Waargenomen zeehonden op een zandbanktijdens een vliegtelling. Foto: Sophie Brasseur,Alterra Texelmeenheid gesteld worden, dat hetingrijpen van de mens in de natuur tothet minimum beperkt moet blijven.Natuurlîjke processen moeten in internationaalerkende natuurgebieden zoveelmogelijk hun eigen loop hebben.De Welzijnswet kent daarentegen een'zorgplicht', die biermee in tegenspraaklijkt. Het niet-ingrijpen in natuurlijkeprocessen is daannee echter niet strijdig.De zorgplicht betreft vooral problemendie zijn veroorzaakt door menselijkhandelen, zoals een olieramp (overigenskent een zorgplicht twee kanten: opvangenof uit het lijden verlossen).Daarnaast kan menselijk ingrijpen indierpopulaties) om de soort in stand tehouden, ook noodzakelijk zijn als depopulatie onder een kritische grenskomt. 'Een individuele zorgplicht voordieren in de natuur is echter volstrektondenkbaar' (staatssecretaris LNV inantwoord op kamervragen).Ecologische aspectenIn het vigerende Trilaterale VijfjarenBeheersplan voor Zeehonden in deWaddenzee 2002-2006, (vastgesteld doorde verantwoordelijke ministers van dedrie waddenJauden) staat dat de opvangvan zeehonden tot een zo laag mogelijkniveau moet worden teruggebracht~rekening houdend met ethische opvattingenen wetgeving per land , Datministeriële standpunt is gebaseerd opbet feit dat de populatie bijzonderkrachtig is zodat opvang voor het voortbestaanervan niet nodig is. Daarnaastzijn er ecologische risico's verbondenaan het opvangen en weer vrijlaten vanherstelde dieren. Eén van de meest fundamenteledaarvan is de be'lovloedingvan de natuurlijke selectie, Natuurlijkeselectie houdt in dat de zwakste dierensterven en de sterkste overleven, waardoorde populatie als geheel een betereen zekerder toekomst tegemoet gaat.Het opvangen en weer loslaten van dez-wakste dieren, bijvoorbeeld die dierendie het meest gevoelig zijn Voor hetvirus, kan derbalve leiden tot een in zijngeheel kwetsbaarder populatie. Daarnaastbestaat door opvang het gevaarvan het introduceren van (andere) virussenen ziekteverwekkers in de wildepopulatie, en verstoring van de 'wildheid'van de populatie door het beln-
ZOOGDIER 2002 I 3 (3)19vloeden van natuurlijke regulatieprocessen.De hoogte van de risico's van interferentiemet naluurlijke processen doorde opvang van zieke dieren wordtbepaald door de omvang van dieopvang. Die dient vanuit ecologischoogpunt dus zo klein mogelijk te zijn.Het minimale opvangbeleid uit hetTrilaterale Beheersplan is dan ook inmeer of mindere mate doorgevoerd inde gehele Waddenzee, behalve inNederland. In Nederland zijn lussen1996 en 2000 procenlueel bijna acht keerzoveel nul- tot éénjarige dieren opgevangendan Ln alle andere Waddenlandensamen (waarvan 90% in Pieterburenen 10% in Ecomare).Het belang van de populatie staat "ooropUitgaande van het grootste lrampscenario',namelijk dat meer dan de helft vande dieren aan het virus ten onder zalgaan, bedraagt de omvang van de resterendepopulatie dan nog altijd zo'n 2500djeren. Dat is het vijfvoudige van deminimum omvang van een levensvatbarepopulatie (500 dieren). De ervaringenvan de epidemie van 1988 leren dat erduidelijk sprake is geweest van natuurlijkeselectie ten faveure van de fitteredieren. De populatieparameters (groei,geboorte, overleving van zowel juvenielenals oudere dieren) zijn na de epidemiesignificant beter dan daarvoor. Metandere woorden: ook in het ergste gevalstaat het voortbestaan van de soor1 nietter discussie. In ecologisch opzicht is erdus geen enkele reden om het beleid,zoals vastgelegd in het TrilateraJe Beheersplan,te wijzigen.Een vervolgvraag is uiteraard of we uithet oogpunt van dierenwelzijn niet tochde opvang moeten intensiveren, ook alis hiertoe geen ecologische noodzaak.Het belang van dierenwelzijn weegtzwaar in een verantwoordelijke maatschappij,maar we moeten ons wel blijvenrealiseren dat de Waddenzee nueenmaal een natuurgebied is, waarnatuurlijke processen voorop staan ennatuurlijke sterftefactoren hun tol kunneneisen.Van belang daarbij is de wetenschap, datopvang averechts werkt op het natuurlijkeselectieproces dat, zoals hierbovenaangetoond, voor de soort als geheelpositief heeft gewerkt bij de vorige epidemie.Daarnaast bestaat het risico datdoor het uitzetten van dieren, die inopvangcentra hebben verbleven, ookandere ziekteverwekkers in de populatieworden gebracht. Dat is een belangrijkereden om toch buitengewoon terughoudendte zijn met het opvangen en weeruitzetten van zieke dieren. De kans, datde populatie als geheel schade wordtaangedaan, is daarvoor te groot. Dat wilechter niet zeggen, dal een beperktemate van opvang niet aanvaardbaar zouzijn. Integendeel, om educatieve redenenkan opvang van een aantal dieren inde beide Nederlandse zeehondencentrajuist heel goed werken. Voorlichting iseen belangrijk instrument als het gaatom het behoud van de huidige waardenvan de Waddenzee. Bij een beperkteopvang zijn de ecologische risico's gering,en kan het maatschappelijke rendementhoog zijn. In de discussies van deafgelopen weken hebben het ministerievan LNV en andere deelnemers aan hetZeehondenplatfonn gesteld dat maxi·maal 5% van de aanwezige populatiezou mogen worden opgevangen en weeruitgezet. Vanuit ecologisch oogpunt isdit percentage aan de hoge kant, omdatrisico's niet zijn uit te sluiten. Maatschappeljjkgezien echter lijkt dit getalbuitengewoon aanvaardbaar te zijn. AlsheL gaat om een Waddenzee met eenblijvend vitale populatie zeehonden,dan is het belangrijk dat deze grensdaadwerkelijk gehandhaafd wordt, enniet door de dramatiek van de dag(waarvan we allemaal hopen dat dieniet zal komen) wordt overschreden. Detoekomst van onze zeehonden hangtervan af.--rrPeter Reijnders, Allerra.Postbus 167.l790 AD Den Burg (Texel)ErratumIn Zoogdier 13(2) is in het artikel'De vossenlintworm in Oost-Nederland'van Marijke Drees een storendefout geslopen. De besmettingsgraadbij de mens is zeer gering; per jaarkomen er per 1 miljoen inwonersgemiddeld 1,85 patiënten bij. (dusniet 185 maar 1,85 !).De redactie