strong>leidwordt ingenomen door de woonwagen<strong>be</strong>woners.Woonwagen<strong>be</strong>woners zijn mensen met een eigen, nomadischecultuur die traditioneel in een woonwagen wonenof gewoond heb<strong>be</strong>n. Een exact aantal is niet <strong>be</strong>kend.Zij kunnen zowel in een woonwagen wonen als in eenhuis of appartement. In die zin mag de term ‘woonwagen<strong>be</strong>woners’niet strikt geïnterpreteerd worden.De groep is zeer heterogeen met Voyageurs (afstammelingenvan de autochtone trekkende <strong>be</strong>volking), Manoesjenen Roms. De meest recente <strong>be</strong>schikbare ramingen overhet aantal woonwagen<strong>be</strong>woners dateren van 2003. Naarschatting leefden er toen in het Vlaamse en BrusselseHoofdstedelijke Gewest 8.000 Voyageurs, 1.200 Manoesjenen 800 Roms. De Manoesjen arriveerden in de 15deeeuw in onze streken. Ze spreken naast het Nederlandshun eigen Manoesj-taal. De Roms zijn afkomstig uit Oost-Europa. Zij zijn sinds het einde van de 19de eeuw in verschillendegolven naar West-Europa gekomen, leven sterknomadisch en spreken hun eigen Romanés met als tweedetaal Frans. De Roms zijn trouwens te onderscheiden vande Roma. Deze laatste groep spreekt Romanés zoals deRoms, maar is eerder recent vanuit Oost-Europa geïmmi-diversiteit en inburgering 229


greerd waar ze in huizen of appartementen woonden, nietin woonwagens. Hun aantal in het Vlaamse en BrusselseHoofdstedelijke Gewest wordt geraamd op zowat 20.000.Zij worden hier verder niet in rekening gebracht.De meeste woonwagen<strong>be</strong>woners die permanent in hetVlaamse of Brusselse Hoofdstedelijk Gewest wonen, heb<strong>be</strong>nde Belgische nationaliteit. De woonwagen<strong>be</strong>volkingis opvallend jong, met bijna de helft jonger dan 19 jaar.In 2003 woonden naar schatting 850 gezinnen daadwerkelijkin een woonwagen of caravan. Verwacht wordtdat dit aantal in <strong>2010</strong> zal aangegroeid zijn tot goed 1.100gezinnen.Woonwagen<strong>be</strong>woners leven in familieverband op woonwagenterreinen.In <strong>2010</strong> zijn er 474 standplaatsen op 30residentiële woonwagenterreinen (ingericht voor permanente<strong>be</strong>woning) in <strong>Vlaanderen</strong> en het Brusselse HoofdstedelijkeGewest. Slechts goed de helft van de permanentewoonwagen<strong>be</strong>woners kan dus terecht op een legaalwoonwagenterrein. De andere gezinnen zijn aangewezenop niet-gereglementeerde privé-terreinen die ze hurenof kopen. Voor de ongeveer 1.000 doortrekkende gezinnendie <strong>Vlaanderen</strong> jaarlijks aandoen zijn er momenteel5 doortrekkersterreinen, samen goed voor 88 standplaatsen.Daarnaast heb<strong>be</strong>n enkele gemeenten wel een regelingvoor de opvang van doortrekkers op pleisterplaatsen.Voor meer informatiePublicaties en websitesBral, L. & Pauwels, G. (<strong>2010</strong>). Etnische diversiteit en sociaalkapitaal. Samenleven en de kleur van de stad.In: Bral, L. & Schelfaut, H.. De stad maakt het verschil.Analyses op de stadsmonitor 2008. SVR-studie<strong>2010</strong>/1. Brussel: Studiedienst van de Vlaamse Regering.Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racisme<strong>be</strong>strijding(CGKR) (<strong>2010</strong>). Jaarverslag Migratie 2009. Brussel:CGKR.Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen(CGVS) (<strong>2010</strong>). Asielstatistieken: overzicht2009. Brussel: CGVS.Corijn, M. & Lodewijckx, E. (2009). Echtscheiding enleefvorm na echtscheiding in het Vlaamse Gewest:verschillen naar herkomst. Een analyse op basis vanRijksregistergegevens voor volwassenen en kinderen.SVR-Rapport 2009/4. Brussel: Studiedienst vande Vlaamse Regering.Departement Onderwijs en Vorming (O&V) (<strong>2010</strong>). StatistischJaarboek van het Vlaams Onderwijs. Schooljaar2008-2009. Brussel: O&V.European Union Agency for Fundamental Rights (EU-FRA) (2009). EU-MIDIS. Main results report. Brussel:EU-FRA.Vancluysen, K., Van Craen, M. & Ackaert, J. (2009). DeVlaamse Integratiekaart Deel IV: Resultaten van deSurvey Integratie 2008. Antwerpen: Steunpunt Gelijkekansen<strong>be</strong>leid.Van Meeteren, M., Van San, M. & Eng<strong>be</strong>rsen, G. (2007).Irreguliere immigranten in België: in<strong>be</strong>dding, uitsluitingen criminaliteit. Rotterdam: Risbo.Agentschap voor Binnenlands Bestuur:http://www.binnenland.vlaanderen.<strong>be</strong>Algemene Directie Statistiek (ADSEI):http://stat<strong>be</strong>l.fgov.<strong>be</strong>/home_nl.aspCommissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en deStaatlozen: http://www.<strong>be</strong>lgium.<strong>be</strong>/cgvsDienst Vreemdelingenzaken:http://www.dofi.fgov.<strong>be</strong>/nl/1024/frame.htmDepartement Onderwijs en Vorming:http://www.ond.vlaanderen.<strong>be</strong>/onderwijsstatistiekenEurostat: http://epp.eurostat.ec.europa.euSteunpunt Gelijkekansen<strong>be</strong>leid:http://www.steunpuntgelijkekansen.<strong>be</strong>Steunpunt Werk en Sociale Economie:http://www.steunpuntwse.<strong>be</strong>Vlaams Minderhedencentrum: http://www.vmc.<strong>be</strong>Vlaamse Dienst voor Ar<strong>be</strong>ids<strong>be</strong>middeling en Beroepsopleiding(VDAB): http://www.vdab.<strong>be</strong>definitiesArmoededrempel Om zicht te krijgen op de armoedesituatievan een land of regio wordt onder impulsvan de Europese actieplannen vaak gewerkt met hetarmoederisicopercentage. Het gaat om het aandeelpersonen dat leeft in een huishouden dat moet rondkomenmet een inkomen onder de armoededrempel.In <strong>VRIND</strong> wordt gebruik gemaakt van een eigenVlaamse regionale armoededrempel. Deze drempelis <strong>be</strong>paald op 60 procent van het mediaan netto <strong>be</strong>schikbaregestandaardiseerde huishoudinkomen inhet Vlaamse Gewest.Werkzaamheidsgraad Aandeel werkenden in de <strong>be</strong>volkingop ar<strong>be</strong>idsleeftijd (15-64 jaar).(ILO-)Werkloosheidsgraad Aandeel werklozen in de<strong>be</strong>roeps<strong>be</strong>volking (werkenden en werklozen).230vrind <strong>2010</strong>


groen en dynamisch stedengewest4 groenen dynamischstedengewestDe verstedelijking zet zich in <strong>Vlaanderen</strong> steeds verderdoor. Verstedelijking <strong>be</strong>tekent niet alleen een toenemend<strong>be</strong>slag op de open ruimte, maar ook een toenemendedruk op leefmilieu. De overheid plaatst daarom duurzaamheidcentraal en dat zowel voor bouwen, wonenals leven. Een groenere economie, waarbij transities alsleidraad voor een nieuw duurzaamheids<strong>be</strong>leid gelden,moeten ervoor zorgen dat <strong>Vlaanderen</strong> een groen en dynamischstedengewest wordt.Ruimtelijke ontwikkelingenHet Vlaams regeerakkoord stelt dat de resterende openruimte dient <strong>be</strong>schermd en versterkt te worden. HetRuimtelijk Structuurplan <strong>Vlaanderen</strong> (RSV) wordt thansvoor een tweede keer herzien en is sinds 1997 een <strong>be</strong>langrijkfundament van het ruimtelijk <strong>be</strong>leid. Het RSV legteen taakstelling op voor verschillende categorieën van<strong>be</strong>stemmingen.Het RSV voorziet een <strong>be</strong>hoefte van 7.000 ha bijkomende<strong>be</strong>drijventerreinen. Het Vlaamse Gewest is verantwoordelijkvoor de realisatie van 4.100 ha (zonder de zeehavens).Voor circa 40% hiervan is in februari 2009 de her<strong>be</strong>stemmingvolledig afgerond, hoofdzakelijk binnen deopgemaakte plannen voor stedelijke gebieden. Voor 85%van de totale 4.100 ha zijn concrete initiatieven genomen.Het RSV voorziet <strong>be</strong>stemmingswijzigingen voor extraoppervlakte natuur en bos. Tussen 1994 en 2009 kwamener 14.600 hectare groene <strong>be</strong>stemmingen bij. 30% van devooropgestelde totale oppervlakte is hiermee gerealiseerd.Zowel het regeerakkoord als de <strong>be</strong>leidsnota Milieu enNatuur pleiten voor meer toegankelijke stadsrandbossen.Het Pact 2020 stelt dat tegen 2020 minstens de helft vande stedelijke of kleinstedelijke gebieden over een stadsbosmoet <strong>be</strong>schikken of er één opgestart moet heb<strong>be</strong>n. Eindjanuari <strong>2010</strong> waren er 16 stadsbosprojecten opgestartbinnen de 57 (klein)stedelijke gebieden, dit is een aandeelvan 28%.Onroerend erfgoed draagt bij tot het versterken van deruimtelijke kwaliteit. Duurzaam <strong>be</strong>houd en <strong>be</strong>heer van hetonroerend erfgoed is een wezenlijk element in de ruimtelijkeontwikkeling om spontane degradatie en vernietigingdoor mens en natuur te voorkomen. 2009 was een cruciaaljaar voor de inventaris en verdere vrijwaring van hetbouwkundig erfgoed. In septem<strong>be</strong>r 2009 werd de inventarisvan het bouwkundig erfgoed voor het eerst juridischvastgesteld. Dankzij de vaststelling van de inventaris tradeneen aantal andere wettelijke <strong>be</strong>palingen in de Vlaamsedecreet- en regelgeving in werking.WonenBetaalbaar en kwalitatief wonen <strong>be</strong>vorderen, staat hoogop de politieke agenda in het woon<strong>be</strong>leid. Het <strong>be</strong>lang datgehecht wordt aan <strong>be</strong>taalbaar wonen is niet verwonderlijkwanneer bijna een vijfde van de huishoudens aangeeft datde woonkost een zware last is op het huishoudbudget. Deproblemen zijn groter bij de huurders – vooral in de privatehuursector - dan bij de eigenaars: huurders <strong>be</strong>stedendoorgaans meer van hun inkomen aan netto woonkostenmet minder resterend inkomen als gevolg.Drie kwart van de Vlaamse huishoudens is eigenaar vanzijn woning. Dit is heel wat meer dan in de ons omringendelanden. Voor velen is eigendomsverwerving pas mogelijkdoor ondersteuning door de overheid. Naast de federalefiscale aftrek voorziet de Vlaamse overheid in socialeleningen, premies en een aanbod van sociale woningen.Meer dan in het verleden wordt geopteerd voor aankoopen renovatie eerder dan voor nieuwbouw. Dit blijkt zoweluit de evolutie van de bouwvergunningen, de leningen alsde <strong>be</strong>gunstigden van het huisvestings<strong>be</strong>leid.voorwoord 231


Naast ondersteuning van eigendomsverwerving,wordt ingezet opondersteuning van de huurmarkt.Huurders zijn <strong>be</strong>ter af in een socialewoning dan op de private huurmarkt.De gemiddelde huurprijsvoor een sociale woning <strong>be</strong>draagtin 2009 237 euro per maand. Tervergelijking: in 2005 <strong>be</strong>droeg degemiddelde private huurprijs 431euro. Hoewel het jongste decenniumjaarlijks gemiddeld 2.500 socialewoningen worden bijgebouwd,waarvan 3 op 4 huurwoningen,stonden midden 2007 nog 75.735kandidaat-huurders ingeschrevenop de wachtlijsten van de socialehuisvestingsmaatschappijen. Dit<strong>be</strong>tekent dat per woning 56 kandidatenop de wachtlijst stonden.Wonen% woningen E-peil ≤E80On<strong>be</strong>bouwdeoppervlakteAantal bouwvergunningenvoor renovatie - residentieel2502005010050Gemiddelde oppervlakte bouwperceel0Aantal renovatiepremies(2005-2008)Aantal bouwvergunningenvoor nieuwbouwNaast <strong>be</strong>taalbaarheid van hetwonen, staat de woonkwaliteitcentraal in het huisvestings<strong>be</strong>leid.Het comfort en de bouwfysischestaat van de woningen is de jongste jaren sterk ver<strong>be</strong>terd.Toch neemt het percentage Vlamingen toe dat leeft in eenwoning met gebrek aan klein comfort, twee of meer huisvestingsproblemenen/of gebrek aan ruimte stelselmatigtoenemen: van 18,8% in 2004 tot 26,8% in 2008.De Vlaamse Regering wil duurzaamheid centraal stellenvoor bouwen, wonen en leven. In het kader van wonenen energieverbruik is het van <strong>be</strong>lang dat het gemiddeldeenergieprestatiepeil van een nieuwbouwwoning de laatstejaren sterk ver<strong>be</strong>tert. Het gemiddelde E-peil is van 2006naar 2009 gedaald naar gemiddeld E78,5.Stedelijkheid2005=100 2009De verstedelijking zet zich in <strong>Vlaanderen</strong> steeds verderdoor. Verstedelijking heeft een ruimtelijke, fysieke componentdie zich uit in een toenemend <strong>be</strong>slag op de openruimte en druk op het leefmilieu. Anderzijds heeft verstedelijkingook te maken met veranderingen in het leefpatroonvan de <strong>be</strong>volking, in waarden en opvattingen. Voorde Vlaamse overheid is verstedelijking zowel een uitdagingals een opportuniteit.Het is zoeken naar een duurzaam evenwicht zowel sociaaleconomisch,ecologisch als sociaal. Dit komt sterk totuiting in het Vlaamse regeerakkoord en de <strong>be</strong>leidsnota’swaarin aandacht gaat naar plattelands- en stedelijke ontwikkelingen.Daarin wordt een pleidooi gehouden voor eenverdere versterking van aantrekkelijke, duurzame, leefbaresteden en plattelandsgemeenten.Het platteland wint vooral inwoners door een positief migratiesaldo.Het aantal inwoners in de meer verstedelijktegebieden neemt toe dankzij een geboorte-overschot incombinatie met een positief migratiesaldo. Er doet zichechter nog altijd een <strong>be</strong>langrijke selectieve stadsvluchtvoor bij jonge, in het bijzonder sociaal economisch sterkeregezinnen.Armoede en achterstelling blijft een overwegend stedelijkfenomeen. De kloof tussen arm en rijk is zeker in de grootstedengroter en het aandeel leefloners en geboortes inkansarme gezinnen ligt er ver boven het Vlaamse gemiddelde.Als woongebied blijft het platteland over het algemeengoedkoper dan de meer verstedelijkte gebieden. Degrootsteden en centrumsteden oefenen een centrumfunctieuit op de ruimere omgeving op vrijwel alle domeinenvan economie tot cultuur.Stedelijkheid heeft een effect op de aard van de socialecontacten en op lidmaatschappen. Stedelingen zijn echterniet minder geëngageerd en staan veel opener ten opzichtevan andere culturen.232vrind <strong>2010</strong>


groen en dynamisch stedengewestMilieu en natuurHet ontwerp MINA-plan 4 – het Vlaamse Milieu<strong>be</strong>leidsplan2011-2014 – geeft onder meer invulling aan de ambitiesdie geformuleerd werden in <strong>Vlaanderen</strong> in Actie, hetPACT 2020 en het Regeerakkoord 2009-2014.<strong>Vlaanderen</strong> wenst tegen 2020 ook op ecologisch vlak totde aller<strong>be</strong>ste regio’s te <strong>be</strong>horen. Er worden een aantalgrote uitdagingen onderscheiden, die op een termijnvan een generatie richtinggevend zijn voor <strong>Vlaanderen</strong>.Om ze te <strong>be</strong>reiken pleit het MINA-plan 4 voor een meermilieuverantwoorde productie en consumptie, een meerenergiezuinige samenleving met oog voor hernieuwbarebronnen en meer maatschappelijke zorg voor het leefmilieu.De Vlaamse uitstoot van broeikasgassen lag in 2008 6,7%lager dan in het referentiejaar. De uitstoot ligt boven hetniveau van 2007 maar de doelstelling van het Kyotoprotocolblijft <strong>be</strong>haald. Het aandeel hernieuwbare energieis sterk gestegen, maar blijft <strong>be</strong>perkt tot 2,1% van hettotaal gebruik in 2008. De verzurende emissies vertoneneen voorzichtig positieve trend tussen 2002 en 2008. Dehoeveelheid huishoudelijk afval blijft in dezelfde periodenagenoeg ongewijzigd, terwijl de hoeveelheid primair<strong>be</strong>drijfsafval licht is toegenomen. Ondanks het sterk dalendpercentage meetpunten van het MAP-meetnet oppervlaktewaterdat de nitraatnorm overschrijdt, blijvener nog 27% van de meetpunten met overschrijding vande norm. De zuiveringsgraad bij huishoudens vertoonteen gunstige evolutie en de vooropgezette norm voor<strong>2010</strong> wordt waarschijnlijk gehaald. Het aantal dagen metoverschrijding van de daggemiddelde norm voor fijnstofis sterk verminderd. Op basis van de huidige trend kanaangenomen worden dat de doelstelling van maximum35 dagen overschrijding in <strong>2010</strong> gehaald kan worden.Het aantal dagen waarop het hoogste 8-uurgemiddeldeper dag de drempelwaarde van 120µg/m3 overschrijdtvertoont geen duidelijke evolutie. Toch is het aantal overschrijdingsdagenvoor ozon van 35 in 2005 teruggevallenop 16 in 2009 waarmee de doelstelling van maximum 25in <strong>2010</strong> gehaald is. De oppervlakte onder effectief natuur<strong>be</strong>heerblijft toenemen en men verwacht dat het doel van50.000 ha in <strong>2010</strong> gehaald zal worden. Het aantal potentieelverontreinigde gronden waarvan de sanering gestartis, vertoont een zeer positieve evolutie en de doelstellingvoor <strong>2010</strong> is in 2009 al <strong>be</strong>haald. Ook de evolutie van dehoeveelheid verwerkte en geëxporteerde mest is erg positiefin de periode 2002-2008.MilieuTrend<strong>be</strong>rekening voor een aantal milieu-indicatoren (uitgedrukt als gemiddelde jaarlijkse wijziging op basis van deregressielijn in de periode 2002-2008).IndicatorTrendBroeikasgasemissies (kton CO2-eq)Aandeel hernieuwbare energie (%)Potentieel verzurende emissies (miljoen zeq)Totaal huishoudelijk afval (miljoen ton)Primair <strong>be</strong>drijfsafval (miljoen ton) **MAP-meetpunten oppervlaktewater met overschrijding nitraatnorm (%) *Zuiveringsgraad huishoudens (%)Aantal dagen met overschrijding daggemiddelde norm voor PM10 *Aantal overschrijdingsdagen ozon in de omgevingsluchtOppervlakte effectief natuur<strong>be</strong>heer (ha)Aantal potentieel verontreinigde gronden waarvan de sanering gestart is(%) *Evolutie van de hoeveelheid verwerkte en geëxporteerde mest (miljoen kg fosfaat)Bron: LNE, *2002-2009, **2002-2007.Legende> 5% gunstige tot zeer gunstige evolutie> 1% tot 5% voorzichtig positieve trend-1% tot 1% ongewijzigd of geen duidelijk waarneembare trend< -1% tot -5% licht negatieve trend< -5% negatieve tot zeer negatieve evolutiemilieu voorwoorden natuur 233


EnergieHet Vlaamse energie<strong>be</strong>leid streeft onder andere naareen daling van het energiegebruik en een afname van deuitstoot van broeikasgassen. Het bruto binnenlands energieverbruikdaalt sinds 2005. Ook de energie-intensiteitlag in 2008 bijna 10% lager dan in 1990. Het versterkteenergie-efficiëntie<strong>be</strong>leid leidde tot een ontkoppeling vanenergiegebruik en economische groei.De toename van de energieproductie op basis van hernieuwbarebronnen en warmtekrachtkoppeling is ookeen doelstelling van het Vlaamse energie<strong>be</strong>leid. Sindsde invoering van het groenestroomcertificatensysteemin 2002 kent de groenestroomproductie in <strong>Vlaanderen</strong>een sterke groei. In 2009 had groene stroom een aandeelvan 4,7% in het bruto elektriciteitsverbruik. Het WKKcertificatensysteemheeft sinds 2005 een duidelijke impulsaan de WKK-elektriciteitsproductie gegeven. In 2009 wasde elektriciteit uit WKK’s goed voor 19% van het brutoelektriciteitsverbruik.Daarnaast wil de overheid ook de <strong>be</strong>schikbaarheid en<strong>be</strong>taalbaarheid van energie voor de sociaal zwakkere doelgroep<strong>be</strong>waken. Het aantal huishoudens dat bij een socialeleverancier gas en elektriciteit afneemt, stijgt jaar na jaar.Ook het aantal afgesloten toegangspunten voor elektriciteiten gas is de voorbije jaren duidelijk toegenomen.De Vlaamse energiemarkt is sterk geconcentreerd, wat tewijten is aan het <strong>be</strong>langrijke marktaandeel van de standaardleveranciersen aan de fusies en participaties tussende verschillende spelers.Uit internationale vergelijkingen blijkt dat de <strong>be</strong>trouwbaarheidvan de elektriciteits- en gasvoorziening in hetVlaamse Gewest zeer hoog is. Het aantal en de duur vande stroom- en gasonderbrekingen zijn <strong>be</strong>perkt.LandbouwHoewel de productiviteit van de Vlaamse landbouwsectornog steeds toeneemt, blijft een <strong>be</strong>hoorlijk areaal nodigom de activiteiten uit te oefenen. De landbouw neemt danook bijna de helft van de totale Vlaamse grondoppervlaktein. Het aantal landbouw<strong>be</strong>drijven loopt flink terug,met als gevolg dat de resterende <strong>be</strong>drijven steeds groterworden. Deze schaalvergroting zal in de toekomst bijdragentot de economische leefbaarheid van de Vlaamselandbouw.Ondanks het dalend aantal werknemers <strong>be</strong>hoort deVlaamse landbouwsector tot de meest intensieve vanEuropa. <strong>Vlaanderen</strong> <strong>be</strong>vindt zich dan ook bij de Europesetop wanneer de netto toegevoegde waarde per voltijdsear<strong>be</strong>idskracht <strong>be</strong>keken wordt. Toch heb<strong>be</strong>n de land- entuinbouwers al 2 jaar te kampen met een zeer laag inkomen,in 2008 te wijten aan de hoge kosten voor veevoeders,meststoffen en energie en in 2009 aan een lage prijsvoor tal van producten. Een stijgende landbouwconjunctuurindexduidt er evenwel op dat de sector hoopt op<strong>be</strong>terschap.De Belgische handel in landbouwproducten kent eenduidelijk positief handelssaldo. Het aandeel van de in- enuitvoer van landbouwproducten in de totale Belgischehandel schommelt rond de 10%. Ruim vier vijfde van deBelgische handel in landbouwproducten komt op rekeningvan <strong>Vlaanderen</strong>.De jongste jaren krijgt de Vlaamse landbouw, mede onderimpuls van Vlaamse en Europese regelgeving, een duurzamerkarakter. Onder meer door een krimpende veestapel,het dalende kunstmestgebruik en de toegenomenmestverwerking namen de verzurende en vermestendeemissies de voorbije jaren flink af.LandbouwAanvoerwaarde visserijGemiddelde oppervlakte landbouw<strong>be</strong>drijf1501251007550250VarkensstapelDe verkoop van biologischeproducten heeft weinig telijden gehad onder de crisisen is de jongste jaren sterktoegenomen. Het aantalbiologische producenten enhet biologisch areaal namenin 2009 licht toe.Areaal biolandbouwNetto toegevoegdewaarde perar<strong>be</strong>idseenheidHet jaar 2009 was voorde visserijsector opnieuwmoeilijk. Naast een krimpendevloot en een verminderdeaanvoer van vis bleefook de rendabiliteit onderdruk staan door de lagevisprijzen.TewerkstellingVermestende emissie*2000 2009* 2000 - 2007234vrind <strong>2010</strong>


groen en dynamisch stedengewestruimtelijke4.1 ontwikkelingenDe verstedelijking neemt verder toe. In het eerste deel vandit hoofdstuk tonen de cijfers over het ruimtegebruik ditaan. Vooral de woonoppervlakte kent een <strong>be</strong>langrijke expansie.Daarom wordt ook aandacht <strong>be</strong>steed aan de indicatorendie dit ruimtegebruik <strong>be</strong>palen.Het Vlaams regeerakkoord stelt voorop dat de resterendeopen ruimte dient <strong>be</strong>schermd en versterkt te worden. Deaantrekkelijkheid en leefbaarheid van onze steden en hetplatteland dienen gewaarborgd te worden. Dit impliceertonder andere zorgen voor voldoende en goed gelokaliseerderuimte voor <strong>be</strong>drijfsontwikkeling. Er blijft verder noodaan een ver<strong>be</strong>terde natuur- en landschaps<strong>be</strong>leving en het<strong>be</strong>waren van het cultuurhistorisch en agrarisch erfgoed.Het RSV legt taakstellingen op voor verschillende categorieënvan <strong>be</strong>stemmingen. Voor de groen<strong>be</strong>stemmingenzijn er ook bindende <strong>be</strong>palingen van het Natuurdecreet.Daarom <strong>be</strong>steedt het onderdeel ‘Ruimte voor groen’ hieruitgebreid aandacht aan.In het derde deel van het hoofdstuk komen vervolgens deindicatoren aan bod die verband houden met het vrijwarenen versterken van het onroerend erfgoed als structurerendecomponent in onze leefomgeving.In het tweede gedeelte van dit hoofdstuk wordt dan ingegaanop indicatoren vanuit de ruimtelijke planning, waarbijuitvoering geven aan het Ruimtelijk Structuurplan<strong>Vlaanderen</strong> (RSV) en de korte termijn herziening hiervan,strategische doelstelling is.4.1 Evolutie bodem<strong>be</strong>zettingEvolutie in de bodem<strong>be</strong>zetting, van 1999 tot 2009, toestand op 1 januari, in km².1999 2000 2004 2005 2008 2009 indexbasisjaar1999=100Totale oppervlakte in km² 13.522,25 13.522,25 13.522,25 13.522,25 13.522,25 13.522,25 100,0evolutie2008- 2009evolutie2004- 2009Totale landbouwgronden (volgens kadaster) 8.505,37 8.473,90 8.369,26 8.346,82 8.273,42 8.250,75 97,0 -22,67 -118,51Bebouwde gronden en aanverwante terreinen (1) 3.266,85 3.303,69 3.416,10 3.439,37 3.519,03 3.546,16 108,5 27,13 130,06Woongebied 1.363,10 1.385,67 1.460,43 1.476,25 1.530,53 1.549,42 113,7 18,89 88,99Nijverheidsgebouwen en -terreinen341,30 347,64 362,61 364,51 373,13 376,38 110,3 3,25 13,77(andere dan * hieronder)Steengroeven, putten, mijnen, enz.* 14,68 14,81 14,31 14,31 14,45 14,48 98,6 0,03 0,17Handelsgebouwen en - terreinen 87,50 88,60 90,91 90,79 90,97 91,41 104,5 0,44 0,50Openbare gebouwen en terreinen <strong>be</strong>halve 119,99 121,12 123,28 124,29 126,26 126,40 105,3 0,14 3,12vervoer-, telecommunicatie- en technischevoorzieningenTerreinen voor gemengd gebruik 63,18 63,10 63,05 63,05 64,62 65,03 102,9 0,41 1,98Terreinen voor vervoer en telecommunicatie (2) 1.025,62 1.029,88 1.044,00 1.046,83 1.052,40 1.054,43 102,8 2,03 10,43Terreinen voor technische voorzieningen 14,59 15,43 16,99 17,33 18,90 18,58 127,3 -0,32 1,59Recreatiegebied en andere open ruimte 236,89 237,44 240,51 242,00 247,77 249,93 105,5 2,16 9,42Andere: bossen en andere <strong>be</strong>boste gronden,vennen, heiden, moerassen, woeste gronden,rotsen, stranden en duinen, wateroppervlaktes1.750,03 1.744,66 1.736,89 1.736,06 1.729,80 1.725,34 98,6 -4,46 -11,551) <strong>be</strong>halve verspreide landbouwgebouwen2) in<strong>be</strong>grepen een gedeelte van de waterlopenBron: ADSEI op basis van gegevens van het FOD Financiën (Kadaster).ruimtelijke ontwikkelingen 235


RuimtegebruikDe <strong>be</strong>bouwing neemt jaar na jaar toe. In 2008 kwam er27 km² <strong>be</strong>bouwd terrein bij, dat is meer dan in 2007 toener een toename was van 25 km². Vooral het woongebiedbreidt uit. De oppervlakte aan woonpercelen groeide in2008 aan met 19 km².Deze verstedelijking gaat voornamelijk ten koste van delandbouwgronden. Het landbouwareaal nam in 2008 afmet 23 km². Maar ook de totale hoeveelheid aan <strong>be</strong>bostegronden, heiden en andere woeste gronden daalde volgensde gegevens van het Kadaster.4.2 Bodem<strong>be</strong>zettingBodem<strong>be</strong>zetting op 1 januari 2009, naar gebruik, in %.61,0%11,5%3,6%7,8%0,9%0,6%1,8%12,8%Dit is een trend die zich al enkele jaren voordoet. Sinds1990 daalde de landbouwoppervlakte met 7% en de oppervlakte<strong>be</strong>boste gronden, heiden, woeste gronden endergelijke met 3%. Het woongebied breidde sinds 1990 uitmet 40% en ook het ruimtegebruik voor vervoer, nijverheiden handel nam sterk toe. Uit deze evolutie volgt dat26% van de oppervlakte in 2009 <strong>be</strong>bouwd is.Volgens de cijfers van het Kadaster is elk <strong>be</strong>bouwd perceeler een met een gebouw op. Wanneer deze gegevensworden gerelateerd aan de totale oppervlakte, wordt dewerkelijke <strong>be</strong>bouwingsgraad wel overschat. Niet elk <strong>be</strong>bouwdperceel is immers voor 100% <strong>be</strong>bouwd.WoongebiedNijverheidsgebouwen en -terreinen, steengroeven, handelsgebouwenTerreinen voor vervoer en telecommunicatieOpenbare gebouwen en terreinen <strong>be</strong>halve vervoer-,telecommunicatie- en technische voorzieningenGemengd gebruik + technische voorzieningenRecreatiegebied en andere open ruimteBeboste gronden, heiden, woeste gronden,,,,LandbouwgrondenBron: ADSEI op basis van gegevens van het FOD Financiën (Kadaster).De indicator van de <strong>be</strong>bouwingsdichtheid, die de dichtheidaan gebouwoppervlakte weergeeft in plaats van dedichtheid aan <strong>be</strong>bouwde percelen, biedt een <strong>be</strong>ter zichtop de werkelijke graad van <strong>be</strong>bouwing. De oppervlaktevan de gebouwen van de digitale kadastrale kaart wordthierbij genormaliseerd ten opzichte van de totale oppervlaktevan de referentie-eenheid (bijvoor<strong>be</strong>eld de oppervlaktevan de fusiegemeente). Nog een gedetailleerder<strong>be</strong>eld van de <strong>be</strong>bouwingsdichtheid wordt <strong>be</strong>komen wanneerde som van de <strong>be</strong>bouwing per kilometercel wordtgenormaliseerd ten opzichte van het 1km x 1km-rooster.Uit deze digitale kaartanalyse blijkt dat de <strong>be</strong>bouwingsgraadvan <strong>Vlaanderen</strong> lager ligt dan bij aanwending vande gegevens van het Kadaster.4.3 Bebouwde oppervlakteTotale oppervlakte <strong>be</strong>bouwde percelen in verhouding tot de totale oppervlakte, per gemeente, toestand 1 januari 2009, in %.52,4 - 83,4 36,0 - 52,3 25,3 - 35,9 16,4 - 25,2 5,8 - 16,3Bron: ADSEI op basis van gegevens van het FOD Financiën (Kadaster), verwerking SVR.236vrind <strong>2010</strong>


groen en dynamisch stedengewest4.4 Bebouwingsdichtheid per gemeenteTotale oppervlakte <strong>be</strong>bouwing afgeleid uit de digitale kadastrale kaart in verhouding tot de totale oppervlakte per gemeente,toestand 1 januari 2005, in %.10,0 tot 21,5 6,5 tot 10,0 3,5 tot 6,5 1,5 tot 3,5 0,0 tot 1,5Bron: Steunpunt Ruimte en Wonen, Ruimtemonitor (op basis van Kadvec gebouwenkaart AGIV).Ruimtelijke planningVoor ruimtelijke ordening is een <strong>be</strong>leid op lange termijnvan groot <strong>be</strong>lang. Het Ruimtelijk Structuurplan <strong>Vlaanderen</strong>(RSV) is sinds 1997 een <strong>be</strong>langrijk fundament van hetruimtelijk <strong>be</strong>leid. In het RSV wordt aangegeven hoe wein <strong>Vlaanderen</strong> <strong>be</strong>st met de ruimte omgaan. We moeteninvesteren in onze steden, zodat dit aangename plekkenzijn om te wonen. Wat nog rest aan groen en open ruimtemoet worden <strong>be</strong>waard. De consequenties van deze visieworden uitgewerkt voor de stedelijke gebieden, het buitengebied,de economische gebieden en de ruimte voorinfrastructuur. Het RSV wordt voor een tweede keer herzien.Het gaat voornamelijk om een actualisering van hetcijfermateriaal. Er worden ook enkele knelpunten aangepakt.De Vlaamse Regering heeft de herziening voorlopigvastgesteld op 18 decem<strong>be</strong>r 2009. Iedere burger konreageren tijdens een openbaar onderzoek dat liep van 10februari tot en met 11 mei <strong>2010</strong>.4.5 Bebouwingsdichtheid per roosterTotale oppervlakte <strong>be</strong>bouwing afgeleid uit de digitale kadastrale kaart in verhouding tot de totale oppervlakte per km², toestand1 januari 2005, in %.10,0 tot 100,0 6,5 tot 10,0 3,5 tot 6,5 1,5 tot 3,5 0,0 tot 1,5Bron: Steunpunt Ruimte en Wonen, Ruimtemonitor (op basis van Kadvec gebouwenkaart AGIV).ruimtelijke ontwikkelingen 237


4.6 Indeling gemeenten RSVIndeling van de gemeenten op basis van het Ruimtelijk Structuurplan <strong>Vlaanderen</strong> (RSV).Grootstedelijk gebied centrumgemeenten (2)Grootstedelijk gebied randgemeenten (19)Regionaalstedelijk gebied centrumgemeenten (11)Regionaalstedelijk gebied randgemeenten (20)Vlaams strategisch gebied rond Brussel (14 + Asse)Structuurondersteunend kleinstedelijk gebied (20)Kleinstedelijk gebied provinciaal niveau (25)Buitengebied (197)Economisch knooppunt in het netwerk Al<strong>be</strong>rtkanaal (25)Specifiek economisch knooppunt (30)Bron: Departement RWO, <strong>be</strong>werking SVR.Het Ruimtelijk Structuurplan <strong>Vlaanderen</strong> wil de openruimte <strong>be</strong>schermen tegen verdere verstedelijking doorde stedelijke structuur te versterken en het buitengebiedopen houden. In het RSV wordt er ook een indeling gemaaktin stedelijke kernen en buitengebied.RuimteboekhoudingHet RSV legt een taakstelling op voor verschillende categorieënvan <strong>be</strong>stemmingen. Deze taakstelling kan eenstatus quo, een toename of een afname zijn van het aantalhectaren dat aan een <strong>be</strong>paalde categorie toegewezen is. DeVlaamse overheid houdt een ruimteboekhouding bij omdeze taakstellingen op te volgen. Alle gewestplanwijzigingen,afwijkende bijzondere plannen van aanleg en ruimtelijkeuitvoeringsplannen (RUP) worden hierin verrekend,en de actuele toestand wordt vergeleken met de toestandvan 1994 (afgesproken moment van nulmeting). Daarbijworden enkel her<strong>be</strong>stemmingen ten gevolge van volledigafgeronde planningsprocessen (definitief goedgekeurdeplannen) opgenomen. Het totaalsaldo is positief, omdat deuitbreiding op zee van de zeehaven van Zeebrugge heeftgeleid tot een daadwerkelijke ‘groei’ van <strong>Vlaanderen</strong> metongeveer 900 ha ten opzichte van het referentiejaar 1994.In het kader van de afstemming met de ruimtebalans voor<strong>be</strong>drijventerreinen, ge<strong>be</strong>urt er binnen de categorie ‘industrie’een opdeling naargelang de gebieden binnen ofbuiten de poorten (zeehavens) liggen. De foutenmarge opde <strong>be</strong>rekening wordt opgevangen door de totaalcijfers afte ronden tot op honderdtallen.In wat volgt wordt nader in gegaan op de (her)<strong>be</strong>stemmingvan het ruimtegebruik in <strong>Vlaanderen</strong> en op de indicatorendie hiermee verband houden. Voorafgaand wordterop gewezen dat de ruimteboekhouding alleen <strong>be</strong>stemmingswijzigingenmeet en dus geen informatie geeft overhet daadwerkelijke ruimtegebruik op het terrein. Het isbijvoor<strong>be</strong>eld niet omdat een zone de <strong>be</strong>stemming vanbosgebied heeft gekregen dat er ook bomen op staan.Daarnaast zegt de ruimteboekhouding ook niets over de<strong>be</strong>leidsmatige <strong>be</strong>doeling achter de her<strong>be</strong>stemming. Zokan het gaan om bijkomend aanbod maar ook om regularisatievan een <strong>be</strong>staande toestand.4.7 Ruimteboekhouding RSVEvolutie van de ruimteboekhouding RSV, gebaseerd opvolledig afgeronde planningsprocessen, stand van zaken op1 januari <strong>2010</strong>.Saldo 1994-2009 Taakstelling RSV in haWonen 200 0Recreatie 1.400 1.000Reservaat en Natuur 13.500 38.000Overig groen -1.200 0Bosbouw 2.300 10.000Landbouw -17.300 -56.000Industrie - buiten poorten 4.700 7.000Industrie - binnen poorten -100 nvtOverige -2.600 0Afronding tot op honderdtallen om de foutmarge op te vangen.Bron: Departement RWO, afdeling Ruimtelijke Planning.238vrind <strong>2010</strong>


groen en dynamisch stedengewest4.8 Potentieel woonaanbodAanbod aan on<strong>be</strong>bouwde percelen, per provincie, mei <strong>2010</strong>.Provincie Aantal percelen Oppervlakte (ha)Antwerpen 88.166 11.534Vlaams-Brabant 64.375 7.702West-<strong>Vlaanderen</strong> 41.464 5.665Oost-<strong>Vlaanderen</strong> 82.111 10.778Limburg 69.393 8.950Vlaams Gewest 345.509 44.630Bron: Departement RWO.Ruimte voor wonenHet RSV wil de open ruimte vrijwaren. De woonfunctieblijft evenwel een grote ruimtegebruiker. De nood aannieuwbouwwoningen is afhankelijk van de toekomstigedemografische evolutie en de mate waarin <strong>be</strong>staande enleegstaande woningen verder zullen worden gerenoveerden/of vervangen door meergezinswoningen. Belangrijkhierin is de gezinsverdunning die nog steeds doorgaat. Ditleidt tot een bijkomende vraag naar woongelegenheden,al dan niet nieuwbouw. Ook de vergrijzing speelt een rol.De groei van de <strong>be</strong>volking ouder dan 80 jaar zal bijdragentot het potentieel vrijkomen van private woningen, maarroept ook een nieuwe vraag op naar extra woongelegenhedenafgestemd op de <strong>be</strong>hoeften van ouderen.Volgens een actualisering van de telgegevens in mei <strong>2010</strong>,zijn er nog 345.509 on<strong>be</strong>bouwde percelen <strong>be</strong>schikbaarmet een gewestplan<strong>be</strong>stemming die <strong>be</strong>bouwing toelaat.Het gaat hierbij om een totale oppervlakte van 44.630 ha.Dit is minder dan voorheen geraamd.Het aantal bouwmogelijkheden hangt af van de manierwaarop de percelen verder worden verkaveld en de liggingvan de gronden (in stedelijk gebied of buitengebied).Het toekomstig ruimtegebruik voor wonen is uiteraardafhankelijk van de <strong>be</strong>slissing of er meergezinswoningenworden gebouwd op de <strong>be</strong>schikbare kavels.In deze cijfers zijn de 18.046 ha woonuitbreidingsgebieden<strong>be</strong>grepen. De voorwaarden om deze reservegebiedenaan te snijden, zijn strenger dan die voor andere woongebieden.Het aantal bouwmogelijkheden wordt hier thansop 272.678 geraamd. Ook deze cijfers werden recent bijgesteld.In het potentiële woonaanbod gaat het om een voorraadaan bouwgronden: de on<strong>be</strong>bouwde percelen staan nietallemaal te koop. Van deze voorraad wezen eerdere tellingenuit dat het overgrote deel in het <strong>be</strong>zit is van particulieren(84%). Uit een eerste analyse van de databank bleekook dat vele eigenaars slechts één perceel <strong>be</strong>zaten (77%).Waarschijnlijk wordt het aantal eigenaars dat meerderebouwpercelen <strong>be</strong>zit hierbij wel wat onderschat. Dit omdatalleen rekening werd gehouden met de eigenaar die alseerste in de leggers van het kadaster vermeld staat. In depraktijk zijn veel eigendommen gezamenlijk <strong>be</strong>zit (broer,zus, echtgenoten…).Met het nieuwe grond- en pandendecreet, dat inging op 1septem<strong>be</strong>r 2009, wil de overheid bouwgronden sneller opde markt brengen. Dit wordt mogelijk door een <strong>be</strong>lastingop particuliere on<strong>be</strong>bouwde percelen (de activeringsheffing)en door gronden in overheids<strong>be</strong>zit te gebruiken voorhet <strong>be</strong>reiken van de doelstellingen van het ‘bindend sociaalobjectief’ (de activeringsplicht).4.10 Bouwvergunningen nieuwbouwEvolutie van het aantal bouwvergunningen voor nieuwegebouwen, van 1999 tot 2009.20.000Beschikbaarheid van bouwpercelen18.00016.00014.00012.00010.0008.0006.0004.0002.00001999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009EensgezinswoningenAppartementsgebouwenNiet-residentiële nieuwbouwBron : ADSEI, april <strong>2010</strong>.4.9 BouwvergunningenEvolutie van het aantal bouwvergunningen voor nieuwbouw, van 1999 tot 2009.Nieuwbouw - aantal gebouwen 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009*Eengezinswoningen 17.605 15.984 14.988 14.397 15.122 17.194 19.212 17.454 15.683 15.843 14.624Appartementsgebouwen 1.532 1.569 1.696 1.780 2.052 2.446 2.860 3.052 2.642 2.352 1.922Niet-residentiële nieuwbouw 4.438 3.883 3.575 3.067 2.895 3.321 3.274 3.464 3.593 3.820 3.571Nieuwbouw - aantal woningen(eengezinswoningen + appartementen)29.711 29.100 28.284 30.006 31.566 37.225 42.007 42.398 36.444 35.170 30.211* Voor 2009: voorlopige cijfers.Bron: ADSEI, april <strong>2010</strong>.ruimtelijke ontwikkelingen 239


4.11 Grootte bouwpercelenEvolutie van de gemiddelde oppervlakte per verkocht bouwperceel,in het Vlaams en het Waals Gewest, van 1999 tot2009, in m².2.0001.8001.6001.4001.2001.0008006004002000Bron: ADSEI.4.12 Economisch aanbod <strong>be</strong>drijventerreinen <strong>2010</strong>Oppervlakte van de Vlaamse <strong>be</strong>drijventerreinen (exclusiefhaventerreinen), per provincie, april <strong>2010</strong>, in ha.12.00010.0008.0006.0004.0002.00001999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Vlaams GewestAntwerpen Limburg Vlaams- Oost- West-Brabant <strong>Vlaanderen</strong> <strong>Vlaanderen</strong>Ingenomen oppervlakteBron: Agentschap Ondernemen, verwerking SVR.Waals GewestNiet-<strong>be</strong>zette oppervlakteBouwvergunningenIn 2009 werden iets meer dan 20.000 bouwvergunningentoegekend voor nieuwbouw. Vier vijfde van deze bouwvergunningenging naar residentiële nieuwbouw waarbijruim 30.000 nieuwe woningen werden gerealiseerd. 2005en 2006 waren topjaren voor de bouw en de vastgoedsectormet de realisatie van meer dan 42.000 nieuwe woningenper jaar.Nog steeds ligt de nadruk in de residentiële nieuwbouwop de eengezinswoningen (woonhuizen), doch de appartementsbouwneemt een steeds prominentere plaats in.Grootte bouwperceelDe bouwpercelen, die gedurende het voorbije decenniumwerden verkocht, zijn gemiddeld een vierde kleiner geworden.De verkleining van het bouwperceel deed zichvooral voor in de periode 2001-2005. Tevens verminderdede gemiddelde oppervlakte van een bouwperceel opnieuwvan 928 m² in 2008 naar 873 m² in 2009. In Wallonië zijnde bouwpercelen nog steeds groter.De prijs van een m² bouwgrond blijft gestadig verder stijgen.Met een prijsstijging van 7,4% ten opzichte van 2008,diende anno 2009 gemiddeld 148 euro per m² <strong>be</strong>taald teworden.Ruimte voor werkenHoewel het zeker geen voldoende voorwaarde is, heefthet ondernemerschap baat bij kwaliteitsvolle ruimte.Het economisch aanbod aan niet-<strong>be</strong>zette <strong>be</strong>drijventerreinenis <strong>be</strong>perkt. In april <strong>2010</strong> telde het Vlaamse Gewest41.969 ha <strong>be</strong>drijventerreinen (exclusief havenzones), het<strong>be</strong>zettingspercentage <strong>be</strong>droeg 84,6%. De provincie Limburgheeft nog de grootste oppervlakte <strong>be</strong>schikbaar.Het RSV wil nieuwe economische activiteiten laten aansluitenbij de reeds <strong>be</strong>staande economische infrastructuurmeer <strong>be</strong>paald in de stedelijke gebieden, de poorten (zeehavens,luchthavens), de strook langs het Al<strong>be</strong>rtkanaal4.13 Economisch aanbod <strong>be</strong>drijventerreinenOppervlakte van de Vlaamse <strong>be</strong>drijventerreinen (exclusief haventerreinen), in april 2008 en april <strong>2010</strong>, per provincie in ha.Ingenomenoppervlakte(1) exclusief percelen met uitsluitend niet-economische <strong>be</strong>stemming.Bron: VLAO (2008), Agentschap Ondernemen (<strong>2010</strong>), verwerking SVR.April 2008 April <strong>2010</strong> (1)Niet-<strong>be</strong>zetteoppervlakteTotaleoppervlakteIngenomenoppervlakteNiet-<strong>be</strong>zetteoppervlakteTotaleoppervlakteAntwerpen 8.622 1.241 9.864 8.983 1.403 10.385Limburg 8.123 1.849 9.972 8.076 2.207 10.283Vlaams-Brabant 4.299 514 4.813 4.117 658 4.774Oost-<strong>Vlaanderen</strong> 6.738 846 7.584 6.245 928 7.172West-<strong>Vlaanderen</strong> 6.992 862 7.854 8.076 1.258 9.334Vlaams Gewest 34.774 5.312 40.086 35.496 6.452 41.949240vrind <strong>2010</strong>


groen en dynamisch stedengewest4.14 Ruimtelijk aanbod <strong>be</strong>drijventerreinenStand van zaken bijkomend te <strong>be</strong>stemmen <strong>be</strong>drijventerreinen op Vlaams niveau, februari 2009.Aanbod op Vlaams niveau gerealiseerd in deperiode 1994-2002 via gewestplanwijzigingenen plannen van aanlegAanbod gerealiseerd in goedgekeurdegewestelijke RUP’sAfgeronde <strong>be</strong>stemmingsprocedures 1.633 ha (1)Aanbod RUP’s in procedure (vanaf plenairevergadering)470 ha Hierin worden enkel de <strong>be</strong>stemmingswijzigingen verrekend in steden en gemeentendie <strong>be</strong>horen tot de <strong>be</strong>voegdheid van het Vlaamse Gewest.1.163 ha Stedelijke gebieden Aalst, Turnhout, Gent, Kortrijk, Sint-Niklaas, Mechelen, KievitpleinAntwerpen, Airport Village Zaventem, 5 <strong>be</strong>drijventerreinen in ENA, historisch gegroeide<strong>be</strong>drijven en individuele <strong>be</strong>drijven, Meise-Westrode, Chartreuse Brugge, enz.495 ha Stedelijke gebieden Roeselare, Brugge, Antwerpen, Oostende, RUP’s historischgegroeide <strong>be</strong>drijven, RUP’s individuele regionale <strong>be</strong>drijven, 4 <strong>be</strong>drijventerreinen in ENAAanbod RUP’s in voor<strong>be</strong>reiding 383 ha Vlaams strategisch gebied rond Brussel, 2 <strong>be</strong>drijventerreinen in ENA, RUP’s historischgegroeide <strong>be</strong>drijvenAanbod in onderzoek in kader vaneconomisch netwerk Al<strong>be</strong>rtkanaal407 ha De principiële her<strong>be</strong>stemming van deze terreinen is afhankelijk van verdere<strong>be</strong>slissingen van de Vlaamse RegeringAanbod in RUP’s in fase van voor<strong>be</strong>reiding 1.285 ha (2)Voorlopig subtotaal 2.918 ha (1) + (2)Inschatting van aanbod te voorzien voor lokaleinitiatieven in groot- en regionaalstedelijkegebieden en gemeenten <strong>be</strong>horend tot ENACa 545 ha Conform de opties van het Ruimtelijk Structuurplan <strong>Vlaanderen</strong> worden lokaleinitiatieven in steden en gemeenten die <strong>be</strong>horen tot de <strong>be</strong>voegdheid van het VlaamseGewest in mindering gebracht van het te realiseren aanbod op Vlaams niveau.Subtotaal 3.463 ha (circa 85 % van de te plannen 4.100 ha)Saldo te plannen 636 ha (totaliteit van 4.100 ha op Vlaams niveau te plannen, minus 3.463 ha)Noot: deze stand van zaken levert geen inzicht in de gehele voorraad <strong>be</strong>stemde <strong>be</strong>drijventerreinen in <strong>Vlaanderen</strong>.Bron: Departement RWO.en een <strong>be</strong>perkt aantal economisch sterk ontwikkelde gemeenten.Daarvoor wordt actief gezocht naar geschiktelocaties voor <strong>be</strong>drijven.Op Vlaams niveau ge<strong>be</strong>urt dat in eerste instantie binnende afbakeningsprocessen van groot- en regionaalstedelijkegebieden en via de uitwerking van het EconomischNetwerk Al<strong>be</strong>rtkanaal (ENA). De focus ligt zowel op het<strong>be</strong>ter <strong>be</strong>nutten van <strong>be</strong>staande <strong>be</strong>drijventerreinen als ophet zoeken naar nieuwe geschikte terreinen.Het RSV voorziet een <strong>be</strong>hoefte van 7.000 ha bijkomende<strong>be</strong>drijventerreinen. Het Vlaamse Gewest is verantwoordelijkvoor 4.100 ha (zonder de zeehavens). Voor circa 40%hiervan is de her<strong>be</strong>stemming volledig afgerond, hoofdzakelijkbinnen de opgemaakte plannen voor stedelijkegebieden. Voor 85% van de totale 4.100 ha zijn concreteinitiatieven genomen.Naast dit aanbod vanuit het gewest, voorzien de vijf provinciesen 308 Vlaamse gemeenten eveneens respectievelijk1.500 en 1.400 ha bijkomende <strong>be</strong>drijventerreinen.Dit aanbod ontstaat geleidelijk naarmate deze <strong>be</strong>stuursniveausplannen in procedure brengen.Eén van de <strong>be</strong>langrijkste gebiedsgerichte maatregelen isde ontwikkeling van het VEN (Vlaams Ecologisch Netwerk)en het IVON (Integraal Verwevings- en OndersteunendNetwerk). Het Natuurdecreet en het RSV voorzienin de afbakening van 125.000 hectare VEN, 150.000hectare natuurverwevingsgebieden en een on<strong>be</strong>paaldeoppervlakte natuurverbindingsgebieden in overdruk.Eind 2008 was 70% van het VEN en slechts 1% van hetIVON afgebakend.Het MINA-plan 3+ vraagt 50.000 hectare onder ‘effectiefnatuur<strong>be</strong>heer’ tegen <strong>2010</strong>. Eind 2008 was daarvan 40.358ha of bijna 81% gerealiseerd : 22.561 ha erkende, Vlaamse4.15 Bestemmingswijzigingen voor natuur en bosEvolutie van de oppervlakte natuur, bos en overig groenop de gewestplannen of ruimtelijke uitvoeringsplannen tenopzichte van 1994, van 1999 tot 2009, in ha.40.00035.00030.00025.00020.000Ruimte voor natuur en bos15.00010.000Het RSV voorziet <strong>be</strong>stemmingswijzigingen voor 38.000hectare extra natuurgebied en 10.000 hectare extra bosgebiedten opzichte van 1994.Tussen 1994 en 2009 kwamen er 14.600 hectare groene<strong>be</strong>stemmingen bij. 30% van de vooropgestelde totale oppervlakteis hiermee gerealiseerd.5.0000-5.00019992000200120022003200420052006200720082009Natuur en reservaat Bos Overig groendoelstelling2007Bron: Departement RWO, afdeling Ruimtelijke Planning.ruimtelijke ontwikkelingen 241


4.16 VEN en IVONEvolutie van de oppervlakte VEN en IVON dat afgebakend is,van 2002 tot 2008, in ha.4.17 Effectief natuur<strong>be</strong>heerEvolutie van de oppervlakte onder effectief natuur<strong>be</strong>heer, van1996 tot 2008, telkens op 31 decem<strong>be</strong>r, in ha.160.000Doelstelling IVON 200760.000Doelstelling <strong>2010</strong>140.000Doelstelling VEN 200750.000120.00040.000100.00030.00080.00060.00020.00040.00010.00020.000001996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 20082002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 Vlaams natuurreservaat Erkend natuurreservaatBosreservaatMilitair domein met natuur<strong>be</strong>heerAfgebanend VENAfgebakend IVONOverige terreinen in <strong>be</strong>heer door ANB, Afdeling NatuurBron: INBO-NARA.Bron: INBO-NARA.of bosreservaten, 7.756 ha natuur in <strong>be</strong>heer door hetAgentschap Natuur en Bos (ANB) en nog niet aangewezenals Vlaams natuurreservaat en 10.041 ha natuurgericht<strong>be</strong>heer op militaire domeinen. De toename in 2008 was dekleinste in 13 jaar. Daarnaast is er nog ruim 5.600 ha natuurgebieddat door natuurverenigingen wordt <strong>be</strong>heerd,maar dat niet als natuurreservaat is erkend of gesubsidieerd.Deze oppervlakte is niet mee in de indicator opgenomen,net zoals 1.000 ha natuurgebied met een goedgekeurd<strong>be</strong>heerplan via particulieren en lokale <strong>be</strong>sturen.In de <strong>be</strong>leidsnota Milieu en Natuur 2009-2014 wordt gestelddat de gebieden onder effectief natuur<strong>be</strong>heer jaarlijkszullen uitgebreid worden met 3.000 ha (waarbij minstenseen derde door de terrein<strong>be</strong>herende verenigingen). Hierbijwordt minstens het huidige aankoopritme aangehoudenen wordt een opwaartse trend <strong>be</strong>oogd. In 2008 werd erongeveer 1.700 ha natuur- en bosgebied aangekocht,waarvan 589 ha door terrein<strong>be</strong>herende verenigingen.Zowel het regeerakkoord als de <strong>be</strong>leidsnota Milieu enNatuur pleiten voor meer toegankelijke stadsrandbossen.Het Pact 2020 stelt dat tegen 2020 minstens de helft vande stedelijke of kleinstedelijke gebieden over een stadsbosmoet <strong>be</strong>schikken of er één opgestart moet heb<strong>be</strong>n.Eind januari <strong>2010</strong> waren er 16 stadsbosprojecten opgestartbinnen de 57 (klein)stedelijke gebieden, dit is eenaandeel van 28%.4.18 Aankoop natuur- en bosgebiedenEvolutie van de jaarlijkse aankoop van natuur- en bosgebieden, van 1996 tot 2008, in ha.3.500Doelstelling <strong>2010</strong>3.0002.5002.0001.5001.00050001996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008Erkende terrein<strong>be</strong>herende verenigingen ANB (natuurgebied) ANB (bosgebied) TotaalBron: ANB en terrein<strong>be</strong>herende verenigingen, INBO-NARA.242vrind <strong>2010</strong>


groen en dynamisch stedengewestOnroerend erfgoedals structurerende componentDe Vlaming heeft <strong>be</strong>langstelling voor het onroerend erfgoed.Uit de cijfers die in het deel cultuurparticipatie (ziefiguur 3.40) aan bod komen, blijkt dat ongeveer de helftvan de Vlaamse <strong>be</strong>volking zegt in 2009 een monument <strong>be</strong>zochtte heb<strong>be</strong>n. Eén op vijf nam deel aan een historischewandeling en één op tien woonde een herdenkingsfeestof historische optocht bij. In 2009 namen 194 gemeentendeel aan de Open Monumentendag met in totaal 550 te<strong>be</strong>zichtigen monumenten.Onroerend erfgoed is één van de elementen die bijdragenaan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit.Duurzaam <strong>be</strong>houd en <strong>be</strong>heer van het onroerend erfgoedis een wezenlijk element in de ruimtelijke ontwikkelingom spontane degradatie en vernietiging door mens ennatuur te voorkomen. Aan de hand van de actualisatievan de Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed is bijvoor<strong>be</strong>eldgebleken dat 10% van de items, die in 1975waren opgenomen, ondertussen zijn gesloopt of dermatedrastisch verbouwd dat ze niet meer konden wordenopgenomen.De meest waardevolle en uitzonderlijke erfgoedwaardenworden veilig gesteld door ze te <strong>be</strong>schermen. De voorbijejaren zijn <strong>be</strong>schermingsinstrumenten ontwikkelddie complementair zijn aan de klassieke <strong>be</strong>schermingen.Deze alternatieve instrumenten streven een vorm van<strong>be</strong>scherming na door een ruimtelijke verankering via deRUP’s. De methodologie van ankerplaatsen en erfgoedplaatsen,die afgestemd zijn met de ruimtelijke planning,zag in deze context het licht.Tijdens de volgende jaren wordt een geïntegreerd onroerenderfgoed<strong>be</strong>leid <strong>be</strong>oogd waarbij onderzoek, inventarisatie,<strong>be</strong>scherming en <strong>be</strong>heer op elkaar zijn afgestemd.In wat volgt wordt dieper ingegaan op inventariseren en<strong>be</strong>schermen.InventariserenBouwkundig erfgoed2009 was een cruciaal jaar voor de inventaris en verderevrijwaring van het bouwkundig erfgoed. In mei 2009 werdde nieuwe inventariswebsite voorgesteld aan het publiek.In de inventaris bouwkundig erfgoed wordt er een onderscheidgemaakt tussen relicten en gehelen. De inventaris<strong>be</strong>vat 75.350 relicten en 123 bouwkundige gehelen(toestand mei <strong>2010</strong>). Onder gehelen worden ruimere clustersvan bouwkundig erfgoed verstaan, die architecturaalen ruimtelijk nauw samen horen. Ze <strong>be</strong>horen bijvoor<strong>be</strong>eldtot een zelfde functionele typologie, zijn ontworpen ineenzelfde korte tijdsspanne, of werden als architecturaalof stedenbouwkundig geheel ontworpen door eenzelfdeontwerper. Voor<strong>be</strong>elden van bouwkundige gehelen zijn<strong>be</strong>gijnhoven, mijnsites, <strong>be</strong>paalde sociale woonwijken.De inventaris Wereldoorlogerfgoed omvat de resultatenvan het inventarisatieproject van oorlogerfgoed in deWesthoek, dat in 2002–2005 werd uitgevoerd in opdrachtvan de Vlaamse overheid en in samenwerking met de ProvincieWest-<strong>Vlaanderen</strong>. De databank <strong>be</strong>vat 1.356 itemsdie voornamelijk uit de Eerste Wereldoorlog dateren,4.19 Ankerplaatsen en <strong>be</strong>schermingenAfbakening ankerplaatsen en <strong>be</strong>schermde landschappen.AnkerplaatsBeschermd landschapBron: vectoriële versie van de Ankerplaatsen en vectoriële versie van de Beschermde Landschappen, Stads- en Dorpsgezichten, Vlaamse Overheid, Monumentenen Landschappen (GIS-<strong>Vlaanderen</strong>), <strong>be</strong>werking SVR.ruimtelijke ontwikkelingen 243


gaande van bunkers, over <strong>be</strong>graafplaatsen, gedenktekensen spoorweginfrastructuur tot glasramen en klokken.De gegevens<strong>be</strong>standen met de <strong>be</strong>schrijving van de onroerendeerfgoedelementen en geografische informatie worden<strong>be</strong>heerd door het VIOE. Op de inventariswebsite kaniedereen de databanken van het bouwkundig erfgoed enhet wereldoorlogerfgoed consulteren met tal van nieuweopvraagmogelijkheden. De inhoud van de <strong>be</strong>eldbank vande inventaris is ondertussen bijna verdub<strong>be</strong>ld sinds delancering: van 35.000 naar 60.000 foto’s. Niet alleen zijn degeactualiseerde administratieve gegevens in de inventariste vinden, ook zijn er thematisch-typologische zoekmogelijkhedenen is er een link met de <strong>be</strong>schermingsdatabankvan Ruimte en Erfgoed. Van de meer dan 75.000 inventarisitemszijn er ruim 12.000 gelinkt met een <strong>be</strong>schermingsdossiervan een monument, stads- en dorpsgezichtof een landschap.Op 14 septem<strong>be</strong>r 2009 werd de inventaris van het bouwkundigerfgoed voor het eerst juridisch vastgesteld. Doorde vaststelling van de inventaris traden een aantal anderewettelijke <strong>be</strong>palingen in de Vlaamse decreet- en regelgevingin werking. Er gelden binnen het onroerend erfgoed<strong>be</strong>leid,stedenbouwkundig, woon- en energieprestatie<strong>be</strong>leideen aantal uitzonderingsmaatregelen ten gunste vangebouwen uit de vastgestelde inventaris, met als doel diezoveel mogelijk te vrijwaren.Alle erfgoedobjecten die in de vastgestelde inventariszijn opgenomen, genieten een vorm van waarborg voorde toekomst. Toch is er een onderscheid tussen het <strong>be</strong>schermdeen het niet-<strong>be</strong>schermde waardevolle erfgoeddat in de lijst is vastgesteld. Voor <strong>be</strong>schermde monumentengelden immers alle juridische <strong>be</strong>palingen uit het Monumentendecreet.Voor het patrimonium in de vastgesteldeInventaris van het Bouwkundig Erfgoed, gelden alleende daarop toepasselijke juridische <strong>be</strong>palingen, <strong>be</strong>halveuiteraard voor die gebouwen die eveneens <strong>be</strong>schermdzijn als monument. Voor <strong>be</strong>schermde monumenten geldenzowel de rechtsgevolgen van de <strong>be</strong>scherming als dievan de vastgestelde inventaris.Op inhoudelijk vlak werden 3 West-Vlaamse gemeenten(Lendelede, Harel<strong>be</strong>ke en Wingene) en 4 Oost-Vlaamsegemeenten (Wichelen, Berlare, Wetteren, Laarne) geografischgeïnventariseerd en toegevoegd aan de databankin 2009. De resultaten van de herinventarisatieprojectenvan de Vlaams-Brabantse gemeente Drogenbos en vande binnenstad van Leuven werden eveneens <strong>be</strong>schikbaargesteld via de inventariswebsite.LandschapsatlasIn 2001 werd de landschapsatlas voorgesteld, de eersteinventaris van waardevolle landschappen in <strong>Vlaanderen</strong>.De atlas <strong>be</strong>vatte toen 381 ankerplaatsen (gebieden meteen hoge concentratie aan erfgoedwaarde) en 515 relictzones.De ankerplaatsen <strong>be</strong>slaan ruim 16% van hetgrondgebied, de relictzones bijna 39%. Vanaf 2009 wordtgewerkt aan een inhoudelijke actualisatie van de gegevens,met name de aanvulling en ver<strong>be</strong>tering van de ankerplaatsen.Hiervoor worden wijzigingen doorgevoerd,zoals uitbreidingen, en worden nieuwe ankerplaatsentoegevoegd. Op deze manier wordt nieuwe informatiegeïntegreerd in de atlas.ArcheologieSpecialisten gaan ervan uit dat slechts een gering aandeelvan het totale archeologische patrimonium gekendis. De gekende informatie is opgenomen in de CentraleArcheologische Inventaris (CAI). Deze databank werdin novem<strong>be</strong>r 2000 opgestart en <strong>be</strong>vat informatie van allevindplaatsen die door literatuur, prospectie of opgravingengelokaliseerd zijn.Eind 2009 waren in de CAI gegevens over ongeveer25.000 vindplaatsen <strong>be</strong>schikbaar. De CAI wordt voortdurendaangevuld en geactualiseerd, onder andere opbasis van die vondstmeldingen, en in samenwerking metarcheologen van universiteiten, provincies, steden engemeenten, erfgoedverenigingen, vrijetijdsarcheologen.Het VIOE brengt momenteel BEWAER-zones (<strong>be</strong>kendwaardevol archeologisch erfgoed) in kaart. Die zones duidengebieden aan waar met wetenschappelijke zekerheidwaardevol archeologisch erfgoed <strong>be</strong>waard is gebleven.Die BEWAER-zones vormen zo een geïnterpreteerde kaartmet een <strong>be</strong>langrijk waarderingsonderdeel. Op basis vande CAI en op basis van andere aanwijzingen zoals bodemgesteldheid,erosie, recente verstoringen van de ondergrond,de ligging in het landschap, de gekende sites in debuurt, historische aanwijzingen als plaatsnamen en oudekaarten enzovoort, kunnen onderzoekers een inschattingmaken van het archeologische potentieel van een terrein.Voor het uitvoeren van archeologische onderzoeken iseen vergunning nodig vanwege het Vlaamse Gewest. Zolevert <strong>Vlaanderen</strong> een vergunning voor het uitvoeren vanarcheologisch vooronderzoek, voor het opgraven van archeologischesites en voor het gebruik van metaaldetectoren.In 2009 werden er 251 prospecties met ingreep in debodem uitgevoerd, vonden er 153 vergunde opgravingenplaats en werden er 199 metaaldetectievergunningen verleend.Er is de laatste jaren een algemene stijging van hetarcheologisch onderzoek en een meer systematische inzetvan metaaldetectoren bij archeologisch terreinonderzoek.Maritiem erfgoedVoor de maritieme archeologie werd, in opvolging vaneen samenwerkingsakkoord met de federale overheid, deinteractieve databank met <strong>be</strong>trekking tot het maritiem erfgoedin de Noordzee verder aangevuld. Verschillende vande gekende 269 items in de Noordzee werden nader onderzocht.De inventarisatie van het varend erfgoed werdverder uitgebreid met een deelinventaris <strong>be</strong>treffende dezeegaande kieljachten uit de pleziervaart. Ook werd aanvanggemaakt met de inventarisatie van <strong>be</strong>roepsschepenuit de binnenvaart.244vrind <strong>2010</strong>


groen en dynamisch stedengewestBeschermenDe overheid kan de meest waardevolle en uitzonderlijkegebouwen, sites en landschappen veiligstellen voor toekomstigegeneraties door ze te <strong>be</strong>schermen.Sinds 1931 <strong>be</strong>staat die mogelijkheid voor monumenten enlandschappen. In 1976 werd het concept stads- of dorpsgezichttoegevoegd aan de <strong>be</strong>scherming als monument.Sinds 1993 kan het archeologisch patrimonium worden<strong>be</strong>schermd. In 2002 werd bovendien een regeling voorhet varend erfgoed uitgewerkt. Op dit alles wordt, in watvolgt, dieper ingegaan.4.20 BeschermingenTotaal aantal definitief en voorlopig <strong>be</strong>schermde monumenten,dorps- en stadsgezichten, landschappen, archeologischemonumenten en varend erfgoed, op 31 decem<strong>be</strong>r 2009.31 decem<strong>be</strong>r 2009Definitief <strong>be</strong>schermd Voorlopig <strong>be</strong>schermdMonumenten 10.432 157Stadsgezichten 340 1Dorpsgezichten 1.998 2Landschappen 664 0Archeologische zones 5 2Varend erfgoed 4 2Ankerplaatsen 16 2Totaal 13.459 166Bron: Agentschap Ruimte en Erfgoed.4.21 Evolutie <strong>be</strong>schermingenEvolutie van het aantal definitief <strong>be</strong>schermde monumenten,dorps- en stadsgezichten en landschappen, van 1990 tot 2009.7.0006.0005.0004.0003.0002.0001.000019901991199219931994199519961997199819992000200120022003200420052006200720082009MonumentenLandschappenBron: Agentschap Ruimte en Erfgoed.Stads- en dorpsgezichtenBij het woord monument denken velen in eerste instantieaan kastelen, kerken, kloosters, stadhuizen en molensof aan stand<strong>be</strong>elden en herdenkingsmonumenten. Maarhet <strong>be</strong>grip is veel ruimer. Ook woningen voor burgerij enar<strong>be</strong>iders, hoeven, kapelletjes, <strong>be</strong>drijfsgebouwen, parkenen tuinen, bomen, <strong>be</strong>graafplaatsen, kasseiwegen, … kunnenmonumenten zijn. Tijdens het onderzoek en tijdensde <strong>be</strong>schermingsprocedure krijgen zowel het exterieur alshet interieur van de gebouwen de nodige aandacht. Bij<strong>be</strong>schermingen gaat het overigens niet alleen om ‘oude’gebouwen. Alle perioden komen aan bod, van de oudstebouwstijlen tot de architectuur uit de eenentwintigste eeuw.Naast individuele monumenten zijn er ook ensembles diein hun geheel <strong>be</strong>scherming verdienen. Dit zijn de stadsendorpsgezichten. Een <strong>be</strong>schermd stads-of dorpsgezichtkan een groepering zijn van één of meerdere monumentenmet hun omgevende <strong>be</strong>standdelen (omheiningen, <strong>be</strong>plantingen,straten, …) of kan gevormd worden door de directermee verbonden visuele omgeving van een monument.Eind 2009 telde het Vlaamse Gewest in totaal 12.770 definitiefen 160 voorlopig <strong>be</strong>schermde monumenten, stadsendorpsgezichten. Dit is voor de definitieve <strong>be</strong>schermingeneen sterke toename tegenover het jaar voordien.De Vlaamse overheid <strong>be</strong>wandelt hierbij onder meer demethodiek van thematische <strong>be</strong>schermingspakketten. Zowerd in 2009 het eerste pakket met houtig erfgoed voorlopig<strong>be</strong>schermd (individuele bomen, struiken, houtkanten,…). Het pakket omvatte in totaal 105 objecten. Verder werdener 6 noodwoningen uit WO I voorlopig <strong>be</strong>schermd.In de databank van het <strong>be</strong>schermd erfgoed wordt eenoverzicht van voorlopig en definitief <strong>be</strong>schermde monumenten,landschappen, stads- en dorpsgezichten enarcheologische monumenten en zones bijgehouden. Dezedatabank is via de website chronologisch en geografischconsulteerbaar.De definitieve <strong>be</strong>schermingen in 2009 omvatten onderandere:- een aantal vakwerkhoeves in Diepen<strong>be</strong>ek en Hasselt,- 22 zogenaamde stenen in Gent. Deze stenen zijnpatriciërswoningen die vaak werden opgetrokken innatuursteen als blijk van de rijkdom van de <strong>be</strong>woner.Gent heeft binnen Europa een van de <strong>be</strong>langrijksteconcentraties aan omvangrijke en imposante middeleeuwsestenen huizen. Zij getuigen van het toenmaligeeconomisch <strong>be</strong>lang van Gent als hoofdstadvan het graafschap <strong>Vlaanderen</strong>.- 7 universitaire colleges in Leuven. Deze <strong>be</strong>schermingkadert onder meer in de inspanningen die wordenondernomen om de universitaire colleges als Unesco-werelderfgoedte laten erkennen.De overheid heeft zich geëngageerd om de vele relictenvan de Eerste Wereldoorlog in de Westhoek aan UNES-CO voor te leggen met het oog op erkenning als werelderfgoed.Het noodzakelijke inventarisatie- en <strong>be</strong>schermingstrajectis daartoe gestart. Naast dit dossier, enLeuven als universiteitsstad, staan ook nog de volgendevoorstellen op de Belgische indicatieve lijst, die geldtruimtelijke ontwikkelingen 245


als shortlist voor een eventuele erkenning als UNESCOWerelderfgoed:- de oudste stadskern van Antwerpen, van de Scheldetot de omwalling van ca. 1250,- de middeleeuwse kern of Kuip van Gent<strong>Vlaanderen</strong> is al vier maal vertegenwoordigd op de Werelderfgoedlijstvan de UNESCO. Naast de <strong>be</strong>gijnhoven,de <strong>be</strong>lforten en de binnenstad van Brugge werd sinds2005 ook het Plantin-Moretushuis te Antwerpen aan deUnesco-lijst toegevoegd.4.22 Monumentenwacht <strong>Vlaanderen</strong>Evolutie van het aantal <strong>be</strong>schermde (gedeeltelijk of volledig)en niet <strong>be</strong>schermde objecten in het <strong>be</strong>stand van Monumentenwacht<strong>Vlaanderen</strong>, van 2000 tot 2009, op 31 decem<strong>be</strong>r.6.0005.0004.000Voor de <strong>be</strong>scherming van waardevolle landschappenligt de klemtoon van het <strong>be</strong>leid de voorbije jaren op deaanduiding van ankerplaatsen, de meest waardevollelandschappen van <strong>Vlaanderen</strong>, waarin een geheel vanverschillende erfgoedelementen (naast landschappelijkeook monumentale of archeologische) voorkomt. De ankerplaatsenwerden geïnventariseerd in de landschapsatlas.3.0002.0001.00002000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009BeschermdNiet <strong>be</strong>schermdAls gevolg van deze gewijzigde <strong>be</strong>leidsaanpak stijgt hetaantal <strong>be</strong>schermde landschappen niet meer. Eind 2009kunnen 8 voorlopige en 21 definitieve aanduidingen alsankerplaats worden genoteerd, samen goed voor meerdan 30.000 ha. Omschrijving en kaart<strong>be</strong>eld van de aanduidingvan de ankerplaatsen kan eveneens worden teruggevondenop de website.De aanduiding van ankerplaatsen ge<strong>be</strong>urt in 2 stappen:een voorlopige en een definitieve aanduiding. Deze aanduidingheeft tot doel de landschappelijke waarden enlandschappelijke kenmerken van deze landschappen meete laten spelen in het afwegingskader bij het opstellen vandie ruimtelijke uitvoeringsplannen die geheel of gedeeltelijkin ankerplaatsen gelegen zijn. Bij de opmaak van eendergelijk RUP, worden de landschapswaarden en –kenmerkendoorvertaald in stedenbouwkundige voorschriften.Vanaf de opname in de ruimtelijke uitvoeringsplannenworden de ankerplaatsen, erfgoedlandschappen genoemd.De stedenbouwkundige voorschriften uit het RUPgelden voor alle burgers uit de <strong>be</strong>trokken gebieden. Op ditmoment is er 1 erfgoedlandschap: Park van Brasschaat.Deze werkwijze en methode van <strong>be</strong>scherming komt tegemoetaan het door <strong>Vlaanderen</strong> geratificeerde onroerendlandschapsverdrag, dat een afstemming tussen onroerenderfgoed en ruimtelijke ordening voorstaat.De klassieke maatregelen op het gebied van het <strong>be</strong>heervan <strong>be</strong>schermde landschappen (oprichting van een <strong>be</strong>heerscommissie,opstellen van een <strong>be</strong>heersplan, verlenenvan een onderhouds- en landschapspremie) worden ookvan toepassing voor erfgoedlandschappen.Bron: Monumentenwacht <strong>Vlaanderen</strong>.In functie van de preventieve aanpak ondersteunt deVlaamse overheid de werking van de in 1991 opgerichtevzw Monumentenwacht. De provinciaal georganiseerdemonumentenwachtverenigingen voeren op vraag vande eigenaars van <strong>be</strong>schermde historisch waardevollegebouwen inspecties uit aan zowel het exterieur als hetinterieur. Op basis van hun <strong>be</strong>vindingen maken zij eentoestandsrapport op met concrete aan<strong>be</strong>velingen op hetgebied van onderhoud (en restauratie) op zeer korte, middellangeen lange termijn.In 2008 werd een dienstverlening uitgebouwd voor hetvarend erfgoed.Eind 2009 telde het <strong>be</strong>stand 5.477 objecten en 3.010 abonnees,waarbij één abonnee voor meerdere gebouwen kanstaan. Dit <strong>be</strong>tekent een aangroei van 197 objecten in éénjaar, meer dan in 2008. Bij nieuwe aanmeldingen is hetaandeel <strong>be</strong>schermde objecten 61%.De aangesloten objecten zijn voornamelijk eigendom vanprivé-eigenaars (39%), openbare <strong>be</strong>sturen (32%) en kerkfabrieken(27%).In 2009 waren 29% van de <strong>be</strong>schermde gebouwen, eventueelgelegen in een stads- of dorpsgezicht, aangeslotenbij Monumentenwacht.Kerken en kapellen maken 32% van het totale <strong>be</strong>stand uit;ze blijven de grootste groep in het objecten<strong>be</strong>stand. Detweede grootste groep zijn de woonhuizen met 30%. Alsderde <strong>be</strong>langrijke groep komen de abdijen, <strong>be</strong>gijnhovenen dergelijke (489 objecten). Het is vooral in deze laatstegroep dat er een <strong>be</strong>langrijke functiewijziging is gekomennaar bijvoor<strong>be</strong>eld <strong>be</strong>woning. Slechts 30% heeft nog deoorspronkelijke functie.Verder staat ook bijna 5% van het geheel van het objecten<strong>be</strong>standleeg.Op het gebied van de handhaving is er een toename vanhet aantal klachten en vragen tot interventie waar te nemenvanuit het agentschap Ruimte en Erfgoed, maar ookvanuit gemeenten en vanwege particulieren. In 2009 werdener 53 inspecties ter plaatse uitgevoerd. Hierbij wordende inspecties zonder gevolg, waar geen overtredingof verwaarlozing werd vastgesteld, niet meegerekend. In2009 zijn 55 processen-verbaal en 17 herstelvorderingenopgesteld. De processen-verbaal en herstelvorderingenzijn op te splitsen in twee <strong>be</strong>langrijke doelgroepen: teneerste is er de verwaarlozing van het erfgoed en ten tweedehet niet naleven of aanvragen van vergunningen en/ofmachtigingen.246vrind <strong>2010</strong>


groen en dynamisch stedengewestVoor meer informatieDefinitiesPublicaties en websitesDe Vlaamse Regering 2009-2014. Een daadkrachtig <strong>Vlaanderen</strong>in <strong>be</strong>slissende tijden. Voor een vernieuwende,duurzame en warme samenleving.Beleidsnota Ruimtelijke ordening 2009-2014, PhilippeMuyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting,Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, okto<strong>be</strong>r 2009,Vlaams Parlement.Beleidsnota Leefmilieu en Natuur 2009-2014, Joke Schauvliege,Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur enCultuur, okto<strong>be</strong>r 2009, Vlaams Parlement.Beleidsnota Onroerend Erfgoed 2009-2014, GeertBourgeois, viceminister-president van de VlaamseRegering, Vlaams minister van Bestuurszaken, BinnenlandsBestuur, Inburgering, Toerisme en VlaamseRand, okto<strong>be</strong>r 2009, Vlaams Parlement.Loris I., (2009). Particulier <strong>be</strong>zit meeste bouwgrond. In:Ruimte, 50-53.Monumentenwacht <strong>Vlaanderen</strong>, Jaarverslag 2009.Algemene Directie Statistiek: http://stat<strong>be</strong>l.fgov.<strong>be</strong>Ruimtelijke Ordening <strong>Vlaanderen</strong>:http://www2.vlaanderen.<strong>be</strong>/ruimtelijk/index.htmlRuimtelijk Structuurplan <strong>Vlaanderen</strong>:http://rsv.vlaanderen.<strong>be</strong>/web/nl/Natuurindicatoren: http://www.natuurindicatoren.<strong>be</strong>/Milieu<strong>be</strong>leidsplan 3+ (2008-<strong>2010</strong>):www.milieu<strong>be</strong>leidsplan.<strong>be</strong>Register van on<strong>be</strong>bouwde percelen:http://www.bouwenenwonen.<strong>be</strong>/it/front.cgi?s_id=1342Landschapsatlas: http://geo-vlaanderen.agiv.<strong>be</strong>/geo-vlaanderen/landschapsatlas/Inventaris bouwkundig erfgoed: http://inventaris.vioe.<strong>be</strong>Centraal archeologische inventaris:http://www.vioe.<strong>be</strong>/inventarisatie/cai?nav=trueDatabank voorlopig en definitief <strong>be</strong>schermde onroerenderfgoed: http://www.onroerenderfgoed.<strong>be</strong>/Monumentenwacht <strong>Vlaanderen</strong>:http://www.monumentenwacht.<strong>be</strong>/Natuurverwevingsgebieden Het <strong>be</strong>leid in natuurverwevingsgebiedenis gericht op de handhaving enontwikkeling van <strong>be</strong>paalde natuurwaarden, waarbijandere functies dan natuur (zoals landbouw,bosbouw, militair domein en drinkwaterwinning)nevengeschikt zijn.Natuurverbindingsgebieden Gebieden die ongeachthun oppervlakte van <strong>be</strong>lang zijn voor de migratie vanplanten en dieren tussen de gebieden van het VENof natuurreservaten en die strook- of lijnvormig zijnmet een aaneenschakeling van kleine landschapselementen.Effectief natuur<strong>be</strong>heer De erkende, Vlaamse ofbosreservaten en de natuurgebieden met eengoedgekeurd <strong>be</strong>heerplan.Ankerplaatsen De meest landschappelijke waardevollegebieden van <strong>Vlaanderen</strong>. In deze gebieden is desamenhang van de erfgoedwaarden het grootst. Zezijn ofwel uitzonderlijk gaaf gebleven ofwel zeerherkenbaar voor een <strong>be</strong>paalde tijdsperiode of ze zijnop Vlaams niveau uniek. Hun waarde kan ook liggenin een combinatie van gaafheid, herkenbaarheid enuniciteit. Voor<strong>be</strong>elden van een ankerplaats zijn deAbdij van Westmalle en de Uitkerkse Polder.Relictzones Gebieden met een sterk wisselende oppervlaktewaarvan de landschappelijke waarde door deeeuwen heen goed <strong>be</strong>waard is gebleven. De erfgoedwaardeis er hoog. De verschillende landschapselementendie er voorkomen heb<strong>be</strong>n nog een duidelijkesamenhang: ze zijn nog relatief weinig aangetastdoor grootschalige ingrepen die het gevolg warenvan de Industriële Revolutie. Het landschap van voorde Industriële Revolutie is er nog herkenbaar. Voor<strong>be</strong>eldenvan een relictzone zijn het hollewegenlandschapin Hoegaarden en de Moervaartdepressie inWachte<strong>be</strong>ke.Ruimtelijk Uitvoeringsplan Een ruimtelijk uitvoeringsplanis een plan waarmee de overheid in een<strong>be</strong>paald gebied de bodem<strong>be</strong>stemming vastlegt.Ruimtelijke uitvoeringsplannen of ‘RUP’s’ vervangende huidige gewestplannen. Voor alle percelen in een<strong>be</strong>paald gebied wordt zo heel duidelijk wat er kanen wat niet. Op basis van de stedenbouwkundigevoorschriften die zijn opgenomen in het RUP, kunnen- eens het RUP is goedgekeurd - stedenbouwkundigevergunningen afgeleverd worden.ruimtelijke ontwikkelingen 247


4.2 WonenDe <strong>be</strong>taalbaarheid van het wonen <strong>be</strong>vorderen, staat hoogop de agenda in het woon<strong>be</strong>leid.In het eerste deel van dit hoofdstuk komt de <strong>be</strong>taalbaarheidvan het wonen aan bod. In een tweede deel wordt deevolutie van de nieuwbouw en vastgoedmarkt <strong>be</strong>schreven.Het derde deel handelt over de ondersteuning van de eigendomsverwerving.Door het stelsel van sociale leningenen het aanbod aan sociale koopwoningen en kavels, kandoor <strong>be</strong>paalde doelgroepen voordelig gebouwd en aangekochtworden. Daarnaast worden er ook premies verleendom renovatie te stimuleren. Via de verzekering gewaarborgdwonen, wordt ook de woonzekerheid gegarandeerdvoor de eigenaar-<strong>be</strong>woner.Ondersteuning van de huurmarkt komt aan bod in hetvierde deel door in te zoomen op het aanbod van de socialehuurwoningen, de huursubsidie en de prijzen op dehuurmarkt. In het Pact 2020 wordt dit opgenomen in dedoelstelling door creatie van ministens 43.000 bijkomendesociale huurwoningen zoals <strong>be</strong>paald in het decreet Grond-en panden<strong>be</strong>leid.De Vlaamse overheid hecht heel wat <strong>be</strong>lang aan duurzaamen kwaliteitsvol (ver)bouwen en de woonkwaliteit. HetPact 2020 gaat het om een halvering t.a.v. 2006 van hetaandeel van de <strong>be</strong>volking dat een woning <strong>be</strong>trekt met tweeof meer structurele gebreken en/of een gebrek aan basiscomfort.Zowel de bouwfysische kwaliteit, het comfort, de<strong>be</strong>zettingsgraad en de duurzaamheid van de woning komtin deel vijf aan bod.Het hoofdstuk wordt afgesloten met een toelichting bij deversterking van de lokale woonregie.Betaalbaar wonenVolgens de gegevens van de SILC-enquête 2008 leeft18,2% van de Vlamingen in een huishouden dat zelf aangeeftdat de woonkost een zware last is op het huishoudbudget.Voor diepgaandere analyse van het wonen in <strong>Vlaanderen</strong>dient teruggegrepen te worden naar de gegevens van hetjaar 2005 in de Woonsurvey. Hieruit bleek dat huurdersrelatief een groter aandeel van hun inkomen <strong>be</strong>steden aanwonen dan eigenaars. Om de <strong>be</strong>taalbaarheid van het wonente analyseren, worden vier indicatoren gebruikt: dewoonquote, het ‘equivalent resterend inkomen’, de budgetmethodeen een subjectieve indicator rond het <strong>be</strong>talenvan de woonkost.WoonquoteDe woonquote is het aandeel van het huishoudinkomendat aan de naakte woonuitgaven wordt gespendeerd.Het is een vaak gehanteerde maat voor <strong>be</strong>taalbaarheid in(internationaal) onderzoek. Onder ‘naakte woonkosten’worden de <strong>be</strong>dragen verstaan die huishoudens <strong>be</strong>stedenaan de huur van de woning of de af<strong>be</strong>taling van de lening.Verbruikskosten zijn niet in<strong>be</strong>grepen. Vooral de huurdersin de private huursector heb<strong>be</strong>n te kampen met een hogewoonquote, namelijk gemiddeld 30%; nog eens 39% staatzelfs een groter aandeel van zijn inkomen af aan huur.4.23 Betaalbaarheid wonenOverzicht <strong>be</strong>taalbaarheidindicatoren vastgesteld in de Woonsurvey van 2005.Gemiddeld netto-maandinkomen (€)Gemiddeld equivalent netto-maandinkomen (€)Gemiddelde maandelijkse naakte woonkost (€)Gemiddelde woonquote (%)Aandeel woonquote > 30% (%)Gemiddeld resterend inkomen (€)Gemiddeld equivalent resterend inkomen (€)Aandeel equivalent resterend inkomen < 250 euro (%)Bron: Woonsurvey 2005.Eigenaars Huurders TotaalMet af<strong>be</strong>taling Zonder af<strong>be</strong>taling Privaat Sociaal3.0491.77963321,717,12.4911.4510,41.9121.2770001.9121.2770,31.7251.25143129,539,21.3109294,4Aandeel met resterend inkomen onder budgetstandaard (%) 9,4 6,5 27,4 38,6 13,2Aandeel dat naar eigen zeggen nooit problemen ondervond94,2 97,5 85,8 81,1 91,8met de <strong>be</strong>taling van huur of af<strong>be</strong>taling (%)1.28191325822,312,21.0247202,12.2021.4122841312,71.9401.2381,4248vrind <strong>2010</strong>


groen en dynamisch stedengewestDe verschillen tussen huurders en eigenaars zijn nietsteeds zo groot geweest. De verhouding tussen de uitgavenen het inkomen voor huurders en eigenaars evolueerdeongeveer gelijk tussen 1976 en 1992. Pas daarnagroeide een duidelijke kloof tussen <strong>be</strong>ide groepen. De<strong>be</strong>taalbaarheid van huurders kwam steeds meer in hetgedrang en dit terwijl de af<strong>be</strong>taalde sommen voor eigenaarssterker stegen dan de huur. De verklaring ligt bij deverschillende evolutie van het inkomen: terwijl het gemiddeldeinkomen van huurders sinds 1992 is gezakt, is datvan eigenaars gemiddeld een flink stuk gestegen (Heylene.a., 2007).Resterend inkomenHet ‘resterend inkomen’ is het inkomen dat overblijft nahet <strong>be</strong>talen van de woonuitgaven. Dit <strong>be</strong>drag wordt vervolgensomgezet naar het ‘equivalent resterend inkomen’door het te delen door een factor die de huishoudsamenstellingin rekening brengt. Deze correctie laat toe vergelijkingente maken tussen huishoudens van verschillendeomvang en samenstelling.Het equivalent resterend inkomen blijkt voor huurdersonder 1.000 euro per maand te liggen.BudgetmethodeDeze methode geeft aan hoe groot de groep huishoudensis die na <strong>be</strong>taling van de naakte woonuitgavenniet voldoende overhoudt om menswaardig te kunnenparticiperen in de samenleving. Hiervoor wordt dus hetresterend inkomen van huishoudens afgetoetst aan debudgetstandaarden (Storms B. & Van den Bosch K., 2009).Deze standaarden werden <strong>be</strong>paald door per huishoudtypena te gaan welke korf van goederen en diensten minimumnoodzakelijk is om menswaardig te participeren in de samenlevingen wat deze korf minimaal moet kosten. Dezemethode <strong>be</strong>vestigt de <strong>be</strong>taalbaarheidsproblemen in dehuursector, maar wijst op een hoger aandeel in de socialehuur (38,6%) dan in de private huur (27,4%).Nieuwbouw en vastgoedmarktVier vijfden van de woningen in <strong>Vlaanderen</strong> zijn eengezinswoningen(Woonsurvey 2005). Deze worden in hoofdzaak(85%) <strong>be</strong>woond door de eigenaar. Dit zijn vooralvrijstaande eengezinswoningen, maar hun aandeel slinktten voordele van de rijwoningen. 92% van de eigenaars in<strong>Vlaanderen</strong> <strong>be</strong>trekt een eengezinswoning, tegenover 45%van de huurders.2005 en 2006 waren topjaren voor de bouw. Jaarlijkswerden bouwvergunningen verstrekt voor iets meerdan 42.000 nieuwe woningen. 59% hiervan werd in 2006vergund aan appartementen. Tien jaar eerder was datnog maar 35% en lag de klemtoon in de nieuwbouw nogop de eengezinswoning (woonhuis). In 2009 werden 14%minder vergunningen voor nieuwbouw afgeleverd dan in2008. Vooral het aantal vergunningen voor nieuwe appartementendaalde.4.24 WoningtypeEvolutie van het type van de woning, in 1991, 2001 en 2005, in %.10090807060504030<strong>2010</strong>01991 2001 2005Eéngezinswoning - openEéngezinswoning - geslotenAndereBron: Volkstelling 1991, SEE2001, Woningschouwing 2005.Eéngezinswoning - halfopenMeergezinswoningSubjectieve indicatorVoor de subjectieve <strong>be</strong>nadering wordt teruggegrepennaar een vraag uit de Woonsurvey 2005: de respondentenwerd gevraagd of – en in welke mate - men reeds problemenheeft ervaren bij het <strong>be</strong>talen van de woonkost. Eénop de zeven huurders in de private huursector stelt ooitproblemen te heb<strong>be</strong>n ervaren bij de af<strong>be</strong>taling van dehuur. Voor huurders uit de sociale woonsector is dat zelfsbijna één op de vijf.Verder bleek ook dat 3,5% van de huurders de 12 voorbijemaanden de huur minstens één keer niet tijdig had kunnen<strong>be</strong>talen.4.25 Nieuwbouw woonhuizen en appartementenEvolutie van het aantal bouwvergunningen voor woonhuizenen appartementen, van 1996 tot 2009.45.00040.00035.00030.00025.00020.00015.00010.0005.00001996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009WoonhuizenAppartementenBron: ADSEI.wonen 249


4.26 Verkoop vastgoedEvolutie het aantal verkochte percelen bouwgrond, woonhuizen, villa’s en appartementen, van 1991 tot 2009.45.00040.00035.00030.00025.00020.00015.00010.0005.00001992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Gewone woonhuizen Appartementen en studio’s Villa’s BouwgrondenBron: ADSEI.In de Woonsurvey 2005 werd aan huishoudens die tijdensde afgelopen 10 jaar (tussen 1995 en 2005) een woningbouwden of kochten, gevraagd hoeveel zij hieraanhadden <strong>be</strong>steed. Gemiddeld was dit 165.263 euro. Vooraankoop van een woning werd gemiddeld 122.736 eurouitgegeven. Wanneer renovatiewerken worden meegerekend,liep de totale uitgave op tot gemiddeld 148.612 euro.Huishoudens die hun woning bouwden, gaven gemiddeld212.163 euro uit. Mensen die bouwen spenderen dus duidelijkeen groter budget dan diegenen die een <strong>be</strong>staandewoning kopen (Winters S. & De Decker P.,2009).Sinds het topjaar 2005 krimpt de vastgoedmarkt lichtjes.In 2009 werd een dalende verkoop genoteerd in allemarktsegmenten. Daar waar de verkoop van het aantalappartementen in 2008 nog constant bleef, werd in 2009ook 7% minder appartementen verkocht.De prijsstijgingen van de afgelopen jaren zijn duidelijkvoorbij. Villa’s zijn het laatste jaar zelfs goedkoper. In 2009worden de gewone woonhuizen gemiddeld nog 1,1%duurder t.o.v. 2008. Zo diende 183.867 euro <strong>be</strong>taald teworden voor de aankoop van een woonhuis. Op de marktvan de appartementen stijgen de prijzen wat meer. In vergelijkingmet het jaar voordien werd 2,8% meer <strong>be</strong>taaldvoor de aankoop van een appartement, namelijk gemiddeld183.176 euro. Deze prijsstijgingen zijn heel wat kleiner dandie van de voorgaande jaren, en dan vooral te wijten aande positieve evolutie van de vastgoedmarkt in de tweedehelft van 2009. De prijs van een m² bouwgrond blijft verdergestaag stijgen. Met een prijsstijging van 7,4%, dient in2009 gemiddeld 148 euro per m² <strong>be</strong>taald te worden.Binnen het Vlaamse Gewest zijn er grote verschillen invastgoedprijzen. Vlaams-Brabant is de duurste provin-4.27 VastgoedprijsEvolutie van de jaarlijkse stijging (t.o.v. het jaar voordien) van de gemiddelde vastgoedprijzen, in %, van 1999 tot 2009.302520151050-51999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009-10Appartementen en studio’s Gewone woonhuizen Villa’s en bungalows Bouwgrond m 2Bron: ADSEI, <strong>be</strong>werking Studiedienst van de Vlaamse Regering.250vrind <strong>2010</strong>


groen en dynamisch stedengewest4.28 Prijs woonhuisGemiddelde verkoopprijs voor een gewoon woonhuis per gemeente, 2009.230.000 - 311.173 (36)210.000 - 229.999 (29)190.000 - 209.999 (53)170.000 - 189.999 (80)150.000 - 169.999 (72)111.177 - 149.999 (37)Geen verkopen (1)Bron: ADSEI, <strong>be</strong>werking Studiedienst van de Vlaamse Regering.cie. Enkel in het segment van de appartementen voert deprovincie West-<strong>Vlaanderen</strong> de reeks aan omwille van deverkoop van tweede verblijven aan de kust.De kredietaanvragen lagen in de eerste helft van 2009 opeen laag niveau en kennen een sterke stijging vanaf medio2009. De herfinancieringen buiten <strong>be</strong>schouwing gelaten,zijn er bijna 10% meer hypothecaire kredieten verstrektdan in 2008. Het totaal <strong>be</strong>drag van het verstrekte hypothecairkrediet (bijna 20 miljard euro) stijgt met 1% tenopzichte van 2008.In 2008 lag het totale <strong>be</strong>drag van de verstrekte hypothecairekredieten nog 2,2% lager ten opzichte van 2007. Hetaantal overeenkomsten (zonder herfinancieringen) bleefin 2008 echter nagenoeg constant (+0,4%). Hieruit werdgeconcludeerd dat de ontleningcapaciteit in 2007 was<strong>be</strong>reikt. Voor het eerst werd de grens van 100.000 eurooverschreden als gemiddeld ontleend <strong>be</strong>drag voor allekredieten samen. Sinds 2000 was dit <strong>be</strong>drag met de helftgestegen.In 2009 zet deze trend zich door. Er worden opnieuwveel meer hypothecaire kredieten verstrekt (+10%), terwijlhet totaal<strong>be</strong>drag aan verstrekte kredieten (bijna 20miljard euro) veel minder sterk stijgt (+1%). Dat maaktdat het gemiddeld ontleend <strong>be</strong>drag verder daalt naarongeveer 93.000 euro. Voor de aankoop van een huisblijft het gemiddelde ontleende <strong>be</strong>drag nagenoeg con-4.29 Hypothecaire kredietenEvolutie van het aantal hypothecaire kredieten naar <strong>be</strong>stemming, van 1996 tot 2009.120.000100.00080.00060.00040.00020.00001996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Aankoop Bouw VerbouwingAankoop + verbouwing Ander onroerend doel HerfinancieringenBron: Beroepsvereniging van het Krediet.wonen 251


stant (125.496 euro). Het gemiddeld ontleend <strong>be</strong>drag inde rubriek ‘aankoop + verbouwing’ stijgt anderzijds nogverder tot 131.141 euro.54% van de verleende kredieten zijn <strong>be</strong>stemd voor deaankoop terwijl er sinds enkele jaren, wat het aantal <strong>be</strong>treft,meer kredietnemers zijn voor een verbouwing danvoor een nieuwbouw. In 2009 was dit zelfs meer dan dub<strong>be</strong>lzo veel.Eind 2009 <strong>be</strong>draagt het percentage nieuwe kredieten meteen vaste rentevoet nauwelijks meer dan 40% (tegenover85% <strong>be</strong>gin 2008). Door de kloof tussen de jaarlijks veranderlijkeen de vaste rentevoet (1,65% in septem<strong>be</strong>r 2009)opteren de kredietnemers vooral voor de veranderlijkerentevoet.OndersteuningeigendomsverwervingIn 2005 was 74,4% van de Vlaamse huishoudens eigenaarvan hun woning. Dit is heel wat meer dan in de onsomringende landen. In Nederland bijvoor<strong>be</strong>eld was in2002 iets meer dan de helft huiseigenaar. Slechts in enkelelanden uit Zuid- en Oost-Europa werden hogere cijfersgenoteerd.In vergelijking met 25 jaar geleden is dit voor <strong>Vlaanderen</strong>een stijging van huiseigenaars met 9 procentpunt. Bijalleenstaande en eenoudergezinnen is het aandeel eigenaars(58%) heel wat lager dan bij koppels met en zonderkinderen (respectievelijk 86% en 81%).De ondersteunende maatregelen bij eigendomsverwervingdie hierna achtereenvolgens worden <strong>be</strong>sproken zijnde sociale leningen, de premies en het aanbod socialehuisvesting.4.30 Leningen Vlaams WoningfondsEvolutie van het aantal leningen en het gemiddelde lenings<strong>be</strong>dragvan het Vlaams Woningfonds, van 1998 tot 2009.3.0002.5002.0001.5001.0005000160.000140.000120.000100.00080.00060.00040.00020.00001998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Aantal leningen VWF (linkse as)Gemiddeld lenings<strong>be</strong>drag (rechtse as)Bron: Vlaams Woningfonds.4.31 Bouwvergunningen renovatie en nieuwbouwEvolutie van het aantal bouwvergunningen voor renovatie ennieuwbouwwoningen, van 1996 tot 2009.45.00040.00035.00030.00025.00020.00015.00010.0005.00001996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Bron: ADSEI.Vergunningen voor nieuwbouwwoningenVergunningen voor renovatieSociale leningenIndien wordt voldaan aan <strong>be</strong>paalde criteria inzake inkomenen/of waarde van de woning, kan een lening wordenafgesloten aan een goedkoper tarief dan wat op de privatemarkt gehanteerd wordt. Er zijn verschillende soortensociale leningen. Het Vlaams Woningfonds (VWF) ende Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW)zorgen voor goedkope leningen en ontvangen voor deuitvoering van hun opdracht subsidies van de overheid.Beiden komen hierna meer in detail aan bod.Daarenboven kunnen erkende kredietmaatschappijenleningen verstrekken aan gezinnen of alleenstaanden zonderstartkapitaal, dankzij de gewestwaarborg die op eengedeelte van de lening wordt verleend.De hoofdactiviteit van het Vlaams Woningfonds omvathet toekennen van sociale hypothecaire leningen aangezinnen met minstens één kind en een <strong>be</strong>scheiden inkomen.Tot decem<strong>be</strong>r 2005 konden enkel gezinnen metminimum twee kinderen een <strong>be</strong>roep doen op het VlaamsWoningfonds. Sindsdien werd de doelgroep uitgebreidwaardoor ook gezinnen met één kind in aanmerking komenvoor een lening en werd de maximum toegelatenwaarde van de te financieren woning verhoogd.Deze uitbreiding heeft geresulteerd in een verhoging vanhet aantal leningsaanvragen. In 2009 werden 2.510 leningenvereffend, slechts enkele minder dan in 2008. Het doelvan de lening is voornamelijk de aankoop van een woningal dan niet gecombineerd met ver<strong>be</strong>teringswerken (86%in 2009) en in mindere mate nieuwbouw (5%) en enkelver<strong>be</strong>teringswerken (9%).De gemiddelde rentevoet <strong>be</strong>droeg 2,12% in 2009, iets minderdan het jaar voordien (2,27%). Het gemiddelde ontleende<strong>be</strong>drag was lichtjes hoger namelijk 134.670 euro.In 2009 was het aandeel van de ontlenersgezinnen metéén kind 31%. Het aandeel van de allochtone gezinnen<strong>be</strong>droeg 22%. In 2009 werden 1.003 eenoudergezinnen252vrind <strong>2010</strong>


groen en dynamisch stedengewestgenoteerd, wat 40% is van het totaal, in 2008 was dit nog36%.In 2009 heeft de Vlaamse Maatschappij voor SociaalWonen (VMSW) 1.347 leningsakten verleden. Er werdten opzichte van het jaar daarvoor een lichte toenamegerealiseerd die vooral toe te schrijven was aan leningenin het kader van renovatie (waarvan het grootste gedeeltein combinatie met aankoop). Zowat 90% van de verkochtesociale koopwoningen werden in 2009 <strong>be</strong>leend via een bijde VMSW <strong>be</strong>taalbaar krediet.PremiesWie wil bouwen of verbouwen en aan de gestelde voorwaardenvoldoet, kan bij de Vlaamse overheid een <strong>be</strong>roepdoen op een ver<strong>be</strong>terings- en aanpassingspremie, een renovatiepremieen/of een verzekering gewaarborgd wonenbij een hypothecaire lening.In de periode 1996-2008 kregen 133.597 personen eentegemoetkoming voor renovatie en aanpassing van dewoning, voor in totaal een <strong>be</strong>drag van 349.426.417 euro.De ver<strong>be</strong>terings- en aanpassingspremie geeft premiesvoor enerzijds ver<strong>be</strong>teringswerken aan de woning voorpersonen met een <strong>be</strong>scheiden inkomen en anderzijdsaanpassingswerken om de woning meer geschikt te makenvoor <strong>be</strong>jaarden en gehandicapten. De premie varieertnaargelang van het type van de uitgevoerde werken. In2008 ontvingen 8.324 personen een tegemoetkoming vooreen totaal<strong>be</strong>drag van 9.345.170 euro. Gemiddeld werd peraanvraag een premie van 1.123 euro uitgekeerd.In maart 2007 werd een nieuwe renovatiepremie ingevoerd.De premie dient voor structurele of bouwfysischewerken die de toestand van de woning fundamenteelkunnen ver<strong>be</strong>teren. De premie moedigt de grondige renovatieen algemene opwaardering van de woning aan.Het subsidie<strong>be</strong>drag wordt <strong>be</strong>rekend op 30% van de totalekostprijs, met een maximum van 10.000 euro. In 2008ontvingen 13.149 personen een renovatiepremie voor eentotaal<strong>be</strong>drag van 83.031.210 euro. De renovatiepremie<strong>be</strong>droeg gemiddeld 6.314 euro.De populariteit van de premie had een grote budgettaireweerslag. In tegenstelling tot de negatieve evolutie vanhet aantal bouwvergunningen voor nieuwe woningen,bleef het aantal toegekende bouwvergunningen voorrenovatie namelijk op peil. In 2009 werden de toekenningvoorwaardenaangepast om de premie <strong>be</strong>taalbaarte houden. Voor 2009 zijn nog geen definitieve cijfers<strong>be</strong>kend.Wie een woning bouwt, koopt of renoveert, kan zichgratis laten verzekeren tegen inkomensverlies. Als mentijdens de eerste tien jaar na het afsluiten van een hypothecairelening onvrijwillig werkloos of ar<strong>be</strong>idsongeschiktwordt, neemt de Vlaamse overheid een deel vande af<strong>be</strong>taling op zich. De in 1998 ingevoerde ‘verzekeringtegen inkomensverlies’ werd eind 2003 herwerkt tot de‘verzekering gewaarborgd wonen’. De voorwaardenom in aanmerking te komen voor de verzekering werdenversoepeld en de inkomensgrenzen opgetrokken. De tegemoetkomingwordt maximaal drie jaar toegekend en<strong>be</strong>draagt ten hoogste 500 euro per maand. In de periode1998-2008 werden in totaal 48.237 polissen afgesloten,voor een totaal<strong>be</strong>drag van 10.513.254 euro.Aanbod sociale huisvestingDe sociale huisvestingsmaatschappijen verhuren nietalleen, maar bieden ook sociale woningen en kavels tekoop aan. Om te kunnen kopen, moet aan <strong>be</strong>paalde voorwaardenworden voldaan met <strong>be</strong>trekking tot inkomenen eigendom. In 2009 zijn 474 sociale koopwoningen,158 sociale huurwoningen en 50 sociale kavels effectief4.32 Subsidies Vlaams huisvestings<strong>be</strong>leidEvolutie van de <strong>be</strong>talingen van tegemoetkomingen, per stelsel, in euro, van 1996 tot 2008.Jaar Huursubsidie Nieuwbouw Aankoop Renovatie VerzekeringTotaalgewaarborgd wonen1996 2.873.935 5.507.254 2.263.458 24.216.658 34.861.3051997 4.140.957 10.577.911 3.949.449 28.418.441 47.086.7581998 5.375.798 11.338.861 3.793.788 28.871.842 416.720 49.797.0091999 6.754.542 7.486.034 3.111.955 19.017.264 1.408.393 37.778.1882000 7.671.120 4.816.776 2.048.186 15.584.464 1.149.032 31.269.5782001 7.163.373 4.432.934 1.757.445 17.152.683 873.544 31.379.9792002 7.959.788 7.587.729 695.031 14.146.093 1.004.314 31.392.9552003 8.731.367 3.985.509 390.241 11.256.681 1.104.789 25.468.5872004 8.941.274 11.476 2.678 9.101.195 868.967 18.925.5902005 9.102.258 0 0 14.639.437 891.851 24.633.5472006 8.892.048 0 0 15.840.300 1.046.814 25.779.1622007 9.142.905 0 0 58.804.980 981.211 68.929.0962008 15.397.761 0 0 92.376.380 767.620 108.541.761Totaal 1996-2008 102.147.126 55.744.485 18.012.230 349.426.417 10.513.254 535.843.513Bron: Agentschap Wonen <strong>Vlaanderen</strong>.wonen 253


4.33 Begunstigden Vlaams huisvestings<strong>be</strong>leidEvolutie van het aantal <strong>be</strong>gunstigden dat geniet van eentegemoetkoming, per stelsel, van 1999 tot 2008.25.00020.0004.34 Nieuwbouw VMSWEvolutie van het totale aantal nieuwbouwwoningen (huur- enkoopwoningen) geadviseerd door de Vlaamse Maatschappijvoor Sociaal Wonen, van 1996 tot 2009.3.0002.50015.0002.00010.0005.0001.5001.00050001999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008Nieuwbouw Aankoop RenovatieVerzekering gewaarborgd wonenHuursubsidie019961997199819992000Huurwoningen20012002200320042005Koopwoningen2006200720082009Noot: nieuwbouw en aankoop zijn afgelopen stelsels.Bron: Agentschap Wonen <strong>Vlaanderen</strong>.Noot: cijfers 2008 en 2009: voorlopige oplevering.Bron: VMSW.verkocht. Zowel voor sociale koopwoningen als voorsociale huurwoningen is dit minder dan het jaar voordien.Een kavel kost gemiddeld 40.630 euro, een socialekoopwoning 167.180 euro. Per provincie worden er eenhonderdtal koopwoningen verkocht. Uitzondering hieropis de provincie Vlaams-Brabant waar enkel in het arrondissementLeuven een 15-tal koopwoningen zijn verkochtaan een gemiddelde verkoopprijs die opmerkelijk hogerligt dan in de andere provincies, namelijk aan 191.936euro per woning.De prijs voor de aankoop van een sociale huurwoningwordt door de VMSW niet meer systematisch gevolgd.Eind 2009 heb<strong>be</strong>n de VMSW en de sociale huisvestingsmaatschappijen(SHM’s) nog 1.538 ha bouwgrond<strong>be</strong>schikbaar. Dat is na jaren van lichte daling opnieuween stijging van de voorraad. De grondvoorraad van deVMSW is daarin <strong>be</strong>perkt en is doorgaans niet onmiddellijkontwikkelbaar. Op deze gronden wordt nieuwbouwgerealiseerd. Sinds 1996 worden jaarlijks gemiddeld ongeveer2.500 woningen bijgebouwd, in 2009 waren dit er2.498 waarvan 23% koopwoningen.Ondersteuning huurmarktDrie segmenten worden onderscheiden op de privatehuurmarkt, die elk ongeveer één derde van de huurdersvertegenwoordigen. Eén segment <strong>be</strong>vat jonge huurdersin een overgangssituatie. Daarnaast is er nog een segmentvan oudere huurders in woningen van gemiddeldgoede kwaliteit en een segment van lage inkomensgezinnenin de slechtere woningen (Le Roy e.a. 2008).Om de huurmarkt in <strong>be</strong>eld te brengen wordt ingegaan ophet huurpatrimonium van de sociale huisvestingsmaatschappijenen de sociale verhuurkantoren, de huurprijsen de ondersteuning van huurders onder de vorm van hettoekennen van een huursubsidie.Sociale woningenEind 2009 zijn 141.426 sociale woongelegenheden verhuurd(of in renovatie) door de VMSW en de 93 SHM’s.Als ook de woningen die buiten het sociaal huurstelselverhuurd worden aan gemeenten, CAW’s en OCMW’sin rekening worden gebracht dan telt het patrimonium142.368 woningen. Ongeveer de helft hiervan is een appartement,voor het overige gaat het om woonhuizen.Hoewel er sinds 1996 jaarlijks gemiddeld 2.500 woningenworden bijgebouwd, waarvan drie vierde huurwoningen,voldoet het aanbod niet aan de vraag. Midden 2007 warener 75.735 unieke kandidaat-huurders ingeschreven op dewachtlijsten van de sociale huisvestingsmaatschappijen in<strong>Vlaanderen</strong>. Ten opzichte van het voorgaande jaar was ereen vermindering ten gevolge van de schrapping van dedub<strong>be</strong>ltellingen, een controle die om de twee jaar wordtuitgevoerd.254vrind <strong>2010</strong>


groen en dynamisch stedengewestDe leeftijdsgroep van 40 tot en met 49 jaar vormt degrootste groep kandidaat-huurders (23,5%). Van alle aanvragers<strong>be</strong>hoort 27,7% tot de leeftijdsgroep 55+. Toch isook 20,4% van de aanvragers tussen de 20 en de 30 jaar.44% is alleenstaand terwijl 20% alleenstaand is met één ofmeer kinderen. Als men kijkt naar de provincie van voorkeur,wenst 32,3% van de potentiële huurders een woningin Antwerpen. Onderaan de lijst staat Vlaams-Brabantmet 12,2%, toch steeg dit aandeel de jongste jaren, alsookin West-<strong>Vlaanderen</strong> (derde in de lijst met 18,9%).Kandidaat-huurders zijn er in aantal - maar ook relatiefindien wordt gemeten ten opzichte van <strong>be</strong>volkingsomvangvan de gemeente - vooral in de groot- en centrumstedenen de gemeenten van de vroegere mijnstreek inLimburg. In de meeste van deze steden zet deze trend zichdoor. Dit is ook het geval voor de noord- en zuidoostelijkerand van Brussel en sommige kleinstedelijke gebieden.Per 100 woningen die eind 2007 werden verhuurd dooral de sociale huisvestingsmaatschappijen samen, stondenzo’n 56 kandidaten op de wachtlijst. Er moet in dezecijfers rekening worden gehouden met het feit dat eenaantal kandidaat-huurders op de wachtlijst staan voor eenandere sociale woning dan deze die zij op dat ogenblikhuren. Als voor de wachtlijst VMSW het aantal uniekekandidaat-huurders wordt geteld dat nog geen socialehuurder is, komt men op een sociale woning<strong>be</strong>hoefte in<strong>Vlaanderen</strong> van 57.457 aanvragen; wat nog steeds eenstijging is van 12,6% op twee jaar tijd.Op basis van de resultaten van de Woonsurvey 2005 voldoet39% van alle private huurders in <strong>Vlaanderen</strong> aan devoorwaarden om recht te heb<strong>be</strong>n op een sociale woning.Dit komt overeen met een geraamd aantal van 180.500huishoudens of 7,2% van alle huishoudens, wat veel meeris dan het aantal huishoudens op de wachtlijst. Als enkel4.35 WachtlijstenAantal personen dat zich bij een sociale huisvestingsmaatschappijals kandidaat heeft ingeschreven voor een socialehuurwoning, volgens voorkeurprovincie, en de verhoudingvan het aantal kandidaat huurders tot het aantal sociale huurwoningen,per provincie. Toestand midden 2007.kandidaathuurdersmidden 2007aantal kandidaat-huurdersper sociale woning(patrimonium van 31/12/2007)Antwerpen 25.175 0,55Limburg 11.292 0,63Oost-<strong>Vlaanderen</strong> 17.302 0,51Vlaams-Brabant 9.502 0,60West-<strong>Vlaanderen</strong> 14.730 0,55Totaal 78.001 0,56Noot: De som van de aantallen ligt wat hoger dan het totale aantal uniekekandidaat-huurders (75.735), daar sommigen een voorkeur heb<strong>be</strong>n gegevenaan twee verschillende provincies.Bron: SHM’s / VMSW.rekening gehouden wordt met de huishoudens waarvande woonsituatie niet voldoet aan minimumnormen voor<strong>be</strong>taalbaarheid en kwaliteit, blijft de raming van dezelfdegrootteorde (Winters e.a. 2009).Om het sociaal woonaanbod te verhogen werd het decreetover het grond- en panden<strong>be</strong>leid in 2009 goedgekeurd.Het trad in werking op 1 septem<strong>be</strong>r 2009 en <strong>be</strong>vattwee grote luiken. Enerzijds maatregelen die het aanbodaan sociale woningen sterk moet laten stijgen (+43.000sociale woningen, +21.000 sociale koopwoningen en+1.000 sociale kavels). Het decreet voorziet in een sociaalobjectief per gemeente. Dit objectief legt een aantal terealiseren sociale woningen op per gemeente voor deperiode 2009-2020. Anderzijds worden er verschillendefiscale stimuli uitgewerkt die het aantal verwaarloosde enverkrotte woningen moet doen dalen.4.36 Huurpatrimonium SHM’sAandeel sociale huurwoningen SHM’s ten opzichte van het aantal private huishoudens, op gemeentelijk niveau, in %. Toestandop 31 decem<strong>be</strong>r 2009.9,0 - 17,4 6,0 - 8,9 3,0 - 5,9 1,5 - 2,9 < 1,5 Geen huurwoningenNoot: Sociale huurwoningen verhuurd door gemeenten, sociale verhuurkantoren,... zijn niet opgenomen; aantal private huishoudens op 1 januari 2008.Bron: VMSW, <strong>be</strong>werking Studiedienst van de Vlaamse Regering.wonen 255


Sociale verhuurkantorenDe sociale verhuurkantoren (SVK’s) huren zelf woningenen verhuren ze door aan kansarmen en kwetsbare <strong>be</strong>woners.De erkende SVK’s <strong>be</strong>heerden eind 2009 samen 4.913woningen. Dit aantal is het voorbije decennium jaarlijksfors gestegen. Het hoogste aandeel van SVK-woningen<strong>be</strong>vindt zich in de provincie West-<strong>Vlaanderen</strong> (34,7% vanhet totale SVK-woningaanbod). Vlaams-Brabant (11,6%)heeft het laagste aanbod.Eind 2009 zijn er 51 erkende SVK’s actief in 237 gemeenten,wat staat voor een gebiedsdekking van 77% van degemeenten.Het percentage woningen dat de SVK’s in eigendomheb<strong>be</strong>n of huren van een SHM, een lokaal <strong>be</strong>stuur of deprovincie, daalt jaar na jaar. In 2008 waren nog bijna 10%van de woningen op die manier in <strong>be</strong>heer, in 2009 is ditverder gedaald tot minder dan 8%. De SVK’s richten zichmeer en meer op de private huurmarkt.In de loop van 2009 werden in 49 van de 51 SVK’s 9.425nieuwe woningzoekenden ingeschreven (alleenstaandenof gezinnen) of een gemiddelde van 192 inschrijvingenper SVK. Dit is gevoelig meer dan in het werkjaar 2008(+45 per SVK).In totaal staan er 13.332 kandidaat-huurders op de wachtlijstenbij de SVK’s. Dit zijn er 261 meer dan in 2008. Gemiddeldzijn dat 2,8 wachtenden per SVK-woning. Dezegemiddelden liggen iets lager dan in 2008, mogelijk omwillevan de verplichte actualisatie enerzijds en anderzijdsde groei van het aantal woningen dat een lager aandeelwachtenden per SVK oplevert.Wat het profiel van de woningzoekenden <strong>be</strong>treft, kanworden vastgesteld dat bijna de helft een inkomen heeft4.37 SVK-woningenEvolutie van het aantal woningen in het <strong>be</strong>heer van de erkendeen gesubsidieerde verhuurkantoren, van 1998 tot 2009.5.0004.5004.0003.5003.0002.5002.0001.5001.00050001998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Bron: Vlaams Overleg Bewoners<strong>be</strong>langen.gelijk aan het leefloon. In 2008 was dit nog 28,6%. Alshierbij de gezinnen en alleenstaanden worden geteld dienet boven het leefloon zitten, dan maakt dit ruim de helft(57%) van de mensen op de wachtlijst.Dit weerspiegelt zich ook in de puntentoekenning in hetSVK-toewijssysteem: zowat 28% <strong>be</strong>taalt meer dan 35%van zijn netto inkomen aan huurprijs en van deze groep zitzelfs 12% boven de helft van zijn netto inkomen. Vooral deprivate huurders met een erg hoge <strong>be</strong>taalbaarheidsdrukvinden dus de weg naar het SVK.HuurprijsIn 2005 <strong>be</strong>droeg de gemiddelde huurprijs voor eenprivate woning 431 euro per maand. Ruim de helft vande private huurders <strong>be</strong>taalde tussen 300 en 500 euro permaand. Daarbovenop komen de maandelijkse verbruikskosten,120 euro per maand.Eengezinswoningen zijn duurder dan appartementen binneneenzelfde gebiedstype (stedelijk versus buitengebied).Voor eenzelfde type woning is de huurprijs op de privatemarkt hoger in het stedelijk gebied dan in andere gebieden.In 2008 hadden 78% van de woningen die bij de socialeverhuurkantoren uit <strong>be</strong>heer zijn gegaan een huurprijslager dan 375 euro. Bij de nieuwe woningen had 62,5%een huurprijs hoger dan dit <strong>be</strong>drag; 11% had zelfs eenhuurprijs hoger dan 500 euro.De gemiddelde huurprijs voor een sociale woning <strong>be</strong>droegeind 2009 bijna 237 euro per maand, wat neerkomtop een lichte stijging tegenover 2007 (231 euro). Dit ligtnog altijd fiks onder de huurprijzen op de private huurmarkt.De huurprijzen variëren per gemeente.Bij het Vlaams Woningfonds huurden 740 gezinnen in2009 een woning aan een gemiddelde huurprijs van 252euro per maand.Volgens de gegevens van de SILC-enquête 2007 is de gemiddeldehuurprijs (private + sociale woningen) in <strong>Vlaanderen</strong>420 euro per maand, in Wallonië 378 euro.HuursubsidieDe huursubsidie wordt uitgekeerd aan <strong>be</strong>jaarden engehandicapten die verhuizen van een woning die niet isaangepast aan hun fysieke gesteldheid, naar een woningdie hiervoor wel geschikt is.Ook kunnen personen die verhuizen van een ongeschiktof on<strong>be</strong>woonbaar verklaarde woning of van een over<strong>be</strong>woondewoning naar een volwaardige gezonde woningmet een minimumoppervlakte, een huursubsidie ontvangen.Voor de verhuiskosten wordt een eenmalige installatiepremieuitgekeerd. Het huursubsidiestelsel <strong>be</strong>staatsinds 1992 en werd in mei 2007 geactualiseerd. Sindsdienwordt eveneens een huursubsidie toegekend aan (nieuwe)huurders van een woning verhuurd door een sociaal verhuurkantoor.256vrind <strong>2010</strong>


groen en dynamisch stedengewest4.38 Gemiddelde huurprijs sociale woningGemiddelde huurprijs van de sociale woningen VMSW per gemeente, 2009, in euro.> 350311 - 350291 - 310281 - 290261 - 280241 - 260221 - 240201 - 220171 - 200≤ 170Geen dataBron: VMSW.In 2008 werd aan 2.374 nieuwe <strong>be</strong>gunstigden een huursubsidieen/of installatiepremie toegekend (zie figuur4.33). In totaal werd in 2008 aan 9.799 <strong>be</strong>gunstigden eenhuursubsidie toegekend.In de periode 1996 – 2008 werd in totaal aan 27.624 nieuwe<strong>be</strong>gunstigden een huursubsidie en/of installatiepremietoegekend, voor een totaal<strong>be</strong>drag van 102.147.126 euro.WoningkwaliteitDe kwaliteit van de woning heeft verschillende aspecten:de bouwfysische kwaliteit, het comfort, de <strong>be</strong>zettingsgraadvan de woning en de duurzaamheid van de woning.Hieronder wordt in een eerste deel ingegaan op dezekwaliteitsaspecten.Om de woningkwaliteit te <strong>be</strong>vorderen werd de renovatiepremieingevoerd. Daarnaast heeft de Vlaamse overheidkwaliteitsnormen vastgelegd waaraan iedere woning moetvoldoen. De Vlaamse Wooncode voorziet instrumenten omeffectief over deze woningkwaliteit te waken. Het tweededeel handelt over de controle op de woningkwaliteit.Bouwtechnisch zijn in 2005 ruim negen op tien woningenvan goede kwaliteit. Voor bijna 6% van de woningenis een lichte renovatie vereist en 1% van de woningenvraagt een zware renovatie of is rijp voor de sloop. Hetgaat hierbij om cijfers van domiciliewoningen; leegstaandewoningen en tweede verblijven zijn niet in<strong>be</strong>grepen.Dit <strong>be</strong>tekent dat het aandeel slechte woningen in het totalewoningpatrimonium onderschat is. Private huurwoningenzijn er wat slechter aan toe dan andere woningen,evenals woningen gebouwd vóór 1946. In Oost- en West-<strong>Vlaanderen</strong> is er een lagere woningkwaliteit, in Antwerpenen Limburg is de kwaliteit over het algemeen hoger.De resultaten van de woningschouwing van 2005 wijzenop zeer duidelijke kwaliteitver<strong>be</strong>tering van de woningwanneer ze worden vergeleken met de technische schouwingvan 1994-1995.4.39 Uitwendige bouwtechnische kwaliteitEindoordeel over de uitwendige kwaliteit van de domiciliewoningenop basis van de bouwtechnische opname, 2005, in %.83,9% 9,4%5,7%0,8%0,2%Aspecten woningkwaliteitZonder gebrekenLichte renovatieTe vervangenBron: Woningschouwing 2005.Klein herstelZware renovatiewonen 257


4.40 ComfortEvolutie van het comfortniveau van de woningen, in 1991,2001 en 2005, in %.4.41 EnergieprestatiepeilGrafiek 18: Evolutie E-peil in EPB-aangiften, van 2006 tot2009, in % van het totaal aantal EPB-aangiften.10090807060504030<strong>2010</strong>807060504030<strong>2010</strong>01991 2001 20050Groot comfortMiddelmatig comfortKlein comfortGeen klein comfort2006 2007 2008 2009E > E80E60 < E ≤ E80E40 < E ≤ E60E ≤ E40Bron: Vanneste e.a. (2007), Woonsurvey 2005.Bron: Vlaams Energieagentschap.Over de inwendige staat van de woning zijn enkel gegevens<strong>be</strong>schikbaar via <strong>be</strong>vraging van de <strong>be</strong>woners. Opbasis van de SEE 2001 werd het aandeel woningen vanslechte of zeer slechte kwaliteit geschat op 13,3%, ofwel312.287 woningen. In 2005 werd dezelfde <strong>be</strong>rekeningovergedaan op basis van de Woonsurvey 2005. Dit leiddetot de conclusie dat 9,2% van de woningen van slechteof zeer slechte kwaliteit zijn, wat overeenkomt met eengeraamd aantal van 230.933 woningen. Ook uit deze indexkan worden afgeleid dat de bouwfysische staat van dewoningen is ver<strong>be</strong>terd (Winters S. & De Decker P., 2009).Recente gegevens van de SILC-enquête wijzen toch opeen probleem. Zo zou het percentage Vlamingen datleeft in een woning met gebrek aan klein comfort, tweeof meer huisvestingsproblemen en/of gebrek aan ruimtestelselmatig toenemen, namelijk van 18,8% in 2004 tot26,8% in 2008.Het comfortniveau is er de voorbije 15 jaar sterk opvooruit gegaan. In 1991 had 14% geen klein comfort, in2005 was dit nog slechts 3%. Het aandeel woningen metgroot comfort is toegenomen naar 69% in 2005. Kleincomfort houdt in dat de woning <strong>be</strong>schikt over stromendwater, een toilet en een bad of douche. Woningen met‘klein comfort’ en centrale verwarming <strong>be</strong>horen tot decategorie ‘middelmatig comfort’. Is er daarnaast ook nogeen keuken van minstens 4m², een telefoonaansluiting enheeft het gezin een auto, dan krijgt de woning het la<strong>be</strong>l‘groot comfort’.In vier op vijf woningen is centrale verwarming aanwezigen bij woningen gebouwd na 1970 loopt dit op tot 90%.Huurwoningen zijn minder vaak uitgerust met centraleverwarming dan eigendomswoningen. Het zijn vooralde alleenstaanden en de ouderen die het vaakst niet overcentrale verwarming <strong>be</strong>schikken.De <strong>be</strong>zettingsgraad van een woning refereert naar deverhouding tussen de woninggrootte en de grootte vanhet huishouden. Volgens de SILC-enquête 2008 gaven4,4% van de <strong>be</strong>vraagden aan te leven in een huis met gebrekaan ruimte, waarbij onder gebrek aan ruimte wordtverstaan dat het aantal <strong>be</strong>schikbare kamers (zonder badkamers,toilet, gang...) gedeeld door aantal leden van hethuishouden is kleiner dan 1.Analyse van de volkstellingen geeft aan dat er tussen1991 en 2001 een toename was van het aantal over<strong>be</strong>zettewoningen. In 2001 <strong>be</strong>droeg het aandeel woningendat als ‘klein’ werd aangeduid 6%, wat een verdub<strong>be</strong>ling<strong>be</strong>tekent ten opzichte van de meting in 1991. Anderzijdswas er ook een lichte toename van de ‘onder<strong>be</strong>zettewoningen’: het aandeel van de woningen die als ‘ruim’werden <strong>be</strong>oordeeld, steeg van 32% in 1991 naar 34% in2001 (Vanneste e.a., 2007). Onder<strong>be</strong>zetting van woningenkomt vooral voor bij oudere leeftijdsgroepen (Pauwels K.& Vanden Boer L., 2004).Duurzaam wonen en bouwen is een <strong>be</strong>grip dat verschillendedeelaspecten omvat en waarbij het gebruik vanenergie uiteraard een <strong>be</strong>langrijke rol speelt. In <strong>Vlaanderen</strong>is sinds 1 januari 2006 de energieprestatieregelgeving vankracht. Cijfers van het Vlaams Energieagentschap (VEA)tonen aan dat het gemiddelde energieprestatiepeil (uitgedruktin E-peil) van een nieuwbouwwoning de laatstejaren sterk is ver<strong>be</strong>terd. Volgens de regelgeving mochtde voorbije jaren maximaal E100 worden gebouwd. Hetgemiddelde E-peil voor vergunningsaanvragen is van2006 naar 2008, gedaald van E86 naar niveau E80. In 2009is het E-peil gedaald naar gemiddeld E78,5. Dit heeft temaken met de toename van de buitenmuurisolatie en de<strong>be</strong>tere isolatie van hellende en platte daken. In vrijwel allenieuwbouwwoningen wordt hoogrendements<strong>be</strong>glazinggeplaatst.258vrind <strong>2010</strong>


groen en dynamisch stedengewestWoningkwaliteits<strong>be</strong>wakingDe woningkwaliteits<strong>be</strong>waking stoelt op de administratieveprocedure ongeschikt- en/of on<strong>be</strong>woonbaarverklaringvan woningen enerzijds en de strafrechtelijke handhavinganderzijds.Heffing op leegstand en verkrottingDe heffing op leegstand en verkrotting van het VlaamseGewest <strong>be</strong>staat sinds 1996. De heffing is gericht op hettegengaan van de verkrotting van woningen en de verloederingvan buurten. De heffing op leegstand en verkrottingwordt geheven op 3 soorten probleempanden: leegstaande,verwaarloosde, ongeschikt en/of on<strong>be</strong>woonbaarverklaarde woningen.Een woning wordt als leegstaand <strong>be</strong>schouwd wanneer zemeer dan een jaar niet meer effectief gebruikt is geweest.In totaal zijn voor de periode 1996 tot eind 2008 ooit 42.539woningen op de lijst gezet. Daarvan is ondertussen 92%geschrapt. Eind 2008 stonden er in totaal 3.252 woningenop de inventaris leegstand. Vanaf 2004 daalt het aantalnieuw geïnventariseerde woningen doordat sindsdienleegstand op een andere wijze geïnventariseerd wordt.Een woning is verwaarloosd indien de buitenkant ernstigegebreken vertoont. De verwaarlozing wordt aan dehand van een uitwendig onderzoek van de woning vastgesteld.In totaal werd voor de periode 1996 tot eind 2008ooit 8.590 panden geïnventariseerd. Ondertussen werd87% geschrapt. Eind 2008 stonden er nog 1.160 woningenop de inventaris verwaarlozing. Vanaf 2004 daalde ookhet aantal nieuw geïnventariseerde woningen omwillevan de nieuwe inventarisatiemethode.Indien een huurwoning niet aan de minimumkwaliteitsnormenvoldoet, kan ze ongeschikt verklaard worden. Wordener bovendien ernstige veiligheids- of gezondheidsrisico’svastgesteld, dan kan ze on<strong>be</strong>woonbaar worden verklaard.Het aantal woningen dat ooit op de inventaris werd geplaatst,komt eind 2008 op 15.896. De schrappinggraad<strong>be</strong>draagt 72%. Eind 2008 stonden er in totaal 4.643 woningenop de inventaris ongeschikt/on<strong>be</strong>woonbaar.Het aantal nieuw geïnventariseerde woningen bleef in dejaren 2001-2003 stabiel op ongeveer 1.300 woningen perjaar. Nadien ging het aantal nieuw geïnventariseerde woningenterug in stijgende lijn door de inwerkingtredingvan de Wooninspectie.Strafrechtelijke handhavingDe Wooninspectie, die instaat voor de strafrechtelijkehandhaving, treedt vooral op bij panden in zeer slechtestaat en bij verhuurders die meerdere verkrotte pandenverhuren. In het zevende werkjaar (okto<strong>be</strong>r 2007- septem<strong>be</strong>r2008) werden in 442 panden in totaal 1.462 wooneenhedengeverbaliseerd (kamers, studio’s, appartementen,eengezinswoningen). Deze PV’s worden overgemaakt aanhet parket, dat instaat voor de strafrechtelijke vervolgingvan de verhuurders.In het achtste werkjaar, dat liep tot 31 decem<strong>be</strong>r 2009,werden 787 panden geverbaliseerd, goed voor 2.390woonentiteiten. Dat zijn er op jaarbasis ongeveer 31%meer dan het vorige werkjaar. Er werd opgetreden in 129gemeenten.De grootste problemen doen zich voor bij de elektrischeinstallaties (64% van de geverbaliseerde woonentiteiten)met open elektrische geleiders, slecht aangesloten stop-4.42 Leegstand en verkrottingEvolutie van het aantal nieuw geïnventariseerde panden perjaar, van 1996 tot eind 2008.4.43 Evolutie leegstand en verkrottingEvolutie van het aantal panden dat op de inventaris staat ophet einde van het jaar, van 1996 tot 2008.9.0008.0007.0006.0005.0004.0003.0002.0001.00014.00012.00010.0008.0006.0004.0002.000001996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008LeegstandOngeschikt/on<strong>be</strong>woonbaarVerwaarlozingLeegstandOngeschikt/on<strong>be</strong>woonbaarVerwaarlozingNoot: wijziging in de registratiemethode tussen 2003 en 2004.Bron: Agentschap Wonen <strong>Vlaanderen</strong>, april 2009.Noot: wijziging in de registratiemethode vanaf 2003.Bron: Agentschap Wonen <strong>Vlaanderen</strong>, april 2009.wonen 259


contacten en lichtschakelaars. Ook vocht (31%) en risicoop CO-vergiftiging (21%) staan hoog op de lijst van vastgesteldegebreken. 41% van de geverbaliseerde woonentiteitenwaren kamers. Bijna alle onderzochte kamers werdenongeschikt verklaard (184 van de 196), sommige zelfson<strong>be</strong>woonbaar. Nochtans noteerde de Wooninspectiehierbij ook dat voor deze kamers gemiddeld een huurprijsvan 260 euro per maand werd gevraagd.Sinds septem<strong>be</strong>r 2007 kreeg de Wooninspectie ook de <strong>be</strong>voegdheidom het herstel van de verkrotte woning of kamerte vorderen voor de rechtbank. Dit is de zogenaamdeherstelvordering. Ook op dit vlak werd in het achtstewerkjaar een sterke toename geconstateerd ten opzichtevan het vorige werkjaar: 352 herstelvorderingen werdeningeleid wat <strong>be</strong>trekking had op 1.184 woonentiteiten.Lokaal woon<strong>be</strong>leidDe gemeente<strong>be</strong>sturen krijgen in de Vlaamse Wooncodeeen <strong>be</strong>langrijke rol toegemeten. De gemeente is – alsregisseur van het lokaal woon<strong>be</strong>leid – verantwoordelijkvoor het uitwerken van haar woon<strong>be</strong>leid waarbij aandachtdient te gaan naar het stimuleren van sociale woonprojecten,het ondersteunen van woon<strong>be</strong>hoeftige gezinnenen alleenstaanden en het <strong>be</strong>waken van de kwaliteitvan het woningpatrimonium en de woonomgeving.De Vlaamse Regering wil de gemeenten stimuleren, <strong>be</strong>geleidenen ondersteunen om de taak als regisseur van hetlokaal woon<strong>be</strong>leid echt op te nemen met alle publieke enprivate woonactoren. Daarbij wordt prioriteit gegevenaan het stimuleren van intergemeentelijke samenwerkingsverbanden.Om in aanmerking te komen voor een subsidie moeten deprojecten uitgevoerd worden met het oog op de realisatievan elk van de volgende doelstellingen:1. het ontwikkelen van een gemeentelijke <strong>be</strong>leidsvisieop het vlak van wonen;2. het organiseren van het lokaal woonoverleg;3. het uitbouwen van een klantgerichte dienstverleningaan de burger;4. het ver<strong>be</strong>teren van de kwaliteit van het woningpatrimoniumen de woonomgeving.In 2009 werd aan 13 projecten een subsidie toegekendwaarin 76 gemeenten participeren.4.44 Lokaal woon<strong>be</strong>leidGoedgekeurde subsidieaanvragen projecten lokaal woon<strong>be</strong>leid in 2009.1 Kempens Woonpaltform2 Interlokale Vereniging ter ondersteuning van projecten lokaal woon<strong>be</strong>leid - Haspengouw3 Woon<strong>be</strong>leid Regio izegem4 Kwalitatief wonen in de grensstreek5 Wooncentrum Meetjesland6 Woondienst regio Roeselare7 Wonen en Gistel, Ichtegem en Oudenburg8 Lokaal Woon<strong>be</strong>leid GAOZ9 Intergemeentelijke Samenwerking Wonen Blanken<strong>be</strong>rge-Zuienkerke-De Haan10 Intergemeentelijke Samenwerking Wonen Heuvelland-Poperinge-Vleteren11 Wonen in Ham-Beringen-Tessenderlo12 Wonen GeZo13 WO-NI-DEGeen projectBron: Departement RWO, afdeling Woon<strong>be</strong>leid.260vrind <strong>2010</strong>


groen en dynamisch stedengewestVoor meer informatiePublicaties en websitesDe Vlaamse Regering 2009-2014. Een daadkrachtig <strong>Vlaanderen</strong>in <strong>be</strong>slissende tijden. Voor een vernieuwende,duurzame en warme samenleving.Beleidsnota Wonen 2009-2014, Freya Van den Bossche,Vlaams minister van Energie, Wonen, Steden en SocialeEconomie, okto<strong>be</strong>r 2009, Vlaams Parlement.Heylen K, Le Roy M., Vanden Broucke S., VandekerckhoveB., en Winters S. (2007), Wonen in <strong>Vlaanderen</strong>.De resultaten van de Woonsurvey 2005 en de UitwendigeWoningschouwing 2005, Ministerie van deVlaamse Gemeenschap, Departement RWO, AfdelingWoon<strong>be</strong>leid, Brussel.Le Roy M. en Vandekerckhove B. (2007), Verder onderzoeknaar de evolutie van de kwaliteit van woningenin <strong>Vlaanderen</strong>, Steunpunt Ruimte en Wonen.Le Roy M., Debusschere E., Heylen K., Vandorpe L.en Vandekerckhove B. (2008), Onderzoek naar woningmerktsegmenten,Steunpunt Ruimte en Wonen.Heylen K. & Winters S. (2009), Woning<strong>be</strong>zit in <strong>Vlaanderen</strong>:een cohorte<strong>be</strong>nadering, Steunpunt Ruimte enWonen.Winters S. & De Decker P. (2009), Wonen in <strong>Vlaanderen</strong>.over kwaliteit, <strong>be</strong>taalbaarheid en woonzekerheid. In:Vanderleyden L., Callens M. & Noppe J., De socialestaat van <strong>Vlaanderen</strong>, Studiedienst van de VlaamseRegering, Brussel, p. 199-234.Vanneste, D., Thomas, I. & Goossens, L. (2007). Woningen woonomgeving in België. Sociaal-EconomischeEnquête 2001. Monografieën nr. 2, Brussel: AlgemeneDirectie Statistiek en Economische Informatie.Pauwels, K. & Vanden Boer, L. (2004). Huisvesting. In:Jacobs, T., Vanderleyden, L. & Vanden Boer, L. (red.).Op latere leeftijd. De leefsituatie van de 55-plussersin <strong>Vlaanderen</strong>. Antwerpen: Garant, 276-299.Verslag acht jaar Vlaamse Wooninspectie. Een evaluatie.Vlaamse Wooninspectie, <strong>2010</strong>.Jaarverslag 2009, Vlaams Woningfonds, <strong>2010</strong>.SVK-Jaarrapport 2008, Vlaams Overleg Bewoners<strong>be</strong>langen,2009.SVK-Vooruitgangsrapport 2009, Vlaams Overleg Bewoners<strong>be</strong>langen,<strong>2010</strong>.VMSW – Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen(2008). Statistisch bulletin kandidaat-huurders. Editieeerste jaarhelft 2007. Brussel: VMSW.Storms B. en Van den Bosch K. (2009), Wat heeft eengezin minimaal nodig? Een budgetstandaard voor<strong>Vlaanderen</strong>. Leuven: Acco.Algemene Directie Statistiek: http://stat<strong>be</strong>l.fgov.<strong>be</strong>Departement RWO, Agentschap Wonen <strong>Vlaanderen</strong>:http://www.bouwenenwonen.<strong>be</strong>/Steunpunt Ruimte en Wonen: http://www4.asro.kuleuven.<strong>be</strong>/steunpuntruimteenwonen/cms/Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen:http://www.vmsw.<strong>be</strong>Vlaams Woningfonds:http://www.vlaamswoningfonds.<strong>be</strong>Sociale woonkredieten:http://www.sociaal-woonkrediet.<strong>be</strong>Vlaams Overleg Bewoners<strong>be</strong>langen:http://www.vob-vzw.<strong>be</strong>Beroepsvereniging van het Krediet:http://www.upc-bvk.<strong>be</strong>/wonen 261


DefinitiesComfortniveauKlein comfort Stromend water binnen de woning +wc met waterspoeling + badkamer of stortbadMiddelmatig comfort Klein comfort + centraleverwarmingGroot comfort Middelmatig comfort + keuken (tenminste 4m²) + telefoonaansluiting + ten minste éénautoEPB Energieprestatie en Binnenklimaat. In uitvoeringvan een Europese richtlijn werd vanaf 1 januari 2006in het Vlaamse Gewest de vroegere isolatiereglementeringvoor gebouwen vervangen door de zogenaamdeenergieprestatieregelgeving.Kamerdecreet Decreet van 4 februari 1997 (zoals gewijzigd)houdende de kwaliteits- en veiligheidsnormenvoor kamers en studentenkamers.Leegstaande woning Een woning wordt als leegstaand<strong>be</strong>schouwd wanneer zij gedurende tenminste twaalfopeenvolgende maanden niet effectief gebruiktwordt in overeenstemming met de woonfunctie.Verzekering Gewaarborgd Wonen De verzekering gewaarborgdwonen wil het grote financiële risico <strong>be</strong>perkenbij het aangaan van een hypothecaire lening.De verzekering loopt over een periode van 10 jaar.Als men tijdens deze verzekeringsperiode onvrijwilligwerkloos of ar<strong>be</strong>idsongeschikt wordt, kan men naeen wachttijd van 3 maanden gedurende maximaal 3jaar een tegemoetkoming ontvangen in de aflossingvan de hypothecaire lening.Vlaamse Wooncode Decreet van 15 juli 1997, zoals gewijzigd; geeft het kader aan voor het woon<strong>be</strong>leidin <strong>Vlaanderen</strong>. Het centrale uitgangspunt van deVlaamse Wooncode is het recht op een <strong>be</strong>hoorlijkehuisvesting voor iedere burger. Het uiteindelijkedoel is de verwezenlijking van dit recht door het<strong>be</strong>vorderen van de <strong>be</strong>schikbaarheid van aangepastewoningen, van goede kwaliteit, in een <strong>be</strong>hoorlijkewoonomgeving, tegen een <strong>be</strong>taalbare prijs en metwoonzekerheid.Ongeschikt of on<strong>be</strong>woonbaar verklaarde woningEen woning wordt ongeschikt verklaard indien aan<strong>be</strong>paalde technische eisen en comfortvereisten nietwordt voldaan. Van het bouwgedeelte wordt de stabiliteiten de bouwfysica van dak, muren en draagvloeren<strong>be</strong>oordeeld. Voor het woongedeelte wordtgekeken naar de comfortvereisten inzake elektriciteit,water en verwarming, de veiligheids- en gezondheidsvereisten(trappen, overlopen, balustrades,verluchtingsmogelijkheid), de afwerking (eventuelesleet aan dekvloer, plafond, ramen en deuren) envochtproblemen. Indien de woning ook nog dooreen aantal zware gebreken een aantoonbaar risicoinhoudt voor de veiligheid of gezondheid van de<strong>be</strong>woners, is zij on<strong>be</strong>woonbaar.SILC Statistics on Income and Living Conditions, is eenenquête naar inkomens en levensomstandigheden eneen instrument om zowel op Belgisch als op Europeesniveau armoede en sociale uitsluiting in kaart tebrengen.Verwaarloosde woning Een woning is verwaarloosdwanneer het ernstige zichtbare en storende gebrekenof tekenen van verval vertoont aan buitenmuren,voegwerk, schoorstenen, dak<strong>be</strong>dekking, dakgebinte,buitenschrijnwerk, kroonlijst of dakgoten.262vrind <strong>2010</strong>


groen en dynamisch stedengewest4.3 stedelijkheidDe verstedelijking zet zich in <strong>Vlaanderen</strong> steeds verderdoor. Verstedelijking heeft een ruimtelijke, fysieke componentdie zich uit in een toenemend <strong>be</strong>slag op de openruimte en druk op het leefmilieu. Anderzijds heeft verstedelijkingook te maken met veranderingen in het leefpatroonvan de <strong>be</strong>volking, in waarden en opvattingen. Voorde Vlaamse overheid is verstedelijking zowel een uitdagingals een opportuniteit. Het is zoeken naar een duurzaamevenwicht zowel sociaaleconomisch, ecologisch alssociaal. Dit komt sterk tot uiting in het Vlaamse regeerakkoorden de <strong>be</strong>leidsnota’s waarin aandacht gaat naarplattelands- en stedelijke ontwikkelingen. Daarin wordteen pleidooi gehouden voor een verdere versterking vanaantrekkelijke, duurzame, leefbare steden en plattelandsgemeenten.De leefbaarheids- of duurzaamheidaspecten vormen danook de leidraad van dit hoofdstuk. Eerst komen een aantaldemografische ontwikkelingen aan bod. Een tweededeel <strong>be</strong>spreekt de ruimtelijke ontwikkeling, waarna eraandacht gaat naar het wonen en de kwaliteit van deleefomgeving. Mogelijke ruimtelijke concentraties vaneconomische activiteit worden in deel vier gekoppeld aanar<strong>be</strong>idsmarktgegevens. Het ecologische luik dat daar opvolgt, is bij gebrek aan data vrij <strong>be</strong>perkt. Afval en milieu<strong>be</strong>wustzijnkomen hier aan bod. In het sociale luik wordtgekeken naar sociale, culturele en vrijetijdsvoorzieningenen is er aandacht voor armoede en achterstelling en aspectenvan sociale samenhang. Er wordt afgesloten meteen aantal institutionele aspecten met het accent op derelatie tussen <strong>be</strong>volking en <strong>be</strong>stuur.De verstedelijking wordt hier in <strong>be</strong>eld gebracht aan dehand van een classificatie van gemeenten en steden. Dezeis gebaseerd op de indeling van het Ruimtelijke Structuurplan<strong>Vlaanderen</strong> waarbij de gemeenten die in hetbuitengebied liggen werden opgesplitst naar plattelandsgemeentenen overgangsgemeenten. Naast het cijfer voorhet Vlaamse Gewest wordt, waar mogelijk, ook het cijfervan het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest meegegeven.4.45 Gebiedsindeling RSV + SPREGebiedsindeling van de gemeenten op basis van de indeling van het Ruimtelijk Structuurplan <strong>Vlaanderen</strong> en het Strategisch PlanRuimtelijke Economie.Grootstad (2) Grootstedelijke rand (19) Vlaams strategisch gebied rond Brussel (14 + Asse)Centrumstad (11) Regionaalstedelijke rand (20) Structuurondersteunend kleinstedelijk (20)Kleinstedelijk provinciaal (25) Overgangsgebied (96) Platteland (101)Bron: RSV, SPRE, <strong>be</strong>werking SVR.stedelijkheid 263


4.46 Indeling gemeentenGebiedsindeling van de gemeenten, aantal inwoners op 1 januari 2008, oppervlakte in km².RSV SPRE Aantal gemeenten Aantal Inwoners % Oppervlakte (km²) %BuitengebiedPlattelandOvergangsgebied10196977.7541.458.41015,923,74.3643.44032,325,4Centrumsteden 11 813.571 13,2 846 6,3Grootsteden 2 709.321 11,5 361 2,7Grootstedelijke rand 19 279.456 4,5 316 2,3Provinciaal kleinstedelijk gebied 25 636.722 10,3 1.726 12,8Regionaalstedelijk gebied 20 361.069 5,9 790 5,8Vlaams strategisch gebied rond Brussel 13 261.473 4,2 273 2,0Structuurondersteunend kleinstedelijk gebied 21 663.824 10,8 1.406 10,4Vlaams Gewest 308 6.161.600 100,0 13.522 100,0Bron: ADSEI, <strong>be</strong>werking SVR.Demografische ontwikkelingen<strong>Vlaanderen</strong> telt momenteel meer dan 6 miljoen inwoners.Hier volgt een <strong>be</strong>eld van een aantal demografische ontwikkelingenvolgens verstedelijkingsgraad.Vooreerst worden de componenten van de <strong>be</strong>volkingsgroeionder de loep genomen. Vervolgens wordt dieper ingegaanop enkele <strong>be</strong>langrijke sociaal demografische parameters.BevolkingOngeveer een kwart van de <strong>be</strong>volking woont in de centrumstedenof in de grootsteden. Het platteland en hetovergangsgebied staan samen in voor bijna 40% van deVlaamse <strong>be</strong>volking. In de grootsteden, provinciestedenen het stedelijk gebied rond Brussel is de <strong>be</strong>volkingsomvangsterker toegenomen dan op het platteland en inhet overgangsgebied. Maar in de grootstedelijke rand enin de centrumsteden is de <strong>be</strong>volking nog minder sterktoegenomen.. Naarmate de graad van verstedelijkingafneemt, wonen er minder inwoners op een km².4.48 Migratiesaldo en natuurlijke groeiMigratiesaldo en natuurlijke groei, driejaarlijkse gemiddelden(van 2005 tot 2007) per 10.000 inwoners.7060504030<strong>2010</strong>0PlattelandKleinstedelijkeprovinciaalOvergangsgebiedMigratiesaldoBron: ADSEI, <strong>be</strong>werking SVR.GrootstedenStructuurondersteunendestedenRegionaalstedelijke randVlaams strategischgebied rond BrusselNatuurlijke groeiGrootstedelijke randCentrumstedenVlaams Gewest4.47 BevolkingsevolutieBevolkingsaantallen 2008, evolutie van 1999 tot 2008 (in %),<strong>be</strong>volkingsdichtheid (inw/km²).2008 Evolutie1999-2008Inwoners/km²Centrumsteden 813.571 3,1 961,7Grootstedelijke rand 279.456 2,2 884,4Grootsteden 709.321 5,6 1964,9Provinciaal kleinstedelijk gebied 636.722 4,8 368,8Overgangsgebied 1.458.410 4,0 424,0Platteland 977.754 3,7 224,0Regionaalstedelijk gebied 361.069 3,1 457,0Vlaams strategisch gebied261.473 4,8 957,8rond BrusselStructuurondersteunend663.824 3,9 472,1kleinstedelijk gebiedVlaams Gewest 6.161.600 4,0 455,7Brussel Gewest 1.048.491 9,3 6497,0Bron: ADSEI, <strong>be</strong>werking SVR.De jaarlijkse <strong>be</strong>volkingsgroei is het resultaat van tweedeelprocessen. Aan de ene kant is er de natuurlijkegroei. Dit is het verschil tussen het aantal geboorten enhet aantal overlijdens.Aan de andere kant is er de invloed door in- en uitgaandeverhuis<strong>be</strong>wegingen, die weerspiegeld worden in het totalemigratiesaldo.Op het platteland en in het overgangsgebied weegt hetmigratiesaldo het zwaarst door op de jaarlijkse <strong>be</strong>volkingsgroei.Dit <strong>be</strong>tekent dat de <strong>be</strong>volking op het plattelanden in het overgangsgebied vooral aangroeit doorinwijkingen van nieuwe inwoners. In de grootsteden isde jaarlijkse <strong>be</strong>volkingsgroei voornamelijk het resultaatde natuurlijke aangroei. Daar zorgen boorlingen voorhet grootste aandeel in de <strong>be</strong>volkingsaangroei. In de centrumstedenheb<strong>be</strong>n <strong>be</strong>ide componenten een <strong>be</strong>langrijkaandeel in de <strong>be</strong>volkingsaangroei.264vrind <strong>2010</strong>


groen en dynamisch stedengewest4.49 Migratiesaldo 18-24 jarigenMigratiesaldo 18-24 jarigen, driejaarlijkse gemiddelden (2005-2007) per 10.000 inwoners.500 tot 1.200 (2) 200 tot 500 (13) 100 tot 200 (43) 0 tot 100 (76)-100 tot 0 (76) -200 tot -100 (62) -500 tot -200 (42)Bron: ADSEI, <strong>be</strong>werking SVR.Bij het totale migratiesaldo naar leeftijdsgroepen in deperiode 2005-2007 zetten de gekende trends zich verderdoor: de stad blijft een attractiepool voor jongeren, maarverliest nog steeds jonge gezinnen met kinderen. De selectievestadsvlucht houdt aan (zie figuur 1.56).Stedelijke gebieden, zeker de studentensteden Gent enLeuven, winnen vooral 18-24 jarigen. Het kustgebied enhet Zenne en Dijlegebied daarentegen verliezen dezejongeren. Ook de Noorderkempen en de Limburgse Kempen,waar Genk toe <strong>be</strong>hoort, kennen een negatief migratiesaldovoor deze leeftijdsgroep.Voor de grootsteden ishet saldo voor de leeftijdsgroep 25-29 jaar nog <strong>be</strong>hoorlijkpositief. Voor de centrumsteden is er geen eenduidigetrend.Het migratiepatroon van de jonge gezinnen en hun kinderenvertoont nog steeds een duidelijke suburbanisatie<strong>be</strong>weging.Jonge gezinnen met kinderen emigreren eerderuit stedelijke gebieden. Van een plattelandsvlucht is geensprake. Het platteland en het overgangsgebied zijn eenaantrekkelijke vestigingsplaats voor jonge gezinnen.4.50 Migratiesaldo 25-29 jarigenMigratiesaldo 25-29 jarigen, driejaarlijkse gemiddelden (van 2005 tot 2007) per 10.000 inwoners.500 tot 900 (7) 300 tot 500 (35) 100 tot 300 (78) 0 tot 100 (53)-100 tot 0 (48) -300 tot -100 (56) -500 tot -300 (24) -1.000 tot -500 (7)Bron: ADSEI, <strong>be</strong>werking SVR.stedelijkheid 265


4.51 Migratiesaldo jonge gezinnenMigratiesaldo jonge gezinnen (30-39j, 0-9j), driejaarlijkse gemiddelden (van 2005 tot 2007) per 10.000 inwoners.200 tot 500 (61) 100 tot 200 (114) 0 tot 100 (106)-100 tot 0 (21) -500 tot -100 (6)Bron: ADSEI, <strong>be</strong>werking SVR.Sociaaldemografische parametersEen huishouden in <strong>Vlaanderen</strong> <strong>be</strong>staat gemiddeld uit 2,4personen. De gemiddelde omvang van een huishoudenis in de centrumsteden en de grootsteden kleiner dangemiddeld in <strong>Vlaanderen</strong>. Op het platteland en in hetovergangsgebied <strong>be</strong>staat een huishouden gemiddeld uit2,5 personen.Op het platteland en in het overgangsgebied wonen inverhouding minder alleenstaanden dan in de rest van<strong>Vlaanderen</strong>. Het grootste aandeel alleenstaanden wonenin de grootsteden en in de centrumsteden. Bijna 1 op vijfinwoners is alleenstaand, in Brussel is dit bijna één opvier inwoners.<strong>Vlaanderen</strong> vergrijst. Komende jaren zal de vergrijzingzich steeds sterker manifesteren. Het aandeel min 20-jarigenis de afgelopen jaren enkel in de grootsteden en hetstrategisch gebied rond Brussel groter geworden. In hetovergangsgebied en op het platteland is de daling van hetaandeel min 20-jarigen of de ontgroening het sterkst. Hetaandeel 60-plussers neemt daarnaast overal sterk toe, metuitzondering van de grootsteden. Het aandeel 60-plussersis in <strong>Vlaanderen</strong> overal groter dan het aandeel jongeren.Enkel in het strategisch gebied rond Brussel en Brussel ishet aandeel jongeren groter.4.52 Huishoudens en alleenstaandenEvolutie van het aantal huishoudens en aantal alleenstaanden tussen 1999 en 2008.HuishoudensAlleenstaandenAantal huishoudens Gemiddeld aantal personen Groei 1999-2008 %Centrumsteden 361.064 2,3 7,6 15,9Grootstedelijke rand 114.055 2,5 7,6 10,8Grootsteden 338.317 2,1 5,0 21,5Provinciaal kleinstedelijk gebied 260.450 2,4 10,7 11,0Overgangsgebied 582.593 2,5 9,7 9,7Platteland 386.904 2,5 9,7 9,4Regionaalstedelijk gebied 145.985 2,5 9,6 10,0Vlaams strategisch gebied rond Brussel 105.709 2,5 7,4 11,4Structuurondersteunend kleinstedelijk gebied 281.897 2,4 8,6 12,9Vlaams Gewest 2.576.974 2,4 8,6 12,5Brussels Gewest 507.455 2,1 8,2 24,0Bron: ADSEI, <strong>be</strong>werking SVR.266vrind <strong>2010</strong>


groen en dynamisch stedengewest4.53 Evolutie vergrijzingEvolutie vergrijzing, van 1999 tot 2008, in %.4.54 Evolutie ontgroeningEvolutie ontgroening, van 1999 tot 2008, in %.26252524242323222221212020191999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008191999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008OvergangsgebiedPlattelandStrategisch gebied rond brusselGrootstedelijke randCentrumstedenGrootstedenOvergangsgebiedPlattelandStrategisch gebied rond brusselGrootstedelijke randCentrumstedenGrootstedenBron: ADSEI, <strong>be</strong>werking SVR.Bron: ADSEI, <strong>be</strong>werking SVR.De ‘veroudering binnen de veroudering’ of interne vergrijzingis een indicatie van de mate van zorg<strong>be</strong>hoevendheidvan de oude <strong>be</strong>volking, vermits de vraag naar zorgvoorzieningentoeneemt met de leeftijd. De interne vergrijzing ismomenteel het sterkst gevorderd in de Vlaamse groot- encentrumsteden en in Brussel.De familiale zorgindex geeft de verhouding weer tussenhet aantal 80-jarigen en het aantal 50- tot 59-jarigen.In de plattelandsgemeenten <strong>be</strong>nadert de familiale zorgindexhet Vlaamse gemiddelde. In het overgangsgebiedligt het relatieve gewicht van ouderen op zorg<strong>be</strong>hoevendeleeftijd een stuk lager, terwijl het relatieve gewicht in deVlaamse groot- en centrumsteden en in Brussel een stukhoger ligt.De afhankelijkheidsratio geeft aan hoe de <strong>be</strong>volking opniet-<strong>be</strong>roepsactieve leeftijd zich verhoudt tot de <strong>be</strong>volkingop <strong>be</strong>roepsactieve leeftijd. Op het platteland ligt de ratioiets hoger dan gemiddeld in <strong>Vlaanderen</strong>. In de grootstedelijkerand en in het Vlaams strategisch gebied rondBrussel ligt het cijfer een stuk hoger.De voorbije jaren is de onafhankelijkheidsratio overaltoegenomen, met uitzondering van de grootsteden enBrussel.4.55 Demografische indicesOntgroening, vergrijzing, interne vergrijzing, familiale zorgindex en afhankelijkheidsratio, op 1 januari 2008, in %.Ontgroening Vergrijzing Interne vergrijzing Familiale zorgindex AfhankelijkheidsratioCentrumsteden 20,8 24,8 21,2 39,8 83,9Grootstedelijke rand 22,4 24,2 20,0 35,3 87,1Grootsteden 22,1 23,3 23,2 45,6 83,0Provinciaal kleinstedelijk gebied 22,1 23,2 18,6 31,5 82,7Overgangsgebied 22,2 23,1 18,1 29,4 82,7Platteland 22,7 23,3 20,0 34,6 84,9Regionaalstedelijk gebied 22,3 23,6 17,7 30,7 84,9Vlaams strategisch gebied rond Brussel 24,4 23,4 20,4 35,2 91,4Structuurondersteunend kleinstedelijk gebied 21,3 24,6 20,2 36,4 84,8Vlaams Gewest 22,1 23,6 19,9 34,8 84,1Brussels Gewest 24,2 19,0 24,8 42,6 75,8Bron: ADSEI, <strong>be</strong>werking SVR.Ontgroening: aandeel -20-jarigen in de totale <strong>be</strong>volking, in %.Vergrijzing: aandeel +60-jarigen in de totale <strong>be</strong>volking, in %.Interne vergrijzing: verhouding tussen het aantal +80-jarigen en het aantal +60-jarigen, in %.Familiale zorgindex: verhouding tussen het aantal +80-jarigen en het aantal 50- tot 59-jarigen, in %.Afhankelijkheidsratio: verhouding tussen het aantal 0- tot 19-jarigen plus het aantal +60-jarigen, en de actieve <strong>be</strong>volking (20- tot 59-jarigen) , in %.stedelijkheid 267


4.56 Bebouwd versus on<strong>be</strong>bouwdBebouwde - on<strong>be</strong>bouwde oppervlakte in 2009, in km².4.0003.5003.0002.5002.0001.5001.0005000CentrumstedenGrootstedelijke randGrootstedenBron: Kadaster, <strong>be</strong>werking SVR.4.57 On<strong>be</strong>bouwdEvolutie on<strong>be</strong>bouwde oppervlakte, van 2003 tot 2009, in km².Evolutie on<strong>be</strong>bouwde opp(2003-2009) in km²Centrumsteden -13,4Grootstedelijke rand -4,6Grootsteden -7,4Provinciaal kleinstedelijk -24,2Overgangsgebied -39,7Platteland -34,0Regionaalstedelijk -7,9Strategisch gebied rond Brussel -3,6Structuurondersteunend kleinstedelijk -18,6Vlaams Gewest -153,4Bron: Kadaster, <strong>be</strong>werking SVR.Provinciaal kleinstedelijkBebouwde oppervlakteOvergangsgebiedPlattelandRegionaalstedelijkStrategisch gebiedrond BrusselStructuurondersteunendkleinstedelijkOn<strong>be</strong>bouwde oppervlakte4.58 BebouwdAandeel <strong>be</strong>bouwde oppervlakte voor economische functie enwoonfunctie, in 2009, in %.10080604020043 46 46 43 48 49 51 52 55 7149 48 47 47 44 44 42 41 38 22Ruimtelijke ontwikkelingen<strong>Vlaanderen</strong> kent een aanhoudende suburbanisatiedrukmet een toenemende verstedelijking van het platteland alsgevolg. Dit uit zich in een steeds kleiner wordende openruimte.Het Vlaams regeerakkoord stelt dat de resterende openruimte dient <strong>be</strong>schermd en versterkt te worden. De landbouwis de grootste gebruiker van de open ruimte enspeelt een <strong>be</strong>langrijke rol in de instandhouding en het<strong>be</strong>heer van de open ruimte. Het plattelands<strong>be</strong>leid <strong>be</strong>oogtdan ook een duurzame ontwikkeling van de landelijkegebieden in <strong>Vlaanderen</strong>.In wat volgt wordt het ruimtegebruik en de ruimtelijkeontwikkelingen volgens verstedelijkingsgraad onder deloep genomen: eerst komt de on<strong>be</strong>bouwde en <strong>be</strong>bouwdeoppervlakte aan bod, daarna is er aandacht voor ruimtevoor wonen en economie.On<strong>be</strong>bouwde & <strong>be</strong>bouwdeoppervlakteDe <strong>be</strong>bouwing in <strong>Vlaanderen</strong> neemt jaar na jaar toe. In2008 kwam er 27 km² <strong>be</strong>bouwd terrein bij, dat is meer danin 2007 toen er een toename was van 25 km². Vooral hetwoongebied breidt uit. De oppervlakte aan woonpercelengroeide in 2008 aan met 19 km². Deze verstedelijkinggaat voornamelijk ten koste van de landbouwgronden.Het landbouwareaal nam in 2008 af met 23 km². (zie ookhoofdstuk 4.1)4.59 Evolutie <strong>be</strong>bouwdToename oppervlakte voor woonfunctie en economischefunctie, van 2003 tot 2009, in %.9876543210OvergangsgebiedPlattelandRegionaalstedelijkStrategisch gebiedrond BrusselGrootstedelijke randVlaams GewestStructuurondersteunendkleinstedelijkProvinciaalkleinstedelijkCentrumstedenGrootstedenPlattelandProvinciaalkleinstedelijkStructuurondersteunendkleinstedelijkOvergangsgebiedVlaams GewestRegionaalstedelijkStrategisch gebiedrond BrusselCentrumstedenGrootstedelijke randGrootstedenAandeel <strong>be</strong>bouwde oppervlakte - woonfunctieAandeel <strong>be</strong>bouwde oppervlakte - economische functieToename oppervlakte voor woonfunctieToename oppervlakte voor economische functieBron: Kadaster, <strong>be</strong>werking SVR.Bron: Kadaster, <strong>be</strong>werking SVR.268vrind <strong>2010</strong>


groen en dynamisch stedengewestDe afname van de on<strong>be</strong>bouwde oppervlakte het grootstin de landelijke gebieden. Hoe dichter bij de stedelijkecentra, hoe kleiner de toename van <strong>be</strong>bouwde oppervlakteis, deels door dat daar ook al heel wat <strong>be</strong>bouwing is.Niettegenstaande deze ontwikkeling is de landbouw nogsteeds de grootste gebruiker van de open ruimte. Landbouwspeelt dus een <strong>be</strong>langrijke rol in de instandhoudingen het <strong>be</strong>heer ervan. Een derde van de totale on<strong>be</strong>bouwderuimte <strong>be</strong>vindt zich op het platteland, een kwart in hetovergangsgebied.Oppervlakte voor woonfunctie eneconomische functieDe woonfunctie gebruikt een aanzienlijk deel van de<strong>be</strong>schikbare ruimte in <strong>Vlaanderen</strong>. Wonen neemt in allegebieden een fors deel in van de <strong>be</strong>bouwde oppervlakte:van bijna de helft in de landelijke gemeenten tot minderdan 40% in de centrumsteden en 22% in de grootsteden.Het aandeel <strong>be</strong>bouwde oppervlakte gebruikt voor economischefuncties is het grootste in de grootsteden, gevolgddoor de centrumsteden.Het zijn vooral de kleinstedelijke gebieden die afgelopenjaren zowel een uitbreiding kenden in toename van de oppervlaktevoor woonfunctie en economische functie.De toename van de oppervlakte voor woonfunctie is hetgrootst in de landelijke gebieden.WonenWonen is een wezenlijk onderdeel van het Steden<strong>be</strong>leiden het Plattelands<strong>be</strong>leid. Voor de centrumsteden zijn kwaliteitsvolleen <strong>be</strong>taalbare woningen, een (verkeers-)veiligeen aangename woonomgeving een <strong>be</strong>leidsprioriteit eneen <strong>be</strong>langrijke graadmeter voor de leefbaarheid en duurzaamheidvan de stad. Voor de plattelandsgemeenten ligtde nadruk op de combinatie van een kwalitatieve woonenleefruimte.In wat volgt komt de tevredenheid over woning en buurt,veiligheid,woningbouw, vastgoedprijzen en <strong>be</strong>taalbaarheidaan bod.Tevredenheid woning en buurtGemiddeld negen op tien inwoners zijn tevreden over hunwoning. De tevredenheid is het grootst op het plattelanden is minder groot in de grootsteden. Tussen de overigegebieden zijn de verschillen minimaal.Op het platteland is zo goed als iedereen tevreden overde buurt, in de grootsteden is het aandeel tevredenen ietsminder groot. De centrumsteden en kleinere steden scoreniets minder dan de overige gebieden.VeiligheidEen verdere versterking van aantrekkelijke, duurzame,leefbare steden en plattelandsgemeenten staan vooropin de <strong>be</strong>leidsnota’s steden en platteland. Een klimaat vanintegrale veiligheid is hierbij onont<strong>be</strong>erlijk.4.60 Tevredenheid woning en buurtAandeel inwoners dat tevreden is over woning en buurt, naarverstedelijking, 2009, in %.10095908580PlattelandBron: SCV-survey 2009.CentrumstedenOvergangsgebiedStedelijke randKleinere stedenToename oppervlakte voor woonfunctieToename oppervlakte voor economische functieGrootstedenDe jongste federale Veiligheidsmonitor geeft aan datburgers 2 situaties meer problematisch ervaren dan 15andere: onaangepaste snelheid in het verkeer en woninginbraak.Meer dan de helft van de Vlamingen ervaartonaangepaste snelheid in het verkeer (61%) als eenbuurtprobleem, bijna de helft van de inwoners ervaartwoninginbraak (46%) als een buurtprobleem. Agressiefverkeersgedrag komt op de derde plaats, 40% vande Vlamingen ervaart dit als een probleem in de buurt.Tegenover 2006 worden onder meer onaangepaste snelheidin het verkeer (van 61% naar 65%) en rommel opstraat (van 42% naar 45%) in 2008 meer als een probleemervaren. Het merendeel van de buurtproblemenkent echter een daling in 2008, de grootste daling vindtplaats bij agressief verkeersgedrag (van 54% naar 45%in 2008).Het aandeel inwoners dat onaangepaste snelheid van hetverkeer als buurtprobleem ervaart, is overal in <strong>Vlaanderen</strong>,ongeacht de verstedelijkingsgraad, ongeveer evengroot. De buurtproblemen woninginbraken en agressiefverkeersgedrag vormen een groter buurtprobleem inBrussel dan in <strong>Vlaanderen</strong>.stedelijkheid 269


4.61 VeiligheidsindicatorenAandeel inwoners dat onderstaande situaties als een buurtprobleem <strong>be</strong>schouwt; aandeel inwoners dat vaak of altijd een onveiligheidsgevoelervaart; plekken in de gemeente mijdt; aandeel inwoners dat van oordeel is dat de buurt is verzorgd, in %, 2008.13 centrumsteden Zwak morfologisch verstedelijkt Vlaams Gewest Brussels Gewesten rurale gemeentenBuurtprobleem: onaangepaste snelheid van het verkeer 60,2 62,4 61,0 62,3Buurtprobleem: woninginbraak 43,2 48,3 45,8 64,0Buurtprobleem: agressief verkeersgedrag 36,5 32,5 31,9 67,2Onveiligheidsgevoel 7,8 6,2 5,9 13,2Mijdgedrag: plekken in de gemeente mijden 14,4 5,4 8,1 21,9Indruk 'buurt is verzorgd' 80,5 92,7 92,3 79,4Opmerking: slechts 2 types van gemeenten worden hier weergegeven.Bron: Federale Veiligheidsmonitor 2008.WoningbouwHet aandeel inwoners dat vaak of altijd een onveiligheidsgevoelervaart is ligt hoger in het Brusselse HoofdstedelijkeGewest (13,2%). In het Vlaamse Gewest zijn deverschillen niet zo groot.In 2006 voelde 9% van de burgers zich altijd of vaak onveilig,in 2008 is dit nog lichtjes gedaald naar 8%. Dezedaling situeert zich voornamelijk in het Brussels Hoofdstedelijkgewest, maar Vlamingen blijven zich doorheende jaren veiliger voelen.Het onveiligheidsgevoel is ook meetbaar via mijdgedrag.Zo geeft 8% van de Vlamingen aan altijd of vaak <strong>be</strong>paaldeplaatsen in de eigen gemeente te mijden. De verstedelijkingsgraadneemt rechtevenredig toe met het mijdgedrag.Het mijdgedrag is in 2008 lichtjes gedaald.Acht op tien inwoners uit de centrumsteden vindt hunbuurt verzorgd, in Brussel zijn dit zeven op tien inwoners.In de meer rurale gemeenten loopt dit aandeel op tot 90%.In 2009 werden in totaal 40.838 bouwvergunningen verleendin het Vlaamse Gewest. Gemiddeld waren iets meerdan 4 op 5 bouwvergunningen van residentiële aard. Ditaantal neemt toe terwijl dat van de niet-residentiële afneemt.Vergeleken met het Vlaamse gemiddelde heeft een groterdeel van de bouwvergunningen op het platteland eenniet-residentieel karakter. Wel nemen ook daar de residentiëlevergunningen de afgelopen jaren toe.Residentiële nieuwbouw is het minst uitgesproken in degrootsteden en komt het meest voor in de landelijke gemeenten.Renovatie komt dan ook meer voor in de stedelijkegebieden. Afgelopen jaren zijn het aantal vergunningenvoor residentiële renovatie fors toegenomen, zowel inde stedelijke als in de landelijke gebieden.De verhouding binnen de residentiële nieuwbouw tussenhet aantal flats en het aantal eengezinswoningenvertoont grote verschillen naargelang de verstedelijkingsgraad.In de centrumsteden, de grootsteden en in hetstructuurondersteunend kleinstedelijk gebied dominerende nieuwbouwflats. Op het platteland <strong>be</strong>staan nieuwbouwvergunningenvoor meer dan de helft uit nieuwbouweengezinswoningen.4.62 Stedenbouwkundige vergunningenAandeel vergunningen: residentieel, niet-residentieel, 2009, in %.2009ResidentiëlbouwvergunningenNiet-ResidentiëlebouwvergunningenResidentiëlenieuwbouwResidentielerenovatieNieuwbouwflatsNieuwbouw1 woningCentrumsteden 83,4 16,6 41,3 58,7 64,9 35,1Grootstedelijke rand 85,7 14,3 45,7 54,3 45,2 54,8Grootsteden 82,6 17,4 27,4 72,6 78,6 21,4Provinciaal kleinstedelijk gebied 80,9 19,1 54,1 45,9 49,0 51,0Overgangsgebied 85,8 14,2 54,4 45,6 42,1 57,9Platteland 77,7 22,3 52,7 47,3 39,8 60,2Regionaalstedelijk gebied 82,5 17,5 46,7 53,3 52,9 47,1Vlaams stedelijk gebied rond Brussel 90,2 9,8 40,6 59,4 51,4 48,6Structuurondersteunend kleinstedelijk gebied 82,5 17,5 51,2 48,8 60,0 40,0Vlaams Gewest 82,6 17,4 48,9 51,1 51,7 48,3Bron: ADSEI, <strong>be</strong>werking SVR.270vrind <strong>2010</strong>


groen en dynamisch stedengewestBetaalbaar wonenDe gemiddelde prijs van een bouwgrond <strong>be</strong>draagt148 euro/m². Wie op zoek is naar goedkope bouwgrondenkan terecht in het provinciaal kleinstedelijk gebied. Daarligt de prijs per vierkante meter bouwgrond het laagst. Hetregionaal stedelijk gebied en het platteland. De duurstebouwgronden worden aangetroffen in de grootsteden, hetVlaams strategisch gebied rond Brussel en in Brussel. Uit deevolutie van de grondprijzen blijkt dat de groei zich in hetvoorbije decennium op het platteland sterkst heeft doorgezet.Wonen in het kleinstedelijk, regionaalstedelijk gebied enop het platteland blijft goedkoper dan elders in <strong>Vlaanderen</strong>.Zo ligt de prijs van woonhuizen er het laagst enbovendien is de prijs er in de periode 1999-2009 mindersterk toegenomen in dan elders in <strong>Vlaanderen</strong>. Uitschieteris het Vlaams strategisch gebied rond Brussel en Brussel,waar men gemiddeld meer dan 15% meer <strong>be</strong>taalt voorde aankoop van een woonhuis. De prijzen van appartementenliggen het hoogst in het structuurondersteunendkleinstedelijk gebied. In de grootsteden kost de aankoopvan een appartement het minst. Op het platteland is de4.63 BouwgrondprijsBouwgrondprijs, per m², in 2009, in euro; groei bouwgrondprijs1999-2009, in %.Bron: ADSEI, <strong>be</strong>werking SVR.Bouwgrondprijs(euro)Groei 1999-2009(in %)Centrumsteden 144 183Grootstedelijke rand 194 235Grootsteden 201 170Provinciaal kleinstedelijk gebied 134 235Overgangsgebied 144 201Platteland 139 256Regionaalstedelijk gebied 138 194Vlaams strategisch gebied rond Brussel 244 204Structuurondersteunend150 213kleinstedelijk gebiedVlaams Gewest 148 209Brussels Gewest 246 116kostprijs bijna gelijk aan het gemiddelde in het VlaamseGewest. Wie op zoek is naar een villa, <strong>be</strong>taalt het minst ophet platteland. Ten opzichte van vorig jaar zijn het vooralde prijzen van villa’s die gedaald zijn.4.64 WoningprijzenGemiddelde prijs voor woonhuizen, appartementen en villa’s, 2009, in euro.Gemiddelde verkoopprijsWoonhuis Villa, bungalow, landhuis Appartement, flat, studiioCentrumsteden 181.887 320.178 175.395Grootstedelijke rand 209.632 331.776 183.765Grootsteden 198.089 366.763 157.809Provinciaal kleinstedelijk gebied 161.527 286.104 175.348Overgangsgebied 192.435 323.993 189.913Platteland 170.577 278.795 177.709Regionaalstedelijk gebied 167.031 297.926 167.911Vlaams strategisch gebied rond Brussel 242.485 434.864 195.046Structuurondersteunend kleinstedelijk gebied 168.907 364.616 241.499Vlaams Gewest 183.867 320.137 182.648Brussels Gewest 311.543 826.949 186.547Bron: ADSEI, <strong>be</strong>werking SVR.4.65 Evolutie woningprijzenEvolutie van de woningprijzen van 1999 tot 2009, in %.Evolutie1999-2009 (in %) Evolutie2008-2009 (in %)Woonhuis Villa, bungalow,landhuisAppartement,flat, studioWoonhuis Villa, bungalow,landhuisAppartement,flat, studioCentrumsteden 131 29 123 1,0 -4,7 2,0Grootstedelijke rand 139 43 134 1,9 -10,3 4,1Grootsteden 182 35 115 1,9 -9,1 4,2Provinciaal kleinstedelijk gebied 113 40 115 0,6 1,5 2,9Overgangsgebied 118 24 111 1,3 -4,9 3,1Platteland 109 29 110 2,6 -0,3 3,1Regionaalstedelijk gebied 105 18 127 0,2 -2,8 5,9Vlaams strategisch gebied rond Brussel 119 51 128 -1,8 -7,6 2,9Structuurondersteunend kleinstedelijk gebied 125 12 91 -0,1 -6,4 1,8Vlaams Gewest 127 24 114 1,1 -4,6 2,8Brussels Gewest 176 102 123 -2,0 -19,0 -1,0Bron: ADSEI, <strong>be</strong>werking SVR.stedelijkheid 271


Door gebruik te maken van <strong>be</strong>taalbaarheidratio’s kunnende woningprijzen in verband gebracht worden methet inkomenspeil van de inwoners. Uit de cijfers blijkt datondanks de aanhoudende druk op de vastgoedprijzenwoningen op het platteland en in het kleinstedelijke gebiednog steeds relatief <strong>be</strong>taalbaar zijn in vergelijking metde meer verstedelijkte gebieden. De prijs van een woonhuisop het platteland <strong>be</strong>draagt 11 keer het gemiddeldeinkomen per inwoner. In het gehele Vlaamse Gewest is degemiddelde ratio eveneens 11. In het Brusselse HoofdstedelijkeGewest <strong>be</strong>draagt deze meer dan het dub<strong>be</strong>le (23,3).Ook de <strong>be</strong>taalbaarheidsratio van appartementen <strong>be</strong>draagtgemiddeld 11. Er zijn slechts kleine schommelingen naarverstedelijkingsgraad met uitzondering van het structuurondersteunendkleinstedelijk gebied. Daar <strong>be</strong>draagt deprijs van een appartement meer dan 15 maal het gemiddeldejaarinkomen.Economie en tewerkstellingDe grootsteden en de centrumsteden onderscheiden zichniet alleen op het vlak van demografie en woningbouw vanandere steden en gemeenten, maar oefenen ook een centrumfunctieuit op de ruimere omgeving op et vlak van economische<strong>be</strong>drijvigheid en tewerkstelling. De economische<strong>be</strong>drijvigheid en tewerkstelling is echter geen exclusiefstedelijk gegeven. Ook elders in <strong>Vlaanderen</strong> is er sprakevan economische ontwikkeling en ondernemerschap.De demografie van de ondernemingen vormt hiervooreen <strong>be</strong>langrijke graadmeter en wordt hieronder toegelicht.Daarnaast wordt de ondernemersgraad, jobratio envestigingsratioe in <strong>be</strong>eld gebracht. Tevens wordt ingegaanop de ar<strong>be</strong>idsmarktsituatie.Demografie van de ondernemingenDe oprichtingsratio, die het aantal oprichtingen weergeeftin verhouding tot het aantal actieve ondernemingen,is het grootst in de groot- en centrumsteden, namelijk 7%.Het platteland kent de kleinste oprichtingsratio met 6% .Het aantal opgerichte ondernemingen geeft een indicatievan het ondernemingsklimaat, daarnaast is er de overlevingsgraadvan starters. Gemiddeld in <strong>Vlaanderen</strong> is77% van de in 2004 opgestarte <strong>be</strong>drijven 5 jaar later nogsteeds actief. Er zijn geen noemenswaarde verschillenvolgens verstedelijkingsgraad.4.66 BetaalbaarheidsratioDe <strong>be</strong>taalbaarheisratio naar verstedelijkingsgraad in 2007.2520152050Vlaams strategischgebied rond BrusselGrootstedenWoonhuisGrootstedelijke randOvergangsgebiedCentrumstedenBetaalbaarheidsratio: de verhouding van de gemiddelde verkoopprijs vanvastgoed tot het gemiddeld jaarlijks netto inkomen per inwoner.Bron: ADSEI, <strong>be</strong>werking SVR.PlattelandStructuurondersteunendkleinstedelijk gebiedProvinciaalkleinstedelijk gebiedRegionaalstedelijk gebiedAppartement, flat, studioVlaams GewestBrussels GewestDe uittredingsratio geeft het aantal stopzettingen enfaillissementen weer in verhouding tot het aantal actieveondernemingen. Ook hier dezelfde tendens als bij de oprichtingsratio.De hoogste score in de groot- en centrumstedenen een lagere score in de plattelandsgemeenten.De netto-groeiratio, die gedefinieerd wordt als het saldotussen de oprichtings- en uittredingsratio, is het hoogst inde grootstedelijke rand, de groot- en centrumsteden en inhet overgangsgebied. Op het platteland ligt de netto groeionder het Vlaamse gemiddelde.Ondernemersgraad, jobratio &vestigingsratioDe ondernemersgraad drukt het aantal zelfstandigenen helpers uit ten opzichte van de gehele <strong>be</strong>volking. Deondernemersgraad geeft een zicht op de mate waarin dewerkenden met een statut als zelfstandige of helper vertegenwoordigdzijn in de <strong>be</strong>volking op ar<strong>be</strong>idsleeftijd.Plattelandsgemeenten heb<strong>be</strong>n met een ondernemersgraadvan 12,7% de grootste ondernemerszin. De ondernemersgraadin de grotere steden en de grootstedelijkerand ligt lager dan het Vlaamse gemiddelde (10,4%).Met de jobratio, dit is het aantal jobs ten opzichte vanhet aantal inwoners op ar<strong>be</strong>idsleeftijd, onderscheiden de272vrind <strong>2010</strong>


groen en dynamisch stedengewest4.67 Demografie ondernemingenDemografie van de ondernemingen: oprichtingsratio, uittredingsratio, netto-groeiratio, in 2009, in %.876543210GrootstedenCentrumstedenGrootstedelijke randOvergangsgebiedStructuurondersteunendestedenKleinstedelijkeprovinciaalStedelijk gebiedrond BrusselRegionaalstedelijke randPlattelandVlaams GewestOprichtingsratio Uittredingsratio NettoaangroeiratioBron: Verrijkte Kruispuntbank Ondernemingen, <strong>be</strong>werking SVR.grootsteden en de centrumsteden zicht het sterkst van deoverige gebieden. Het jobaanbod loopt op tot meer daneen derde van het totaal aantal jobs in <strong>Vlaanderen</strong>. Uitgedruktin een jobratio, <strong>be</strong>draagt dit voor de grootsteden 97jobs en voor de centrumsteden 95 jobs per 100 inwonersop ar<strong>be</strong>idsleeftijd. Enkel het Brusselse HoofdstedelijkeGewest scoort nog <strong>be</strong>ter met een jobratio van 100. In hetVlaamse Gewest daarentegen <strong>be</strong>draagt de jobratio 66jobs per 100 Vlamingen op ar<strong>be</strong>idsleeftijd.De vestigingsratio geeft een aanduiding van het aantalvestigingen per 100 inwoners op ar<strong>be</strong>idsleeftijd. Ook hierscoren Brussel, de Vlaamse groot- en centrumsteden het<strong>be</strong>st. Over de groot- en centrumsteden heen zijn er meerdan 47.000 vestigingen. Er zijn ongeveer 5 vestigingen op100 inwoners tussen 15- en 64 jaar. Dit is meer dan gemiddeldin het Vlaamse Gewest.4.68 Ondernemersgraad, jobratio en vestigingsratioOndernemersgraad, 2008, in %. Vestigingsratio, 2007, in %.Jobratio, 2007, in %.Bron: Vlaamse Ar<strong>be</strong>idsrekening, steunpunt WSE.OndernemersgraadVestigingsratioJobratioCentrumsteden 9,2 4,8 94,9Grootstedelijke rand 9,7 3,6 64,6Grootsteden 8,6 4,7 96,6Provinciaal kleinstedelijk gebied 10,1 3,7 58,2Overgangsgebied 10,3 3,2 47,7Platteland 12,7 3,4 46,5Regionaal stedelijke rand 11,1 3,7 55,6Vlaams strategisch gebied10,9 3,5 81,8rond BrusselStructuurondersteunend10,1 4,3 78,1kleinstedelijk gebiedVlaams Gewest 10,4 3,9 66,3Brussels Gewest 9,3 4,9 100,0Ar<strong>be</strong>idsmarktsituatieVan meer dan 4 miljoen Vlamingen op ar<strong>be</strong>idsleeftijd zijner 2,9 miljoen ook effectief aan het werk. Dit komt neer opeen werkzaamheidsgraad van 66,6%.Het platteland combineert een hoge werkzaamheid meteen lage werkloosheid. Voor <strong>be</strong>ide ar<strong>be</strong>idsmarktindicatoren<strong>be</strong>horen de scores van de plattelandsgemeenten totde <strong>be</strong>ste van het Vlaamse Gewest. 69,7% van de inwonersop <strong>be</strong>roepsactieve leeftijd (18-64 jaar) is er werkzaam alsloontrekkende, zelfstandige of helper. De werkloosheidsgraad(18-64 jaar) op het platteland <strong>be</strong>draagt 4,% en ligthiermee bijna 2 procentpunt onder het Vlaamse cijfer.In de grootsteden en de centrumsteden daalt de werkzaamheidsgraadnaar gemiddeld 63%.Een lagere werkzaamheidsgraad gaat doorgaans samenmet een hogere werkloosheidsgraad.Zo worden in de grootsteden de hoogste werkloosheidsgradengenoteerd.(11,2%). Ook de centrumsteden kenneneen hoge werkloosheidsgraad (6,9%). Het BrusselseHoofdstedelijke Gewest combineert een hoge werkloosheidsgraad(21%) met een lagere werkzaamheidsgraad(50%).Vooruitzichten geven bovendien aan dat de werkzaamheidzal afnemen en de werkloosheid verder zal toenemen.Onder invloed van de economische recessie groeitin 2009 het aantal nieuwe werklozen aan, gemiddeldstijgt, ten opzichte van 2008, het aantal niet werkendenwerkzoekenden met een kwart, ongeacht verstedelijkingsgraad.Het aandeel laaggeschoolde werklozen in de plattelandsgemeenten<strong>be</strong>naderde in 2009 het Vlaamse gemiddelde.Het gaat om iets minder dan de helft van destedelijkheid 273


werklozen. In de grootstedelijke rand en in het Vlaamsstrategisch gebied rond Brussel vinden laaggeschooldengemakkelijker werk.Het platteland telt weinig allochtone werkzoekenden.Iets meer dan 5% van de werklozen is afkomstig uit eenland van buiten de EU27. In het Vlaamse Gewest gaat hetom 20% en in de grootsteden om meer dan 40%.Langdurige werkloosheid komt op het platteland ietsmeer voor dan gemiddeld in <strong>Vlaanderen</strong>. De verschillennaargelang het type gemeente zijn relatief <strong>be</strong>perkt. Onderinvloed van de economische recessie groeit <strong>be</strong>gin 2009het aantal nieuwe werklozen aan. Dit leidt tot een dalingvan het aandeel langdurig werklozen in de totale werklozenpopulatie.Deze algemene verschuiving wordt doorheenhet ganse Vlaamse Gewest waargenomen.Wat de jongerenwerkloosheid (18-24-jarigen) <strong>be</strong>treft,zijn de verschillen tussen de verschillende gebiedsindelingen<strong>be</strong>perkt. 1 op 5 niet werkende werkzoekenden isjonger dan 25jaar.4.69 Werkloosheidsgraad en werkzaamheidsgraadWerkloosheidsgraad en werkzaamheidsgraad (18-64 jaar), in 2008, in %.807060504030<strong>2010</strong>0PlattelandRegionaalstedelijkgebiedGrootstedelijke randStructuurondersteunendkleinstedelijk gebiedOvergangsgebiedProvinciaalkleinstedelijk gebiedCentrumstedenVlaams strategischgebied rond BrusselGrootstedenVlaams GewestBrussels GewestWerkzaamheidsgraadWerkloosheidsgraadBron: RSZ, Steunpunt WSE, <strong>be</strong>werking SVR.4.70 Werkzoekend naar doelgroepAandeel laaggeschoolden, allochtonen, langdurig werklozen, jongeren, 2009, in % - totaal NWWZ).Laaggeschoolden Allochtonen Langdurig Jongeren (18-24)Centrumsteden 53,5 26,8 37,7 21,1Grootstedelijke rand 42,9 11,7 36,3 20,4Grootsteden 53,8 43,3 41,3 19,6Provinciaal kleinstedelijk gebied 54,9 18,3 38,0 21,8Overgangsgebied 49,3 10,9 38,9 20,5Platteland 52,2 5,9 40,0 21,2Regionaal stedelijke rand 53,0 9,0 39,3 22,0Vlaams strategisch gebied rond Brussel 41,3 25,9 37,8 15,7Structuurondersteunend kleinstedelijk gebied 54,8 18,5 39,0 20,7Vlaams Gewest 52,1 21,9 39,2 20,5Brussels Gewest 51,2 30,4 59,5 15,6Bron: VDAB, <strong>be</strong>werking SVR, voor Brussels Gewest: ACTIRIS.274vrind <strong>2010</strong>


groen en dynamisch stedengewest4.71 MilieuvervuilingBereidheid tot <strong>be</strong>talen van extra milieu<strong>be</strong>lasting op vervuilende producten, in %, in 2008.Bron: SCV-survey 2008.GrootstedenStedelijkerandKleinerestedenPlattelandBereiheid tot <strong>be</strong>talen 61,9 59,1 51,0 47,4 53,9 50,6 52,9Geen <strong>be</strong>reidheid tot <strong>be</strong>talen 38,1 40,9 49,0 52,3 45,8 49,4 47,0Totaal4.72 Milieusparende maatregelenFrequentie dikwijls en altijd of bijna altijd milieusparende maatregelen, in 2008.GrootstedenStedelijkerandKleinerestedenCentrumstedenOvergangsgebiedCentrumstedenOvergangsgebiedPlattelandDichtdraaien kraan handen wassen 66,9 71,3 77,3 79,2 79,3 65,9 74,3Uitzetten elektronische apparaten 71 81,1 82,5 82,5 80,7 80 80,2Uitdoen licht verlaten ruimte 87,5 93,3 89,3 93,6 90,9 91,4 91,3Verwarmen ruimte echt nodig 79,8 87,8 81,8 82,7 79 87,1 82,7TotaalBron: SCV-survey 2008.MilieuMilieu<strong>be</strong>wustzijnOm een zicht te krijgen op het milieu<strong>be</strong>wustzijn van deVlaming werd in de SCV-survey nagegaan wat de houdingis van de respondenten ten aanzien van een extramilieu<strong>be</strong>lasting op vervuilende producten. Bijna 53%van de ondervraagde personen blijkt hiertoe <strong>be</strong>reid tezijn. De hoogste scores worden opgetekend in de grootstedenen in de centrumsteden. Hoewel op het plattelandiets minder mensen ontvankelijk zijn voor de bijkomendemilieu<strong>be</strong>lasting dan in gebieden met een stedelijk karakter,staat toch nog iets meer dan de helft van de plattelands<strong>be</strong>volkingpositief tegenover de maatregel.De inwoners van de plattelandsgemeenten zijn iets minderstrikt als het gaat om de toepassing van sommige milieusparendemaatregelen. Voor het dichtdraaien van dekraan bij het wassen van de handen scoort het plattelandonder het Vlaamse gemiddelde. De scores voor de overigemilieusparende maatregelen liggen op het plattelandwel rond of boven het Vlaamse gemiddelde.AfvalEen andere milieudoelstelling is de selectieve inzamelingvan minstens 75% van de huishoudelijke afvalstoffen. Metuitzondering van het platteland en het overgangsgebiedvoldoet geen enkel gebied aan deze norm. In de plattelandsgemeentenwordt 75,1% van het huishoudelijk afvalselectief ingezameld. Het Vlaamse gemiddelde <strong>be</strong>vindtzich 3 procentpunt lager. Samen met de inwoners van hetovergangsgebied <strong>be</strong>horen de inwoners van het plattelanddus tot de <strong>be</strong>ste sorteerders van het Vlaamse Gewest4.73 Huishoudelijk afvalTotaal ingezameld huishoudelijk afval, selectief ingezameld,restafval, in 2008, in kg/inwoner.6005004003002001000Het platteland produceert, net als het overgangsgebied enhet provinciaal kleinstedelijk gebied, minder dan 150 kgrestafval per inwoner per jaar. Het objectief van het MI-NA-plan 3+ om dit jaar slechts 150 kg restafval per inwonerte heb<strong>be</strong>n, wordt enkel in deze drie gebieden gehaald.Het Vlaamse gemiddelde overschrijdt de norm met 3 kgper persoon. Grootsteden blijven de grootste afvalproducenten.Ze produceren op jaarbasis meer dan 200 kgrestafval per persoon. Dit restafval komt niet alleen van deinwoners maar ook van stadsgebruikers en toeristen.GrootstedenBron: OVAM.Provinciaalkleinstedelijk gebiedOvergangsgebiedPlattelandRegionaalstedelijkgebiedStructuurondersteunendkleinstedelijk gebiedVlaams strategischgebied rond BrusselTotaal afval Selectief afval RestafvalVlaams Geweststedelijkheid 275


Sociale aspectenOok de sociale aspecten van stedelijkheid krijgen in dithoofdstuk de nodige aandacht. Achtereenvolgens komensociale voorzieningen, armoede en achterstelling, socialesamenhang en cultuur en vrije tijd aan bod.VoorzieningenSteden heb<strong>be</strong>n een centrumfunctie. Dit veronderstelt dateen aantal voorzieningen in de steden <strong>be</strong>ter uitgebouwdzijn dan in de omliggende regio. Dit blijkt niet voor allezorg- en gezondheidsvoorzieningen op te gaan.De zorg- en gezondheidsvoorzieningen zijn niet gelijkmatigover de Vlaamse gemeenten verspreid. Proportioneelhet meeste rusthuis<strong>be</strong>dden is te vinden in de randrond Antwerpen en Gent. Ook plattelandsgemeenten zijniets <strong>be</strong>ter voorzien dan gemiddeld. Serviceflats zitten ietsmeer geconcentreerd in de grotere steden. Ouderen inde provinciale steden en de kleinere steden heb<strong>be</strong>n eenlager residentieel aanbod. Proportioneel zijn de meesteziekenhuis<strong>be</strong>dden te vinden in de centrumsteden. Antwerpenen Gent volgen op grote afstand. Wie kinderopvangzoekt is het minst goed af in de grootsteden (in feite vooralAntwerps probleem) en de kleinere provinciale steden. Zijhalen lang niet de norm van 33 plaatsen per 1.000 kinderenjonger dan 3 jaar. Over de ganse lijn valt op dat vooral degrootstedelijke rand rond Antwerpen en Gent goed scoort.Dit in tegenstelling tot de rand rond Brussel die op het vlakvan zorgvoorzieningen duidelijk minder uitgerust is, <strong>be</strong>halvevoor het raadplegen van een specialist of een huisarts.De sociale huisvesting is het <strong>be</strong>st uitgebouwd in degrootsteden: zowel naar aandeel als naar <strong>be</strong>schikbarewoningen per 1.000 inwoners zijn ze het <strong>be</strong>st uitgerust.De grootstedelijke rand rekent duidelijk op de stedelijkevoorzieningen. In plattelandsgemeenten heb<strong>be</strong>n personendie in aanmerking komen voor sociale huisvesting minderkans op een sociale woning.4.74 Sociale woningenAandeel sociale woningen en aantal sociale woningen per1.000 inwoners naar stedelijkheid, 2009.Aandeel Per 1.000inwonersCentrumsteden 17,9 31,2Grootstedelijke rand 2,4 12,2Grootsteden 24,8 49,7Kleinstedelijke provinciaal 9,5 21,3Overgangsgebied 16,1 15,7Platteland 9,9 14,4Regionaal stedelijke rand 4,4 17,2Vlaams strategisch gebied rond Brussel 3,0 16,2Structuurondersteunende steden 12,1 25,9Vlaams Gewest 100,0 23,1Bron: VMSW.Armoede en achterstellingSteden zorgen voor contrasterende <strong>be</strong>elden en werkelijkheden.Het zijn dynamische plekken waar mensen enactiviteiten geconcentreerd voorkomen. In steden komttegelijk ook armoede en achterstelling samen. De cijfersgeven aan dat het duale karakter vooral een grootstedelijkfenomeen is en zich vooral voordoet in Brussel, Antwerpenen Gent. In de centrumsteden speelt dit iets minder,al maskeert het gemiddelde voor de centrumsteden groteonderlinge verschillen. De cijfers voor Brussel heb<strong>be</strong>n<strong>be</strong>trekking op het volledige Brusselse HoofdstedelijkeGewest.Het gemiddelde fiscaal inkomen per inwoner ligt in degrootsteden Antwerpen en Gent <strong>be</strong>duidend lager danin de rest van <strong>Vlaanderen</strong>. Het zijn ook de gootstedendie het hoogste percentage lage fiscale aangiftes telt. Desituatie in deze steden contrasteert fel met deze in degrootstedelijke rand. Daar ligt het gemiddelde inkomeneen vijfde hoger, heel wat minder lage fiscale aangiftesmaar bijna dub<strong>be</strong>l zoveel hoge aangiftes. De voorbijejaren is het verschil tussen de grootsteden en de rand er4.75 VoorzieningenBron: www.lokalestatistieken.<strong>be</strong> .GezinszorgRusthuizen Seviceflats Ziekenhuizen Specialisten Huisartsen ZorgverzekeringKinderopvangEenheid % 65+ %65+ Per 1.000 inwoners % 0-2 jaarJaar 2008 2008 2008 2007 2007 2008 2008 2007Centrumsteden 6,00 1,57 37,28 2,61 1,78 32,82 2.448,5 39,3Grootstedelijke rand 7,00 1,34 1,23 2,58 1,78 27,17 6.102,2 46,4Grootsteden 6,19 1,51 9,31 1,96 1,59 26,20 776,8 27,5Kleinstedelijke provinciaal 5,57 0,92 1,58 1,06 1,20 33,13 2.065,3 28,2Overgangsgebied 5,11 1,05 3,34 1,73 1,62 29,26 2.112,3 32,6Platteland 6,55 1,06 0,39 1,01 1,44 31,79 2.752,5 31,7Regionaal stedelijke rand 5,37 1,23 1,88 1,04 1,38 29,29 2.263,2 36,7Vlaams strategisch gebied rond Brussel 5,39 0,63 0,20 3,74 2,10 17,65 955,7 33,4Structuurondersteunende steden 5,44 0,99 8,95 1,91 1,48 32,67 2.687,0 33,2Vlaams Gewest 5,79 1,17 4,89 1,79 1,57 30,29 2.325,8 33,1276vrind <strong>2010</strong>


groen en dynamisch stedengewestalleen maar groter op geworden. Het gemiddeld inkomenin Brussel ligt nog merkelijk lager dan in Gent en Antwerpen.Het aantal lage fiscale inkomens loopt daar optot een kwart.Lage fiscale aangiftes en kansarmoede gaan samen. Hetverwondert dan ook niet dat het aantal kinderen dat geborenwordt in een kansarm gezin in de grootsteden merkelijkhoger ligt dan in de andere steden en gemeenten.Ook in de centrumsteden en de iets grotere provincialesteden ligt het aandeel hoger. De evolutie van de jongstejaren geeft aan dat de situatie er in de grootsteden nogfors op achteruit gaat terwijl in de rest van <strong>Vlaanderen</strong>zich eerder een stagnatie voordoet.De grootsteden Antwerpen en Gent tellen in verhoudingook meer leefloners: bijna 10 keer meer dan in plattelandsgemeenten,die het laagste aandeel leefloners kennen.De aandelen blijven de jongste jaren – tot voor deeconomische en financiële crisis – vrij stabiel. In de stedenmaken in verhouding ook meer mensen gebruik van devoorkeursregeling in de ziekteverzekering. Gezien dezeregeling afhankelijk is van het inkomen, verwondert hetniet dat daar in de grootstedelijke rand minder <strong>be</strong>roep opwordt gedaan.In vergelijking met Antwerpen en Gent doen in Brusseldub<strong>be</strong>l zoveel inwoners een <strong>be</strong>roep op een leefloon. Ditgeeft aan dat de armoedeproblematiek in dit stedelijkgewest nog heel wat nijpender is. Opvallend is wel datheel wat minder Brusselaars recht heb<strong>be</strong>n op een voorkeursregelingin de ziekteverzekering. Dit heeft met deverschillende <strong>be</strong>volkingsstructuur te maken: de Brusselse<strong>be</strong>volking is jonger dan de Vlaamse. Een verklaringvoor de lage opname van tegemoetkomingen voorgehandicapten ligt niet direct voor de hand. Is dezeregeling minder gekend of ziet men op tegen de zwareprocedure?4.76 FiscaliteitGemiddeld fiscaal inkomen per inwoner in euro en aandeellage (50.000 euro) en hoge aangiftes,aanslagjaar 2008, inkomens 2007.Bron: ADSEI.4.77 TegemoetkomingenLeefloon, voorkeursregeling in de ziekteverzekering, inkomensvervangendetegemoetkoming gehandicapten en inkomensgarantievoor ouderen per 1.000 inwoners, 2008.LeefloonGemiddeldinkomen50.000Centrumsteden 15.529 18,1 10,7Grootsteden 14.335 19,8 8,3Grootstedelijke rand 17.414 16,7 15,4Kleinstedelijk provinciaal 14.821 16,9 10,4Overgangsgebied 16.346 16,3 13,7Platteland 15.079 17,2 11,8Regionaal stededelijke rand 15.201 16,8 11,8Vlaams strategisch gebied rond Brussel 17.454 18,1 16,7Structuurondersteunende steden 15.602 17,0 11,1Vlaams Gewest 15.607 17,4 11,8Brussels Gewest 12.374 24,4 8,2VoorkeursregelingInkomensvervangendetegemoetkomingGrootsteden 11,27 159,6 9,20Centrumsteden 5,59 145,1 6,50Vlaams strategisch gebied 3,03 70,3 8,36rond BrusselStructuurondersteunende 2,97 131,6 8,38stedenKleinstedelijke provinciaal 2,83 130,6 7,03Grootstedelijke rand 2,26 82,3 8,15Regionaal stedelijke rand 1,89 120,6 7,29Overgangsgebied 1,69 104,4 4,31Platteland 1,54 127,1 9,61Vlaams Gewest 3,63 123,9 7,94Brussels Gewest 22,10 88,7 1,88Bron: POD maatschappelijke integratie.4.78 Geboortes in kansarme gezinnen naar stedelijkheidGeboortes in kansarme gezinnen, van 1999 tot 2007, in %.201510501999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007Centrumsteden Grootstedelijke rand GrootstedenKleinstedelijke provinciaal Overgangsgebied PlattelandRegionaal stedelijke rand Vlaams strategisch gebied rond Brussel Structuurondersteunende stedenBron: Kind & Gezin.stedelijkheid 277


4.79 Schoolse vertragingSchoolse vertraging op het einde van het lager en het secundair onderwijs, schooljaar 2008-2009, in %.Lager onderwijsSecundair onderwijsASO BSO KSO TSO TotaalCentrumsteden 15,6 15,1 59,8 42,5 45,3 36,8Grootstedelijke rand 14,1 13,9 66,0 47,8 31,9Grootsteden 24,6 23,2 76,6 48,8 57,5 46,2Kleinstedelijk provinciaal 13,2 12,2 52,2 40,0 34,5 30,9Overgangsgebied 11,1 13,3 54,8 21,1 38,4 30,9Platteland 10,8 6,9 47,8 28,7 23,6Regionaal stedelijke rand 13,2 9,3 53,9 27,0 21,9Vlaams strategisch gebied rond Brussel 13,6 18,2 65,2 50,1 36,6Structuurondersteunende steden 15,0 11,2 53,2 38,5 33,3 29,7Brussels Gewest* 24,0 26,0 80,5 56,0 66,6 45,1<strong>Vlaanderen</strong> 14,3 14,8 58,7 45,7 41,0 34,3* enkel voor Nederlandstalig gewoon onderwijs in het Brusselse Hoofdstedelijke GewestBron: O&V.Schoolse vertraging geeft een <strong>be</strong>eld van hoeveel achterstandeen leerling in zijn schoolloopbaan heeft opgelopen.Het is op zich geen vorm van achterstelling, maarwijst wel op een hoger risico om de schoolcarrière niet tevoltooien en om een lagere eindkwalificatie en bijgevolgeen maatschappelijk zwakkere positie als volwassene te<strong>be</strong>reiken. De indicator geeft aan dat onderwijskansen nietgelijk verdeeld zijn.1 op 7 leerlingen verlaat het lager onderwijs met minstens1 jaar vertraging in vergelijking met zijn leeftijdsgenoten,in het secundair is dit meer dan 1 op 3. In de grootstedenheeft 1 op 4 achterstand opgelopen in het lager onderwijsen bijna 1 op 2 van de leerlingen heeft minstens een jaarvertraging in het secundair onderwijs.De verschillen tussen de onderwijsvormen zijn zeer groot:in het <strong>be</strong>roepsonderwijs <strong>be</strong>draagt de schoolse vertraginghet viervoudige van het ASO. Niet enkel de onderwijsvormspeelt een rol, stedelijkheid laat zich hier ook gelden:80% van de BSO-leerlingen in het Brusselse Nederlandstaligeonderwijs zit minstens een jaar achterop, inAntwerpen en Gent is dat 75%, terwijl op het plattelandminder dan de helft van de leerlingen vertraging oploopt.Sociale samenhangZowel in de <strong>be</strong>leidsnota Steden<strong>be</strong>leid als in deze voorLandbouw en Plattelands<strong>be</strong>leid is er aandacht voor desociale samenhang of sociale cohesie. Op het plattelandwordt sociale cohesie gekoppeld aan het <strong>be</strong>vorderen vanhet samenhorigheidsgevoel dat daar leeft. In de stedenwordt ingezet op het versterken van de maatschappelijkeintegratie van burgers.Verstedelijking zorgt niet voor het wegvallen van socialecontacten, noch voor minder inzet voor de anderen ende samenleving. De <strong>be</strong>trokkenheid van stedelingen is vaneen andere aard. Zo heb<strong>be</strong>n ze meer contact met andereculturen, wat ook hun houdingen en opvattingen <strong>be</strong>ïnvloedt..Stedelingen heb<strong>be</strong>n niet minder sociale contacten danniet-stedelingen. In de grootsteden praat men iets mindermet zijn buren en heeft men iets minder contact met nietinwonende familie. Contact met buren en familie komtmeer voor op het platteland. (Groot)stedelingen heb<strong>be</strong>nwel meer contact met vrienden.Mensen heb<strong>be</strong>n het meest sociale contacten met personenuit hetzelfde sociale milieu, met dezelfde interessesen levensstijl. Interculturele contacten en contacten metpersonen uit een ander sociaal milieu komen minder voor.De sociaal-culturele context (zie hoofdstuk 1.1 ) geeft aandat het soort contacten tot twee categorieën valt terug tebrengen: enerzijds contacten met personen waarmee mengemeenschappelijke zaken deelt (interesses, levensstijl,zelfde sociaal milieu, kledingstijl,) en anderzijds personendie men minder goed kent, die andere politieke opvattingenaanhangen, tot een andere cultuur of een ander4.80 Actieve inzetActieve inzet in het verenigingsleven, het vrijwilligerswerk, financiëleen materiële steun aan hulporganisaties, 2009, in %.807060504030<strong>2010</strong>0Groot- Centrum- Stedelijke Kleinere Overgangs- Plattelandsteden steden rand steden gebiedActief lidFinanciële steunVrijwilligerswerkMateriële steunBemerking: bij gebruik van survey data horen bij de grootsteden ook de Brusselserespondenten (<strong>be</strong>perkt in aantal); de provinciale en de structuurondersteunendesteden vormen hier samen ‘kleinere steden’.Bron: SCV-survey 2009.278vrind <strong>2010</strong>


groen en dynamisch stedengewestsociaal milieu <strong>be</strong>horen. Zoals te verwachten heb<strong>be</strong>ngrootstedelingen meer contact met personen met andereopvattingen, een andere cultuur of uit een ander sociaalmilieu.Vlamingen laten vrijwel dezelfde voorkeur spelen wanneerze vrij zouden zijn bij het kiezen van nieuwe buren.Stedelingen heb<strong>be</strong>n minder problemen met een lesbischof homokoppel en zien ook minder op tegen een Marokkaansof Turks gezin als buur. Dit in tegenstelling totinwoners van plattelandsgemeenten die hier zeer huiverachtigtegenover staan.Grootstedelingen vinden ook minder dat herkomst een rolmag spelen bij ontslag of promotie van werknemers. Ophet platteland wordt explicieter gekozen voor de autochtonewerknemers. Zij zouden voorrang moeten krijgen bijpromotie, terwijl mensen van vreemde herkomst eerder inaanmerking komen bij ontslag.Actief lid of <strong>be</strong>stuurslid zijn van een vereniging, vrijwilligerswerkdoen en zich <strong>be</strong>langeloos inzetten voor anderenwordt door de overheid als <strong>be</strong>langrijk aanzien voor desociale samenhang. Actief lid zijn van een verenigingen stedelijkheid gaan niet goed samen. Toenemende verstedelijkingzorgt voor een lagere <strong>be</strong>trokkenheid bij hetverenigingsleven. Dit is minder het geval voor het vrijwilligerswerken de informele hulp. Stedelingen verzorgenniet minder dan niet-stedelingen zieke, gehandicapteof <strong>be</strong>jaarde personen. Ook de informele opvang vankinderen ligt er niet significant lager. Hulp- en andereorganisaties kunnen voor financiële steun iets gemakkelijkerterecht bij grootstedelingen. Dit gaat niet op voormateriële steun. Een index op basis van maatschappelijkeen politieke <strong>be</strong>trokkenheid (zie hoofdstuk 1.1) laat zien datverstedelijking de maatschappelijke en politieke <strong>be</strong>trokkenheideerder <strong>be</strong>vordert dan afremt.Cultuur en vrije tijdHoewel het stimuleren van de participatie aan het cultureleen vrijetijdsleven voor gans <strong>Vlaanderen</strong> geldt, verwachtde Vlaamse overheid in eerste instantie dat vooral4.81 Cultuur- en vrijetijdsaanbodCultuur- en vrijetijdsaanbod, per 1.000 inwoners, 2009.Aanbod 2009 Aanbod/1000inwonersCentrumsteden 20.034 24,6Grootstedelijke rand 1.519 5,4Grootsteden 17.469 24,6Kleinstedelijk provinciaal 5.353 8,4Overgangsgebied 8.910 6,1Platteland 5.119 5,2Regionaal stedelijke rand 1.956 5,4Stedelijk gebied rond Brussel 1.615 6,2Structuurondersteunende steden 7.416 11,2Vlaams Gewest 69.391 11,3Brussels Gewest 18.296Bron: UiTdatabank.de steden hiervoor een uitgebreid aanbod uitbouwen.Steden zijn altijd plaatsen en aantrekkingspolen van bruisendeactiviteit en creativiteit geweest. Voor ontspanningen cultuur kan men daar ook vandaag terecht. Een hogeraanbod zorgt voor een hogere participatie.Het aanbod aan cultuur en vrije tijd ligt in de grootstedenen de centrumsteden meer dan dub<strong>be</strong>l zo hoog als inde rest van <strong>Vlaanderen</strong>. Dit geeft aan dat deze steden hunrol als aanbieder van een brede waaier aan culturele envrijetijdsactiviteiten waar maken. De data zijn gebaseerdop het UiTdatabank, die alle activiteiten en evenementencentraal verzamelt en terug verspreidt. In 2009 werdenbijna 70.000 initiatieven in de databank opgenomen of ietsmeer dan 11 activiteiten per 1.000 inwoners.Wat sportieve activiteiten <strong>be</strong>treft doet verstedelijkinger niet toe. Ongeveer de helft van de Vlamingen zegt eensport te <strong>be</strong>oefenen. In de steden ligt dit niet opvallend hogerof lager dan in de rest van <strong>Vlaanderen</strong>. Enkel de stedelijkerand springt er met iets hogere percentages bovenuit.Grootstedelingen laten zich opmerken door hun hogereculturele participatie. Ze gaan proportioneel meer naar4.82 Culturele participatieMinstens eenmaal per jaar aan activiteit deelgenomen, 2009, in %.Grootsteden Centrumsteden Stedelijke rand Kleinere steden Overgangsgebied Platteland TotaalDans 21,0 17,9 14,7 17,9 12,6 17,6 16,4Theater 43,2 35,8 45,0 43,0 37,5 38,8 40,4Museum 61,9 55,3 49,2 46,6 43,9 47,1 49,4Klassiek 27,3 22,6 23,5 17,1 20,4 18,1 21,1Rock 26,7 33,2 26,5 26,3 30,2 27,8 28,5Jazz 14,1 16,3 8,4 9,6 8,4 9,7 10,5Traditoneel 11,9 11,1 10,5 4,8 10,6 9,2 9,6Bioscoop 57,4 56,6 55,9 53,8 51,5 52,6 54,2Bibliotheek 44,9 34,7 33,2 35,9 33,0 30,0 34,7Cultuurindex 3,09 2,84 2,67 2,55 2,48 2,51 2,65Bron: SCV-survey 2009.stedelijkheid 279


4.83 OverheidsinformatieEens tot helemaal eens met de stellingen over de overheidsinformatie, 2009, in %.StedelijkerandKleinerestedenGrootstedenCentrumstedenOvergangsgebiedPlattelandDe overheid geeft correcte en <strong>be</strong>trouwbare informatie. 43,5 40,8 38,0 38,5 40,1 52,2 41,9De overheid geeft veel te weinig informatie. 43,5 37,9 45,2 47,2 46,2 44,5 44,5De overheid geeft voldoende informatie over haar <strong>be</strong>slissingen. 25,0 21,6 23,1 20,3 24,4 23,7 23,1De meeste informatie van de overheid is te ingewikkeld54,0 57,9 55,5 59,4 63,9 58,6 58,9om te <strong>be</strong>grijpen.De overheid geeft nuttige informatie. 46,6 35,3 41,8 42,6 40,5 43,2 41,6De informatie van de overheid is moeilijk om te vinden. 36,4 40,3 37,7 37,8 37,9 33,8 37,3TotaalBron: SCV-survey 2009.dansvoorstellingen, musea en concerten. Hun bibliotheek<strong>be</strong>zoekligt ook hoger. Het effect van stedelijkheidspeelt niet meer in de centrumsteden. Het participatiepatroonin deze steden sluit nauwer aan bij het Vlaamsegemiddelde. De deelname aan de diverse culturele activiteitenkan omgezet worden in een cultuurindex. Ook alswe controleren voor gender, leeftijd en opleiding blijfthet grootstedelijk effect overeind. Dit is niet het gevalvoor de andere gebieden.Stedelijkheid en overheidHet wantrouwen van de <strong>be</strong>volking tegenover de overheidis groter dan het vertrouwen (zie figuur 1.21). In de lentevan 2009 valt op dat het – weliswaar lage – vertrouwen inde overheid in de grootsteden significant hoger ligt danelders in <strong>Vlaanderen</strong>. Ook op het vlak van klantvriendelijkheidscoren de grootsteden <strong>be</strong>ter. In <strong>be</strong>ide gevallen zijner lagere scores voor de centrumsteden en de stedelijkerand. Zowel voor vertrouwen als klantvriendelijkheid gaathet om een globale indruk van de <strong>be</strong>volking over de overheid.De vraag had geen expliciete verwijzing naar heteigen stads- of gemeente<strong>be</strong>stuur.De <strong>be</strong>volking is over het algemeen niet zo tevreden overde informatie die de overheid verstrekt. Ongeveer 40% ishet eens of helemaal eens met de stelling dat de overheidcorrecte, <strong>be</strong>trouwbare en nuttige informatie geeft. Velengaan er mee akkoord dat informatie van de overheidmoeilijk te vinden is en dat deze te weinig communiceert,zeker over de genomen <strong>be</strong>slissingen. Meer dan de helftvan de <strong>be</strong>volking vindt bovendien dat de informatie vande overheid te ingewikkeld is. Gezien de omvang en decomplexiteit van overheids<strong>be</strong>slissingen in een stedelijkecontext, zou men verwachten dat de ontevredenheidtoeneemt met de verstedelijking. Dit is niet het geval.Grootstedelingen reageren over de ganse lijn juist ietspositiever. Het is de <strong>be</strong>volking in de kleinere steden diekritischer reageert. Zij vinden meer dan anderen dat zeonvoldoende informatie krijgen en heb<strong>be</strong>n ook iets meertwijfels over de <strong>be</strong>trouwbaarheid en de correctheid vandeze informatie.4.84 Houding tegenover overheidVeel tot zeer veel vertrouwen in de overheid en goede totzeer goede indruk over de klantvriendelijkheid, 2009, in %.60504030<strong>2010</strong>0Groot- Centrum- Stedelijke Kleinere Overgangs- Plattelandsteden steden rand steden gebiedBron: SCV-survey 2009.(Heel) veel vertrouwenKlantvriendelijkheid overheidsdienstenVoor meer informatiePublicaties en websitesLuk Bral & Hilde Schelfaut (<strong>2010</strong>). De Stad maakt hetverschil. Brussel: Studiedienst van de Vlaamse Regering,SVR-studie <strong>2010</strong>/1.Beleidsnota Steden 2009-2014: http://www.binnenland.vlaanderen.<strong>be</strong>/publicaties/<strong>be</strong>leidsnota%27s/<strong>be</strong>leidsnotastedenVR23102009.pdfBeleidsnota Landbouw, visserij en plattelands<strong>be</strong>leid2009-2014: http://jsp.vlaamsparlement.<strong>be</strong>/docs/stukken/2009-<strong>2010</strong>/g196-1.pdfLokale statistieken: http://www.lokalestatistieken.<strong>be</strong>Stadsmonitor: http://www.thuisindestad.<strong>be</strong>Federale Veiligheidsmonitor: http://www.polfed-fedpol.<strong>be</strong>/pub/veiligheidsMonitor280vrind <strong>2010</strong>


groen en dynamisch stedengewest4.4Milieu en natuurDe hoofdlijnen van het milieu<strong>be</strong>leid zijn vastgelegd in hetmilieu<strong>be</strong>leidsplan (MINA-plan). Dit plan legt de doelstellingenvast die het milieu<strong>be</strong>leid sturen. Het <strong>be</strong>leidsdomeinLeefmilieu, Natuur en Energie volgt de realisatie van dezedoelstellingen op aan de hand van indicatoren. Verschillendeervan worden in dit hoofdstuk <strong>be</strong>sproken vanuit devolgende invalshoeken: water, bodem, lucht, biodiversiteit,afval- en materialen<strong>be</strong>leid, vermesting en gezondheid.Voor de verschillende onderdelen zullen de <strong>be</strong>langrijkstedoelstellingen en trends aangegeven worden.WaterEen watersysteem is een samenhangend geheel van oppervlaktewater,grondwater, waterbodems en oevers,met in<strong>be</strong>grip van de daarin voorkomende levensgemeenschappenen alle bijhorende fysische, chemische enbiologische processen en de daarbij horende technischeinfrastructuur. Het zorgt voor wateraanvoer, -afvoer en-<strong>be</strong>rging en vormt een habitat voor heel wat planten endieren. Naast een recreatieve waarde heeft een watersysteemook <strong>be</strong>langrijke economische functies (transport,drinkwater, koelwater…). De draagkracht van hetwatersysteem heeft evenwel zijn grenzen. Daarom ishet van <strong>be</strong>lang deze niet te overschrijden. De EuropeseKaderrichtlijn Water vraagt tegen eind 2015, met uitstelmogelijkhedentot 2021 of 2027, een ‘goede toestand’ vanhet oppervlaktewater en grondwater. Goede toestandimpliceert dat het oppervlaktewater zowel ecologisch alsvoor elke afzonderlijke fysisch-chemische parameter goedscoort. Voor grondwater zijn de chemische en kwantitatieveaspecten <strong>be</strong>palend.De grondwaterstand is in veel diepe grondwaterlichamenzeer laag, hoewel de laatste jaren peilstijgingen wordenwaargenomen. Vooral het Sokkelsysteem blijft gekenmerktdoor verdere peildalingen.Uit een simulatie met het Vlaams Grondwatermodel blijktdat een reductie van de grondwaterwinning met 75%noodzakelijk is om een permanente ver<strong>be</strong>tering van dehuidige toestand te realiseren.De kwaliteit van het oppervlaktewater ver<strong>be</strong>terde vooralin de eerste helft van de jaren negentig, de ver<strong>be</strong>teringzette zich daarna trager door voor de zuurstofhuishoudingof vertoonde de voorbije jaren geen duidelijke trend,zoals dat het geval is voor nitraat. De kwaliteit wordt inkaart gebracht via het ‘meetnet oppervlaktewater’ van deVlaamse Milieumaatschappij (VMM). Dit meetnet onderzoektzowel de fysisch-chemische kwaliteit als de biologischekwaliteit.Opgeloste zuurstof is van groot <strong>be</strong>lang voor het leven inhet water en speelt een rol in de zelfzuiverende processenvan een waterloop. De gemiddelde zuurstofconcentratiein het oppervlaktewater steeg sinds 1990 zeer langzaam.Toch voldeed in 2008 slechts 43% van de meetplaatsenaan de wettelijke norm van 5 mg/l. Weerkundige factorenkunnen de waterkwaliteitsproblemen mee versterken.Zuurstofproblemen komen vooral voor tijdens warmezomers met weinig regen.Het chemisch zuurstofverbruik (CZV) is de hoeveelheidzuurstof die per liter verontreinigd water nodig is omde organische vervuiling via een chemische reactie af tebreken. Het CZV is op tien jaar tijd sterk gedaald. Tochwerd de basiskwaliteitsnorm in 2008 slechts op 17% vande meetplaatsen gehaald.Als alle parameters van het fysisch-chemisch meetnet samengetoetst werden aan de VLAREM-II normen, blekenslechts 34 van de 1.170 meetplaatsen te voldoen. Vooralde zuurstofhuishouding en de nutriënten (stikstof, fosfor)scoorden slecht.De biologische waterkwaliteit wordt gemeten aan dehand van de Belgische Biotische Index (BBI). Deze indexis gebaseerd op de aanwezigheid van zichtbare, onge-4.85 Opgeloste zuurstofEvolutie van de gemiddelde concentratie aan opgelostezuurstof in oppervlaktewater in mg/l (linkeras) en chemischzuurstofverbruik in mg/l (rechteras), van 1995 tot 2008.8,07,87,67,47,27,06,86,66,46,26,01995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008O2Bron: VMM.CZV807060504030<strong>2010</strong>0milieu en natuur 281


4.86 Riolering11.2 Evolutie van de zuiveringsgraad, aansluitingsgraad enuitvoeringsgraad van de riolering, in %, van 1990 tot 2008.10090807060504030<strong>2010</strong>0Bron: VMM-MIRA.Doelstelling zuiveringsgraad <strong>2010</strong>Doelstelling aansluitingsgraad <strong>2010</strong>1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008ZuiveringsgraadAansluitingsgraadUitvoeringsgraad rioleringenwervelde waterdiertjes. De BBI integreert twee factoren:de aanwezigheid van verontreinigingsgevoelige soortenen het totale aantal aangetroffen soortengroepen. Deindexwaarde schommelt tussen 0 (een uiterst slechte kwaliteit)en 10 (een zeer goede kwaliteit).In 2008 voldeed eenderde van de onderzochte meetplaatsen aan de basiskwaliteitsnorm(een BBI van 7 of meer) voor waterlopen. Datis een minder gunstig resultaat dan in 2007. Het Vlaamsmilieu<strong>be</strong>leidsplan stelt als doelstelling dat tegen <strong>2010</strong> 40%van de meetplaatsen de norm haalt. De biologische kwaliteitvan de meetplaatsen mag bovendien niet verslechteren.Tussen 2007 en 2008 ging de kwaliteit in 5 van de 58<strong>be</strong>monsterde waterlopen achteruit. Op 4 plaatsen werdeen merkelijke ver<strong>be</strong>tering gemeten.De zuiveringsgraad <strong>be</strong>droeg in 2008 ruim 73%, tegenover52% in 2000. De Vlaamse overheid streeft naar een maximaleaansluitbaarheid op de rioleringen. Waar dat nietmogelijk is, wordt er werk gemaakt van een <strong>be</strong>leid voorindividuele waterzuivering. De zuiveringsgraad is hetpercentage inwoners waarvan het afvalwater gezuiverdwordt in een openbare rioolwaterzuiveringsinstallatie(RWZI). Eind 2008 <strong>be</strong>droeg de zuiveringsgraad 73,3%,tegenover 52% in 2000. Het MINA-plan 3+ stelt als doelstellingtegen <strong>2010</strong> een zuiveringsgraad voorop van 80%.De aansluitingsgraad is de mate waarin de rioleringenaangesloten zijn op een RWZI. Eind 2008 <strong>be</strong>droeg de aansluitingsgraad83,8%. Om de gemeentelijke inspanningeninzake riolering op te volgen, wordt de uitvoeringsgraadgebruikt. De uitvoeringsgraad omvat het aantal inwonersdat momenteel is aangesloten op de riolering ten opzichtevan het aantal inwoners dat door de gemeente voorzienwerd om aangesloten te worden. Eind 2008 <strong>be</strong>droeg deuitvoeringsgraad 92%.BodemDe bodem wordt door allerlei menselijke activiteiten verontreinigdmet milieugevaarlijke stoffen zoals zware metalen,organische polluenten en <strong>be</strong>strijdingsmiddelen. Debodemkwaliteit wordt echter ook <strong>be</strong>dreigd door andereaantastingsprocessen zoals erosie, grondverschuivingen,verlies aan organische stof en verdichting. Daarnaastwordt de bodem ook geëxploiteerd voor het ontginnenvan oppervlaktedelfstoffen. De volgende indicatoren geveneen overzicht van de voortgang van de inventarisatievan verontreinigde gronden, de aanpak van historischverontreinigde gronden, de problematiek rond waterbodems,erosie en het ontginnen van oppervlaktedelfstoffen.Op naar schatting 76.000 gronden werden of worden activiteitenuitgevoerd die mogelijk bodemverontreinigingkunnen veroorzaken, de zogenaamde risicogronden.Voor 39% van deze risicogronden werd een oriënterendbodemonderzoek (OBO) uitgevoerd. Hiermee werd de37%-doelstelling voor <strong>2010</strong> uit het MINA-plan 3+ reedsgehaald. Het Bodemdecreet omschrijft bodemverontreinigingals de aanwezigheid van stoffen of organismen, veroorzaaktdoor menselijke activiteiten, op of in de bodemdie de kwaliteit van de bodem nadelig <strong>be</strong>ïnvloedt of kan<strong>be</strong>ïnvloeden. In het kader van het bodemdecreet houdtde OVAM een inventaris bij over relevante gegevens met<strong>be</strong>trekking tot bodemkwaliteit. Op 1 januari <strong>2010</strong> <strong>be</strong>vatteHet Pact 2020 stelt dat de meeste waterlopen tegen 2020een goede ecologische toestand <strong>be</strong>reikt moeten heb<strong>be</strong>nzodat de kwaliteitsvereisten van de Kaderrichtlijn Waterin 2021 effectief voldaan zijn. In 2008 was het aandeelVlaamse oppervlaktewaterlichamen in goede toestandnagenoeg 0%. Geen enkel Vlaams oppervlaktewaterlichaamverkeerde in goede ecologische toestand. Minderdan de helft van de oppervlaktewaterlichamen verkeerdein goede chemische toestand.4.87 Verontreinigde gronden11.3 Evolutie van het aantal onderzochte gronden en hetaantal gronden waar sanering nodig is, x 1.000, van 2000 tot2009.353025201510502000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Aantal onderzochte grondenBeschrijvend bodemonderzoek nodigSanering nodigBron: OVAM.Doelstelling <strong>2010</strong>282vrind <strong>2010</strong>


groen en dynamisch stedengewest4.88 Verontreinigde oppervlakteOppervlakte gronden waar verdere maatregelen nodig zijn per gemeente, in % van de totale oppervlakte, in 2009.14,8% - 30,6% (6) 6,4% - 14,7% (18) 3,0% - 6,3% (36)1,2% - 2,9% (59) 0,0% - 1,1% (189)Opmerking: bij de <strong>be</strong>rekening wordt rekening gehouden met de totale oppervlakte van de verontreinigde percelen. Dit komt echter niet overeen met het werkelijkverontreinigde deel, dat meestal maar een deel van het perceel <strong>be</strong>slaat.Bron: OVAM.dit grondeninformatieregister (GIR) informatie over42.566 gronden.Op basis van het oriënterend bodemonderzoek diendenvoor 38% van de onderzochte gronden (11.305) verderemaatregelen uitgevoerd te worden, zijnde een <strong>be</strong>schrijvendbodemonderzoek (BBO). Een BBO onderzoekt derisico’s van de bodemverontreiniging en <strong>be</strong>paalt de saneringsnoodzaak.Voor 8.283 gronden werd reeds eenBBO uitgevoerd. In 47% van de gevallen waren geenverdere maatregelen noodzakelijk. Dit <strong>be</strong>tekent dat deoverige 53% gronden te saneren zijn. Deze gronden zijnvoornamelijk gelokaliseerd in historische industriezones,havenregio’s, rond de as Antwerpen-Brussel, rond hetAl<strong>be</strong>rtkanaal en de E313.Eind 2009 is de bodemsanering opgestart van 3.463gronden, ofwel 30% van het aantal saneringen dat verwachtwordt op basis van het aantal risicogronden. De4.89 Aandeel industrieAandeel van gronden met <strong>be</strong>stemming industrie waar verdere maatregelen nodig zijn, per gemeente, in %, in 2009.80% - 100% (62) 60% - 79% (78) 40% - 59% (53)20% - 39% (31) 0% - 19% (84)Opmerking: bij de <strong>be</strong>rekening wordt rekening gehouden met de totale oppervlakte van de verontreinigde percelen. Dit komt echter niet overeen met het werkelijkverontreinigde deel, dat meestal maar een deel van het perceel <strong>be</strong>slaat.Bron: OVAM.milieu en natuur 283


4.90 Kwaliteit waterbodemsEvolutie van de triadekwaliteits<strong>be</strong>oordeling van waterbodems,in %, van 2000 tot 2008.10090807060504030<strong>2010</strong>0Bron: VMM.2000-2003 2004-2007 2005-2008Niet verontreinigdLicht verontreinigdVerontreinigdSterk verontreinigddoelstelling van het MINA-plan 3+ voor <strong>2010</strong>, namelijkminstens de opstart van de saneringsprocedure voor31% gronden, is daarmee in zicht. Voor 1.407 grondenis de sanering volledig afgerond. Een bodemsaneringhoudt in dat er een saneringsproject wordt ingediend bijde OVAM. Na goedkeuring kunnen de saneringswerkenuitgevoerd worden.In de periode 2005-2008 zijn 36% van de onderzochte waterbodemssterk verontreinigd, 62 % is licht verontreinigdtot verontreinigd. 2% van de waterbodems is niet verontreinigd.Bij de ecologische of triadekwaliteits<strong>be</strong>oordelingvan een waterbodem wordt simultaan de chemische, deecotoxicologische en de biologische <strong>be</strong>oordeling <strong>be</strong>keken.Uit een vergelijking van waterbodems, die zowel in deperiode 2000-2003 als in 2004-2007 werden <strong>be</strong>monsterd,blijkt dat er een langzame ver<strong>be</strong>tering merkbaar is. In2008 zette die trend zich door.Jaarlijks gaat er ongeveer 2 miljoen ton bodemmateriaalverloren door watererosie. Daarvan komt ongeveer 0,4miljoen ton terecht in de waterlopen. In de strijd tegenbodemerosie kent het Vlaamse Gewest subsidies toe aangemeenten voor de opmaak van een erosie<strong>be</strong>strijdingsplanen voor de aanleg van kleinschalige erosie<strong>be</strong>strijdingswerkenin uitvoering van dat plan. Daarnaast kan delandbouwer een <strong>be</strong>heerovereenkomst erosie<strong>be</strong>strijdingafsluiten. In 2009 zijn 9,2% van de <strong>be</strong>langrijkste bodemerosieproblemenopgelost. Het doel is 14% tegen 2014.In 2008 werd er 14.238 kton primaire delfstoffen uit deVlaamse bodem gedolven of 7% meer dan in 2007. Eenvan de doelstellingen van het oppervlaktedelfstoffendecreetis het aanmoedigen van het gebruik van volwaardigealternatieven voor primaire oppervlaktedelfstoffen(klei, leem, zand en grind) en het maximale hergebruikvan afvalstoffen zodat de <strong>be</strong>hoefte aan primaire oppervlaktedelfstoffeningeperkt wordt.LuchtLuchtverontreiniging heeft een <strong>be</strong>langrijke impact opde volksgezondheid en de natuur. De Europese KaderrichtlijnLucht en haar dochterrichtlijnen vormen de basisvoor het luchtkwaliteits<strong>be</strong>leid. Ook de Europese Richtlijnover Nationale Emissieplafonds (NEC) legt <strong>be</strong>langrijkeemissiereducties op. Aan de hand van de emissie van eenaantal verontreinigende stoffen wordt een inzicht gegevenin de druk die ze veroorzaken op het leefmilieu. Deindicatoren die aan bod komen zijn: potentieel verzurendeemissie, persistente organische polluenten en zware metalen.Finaal wordt aan de hand van de luchtkwaliteitsindexeen <strong>be</strong>eld gegeven van de luchtkwaliteit.4.91 ErosiemaatregelenUitvoering van erosie<strong>be</strong>strijdingsmaatregelen, in %, van 2002tot 2009.4.92 Verzurende emissiesEvolutie van de potentieel verzurende emissies, per polluent,in miljoen Zeq, van 1990 tot 2008.1614Doelstelling 201420.00016.000Doelstelling <strong>2010</strong>121012.000868.00044.000202002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 200901990 1995 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008*Effectiviteit van erosie<strong>be</strong>strijdingsmaatregelen (%)SO 2NO XNH 3TotaalBron: LNE, afdeling Land en Bodem<strong>be</strong>scherming, Ondergrond, NatuurlijkeRijkdommen.* : Voorlopige cijfers.Bron: VMM, Emissie Inventaris Lucht.284vrind <strong>2010</strong>


groen en dynamisch stedengewest4.93 DioxinesEvolutie van de dioxine-emissies, per sector, in g toxicologische equivalenten (TEQ), van 1990 tot 2008.1990 1995 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008*Handel en diensten 254,0 130,8 12,4 13,6 4,6 4,9 2,7 3,8 3,7 4,6 4,6Overige** 2,8 2,6 1,6 2,2 1,7 0,9 0,8 0,6 0,4 0,5 0,5Industrie 202,3 201,1 10,2 7,0 6,8 5,9 6,9 9,8 6,9 5,6 8,2Bevolking 32,0 32,7 32,6 33,2 30,9 31,9 31,8 31,5 31,4 30,6 31,6Doelstelling <strong>2010</strong> 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40491,1 367,1 56,8 56,1 44,0 43,6 42,1 45,8 42,4 41,3 44,9*: Voorlopige cijfers. **: Energie, transport en landbouw.Bron: VMM, Emissie Inventaris Lucht.Tussen 1990 en 2008 verminderde de totale potentieelverzurende emissie met ruim de helft. Verzuring wordtveroorzaakt door zwaveldioxide (SO 2), stikstofoxiden(NO X, uitgedrukt als NO 2) en ammoniak (NH 3). Deze verzuringheeft een invloed op ecosystemen, materialen,monumenten en de economie. De emissies van de verzurendestoffen worden opgeteld en uitgedrukt in zuurequivalenten(Zeq), waarbij men rekening houdt met hetzuurvormende vermogen van elke stof.De Europese Richtlijn rond Nationale Emissiemaxima(NEC-richtlijn) legt nationale emissieplafonds op voorverzurende polluenten. <strong>Vlaanderen</strong> moet tegen <strong>2010</strong>terugvallen tot 6.937 miljoen Zeq. De sectoren land- entuinbouw, verkeer en industrie waren in 2008 samenverantwoordelijk voor ongeveer 80% van de potentieelverzurende emissies. De daling van de verzurende emissieis vooral te danken aan de daling van de SO 2-emissie, o.a.door het lager zwavelgehalte in de diverse brandstoffen.De NH 3-emissie neemt sinds 2000 af o.a. door de afbouwvan de veestapel en de emissiearme aanwending van dierlijkemest. De NO X-emissie is niet zo sterk verminderd,ondanks tal van maatregelen in de sectoren transport enenergie. In 1990 had SO 2veruit het grootste aandeel in deverzurende emissie maar vanaf 2000 is NO Xde <strong>be</strong>langrijkstecomponent.De POP’s (Persistente Organische Polluenten) zijn eenuitgebreide groep van organische stoffen die zeer moeilijkafgebroken worden. Dioxines, PCB’s (polychloorbifenylen)en PAK’s (poly-aromatische koolwaterstoffen)horen hier ondermeer bij. Tussen 1990 en 2008 was dedioxine-emissie gedaald met 91%. De doelstelling van 40g TEQ tegen <strong>2010</strong> wordt net niet gehaald. Het grootsteaandeel in 2008 kwam van de <strong>be</strong>volking. De emissies vangebouwenverwarming op vaste brandstoffen (kolen enhout) veroorzaken meer dan 75% van de totale dioxineemissies.In 2008 was de dioxine-emissie van de industrieterug toegenomen.De emissies van de meeste zware metalen in de luchtvertonen een dalende trend. Enkel de emissie van chroomlag in 2008 hoger dan in 2006. Voor cadmium en loodwordt de doelstelling van <strong>2010</strong> nu al gehaald.Tot 2000 was er een dalende trend in het aantal dagen meteen ondermaatse luchtkwaliteitsindex. Daarna volgde eenperiode met wisselende luchtkwaliteit, waarbij vooral desterke stijging in 2003 en 2006 opvalt. Tussen 2007 en 2009ver<strong>be</strong>terde de luchtkwaliteit weer. De luchtkwaliteitsindexcombineert de gehaltes van vier verontreinigendestoffen (zwaveldioxide, stikstofdioxide, ozon en fijn stof)in de omgevingslucht tot een indexwaarde tussen 1 en 10,waarbij 1 een zeer goede kwaliteit voorstelt en 10 een zeerslechte kwaliteit. Het verloop van de luchtkwaliteitsindex4.94 Zware metalenEvolutie van de emissies van zware metalen in de lucht, index 1995=100, van 2000 tot 2008.1<strong>2010</strong>0Doelstelling <strong>2010</strong>806040200Arseen Cadmium Chroom Koper Nikkel Lood Zink2000 2002 2004 2006 2008Bron: VMM-MIRA.milieu en natuur 285


4.95 LuchtkwaliteitsindexEvolutie van het aantal dagen met een ondermaatse luchtkwaliteit (>= 7), in Antwerpen, Gent en Veurne, van 1996 tot 2009.807060504030<strong>2010</strong>01996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Antwerpen (stad) Gent (stad) Veurne (landelijk) Gent (havengebied)Bron: IRCEL.wordt gedomineerd door het verloop van de subindexvoor PM 10(stofdeeltjes). De slechte luchtkwaliteit in 2003en 2006 was eerder het gevolg van het warme en drogeweer. Hierdoor werden hogere ozonconcentraties en ookhogere PM 10-concentraties gemeten.BiodiversiteitBiodiversiteit staat voor de biologische verscheidenheidvan alle levensvormen, van soorten tot ecosystemen.Biodiversiteit levert ons een brede waaier aan producten(voedsel, energiebronnen, geneesmiddelen…) en diensten(zuiveren van water, aanmaken van zuurstof, <strong>be</strong>perkenvan overstromingen…). Bijna alle landen ter wereld ondertekendenhet Biodiversiteitsverdrag. Dit verdrag <strong>be</strong>oogthet <strong>be</strong>houd van de biodiversiteit, het duurzaam gebruikvan de <strong>be</strong>standdelen en de eerlijke verdeling van deopbrengsten ervan. Op pan-Europees niveau werd overeengekomenom tegen <strong>2010</strong> het verlies van biodiversiteitte stoppen. Het Vlaamse Regeerakkoord (2009-2014) pleiteveneens voor het <strong>be</strong>houd, het herstel en de versterkingvan de biologische diversiteit. Tegen 2020 wil <strong>Vlaanderen</strong>op het vlak van biodiversiteit de vergelijking met andereeconomische topregio’s kunnen doorstaan. Wat volgt iseen overzicht van een aantal sleutelindicatoren op het vlakvan biodiversiteit. De druk door klimaatverandering ende toestand van het leefmilieu volgen op de toestand vansoorten. De toestand van onze bossen wordt <strong>be</strong>handeldaan de hand van de bosvitaliteit en tenslotte wordt eeninzicht gegeven van het draagvlak voor natuur.SoortenOm het verlies van biodiversiteit tegen <strong>2010</strong> te stoppenmoeten alle soorten stabiel blijven of een positieve trendvertonen. Hier worden de broedvogels van nabij <strong>be</strong>keken.De broedvogels van de landbouwgebieden kenden eensterke daling tussen 1990 en 2002. Deze daling zette zichin de periode 2002-2008 door, zij het minder uitgesproken.De toestand van de bosbroedvogels ging er in diezelfdeperiode op vooruit. De ‘andere’ vogels uit verschillendeleefgebieden bleven nagenoeg stabiel met een lichte stijgingtussen 2000-2002 en 2007-2008. In de EU25 gingen dealgemene soorten tussen 1990 en 2007 met 5,6% achteruit.Er worden instandhoudingsdoelstellingen tegen eind<strong>2010</strong> vastgelegd voor Europese relevante habitats ensoorten. Het Pact 2020 stelt dat in 2020 voldoende habitatingericht, her<strong>be</strong>stemd, ver<strong>be</strong>terd of afgebakend moet zijnom 70% van de instandhoudingsdoelstellingen te realiseren.Voorlopig werden nog geen instandhoudingsdoelstellingenprincipieel goedgekeurd.4.96 BroedvogelindexEvolutie van de populatie-index voor vogels van landbouwgebieden,bosgebieden en andere algemene vogels, index 1990= 100, van 1990 tot 2007-2008.1801601401<strong>2010</strong>0806040200Bron: INBO-NARA.1990 2000-2002 2007-2008Vogels van bosgebieden Vogels van landbouwgebiedenAndere algemene vogels286vrind <strong>2010</strong>


groen en dynamisch stedengewest4.97 Li<strong>be</strong>llenEvolutie van de gemiddelde eerste waarneming van 26 li<strong>be</strong>llensoorten,index 1984=100, van 1984 tot 2006.110105100954.98 Kritische lastenEvolutie van het aandeel natuur met overschrijding van dekritische last voor verzuring en vermesting, in %, van 1990tot <strong>2010</strong>.10090807060Doelstelling vermesting <strong>2010</strong>90504030208519841985198619871988198919901991199219931994199519961997199819992000200120022003200420052006Doelstelling verzuring <strong>2010</strong>Jaarlijks gemiddeldeVijfjaarlijks gemiddelde100Bron: INBO-NARA.1990 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 <strong>2010</strong>Verzuring <strong>Vlaanderen</strong>Vermesting <strong>Vlaanderen</strong>Gevolgen van klimaatveranderingIn de natuur vinden we steeds meer aanwijzingen voorde actuele impact van klimaatverandering. Door de opwarmingvan de aarde wordt het sneller warm in de lenteen blijft het langer warm in de herfst. Doordat sommigesoorten zich meer en andere zich minder aanpassen,dreigen wijzigingen in de voedselketen en verlies vanecologische samenhang. Een voor<strong>be</strong>eld is de gemiddeldeeerste waarneming van li<strong>be</strong>llen. Deze is tussen 1984 en2006 duidelijk vervroegd. Dit is echter niet het geval vooralle li<strong>be</strong>llensoorten. Bij 8 soorten trad een vervroegingop, voor de overige 18 soorten werd geen veranderingopgetekend.MilieudrukBepaalde ecosystemen zijn zeer gevoelig voor verzuringen vermesting. De kritische last is de maximaal toelaatbarestikstofdepositie waarbij geen schadelijke effecten inhet ecosysteem optreden op lange termijn. In 2006 werdop 87% van het areaal kwetsbare natuur de kritische lastvoor vermesting overschreden. Tegen <strong>2010</strong> mag maximum82% van de natuur de kritische last voor vermestingoverschrijden. Volgens het referentiescenario uit deNatuurverkenning 2030 wordt de doelstelling gehaald enneemt de oppervlakte natuur met overschrijding van dekritische last tegen 2030 verder af tot 54%. Voor verzuringwas er in 2006 bij 39% van de oppervlakte natuur eenoverschrijding van de kritische last. Tegen <strong>2010</strong> mag ditnog slechts 23% zijn. De doelstelling zou net niet wordengehaald volgens het referentiescenario. Er wordt meervooruitgang geboekt voor verzuring dan voor vermesting,ook op internationaal niveau. In de EU27 verwachtmen tegen 2020 nog bij 64% van de oppervlakte natuureen overschrijding van de kritische last voor vermestingen bij 9% een overschrijding van de kritische last voorverzuring.Opmerking: De projecties voor <strong>Vlaanderen</strong> zijn gebaseerd op het referentiescenariouit de Milieuverkenning 2030 aangaande verzuring en depositie enhet referentiescenario uit de Natuurverkenning 2030 aangaande landgebruik.De projecties voor België en EU27 zijn gebaseerd op een scenario dat uitgaatvan het huidige <strong>be</strong>leid.Bron: VMM-MIRA, INBO-NARA, EMA.BosvitaliteitTussen 2005 en 2008 ver<strong>be</strong>terde de bosgezondheid jaar najaar. Het aandeel <strong>be</strong>schadigde bomen <strong>be</strong>droeg 14,3% in2008, en was groter bij de loofbomen dan bij de naaldbomen.Het hoogste aandeel <strong>be</strong>schadigde bomen wordt inpopulierenproefvlakken waargenomen (27,3%). In Europa<strong>be</strong>droeg het aandeel <strong>be</strong>schadigde bomen 21% in 2008. Debosvitaliteit wordt <strong>be</strong>ïnvloed door zowel biotische (zoalsschimmels en insecten) als abiotische (zoals weersomstandighedenen luchtverontreiniging) factoren. Luchtverontreinigingkan de gezondheidstoestand van bossennegatief <strong>be</strong>ïnvloeden door direct contact met de bladerenof door verstoring van het bodemevenwicht. Het <strong>be</strong>langrijkstecriterium voor de bosgezondheid is het bladverlies.Bomen met meer dan een kwart bladverlies worden als<strong>be</strong>schadigd <strong>be</strong>schouwd.Draagvlak voor natuurUit de SCV-survey blijkt dat het <strong>be</strong>zoeken van bossen ennatuurgebieden afneemt de jongste jaren. De frequentievan <strong>be</strong>zoeken aan bossen en natuurgebieden is een vande draagvlakindicatoren voor natuur. De trend gaat in tegende doelstelling van de Vlaamse overheid die juist miktop het verhogen van de natuur- en landschaps<strong>be</strong>leving.Het regeerakkoord stelt dat alle Vlamingen moeten kunnen<strong>be</strong>schikken over een basisnatuurkwaliteit in hun directeomgeving. Op 5 decem<strong>be</strong>r 2008 keurde de VlaamseRegering een <strong>be</strong>sluit goed dat uitvoering geeft aan deopmaak van gebiedsspecifieke toegankelijkheidsregelingenvoor de bossen en natuurreservaten. Op basis vanmilieu en natuur 287


4.99 BosvitaliteitEvolutie van het aandeel matig tot zwaar <strong>be</strong>schadigde of dode bomen, in %, van 1990 tot 2008.40353025201510501990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008Loofbomen Naaldbomen TotaalBron: INBO.4.100 Bezoek aan bossen en natuurgebiedenEvolutie van het <strong>be</strong>zoek aan bossen en natuurgebieden, in %,van 1997 tot 2009.10090807060504030<strong>2010</strong>01997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Nooit 1 keer per jaar Meerdere keren per jaar1 keer per maand Meerdere keren per maandOpmerking: De gegevens van het jaar 1999 werden niet gebruikt omwille vansterk verschillende antwoordcategorieën.Bron: SCV-survey.deze toegankelijkheidsregeling weten <strong>be</strong>zoekers wat welen niet toegelaten is in toegankelijke bossen en natuurreservaten.Tegen februari 2015 moet voor alle toegankelijkebossen en natuurreservaten zo een toegankelijkheidsregelinggoedgekeurd zijn. In mei <strong>2010</strong> <strong>be</strong>schikte <strong>Vlaanderen</strong>over 8 toegankelijkheidsregelingen nieuwe stijl, goedvoor 1.315 ha toegankelijk bos conform de actuele toegankelijkheidsregeling(BVR 5/12/2008). De oppervlaktespeelzones in bossen en natuurreservaten <strong>be</strong>droeg 2.421ha. In de provincies Limburg en Antwerpen zijn de grootsteoppervlaktes speelzones.Ook in steden moet er aandacht zijn voor de <strong>be</strong>schikbaarheidvan nabije natuur-, bos- of groenwaarden voor elkestads<strong>be</strong>woner. Het aandeel inwoners van centrumstedendat op minder dan 400 m wandelafstand woont van openbaarbuurtgroen lag in 2008 tussen 45 en 87%.4.101 Bereikbaar buurtgroenAandeel inwoners dat binnen 400 m loopafstand woont vanopenbaar buurtgroen, in %, van 2004 tot 2008.10090807060504030<strong>2010</strong>0AntwerpenBruggeGenkGentKortrijkLeuvenMechelenOostendeRoeselareTurnhout2004 2006 2008Bron: Stadsmonitor.288vrind <strong>2010</strong>


groen en dynamisch stedengewest4.102 Aanbod huishoudelijk afvalEvolutie van het aanbod huishoudelijk afval, volgens inzamelingswijze,in miljoen ton, van 1991 tot 2008.Afvalstoffen en het verwerken ervan kunnen emissiesnaar lucht, bodem en water veroorzaken, evenals eenverlies van grondstoffen, energie en ruimte<strong>be</strong>slag. Dehoeveelheid, de eigenschappen, het transport, de verwerkingsprocessenen het <strong>be</strong>heer van afvalstoffen <strong>be</strong>palensamen de omvang van de milieuproblemen die ze kunnenveroorzaken.Volgens het “Ladderprincipe” moet afval bij voorkeurvoorkomen worden, met daarna in dalende volgordevan voorkeur: hergebruik, recyclage en composteren,verbranden met energierecuperatie, verbranden zonderenergierecuperatie en storten als allerlaatste uitweg. Hetterugdringen van de totale hoeveelheid afval en het restafvalin het bijzonder blijft één van de doelstellingen vanhet afval<strong>be</strong>leid. Wat volgt is een <strong>be</strong>spreking van de indicatorenhuishoudelijk afval en <strong>be</strong>drijfsafval en een toelichtingbij productie en consumptie.4,03,5Doelstelling <strong>2010</strong>Huishoudelijk afval3,02,52,01,51,00,50,0199119921993199419951996199719981999Niet-selectief ingezameldBron: OVAM.20002001200220032004200520062007Selectief ingezamend2008De huishoudens zorgen voor een tiende van alle afval.In 2008 werd er 1,2% minder afval ingezameld dan in2007. Er werd 545 kg per inwoner ingezameld, net zoalsin 1999. Op 10 jaar tijd is de totale hoeveelheid huishoudelijkafval per inwoner dus nauwelijks toegenomen. HetMINA-plan 3+ stelt dat tegen <strong>2010</strong> de totale hoeveelheidhuishoudelijk afval minstens gelijk moet blijven of moetverminderen t.o.v. 2000. In 2007 en 2008 werd deze doelstellingoverschreden. Tussen 2000 en 2008 is er een duidelijkeontkoppeling tussen de groei van de <strong>be</strong>volking enhet bbp enerzijds en de totale hoeveelheid huishoudelijkafval anderzijds.Afval- en materialen<strong>be</strong>leidVan het huishoudelijk afval wordt nu bijna 72% selectiefingezameld met het oog op hergebruik, recyclage ofcomposteren. In het uitvoeringsplan ‘milieuverantwoord<strong>be</strong>heer van huishoudelijke afvalstoffen’ staat dat tegen<strong>2010</strong> 75% van het huishoudelijk afval selectief ingezameldmoet worden. In 154 gemeenten wordt deze doelstellingal <strong>be</strong>reikt. De drie grootste selectief ingezamelde fractieszijn organisch-biologisch afval, papier- en kartonafval, enbouw- en sloopafval. Deze afvalstromen worden grotendeelsgerecupereerd.Per inwoner werd in 2008 153 kg restafval ingezameld.In de periode 1999-2008 daalde de hoeveelheid restafvalmet 49 kg per inwoner. In het MINA-plan 3+ wordt tegen<strong>2010</strong> een doelstelling van 150 kg restafval per inwonergehanteerd. In 2008 <strong>be</strong>haalden al 200 gemeenten dezestreefnorm.4.103 Selectieve inzamelingAandeel selectief ingezameld huishoudelijk afval per gemeente, in %, in 2008.≥ 75,0% (154) 70,0% - 74,9% (71) 60,0% - 69,9% (63)


4.104 RestafvalHoeveelheid restafval per gemeente, in kg/persoon, in 2008.≥ 180 kg/p (42) 150 tot 180 kg/p (38) < 150 kg/p (200)Opmerking: De <strong>be</strong>volkingscijfers van 01/01/2009 zijn nog niet <strong>be</strong>schikbaar. Daarom is op basis van de evolutie van de <strong>be</strong>volkingscijfers van de afgelopen jaren eenschatting gemaakt.Bron: OVAM.Het restafval werd in 2008 volledig verbrand in verbrandingsinstallatiesmet energierecuperatie. Sinds 2006 geldter een absoluut stortverbod voor brandbaar huishoudelijkrestafval. Hierdoor is de gestorte hoeveelheid restafvalzeer sterk afgenomen tot 1,1% in 2008. In vergelijking metandere lidstaten <strong>be</strong>hoort <strong>Vlaanderen</strong> op het vlak van selectieveinzameling en reductie van restafval tot de <strong>be</strong>stevan Europa.BedrijfsafvalIn 2007 werd 36,3 miljoen ton <strong>be</strong>drijfsafval geproduceerd.Hiervan is 68% primair afval of afval dat ontstaat op hetmoment dat een product voor het eerst afval wordt (bijde eerste producent dus). De overige 32% is secundairafval, afkomstig van de afvalverwerkende <strong>be</strong>drijven,die primair <strong>be</strong>drijfsafval en huishoudelijk afval verwerken.De stijging van de totale hoeveelheid <strong>be</strong>drijfsafvalwordt weerspiegeld in de stijging van de hoeveelheidprimair <strong>be</strong>drijfsafval (+7,5%). De hoeveelheid secundair<strong>be</strong>drijfsafval blijft constant. Het primair <strong>be</strong>drijfsafval4.105 Verwerking huishoudelijk afvalEvolutie van de verwerking van het huishoudelijk afval, volgenstype, in miljoen ton, van 1991 tot 2008.4.106 Aanbod <strong>be</strong>drijfsafvalEvolutie van de hoeveelheid primair en secundair <strong>be</strong>drijfsafval,in miljoen ton, van 1992 tot 2007.4,03,53,02,52,01,51,00,50,0199119921993199419951996199719981999200020012002200320042005200620072008*Hergebruik, recyclage, composterenVerbrandenStortenVoor<strong>be</strong>handeling (drogen-scheiden)Opmerking: Deze cijfers <strong>be</strong>vatten niet de verwerking van Klein GevaarlijkAfval (KGA) tot 2003. *: Voorlopige cijfers.Bron: OVAM.40353025201510501992199319941995199619971998199920002001200220032004200520062007Primair <strong>be</strong>drijfsafvalSecundair <strong>be</strong>drijfsafvalOpmerking: Vanaf 2000 zijn er gegevens van nieuwe, voornamelijk tertiairesectoren <strong>be</strong>schikbaar. Deze gegevens zijn in de grafiek mee opgenomen.Bron: OVAM.290vrind <strong>2010</strong>


groen en dynamisch stedengewest4.107 Verwerking <strong>be</strong>drijfsafvalEvolutie van de verwerking van <strong>be</strong>drijfsafval, volgens type, inmiljoen ton, van 1992 tot 2007.4035302520151050Doelstelling sorteren <strong>2010</strong>4.108 OntkoppelingEvolutie van de ontkoppeling tussen industrieel afval (primair<strong>be</strong>drijfsafval excl. bouw- en sloopafval, grond en slib) en debruto toegevoegde waarde, index 1995=100, van 1995 tot2007.1401<strong>2010</strong>0Lineair (BTW industrie)Lineair (industrieel afval)1992199319941995199619971998199920002001200220032004200520062007Storten Verbranden RecyclerenSecundaire grondstof ConditionerenTijdelijke opslag8060Opmerking: Vanaf 2000 zijn er gegevens van nieuwe, voornamelijk tertiairesectoren <strong>be</strong>schikbaar. Deze gegevens zijn in de grafiek mee opgenomen.Bron: OVAM.19951996Bron: OVAM.19971998199920002001200220032004200520062007<strong>be</strong>staat vooral uit bouw- en sloopafval (28%), afval uit dewaterzuivering (10%) en grond (10%). Het secundair <strong>be</strong>drijfsafval<strong>be</strong>staat vooral uit metaalafval (25%), bouw- ensloopafval (11%) en papier- en kartonafval (9%). Het MI-NA-plan 3+ stelt dat tegen <strong>2010</strong> de hoeveelheid primaire<strong>be</strong>drijfsafvalstoffen moet verminderen t.o.v. 2002. Tussen2002 en 2007 is het primair <strong>be</strong>drijfsafval echter met 33%toegenomen.In 2007 werd bijna 51% van de totale hoeveelheid <strong>be</strong>drijfsafvalvoor<strong>be</strong>handeld (geconditioneerd) vooraleerhet verder verwerkt werd. 37% van het <strong>be</strong>drijfsafval werdgerecycleerd of gebruikt als secundaire grondstof.Er werd iets meer <strong>be</strong>drijfsafval verbrand (6,4%) dan dater gestort werd (5,9%). Tegen <strong>2010</strong> moet de hoeveelheidgestort <strong>be</strong>drijfsafval minstens 20% lager liggen dan in2000 (MINA-plan 3+). Deze doelstelling werd gehaald.Tussen 1995 en 2007 is de bruto toegevoegde waarde vande industriële sector sneller gestegen dan de afvalproductie.Er is dus een ontkoppeling tussen de afvalproductieen de economische groei.<strong>Vlaanderen</strong> wil de export van milieuverontreiniging naarandere landen <strong>be</strong>perken. Het <strong>be</strong>treft zowel de grensoverschrijdendeemissies als de export van afval. Daarnaastmoet ook de milieu-impact (winning, productie, transport)van ingevoerde producten worden <strong>be</strong>perkt alsook die vanhet gebruik van uitgevoerde producten.Analyse van alle goederen die in <strong>Vlaanderen</strong> geconsumeerdworden of door <strong>Vlaanderen</strong> geëxporteerd worden,inclusief hun voorketen in binnen- en buitenland, laat toeeen raming te maken van de milieu-impact die de heleVlaamse economie veroorzaakt. 40% wordt veroorzaaktbuiten <strong>Vlaanderen</strong> door de import van grondstoffen engoederen. 60% van de totale milieu-impact van de Vlaamseeconomie wordt veroorzaakt in <strong>Vlaanderen</strong>. De milieuimpactbinnen <strong>Vlaanderen</strong> wordt voor 78% <strong>be</strong>paald doorde schade aan de menselijke gezondheid, de overige 22%door schade aan ecosystemen. Er treedt in <strong>Vlaanderen</strong>4.109 Herkomst milieu-impactTotale milieu-impact veroorzaakt door de Vlaamse economienaar herkomst, in %Milieu-impact van productie enconsumptieHet milieu input-outputmodel voor <strong>Vlaanderen</strong> is een instrumentdat toelaat de meest milieu<strong>be</strong>lastende productieenconsumptiedomeinen in kaart te brengen en toelaatom na te gaan waar de milieu-impact optreedt. Hier werdnagegaan hoe groot de milieu-impact is door import,door onze eigen vraag en door de vraag die ontstaat voorexport naar het buitenland. De milieu-impact die ontstaattijdens de gebruiksfase van de geconsumeerde goederenen producten werd buiten <strong>be</strong>schouwing gelaten.100%90%80%70%60%50%40%30%20%10%0%Impact buiten <strong>Vlaanderen</strong>Bron: OVAM.Impact binnen <strong>Vlaanderen</strong>milieu en natuur 291


4.110 Oorzaak milieu-impactActiviteiten waardoor de totale milieu-impact ontstaat, in %100%90%80%70%60%50%40%30%20%10%0%Bron: OVAM.ExportFinale vraag in <strong>Vlaanderen</strong>geen impact op ten gevolge van de ontginning van grondstoffenomdat de gebruikte methode enkel rekening houdtmet ontginning van metalen en fossiele brandstoffen. Deimpact buiten <strong>Vlaanderen</strong> wordt voor 58% veroorzaaktdoor uitputting van natuurlijke hulpbronnen, 28% doorschade aan menselijke gezondheid en 14% door schadeaan ecosystemen.Vervolgens wordt in kaart gebracht of de milieu-impactvan onze economie veroorzaakt wordt ten <strong>be</strong>hoeve vanonze eigen consumptienoden of om te voldoen aan devraag naar goederen buiten <strong>Vlaanderen</strong>. De fractie (53%)<strong>be</strong>stemd voor de finale vraag in <strong>Vlaanderen</strong> is de impactveroorzaakt om <strong>Vlaanderen</strong> te voorzien van alle nodigeconsumptiegoederen.De analyse wijst uit dat ongeveer 47% van de totale milieu-impactvan de Vlaamse economie veroorzaakt wordtom goederen te produceren die <strong>be</strong>stemd zijn voor export.VermestingVermesting is de ophoping en verspreiding van nutriëntenin het milieu, als gevolg van menselijke activiteitenin landbouw, huishoudens, transport en industrie. De<strong>be</strong>langrijkste nutriënten bij vermesting zijn stikstof (N) enfosfor (P). De nutriëntenstroom wordt geschetst door debodembalans. Vervolgens wordt ook aandacht geschonkenaan de hoeveelheid nutriënten op landbouwgrondgebracht via dierlijke mest. Om een idee te geven van denitraatgehaltes in oppervlaktewater en grondwater wordendeze indicatoren verder <strong>be</strong>sproken en in een grafiekweergegeven. Ook het nitraatresidu in de bodem komt opdie manier aan bod.Het overschot op de stikstof- en fosforbalans van delandbouwbodem daalde sterk in de periode 1990-2007.De bodembalans geeft de grootte van de nutriëntenstroomvan de landbouwsector naar de compartimentenwater en bodem aan. Die <strong>be</strong>staat enerzijds uit de hoeveelhedennutriënten die op of in de landbouwbodem terechtkomen (mest, atmosferische depositie, stikstoffixatie)en anderzijds uit de hoeveelheden die de landbouwbodemverlaten (via gewassen en nutriëntenemissie). Hetoverschot op de bodembalans (meer dan de gewassennodig heb<strong>be</strong>n en kunnen opnemen) komt onder andereterecht in het oppervlakte- en grondwater. In 2007 washet stikstofoverschot 68% lager en het fosforoverschot95% lager dan in 1990. Daarmee is de doelstelling voorfosfor voor <strong>2010</strong> al <strong>be</strong>haald. De scherpe afname tussen2006 en 2007 werd veroorzaakt door de gestegen mestverwerkingen het verder dalende kunstmestgebruik. Devermindering loopt parallel met het aangescherpte mest<strong>be</strong>leidsinds 1 januari 2007. Volgens de Milieuverkenning2030 zal het stikstofoverschot in 2030 49 kg/ha <strong>be</strong>dragenvolgens het referentiescenario en 25 kg/ha volgens hetEuropa-scenario.4.111 Bodembalans landbouwEvolutie van het overschot op de stikstof- en fosforbalans van de landbouwbodem, in kg/ha, van 1990 tot 2007.300250200150100Doelstelling N<strong>2010</strong>Streefwaarde P<strong>2010</strong>Doelstelling N20305001990 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2030N referentiescenario N Europascenario Stikstof (N) Fosfor (P)Opmerking: het overschot stikstof op de bodembalans is exclusief NH3.Bron: VMM-MIRA, ILVO.292vrind <strong>2010</strong>


groen en dynamisch stedengewest4.112 MestverwerkingEvolutie van de hoeveelheid verwerkte en geëxporteerdemest, in miljoen kg, van 1999 tot 2008.353025201510501999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008Fosfaat StikstofOpmerking: Vanaf 2003 wordt ook de mest meegeteld waarvoor geen transportdocumenten<strong>be</strong>schikbaar waren.Bron: Mestbank, VLM.Op 22 decem<strong>be</strong>r 2006 werd het nieuwe Mestdecreetgoedgekeurd. Als gevolg van dit nieuwe mestdecreet is<strong>Vlaanderen</strong> volledig aangeduid als kwetsbare zone watersinds 1 januari 2007. Hierdoor geldt een maximale <strong>be</strong>mestingsnormvan 170 kg stikstof uit dierlijke mest perha en per jaar. Hierop is een afwijking (de zogenaamdederogatie) toegestaan voor <strong>be</strong>paalde gewassen met eenlange groeiperiode en een hoge stikstofopname. Onderstrikte voorwaarden kan meer dierlijke mest toegediendworden. De Europese Commissie verleent deze derogatieaan <strong>Vlaanderen</strong> gedurende de periode 2007-<strong>2010</strong>. Dit kanverlengd worden.Het aanbod van dierlijke mest <strong>be</strong>droeg 44,6 miljoen kgP2O5 (fosfaat) en 100 miljoen kg N (stikstof) in 2008. Inhet MINA-plan 3+ staat als doelstelling vermeld dat tegen<strong>2010</strong> nog maximaal 44 miljoen kg P 2O 5en 108 miljoen kgN op de landbouwbodem mag gebracht worden. Er kanrespectievelijk 49 en 104,6 miljoen kg op een oordeelkundigemanier afgezet worden, rekening houdend met de<strong>be</strong>mestingsnorm van 170 kg stikstof per ha en per jaar,het <strong>be</strong>mestingsgedrag van de landbouwers en de derogatie.In 2008 was de Vlaamse mestbalans dus in evenwicht.De mestverwerkingsplicht is in voege sinds 2000. In2008 werd er 18,8 miljoen kg fosfaat en 29 miljoen kgstikstof verwerkt en/of geëxporteerd. Het aantal verwerkingsinstallatiesvan dierlijke mest blijft stijgen. In hetnieuwe mest<strong>be</strong>leid wordt gesteld dat alle mestoverschottenweggewerkt moeten worden. Mestverwerking isdaarbij nog steeds een van de <strong>be</strong>langrijkste middelen. Definale toetssteen voor een geslaagd mest<strong>be</strong>leid is echterde waterkwaliteit.De kwaliteit van het oppervlaktewater wordt door deVMM opgevolgd in een algemeen meetnet en een specifieknaar de landbouw gericht MAP-meetnet. De gemiddeldenitraatconcentratie in landbouwgebied ligt hogerdan deze in geheel <strong>Vlaanderen</strong>. Ook de gemiddeldefosfaatconcentratie in landbouwgebied ligt boven de basiskwaliteitsnorm.Globaal genomen is er sprake van eenforse ver<strong>be</strong>tering van de toestand van het oppervlaktewatersinds de start van het MAP-meetnet in 1999. Het percentagemeetpunten met een overschrijding is op 10 jaartijd ongeveer gehalveerd .Tussen juli 2008 en juni 2009werd op 27% van de MAP-meetpunten een overschrijdingvan de nitraatnorm (50 mg/l) vastgesteld. Volgens hetMINA-plan 3+ mogen er in <strong>2010</strong> geen overschrijdingenmeer zijn van de maximale nitraatnorm van 50 mg/l in hetoppervlaktewater.De kwaliteit van het grondwater wordt opgevolgd met hetin 2004 opgestarte grondwatermeetnet van de VMM. Ditgrondwatermeetnet <strong>be</strong>staat uit ongeveer 2.100 meetputten.Per meetput wordt op verschillende dieptes gemetenom de diepte-evolutie van potentieel verontreinigendestoffen, zoals nitraat, in het ondiepe grondwater in <strong>be</strong>eldte kunnen brengen. Tijdens de najaarscampagne van 2009werd op 36,1% van de meetlocaties, die in landbouwgebiedgelegen zijn, een overschrijding van de nitraatnormvoor grondwater vastgesteld. In vergelijking met voorgaandecampagnes is dit percentage iets lager. Ondanksde lichte afname van de gemiddelde nitraatgehaltes voorheel <strong>Vlaanderen</strong> sinds 2008, is er nog geen duidelijkeevolutie van de nitraatconcentratie vast te stellen door detrage transport- en afbraakprocessen in het grondwater.Mogelijke effecten van maatregelen kunnen pas op langetermijn gedetecteerd worden.4.113 Nitraat in oppervlaktewaterJaargemiddelde nitraatconcentratie in het MAP-meetnet enhet algemeen meetnet oppervlaktewater, in mg/l, MAP-meetpuntenen algemene meetpunten met minstens 1 overschrijdingvan de nitraatnorm, in %, van 1999 tot 2009.7060504030<strong>2010</strong>01999-2000Bron: VMM.2000-20012001-20022002-20032003-20042004-2005% MAP-meetpunten met overschrijding norm (linkeras)% meetpunten met overschrijding norm in algemeen meetnet (linkeras)Gemiddelde in MAP-meetnet (rechteras), mg/lGemiddelde in algemeen meetnet (rechteras), mg/l2005-20062006-20072007-20082008-20094035302520151050milieu en natuur 293


4.114 Nitraat in grondwaterAandeel meetpunten van het freatische grondwatermeetnetmet minstens 1 overschrijding van de nitraatnorm per campagne,in %, van 2004 tot 2009.4039383736353433voorjaar-2004Bron: VMM.najaar-2004voorjaar-2005najaar-2005voorjaar-2006najaar-2006Het nitraatresidu is de hoeveelheid reststikstof die inhet najaar onder de vorm van nitraat achterblijft in debodem. Het is een geschikte indicator om de <strong>be</strong>mestingsstrategieop een perceel te <strong>be</strong>oordelen. Hoe lager hetnitraatresidu, hoe kleiner het risico is op uitspoeling vannitraten naar oppervlakte- en grondwater. Met het oogop het realiseren van een goede waterkwaliteit is de nitraatresiduwaardevastgelegd op 90 kg/ha nitraatstikstofin 2007 en 2008. Het gewogen gemiddeld nitraatresidu,gewogen naar de arealen van de gewassen in <strong>Vlaanderen</strong>,brengt het nitraatresidu van ongeveer 80% van hetlandbouwareaal in <strong>be</strong>eld. Het gewogen gemiddeld nitraatresiduis gedaald tussen 2004 en 2008, om opnieuwte stijgen in 2009. Deze toename had deels te maken metde specifieke weersomstandigheden in de zomer en hetnajaar van 2009.4.115 Nitraatresidu11.31 Gewogen gemiddeld nitraatresidu, in kg/ha nitraatstikstof,van 2004 tot 2009.1<strong>2010</strong>0806040200Bron: VLM.voorjaar-2007najaar-2007voorjaar-2008najaar-2008Nitraatresiduwaarde2004 2005 2006 2007 2008 2009Gewogen gemiddeld nitraatresiduvoorjaar-2009najaar-2009GezondheidAfval, geluid, straling en verontreiniging van lucht, wateren bodem oefenen een grote druk uit op het milieu. Degevolgen op de gezondheid zijn niet altijd direct zichtbaaromdat de gezondheidstoestand ook samenhangt meterfelijke factoren, voeding, levensstijl en sociaaleconomischestatus. Toch eist de milieudruk zijn tol. Fijn stofblijft een van de <strong>be</strong>langrijkste schadelijke stoffen voorde volksgezondheid, de concentratie van fijn stof in delucht wordt uitvoerig <strong>be</strong>sproken. Ook is er een duidelijkverband tussen de ozonconcentraties en het sterftecijfer,de ozonconcentraties worden ook in detail <strong>be</strong>handeld. Demens kan in zijn omgeving geconfronteerd worden metallerlei vormen van milieuhinder, die kunnen leiden totgezondheidsklachten. De Vlaamse Regering wil dan ookde relatie tussen milieu en gezondheid verder laten <strong>be</strong>studeren.Dit deel wordt afgesloten met een <strong>be</strong>spreking vande verloren gezonde levensjaren.Ozon in de omgevingsluchtOzon (O 3) is een vervuilend gas in de omgevingsluchtdat ernstige risico’s inhoudt voor de gezondheid. Vooralmensen met ademhalingsmoeilijkheden, <strong>be</strong>jaarden enjonge kinderen ondervinden hinder van hoge ozonconcentraties.Maar ook gezonde volwassenen voelen dehoge ozonconcentraties wanneer ze zware inspanningenleveren. De Europese Richtlijn over ozon legt als normvoor de <strong>be</strong>scherming van de volksgezondheid een 8-uursgemiddeldeconcentratie op van maximum 120 µg/m 3 . Demiddellangetermijndoelstelling stelt dat vanaf <strong>2010</strong>, engemiddeld over drie jaar, deze maximumconcentratie 25dagen per kalenderjaar mag overschreden worden. Oplange termijn mag deze concentratie echter niet meer overschredenworden van de Wereldgezondheidsorganisatie.De gemodelleerde overschrijdingsindicator <strong>be</strong>reikte in2003 zijn hoogste waarde ooit. De warme zomer was daarniet vreemd aan. Ook 2006 kende veel overschrijdingsdagen.Sindsdien is het aantal dagen met overschrijdingensterk gedaald tot gemiddeld 16 in 2009.In 2008 werden nog op 2 meetplaatsen meer dan 25 dagenmet overschrijding waargenomen. Om de doelstellingente halen, zijn wellicht bijkomende reductiemaatregelennoodzakelijk. Het aantal en de grootte van de ozonpiekentijdens de zomersmogperiodes mogen dan wel dalen,verontrustend is nu de steeds stijgende ozonachtergrondconcentratie.Fijn stofZwevend stof is een mengsel van afzonderlijke deeltjesmet uiteenlopende samenstellingen en afmetingen. Een<strong>be</strong>langrijke fractie is PM 10. Deze deeltjes zijn kleiner dan10 µm. Blootstelling aan fijn stof verhoogt het risico oplongkanker en hart- en luchtwegaandoeningen. De jaargemiddeldePM 10-concentratie geeft een <strong>be</strong>eld van delangdurige blootstelling aan PM 10.294vrind <strong>2010</strong>


groen en dynamisch stedengewest4.116 OzonEvolutie van de (gemodelleerde) overschrijdingsindicator (het aantal dagen waarop het hoogste 8-uursgemiddelde groter is dan120 µg/m 3 ), van 1990 tot 2009.605040Lange termijndoelstellingDoelstelling <strong>2010</strong>30<strong>2010</strong>01990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Glijdend 3-jaargemiddelde Aantal dagen met max 8u > 120μg/m 3Bron: IRCEL.4.117 PM 10Evolutie van de jaargemiddelde PM 10-concentratie (linkeras)en het aantal dagen waarop de daggemiddelde PM 10-concentratiegroter is dan 50 µg/m³ (rechteras), van 1996 tot 2009.4035302520151050Bron: IRCEL.Doelstelling Pact 2020(linkeras)Doelstelling 2005 voor aantal dagenoverschrijding van de daggrenswaarde (rechteras)1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 20091601401<strong>2010</strong>0806040200Ruimtelijk jaargemiddelde concentratie (linkeras)Aantal dagen met overschrijding van de dagnorm van 50 μg/m 3 (rechteras)Volgens de Europese dochterrichtlijn Lucht mogen ervanaf 2005 geen overschrijdingen meer voorkomen vande jaargemiddelde concentratie van 40 µg/m 3 . Deze doelstellingwerd gehaald. Het Pact 2020 stelt dat de jaargemiddeldePM 10-concentratie tegen 2020 met 25% moetverminderen t.o.v. 2007. Deze doelstelling wordt opgevolgdaan de hand van de ruimtelijk jaargemiddelde PM 10-concentratie. Het gaat om een model<strong>be</strong>nadering van dewaarnemingen die voor 2009 een ruimtelijke gemiddeldejaarconcentratie oplevert van 25 µg/m³.De daggemiddelde waarde van 50 µg/m 3 mag slechts 35keer overschreden worden tegen <strong>2010</strong> (MINA-plan). In2009 werd gedurende 39 dagen de daggrenswaarde overschreden.Dit is hoger dan in 2008, toen gunstige weersomstandighedenervoor zorgden dat de pollutie verdundeof uitregende. 14% van de Vlaamse <strong>be</strong>volking werd meerdan 35 dagen blootgesteld aan de daggrenswaarde.In de recente Europese Richtlijn <strong>be</strong>treffende de luchtkwaliteiten schonere lucht voor Europa is eveneens eennormering voor PM 2,5opgenomen. Vanaf 1 januari <strong>2010</strong>geldt als streefwaarde een jaargemiddelde concentratievan 25 µg/m³, die vanaf 1 januari 2015 ook geldt als grenswaarde.In 2009 is de jaargemiddelde PM 2,5-concentratie23 µg/m³.4.118 PM 2,5Evolutie van de maximum en minimum PM2,5-concentratie*, in µg/m³, van 2003 tot 2008.2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Jaargemiddelde concentratie onvoldoende stations om een jaargemiddelde te <strong>be</strong>rekenen 23Maximum 28 27 26 26 24 23 24Minimum 25 19 21 21 20 19 20Totaal aantal meetpunten 2 5 5 4 5 5 6Doelstelling 2015(jaargemiddelde concentratie)25 25 25 25 25 25 25Bron: VMM.milieu en natuur 295


4.119 Verloren gezonde levensjarenEvolutie van het aantal verloren gezonde levensjaren (DALY’s), van 2002 tot 2004.(DALY’s) 2002 2003 2004 *Centrale schattingTotaal 33.248 (100 %) 35.908 (100 %) 92.429 (100%)totaal PM10 & PM2,5 22.300 (67 %) 25.518 (71 %) 68.473 (74,1%)totaal ozon 785 (2 %) 879 (2 %) 669 (0,7%)totaal geluid 6.528 (20 %) 6.528 (18 %) 19.151 (20,7%)totaal kankerverwekkende stoffen (uitgezonderd PM10) 2.032 (6 %) 2.009 (6 %) 3.155 (3,4%)totaal Pb 1.601 (5 %) 974 (3 %) 981 (1,1 %)DALY/inwoner/jaar 0,006 0,006 0,015DALY/inwoner/70 jaar 0,410 0,440 1,100Opmerking: *: er werden 2 extra gezondheidseffecten voor geluid doorgerekend: ischemische hartziekten en hoge bloeddruk. De methode voor de impact vanPM2,5 werd aangepast in overeenstemming met Europese studies.Bron: VMM-MIRA.Verloren gezonde levensjarenHet Pact 2020 stelt dat het aantal gezonde levensjaren datverloren gaat als gevolg van milieuvervuiling significantmoet dalen tegen 2020. In 2004 verloor elke inwoner 0,015gezonde levensjaren door een blootstelling aan een setvan milieufactoren. Bij levenslange blootstelling aan deconcentraties in 2004 komt dit neer op een verlies van ietsmeer dan een gezond levensjaar. Blootstelling aan PM 10en PM 2,5heeft het grootste aantal verloren gezonde levensjarentot gevolg. Op de tweede plaats komt de blootstellingaan geluid.296vrind <strong>2010</strong>


groen en dynamisch stedengewestVoor meer informatiePublicaties en websitesAnoniem (2009). Lozingen in de lucht 1990-2008. VlaamseMilieumaatschappij, Erembodegem.Anoniem (2009). Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest.Jaarverslag Immissiemeetnetten Kalenderjaar 2008.Vlaamse Milieumaatschappij, Afdeling Lucht, Milieuen Communicatie, Dienst Lucht. Erembodegem,decem<strong>be</strong>r 2009.Anoniem (2009). Jaarrapport Water 2008. Water- en waterbodemkwaliteit– Lozingen door <strong>be</strong>drijven – Evaluatiesaneringsinfrastructuur. Vlaamse Milieumaatschappij.Sioen, G., Roskams, P., Coenen, S., 2009. Bosvitaliteitsinventaris2008. Resultaten van de kroon<strong>be</strong>oordelingenin het bosvitaliteitsmeetnet. INBO.R.2009.10. Instituutvoor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel.Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Actualisatie Milieu<strong>be</strong>leidsplan2003-2007 voor de periode 2008-<strong>2010</strong>.Van Steertegem M. (eindred.) (2009) Milieuverkenning2030. Milieurapport <strong>Vlaanderen</strong>, VMM, Aalst.OVAM (2009) Inventarisatie huishoudelijke afvalstoffen2008, OVAM, Mechelen, novem<strong>be</strong>r 2009.D/2009/5024/115.OVAM (2009). Bedrijfsafvalstoffen productiejaar 2007(uitgave juli 2009). D/2009/5024/87.VLM, Nitraatresidurapport <strong>2010</strong>.VLM, Voortgangsrapport mestbank 2009, Betreffende hetmest<strong>be</strong>leid in <strong>Vlaanderen</strong>, <strong>2010</strong>.Dumortier M., De Bruyn L., Hens M., Peymen J., SchneidersA., Van Daele T. & Van Reeth W. (red.) (2009)Natuurverkenning 2030. Natuurrapport <strong>Vlaanderen</strong>,NARA 2009. Mededeling van het Instituut voor Natuur-en Bosonderzoek, INBO.M.2009.7, Brussel.Beleidsnota Leefmilieu en Natuur 2009-2014, Vlaams ministerJoke Schauvliege, okto<strong>be</strong>r 2009, Vlaams Parlement.De Vlaamse Regering 2009-2014. Een daadkrachtig <strong>Vlaanderen</strong>in <strong>be</strong>slissende tijden. Voor een vernieuwende,duurzame en warme samenleving.Studiedienst van de Vlaamse Regering, Pact 2020. Kernindicatoren.Nulmeting <strong>2010</strong>. D/<strong>2010</strong>/3241/120.Natuurindicatoren (INBO/NARA)http://www.natuurindicatoren.<strong>be</strong>Intergewestelijke cel voor het Leefmilieu (IRCEL/CELINE)http://www.irceline.<strong>be</strong>Vlaamse Landmaatschappij (VLM)http://www.vlm.<strong>be</strong>Milieu<strong>be</strong>leidsplan 2003-2007http://www.milieu<strong>be</strong>leidsplan.<strong>be</strong>Eurostathttp://epp.eurostat.ec.europa.eu/portal/page/portal/eurostat/homeDatabank Ondergrond <strong>Vlaanderen</strong> (DOV)http://dov.vlaanderen.<strong>be</strong>European Environment Agency (EEA)http://www.eea.europa.eu/Algemene Directie Statistiekhttp://stat<strong>be</strong>l.fgov.<strong>be</strong>Vlaamse Milieumaatschappij (VMM)http://www.vmm.<strong>be</strong>Milieu- en natuurrapport (MIRA)http://www.milieurapport.<strong>be</strong>Milieu- en Natuurverkenning 2030http://www.milieuverkenning.<strong>be</strong>Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM)http://www.ovam.<strong>be</strong>Instituut voor natuur- en bosonderzoek (INBO)http://www.inbo.<strong>be</strong>milieu en natuur 297


DefinitiesDioxines Verzamelnaam voor zo’n 210 verschillendescheikundige stoffen. 17 van de 210 zijn uiterst giftigen worden omschreven als de “dirty seventeen”. Elkvan deze 17 verbindingen heeft een verschillendetoxiciteit die omgerekend wordt naar één toxiciteitsequivalent(TEQ).Persistente Organische Polluenten (POP’s) Verzamelnaamvoor een uitgebreide groep van organischestoffen die zeer moeilijk afgebroken worden. Dezestoffen zijn schadelijk voor de gezondheid en zijnmeestal vetoplossend zodat ze zich opstapelen in hetvetweefsel van levende wezens.Biochemisch zuurstofverbruik Hoeveelheid zuurstofper liter verontreinigd water die micro-organismennodig heb<strong>be</strong>n om de afbreekbare organische stoffenaf te breken.Biotisch Uit levende organismen <strong>be</strong>staand.Abiotische factor Factor die te maken heeft met de nietlevendenatuur.Depositie Hoeveelheid van een stof of een groep vanstoffen die uit de atmosfeer neerkomen in een gebied.Groene gewestplan<strong>be</strong>stemming Gewestplan<strong>be</strong>stemmingdie overeenstemt met deze van bosgebied,natuurgebied, parkgebied of bufferzones.Lichtgroene gewestplan<strong>be</strong>stemming Gewestplan<strong>be</strong>stemmingdie overeenstemt met deze van agrarischegebieden met ecologisch <strong>be</strong>lang, met landschappelijkewaarde of met bijzondere waarde; valleigebiedof brongebied.Habitat Land- of waterzone met bijzondere geografische,abiotische of biotische kenmerken, die zowel natuurlijkals halfnatuurlijk kan zijn, waarin een <strong>be</strong>paaldesoort leeft.Kritische last Maximaal toelaatbare depositie per eenheidvan oppervlakte voor een <strong>be</strong>paald ecosysteemzonder dat er op lange termijn schadelijke effectenoptreden.Effectief natuur<strong>be</strong>heer De erkende, Vlaamse of bosreservatenen de natuurgebieden met een goedgekeurd<strong>be</strong>heerplan.Vismigratie Het zich verplaatsen van vissen van de enehabitat naar de andere.Scenario Beleidsscenario’s zijn paden naar mogelijketoekomst<strong>be</strong>elden die zich specifiek richten op deimpact van <strong>be</strong>leidskeuzen op deze toekomst<strong>be</strong>elden.Het MIRA-scenariorapport heeft een referentiescenario(huidige milieu<strong>be</strong>leid), een Europees scenario(laat toe de Europese ambities te realiseren) en eenverregaand visionair scenario uitgewerkt.Ecosysteem Dynamisch (veranderend) complex vanlevensgemeenschappen van planten, dieren enmicro-organismen en hun niet-levende omgeving,die in een onderlinge wisselwerking een functioneleeenheid vormen, zoals bossen, heides en soortenrijkegraslanden.Natuurverwevingsgebieden Het <strong>be</strong>leid in natuurverwevingsgebiedenis gericht op de handhaving enontwikkeling van <strong>be</strong>paalde natuurwaarden, waarbijandere functies dan natuur (zoals landbouw, bosbouw,militair domein en drinkwaterwinning) nevengeschiktzijn.Natuurverbindingsgebieden Gebieden die ongeachthun oppervlakte van <strong>be</strong>lang zijn voor de migratievan planten en dieren tussen de gebieden van hetVEN of natuurreservaten en die strook- of lijnvormigzijn met een aaneenschakeling van kleine landschapselementen.298vrind <strong>2010</strong>


groen en dynamisch stedengewest4.5 energieHet Vlaamse energie<strong>be</strong>leid is de komende jaren gerichtop een daling van het energiegebruik en een afnamevan de uitstoot van broeikasgassen; een toename van deenergieproductie op basis van hernieuwbare bronnen enkwalitatieve warmtekrachtkoppeling; het <strong>be</strong>waken van de<strong>be</strong>schikbaarheid en <strong>be</strong>taalbaarheid van energie voor desociaal zwakkere doelgroep; een goed werkende elektriciteits-en gasmarkt en een performant en modern elektriciteits-en gasnet.Deze doelstellingen vormen de leidraad van dit hoofdstuk.Efficiënt energieverbruikHet <strong>be</strong>vorderen van een efficiënt energieverbruik is deeerste strategische doelstelling in de <strong>be</strong>leidsnota Energie2009-2014. Sinds 2006 is een Europese richtlijn overenergie-efficiëntie bij het eindgebruik en de energiedienstenvan kracht. Deze legt aan de lidstaten een indicatievedoelstelling van 9% energie<strong>be</strong>sparing op, te <strong>be</strong>reiken inde periode 2008-2016 bij de eindsectoren die niet onderde richtlijn verhandelbare emissierechten vallen (voornamelijkde energie-intensieve industrie). In dit kadervoorziet het Vlaamse Actieplan Energie-Efficiëntie eenenergie<strong>be</strong>sparingsstreefwaarde van 9% in 2016 tegenoverhet gemiddelde finale binnenlandse energiegebruik overde periode 2001-2005.Dit deel gaat in op de energie-intensiteit en het energieverbruik(per sector). Aangezien de verbranding van fossielebrandstoffen zorgt voor de uitstoot van broeikasgassen,komen deze ook aan bod.EnergiegebruikHet bruto binnenlands energieverbruik <strong>be</strong>droeg 1.619PetaJoule in 2008. Dit is een toename van 34% ten opzichtevan 1990. De jongste 3 jaar daalde het energieverbruikechter, met een afname van 2% tussen 2005 en 2008.De energie-intensiteit geeft een goed <strong>be</strong>eld van deenergieafhankelijkheid van de economie. De energieintensiteitvergelijkt het bruto binnenlands energieverbruik(BBE) met het bruto binnenlands product (BBP).Een lager cijfer kan duiden op meer efficiëntie, zoals hetproduceren van evenveel producten met minder energie.Maar een verandering kan evengoed het gevolg zijn vaneen structureel effect, zoals verschuivingen in het <strong>be</strong>langvan sectoren in de Vlaamse economie.De energie-intensiteit lag in 2008 bijna 10% lager dan in1990. De energie-intensiteit steeg tussen 1990 en 1996met 14%. Daarna steeg het BBP veel sterker dan het BBEen bijgevolg daalde de energie-intensiteit. Het versterkteenergie-efficiëntie<strong>be</strong>leid leidde tot een ontkoppeling vanenergiegebruik en economische groei.4.120 Energie-intensiteitEvolutie van de energie-intensiteit van de economie, index 1990 = 100, van 1990 tot 2008.16015014013012011010090801990 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008BBE BBP Energie-intensiteitBBP in kettingeuros (referentiejaar 2000).Bron: Energiebalans VITO, <strong>be</strong>werking SVR.energie 299


Het Vlaamse Gewest had in 2007, samen met Finland, dehoogste energie-intensiteit van de EU15. Een <strong>be</strong>langrijkeoorzaak voor dit hoge cijfer is de Vlaamse energie-intensieveindustrie zoals de chemie, de ijzer- en staalsector ende voedings- en dranksector. Een <strong>be</strong>langrijk deel van haarproductie wordt geëxporteerd, het energieverbruik en desamenhangende uitstoot worden echter toegerekend aanhet Vlaamse Gewest.De Vlaamse overheid wil in het bijzonder het energiegebruikvan het gebouwenpark doen dalen, door voornieuwe gebouwen strengere energienormen te hanterenen in het <strong>be</strong>staande gebouwenpark maatregelen ter ver<strong>be</strong>teringvan de energie-efficiëntie te nemen. Dit doorhet stimuleren van de plaatsing van dak- of zoldervloerisolatieen de vervanging van enkel glas en inefficiënteverwarmingsinstallaties. Concreet gaat het dan om hetenergiegebruik van de huishoudens (14% van het BBE) ende dienstensector (6% van het BBE). Het energieverbruikvan de huishoudens volgde tussen 2003 en 2007 een neerwaartselijn, in hoofdzaak het gevolg van warmere jaren.2008 was een kouder jaar, waardoor het energieverbruikterug steeg. Wanneer het aantal graaddagen en het aantalhuishoudens in rekening gebracht worden, bleek er geentrend te zijn. De energie-efficiëntie bleef dus constant.Hoewel de activiteit in de dienstensector toenam, lag hetverbruik in 2008 op het niveau van 2004. De energie-efficiëntienam er dus toe.De transformatiesector (elektriciteitscentrales, raffinaderijenen cokesfabrieken) en de industrie nemen 23% en24% van het energiegebruik voor hun rekening. Het energieverbruikin de industrie vertoonde in de periode 2003-2006 een licht stijgende trend. In 2007 en 2008 was er danweer een daling, vooral door een afname in de ijzer- enstaalsector en de chemiesector.18% van het bruto binnenlands energieverbruik wordtniet-energetisch aangewend als grondstof, solvent ofsmeermiddel. Dit niet-energetische verbruik kende metmeer dan een verdrievoudiging de grootste stijging sinds1990.Ondanks efficiëntiever<strong>be</strong>teringen is het energieverbruikin de transportsector (12% van het BBE) stabiel sinds1994. Het verbruik in de landbouw- en visserijsector (2%van het BBE) daalt licht over deze periode.BroeikasgassenDe Vlaamse uitstoot van broeikasgassen daalde vanbijna 87 Mton CO 2-eq in het basisjaar tot 81,2 Mton CO 2-eq in 2008, een daling met 6,7%. Hiermee voldoet <strong>Vlaanderen</strong>momenteel aan haar Kyotodoelstelling.Oplopende broeikasgasconcentraties in de atmosfeer zijnmede verantwoordelijk voor de globale klimaatverandering.Bij de verdeling van de Belgische Kyotodoelstellingwerd afgesproken dat <strong>Vlaanderen</strong> zijn jaarlijkse emissiein de periode 2008-2012 met 5,2% moet terugdringen tenopzichte van het basisjaar. Het basisjaar is 1990 voor CO 2,CH 4en N 2O, en 1995 voor de F-gassen (HFK’s, PFK’s enSF 6).Het verhoogde gebruik van warmtekrachtkoppeling, detoenemende stroomproductie uit hernieuwbare energiebronnen,de zachtere klimatologische omstandigheden ende ingebruikname van katalysatoren bij de salpeterzuurproductiedroegen bij in de recente afname.4.121 Energieverbruik per sectorEvolutie van het energieverbruik per sector, in PJ, van 1990 tot 2008.4504003503002502001501005001990 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008Transformatiesector Industrie Niet-energetisch eindverbruik HuishoudensTransport Tertiaire sector LandbouwBron: Energiebalans VITO.300vrind <strong>2010</strong>


groen en dynamisch stedengewest4.122 Emissies van broeikasgassenEvolutie van de emissies voor de korf van 6 broeikasgassen(CO 2, CH 4, N 2O, HFK’s, PFK’s en SF 6), in kton CO 2-equivalenten,van 1990 tot 2008.4.124 Netto-invoer elektriciteitEvolutie van de netto-invoer van elektriciteit, in GWh, van1990 tot 2008.10.000100.00095.00090.00085.00080.00075.000Kyoto-doelstelling 2008-20129.0008.0007.0006.0005.00070.00019901991199219931994199519961997199819992000200120022003200420052006200720082009<strong>2010</strong>Bron: VMM Emissie Inventaris Lucht, LNE afdeling Lucht, Hinder, Risico<strong>be</strong>heer,Milieu & Gezondheid.4.0003.0002.0001.0000De aanpak van de mondiale klimaatverandering vereistmeer doorgedreven emissiereducties na 2012. Daartoekeurden het Europese Parlement en de Raad eind 2008het EU klimaat- en energiepakket goed. Daarin verbindtde EU zich er onder andere toe om haar uitstoot vanbroeikasgassen met minstens 20% te verminderen in deperiode 1990-2020. Voor de sectoren die niet onder hetEuropees emissiehandelssysteem voor energie-intensieve<strong>be</strong>drijven vallen (niet-ETS industrie, gebouwen, transport,landbouw) is voor België een emissiereductie opgelegdvan 15% in 2020 ten opzichte van 2005. Deze doelstellingmoet nog verder verdeeld worden tussen de federaleoverheid en de gewesten.Het <strong>be</strong>langrijkste broeikasgas is en blijft CO 2. Het komtvooral vrij bij de verbranding van fossiele brandstoffen.4.123 ElektriciteitsproductieAandeel van de energiedragers in de netto elektriciteitsproductie,in GWh, van 2003 tot 2008.60.00050.00040.00030.00020.00010.00002003 2004 2005 2006 2007 2008*KernenergieGasachtige brandstoffenVaste brandstoffenVloeibare brandstoffenHernieuwbaar en afval*: Voorlopige cijfers; exclusief zelfproducenten; afval wordt volledig toegekend(zowel hernieuwbaar deel als niet-hernieuwbaar deel).Bron: VITO.1990Bron: Energiebalans VITO.199419951996199719981999200020012002200320042005200620072008Door de afname van de uitstoot van de andere broeikasgassenis het relatieve aandeel van CO 2in de periode1990-2008 gaandeweg opgelopen van 78% tot 88,7%. Deaandelen CH 4(methaan) en N 2O (lachgas) <strong>be</strong>droegen in2008 5,2% en 4,5% van de totale uitstoot. De uitstoot van<strong>be</strong>ide broeikasgassen daalde sinds de tweede helft van dejaren negentig. Afvalstorten en veeteelt zijn de <strong>be</strong>langrijkstebronnen van CH 4in <strong>Vlaanderen</strong>, N 2O ontstaat vooralbij industriële processen (productie van caprolactam ensalpeterzuur) en in de bodem na toediening van dierlijkemest of kunstmest. Het aandeel van de F-gassen tenslottevertegenwoordigde nog 1,6% van de Vlaamse broeikasgasuitstootin 2008.EnergieopwekkingHet verhogen van de milieuvriendelijke energieopwekkinguit hernieuwbare energiebronnen en warmtekrachtkoppelingis een volgende strategische doelstelling in de<strong>be</strong>leidsnota.In dit deel komt eerst het aandeel van de energiedragersin de elektriciteitsproductie en de invoer van elektriciteitaan bod. Dan volgen het aandeel van elektriciteit uit groenestroom en warmtekrachtkoppeling, groene warmte,biobrandstoffen en het totaal aandeel hernieuwbare energie.Tot slot komt de eco-efficiëntie van de energiesectoraan bod.Bij de elektriciteitsproductie blijft kernenergie met eenaandeel van 43% de <strong>be</strong>langrijkste energiebron, gevolgddoor aardgas (41%) en steenkool (10%). Het aandeel vanafval en hernieuwbare energiebronnen kende sinds 2004een forse stijging en komt in 2008 uit op 5%.energie 301


4.125 Productie groene stroomEvolutie van de productie van groene stroom, in GWh, van1994 tot 2009.3.0002.5002.0001.5001.00050001994199519961997199819992000200120022003200420052006200720082009*Zonne-energie Waterkracht WindenergieBiomassaBiogasHuisvuilverbrandingsinstallaties*: Voorlopig cijfer op basis van de groenestroomcertificaten toegekend doorde VREG in 2009.Bron: VREG.Ten opzichte van 1990 steeg de netto elektriciteitsproductiemet 29%. In 2008 is de productie met 5,9% gedaaldtegenover 2007 (-2,9% niet-nucleaire productie, -9,6%nucleaire productie). De daling van de nucleaire productieis een gevolg van de revisies uitgevoerd aan alle vier decentrales van Doel.Om aan de vraag te voldoen die niet gedekt is door deproductie op Vlaams grondgebied is er een invoer vanelektriciteit vanuit de andere gewesten of het buitenland.In 2008 steeg de netto-invoer fors. Het aandeel van dezeinvoer in de totale elektriciteitsconsumptie in <strong>Vlaanderen</strong>schommelde de voorbije jaren tussen de 10 en 15%.In 2009 werd 2.688 GWh groene stroom geproduceerd.Dit komt overeen met 4,7% van het bruto elektriciteitsverbruik.Groene stroom is elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen.Sinds de invoering van het groenestroomcertificatensysteemin 2002 kent de groenestroomproductie in<strong>Vlaanderen</strong> een sterke groei. De groenestroomproductiege<strong>be</strong>urde in 2009 voornamelijk op basis van biomassa,biogas en de organische fractie van het restafval (huisvuilverbrandingsinstallaties)die samen een aandeel van 80%in de productie hadden. Vooral de productie op basis vanbiomassa kende de voorbije jaren een stevige groei. Deoverige groene stroom kwam voornamelijk uit windenergie,met een aandeel van 14%. Ook zonne-energie kendede voorbije 2 jaar een opmars en <strong>be</strong>reikt daarmee eenaandeel van 5%.In 2009 was er in <strong>Vlaanderen</strong> in totaal 1.958 MW aanwarmtekrachtkoppelingen (WKK’s) opgesteld, 35 MWemeer dan in 2008. Alle WKK-installaties samen produceerdenin 2009 voor 11.040 GWh elektriciteit of 19% vanhet bruto-elektriciteitsverbruik, een stijging met 16% tenopzichte van 2008. Het WKK-certificatensysteem tradvanaf 2005 in werking en heeft een duidelijke impuls aande WKK-elektriciteitsproductie gegeven. In die mate dat ervandaag een ernstig overschot is aan WKK-certificaten tenopzichte van de quotaverplichtingen voor de leveranciers.Een WKK produceert zowel warmte als elektriciteit. Invergelijking met de gescheiden opwekking van elektriciteiten van warmte levert dit een <strong>be</strong>langrijke energie<strong>be</strong>sparingop. Een kwalitatieve WKK <strong>be</strong>spaart op die manierminstens 10% energie.4.126 Aandeel milieuvriendelijke elektriciteitEvolutie van het aandeel elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnenen WKK, in %, van 1994 tot 2009.30Indicatieve doelstelling <strong>2010</strong>De Europese richtlijn van 23 april 2009 ter <strong>be</strong>vorderingvan het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnenlegt België op om tegen 2020 13% van het bruto finaalenergiegebruik te halen uit hernieuwbare energiebronnen.België – dat deze doelstelling nog niet heeft vertaaldnaar doelstellingen voor de gewesten en de federale overheid– kan zelf <strong>be</strong>palen hoe deze doelstelling verder wordtgespecificeerd naar groene stroom, groene warmte enhernieuwbare energie in transport.Daarnaast wilde de vorige Vlaamse regering dat hernieuwbareenergiebronnen en warmtekrachtkoppelingtegen <strong>2010</strong> een kwart van onze elektriciteit opleveren: 6%uit groene stroom en 19% uit warmtekrachtkoppeling. Dehuidige regering heeft dit overgenomen als een indicatief<strong>be</strong>leidsvoornemen. Per decreet van 8 mei 2009 kregen deelektriciteitsleveranciers de verplichting opgelegd om hetaandeel groene stroom in de leveringen in het VlaamseGewest te verhogen van 6% in <strong>2010</strong> naar 13% in 2020.252015105019941995199619971998199920002001200220032004200520062007Totaal aandeel groene stroom en WKKAandeel groene stroomAandeel WKK20082009Bron: VEA, VREG, VITO.302vrind <strong>2010</strong>


groen en dynamisch stedengewest4.127 Aandeel hernieuwbare energieEvolutie van het totale aandeel hernieuwbare energie in hetbruto finale energieverbruik, in %, van 2005 tot 2008.141210864202005 2006 2007 2008 2020Aandeel hernieuwbare energie Streefwaarde 2020 (België)*: 13% is de streefwaarde voor België, momenteel zijn de lastenverdelingsonderhandelingen<strong>be</strong>zig tussen de gewesten.Bron: VITO.Andere milieuvriendelijke energievormen zijn groenewarmte en biobrandstoffen.Op een totale productie van 488 PJ nuttige warmte in<strong>Vlaanderen</strong>, vertegenwoordigde de groene warmte in2008 een aandeel van 2,1%. Dat is hetzelfde aandeel alsin 2007 omdat de productie van groene warmte en totalewarmte evenredig toenamen. In 2006 lag het aandeel vangroene warmte met 1,7% iets lager.Het <strong>be</strong>grip groene warmte omvat uiteenlopende technologieënwaarbij warmte wordt opgewekt uit hernieuwbareenergiebronnen: enerzijds grootschalige toepassingenvan meestal biomassa, en anderzijds relatief kleinschaligetoepassingen van (thermische) zonne-energie, houtketelsen -kachels, koude-warmteopslag en warmtepompen.Voor groene warmte zijn er momenteel geen specifiekeEuropese of Vlaamse doelstellingen geformuleerd.De inzet van biobrandstoffen was in 2005 en 2006 nogverwaarloosbaar. Vanaf 2007 kon men biodiesel in bijgemengdevorm tanken bij enkele verdelers. In 2008 laghet biodieselgebruik op 1.974 TJ. Bio-ethanol is pas sinds2008 op de markt in <strong>Vlaanderen</strong>. Er is dat jaar 205 TJ vangebruikt. Biodiesel en bio-ethanol waren in 2008 samengoed voor een aandeel van 1,2% in de totale hoeveelheidtransportbrandstoffen voor het wegvervoer. Vanaf 1 juli2009 legt de Belgische overheid een verplichte bijmengingvan 4% biobrandstoffen op voor de verdeling van klassiekemotorbrandstoffen. Daardoor zal het aandeel vanaf2009 gevoelig hoger liggen dan in de voorgaande jaren.De richtlijn hernieuwbare energie van 2009 legt aan elkelidstaat van de EU de inzet van minstens 10% hernieuwbareenergie (biobrandstoffen, groene stroom en waterstofgewonnen uit hernieuwbare energiebronnen) op inhet weg- en spoorvervoer tegen 2020. Eerder al legde eenEuropese Richtlijn tegen <strong>2010</strong> een indicatief aandeel opvan 5,75% biobrandstoffen in de totale hoeveelheid verbruiktetransportbrandstoffen (diesel en <strong>be</strong>nzine).Biobrandstoffen worden gewonnen uit natuurlijke hernieuwbarebronnen. Bij biobrandstoffen van de eerstegeneratie gaat het dan meestal om voedselgewassenzoals koolzaad, maïs, graan en suikerbiet. Biobrandstoffendie niet aan voedsel gerelateerd zijn, worden meestalde tweede generatie genoemd. Deze worden gemaakt uitspeciaal daarvoor geteelde energiegewassen, oneetbaregedeelten van voedselgewassen, houtsnippers, stro ofafval.4.128 Eco-efficiëntie energiesectorEvolutie van de eco-efficiëntie van de energiesector, index 2000 = 100, van 2000 tot 2007.1201101009080706050402000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007*Energetische output Eigen energiegebruik & energieverliezen Emissie broeikasgassenOppervlaktewater onttrokken als koelwater Verzurende emissie Emissie ozonprecursorenEmissie fijn stof (PM2,5)* Voorlopige cijfers.Bron: VMM, Mira.energie 303


Wat het totaal aandeel hernieuwbare energie (groenestroom, groene warmte en hernieuwbare energie intransport) <strong>be</strong>treft, legt een nieuwe Europese richtlijnBelgië op om tegen 2020 13% van het energiegebruik tehalen uit hernieuwbare energiebronnen. De lastenverdelingsonderhandelingenhierover zijn nog <strong>be</strong>zig tussende gewesten en de federale overheid. In 2008 <strong>be</strong>droeg ditaandeel in <strong>Vlaanderen</strong> 2,1%.De eco-efficiëntie vergelijkt de milieudruk van de energiesectormet de hoeveelheid geproduceerde energiebruikbaar voor de eindgebruikers. Ontkoppeling treedtop wanneer de groeisnelheid van een drukindicator lageris dan de groeisnelheid van de activiteitsindicator. De ontkoppelingis absoluut als de groei van de drukindicatornul of negatief is.De energetische output van de energiesector – de somvan de energie-inhoud van zijn eindproducten zoals motorbrandstoffenof elektriciteit – steeg tot 2002 sneller danhet eigen energiegebruik en de energieverliezen bij detransformatie, het transport en de distributie. Deze relatieveontkoppeling wijst op een rendementsver<strong>be</strong>tering.Vanaf 2003 treedt echter een omgekeerd fenomeen op.De eigen energieconsumptie en -verliezen van de sectorstegen terwijl er minder energie geproduceerd werd. Eris met andere woorden sprake van een rendementsverlies.Raffinaderijen heb<strong>be</strong>n het <strong>be</strong>langrijkste aandeel in deenergetische output (88%). Zowel de energetische outputvan de energiesector als het eigen energiegebruik en deenergieverliezen volgen dan ook sterk het verloop van deactiviteit en het energiegebruik en -verlies van de raffinaderijen.Ten opzichte van 2000 is er in 2007 een absolute ontkoppelingvoor de emissies van verzurende stoffen (-32%),ozonprecursoren (-42%) en fijn stof PM2,5 (-52%). Deemissies zijn sterk afhankelijk van het steenkoolgebruik inelektriciteitscentrales. Ondanks de gunstige evolutie sinds2003 voor broeikasgassen lagen deze emissies in 2007slechts 1,2% lager dan het niveau van 2000.4.129 EnergiearmoedeEvolutie van het aantal klanten van de sociale leverancier, hetaantal geplaatste budgetmeters en stroom<strong>be</strong>grenzers en hetaantal afgesloten afnemers, van 2005 tot 2009.Klanten sociale leverancierelektriciteitBron: VREG.2005 2006 2007 2008 200935.994 53.645 52.170 60.026 72.978Budgetmeters elektriciteit 15.901 25.405 34.300 36.059 40.341Stroom<strong>be</strong>grenzers 3.292 3.743 3.424 2.728 2.509Afgesloten toegangspunten 342 410 596 756 801elektriciteitKlanten sociale leverancier 24.702 37.948 36.127 41.521 50.721aardgasBudgetmeters aardgas 0 0 0 0 4.488Afgesloten toegangspuntenaardgas435 823 2.028 2.845 2.733Het aantal huishoudens dat bij een sociale leverancier gasen elektriciteit afneemt, stijgt jaarlijks. Nadat de commerciëleleverancier het leveringscontract met een klant heeftopgezegd wegens wan<strong>be</strong>taling, is het de net<strong>be</strong>heerder diedeze klanten zoals wettelijk <strong>be</strong>paald verder <strong>be</strong>levert in zijnrol als sociale leverancier. Eind 2009 ging het om 72.978huishoudens voor elektriciteit en 50.721 voor aardgas. Ditkomt overeen met 2,8% en 3,2% van de huishoudelijkeelektriciteits- en gasafnemers.Bij iets meer dan de helft van de door de sociale leveranciervan elektriciteit <strong>be</strong>leverde huishoudens (55%) werdeen budgetmeter geplaatst. Tot 2006 vereiste de regelgevingdat bij klanten van de sociale leverancier dadelijkeen budgetmeter werd geïnstalleerd. Vanaf 2007 geldtdit enkel bij afnemers die hun facturen ook bij de socialeleverancier niet correct <strong>be</strong>talen. Het aantal budgetmetersis de voorbije jaren jaar na jaar toegenomen. Eind 2009verbruikte 1,5% van alle elektriciteitsafnemers stroom viaeen budgetmeter.Op hetzelfde moment verbruikten 2.509 gezinnen elektriciteitvia een stroom<strong>be</strong>grenzer. Pas waar technisch nietmogelijk of als overgangsmaatregel in de aanloop naarde plaatsing van een budgetmeter worden nog stroom<strong>be</strong>grenzersgeplaatst. Hun verbruik wordt daardoor<strong>be</strong>grensd tot een vermogen van 10 ampère. Het aantalstroom<strong>be</strong>grenzers daalde het laatste jaar opnieuw lichtjes.Vanaf septem<strong>be</strong>r 2009 worden ook voor aardgas budgetmetersingevoerd.EnergiearmoedeHet Vlaamse regeerakkoord en de <strong>be</strong>leidsnota Energie2009-2014 stellen dat energie een basis<strong>be</strong>hoefte en eenbasisrecht is. Armoede mag geen aanleiding geven totmensonwaardige levensomstandigheden door een gebrekaan warm water, verwarming of elektriciteit. Daarom mogen,bij gebrek aan een sociaal onderzoek, geen gezinnenafgesloten worden van elektriciteit of aardgas.4.130 MarktwerkingEvolutie van de Herfindahl-Hirschman index voor de elektriciteits-en aardgasmarkt uitgedrukt in termen van aantalafnemers, index tussen 0 (volledige mededinging) en 10.000(monopolie), van 2006 tot 2009.10.0009.0008.0007.0006.0005.0004.0003.0002.0001.0000Bron: VREG.2006 2007 2008 2009HHI elektriciteit HHI aardgas304vrind <strong>2010</strong>


groen en dynamisch stedengewest4.131 Stroom- en gasonderbrekingenEvolutie van de frequentie en de duur van de stroom- en gasonderbrekingen op het distributienet, van 2005 tot 2009.LaagspanningMiddenspanningBron: VREG.Frequentie onderbrekingenDuur on<strong>be</strong>schikbaarheidFrequentie onderbrekingenDuur on<strong>be</strong>schikbaarheid2005 2006 2007 2008 20090,690:36:190,6800:28:220,560:22:190,060:06:230,550:22:070,050:05:350,510:21:30Aardgas Duur on<strong>be</strong>schikbaarheid 0:06:00 0:06:00 0:05:00 0:05:00Bij wan<strong>be</strong>taling bij de sociale leverancier moet een vraagtot afsluiting van een klant voorgelegd worden aan delokale adviescommissie van de gemeente, <strong>be</strong>halve ingevalvan fraude, bij onveiligheid, bij leegstand of wanneer deklant weigert om een contract te tekenen na verhuis. Hetaantal afgesloten toegangspunten voor elektriciteit engas is de laatste jaren duidelijk toegenomen. Er wordtgesproken over afgesloten toegangspunten en niet overhuishoudens omdat niet geweten is of de toegangspuntenook effectief <strong>be</strong>woond zijn.In 2008 geeft 4,2% van de <strong>be</strong>volking aan financiële moeilijkhedente ondervinden om de woning voldoende teverwarmen (SILC-enquête).Elektriciteits- en gasmarktDe Vlaamse overheid wil een goed werkende elektriciteits-en gasmarkt met een goede dienstverlening enconcurrentiële prijzen. Concurrentiële prijzen zijn enkelmogelijk mits een onafhankelijk net<strong>be</strong>heer, een nietdiscriminatoiretoegang tot het net en een gelijk speelveldtussen de leveranciers.De Herfindahl-Hirschman index (HHI) is een vaakgebruikte maatstaf voor de concentratiegraad in een <strong>be</strong>drijfstak.De <strong>be</strong>rekening is gebaseerd op de verdeling vande markt onder verschillende aanbieders. De uitkomstvan de <strong>be</strong>rekening ligt steeds tussen 0 (volledige mededinging)en 10.000 (monopolie). In het algemeen is een HHIonder de 1.800 aangewezen, terwijl een HHI boven de2.500 op zware risico’s voor de marktwerking wijst.De maximale waarden voor de HHI van 1.800 tot 2.500worden zowel voor elektriciteit als voor aardgas in ruimemate overschreden. De aardgasmarkt is nog sterkergeconcentreerd dan de elektriciteitsmarkt. De Vlaamseenergiemarkt is dan ook te vergelijken met een markt metslechts twee gelijkwaardige aanbieders. Dit is te wijtenaan het <strong>be</strong>langrijke marktaandeel van de standaardleveranciersen aan de fusies en participaties tussen de verschillendespelers.Elektriciteits- en gasnetwerkUit internationale vergelijkingen blijkt dat de <strong>be</strong>trouwbaarheidvan de elektriciteits- en gasvoorziening in hetVlaamse Gewest zeer hoog is. Het aantal en de duur vande stroom- en gasonderbrekingen zijn <strong>be</strong>perkt. DeVlaamse overheid wil dit zo houden.In het algemeen blijft de <strong>be</strong>trouwbaarheid van de middenspanningsdistributienettenop een hoog peil gehandhaafd.Gemiddeld werd de stroomvoorziening van eenafnemer in 2009 0,51 keer ongepland onderbroken doorincidenten op het middenspanningsnet en 0,05 keer dooreen onderbreking op het laagspanningsnet. Beide samenveroorzaken bij de laagspannings-distributienetgebruikereen gemiddelde spanningsonderbreking in 2009 van21 minuten en 30 seconden. De on<strong>be</strong>schikbaarheid isvoornamelijk het gevolg van defecten op middenspannings-en hoogspanningska<strong>be</strong>ls. Deze kunnen al dan nietveroorzaakt zijn door derden. De net<strong>be</strong>heerders kunnenhier enerzijds via hun investeringspolitiek en anderzijdsvia het verstrekken van de liggingsgegevens invloed opuitoefenen. Om ka<strong>be</strong>lbreuken door derden in de toekomstzoveel mogelijk te vermijden heb<strong>be</strong>n de net<strong>be</strong>heerders deligginggegevens van hun ka<strong>be</strong>ls recent samengebracht inhet Ka<strong>be</strong>l en Leiding Informatie Portaal. Zo wordt graafschadeaan ka<strong>be</strong>ls voorkomen.De gemiddelde on<strong>be</strong>schikbaarheid van de toegang tothet aardgasnet werd per afnemer geschat op 5 minutenin 2009, net als in 2008. In 2006 en 2007 lag dit cijfer op 6minuten. Deze on<strong>be</strong>schikbaarheid is nagenoeg volledigtoe te schrijven aan geplande werken. Dit heeft meestalgeen al te grote impact op het gebruikerscomfort aangeziengeplande werken op voorhand moeten aangekondigdworden of in overleg ge<strong>be</strong>uren met de getroffen eindafnemers.energie 305


Voor meer informatieDefinitiesPublicaties en websitesAernouts, K. & Jespers, K. (2009). Energiebalans <strong>Vlaanderen</strong>2008: voorlopige schatting. Mol: VITO.Van den Bossche, F. (2009). Beleidsnota Energie 2009-2014. Brussel: Vlaams Parlement.VREG (<strong>2010</strong>). Marktrapport 2009. Brussel.VREG (<strong>2010</strong>). Statistieken 2009 met <strong>be</strong>trekking tot huishoudelijkeafnemers in het kader van de <strong>be</strong>sluiten opde sociale openbaredienstverplichtingen. Brussel.VREG (<strong>2010</strong>). De kwaliteit van de dienstverlening van deelektriciteitsdistributienet<strong>be</strong>heerders in het VlaamseGewest in 2009. Brussel.VREG (<strong>2010</strong>). De kwaliteit van de dienstverlening vande aardgasnet<strong>be</strong>heerders in het Vlaamse Gewest in2009. Brussel.Peeters, K. (2006). Het klimaat verandert. U ook? VlaamsKlimaat<strong>be</strong>leidsplan 2006-2012. Brussel: DepartementLNE.Crevits, H. (2009). Voortgangsrapport 2008 van hetVlaams Klimaat<strong>be</strong>leidsplan 2006-2012. Brussel: DepartementLNE.Van Steertegem, M. (2009). MIRA-T 2008 Indicatorrapport.Mechelen: Vlaamse Milieumaatschappij.Bruto binnenlands energieverbruik Primair energieverbruik,verminderd met de internationale scheepvaart-en luchtvaartbunkers (geleverde hoeveelhedenenergiedragers (hoofdzakelijk brandstof) aan zeeschepenof vliegtuigen die naar buitenlandse havensvaren of op buitenlandse luchthavens vliegen).Primair energieverbruik Hoeveelheid energie die eengeografische entiteit nodig heeft om gedurende de<strong>be</strong>studeerde periode aan de vraag naar energie tekunnen voldoen. Het primair energieverbruik is gelijkaan de som van de primaire energieproductie ende netto invoer van energie.Energie-intensiteit Het bruto binnenlands energieverbruik(in kilogram olie-equivalenten) gedeeld doorhet bruto binnenlands product (in 1.000 euro, kettingeurosmet als referentiejaar 2000).Vlaamse Milieumaatschappij (VMM):http://www.vmm.<strong>be</strong>Milieu- en natuurrapport (MIRA):http://www.milieurapport.<strong>be</strong>Milieu<strong>be</strong>leidsplan: http://www.milieu<strong>be</strong>leidsplan.<strong>be</strong>Het energie- en milieu-informatiesysteem van het VlaamseGewest (EMIS) : http://www.emis.vito.<strong>be</strong>Vlaams Energieagentschap: http://www.energiesparen.<strong>be</strong>Vlaamse Reguleringsinstantie voor de elektriciteits- engasmarkt: http://www.vreg.<strong>be</strong>Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO):http://www.vito.<strong>be</strong>Eurostat : http://epp.eurostat.ec.europa.euVlaamse klimaat<strong>be</strong>leid: http://www.lne.<strong>be</strong>/themas/klimaatverandering306vrind <strong>2010</strong>


groen en dynamisch stedengewest4.6 landbouw<strong>Vlaanderen</strong> is binnen Europa een van de topregio’s op hetvlak van landbouw. Dankzij een voortdurend streven naarkwaliteit <strong>be</strong>horen onze producten tot de Europese top.Op Nederland na heeft de Vlaamse land- en tuinbouw dehoogste netto toegevoegde waarde per hectare. Maar ookop het vlak van internationale handel van landbouwproductenscoort <strong>Vlaanderen</strong> bijzonder goed. Op wereldvlakis België zelfs de zesde grootste exporteur van landbouwproducten.Het is die toppositie die <strong>Vlaanderen</strong> minstens wil handhavenen waar mogelijk ver<strong>be</strong>teren. Een performante landbouwheeft daarbij niet alleen aandacht voor de economischeaspecten, maar ook de sociale en milieuaspectendienen voldoende aan bod te komen. Dit alles gekaderdbinnen het Europese landbouw<strong>be</strong>leid, dat nog steeds hetkader vormt waarbinnen lidstaten hun eigen accentenkunnen leggen.Het eerste deel van dit hoofdstuk schetst de structuurvan de Vlaamse landbouw en zijn <strong>be</strong>drijven. Vervolgensworden de economische, sociale en milieuaspecten <strong>be</strong>sproken.Een volgend deel biedt een inzicht in een aantalinstrumenten die voorhanden zijn om het landbouw<strong>be</strong>leiduit te werken. Tot slot komt de visserijsector aan bod dielokaal een <strong>be</strong>langrijke economische rol speelt, maar diehet de voorbije jaren moeilijk had.LandbouwstructuurIn dit deel komen het landbouwareaal, de veestapel, hetaantal <strong>be</strong>drijven en de oppervlakte ervan aan bod.LandbouwareaalIn 2009 neemt de landbouw een totale oppervlakte van620.161 ha in. Hoewel de productiviteit nog steeds verhoogten er een aanzienlijk aandeel niet-grondgebondenveeteelt is, blijft een <strong>be</strong>hoorlijk areaal nodig om de landbouwte kunnen <strong>be</strong>oefenen. Het afgelopen decenniumvertoont het areaal een licht dalende tendens.De landbouw <strong>be</strong>slaat 46% van de totale Vlaamse grondoppervlakte.Dit aandeel is iets lager dan in de buurlandenNederland (52%), Duitsland (47%) en Frankrijk (54%).Weiden, grasland en voedergewassen (vooral maïs)nemen met 60% het grootste deel van het landbouwareaalvoor hun rekening. Dit illustreert het grote <strong>be</strong>lang vande rundveehouderij: ongeveer de helft van de <strong>be</strong>drijvenhoudt runderen. De akkerbouw is goed voor 31% vanhet landbouwareaal. In de akkerbouw is de graanteelthet <strong>be</strong>langrijkste, aardappelen en suikerbieten komenop de tweede en derde plaats. Opvallend is de sterkeafname van de oppervlakte suikerbieten in 2008 en 2009als gevolg van het inleveren van Belgisch suikerquotumin het kader van de Europese herstructurering van desuikersector. De tuinbouw ten slotte neemt slechts 8% in4.132 LandbouwareaalEvolutie van het landbouwareaal, van 2000 tot 2009, in ha en %.2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Totale oppervlakte cultuurgrond ha 636.876 635.155 635.886 634.934 633.769 629.684 625.207 623.786 623.698 620.161Weiden, grasland en voedergewassen ha 383.600 393.372 380.849 381.772 372.636 369.881 364.618 362.745 373.161 372.494Akkerbouw waarvangranen voor de korrelaardappelensuikerbietenTuinbouw waarvangroentenfruitandere* Bijna uitsluitend braakland.Bron: ADSEI.ha%%%ha%%%197.51154,421,517,247.90154,033,412,6181.87950,521,720,050.74456,631,611,7195.27455,019,918,650.88656,331,911,8191.85055,518,717,952.04457,131,311,6203.44356,119,916,350.26355,232,712,1202.70057,219,216,249.07254,832,712,4202.85858,720,115,350.25556,331,412,3204.79859,120,015,349.59956,131,612,4197.86765,518,611,249.15455,632,312,1194.82562,521,011,149.65755,732,212,1Overige * ha 7.864 9.160 8.877 9.268 7.427 8.031 7.475 6.644 3.516 3.184landbouw 307


4.133 VeestapelEvolutie van de veestapel, van 2000 tot 2009, in aantal dieren en %.Runderen waarvanmelkkoeienzoogkoeienVarkens waarvanbiggenmestvarkens(vanaf 50 kg)zeugenPluimvee waarvanvleeskippenhennenN%%N%%%N%%2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 20091.558.07522,013,07.051.09428,737,19,836.663.31859,038,71.527.22122,814,16.508.44227,840,410,235.080.83460,537,21.457.22623,014,16.396.91027,740,510,134.307.95060,537,31.405.67523,414,36.187.65027,541,29,927.531.40055,042,21.374.09023,314,75.999.02927,142,09,631.639.16558,038,01.350.30422,915,25.952.51827,043,09,530.385.74458,038,21.332.92322,515,55.924.17126,943,29,428.144.82059,038,71.318.65422,315,95.897.63226,943,29,327.529.20360,337,41.295.44922,415,85.884.55526,843,68,827.193.47260,736,31.296.51022,915,75.933.23827,143,48,727.941.40460,836,7Bron: ADSEI.van het areaal, maar staat wel voor bijna een derde vande Vlaamse landbouwomzet. Ruim de helft van dit areaalwordt gebruikt voor de groenteteelt, de fruitteelt neemteen derde in en de resterende oppervlakte wordt gebruiktvoor de sierteelt.VeestapelHet aantal runderen daalt in 2009 met 17% ten opzichtevan 2000. De daling doet zich vooral voor bij de melkkoeien.De instelling van de melkquota en de toename vande melkgift per koe heb<strong>be</strong>n tot deze evolutie bijgedragen.De zoogkoeienstapel breidde tot 2007 uit om daarna terugte dalen naar het niveau van 2000. Het houden vanzoogkoeien werd vanuit het <strong>be</strong>leid gestimuleerd door eenpremiestelsel. De laatste jaren kampt de rundvleessectorechter met lage rendabiliteitscijfers.Het aantal varkens nam de voorbije 10 jaar met 16% af.De inkrimping voltrok zich vooral tussen 1999 en 2004.Daarna is het aantal varkens gestabiliseerd. De afname isvooral een gevolg van het milieu<strong>be</strong>leid en werd gestimuleerddoor de Vlaamse overheid via de opkoopregelingwaarbij landbouwers die vrijwillig stopten met de productievan varkensmest, op een vergoeding konden rekenen.Ook de pluimveestapel vertoonde een sterk dalendetendens (-24%). De daling trof zowel de leg- als de vleessector.Tevens nam het aantal konijnen (-46%) en schapen (-26%)continu af, terwijl het aantal paarden de voorbije 10 jaarconstant bleef.De veedichtheid is in <strong>Vlaanderen</strong> duidelijk hoger dan inonze buurlanden.Het <strong>be</strong>drijfsareaal varieert sterk naargelang van het <strong>be</strong>drijfstype:van 7,9 ha voor de gespecialiseerde tuinbouw<strong>be</strong>drijventot 28,5 ha voor de gemengde <strong>be</strong>drijven. Bij detuinbouw is de kleine waarde te verklaren door de <strong>be</strong>drijvenmet glasteelten.Samenhangend met de schaalvergroting worden ersteeds meer vennootschappen opgericht. In 2009 heeft10% van alle landbouw<strong>be</strong>drijven een rechtspersoon als<strong>be</strong>drijfshoofd. Dit is meer dan een verdub<strong>be</strong>ling ten opzichtevan 2000.4.134 Land- en tuinbouw<strong>be</strong>drijvenEvolutie van het aantal landbouw<strong>be</strong>drijven (linkerschaal) ende gemiddelde oppervlakte in ha van de landbouw<strong>be</strong>drijven(rechterschaal), van 2000 tot 2009.42.00040.00038.00036.00034.00032.000222120191817Landbouw<strong>be</strong>drijven30.00028.0001615Het aantal landbouw<strong>be</strong>drijven is tussen 2000 en 2009met 28% teruggelopen. Vooral de kleinere <strong>be</strong>drijven verdwijnen.De resterende <strong>be</strong>drijven worden steeds groter.Sinds 2000 is de gemiddelde <strong>be</strong>drijfsoppervlakte met 35%toegenomen tot 21 ha. In 2007 <strong>be</strong>droeg de gemiddelde <strong>be</strong>drijfsoppervlakte25 ha in Nederland, 46 ha in Duitslanden 56 ha in Frankrijk.26.000Bron: ADSEI.20002001200220032004Aantal landbouw<strong>be</strong>drijvenGemiddelde oppervlakte2005200620072008200914308vrind <strong>2010</strong>


groen en dynamisch stedengewest4.135 Waardecreatie land- en tuinbouwEvolutie van de eindproductiewaarde, intermediair verbruik en netto toegevoegde waarde in lopende prijzen, van 2000 tot2009, in miljoen euro.Totale eindproductiewaardewaarvan akkerbouwwaarvan tuinbouwwaarvan veeteelt2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009*4.6893861.3892.9134.8114731.3592.979Intermediair verbruik (veevoeders, meststoffen, energie, …) 2.945 3.020 2.914 2.890 2.912 2.964 3.050 3.322 3.779 3.373Netto toegevoegde waarde 1.518 1.553 1.383 1.481 1.341 1.333 1.464 1.463 987 926* Voorlopige cijfers.Bron: AMS.4.5274181.3892.7204.6004671.5062.6274.4814341.3412.7064.4934131.4492.6324.6824321.5322.7184.9595041.5802.8754.9414371.5062.9984.4833991.3882.696Economische aspectenDit deel <strong>be</strong>schrijft de omzet en de toegevoegde waarde,de evolutie van de landbouwconjunctuurindex en de buitenlandsehandel in landbouwproducten.Omzet en toegevoegde waardeIn 2009 ligt de eindproductiewaarde van de land- entuinbouwsector 9% lager dan in 2008. De afname doet zichvoor in alle sectoren. De intermediaire kosten dalen nade uitzonderlijk hoge waarde in 2008. Dit kan echter de afnamevan de omzet niet compenseren zodat de netto toegevoegdewaarde verder daalt naar een historisch laagniveau. Na het economisch zeer geslaagde 2007 heb<strong>be</strong>n deland- en tuinbouwers al twee jaar te kampen met een zeerlaag inkomen. In 2008 was dit te wijten aan hoge kostenvoor veevoeders, meststoffen en energie. In 2009 blijft deprijszetting voor een groot aantal producten ondermaats.De veeteelt is met een aandeel van 60% de <strong>be</strong>langrijkstesubsector, met als drie voornaamste producten varkensenrundvlees en melk. Met een aandeel van 31% komt detuinbouw op de tweede plaats. Hier vormen groenten het<strong>be</strong>langrijkste product. De akkerbouw vertegenwoordigt9% met aardappelen, granen en suikerbieten als voornaamsteproducten.De intensieve productie van de Vlaamse landbouw leidttot hoge opbrengsten per voltijdse ar<strong>be</strong>idskracht. Denetto toegevoegde waarde per voltijdse ar<strong>be</strong>idskrachtgeeft een idee over het inkomen in de landbouwsector. In2007 kwam <strong>Vlaanderen</strong>, na Denemarken, Nederland, Belgiëen het Verenigd Koninkrijk, op plaats 5. Deze indicatorverschilt van jaar tot jaar. Wallonië scoorde in 2007 iets<strong>be</strong>ter dan <strong>Vlaanderen</strong> omdat de sectoren die in Walloniësterk bijdragen tot de eindproductiewaarde (graan, zuivelen rundvee) hoge prijzen noteerden, terwijl de varkensteelt,die voornamelijk in <strong>Vlaanderen</strong> gevestigd is, metlage prijzen kampte. Gemiddeld scoorde de EU15 (oudelidstaten) op deze parameter 3,2 maal hoger dan de EU10(nieuwe lidstaten).4.136 Netto toegevoegde waarde per voltijdse ar<strong>be</strong>idskrachtNetto toegevoegde waarde per voltijdse ar<strong>be</strong>idskracht in 2007, in euro.70.00060.00050.00040.00030.00020.00010.0000DenemarkenNederlandBelgiëVerenigd KoninkrijkVlaams GewestLuxemburgZwedenDuitslandFrankrijkFinlandOostenrijkItaliëIerlandSpanjeEU27MaltaTsjechiëEstlandHongarijeGriekenlandLitouwenSlowakijeLetlandCyprusPortugalPolenSloveniëBulgarijeRoemeniëBron: AMS.landbouw 309


LandbouwconjunctuurindexDe landbouwconjunctuurindex is in het voorjaar van<strong>2010</strong> nog steeds negatief, maar zet de stijgende trend vanhet najaar 2009 voort. Dit wijst erop dat de landbouwsectormeent dat de crisis over haar dieptepunt heen is. Desituatie is nog niet positief, maar de landbouwers schattenze globaal gezien niet langer dramatisch in.De halfjaarlijkse conjunctuurbarometer werd ontwikkeldom inzicht te krijgen in de economische schommelingen,het ondernemersvertrouwen en de geplande investeringenin de land- en tuinbouwsector. De enquêtes ge<strong>be</strong>urenbij de <strong>be</strong>drijven die deel uitmaken van het Vlaams Landbouwmonitoringsnetwerk.De meeste deelsectoren, <strong>be</strong>halve de akkerbouw, sierteelten fruit in openlucht, volgen de trend van de conjunctuurindexen maken een <strong>be</strong>weging naar boven. Voor de vleesveesectoren de sector van de groenten in openlucht stijgtde index het sterkst. De vleesveesector komt als enigeboven het nulpunt uit.De conjunctuurindex gaat omhoog voor alle <strong>be</strong>drijfsgroottes.De verschillen tussen de kleine en grote <strong>be</strong>drijvenvallen bijna volledig weg.De conjunctuurindex staat hoger bij de jongere dan bij deoudere <strong>be</strong>drijfsleiders. Deze hogere score is bijna volledigte danken aan een groter vertrouwen in de toekomst bijde jongere landbouwers.Buitenlandse handelZowel in- als uitvoer vertoonde het voorbije decenniumeen stijging. De totale Belgische handel in landbouwproductenhad in 2008 een positief handelssaldo van 3,5 miljardeuro en nam toe met 5,5%.Het aandeel van in- en uitvoer van landbouwproducten inde totale Belgische handel kwam op 9,6% en 10,6%, watwijst op het <strong>be</strong>lang van de agrosector. <strong>Vlaanderen</strong> neemt82% van de Belgische invoer en 83% van de Belgischeuitvoer van landbouwproducten voor zijn rekening.Akkerbouwproducten vertegenwoordigden in 2008 veruitde hoogste in- en uitvoerwaarde. België voerde voor10,9 miljard euro aan akkerbouwproducten in en voor11,1 miljard euro uit. Producten als koolzaad, soja, koffie,cacao en oliehoudende bijproducten werden massaalingevoerd uit niet-EU-landen. Graanproducten waren het<strong>be</strong>langrijkste exportproduct.België boekte vooral een handelsoverschot bij de dierlijkeen de agro-industriële producten. Het overschotis vooral te danken aan vers varkensvlees, gevolgd doorkalfs- en rundsvlees en gevogelte. Zuivelproducten vertegenwoordigden48% van de invoerwaarde en 39% vande uitvoerwaarde van dierlijke producten. Meststoffenvormden het <strong>be</strong>langrijkste product binnen de agroindustriëleproducten. België voerde vooral stikstofhoudendeen samengestelde meststoffen uit en voerde kalihoudendemeststoffen in. België is ook een exportlandvan <strong>be</strong>strijdingsmiddelen en landbouwmaterieel.4.137 LandbouwconjunctuurindexDe evolutie van de Vlaamse Landbouwconjunctuurindex, vanhet voorjaar 2007 tot het voorjaar <strong>2010</strong>.151050-5-10-15-20-25Voorjaar Najaar Voorjaar Najaar Voorjaar Najaar Voorjaar2007 2007 2008 2008 2009 2009 <strong>2010</strong>De <strong>be</strong>rekening ge<strong>be</strong>urt op basis van vragen over omzet, productie, personeelen prijzen. De antwoorden worden geëxtrapoleerd naar de totale Vlaamselandbouwpopulatie. De index varieert tussen -100 (landbouwers unaniemnegatief) tot +100 (landbouwers unaniem positief).Bron: AMS.Het handelsoverschot bij tuinbouwproducten was grotendeelste danken aan de uitvoer van diepvriesgroenten,fruitsappen, verse peren en tomaten. Zuidvruchten werdenop grote schaal ingevoerd uit landen buiten de EU.Enkel bij de categorie andere landbouw- en visserijproductenhad België een handelstekort. Dit tekort had voornamelijkte maken met het negatieve saldo met Frankrijken Nederland. Uit Frankrijk werden grote hoeveelhedenwijn, alcohol, frisdrank en water geïmporteerd. Uit Nederlandvoerde België heel wat dierenvoeder en schaalenweekdieren in.De EU-lidstaten waren de <strong>be</strong>langrijkste partners in delandbouwhandel. 73% van de ingevoerde landbouwproductenwas uit de EU afkomstig en 84% van de uitgevoerdelandbouwproducten ging naar EU-lidstaten.4.138 Agrarische handelBuitenlandse handel in landbouwproducten per productcategoriein 2008, België, in miljard euro.Belgische handel landbouwproductenAkkerbouwproductenDierlijke productenTuinbouwproductenAgro-industriële productenAndere landbouw- en visserijproductenInvoer Uitvoer Saldo30,610,95,35,93,25,334,111,17,16,25,04,63,50,21,80,31,8-0,7Totale Belgische handel 319,2 323,3 4,1Agro-industriële producten: meststoffen, <strong>be</strong>strijdingsmiddelen en landbouwmaterieel;Andere landbouw- en visserijproducten: vis en andere zeeproducten,oliën, vetten, veevoeders en dranken.Bron: AMS.310vrind <strong>2010</strong>


groen en dynamisch stedengewestBinnen de EU zijn vooral de buurlanden van groot <strong>be</strong>lang.Haast 62% van de landbouwinvoer kwam uit Nederland,Duitsland, Luxemburg, Frankrijk en het VerenigdKoninkrijk. Dat vijftal was met 67% ook de grootste afzetmarktvoor de Belgische landbouwproducten. Het VerenigdKoninkrijk en Duitsland droegen het meest bij tothet Belgische handelsoverschot met een positief saldo van2 en 1,6 miljard euro. Een handelstekort was er in de EUenkel met Nederland (-613 miljoen euro ) en in minderemate met Litouwen (-37 miljoen euro).4.139 Invoer landbouwproductenAandeel van de buurlanden, de overige EU-landen en deniet-EU-landen in de totale invoer van landbouwproducten in2008, in %.2739BuurlandenNieuwe lidstatenBron: AMS.Rest van EU15Buiten EU4.140 Uitvoer landbouwproductenAandeel van de buurlanden, de overige EU-landen en deniet-EU-landen in de totale uitvoer van landbouwproductenin 2008, in %.62Sociale aspecten van delandbouwIn dit deel komt de tewerkstelling en het inkomen in delandbouwsector aan bod en wordt naar de leeftijd van de<strong>be</strong>drijfsleiders en de opleiding van de starters in de sectorgekeken.TewerkstellingHet aantal tewerkgestelde personen in de landbouwsectoris sinds 2001 met 19% gedaald. In 2009 zijn dit nog58.635 personen. Een derde van hen zijn vrouwen, eenaandeel dat constant blijft in de tijd. Omgerekend naarvoltijdse ar<strong>be</strong>idskrachten en rekening houdend met deniet-regelmatig tewerkgestelden komt dit neer op 44.590voltijdse ar<strong>be</strong>idskrachten.Met 82% van de ar<strong>be</strong>idskrachten die tot de eigen familie<strong>be</strong>horen, <strong>be</strong>houdt de landbouw zijn uitgesproken familialekarakter.In de periode 2000-2008 nam het aandeel werkkrachtenmet een vreemde nationaliteit sterk toe, zowel bij de regulierewerknemers als de seizoensar<strong>be</strong>iders. In de tuinbouwsectorhadden de seizoensar<strong>be</strong>iders van vreemdenationaliteit in 2008 een aandeel van 44%. Vreemde werkkrachtenwaren minder aanwezig in de landbouwsector.Er konden geen uitspraken gedaan worden over Belgenvan allochtone afkomst. Aangezien ook heel wat allochtoneBelgen actief zijn in de land- en tuinbouwsector,ge<strong>be</strong>urde er dus een onderschatting van het aantal allochtonewerknemers.In de tuinbouwsector waren werkkrachten met eenvreemde nationaliteit vaker tewerkgesteld in intensieveretewerkstellingsstatuten. Zo waren zij als regulierewerknemer vaak actief met een voltijds contract en alsseizoensar<strong>be</strong>ider werkten zij vaak meer dagen. Vreemdewerkkrachten waren vaak jonger dan hun Belgische collega’sen waren vooral actief in kleinere <strong>be</strong>drijven. In delandbouwsector zijn er weinig verschillen wat deze aspecten<strong>be</strong>treft.1641367InkomenUit de boekhoudgegevens van een 700-tal land- en tuinbouw<strong>be</strong>drijvendie deel uitmaken van het Landbouwmonitoringsnetwerk,blijkt dat de gemiddelde rentabiliteitvan de landbouw<strong>be</strong>drijven in 2008 met 43% gedaald isten opzichte van 2007. Het ar<strong>be</strong>idsinkomen per familialear<strong>be</strong>idskracht <strong>be</strong>droeg ongeveer 15.000 euro, wat37% van het gemiddelde bruto salaris van een voltijdstewerkgestelde loontrekkende (het vergelijkbare inkomen)inhoudt.BuurlandenNieuwe lidstatenBron: AMS.Rest van EU15Buiten EUDe vleesveesector was veruit de minst renda<strong>be</strong>le <strong>be</strong>drijfstak,terwijl de melkveesector de hoogste inkomens opleverde.Ook bij de tuinbouw<strong>be</strong>drijven was de rentabiliteit in2008 sterk gedaald tegenover het goede jaar 2007 (-30%).landbouw 311


4.141 Tewerkstelling landbouwsectorEvolutie van de tewerkstelling in de landbouwsector, van 2001 tot 2009, in aantal personen.Regelmatig tewerkgestelde personenmannenvrouwenN%%2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 200972.06665,534,572.42764,535,570.43764,535,5Voltijdse ar<strong>be</strong>idskrachten * N 53.107 52.918 51.574 51.084 49.717 48.114 46.783 46.000 44.59069.53664,535,566.95064,635,464.98364,635,462.51164,635,460.56364,635,358.63564,735,3* Minstens 38 uur per week of 20 dagen per maand.Bron: ADSEI.4.142 Werknemers van vreemde nationaliteitEvolutie van het aandeel werknemers van vreemde nationaliteitnaar tewerkstellingsstatuut en sector, van 2000 tot 2008,in %.4.144 Leeftijd <strong>be</strong>drijfsleiderEvolutie van de leeftijd van de <strong>be</strong>drijfsleider van landbouw<strong>be</strong>drijven,van 2000 tot 2009, in % van het totaal aantal<strong>be</strong>drijfsleiders.504540353025201510560504030<strong>2010</strong>02000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008Tuinbouw regulierTuinbouw seizoensar<strong>be</strong>idLandbouw regulierLandbouw seizoensar<strong>be</strong>id02000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009< 35 jaar 35 tot 54 jaar >= 55 jaarBron: Loose, M. & Lam<strong>be</strong>rts, M. (<strong>2010</strong>).Bron: ADSEI.4.143 Ar<strong>be</strong>idsinkomenEvolutie van het ar<strong>be</strong>idsinkomen voor landbouw<strong>be</strong>drijven,in euro per familiale ar<strong>be</strong>idskracht, en tuinbouw<strong>be</strong>drijven, ineuro per volwaardige ar<strong>be</strong>idskracht, van 2001 tot 2008.4.145 Opleiding startersEvolutie van de opleiding van starters in de land- en tuinbouwdie steun gekregen heb<strong>be</strong>n van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds,van 2000 tot 2009, in % van het totaal aantalstarters.35.00030.00025.00020.00015.00010.0005.00090807060504030<strong>2010</strong>0Bron: AMS.2001 2002 2003 2005 2006 2007 2008Landbouw<strong>be</strong>drijfTuinbouw<strong>be</strong>drijf02000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Laaggeschoold Middengeschoold HooggeschooldLaaggeschoold: maximaal lager secundair onderwijs; Middengeschoold: hogersecundair onderwijs en de groep die een installatieattest <strong>be</strong>haalde; Hooggeschoold:niet-universitair of universitair hoger onderwijs.Bron: AMS.312vrind <strong>2010</strong>


groen en dynamisch stedengewestHet ar<strong>be</strong>idsinkomen per volwaardige ar<strong>be</strong>idskracht<strong>be</strong>droeg ongeveer 21.000 euro (53% van het vergelijkbareinkomen). De fruitsector had nog steeds het hoogste <strong>be</strong>drijfsinkomen.De sierteeltsector, en dan vooral de <strong>be</strong>drijvenmet snijbloemen, haalde de minst goede resultaten.Leeftijd <strong>be</strong>drijfsleiderDe gemiddelde leeftijd van de <strong>be</strong>drijfsleiders <strong>be</strong>draagt49 jaar en is de afgelopen jaren voortdurend gestegen. Hetaandeel <strong>be</strong>drijfsleiders ouder dan 55 jaar blijft de jongstejaren min of meer constant, terwijl het aandeel tussen 35en 54 jaar lichtjes toeneemt. Tegelijk blijft het aandeel jongerdan 35 jaar continu dalen en halveerde sinds 2000.Opleiding startersVan diegenen die een land- of tuinbouw<strong>be</strong>drijf <strong>be</strong>ginnenen steun ontvangen van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds,is driekwart middengeschoold. Het aandeeldat hoger niet-universitair of universitair onderwijsgevolgd heeft, schommelde het voorbije decennium rond20%. In 2009 was 7% laaggeschoold.Landbouw en milieuDe milieudruk van de landbouw en de omvang van deactiviteiten, uitgedrukt als bruto toegevoegde waarde,namen af tussen 2000 en 2007. De eco-efficiëntie ver<strong>be</strong>tertwanneer per eenheid van activiteit minder milieudrukveroorzaakt wordt. De eco-efficiëntie neemt dus toe voorverzurende en vermestende emissie. Voor alle andere drukindicatorenblijft de daling achter op dalende landbouwactiviteit,ook de emissie van broeikasgassen.De verzurende en vermestende emissies daalden met28% en 67% in de periode 2000-2007. Drijvende krachtenachter deze daling zijn de krimpende veestapel, het dalendekunstmestgebruik, de toepassing van emissie-armetechnieken, een geringere nutriënteninhoud van het veevoederen een toenemende mestverwerking.De krimpende veestapel verklaart eveneens de afnamevan de broeikasgasemissie (-13%). Door de methaanvergistingin de dierlijke spijsvertering komt immers eenaanzienlijk deel van de Vlaamse methaanuitstoot op rekeningvan de landbouw.De emissie van fijn stof nam af met 10%. Fijn stof ontstaatbij elke verbranding en is bijgevolg vooral eenprobleem van serreverwarming en landbouwmotoren.Daarnaast ontstaat ook fijn stof bij <strong>be</strong>werking van landbouwgronden.De erosiegevoeligheid van het landgebruik steeg met4% tussen 2000 en 2007 door de teeltkeuze voor meererosiegevoelige gewassen zoals maïs en aardappelen.Onvolledig cijfermateriaal verhindert een up-to-dateevaluatie van het <strong>be</strong>leid inzake gewas<strong>be</strong>scherming. Degunstige effecten van het product<strong>be</strong>leid, waarbij veelvan de meest milieu<strong>be</strong>lastende middelen verboden werden,worden afgezwakt door het stijgende gebruik vanslechts enkele middelen met een hogere actieve stof. Uitcijfers van het Departement Landbouw en Visserij ende FOD Economie blijkt dat het gebruik van gewas<strong>be</strong>schermingsmiddelenin de Vlaamse <strong>be</strong>roepslandbouw in2008 2,9 miljoen kg actieve stof <strong>be</strong>draagt, een daling van7% tegenover 2005. Het gebruik gaat op en neer tussen2005 en 2008 als gevolg van een aantal factoren zoals deevolutie van het teeltareaal, weersomstandigheden en deinspanningen van de landbouwsector zelf.4.146 Eco-efficiëntieEvolutie van de eco-efficiëntie van de landbouw, van 2000 tot 2007, index 2000 = 100.110100908070605040302000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007Bron: VMM, Mira.Bruto toegevoegde waarde Erosiegevoeligheid landgebruik Emissie fijn stof (PM2,5)Emissie broeikasgassen Verzurende emissie Druk door gewas<strong>be</strong>schermingVermestende emissielandbouw 313


Landbouw<strong>be</strong>leidHet Vlaamse landbouw<strong>be</strong>leid wordt grotendeels <strong>be</strong>paalddoor het Gemeenschappelijk Landbouw<strong>be</strong>leid van de EU,dat steunt op twee pijlers.De eerste pijler is het markt- en inkomens<strong>be</strong>leid. Hierondervallen onder meer de toeslagrechten, dit wil zeggendirecte inkomenssteun, gekoppeld aan voorwaarden zoalshet handhaven van goede landbouwpraktijken en het inacht nemen van milieuaspecten en dierenwelzijn. Dit gedeeltewordt volledig door Europa <strong>be</strong>taald.De tweede pijler omvat het plattelands<strong>be</strong>leid. De Europeseplattelandsverordening is verder uitgewerkt in hetVlaams programma voor plattelandsontwikkeling. Dezepijler moet <strong>Vlaanderen</strong> voor 50 tot 75% zelf financieren.Naast de rechtstreekse inkomenssteun worden in dit deelook de investeringssteun, het areaal agromilieumaatregelenen de biolandbouw nader <strong>be</strong>keken.Rechtstreekse inkomenssteunSleutelelement in het vernieuwde Europese landbouw<strong>be</strong>leidis de ontkoppeling van de rechtstreekse steun.Ontkoppelen <strong>be</strong>tekent dat de steun niet langer gerelateerdis aan het productieniveau maar daarentegen in de vormvan een <strong>be</strong>drijfstoeslag wordt uitgekeerd. Die <strong>be</strong>drijfstoeslagstaat dus los van de productie. Op die manier iser geen aansporing meer om te veel te produceren enworden landbouwers ertoe aangezet hun productie af testemmen op de markt.In 2008 werd in <strong>Vlaanderen</strong> 268 miljoen euro aan rechtstreeksesteun uitgekeerd aan de landbouwers, of gemiddeld11.243 euro per <strong>be</strong>drijf. De toeslagrechten hadden hierinhet grootste aandeel (bijna 85%). Verder waren de zoogkoeienpremieen de slachtpremie voor kalveren goed voor 11%en 2% van het totaal. Tegenover 2007 was er een toenameals gevolg van hogere rechtstreekse steun voor suikerbietenen cichorei ter compensatie van de verdere afbouw van demarkt- en prijssteun. Aangezien het aantal landbouwersdaalde, nam de gemiddelde steun per <strong>be</strong>drijf toe.De regio’s met een hoge gemiddelde steun per landbouwerkwamen min of meer overeen met de traditioneleakkerbouwgebieden en gebieden met een <strong>be</strong>langrijkeactiviteit in melk- en vleesrundvee. De gemiddelde steunwas lager in gebieden waar tuinbouw en varkenshouderij<strong>be</strong>langrijk zijn.PlattelandsontwikkelingHet Vlaamse Programma voor Plattelandsontwikkelingvoor de periode 2007-2013 (PDPO II) is tot stand gekomenin samenwerking met alle socio-economische partners.Het formuleert een uitgebreide visie waarin zowel economische,ecologische als sociale aspecten zijn opgenomen.De totale overheidssteun voor het PDPO II <strong>be</strong>draagt 667,5miljoen euro. Hiervan wordt 66% gedragen door <strong>Vlaanderen</strong>en het overige deel door de Europese Unie.Een van de onderdelen van het PDPO <strong>be</strong>treft de investeringenin de landbouw<strong>be</strong>drijven. Een hele reeks investeringenkomt in aanmerking voor subsidie waarbij demeeste steun wordt toegekend aan innovatieve, duurzameof minder milieu<strong>be</strong>lastende investeringen. De investeringssteunheeft de vorm van een kapitaalpremie en/ofrentesubsidie en wordt verleend door het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds(VLIF).4.147 Rechtstreekse inkomenssteunGemiddelde rechtstreekse steun uit Pijler I per landbouwer in 2008, in euro/landbouwer.21.682 - 60.719 16.042 - 21.681 12.072 - 16.0418.495 - 12.071 1.101 - 8.494 Geen of te weinig waarnemingenBron: AMS, Agentschap voor Landbouw en Visserij.314vrind <strong>2010</strong>


groen en dynamisch stedengewest4.148 InvesteringssteunAantal goedgekeurde dossiers (linkerschaal) en toegekendeoverheidssteun in miljoen euro (rechterschaal) voor de maatregelinvesteringen in landbouw<strong>be</strong>drijven, van 2001 tot 2009.4.5004.0003.5003.0002.5002.0001.500Bron: AMS.2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Aantal goedgekeurde dossiersToegekende overheidssteurnIn 2008 en 2009 daalde het aantal goedgekeurde dossiersterwijl de toegekende overheidssteun constant bleef.Zowel wat goedgekeurde dossiers als toegekende steun<strong>be</strong>treft, zijn tuinbouw<strong>be</strong>drijven en gemengde <strong>be</strong>drijvende <strong>be</strong>langrijkste <strong>be</strong>drijfstypes voor VLIF-investeringsdossiers.8075706560555045403530Een kwart van het PDPO-budget gaat specifiek naar dever<strong>be</strong>tering van het milieu en het platteland. Hiervannemen de agromilieumaatregelen het grootste deelvoor hun rekening. Deze heb<strong>be</strong>n als doel de landbouwproductiete verzoenen met <strong>be</strong>paalde milieu- en natuurdoelstellingen.Daarnaast is er ook heel wat VLIF-investeringssteundie milieugericht is. 46% van alle toegekendeVLIF-uitgaven in 2009 is <strong>be</strong>stemd voor milieu-investeringen.In absolute cijfers komt dat neer op 26,6 miljoeneuro. Dat <strong>be</strong>drag is van dezelfde grootteorde als de uitgavenvoor alle agromilieumaatregelen in 2009, namelijk26,7 miljoen euro.Er zijn 15 agromilieumaatregelen waarvan 4 (groen<strong>be</strong>dekking,botanisch <strong>be</strong>heer, biozeugenhouderijen en geïntegreerdpitfruit) een uitdovend karakter heb<strong>be</strong>n. In 2009is het totale areaal met 53.000 ha of 44% achteruitgegaantegenover 2008. Dit is vooral te wijten aan de uitdovendemaatregel groen<strong>be</strong>dekking: er worden immers geen nieuwecontracten meer afgesloten.Biologische landbouwIn 2009 <strong>be</strong>draagt het biologische areaal 3.659 hectare(0,6% van het totale landbouwareaal). Tegenover 2008nam de oppervlakte met 5% toe en kwamen er 21 nieuweproducenten bij. Het totale aantal producenten ondercontrole <strong>be</strong>draagt 242. De groei deed zich hoofdzakelijkvoor in het fruitareaal (+44%), dat 389 hectare <strong>be</strong>draagt in2009. Zowel appelen en peren als kleinfruit gingen eropvooruit. In de dierlijke sector is er een toename van hetaantal legkippen (+67%), maar het aantal geiten en schapenging erop achteruit (-38%).De verkoop van biologische producten heeft relatiefweinig te lijden gehad onder de crisis. Stabiele prijzen eneen trouw cliënteel heb<strong>be</strong>n hier voornamelijk toe bijgedragen.In 2009 zijn 17% van de Belgen frequente kopers (éénaankoop om de 10 dagen), samen goed voor 80% van allebio<strong>be</strong>stedingen. De consumenten<strong>be</strong>stedingen van biologi-4.149 AgromilieumaatregelenEvolutie van het areaal agromilieumaatregelen in het kader van het programma voor plattelandsontwikkeling, van 2000 tot 2009, in ha.2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Groen<strong>be</strong>dekking 5.655 27.132 34.330 39.582 68.275 72.103 78.031 75.958 71.339 16.096Mechanische onkruid<strong>be</strong>strijding 151 1.298 2.033 2.627 4.966 5.973 6.207 6.191 5.969 4.616Sierteelt 375 344 668 767 748 748 1.102 920 965 1.133Beheersovereenkomst soorten<strong>be</strong>scherming 165 251 443 499 620 816 961 732 728 774Beheersovereenkomst perceelsranden<strong>be</strong>heer 35 89 210 308 370 530 1.222 1.204 1.280 1.395Beheersovereenkomst kleine landschapselementen* 426 1.183 4.437 5.602 6.486 7.158 7.392 4.634 0 0Beheersovereenkomst botanisch <strong>be</strong>heer 0 0 0 0 17 81 203 201 197 197Beheersovereenkomst natuur 1.372 1.597 1.726 1.934 2.130 2.628 1.397 1.403 1.216 987Beheersovereenkomst water 17.526 29.665 32.019 30.709 27.210 27.800 29.300 29.384 26.999 29.944Subsidie hoogstammige fruitbomen 0 0 0 0 0 232 388 482 567 713Steun biozeugenhouderijen 0 0 6 6 6 6 6 6 0 0Hectaresteun biolandbouw 1.350 1.584 1.839 2.861 2.735 2.689 2.645 2.704 2.674 2.795Hectaresteun geïntegreerd pitfruit 5.157 8.478 9.408 10.058 6.749 4.941 888 396 0 0Vlinderbloemigen 0 0 0 0 1.057 3.018 4.766 5.751 6.472 5.902Beheersovereenkomst erosie 0 0 0 0 0 920 1.736 2.091 2.270 3.321TOTAAL AREAAL 32.212 71.621 87.119 94.953 121.369 129.643 136.244 132.057 120.676 67.873RAMING UNIEK AREAAL 29.554 65.711 79.930 87.117 111.354 118.945 125.001 121.513 119.555 64.898* Bij de kleine landschapselementen (KLE) is de oppervlakte opgegeven van het volledige landbouwperceel dat bij dit KLE hoort, niet enkel de oppervlakte vanhet KLE zelf.Bron: AMS.landbouw 315


4.150 Biologische landbouwEvolutie van het aantal <strong>be</strong>drijven (rechterschaal) en areaal in ha (linkerschaal) met biologische landbouw, van 1995 tot 2009.4.5004.0003.5003.0002.5002.0001.5001.00050001995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Areaal akkerbouw en grasland Areaal groenteteelt Areaal fruitteelt Aantal <strong>be</strong>drijven300250200150100500Bron: AMS.sche producten zijn met 15% toegenomen tegenover 2008en <strong>be</strong>reikten 350 miljoen euro. Vooral biogroenten zijn ergin trek. De helft van de biokopers koopt wel eens versegroenten, gevolgd door zuivelproducten en fruit. De supermarktenblijven het <strong>be</strong>langrijkste distributiekanaal meteen aandeel van 49%. België was in 2008 de tiende grootstebiomarkt in de EU27 met een marktaandeel van 1,3%.Dat marktaandeel groeide in 2009 aan tot 1,5%.De overheidsuitgaven voor de biologische sector blevenmet 3,5 miljoen euro in 2009 op hetzelfde niveau als in2008. Deze uitgaven gaan onder meer naar onderzoek, promotiecampagnes,subsidiëring en vorming. Een kwart vande steun gaat rechtstreeks naar de producent als hectaresteun,investeringssteun en enkele kleinere maatregelen.VisserijHet jaar 2009 was voor de Vlaamse professionele zeevisserijopnieuw moeilijk. Ondanks een daling van de gasolieprijsmet 35% tegenover 2008 bleef de rendabiliteitonder druk staan door de lage visprijzen.De zeevisserijvloot <strong>be</strong>stond bij aanvang van het jaar2009 uit 100 vaartuigen en evolueerde naar 89 vaartuigenop het einde van het jaar. Dit was onder meer het gevolgvan de sloopronde die in 2009 werd gehouden. Hierdoordaalde de totale tonnenmaat met 16%, het totale motorvermogennam af met 15%. Hoewel de boomkorvisserijdominant bleef, daalde de aanvoer ervan de voorbijejaren. De boomkorvisserij verbruikt veel brandstof en dat4.151 VissersvlootEvolutie van het aantal vissersvaartuigen (linkerschaal) en de totale capaciteit van de vloot in GT en kW (rechterschaal), van 1990tot 2009.2202001801601401<strong>2010</strong>0801990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Totale tonnenmaat (GT) Totaal motorvermogen (kW) Aantal vaartuigen90.00080.00070.00060.00050.00040.00030.00020.00010.0000Bron: Departement Landbouw en Visserij.316vrind <strong>2010</strong>


groen en dynamisch stedengewest4.152 Aanvoer vissersvlootEvolutie van de jaarlijkse aanvoer in eigen en vreemde havens, van 1990 tot 2009, in ton.40.00035.00030.00025.00020.00015.00010.0005.00001990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Eigen havens Buitenlandse havens TotaalBron: Departement Landbouw en Visserij.weegt zwaar door op de rendabiliteit. Ook vanuit milieuoogpuntkrijgt deze vorm van visserij veel kritiek omdathet de bodem omwoelt, wat erg schadelijk is voor hetbodemleven.Sinds het <strong>be</strong>gin van de jaren ’90 daalde de totale aanvoervan vis nagenoeg onafgebroken en <strong>be</strong>draagt in 2009 nogongeveer de helft van 20 jaar geleden. In 2009 daalde deaanvoer ten opzichte van 2008 in de eigen havens met 8%,de aanvoer in vreemde havens steeg met 20%. De totaleaanvoer nam zo af met 4% tot 19.000 ton, een absoluutdieptepunt. In Zeebrugge werd 53% van de aanvoer in deeigen havens afgezet, in Oostende 44% en in Nieuwpoort2,5%. Het aandeel van de aanvoer in vreemde havens <strong>be</strong>droeg17%, in 2000 was dit nog 34%. Het overgrote deelvan de aanvoer in buitenlandse havens (86%) vond plaatsin Nederland.De omzet in eigen havens en in buitenlandse havensdaalde in 2009 met 11% en 5% ten opzichte van 2008. Deglobale aanvoerwaarde kwam uit op 68,3 miljoen euro,een gevoelige achteruitgang tegenover 2008. Tong wasveruit de <strong>be</strong>langrijkste vissoort naar omzet met 35 miljoeneuro. Schol komt op de tweede plaats met 6,3 miljoeneuro omzet. Samen waren zij goed voor 60% van de totaleaanvoerwaarde. Dat <strong>be</strong>wijst de allesoverheersende positievan tong en schol voor de vissersvloot. Tarbot en garnaalnamen elk ongeveer 5% van de omzet voor hun rekening,zeeduivel, rog en ka<strong>be</strong>ljauw elk 4% en tongschar en grietelk 3%.4.153 Aanvoerwaarde vissersvlootEvolutie van de jaarlijkse aanvoerwaarde in eigen en vreemde havens, van 1990 tot 2009, in 1.000 euro.120.000100.00080.00060.00040.00020.00001990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Eigen havens Buitenlandse havens TotaalBron: Departement Landbouw en Visserij.landbouw 317


Voor meer informatieDefinitiesPublicaties en websitesPlatteau, J. & Van Bogaert, T. (2009). Land- en tuinbouw in<strong>Vlaanderen</strong> 2009 – Landbouwindicatoren in zakformaat.Brussel: Departement Landbouw en Visserij.Bernaerts, E., Demuynck, E. & Platteau, J. (2009). Productierekeningvan de Vlaamse land- en tuinbouw 2009.Brussel: Beleidsdomein Landbouw en Visserij, afdelingMonitoring en Studie.Coulier, T., Bernaerts, E., Bas, L. & Van Gijseghem, D.(<strong>2010</strong>). De Vlaamse Landbouwconjunctuurindex -Resultaten enquête voorjaar <strong>2010</strong>. Brussel: DepartementLandbouw en Visserij, afdeling Monitoring enStudie.Coulier, T. (2009). Rentabiliteitsrapport Land- en tuinbouw2008. Brussel: Departement Landbouw en Visserij,afdeling Monitoring en Studie.Samborski, V. & Van Bellegem, L. (<strong>2010</strong>). De biologischelandbouw in 2009. Brussel: Departement Landbouwen Visserij.Bergen, D. & Tacquenier, B. (<strong>2010</strong>). Vergelijking van delandbouw in <strong>Vlaanderen</strong> en de EU: Bedrijfseconomischeindicatoren. Brussel: Departement Landbouwen Visserij, afdeling Monitoring en Studie.Van Bogaert, T., Janssens, J., Platteau, J. & Samborski, V.(2009). Agrohandelsrapport 2008. Brussel: DepartementLandbouw en Visserij, afdeling Monitoring enStudie.Deuninck, J. (<strong>2010</strong>). Analyse van de rechtstreekse steun uitPijler I aan de landbouwer: campagne 2008. Brussel:Departement Landbouw en Visserij, afdeling Monitoringen Studie.Departement Landbouw en Visserij, Afdeling LandbouwenVisserij<strong>be</strong>leid (2009). De Belgische Zeevisserij -Aanvoer en Besomming 2008. Brussel.Loose, M. & Lam<strong>be</strong>rts, M. (<strong>2010</strong>). De tewerkstelling vanallochtonen in de land- en tuinbouw. Een kwantitatieveen kwalitatieve <strong>be</strong>schrijving van de huidigesituatie. Brussel: Departement Landbouw en Visserij,HIVA-KULeuven.Ar<strong>be</strong>idsinkomen Het familiale ar<strong>be</strong>idsinkomen wordtverkregen door van de totale opbrengsten alle kosten,<strong>be</strong>halve het toegerekend loon van de familialear<strong>be</strong>idskrachten, in mindering te brengen. Het is devergoeding van alle familiale ar<strong>be</strong>id vermeerderdmet het netto <strong>be</strong>drijfsresultaat. Het wordt uitgedruktper aantal niet-<strong>be</strong>taalde (meestal familiale) volwaardigear<strong>be</strong>idskrachten (FAK). Het totaal ar<strong>be</strong>idsinkomenis het familiale ar<strong>be</strong>idsinkomen vermeerderdmet de <strong>be</strong>taalde lonen. Dit inkomen wordt uitgedruktper volwaardige ar<strong>be</strong>idskracht (VAK).Volwaardige ar<strong>be</strong>idskrachten (VAK) Het aantal <strong>be</strong>taaldeen niet-<strong>be</strong>taalde regelmatig en niet-regelmatigtewerkgestelde personen die omgerekend wordentot volwaardige ar<strong>be</strong>idskrachten. Eén VAK vertegenwoordigtdan een persoon van 21 tot 65 jaar dievoltijds op het landbouw<strong>be</strong>drijf werkzaam is.Familiale ar<strong>be</strong>idskrachten (FAK) Het aantal niet-<strong>be</strong>taalderegelmatig en niet-regelmatig tewerkgesteldepersonen die omgerekend worden tot volwaardigear<strong>be</strong>idskrachten.Vergelijkbaar inkomen Het gemiddelde bruto salarisvan een voltijds tewerkgestelde loontrekkende.Beleidsdomein Landbouw & Visserij:http://www.vlaanderen.<strong>be</strong>/landbouwADSEI - Landbouw: http://stat<strong>be</strong>l.fgov.<strong>be</strong>/nl/statistieken/cijfers/economie/landbouw/index.jsp318vrind <strong>2010</strong>


Slimme draaischijf van Europa5slimmedraaischijfvan europaLogistiekHet Vlaams mobiliteits<strong>be</strong>leid streeft naar een verkeers- envervoerssysteem dat tot de performantste van Europa<strong>be</strong>hoort. Hiervoor wordt co-modaliteit als hoeksteen vanhet Vlaams mobiliteits<strong>be</strong>leid toegepast. Dat <strong>be</strong>tekent dat demeest optimale modus wordt ingezet vanuit economisch,ecologisch en logistiek oogpunt. Die meest optimale modusmoet niet enkel voor het personenvervoer, maar ook voorhet goederenvervoer gevonden worden. Het <strong>be</strong>leid streeftdaarbij steeds naar vlot, veilig en milieuvriendelijk verkeer.PersonenvervoerBij het personenvervoer zet in 2008 de trend van de voorbijejaren zich verder. Het aandeel van personenwagensin de modale verdeling neemt langzaam af ten voordelevan het collectieve vervoer per bus of trein. 2008 was weleen uitzonderlijk jaar door de crisis. Het aantal personenkilometermet personenwagens en autobussen en -carsdaalde voor het eerst sinds jaren, terwijl het aantal personenkilometervia het spoor wel steeg.In het regeerakkoord 2009-2014 wordt geijverd om meerwoon-werkverplaatsingen met het openbaar vervoerte laten verlopen. De <strong>be</strong>langrijkste hoofdvervoerswijzevoor het woon-werkverkeer is nog steeds de auto meteen aandeel van 70% in 2007-2008. 12,5% van de woonwerkverplaatsingenge<strong>be</strong>urde met de fiets en 11% met hetopenbaar vervoer. Voor het woon-schoolverkeer komende auto (28,3%), de fiets (28,8%) en het openbaar vervoer(27,4%) als hoofdvervoerswijze ongeveer evenveel voor.Het openbaar vervoer heeft wel heel wat terrein gewonnensinds de meting van 2000-2001, de fiets heeft danweer heel wat terrein verloren.<strong>Vlaanderen</strong> heeft een centrale ligging binnen Europa. Hetheeft ook een zeer dicht netwerk van transportinfrastructuur.Zowel voor wegen, spoorwegen als binnenvaart<strong>be</strong>kleedt het een toppositie binnen Europa. Hiermee heefthet Vlaamse Gewest sterke troeven in handen en is hetop logistiek vlak een topregio in Europa. De economischepoorten zijn vlot <strong>be</strong>reikbaar via de verschillende transportmodi,zodat logistiek <strong>Vlaanderen</strong> zijn rol als slimmedraaischijf van Europa verder kan uitspelen.De economische crisis, die zich eind 2008 aankondigde,heeft een serieuze impact gehad op het goederenvervoer.Het vrachtverkeer over de weg kende een forse dalingvan 21% in 2008, en viel na een jarenlange groei terugop het niveau van zeven jaar eerder. Daarnaast kende deVlaamse binnenvaart een daling van 16% van het aantalvervoerde tonkilometer, waarmee de binnenvaart terug opeen niveau van 10 jaar geleden kwam te staan. Ook de binnenvaarttrafiekbinnen de zeehavens liep met 14% terug.De goederentrafiek op de Vlaamse luchthavens daalde met30% naar 527.000 ton. Het aantal tonkilometer goederenvervoerper spoor kende een <strong>be</strong>perkte daling van 1%.Bij de modale verdeling van het goederenvervoer tekentzich plots een trendbreuk af. Tussen 1995 en 2007groeide het vrachtvervoer via binnenwater even sterk alsdat via de weg. Bij het spoor was de groei minder sterk.Daardoor ging het markaandeel van vrachtwagens noglicht vooruit binnen de modale verdeling. In 2008 liep hetaantal tonkilometer voor de drie modi sterk terug onderinvloed van de economische crisis. Hierbij werd hetwegvervoer zwaarder getroffen dan de andere modi, watresulteert in een kleiner aandeel voor vrachtwagens binnende modale verdeling.Om de logistieke activiteiten maximaal te valoriseren wordenlogistieke spelers aangetrokken die ten volle toegevoegdewaarde en werkgelegenheid creëren. Het aandeelvan de logistiek in de bruto toegevoegde waarde schommeltrond 6%, en kent de laatste jaren een heropleving.Het aandeel van de logistieke sector in de werkgelegenheidligt iets lager en schommelt rond de 5,5%.voorwoord 319


Vlot verkeerVlot verkeer is zowel voor personenvervoer als logistiekuiterst <strong>be</strong>langrijk. <strong>Vlaanderen</strong> <strong>be</strong>schikt over een dichtwegennet. Toch ontstaan geregeld files ten gevolge vanpiek<strong>be</strong>lastingen, ongevallen en wegenwerken. Deze fileszorgen voor verliesuren met economische schade en bijkomendeemissies als gevolg. Het is dus <strong>be</strong>langrijk hetwegennet zo optimaal mogelijk te <strong>be</strong>nutten en de ontbrekendeschakels in het netwerk zo goed mogelijk weg tewerken.De overheid wil tegen 2020 het aantal verliesuren op dehoofdwegen <strong>be</strong>perken tot 5% van het aantal geredenvoertuiguren. In 2009 stonden de automobilisten bijna 4miljoen uren in de file op de Vlaamse hoofdwegen. Tegenover2008 is dat een daling met 11,5%. De grootste problemenspelen zich af rond Brussel en Antwerpen, de twee<strong>be</strong>langrijkste economische knooppunten. In het Brusselsezijn 9,2% van de rijuren als verliesuren te <strong>be</strong>schouwen,in Antwerpen (excl. R1) 4,2%, in de rest van <strong>Vlaanderen</strong>1,7%. Bekeken in heel <strong>Vlaanderen</strong> zijn 5% van de geredenuren verliesuren en wordt de doelstelling net gehaald.Het <strong>be</strong>ter inschakelen van het <strong>be</strong>staande wegennet zalniet volstaan om het verkeer vlot de economische knooppuntente laten <strong>be</strong>reiken. Omwille van ontbrekendeschakels is de <strong>be</strong>reikbaarheid van een aantal regio’s nietoptimaal. Daarom wil de overheid dat aan het einde vandeze legislatuur de werken voor het wegwerken van de 6missing links aan<strong>be</strong>steed of afgerond zijn.Veilig verkeerDe overheid legt zichzelf bij de uitbouw van het performantevervoerssysteem strenge verkeersveiligheidsnormenop. Op kortere termijn wil men de achterstandmet de Europese koplopers gehalveerd zien. Concreet<strong>be</strong>tekent dit tegen <strong>2010</strong> maximaal 375 doden en dodelijkgewonden (waarvan 55 jonger dan 26 jaar), 3.250 zwaargewondenen 57 lichtgewonden per 100 miljoen voertuigkilometer.Het Vlaams Verkeersveilgheidsplan verscherpt deze doelstellingennog verder. Tegen 2015 mogen er nog maximaal250 doden en dodelijk gewonden en 2.000 zwaargewondeslachtoffers vallen op Vlaamse wegen. Volgens hetPact 2020 dient het jaarlijks aantal doden op minder dan200 en het aantal zwaargewonden op minder dan 1.500gebracht te worden tegen 2020.In 2008 is het aantal letselongevallen verder gedaald tot31.341. Er vielen zowel minder lichtgewonden (-2,4%),als minder zwaargewonden (-2%) en doden (-6,3%) tenopzichte van 2007. In 2008 vielen er 495 verkeersdodenen 3.320 zwaar gewonden te <strong>be</strong>treuren op de Vlaamsewegen. Deze aantallen zitten nog een stuk boven de doelstellingentegen <strong>2010</strong>, maar sinds 1995 is het aantal dodenmet bijna 36% afgenomen en het aantal zwaargewondenmet 44%.In de EU27 vielen 78 verkeersdoden per miljoen inwonersin 2008. Slechts 11 lidstaten zaten onder dit EU-gemiddelde.<strong>Vlaanderen</strong> <strong>be</strong>vindt zich met een score van 80,6 dichtbij het EU-gemiddelde. In verhouding tot het aantal personenkilometeren het aantal personenwagens scoort hetVlaamse Gewest net onder het EU-gemiddelde.Tegen 2011 wil de Vlaamse overheid ook de 800 gevaarlijkstepunten op de wegen weggewerkt heb<strong>be</strong>n. Begin<strong>2010</strong> was 68% van de projecten in uitvoering of uitgevoerd.Milieuvriendelijke mobiliteitDe overheid wil de impact van de vervoerssector op mensen milieu <strong>be</strong>perken. Zowel de verkeersinfrastructuur alshet gebruik van gemotoriseerde vervoermiddelen zettende kwaliteit van het verblijven onder druk.Het Pact 2020 stelt dat tegen 2020 het aantal potentieelernstig gehinderden door geluidsoverlast van verkeermoet afnemen met 15%. Momenteel kan deze doelstellingenkel gemeten worden aan de hand van het aandeel vande <strong>be</strong>volking dat overdag wordt blootgesteld aan geluidsdrukniveausvan meer dan 65 dB (A). In 2007 <strong>be</strong>droeg dataantal bijna 33%.Het verkeer verbruikte in 2008 bijna 12% van het BrutoBinnenlands Energieverbruik. Ten opzichte van 1990 namhet energieverbruik van de transportsector met 12,5%toe. Het energieverbruik wordt voor 95% verklaard doorhet wegvervoer.In tegenstelling tot het energieverbruik bij het personenvervoerbleef het energieverbruik door het goederenvervoerstijgen na 2000. De broeikasgasemissies volgdendie trend. In totaal stijgen het energieverbruik en debroeikasgasemissies bij het goederenvervoer wel mindersterk dan de transportstromen. Bij het personenvervoerdaalt de milieudruk zelfs terwijl de activiteiten toenemen.Deze ontkoppeling van economische groei en groeiendemilieudruk is zowel voor het goederen- als het personenvervoereen doelstelling uit het Pact 2020. De daling vanhet energiegebruik en de broeikasgasemissies bij het personenverkeeris te danken aan de verdieselijking van hetwagenpark en de verhoogde <strong>be</strong>schikbaarheid en aankoopvan zuinigere wagens.Alle wegverkeer samen <strong>be</strong>keken, zijn de CO2-emissiestussen 1990 en 2008 met 12% gestegen. De broeikasgasemissies,uitgestoten door de totale transportsector,<strong>be</strong>droegen in 2008 16.524 kton CO2-equivalenten en datterwijl het MINA-plan 3+ tegen <strong>2010</strong> een uitstoot vooropvan maximaal 15.300 kton voorop stelt.320vrind <strong>2010</strong>


Slimme draaischijf van EuropaHet Vlaams mobiliteits<strong>be</strong>leid streeft naar een verkeers- envervoerssysteem dat tot de performantste van Europa<strong>be</strong>hoort. Hiervoor wordt co-modaliteit, ondersteunddoor een gericht locatie<strong>be</strong>leid en door het STOP-principe(Stappen, Trappen, Openbaar en Privé vervoer) als hoeksteenvan het Vlaams mobiliteits<strong>be</strong>leid toegepast. Dat<strong>be</strong>tekent dat de meest optimale modus wordt ingezet vanuiteconomisch, ecologisch en logistiek oogpunt. Daarbijzorgt de overheid voor een kwaliteitsvol, volledig, (kosten)efficiënt en geïntegreerd openbaar vervoeraanbod.De economische poorten zijn vlot <strong>be</strong>reikbaar via de verschillendetransportmodi, zodat logistiek <strong>Vlaanderen</strong> zijnrol als slimme draaischijf van Europa verder kan uitspelen.Om de logistieke activiteiten maximaal te valoriserenworden logistieke spelers aangetrokken die ten volle toegevoegdewaarde en werkgelegenheid creëren.Vlot verkeer is daarbij uiterst <strong>be</strong>langrijk. Het <strong>be</strong>staandetransportnetwerk wordt ten volle <strong>be</strong>nut, en de ontbrekendeschakels in het netwerk worden weggewerkt.De overheid legt zichzelf bij de uitbouw van het performantevervoerssysteem strenge verkeersveiligheidsnormenop. De gehele vervoerssector mag bovendien een<strong>be</strong>perkte impact heb<strong>be</strong>n op mens en milieu. Daarbij gaatspecifiek aandacht naar de Europese milieudoelstellingen.5.1 Personenkilometer personenwagensEvolutie van het aantal afgelegde personenkilometer afgelegdmet personenwagens en <strong>be</strong>stelwagens met passagier,ongeacht land van registratie, van 1995 tot 2008, in miljardpersonenkilometer.646260585654525019951996Bron: FOD MV.199719981999200020012002200320042005200620072008Dit hoofdstuk wil de mobiliteit in al haar aspecten <strong>be</strong>spreken.Een eerste deel <strong>be</strong>schrijft de evolutie van het personenvervoer.Daarna volgt een <strong>be</strong>schrijving van de logistiekesector. Een derde deel <strong>be</strong>handelt de mate waarin hetverkeer zich vlot kan <strong>be</strong>wegen. Het vierde deel focust opverkeersveiligheid. Het laatste deel <strong>be</strong>handelt tenslotte demilieu-aspecten van mobiliteit.PersonenvervoerDit deel <strong>be</strong>schrijft de evolutie van het personenvervoer.Een eerste focus ligt op de veranderingen per modus.Een tweede deel <strong>be</strong>schrijft het verplaatsingsgedrag vande Vlaming. De keuze van vervoerswijze voor <strong>be</strong>paaldesoorten verplaatsingen staat hierbij centraal.TransportmodusHieronder komen de veranderingen in het personenvervoernaar modus aan bod. Het individueel en collectiefvervoer over de weg, het spoorvervoer en de luchtvaartworden daarbij onder de loep genomen.PersonenwagenHet aantal personenkilometer met personenwagens kendeeen neerwaartse knik in 2008. De hoge <strong>be</strong>nzineprijzen inde eerste helft van 2008 en het <strong>be</strong>gin van de economischecrisis op het einde van 2008 zijn hierbij verklarende factoren.Het aantal personenkilometer steeg tussen 1995 en2008 wel met 12%.Collectief vervoer via de wegHet aantal personenkilometer met autobussen en –carsging licht achteruit in 2008. Dit collectief vervoer over deweg steeg tussen 1995 en 2008 met bijna een derde. Detoename is vooral te danken aan de uitbreiding van hetaanbod en drempelverlagende maatregelen bij De Lijn inde jaren na de eeuwwisseling.In 2009 brak De Lijn voor de elfde keer op rij het recordvan het aantal vervoerde passagiers. De vervoersmaatschappijnoteerde 531 miljoen reizigersritten. Deze groeiis vooral te danken aan de toename van de voordeligenetabonnementen. Daarnaast zorgde de uitwerking vande basismobiliteit en het netmanagement voor nieuwe lijnen,nieuwe haltes en verhoogde frequenties. Sinds 1996321


5.2 Personenkilometer autobussen en -carsEvolutie van het aantal afgelegde personenkilometer afgelegdmet autobussen en -cars, ongeacht land van registratie, van1995 tot 2008, in miljard personenkilometer.5.4 Personenkilometer NMBSEvolutie van het aantal personenkilometer, Vlaams Gewesten België, van 1990 tot 2008, x 1 miljard. Geen afzonderlijkecijfers <strong>be</strong>schikbaar voor 1990.109876543210199519961997199819992000200120022003200420052006200720081098765432101990199119921993199419951996199719981999200020012002200320042005200620072008Bron: FOD MV.Rest van BelgiëVlaams GewestBron: NMBS.stijgt ook het aantal afgelegde kilometers. Deze groei gaatechter trager dan de groei van het aantal reizigersritten,wat wijst op een <strong>be</strong>tere <strong>be</strong>nutting van de capaciteit van debussen en trams van De Lijn.De financiering van de openbare vervoersmaatschappij<strong>be</strong>staat deels uit eigen inkomsten en deels uit subsidies entoelagen. De overheid koos rond de eeuwwisseling vooreen <strong>be</strong>leid van drempelverlagende maatregelen en een verhoogdaanbod. Dat weerspiegelt zich een sterke toenamevan het aandeel subsidies. De eigen inkomsten stegen delaatste jaren ook, maar niet in dezelfde mate als de subsidiesen financieringen.SpoorDe NMBS boekte in 2008 voor het twaalfde opeenvolgendejaar een groei van het aantal reizigersritten. In totaalmaakten 217 miljoen reizigers gebruik van de NMBS, inbinnen- en buitenland. Binnen België werd in 2008 201miljoen keer de trein genomen, een stijging met de helft invergelijking met 1990.Ook het aantal personenkilometer blijft stijgen. In 2008werden in <strong>Vlaanderen</strong> 6 miljard personenkilometer afgelegd,goed voor een nieuw record.5.3 De LijnIndex van het aantal reizigersritten De Lijn, eigen ontvangstenDe Lijn en subsidies en toelagen De Lijn, van 1991 tot 2009,index 1991 = 100.5004504003503002502001501005001991199219931994199519961997199819992000200120022003200420052006200720082009Bron: VVM De Lijn.Eigen ontvangstenReizigersgiftenSubsidies en toelagen5.5 Luchthavens passagiers EUEvolutie van de trafiek in de twintig <strong>be</strong>langrijkste luchthavensvan EU 27 in 2000 en 2008, aantal vervoerde passagiers,x 1 miljoen.Luchthavens 2000 2008Londen Heathrow 64,3 66,9Parijs Ch. de Gaulle 49,7 60,5Frankfurt Rhein-Main 49,0 53,2Madrid Barajas 32,7 50,4Amsterdam Schiphol 39,3 47,4Rome Fiumicino 25,9 34,8Munchen 22,9 34,4Londen Gatwick 32,0 34,2Barcelona 19,4 30,4Parijs Orly 25,4 26,2Dublin 13,7 23,4Palma de Mallorca 19,3 22,8Londen Stansted 11,9 22,3Kopenhagen Kastrup 18,1 21,7Manchester 18,3 21,1Wenen 11,9 19,7Milaan Malpensa 20,6 19,0Zaventem 21,6 18,5Stockholm Arlanda 18,6 18,1Dusseldorf 15,9 18,1Bron: EC DG TREN.322vrind <strong>2010</strong>


Slimme draaischijf van Europa5.6 Luchthavens passagiersEvolutie van het aantal passagiers op de luchthavens, van 1990 tot 2009, index 1990 = 100.3002502001501005001990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Zaventem Deurne Oostende WevelgemBron: luchthavenautoriteiten.LuchtvaartHieronder volgt eerst een kort overzicht van de evolutievan de Europese luchtvaart. Dan volgt een <strong>be</strong>schrijvingvan de situatie op de vier Vlaamse luchthavens.In 2009 daalde het aantal passagiers op Europese luchthavensmet 6%. De luchtvaart kende in 2001 en 2002 moeilijketijden. De toenmalige economische crisis, de aanslagenvan 11 septem<strong>be</strong>r 2001, de SARS-epidemie, … lieten hunsporen na. In <strong>be</strong>ide jaren ging de passagiersluchtvaart inde EU25 licht achteruit. Sinds 2003 was er opnieuw groei,tot de economische crisis eind 2008 toesloeg.2009 was een slecht jaar voor de Vlaamse luchtvaart. Hetaantal vlieg<strong>be</strong>wegingen ging met 6% achteruit, en hetaantal passagiers daalde met 8%.Zaventem – Brussel NationaalZaventem is goed voor bijna twee derde van de vliegtuig<strong>be</strong>wegingen,85% van de verscheepte tonnageen zelfs 98% van het aantal passagiers binnen hetVlaamse Gewest. In de Europese Unie was Zaventemin 2008 de achttiende passagiersluchthaven.In 2009 daalde het passagiersaantal met 8% tot 17miljoen reizigers. Het aantal <strong>be</strong>wegingen liep met 10%terug. De <strong>be</strong>zettingsgraad van de vliegtuigen ging5.7 Vlieg<strong>be</strong>wegingenEvolutie van de <strong>be</strong>wegingen op de luchthavens, van 1990 tot 2009, x 1.000.3503002502001501005001990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Zaventem Deurne Oostende WevelgemBron: luchthavenautoriteiten.323


licht vooruit. In 2009 verwelkomde de luchthaven zesnieuwe luchtvaartmaatschappijen, voegde zeven nieuwe<strong>be</strong>stemmingen toe aan het aanbod, maar zag ookacht maatschappijen haar activiteiten stopzetten op deluchthaven en zeven <strong>be</strong>stemmingen verdwijnen.Het aantal lokale passagiers, die hun vliegreis <strong>be</strong>ginnenof eindigen in Brussel, daalde met 10% tot ruim15 miljoen. Het aantal transferpassagiers ging welvooruit met 11%, maar blijft echter ruim achteropmet 1,6 miljoen passagiers.Als passagiersluchthaven is Zaventem vooral intra-Europees gericht. Het overgrote deel van de passagiersgebruikte de auto als voor- of natransport. Hetopenbaar vervoer kan echter steeds meer mensenovertuigen. Ruim 3,1 miljoen passagiers namen in2009 de trein naar de luchthaven. 1,8 miljoen reizigersmaakten gebruik van de bus.Oostende – BruggeDe Oostendse trafiek schommelt voortdurend. Hetmerendeel <strong>be</strong>staat uit ad-hoc vluchten met de helewereld als <strong>be</strong>stemming. Het <strong>be</strong>lang van Oostende ligtvooral in het vrachtverkeer en chartervluchten voorpassagiers.Het aantal vlieg<strong>be</strong>wegingen steeg in 2009 met 12%.Het aantal passagiers daalde met 4% tot 193.000.Deze daling is het gevolg van het wegvallen van enkele<strong>be</strong>stemmingen in Zuid-Europa.Deurne – AntwerpenDeurne profileert zich als binnen-Europese regionalezakenluchthaven. In 2009 boekte de luchthaven169.000 passagiers, een daling van 4%. Het laatstekwartaal van 2009 waren er wel tekenen van heropleving.Ongeveer drie op vijf onder hen vloog met thuismaatschappijCityJet naar Londen of Manchester.Het aantal vlieg<strong>be</strong>wegingen steeg met 7%.Kortrijk – WevelgemDe luchthaven Kortrijk-Wevelgem wordt noch doorde Vlaamse, noch door de federale overheid uitgebaat,maar door de West-Vlaamse IntercommunaleVliegveld Wevelgem-Bissegem. Wevelgem speelt opdit moment vooral een rol in de ‘general aviation’,de kleinere privé-luchtvaart en scholingsvluchten.Wevelgem tracht zich te ontwikkelen als regionalezakenluchthaven. Het aantal vlieg<strong>be</strong>wegingen gingin 2009 met 12% achteruit en het aantal passagiersdaalde met 2% tot 65.000. Voor het aantal zakenpassagiersbleek 2009 een zeer slecht jaar, met een dalingvan 37%.VerplaatsingsgedragDe auto blijft het meest populaire vervoermiddel. Een verschuivingnaar andere transportmiddelen biedt nochtansinteressante perspectieven. Het kan het aantal files op deweg verminderen, de milieuschade <strong>be</strong>perken en de kansop verkeersongevallen doen dalen. De overheid houdtvast aan het STOP-principe: ze geeft in het <strong>be</strong>leid voorrangaan Stappers, dan Trappers, dan Openbaar vervoeren tenslotte Privé vervoer.Bij het personenvervoer zet in 2008 de trend van devoorbije jaren zich verder. Het aandeel van personenwagensin de modale verdeling neemt langzaam af tenvoordele van het collectieve vervoer per bus of trein. 2008was wel een uitzonderlijk jaar door de crisis. Het aantalpersonenkilometer met personenwagens en autobussenen -cars daalde voor het eerst sinds jaren, terwijl het aantalpersonenkilometer via het spoor wel steeg.Deze voorzichtige modale verschuiving loopt niet gelijkmet de <strong>be</strong>weging binnen de Europese Unie. In de EU27lijkt wel een einde gekomen aan het stijgende <strong>be</strong>lang vande personenwagen. Het aandeel van de personenwagenslijkt er zich te stabiliseren.In 2008 nam binnen het personenvervoer de wagen 80,5%van de personenkilometer voor zijn rekening. Dit Vlaamsecijfer zit daarmee 2,7 procentpunten onder het EU27-gemiddelde en zelfs 3,2 procentpunten onder het EU15-gemiddelde. Het vervoer per trein <strong>be</strong>nadert het EU-gemiddelde.Het busvervoer ligt dan weer boven dat gemiddelde.In het regeerakkoord 2009-2014 wordt geijverd om meerwoon-werkverplaatsingen met het openbaar vervoer telaten verlopen. De <strong>be</strong>langrijkste hoofdvervoerswijze voorhet woon-werkverkeer is nog steeds de auto met een aandeelvan 71% (<strong>be</strong>stuurder en passagier) in 2008-2009. 12%van de woon-werkverplaatsingen ge<strong>be</strong>urde met de fietsen 12% met het openbaar vervoer.Voor het woon-schoolverkeer komen de auto (31,3%), defiets (28,4%) en het openbaar vervoer (27,5%) als hoofdvervoerswijzeongeveer evenveel voor. Het openbaar5.8 Modale verdeling personenvervoerEvolutie van de modale verdeling van het personenvervoervolgens personenkilometer voor de voornaamste vervoerswijzen(personenwagens, bussen-autocars, treinen), ongeachthet land van registratie, van 1995 tot 2008, in %.10090807060504030<strong>2010</strong>01995199619971998Trein Bus AutoBron: FOD MV, ADSEI, NMBS.1999200020012002200320042005200620072008324vrind <strong>2010</strong>


Slimme draaischijf van Europa5.9 Modale verdeling van het woon-werkverkeerEvolutie van de modale verdeling (hoofdvervoerswijze) vanhet woon-werkverkeer, van 1994-1995 tot 2008-2009, in %.5.10 Modale verdeling van het woon-schoolverkeerEvolutie van de modale verdeling (hoofdvervoerswijze) van hetwoon-schoolverkeer, van 1994-1995 tot 2008-2009, in %.Auto<strong>be</strong>stuurderAuto<strong>be</strong>stuurderAutopassagierAutopassagierMotorfietsMotorfietsBrom/snorfietsBrom/snorfietsTreinTreinBus, tram, metroBus, tram, metroBedrijfs/schoolvervoerBedrijfs/schoolvervoerFietsFietsTe voetTe voet0 10 20 30 40 50 60 700 5 10 15 20 25 30 35 401994-1995 2000-2001 2007-2008 2008-2009 1994-1995 2000-2001 2007-2008 2008-2009Bron: Onderzoek Verplaatsingsgedrag, MOW, afdeling Beleid, Mobiliteit enVerkeersveiligheid.Bron: Onderzoek Verplaatsingsgedrag, MOW, afdeling Beleid, Mobiliteit enVerkeersveiligheid.5.11 Motief van de verplaatsingEvolutie van de verdeling van het gemiddeld aantal verplaatsingenper persoon per dag volgens motief, van 1994-1995tot 2008-2009, in %.5.12 Motief van de afgelegde afstandEvolutie van de verdeling van de gemiddelde afgelegde afstandper persoon per dag volgens motief, van 1994-1995 tot2008-2009, in %.Winkelen, boodschappen doenWerkenWerkenZakelijke verplaatsingOntspanning, sport, cultuurIemand een <strong>be</strong>zoek brengenIemand een <strong>be</strong>zoek brengenOntspanning, sport, cultuurIets/iemand wegbrengen/afhalenWinkelen, boodschappen doenOnderwijs volgenIets/iemand wegbrengen/afhalenZakelijke verplaatsingAndereDiensten (dokter, bank…)Onderwijs volgenAndereWandelen, rondrijden, joggenWandelen, rondrijden, joggenDiensten (dokter, bank…)0 5 10 15 20 25 0 5 10 15 20 25 301994-1995 2000-2001 2007-2008 2008-2009 1994-1995 2000-2001 2007-2008 2008-2009Bron: Onderzoek Verplaatsingsgedrag, MOW, afdeling Beleid, Mobiliteit enVerkeersveiligheid.Bron: Onderzoek Verplaatsingsgedrag, MOW, afdeling Beleid, Mobiliteit enVerkeersveiligheid.325


vervoer heeft wel heel wat terrein gewonnen sinds demeting van 2000-2001, de fiets heeft dan weer heel watterrein verloren.In 2009 maakten de Vlamingen gemiddeld 2,84 verplaatsingenper persoon per dag. Het grootste aandeel van deverplaatsingen (22,7%) heeft winkelen als motief, gevolgd5.13 Motief van niet-verplaatsersEvolutie van de verdeling van niet-verplaatsers volgens motief,van 2000-2001 tot 2008-2009, in %.50454035302520151050Geen <strong>be</strong>hoefteaan gehadZiekte ofhandicapVerplichtingenthuisIk werk ofstudeerBron: Onderzoek Verplaatsingsgedrag, MOW, afdeling Beleid, Mobiliteit enVerkeersveiligheid.Het weer2000-2001 2007-2008 2008-20095.14 Modale verdeling naar afstandModale verdeling (hoofdvervoerswijze) naar afgelegde afstand,2007-2008, in %.1009080Andere redendoor werkgerelateerde verplaatsingen (22,9%). Als wekijken naar de gemiddeld afgelegde afstand per persoonper dag, dan zijn de werkgerelateerde verplaatsingen het<strong>be</strong>langrijkst met een aandeel van 37,8%, gevolgd doorvrije tijdsactiviteiten. Niet iedereen kan of hoeft zich teverplaatsen. 22% gaf aan (op een specifieke dag) geenverplaatsing te maken. Ongeveer de helft van de niet-verplaatserszegt daar geen <strong>be</strong>hoefte toe gehad te heb<strong>be</strong>n.Ruim een vijfde van de niet-verplaatsers geeft als reden‘ziekte of handicap’ op.Een vijfde van alle verplaatsingen heb<strong>be</strong>n een afstand vanminder dan 1 kilometer. Deze verplaatsingen ge<strong>be</strong>urenvoornamelijk te voet of per fiets, maar de wagen heefthier al een aandeel van een kwart. Bij verplaatsingentussen 1 en 5 kilometer (goed voor een derde van alleverplaatsingen) heeft de auto reeds een aandeel van 65%,terwijl het aandeel van te voet en per fiets snel afneemtnaarmate de afstand langer wordt. Tram, bus en metroheb<strong>be</strong>n een aanzienlijk aandeel bij de middellange afstanden,de trein vooral bij de lange verplaatsingen. De verplaatsingenvan meer dan 40 kilometer zijn goed voor 6%van alle verplaatsingen.Logistiek<strong>Vlaanderen</strong> heeft een centrale ligging binnen Europa. Hetheeft ook een zeer dicht netwerk van transportinfrastructuur.Zowel voor wegen, spoorwegen als binnenvaart<strong>be</strong>kleedt het een toppositie binnen Europa. Hiermee heefthet Vlaams Gewest sterke troeven in handen en is hetop logistiek vlak een topregio in Europa. Het <strong>be</strong>leid wildeze positie verder ver<strong>be</strong>teren door te blijven inzetten opslimme, duurzame en hoogwaardige logistieke activiteitenmet een hoge toegevoegde waarde en werkgelegenheid.Dit deel focust zich op het goederenvervoer. In een eerstedeel volgt een <strong>be</strong>schrijving van de evolutie van het goederenvervoerper transportmodus. Een tweede deel <strong>be</strong>kijktde modale verdeling van het vrachtvervoer. Het laatste7060504030<strong>2010</strong>5.15 Tonkilometer vrachtwagensEvolutie van het aantal afgelegde tonkilometer met vrachtwagens,ongeacht land van registratie, van 1995 tot 2008, inmiljard tonkilometer.4035300tot 1 km 1-5 km 5-10 km 10-40 km 40+ kmAnder Te voet FietsTreinBus, tram, metroAutopassagier Auto<strong>be</strong>stuurder25201519951996199719981999200020012002200320042005200620072008Bron: Onderzoek verplaatsingsgedrag, MOW afdeling Beleid Mobiliteit enVerkeersveiligheid.Bron: FOD MV.326vrind <strong>2010</strong>


Slimme draaischijf van Europa5.16 Goederenvervoer over de wegEvolutie van het goederenvervoer over de weg naar <strong>be</strong>stemmingstype,in België, van 1970 tot 2008, in %.10080604020019701980199020002001Doorvoer zonder overlading Uitvoer InvoerBinnenlands vervoerBron: Pauwels, Tom, ‘modellering van het goederenvervoer in België’, 2007;ADSEI.20022003200420052006200720085.17 Tonkilometer NMBSEvolutie van het aantal tonkm van de NMBS, Vlaams Gewesten België, van 1990 tot 2008, x 1 miljard. Geen afzonderlijkecijfers <strong>be</strong>schikbaar voor 1990.98765432101990199119921993199419951996199719981999200020012002200320042005200620072008Rest van BelgiëVlaams GewestBron: NMBS.Noot: Cijfers vanaf 2007 gebaseerd op vrachtopvolgingssysteem.subhoofdstuk gaat dieper in op het economisch <strong>be</strong>langvan de logistieke sector, met aandacht voor de tewerkstellingen de toegevoegde waarde.TransportmodusHieronder volgt een <strong>be</strong>schrijving van de evolutie van hetgoederenvervoer per transportmodus. Daarbij gaat achtereenvolgensaandacht naar vervoer via vrachtwagens,spoor, binnenvaart, zeevaart, luchtvaart en ten slotte pijpleidingen.VrachtwagenHet vrachtverkeer over de weg kende door de economischecrisis een forse daling van 21% in 2008, en viel na eenjarenlange groei terug op het niveau van zeven jaar eerder.Het vrachtvervoer kan in 4 categorieën worden ingedeeldvolgens laad- en lospunt: binnenlands vervoer, invoer,uitvoer en doorvoer. Bij het vrachtvervoer over de wegvalt op dat het aandeel binnenlands vervoer afneemt inde loop der jaren. In 2008 was minder dan de helft van dedoor vrachtwagens gereden tonkilometer voor transportbinnen België. Het aandeel gereden tonkilometer voorimport en export steeg, net zoals het aandeel voor transitverkeer.Daarbij worden geen goederen geladen of gelostin België. België dient daarbij enkel als doorvoerland.SpoorHet Vlaamse spoorwegennetwerk is het dichtste van deEuropese Unie. Enkel Tsjechië komt in de buurt.In 2008 kende het goederenvervoer per spoor een <strong>be</strong>perkteachteruitgang. Er werd in België 57 miljoen tonvervoerd. Het aantal tonkilometer afgelegd in het VlaamseGewest daalde met 1% tot 3,7 miljard. Sinds de gedeeltelijkevrijmaking van het spoorverkeer zijn er voor het goederenvervoerook enkele kleinere private operatoren opBelgisch grondgebied actief. Hun collectief marktaandeelop de Belgische markt is tot op heden kleiner dan 10%.BinnenvaartHet Vlaamse binnenwaternetwerk is, na het vlakke enwaterrijke Nederland, het dichtste van de Europese Unie.Door de economische crisis was 2009 een slecht jaar voorde Vlaamse binnenvaart, met een daling van 16% van het5.18 BinnenvaartEvolutie van de goederentrafiek in de binnenvaart, van 1995tot 2009, in miljoen ton (rechtse as) en miljard tonkilometer(linkse as).5,04,54,03,53,02,52,01,51,00,50,0Bron: PBV.199519961997199819992000200120022003200420052006200720082009tonkilometerton807060504030<strong>2010</strong>0327


aantal vervoerde tonkilometer. Daarmee valt de binnenvaartterug op een niveau van 10 jaar geleden.Langs Vlaamse waterwegen werd in 2009 10% minderton gelost dan het jaar voordien. Het aantal geladen tondaalde met 11%. In de Vlaamse havens nam het binnenvaartvervoermet 14% af in 2009, tot een overslag van 96miljoen ton.De binnenvaart kent een toenemende containerisatie: detien containerterminals langs de binnenwateren kwamenuit op een trafiek van 446.000 TEU. Dat is na een jarenlangestijging een terugval tot op het niveau van 2005. In2009 daalde het aantal containers geladen of gelost op decontainerterminals langs Vlaamse waterwegen met 12%.Sinds 1995 namen de binnenschepen in aantal af. Het zijnvooral de kleinere schepen die uit de vaart verdwijnen enworden vervangen door schepen met een groter laadvermogen.ZeevaartHieronder volgt eerst een korte <strong>be</strong>schrijving van de LeHavre-Hamburg range, daarna komt de situatie in de vierVlaamse zeehavens meer uitgebreid aan bod.De Le Havre-Hamburg range omvat de <strong>be</strong>langrijkstezeehavens tussen deze twee steden. Hierbinnen vallenAntwerpen, Gent, Zeebrugge, Oostende, Rotterdam,5.19 Haventrafiek Le Havre – HamburgEvolutie van de trafiek in de havens van de Le Havre – Hamburg range, van 1990 tot 2009, in miljoen ton.60050040030020010001990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Vlaamse zeehavens Nederlandse zeehavens Duitse zeehavens Franse zeehavensBron: VHC.5.20 Goederentrafiek zeehavensEvolutie van de goederentrafiek in de zeehavens, van 1990 tot 2009, in miljoen ton.2001801601401<strong>2010</strong>08060402001990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Antwerpen Gent Zeebrugge OostendeBron: VHC.328vrind <strong>2010</strong>


Slimme draaischijf van EuropaAmsterdam, Hamburg, Bremen, Duinkerke en Le Havre.Deze havens realiseerden in 2009 een overslag van 981miljoen ton, een daling van 12% als rechtstreeks gevolgvan de economische crisis. In de Vlaamse havens was deterugval nog iets groter. Hun aandeel in de range zaktenaar 23%.De goederentrafiek kende in 2009 ook in de Vlaamse zeehavenseen sterke terugval door de economische crisis.Ze klokte af op 229 miljoen verscheepte ton. De binnenvaarttrafiekbinnen de zeehavens liep met 14% terug. Inde kusthavens Oostende en Zeebrugge is de binnenvaartminimaal. De shortsea-trafiek daalde met 11% tot 119miljoen ton. Het aantal passagiers in de Vlaamse zeehavensdaalde in 2009 met 7% tot 742.083. Tien jaar geledenwaren er nog ruim dub<strong>be</strong>l zoveel.De Vlaamse zeehavens zijn ook <strong>be</strong>langrijke economischespelers. Samen waren ze in 2007 goed voor een directetoegevoegde waarde van 15,1 miljard euro (8,7% vande bruto toegevoegde waarde in het Vlaamse Gewest),108.818 directe banen en 4,3 miljard euro directe investeringen.De werkgelegenheid en de toegevoegde waarde<strong>be</strong>reikten hun hoogste peil sinds 1997, en ook de investeringengingen vooruit. Daarnaast staan de Vlaamse havensook nog in voor een indirecte toegevoegde waardevan 14,6 miljard euro en een indirecte werkgelegenheidvan 165.658 voltijdse equivalenten. Deze cijfers daterennog van voor het <strong>be</strong>gin van de economische crisis.In 2008 investeerde het Vlaamse Gewest 411 miljoeneuro in de vier zeehavens en hun maritieme toegankelijkheid.AntwerpenIn 2009 was Antwerpen de Europese nummer tweevoor goederentrafiek, na de afgescheiden koploperRotterdam. Antwerpen <strong>be</strong>heerst 69% van de Vlaamsemarkt, met een marktaandeel van 16% in de LeHavre–Hamburg range. Voor het containerverkeerkomt Antwerpen wereldwijd op de dertiende plaats.In Europa <strong>be</strong>handelen alleen Rotterdam en Hamburgmeer containers.De goederen die in de haven van Antwerpen aankomenzijn voor 35% uit Europa afkomstig. Daarna volgenAzië, Noord-Amerika, Afrika en Zuid-Amerika.Ruim een derde van de goederen die de Antwerpsehaven per zeeschip verlaten varen naar Azië. Daarnavolgen Europa, Afrika en Noord-Amerika.In 2009 realiseerde Antwerpen een goederenoverslagvan bijna 158 miljoen ton, een daling met 16,7%als gevolg van de economische crisis. Het containerverkeervormt met 87 miljoen ton het grootste pakketbinnen het Antwerpse goederenverkeer, maar verloorwel 14% ten opzichte van 2008. Het roll-on-rolloff-verkeerdaalde met een vijfde, het droge massagoedmet een derde en het niet-gecontaineriseerdstukgoed halveerde bijna. De vloeibare massagoederendaarentegen hielden stand.5.21 Goederentrafiek naar soortGoederentrafiek in de zeehavens in 2009, naar soort, in %.10090807060504030<strong>2010</strong>0Bron: VHC.Antwerpen Zeebrugge Gent OostendeDroog massagoedContainersConventioneel stukgoedVloeibaar massagoedRoll-on-roll-offHet aantal zeeschepen dat in Antwerpen voor ankerging daalde met 15%, de bruto tonnenmaat daaldeeveneens met 10% naar 266 miljoen ton.Ook de binnenvaart van en naar de Antwerpse havenis in 2009 gedaald met 13% tot 79 miljoen ton.De shortsea-trafiek liep met 12% terug. Het aandeelvan de shortsea-trafiek op de totale trafiek in de Antwerpsehaven lag iets onder de 50%.De toegevoegde waarde van de Antwerpse havensteeg in 2007 met 8% tot 9,9 miljard euro. Dat is goedvoor een aandeel van twee derde binnen het Vlaamsehavenlandschap. De investeringen gingen met eenkwart vooruit tot 3,2 miljard euro. De werkgelegenheidsteeg met 1% tot 64.870 voltijdse equivalenten.ZeebruggeZeebrugge richt zich vooral op Europese trafiek.Het is de <strong>be</strong>langrijkste Europese haven voor hetrollend vrachtverkeer en het transport van nieuwepersonenwagens. Voor Zeebrugge zelf maakt nietteminhet containerverkeer het grootste deel van detrafiek uit.Zeebrugge realiseerde in 2009 een overslag van bijna45 miljoen ton, een toename van 7% ten opzichte vanhet jaar voordien, en dat tijdens een crisisjaar. Hettotale containervolume groeide met 17% tot bijna 25miljoen ton. Het roll-on-roll-off-verkeer liep met 20%terug tot 9,5 miljoen ton en het transport van nieuwepersonenwagens daalde met maar liefst 40% tot 1,3miljoen stuks. De vloeibare bulk ging dan weer sterkvooruit, in tegenstelling tot de vaste bulk, een gevolgvan de toegenomen trafiek in vloeibaar gas.Zeebrugge neemt bijna een vijfde van de verscheeptetonnage in de Vlaamse havens voor zijn rekening.Het aantal passagiers (562.000 personen) bleef stabiel329


en daarmee is Zeebrugge voor het achtste jaar op rijde grootste Vlaamse passagiershaven.De shortsea-trafiek liep in 2009 met 2% terug. Hetaandeel van deze trafiek op de totale trafiek in dehaven lag iets onder de 60%.Zeebrugge heeft een kleiner aandeel in de toegevoegdewaarde, werkgelegenheid en investeringendan de trafiekcijfers zouden laten vermoeden. Dehaven was in 2007 goed voor 10.940 voltijdse equivalenten,een status quo. Het investerings<strong>be</strong>dragbleef net boven de 300 miljoen euro. De toegevoegdewaarde steeg met 6% tot 902 miljoen euro.GentGent zorgt voor 9% van de Vlaamse tonoverslag.Drie kwart van de verscheepte tonnage <strong>be</strong>staat uitaanvoer. Die aanvoer komt uit de hele wereld, metEuropa en Zuid-Amerika als voornaamste herkomstgebieden.De afvoer gaat voor 77% naar Europa.Droge massagoederen, vooral van en naar het staal<strong>be</strong>drijfArcelorMittal Gent (voorheen Sidmar), makentwee derde uit van de maritieme trafiek.De Gentse haven werd in 2009 zwaar getroffen doorde economische crisis en zag haar trafiek met 23%dalen. Alle goederencategorieën verloren terrein.De binnenvaart ging met 18% achteruit tot 16 miljoenton. De shortsea-trafiek daalde met 11%. Hetaandeel van deze trafiek op de totale trafiek in dehaven ligt daarmee op 60%.Zeker in verhouding tot haar trafiek creëert de havenvan Gent een <strong>be</strong>langrijke toegevoegde waarde, diein 2007 goed was voor 3,9 miljard euro, een stijgingmet 8%. De werkgelegenheid steeg licht tot 28.169voltijdse equivalenten. De investeringen stegen met62%.OostendeOostende is de kleinste van de vier Vlaamse zeehavens,met een marktaandeel van 2%. In 2009 maaktehet roll-on-roll-off-verkeer drie vierde van de maritiemeaan- en afvoer uit. Bijna de volledige trafiek isintra-Europees, vooral van en naar Groot-Brittannië.Met een trafiekdaling van 37% is de Oostendse havende zwaarst getroffen Vlaamse haven door deeconomische crisis. Alle goederencategorieën verlorenterrein. Het aantal passagiers liep met 23% terugtot 177.000 personen.De volledige trafiek in de Oostende haven <strong>be</strong>staat uitshortsea-trafiek.De toegevoegde waarde in de haven van Oostende<strong>be</strong>droeg in 2007 454 miljoen euro. Dat is een stijgingvan 2%. De werkgelegenheid in de haven bleef met4.839 voltijds equivalenten nagenoeg stabiel.LuchtvaartHieronder volgt eerst een korte <strong>be</strong>schrijving van de Europeseluchthavens, daarna komt de situatie in de Vlaamseluchthavens meer uitgebreid aan bod.In de vrachtluchtvaart zien we min of meer hetzelfde fenomeenals bij de passagiersluchtvaart: een scherpe daling in2001 en een herneming vanaf 2003. In 2009 viel de trafiekin de Europese vrachtluchthavens echter met 13% terug.De goederentrafiek op de Vlaamse luchthavens daaldemet 30% naar 527.000 ton, als gevolg van de economischecrisis. 2009 was ook het eerste volledige kalenderjaar nahet gedeeltelijke vertrek van DHL uit Zaventem.In 2009 liep het vrachtvervoer op de nationale luchthavenmet 34% terug. Voor vrachtvervoer <strong>be</strong>kleedde Zaventemin 2008 de zesde positie onder de Europese luchthavens.5.22 Luchthavens vrachtEvolutie van de vervoerde vracht op de luchthavens van Zaventem en Oostende, van 1990 tot 2009, in 1.000 ton.90080070060050040030020010001990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009ZaventemOostendeBron: luchthavenautoriteiten.330vrind <strong>2010</strong>


Slimme draaischijf van Europa5.23 Vrachtluchthavens EUEvolutie van de trafiek in de twintig <strong>be</strong>langrijkste luchthavensvan EU 27 in 2000 en 2008, hoeveelheid vervoerde vracht, x1.000 ton.Luchthavens 2000 2008Frankfurt Rhein/Main 1.703 2.104Amsterdam 1.223 1.593Londen Heathrow 1.307 1.483Parijs Ch. de Gaulle 1.067 1.392Luxemburg 501 788Zaventem 667 661Keulen/Bonn 438 574Luik 270 519Liepzig 14 430Milaan Malpensa 296 414Madrid 305 355East Midlands 179 292Munchen 148 265Kopenhagen Kastrup 419 247Londen Stansted 168 230Wenen Schwechat 66 201Rome Fiumicino 153 153Manchester 117 143Helsinki 96 142Bergamo 99 122Bron: EC DG TREN.Het Verre Oosten is het <strong>be</strong>langrijkste eind- of vertrekpunt,gevolgd door het Midden-Oosten, Noord-Amerika, Europaen Afrika.Ook de luchthaven van Oostende kende een minder succesvoljaar met een daling van 11%. De economischecrisis is de voornaamste oorzaak van de terugval. Eind2009 waren de eerste tekenen van een heropleving vanhet vrachtvervoer zichtbaar. Op de andere twee Vlaamseluchthavens (Antwerpen-Deurne en Kortrijk-Wevelgem)is het vrachtvervoer heel <strong>be</strong>perkt.PijpleidingEen overzicht van de kerncijfers over het goederenvervoeris onvolledig zonder een blik op het transport viapijpleidingen. Er zijn pijpleidingen voor het transportvan aardgas en voor het transport van olie.Het pijpleidingennetwerk voor aardgastransport is inBelgië het vierde dichtste van de hele Europese Unie met126 kilometer per 1.000 km².Het Belgische netwerk voor olie is met 294 kilometer eenstuk <strong>be</strong>perkter, al scoren we met een dichtheid van 9,7kilometer per 1.000 km² boven het Europese gemiddelde.In 2008 werd in België 1,5 miljard tonkilometer aardolievervoerd, in de Europese Unie (EU27) 124,1 miljard. Er zitniet veel variatie op de aardolietrafiek via pijpleidingen.Modale verdeling<strong>Vlaanderen</strong> wil zich verder ontwikkelen als slimme draaischijfvan Europa. Daartoe moeten de logistieke ketensgeoptimaliseerd worden en de moeten de logistieke stromengebundeld worden tot grotere stromen, die <strong>be</strong>ter inaanmerking komen voor vervoer via de alternatieve modi(binnenvaart, spoor). Deze manier van werken houdtmeer vrachtwagens van de weg.Bij het goederenvervoer tekent zich plots een trendbreukaf. Tussen 1995 en 2007 groeide het vrachtvervoer via binnenwatereven sterk als dat via de weg. Bij het spoor wasde groei minder sterk. Daardoor ging het markaandeelvan vrachtwagens nog licht vooruit binnen de modaleverdeling. In 2008 liep het aantal tonkilometer voor de5.24 OliepijpleidingenEvolutie van het aantal tonkm, afgelegd via oliepijpleidingen, België, buurlanden, EU15 en EU25, van 1990 tot 2008, index1990 = 100.125120115110105100959085801995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008België Duitsland EU15 EU27 Frankrijk Nederland Verenigd KoninkrijkBron: EC DG TREN.331


5.25 Modale verdeling goederenvervoerEvolutie van de modale verdeling goederenvervoer volgenstonkilometer voor de voornaamste vervoerswijzen (weg,spoor, binnenvaart), van 1995 tot 2008, in %.1005.27 Logistiek – werkgelegenheidEvolutie van het aandeel van de logistieke sector in de werkgelegenheid(in %, zie linkeras) en evolutie van de werkgelegenheidin de logistieke sector (per miljard tonkilometer, zierechteras), van 1999 tot 2007.80605,75,65,54.0003.5003.0002.50040205,45,35,22.0001.5001.00050001995199619971998199920002001200220032004200520062007Binnenvaart Spoor Vrachtwagen20085,101999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007Aandeel logistieke sector op totale werkgelegenheidWerkgelegenheid logistieke sector per miljard tonkilometerBron: FOD MV, ADSEI, NMBSBron: raming SVR op basis bronnenmateriaal INR, en gebaseerd op studie NBB.drie modi sterk terug onder invloed van de economischecrisis. Hierbij werd het wegvervoer zwaarder getroffendan de andere modi, wat resulteert in een kleiner aandeelvoor vrachtwagens binnen de modale verdeling.Wel dient opgemerkt te worden dat zowel het spoor- alshet binnenwater onderschat worden in de cijfergegevens.Bij het spoor zijn er momenteel geen gegevens <strong>be</strong>kendover de concurrenten van de NMBS. Hun gezamenlijkmarktaandeel wordt echter onder de 10% geschat. Bijvrachtvervoer via binnenwater is er onderregistratie.Enkel wanneer een vrachtschip een (Vlaamse) sluis passeertwordt zijn vracht geregistreerd als Vlaams binnenvaartvervoer.5.26 Logistiek - toegevoegde waardeEvolutie van het aandeel van de logistieke sector binnen detotale (directe) toegevoegde waarde (in %, zie linkeras) enevolutie van toegevoegde waarde van de logistieke sector(in miljoen euro per miljard tonkilometer, zie rechteras), van1999 tot 2007.6,66,46,26,05,85,65,45,21999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007Bron: raming SVR op basis bronnenmateriaal INR, en gebaseerd op studie NBB.250200150100Aandeel logistieke sector op totale toegevoegde waardeToegevoegde waarde logistieke sector per miljard tonkilometer500Europees vergelijken is niet zo eenvoudig wegens definitieverschillen.Bij de Europese meting wordt bij hetvrachtvervoer over de weg namelijk geen rekening gehoudenmet de tonkilometer gereden door buitenlandsevrachtwagens. In <strong>Vlaanderen</strong> is er echter een trend datsteeds meer buitenlandse vrachtwagens er goederenvervoeren.Bij het goederenvervoer werd 76% van alle tonkilometersin 2008 afgelegd via de weg. Dit is ongeveer gelijkaan het EU27-gemiddelde en 1,6 procentpunt onder hetEU15-gemiddelde. Een opvallend verschil is te vinden bijde binnenvaart: het aandeel van de binnenvaart in <strong>Vlaanderen</strong><strong>be</strong>draagt ruim 12% en dat is meer dan het dub<strong>be</strong>levan het EU-gemiddelde. Vele lidstaten zijn door hun reliëfechter minder geschikt voor binnenvaart. Het vrachtvervoerper spoor is in onze regio dan weer iets minder populair:het Vlaamse aandeel zit 6 procentpunten onder hetEU27-gemiddelde.Economisch <strong>be</strong>langHet aandeel van de logistiek in de bruto toegevoegdewaarde schommelt rond 6%, en kent de laatste jaren eenheropleving. Het aandeel van de logistieke sector in dewerkgelegenheid ligt iets lager en schommelt rond de5,5%.Het afzetten van de toegevoegde waarde en de werkgelegenheidop het aantal tonkilometer door vrachtvervoergeeft een soort verhouding tussen de lusten en de lastenvan logistiek. Het <strong>be</strong>leid streeft hierbij naar meer toegevoegdewaarde en werkgelegenheid per tonkilometer.Voor de toegevoegde waarde is er een stijgende trendwaar te nemen. Bij de werkgelegenheid is de evolutieechter minder positief.332vrind <strong>2010</strong>


Slimme draaischijf van Europa5.28 WagenparkEvolutie van het wagenpark, naar type voertuig, van 1990 tot 2009, index 1990 = 100.400350300250200150100501990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Personenwagens Autobussen en -cars Bedrijfsvoertuigen Moto’s Bevolking TotaalDe categorie <strong>be</strong>drijfsvoertuigen <strong>be</strong>staat uit vrachtwagens, vrachtwagen-trekkers, landbouwvoertuigen en speciale voertuigen.Bron: ADSEI.Vlot verkeer<strong>Vlaanderen</strong> <strong>be</strong>schikt over een dicht wegennet. Tochontstaan geregeld files ten gevolge van piek<strong>be</strong>lastingen,ongevallen en wegenwerken. Deze files zorgen voor verliesurenmet economische schade en bijkomende emissiestot gevolg. Het is dus <strong>be</strong>langrijk het wegennet zo optimaalmogelijk te <strong>be</strong>nutten en het verkeer zo vlot mogelijk telaten verlopen.In een eerste deel ligt de focus op de evolutie van hetverkeersvolume in <strong>Vlaanderen</strong>. Files en verliesuren krijgende aandacht in het tweede deel. Afsluitend volgt eenstuk over de aanpak van ontbrekende stukken in het infrastructuurnetwerk,opdat het verkeer ook in de toekomstvlot kan verlopen.VerkeersvolumeHet Vlaamse autosnelwegennetwerk is, na het Nederlandse,het dichtste van de Europese Unie.In 2009 waren ruim 3,9 miljoen motorvoertuigen ingeschreven,waaronder meer dan 3 miljoen personenwagens.Sinds 1990 steeg het aantal personenwagens meteen derde. In 2008 waren er 487 personenwagens per5.29 WegverkeerEvolutie van het wegverkeer in voertuigkilometer, naar type weg, van 1990 tot 2008, index 1990 = 100.17016015014013012011010090801990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008Gemeentewegen Andere genummerde wegen Autosnelwegen TotaalBron: ADSEI.333


5.30 BezettingsgraadEvolutie van het gemiddeld aantal inzittenden in personenwagens,volgens wegtype, van 1985 tot 2008.1,81,71,61,51,41,31,21,11,0Bron: ADSEI.1985199019951996199719981999200020012002200320042005200620072008AutosnelwegenGemeentewegenAndere genummerde wegenTotaal1.000 inwoners, en dat is boven het Europese gemiddeldevan 470. Een Vlaams huishouden telde in 2008 gemiddeld1,2 personenwagens.Het aantal motoren (zonder bromfietsen) verdrievoudigdesinds 1990. Binnen de categorie van de <strong>be</strong>drijfsvoertuigenkende de groep vrachtwagens een verdub<strong>be</strong>ling.Het wegverkeer op de Vlaamse wegen ging in 2008 voorhet eerst sinds 1990 licht achteruit, tot 56 miljard voertuigkilometer.De daling kan <strong>be</strong>schouwd worden als een effectvan de economische crisis. Sinds 1990 nam de hoeveelheidverkeer wel met een derde toe. Vooral de verkeersintensiteitop de autosnelwegen kende de voorbije decennia eensterke groei. Voorlopige cijfers uit de verkeerstellingen vanhet Vlaams Verkeerscentrum <strong>be</strong>vestigen een gelijkaardigetrend. In de nabije toekomst zal het Verkeerscentrum metnog preciezere cijfers naar buiten komen.De <strong>be</strong>zettingsgraad van personenwagens <strong>be</strong>paalt in grotemate mee het verkeersvolume. Minder personen perwagen <strong>be</strong>tekent meer wagens op de weg. Op basis vanfederaal cijfermateriaal lijkt de <strong>be</strong>zettingsgraad een dalendetrend te kennen. Ook het Vlaamse onderzoek naarhet verplaatsingsgedrag (OVG) van de Vlamingen meet dealgemene <strong>be</strong>zettingsgraad van personenwagens.FilesHet Pact 2020 wil tegen 2020 het aantal verliesuren op dehoofdwegen (met snelheden


Slimme draaischijf van Europa5.32 VerliesurenEvolutie van het aandeel verliesuren op het hoofdwegennet(excl. R1), van 2001 tot 2009, in %.6543210Bron: MOW, afdeling Vlaams Verkeerscentrum.Doelstelling2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009het aantal voertuigen <strong>be</strong>trokken in de file. Tussen 2007en 2009 is de filezwaarte op de hoofdwegen gestegen. Delaatste 2 jaar is de filezwaarte in de regio Antwerpen groterdan deze in de regio Brussel. In het eerste dagdeel (0tot 12 uur) is de filezwaarte gewoonlijk groter dan in hettweede dagdeel (12 tot 24 uur).geeft aan welke gebieden het meest inboeten aan <strong>be</strong>reikbaarheidvanuit de grote en regionale steden tengevolgevan congestie die zich tijdens de piekuren voordoet.Missing linksHet <strong>be</strong>ter inschakelen van het <strong>be</strong>staande wegennet zalniet volstaan om het verkeer vlot de economische knooppuntente laten <strong>be</strong>reiken. Omwille van ontbrekende schakelsis de <strong>be</strong>reikbaarheid van een aantal regio’s niet optimaal.Het (ontwerp) Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong> en hetRuimtelijk Structuurplan <strong>Vlaanderen</strong> definiëren 25 missinglinks in het hogere wegennet. Bijkomend startten ookde voor<strong>be</strong>reidingen voor twee ontbrekende schakels inhet hogere wegennet, namelijk de noord-zuidverbindingKempen (N19g) en de optimalisatie van de verbindingIeper-Veurne (N8/A19).Daarom wil men tijdens de komende jaren de werkenvoor het wegwerken van deze missing links en ontbrekendeschakels (bottlenecks) voortzetten en dit via twee sporen.Enerzijds wil men tegen het einde van de legislatuurzes missing links weggewerkt heb<strong>be</strong>n. Hieronder verstaanwe minstens volledig aan<strong>be</strong>steed of zelfs uitgevoerdop het terrein. Anderzijds zullen de plannen van eenvijftal ontbrekende schakels verder worden voor<strong>be</strong>reid,zodat ook op langere termijn het tempo in het wegwerkenvan de missing links gehandhaafd kan worden.Bereikbaarheid is een van de <strong>be</strong>langrijkste vestigingscriteriavoor de meeste economische activiteiten, inclusiefhet wonen. De <strong>be</strong>reikbaarheid over de weg, gemeten infysieke afstand, kan in heel <strong>Vlaanderen</strong> als uitstekendworden <strong>be</strong>schouwd. De relatie met structureel aanwezigecongestie dient echter ook gelegd te worden. Kaart 5.335.33 Verschil in reistijdVerschil in reistijd per auto tussen piek- en daluren in 2001, naar de Belgische grote en regionale steden, in minuten.0 - 6 6 - 9 9 - 12 12 - 15 15 - 23Bron: Vandenbulcke, Steen<strong>be</strong>rghen en Thomas, 2007.335


5.34 Missing linksStand van zaken van de aanpak van de missing links uit het RSV en het Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong>, medio <strong>2010</strong>.Op te starten Concept, voorontwerp Ontwerp Aan<strong>be</strong>steding Uitvoering VoltooidOpmerking: De eerste 25 projecten zijn de missing links uit het RSV en Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong>. Voor een correcte interpretatie van de kaart wordt verwezennaar bijkomende legende en uitleg op http://www.wegen.vlaanderen.<strong>be</strong>/wegen/missinglinks/overzicht.php.Bron: MOW, Agentschap Wegen en Verkeer.Het Bovenlokaal Functioneel Fietsroutenetwerk (BFFN)is een van de instrumenten om meer en veiliger fietsgebruikte realiseren. Het is in de eerste plaats <strong>be</strong>doeld voorde afwikkeling van woon-werk, woon-school en woonwinkelverkeer.In 2009 was het Bovenlokaal FunctioneelFietsroutenetwerk 11.898 km lang. 26% daarvan voldeedaan de normen uit het vademecum fietsvoorzieningen.Langs 39% van het netwerk zijn fietspaden aanwezig dieechter niet volledig voldoen aan deze normen. 35% vanhet BFFN is momenteel nog niet uitgerust met fietsvoorzieningen.5.35 Ongevallen naar wegtypeEvolutie van het aantal ongevallen op autosnelwegen(linkeras) en andere wegen (rechteras), van 2002 tot 2008.3.0002.5002.0001.5001.0005000Bron: ADSEI.2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008Ongevallen op autosnelwegenOngevallen op andere wegen31.00030.50030.00029.50029.00028.50028.000Veilig verkeerGedurende deze legislatuur moet een nieuwe <strong>be</strong>langrijkestap gezet worden in de realisatie van de ambities inzakeverkeersveiligheid. Op kortere termijn wil men de achterstandmet de Europese koplopers gehalveerd zien.Concreet <strong>be</strong>tekent dit tegen <strong>2010</strong> maximaal:- 375 doden en dodelijk gewonden;- 3.250 zwaargewonden;- 55 doden en dodelijk gewonden jonger dan 26 jaar;- 57 lichtgewonden per 100 miljoen voertuigkilometer(afgelegd door het totale wegverkeer in <strong>Vlaanderen</strong>).Op 14 novem<strong>be</strong>r 2007 werd het Vlaamse Verkeersveiligheidsplangoedgekeurd. Daarmee worden de doelstellingenuit het Mobiliteitsplan nog verder verscherpt. Tegen2015 mogen er nog maximaal 250 doden en dodelijkgewonden en 2.000 zwaargewonde slachtoffers vallenop de Vlaamse wegen. Volgens het Pact 2020 dient hetjaarlijks aantal doden op minder dan 200 en het aantalzwaargewonden op minder dan 1.500 gebracht te wordentegen 2020. Tegen 2011 wil de Vlaamse overheid de 800gevaarlijkste punten op de wegen weggewerkt heb<strong>be</strong>n.Begin <strong>2010</strong> was 68% van de projecten in uitvoering ofuitgevoerd.In een eerste deel ligt de focus op de verkeersveiligheidcijfersin het Vlaamse Gewest. Dan volgt een vergelijkingmet andere Europese lidstaten en regio’s.336vrind <strong>2010</strong>


Slimme draaischijf van Europa5.36 Evolutie verkeersveiligheidEvolutie van het aantal letselongevallen, het aantal doden en zwaargewonden, het totale voertuigenpark en de afgelegde voertuigkilometersvan het wegverkeer (excl. (brom)fietsen), van 1995 tot 2008, index: 1995 = 100.14013012011010090807060501995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008Letselongevallen Doden Zwaargewonden Voertuigkilometer wegverkeerBron: ADSEI, FOD MV.Vlaams GewestIn 2008 is het aantal letselongevallen terug gedaald tot31.341. Er vielen zowel minder lichtgewonden (-2,4%),als minder zwaargewonden (-2%) en doden (-6,3%) tenopzichte van 2007. In 2008 vielen er 495 verkeersdoden te<strong>be</strong>treuren op de Vlaamse wegen. Sinds 1995 is het aantaldoden met bijna 36% afgenomen en het aantal zwaargewondenmet 44%.Het aantal letselongevallen blijft de jongste jaren ongeveerstabiel, hoewel het aantal voertuigkilometers alsmaartoeneemt. Minder dan 10% van de ongevallen ge<strong>be</strong>urtop autosnelwegen. Ongeveer de helft van de ongevallenge<strong>be</strong>urt binnen de <strong>be</strong>bouwde kom maar de ongevallenzijn minder ernstig dan deze buiten de <strong>be</strong>bouwde kom.25,5% van de verkeersdoden en 37% van de zwaargewondenvalt binnen de <strong>be</strong>bouwde kom. 68% van de dodelijkeslachtoffers valt buiten de <strong>be</strong>bouwde kom.Uit cijfers over letselrisico’s blijkt dat fietsen ongeveer3 keer gevaarlijker is dan autorijden. Het promoten vandeze modus moet dan ook gepaard gaan met het ver<strong>be</strong>terenvan de verkeersveiligheid en de infrastructuur. HetVlaams Totaalplan Fiets wil enerzijds het fietsgebruik<strong>be</strong>vorderen en anderzijds de verkeersveiligheid voorfietsers vergroten. Het aandeel van de fietsverplaatsingenin het aantal verplaatsingen moet stijgen van 15%in 2000 tot 19% in <strong>2010</strong>. Het aantal dode en zwaargewondefietsslachtoffers moet tussen 2000 en <strong>2010</strong> met dehelft afnemen. In de jaren negentig is het aantal dode enzwaargewonde fietsslachtoffers sterk gedaald. Het aantallichtgewonde fietsslachtoffers is in het <strong>be</strong>gin van dezeeeuw wel zeer sterk toegenomen. In 2007 vielen er 895dode en zwaargewonde fietsslachtoffers.Het Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong>, het Vlaamse Verkeersveiligheidsplanen het Pact 2020 <strong>be</strong>schrijven verkeersveiligheidsdoelstellingentegen <strong>2010</strong>, 2015 en 2020. Voor hetaantal verkeersdoden en zwaargewonden haalt <strong>Vlaanderen</strong>de <strong>be</strong>ste resultaten, maar de doelstellingen tegen <strong>2010</strong>zullen waarschijnlijk niet gehaald worden.5.37 FietsslachtoffersEvolutie van het aantal dode en zwaargewonde fietsslachtoffers,van 1991 tot 2008.1.8001.6001.4001.2001.0008006004002000Bron: ADSEI.Doelstelling <strong>2010</strong>199119921993199419951996199719981999200020012002200320042005200620072008337


5.38 Doelstellingen verkeersveiligheidEvolutie in het <strong>be</strong>reiken van de Vlaamse verkeersveiligheidsdoelstellingen, van 1999 tot 2008.Verkeersveiligheidsdoelstellingen<strong>Vlaanderen</strong>*: cijfer 2007.Bron: ADSEI, MOW.1999 2008 Doelstelling<strong>2010</strong>% doelstelling<strong>be</strong>reikt in 2008Doelstelling2015% doelstelling<strong>be</strong>reikt in 2008Doelstelling2020% doelstelling<strong>be</strong>reikt in 2008Doden en dodelijk gewonden 806 495 375 72,2 250 55,9 200 51,3Zwaar gewonden 6.714 4.418 3.250 66,3 2.000 48,7 1.500 44,0Doden en dodelijk gewonden 133 *89,3 55 *56,0onder 26 jaar per miljoenjongeren onder 26 jaarLichtgewonden per 100 miljoenvoertuigkilometer76,3 65,6 57 55,55.39 Onaangepaste snelheidAandeel van de <strong>be</strong>volking dat helemaal wel of eerder wel onaangepaste snelheid als een probleem in de buurt ervaart, van1998 tot 2008, in %.807060504030<strong>2010</strong>0Turnhout Leuven Oostende Hasselt Kortrijk Antwerpen Genk Aalst <strong>Vlaanderen</strong> Gent Sint-Niklaas Brugge Mechelen Roeselare1998 2000 2002 2004 2006 2008Bron: stadsmonitor, Federale Veiligheidsmonitor.5.40 Agressief verkeersgedragAandeel van de <strong>be</strong>volking dat helemaal eens of eerder wel eens is dat agressief verkeersgedrag als een probleem in de buurtwordt ervaren, van 2004 tot 2008, in %.60504030<strong>2010</strong>0Hasselt Kortrijk Roeselare Brugge <strong>Vlaanderen</strong> Turnhout Leuven Oostende Genk Aalst Gent Sint-Niklaas Antwerpen Mechelen2004 2006 2008Bron: Federale veiligheidsmonitor.338vrind <strong>2010</strong>


Slimme draaischijf van EuropaNaast de objectieve verkeersongevallencijfers is er ookeen subjectief aspect van de verkeersveiligheid. Dit wordtgemeten door enquêtes bij burgers. 61% van de Vlamingenervoer onaangepaste snelheid als een buurtprobleemin 2008. In alle centrumsteden <strong>be</strong>droeg dit aandeel minstens50%. Er is een gevoelige daling van dit probleemopgetreden tussen 1998 en 2006 maar de <strong>be</strong>vraging in2008 geeft terug een opvallende stijging. Een ander buurtprobleemis agressief verkeersgedrag. 32% van de Vlamingenervoer dit als een probleem in de buurt in 2008.In Sint-Niklaas, Antwerpen en Mechelen ervoer minstens40% van de respondenten dit als een probleem. In allecentrumsteden nam het agressief verkeersgedrag wel aftussen 2004 en 2008.Europese UnieTegen 2020 moet <strong>Vlaanderen</strong> een van de <strong>be</strong>ste Europeseregio’s zijn op het gebied van verkeersveiligheid, zoweluitgedrukt in functie van het aantal doden en zwaargewondeverkeersslachtoffers als per miljoen afgelegde kilometersen per miljoen inwoners.In vergelijking met de Europese economische topregio’sscoort <strong>Vlaanderen</strong> niet bijster goed. Enkel de Italiaanseregio Bolzano-Bozen had in 2007 nog meer dodelijke verkeersslachtoffersper miljoen inwoners. Wat de evolutievan het aantal dodelijke slachtoffers per miljoen inwoners<strong>be</strong>treft, doet <strong>Vlaanderen</strong> het wel goed met een daling van45% tussen 2000 en 2008.In de EU27 vielen 78 verkeersdoden per miljoen inwonersin 2008. <strong>Vlaanderen</strong> <strong>be</strong>vindt zich met een score van 80,6dicht bij het EU-gemiddelde. In verhouding tot het aantalpersonenkilometer en het aantal personenwagens scoorthet Vlaamse Gewest net onder het EU-gemiddelde.5.41 Verkeersveiligheid regio’sEvolutie van het aantal verkeersdoden per miljoen inwoners,van 2000 tot 2008.2502001501005002000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008Baden-Württem<strong>be</strong>rgBayernHessenSouthern and EasternPais VascoComunidad Foral de NavarraProvincia Autonoma Bolzano-BozenWest-NederlandOstösterreichVlaams GewestOpmerking: de gemiddelde <strong>be</strong>volking van het Vlaamse Gewest in 2008 isgelijk aan die van 2007.Bron: EC DG TREN, ADSEI, <strong>be</strong>werking SVR.5.42 Verkeersveiligheid lidstatenAantal verkeersdoden per miljoen inwoners in 2008, Europese lidstaten.1601401<strong>2010</strong>0806040200Brussels GewestMaltaNederlandVerenigd KoninkrijkZwedenDuitslandIerlandEU15FinlandSpanjeFrankrijkLuxemburgDenemarkenEU27ItaliëVlaams GewestOostenrijkPortugalBelgiëEstlandHongarijeCyprusSlovakijeTsjechiëSloveniëWaals GewestGriekenlandBulgarijeLetlandRoemeniëPolenLitouwenOpmerking: de <strong>be</strong>volkingsgegevens (gemiddelde <strong>be</strong>volking) van België komen van DG TREN, de <strong>be</strong>volkingsgegevens voor de gewesten zijn dezelfde als die van 2007.Bron: EC DG TREN, ADSEI, <strong>be</strong>werking SVR.339


Milieuvriendelijke mobiliteitDe overheid wil de impact van de vervoerssector op mensen milieu <strong>be</strong>perken. Zowel de verkeersinfrastructuur alshet gebruik van gemotoriseerde vervoermiddelen zettende kwaliteit van het verblijven onder druk. Luchtverontreinigingen gezondheidseffecten, geluid en trillingen,geurhinder en gebrekkige <strong>be</strong>levingswaarde komen overhet hele grondgebied voor. Ook moeilijk oversteekbareplaatsen, parkeeroverlast en het gebrek aan ruimte voorvoetgangers komen in mindere of meerdere mate voor.De steeds groeiende vraag naar mobiliteit moet gecombineerdworden met aandacht voor het leefmilieu, zonderde sociale en economische functie van mobiliteit te ondermijnen.In deze context zijn de huidige transportsystemenniet milieuduurzaam: de emissies liggen te hoog, de fossielebrandstoffen zijn niet onuitputtelijk en de biodiversiteitstaat onder druk door een verregaande versnipperingvan het landschap.In een eerste deel ligt de focus op geluidshinder van hetverkeer. In het tweede deel ligt de nadruk op de milieuimpactvan mobiliteit, met aandacht voor het energieverbruik,de aan het verkeer gelinkte emissies en de ecoefficiëntievan de transportmiddelen.GeluidshinderGeluid in het algemeen en verkeersgeluid in het bijzonderworden ervaren als één van de <strong>be</strong>langrijkste vormenvan hinder. Het Pact 2020 stelt dat tegen 2020 het aantalpotentieel ernstig gehinderden door geluidsoverlast vanverkeer moet afnemen met 15%. Momenteel kan dezedoelstelling enkel <strong>be</strong>naderend opgevolgd worden aan dehand van een andere indicator, namelijk het aandeel vande <strong>be</strong>volking dat overdag wordt blootgesteld aan geluidsdrukniveausvan meer dan 65 dB (A). In 2007 <strong>be</strong>droeg dataantal 33%.5.43 Geluidshinder van verkeerAandeel van de <strong>be</strong>volking dat overdag wordt blootgesteldaan wegverkeersgeluid > 65 dB(A) ter hoogte van de gevelvan de woning, van 1996 tot 2007, in %.35343332313029281996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005* 2006 2007Opmerking: *: de trendbreuk in 2005 is het gevolg van wijzigingen in hetverkeersmodel.Bron: VMM-MIRA.27,6% van de Vlamingen ervaart geluidsoverlast doorhet verkeer als een buurtprobleem in 2008. Dit aandeel isstabiel gebleven sinds 2004. In grote stedelijke gebiedenzoals Antwerpen, Gent en Mechelen wordt verkeerslawaaiveel meer als een buurtprobleem ervaren dan in dekleinere stedelijke gebieden.Milieu-impactHet verkeer verbruikte in 2008 188,6 PJ energie of bijna12% van het Bruto Binnenlands Energieverbruik. Tenopzichte van 1990 nam het energieverbruik van de transportsectormet 12,5% toe. Het energieverbruik wordtvoor 95% verklaard door het wegvervoer. De groottevan het wagenpark, maar ook de eigenschappen (brandstoftype,cilinderinhoud, gewicht e.d.) <strong>be</strong>ïnvloeden hetenergieverbruik. Sinds 1990 is het aantal dieselwagensbijna verdrievoudigd. In 2009 <strong>be</strong>stond bijna 60% van hetpersonenwagenpark uit dieselvoertuigen. Het aantal <strong>be</strong>nzine-en LPG-voertuigen neemt verder af.5.44 Geluid als buurtprobleemAandeel van de <strong>be</strong>volking dat het helemaal eens of eerder wel eens is dat geluidsoverlast door het verkeer als buurtprobleemwordt ervaren, van 2004 tot 2008, in %.454035302520151050RoeselareTurnhoutBrugge2004 2006 2008Genk<strong>Vlaanderen</strong>LeuvenAalstKortrijkHasseltSint-NiklaasOostendeGentAntwerpenMechelenBron: Federale Veiligheidsmonitor.340vrind <strong>2010</strong>


Slimme draaischijf van Europa5.45 Energieverbruik verkeerEvolutie van het energieverbruik door het verkeer, van 1990 tot 2008, index 1990 = 100. *: voorlopig cijfer.1601401<strong>2010</strong>08060402001990 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008*Bron: Energiebalans, VITO.Wegvervoer Spoorvervoer Luchtvaart ScheepvaartDe CO 2-emissies van het wegverkeer zijn tussen 1990 en2008 met 12% gestegen. De Europese Commissie slooteen vrijwillige overeenkomst af met de Europese, Japanseen Koreaanse automobielsector (ACEA, JAMA, KAMA)om tegen 2008 (2009 voor deze laatste twee) de CO 2-emissies van nieuw verkochte personenwagens te latendalen tot 140 g/km. De doelstelling werd niet gehaald. In2008 <strong>be</strong>droeg de gemiddelde CO 2-uitstoot van de nieuwverkochte personenwagens in België nog 148 g/km.De Europese Commissie heeft een voorstel tot verordeningaangenomen om de CO 2-emissies door nieuwepersonenwagens te verlagen tot gemiddeld 130 g/km in2012-2015 en 95 g/km in 2020. VITO <strong>be</strong>rekende voor allenieuw verkochte personenwagens (ook niet-Europese)een CO 2-uitstoot van 147,9 g/km.Naast het ontwikkelen en ondersteunen van zuinige enmilieuvriendelijke voertuigen kan ook ingezet worden opmilieuvriendelijke brandstoffen. Het aandeel biobrandstoffenten opzichte van de totale hoeveelheid transportbrandstoffenvoor wegvervoer in <strong>Vlaanderen</strong> <strong>be</strong>droegslechts 1,2% in 2008. In absolute cijfers uitgedrukt <strong>be</strong>tekentdit dat er in <strong>Vlaanderen</strong> 2.179 PJ biobrandstof verbruiktwerd in 2008. Volgens het klimaatplan van de EuropeseCommissie moet het aandeel hernieuwbare energie voorhet verbruik in de transportsector in België tegen 20<strong>2010</strong>% <strong>be</strong>dragen. Onder hernieuwbare energie valt naastbiobrandstof ook elektrische energie en waterstofgas, voorzover deze uit hernieuwbare bronnen gewonnen worden.5.47 CO 2-uitstootEvolutie van de CO 2-uitstoot van nieuw verkochte wagens inBelgië, van 1993 tot 2008, in g/km.5.46 Personenwagens naar brandstofEvolutie van het aantal personenwagens, naar brandstoftype,van 1990 tot 2009.2001802.000.0001.800.0001.600.0001.400.00050.00045.00040.00035.000160140Verbintenis A CEA 20081.200.00030.0001.000.000800.000600.000400.00025.00020.00015.00010.0001<strong>2010</strong>0Doelstelling 2012-2015Doelstelling 2020200.0005.00001990 1995 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 20090801993199419951996199719981999200020012002200320042005200620072008Benzine (linkeras)LPG (rechteras)Diesel (linkeras)CO 2-uitstoot (A CEA)CO 2-uitstoot (VITO)Bron: ADSEI.Bron: VMM-MIRA, ACEA.341


5.48 Eco-efficiëntie personenvervoerEvolutie van de eco-efficiëntie van het personenvervoer, van2000 tot 2007, index 2000=100. Opmerking: *: voorlopigecijfers.12011010090807060502000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007*Bron: VMM-MIRA.5.49 Eco-efficiëntie goederenvervoerEvolutie van de eco-efficiëntie van het goederenvervoer, index2000=100, van 2000 tot 2007. Opmerking: *: voorlopigecijfers.1401301201101009080706050Bron: VMM-MIRA.BBPBevolkingEnergiegebruikOzonprecursorenBBPBroeikasgassenVerzurende emissiesPM2,5 (uitlaat)PersonenkilometersBroeikasgassenVerzurende emissiesPM2,5 (uitlaat)2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007*TonkilometersEnergieverbruikOzonprecursorenDe broeikasgasemissies, uitgestoten door de totaletransportsector, <strong>be</strong>droegen in 2008 16.524 kton CO 2-equivalenten. Het MINA-plan 3+ stelt tegen <strong>2010</strong> eenuitstoot voorop van maximaal 15.300 kton. Het verkeerlevert een <strong>be</strong>langrijke bijdrage aan de totale broeikasgasemissies.Het aandeel van de transportsector <strong>be</strong>droeg in2008 ruim 20%. In de EU15 <strong>be</strong>droeg het aandeel van detransportsector in 2007 zelfs 21,3%. De broeikasgasemissiesvan het verkeer blijven toenemen. De Kyotodoelstellinglegt <strong>Vlaanderen</strong> op om tegen 2008-2012 5,2% minderbroeikasgassen uit te stoten ten opzichte van 1990. Detransportsector heeft een <strong>be</strong>langrijke uitdaging om zijnsteentje als sector hiertoe bij te dragen.De eco-efficiëntie van de transportsector vergelijkt demilieudruk van de sector (emissies en brongebruik) metde activiteiten (personen- en tonkilometers). Er is eenabsolute ontkoppeling als de milieudruk daalt terwijl deactiviteiten toenemen. Relatieve ontkoppeling treedt opals de milieudruk minder sterk stijgt dan de activiteiten.In tegenstelling tot het energieverbruik bij het personenvervoer(wegverkeer en spoor) bleef het energieverbruikdoor het goederenvervoer (weg, spoor en binnenvaart)stijgen na 2000. De broeikasgasemissies volgden dietrend. Voor het goederenvervoer resulteerde dat in eenrelatieve ontkoppeling tussen de transportstromen enerzijdsen het energieverbruik en de broeikasgasemissiesanderzijds. Bij het personenvervoer is er sprake van eenabsolute ontkoppeling.De daling van het energiegebruik en de broeikasgasemissiesbij het personenverkeer is te danken aan deverdieselijking van het wagenpark en de verhoogde <strong>be</strong>schikbaarheiden aankoop van zuinigere wagens. Voor deverzurende emissies en de emissies van ozonprecursorenen PM2,5 is er zowel bij het personen- als bij het goederenvervoereen absolute ontkoppeling met de activiteitsindicator.Dit is het resultaat van het verstrengen vande Europese emissienormen voor nieuwe voertuigen enbrandstoffen.De ecoscore laat toe om de milieuprestaties van eenvoertuig in te schatten door rekening te houden met de<strong>be</strong>langrijkste milieu-impacten (emissies van broeikasgassen,fijn stof, stikstofoxiden en geluidsproductie, …) diehet voertuig veroorzaakt. De ecoscore gaat van 0 tot 100.Een voertuig met een ecoscore lager dan 50 kan als zeermilieuonvriendelijk worden <strong>be</strong>schouwd. Voertuigen meteen ecoscore van meer dan 70 zijn dan weer milieuvriendelijkewagens.Recentere voertuigen zijn milieuvriendelijker dan oudere.Dat is te danken aan de opeenvolgende strengere Europesenormen (euro-normen) voor uitlaatemissies. In 2008<strong>be</strong>droeg de gemiddelde ecoscore voor het totale personenwagenparkop <strong>be</strong>nzine 57. Voor het totale personenwagenparkop diesel <strong>be</strong>droeg de ecoscore 51. De nieuwingeschreven personenwagens op <strong>be</strong>nzine <strong>be</strong>haalden eengemiddelde ecoscore van 66, dieselvoertuigen haaldeneen gemiddelde ecoscore van 62. Voertuigen op LPG en342vrind <strong>2010</strong>


Slimme draaischijf van Europa5.50 Ecoscore personenwagenparkEcoscore van personenvoertuigen met verschillende aandrijflijn en ouderdom en dezelfde cilinderinhoud, van voor 1992 tot 2008.10090807060504030<strong>2010</strong>0< 07/1992 Jul-92 Jan-96 Jan-00 Jan-05 2006 2007 2008 2007 2008Pre Euro Euro 1 Euro 2 Euro 3 Euro 4 nieuw ingeschreven voertuigen totaal parkBenzine Diesel LPG Aardgas Hybride ElektrischOpmerking: de euronormen zijn emissiestandaarden waaraan alle nieuwe wagens vanaf een <strong>be</strong>paalde datum moeten voldoen (vb. Euro 4 vanaf 1 januari 2005).Bron: VMM-MIRA, VITO, VUB.aardgas scoorden nog <strong>be</strong>ter met een gemiddelde ecoscorevan respectievelijk 70 en 74.De Vlaamse overheid wil het voor<strong>be</strong>eld geven door heteigen wagenpark gefaseerd te vervangen door milieuvriendelijkevoertuigen. Voor ruim 60% van de voertuigvlootdie eind 2008 onder het toepassingsgebied van hetactieplan ‘Milieuzorg in het voertuigenpark van de Vlaamseoverheid’ valt, kon de ecoscore <strong>be</strong>rekend worden. Degemiddelde ecoscore van de dieselvoertuigen <strong>be</strong>draagt54. Voor de <strong>be</strong>nzinevoertuigen <strong>be</strong>draagt de ecoscore 63.343


Voor meer informatiePublicaties en websitesEuropean Commission, Directorate-General for Energyand Transport, Energy and Transport in figures <strong>2010</strong>,Transport part.Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Ontwerp Mobiliteitsplan<strong>Vlaanderen</strong>, juni 2001.Aernouts, K., Jespers, K., Energiebalans <strong>Vlaanderen</strong> 2008:voorlopige schatting, VITO, juli 2009.K. Jespers, E. Cornelis, K. Aernouts, N. Renders, S. Vangeel,Inventaris duurzame energie in <strong>Vlaanderen</strong>,2008, VITO, okto<strong>be</strong>r 2009.Anoniem (2009). Lozingen in de lucht 1990-2008. VlaamseMilieumaatschappij, Erembodegem.Beleidsnota Mobiliteit en Openbare Werken 2009-2014,Vlaams minister Hilde Crevits, okto<strong>be</strong>r 2009, VlaamsParlement.De Vlaamse Regering 2009-2014. Een daadkrachtig <strong>Vlaanderen</strong>in <strong>be</strong>slissende tijden. Voor een vernieuwende,duurzame en warme samenleving.Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Actualisatie Milieu<strong>be</strong>leidsplan2003-2007 voor de periode 2008-<strong>2010</strong>.Studiedienst van de Vlaamse Regering, Pact 2020. Kernindicatoren.Nulmeting <strong>2010</strong>. D/<strong>2010</strong>/3241/120.Vlaamse Overheid, Departement Mobiliteit en OpenbareWerken, Verkeersveiligheidsplan <strong>Vlaanderen</strong>, 2008.Vlaamse Overheid, Departement Mobiliteit en OpenbareWerken, Ontwerp Vlaams Totaalplan Fiets, 2002.Nulmeting en ontwikkeling van een opvolgsysteem voorindicatoren voor een vlootanalyse in het kader vanhet actieplan 2007-<strong>2010</strong> ‘Milieuzorg in het voertuigenparkvan de Vlaamse overheid’, okto<strong>be</strong>r 2009.D. Janssens, E. Moons, E. Nuyts, G. Wets, Onderzoek Verplaatsingsgedrag<strong>Vlaanderen</strong> 3 (2007-2008), Instituutvoor mobiliteit, septem<strong>be</strong>r 2009.Vandenbulcke G., Steen<strong>be</strong>rghen T. en Thomas I., 2007.Accessibility indicators to places and transport. FinalReport of Research Contracts:AP/10/02A (SPP Politique Scientifique), AP/01/02B (SPPPolitique Scientifique),Accessibility indicators (SPF Mobilité et Transports)Pauwels, T., « Modellering van het goederenvervoer inBelgië”, 2007.Langneaux, F., Nationale Bank van België, “Economicimportance of Belgian Transport Logistics”, workingpaper 125, 2008.Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie:http://stat<strong>be</strong>l.fgov.<strong>be</strong>/nl/statistieken/cijfers/index.jspEurostat: http://epp.eurostat.ec.europa.eu/portal/page/portal/eurostat/homeBelgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid (BIVV):http://www.bivv.<strong>be</strong>/index.jspEuropese Commissie, themasite “Transport”:http://ec.europa.eu/transport/index_en.htmMobiel <strong>Vlaanderen</strong>:http://www.mobielvlaanderen.<strong>be</strong>/index.phpFederale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer:http://www.mobilit.fgov.<strong>be</strong>/nl/index.htmVlaams Verkeerscentrum: http://www.verkeerscentrum.<strong>be</strong>/verkeersinfo/startpaginaFebiac: http://www.febiac.<strong>be</strong>/public/home.aspxMilieu- en natuurrapport (MIRA):http://www.milieurapport.<strong>be</strong>Agentschap Wegen en Verkeer (AWV):http://www.wegen.vlaanderen.<strong>be</strong>De Lijn: http://www.delijn.<strong>be</strong>EUROGAS: http://www.eurogas.orgHaven Antwerpen: http://www.portofantwerp.<strong>be</strong>Haven Gent: http://www.havengent.<strong>be</strong>Haven Oostende: http://www.portofoostende.<strong>be</strong>Haven Zeebrugge: http://www.zeebruggeport.<strong>be</strong>Luchthaven Deurne: http://www.antwerpairport.<strong>be</strong>Luchthaven Oostende: http://www.ost.aeroLuchthaven Zaventem: http://www.brusselsairport.<strong>be</strong>Luchthaven Wevelgem: http://www.kortrijkairport.<strong>be</strong>NMBS: http://www.b-rail.<strong>be</strong>/corp/NPromotie Binnenvaart <strong>Vlaanderen</strong>:http://www.binnenvaart.<strong>be</strong>SERV - Vlaamse Havencommissie:http://www.vlaamsehavencommissie.<strong>be</strong>/SERV – Luchthavencommissie:http://www.luchthavencommissie.<strong>be</strong>/BIVV, Observatorium voor de verkeersveiligheidhttp://bivvweb.ipower.<strong>be</strong>/observ/observatorium_nl.htmStadsmonitor: http://www.thuisindestad.<strong>be</strong>EMIS, Energie- en milieu-informatiesysteem voor hetVlaams Gewest: http://www.emis.vito.<strong>be</strong>/344vrind <strong>2010</strong>


Slimme draaischijf van EuropaDefinitiesBereikbaarheid De mate waarin een <strong>be</strong>paalde <strong>be</strong>stemmingtegen een specifieke weerstand (tijd/kosten)vanuit verschillende potentiële herkomstgebiedenkan <strong>be</strong>reikt worden.Beweging op de luchthaven Elke landing of opstijgingvan een vliegtuig is een <strong>be</strong>weging. Lokale vluchtenworden dub<strong>be</strong>l geteld.Bruto Binnenlands Energieverbruik Primair energieverbruik,verminderd met de internationale scheepvaart-en luchtvaartbunkers.Biodiversiteit Variabiliteit onder levende organismenvan allerlei herkomst, met in<strong>be</strong>grip van o.a. terrestrische,mariene en andere aquatische ecosystemen ende ecologische complexen, waarvan zij deel uitmaken.Dit omvat de diversiteit binnen soorten, tussensoorten en van ecosystemen.Ozonprecursor Voorloperstof, stof waaruit ozon ontstaatdoor inwerking van zonlicht. Stikstofoxiden enniet-methaan vluchtige organische stoffen (NMVOS)zijn de <strong>be</strong>langrijkste ozonprecursoren.dB (A) De eenheid waarin de sterkte van het geluid inverreweg de meeste gevallen wordt weergegeven. DedB(A) heeft namelijk een direct verband met de menselijkewaarneming. De reden dat de dB(A) in plaatsvan een gewone deci<strong>be</strong>l bij geluidmetingen en geluid<strong>be</strong>rekeningenwordt toegepast heeft te maken metde gevoeligheid van het (menselijk) oor, die voor deverschillende frequenties van het geluid niet gelijk is.Economische knooppunten Een economisch knooppuntis een gebied met een hoog aandeel aan werkgelegenheid.De economische knooppunten vormensamen met de poorten de <strong>be</strong>staande ruimtelijkeconomischestructuur van <strong>Vlaanderen</strong>. Het zijn deplaatsen waar het wenselijk is economische activiteitente concentreren. Economisch knooppunt is alduseen <strong>be</strong>leidsmatig <strong>be</strong>grip.Motoriseringgraad Aantal personenwagens per 1.000inwonersVerkeersslachtoffers• Doden 30 dagen Elke persoon die overlijdt binnende dertig dagen na het ongeval.• Ernstig gewonden Elke persoon die in een verkeersongevalgewond wordt en waarbij een opnamevan meer dan 24 uur in een ziekenhuis noodzakelijk is.• Lichtgewonden Elke persoon die in een verkeersongevalgewond wordt en op wie de <strong>be</strong>paling vandodelijk of ernstig gewond niet van toepassing is.Verliesuren Het verschil tussen de werkelijke op de weggepresteerde trajecttijd en de tijd die in normaleomstandigheden (bij normale kruissnelheid) hiervoornodig was geweest. Enkel de periode tussen 6u en22u wordt in rekening gebracht. Op het autosnelwegennetgeldt voor een verliesuur de voorwaarde datde gemiddelde snelheid minder dan 95 km per uurmoet <strong>be</strong>dragen.345


346vrind <strong>2010</strong>


een slagkrachtige overheid6EENslagkrachtigeoverheid‘Goed overheids<strong>be</strong>stuur is een kritische varia<strong>be</strong>le vooreen duurzame ontwikkeling van de economische welvaarten van het sociale en ecologische welzijn’, aldus hetVlaamse regeerakkoord. Van de overheden in <strong>Vlaanderen</strong>wordt verwacht dat ze doeltreffend en efficiënt functionerenom een slagkrachtige hefboom te vormen voor hetregerings<strong>be</strong>leid gericht op een sociaal, ondernemend,innovatief en duurzaam <strong>Vlaanderen</strong>. Samenwerking enpartnerschap tussen de verschillende overheidsniveausmoet hiertoe bijdragen en dit ten dienste van de burgersen de <strong>be</strong>drijven.Vlaamse overheidEen performante overheid vormt een sterke schakel in hetscheppen van toegevoegde economische en maatschappelijkewaarde. In de huidige economische context is hetwerken aan een meer performante en kwalitatieve dienstverleningmeer dan ooit een prioriteit. Daarvoor zijn ineerste instantie gezonde overheidsfinanciën noodzakelijk.De economische en financiële crisis speelt ook de Vlaamseoverheid parten: de ontvangsten dalen en de uitgavenstijgen. Dit brengt mee dat de Vlaamse schuld in 2009 isopgelopen tot 7 miljard euro. Dit laatste heeft grotendeelste maken met een forse toename van kredietverleningenen deelnemingen in het kader van de reddingsoperatiesvan financiële instellingen. De financiële situatie nooptede Vlaamse overheid er toe de pas ingestelde jobkortingterug te schroeven en ze te reserveren voor de lagereinkomensgroepen.Op korte termijn wil de Vlaamse overheid de openbarefinanciën gezond maken. In 2011 moet er opnieuw een <strong>be</strong>grotingsevenwicht<strong>be</strong>reikt worden. De komende jaren zullende uitgaven streng onder controle worden gehouden.Met <strong>be</strong>trekking tot het overheidspersoneel is het motto‘Meer doen met minder!’. In het regeerakkoord staat dathet aantal ambtenaren niet meer mag stijgen. Het aantalvoltijdse banen bij de Vlaamse overheid is in 2009 niettoegenomen. Wel wordt er veel meer deeltijds gewerkt.De Vlaamse overheid wil een voor<strong>be</strong>eldfunctie vervullenop het vlak van gelijke kansen en diversiteit. Vrouwenstoten meer door naar topfuncties (25%) maar trappelenter plaatse in het middenkader (26%). Het aantal personeelsledenvan allochtone afkomst (2%) neemt toe. Hetvooropgezette aandeel van 4% tegen 2015 is haalbaar. De4,5% tegen 2015 voor personen met een ar<strong>be</strong>idshandicap(1,1%) lijkt moeilijker haalbaar. De Vlaamse overheidstevent de komende jaren af op een sterke uitstroom vanpersoneel. Bij ongewijzigd <strong>be</strong>leid stroomt de komende 15jaar ongeveer 45% van het personeel uit.De Vlaamse overheid zet sinds jaren fors in op overheidscommunicatie.Campagnes, infolijnen, e-gov en klachten<strong>be</strong>handelingmoeten er voor zorgen dat haar klanten hunweg vinden en goed geholpen worden tegen minimaleinspanning. Velen doen daarvoor <strong>be</strong>roep op de Vlaamseinfolijn die haar contacten jaarlijks fors ziet toenemen(1,7 miljoen in 2009). E-government wordt stelselmatiguitgebreid en de overheid zorgt via het koppelen vanauthentieke gegevensbronnen dat burgers en <strong>be</strong>drijvensteeds minder lastig gevallen worden en steeds meerdiensten online aangeboden krijgen. Voor wie niet tevredenis of zich onterecht <strong>be</strong>handeld voelt, is zowel een eerstelijns-(niveau instelling) als een tweedelijnsklachten<strong>be</strong>handeling(niveau Ombudsdienst) uitgebouwd. Op hetdomein wonen na, zijn de ontvankelijke eerstelijnsklachtengedaald. De vaakst geschonden ombudsnormen zijnde redelijke <strong>be</strong>handeltermijn en doeltreffende informatieverstrekking.voorwoord 347


De Vlaamse regelgeving wordt reeds een aantal jaren opzijn kwaliteit <strong>be</strong>oordeeld. Jaarlijks wordt een ver<strong>be</strong>teringvastgesteld. Er wordt ook naar administratieve lastenverlaginggestreefd. In 2008 was dit niet gelukt, in 2009 realiseertmen een daling van 1 miljoen euro.Alle inspanningen ten spijt, vindt bijna de helft van de <strong>be</strong>volkingdat overheden te weinig informatie geven, zekerover genomen <strong>be</strong>slissingen. 3 op 5 vindt de informatie dieze krijgt te ingewikkeld. Er is wel tevredenheid over dekwaliteit van de overheidsinformatie en 43% geeft aan datde overheidsdiensten klantvriendelijk zijn. 16% is het daarniet of helemaal niet mee eens.Deze klantvriendelijkheid heeft blijkbaar een effect op hetvertrouwen in overheden. Wie contact heeft gehad meteen overheid, is minder wantrouwend.Lokale <strong>be</strong>sturenLokale en provinciale <strong>be</strong>sturenDe stijging van de gemeenteontvangsten is in 2008 totstilstand gekomen. In de vorige <strong>be</strong>stuursperiode 2001-2006 stegen de ontvangsten jaarlijks met 5%.In de groot- en centrumsteden liggen de uitgaven duidelijkhoger. Dat houdt verband met het feit dat de stedenniet alleen voor de stedelingen zelf functies verzorgen,maar voor iedereen die in de steden komt werken, winkelenen zich ontspannen. Via fondsen vanuit de Vlaamseoverheid worden deze extra uitgaven deels gecompenseerd.Hierdoor zijn de <strong>be</strong>lastingen in de steden slechts<strong>be</strong>perkt hoger dan in de andere gemeenten en steden.De uitgaven (gewone dienst) groeiden in 2008 sneller danin 2007. De meeste uitgaven gaan in de gewone dienstnaar welzijn, cultuur, jeugd en sport en onderwijs. In debuitengewone dienst zijn de <strong>be</strong>langrijksteuitgavendomeinen verkeer en waterstaaten cultuur, jeugd en sport.Gemeenteschuldper inwonerBegrotingssaldo per inwoner(gewone dienst)Gemeenteontvangsten per inwoner250200150100Grootsteden Centrumsteden Vlaams Gewest=100500Gemeente<strong>be</strong>lastingenper inwonerGemeente-uitgavenper inwoner (gewone dienst)Sinds 2007 neemt het overschot op degewone dienst af. De positieve tendenstijdens de vorige legislatuur (2001-2006)is doorbroken. In 2008 <strong>be</strong>droeg het overschotnog 70 euro per inwoner.Globaal neemt het aantal voltijdse <strong>be</strong>trekkingenbij de lokale en provinciale<strong>be</strong>sturen af. Deze verdwijnen vooral bijde gemeente<strong>be</strong>sturen terwijl het aantalpersoneelsleden bij de politiezones en bijde autonome gemeente- en provincie<strong>be</strong>drijventoeneemt. Opvallend bij de lokale<strong>be</strong>sturen zijn de verdere afname van destatutaire tewerkstelling en de nakendepensioneringsgolf.Internationaal <strong>Vlaanderen</strong><strong>Vlaanderen</strong> is een open regio met een sterke interactietussen binnenlands <strong>be</strong>leid en Europese en internationaleontwikkelingen. De Vlaamse overheid wil verder investerenin een goede opvolging van het EU-<strong>be</strong>leid en de regelgeving.Er wordt gestreefd naar een <strong>be</strong>tere en snellereomzetting en correcte toepassing van de EU-regelgeving.In april <strong>2010</strong> is de Vlaamse overheid partij in 27 inbreukdossiers.<strong>Vlaanderen</strong> wil ook een solidaire regio zijn en de inspanningenvoor internationale armoede<strong>be</strong>strijding opdrijven.Anno 2009 komt de officiële ontwikkelingshulp (ODA) vande Vlaamse overheid op 49,5 miljoen euro. Dat is 14,2%meer dan in 2008 en meer dan de gemiddelde jaarlijksestijging die nodig is om een verdub<strong>be</strong>ling van de reële uitgaventegen 2020 waar te maken. Samen met de gemeentenen provincies komt de totale Vlaamse ODA op 3,1%van de Belgische officiële ontwikkelingshulp, wat nog eeneind verwijderd is van de 7%-doelstelling tegen 2020.348vrind <strong>2010</strong>


een slagkrachtige overheid6.1vlaamse overheidEen performante overheid vormt een sterke schakel in hetscheppen van toegevoegde economische en maatschappelijkewaarde. In de huidige economische context is hetwerken aan een meer performante en kwalitatieve dienstverleningmeer dan ooit een prioriteit. Een efficiënte eneffectieve overheid moet door haar werking een hefboomzijn voor het realiseren van het regerings<strong>be</strong>leid en mee<strong>Vlaanderen</strong> als topregio in Europa op de kaart helpenplaatsen. Zo’n overheid staat in de eerste plaats ten dienstevan de burgers en de <strong>be</strong>drijven.In dit hoofdstuk komen 4 aspecten van de slagkrachtigeen efficiënte overheid aan bod. Als eerste komen de financiënaan bod. Ondanks de gedaalde inkomsten en gestegenuitgaven als gevolg van de crisis, wil de regering datde financiën in de toekomst gezond blijven en in 2011opnieuw een <strong>be</strong>grotingsevenwicht <strong>be</strong>reiken. Dit <strong>be</strong>tekentdat in de komende jaren de uitgaven streng onder controlezullen worden gehouden. <strong>Vlaanderen</strong> zal niet langeroverschotten boeken om tekorten van andere federale enregionale overheden te compenseren. <strong>Vlaanderen</strong> streeftop termijn een structureel <strong>be</strong>grotingsevenwicht na, datwil zeggen een evenwicht, gezuiverd voor conjunctureleinvloeden. Dat <strong>be</strong>tekent dat er in slechtere tijden tekortenmogelijk zijn, zolang die gecompenseerd worden dooroverschotten in <strong>be</strong>tere tijden. Wat de ontvangsten <strong>be</strong>treft,is de manoeuvreerruimte <strong>be</strong>perkt, omdat het federaleniveau 80% van de inkomsten vastlegt, al kunnen de gewestenwel kortingen op de ontvangsten toekennen. DeVlaamse jobkorting is zo’n korting. De crisis verplicht<strong>Vlaanderen</strong> echter deze jobkorting te <strong>be</strong>perken. <strong>Vlaanderen</strong>zal deze voortaan richten op de lagere inkomensgroepen,de oorspronkelijke doelgroep.Het tweede thema is de Vlaamse administratie. Deze krijgtruimte om binnen de <strong>be</strong>staande kredieten aan optimalisatiete doen maar het totaal aantal ambtenaren zal nietmeer aangroeien. De overheid dient zo veel mogelijk demaatschappelijke diversiteit in haar diensten te weerspiegelen.Het derde thema dat <strong>be</strong>handeld wordt is de overheidscommunicatie.De overheidscommunicatie werd devoorbije jaren verder uitgebouwd. Via persvoorlichtingen multimediale campagnes informeert de overheid deburgers en <strong>be</strong>drijven over haar <strong>be</strong>leid. Deze campagnesworden echter weloverwogen ingeschakeld wegens hunhoge kostprijs. De burger moet ook, onafhankelijk vanhet loket waarop hij een <strong>be</strong>roep doet, identieke informatiekrijgen. Dit één-loketprincipe wordt gecoördineerddoor het Contactpunt Vlaamse Infolijn. Het Contactpuntbundelt actuele, uniforme informatie van verschillendeoverheden en stelt die ter <strong>be</strong>schikking via verschillendekanalen. De communicatie verloopt hierbij vraaggestuurden de toegang tot de informatie moet laagdrempelig zijn.Nieuwe technologieën bieden de mogelijkheid om deinformatie ook buiten de kantooruren toegankelijk te maken.Deze nieuwe technologieën mogen echter geen bronvan uitsluiting worden. Een digitale overheid is een meerefficiënte en effectieve overheid. Dit geldt voor de interne,maar ook voor de externe werking. Wel moet de overheider zich van <strong>be</strong>wust zijn dat nog niet iedereen toegangheeft tot internet en dat <strong>be</strong>paalde doelgroepen de vaardighedenontbreken om optimaal gebruik te maken vande digitale mogelijkheden. De overheid luistert ook naarklachten over haar werking. De Vlaamse Ombudsdienstdient daarbij als ultiem meldpunt. De Vlaamse overheidtracht doordacht te reguleren. Daarbij streeft ze naar duidelijkeregels die gegoten worden in zo eenvoudig mogelijkeprocedures, die waar mogelijk elektronisch kunnenafgewerkt worden. Het verlagen van de administratievelasten is een streefdoel.Het hoofdstuk eindigt met de mening van de burgers overde overheid. Samen met de <strong>be</strong>drijven zijn de burgers immersde grootste <strong>be</strong>langheb<strong>be</strong>nden bij een efficiënte enkwaliteitsvolle overheid.Financiën en <strong>be</strong>grotingDeze sectie <strong>be</strong>handelt achtereenvolgens de ontvangsten,uitgaven, het saldo (verschil van <strong>be</strong>ide) en de schuld vande Vlaamse overheid.In tegenstelling tot de voorgaande <strong>VRIND</strong>-edities vermeldtdeze uitgave de werkelijke ontvangsten of realisatiesin plaats van de <strong>be</strong>grotingcijfers.OntvangstenDe ontvangsten daalden in 2009 met 3% als gevolg vande crisis. De <strong>be</strong>schikbare middelen van de regionaleoverheden zijn sinds 2004 <strong>be</strong>langrijker dan die van defederale overheid en nemen als aandeel in de gezamenlijkeoverheidsinkomsten nog toe. Binnen de ontvangstenoverwegen de door het federale niveau vastgestelde per-vlaamse overheid 349


6.1 OntvangstenEvolutie van de algemene middelen, naar oorsprong, in realisaties,in miljoenen euro, van 2006 tot 2009.6.2 Ontvangsten gezamenlijke overheidOntvangsten van de Belgische overheden, naar niveau, van1998 tot 2009, in % totaal.25.00010020.00015.00010.0005.0008060402002006 2007 2008 20090199819992000200120022003200420052006200720082009Personen<strong>be</strong>lasting GewestPersonen<strong>be</strong>lasting GemeenschapBTW GemeenschapGewest<strong>be</strong>lastingenOverigeBron: Agentschap Centrale Accounting.FederaalLokale overhedenRegionale overhedenSociale zekerheidDe overdrachten vanwege andere Belgische overheden zijn hierin in<strong>be</strong>grepen.Anderzijds zijn de cijfers verminderd met de overdrachten naar andereBelgische overheden.Bron: INR.sonen<strong>be</strong>lasting en BTW, die samen 76% uitmaken van deVlaamse inkomsten. De gewest<strong>be</strong>lastingen, waarvoor degewesten vrijwel volledig <strong>be</strong>voegd zijn, heb<strong>be</strong>n een aandeelvan 19%.De Vlaamse <strong>be</strong>schikbare middelen <strong>be</strong>dragen 22,0 miljardeuro in 2009 of bijna 3.600 euro per inwoner van hetVlaamse Gewest. Dit is nominaal 3% minder dan in 2008.In 2009 <strong>be</strong>draagt het aandeel van de regio’s in de totaleoverheidsontvangsten 25%, dat van de federale overheid18%. Sinds 2004 is het aandeel van de regio’s hoger dandat van de federale overheid. Deze cijfers houden rekeningmet de ontvangsten die de ene overheidssector aande andere doorstort. Deze doorstortingen worden dantoegerekend aan de uiteindelijke <strong>be</strong>gunstigde. De crisisvalt bijzonder nadelig uit voor de federale overheid. Dieontvangt in 2009 liefst 15% minder dan in 2008. Voorde Vlaamse overheid daalden de <strong>be</strong>schikbare middelenslechts met 3%. Die zijn immers grotendeels vastgelegdin de Financieringwet (zie verder), die in <strong>be</strong>perkte materekening houdt met de conjunctuur bij de verdeling vande middelen. Vandaar dat het federale niveau minderoverhoudt bij het doorstorten van het veel stabielere deelvan de regio’s. Het federale aandeel in de totale inkomstengaat jaar na jaar achteruit, voor de regio’s geldt hetomgekeerde. Zo <strong>be</strong>droeg het federale aandeel in 2000 nog29%, het regionale 22%.Ook de aandelen van de lokale overheden en de socialezekerheid vertonen een stijgende trend. Beide worden totde gezamenlijke overheid gerekend en moeten als zodanighun bijdrage tot de gezondmaking van de openbarefinanciën leveren. In het totaal van de overheidsontvangstenneemt de sociale zekerheid de <strong>be</strong>langrijkste plaats in.Haar aandeel <strong>be</strong>draagt in 2009 43%. De lokale overhedenheb<strong>be</strong>n een aandeel van 15%.Gedeelde en samengevoegde <strong>be</strong>lastingen(personen<strong>be</strong>lasting en BTW)De doorstortingen van de personen<strong>be</strong>lasting (PB) en deBTW maken het gros van de regionale ontvangsten uit. In<strong>Vlaanderen</strong> daalden ze in 2009 met 2%. Ze zijn goed voor76% van de ontvangsten. PB en BTW zijn de zogenaamdegedeelde en samengevoegde <strong>be</strong>lastingen. Ondanksdit <strong>be</strong>lang zijn de regio’s nauwelijks <strong>be</strong>voegd om deze<strong>be</strong>lastingen aan te passen. De personen<strong>be</strong>lasting wordtgrotendeels verdeeld volgens de opbrengstaandelen in dePB van de gewesten. De BTW volgt een verdeelsleutel vanhet aantal leerlingen.Het federale niveau int deze <strong>be</strong>lastingen en stort ze gedeeltelijkdoor aan de gewesten (PB) en de gemeenschappen(PB en BTW). Het <strong>be</strong>paalt de <strong>be</strong>lastingtarieven enlegt in de Financieringswet vast welk gedeelte aan degewesten en gemeenschappen wordt doorgestort en hoedit onder de regio’s wordt verdeeld. Het is een bijzonderewet. Ze kan alleen worden gewijzigd door een meerderheidaan zowel Franstalige als Nederlandstalige kant,gecombineerd met een tweederdemeerderheid van allekamerleden. De Financieringswet geeft de gewesten een<strong>be</strong>perkte <strong>be</strong>slissings<strong>be</strong>voegdheid. Sinds het Lam<strong>be</strong>rmontakkoord( 2002) kunnen deze kortingen toekennen op depersonen<strong>be</strong>lasting. Het <strong>be</strong>kendste voor<strong>be</strong>eld is de Vlaamsejobkorting. De <strong>be</strong>lasting<strong>be</strong>taler ontvangt die kortingonmiddellijk in zijn loonzakje. Het gewest ontvangt depersonen<strong>be</strong>lasting vóór toepassing van de korting en <strong>be</strong>taaltde korting aan het federale niveau terug. De kortingkomt dus ten laste van het gewest.De gedeelde en samengevoegde <strong>be</strong>lastingen voor deVlaamse overheid, exclusief de dotatie ter compensatievan het kijk- en luistergeld, <strong>be</strong>dragen in 2009 16,7 miljardeuro of iets meer dan 2.700 euro per inwoner. In Vlaande-350vrind <strong>2010</strong>


een slagkrachtige overheidren daalden ze in 2009 met 2%, iets minder dan de totaleontvangsten. Hun aandeel van 76% in de totale ontvangstenis sinds 2002 (het Lam<strong>be</strong>rmontakkoord) vrij stabielgebleven.De Financieringswet verdeelt het <strong>be</strong>drag van de personen<strong>be</strong>lastingvolgens de in elk gewest gelokaliseerdeopbrengst. Toch zijn er 2 delen van de overgedragen personen<strong>be</strong>lastingniet onderworpen aan deze verdeelsleutel.Enerzijds ontvangen de gewesten aanvullende middelenvoor de aan hen in 2002 overgedragen <strong>be</strong>voegdheden.Anderzijds komen de aan de <strong>be</strong>voegdheid van de gewestenovergedragen <strong>be</strong>lastingen sinds 2002 in minderingvan de toegewezen personen<strong>be</strong>lasting. Dit is de zogenaamdegewestaftrek of negatieve term, die gebaseerd isop de gemiddelde opbrengst van deze <strong>be</strong>lastingen in hetverleden. De verdeling van de BTW onder de gemeenschappenis voorlopig slechts in <strong>be</strong>perkte mate gebaseerdop de plaats waar deze werd <strong>be</strong>taald. De verdeelsleutel isin hoofdzaak gebaseerd op de verhouding van het aantalleerlingen van 6 tot en met 17 jaar in de Vlaamse en FranseGemeenschap. Vanaf 2012 zullen de bijkomende BTWmiddelenvolledig worden verdeeld volgens de opbrengstvan de personen<strong>be</strong>lasting in <strong>be</strong>ide landsdelen.6.3 Gewest<strong>be</strong>lastingenEvolutie van de gewest<strong>be</strong>lastingen, van 2006 tot 2009, realisaties,in miljoenen euro.5.0004.0003.0002.0001.00002006 2007 2008 2009RegistratierechtenSuccessierechten en recht van overgang bij overlijdenVerkeers<strong>be</strong>lastingBelasting op de inverkeerstellingSchenkingsrechtenHypotheekrechtenEurovignetOnroerende voorheffingOverigeBron: Agentschap Centrale Accounting.Gewest<strong>be</strong>lastingenIn 2009 dalen de gewest<strong>be</strong>lastingen met 4,5% en ondergaandus veel sterker, dan de overgedragen PB en BTW,de gevolgen van de crisis. Voor de gewest<strong>be</strong>lastingenzijn de gewesten vrijwel volledig <strong>be</strong>voegd, al worden demeeste nog door de federale fiscus geïnd. Ze nemen 19%van de Vlaamse ontvangsten voor hun rekening. De federaleFinancieringswet <strong>be</strong>paalt deze <strong>be</strong>lastingen: de onroerendevoorheffing, successie-, registratie-, hypotheek- enschenkingsrechten, de verkeers<strong>be</strong>lasting, de <strong>be</strong>lastingop de inverkeerstelling, het eurovignet, de <strong>be</strong>lasting opspelen en weddenschappen, op automatische ontspanningstoestellenen de afgeschafte openings<strong>be</strong>lasting. Hetafgeschafte kijk- en luistergeld was oorspronkelijk eengemeenschaps<strong>be</strong>lasting, maar wordt vanaf 2002 tot de gewest<strong>be</strong>lastingengerekend. Drie gewest<strong>be</strong>lastingen nemenhet leeuwendeel van de ontvangsten voor hun rekening:de registratierechten (35%), de successierechten (24%) ende verkeers<strong>be</strong>lasting (22%). Voor 2009 <strong>be</strong>dragen de opbrengstenvan de Vlaamse gewest<strong>be</strong>lastingen 4,1 miljardeuro of 670 euro per inwoner. Dat is 4,5% minder dan in2008.De federale diensten innen nog steeds de meeste gewest<strong>be</strong>lastingen.De enige uitzondering tot dusver is deonroerende voorheffing. <strong>Vlaanderen</strong> zal echter vanaf2011 de inning van de verkeers<strong>be</strong>lasting, de <strong>be</strong>lastingop de inverkeerstelling en het eurovignet overnemen. Inprincipe zijn de gewesten <strong>be</strong>voegd om de tarieven, degrondslag waarop de <strong>be</strong>lasting wordt <strong>be</strong>rekend en devrijstellingen van gewest<strong>be</strong>lastingen te <strong>be</strong>palen. Toch legtde Financieringswet een aantal uitzonderingen op. Zo<strong>be</strong>paalt het federale niveau het kadastraal inkomen. Datis de basis van de onroerende voorheffing. De verkeers<strong>be</strong>lastingop vennootschappen kan alleen gewijzigd wordenna akkoord van de andere gewesten.De onroerende voorheffing gaat grotendeels naar degemeenten en de provincies, die zelf <strong>be</strong>slissen welk tarief(de opcentiemen) ze toepassen. Die opcentiemen worden<strong>be</strong>rekend op het gewestaandeel. Het gewest <strong>be</strong>paalt zijntarief op het kadastraal inkomen. De gemeenten krijgenbovendien een wettelijk vastgesteld gedeelte van de verkeers<strong>be</strong>lasting,namelijk een tiende van het gewestaandeel.Het aandeel van de gewest<strong>be</strong>lastingen groeide van 17%in 2004 tot 20% in 2007. In 2008 en 2009 daalde het alsgevolg van de crisis tot 19%.De registratierechten blijven met 35% van de opbrengstenin 2009 de <strong>be</strong>langrijkste gewest<strong>be</strong>lasting. Op deschenkingrechten na is het echter de gewest<strong>be</strong>lastingdie in 2009 het sterkst in opbrengst is gedaald. De daling<strong>be</strong>draagt 12%. Het aandeel in het totaal van de gewest<strong>be</strong>lastingenzakte dan ook met 5 procentpunten tussen 2007en 2009: van 40% tot 35%.De successierechten zijn goed voor 24% van de gewest<strong>be</strong>lastingenin 2009 en daarmee de tweede in omvang.vlaamse overheid 351


Ook de successierechten daalden sterker dan de gewest<strong>be</strong>lastingenals geheel, namelijk met 6%. Deze dalingkomt na een forse groei van 13% in 2008. Als aandeelin de totale gewest<strong>be</strong>lastingen stegen ze tussen 2007 en2009 van 22% tot 24%. Nieuw voor deze gewest<strong>be</strong>lastingenis dat familiale ondernemingen voortaan zondersuccessierechten kunnen worden nagelaten, zonder dater nog een tewerkstellingsvoorwaarde wordt gesteld.De verkeers<strong>be</strong>lasting <strong>be</strong>kleedt met een aandeel van22% de derde plaats onder de gewest<strong>be</strong>lastingen. Deopbrengsten ervan stijgen in 2009, ondanks de crisis, met7%. De overige <strong>be</strong>langrijke gewest<strong>be</strong>lastingen dalen indat jaar. Het aandeel in de gewest<strong>be</strong>lastingen steeg danook van 20% tot 22%. Samen met de <strong>be</strong>lasting op deinverkeerstelling (5% aandeel) en het eurovignet (2%)zal de inning vanaf 2011 door <strong>Vlaanderen</strong> worden overgenomen.Op dit ogenblijk int de Vlaamse overheid vande gewest<strong>be</strong>lastingen alleen de onroerende voorheffing(vroeger ook het afgeschafte kijk- en luistergeld). Voor deinningkosten zal <strong>Vlaanderen</strong> jaarlijks een federale dotatieontvangen.De plannen voor een wegenvignet zijn in de vorige <strong>be</strong>stuursperiodeopgeborgen. Het huidige regeerakkoordstreeft naar een kilometerheffing voor vrachtwagens, dieeventueel op termijn kan uitgebreid worden naar personenwagens.Het gewestaandeel van de onroerende voorheffing kenttwee tarieven: het gewone tarief van 2,5% van het kadastraalinkomen en het sociale tarief van 1,6%. De VlaamseRegering heeft <strong>be</strong>slist dit sociale tarief ook toe te passenop de woningen die via sociale verhuurkantoren wordenverhuurd.Overige middelenDe overige middelen zijn in 2009 goed voor 1,2 miljardeuro of 5% van de totale ontvangsten. Deze overige middelendalen in 2009 met 1%.Ter compensatie van de overheveling van het kijk- enluistergeld naar de gewesten ontvangen de gemeenschappensinds 2002 een speciale dotatie vanwege defederale overheid. Er is tevens een <strong>be</strong>langrijke federaledotatie voor tewerkstellingsprogramma’s.Naast de bovenvermelde gewest<strong>be</strong>lastingen (krachtensde Financieringswet) <strong>be</strong>schikt de regionale overheid overeen andere fiscale <strong>be</strong>voegdheid, ditmaal rechtstreeksingesteld door de grondwet. Ze kan namelijk binnen haar<strong>be</strong>voegdheidsdomeinen autonoom <strong>be</strong>lastingen heffen,voor zover de federale overheid op deze materies geen<strong>be</strong>lastingen vordert. Deze <strong>be</strong>voegdheid wordt vooraldoor de verzelfstandigde agentschappen van de Vlaamseoverheid uitgeoefend. Dit zijn de milieuheffingen (waterheffingen,afvalheffing en de mestheffing), alsook deleegstandsheffingen (woningen en <strong>be</strong>drijfsruimten) en deheffing op ongeschikte en/of on<strong>be</strong>woonbare woningen.Nieuw vanaf 2009 is de daadwerkelijke inning van deplanbatenheffing. Het <strong>be</strong>treft een heffing om de meerinkomstente <strong>be</strong>lasten van onroerende goederen, veroorzaaktdoor een <strong>be</strong>stemmingswijziging in een ruimtelijkuitvoeringsplan. Ook wordt vanaf 2009 een nieuwe heffinginzake huishoudelijk verpakkingsafval ten laste vanFOST Plus geïnd. Voorts is <strong>be</strong>slist de leegstandsheffingop woningen vanaf <strong>2010</strong> over te hevelen van het gewestelijknaar het gemeentelijk niveau. Dit <strong>be</strong>tekent dat degemeenten dan zelf verantwoordelijk zijn voor deze <strong>be</strong>lastingen zelf de opbrengsten voor het lokale woon<strong>be</strong>leidontvangen. Dit maakt het voor de gemeenten mogelijkdoeltreffender op te treden tegenover verwaarlozing enverkrotting van woningen. Bovendien wordt op die manierde verwarring opgeheven doordat de gemeenten nual over de mogelijkheid <strong>be</strong>schikken om eigen gemeente<strong>be</strong>lastingenop verwaarloosde woningen op te leggen. Zokon een eigenaar voor hetzelfde feit twee aanslagbiljettenkrijgen, één van het gewest en een van de gemeente.Bovendien kon de gemeente opcentiemen heffen op degewestelijke <strong>be</strong>lasting. Het gewest blijft evenwel <strong>be</strong>voegdvoor de leegstandsheffing op niet-woongebouwen envoor de heffing op ongeschikte of on<strong>be</strong>woonbare gebouwen.Gebouwen kunnen immers slechts ongeschikt ofon<strong>be</strong>woonbaarworden verklaard na het volgen van eenstrikte, op Vlaams niveau vastgelegde, procedure.De opbrengsten van deze heffingen <strong>be</strong>dragen 150 miljoeneuro in 2009. De <strong>be</strong>langrijkste zijn de waterheffing, <strong>be</strong>taaldvia de waterfactuur en de OVAM-afvalheffing.UitgavenDe uitgaven van de Vlaamse overheid <strong>be</strong>dragen 28,3 miljardeuro (geconsolideerd) in 2009. Dit is een stijging vanbijna 11% tegenover 2008. In 2008 stegen de uitgavenmet 14%. De crisis vertaalt zich dus in een forse expansievan de uitgaven. Het gaat vooral om een toename in kredietverleningenen participaties.De uitgaven kunnen opgesplitst worden volgens deeconomische hoofdgroepen en volgens de functioneleCOFOG-indeling. De economische hoofdgroepen vallenuiteen in drie grotere delen: lopende uitgaven, kapitaaluitgavenen schulduitgaven. Zowel de economische alsde functionele classificatie worden hierna <strong>be</strong>sproken.Opmerkelijk voor de Vlaamse uitgaven is het grote overwichtvan de lopende uitgaven. Bij de kapitaaluitgavenspringt de explosie van de kredietverleningen en deelnemingen(of participaties) in het oog. Deze heb<strong>be</strong>nvooral te maken met de reddingsoperaties van financiëleinstellingen. Lopende uitgaven zijn uitgaven voor personeelen werkingskosten, personeels- en werkingsubsidies,premies, uitkeringen en andere inkomensoverdrachten.Deze uitgaven zijn in 2009 goed voor 77% vanhet totaal. De kapitaaluitgaven zijn goed voor 22% van deuitgaven. Hiervan gaat het gros naar kredietverleningenen deelnemingen (14% van de totale uitgaven). De investeringenen kapitaaloverdrachten samen nemen 8,5% van352vrind <strong>2010</strong>


een slagkrachtige overheid6.4 UitgavenUitgaven naar hoofdgroepen (ESR-codes), geconsolideerd, inmiljoenen euro, van 2007 tot 2009.30.00025.00020.00015.00010.0005.00002007 2008 2009Niet verdeeldLopende uitgaven voor goederen en dienstenRente en verliezen van <strong>be</strong>drijvenInkomensoverdrachten aan andere sectorenInkomensoverdrachten binnen de sector overheidKapitaaloverdrachten aan andere sectorenKapitaaloverdrachten binnen de sector overheidInvesteringenKredietverleningen en deelnemingenOverheidsschuldLopende uitgaven zijn in groentinten weergegeven, kapitaaluitgaven inblauwtinten en schulduitgaven in het paars.Bron: Agentschap Centrale Accounting.6.5 Uitgaven naar functieUitgaven volgens de functionele COFOG-classificatie, geconsolideerd,in miljoenen euro, van 2007 tot 2009.30.00025.00020.00015.00010.0005.00002007 2008 2009Niet ingedeeldAlgemeen overheids<strong>be</strong>stuurDefensieOpenbare orde en veiligheidEconomische zakenMilieu<strong>be</strong>schermingHuisvesting en gemeenschappelijke voorzieningenGezondheidRecreatie, cultuur en godsdienstOnderwijsSociale <strong>be</strong>schermingBron: Agentschap Centrale Accounting.de uitgaven voor hun rekening. De schulduitgaven tenslotte zijn vrijwel verwaarloosbaar.De uitgaven naar functie (COFOG) geven een duidelijkoverwicht van onderwijs te zien. Dat is goed voor 33%van de totale uitgaven in 2009. Op de tweede plaats komthet algemeen overheids<strong>be</strong>stuur met 26%. Op de derde envierde plaats komen economische zaken (16%, inclusiefmobiliteit en openbare werken) en sociale <strong>be</strong>scherming(15%). Ver daarachter komen “recreatie, cultuur en godsdienst”(5%) en milieu (2%).Zowel in 2008 en 2009 is er een sterke stijging van deuitgaven voor algemeen overheids<strong>be</strong>stuur als gevolg vande uitzonderlijke steunoperaties aan de financiële sector,als gevolg van de eenmalige overname van schulden vande gemeenten en als gevolg van de jobkorting die in 2009werd toegekend aan elke <strong>be</strong>roepsactieve Vlaming. Destijging <strong>be</strong>draagt 53% in 2008 en 42% in 2009. Ook deuitgaven voor sociale <strong>be</strong>scherming zijn in 2009 (+23%)fors toegenomen als gevolg van een eenmalige stortingaan het Vlaams Pensioenfonds. Anderzijds is vooral dedaling van de uitgaven bij onderwijs (-1%) en milieu(-26%) opmerkelijk. Deze laatste daling heeft vooral temaken met de grote schommelingen in de voorschottenop de werkingssubsidies aan de drinkwatermaatschappijen.De uitgaven van de regionale overheden in België <strong>be</strong>dragenin 2009 42,7 miljard euro of 4.000 euro per inwoner.Dit komt overeen met 23% van de totale overheidsuitgaven(met in<strong>be</strong>grip van de uitgaven sociale zekerheid). Defederale overheid neemt 24% voor haar rekening. Hetuitgavenaandeel van het regionale niveau is sinds 2004gelijk gebleven, in tegenstelling tot zijn ontvangstenaandeel.Omgekeerd is het federale niveau niet verdergedaald. De regionale uitgaven blijven licht lager dan defederale. De sociale zekerheid zag haar aandeel stijgen.Zij is in 2009 goed voor 40% van de overheidsuitgaven.De lokale overheden blijven stabiel op 13%.6.6 Uitgaven gezamenlijke overheidUitgaven van de Belgische overheden, naar niveau, van 1998tot 2009, in % gezamenlijke overheid. De cijfers zijn verminderdmet de overdrachten naar andere Belgische overheden.1008060402001998Bron: INR.199920002001FederaalLokale overheden20022003200420052006Regionale overhedenSociale zekerheid200720082009vlaamse overheid 353


VorderingensaldoDe <strong>be</strong>langrijkste <strong>be</strong>leidsdoelstelling is de <strong>be</strong>groting in2011 weer in evenwicht te brengen.Om de gezondheid van de overheidsfinanciën binnende lidstaten van de Europese Unie te garanderen werdop Europees niveau het Stabiliteitspact afgesloten. Dit<strong>be</strong>perkt de tekorten van de overheden tot 3% van hetbbp (Maastrichtnorm). Omdat alle overheidsniveaus eenbijdrage moeten leveren om de norm te halen, spreektde federale overheid met de regionale overheden een<strong>be</strong>grotingsnorm af: iedere regionale overheid dient zijn<strong>be</strong>groting met een vooraf afgesproken <strong>be</strong>drag af te sluiten.<strong>Vlaanderen</strong> doet veelal de grootste inspanningen.<strong>Vlaanderen</strong> streeft ernaar om binen het Vlaamse aandeelvan het – in het kader van de Maastrichtnorm – toegestanetekort van 3 % van het bbp, te werken met eeneigen norm van interne stabiliteit en te komen tot eenstructureel vorderingensaldo dat afgetoetst kan wordenaan een structurele nulnorm. Hierdoor zal het mogelijkworden om tijdens een zwakke conjunctuur tekorten teboeken en in economisch <strong>be</strong>tere jaren overschotten terealiseren.De Vlaamse overheid leverde in het verleden grote inspanningenom het gezamenlijke tekort van de overhedenin België te reduceren. In 2008 ging het Vlaamse vorderingensaldoechter voor het eerst sinds 2002 (licht) in hetrood. Het tekort <strong>be</strong>droeg 66 miljoen euro. In 2007 boekte<strong>Vlaanderen</strong> nog een ruim overschot van meer dan eenmiljard euro. Van alle grote regionale overheden boektealleen de Franse Gemeenschap in 2008 een (<strong>be</strong>scheiden)overschot (59 miljoen). Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewestsloot nagenoeg in evenwicht af, het Waalse Gewestboekte een tekort van 191 miljoen euro.Ondanks de tekorten op regionaal niveau, blijft het verschilmet de federale overheid groot. De gewesten en gemeenschappenboeken in 2009 een tekort van 2,4 miljardeuro, tegenover 200 miljoen een jaar eerder. De federaleoverheid sluit in 2009 af met een tekort van 14,3 miljard,tegenover een tekort van 5,6 miljard in 2008. Ook de socialezekerheid en de lokale overheden konden in 2009 geenoverschot voorleggen. De sociale zekerheid gaat 3 miljardeuro in het rood, de lokale overheden 700 miljoen. Alsgeheel boekten de overheden in 2009 een tekort van 20,5miljard euro, of 6% van het bbp. In 2008 was er een tekortvan 4,2 miljard of 1% van het bbp.SchuldDe geconsolideerde brutoschuld is een kernindicatorvan het Pact 2020 van de Vlaamse Regering. Zij streeft ernaarde schuld tot nul te laten dalen. Die is na jarenlangedaling door de crisis fors toegenomen.De geconsolideerde brutoschuld van de Vlaamse overheid<strong>be</strong>droeg eind 2009 7 miljard euro. <strong>Vlaanderen</strong>, datvan 2005 tot 2008 de laagste schuld had van de regionaleoverheden, heeft eind 2009 de hoogste schuld. Het WaalseGewest heeft eveneens 7 miljard euro schuld, de FranseGemeenschap 3,9 miljard en het Brusselse HoofdstedelijkeGewest 2,9 miljard. De sterke toename van de Vlaamseschuld is het gevolg van de steunoperaties aan de financiëlesector.6.7 Vorderingensaldo regionale overhedenVorderingensaldo van de afzonderlijke regionale overheden, in miljoenen euro, van 1994 tot 2008.2.0001.5001.0005000-500-1.0001994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008-1.500Vlaamse Gemeenschap Franse Gemeenschap Waals Gewest Brussels GewestBron: INR, NBB.354vrind <strong>2010</strong>


een slagkrachtige overheid6.8 Schuld regionale overhedenGeconsolideerde brutoschuld van de afzonderlijke regionale overheden, van 1990 tot 2009, in miljoenen euro. De schulden vande regionale overheden zijn niet geconsolideerd met die van de overige overheidssectoren, maar slechts intern.25.00020.00015.00010.0005.00001990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Waals Gewest Brussels Gewest Franse Gemeenschap Vlaamse Gemeenschap Duitstalige GemeenschapBron: INR.De federale overheid neemt het overgrote deel van de gezamenlijkeoverheidsschuld voor haar rekening. Zij heefteind 2009 een geconsolideerde brutoschuld opgebouwdvan 299 miljard euro, of 92% van de totale overheidsschuld.Toch is de federale schuld minder snel toegenomendan die van de regionale overheden. De federaleschuld nam in 2008 en 2009 toe met 10% en 3%. De gewestenen gemeenschappen zagen hun schuld in die jarenmet 12% en 49% toenemen. Zoals <strong>be</strong>kend zijn de gewestenen gemeenschappen schuldvrij van start gegaan. Eind2009 hadden ze een schuld van 21 miljard euro of 6% vande overheidsschuld. De schuld van de lokale overheden,die enkele jaren hoger was dan die van de regionale overheden,<strong>be</strong>draagt 19 miljard euro of 5% van het totaal. Dieschuld is in 2009 zeer licht gedaald. De sociale zekerheidtot slot heeft een schuld van 1 miljard euro. Globaal heb<strong>be</strong>nalle Belgische overheden eind 2009 een schuld van327 miljard euro, of 97% van het bbp.Vlaams overheidspersoneelEen performante overheid vormt een sterke schakel in hetscheppen van toegevoegde economische en maatschappelijkewaarde. In de huidige economische context is hetwerken aan een meer performante en kwalitatieve dienstverleningmeer dan ooit een prioriteit. Een efficiënte eneffectieve overheid moet door haar werking een hefboomzijn voor het realiseren van het regerings<strong>be</strong>leid en mee<strong>Vlaanderen</strong> als topregio in Europa op de kaart helpenplaatsen. Het regeerakkoord <strong>be</strong>paalt dat de Vlaamse administratiede ruimte krijgt om binnen de <strong>be</strong>staande kredietenaan optimalisatie te doen en dat het totale aantalambtenaren niet meer zal aangroeien.AantalDe personeelscapaciteit blijft gelijk, maar meer personeelsledenwerken deeltijds.De brede Vlaamse administratie telt eind 2009 bijna 50.000personeelsleden. Dit aantal neemt jaar na jaar toe. Datmeer en meer personeelsleden deeltijds werken of loopbaanonderbrekingnemen, blijkt uit het feit dat de personeelscapaciteitstagneert. De Vlaamse administratie stelt42.000 voltijds equivalenten (vte) te werk in 2009. De personeelscapaciteitis in vergelijking met 2008 niet toegenomen.Bovendien was de stijging de jaren voordien toe te schrijvenaan <strong>be</strong>leidskeuzes die een personeelstoename vereisten,zoals de oprichting van de Vlaamse <strong>be</strong>lastingsdienst ende invoering van het recht op basismobiliteit.KenmerkenMeer specifiek voor de Vlaamse overheid, komt er devolgende jaren een grote pensioenuitstroom van per-vlaamse overheid 355


6.9 Personeelsaantal en -capaciteitEvolutie van het personeelsaantal (in personen) en van depersoneelscapaciteit (in bruto vte) van de Vlaamse administratie*,van 2004 tot 2009, telkens situatie op 31/12.60.00050.00040.00030.0006.10 PersoneelskenmerkenKenmerken van de personeelsleden (personen) bij deDiensten Vlaamse Overheid (DVO)* naar geslacht, leeftijd,ar<strong>be</strong>idscontract en kwalificatieniveau, op 31/12, in 2007 en2009, in %.7060504020.0002004 2005 2006 2007 2008 2009Aantal personeelsledenAantal voltijdsequivalenten30<strong>2010</strong>* De Vlaamse administratie <strong>be</strong>staat uit de departementen, alle intern verzelfstandigdeagentschappen, publiekrechterlijke extern verzelfstandigdeagentschappen, publiekrechterlijke instellingen en strategische adviesraden.Niet opgenomen zijn de privaatrechterlijke entiteiten, met name Fonds voorWetenschappelijk Onderzoek <strong>Vlaanderen</strong>; Jobpunt <strong>Vlaanderen</strong>; Vlaams EuropeesVerbindingsagentschap; Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing;Vzw De Rand; Vzw Vlaams Interuniversitair Instituut voor de Biotechnologie;Vlaams Fonds voor de Letteren; Vzw Vlaams Audiovisueel Fonds; VzwDe Singel; Vzw Mukha; Vlopera.Bron: Departement Bestuurszaken.0manvrouw0< 3535-442007 200945-54*Totaal aantal personeelsleden op 31/12/2009 bij DVO is 28.726.Bron: Departement Bestuurzaken.55+0statutaircontractueel0ABCDsoneel op gang. Net zoals in andere sectoren heeft ookhet Vlaams personeels<strong>be</strong>stand een groot aandeel ouderepersoneelsleden. Iets minder dan 20% is ouder dan 55jaar. Rekening houdend met de huidige gemiddelde pensioneringsleeftijdvan 61 jaar, gaat de grote meerderheidvan deze groep in de volgende vijf jaar op pensioen. Bijongewijzigd <strong>be</strong>leid stroomt de komende 15 jaar ongeveer45% van het personeel van de Vlaamse overheid uit. Dezeevolutie vormt enerzijds een uitdaging door de potentiëleuitstroom van kennis maar biedt anderzijds de kans omde Vlaamse overheid te dynamiseren.6.11 DiversiteitAanwezigheid van doelgroepen in de Vlaamse overheid*, van2005 tot 2009, in %.2005 2006 2007 2008 2009Vrouwen in topfuncties 11,0 17,0 17,0 21,0 25,0Vrouwen in24,0 27,0 26,0 27,0 26,0middenkaderfunctiesPersonen met een0,7 0,7 0,8 0,9 1,1ar<strong>be</strong>idshandicapPersonen van allochtoneafkomst0,4 1,1 1,6 1,8 2,0* Decretaal is <strong>be</strong>paald dat het gelijke kansen en diversiteits<strong>be</strong>leid van toepassingis voor de departementen, IVA’s, EVA’s met rechtspersoonlijkheid, publiekrechterlijkeEVA’s, strategische adviesraden, Universitair Ziekenhuis Gent,Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening en het Gemeenschapsonderwijs.Bron: dienst Emancipatiezaken.De overheidsdiensten kennen naast een toenemende informatiseringen digitalisering ook een verschuiving van<strong>be</strong>leidsuitvoerende naar <strong>be</strong>leidsvoor<strong>be</strong>reidende takenwaardoor het aandeel hoger opgeleiden toeneemt. Ondertussenzijn iets meer dan de helft van de ambtenarenvan niveau A of B.DiversiteitDe overheid tracht om de maatschappelijke diversiteitin haar diensten te weerspiegelen. Ze wil immers eenvoor<strong>be</strong>eld zijn voor alle burgers en organisaties op hetgebied van gelijke kansen en diversiteit. Er zijn streefcijfersvooropgesteld voor vrouwen in middenkader en intopfuncties, voor allochtonen en voor personen met eenar<strong>be</strong>idshandicap.VrouwenVrouwen stoten steeds <strong>be</strong>ter door naar topfuncties,maar trappelen ter plaatse in het middenkader. Hetaandeel vrouwen in topfuncties stijgt jaar na jaar.Intussen is 1 topambtenaar op de 4 een vrouw. Mitseen consequente voortzetting van het huidige <strong>be</strong>leid,is het gestelde streefcijfer van 33% tegen 2015 voorvrouwen in topfuncties haalbaar. Het aandeel vrouwenin het middenkader stagneert. Er is voorlopiggeen eenduidige verklaring voor deze stagnatie,maar dit wordt onderzocht.AllochtonenHet aandeel personeelsleden van allochtone afkomstblijft toenemen. Hun aandeel stijgt jaar najaar en komt op 2% in 2009. Volgens de dienstEmancipatiezaken is daarmee een <strong>be</strong>langrijke psychologischegrens overschreden. Ook in tijden vanpersoneels<strong>be</strong>sparingen lukt het om werk te makenvan diversiteit en gelijke kansen. Het is haalbaar om356vrind <strong>2010</strong>


een slagkrachtige overheidtegen 2015 4% personen van allochtone afkomsttewerk te stellen bij de Vlaamse overheid. Maar daarzullen wel blijvende inspanningen voor nodig zijn,zeker in een periode van <strong>be</strong>sparingen.Overheidscommunicatie& reguleringsmanagementAr<strong>be</strong>idshandicapHet aandeel personen met een ar<strong>be</strong>idshandicap neemtlichtjes toe, maar extra inspanningen blijven nodig omhet streefcijfer van 4,5% te halen. Voor deze doelgroepis de streefdatum inmiddels tot 2015 opgeschoven.In dit deel wordt achtereenvolgens dieper ingegaan opoverheidscampagnes, Contactpunt Vlaamse Infolijn,e-government, klachten<strong>be</strong>handeling en reguleringsmanagement.Overheidscampagnes6.12 OverheidscampagnesEvolutie centrale media-aankoop, van 1999 tot 2009, inmiljoen euro.20181614121086420Bron: DAR, afdeling Communicatie.6.13 Spreiding media-aankoopEvolutie <strong>be</strong>stedingen overheidscampagnes, naar medium, van1999 tot 2009, in %.801999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Het budget uitgetrokken voor de aankoop van mediaruimtevia centrale media-aankoop (cma) ging, na enkelejaren van stijging, in 2009 achteruit. De dominante positievan de printmedia neemt opnieuw toe.De centrale media-aankoop levert korting op bij de aankoopvan mediaruimte. Dat resulteerde in 2009 in eengemiddelde korting van 30 % op de normale commerciëletarieven, een <strong>be</strong>sparing van 3,3 miljoen euro. In het verledenwerden nog hogere <strong>be</strong>sparingen gerealiseerd. Degedaalde kortingen, zowel relatief als absoluut, zijn echterhet gevolg van de gedaalde volumes.Er wordt ook nog mediaruimte aangekocht buiten decma-formule. In 2009 werd voor 13 miljoen euro aankopenbuiten cma geregistreerd.Naast de aankoop van mediaruimte communiceert deoverheid ook via eigen communicatiemiddelen zoals persmededelingen,folders en brochures, de portaalsite www.vlaanderen.<strong>be</strong> en talrijke andere overheidswebsites.7060504030<strong>2010</strong>0Print TV Radio Affichage Andere1999 2007 2008 2009Bijna de helft van de Vlamingen vindt in 2009 dat de overheidte weinig informatie geeft en klaagt ook over onvoldoendeinfo over haar <strong>be</strong>slissingen. Drie op vijf noemtde informatie te ingewikkeld. Voor alle stellingen over dekwaliteit van de overheidsinformatie worden <strong>be</strong>duidend<strong>be</strong>tere scores gehaald dan enkele jaren eerder. Er dientopgemerkt te worden dat de interpretatie van het <strong>be</strong>gripoverheid bij de vraagstelling werd overgelaten aan derespondent. Het <strong>be</strong>treft dus niet noodzakelijk de Vlaamseoverheid.Bron: DAR, afdeling Communicatie.6.14 Kwaliteit overheidsinformatieOpinie over de kwaliteit van overheidsinformatie in 2009, in %.(Helemaal) oneens Niet oneens, niet eens (Helemaal) eensOverheid geeft correcte, <strong>be</strong>trouwbare informatie 23,8 34,0 42,2Overheid geeft veel te weinig informatie 25,3 30,0 44,7Overheid geeft voldoende informatie over haar <strong>be</strong>slissingen 45,5 31,3 23,2Meeste overheidsinformatie is te ingewikkeld om te <strong>be</strong>grijpen 17,3 23,7 59,0Overheidsinformatie geeft nuttige informatie 14,8 43,4 41,8Overheidsinformatie is moeilijk te vinden 35,1 27,2 37,7Bron: SCV-survey 2009.vlaamse overheid 357


Contactpunt Vlaamse InfolijnHet Contactpunt Vlaamse Infolijn groeit jaar na jaar verderuit tot het centrale punt waar burgers en <strong>be</strong>drijventerecht kunnen voor alle informatie van de Vlaamse overheid.In 2009 steeg het aantal contacten met net geen 10%tot ruim 1,7 miljoen.Het Contactpunt Vlaamse Infolijn vierde in 2009 zijntiende verjaardag. Op 10 maart 1999 liepen de eersteoproepen binnen bij het gratis nummer van de VlaamseInfolijn. Sindsdien is die éne infolijn uitgegroeid tot eenmultikanaal informatieloket waar burgers en <strong>be</strong>drijventerecht kunnen voor alle informatie van de Vlaamse overheid.Vandaag is het gratis infonummer 1700 niet meerweg te denken uit de communicatie van de Vlaamse overheid.1700 biedt ook <strong>be</strong>perkte informatie aan over andereoverheidsniveaus. De voorlichters verwijzen daarbij doornaar de juiste federale of lokale overheid.Gaandeweg heeft het Contactpunt ook meer en meerthematische infolijnen van de Vlaamse overheid ondersteund.Eind 2009 had het Contactpunt, naast 1700, 9lijnen in <strong>be</strong>heer: De LijnInfo en Slimweg, de Kind en Gezin-lijn,de Vlaamse Belastinglijn, de Taaltelefoon, Teletolken de infolijnen voor het Vlaams Zorgfonds, de VlaamseZorgkas en Wonen in Brussel. De infolijnen voor Studietoelagen,de VREG en de kmo-portefeuille werden in 2009geïntegreerd onder het algemeen nummer 1700.6.15 Contactpunt Vlaamse InfolijnEvolutie van het aantal oproepen Contactpunt Vlaamse Infolijn,van 1999 tot 2009.1.800.0001.600.0001.400.0001.200.0001.000.000800.000600.000400.000200.00001999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Telefonische vragenMail, brief, fax, internet, terug<strong>be</strong>lafspr.De aantallen van 1999 heb<strong>be</strong>n slechts <strong>be</strong>trekking op 10 maanden (in maart1999 is de Vlaamse Infolijn van start gegaan).Bron: Contactpunt Vlaamse Infolijn.De telefoon blijft het primaire communicatiekanaal vanhet klantencontactcentrum, maar andere kanalen zoalse-mail, chat, de portaalsite www.vlaanderen.<strong>be</strong> (2 miljoen<strong>be</strong>zoekers in 2009), interactieve digitale televisie en teletekstvergroten de <strong>be</strong>reikbaarheid van de informatie, ookbuiten de kantooruren. Door de informatie van 1700 viaverschillende kanalen toegankelijk te maken, wordt deVlaamse overheid meer <strong>be</strong>reikbaar.In 2009 steeg het aantal contacten tot ruim 1,7 miljoen.Vier op tien contacten liepen binnen bij 1700. Een grootdeel van de vragen aan 1700 hadden school- en studietoelagenals onderwerp. Ook over de kmo-portefeuille,de Vlaamse jobkorting, de aanmoedigingspremies en dedakisolatiepremie kwamen veel vragen binnen. De Lijn-Info was goed voor een kwart van alle contacten. Ook deKind en Gezin-lijn en de Vlaamse Belastinglijn kregen veeloproepen en e-mails te verwerken.E-governmentDe Verenigde Naties voert tweejaarlijks een onderzoekuit naar de “e-government readiness”, de mate waarineen land klaar is voor e-government. Het resultaat is eenranglijst waarbij alle landen een <strong>be</strong>paalde score krijgenvoor hun “e-government readiness”. In <strong>2010</strong> staat Belgiëop wereldvlak op een 16e plaats in de ranglijst. Binnen deEU-landen <strong>be</strong>kleedt het de 8e plaats.Op Vlaams niveau werd tijdens de voorbije jaren vooralgefocust op de integratie van “front- en backoffices”. DeVlaamse overheid evolueert zo verder van een omgevingmet eilandjes van gegevens naar een omgeving waargegevens ontsloten worden uit authentieke gegevensbronnenen waarbij deze informatie onderling uitgewisseldwordt. Daardoor moeten burgers en <strong>be</strong>drijven steedsminder lastig gevallen worden met vragen om gegevensdie al <strong>be</strong>kend zijn.Het platform dat al deze eilandjes van informatie integreertkent reeds tientallen toepassingen, zoals het onlineaanvragen van studietoelagen, het vergelijken van elektriciteitsprijzen,de premiezoeker bouwen en wonen, eene-loket voor de landbouw, ...Aan de gebruikerszijde kennen de e-governmenttoepassingennog niet zo een overweldigend succes. Uit de SCVsurveyblijkt dat bijna drie op vier Vlamingen al internetheeft gebruikt. Van deze groep gebruikte ruim een kwarthet internet nog nooit om met de overheid in contact tekomen (informatie opzoeken, formulieren online invullen,...). Bijna de helft maakt slechts sporadisch gebruikvan deze mogelijkheid. 22% van de Vlamingen die al metinternet werkten, <strong>be</strong>weren minstens één keer per maandonline in contact te komen met de overheid. Hoger opgeleidenmaken vaker gebruik van de mogelijkheden totonline contact met de overheid dan lager opgeleiden.Een Europees vergelijkend onderzoek geeft een iets positieverresultaat. In 2009 heeft 33% van de Vlaamse internetgebruikershet internet gebruikt voor interactie metde overheid. Dat is een fikse stijging ten opzichte van devoorgaande jaren. Hierdoor zit <strong>Vlaanderen</strong> nu boven hetEuropese gemiddelde.358vrind <strong>2010</strong>


een slagkrachtige overheid6.16 Online overheidE-government readiness: de mate waarin landen klaar zijn voor e-government, Europese vergelijking, <strong>2010</strong>.1,00,90,80,70,60,50,40,30,20,10NederlandVerenigd KoninkrijkDenemarkenSpanjeFrankrijkZwedenDuitslandBelgiëFinlandEstlandIerlandOostenrijkLuxemburgHongarijeLithouwenSloveniëMaltaTsjechiëLetlandItaliëGriekenlandPortugalCyprusSlovakijeBulgarijePolenRoemeniëDe toegekende score wordt <strong>be</strong>rekend op basis van een analyse van overheidswebsites, de telecommunicatie-infrastructuur en het opleidingsniveau van de onderzochtelanden. Scores variëren tussen 0 en 1, waarbij hogere scores wijzen op een hogere mate van “e-government readiness”.Bron: VN.Bedrijven gebruiken het internet vaker dan individuenvoor interactie met de overheid. Van de Vlaamse <strong>be</strong>drijvengebruiken vier op vijf e-governmentdiensten. Dat isboven het Europese gemiddelde.De overheid mag niet al haar aandacht richten op nieuwecommunicatietechnologieën om <strong>be</strong>ter <strong>be</strong>reikbaar te zijnvoor de burger. Een <strong>be</strong>vraging naar de wijze van contactmet de overheid <strong>be</strong>vestigt de vraag naar een multikanaalaanpak.De telefoon en het loket zijn de twee meestgebruikte middelen om in contact te komen met de overheid.Jongeren en hoger opgeleiden gebruiken meer dananderen e-mail. Ouderen en lager opgeleiden kiezen snellervoor het loket en de brief.6.17 Contact met overheidWijze waarop men de laatste keer in contact kwam met deoverheid, in 2009, in %.Telefoon 50,5Loket 39,0E-mail 28,3Internet (website) 25,5Brief 16,9Andere 5,1Het laatste contact kon op meerdere manieren ge<strong>be</strong>uren, daardoor ligt desom van de percentages hoger dan 100%Bron: SCV-survey 2009.6.18 E-government: burgersEuropese vergelijking van het aantal internetgebruikers die internet gebruiken voor interactie met de overheid, 2009, in %.Inwoners tussen 16 en 74 jaar.807060504030<strong>2010</strong>0DenemarkenZwedenNederlandLuxemburgFinlandEstlandFrankrijkOostenrijkDuitslandVerenigd KoninkrijkBrussels GewestVlaams GewestSloveniëBelgiëSlovakijeSpanjeIerlandWaals GewestHongarijeMaltaTsjechiëLetlandCyprusPortugalLithouwenPolenItaliëGriekenlandBulgarijeRoemeniëInternet gebruikt in de voorbije 3 maand. Interactie met de overheid omvat minstens één van deze activiteiten: informatie verkrijgen van een officiële overheidswebsite,downloaden van formulieren van overheidswebsite of ingevulde formulieren verzenden via een overheidswebsite. Bron: Eurostat.vlaamse overheid 359


6.19 E-government: <strong>be</strong>drijvenEuropese vergelijking van het aandeel <strong>be</strong>drijven dat internet gebruikt voor interactie met de overheid, 2009, in %. Bedrijven metminimum 10 werknemers.10090807060504030<strong>2010</strong>0FinlandSlovakijeDenemarkenLithouwenSloveniëLuxemburgZwedenIerlandWaals GewestNederlandBrussels GewestItaliëBelgiëVlaams GewestEstlandGriekenlandOostenrijkMaltaPortugalFrankrijkCyprusHongarijeTsjechiëVerenigd KoninkrijkSpanjeDuitslandLetlandPolenBulgarijeRoemeniëInteractie met de overheid omvat minstens één van volgende activiteiten: informatie verkrijgen, formulieren downloaden, invullen van web-formulieren, fullelectronic case handling.Bron: Eurostat.Klachten<strong>be</strong>handelingEen <strong>be</strong>hoorlijke dienstverlening veronderstelt een goeduitgebouwd systeem van klachten<strong>be</strong>handeling. Binnen deVlaamse overheid is die georganiseerd op twee niveaus.Wanneer iemand zich onterecht <strong>be</strong>handeld voelt door deVlaamse overheid, stapt hij eerst naar de klachtendienstvan de <strong>be</strong>trokken instantie. Dit noemt men eerstelijnsklachten<strong>be</strong>handeling.Pas wanneer de klager vindt dat hijonvoldoende gehoor krijgt, kan hij terecht bij de VlaamseOmbudsdienst. Deze Ombudsdienst, een aan het VlaamsParlement verbonden maar onafhankelijke instelling,treedt op als tweedelijnsklachten<strong>be</strong>handeling.EerstelijnIn 2009 liepen 11.568 ontvankelijke klachten binnen, eenstijging van 11% ten opzichte van het jaar voordien. Dat<strong>be</strong>tekent niet noodzakelijk dat de diensten slechter presterendan voorheen, maar kan ook te wijten zijn aan een<strong>be</strong>tere en meer toegankelijke klachtenregistratie. Zo wordenklachten voor wonen sinds medio 2006 geregistreerddoor de sociale huisvestingsmaatschappijen in plaatsvan de voormalige Vlaamse Huisvestingsmaatschappij(VHM). Enkele van die huisvestingsmaatschappijen doenhun werk zeer grondig en noteren ook de klachten overonderhouds- en herstellingswerkzaamheden, wat voor-6.20 Ontvankelijke eerstelijnsklachtenEvolutie ontvankelijke eerstelijnsklachten, naar domein, van 2002 tot 2009.4.5004.0003.5003.0002.5002.0001.5001.0005000OnroerendevoorheffingMilieu /algemeenMilieu / water gasen elektriciteitRuimtelijkeordeningWonen0Onderwijs0Verkeer,exclusief de LijnEconomie enwerkgelegenheidWelzijn &gezondheidMediaAndere2002 2007 2008 2009Het aantal klachten voor het thema Verkeer, infrastructuur en mobiliteit is exclusief klachten van De Lijn. De door hen gerapporteerde klachten bleken ook meldingenen gewone klantenreacties te <strong>be</strong>vatten en werden daarom niet opgenomen.Bron: Vlaamse Ombudsdienst.360vrind <strong>2010</strong>


een slagkrachtige overheid6.21 Ontvankelijke klachtenEvolutie ontvankelijke klachten die door de Vlaamse Ombudsdienst in <strong>be</strong>handeling zijn genomen, van 1999 tot 2009, naarthema, in %.454035302520151050RuimtelijkeordeningVerkeer, infrastructuuren mobiliteitWonenOnderwijsFiscaliteit - onroerendevoorheffingMilieuEconomie enwerkgelegenheidAndere1999 2007 2008 2009Bron: Vlaamse Ombudsdienst.heen niet ge<strong>be</strong>urde. Ook bij de categorie media is er sinds2006 plots een piek in het aantal eerstelijnsklachten. Hetverschil in vergelijking met de voorgaande jaren zit bij deVRT, waar de directie Televisie een – succesvol- proefprojectvoor een klantendienst startte.TweedelijnIn 2009 <strong>be</strong>handelde de Vlaamse Ombudsdienst 6.712 verzoeken.Zeven op tien van de verzoeken is onontvankelijk.Meestal heb<strong>be</strong>n deze geen <strong>be</strong>trekking op een Vlaamseoverheidsdienst, zijn het louter vragen om informatie ofhad de verzoeker zich niet eerst tot de klachtendienst vande <strong>be</strong>trokken overheidsinstantie gewend.De ombudsdienst kwam in 2009 voor 1.675 dossiers toteen <strong>be</strong>oordeling. Bij iets meer dan helft ervan werd eenombudsnorm geschonden of een te verhelpen misverstandgesignaleerd.De vaakst geschonden ombudsnormen zijn de redelijke<strong>be</strong>handeltermijn en doeltreffende algemene informatieverstrekking.De sterke toename voor de norm rechtszekerheiden gerechtvaardigd vertrouwen is een gevolg vande schending van die norm in de ruim 300 klachten overde plotse verstrenging van de renovatiepremie.6.22 Geschonden ombudsnormGeschonden ombudsnormen in de dossiers <strong>be</strong>oordeeld door de Vlaamse Ombudsdienst, van 1999 tot 2009, naar geschondennorm, in %.35302520151050Goedeuitvoeringspraktijken administratievenauwkeurigheidRedelijke<strong>be</strong>handeltermijnActievedienstverleningActieveinformatieverstrekkingDeugdelijkecorrespondentieCoördinatieMotivering van<strong>be</strong>stuurshandelingenRechtszekerheid engerechtvaardigdvertrouwenAndere1999 2007 2008 2009Bij de <strong>be</strong>oordeling van een dossier kan meer dan één norm gehanteerd worden.Bron: Vlaamse Ombudsdienst.vlaamse overheid 361


ReguleringsmanagementDe Vlaamse overheid plaatst kwaliteitsvolle regelgevinghoog op de agenda. In samenwerking met de dienstWetsmatiging streeft ze naar goede regels, eenvoudigeprocedures en minder administratieve lasten.Onnodige administratieve lasten zetten een rem op deeconomische groei. Ze vormen een aantasting van derechtszekerheid en het vertrouwen in de overheid. Eenoptimaal reguleringsklimaat daarentegen, biedt ruimtevoor initiatief aan zowel burgers, ondernemingen alsorganisaties.De dienst Wetsmatiging hanteert 8 kenmerken van goederegelgeving:- is regelgeving die noodzakelijk is en doeltreffendis voor het <strong>be</strong>reiken van het <strong>be</strong>oogde doel. Overheidstussenkomstis noodzakelijk en doeltreffend enregelgeving is het <strong>be</strong>ste instrument.6.23 Kwaliteitsvolle regelgevingEvolutie van het aandeel gunstig <strong>be</strong>oordeelde regelgevingdossiers,van 2005 tot 2009, in %.10090807060504030<strong>2010</strong>02005 2006 2007 2008 2009Bron: Dienst Wetsmatiging.6.24 Administratieve lastenEvolutie van het saldo van de administratieve lasten, van2005 tot 2009, in euro.- draagt bij tot maatschappelijke welvaart en welzijn.Ze realiseert het <strong>be</strong>oogde doel tegen de laagst mogelijkemaatschappelijke kosten en minimaliseertongewenste neveneffecten- houdt waarborgen in dat er in de praktijk gevolgaan wordt gegeven. Ze moet uitvoerbaar en afdwingbaarzijn- respecteert de eisen en grenzen die het recht aan dewetgeving stelt en komt tegemoet aan democratische<strong>be</strong>kommernissen.- is samenhangend. Ze vertoont op zich of geplaatstnaast andere regelgeving geen overlappingen en tegenstrijdighedenen maakt deel uit van een coherentgeheel.- is goed <strong>be</strong>grijpbaar, concreet en vlot toegankelijkvoor iedereen voor wie ze van <strong>be</strong>lang kan zijn- is zorgvuldig voor<strong>be</strong>reid. Ze is gebaseerd op allenuttige wetenschappelijke en empirische informatiedie redelijkerwijze <strong>be</strong>schikbaar is. Over de doelstellingen,alternatieven, inhoud en effecten ervan isruim ambtelijk, maatschappelijk en politiek overleggepleegd.- verzekert dat de <strong>be</strong>oogde doelen blijvend doelmatigen doeltreffend worden <strong>be</strong>reikt.De dienst Wetsmatiging maakt gebruik van verschillendeinstrumenten in het streven naar kwaliteitsvolle regelgevingen administratieve lastenverlaging. De reguleringsimpactanalyse(RIA) analyseert doelstellingen enverwachte impact van een voorgenomen regelgeving invergelijking met de alternatieven. De regelgevingsagendabiedt een overzicht van geplande nieuwe regelgevingof aanpassingen aan <strong>be</strong>staande regelgeving en wordt regelmatiggeactualiseerd. Deze publieke agenda waarborgtcoördinatie, planning en transparantie bij de opmaak vanregelgeving. Binnen elk <strong>be</strong>leidsdomein is er tevens een celwetskwaliteit actief die de regelgevingskwaliteit binnende eigen administratie <strong>be</strong>waakt. In 2009 voldoen 95% vande nieuwe regelgevingdossiers aan de vooropgesteldekwaliteitsvereisten. De compensatieregel tenslotte <strong>be</strong>waakthet administratieve lasten saldo binnen de Vlaamseoverheid en stelt dat elke lastenstijging door nieuwe ofwijzigende regelgeving gecompenseerd moet wordendoor een daling van de <strong>be</strong>staande administratieve lasten..Via de compensatieregel werd in 2009 een daling van deadministratieve lasten met bijna 1 miljoen euro <strong>be</strong>cijferd.5.000.00002005 2006 2007 2008 2009-5.000.000-10.000.000-15.000.000-20.000.000-25.000.000-30.000.000Bron: Dienst Wetsmatiging.362vrind <strong>2010</strong>


een slagkrachtige overheidVertrouwen en waarderingvan de dienstverleningEen efficiënte en slagkrachtige overheid stelt de burgersen de <strong>be</strong>drijven centraal. In dit deel wordt stilgestaan bijhoe de burgers hun contacten met de overheid ervaren.Heb<strong>be</strong>n ze er vertrouwen in? Is de dienstverlening klantvriendelijk?VertrouwenHet vertrouwen dat burgers heb<strong>be</strong>n in de overheid isstabiel. Anno 2009 heeft ongeveer 50% er niet veel ofniet weinig vertrouwen in; 35% heeft er weinig tot heelweinig vertrouwen in en bijna 20% heeft er veel tot heelveel vertrouwen in. Er dient opgemerkt te worden dat deinterpretatie van het <strong>be</strong>grip overheid bij de vraagstellingwerd overgelaten aan de respondent. Het <strong>be</strong>treft dus nietnoodzakelijk de Vlaamse overheid.Burgers heb<strong>be</strong>n het meeste vertrouwen in de lokale administratie.Dat de lokale overheid het dichtst bij de burgerstaat en het eerste contact en aanspreekpunt is, lijkt hetvertrouwen te vergroten.6.25 Vertrouwen in overheidVertrouwen in de overheid in 2009, algemeen en naar kenmerken,in %.10090807060504030<strong>2010</strong>0VertrouwenMannenVrouwenBron: SCV-survey 2009.Laag opgeleidMidden opgeleidHoog opgleid(Heel) weinig Niet veel, niet weinig (Heel) veel18-4445-6465+Contact gehadGeen contact gehadMannen heb<strong>be</strong>n een meer uitgesproken mening over deoverheid. Het opleidingsniveau en leeftijd spelen een rol,hoogopgeleiden en jongeren heb<strong>be</strong>n meer vertrouwen.Of mensen al dan niet in contact gekomen zijn met deoverheid speelt een rol. Als er contact was, dan is hetvertrouwen een stuk groter.KlantvriendelijkheidDe meeste burgers (43%) geven aan dat de overheidsdienstklantvriendelijk is in 2009. 16% vindt net het tegendeel.Hoogopgeleiden heb<strong>be</strong>n meer dan de andere opleidingsniveausde indruk dat de klantvriendelijkheid slecht totzeer slecht is. De 65-plussers heb<strong>be</strong>n eerder een goede totheel goede indruk van de klantvriendelijkheid. Mensendie contact hadden met de overheidsdiensten heb<strong>be</strong>nminder een slechte indruk, maar er is geen verschil inhet aandeel met een goede indruk. Er is veel samenhangtussen de indruk van klantvriendelijkheid en vertrouwen.Mensen met weinig vertrouwen heb<strong>be</strong>n eerder eenslechte indruk over de klantvriendelijkheid, deze met veelvertrouwen heb<strong>be</strong>n de indruk dat de klantvriendelijkheidgoed tot zeer goed is.6.26 Klantvriendelijkheid overheidDe klantvriendelijkheid van de overheid in 2009, algemeen en naar kenmerken, in %.10090807060504030<strong>2010</strong>0KlantvriendelijkMannenVrouwenLaag opgeleidMidden opgeleidHoog opgleid18-4445-6465+Contact gehad(Heel) slechte indruk Noch slechte, noch goede indruk (Heel) goede indrukGeen contact gehadWeinig vertrouwenNiet veel, niet weinigvertrouwenVeel vertrouwenBron: SCV-survey 2009.vlaamse overheid 363


Voor meer informatiePublicaties en websitesJaarlijke publicaties van de Sociaal-Economische raad van<strong>Vlaanderen</strong> (SERV): Evaluatierapport Begroting (januari)en Advies Begrotingsadvies (juli)http://www.serv.<strong>be</strong>Middelen<strong>be</strong>groting, Uitgaven<strong>be</strong>groting en Algemene Toelichting:http://fin.vlaanderen.<strong>be</strong>/nlapps/docs/default.asp?id=163Vlaamse Regering (2009). Regeerakkoord 2009-2014. Brussel.Bourgeois, G. (2009). Beleidsnota Bestuurszaken 2009-2014.Brussel.Communicatieverslag van de Vlaamse RegeringJaarverslag Contactpunt Vlaamse InfolijnJaarverslag Vlaamse OmbudsdienstJaarverslag Dienst WetsmatigingDienst Emancipatiezaken: emancipatiezaken.vlaanderen.<strong>be</strong>Vlaamse Infolijn: http://www.vlaanderen.<strong>be</strong>/infolijnVlaamse Ombudsdienst: http://www.vlaamseombudsdienst/Dienst wetsmatiging: http://www.wetsmatiging.<strong>be</strong>/E-goverment Vlaamse overheid:http://www.vlaanderen.<strong>be</strong>/egovernmentEurostat: http://ec.europa.eu/eurostat/Vlaamse overheidscommunicatie:http://www.vlaanderen.<strong>be</strong>/communicatieDefinitiesGeconsolideerde brutoschuld Schuld verminderd metschuld van andere overheden die de <strong>be</strong>schouwde overheid<strong>be</strong>zit. De consolidatie houdt in dat binnen een<strong>be</strong>paalde kring van verwante overheidsinstellingen deonderlinge vorderingen en schulden worden weggelatenbij de <strong>be</strong>rekening van de totale som van de kringvan instellingen, dit om dub<strong>be</strong>ltellingen te voorkomen.Gedeelde <strong>be</strong>lastingen Federale <strong>be</strong>lastingen die op uniformewijze over het gehele grondgebied van Belgiëworden geheven en waarvan de opbrengst geheel ofgedeeltelijk aan de gemeenschappen wordt toegewezen,overeenkomstig de financieringswet.Kapitaaluitgaven Kapitaaluitgaven omvatten: kapitaaloverdrachtenaan andere sectoren (ESR-hoofdgroep5), kapitaaloverdrachten binnen de sector overheid(ESR-hoofdgroep 6), investeringen (ESR-hoofdgroep7) en kredietverleningen en deelnemingen (ESRhoofdgroep8)Lopende uitgaven Lopende uitgaven omvatten: inkomensoverdrachtenbinnen de sector overheid (ESRhoofdgroep4), lopende uitgaven voor goederen endiensten (ESR-hoofdgroep 1), inkomensoverdrachtenaan andere sectoren (ESR-hoofdgroep 3) en rente enverliezen van <strong>be</strong>drijven (ESR-hoofdgroep 2)Samengevoegde <strong>be</strong>lastingen Federale <strong>be</strong>lastingen die opuniforme wijze over het gehele grondgebied van Belgiëworden geheven, waarvan de opbrengst geheel of gedeeltelijkaan de gewesten wordt toegewezen, overeenkomstigde financieringswet, en waarop de gewestenautonoom opcentiemen of kortingen, <strong>be</strong>lastingverminderingenof –vermeerderingen kunnen toepassen.Vorderingensaldo Het vorderingensaldo (of financieringssaldo)wordt uniform over de EU <strong>be</strong>rekend volgensde regels van de “procedure inzake buitensporigeoverheidstekorten” (excessive deficit procedureof EDP) uit het Verdrag van Maastricht. Dit maakt dusinterregionale of internationale vergelijkingen mogelijk.Een <strong>be</strong>langrijk verschilpunt met het <strong>be</strong>grotingssaldois dat het vorderingensaldo niet alleen voor hetministeries van de Vlaamse overheid wordt <strong>be</strong>rekend,maar voor een veel ruimere kring van Vlaamse overheidsinstellingenen verzelfstandigde agentschappen.Anderzijds worden onder andere kredietverleningenen deelnemingen en aflossingen van de schuld, in tegenstellingtot het <strong>be</strong>grotingssaldo, niet meegenomenin de <strong>be</strong>rekening van het vorderingensaldo.Personeelsaantal Het aantal personeelsleden (uitgedruktin personen) die op 31/12 van het aangegeven jaar indienst waren bij de Vlaamse administratie.Personeelscapaciteit Een indicatie van hoeveel personeelsleden<strong>be</strong>zoldigd worden binnen een <strong>be</strong>paald jaar,na aftrek van de on<strong>be</strong>taalde verlofstelsels zoals loopbaanonderbrekingen deeltijdse afwezigheden. Hetwordt uitgedrukt in bruto vte en <strong>be</strong>rekend over hetvolledige kalenderjaar.Vte Alle <strong>be</strong>zoldigde tewerkstelling wordt binnen een <strong>be</strong>paaldjaar herrekend naar voltijdse jobs. On<strong>be</strong>taaldeverlofstelsels, zoals loopbaanonderbreking en deeltijdseafwezigheden, worden herrekend.Persoon van allochtone afkomst Persoon met een nationaliteitvan een land buiten de Europese Unie (EU-15lidstaten) of een persoon van wie minstens één ouderof twee grootouders een nationaliteit heb<strong>be</strong>n van eenland buiten de Europese Unie.Persoon met een ar<strong>be</strong>idshandicap Persoon met een aantastingvan zijn/haar mentale, psychische, lichamelijkeof zintuiglijke mogelijkheden, voor wie het uitzicht ophet verwerven en <strong>be</strong>houden van een ar<strong>be</strong>idsplaats enop vooruitgang op die plaats, langdurig en in <strong>be</strong>langrijkemate <strong>be</strong>perkt is.Streefcijfers De cijfers die de organisatie wil <strong>be</strong>reikeninzake de evenredige vertegenwoordiging van deverschillende kansengroepen.364vrind <strong>2010</strong>


een slagkrachtige overheid6.2lokale enprovinciale <strong>be</strong>sturen<strong>Vlaanderen</strong> heeft nood aan sterke en <strong>be</strong>stuurskrachtigelokale overheden. De lokale overheid staat het dichtst bijde burger en is zijn eerste contact- en aanspreekpunt. Degemeente is de basisschakel in het overheids<strong>be</strong>stuur. Tochontsnapt ook dit <strong>be</strong>stuursniveau niet aan de gevolgen vande economische crisis en teruglopende ontvangsten. Dekomende jaren heeft <strong>Vlaanderen</strong> weinig <strong>be</strong>leidsruimtevoor <strong>be</strong>langrijke financiële stimuli. De lokale <strong>be</strong>sturen zullenzelf moeten werken aan hun efficiëntie om met mindermiddelen toch een <strong>be</strong>ter <strong>be</strong>stuur tot stand te brengen.Om dit in <strong>be</strong>eld te brengen wordt eerst een overzicht vande financiële ontwikkelingen van de lokale en provinciale<strong>be</strong>sturen gegeven en daarna van de personeelsevolutieen –kenmerken.FinanciënDeze sectie <strong>be</strong>handelt de financiën van de diverse lokaleoverheden: gemeenten en steden, OCMW’s, politiezonesen provincies. Binnen elke overheid komen de ontvangsten,de uitgaven en het saldo van <strong>be</strong>ide aan bod.GemeentenDit onderdeel <strong>be</strong>handelt de <strong>be</strong>grotingsrekening, of kortwegde rekening, van de gemeenten. De <strong>be</strong>grotingsrekeningis een onderdeel van de jaarrekening en vloeitvoort uit de gevoerde budgettaire boekhouding. De jaarrekeningvormt de financiële weerslag van het gevoerde<strong>be</strong>leid gedurende het afgelopen jaar.Kenmerkend voor de gemeentelijke <strong>be</strong>groting en <strong>be</strong>grotingsrekeningis de opsplitsing tussen de gewone en debuitengewone dienst. Elke kasstroom wordt in slechtséén dienst geboekt.De gewone dienst omvat “alle ontvangsten en uitgavendie ten minste één maal per financieel dienstjaar voorkomenen die de gemeente regelmatige inkomsten en eenregelmatige werking waarborgen, met in<strong>be</strong>grip van deperiodieke aflossing van de schuld”. De buitengewone<strong>be</strong>groting is een overzicht van “alle ontvangsten en uitgavendie rechtstreeks en op een duurzame wijze invloedheb<strong>be</strong>n op de omvang, de waarde of de instandhoudingvan het patrimonium van de gemeente, uitgezonderd denormale onderhoudswerken; de term omvat eveneens devoor hetzelfde doel toegestane toelagen en leningen, diedeelnemingen en <strong>be</strong>leggingen op meer dan één jaar, alsmedede vervroegde terug<strong>be</strong>talingen van de schuld.”De ontvangsten en uitgaven van de gewone en de buitengewonedienst worden ingedeeld in zogenaamde economischegroepen, die gelijksoortige ontvangsten en uitgaven<strong>be</strong>vatten (classificatie naar de aard), en in functionelegroepen, die aangeven over welk <strong>be</strong>leidsdomein of welkesector het gaat (classificatie naar de toewijzing of <strong>be</strong>stemming).De functionele indeling is dezelfde in de gewone ende buitengewone dienst, maar in de economische indelingzijn er verschillen.Bij de <strong>be</strong>spreking worden de gemeenten ingedeeld volgensde zogenaamde <strong>VRIND</strong> typologie, waarbij gemeentengeordend worden volgens graad van verstedelijking(zie figuur 4.45).OntvangstenDe stijging van de ontvangsten is tot stilstand gekomen.Tussen 2006 en 2008 stegen de nominale ontvangstenjaarlijks met 1%. In de vorige <strong>be</strong>stuursperiode 2001-2006stegen de ontvangsten jaarlijks met 5%. Door de crisiswordt voor 2009 een daling van de ontvangsten verwacht.In 2007 <strong>be</strong>droegen de totale ontvangsten gewone dienst8,15 miljard euro, in 2008 7,9 miljard euro. Voor 2008ontbreken echter, op het ogenblik van het opstellen vandit rapport, nog 6% van de gemeenterekeningen, zodatdat <strong>be</strong>drag een onderschatting is. De ontvangstencijfersper inwoner geven wel de evolutie weer. In 2007 en 2008ontvingen de gemeenten per inwoner 1.330 en 1.350 euro,een stijging van 1%.Gemeenten die talrijke centrumfuncties vervullen, heb<strong>be</strong>nextra ontvangsten onder de vorm van <strong>be</strong>lastingen.De ontvangsten per inwoner stijgen naarmate de “stedelijkheid”toeneemt. De centrumgemeenten heb<strong>be</strong>ndaarnaast extra uitgaven die hun extra ontvangsten ruimoverstijgen. De Vlaamse overheid komt deze gemeentendaarom tegemoet door verhoogde bijdragen uit het Gemeente-en het Stedenfonds (zie verder). De grootstedenAntwerpen en Gent heb<strong>be</strong>n de hoogste ontvangsten perinwoner: in 2008 waren de ontvangsten met 2.700 europer inwoner exact dub<strong>be</strong>l zo hoog als het Vlaamse gemiddelde.Ook de 11 centrumsteden liggen met 1.600euro per inwoner duidelijk boven dit gemiddelde. Delokale en provinciale <strong>be</strong>sturen 365


plattelandsgemeenten en het overgangsgebied ontvingenper inwoner het minst.Sinds 2000 stegen de ontvangsten het sterkst in de kleineresteden, het minst in de groot- en centrumsteden enhet Vlaams strategisch gebied rond Brussel.Figuur 6.27 geeft de structuur van de gemeenteontvangsten(gewone dienst) weer. De ontvangsten gewone dienstworden ingedeeld in drie economische groepen: prestatie-,schuld- en overdrachtontvangsten. Prestatieontvangstenzijn de vergoedingen die de gemeenten krijgen voorgeleverde prestaties . Schuldontvangsten zijn inkomstenuit het financiële vermogen van de gemeenten, vooral dividendenuit participaties en intresten op <strong>be</strong>leggingen. Deoverdrachtontvangsten zijn de <strong>be</strong>langrijkste ontvangsten.Het zijn vooral de ontvangsten uit <strong>be</strong>lastingen en uit algemeneen specifieke subsidies van andere overheden.De volgende paragrafen <strong>be</strong>handelen deze drie hoofdgroepenen hun onderverdelingen.Prestatie- en schuldontvangstenIn 2008 maakten de prestatieontvangsten 6% uit van detotale ontvangsten gewone dienst.De schuldontvangsten daalden in 2007 en 2008 , zowelin euro per inwoner als in aandeel van de totale ontvangsten.In 2008 maakten de schuldontvangsten 8,5% uit vande ontvangsten gewone dienst. Dat is duidelijk minderdan het gemiddelde van 11% in de jaren 2000-2005. In2006 vond immers een verkoop van Electra<strong>be</strong>l-aandelenaan Suez plaats, waardoor de dividendeninkomsten voorde gemeenten sterk zijn afgenomen. Die verkoop kaderdein de verdere li<strong>be</strong>ralisering van de gas- en elektriciteitsmarkt.OverdrachtontvangstenDe overdrachtontvangsten stegen in 2007 en 2008. Ookhier <strong>be</strong>treft het zowel een stijging in euro per inwoner alseen stijging in aandeel van het totaal. Alle overdrachtontvangstensamen zijn goed voor 86% van de gemeenteontvangstenin 2008. Over de vorige <strong>be</strong>stuursperiode laghet gemiddelde aandeel met 84% iets lager. Van de driesubgroepen zijn de <strong>be</strong>lastingen (53%) het <strong>be</strong>langrijkst,gevolgd door de fondsen (27%) en de toelagen (20%).Naar verstedelijking valt op dat de grootsteden het hoogsteaandeel overdrachtontvangsten heb<strong>be</strong>n (60%), hetplatteland en de kleine steden het laagste. Hierna wordende <strong>be</strong>lastingen en de fondsen <strong>be</strong>sproken.6.27 Structuur van de gemeenteontvangsten gewone dienstOntvangstenPrestatieontvangstenOverdrachtontvangstenSchuldontvangstenBelastingen Toelagen FondsenAanvullende<strong>be</strong>lastingenEigengemeente<strong>be</strong>lastingenGemeentefondsStedenfondsOverigefondsenOpcentiemen op de onroerendevoorheffing (OOV)Aanvullende <strong>be</strong>lasting op depersonen<strong>be</strong>lasting (APB)Overigeaanvullende <strong>be</strong>lastingen366vrind <strong>2010</strong>


een slagkrachtige overheid6.28 GemeenteontvangstenGemeenteontvangsten (nominale cijfers, gewone dienst,rekeningen), volgens <strong>VRIND</strong>-typologie, naar <strong>be</strong>lastingen,fondsen, overige, in euro per inwoner, in 2008.GrootstedenCentrumstedenStructuurondersteunendkleinstedelijk gebiedRegionaalstedelijk gebiedVlaams strategisch gebiedrond BrusselProvinciaal kleinstedelijk gebiedGrootstedelijke randOvergangsgebiedPlattelandVlaams Gewest0Bron: BZ, Agentschap voor Binnenlands Bestuur.BelastingenDe <strong>be</strong>lastingen vormen het <strong>be</strong>langrijkste deel vande overdrachten. In 2008 lag de <strong>be</strong>lastingopbrengstper inwoner lager dan in 2007. Voor 2009 wordt eenverdere daling verwacht. De <strong>be</strong>woners van de grootstedenen centrumsteden <strong>be</strong>taalden het meest <strong>be</strong>lastingen.Toch <strong>be</strong>talen zij in verhouding tot de totale uitgavenminder dan de andere Vlamingen. Bovendienstijgen de <strong>be</strong>lastingen er minder snel. Dat is te dankenaan hun inkomsten uit het Gemeente- en Stedenfonds,die vooral deze steden ten goede komen.De <strong>be</strong>lastingen waren goed voor 45% van de ontvangstengewone dienst. Het gemiddelde aandeel in deontvangsten in de periode 2000-2006 was iets hoger.In 2008 <strong>be</strong>taalde elke Vlaming 610 euro gemeente<strong>be</strong>lastingen.Dat is iets minder dan in 2007. Voor 2009wordt, als gevolg van de crisis, een verdere dalingverwacht. De <strong>be</strong>lastingen stijgen sinds 2000 jaarlijksgemiddeld met 3,5%, nagenoeg even sterk als de totaleontvangsten.In het kader van het Lokaal Pact met de vorigeVlaamse Regering verbonden alle gemeenten zichertoe om hun <strong>be</strong>lastingen voor 2009 niet te verhogen.Dat wil zeggen dat ze de aanslagvoeten of tarievenniet mogen verhogen en geen nieuwe <strong>be</strong>lastingenmogen invoeren. Bovendien moesten zij de forfaitairehuisvuil<strong>be</strong>lasting, kantoor<strong>be</strong>lastingen en <strong>be</strong>lastingenop personeel afschaffen. Zij mogen ook geen nieuwe5001.0001.500BelastingenFondsenOverige (prestatie-, schuldontvangsten en toelagen)2.0002.5003.000forfaitaire gezins<strong>be</strong>lastingen invoeren vóór 2013. Hetaanvankelijke <strong>be</strong>leidsvoornemen om de forfaitairehuisvuil<strong>be</strong>lasting af te schaffen werd nadien afgezwakttot het afbouwen van het forfaitaire (vaste)gedeelte van de <strong>be</strong>lasting tot maximaal 55 euro perjaar tegen het einde van <strong>2010</strong>. In ruil nam het Vlaamseniveau voor 615 miljoen euro schulden over vangemeenten en OCMW’s (zie verder onder saldo enschuld), verhoogde het de Elia-compensatie die in hetVlaams Gemeentefonds sinds 2008 was geïntegreerd(zie verder onder fondsen) en zal het gewestelijkeingrepen in de onroerende voorheffing voor de lokale<strong>be</strong>sturen volledig compenseren (zie verder onder aanvullende<strong>be</strong>lastingen). Bovendien zal het gewest eengroter aandeel van de kosten verbonden aan nog uitte voeren rioleringsinvesteringen dragen.In 2008 <strong>be</strong>taalde elke Vlaming 610 euro gemeente<strong>be</strong>lastingen.De grootsteden en centrumsteden spannende kroon met 750 en 690 euro per inwoner. De minstegemeente<strong>be</strong>lastingen worden <strong>be</strong>taald op het platteland(520 euro per inwoner).Dankzij het gemeente- en het stedenfonds hoeven degroot- en centrumsteden hun <strong>be</strong>lastingen niet in verhoudingtot hun uitgaven te verhogen. Het Vlaamseniveau heeft de fondsen opgericht om onder meerde <strong>be</strong>woners van centrumsteden niet alleen de lastenvoor de stadsdiensten te laten dragen. Die komen,precies door hun centrumfunctie, een veel brederekring ten goede dan alleen de stads<strong>be</strong>woners. Degroot- en centrumsteden kampen meer met socialeproblemen dan andere gemeenten. Ook hier wil hetStedenfonds een antwoord op bieden. De <strong>be</strong>lastingenzijn in vergelijking met het Vlaamse Gewest 22% hogerin de grootsteden en 14% in de centrumsteden.De totale uitgaven liggen echter 105% hoger in degrootsteden en 18% in de centrumsteden.In de groot- en centrumsteden evolueren de <strong>be</strong>lastingenbovendien in de richting van het Vlaamse gemiddelde.Sinds 2000 stegen de <strong>be</strong>lastingen per inwonerin het Vlaamse Gewest nominaal met 3,5% per jaar,tegenover 2% in de grootsteden en 3% in de centrumsteden.In 2008 werd 67% van de <strong>be</strong>lastingen gedragen doorde burgers, 23% door de <strong>be</strong>drijven en 10% zoweldoor burgers als ondernemingen. Een voor<strong>be</strong>eld vandie laatste categorie is de algemene milieu<strong>be</strong>lasting,die meestal zowel aan burgers als ondernemingenwordt opgelegd. Uiteraard hangt die verdeling afvan de economische activiteit in de gemeenten. Inde grootsteden is het aandeel van de <strong>be</strong>drijven 41%,terwijl dit in het overgangsgebied en het plattelandslechts 15% en 14% <strong>be</strong>draagt.De <strong>be</strong>lastingen vallen uiteen in twee groepen: de eigen<strong>be</strong>lastingen en de aanvullende <strong>be</strong>lastingen.Eigen <strong>be</strong>lastingen worden autonoom vastgesteld engeïnd door de gemeente. Aanvullende <strong>be</strong>lastingenlokale en provinciale <strong>be</strong>sturen 367


worden <strong>be</strong>rekend bovenop een <strong>be</strong>lasting van eenhogere overheid en geheven via hetzelfde aanslagbiljet.De hogere overheid stort dan de aanvullende<strong>be</strong>lasting door aan de gemeente. De gemeente <strong>be</strong>slistover het <strong>be</strong>lastingtarief. De <strong>be</strong>langrijkste aanvullende<strong>be</strong>lastingen zijn de opcentiemen op de onroerendevoorheffing (OOV) en de aanvullende personen<strong>be</strong>lasting(APB). De OOV en APB waren in 2008goed voor 46% en 38% van de totale <strong>be</strong>lastingen.Daarnaast waren er de aanvullende <strong>be</strong>lastingen op deverkeers<strong>be</strong>lasting, op de milieuheffing (OVAM) en deopcentiemen op de gewest<strong>be</strong>lasting op leegstand enverkrotting. Samen hadden ze een aandeel van 2%.De eigen gemeente<strong>be</strong>lastingen hadden in 2008 eenaandeel van14% in de totale <strong>be</strong>lastingen. Het <strong>be</strong>trefteen zeer groot aantal heffingen. Geen enkele haaldeeen aandeel van 3% in de totale <strong>be</strong>lastingen. De vijf<strong>be</strong>langrijkste zijn : de <strong>be</strong>lasting op drijfkracht (2,5%),de <strong>be</strong>lasting op tweede verblijven. de <strong>be</strong>lasting opafgifte van huisvuilzakken, -recipiënten en -zelfklevers,de algemene gemeente<strong>be</strong>lasting en de milieu<strong>be</strong>lasting(telkens 1%).De OOV waren in 2008 veruit de <strong>be</strong>langrijkste <strong>be</strong>lastingmet een aandeel van 46%. Ze brachten 280 europer inwoner op. In tegenstelling tot de <strong>be</strong>lastingen alsgeheel stegen de OOV tegenover 2007. De <strong>be</strong>lastingbasis,het kadastraal inkomen, is dan ook conjunctuurongevoelig.In de grootsteden was de opbrengst per6.29 Gemeente<strong>be</strong>lastingenGemeente<strong>be</strong>lastingen, naar de <strong>be</strong>langrijkste <strong>be</strong>lastingen (nominalecijfers, rekeningen), volgens <strong>VRIND</strong>-typologie, in europer inwoner, in 2008.GrootstedenCentrumstedenVlaams strategisch gebiedrond BrusselStructuurondersteunendkleinstedelijk gebiedRegionaalstedelijk gebiedGrootstedelijke randProvinciaal kleinstedelijk gebiedOvergangsgebiedPlatteland6.30 Opcentiemen onroerende voorheffingEvolutie van de opcentiemen onroerende voorheffing (tarief,in opcentiemen) en de opbrengst van 100 opcentiemen perinwoner, nominale cijfers, in euro, van 1998 tot <strong>2010</strong>.1.6001.4001.2001.00080060040020001998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 <strong>2010</strong>OOV (linkerschaal)100 OOV per inwoner (rechterschaal)Bron: BZ, Agentschap voor Binnenlands Bestuur.inwoner 40% hoger dan het Vlaamse gemiddelde, inde centrumsteden 24%. De opbrengst per inwoner laghet laagst in het overgangsgebied en het platteland. In<strong>be</strong>ide gebieden was ze 20% lager dan in het VlaamseGewest.De onroerende voorheffing (OV) wordt <strong>be</strong>rekend ophet kadastraal inkomen van onroerende goederen.Ze wordt verdeeld onder het Vlaamse Gewest, degemeenten en de provincies. Het aantal opcentiemen(tarief van de OV) stellen de provincies en gemeentenautonoom vast.Een opcentiem is gelijk aan één honderdste van hetgewestaandeel. Om de ontvangsten OV van eenprovincie of een gemeente te <strong>be</strong>rekenen wordt hetgewestaandeel vermenigvuldigd met het aantal opcentiemenvan het kwestieuze <strong>be</strong>stuur.voor<strong>be</strong>eld:Als het gewestaandeel 150 euro <strong>be</strong>draagt en de gemeenteheft 1.000 opcentiemen en de provincie 300 opcentiemen,dan <strong>be</strong>taalt de <strong>be</strong>lastingplichtige 2.100 euro.Gewestaandeel + gemeenteaandeel + provincieaandeel =Gewestaandeel + aantal gemeentelijke opc. x waarde opc. +aantal provinciale opc. x waarde opc. =150 euro + 1000 x + 300 x = 2.100 euro.2520151050Vlaams Gewest0100200Opcentiemen op de onroerende voorheffingAanvullende <strong>be</strong>lasting op de personen<strong>be</strong>lastingOverige aanvulllende <strong>be</strong>lastingenEigen gemeente<strong>be</strong>lastingenBron: BZ, Agentschap voor Binnenlands Bestuur.300400500600700800Het gemiddelde van het gemeentelijke OOV-tarief <strong>be</strong>draagtin <strong>2010</strong> 1.340 euro. Dit is het hoogste tarief ooit.De tarieven in de centrumsteden, de kleinere steden enhet platteland zijn het hoogst en liggen dus boven dievan de grootsteden, die de hoogste opbrengsten halen.Wijzigingen in het gewestaandeel treffen ook de opbrengstvoor de gemeenten (en provincies). In hetkader van het Lokaal Pact verbond de Vlaamse over-368vrind <strong>2010</strong>


een slagkrachtige overheid6.31 Aanvullende personen<strong>be</strong>lastingEvolutie van de aanvullende personen<strong>be</strong>lasting (tarief, in %)en de opbrengst van 1% APB per inwoner, nominale cijfers, ineuro, van 1998 tot <strong>2010</strong>.8765432101998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 <strong>2010</strong>APB (linkerschaal)1% APB per inwoner (rechterschaal)Bron: BZ, Agentschap voor Binnenlands Bestuur.heid zich ertoe om de minderopbrengsten voor degemeenten ten gevolge van de vrijstellingen van deonroerende voorheffing voor nieuw materieel enoutillage (<strong>be</strong>drijfsinvesteringen) en de verlaging vanonroerende voorheffing voor lage-energiewoningen,te compenseren.De APB was in 2008, met een aandeel van 38%, detweede <strong>be</strong>langrijkste gemeente<strong>be</strong>lasting. De crisisveroorzaakte een daling van de opbrengst ten opzichtevan 2007, zoals bij de <strong>be</strong>lastingen als geheel.Per inwoner bracht de APB in 2008 230 euro op. Devariatie tussen de gemeenten is minder groot dan bijde OOV. Het Vlaams strategisch gebied rond Brusselen de grootstedelijke rand genoten de hoogste opbrengstenper inwoner. Die lagen iets meer dan 10%boven het Vlaamse gemiddelde, op de voet gevolgddoor het overgangsgebied en de centrumsteden. Delaagste opbrengst per inwoner kreeg het provinciaalkleinstedelijk gebied, 15% onder het Vlaamse gemiddelde.De grootsteden lagen licht onder het Vlaamsegemiddelde.De APB wordt <strong>be</strong>rekend op de (federale) personen<strong>be</strong>lastingen gaat naar de gemeente waar de <strong>be</strong>lastingplichtigewoont. Een APB-tarief van 7% <strong>be</strong>tekentdat voor de gemeente aanvullend 7% van het federaleaandeel wordt geheven.In <strong>2010</strong> <strong>be</strong>draagt het gemiddelde tarief 7,2%, hetzelfdeals in 2009. Sinds 2003 is het gemiddelde tarief nietmeer gestegen. Ook tussen de verschillende soortengemeenten is het vrij gelijk. De centrumsteden (7,6%)en de grootseden (7,5%) heb<strong>be</strong>n de hoogste tarieven,de grootstedelijke rand en het Vlaams strategischgebied rond Brussel (<strong>be</strong>ide 6,6%) de laagste.4035302520151050FondsenNaast de <strong>be</strong>lastingen <strong>be</strong>staat een <strong>be</strong>langrijk deel vande overdrachtontvangsten uit fondsen, goed voor23% van de ontvangsten gewone dienst in 2008. Dezefondsen worden opgebracht door de hogere, vooralVlaamse, overheid. Zij verschaffen onder meer bijkomendeinkomsten aan gemeenten die hogere uitgavendragen door hun centrumfunctie en vaak een hogerarmoedepercentage heb<strong>be</strong>n. De centrumfunctie houdtprecies in dat de diensten van deze gemeenten nietalleen de gemeente<strong>be</strong>volking ten goede komen. Defondsen zorgen ervoor dat het niet alleen de gemeente<strong>be</strong>volkingis die, via <strong>be</strong>lastingen, deze uitgaven moetdragen. Op die manier kunnen de <strong>be</strong>lastingen in decentrumgemeenten op een aanvaardbaar peil wordengehouden.Binnen de fondsen overheersen het Gemeente- enhet Stedenfonds. Deze fondsen worden gefinancierduit de Vlaamse <strong>be</strong>groting. Het Gemeentefonds is eenalgemene financieringsbron voor alle gemeenten,maar geeft per inwoner meer uit aan de grootsteden(Antwerpen en Gent) en de elf centrumsteden (Aalst,Brugge, Genk, Hasselt, Kortrijk, Leuven, Mechelen,Oostende, Roeselare, Sint-Niklaas en Turnhout), uiteraardomdat daar de centrumfuncties geconcentreerdzijn. Het Stedenfonds richt zich exclusief tot dezelfdedertien steden en ook de Vlaamse Gemeenschapscommissiein Brussel. Dit fonds streeft ernaar de leefbaarheidvan de steden te ver<strong>be</strong>teren. De <strong>be</strong>stedingvan het Stedenfonds is gekoppeld aan de doelstellingenen de <strong>be</strong>oogde maatschappelijke effecten diein de <strong>be</strong>leidsovereenkomsten tussen de steden ende Vlaamse overheid zijn afgesproken. De Vlaamse<strong>be</strong>groting <strong>2010</strong> wijst 2,0 miljard euro toe aan hetGemeentefonds en 128 miljoen aan het Stedenfonds.Decretaal is een jaarlijkse groei van 3,5% <strong>be</strong>paald.De vrijmaking van de elektriciteitsmarkt veroorzaakteeen daling van de dividenden die de elektriciteitsintercommunalesaan de gemeenten uitkeerden. Om ditinkomstenverlies gedeeltelijk te compenseren voerdede federale overheid, vanaf 2004, de zogenaamdeEliaheffing of Eliataks in.De Eliaheffing was een heffing op de elektriciteitsdistributievia Elia, de <strong>be</strong>heerder van het hoogspanningsnetwerk,en <strong>be</strong>lastte het elektriciteitsverbruik van<strong>be</strong>drijven en gezinnen. De Vlaamse Regering <strong>be</strong>slistein novem<strong>be</strong>r 2007 om deze heffing vervroegd af teschaffen, vanaf 1 januari 2008. In de plaats daarvanwerd aan het Gemeentefonds, vanaf 2008, een aanvullendedotatie toegevoegd. Die <strong>be</strong>droeg 83 miljoeneuro in 2008 en 85 miljoen euro in 2009 en <strong>2010</strong>.. Inhet kader van het Lokaal Pact verhoogde de Vlaamseoverheid die aanvullende dotatie, met 25 miljoen euroin 2008 en 42 miljoen euro in 2009 en <strong>2010</strong>.De fondsen <strong>be</strong>droegen 310 euro per inwoner in 2008.Het aandeel van de fondsen in de totale ontvangstengewone dienst <strong>be</strong>droeg in 2008 23% en blijft door delokale en provinciale <strong>be</strong>sturen 369


jaren nagenoeg constant, net zoals de toelagen. Vóór2003, toen het huidige Gemeente- en Stedenfondsin werking traden, <strong>be</strong>droeg dit aandeel 20%. Degrootsteden (1.100 euro) en centrumsteden (400 euro)ontvingen per inwoner het grootste aandeel in defondsen. Ook het aandeel in de totale ontvangsten isaanzienlijk groter in de grootsteden en, in minderemate, in de centrumsteden ten opzichte van de restvan <strong>Vlaanderen</strong>. In de grootsteden loopt het aandeelvan de fondsen in de totale ontvangsten zelfs op tot40%. De grootstedelijke rand, het Vlaams strategischgebied rond Brussel en het overgangsgebiedontvingen de minste inkomsten uit de fondsen. Datheeft vooral te maken met de hogere inkomens vande <strong>be</strong>volking in deze randgemeenten. Het Gemeentefondsbiedt namelijk, naast de compensatie voorde centrumfunctie, ook een <strong>be</strong>langrijke compensatievoor fiscaalarme gemeenten. Fiscaal draagkrachtigegemeenten krijgen daarentegen minder uit het Gemeentefonds.UitgavenDe uitgaven gewone dienst groeiden in 2008 snellerdan in 2007. De grootsteden en centrumsteden geven perinwoner het meest uit. Zij dragen vooral meer over aanandere overheden (politiezones, OCMW’s). Opvallend isdat het aandeel van de aflossingen en intresten afneemt.Deze schulduitgaven zijn in de grootsteden trouwenslager dan in andere gemeenten. De meeste uitgaven gaanin de gewone dienst naar de domeinen welzijn, cultuur,jeugd en sport en onderwijs. In de buitengewone dienstvolgen de uitgaven een stijgende trend tijdens de <strong>be</strong>stuursperiodeom bij het <strong>be</strong>gin van een nieuwe legislatuurweer te dalen. In 2008 zijn de uitgaven hoger dan in 2007,maar lager dan in 2006. Opvallend is het grote overwichtvan de grootsteden. Veruit de <strong>be</strong>langrijkste groep vormende investeringen (71%). De tweede grootste groep is deschulduitgaven, vooral <strong>be</strong>staande uit participaties. Diezijn door de tijd zeer varia<strong>be</strong>l, en lagen in 2008 duidelijklager dan het gemiddelde in de vorige legislatuur. De <strong>be</strong>langrijksteuitgavendomeinen zijn verkeer en waterstaaten cultuur, jeugd en sport.In deze sectie komen achtereenvolgens de algemene tijdstendens,de indeling in economische hoofdgroepen en deindeling naar functionele domeinen aan bod. Telkens wordende gewone en de buitengewone dienst <strong>be</strong>sproken.EvolutieDe uitgaven in de gewone dienst groeiden in 2008 met3,6%, tegenover 2,5% in 2007. 2008 kende wel een zeerhoge inflatie van 4,5%, zodat in dat jaar de uitgaven reëeldaalden. In 2008 <strong>be</strong>droegen de nominale uitgaven gewonedienst 1.300 euro per inwoner, tegenover 1.200 euro in2007. De groei in 2008 is ongeveer gelijk aan de gemiddeldegroei sinds 2000. Sinds dat jaar namen de uitgaven toemet 31% of jaarlijks met gemiddeld 3,4%. De totale uitgavengewone dienst <strong>be</strong>droegen in 2008 7,5 miljard euro.Voor 2008 ontbreken echter nog 6% van de gemeenterekeningen,zodat dat <strong>be</strong>drag een onderschatting is.Er zijn grote verschillen in de uitgaven volgens de<strong>VRIND</strong>-typologie, net zoals bij de ontvangsten. De grootstedenspenderen per inwoner meer dan dub<strong>be</strong>l zoveel alshet Vlaamse gemiddelde. Ook de centrumsteden overstijgenhet gemiddelde (met 20%). Het overgangsgebied enhet platteland <strong>be</strong>vinden zich aan het andere uiteinde vanhet spectrum.De spreiding in de hoogte van de uitgaven neemt in detijd echter af. De gemeenten met de hoogste uitgavengroeien trager dan alle gemeenten samen. Omgekeerdgroeien de gemeenten met de laagste uitgaven sneller. Dejaarlijkse uitgavengroei sinds 2000 ligt in de grootsteden(2,6%) lager dan het Vlaamse gemiddelde (3,4%). Ook decentrumsteden groeien met 3,0% trager dan de overigegemeenten. De snelste groei is te vinden in het regionaalstedelijkgebied (4,1%), het platteland (3,9%) en het overgangsgebied(3,7%).Naast de gewone dienst staat de buitengewone dienst.Die omvat alle uitgaven voor duurzame kapitaalgoederen.Concreet gaat het vooral om investeringen door de gemeentenzelf, overdrachten (subsidies) voor investeringenen participaties in andere overheden en ondernemingen(schulduitgaven buitengewone dienst). De intresten enaflossingen van leningen om deze uitgaven te doen, vallenonder de schulduitgaven van de gewone dienst.De uitgaven buitengewone dienst volgen duidelijk de cyclusvan de opeenvolgende zesjaarlijkse <strong>be</strong>stuursperiodes.Aan het <strong>be</strong>gin van de <strong>be</strong>stuursperiode moeten de investeringengepland, goedgekeurd, aan<strong>be</strong>steed,… wordenvoordat ze effectief kunnen worden uitgevoerd. Daaromlaten de buitengewone uitgaven en de investeringen inhet bijzonder over de <strong>be</strong>stuursperiode een stijgende trendzien, om na afloop ervan weer te dalen. In 2008 liggende buitengewone uitgaven met 345 euro per inwoner14% hoger dan in 2007, het eerste jaar van de lopende<strong>be</strong>stuursperiode. In 2007 zijn de uitgaven tegenover 2006dan weer afgenomen met 29%.Economische indelingHieronder volgt een <strong>be</strong>spreking van de uitgaven van degewone en buitengewone dienst, volgens de economischeindeling.De schulduitgaven gewone dienst (aflossingen en intresten)zagen hun aandeel de jongste jaren duidelijk dalen.De overige uitgavengroepen bleven verhoudingsgewijsstabiel. Personeels- en werkingskosten nemen in 200842% en 17% van de totale uitgaven in <strong>be</strong>slag. De jongstejaren zijn deze aandelen nauwelijks veranderd. Tussen2001 en 2002 vond, als gevolg van de politiehervorming,een laatste ingrijpende verandering plaats. Omdat delokale politie toen verhuisde van de gemeenten naar de370vrind <strong>2010</strong>


een slagkrachtige overheid6.32 Uitgaven gewone dienst (economische indeling)Evolutie van de gemeente-uitgaven gewone dienst (nominale cijfers, rekeningen), van 1992 tot 2008, ingedeeld volgens economischegroep, in euro per inwoner.1.4001.2001.00080060040020001992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008Personeelsuitgaven Werkingskosten Overdrachtsuitgaven SchulduitgavenBron: BZ, Agentschap voor Binnenlands Bestuur.nieuwe politiezones en de personeels- en werkingskostenvan de politie in de gemeente<strong>be</strong>groting daardoor verhuisdennaar de economische groep van de overdrachten(dotatie aan de politiezone), daalden de gemeentelijkepersoneelskosten van 47% naar 41%. De overdrachtuitgavendaarentegen maakten tussen 2001 en 2002 een sprong6.33 Uitgaven gewone dienstGemeente-uitgaven gewone dienst (nominale cijfers, rekeningen)in 2008, volgens <strong>VRIND</strong>-typologie, ingedeeld volgenseconomische groep, in euro per inwoner.GrootstedenCentrumstedenStructuurondersteunendkleinstedelijk gebiedVlaams strategisch gebiedrond BrusselProvinciaal kleinstedelijk gebiedRegionaalstedelijk gebiedGrootstedelijke randOvergangsgebiedvan 19% naar 27%. Sindsdien is ook het aandeel van deoverdrachtuitgaven nauwelijks veranderd. Het <strong>be</strong>droegin 2008 28%. Het aandeel van de schulduitgaven neemtduidelijk af. Het <strong>be</strong>droeg 13% in 2008, tegenover 17%in 2000. Dat is voor een deel het gevolg van het lokaalpact en de overname van gemeentelijke leningen doorde Vlaamse overheid, waardoor ook de intresten en deaflossingen van de overgenomen leningen uit de gewonedienst verdwenen.Volgens de <strong>VRIND</strong>-typologie vertonen alleen de overdracht-en schulduitgaven grotere verschillen qua aandeelin de uitgaven gewone dienst. De overdrachtuitgaven(aan politiezone, OCMW) liggen het hoogst in de grootstedenen het laagst in het platteland en het overgangsgebied.Het hoogste aandeel overdrachtuitgaven is tevinden bij de grootsteden. Dat <strong>be</strong>draagt in 2008 33,5%,tegenover een Vlaams gemiddelde van 28%. Het aandeelin de centrumsteden is precies gelijk aan het gemiddelde.Het platteland (24%), het overgangsgebied en het regionaalstedelijkgebied (<strong>be</strong>ide 25%) hadden het laagste aandeel.Deschulduitgaven volgen dat patroon echter niet. Dehoogste aandelen zijn te vinden in het regionaalstedelijkgebied (16%) en het platteland (15%). De grootstedenheb<strong>be</strong>n de laagste schulduitgaven in verhouding tot deuitgaven gewone dienst (10%). De aandelen personeelsenwerkingskosten lopen weinig uiteen.PlattelandVlaams GewestPersoneelsuitgavenWerkingskostenOverdrachtuitgavenSchulduitgaven0500Bron: BZ, Agentschap voor Binnenlands Bestuur.1.0001.5002.0002.5003.000De uitgaven buitengewone dienst kunnen, zoals de gewonedienst, opgesplitst worden volgens de functioneleen de economische indeling. We onderscheiden in debuitengewone dienst drie economische hoofdgroepen:investeringen, schulduitgaven en overdrachten. De<strong>be</strong>langrijkste economische groep zijn de investeringen,die in 2008 goed waren voor 71% van de buitengewoneuitgaven. Dat aandeel is iets hoger dan het gemiddeldein de vorige <strong>be</strong>stuursperiode (67%). De schulduitgavenstaan op de tweede plaats. Deze omvatten voornamelijklokale en provinciale <strong>be</strong>sturen 371


6.34 Uitgaven buitengewone dienstEvolutie van de gemeente-uitgaven buitengewone dienst(nominale cijfers, rekeningen), van 1998 tot 2008, ingedeeldvolgens economische groep, in euro per inwoner.60050040030020010001998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008Overdrachten Investeringen SchuldBron: BZ, Agentschap voor Binnenlands Bestuur.6.35 Uitgavengroepen buitengewone dienstGemeente-uitgaven buitengewone dienst (nominale cijfers,rekeningen) in 2008, volgens <strong>VRIND</strong>-typologie, ingedeeldvolgens economische groep, in euro per inwoner.GrootstedenProvinciaal kleinstedelijk gebiedStructuurondersteunendkleinstedelijk gebiedCentrumstedenOvergangsgebiedRegionaalstedelijk gebiedPlattelandVlaams strategisch gebiedrond Brusselde aan derden toegestane leningen, de participaties inintercommunales en de <strong>be</strong>leggingen op lange termijn.Verder vinden we hieronder ook de vervroegde aflossingvan gemeentelijke leningen (de normale aflossingen <strong>be</strong>horentot de gewone uitgaven).De schulduitgaven hadden in 2008 een aandeel van 17%.Dat aandeel is door de tijd zeer varia<strong>be</strong>l, afhankelijk van(grote) kapitaaloperaties. In de vorige <strong>be</strong>stuursperiodewaren vooral de grote participaties in de elektriciteits- engasintercommunales van <strong>be</strong>lang. Het aandeel in 2008lag duidelijk lager dan in 2001-2006, nl. 24%. De buitengewoneoverdrachtuitgaven <strong>be</strong>staan vooral uit investeringssubsidies.In 2008 hadden ze een aandeel van 12%,tegenover 9% in 2001-2006.Naar <strong>VRIND</strong>-typologie springen vooral de grootsteden inhet oog, die in 2008 met 660 euro per inwoner haast dub<strong>be</strong>lzo veel buitengewone uitgaven deden als het Vlaamsegemiddelde. Daarna komt het provinciaal kleinstedelijkgebied, met 390 euro. Dan volgt een grote middengroep,waaronder de centrumsteden. De laagste uitgaven per inwonerdeden de grootstedelijke randgebieden. Ook in devorige <strong>be</strong>stuursperiode komt het overwicht van de grootstedennaar voren. De centrumsteden blijken ook toen ongeveerevenveel uit te geven als de kleinere steden en hetVlaams strategisch gebied rond Brussel. De investeringenen overdrachten (als geheel genomen) vertonen hetzelfdepatroon. Per inwoner lagen ze in de grootsteden 70%hoger dan het gemiddelde. De schulduitgaven variërennog sterker. In de grootsteden lagen ze in 2008 bijna driekeer zo hoog als het Vlaamse gemiddelde, in de periode2001-2006 bijna vier keer zo hoog. De overige gemeentenbleven in 2001-2006 onder het gemiddelde.Functionele indelingDe uitgaven gewone dienst kunnen – naast een opsplitsingvolgens de economische indeling - ook opgesplitstworden volgens de functionele indeling. Die geeft defuncties van de uitgaven weer, die meestal overeenkomenmet de <strong>be</strong>leidsdomeinen (welzijn, onderwijs,…). In degewone dienst gaat het over de lopende uitgaven, dat wilzeggen alle uitgaven <strong>be</strong>halve de investeringen en participaties.Die laatste <strong>be</strong>horen tot de buitengewone dienst.De meeste uitgaven gewone dienst gaan naar welzijn encultuur, jeugd en sport (<strong>be</strong>ide 13%). Ze worden gevolgddoor onderwijs, openbare schuld (kapitaalaflossingenen rente<strong>be</strong>talingen) en algemeen <strong>be</strong>stuur (alle 12%).Grootstedelijke randOverdrachtenInvesteringenSchuldVlaams Gewest0100Bron: BZ, Agentschap voor Binnenlands Bestuur.200300400500600700De sterkste stijgers sinds 2006 zijn algemene diensten(+18%), <strong>be</strong>graafplaatsen-milieu (+14%) en welzijn (+9%).De dalingen waren het grootst bij de <strong>be</strong>lastingen (-43%),openbare schuld (-1%) en verkeer en waterstaat (+5%).De uitgaven van 2000 en 2006 zijn echter moeilijk vergelijkbaar.In 2000 waren de schulduitgaven voor projectennog <strong>be</strong>grepen in de diverse vakuitgaven. Als voor wegenaanlegeen lening werd afgesloten, boekte men debij<strong>be</strong>horende financiële lasten onder de categorie verkeer372vrind <strong>2010</strong>


een slagkrachtige overheid6.36 Uitgaven welzijnGemeente-uitgaven gewone dienst welzijn (sociale zekerheiden bijstand + sociale hulp en gezinsvoorzieningen) (nominalecijfers, rekeningen) in 2008; volgens <strong>VRIND</strong>-typologie, in europer inwoner.6.37 Uitgaven cultuur, jeugd en sportGemeente-uitgaven gewone dienst cultuur, jeugd en sport(openbare bibliotheken + jeugd, volksontwikkeling en kunst)(nominale cijfers, rekeningen) in 2008, volgens <strong>VRIND</strong>-typologie,in euro per inwoner.GrootstedenCentrumstedenStructuurondersteunendkleinstedelijk gebiedVlaams strategisch gebiedrond BrusselProvinciaalkleinstedelijk gebiedGrootstedelijke randRegionaalstedelijk gebiedOvergangsgebiedPlattelandVlaams GewestGrootstedenCentrumstedenStructuurondersteunendkleinstedelijk gebiedProvinciaal kleinstedelijk gebiedRegionaalstedelijk gebiedGrootstedelijke randVlaams strategisch gebiedrond BrusselOvergangsgebiedPlattelandVlaams Gewest050100150200250300350400450050100150200250300Bron: BZ, Agentschap voor Binnenlands Bestuur.Bron: BZ, Agentschap voor Binnenlands Bestuur.en waterstaat. In 2006 is dat niet meer het geval. Alleschulduitgaven zijn nu naar een aparte categorie verhuisd(openbare schuld). Dat heeft tot gevolg dat de categorieënwaarvoor het meest werd geleend (zoals afvalwater) forsdaalden.We <strong>be</strong>spreken hierna de <strong>be</strong>langrijkste functionele uitgavengroepenvan de gewone dienst en hun <strong>be</strong>lang in dediverse soorten gemeenten.Welzijn (waaronder de tussenkomsten in de tekorten vande OCMW’s) is de <strong>be</strong>langrijkste functie op Vlaams niveau.In alle gebieden komt deze functie voor in de vijf grootsteuitgavengroepen. In de groot- en centrumsteden, alsookin het structuurondersteunend kleinstedelijk gebied, komtze in 2008 op de tweede plaats. In deze gemeenten wordtook het meest per inwoner uitgegeven.De functie “Cultuur, jeugd en sport” <strong>be</strong>kleedt de tweedeplaats in <strong>Vlaanderen</strong>. Het is het <strong>be</strong>langrijkste domein inde centrumsteden en de kleinere steden. In de grootstedelijkerand komt het op de derde plaats, in het plattelandop de vierde plaats. Elders, ook in de grootsteden, ishet het vijfde grootste uitgavendomein. In de groot- encentrumsteden wordt er per inwoner wel het meest aanuitgegeven.Gemeentelijk onderwijs, het derde domein op Vlaamsniveau, weegt door in de grootsteden, waar het de <strong>be</strong>langrijksteuitgavenpost is. Antwerpen en Gent gevenhieraan meer dan driemaal zoveel uit als gemiddeld. Inde grootstedelijke rand en het Vlaams strategisch gebiedrond Brussel komt het op de tweede plaats. In het overgangsgebiedstaat het op de derde plaats, in het structuurondersteunendkleinstedelijk gebied op de vijfde.“Openbare schuld” (intresten en aflossingen) is het vierdegrootste uitgavendomein voor <strong>Vlaanderen</strong> als geheel. Hetoverweegt in het Vlaams strategisch gebied rond Brussel(plaats 1), het platteland en het overgangsgebied (<strong>be</strong>ideplaats 2). In de kleinere steden komt het op de derdeplaats, in de centrumsteden op de vierde en in de grootstedelijkerand op de vijfde plaats. In de grootsteden is6.38 Uitgaven onderwijsGemeente-uitgaven gewone dienst onderwijs (primair, secundair,wetenschappelijk onderwijs+ onderwijs aan gehandicapten)(nominale cijfers, rekeningen) in 2008, volgens <strong>VRIND</strong>typologie,in euro per inwoner.GrootstedenVlaams strategisch gebiedrond BrusselGrootstedelijke randOvergangsgebiedStructuurondersteunendkleinstedelijk gebiedCentrumstedenRegionaalstedelijk gebiedProvinciaal kleinstedelijk gebiedPlattelandVlaams Gewest0Bron: BZ, Agentschap voor Binnenlands Bestuur.50100150200250300350400450500lokale en provinciale <strong>be</strong>sturen 373


6.39 Uitgaven openbare schuldGemeentelijke uitgaven gewone dienst openbare schuld (nominalecijfers, rekeningen) in 2008, volgens <strong>VRIND</strong>-typologie,in euro per inwoner.6.41 Uitgaven buitengewone dienst per functieGemeentelijke uitgaven buitengewone dienst (nominalecijfers, rekeningen) in 2008, naar functionele groep, in europer inwoner.GrootstedenCentrumstedenVlaams strategisch gebiedrond BrusselStructuurondersteunendkleinstedelijk gebiedRegionaalstedelijk gebiedProvinciaal kleinstedelijk gebiedOvergangsgebiedPlattelandGrootstedelijke randVlaams GewestVerkeer en waterstaatCultuur, jeugd en sportAfvalwaterOpenbare schuldVolkshuisvesting enruimtelijke ordeningAlgemeen <strong>be</strong>stuurOnderwijsPrivaat patrimoniumHandel, nijverheiden middenstandWelzijnOverige0501001502002503000102030405060708090Bron: BZ, Agentschap voor Binnenlands Bestuur.Bron: BZ, Agentschap voor Binnenlands Bestuur.het dus niet meer bij de <strong>be</strong>langrijkste domeinen terug tevinden. Toch geven ze er per inwoner het meest aan uit.“Algemeen <strong>be</strong>stuur” is het vijfde <strong>be</strong>langrijkste <strong>be</strong>leidsdomeinvan de Vlaamse gemeenten. Het komt op de eersteplaats in het overgangsgebied en het platteland en degrootstedelijke rand. Het is ook relatief <strong>be</strong>langrijk in dekleinere steden, het Vlaams strategisch gebied rond Brusselen de centrumsteden.6.40 Uitgaven algemeen <strong>be</strong>stuurGemeentelijke uitgaven gewone dienst algemeen <strong>be</strong>stuur(nominale cijfers, rekeningen) in 2008, volgens <strong>VRIND</strong>-typologie,in euro per inwoner.GrootstedenGrootstedelijke randIn de buitengewone dienst ziet de functionele verdeling erduidelijk anders uit. De <strong>be</strong>langrijkste uitgavendomeinenwaren hier “verkeer en waterstaat” en “cultuur, jeugd ensport”, met 80 en 65 euro per inwoner in 2008. De overigedomeinen zijn duidelijk minder <strong>be</strong>langrijk. De top 5wordt vervolledigd met “afvalwater” (rioleringen), “openbareschuld” en ”volkhuisvesting en ruimtelijke ordening”.Welzijn, het <strong>be</strong>langrijkste domein bij de gewone dienst,ontbreekt hierin, aangezien de investeringen voor welzijnveelal geboekt worden door de OCMW’s of autonomegemeente<strong>be</strong>drijven.Saldo en schuldSinds 2007 neemt het overschot op de gewone dienst af.De positieve tendens tijdens de vorige legislatuur (2001-2006) is doorbroken. In 2006 <strong>be</strong>droeg het overschot 115euro per inwoner, in 2008 nog 70 euro.PlattelandCentrumstedenRegionaalstedelijk gebiedOvergangsgebiedStructuurondersteunendkleinstedelijk gebiedVlaams strategisch gebiedrond BrusselProvinciaal kleinstedelijk gebiedVlaams Gewest0204060Bron: BZ, Agentschap voor Binnenlands Bestuur.80100120140160180Alle soorten gemeenten boekten in 2008 een overschot.Per inwoner is dit overschot het grootst in het platteland(110 euro) en het regionaalstedelijke gebied (100 euro).Ook de grootsteden boekten een overschot dat groter isdan het Vlaamse gemiddelde (80 euro). Het Vlaams strategischgebied rond Brussel en het structuurondersteunendkleinstedelijk gebied boekten het kleinste surplus.Een <strong>be</strong>langrijke maatregel was de schuldovername doorde Vlaamse overheid in het kader van het Lokaal Pact.<strong>Vlaanderen</strong> nam in 2008 de schulden van alle gemeentenover, ten <strong>be</strong>lope van maximaal 100 euro per inwoner.Dat kwam neer op een totaal <strong>be</strong>drag van 630 miljoeneuro. Toch was de impact van deze schuldovername vrij<strong>be</strong>perkt. In 2008 <strong>be</strong>droeg de schuld van de gemeenten374vrind <strong>2010</strong>


een slagkrachtige overheid6.42 Saldo en schuldSchuld (linkerschaal) (leningen ten laste van de gemeente + leasingschulden + diverse schulden op meer dan een jaar + aflossingenvan leningen ) en saldo (rechterschaal) (nominale cijfers, eigen dienstjaar, gewone dienst, rekeningen) in 2008, volgens<strong>VRIND</strong>-typologie, in euro per inwoner.3.0002.5002.0001.5001.0005000Grootsteden Centrum- Vlaams Structuur- Provinciaal Regionaal- Overgangs- Platteland Grootstedelijke Vlaamssteden strategisch ondersteunend kleinstedelijk stedelijk gebied rand Gewestgebied kleinstedelijk gebied gebiedrond Brussel gebied1<strong>2010</strong>0806040200Schuld (linkerschaal)Saldo (rechterschaal)Bron: BZ, Agentschap voor Binnenlands Bestuur.1.300 euro per inwoner. De grootsteden (2.600 euro perinwoner), de centrumsteden (1.300 euro) en het Vlaamsstedelijk gebied rond Brussel (1.250 euro) dragen dezwaarste schuldenlast. De grootstedelijke rand en hetplatteland heb<strong>be</strong>n de minste schulden per inwoner.In de categorie grootsteden is er een groot verschil tussenGent en Antwerpen. In 2008 was de schuld per inwonerin Antwerpen (2.850 euro per inwoner) veel hoger dan inGent (2.000 euro). Tussen 2000 en 2008 is de schuld met5% afgenomen. Het sterkst daalde ze in het overgangsgebied(-10%) en het Vlaams strategisch gebied rond Brussel(-12%). In de grootsteden was er een daling met 9%. Alleenin de centrumsteden was er een kleine stijging (2%).6.43 Opbrengsten OCMW’sOpbrengsten van de OCMW’s (geconsolideerd exploitatiebudget),van 2003 tot 2008, naar rubrieken, in nominale euro perinwoner.4504003503002502001501005002003 2004 2005 2006 2007 2008 2009WerkingsopbrengstenAndere werkingsopbrengstenUitzonderlijke opbrengstenInterne facturatieFinanciële opbrengstenVoor 2008 <strong>be</strong>vat de steekproef 226 van de 308 OCMW’s. Het investeringsbudgetwordt buiten <strong>be</strong>schouwing gelaten.Bron: Dexia.OCMW’sDe opbrengsten van de OCMW’s <strong>be</strong>dragen in 2009385 euro per inwoner. In 2008 <strong>be</strong>droegen ze 370 euro. Decijfers heb<strong>be</strong>n <strong>be</strong>trekking op de OCMW-<strong>be</strong>grotingen, dieslechts een schatting <strong>be</strong>vatten van de ontvangsten en uitgavenbij het <strong>be</strong>gin van het <strong>be</strong>grotingsjaar. Bij de gemeentesging het over de definitieve <strong>be</strong>grotingsrekeningen.De opbrengsten <strong>be</strong>staan uit een tweetal <strong>be</strong>langrijke categorieën.De eerste categorie omvat de <strong>be</strong>talingen voorgoederen en diensten die de OCMW’s leveren (de werkingsopbrengstensensu stricto). De andere categorie<strong>be</strong>staat uit overdrachten van andere overheden en omvatonder meer de dotatie uit het Gemeentefonds en de subsidievoor het leefloon (“overige werkingsopbrengsten”).Het aandeel van de eerste categorie in de totale opbrengsten<strong>be</strong>draagt 48% in 2009. Dit aandeel is sinds 2003 lichtgedaald. Omgekeerd zijn de overdrachten toegenomen in<strong>be</strong>lang. Ze nemen in 2009 50% van de opbrengsten voorhun rekening. Daarnaast is de gemeente wettelijk verplichthet tekort van het OCMW (grotendeels) bij te passen, maardeze bijdrage wordt niet bij de opbrengsten gerekend.De kosten van de OCMW’s <strong>be</strong>dragen 540 euro per inwoner,tegenover 520 euro in 2008. In 2003 was dit nog425 euro. Tussen 2003 en 2009 zijn de kosten met 4% perjaar gestegen. De opbrengsten van het OCMW (385 euro,zonder de gemeentelijke bijdrage) volstaan dus absoluutniet om de kosten te dekken.Er <strong>be</strong>staan drie grote kostencategorieën. Als eerste zijner de <strong>be</strong>zoldigingen, sociale lasten en pensioenen, samengoed voor 62% van de kosten. De tweede categorie <strong>be</strong>slaatde kosten om de specifieke opdracht van het OCMWte vervullen. Ze komen dus rechtstreeks ten goede aan deOCMW-“klanten”. Ze heb<strong>be</strong>n een aandeel van 15% in hettotaal. De derde categorie is die van de “Diensten, diverseleveringen en interne facturatie”. Ze heeft een aandeelvan 11%.lokale en provinciale <strong>be</strong>sturen 375


Alle OCMW’s sluiten af met een verlies, dat gemiddeldzo’n 160 euro per inwoner <strong>be</strong>draagt. Daarmee <strong>be</strong>vindt hetverlies zich in 2009 boven het niveau van 2006-2007. Hetverlies neemt toe met de grootte van de <strong>be</strong>volking. Hetgrootste deel van deze verliezen wordt door de gemeentebijgepast. Wat overblijft, moet door de OCMW’s uit huneigen vermogen <strong>be</strong>taald worden.6.44 Kosten OCMW’sKosten van de OCMW’s (geconsolideerd exploitatiebudget),van 2003 tot 2009, naar rubrieken, in nominale cijfers, europer inwoner.60050040030020010002003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Verbruikte goederen en verstrekte dienstenDiensten, diverse leveringen en interne facturatieBezoldigingen, sociale lasten en pensioenenOverige werkingskostenFinanciële kostenUitzonderlijke kostenVoor 2009 <strong>be</strong>vat de steekproef 170 van de 308 OCMW’s. Het investeringsbudgetwordt buiten <strong>be</strong>schouwing gelaten.Bron: Dexia.PolitiezonesDe ontvangsten van de politiezones <strong>be</strong>droegen volgensde <strong>be</strong>grotingen 200 euro per inwoner in 2009, tegenover190 euro in 2008. De ontvangsten <strong>be</strong>staan nagenoegvolledig uit overdrachten vanwege de federale en de gemeentelijkeoverheden. De federale dotatie is vastgelegdop basis van objectieve criteria. Dat is niet het geval voorde gemeentelijke toelage. Die is in feite het sluitstuk vande <strong>be</strong>groting. De wet <strong>be</strong>paalt immers dat de gemeentenervoor moeten zorgen dat de gewone <strong>be</strong>groting van depolitiezones in evenwicht is. De gemeenten moeten dushet eventuele tekort bijpassen. De federale overheid verstrektein 2009 34% van de ontvangsten, de gemeenten63%. De verhouding federaal/gemeentelijk aandeel isdoor de tijd vrijwel gelijk gebleven.De politiezones worden ingedeeld in “clusters” volgensde graad van verstedelijking. Naarmate de verstedelijkingtoeneemt, stijgen de ontvangsten (en de uitgaven). Deminst verstedelijkte zones vormen daarop een uitzondering.Zij ontvangen dus iets meer dan de zones in devolgende cluster. De federale toelage volgt dit patroon.De meest verstedelijkte zones (Antwerpen en Gent) heb<strong>be</strong>n410 euro per inwoner totale ontvangsten. Ook hetaandeel van de gemeentelijke toelage neemt toe met deverstedelijkingsgraad. Antwerpen en Gent <strong>be</strong>talen dushet meest aan hun politiezones (75% van de ontvangstenvan de zones ). De minst verstedelijkte gemeenten dragenhet minst bij (52%).De uitgaven door politiezones <strong>be</strong>dragen 205 euro perinwoner in 2009. Ze <strong>be</strong>staan nagenoeg volledig uit personeel-en werkingskosten. De personeelskosten namen84% van de uitgaven voor hun rekening. De werkingskostennemen 12% van het totaal in.6.45 Financiële toestand OCMW’sVerlies van het boekjaar en gemeentelijke bijdrage (geconsolideerdexploitatiebudget), van 2003 tot 2009, nominalecijfers, in euro per inwoner.6.46 Ontvangsten politiezonesOntvangsten van de politiezones (gewone <strong>be</strong>grotingen) in2009, naar cluster, volgens economische groep, nominalecijfers, in euro per inwoner.1801601401<strong>2010</strong>080604020045040035030025020015010050-02003 2004 2005 2006 2007 2008 2009Verlies van het boekjaarTotale gemeentelijke bijdrageCluster 1 Cluster 2 Cluster 3 Cluster 4 Cluster 5 Vlaams(meest (minst Gewestverstedelijkt)verstedelijkt)Voor 2009 <strong>be</strong>vat de steekproef 170 van de 308 OCMW’s. Het investeringsbudgetwordt buiten <strong>be</strong>schouwing gelaten.Bron: Dexia.Bron: Dexia.Federale toelagen e.a. Gemeentelijke toelage Overige376vrind <strong>2010</strong>


een slagkrachtige overheid6.47 Ontvangsten provinciesEvolutie van de ontvangsten van de provincies (gewone <strong>be</strong>grotingen), van 2000 tot <strong>2010</strong>, volgens economische groep, nominalecijfers, in euro per inwoner.1601401<strong>2010</strong>08060402002000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 <strong>2010</strong>Prestaties Fondsen Belastingen Toelagen SchuldBron: Dexia, BZ, Agentschap voor Binnenlands Bestuur.Voor 2009 en <strong>2010</strong> wordt de <strong>be</strong>volking 2008 gebruikt.ProvinciesUit de provincie<strong>be</strong>grotingen voor <strong>2010</strong> blijkt dat de provincieontvangstenin <strong>2010</strong> nauwelijks zijn gestegen. Deontvangsten gewone dienst <strong>be</strong>dragen 860 miljoen euroof 140 euro per inwoner, tegenover 855 miljoen euro of139 euro per inwoner in 2009. Dat is een stijging van0,5%, ruim onder de inflatie. De uitgaven zijn vrijwel constantgebleven.De ontvangsten vallen, zoals bij de gemeenten, uiteen inprestatie-, overdracht-, en schuldontvangsten. Nietminder dan 93% komt in <strong>2010</strong> voort uit overdrachten, dieop hun <strong>be</strong>urt worden ingedeeld in <strong>be</strong>lastingen, fondsenen toelagen.De <strong>be</strong>lastingen nemen 68% van de ontvangsten gewonedienst voor hun rekening. Ze <strong>be</strong>staan uit één aanvullende<strong>be</strong>lasting, de opcentiemen op de onroerende voorheffing(OOV) en eigen <strong>be</strong>lastingen. Daarvan is de algemeneprovincie<strong>be</strong>lasting veruit de <strong>be</strong>langrijkste.De opbrengsten uit de OOV zijn goed voor 75% van de<strong>be</strong>lastingontvangsten. De opcentiemen worden <strong>be</strong>rekendop het gewestaandeel van de onroerende voorheffing.Die onroerende voorheffing wordt verdeeld onder hetgewest, de provincie en de gemeente. Het gewestaandeelwordt vermenigvuldigd met de opcentiemen (tarief)om de ontvangsten van de provincie of de gemeente te<strong>be</strong>rekenen. Het tarief van de opcentiemen stellen de provinciesen gemeenten autonoom vast. Een opcentiem isgelijk aan een honderdste van het gewestaandeel. Bij de6.48 Provincie<strong>be</strong>lastingenEvolutie van de provincie<strong>be</strong>lastingen (gewone <strong>be</strong>grotingen), van 2000 tot <strong>2010</strong>, naar soort, per inwoner, nominale cijfers, ineuro per inwoner.10090807060504030<strong>2010</strong>02000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 <strong>2010</strong>Opcentiemen op de onroerende voorheffing Algemene provincie<strong>be</strong>lasting Overige <strong>be</strong>lastingenBron: Dexia, BZ, Agentschap voor Binnenlands Bestuur. Voor 2009 en <strong>2010</strong> wordt de <strong>be</strong>volking 2008 gebruikt.lokale en provinciale <strong>be</strong>sturen 377


provincies liggen de opcentiemen aanzienlijk lager danbij de gemeenten. Gemiddeld <strong>be</strong>dragen de provincialeopcentiemen 334, ongeveer een vierde van de gemeentelijkeopcentiemen. Tegenover 2009 zijn de tarieven van deprovincies onveranderd gebleven.De eigen <strong>be</strong>lastingen worden volledig gedomineerd doorde algemene provincie<strong>be</strong>lasting, die zowel burgers als<strong>be</strong>drijven treft. Binnen de <strong>be</strong>lastingen heeft de algemeneprovincie<strong>be</strong>lasting een aandeel van 24%. Vlaams-Brabantheeft deze <strong>be</strong>lasting afgeschaft.De fondsen, met name het Provinciefonds, vertegenwoordigen10% van de ontvangsten van de gewone dienst. HetProvinciefonds wordt gestijfd door de Vlaamse <strong>be</strong>groting,zoals ook het Steden- en Gemeentefonds. Het Provinciefondsheeft sinds 2007 dezelfde groeivoet als het degemeentelijke fondsen, dat wil zeggen 3,5% per jaar (metuitzondering van de groeivoet in <strong>2010</strong>, die slechts 0,02%<strong>be</strong>draagt).De uitgaven gewone dienst <strong>be</strong>dragen 898 miljoen euroof 150 euro per inwoner in <strong>2010</strong>. Tegenover 2009 is dit<strong>be</strong>drag vrijwel gelijk gebleven. De <strong>be</strong>langrijkste uitgavencategorieënzijn: algemene administratie, gevolgd dooralgemene schuld en onderwijs.Vier van de vijf provincie<strong>be</strong>grotingen vertonen in <strong>2010</strong>een tekort. Alleen West-<strong>Vlaanderen</strong> boekt een klein overschot.De vijf provincies samen hadden een tekort van37 miljoen euro.PersoneelDe gemeente is de basisschakel in het overheids<strong>be</strong>stuur.Daarom is er nood aan sterke en <strong>be</strong>stuurskrachtige lokaleoverheden. Onder andere vanwege de economische crisiszullen ze zelf moeten werken aan hun efficiëntie om metminder middelen een <strong>be</strong>ter <strong>be</strong>stuur tot stand te brengen.Personeel is hierbij een <strong>be</strong>langrijk deel van het verhaal.Hierna komen zowel het aantal personeelsleden binnende lokale overheden als hun kenmerken aan bod.AantalAlle lokale <strong>be</strong>sturen samen bieden werk aan circa 167.000mensen. Omgerekend naar voltijdse jobs geeft dat 125.000voltijdse equivalenten (vte). De sector van de lokale <strong>be</strong>sturenomvat een brede waaier van overheids<strong>be</strong>sturen. Degemeenten en de OCMW’s zijn veruit de grootste werkgevers.De autonome gemeente- en provincie<strong>be</strong>drijven stellenhet minste mensen te werk.Het aantal voltijdse <strong>be</strong>trekkingen daalde, het deeltijdswerken nam fors toe. Bij alle lokale <strong>be</strong>sturen samen bleefhet aantal personeelsleden constant terwijl het aantal vtesterk afnam. Heel wat werknemers zijn deeltijds <strong>be</strong>ginnente werken, zonder dat nieuw personeel werd aangeworven.Bij de gemeenten verdwenen er 450 personeelsleden,terwijl het aantal vte met 3.000 afnam. Bij de politiezonesen de autonome gemeente- en provincie<strong>be</strong>drijven nam de6.49 Uitgaven provinciesUitgaven van de provincies (gewone <strong>be</strong>grotingen) in <strong>2010</strong>,volgens functiegroep, in %.6.50 Personeel bij de lokale <strong>be</strong>sturenEvolutie van het personeel bij de lokale <strong>be</strong>sturen, van 2004tot 2008, in vte en in personen.16%180.000160.0002%2%3%3%35%140.000120.000100.0004%80.0005%60.0006%13%40.00020.000Algemeen <strong>be</strong>stuurAlgemene schuldOnderwijsKunsten, oudheidkunde en natuur<strong>be</strong>schermingHandel, nijverheid en toerismeAlgemene dienstenSociale voorzieningenProvinciale recreatiecentraSport, openluchtrecreatie en parkenWater- en luchtwegen Waterkering en -<strong>be</strong>heersingOverige11%0Vte 2004 Vte 2008 Personen 2004 Personen 2008GemeentenOCMW'sVerenigingen OCMW'sAutonome gemeente<strong>be</strong>drijvenDienstverlenende en opdrachthoudende verenigingenPolitiezonesProvinciesAutonome provincie<strong>be</strong>drijvenBron: Dexia, BZ, Agentschap voor Binnenlands <strong>be</strong>stuur.Bron: RSZPPO.378vrind <strong>2010</strong>


een slagkrachtige overheidtewerkstelling toe, wat wijst op het toenemend <strong>be</strong>lang vandeze ‘nieuwe’ <strong>be</strong>drijven.Naargelang de stedelijkheid <strong>be</strong>staat een grote verscheidenheidin de omvang van het gemeentepersoneel. Degrootsteden tellen gemiddeld 14 vte per 1.000 inwoners,de plattelandsgemeenten slechts 6. Dit verschil is toe teschrijven aan de centrumfunctie van de grotere steden,waarbij een uitgebreidere dienstverlening wordt aangeboden,waar ook de inwoners van de omliggende gemeentengebruik van maken. Op de grootstedelijke randna, is tussen 2004 en 2008 het aantal personeelsleden perinwoner afgenomen. De grootste afname is er in de grootstedenen de centrumsteden. Het lijkt erop dat in dezetwee categorieën het toenemend <strong>be</strong>lang van de autonomegemeente<strong>be</strong>drijven een groter impact heeft.6.52 Vrouwen bij de lokale <strong>be</strong>sturenAandeel vrouwen bij de lokale <strong>be</strong>sturen, van 2004 tot 2008,in vte, in %.OCMW’sVerenigingen OCMW’sAutonome provincie<strong>be</strong>drijvenProvinciesGemeentenKenmerkenDienstverlenende enopdrachthoudende verenigingenNaar geslacht is er een grote verscheidenheid tussen deverschillende lokale <strong>be</strong>sturen. Bij de OCMW’s en de verenigingenvan het OCMW <strong>be</strong>staat de meerderheid van dewerknemers uit vrouwen. Bij de gemeente<strong>be</strong>drijven, dedienstverlenende en opdrachthoudende verenigingen enbij de politiezones vormen de mannen de meerderheid. Erzijn weinig verschillen te zien tussen 2004 en 2008.Bij alle lokale werkgevers is de deeltijdse tewerkstellingde afgelopen vijf jaar fors toegenomen. Bij de politiezonesen de dienstverlenende en opdrachthoudende verenigin-PolitiezonesAutonome gemeente<strong>be</strong>drijven2004 2008Bron: RSZPPO.0 10 20 30 40 50 60 70 80 906.51 Personeel naar gemeentetypeGemeentepersoneel per duizend inwoners, volgens <strong>VRIND</strong>typologie,van 2004 tot 2008, in vte.6.53 Deeltijds werk bij de lokale <strong>be</strong>sturenAandeel deeltijds werkenden bij de lokale <strong>be</strong>sturen, van 2004tot 2008, in vte, in %.GrootstedenCentrumstedenStructuurondersteunende stedenKleinstedelijk provinciaalOCMW’sVerenigingen OCMW’sAutonome provincie<strong>be</strong>drijvenRegionaal stedelijke randProvinciesGrootstedelijke randStedelijk gebied rond BrusselOvergangsgebiedPlattelandGemeentenDienstverlenende enopdrachthoudende verenigingenAutonome gemeente<strong>be</strong>drijven2004 2008Vlaams Gewest0 2 4 6 8 10 12 14 16 182004 2008Politiezones0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50Bron: RSZPPO.Bron: RSZPPO.lokale en provinciale <strong>be</strong>sturen 379


gen, waar het voordien quasi on<strong>be</strong>staande was, ligt hetaandeel ondertussen boven de 5%. Bij de OCMW’s steeghet aandeel werkenden met een deeltijds contract van30% in 2004 tot 45% in 2008.De statutaire tewerkstelling neemt verder af. Bij degrootste werkgevers, de gemeenten en de OCMW’s, daaldehet aandeel statutairen tot 40%. De politiezones blijvenabsolute uitschieters met meer dan 90% statutairen. Eenstudie uit 2007 van de Pensioendienst voor de overheidstelde dat het principe van de statutaire tewerkstelling alsalgemene regel en de contractuele tewerkstelling als uitzonderingaan draagkracht verliest. De Vlaamse Regeringwil het verschil in pensioenregeling tussen <strong>be</strong>ide ar<strong>be</strong>idsstatutenwegwerken. Dit door via een tweede pijler extrapensioentoe te kennen aan contractuelen.6.54 Statutairen bij de lokale <strong>be</strong>sturenAandeel statutairen bij de lokale <strong>be</strong>sturen, van 2004 tot2008, in vte, in %.PolitiezonesAutonome gemeente<strong>be</strong>drijvenProvinciesGemeentenDienstverlenende enopdrachthoudende verenigingen40% van het personeel in de lokale <strong>be</strong>sturen ouder is dan45 jaar. Een studie van het Instituut voor de Overheidconcludeert dat op korte termijn een grote pensioneringsgolfzal plaatsvinden. Enerzijds vormt de uitstroomvan kennis een grote uitdaging, maar anderzijds biedt zede kans om de lokale <strong>be</strong>sturen te dynamiseren.Verenigingen OCMW’sOCMW’sAutonome provincie<strong>be</strong>drijven2004 20080 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50Bron: RSZPPO.Voor meer informatiePublicaties en websitesAgentschap Binnenlands Bestuur BinnenBand, de tweemaandelijksepublicatie van de administratie, downloadbaarvia http://www.binnenland.vlaanderen.<strong>be</strong>/binnenband/index.htmAgentschap Binnenlands Bestuur (verschillende jaren).Jaar<strong>be</strong>eld. Een jaarlijkse publicatie van het AgentschapBinnenlands Bestuur. Biedt niet alleen informatieover de lokale financiën, maar over alleactiviteiten van de Administratie, zoals gemeentelijkpersoneels<strong>be</strong>leid, administratief toezicht, regelgeving,ondersteuning en communicatie. Downloadbaarvia http://www.binnenland.vlaanderen.<strong>be</strong>/publicaties/Bourgeois, G. (2009). Beleidsnota Binnenlands Bestuur2009-2014. Brussel.Dexia (verschillende jaren). Jaarlijkse studies over lokalefinanciën. Geeft een <strong>be</strong>eld van de financiën van dediverse lokale <strong>be</strong>sturen in België. Downloadbaar viahttp://www.dexia.<strong>be</strong>/Nl/smallsites/research/Public-Finance/Pacolet, J. & Coudron, V. (2004). De lokale overheidssectorin perspectief. Brussel.RSZPPO (2008). Contractuele en statutaire tewerkstelling.Evolutie in de lokale sector 1995-2007. BrusselRSZPPO (2009). Activiteitenverslag 2008. Statistieken.Brussel.Vereniging Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) Lokaal.Het tweewekelijks blad van de Vereniging voorVlaamse Steden en Gemeenten.Agentschap Binnenlands Bestuur:http://www.binnenland.vlaanderen.<strong>be</strong>Algemene Directie Statistiek:http://stat<strong>be</strong>l.fgov.<strong>be</strong>/nl/statistieken/cijfers/index.jspEurostat: http://epp.eurostat.ec.europa.euPortaal Lokale Statistieken http://aps.vlaanderen.<strong>be</strong>/lokaal/lokale_statistieken.htmRijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale enPlaatselijke Overheidsdiensten (RSZPPO)www.rszppo.fgov.<strong>be</strong>Stadsmonitor http://www.thuisindestad.<strong>be</strong>Vereniging van Vlaamse Provincies (VVP)http://www.vlaamseprovincies.<strong>be</strong>/Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG)http://www.vvsg.<strong>be</strong>/Pages/default.aspx380vrind <strong>2010</strong>


een slagkrachtige overheidDefinitiesAanvullende <strong>be</strong>lastingen Bij aanvullende <strong>be</strong>lastingenwordt de grondslag (de <strong>be</strong>lastbare materie) <strong>be</strong>paalddoor een hogere overheid (Vlaamse Gemeenschap offederale overheid), die ook de inning op zich neemt.De gemeente <strong>be</strong>slist echter over het <strong>be</strong>lastingtarief.Cluster De FOD Binnenlandse Zaken deelt de 196 zonesvan het land (118 in het Vlaamse Gewest) in vijf groepenof “clusters”, die gekenmerkt worden door eendalende verstedelijkingsgraad. Cluster 1 komt overeenmet de zones van de vijf grote steden van hetland (Antwerpen en Gent in het Vlaamse Gewest),terwijl cluster 5 uit de meest landelijke gemeenten<strong>be</strong>staat.Eigen gemeente<strong>be</strong>lastingen Belastingen die autonoomvastgesteld en geïnd worden door de gemeente.Overdrachten (ontvangsten) Bestaan uit <strong>be</strong>lastingontvangstenen ontvangsten uit algemene en specifiekesubsidies.Overdrachten (uitgaven) Bedragen die vanuit de gemeentenaar derden gaan zonder directe tegenprestatie,zoals subsidies aan verenigingen, dotaties aanhet OCMW, aan de politiezone, allerhande premiesaan gezinnen…Voorwaarde is wel dat ze dienen voor de ondersteuningvan de gewone werking van de <strong>be</strong>gunstigdeinstellingen of organisaties.Personeelsuitgaven Deze uitgaven omvatten onder anderede <strong>be</strong>zoldigingen, de pensioenlasten, de werkgeversbijdragen,de verplaatsingskosten van en naarhet werk van gemeentepersoneel.Onder personeel wordt zowel het vast<strong>be</strong>noemdepersoneel als de contractanten, de gesubsidieerdecontractuelen, de tijdelijken en de mandatarissenverstaan.Prestatieontvangsten Vergoedingen die de gemeentenkrijgen voor geleverde prestaties, vb. inkomgelden,huuropbrengsten van roerende en onroerende goederen,concessies,…Schuld Leningen ten laste van de gemeente + leasingschulden+ diverse schulden op meer dan één jaar +aflossingen van leningen.Schuldontvangsten Inkomsten uit het financiële vermogenvan gemeenten, zoals de dividenden als aandeelhouderin intercommunales, intresten op <strong>be</strong>leggingenen intresten en aflossingen van leningen die degemeente aan derden heeft toegestaan.Schulduitgaven (gewone dienst) Omvat vooral demet de gemeenteschulden rechtstreeks verbondenuitgaven, namelijk de interesten en aflossingen vanleningen.Schulduitgaven (buitengewone dienst) Omvat vooralde aan derden toegestane leningen, de participatiesin intercommunales en de <strong>be</strong>leggingen op lange termijn.Verder vinden we hieronder ook de vervroegdeaflossing van gemeentelijke leningen (de normaleaflossingen <strong>be</strong>horen tot de gewone uitgaven).Vte Alle <strong>be</strong>zoldigde tewerkstelling wordt binnen een <strong>be</strong>paaldjaar herrekend naar voltijdse jobs. On<strong>be</strong>taaldeverlofstelsels, zoals loopbaanonderbreking en deeltijdseafwezigheden, worden herrekend.<strong>VRIND</strong>-typologie Kijk bij hoofdstuk 4.3. Stedelijkheid.Werkingskosten Deze groep omvat voornamelijk deaankoop van niet-duurzame goederen en dienstenen de uitgaven voor het onderhoud van wegen enwaterlopen.lokale en provinciale <strong>be</strong>sturen 381


Internationaal6.3 vlaanderen<strong>Vlaanderen</strong>, als deelstaat, <strong>be</strong>hoort tot de meest openregio’s van de wereld met een sterke interactie tussenbinnenlands <strong>be</strong>leid en de Europese en internationale ontwikkelingen.De Vlaamse Regering wil dan ook verderinvesteren in een proactieve opvolging van het Europese<strong>be</strong>leid en de regelgeving. Daarnaast is <strong>Vlaanderen</strong> ookeen solidaire deelstaat die actief inzet op internationalesamenwerking. Beide aspecten komen hierna aan bod.6.55 Omzetting Europese regelgevingEvolutie van het aantal inbreukdossiers wegens laattijdige enniet correcte omzetting van Europese richtlijnen, van okto<strong>be</strong>r2009 tot april <strong>2010</strong>*.4030<strong>2010</strong>0Okt-09 Nov-09 Dec-09 Jan-10 Feb-10 Mrt-10 Apr-10Laattijdige omzetting van richtlijnenNiet correcte omzetting van richtlijnenNiet correcte toepassing van andere bronnen van Europees recht* Geen cijfers <strong>be</strong>schikbaar voor decem<strong>be</strong>r 2009.Bron: Eurocoördinator, Departement internationaal <strong>Vlaanderen</strong>.Europese regelgevingDe slagkracht van de EU in de wereld hangt niet alleensamen met een efficiëntere <strong>be</strong>sluitvormingscapaciteit,maar even goed met de performantie en internationalecompetitiviteit van de Europese economie. In dat opzichtis, onder meer, de effectieve uitvoering van de Europeseregelgeving door de lidstaten cruciaal. Het regeerakkoord2009-2014 <strong>be</strong>nadrukt het streven van de Vlaamse overheidnaar een snelle en correcte omzetting van de Europesenaar de Vlaamse regelgeving.In België zijn, naast de federale overheid, ook de deelstatenverantwoordelijk voor een correcte en tijdige omzettingvan Europese richtlijnen, voor zover deze op huninterne <strong>be</strong>voegdheden <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n. <strong>Vlaanderen</strong>is <strong>be</strong>trokken bij de omzetting van ongeveer 15% van deEuropese richtlijnen die jaarlijks worden aangenomen.De Europese Commissie publiceert regelmatig een overzichtvan de omzettingsprestaties van de 27 lidstaten, metin<strong>be</strong>grip van België. Volgens dit scorebord was het omzettingsdeficitin België gedaald tot 0,9%, zodat het Europesestreefdoel van minder dan 1% gehaald werd.De Vlaamse overheid is in april <strong>2010</strong> partij in 27 inbreukdossiers,waarvan 6 wegens laattijdige omzetting vanrichtlijnen, 8 wegens niet correcte omzetting van richtlijnenen 13 wegens niet correcte toepassing van anderebronnen van Europees recht (Verdragen, Verordeningen,Beschikkingen, enz.).6.56 Millenniumdoelstellingen voor ontwikkelingOverzicht van de 8 Millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling.MDG 1 vóór 2015 extreme armoede en honger halveren t.o.v. 1990MDG 2 vóór 2015 basisonderwijs voor alle kinderenMDG 3 vóór 2015 gendergelijkheid (in basis en secundair onderwijstegen 2005)MDG 4 vóór 2015 kindersterfte met tweederde verminderent.o.v. 1990MDG 5 vóór 2015 moedersterfte met drievierde verminderent.o.v. 1990MDG 6 vóór 2015 HIV/AIDS, malaria en andere ziekten een halttoeroepenMDG 7 een duurzame leefomgeving waarborgenMDG 8 werken aan een mondiaal partnerschap voor ontwikkelingBron: UN MDG database online.Internationale samenwerkingIn wat volgt worden kort de Millenniumdoelstellingen vande VN voor ontwikkeling bondig toegelicht om nadien deofficiële ontwikkelingshulp en het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerkingnader te <strong>be</strong>kijken.Millenniumdoelstellingen voorontwikkelingIn septem<strong>be</strong>r 2000 ondertekenden de 189 lidstaten van deVN de Millenniumverklaring en verbonden zich tot eenaantal afspraken: <strong>be</strong>strijding van de extreme armoede inde wereld, <strong>be</strong>scherming van het milieu, vrede en veilig-382vrind <strong>2010</strong>


een slagkrachtige overheidheid, goed <strong>be</strong>stuur, democratisering en mensenrechten,<strong>be</strong>scherming van de meest kwetsbaren, <strong>be</strong>hartiging vande specifieke noden van Afrika en de versterking van deVerenigde Naties. Uit deze verklaring werden de 8 Millenniumdoelstellingenvoor ontwikkeling (MDG’s)gedistilleerd. De meeste van deze doelstellingen heb<strong>be</strong>n2015 als streefdatum voor hun realisatie.Ook de Vlaamse ontwikkelingssamenwerking heeft deMillenniumdoelstellingen als leidraad. <strong>Vlaanderen</strong> concentreertde directe samenwerking op Zuidelijk Afrika.Prioritaire thema’s voor Zuid-Afrika zijn landbouw envoedselzekerheid, HIV/AIDS-preventie en de creatievan tewerkstelling. De strategienota 2006-<strong>2010</strong> voorMozambique legt de focus op gezondheid en onderwijs.In Malawi, sinds 2006 het derde partnerland van deVlaamse ontwikkelingssamenwerking, ligt de klemtoonop gezondheidszorg, landbouw en voedselzekerheid.Daarnaast werkt <strong>Vlaanderen</strong> mee aan de realisatie vande achtste Millenniumdoelstelling, in het bijzonder ophet vlak van handel en de creatie van een draagvlak voorontwikkelingssamenwerking.6.57 MDG’s in Vlaamse partnerlandenStand van zaken van de Millenniumdoelstellingen in de Vlaamse partnerlanden, selectie van indicatoren per doelstelling, in 1990en 2007/2008 (tenzij anders vermeld).Malawi Mozambique Zuid-Afrika1990 2007 1990 2008 1990 2008MDG 1Bevolking onder de armoedegrens, in % 54,0 40,0 69,4 45,0 50,0 39,0(1991) (1997) (1993)Kinderen onder 5 jaar met ondergewicht, in % 27,2 20,5 27,0 25,5 9,3 10,2(1992) (2006) (1995) (1994-95) (2003)MDG 2Kinderen dat basisonderwijs volgt, in % 48,6 87,6 42,9 72,6 90,3 98,0(1991) (1991) (2007) (1991)MDG 3Scholingsgraad meisjes t.o.v. jongens (basisonderwijs) 0,50 0,76 0,75 0,90 0,99 0,97(1991) (1991) (1991)MDG 4Sterftecijfer van kinderen onder 5 jaar, per 1.000 levendgeborenen 209 111 235 140 60 46(2009)MDG 5Moedersterfte, per 100.000 levendgeborenen 620 807 1.500 185 230 400(1992) (2006) (2005)MDG 6Zwangere vrouwen met HIV (in prenatale centra), in % 17,4 12,3 11,7 12,5 0,7 28,0(1994) (2006) (2000) (2007) (2007)TBC patiënten, per 100.000 mensen 258,0 345,7 176,9 431,3 300,6 948,2(2007) (2007)MDG 7Land <strong>be</strong>dekt met bos, in % 41,4 36,2 25,5 24,6 7,6 7,6(2005) (2005) (2005)Bevolking met toegang tot goede waterbronnen, in % 40 76 36 42 83 96,5(2006) (2006)Bevolking met voldoende sanitaire voorzieningen, in % 47 60 20 31 55 77(2006) (2006)Stedelijke <strong>be</strong>volking dat in sloppen woont, in % 94,6 89,9 94,5 79,5 46,2 28,7(2005) (2005) (2005)MDG 8Schuldkwijtschelding onder HIPC initiatief , in miljoen $ - 1.310 - 2.992 - -(2009) (2009)Schuldaf<strong>be</strong>taling als % van export van goederen en diensten 28,0 1,6 17,3 1,2 0,0 3,4(2007) (2007)Werklozen bij 15-24-jarige jongeren, in % - - - - 45,0 48,1(1998) (2009)Aantal telefoonlijnen per 100 inwoners 0,31 1,26 0,34 0,33 8,99 9,56(2006) (2007)Geen vooruitgang en MDG wordt niet gehaaldVooruitgang maar MDG wordt niet gehaald (ceteris paribus)MDG wordt gehaald (ceteris paribus)Bron: Welfare Monitoring Survey (WMS) 2008, Malawi MDG Report 2008, Report on the Millennium Development Goals Mozambique 2008, South Africa developmentindicators 2009, UNSTATS MDG’s.internationaal vlaanderen 383


6.58 ODAEvolutie van de ODA van de Vlaamse overheid, van de Vlaamse gemeenten en provincies en van België, van 2001 tot 2009*, in1.000 euro.2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009<strong>Vlaanderen</strong> (Vlaamse overheid) 22.654,8 21.453,1 26.856,8 28.901,4 30.241,1 32.043,0 40.619,8 43.400,3 49.544,2<strong>Vlaanderen</strong>7.416,2 6.057,9 8.167,4 8.157,3 9.421,1 7.523,1 7.655,8 8.136,8 8.966,0(gemeenten en provincies)België* 935.838,9 1.066.846,8 1.591.269,5 1.176.011,9 1.573.973,0 1.575.720,3 1.426.542,9 1.654.255,8 1.867.630,0% aandeel Vlaamse ODA intotale Belgische ODA3,2 2,6 2,2 3,2 2,5 2,5 3,4 3,1 3,1* Voorlopig totaal cijfer voor 2009.Bron: Departement internationaal <strong>Vlaanderen</strong>, DGOS.De evolutie van een selectie indicatoren, tot opvolging vande Millenniumdoelstellingen in de Vlaamse partnerlanden,toont aan dat er op sommige streefdoelen vooruitganggeboekt wordt en op andere niet. De gezondheidsdoelstellingenzullen waarschijnlijk niet gehaald worden.Gendergelijkheid in het onderwijs en <strong>be</strong>schikbaarheidvan sanitaire voorzieningen boeken dan wel vooruitgang.Ook <strong>be</strong>vinden zich steeds meer mensen in de partnerlandenboven de armoedegrens, zodat indien het huidigetempo aanhoudt, de halvering van de armoede tegen 2015een haalbare kaart is.Officiële ontwikkelingshulp6.59 Mening <strong>be</strong>steding ontwikkelingshulpEvolutie van de mening over de hoogte van de <strong>be</strong>steding aanontwikkelingshulp, van 2004 tot <strong>2010</strong>, in %.7060504030<strong>2010</strong>0VermeerderenVerminderenBron: PULSE, HIVA-K.U. Leuven.2004 2007 <strong>2010</strong>Gelijk blijvenIk weet het niet<strong>Vlaanderen</strong> wil een solidaire samenleving zijn. Daaromengageerde de Vlaamse Regering zich ondermeer via hetPact 2020 tot een sterke toename van de middelen voorontwikkelingssamenwerking. Daartoe werden twee doelstellingengeformuleerd waarin gesteld wordt dat <strong>Vlaanderen</strong>de totale officiële ontwikkelingshulp of ODA(Official Development Assistance) zal verdub<strong>be</strong>len ensamen met andere decentrale entiteiten 7% van de totaleBelgische ODA zal leveren.De ODA van de Vlaamse overheid, de uitgaven die voldoenaan de internationale criteria voor ontwikkelingssamenwerking,kende de afgelopen legislatuur een stijgendverloop: tussen 2004 en 2009 was er een toename met70%. Anno 2009 kwam de Vlaamse ODA op 49,5 miljoeneuro. Dit is 14,2% meer dan in 2008 en ook meer dan degemiddelde jaarlijkse stijging die nodig is om een verdub<strong>be</strong>lingvan de reële uitgaven aan ontwikkelingssamenwerkingte realiseren tegen 2020.In 2009 gaven de Vlaamse gemeenten en provincies bijna9 miljoen euro uit aan ontwikkelingssamenwerking. Samenmet de ODA van de Vlaamse overheid kwam de totaleVlaamse ODA daarmee op 58,5 miljoen euro of 3,1%van de officiële ontwikkelingssamenwerking van België(streefwaarde 7%). Dit percentage kende de voorbijejaren een schommelend verloop.DraagvlakontwikkelingssamenwerkingInternationale samenwerking gaat verder dan het verlenenvan ontwikkelingshulp. Een <strong>be</strong>ter inzicht in deontwikkelingsproblematiek en een ruimere kennis vande hedendaagse vraagstukken aangaande internationalesamenwerking bij de <strong>be</strong>volking zijn noodzakelijke fundamentenvan een Vlaams ontwikkelings<strong>be</strong>leid.In <strong>2010</strong> zegt 42,9% van de Vlamingen goed tot zeer goedop de hoogte te zijn van de situatie in de derde wereldlanden.Daarmee blijft de subjectieve kennis, die de mateweergeeft waarin men van zichzelf inschat op de hoogtete zijn, vrij stabiel sinds 2003 toen die voor het eerst <strong>be</strong>vraagdwerd. De objectieve kennis, die getest werd aande hand van enkele testvragen, ligt een stuk lager. Wel ishet zo dat de kennis over de <strong>be</strong>tekenis van de afkortingNGO er op vooruit gaat: van 20,1% in 2003 naar 27,5% in<strong>2010</strong>. De naam van de (Belgische) minister voor ontwikkelingssamenwerkingfluctueert dan weer over de jaren.384vrind <strong>2010</strong>


een slagkrachtige overheidDe basishouding tegenover ontwikkelingssamenwerkingslaat zowel op attitudes als op motivaties. Ruim zeven optien Vlamingen spreekt zich in <strong>2010</strong> uit pro ontwikkelingssamenwerking.Het solidariteitsmotief staat nog steedsbovenaan, gevolgd door meer instrumentele motieven alsoorlogspreventie en een rem op immigratie. Opvallend isde ommekeer in de mening over de hoogte van de <strong>be</strong>stedingaan ontwikkelingshulp. Er is enerzijds een duidelijkeafname van de groep die het budget vermeerderd wil zienen anderzijds een toename van diegenen die het budgetgelijk willen houden of willen verminderen.Er is een duidelijke daling in het geefgedrag vast te stellen.Waar er in 2004 nog zes op de tien Vlamingen persoonlijkgeld gaven voor de derde wereld, zijn er dat in<strong>2010</strong> maar vijf op de tien meer. Wellicht is er een zekeregeefmoeheid ontstaan. Ook de economische crisis draagter mogelijk toe bij dat men eerst aandacht heeft voor deeigen noden en de directe omgeving.Voor meer informatiePublicaties en websitesDepartement internationaal <strong>Vlaanderen</strong>:http://iv.vlaanderen.<strong>be</strong>/nlapps/default.aspMillennium doelstellingen voor ontwikkeling:http://www.un.org/millenniumgoals/Omzetting van EU-richtlijnen en rapportering aan deVlaamse Regering:http://iv.vlaanderen.<strong>be</strong>/nlapps/docs/default.asp?fid=457http://iv.vlaanderen.<strong>be</strong>/nlapps/docs/default.asp?id=853Scorebord Europese Commissie omzetting richtlijnendoor lidstaten: http://ec.europa.eu/internal_market/score/index_en.htmVlaamse ontwikkelingssamenwerking: http://www.vlaanderen.<strong>be</strong>/ontwikkelingssamenwerkinginternationaal vlaanderen 385


386vrind <strong>2010</strong>


Focus7 Focusarmoede en socialeuitsluitingDe Europese Unie heeft <strong>2010</strong> uitgeroepen tot het ‘EuropeesJaar van de Bestrijding van Armoede en SocialeUitsluiting’. Bedoeling is om burgers en <strong>be</strong>leidsmakers<strong>be</strong>wust te maken van de ernst van de armoedeproblematiekom zo te komen tot een hernieuwde inzet van deUnie en de lidstaten in de strijd tegen armoede en socialeuitsluiting. Deze focus wil hiertoe bijdragen door de<strong>be</strong>staande gegevens over de armoedesituatie in <strong>Vlaanderen</strong>op een <strong>be</strong>vattelijke en overzichtelijke manier samente brengen.Armoede is meer dan een tekort aan inkomen. Het verwijstnaar een geheel van onderling verbonden vormenvan uitsluiting op verschillende domeinen van het individueleen sociale leven. Financiële moeilijkheden zijntegelijk vaak oorzaak en gevolg van achterstelling op vlakvan onder meer tewerkstelling, onderwijs, huisvesting,gezondheid en maatschappelijke participatie.De Vlaamse Regering heeft van de strijd tegen armoedeeen topprioriteit gemaakt. In het Pact 2020 verbindt deVlaamse Regering er zich toe om de armoede en socialeuitsluiting tegen 2020 sterk te verminderen. Zij wil deinkomenssituatie van de armste gezinnen ver<strong>be</strong>teren enervoor zorgen dat alle Vlamingen volwaardig aan alledomeinen van de samenleving kunnen participeren. Specialeaandacht gaat daarbij naar armoede bij kinderen enouderen.Dat er inzake de <strong>be</strong>strijding van armoede en sociale uitsluitingnog wel wat werk is, wordt doorheen deze focusduidelijk. Bijna 780.000 Vlamingen leven in een gezin meteen inkomen onder de armoededrempel, goed 900.000personen geven aan moeilijk te kunnen rondkomen methet <strong>be</strong>schikbare inkomen, 380.000 Vlamingen <strong>be</strong>schikkendoor een gebrek aan financiële middelen niet over een minimalelevensstandaard en goed 290.000 personen heb<strong>be</strong>nte kampen met achterstallige <strong>be</strong>talingen. Vooral de situatievan alleenstaanden, éénoudergezinnen, laagopgeleidenen niet-EU-burgers is op al deze vlakken duidelijk minderpositief dan de situatie van de gemiddelde Vlaming.In vergelijking met de landen van de Europese Unie, doet<strong>Vlaanderen</strong> het op deze indicatoren met telkens minimaaleen plaats in de top 10 <strong>be</strong>hoorlijk goed, al blijft er ook hiervoor een aantal indicatoren nog ruimte voor ver<strong>be</strong>tering.Op vlak van inkomensverdeling, materiële deprivatie en<strong>be</strong>talingsachterstand scoort <strong>Vlaanderen</strong> wel al op eengelijkaardig niveau als de <strong>be</strong>st presterende EU-landen.Het is voorlopig moeilijk om aan de hand van de hiersamengebrachte cijfers de precieze impact van de recenteeconomische crisis op de armoedesituatie in <strong>Vlaanderen</strong>in te schatten. Daarvoor zijn de meeste gegevens nietrecent genoeg. Wel is het zo dat de cijfers van 2009 overonder meer het aantal sociale bijstandsuitkeringen en demoeilijkheden met <strong>be</strong>talingen van elektriciteits- en gasvoorzieningen,wijzen op een opvallende stijging van hetaantal personen met financiële problemen.De Vlaamse Regering heeft niet alleen aandacht voorde financiële aspecten van armoede maar wil tegelijkde deelname van kansengroepen aan diverse domeinenvan het maatschappelijke leven ver<strong>be</strong>teren. En ook hiergeven de in deze focus opgenomen cijfers aan dat ernog inspanningen nodig zijn. In gezinnen waar niemandwerkt, worden de hoogste armoedecijfers gemeten. Mensenmet een laag inkomen heb<strong>be</strong>n meer problemen metde <strong>be</strong>taalbaarheid van de huisvesting en wonen vakerin huizen van mindere kwaliteit. Zij <strong>be</strong>oordelen de eigengezondheid als minder goed, ook op mentaal vlak. En zijparticiperen <strong>be</strong>duidend minder aan cultuur, sport, hetverenigingsleven en de politiek. In het licht van de strijdtegen kinderarmoede en de doelstelling om tegen 2020het aantal kinderen geboren in armoede te halveren, ishet ten slotte verontrustend dat het aantal kinderen geborenin kansarme gezinnen jaarlijks toeneemt.In deel 1 van deze focus komen de financiële aspectenvan armoede aan bod en de wijze waarop het <strong>be</strong>schikbareinkomen over de <strong>be</strong>volking is verdeeld. De minderepositie van mensen met een laag inkomen op vlak vanar<strong>be</strong>idsdeelname, huisvesting, gezondheid, opleiding enscholing en maatschappelijke participatie komt aan bodin deel 2.armoede en sociale uitsluiting 387


Financiële armoede eninkomensverdelingOm de armoedesituatie in een land of regio in kaart tebrengen, kan gebruik worden gemaakt van een aantalcijferreeksen gebaseerd op de gespecialiseerde EU-SILCsurvey.De meest gebruikte indicator in de Europese actieplannenis het armoederisicopercentage: het aandeelpersonen dat moet rondkomen met een inkomen onderde armoededrempel. Andere indicatoren geven aan hoepersonen zelf hun inkomenssituatie <strong>be</strong>oordelen, of zij aldan niet kunnen <strong>be</strong>schikken over een minimale levensstandaarden in welke mate zij kampen met <strong>be</strong>talingsproblemen.De omvang van de armoedeproblematiek kanook <strong>be</strong>keken worden op basis van administratieve data,onder meer via het aantal personen dat een sociale uitkeringontvangt. Al deze indicatoren spitsen zich vooral toeop de inkomenssituatie van de gezinnen met een laag inkomenen zeggen daardoor weinig over de wijze waarophet <strong>be</strong>schikbare inkomen verdeeld is over de gehele <strong>be</strong>volking.Daarom wordt in een laatste paragraaf een aantalcijferreeksen inzake inkomensongelijkheid <strong>be</strong>sproken.Bevolking onder de armoededrempelOm zicht te krijgen op de armoedesituatie van een landof regio wordt in de Europese actieplannen traditioneelaangegeven hoeveel mensen moeten rondkomen met eeninkomen onder de armoededrempel. Deze drempel is<strong>be</strong>paald op 60 procent van het mediaan netto <strong>be</strong>schikbaregestandaardiseerde huishoudinkomen. Personen die levenin een huishouden dat moet rondkomen met een inkomenonder de armoededrempel lopen een verhoogd risico oparmoede. Hierbij wordt uiteraard rekening gehouden metde grootte en samenstelling van het huishouden.Deze focus gebruikt bij de <strong>be</strong>rekening van het armoederisicopercentageniet de nationale Belgische armoededrempelmaar een eigen Vlaamse regionale armoededrempel.Bij de <strong>be</strong>paling van de nationale armoededrempelworden traditioneel alle Belgische inkomensopgenomen in de <strong>be</strong>rekening. Bij de <strong>be</strong>paling van deVlaamse regionale armoededrempel wordt enkel rekeninggehouden met de inkomens in het Vlaamse Gewest. Opdeze manier heb<strong>be</strong>n de lagere inkomens in het Waalseen Brusselse Hoofdstedelijke Gewest geen invloed op dehoogte van de armoededrempel en dus ook niet op hetVlaamse armoederisicopercentage. Dat is aangewezen alsde armoedesituatie in <strong>Vlaanderen</strong> op zichzelf wordt <strong>be</strong>keken– dus los van de situatie in de andere gewesten – ofwordt vergeleken met de situatie in de rest van Europa.Concreet lag de Vlaamse regionale armoededrempel in2008 voor een alleenstaande op 11.521 euro per jaar of960 euro per maand. Omgerekend is dat voor een gezinmet 2 volwassenen en 2 kinderen 2.016 euro per maand.Goed 1 op 8 Vlamingen (13%) moest in 2008 zien rond tekomen met een inkomen onder deze armoededrempel.7.1 Bevolking onder de armoededrempelEvolutie van de <strong>be</strong>volking met een gestandaardiseerd netto<strong>be</strong>schikbaar huishoudinkomen onder de Vlaamse regionalearmoededrempel na sociale transfers, van 2004 tot 2008, inaantal personen (linkeras) en in % (rechteras).1.000.000900.000800.000700.000600.000500.000Bron: EU-SILC ADSEI.2004 2005 2006 2007 2008Aantal personen% personenDat komt overeen met bijna 780.000 personen. Bovendienis het zo dat <strong>be</strong>paalde kwetsbare <strong>be</strong>volkingsgroepen insurveyonderzoek niet of nauwelijks vertegenwoordigdzijn. De hier vermelde armoedecijfers lijken dus eerdernog een onderschatting van de werkelijkheid.De laatste jaren is het aantal Vlamingen onder de armoededrempelniet significant gestegen of gedaald. De vergelijkingmaken met de periode voor 2003 is moeilijk wegenseen breuk in de tijdreeks. Toch lijken de <strong>be</strong>schikbaregegevens te wijzen op een lichte stijging van de relatievearmoede tijdens de afgelopen 2 decennia (Van den Bosche.a., 2009). Omdat de cijfers van 2008 eigenlijk <strong>be</strong>rekendzijn op basis van de inkomens van 2007, is de invloed vande economische crisis van 2008 en 2009 nog niet zichtbaarin het armoederisicopercentage van 2008.Vrouwen lopen een hoger risico op armoede dan mannen.Daardoor zijn vrouwen ook duidelijk in de meerderheidbij het aantal personen onder de armoededrempel.Naar leeftijd scoort de middengroep het <strong>be</strong>st. Kinderen,personen tussen 50 en 64 jaar en zeker personen ouderdan 65 jaar scoren duidelijk minder goed. De mindere positievan ouderen heeft deels te maken met het feit dat hetarmoederisicopercentage enkel rekening houdt met hetontvangen huishoudinkomen uit ar<strong>be</strong>id, vermogen, eigendomen sociale transfers, niet met de volledige waardevan eventueel <strong>be</strong>schikbare spaartegoeden of eigendommenof met de eventuele afwezigheid van woonuitgavendoordat de eigen woning al is af<strong>be</strong>taald. Maar ook inEuropees opzicht scoren de Vlaamse ouderen niet goed(zie verder). Hun mindere positie blijkt tegelijk uit het feitdat 1 op 3 van het totale aantal personen onder de armoededrempel65 jaar of ouder is.Alleenstaanden, personen in éénoudergezinnen en ouderekoppels lopen een duidelijk hoger risico op armoede dan151311975388vrind <strong>2010</strong>


Focus7.2 Bevolkingsgroepen onder de armoededrempelBevolking met een gestandaardiseerd netto <strong>be</strong>schikbaar huishoudinkomenonder de Vlaamse regionale armoededrempel nasociale transfers, naar geslacht, leeftijd, huishoudtype, socioeconomischepositie, opleiding en nationaliteit, in 2008, in %.7.3 Aantal personen onder de armoededrempelAantal personen met een gestandaardiseerd netto <strong>be</strong>schikbaarhuishoudinkomen onder de Vlaamse regionale armoededrempelna sociale transfers, naar geslacht, leeftijd, huishoudtype,socio-economische positie en opleiding, in 2008, x 1.000.TotaalManVrouw0-17 jaar18-24 jaar25-49 jaar50-64 jaar65 jaar en ouderManVrouw0-17 jaar18-24 jaar25-49 jaar50-64 jaar65 jaar en ouderAlleenstaand2 volwassenen onder 65 jaar2 volw. met minstens 1 boven 65 jaarEénoudergezinKoppel met 1 of 2 kinderenKoppel met 3 of meer kinderenWerkendWerkloosGepensioneerdAnders niet-actiefLaaggeschooldMiddengeschooldHooggeschooldEU-burgerNiet-EU-burgerAlleenstaand2 volwassenen onder 65 jaar2 volw. met minstens 1 boven 65 jaarEénoudergezinKoppel met 1 of 2 kinderenKoppel met 3 of meer kinderenWerkendWerkloosGepensioneerdAnders niet-actiefLaaggeschooldMiddengeschooldHooggeschoold0 10 20 30 40 50 0 100 200 300 400 500Bron: EU-SILC ADSEI.Bron: EU-SILC ADSEI.personen uit andere huishoudgroepen. Van de personenin éénoudergezinnen moet 3 op 10 zien rond te komenmet een inkomen onder de armoededrempel. Naar aantalvormen de alleenstaanden de grootste groep bij de personenonder de armoededrempel.Werk vormt een <strong>be</strong>langrijke buffer tegen armoede. Hetarmoederisicopercentage ligt bij werkenden <strong>be</strong>duidendlager dan bij werklozen, gepensioneerden en andere nietactieven.Naar aantal vormen de gepensioneerden degrootste groep onder de armoededrempel, kort gevolgddoor de andere niet-actieven. Een job vormt echter geensluitende <strong>be</strong>scherming tegen armoede. Dat blijkt uit hetfeit dat bijna 130.000 Vlamingen die werken toch moetenrondkomen met een huishoudinkomen onder de armoededrempel.Naast werk <strong>be</strong>perkt ook scholing het armoederisico. Hetarmoederisicopercentage van personen die een diplomahoger onderwijs heb<strong>be</strong>n <strong>be</strong>haald, ligt bijna 5 keer lagerdan dat van personen met hoogstens een diploma lagersecundair onderwijs.Ten slotte ligt het armoederisico bij niet-EU-burgers (personendie niet over de Belgische nationaliteit of de nationaliteitvan een van de andere EU-lidstaten <strong>be</strong>schikken) goed3 keer hoger dan bij EU-burgers (inclusief Belgen).Het Vlaamse armoederisicopercentage lag in 2008 lagerdan het Waalse en Belgische percentage en het EU27-gemiddelde. Toch scoren verschillende landen <strong>be</strong>ter. Tsjechië,Nederland en Slovakije voeren de rangschikking aan.<strong>Vlaanderen</strong> haalt een 9de plaats. Het is opvallend dat verschillendeOost- en Centraal-Europese landen niet <strong>be</strong>duidendslechter scoren dan de West- en Noord-Europese landen,terwijl de levensstandaard in die eerste groep landentoch lager ligt. Dat heeft te maken met het feit dat het gaatom een relatieve armoededrempel die verschilt van land totland. Men gaat er van uit dat een minimaal aanvaardbarelevensstandaard – en dus ook de armoededrempel – sterkafhankelijk is van de sociaaleconomische ontwikkelingenvan elk land afzonderlijk.<strong>Vlaanderen</strong> scoort niet bij alle <strong>be</strong>volkingsgroepen op hetzelfdeniveau. Zo <strong>be</strong>staan er grote verschillen naar leeftijd.Bij de personen tussen 25 en 49 jaar neemt het Vlaamsearmoede en sociale uitsluiting 389


7.4 Armoede en inkomensverdeling in EuropaBevolking met een gestandaardiseerd netto <strong>be</strong>schikbaar huishoudinkomen onder de nationale armoededrempel in % (linkeras)en inkomenskwintielverhouding (rechteras), in het Vlaams en Waals Gewest en in de lidstaten van de Europese Unie, in 2008.308252015105765403TsjechiëNederlandSlovakijkeDenemarkenHongarijeOostenrijkSloveniëZwedenVlaams Gewest*FrankrijkLuxemburgFinlandWaals Gewest**BelgiëDuitslandMaltaCyprusIerlandEU27PolenPortugalEstlandItaliëVerenigd KoninkrijkGriekenlandLitouwenSpanjeBulgarijeRoemeniëLetland% personen onder de armoededrempel Inkomenskwintielverhouding* Gebaseerd op de regionale Vlaamse armoededrempel. ** Gebaseerd op de regionale Waalse armoededrempel.Bron: EU-SILC ADSEI, Eurostat.Gewest de toppositie in binnen de EU27. Ook bij de kinderenen jongeren (0 tot 17 jaar) en bij de jongvolwassenen(18 tot 24 jaar) scoort <strong>Vlaanderen</strong> met telkens een 2deplaats erg goed. Bij de ouderen doet het Vlaamse Gewesthet opvallend minder. Bij de groep van 50 tot 64 jaar haalt<strong>Vlaanderen</strong> slechts de 15de plaats, bij de 65-plussers valt<strong>Vlaanderen</strong> met een 21ste plaats ver terug in de Europeserangschikking.Bij de <strong>be</strong>rekening van het armoederisicopercentage wordthierboven telkens gebruikt gemaakt van een armoededrempel<strong>be</strong>paald als 60% van het regionale mediaan gestandaardiseerdenetto <strong>be</strong>schikbare huishoudinkomen.Dat is onvermijdelijk een arbitraire keuze. Wie net bovendeze armoededrempel zit, komt hierdoor niet in <strong>be</strong>eld.Tegelijk is het zo dat wie <strong>be</strong>schikt over een inkomen datmaar net onder de armoededrempel ligt, zich in een anderepositie <strong>be</strong>vindt dan zij die moeten rondkomen met eeninkomen dat een pak lager ligt dan de armoededrempel.Om zicht te krijgen op de spreiding van de inkomens rondde armoededrempel kan men de hoogte van de armoededrempellaten variëren. In 2008 bleek 21% van de Vlamingente <strong>be</strong>schikken over een inkomen lager dan 70%van het regionale mediaaninkomen, 7% over een inkomenlager dan 50% van het mediaaninkomen en 2% lagerdan 40% van het mediaaninkomen. Die aandelen blevende laatste jaren vrij stabiel. In Europees opzicht scoort<strong>Vlaanderen</strong> bij de groep onder 40% met een 3de plaats inde rangschikking opvallend <strong>be</strong>ter dan bij de andere groepen(telkens een 8ste plaats). Dat <strong>be</strong>tekent dat de dieptevan de armoede in <strong>Vlaanderen</strong> relatief minder groot isdan in de rest van Europa.Subjectieve armoedeIn bovenstaande cijfers wordt op een objectieve maniernagegaan of het inkomen waarover mensen zelf zeggen te<strong>be</strong>schikken al dan niet boven een <strong>be</strong>paalde drempel ligt.Maar de inkomensgerelateerde verwachtingen en <strong>be</strong>hoeftenverschillen van mens tot mens. De objectieve vergelijkingvan het <strong>be</strong>schikbare inkomen met de armoededrempelwordt daarom <strong>be</strong>st aangevuld met een subjectieveinschatting van het inkomen door de <strong>be</strong>trokkenen zelf.In 2008 leefde 15% van de Vlamingen in een huishoudendat zelf aangaf (zeer) moeilijk rond te komen met het <strong>be</strong>schikbareinkomen. Dat komt overeen met goed 900.000personen. Deze cijfers zijn na een opvallende daling devoorbije jaren weer sterk gestegen tussen 2007 en 2008.De evolutie op vlak van subjectieve armoede wijkt <strong>be</strong>hoorlijksterk af van de evolutie van het percentage personenmet een inkomen onder de armoededrempel. Dat lijktsamen te hangen met een verschillende wijze van <strong>be</strong>vraging.In tegenstelling tot het percentage personen onderde armoededrempel dat <strong>be</strong>rekend wordt op basis van hetinkomen in het jaar voorafgaand aan de survey (bij deEU-SILC-survey van 2008 gaat het dus om het inkomenuit 2007), heeft de subjectieve armoedemaat <strong>be</strong>trekkingop de situatie op het moment waarop de survey wordtafgenomen (de EU-SILC-survey van 2008 werd afgenomentussen maart en novem<strong>be</strong>r 2008). Hierdoor zijn bij deresultaten van deze subjectieve indicator mogelijks wel alde eerste gevolgen van de financieel-economische crisismerkbaar.390vrind <strong>2010</strong>


Focus7.5 Subjectieve armoedeEvolutie van de <strong>be</strong>volking dat leeft in een huishouden dat volgensde referentiepersoon (zeer) moeilijk rondkomt met het<strong>be</strong>schikbare inkomen, van 2004 tot 2008, in aantal personen(linkeras) en in % (rechteras).1.000.000167.6 Bevolkingsgroepen in subjectieve armoedeBevolking dat leeft in een huishouden dat volgens de referentiepersoon(zeer) moeilijk rondkomt met het <strong>be</strong>schikbareinkomen, naar geslacht, leeftijd, huishoudtype, socio-economischepositie, opleiding, inkomensniveau en nationaliteit, in2008, in %.900.00014Totaal800.000700.000600.000500.000Bron: EU-SILC ADSEI.2004 2005 2006 2007 2008Aantal personen% personenVrouwen leven iets vaker in huishoudens die zelf aangeven(zeer) moeilijk rond te komen, al zijn de verschillennaar geslacht hier kleiner dan bij de cijfers over het percentagemannen en vrouwen onder de armoededrempel.Ook de verschillen tussen de leeftijdsgroepen zijn mindergroot dan bij de objectieve armoederisicopercentages.Vooral de ouderen scoren opvallend minder slecht als henwordt gevraagd de eigen inkomenssituatie te <strong>be</strong>oordelen.De middengroep scoort ook hier het <strong>be</strong>st. De groep van16 tot 24 jaar scoort nu het slechtst.Alleenstaanden en zeker leden van éénoudergezinnen gevenduidelijk vaker dan andere huishoudtypes aan (zeer)moeilijk rond te komen. In vergelijking met de objectievearmoederisicopercentages scoren de leden van éénoudergezinnenen grote gezinnen nu slechter, de oudere koppelsduidelijk <strong>be</strong>ter.121086Bron: EU-SILC ADSEI.ManVrouw0-17 jaar18-24 jaar25-49 jaar50-64 jaar65 jaar en ouderAlleenstaand2 volwassenen onder 65 jaar2 volw. met minstens 1 boven 65 jaarEénoudergezinKoppel met 1 of 2 kinderenKoppel met 3 of meer kinderenWerkendWerkloosGepensioneerdAnders niet-actiefLaaggeschooldMiddengeschooldHooggeschooldLaagste kwintiel2de kwintiel3de kwintiel4de kwintielHoogste kwintielEU-burgerNiet-EU-burger0 10 20 30 40 507.7 Subjectieve armoede in EuropaBevolking dat leeft in een huishouden dat volgens de referentiepersoon (zeer) moeilijk rondkomt met het <strong>be</strong>schikbare inkomen,in het Vlaams en Waals Gewest en in de lidstaten van de Europese Unie, in 2008, in %.7060504030<strong>2010</strong>0LuxemburgDuitslandDenemarkenFinlandZwedenNederlandEstlandVlaams GewestOostenrijkVerenigd KoninkrijkFrankrijkBelgiëIerlandEU27LitouwenSloveniëTsjechiëWaals GewestSpanjeSlovakijePolenMaltaItaliëLetlandHongarijePortugalRoemeniëCyprusGriekenlandBulgarijeBron: EU-SILC ADSEI, Eurostat.armoede en sociale uitsluiting 391


Inzake socio-economische positie, opleiding en nationaliteitlopen de resultaten van deze indicator grotendeelsgelijk met de resultaten van de objectieve armoederisicopercentages,al zijn de verschillen tussen de groepen onderlingook hier minder groot. Personen die niet werkenheb<strong>be</strong>n het moeilijker om rond te komen, net als laagopgeleidenen niet-EU-burgers.Het is weinig verwonderlijk dat het aandeel personen insubjectieve armoede afneemt naarmate het inkomensniveaustijgt. Tegelijk geven de scores per inkomenskwintielaan dat subjectieve armoede niet <strong>be</strong>perkt blijft tot depersonen onder de armoededrempel die zich allen in hetlaagste kwintiel (20% armste gezinnen) <strong>be</strong>vinden. Ook inhet 2de en zelfs het 3de kwintiel geeft een relatief grotegroep aan (zeer) moeilijk rond te komen. Dit onderstreepthet <strong>be</strong>lang van het gebruik van een subjectieve indicatornaast de objectieve armoederisicopercentages om zicht tekrijgen op de armoedeproblematiek in <strong>Vlaanderen</strong>.Er zijn in <strong>Vlaanderen</strong> duidelijk minder personen die huninkomenssituatie negatief <strong>be</strong>oordelen dan in de meesteandere Europese landen. Het Vlaamse Gewest haalt inde Europese rangschikking een 8ste plaats na Duitsland,Luxemburg, de Scandinavische landen, Estland en Nederland.De verschillen tussen de lidstaten zijn nu trouwensopvallend groter dan bij de objectieve armoederisicopercentages.In Luxemburg en Duitsland leeft maar 7% vande inwoners in een huishouden dat moeite heeft om financieelrond te komen. In Bulgarije loopt dat op tot bijna 2op 3. De Zuid-, Centraal- en Oost-Europese landen scorenop deze indicator duidelijk minder goed dan de West- enNoord-Europese lidstaten.Materiële deprivatieRecentelijk werd op Europees niveau een armoede-indicatorontwikkeld die niet zozeer focust op het inkomenzelf, maar op het feit of men mede dankzij dit inkomenkan genieten van een minimale levensstandaard. Datge<strong>be</strong>urt door na te gaan hoeveel basisitems (uit een lijstvan 9 items) elk gezin moet missen omwille van financiëleredenen. Vervolgens wordt per land of regio het percentageindividuen <strong>be</strong>rekend dat leeft in een gezin dat niet<strong>be</strong>schikt over minstens 3 van de 9 items.In 2008 leefde 6% van de Vlamingen - goed voor bijna380.000 personen - in een materieel gedepriveerd gezin(mist minstens 3 items om financiële redenen). De laatstejaren blijft het aandeel gedepriveerden min of meer stabiel.Verschillende groepen die minder goed scoren bij de cijfersover het objectieve armoederisicopercentage en desubjectieve armoede, doen dat ook op vlak van materiëledeprivatie. Het gaat om alleenstaanden en leden van éénoudergezinnen,werklozen en niet-actieven (zonder gepensioneerden),laagopgeleiden, de laagste inkomensgroepenen niet-EU-burgers. Toch zijn er ook opvallende verschillen.Naar leeftijd scoren kinderen en jongeren het slechtst.Ouderen doen het opvallend goed. Dat laatste speelt ookmee in de relatief goede score van gepensioneerden.In Europees opzicht scoort <strong>Vlaanderen</strong> op vlak van materiëledeprivatie <strong>be</strong>hoorlijk goed. Het haalt een 5de plaatsna Luxemburg, Denemarken, Nederland en Zweden. Dehoogste deprivatiescores worden opgetekend in de EUlidstatenuit Centraal- en Oost-Europa, ook in die lidstatendie een relatief laag armoederisicopercentage kennen.7.8 Materiële deprivatie in EuropaBevolking dat leeft in een huishouden dat minstens 3 van 9 items* mist omwille van financiële redenen, in het Vlaams en WaalsGewest en in de lidstaten van de Europese Unie, in 2008, in %.60504030<strong>2010</strong>0LuxemburgDenemarkenNederlandZwedenVlaams GewestFinlandSpanjeBelgiëEstlandVerenigd KoninkrijkDuitslandFrankrijkMaltaIerlandOostenrijkItaliëTsjechiëWaals GewestEU27SloveniëGriekenlandCyprusPortugalLitouwenSlovakijePolenLetlandHongarijeRoemeniëBulgarije* Deze 9 items zijn: 1 week vakantie per jaar, een maaltijd met vis, vlees of kip om de 2 dagen, een wasmachine, een kleuren-tv, een telefoon, een auto, de rekeningenvoor huur of hypotheek en nutsvoorzieningen kunnen <strong>be</strong>talen, het huis degelijk kunnen verwarmen, <strong>be</strong>perkte onverwachte financiële uitgave kunnen doen.Bron: EU-SILC ADSEI, Eurostat.392vrind <strong>2010</strong>


Focus7.9 Bevolkingsgroepen in materiële deprivatieBevolking dat leeft in een huishouden dat minstens 3 van 9items* mist omwille van financiële redenen, naar geslacht,leeftijd, huishoudtype, socio-economische positie, opleiding,inkomensniveau en nationaliteit, in 2008, in %.TotaalManVrouw0-17 jaar18-24 jaar25-49 jaar50-64 jaar65 jaar en ouderAlleenstaand2 volwassenen onder 65 jaar2 volw. met minstens 1 boven 65 jaarEénoudergezinKoppel met 1 of 2 kinderenKoppel met 3 of meer kinderenWerkendWerkloosGepensioneerdAnders niet-actiefLaaggeschooldMiddengeschooldHooggeschooldLaagste kwintiel2de kwintiel3de kwintiel4de kwintielHoogste kwintielBetalingsproblemenBetalingsproblemen en schuldoverlast vormen vaak een<strong>be</strong>langrijk probleem voor mensen met een laag inkomen.Dat heeft onder meer te maken met het feit dat bij een<strong>be</strong>hoorlijk aantal gezinnen het inkomen niet volstaat omde uitgaven te dekken. Terwijl een gemiddeld gezin in2008 bijna 14% van zijn inkomen kon sparen, ligt het gemiddeldeinkomen van de 25% armste gezinnen (laagstekwartiel) onvoldoende hoog om tegemoet te komen aande uitgaven. Om dit op te vangen is een groot deel vandeze gezinnen verplicht te ‘ontsparen’, bijvoor<strong>be</strong>eld doorspaargelden aan te spreken of door schulden te maken.Ook in het 2 de kwartiel volstaat het gemiddelde inkomenmaar net om de uitgaven te dekken.Eind 2009 stonden 141.026 Vlamingen met af<strong>be</strong>talingsmoeilijkhedengeregistreerd bij de Centrale voor Kredieten7.11 Bevolkingsgroepen met achterstallenBevolking dat leeft in een huishouden met minstens 1 achterstallige<strong>be</strong>taling inzake hypotheek/huur, nutsvoorzieningen(gas, elektriciteit, water) en leningen (aankopen op af<strong>be</strong>talingof andere leningen) tijdens het afgelopen jaar naar geslacht,leeftijd, huishoudtype, socio-economische positie, opleiding,inkomensniveau en nationaliteit, in 2008, in %.EU-burgerNiet-EU-burger0 10 20 30TotaalManVrouw* Deze 9 items zijn: 1 week vakantie per jaar, een maaltijd met vis, vlees of kipom de 2 dagen, een wasmachine, een kleuren-tv, een telefoon, een auto, derekeningen voor huur of hypotheek en nutsvoorzieningen kunnen <strong>be</strong>talen,het huis degelijk kunnen verwarmen, <strong>be</strong>perkte onverwachte financiële uitgavekunnen doen.Bron: EU-SILC ADSEI.7.10 Sparen en ontsparenHet verschil tussen gemiddelde uitgaven en gemiddeld <strong>be</strong>schikbaarinkomen per huishouden naar inkomensniveau, in2008, in euro.80.0000-17 jaar18-24 jaar25-49 jaar50-64 jaar65 jaar en ouderAlleenstaand2 volwassenen onder 65 jaar2 volw. met minstens 1 boven 65 jaarEénoudergezinKoppel met 1 of 2 kinderenKoppel met 3 of meer kinderenWerkendWerkloosGepensioneerdAnders niet-actief60.00040.00020.0000Laagste 2de 3de Hoogstekwartiel kwartiel kwartiel kwartielLaaggeschooldMiddengeschooldHooggeschooldLaagste kwintiel2de kwintiel3de kwintiel4de kwintielHoogste kwintielEU-burgerNiet-EU-burgerBeschikbaar inkomenUitgaven0 10 20 30Bron: HBO ADSEI.Bron: EU-SILC ADSEI.armoede en sociale uitsluiting 393


7.12 Achterstallen in EuropaBevolking dat leeft in een huishouden met minstens 1 achterstallige <strong>be</strong>taling inzake hypotheek/huur, nutsvoorzieningen (gas,elektriciteit, water) en leningen (aankopen op af<strong>be</strong>taling of andere leningen) tijdens het afgelopen jaar, in het Vlaams en WaalsGewest en in de lidstaten van de Europese Unie, in 2008, in %.4030<strong>2010</strong>0LuxemburgTsjechiëDenemarkenNederlandVlaams GewestSlovakijeDuitslandPortugalZwedenBelgiëSpanjeOostenrijkLitouwenMaltaVerenigd KoninkrijkEstlandWaals GewestEU27FrankrijkFinlandIerlandPolenCyprusLetlandItaliëHongarijeSloveniëGriekenlandRoemeniëBulgarijeBron: EU-SILC ADSEI, Eurostat.aan Particulieren van de Nationale Bank van België (NBB).Deze centrale registreert alle kredieten die door natuurlijkepersonen worden afgesloten en de eventuele wan<strong>be</strong>talingenmet <strong>be</strong>trekking tot deze kredieten. De jaarlijkselichte daling van het aantal personen met <strong>be</strong>talingsachterstandvan 2004 tot 2006, werd in 2007 gestopt. In 2008en 2009 is het aantal personen met <strong>be</strong>talingsachterstandweer licht toegenomen. Hierbij dient te worden opgemerktdat in deze cijfers enkel rekening wordt gehoudenmet kredieten (voor consumptie of hypotheek), maar nietmet andere schulden zoals schulden voor huur, energiefacturen,gezondheidskosten, telefoon of fiscale schulden.In de EU-SILC-survey wordt jaarlijks gevraagd naar achterstallige<strong>be</strong>talingen voor huur of hypotheek, elekticiteit,water of gas of aankopen op af<strong>be</strong>taling of een anderelening. In 2008 leefde bijna 5% van de Vlamingen in eengezin met minstens 1 achterstallige <strong>be</strong>taling in het afgelopenjaar. Dat komt overeen met goed 290.000 personen. Integenstelling tot de bovenstaande cijfers van de NationaleBank wordt hier dus niet alleen rekening gehouden metkredieten maar ook met andere mogelijke schulden. Naeen <strong>be</strong>perkte afname tussen 2004 en 2007 is het percentagepersonen in een huishouden met achterstallige <strong>be</strong>talingenin 2008 weer lichtjes gestegen.De <strong>be</strong>taling van nutsvoorzieningen vormt het grootsteprobleem. Goed 2 op 3 personen met <strong>be</strong>talingsachterstandleeft in een gezin dat het afgelopen jaar één ofmeerdere rekeningen voor elektriciteit, gas of water niettijdig heeft kunnen <strong>be</strong>talen. De helft had problemen metde <strong>be</strong>taling van de hypotheek of de huur, een kwart metde <strong>be</strong>taling van een aankoop op af<strong>be</strong>taling of een anderelening.Het aandeel personen met achterstallige <strong>be</strong>talingen ligtbij mannen en vrouwen nagenoeg even hoog. Inzakeleeftijd is er een opvallende afname naarmate de leeftijdstijgt. Personen in éénoudergezinnen en grote gezinnenheb<strong>be</strong>n vaker achterstallige <strong>be</strong>talingen dan personen uitandere huishoudgroepen. Werklozen en niet-actieven (exclusiefgepensioneerden) heb<strong>be</strong>n vaker achterstallen danwerkenden en gepensioneerden. Laagopgeleiden heb<strong>be</strong>nvaker achterstallen dan hogeropgeleiden, de lagere inkomensgroepenvaker dan de hogere inkomensgroepen,niet-EU-burgers veel vaker dan EU-burgers.In vergelijking met de andere Europese landen blijft hetaandeel personen met <strong>be</strong>talingsproblemen in <strong>Vlaanderen</strong>vrij <strong>be</strong>perkt. In de EU27 ligt dit percentage dub<strong>be</strong>l zohoog. Slechts een <strong>be</strong>perkt aantal landen scoort <strong>be</strong>ter dan<strong>Vlaanderen</strong>.Wie geconfronteerd wordt met overmatige schuldenlastof ernstige financiële moeilijkheden kan een <strong>be</strong>roep doenop budget- en schuldhulpverlening bij één van de 331erkende instellingen voor schuld<strong>be</strong>middeling in <strong>Vlaanderen</strong>.In totaal <strong>be</strong>handelden deze instellingen in de loopvan 2009 14.979 dossiers budgethulpverlening (zonderschulden) en 62.183 dossiers schuldhulpverlening. Bij debudgethulpverlening steeg het aantal dossiers met goed1.000 eenheden tegenover 2008, bij de schuldhulpverleningging het om een stijging van bijna 2.000 dossiers.Daarnaast is er sinds 1999 de procedure van collectieveschuldenregeling. Deze procedure werd in het leven geroepenom mensen die hun schulden niet meer de baaskunnen, de kans te geven om in de mate van het mogelijkehun schulden te <strong>be</strong>talen en tegelijk een menswaardigleven te leiden. Eind 2009 stonden er in <strong>Vlaanderen</strong> 45.595<strong>be</strong>richten uit van toelaatbaarheid van collectieve schuldenregeling.Dat aantal is de voorbije jaren telkens metongeveer 3.000 tot 4.000 eenheden toegenomen.394vrind <strong>2010</strong>


FocusSociale zekerheid en bijstandSociale transfers spelen een <strong>be</strong>langrijke rol bij de <strong>be</strong>strijdingvan armoede. Een gemiddeld gezin haalde in2008 10.400 euro of 26% van zijn inkomen uit sociale uitkeringen.In het Waalse Gewest is dat 11.200 euro. Metsociale uitkeringen worden zowel de klassieke socialezekerheidsuitkeringen (pensioenen, werkloosheids- enar<strong>be</strong>idsongeschiktheidsuitkeringen, ziekte- en invaliditeitsuitkeringenen kinderbijslag) als de sociale bijstandsuitkeringen<strong>be</strong>doeld. De pensioenen zorgen voor veruithet grootste deel van het totale inkomen uit sociale uitkeringen.In 2008 ging het gemiddeld om iets meer dan 6.000euro pensioenuitkeringen per gezin. Op grote afstandvolgen de werkloosheidsuitkeringen, de kinderbijslag ende ar<strong>be</strong>idsongeschiktheids- en ziekteuitkeringen. Het gemiddelde<strong>be</strong>drag van de werkloosheidsuitkeringen ligt in<strong>Vlaanderen</strong> duidelijk lager dan in het Waalse Gewest. Deomgekeerde situatie doet zich voor bij de ar<strong>be</strong>idsongeschiktheids-en ziekteuitkeringen. De andere sociale uitkeringen(sociale bijstand) maken slechts een <strong>be</strong>perkt deel uitvan het totale inkomen uit sociale uitkeringen. Het gemiddeldeinkomen uit deze laatste groep sociale uitkeringenligt in <strong>Vlaanderen</strong> duidelijk lager dan in Wallonië.Zonder sociale uitkeringen zou 39% van de <strong>be</strong>volkingonder de Vlaamse regionale armoededrempel terechtkomen. Als de pensioenen gezien worden als primaireinkomens en niet als transfers, gaat het nog steeds om24% van de <strong>be</strong>volking.Begin 2009 ontvingen 1.085.029 Vlamingen een pensioenuitkering.Het is gezien de vergrijzing van de <strong>be</strong>volkingweinig verwonderlijk dat dit aantal jaar na jaar toeneemt.Het relatieve aantal pensioenuitkeringen ligt duidelijkhoger in <strong>Vlaanderen</strong> dan in de andere gewesten.7.13 Beschikbaar inkomen uit sociale uitkeringenGemiddeld <strong>be</strong>schikbaar inkomen per huishouden uit socialeuitkeringen, in het Vlaamse en Waalse Gewest, in 2008, ineuro.7.0006.0005.0004.0003.0002.0001.0000Bron: HBO ADSEI.Pensioenen Werkloosheids- Kinderbijslag Ar<strong>be</strong>ids- Andere socialeuitkering en premies ongeschiktheid uitkeringenen ziekteuitkeringenVlaams GewestWaals GewestHet totale aantal door de RVA <strong>be</strong>taalde uitkeringen lag<strong>be</strong>gin 2009 op het hoogste peil van de afgelopen 5 jaar. Deeconomische crisis heeft er voor gezorgd dat de gestagedaling van het aantal door de RVA vergoede werklozensinds 2005 in 2009 is omgebogen in een stijging. Begin2009 ging het om 312.307 <strong>be</strong>gunstigden. Het aantal doorde RVA ondersteunde werknemers bij tijdelijke werkloosheid,opleiding of deeltijdse tewerkstelling met <strong>be</strong>houdvan rechten, lag <strong>be</strong>gin 2009 op 213.203. Dat aantal istegenover 2008 opvallend gestegen. Het aantal werknemersdat met steun van de RVA de werktijd aanpast vialoopbaanonderbreking of tijdskrediet is verder gestegen.Begin 2009 ging het om 176.552 personen. Terwijl hetrelatieve aantal vergoede werklozen in <strong>Vlaanderen</strong> een7.14 Sociale zekerheidEvolutie van het aantal <strong>be</strong>gunstigden van een aantal sociale zekerheidsuitkeringen, van 2005 tot 2009, telkens op 1 januari.1.600.0001.400.0001.200.0001.000.000800.000600.000400.000200.0000Pensioen- RVA - vergoede RVA - ondersteunde RVA - werknemers Kinderbijslag ** Volledige ar<strong>be</strong>ids- Verhoogdeuitkeringen * werklozen werknemers die hun ar<strong>be</strong>idstijd ongeschiktheid *** tegemoetkoming inaanpassen de ziekteverzekering ****2005 2006 2007 2008 2009* Inclusief IGO/GIB.** Rechtgevende kinderen in het stelsel van werknemers en zelfstandigen, cijfers voor 2009 nog niet <strong>be</strong>schikbaar.*** Wegens ziekte of ongeval in de privésfeer, <strong>be</strong>roepsziekte of ar<strong>be</strong>idsongeval, cijfers voor 2008 en 2009 nog niet <strong>be</strong>schikbaar.**** Titularissen en personen ten laste.Bron: KSZ, RVA.armoede en sociale uitsluiting 395


7.15 Sociale uitkeringen per 1.000 inwonersHet aantal <strong>be</strong>gunstigden van een sociale zekerheids- of sociale bijstandsuitkering per 1.000 inwoners, in 2009. Zie figuren 14,16 en 17 voor meer informatie bij de cijfers.Sociale zekerheidsuitkeringen:- pensioenuitkeringen- door RVA vergoede werklozen- door RVA ondersteunde werknemers- werknemers die met steun van RVA hun ar<strong>be</strong>idstijd aanpassen- kinderbijslag *- volledige ar<strong>be</strong>idsongeschiktheid **Sociale bijstandsuitkeringen:- leefloon en financiële steun RMH- IGO/GIB- IVT- gewaarborgde kinderbijslagVlaams Gewest Waals Gewest Brussels Gewest176,150,734,628,7222,014,45,110,69,50,6167,581,039,918,6239,918,713,29,515,11,5135,688,620,411,6224,115,029,613,611,34,8* Cijfers voor 2008.** Cijfers voor 2007.Bron: KSZ, RVA, POD MI, FOD SZ, RKW.pak lager ligt dan in de andere gewesten, geldt het omgekeerdevoor het relatieve aantal personen dat werkt in eenaangepast ar<strong>be</strong>idsregime.Het aantal kinderen dat recht geeft op kinderbijslag lagin 2008 op 1.367.943. Dat is iets hoger dan de jaren daarvoor.Het relatieve aantal rechtgevende kinderen ligt ietshoger in het Waalse Gewest dan in de andere gewesten.Begin 2007 ontvingen 88.726 Vlamingen een ziekte- ofinvaliditeitsuitkering wegens volledige ar<strong>be</strong>idsongeschiktheid.Recentere regionale cijfers zijn voorlopig niet<strong>be</strong>schikbaar. Het relatieve aantal ar<strong>be</strong>idsongeschikten ligtin het Waalse Gewest duidelijk hoger dan in de anderegewesten.Om de toegang tot de gezondheidszorg te verzekeren,<strong>be</strong>staat er voor <strong>be</strong>paalde groepen een voorkeursregelingin de ziekteverzekering. Begin 2009 genoten 735.338personen van dit recht. Dit statuut wordt toegekend aanweduwnaars en weduwen, personen met een handicap,gepensioneerden en wezen (de oude WIGW’s), gerechtigdenop sociale bijstandsuitkeringen, oudere langdurigwerklozen en de personen ten laste van al deze groepen.Bijkomende voorwaarde is wel dat het <strong>be</strong>schikbare gezinsinkomeneen <strong>be</strong>paalde maximumgrens niet overschrijdt.Sinds midden 2007 werd het recht uitgebreidnaar alle gezinnen met een inkomen onder een <strong>be</strong>paaldegrens (OMNIO-statuut). Door deze uitbreiding lag hettotale aantal rechtheb<strong>be</strong>nden vanaf 2008 iets hoger dande jaren voordien. Wel is het zo dat een groot deel vande gezinnen die recht heb<strong>be</strong>n op het OMNIO-statuut ditrecht nog niet heb<strong>be</strong>n aangevraagd of gekregen.Naast de klassieke sociale uitkeringen pro<strong>be</strong>ert de overheidvia de sociale bijstand de armoedesituatie van deminst gegoede groepen te ver<strong>be</strong>teren. De laatste jarenontvingen in <strong>Vlaanderen</strong> gemiddeld ongeveer 22.000personen een leefloon in het kader van het Recht opMaatschappelijke Integratie (RMI). In 2009 steeg dataantal opvallend naar 24.800. Naast of bovenop het leefloonkan het RMI ook ingevuld worden via een tewerkstellingsmaatregelmet tussenkomst van het OCMW. Hetaantal tewerkstellingsmaatregelen blijft de laatste jarenvrij stabiel.Mensen die niet in aanmerking komen voor het RMIomdat ze niet voldoen aan <strong>be</strong>paalde voorwaarden inzakeleeftijd, nationaliteit en ar<strong>be</strong>ids<strong>be</strong>reidheid, kunnen een<strong>be</strong>roep doen op het Recht op Maatschappelijke Hulp(RMH). In de praktijk gaat het vooral om vreemdelingendie niet ingeschreven zijn in het <strong>be</strong>volkingregister. Ookhet RMH kan verschillende vormen aannemen: financiëlesteun, een tewerkstellingsmaatregel en/of medische hulp.7.16 Sociale bijstand: RMI en RMHEvolutie van het gemiddeld maandelijks aantal <strong>be</strong>gunstigdenvan het Recht op Maatschappelijke Integratie (RMI) en hetRecht op Maatschappelijke Hulp (RMH), van 2005 tot 2009.30.00025.00020.00015.00010.0005.0000Bron: POD MI.RMIleefloonRMI -tewerkstellingRMH -financiële steunRMH -tewerkstellingRMH -medische hulp2005 2006 2007 2008 2009396vrind <strong>2010</strong>


FocusOnder financiële steun wordt verstaan: het toekennen vaneen <strong>be</strong>drag dat equivalent is aan dat van het leefloon. In2009 genoten per maand gemiddeld 6.921 personen eendergelijke steun, een aantal dat de voorbije jaren sterkterugloopt wegens het feit dat in deze periode aan asielzoekersniet langer financiële maar enkel nog materiëlesteun werd toegekend. In <strong>Vlaanderen</strong> trekken 5 op 1.000inwoners een leefloon of financiële steun in het kader vaneen RMH. Dat relatieve aantal ligt meer dan dub<strong>be</strong>l zohoog in het Waalse Gewest en zelfs 6 keer hoger in hetBrusselse Hoofdstedelijke Gewest.Slechts een <strong>be</strong>perkt aantal 65-plussers ontvangt een leefloonomdat zij aparte regelingen kennen: het GewaarborgdInkomen voor Bejaarden (GIB) dat sinds 2002geleidelijk vervangen wordt door de Inkomensgarantievoor Ouderen (IGO). Meestal gaat het om een toeslagbovenop het pensioen, zodat men een <strong>be</strong>drag <strong>be</strong>komt datvergelijkbaar is met het leefloon. Het wordt toegekendaan personen die de pensioengerechtigde leeftijd heb<strong>be</strong>n<strong>be</strong>reikt maar die door omstandigheden geen of geen voldoendeloopbaan heb<strong>be</strong>n kunnen opbouwen. Begin 2009ging het samen om 65.230 ouderen. Dat aantal ligt <strong>be</strong>duidendhoger dan de voorbije jaren. Het relatieve aantalIGO’s en GIB’s ligt het hoogst in het Brusselse HoofdstedelijkeGewest, ondanks het lagere aandeel ouderen indat gewest.Personen met een handicap kunnen een <strong>be</strong>roep doen opeen Inkomensvervangende Tegemoetkoming (IVT) indienzij geen ar<strong>be</strong>id kunnen verrichten. Eind 2009 werdenin <strong>Vlaanderen</strong> 58.748 van deze tegemoetkomingen uitgekeerd.Het aantal IVT’s neemt de laatste jaren opvallendtoe. Afgezet ten opzichte van het aantal inwoners ligt hetaantal IVT’s in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest enzeker in het Waalse Gewest duidelijk hoger dan in <strong>Vlaanderen</strong>.Naast deze uitkeringen die de <strong>be</strong>staanszekerheid moetengaranderen, kunnen ouderen en personen met een handicapook aanspraak maken op tegemoetkomingen ombijkomende kosten te dekken door verminderde zelfredzaamheid.Het gaat om de Tegemoetkoming voor Hulp aanBejaarden en de Integratietegemoetkoming voor Personenmet een Handicap (niet opgenomen in de grafieken).De gewaarborgde kinderbijslag ten slotte is <strong>be</strong>doeldvoor gezinnen die op basis van hun <strong>be</strong>roepsactiviteitgeen enkel recht kunnen doen gelden op kinderbijslag, ofslechts een recht genieten op een <strong>be</strong>drag dat lager ligt dande gewaarborgde kinderbijslag. Eind 2009 ging het om3.973 rechtgevende kinderen. Dat aantal is de laatste jarenlicht gedaald. In Wallonië ligt het relatieve aantal rechtgevendekinderen dub<strong>be</strong>l zo hoog als in <strong>Vlaanderen</strong>. HetBrusselse Hoofdstedelijke Gewest telt veruit het hoogsterelatieve aantal rechtgevende kinderen.7.17 Sociale bijstand: ouderen, personen met een handicapen kinderenEvolutie van het aantal <strong>be</strong>gunstigden van de Inkomensgarantievoor Ouderen (IGO) en het Gewaarborgd Inkomen voorBejaarden (GIB), de Inkomensvervangende Tegemoetkomingaan Personen met een Handicap (IVT) en het aantal rechtgevendekinderen op gewaarborgde kinderbijslag, op 1 januari,van 2005 tot 2009.70.00060.00050.00040.00030.00020.00010.0000* Cijfers op 31 decem<strong>be</strong>r.Bron: KSZ, FOD SZ, RKW.IGO/GIB IVT* Gewaarborgdekinderbijslag*2005 2006 2007 2008 2009InkomensverdelingBovenstaande survey- en administratieve gegevens heb<strong>be</strong>nvooral <strong>be</strong>trekking op de situatie van de minst gegoedegroepen maar zeggen weinig over de wijze waarop het<strong>be</strong>schikbare inkomen verdeeld is over de gehele <strong>be</strong>volking.Een in de Europese armoedeplannen vaak gebruikte maatom de inkomensverdeling in een land of regio in kaart tebrengen is de inkomenskwintielverhouding die het totaleinkomen van de 20% rijksten vergelijkt met dat van de20% armsten. Deze verhouding lag in <strong>Vlaanderen</strong> in 2008op 3,6. Dat <strong>be</strong>tekent dat het totale inkomen van de 20%rijksten 3,6 keer hoger ligt dan het totale inkomen van de20% armsten. Dat cijfer is nauwelijks gewijzigd sinds 2004.Een andere maat voor de inkomensongelijkheid is deGini-coëfficiënt. Deze coëfficiënt kijkt niet enkel naar deinkomens van de 20% rijksten en armsten, maar brengt deinkomens van de gehele <strong>be</strong>volking in rekening. De maatgeeft een waarde tussen 0 en 100 waarbij 0 staat voor eensamenleving waar iedereen een gelijk inkomen heeft en100 voor een samenleving waar al het inkomen toekomtaan 1 persoon. <strong>Vlaanderen</strong> haalde in 2008 een waarde van25,3. Ook dit cijfer is tussen 2004 en 2008 niet significantgestegen of gedaald.In Europees perspectief blijft de Vlaamse inkomensongelijkheid<strong>be</strong>perkt (zie figuur 7.4). <strong>Vlaanderen</strong> haalt op basisvan de inkomenskwintielverhouding een 5de plaats in deEuropese rangschikking, op basis van de Gini-coëfficiënteen 3de plaats.armoede en sociale uitsluiting 397


Sociale uitsluitingArmoede uit zich niet alleen op financieel vlak maar gaatveelal gepaard met uitsluiting en achterstelling op heelwat andere domeinen. Hierna wordt achtereenvolgens ingegaanop de <strong>be</strong>staande achterstelling van personen meteen laag inkomen op vlak van tewerkstelling, huisvesting,gezondheid, onderwijs en maatschappelijke participatie.Achterstelling op de ar<strong>be</strong>idsmarktWerk vormt ontegensprekelijk een <strong>be</strong>langrijke buffer tegenarmoede. Het risico om in armoede terecht te komenligt bij personen met een job <strong>be</strong>duidend lager. Dat bleekal uit de armoederisicopercentages van werkenden enniet-werkenden.Toch biedt werk geen sluitende <strong>be</strong>scherming tegen armoede.Dat blijkt uit het feit dat 5% van de werkendeVlamingen – bijna 130.000 personen – moeten rondkomen7.18 Werkenden onder de armoededrempelWerkenden met een gestandaardiseerd netto <strong>be</strong>schikbaarhuishoudinkomen onder de Vlaamse regionale armoededrempelna sociale transfers, naar geslacht, leeftijd, huishoudtype,opleiding, nationaliteit, ar<strong>be</strong>idsregime en soort contract, in2008, in %.Totaalmet een huishoudinkomen onder de regionale armoededrempel.Dat armoederisicopercentage ligt <strong>be</strong>duidendhoger bij oudere werkenden, werkende alleenstaanden,werkende personen in éénoudergezinnen en grote gezinnen,laagopgeleide werkenden, werkenden met een nationaliteitvan buiten de EU, deeltijds werkenden en werkendenmet een tijdelijk contract.Gezien het feit dat het armoederisicopercentage bij werklozen<strong>be</strong>duidend hoger ligt dan bij werkenden, is hetverontrustend dat als gevolg van de economische crisishet aantal werklozen na een daling van 2005 tot 2008 in deloop van 2009 weer opvallend is gestegen. Ook het aantallangdurige werklozen vertoont weer een opwaartse knik.Bovendien blijven <strong>be</strong>paalde groepen – vooral ouderen,allochtonen en ar<strong>be</strong>idsgehandicapten – bijzonder moeilijktoegang vinden tot de ar<strong>be</strong>idsmarkt (zie hoofdstuk ‘Werken sociale economie’).In 2008 leefde 6% van de Vlaamse kinderen, 7% van devolwassen mannen en 9% van de volwassen vrouwen ineen gezin waar niemand werkt. Deze percentages zijntegenover 2005 lichtjes afgenomen. Het aandeel personenin jobloze huishoudens is groter bij vrouwen dan bijmannen. Inzake jobloze huishoudens <strong>be</strong>zet <strong>Vlaanderen</strong> inde Europese rangschikking telkens een plaats in de middenmoot.Het is bij de gezinnen waar niemand werkt datde hoogste armoederisicopercentages worden gemeten.In 2008 <strong>be</strong>schikte maar liefst 65% van de gezinnen metkinderen waar geen enkele volwassene werkt over eeninkomen onder de armoededrempel. Bij de jobloze gezinnenzonder kinderen gaat het om een armoederisicopercentagevan 30%.ManVrouw16-24 jaar25-49 jaar50-64 jaarAlleenstaand2 volwassenen onder 65 jaarEénoudergezinKoppel met 1 of 2 kinderenKoppel met 3 of meer kinderenLaaggeschooldMiddengeschooldHooggeschooldEU-burgerNiet-EU-burgerHuisvestingsproblemenDe woonsituatie van de minst gegoede gezinnen is duidelijkminder goed dan die van andere gezinnen. Wieover een laag inkomen <strong>be</strong>schikt, kan moeilijker een eigenwoning aankopen en is daardoor vaker aangewezen opde (private) huurmarkt. Eigendom verkleint het risicoop armoede: het aandeel personen onder de regionalearmoededrempel ligt bij huurders (24%) meer dan dub<strong>be</strong>lzo hoog als bij eigenaars (10%).Bij gezinnen met een laag inkomen gaat een relatief groteraandeel van het budget op aan woonkosten. Het isdan ook weinig verwonderlijk dat deze gezinnen de totalewoonkost vaker <strong>be</strong>schouwen als een zware last op hethuishoudbudget.VoltijdsDeeltijdsVast contractTijdelijk contractBron: EU-SILC ADSEI.0 05 10 15 20 25Dat de woonkost <strong>be</strong>hoorlijk kan doorwegen op het gezinsbudgetblijkt ook uit het feit dat een aanzienlijke groepgezinnen problemen heeft met het <strong>be</strong>talen van de elektriciteits-of gasfactuur. Een klant die zijn energiekosten niettijdig <strong>be</strong>taalt, krijgt een herinneringsbrief in de bus. Wiedaarop binnen een <strong>be</strong>paalde termijn niet reageert, krijgteen aangetekende ingebrekestelling. Reageert de klant ookhier niet op of komt hij de in een af<strong>be</strong>talingsplan gemaakteafspraken niet na, dan mag de commerciële leverancier398vrind <strong>2010</strong>


Focus7.19 HuisvestingBevolking dat leeft in een huishouden dat geen eigenaar isvan de eigen woning, dat aangeeft dat de woonkosten eenzware last vormen voor het huishoudinkomen, dat leeft ineen woning met gebrek aan elementair comfort, met één ofmeer zware huisvestingsgebreken of met gebrek aan ruimte,in 2008, naar inkomensniveau, in %.7.20 EnergiearmoedeEvolutie van het aantal klanten van wie het leveringscontractwerd opgezegd door de commerciële leverancier omwille vanwan<strong>be</strong>taling en dat verder wordt <strong>be</strong>leverd door de net<strong>be</strong>heerdersin hun rol van sociale leverancier, het aantal ingeschakeldebudgetmeters en het aantal afgesloten huishoudelijkeafnemers, van 2006 tot 2009, telkens op 31 decem<strong>be</strong>r.Geen eigenaar vande eigen woning*80.00070.000Woonuitgavenvormen zware last60.000Gebrek aanelementair comfort**50.00040.000Eén of meer zwarehuisvestingsgebreken***30.000Gebrek aan ruimte****20.0000 10 20 30 40 50Laagste kwintiel 2de kwintiel 3de kwintiel4de kwintielHoogste kwintiel* Cijfers voor 2007.** Zonder bad of douche, stromend warm water of toilet met waterspoeling.*** Lekkend dak, geen adequate verwarming, schimmel/vocht of rottenderamen en deuren.**** Minder dan 1 kamer per huishoudlid (badkamer, toilet of gang nietmeegerekend).Bron: EU-SILC ADSEI.10.0000Bron: VREG.Klanten Budget- Afgesloten Klanten Budget- Afgeslotensociale meters toegangs- sociale meters toegangsleverancierpunten leverancier puntenElektriciteitGas2006 2007 2008 2009het contract met zijn klant opzeggen. Als de klant geennieuwe commerciële leverancier vindt, dan neemt de net<strong>be</strong>heerderin zijn rol van sociale leverancier de leveringvan elektriciteit en/of gas over. In de loop van 2009 werden199.057 gezinnen door hun leverancier in gebreke gesteldvoor elektriciteit en/of aardgas. Dit komt neer op 8% vande huishoudelijke afnemers wat gelijk loopt met de situatiein 2008 en 2007. Eind 2009 leverden de net<strong>be</strong>heerders alssociale leverancier elektriciteit aan 72.978 gezinnen. Dataantal is in 2008 en 2009 sterk gestegen. Ook bij gas is hetaantal klanten van de sociale leverancier in 2008 en 2009duidelijk gestegen. Eind 2009 ging het om 50.721 gezinnen.Bij wan<strong>be</strong>taling bij de sociale leverancier plaatst de net<strong>be</strong>heerdereen budgetmeter die de klant verplicht omvooraf te <strong>be</strong>talen voor de levering van elektriciteit en/ofgas. Indien de klant niet vooraf <strong>be</strong>taalt, valt de stroomleveringterug op een minimale levering van 10 ampère.Het wordt dan moeilijk om meerdere toestellen tegelijk tegebruiken. Bij gas wordt in het geval van niet-<strong>be</strong>taling viade budgetmeter de levering helemaal afgesloten. Bij 40.341gezinnen werd eind 2009 de elektriciteit geleverd via eenbudgetmeter. Pas in 2009 werd gestart met het plaatsenvan budgetmeters voor gas. Eind 2009 waren 4.488 budgetmetersvoor gas actief.Bij blijvende wan<strong>be</strong>taling kan een vraag tot volledigeafsluiting voorgelegd worden aan de Lokale Adviescommissie(LAC) van de gemeente. In de wintermaandenworden in dergelijke situatie elektriciteit en gas niet afgesloten.Eind 2009 waren 801 gezinnen volledig afgeslotenvan de elektriciteitsvoorzieningen en 2.733 gezinnen vanaardgastoevoer.Huishoudens met een laag inkomen wonen ten slotte vakerin huizen zonder elementair comfort, met kwalitatievegebreken en met een gebrek aan ruimte.Armoede en gezondheidOok op vlak van gezondheid <strong>be</strong>staan er nog steeds opvallendesociale ongelijkheden. Mensen met een laag inkomengeven <strong>be</strong>duidend vaker aan over een (zeer) slechtegezondheid te <strong>be</strong>schikken en voelen zich door hun gezondheidstoestandmeer <strong>be</strong>lemmerd in hun dagelijkse<strong>be</strong>zigheden door een langdurige ziekte, aandoening ofhandicap. Ook op vlak van de mentale gezondheid blijkter een samenhang met het inkomensniveau: depressies enangststoornissen komen vaker voor bij de laagste inkomensgroepen.armoede en sociale uitsluiting 399


Deze verschillen kunnen niet enkel worden toegeschrevenaan een mogelijks minder gezonde levensstijl van delaagste inkomensgroepen. Overgewicht en rookgedragkomen weliswaar vaker voor bij deze groepen, maar eengebrek aan fysieke <strong>be</strong>weging hangt duidelijk minder samenmet het inkomensniveau. Overmatig alcoholgebruikis dan weer vooral een probleem van de hoogste inkomensgroepen.Er <strong>be</strong>staat voor een <strong>be</strong>perkt deel van de <strong>be</strong>volking nogsteeds een probleem van toegang tot de gezondheidszorg.In 2008 leefde 2% van de Vlamingen leven in eengezin dat in het voorgaande jaar minstens 1 keer een<strong>be</strong>zoek aan de arts of tandarts heeft moeten uitstellen omwillevan financiële redenen. Dat komt overeen met goed110.000 personen. Bij de 20% gezinnen met het laagsteinkomen loopt dat percentage op tot 7%.7.21 GezondheidBevolking van 15 jaar en ouder dat de eigen gezondheidstoestandals (zeer) slecht omschrijft, dat hinder ondervindt in dedagelijkse <strong>be</strong>zigheden door een langdurige ziekte/aandoeningof handicap, dat kampt met depressie en angststoornissen,met overgewicht (BMI >= 25), met gebrek aan fysieke<strong>be</strong>weging, met overconsumptie van alcohol en aandeelrokers, in 2008, naar inkomensniveau, in %.Armoede en onderwijsWie laag geschoold is, loopt duidelijk meer kans op eenmindere inkomenspositie dan wie hoger geschoold is. Datbleek al uit de verschillen naar opleidingsniveau bij de cijfersover het aandeel personen onder de armoededrempel,bij het aandeel personen dat zelf aangeeft moeilijkrond te komen, bij het aandeel materieel gedepriveerdenen bij het aandeel personen met <strong>be</strong>talingsachterstanden.Dat blijkt ook als gekeken wordt naar het aandeel laaggeschooldenper inkomensgroep. Bij de 20% personen methet laagste inkomen ligt het aandeel laaggeschoolden op53%, bij de 20% personen met het hoogste inkomen opamper 12% (cijfers op basis van SCV-survey 2009).In dit verband is het positief dat het aandeel laaggeschooldenjaarlijks <strong>be</strong>hoorlijk sterk afneemt. In 1999 lagdat aandeel nog op 42%, in 2008 – nauwelijks 10 jaar later– is dat gezakt naar 28%. Maar tegelijk geven administratievedata aan dat het aandeel 22-jarigen met ten hoogsteeen diploma lager secundair onderwijs de laatste jarenstijgt. Ook op vlak van levenslang leren is er minder goednieuws. Het aandeel personen dat deelneemt aan een opleidingof vorming gaat in dalende lijn. Op dit vlak haalt<strong>Vlaanderen</strong> met een 13de plaats slechts de middenmoot inde Europese rangschikking.Ondanks het feit dat de opleidingsgraad van de <strong>be</strong>volking<strong>be</strong>hoorlijk sterk stijgt, blijken de armoedecijfers niet <strong>be</strong>duidendte dalen. Dat heeft te maken met het feit dat hetaantal personen onder de armoededrempel bij de midden-en hooggeschoolden de laatste jaren is toegenomen.SlechtegezondheidHinder in dagelijkse<strong>be</strong>zighedenDepressieAngststoornissenOvergewichtGebrek aan fysieke<strong>be</strong>weging *Overconsumptiealcohol**Roker7.22 OnderwijsEvolutie van het aandeel personen tussen 25 en 64 jaar metmaximaal een diploma lager secundair onderwijs, van het aandeelpersonen tussen 25 en 64 jaar dat de afgelopen 4 wekenheeft deelgenomen aan een vorming of opleiding en van hetaandeel 22-jarigen met maximaal een diploma lager secundaironderwijs dat zich niet meer in het leerplichtonderwijs <strong>be</strong>vindt,van 2004 tot 2008.403530252015100 10 20 30 40 50 602.500 euro50Laaggeschoolden Deelname Ongekwalificeerdelevenslang leren 22-jarigen** Minder dan 30 minuten per dag.** 15 glazen of meer per week voor vrouwen, 22 glazen of meer per weekvoor mannen.Bron: Gezondheidsenquête WIV.2004 2005 2006 2007 2008* Administratieve gegevens, cijfers voor 2008 nog niet <strong>be</strong>schikbaar.Bron: EAK ADSEI, Steunpunt Studie en Schoolloopbanen.400vrind <strong>2010</strong>


FocusAchterstelling en maatschappelijkeparticipatieArmoede en <strong>be</strong>staansonzekerheid gaan ten slotte ookgepaard met achterstelling op vlak van maatschappelijkeintegratie en participatie. Lage inkomensgroepen blijkenduidelijk minder te participeren aan cultuur en politiek,minder aan sport te doen, minder gebruik te maken vaninternet en minder actief deel te nemen aan het verenigingsleven.Ook heb<strong>be</strong>n personen met een laag inkomenminder vertrouwen in de overheid en in hun medemens.De verschillen tussen de inkomensgroepen zijn minderuitgesproken als het gaat om de intensiteit van de socialecontacten met buren, familie en vrienden. Toch lijkt ookhier sprake van een iets hoger risico op sociaal isolement(zelden of nooit contact met anderen) naarmate het inkomenlager ligt. Wel is het zo dat de hoogste inkomensgroepinzake contacten met buren minder scoort dan demiddelste inkomensgroepen.Benadering Kind en GezinEen alternatieve indicator die verschillende van de hierboven<strong>be</strong>handelde aspecten van armoede en sociale uitsluitingtegelijk in rekening tracht te brengen, werd <strong>be</strong>ginjaren ‘90 ontwikkeld door Kind en Gezin. Aan de handvan het maandinkomen van het gezin, de opleiding en dear<strong>be</strong>idssituatie van de ouders, de ontwikkeling van de kinderen,de huisvesting en de gezondheidssituatie van hetgezin, wordt nagegaan hoeveel kinderen geboren wordenin kansarme gezinnen. Een gezin wordt als kansarm<strong>be</strong>schouwd als het op minstens 3 van de voorgenoemdecriteria zwak scoort. In 2009 was dat bij 5.424 geboortenof 8,3% van het totale aantal geboorten in <strong>Vlaanderen</strong> hetgeval. Het aantal geboorten in kansarme gezinnen is naeen aantal jaren min of meer stabiel te zijn gebleven, sinds2005 sterk toegenomen.Deze kansarme gezinnen heb<strong>be</strong>n veelal te kampen meteen complex geheel van problemen. Een lage opleidingvan minstens één van <strong>be</strong>ide ouders, een laag maandinkomenen een zwakke ar<strong>be</strong>idssituatie van de ouders, komtbij goed 7 op 10 van deze gezinnen voor. Bijna de helftvan deze gezinnen is slecht gehuisvest. Bijna 4 op 10 vande kinderen geboren in een kansarm gezin woont in degrootsteden Antwerpen en Gent. Van bijna 6 op 10 kinderengeboren in een kansarm gezin <strong>be</strong>schikte de moederbij haar geboorte niet over de Belgische nationaliteit.7.23 Maatschappelijke participatie en vertrouwenBevolking van 18 tot 85 jaar dat het afgelopen jaar geparticipeerdheeft aan cultuur, dat aan sport doet, dat het afgelopenjaar geparticipeerd heeft aan een politieke activiteit, datde afgelopen 3 maanden gebruik heeft gemaakt van internet,dat actief lid is van minstens 1 vereniging, dat minder dan 1keer per maand contact heeft met buren, familie en vrienden,dat weinig of geen vertrouwen heeft in de overheid en in demedemen,s naar inkomensniveau, in 2009, in %.CultuurparticipatieSportdeelnamePolitieke participatieInternet gebruikt inlaatste 3 maandenActief lid van minstens1 verenigingZelden of nooitcontact met burenZelden of nooitcontact met familieZelden of nooitcontact met vriendenWeinig of geenvertrouwen in overheidWeinig of geenvertrouwen inmedemens *0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100Laagste kwintiel 2de kwintiel 3de kwintiel4de kwintielHoogste kwintiel* Personen die zelf aangeven 4 of minder te scoren op een 11-puntenschaalover vertrouwen in de medemens.Bron: SCV SVR.7.24 Geboorten in kansarme gezinnenEvolutie van het aantal (linkeras) en het aandeel geboortenin % van het totale aantal geboorten (rechteras) in kansarmegezinnen, van 2000 tot 2009.7.0006.0005.0004.0003.0009876542.0002000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 20093Aantal geboorten% van het totaal aantal geboortenBron: Kind en Gezin.armoede en sociale uitsluiting 401


Voor meer informatieDefinitiesPublicaties en websitesKind en Gezin (<strong>2010</strong>). Het Kind in <strong>Vlaanderen</strong> 2009. Brussel.Van den Bosch, K., Vandenbroucke, P., Cantillon, B. &Pacolet, J. (2009). Inkomen, verdeling en armoede:over groei, stabiliteit en de kloof tussen werkendenen uikeringstrekkers. In: Vanderleyden, L., Callens,M., & Noppe, J. (red.). De Sociale staat van <strong>Vlaanderen</strong>2009. Brussel: Studiedienst van de VlaamseRegering.Van Landeghem, G., Goos, M. & Van Damme, J. (<strong>2010</strong>).Vroege schoolverlaters in <strong>Vlaanderen</strong>. Evolutie vande ongekwalificeerde uitstroom tot 2007. Leuven:Steunpunt Studie en Schoolloopbanen.Vlaams Centrum Schuld<strong>be</strong>middeling (<strong>2010</strong>). Onderzoeksrapport- Resultaten van de basisregistratie en deuitgebreide registratie uitgevoerd bij de erkendeinstellingen schuld<strong>be</strong>middeling in <strong>Vlaanderen</strong>, 2007-2009. Brussel.VREG (<strong>2010</strong>). Statistieken 2009 met <strong>be</strong>trekking tot huishoudelijkeafnemers in het kader van de <strong>be</strong>sluiten opde sociale openbaredienstverplichtingen. Brussel.Algemene Directie Statistiek:Enquête naar de ar<strong>be</strong>idskrachten (EAK):http://stat<strong>be</strong>l.fgov.<strong>be</strong>/lfsStatistics on Income and Living Conditions (EU-SILC): http://stat<strong>be</strong>l.fgov.<strong>be</strong>/silcHuishoudbudgetonderzoek (HBO):http://stat<strong>be</strong>l.fgov.<strong>be</strong>/hbsEurostat: http://www.ec.europa.eu/eurostatFOD Sociale Zekerheid (FOD SZ):http://www.socialsecurity.fgov.<strong>be</strong>Kind en Gezin: http://www.kindengezin.<strong>be</strong>Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid (KSZ):http://ksz-bcss.fgov.<strong>be</strong>Nationale Bank van België: http://www.nbb.<strong>be</strong>POD Maatschappelijke Integratie (POD MI):http://www.mi-is.<strong>be</strong>/<strong>be</strong>_nl/index.htmlRijksdienst voor Ar<strong>be</strong>idsvoorziening (RVA):http://www.rva.<strong>be</strong>Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers (RKW):http://www.rkw.<strong>be</strong>Steunpunt Studie en Schoolloopbanen:http://www.steunpuntloopbanen.<strong>be</strong>Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Electriciteits- enGasmarkt (VREG): http://www.vreg.<strong>be</strong>Armoededrempel De armoededrempel wordt <strong>be</strong>paaldop 60% van het mediaan gestandaardiseerde netto<strong>be</strong>schikbaar huishoudinkomen van een land of regio.Armoederisicopercentage Het aandeel personen datleeft in een huishouden dat moet rondkomen met eengestandaardiseerd netto <strong>be</strong>schikbaar huishoudinkomenonder de armoededrempel.EU-SILC-survey De ‘European Union Statistics on Incomeand Living Conditions’ (EU-SILC) is een enquêtenaar inkomens en andere levensomstandigheden,met als voornaamste doel het opstellen van vergelijkbareindicatoren in het kader van armoede en socialeinsluiting binnen de Europese Unie. De uitvoeringvan de EU-SILC is sinds 2004 bij Europese verordeningverplicht voor alle lidstaten. De SILC wordt gecoördineerddoor Eurostat en voor België uitgevoerddoor de Algemene Directie Statistiek (ADSEI) van deFOD Economie (http://stat<strong>be</strong>l.fgov.<strong>be</strong>/silc).Het <strong>be</strong>treft een enquête die wordt afgenomen bij eensteekproef van private huishoudens uit het Rijksregister,waarbij de referentiepersoon van het huishoudenwordt geïnterviewd evenals elk huishoudlidvan 16 jaar en ouder. Deze aanpak resulteert in eendataset op huishoud- en individueel niveau. Vanaf2004 is de SILC opgebouwd als een 4 jaar durend roterendpanel. Dat <strong>be</strong>tekent dat elk jaar een kwart vande huishoudens vervangen wordt door een nieuwesteekproef van huishoudens.In de EU-SILC-survey van 2008 werden in het VlaamseGewest in totaal 3.427 huishoudens <strong>be</strong>vraagd. Inhet Waalse Gewest ging het om 2.052 huishoudens,in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest om 821 huishoudens.Omwille van de <strong>be</strong>perkte steekproefomvangzijn in deze focus geen EU-SILC-resultaten voorhet Brusselse Hoofdstedelijke Gewest opgenomen.Gestandaardiseerd huishoudinkomen Om het mogelijkte maken het inkomen van huishoudens vanverschillende grootte en samenstelling met elkaarte vergelijken, wordt het totale huishoudinkomengestandaardiseerd. Dat ge<strong>be</strong>urt door het totale huishoudinkomente delen door een equivalentiefactor.Het eerste huishoudlid krijgt een gewicht van 1. Voorelke bijkomende volwassene in het huishouden wordtdie factor verhoogd met 0,5, voor elk kind jonger dan14 jaar met een factor 0,3. Vervolgens wordt aan elklid van het gezin een gelijk deel van het huishoudinkomentoegewezen, met name het totale huishoudinkomengedeeld door de equivalentiefactor.402vrind <strong>2010</strong>


FocusHuishoudbudgetonderzoek (HBO) Het huishoudbudgetonderzoekis een door de Algemene DirectieStatistiek (ADSEI) van de FOD Economie georganiseerdeenquête die het <strong>be</strong>stedings- en inkomstenpatroonvan de Belgische huishoudens in kaarttracht te brengen (http://stat<strong>be</strong>l.fgov.<strong>be</strong>/hbs). Aan dedeelnemende huishoudens wordt gevraagd volgendedocumenten in te vullen: een huishoudvragenlijst,individuele vragenlijsten voor elk lid van het huishoudenouder dan 12 jaar en een <strong>be</strong>stedingen- eninkomstenboekje waarin het huishouden gedurende1 maand alle inkomsten en <strong>be</strong>stedingen noteert.Elke maand worden iets meer dan 300 Belgischehuishoudens ondervraagd. Zo verkrijgt men per jaareen steekproef van ongeveer 3.700 huishoudens. In2008 ging het om 1.746 huishoudens in het VlaamseGewest, 1.266 huishoudens in het Waalse Gewest en659 huishoudens in het Brusselse HoofdstedelijkeGewest. Het huishoudbudgetonderzoek is de <strong>be</strong>langrijkstebron voor de samenstelling van de korf voorde consumptieprijsindex. Omwille van de <strong>be</strong>perktesteekproefomvang zijn in deze focus geen HBOresultatenvoor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewestopgenomen.Inkomenskwintielverhouding De verhouding van hetaandeel van de 20% van de <strong>be</strong>volking met het hoogsteinkomen in het totale inkomen, tot het aandeelvan de 20% van de <strong>be</strong>volking met het laagste inkomenin het totale inkomen. Het gaat telkens om hetgestandaardiseerde netto <strong>be</strong>schikbare huishoudinkomen.Mediaan inkomen Het middelste inkomen wanneer deinkomens van klein naar groot worden gerangschikt.Kwartiel Wanneer de inkomens van klein naar grootworden gerangschikt, kunnen zij worden opgedeeldin 4 gelijke groepen of kwartielen. Het laagste kwartielomvat dan de 25% laagste inkomens, het hoogstekwartiel de 25% hoogste inkomens.Kwintiel Wanneer de inkomens van klein naar grootworden gerangschikt, kunnen zij worden opgedeeldin 5 gelijke groepen of kwintielen. Het laagste kwintielomvat dan de 20% laagste inkomens, het hoogstekwintiel de 20% hoogste inkomens.armoede en sociale uitsluiting 403


404vrind <strong>2010</strong>


afkortingenµm micrometer: 10 -6 meter: een duizendste van een mmACEA Association des Constructeurs Européensd’AutomobilesADSEI Algemene Directie Statistiek en EconomischeInformatieAES Adult Education SurveyAGIOn Agentschap voor Infrastructuur in het OnderwijsAGIV Agentschap voor Geografische Informatie <strong>Vlaanderen</strong>AgODI Agentschap voor OnderwijsdienstenAHOVOS Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijsen StudietoelagenAIDS Acquired Immune Deficiency SyndromeAKOV Agentschap voor Kwaliteitszorg in Onderwijs enVormingAMS afdeling Monitoring en Studie, Departement Landbouwen VisserijAPB aanvullende <strong>be</strong>lasting op de personen<strong>be</strong>lastingASEAN Brunei, Cambodja, Filippijnen, Indonesië, Laos,Maleisië, Myanmar, Singapore, Thailand en VietnamASO algemeen secundair onderwijsBBI Belgische Biotische Indexbbp bruto binnenlands productBERD Business Expenditure on R&DBIVV Belgisch Instituut voor de VerkeersveiligheidBJB bijzondere jeugdbijstandBRIC Brazilië, Rusland, India en China.BSO <strong>be</strong>roepssecundair onderwijsBTW <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waardeBUOO Bruto Binnenlandse Uitgaven voor O&OBZ Departement BestuurszakenBZV biochemisch zuurstofverbruikCAI Centrale Archeologische InventarisCAO Collectieve ar<strong>be</strong>idsovereenkomstCAW Centrum Algemeen WelzijnswerkCBO Centrum voor <strong>be</strong>roepsopleiding of omscholing voorpersonen met een handicapCEVI Centrum voor Informatica nvCGKR Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racisme<strong>be</strong>strijdingCH 4methaanCIM Centrum voor Informatie over de MediaCJSM Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Mediackg Centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuningCLB Centrum voor Leerlingen<strong>be</strong>geleidingCO koolstofmonoxideCOC Collectieve OnderzoekscentraCO 2koolstofdioxideCOFOG Classification of the Functions of GovernmentCZV chemisch zuurstofverbruikDAC Derde Ar<strong>be</strong>idscircuitDALY Disability Adjusted Life YearDAB Digital Audio BroadcastingDGOS Directie-Generaal OntwikkelingssamenwerkingDOMINO Dossier Minderjarigen OpvolgingssysteemDSL Digital Subscri<strong>be</strong>r LineDVB-T Digital Video Broadcasting for Terrestrial useDVO diensten Vlaamse overheidEAK Enquête naar de Ar<strong>be</strong>idskrachtenEB EurobarometerEC DG TREN European Commission, Directorate-Generalfor Energy and TransportECB Europese Centrale BankECM Etnisch-culturele minderhedenECOOM Expertisecentrum O&O MonitoringEMA Europees MilieuagentschapENA Economisch Netwerk Al<strong>be</strong>rtkanaalEPB Energieprestatie en BinnenklimaatEPOS Europese Programma’s voor Onderwijs, Opleiding enSamenwerkingESR Europees Systeem van Nationale en RegionaleRekeningenESS European Social SurveyEU Europese UnieEU12 Polen, Hongarije, Estland, Letland, Litouwen, Tsjechië,Slowakije, Slovenië, Cyprus, Malta, Roemenië en BulgarijeEU15 België, Nederland, Luxemburg, Italië, Frankrijk, Duitsland,Denemarken, het VK, Ierland, Griekenland, Spanje,Portugal, Oostenrijk, Zweden en FinlandEU19 de EU-leden die tegelijk lid zijn van de OESO, teweten: België, Nederland, Luxemburg, Frankrijk, Duitsland,Italië, Verenigd Koninkrijk, Ierland, Denemarken, Griekenland,Spanje, Portugal, Zweden, Finland, Oostenrijk,Tsjechische Republiek, Slovakije, Polen, HongarijeEU27 België, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland,Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland,Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland,Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slowakije, Slovenië,Spanje, Tsjechië, Verenigd Koninkrijk, ZwedenEU-FRA European Union Agency for Fundamental RightsEU-MIDIS European Union Minorities and DiscriminationSurveyEU-SILC European Union Statistics on Income and LivingConditionsEVA extern verzelfstandigd agentschap (van de Vlaamseoverheid)EVCA European Venture Capital AssociationEWI Departement Economie, Wetenschap en InnovatieFB Departement Financiën en BegrotingFEBIAC Belgische Federatie van de Automobiel- enTweewielerindustrieafkortingen405


FM frequentiemodulatieFOD Federale OverheidsdienstFOD MV Federale Overheidsdienst Mobiliteit en VervoerFOD SZ Federale Overheidsdienst Sociale ZekerheidFOS Federatie voor Open ScoutismeFPB Federaal PlanbureauGBAORD Government Budget Appropriations or Outlayson Research & Development: budgettaire overheidskredietenvoor O&OGEM Global Entrepreneurship MonitorGERD BERD + GOVERD + HERD + PNP Gross Expenditureon Research & DevelopmentGESCO Gesubsidieerde ContractuelenGIB Gewaarborgd Inkomen voor BejaardenGIR grondeninformatieregisterGLB Gemeenschappelijk landbouw<strong>be</strong>leid (EU)GOVERD Government Expenditure on R&DGPRS General Packet Radio ServiceGT gigatonGWh gigawattuurHBO HuishoudbudgetonderzoekHBPWP Horizontaal Begrotingsprogramma Wetenschaps<strong>be</strong>leidHDTV hoge-definitie televisieHERD Higher Education Expenditure on R&DHHI Herfindahl-Hirschman indexHIV Human Immunodeficiency VirusHIVA Onderzoeksinstituut voor Ar<strong>be</strong>id en SamenlevingIAB Interactive Advertising BureauIBBT Interdisciplinair instituut voor BreedBandTechnologieIBO Individuele Beroepsopleiding in de OndernemingICT informatie- en communicatietechnologieIDTV interactieve digitale televisieIGO Inkomensgarantie voor OuderenILO International Labour OrganizationILVO Instituut voor Landbouw- en VisserijonderzoekIMD Institute for Management DevelopmentIMF Internationaal Monetair FondsINBO Instituut voor Natuur- en BosonderzoekINR Instituut voor de Nationale RekeningenIRCEL intergewestelijke cel voor het leefmilieuISSP International Social Survey ProgramIVA intern verzelfstandigd agentschap (van de Vlaamseoverheid)IVON Integraal Verwervings- en ondersteunend netwerkJINT Jeugd InternationaalJIP Jongereninformatiepuntkgoe kilogram olie equivalentKKP koopkrachtpariteitenKLE kleine landschapselementenKLJ Katholieke Landelijke JeugdKSA Katholieke Studenten AktieKSO kunstsecundair onderwijsKSZ Kruispuntbank van de Sociale ZekerheidkW kilowattkWh kilowattuurLAC Lokale AdviescommissieLFS Labour Force SurveyLMN LandbouwmonitoringsnetwerkLNE Departement Leefmilieu, Natuur en EnergieLPG Liquified Petroleum GasMDG Millenniumdoelstelling voor ontwikkelingMG middengolfMINA milieu en natuurMIRA milieu- en natuuurrapport (<strong>Vlaanderen</strong>)MIRA-T milieu- en natuurrapport thema’sMMIF Multi Metric Index FlandersMOW Departement Mobiliteit en Openbare Werken van deVlaamse OverheidMton megatonMWe megawatt elektrisch vermogenN11 Next 11: Bangladesh, Egypte, Indonesië, Iran, Zuid-Korea, Mexico, Nigeria, Filippijnen, Pakistan, Turkije enVietnam.N 2O distikstofoxide: lachgasNABS Nomenclatuur voor de analyse en vergelijking vanwetenschaps<strong>be</strong>grotingen en –programma’s’NACE Nomenclature Générale des Activités Économiquesdans les Communautés EuropéennesNARA natuurrapportNBB Nationale Bank van BelgiëNEC Normaal Economisch CircuitNGO niet-gouvernementele organisatieNH 3ammoniakNMBS Nationale Maatschappij der Belgische SpoorwegenNMVOS niet-methaan vluchtige organische stoffenNO XstikstofoxidenNWWZ niet-werkende werkzoekendenO&O Onderzoek en ontwikkelingO&V Departement Onderwijs en VormingOCMW Openbaar Centrum voor Maatschappelijk WelzijnODA Official Development AssistanceOESO Organisatie voor Economische Samenwerking enOntwikkelingOOOC onthaal-, oriëntatie- en observatiecentrumOOV opcentiemen op de onroerende voorheffingOVAM Openbare Vlaamse AfvalstoffenmaatschappijPAB persoonlijk assistentiebudgetPB personen<strong>be</strong>lastingPBV Promotie Binnenvaart <strong>Vlaanderen</strong>PCB polychloorbifenylpda personal digital assistant406vrind <strong>2010</strong>


PGB persoonsgebonden budgetPJ petajoules (1015 joules)PM10 Particulate matter (stofdeeltjes) met een diameterkleiner dan 10 µmPM2,5 Particulate matter (stofdeeltjes) met een diameterkleiner dan 2,5 µmPMAH personen met een ar<strong>be</strong>idshandicapPNP Private non-profit organizations Expenditure on R&D:instellingen zonder winstoogmerk, zowel semi-publieke alsprivate organisaties en internationale organisatiesPOD MI Programmatorische Federale OverheidsdienstMaatschappelijke IntegratiePV Proces-VerbaalR&D Research and DevelopmentRKW Rijksdienst voor Kinderbijslag voor WerknemersRMH Recht op Maatschappelijke HulpRMI Recht op Maatschappelijke IntegratieRSV Ruimtelijk Structuurplan <strong>Vlaanderen</strong>RSZ Rijksdienst voor Sociale ZekerheidRSZPPO Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provincialeen Plaatselijke OverheidsdienstenRUP Ruimtelijk UitvoeringsplanRVA Rijksdienst voor Ar<strong>be</strong>idsvoorzieningRWO Departement Ruimtelijke ordening, Wonen enOnroerend erfgoedSCV Sociaal-Culturele Verschuivingen SurveySEE2001 Socio-economische Enquête 2001SERV Sociaal-Economische Raad van <strong>Vlaanderen</strong>SHM Sociale HuisvestingsmaatschappijSIA sociale interventieadviseurSIF sociaal interventiefondsSILC Statistics on Income and Living ConditionsSO 2zwaveldioxideSOA Seksueel Overdraagbare AandoeningenSPE Studiecentrum voor Perinatale EpidemiologieSPRE Strategisch Plan Ruimtelijke EconomieSVK Sociaal VerhuurkantoorSVR Studiedienst van de Vlaamse RegeringSWAP SuperWijze ActiviteitenpasTEA Total Entrepreneurial Activity RateTEQ toxicologische equivalentenTEU Twenty-foot Equivalent UnitTJ TerajouleTSO technisch secundair onderwijsTVC Totaal VruchtbaarheidscijferVDAB Vlaamse Dienst voor Ar<strong>be</strong>ids<strong>be</strong>middeling enBeroepsopleidingVEA Vlaams EnergieagentschapVEN Vlaams Ecologisch NetwerkVGC Vlaamse Gemeenschapscommissie (Brussel)VHC Vlaamse HavencommissieVIOE Vlaams Instituut voor het Onroerend ErfgoedVIP Vlaamse InschakelingspremieVIPA Vlaams Infrastructuurfonds voor PersoonsgebondenAangelegenhedenVITO Vlaamse Instelling voor Technologisch OnderzoekVKBO Verrijkte Kruispuntbank OndernemingenVLAREM Vlaams Reglement <strong>be</strong>treffende de MilieuvergunningVLIF Vlaams LandbouwinvesteringsfondsVLM Vlaamse LandmaatschappijVMM Vlaamse MilieumaatschappijVMMa Vlaamse Media MaatschappijVMSW Vlaamse Maatschappij voor Sociaal WonenVN Verenigde NatiesVNJ Vlaams Nationaal JeugdverbondVOP Vlaamse OndersteuningspremieVOTP Vlaamse Onafhankelijke TelevisieproducentenVRM Vlaamse Regulator voor de MediaVRT Vlaamse Radio en TelevisieVPJ Verloren Potentiële JarenVREG Vlaamse Reguleringsinstantie voor de ElektriciteitsenGasmarkt<strong>VRIND</strong> Vlaamse Regionale IndicatorenVSAWSE Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en SocialeEconomievte voltijdsequivalentVTI Vlaams Theater InstituutVVJ Vereniging Vlaamse Jeugddiensten en -consulentenVVKSM Vlaams Verbond van Katholieke Scouts en Meisjesgidsenvtm Vlaamse Televisie MaatschappijVWF Vlaams Woningfondsvzw vereniging zonder winstoogmerkWCS World Competitiveness Scoreboard.WEP-plus WerkervaringsplanWIGW Weduwen, Invaliden, Gepensioneerden en WezenWIV Wetenschappelijk Instituut VolksgezondheidWKK WarmtekrachtkoppelingWSE Departement Werk en Sociale EconomieWVG Departement Welzijn, Volksgezondheid en GezinUMTS Universal Mobile Telecommunications SystemVAD Vereniging voor Alcohol- en andere DrugproblemenVAF Vlaams Audiovisueel FondsVAPH Vlaams Agentschap voor Personen met eenHandicapVAR Vlaamse Audiovisuele Regieafkortingen407


408vrind <strong>2010</strong>


lijst van figurenDWARSDOORSNEDEDuurzaamheidsindicatoren 16Duurzaamheidsindex 16Genderverschillen 18Opvolging regeerakkoord 19Tijdslijn 22CLUSTER 1:algemeen referentiekaderSociaal-culturele context1.1 Globale tevredenheid naar opleiding 231.2 Tevredenheid levensaspecten 241.3 Geluk en tevredenheid internationaal 241.4 Zorgen 241.5 Vrees om werk 241.6 Toekomstverwachtingen 251.7 Maatschappelijke problemen 251.8 Maatschappelijke problemen naar geslachten leeftijd 251.9 Contacten met buren, vrienden en familie 261.10 Sociale contacten 261.11 Lidmaatschap 261.12 Mantelzorg 271.13 Financiële en andere steun aan organisaties 271.14 Vrijheid of gelijkheid 271.15 Voorkeur nieuwe buur 281.16 Overheids<strong>be</strong>stedingen 281.17 Voorkeur bij ontslag of promotie 281.18 Politieke machteloosheid 281.19 Index politieke machteloosheid 291.20 Sociale en politieke activiteit 291.21 Vertrouwen in de overheid 291.22 Vertrouwen in instellingen 301.23 Klantvriendelijkheid overheid 301.24 Tevredenheid over informatie 301.25 Perceptie van Brussel 311.26 Toekomstig taal<strong>be</strong>eld Brussel 311.27 Aantrekkelijkheid Brussel 311.28 Kennis Brussel 31Macro-economische context1.29 Ongelijkheid welvaart 331.30 Bbp per inwoner 341.31 Samenstelling welvaart 341.32 Conjunctuur 341.33 Groeiboekhouding 351.34a Spaarvergelijking België 351.34b Spaarvergelijking Griekenland 351.35a Aanwezigheid secundaire sector 361.35b Aanwezigheid tertiaire sector 371.36 Shift & share 371.37 Bruto toegevoegde waarde en werkgelegenheid 381.38 Aandeel industrie 381.39 Werkgelegenheid industrietakken 391.40 Competitiviteitsranking 39Demografische context1.41 Bevolking 411.42 Bevolkingsdichtheid 411.43 Bevolkingsgroei 421.44 Prognose <strong>be</strong>volkingsgroei 421.45 Aandeel <strong>be</strong>volking van vreemde nationaliteit 421.46 Hoofdgroepen van vreemde nationaliteiten 431.47 Leeftijdspiramide 431.48 Vergrijzing 431.49 Bruto geboortecijfer 441.50 Totale vruchtbaarheidscijfers perarrondissement 441.51 Vruchtbaarheidscijfers 451.52 Bruto sterftecijfer 451.53 Levensverwachting 451.54 Buitenlands migratiesaldo 461.55 Migratie 461.56 Binnenlands migratiesaldo 471.57 Binnenlands migratiesaldo Nederlandstaligdiploma 471.58 Binnenlands migratiesaldo Franstalig diploma 481.59 Binnenlands migratiesaldo hoogopgeleiden 481.60 Samenwonen 491.61 Huwelijks- en echtscheidingskansen 501.62 Huwelijkstransitie 501.63 Huishoudens 50CLUSTER 2:Talent, werk, ondernemen en innovatieDe lerende Vlaming 53Werk en sociale economie 54De open ondernemer 55De lerende Vlaming2.1 School<strong>be</strong>volking basis- en secundair onderwijs 582.2 Leerlingen secundair onderwijs 582.3 Leerlingen buitengewoon onderwijs 582.4 GON 592.5 Leerlingen in de onthaalklas 59lijst van figuren409


2.6 Brussel - gewoon onderwijs 592.7 Brussel - Nederlandstalig onderwijs 592.8 Brussel - kleuteronderwijs 602.9 Brussel – lager onderwijs 602.10 Brussel – secundair onderwijs 602.11 Studenten hoger onderwijs 612.12 Hogescholenonderwijs naar studiegebied 612.13 Universitair onderwijs naar studiegebied 612.14 Personeel 622.15 Scholingsgraad 642.16 Evolutie scholingsgraad 642.17 Aandeel kortgeschoolden 642.18 Gemiddeld schoolprofiel – basisonderwijs 652.19 Gemiddeld schoolprofiel – secundair onderwijs 652.20 Sociale mix 662.21 Schoolse vertraging gewoon onderwijs 662.22 Schoolse vertraging naar onderwijsvorm 672.23 Problematische afwezigheden 672.24 Vroegtijdige schoolverlaters 672.25 Ongekwalificeerde 22-jarigen 682.26 School- en studietoelagen 682.27 Diploma hoger onderwijs 682.28 Scholingsgraad moeders 682.29 Levenslang leren 692.30 Inschrijvingen volwassenenonderwijs 702.31 Deeltijds kunstonderwijs 702.32 Deelname examencommissie 702.33 Opleidingenparticipatie werknemers 712.34 Opleidingsinvesteringen 712.35 Ervarings<strong>be</strong>wijzen 712.36 Leerlingen deeltijds onderwijs 722.37 Deelnemers ondernemersopleiding 722.38 Inschrijvingen schoolverlaters 732.39 Types schoolverlaters 732.40 Type schoolverlater - geslacht 732.41 Nog werkzoekend na 1 jaar 732.42 Schoolverlaters – scholingsgraad en geslacht 742.43 Erasmusstudenten 742.44 Vreemde talen – lager onderwijs 752.45 Vreemde talen – secundair onderwijs 752.46 Uitgaven in % bbp 762.47 Uitgaven per leerling 762.48 Leerling-leerkracht-ratio 762.49 Salarissen lager onderwijs 772.50 Salarissen lager secundair onderwijs 772.51 Salarissen hoger secundair onderwijs 772.52 Lokalen <strong>be</strong>schikbaar/tekort 782.53 Kwaliteitsaspecten gebouwen 782.54 Bouwjaar schoolgebouwen 79Werk en sociale economie2.55 Bevolking op ar<strong>be</strong>idsleeftijd 832.56 Jong/oud ratio 842.57 Werkzaamheidsgraad globaal 852.58 Werkzaamheidsgraad ouderen 852.59 Werkzaamheidskloven 862.60 Werkzaamheidsgraad internationaal 862.61 Zelfstandigen 862.62 Uittredeleeftijd 872.63 Deeltijdar<strong>be</strong>id 872.64 Tijdelijke ar<strong>be</strong>id 872.65 Atypische ar<strong>be</strong>id 882.66 Werkbaarheidsgraad 882.67 Werkbaarheidsindicatoren 892.68 ILO-werkloosheidsgraad globaal 892.69 Werkloosheidskloven 892.70 ILO-werkloosheidsgraad internationaal 902.71 Langdurige werkloosheid 902.72 VDAB-werkloosheidsgraad 912.73 Niet-werkende werkzoekenden totaal 912.74 Niet-werkende werkzoekenden naarkenmerken 922.75 Openstaande vacatures 922.76 Spanningsindicator 932.77 Werkzaamheidsgraad naar gezinssamenstelling 932.78 Deeltijdar<strong>be</strong>id naar gezinssamenstelling 932.79 Beroepsinactieve <strong>be</strong>volking 942.80 VDAB-trajectwerking 942.81 VDAB-trajectwerking kansengroepen 952.82 Niet-navolgingspercentage 952.83 Uitstroom VDAB-trajectwerking 952.84 Activering langdurig werklozen 962.85 IBO 962.86 WEP-plus 972.87 Opleidingscheques werknemers 972.88 Tewerkstellingscellen 982.89 Loopbaanonderbreking en tijdskrediet 992.90 Vlaamse aanmoedigingspremies 992.91 Traject<strong>be</strong>geleiding 45-plussers 1002.92 Tewerkstellingspremie 50-plus 1002.93 Bereik sociale economie 1012.94 Kansengroepen in de sociale economie 102De open ondernemer2.95 Dynamiek ondernemen 1052.96 Overlevingsgraad 1062.97 Doelgroepen ondernemen 1062.98 Investeringsratio 1072.99 Capaciteits<strong>be</strong>zettingsgraad 1072.100 Vraagvooruitzichten industrie 1082.101 Risicokapitaal 1082.102 Kennisintensieve sectoren 1092.103 Creativiteit 1092.104 Innovatieve <strong>be</strong>drijven 1102.105 Hoogtechnologische industrie 1102.106 Marktdiensten 1112.107 Gezondheidszorg en logistiek 1112.108 In- en uitvoer 1122.109 Buitenlandse orderpositie 1132.110 Belang top-5 1132.111 Handelspartners 1142.112 Uit- en invoerpakket 1142.113 Marktaandelen 1152.114 Marktaandelen in BRIC 1152.115 Marktaandelen in N11 1152.116 Directe buitenlandse investeringen 116410vrind <strong>2010</strong>


Innovatiecentrum <strong>Vlaanderen</strong>2.117 O&O-intensiteit in <strong>Vlaanderen</strong> 1202.118 Internationale vergelijking 1202.119 O&O-uitgaven – BERD 1202.120 Privaat gefinancierd deel binnen hethoger onderwijs 1212.121 O&O-uitgaven – non-BERD 1212.122 Wetenschapsbudget 1212.123 Gericht versus niet-gericht onderzoek 1222.124 Overheidsbudget internationaal 1222.125 O&O personeel 1222.126 Belangstelling exacte en toegepastewetenschappen 1232.127 Relatie doctoraten-tweedecyclusdiploma’s 1232.128 Publicatieoutput 1242.129 Octrooiaanvragen 1252.130 Biotechnologie 126CLUSTER 3:Inzetten op een warme samenlevingParticipatie 127Gezondheid 129Zorg 129Cultuur3.1 Cultuurparticipatie 1313.2 Globaal cultuuraanbod 1323.3 Deelname verenigingsleven 1333.4 Verenigingsleven internationaal 1333.5 Lidmaatschap amateurkunstvereniging 1333.6 Creatief <strong>be</strong>zig zijn 1343.7 Leners 1343.8 Ontleningen 1343.9 Bibliotheek<strong>be</strong>zoek 1353.10 Deelnemers cultuurcentra 1353.11 Leden jeugd<strong>be</strong>wegingen 1353.12 Deelname 14- 30-jarigen aan verenigingsleven 1363.13 Deelname 12- 13-jarigen aan verenigingsleven 1363.14 Sociaal-cultureel werk 1373.15 Sociaal-culturele verenigingen 1373.16 Aangesloten groepen amateurkunsten 1373.17 Gedrukte materialen 1383.18 Audiovisuele materialen 1383.19 Activiteiten bibliotheken 1383.20 Digitale toepassingen 1393.21 Cultuurcentra 1393.22 Aanbod cultuurcentra 1403.23 Verhouding eigen/receptief 1403.24 Speelbos 1403.25 Gemeentelijke jeugdcentra 1413.26 Jeugd<strong>be</strong>wegingen 1413.27 Jeugdverblijfcentra 1413.28 Jeugdhuizen 1423.29 Jeugdwerkindex 1423.30 Ondersteunende verenigingen 1423.31 Deelname podiumkunsten 1433.32 Podiumkunsten 1433.33 Hoogopgeleide deelnemers per laagopgeleide 1443.34 Deelnemers podiumkunsten in cultuurcentra 1443.35 Toeschouwers Vlaamse films 1443.36 Bioscoop<strong>be</strong>zoek 1443.37 Toeschouwers bioscopen 1453.38 Lezen 1453.39 Museum<strong>be</strong>zoek 1453.40 Erfgoedactiviteiten 1463.41 Deelname erfgoedactiviteiten 1463.42 Kunstenaanbod 1473.43 Podiumkunsten in cultuurcentra 1473.44 Gemeenschapscentra Brussel 1473.45 Bioscoopaanbod 1473.46 Boekenverkoop 1473.47 Erfgoed 1483.48 Evolutie erkende musea enerfgoedconvenants 1483.49 Digitalisering in <strong>Vlaanderen</strong> 1493.50 Cultuur<strong>be</strong>groting versus bbp 1493.51 Tewerkstelling culturele sector 1503.52 Bedrijven cultuursector 1513.53 Uitgaven aan cultuur 151Sport3.54 Sport<strong>be</strong>oefenaars 1543.55 Frequentie sportparticipatie 1543.56 Sportdiversiteit 1553.57 Top 10 sporten 1553.58 Leden erkende sportclubs 1563.59 Jonge leden erkende sportclubs 1563.60 Actief lidmaatschap 1563.61 Nederlandstalige leden KBVB 1563.62 Bijwonen sportwedstrijd 1573.63 Schoolsportactiviteiten 1573.64 Schoolsportevenementen 1573.65a Overgewicht jongeren 1573.65b Sedentair gedrag 1573.66 Sportclubs 1583.67 Opinie sportinfrastructuur 1583.68 Voornaamste sportaccommodaties 1583.69a Cursisten Vlaamse Trainersschool 1593.69b Cursussen en bijscholingen 1593.70 Gediplomeerden Vlaamse Trainersschool 1593.71 Professionalisering sportclubs 1603.72 Professionalisering sportfederaties 1603.73 Ondersteuning vrijwilligers 1603.74 Sportkampen 1613.75 Sportklassen 1613.76 Lokaal sport<strong>be</strong>leid 1613.77 Topsportscholen 1623.78 Ondersteuning topsporters (BLOSO) 1623.79 Tewerkstellingscontracten 1623.80 Medailles en finaleplaatsen 1633.81 Medailles OS 2008 1633.82 Dopingovertreders 1633.83 Dopinggebruik 1643.84 Tewerkstelling 1643.85 Sportondernemingen 164lijst van figuren411


Toerisme3.86 Omzet en investeringen 1663.87 Werkgelegenheid 1663.88 Omzet horeca 1673.89 Werkgelegenheid horeca 1673.90 Overnachtingen 1683.91 Spreiding overnachtingen 1683.92 Overnachtingen naar macroproduct 1683.93 Logiescapaciteit 1693.94 Verblijfsmotief 1693.95 Binnenlandse overnachtingen 1693.96 Buitenlandse overnachtingen 1693.97 Overnachtingen naar herkomstland 1703.98 Aankomsten naar aantal inwoners 1703.99 Attracties 1713.100 Vakantieparticipatie 1713.101 Vakantie-armoede 1723.102 Steunpunt Vakantieparticipatie 1723.103 Lange vakantie<strong>be</strong>stemming 1723.104 Korte vakantie<strong>be</strong>stemming 1733.105 Bestedingen lange vakantie 1733.106 Bestedingen korte vakantie 173Media3.107 Markaandeel radio’s 1763.108 Televisiediensten 1763.109 Marktaandeel tv-zenders 1773.110 Kranten 1773.111 On- versus offline kranten 1783.112 Mediaconcentratie 1783.113 Reclamedruk 1793.114 Substitutie krant door internet 1803.115 Online <strong>be</strong>taalstrategieën kranten 1803.116 Inkomsten VRT 1813.117 Europese publieke omroepen 1813.118 Vertrouwen in de media 1823.119 Raad voor de Journalistiek 1823.120 Vlaamse Regulator voor de Media 1833.121 Eigen productie VRT-televisie 1833.122 Uitgaven VRT aan <strong>be</strong>eldindustrie 1843.123 Performantie VRT 1863.124 Programma-aanbod VRT-televisie 1873.125 Televisie<strong>be</strong>reik naar sociale groep 1873.126 Radio<strong>be</strong>reik naar sociale groep 1873.127 Wesite<strong>be</strong>reik naar sociale groep 1883.128 Media<strong>be</strong>zit 1883.129 Digitale televisie 1893.130 Week<strong>be</strong>reik media 1893.131 Digitale kloof 1893.132 Nieuwsgaring 1903.133 Niet-lineaire televisiediensten 1903.134 ICT-toepassingen 1913.135 Ondertiteling VRT 1923.136 Ondertiteling vtm 192Gezondheid3.137 Vaccinatiegraad zuigelingen 1953.138 Borstkankerscreening per gemeente 1963.139 Evolutie borstkankerscreening 1963.140 Roken 1973.141 Rookgedrag jongeren 1973.142 Evolutie rookgedrag jongeren 1973.143 Overconsumptie alcohol 1983.144 Alcoholgebruik jongeren 1983.145 Evolutie alcoholgebruik jongeren 1983.146 Cannabisgebruik 1983.147 Cannabisgebruik jongeren 1993.148 Evolutie cannabisgebruik jongeren 1993.149 Ongevallensterfte 1993.150 Fysieke activiteit 2003.151 Consumptie groenten 2003.152 Overgewicht 2003.153 Zelfdoding 2013.154 Zelfgerapporteerde depressie 2013.155 Diagnose CGG 2023.156 Belangrijkste doodsoorzaken 2033.157 Vermijdbare sterfte 2033.158 Verloren potentiële jaren 2043.159 Foeto-infantiele sterfte 2043.160 HIV en AIDS 2053.161 SOA 2053.162 Maternale leeftijd 2063.163 Inducties, epidurales en keizersnedes 2063.164 Borstvoeding 207Zorg3.165 Tele-Onthaal 2093.166 Geholpen cliënten 2103.167 Aard van de problemen 2103.168 Kenmerken cliënteel 2103.169 Capaciteit per 1.000 kinderen 2113.170 Voorschoolse kinderopvang 2113.171 Aanwezige kinderen 2123.172 Inspectieverslagen 2123.173 Doelgroepen 2133.174 Gezinsondersteuning 2133.175 Opvoedingsondersteuning 2133.176 Centra voor Kinderzorg enGezinsondersteuning 2143.177 Diensten voor gezinsondersteunendepleegzorg 2143.178 Meldende instantie 2143.179 Aantal kinderen 2143.180 Daderschap 2153.181 Aantal jongeren 2153.182 Bezettingsgraad 2163.183 Jongeren in voorzieningen 2163.184 Leeftijd 2163.185 Aanvragen 2173.186 Aard zorgvragen 2173.187 Hulpmiddelen 2173.188 Zorgaanbod 2183.189 Dringende zorgvragen 2183.190 Gezinszorg 2183.191 Woonzorgcentrum 2193.192 Assistentiewoningen 219412vrind <strong>2010</strong>


3.193 Realisatiegraad residentiële ouderenzorg 2203.194 Realisatiegraad semiresidentiële ouderenzog 2203.195 Zorgverzekering 2213.196 Investeringen 2213.197 Investeringssubsidies 2223.198 Tewerkstelling in de zorgsector 222Diversiteit, integratie en inburgering3.199 Vreemdelingen naar gewest 2243.200 Asielaanvragen, erkenningen enverwijderingen 2253.201 Discriminatie 2263.202 Maatschappelijke positie van vreemdelingen 2263.203 Aantal nieuwkomers per gemeente 2283.204 Nieuwkomers 2293.205 Inburgeringstrajecten 229CLUSTER 4:Groen en dynamisch stedengewestWonen 232Milieu 233Landbouw 234Ruimtelijke ontwikkelingen4.1 Evolutie bodem<strong>be</strong>zetting 2354.2 Bodem<strong>be</strong>zetting 2364.3 Bebouwde oppervlakte 2364.4 Bebouwingsdichtheid per gemeente 2374.5 Bebouwingsdichtheid per rooster 2374.6 Indeling gemeenten RSV 2384.7 Ruimteboekhouding RSV 2384.8 Potentieel woonaanbod 2394.9 Bouwvergunningen 2394.10 Bouwvergunningen nieuwbouw 2394.11 Grootte bouwpercelen 2404.12 Economisch aanbod <strong>be</strong>drijventerreinen <strong>2010</strong> 2404.13 Economisch aanbod <strong>be</strong>drijventerreinen 2404.14 Ruimtelijk aanbod <strong>be</strong>drijventerreinen 2414.15 Bestemmingswijzigingen voor natuur en bos 2414.16 VEN en IVON 2424.17 Effectief natuur<strong>be</strong>heer 2424.18 Aankoop natuur- en bosgebieden 2424.19 Ankerplaatsen en <strong>be</strong>schermingen 2434.20 Beschermingen 2454.21 Evolutie <strong>be</strong>schermingen 2454.22 Monumentenwacht <strong>Vlaanderen</strong> 246Wonen4.23 Betaalbaarheid wonen 2484.24 Woningtype 2494.25 Nieuwbouw woonhuizen en appartementen 2494.26 Verkoop vastgoed 2504.27 Vastgoedprijs 2504.28 Prijs woonhuis 2514.29 Hypothecaire kredieten 2514.30 Leningen Vlaams Woningfonds 2524.31 Bouwvergunningen renovatie en nieuwbouw 2524.32 Subsidies Vlaams huisvestings<strong>be</strong>leid 2534.33 Begunstigden Vlaams huisvestings<strong>be</strong>leid 2544.34 Nieuwbouw VMSW 2544.35 Wachtlijsten 2554.36 Huurpatrimonium SHM’s 2554.37 SVK-woningen 2564.38 Gemiddelde huurprijs sociale woning 2574.39 Uitwendige bouwtechnische kwaliteit 2574.40 Comfort 2584.41 Energieprestatiepeil 2584.42 Leegstand en verkrotting 2594.43 Evolutie leegstand en verkrotting 2594.44 Lokaal woon<strong>be</strong>leid 260Stedelijkheid4.45 Gebiedsindeling RSV + SPRE 2634.46 Indeling gemeenten 2644.47 Bevolkingsevolutie 2644.48 Migratiesaldo en natuurlijke groei 2644.49 Migratiesaldo 18-24 jarigen 2654.50 Migratiesaldo 25-29 jarigen 2654.51 Migratiesaldo jonge gezinnen 2664.52 Huishoudens en alleenstaanden 2664.53 Evolutie vergrijzing 2674.54 Evolutie ontgroening 2674.55 Demografische indices 2674.56 Bebouwd versus on<strong>be</strong>bouwd 2684.57 On<strong>be</strong>bouwd 2684.58 Bebouwd 2684.59 Evolutie <strong>be</strong>bouwd 2684.60 Tevredenheid woning en buurt 2694.61 Veiligheidsindicatoren 2704.62 Stedenbouwkundige vergunningen 2704.63 Bouwgrondprijs 2714.64 Woningprijzen 2714.65 Evolutie woningprijzen 2714.66 Betaalbaarheidsratio 2724.67 Demografie ondernemingen 2734.68 Ondernemingsgraad, jobratio envestigingsratio 2734.69 Werkloosheidsgraad enwerkzaamheidsgraad 2744.70 Werkzoekend naar doelgroep 2744.71 Milieuvervuiling 2754.72 Milieu<strong>be</strong>sparende maatregelen 2754.73 Huishoudelijk afval 2754.74 Sociale woningen 2764.75 Voorzieningen 2764.76 Fiscaliteit 2774.77 Tegemoetkomingen 2774.78 Geboortes in kansarme gezinnen naarstedelijkheid 2774.79 Schoolse vertraging 2784.80 Actieve inzet 2784.81 Cultuur- en vrijetijdsaanbod 2794.82 Culturele participatie 2794.83 Overheidsinformatie 2804.84 Houding tegenover overheid 280lijst van figuren413


Milieu en natuur4.85 Opgeloste zuurstof 2814.86 Riolering 2824.87 Verontreinigde gronden 2824.88 Verontreinigde oppervlakte 2834.89 Aandeel industrie 2834.90 Kwaliteit waterbodems 2844.91 Erosiemaatregelen 2844.92 Verzurende emissies 2844.93 Dioxines 2854.94 Zware metalen 2854.95 Luchtkwaliteitsindex 2864.96 Broedvogelindex 2864.97 Li<strong>be</strong>llen 2874.98 Kritische lasten 2874.99 Bosvitaliteit 2884.100 Bezoek aan bossen en natuurgebieden 2884.101 Bereikbaar buurtgroen 2884.102 Aanbod huishoudelijk afval 2894.103 Selectieve inzameling 2894.104 Restafval 2904.105 Verwerking huishoudelijk afval 2904.106 Aanbod <strong>be</strong>drijfsafval 2904.107 Verwerking <strong>be</strong>drijfsafval 2914.108 Ontkoppeling 2914.109 Herkomst milieu-impact 2914.110 Oorzaak milieu-impact 2924.111 Bodembalans landbouw 2924.112 Mestverwerking 2934.113 Nitraat in oppervlaktewater 2934.114 Nitraat in grondwater 2944.115 Nitraatresidu 2944.116 Ozon 2954.117 PM10 2954.118 PM2,5 2954.119 Verloren gezonde levensjaren 296Energie4.120 Energie-intensiteit 2994.121 Energieverbruik per sector 3004.122 Emissies van broeikasgassen 3014.123 Elektriciteitsproductie 3014.124 Netto-invoer van elektriciteit 3014.125 Productie van groene stroom 3024.126 Aandeel milieuvriendelijke elektriciteit 3024.127 Aandeel hernieuwbare energie 3034.128 Eco-efficiëntie energiesector 3034.129 Energiearmoede 3044.130 Marktwerking 3044.131 Stroom- en gasonderbrekingen 305Landbouw4.132 Landbouwareaal 3074.133 Veestapel 3084.134 Land- en tuinbouw<strong>be</strong>drijven 3084.135 Waardecreatie land- en tuinbouw 3094.136 Netto toegevoegde waarde per voltijdsear<strong>be</strong>idskracht 3094.137 Landbouwconjuctuurindex 3104.138 Agrarische handel 3104.139 Invoer landbouwproducten 3114.140 Uitvoer landbouwproducten 3114.141 Tewerkstelling landbouwsector 3124.142 Werknemers van vreemde nationaliteit 3124.143 Ar<strong>be</strong>idsinkomen 3124.144 Leeftijd <strong>be</strong>drijfsleider 3124.145 Opleiding starters 3124.146 Eco-efficiëntie 3134.147 Rechtstreekse inkomenssteun 3144.148 Investeringssteun 3154.149 Agromilieumaatregelen 3154.150 Biologische landbouw 3164.151 Vissersvloot 3164.152 Aanvoer vissersvloot 3174.153 Aanvoerwaarde vissersvloot 317CLUSTER 5:Slimme draaischijf Europa5.1 Personenkilometer personenwagens 3215.2 Personenkilometer autobussen en –cars 3225.3 De Lijn 3225.4 Personenkilometer NMBS 3225.5 Luchthavens passagiers EU 3225.6 Luchthavens passagiers 3235.7 Vlieg<strong>be</strong>wegingen 3235.8 Modale verdeling personenvervoer 3245.9 Modale verdeling van het woon-werkverkeer 3255.10 Modale verdeling van het woon-schoolverkeer 3255.11 Motief van de verplaatsing 3255.12 Motief van de afgelegde afstand 3255.13 Motief van niet-verplaatsers 3265.14 Modale verdeling naar afstand 3265.15 Tonkilometers vrachtwagens 3265.16 Goederenvervoer over de weg 3275.17 Tonkilometer NMBS 3275.18 Binnenvaart 3275.19 Haventrafiek Le Havre – Hamburg 3285.20 Goederentrafiek zeehavens 3285.21 Goederentrafiek naar soort 3295.22 Luchthavens vracht 3305.23 Luchthavens vracht EU 3315.24 Oliepijpleidingen 3315.25 Modale verdeling goederenvervoer 3325.26 Logistiek – toegevoegde waarde 3325.27 Logistiek – werkgelegenheid 3325.28 Wagenpark 3335.29 Wegverkeer 3335.30 Bezettingsgraad 3345.31 Filezwaarte 3345.32 Verliesuren 3355.33 Verschil in reistijd 3355.34 Missing links 3365.35 Ongevallen naar wegtype 3365.36 Evolutie verkeersveiligheid 337414vrind <strong>2010</strong>


5.37 Fietsslachtoffers 3375.38 Doelstellingen verkeersveiligheid 3385.39 Onaangepaste snelheid 3385.40 Agressief verkeersgedrag 3385.41 Verkeersveiligheid regio’s 3395.42 Verkeersveiligheid EU 3395.43 Geluidshinder van verkeer 3405.44 Geluid als buurtprobleem 3405.45 Energieverbruik verkeer 3415.46 Personenwagens naar brandstof 3415.47 CO2-uitstoot 3415.48 Eco-efficiëntie personenvervoer 3425.49 Eco-efficiëntie goederenvervoer 3425.50 Ecoscore personenwagenpark 343CLUSTER 6:Een slagkrachtige overheidLokale <strong>be</strong>sturen 348Vlaamse overheid6.1 Ontvangsten 3506.2 Ontvangsten gezamenlijke overheid 3506.3 Gewest<strong>be</strong>lastingen 3516.4 Uitgaven 3536.5 Uitgaven naar functie 3536.6 Uitgaven gezamenlijke overheid 3536.7 Vorderingensaldo regionale overheden 3546.8 Schuld regionale overheden 3556.9 Personeelsaantal en –capaciteit 3566.10 Personeelskenmerken 3566.11 Diversiteit 3566.12 Overheidscampagnes 3576.13 Spreiding media-aankoop 3576.14 Kwaliteit overheidsinformatie 3576.15 Contactpunt Vlaamse infolijn 3586.16 Online overheid 3596.17 Contact met overheid 3596.18 E-government: burgers 3596.19 E-government: <strong>be</strong>drijven 3606.20 Ontvankelijke eerstelijnsklachten 3606.21 Ontvankelijke klachten 3616.22 Geschonden ombudsnorm 3616.23 Kwaliteitsvolle regelgeving 3626.24 Administratieve lasten 3626.25 Vertrouwen in overheid 3636.26 Klantvriendelijkheid overheid 363Lokale en provinciale <strong>be</strong>sturen6.27 Structuur van de gemeenteontvangstengewone dienst 3666.28 Gemeenteontvangsten 3676.29 Gemeente<strong>be</strong>lastingen 3686.30 Opcentiemen onroerende voorheffing 3686.31 Aanvullende personen<strong>be</strong>lasting 3696.32 Uitgaven gewone dienst(economische indeling) 3716.33 Uitgaven gewone dienst 3716.34 Uitgaven buitengewone dienst 3726.35 Uitgavengroepen buitengewone dienst 3726.36 Uitgaven welzijn 3736.37 Uitgaven cultuur, jeugd en sport 3736.38 Uitgaven onderwijs 3736.39 Uitgaven openbare schuld 3746.40 Uitgaven algemeen <strong>be</strong>stuur 3746.41 Uitgaven buitengewone dienst per functie 3746.42 Saldo en schuld 3756.43 Opbrengsten OCMW’s 3756.44 Kosten OCMW’s 3766.45 Financiële toestand OCMW’s 3766.46 Ontvangsten politiezones 3766.47 Ontvangsten provincies 3776.48 Provincie<strong>be</strong>lastingen 3776.49 Uitgaven provincies 3786.50 Personeel bij de lokale <strong>be</strong>sturen 3786.51 Personeel naar gemeentetype 3796.52 Vrouwen bij de lokale <strong>be</strong>sturen 3796.53 Deeltijds werk bij de lokale <strong>be</strong>sturen 3796.54 Statutairen bij de lokale <strong>be</strong>sturen 380Internationaal <strong>Vlaanderen</strong>6.55 Omzetting Europese regelgeving 3826.56 Millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling 3826.57 MDG’s in Vlaamse partnerlanden 3836.58 ODA 3846.59 Mening <strong>be</strong>steding ontwikkelingshulp 384FOCUS:Armoede en sociale uitsluiting7.1 Bevolking onder de armoededrempel 3887.2 Bevolkingsgroepen onder de armoededrempel 3897.3 Aantal personen onder de armoededrempel 3897.4 Armoede en inkomensverdeling in Europa 3907.5 Subjectieve armoede 3917.6 Bevolkingsgroepen in subjectieve armoede 3917.7 Subjectieve armoede in Europa 3917.8 Materiële deprivatie in Europa 3927.9 Bevolkingsgroepen in materiële deprivatie 3937.10 Sparen en ontsparen 3937.11 Bevolkingsgroepen met achterstallen 3937.12 Achterstallen in Europa 3947.13 Beschikbaar inkomen uit sociale uitkeringen 3957.14 Sociale zekerheid 3957.15 Sociale uitkeringen per 1.000 inwoners 3967.16 Sociale bijstand: RMI en RMH 3967.17 Sociale bijstand: ouderen, personen meteen handicap en kinderen 3977.18 Werkenden onder de armoededrempel 3987.19 Huisvesting 3997.20 Energiearmoede 3997.21 Gezondheid 4007.22 Onderwijs 4007.23 Maatschappelijke participatie en vertrouwen 4017.24 Geboorten in kansarme gezinnen 401lijst van figuren415


S t u d i e d i e n s t v a n d e V l a a m s e R e g e r i n gBoudewijnlaan 30 | 1000 BrusselAlgemeen telefoonnummer | 02 553 57 84Faxnummer | 02 553 58 08

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!