12.07.2015 Views

Resultaten Financieel inzicht van Nederlanders - Wijzer in geldzaken

Resultaten Financieel inzicht van Nederlanders - Wijzer in geldzaken

Resultaten Financieel inzicht van Nederlanders - Wijzer in geldzaken

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Resultaten</strong><strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong><strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>Publieksonderzoek over 4280 consumentenuitgevoerd <strong>in</strong> opdracht <strong>van</strong> CentiQProf. dr. G. Antonides, Universiteit Wagen<strong>in</strong>genDr. I.M. de Groot, Universiteit <strong>van</strong> TilburgProf. dr. W.F. <strong>van</strong> Raaij, Universiteit <strong>van</strong> TilburgMei 2008Data-analyse <strong>in</strong> opdracht <strong>van</strong> CentiQen het M<strong>in</strong>isterie <strong>van</strong> F<strong>in</strong>anciën


• <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • VoorwoordBanken, kredietverleners, f<strong>in</strong>ancieel adviseurs, pensioenfondsen, verzekeraars, schuldhulpverleners,overheid, consumentenorganisaties en universiteiten: welk belanghebben zij gemeen? Waarom zouden zij samenwerken?Inderdaad lijken de belangen <strong>van</strong> de circa veertig organisaties die samenwerken <strong>in</strong> hetplatform CentiQ op het eerste gezicht tegengesteld. Maar uite<strong>in</strong>delijk hebben alleondertekenaars <strong>van</strong> het CentiQ-convenant belang bij consumenten die hun f<strong>in</strong>anciëngoed op orde hebben. Immers, <strong>in</strong>dividuele f<strong>in</strong>anciële problemen brengen ookmaatschappelijke kosten met zich mee – nog afgezien <strong>van</strong> het persoonlijke leed dat zekunnen veroorzaken.Goed geïnformeerde consumenten hebben <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>in</strong> hun f<strong>in</strong>anciën. Ze nemen verantwoordebesliss<strong>in</strong>gen en zijn <strong>in</strong> staat hun verplicht<strong>in</strong>gen na te komen. Ze hebben voldoendekennis over f<strong>in</strong>anciële producten en ze weten wat de effecten op langere termijn zijn<strong>van</strong> f<strong>in</strong>anciële besliss<strong>in</strong>gen die <strong>van</strong>daag worden genomen. Alle CentiQ-partners wordenwijzer <strong>van</strong> een zelfbewuste consument. Daarom streven ze er samen naar de consumentwijzer te maken <strong>in</strong> <strong>geldzaken</strong>.Met dit onderzoek is <strong>in</strong> beeld gebracht waar de sterke en zwakke punten zitten <strong>in</strong> hetf<strong>in</strong>anciële <strong><strong>in</strong>zicht</strong> en gedrag <strong>van</strong> consumenten. Het vormt de basis <strong>van</strong> een meerjarenbeleidwaar<strong>in</strong> de CentiQ-partners hun krachten bundelen en elkaars <strong>in</strong>spann<strong>in</strong>genversterken. Maar het onderzoek heeft nog iets duidelijk gemaakt: de samenwerk<strong>in</strong>g<strong>van</strong> heel verschillende partijen <strong>in</strong> CentiQ-verband verloopt soepel en succesvol. In debegeleid<strong>in</strong>gsgroep <strong>van</strong> dit consumentenonderzoek waren diverse partnerorganisatiesvertegenwoordigd (zie bijlage 1). De discussies <strong>in</strong> de projectgroep waren kritisch,constructief en vruchtbaar. Ik vertrouw erop dat de samenwerk<strong>in</strong>g <strong>in</strong> het CentiQ-platformde komende jaren diezelfde lijn volgt.Bernard ter HaarVoorzitter Stuurgroep CentiQ


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • InhoudKorte samenvatt<strong>in</strong>g 71 Inleid<strong>in</strong>g 111.1 Voorgeschiedenis 111.2 Doel <strong>van</strong> het onderzoek 111.3 Steekproef 111.4 Vragenlijst 111.5 Aanpak <strong>van</strong> de analyses 132 Overzicht <strong>van</strong> de survey-<strong>in</strong>formatie 152.1 <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> gedrag 152.2 F<strong>in</strong>anciële besliss<strong>in</strong>gsstrategieën 182.3 Met geld hebben leren omgaan 202.4 Zekerheid en betrokkenheid 212.5 Spijt 222.6 Tijdoriëntatie 242.7 Mentale boekhoud<strong>in</strong>g 252.8 <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> beheer 262.9 Zelf-gerapporteerde kennis over f<strong>in</strong>anciële producten 272.10 Kennisquiz 292.11 Inkomen, waarde <strong>van</strong> de won<strong>in</strong>g, en vermogen 302.12 Overige variabelen 312.13 Conclusies 323 Verklar<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de gedragsfactoren 353.1 Rondkomen 353.2 Overzicht 383.3 Sparen 413.4 Conclusies 434 Onderscheiden <strong>van</strong> groepen naar kennis en motivatie 474.1 Korte beschrijv<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de clusteranalyse 474.2 <strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> de clusteranalyse 474.2.1 Aantal clusters en centroïdes 474.2.2 Omschrijv<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de clusters 484.3 Verschillen tussen clusters 584.3.1 Rondkomen, overzicht en sparen 584.3.2 Kennis en motivatie 594.3.3 Vermogen en schulden 634.3.4 Zoeken naar <strong>in</strong>formatie, productbezit en <strong>in</strong>formatie- en kenniswens 644.4 Conclusies 695 Segmentatie <strong>van</strong> gedrag 755.1 Inleid<strong>in</strong>g segmentatie <strong>van</strong> gedrag 755.2 Segmentatie <strong>van</strong> rondkomen 755.3 Segmentatie <strong>van</strong> overzicht 775.4 Segmentatie <strong>van</strong> sparen 805.5. (Extreem) sterke en (extreem) zwakke groepen 825.5.1 Classificatie <strong>van</strong> respondenten op basis <strong>van</strong> percentielscores 825.5.2 ‘Zeer slecht’ vs. ‘zeer goed’ kunnen rondkomen 825.5.3 ‘Zeer slecht’ vs. ‘zeer goed’ kunnen sparen 835.5.4 <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> ‘zeer zwakke’ vs. ‘f<strong>in</strong>ancieel ‘zeer sterke’ consumenten 835.6 Conclusies 856 F<strong>in</strong>anciële producten en hun aanschaf 876.1.1 <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> productbezit en aanschaf 876.1.2 Raadplegen <strong>van</strong> <strong>in</strong>formatiebronnen 896.2 Pensioen 936.3 Conclusies 1037 Conclusies 105Literatuur 109Verantwoord<strong>in</strong>g 110


• <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • Korte samenvatt<strong>in</strong>gIn het najaar <strong>van</strong> 2007 heeft CentiQ een vragenlijst laten afnemenbij een steekproef <strong>van</strong> 4280 Nederlandse consumenten metbetrekk<strong>in</strong>g tot hun f<strong>in</strong>ancieel gedrag, kennis, vaardigheden enmotivaties. In het rapport wordt verslag gedaan <strong>van</strong> de analyse<strong>van</strong> de gegevens om het f<strong>in</strong>ancieel <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> Nederlandseconsumenten <strong>in</strong> kaart te brengen, om de relatieve belangrijkheid<strong>van</strong> de determ<strong>in</strong>anten en gevolgen te meten, en om de verschillentussen demografische en sociaal-economische segmenten <strong>in</strong>de populatie vast te stellen. De gegevens <strong>van</strong> de steekproef zijngewogen zodat de resultaten representatief zijn voor deNederlandse populatie.<strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> gedrag en f<strong>in</strong>ancieel <strong><strong>in</strong>zicht</strong>Het zelf-gerapporteerde f<strong>in</strong>anciële gedrag <strong>van</strong> consumenten valtuiteen <strong>in</strong> drie factoren: rondkomen, overzicht en sparen. Rondkomenis gebaseerd op overhouden <strong>van</strong> geld aan het e<strong>in</strong>d <strong>van</strong> demaand, reken<strong>in</strong>gen kunnen betalen, forse <strong>in</strong>komensdal<strong>in</strong>gen enuitgaven kunnen op<strong>van</strong>gen, en m<strong>in</strong>der leenmogelijkhedengebruiken. Overzicht heeft te maken met precies weten wat er opde betaalreken<strong>in</strong>g staat, vaak bekijken wat het saldo <strong>van</strong> betaalreken<strong>in</strong>genis, en overzicht <strong>van</strong> de uitgaven hebben. Sparen heeftte maken met geld dat men overhoudt overmaken naar eenspaarreken<strong>in</strong>g, schulden afbetalen, of aandelen kopen, en met hetaantal spaar- en <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gsproducten dat men bezit.De grote hoeveelheid gegevens is samengevat <strong>in</strong> een aantalfactoren met betrekk<strong>in</strong>g tot kennis en motivaties <strong>van</strong> de respondenten.Dit betreft f<strong>in</strong>anciële strategieën over <strong>in</strong>formatie zoeken(actief-passief, avontuurlijk-zeker, en samen-<strong>in</strong>dividueel), metgeld hebben leren omgaan, vroegere bijbaantjes en zakgeld,zekerheid en betrokkenheid met betrekk<strong>in</strong>g tot f<strong>in</strong>anciëleproducten, spijt over genomen en niet-genomen besliss<strong>in</strong>gen,korte- en lange-termijn tijdoriëntiaties, mentale boekhoud<strong>in</strong>g(o.a. aparte budgetten voor verschillende uitgaven), f<strong>in</strong>ancieelbeheer, zelf-gerapporteerde kennis over f<strong>in</strong>anciële producten enaandelen, en een kennisquiz (werkelijke kennis).Het merendeel <strong>van</strong> de respondenten zegt goed tot zeer goed tekunnen rondkomen, geen geld tekort te komen aan het e<strong>in</strong>d <strong>van</strong>de maand, gemakkelijk reken<strong>in</strong>gen te kunnen betalen en verplicht<strong>in</strong>genna te komen, en eventuele forse <strong>in</strong>komensdal<strong>in</strong>gen enuitgaven te kunnen op<strong>van</strong>gen. Echter, 41 procent <strong>van</strong> de respondentengeeft aan een forse <strong>in</strong>komensdal<strong>in</strong>g of forse uitgave niette kunnen op<strong>van</strong>gen.De respondenten zijn <strong>in</strong> het algemeen actief <strong>in</strong> de keuze <strong>van</strong>f<strong>in</strong>anciële producten, houden <strong>van</strong> zekerheid bij hun keuze, envertrouwen adviseurs niet zo gemakkelijk hoewel men hen welraadpleegt. In het algemeen voelen de respondenten zich vrijzeker als ze een f<strong>in</strong>ancieel besluit nemen maar voelen zich slechtsmatig betrokken bij de besliss<strong>in</strong>g. Betrokkenheid is een belangrijkevoorwaarde voor <strong>in</strong>formatieverwerk<strong>in</strong>g door de consument.Zekerheid <strong>in</strong> de besluitvorm<strong>in</strong>g kan duiden op een hogere kwaliteit<strong>van</strong> de <strong>in</strong>formatieverwerk<strong>in</strong>g. Ondanks de overheersendemen<strong>in</strong>g dat er voldoende mogelijkheden zijn de f<strong>in</strong>anciële kenniste vergroten, wil men daar niet veel moeite voor doen, en men iswe<strong>in</strong>ig geïnteresseerd <strong>in</strong> nieuwe f<strong>in</strong>anciële producten.Het zoeken naar <strong>in</strong>formatie over specifieke f<strong>in</strong>anciële productengebeurt vaak ‘dicht bij huis’, 43 procent heeft <strong>in</strong> de afgelopentwee jaar familie, vrienden of kennissen om f<strong>in</strong>anciële <strong>in</strong>formatiegevraagd. Ongeveer een kwart raadpleegt banken, verzeker<strong>in</strong>gsmaatschappijen,pensioenfondsen en tussenpersonen. Televisie,<strong>in</strong>ternet, reclame, overheid, werkgevers en consumentenorganisatieszijn de m<strong>in</strong>st geraadpleegde <strong>in</strong>formatiebronnen.Toch v<strong>in</strong>den de meeste respondenten dat, naast f<strong>in</strong>anciële<strong>in</strong>stell<strong>in</strong>gen (69%), ook de overheid (56%) of onafhankelijke<strong>in</strong>stell<strong>in</strong>gen (61%) f<strong>in</strong>anciële voorlicht<strong>in</strong>g dienen te geven.22 procent geeft aan moeite te willen doen om hun f<strong>in</strong>anciëlekennis te vergroten.In het algemeen zeggen de respondenten dat men vroeger goedmet geld heeft leren omgaan, zakgeld heeft gekregen en bijbaantjesheeft gehad. Men heeft we<strong>in</strong>ig spijt over genomenbesliss<strong>in</strong>gen, en gemiste kansen op f<strong>in</strong>ancieel gebied. Toch zijn erook aanzienlijke groepen respondenten die wel spijt tonen.Opvallend is dat een korte-termijn oriëntatie kan samengaan meteen lange-termijn oriëntatie. Mensen kunnen <strong>in</strong> hun f<strong>in</strong>ancieelgedrag dus zowel sterk op het heden áls op de toekomst gerichtzijn. De toekomstgerichtheid komt vaker voor dan de gerichtheidop het heden. Mentale boekhoud<strong>in</strong>g wordt relatief vaak toegepastom te bezu<strong>in</strong>igen op dezelfde soort uitgaven waar men <strong>in</strong>de afgelopen maand veel aan heeft uitgegeven. Een vast budgetvoor bepaalde uitgaven en geld reserveren voor bepaalde uitgavenis wat m<strong>in</strong>der populair.De factor f<strong>in</strong>ancieel beheer betreft het georganiseerd omgaanmet <strong>geldzaken</strong>, en op tijd reken<strong>in</strong>gen betalen, we<strong>in</strong>ig impulsiviteit,en eerder sparen dan lenen om d<strong>in</strong>gen te kopen. Ongeveertweederde <strong>van</strong> de respondenten antwoordt <strong>in</strong> uitgesprokenpositieve z<strong>in</strong> op dit soort vragen. 38 procent gaat niet georganiseerdmet de dagelijkse <strong>geldzaken</strong> om, 33 procent betaalt reken<strong>in</strong>gensoms/vaak te laat, 27 procent is impulsief en koopt d<strong>in</strong>genals ze er geen geld voor hebben, en 17 procent koopt liever opkrediet dan te wachten tot ze geld gespaard heeft.<strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> beheer blijkt een zeer belangrijke factor te zijn voorrondkomen, overzicht en sparen. Van een verbeter<strong>in</strong>g <strong>van</strong> hetf<strong>in</strong>anciële beheer kan derhalve een gunstige <strong>in</strong>vloed op hetf<strong>in</strong>anciële gedrag worden verwacht. Een verander<strong>in</strong>g <strong>van</strong> def<strong>in</strong>anciële situatie heeft een zeer belangrijk effect op rondkomenen sparen. Ook een aantal andere factoren heeft significante,maar m<strong>in</strong>der grote effecten op de gedragsfactoren (rondkomen,overzicht en sparen).De zelf-gerapporteerde kennis over f<strong>in</strong>anciële producten (uitgezonderdspaarproducten) blijkt <strong>in</strong> het algemeen onvoldoendete zijn, vooral met betrekk<strong>in</strong>g tot aandelen, opties en obligaties.Voorts zegt 18 tot 47 procent onvoldoende kennis te hebbenover f<strong>in</strong>anciële producten variërend <strong>van</strong> sparen tot pensioenen.De feitelijke kennis over aandelen en obligaties blijft eveneensachter bij die over andere f<strong>in</strong>anciële zaken.


• <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>Groeper<strong>in</strong>g <strong>van</strong> consumentenOp basis <strong>van</strong> kennis, vaardigheden en motivaties is een zeventalgroepen <strong>van</strong> respondenten te onderscheiden, variërend <strong>in</strong> demate <strong>van</strong> f<strong>in</strong>ancieel <strong><strong>in</strong>zicht</strong>. Deze groepen kunnen als volgtworden omschreven.1. <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> onbekommerd (15%): Deze groep kan zeer goedrondkomen en sparen, heeft goede f<strong>in</strong>anciële kennis, slechtoverzicht, passiviteit en lage betrokkenheid bij f<strong>in</strong>anciële besluitvorm<strong>in</strong>g,is we<strong>in</strong>ig korte-termijn gericht, bestaat uit relatief veelouderen, heeft een hoog <strong>in</strong>komen en vermogen en we<strong>in</strong>igschulden. Respondenten zijn <strong>in</strong> het algemeen f<strong>in</strong>anciële beslissers<strong>in</strong> het huishouden.2. <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> ambitieus (17%): Deze groep kan goed rondkomenen sparen, heeft goed overzicht, veel f<strong>in</strong>anciële kennis, is actief enavontuurlijk m.b.t. f<strong>in</strong>anciële producten, had vroeger zakgeld enbijbaantjes, heeft hoge zekerheid en betrokkenheid bij f<strong>in</strong>anciëlebesluiten, is we<strong>in</strong>ig korte-termijn gericht, bestaat uit relatiefjonge personen met een hoog <strong>in</strong>komen, modaal vermogen,we<strong>in</strong>ig schulden. Respondenten zijn <strong>in</strong> het algemeen f<strong>in</strong>anciëlebeslissers <strong>in</strong> het huishouden.3. <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> degelijk (14%): Deze groep zoekt actief en <strong>in</strong>dividueelnaar <strong>in</strong>formatie, houdt <strong>van</strong> zekerheid bij f<strong>in</strong>anciële besliss<strong>in</strong>gen,en heeft goed met geld leren omgaan, doet aan mentaleboekhoud<strong>in</strong>g en heeft een goed f<strong>in</strong>ancieel beheer, heeft goedekennis <strong>van</strong> f<strong>in</strong>anciële producten, is we<strong>in</strong>ig op de korte-termijn enmeer op de lange-termijn gericht. Het cluster bestaat uit relatiefveel respondenten <strong>van</strong> 55 jaar en ouder, met een modaal <strong>in</strong>komenen vermogen. Respondenten zijn <strong>in</strong> het algemeen f<strong>in</strong>anciëlebeslissers <strong>in</strong> het huishouden.4. <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> onzeker (16%): Deze groep heeft zeer veel f<strong>in</strong>anciëlekennis, maar is we<strong>in</strong>ig zeker en passief <strong>in</strong> <strong>in</strong>formatie zoeken, heefteen zwak f<strong>in</strong>ancieel beheer, en veel spijt <strong>van</strong> niet-gemaaktekeuzes. Het cluster bestaat uit personen <strong>van</strong> middelbare leeftijd,modaal <strong>in</strong>komen en vermogen. Respondenten zijn <strong>in</strong> het algemeenf<strong>in</strong>anciële beslissers <strong>in</strong> het huishouden.5. <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> zoekend (18%): Deze groep kan slecht rondkomenen slecht sparen, maar heeft goed overzicht, we<strong>in</strong>ig f<strong>in</strong>anciëlekennis, maar gaat actief op zoek naar <strong>in</strong>formatie. De betrokken-heid bij f<strong>in</strong>anciële producten is hoog, maar de zekerheid <strong>in</strong>zakebesluitvorm<strong>in</strong>g is laag. Personen <strong>in</strong> dit cluster hebben veel spijt<strong>van</strong> niet-gemaakte keuzes, en doen veel aan mentale boekhoud<strong>in</strong>g.Het cluster bestaat uit veel vrouwen, jongeren en lageropgeleiden, modaal <strong>in</strong>komen, vaak geen vermogen.6. <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> laconiek (15%): Deze groep kan slecht rondkomen,spaart slecht, heeft zeer slecht overzicht, zeer we<strong>in</strong>ig f<strong>in</strong>anciëlekennis, <strong>in</strong>formatie zoeken is passief en met raadplegen <strong>van</strong> familieen vrienden, heeft m<strong>in</strong>der goed geleerd met geld om te gaan,lage zekerheid <strong>in</strong> besluitvorm<strong>in</strong>g en lage betrokkenheid bijf<strong>in</strong>anciële producten, we<strong>in</strong>ig spijt, veel korte- en we<strong>in</strong>ig langetermijn-oriëntatie,we<strong>in</strong>ig mentale boekhoud<strong>in</strong>g. Dit clusterbestaat uit veel vrouwen, modaal <strong>in</strong>komen, relatief veel schulden.Respondenten zijn relatief vaak niet-f<strong>in</strong>anciële beslissers <strong>in</strong> hethuishouden.7. <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> ongeletterd (5%): Deze groep kan zeer slecht rondkomen,spaart zeer slecht, heeft slecht overzicht, zeer we<strong>in</strong>igf<strong>in</strong>anciële kennis, is avontuurlijk en hoog betrokken <strong>in</strong>zakef<strong>in</strong>anciële producten, zoekt niet-<strong>in</strong>dividueel en passief naar<strong>in</strong>formatie, heeft niet geleerd met geld om te gaan, wel bijbaantjesen zakgeld gehad, lage zekerheid <strong>in</strong> de besluitvorm<strong>in</strong>g,slecht f<strong>in</strong>ancieel beheer, zowel veel korte- als lange-termijnoriëntatie.Dit cluster bestaat uit veel jongeren, relatief laagopgeleid, laag <strong>in</strong>komen, we<strong>in</strong>ig vermogen, relatief veel schulden.Respondenten zijn relatief vaak niet-f<strong>in</strong>anciële beslissers <strong>in</strong> hethuishouden.Consumenten die extreem slecht en groepen die extreemgoed kunnen rondkomen, onderscheiden zich op de volgendekenmerken. Extreem slecht kunnen rondkomen hangt sterksamen met een slecht f<strong>in</strong>ancieel beheer, en een achteruitgang<strong>van</strong> de f<strong>in</strong>anciële situatie <strong>van</strong> het huishouden <strong>in</strong> het voorafgaandejaar. Extreem goed kunnen rondkomen hangt sterk samen meteen goed f<strong>in</strong>ancieel beheer, een hoog netto vermogen <strong>van</strong> hethuishouden en we<strong>in</strong>ig mentale boekhoud<strong>in</strong>g. Tevens wordenconsumenten die (extreem) goed kunnen rondkomen <strong>in</strong> vergelijk<strong>in</strong>gmet respondenten die (extreem) slecht kunnen rondkomen,gekenmerkt door hoge betrokkenheid bij f<strong>in</strong>anciëleproducten, zekerheid <strong>in</strong> besluitvorm<strong>in</strong>g, goed met geld lerenomgaan, veel kennis over f<strong>in</strong>anciële producten, veel sparen,we<strong>in</strong>ig spijt, we<strong>in</strong>ig korte- en veel lange-termijn gerichtheid,maar passiviteit m.b.t. <strong>in</strong>formatie zoeken.


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek •


10 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • 111Inleid<strong>in</strong>gIn dit hoofdstuk wordt allereerst de voorgeschiedenis <strong>van</strong> hetonderzoek naar f<strong>in</strong>ancieel <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong> samengevat.Vervolgens worden het doel <strong>van</strong> het onderzoek, de steekproef,vragenlijst, en aanpak <strong>van</strong> de analyses beschreven.1.1 VoorgeschiedenisIn 2006 is CentiQ opgericht, een platform dat zich tot doel gesteldheeft om het f<strong>in</strong>ancieel <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> consumenten te verhogen.Partners <strong>van</strong> het platform zijn een aantal m<strong>in</strong>isteries (F<strong>in</strong>anciën,Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Onderwijs, Cultuur enWetenschap), banken, verzekeraars, f<strong>in</strong>ancieel adviseurs, consumentenorganisatiesen enkele universiteiten. S<strong>in</strong>ds de opricht<strong>in</strong>g<strong>van</strong> CentiQ heeft de Projectgroep Onderzoek een aantal onderzoekenbegeleid. In 2007 zijn <strong>in</strong> opdracht <strong>van</strong> het M<strong>in</strong>isterie <strong>van</strong>F<strong>in</strong>anciën twee tussenrapportages over de f<strong>in</strong>anciële vaardigheden<strong>van</strong> consumenten verschenen: het Verslag Vooronderzoek<strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> Inzicht en Ontwikkel<strong>in</strong>g Vragenlijst <strong>van</strong> het aan deRadboud Universiteit <strong>in</strong> Nijmegen gelieerde Instituut voor ToepasteSociologie, en <strong>Nederlanders</strong> en hun <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> Inzicht <strong>van</strong>Millward Brown, marktonderzoekbureau te Amsterdam. De eersterapportage geeft een overzicht <strong>van</strong> de wetenschappelijke literatuurover f<strong>in</strong>anciële vaardigheden, een theoretisch model en eenconcept-vragenlijst. De tweede rapportage geeft een verslag <strong>van</strong>een zestal focusgroepen waar<strong>in</strong> consumenten hun ervar<strong>in</strong>genmet f<strong>in</strong>anciële besluitvorm<strong>in</strong>g hebben besproken.In het najaar <strong>van</strong> 2007 is <strong>in</strong> opdracht <strong>van</strong> het M<strong>in</strong>isterie <strong>van</strong>F<strong>in</strong>anciën door Veldkamp Marktonderzoek BV te Amsterdam devragenlijst met betrekk<strong>in</strong>g tot f<strong>in</strong>anciële vaardigheden afgenomenen getest bij een steekproef <strong>van</strong> 4280 Nederlandseconsumenten. De verantwoord<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het veldwerk is beschreven<strong>in</strong> Publieksonderzoek <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> Inzicht (Veldkamp, 2007). Hetonderhavige verslag bouwt voort op de bovengenoemde rapportagesen rapporteert de analyse <strong>van</strong> de verzamelde gegevens.1.2 Doel <strong>van</strong> het onderzoekHet onderzoek dient bij te dragen aan de doelstell<strong>in</strong>g <strong>van</strong> CentiQ:Goed geïnformeerde en opgeleide consumenten, die geïnteresseerdzijn <strong>in</strong> en zelfvertrouwen hebben bij het nemen <strong>van</strong> f<strong>in</strong>anciëlebesliss<strong>in</strong>gen, waardoor zij een actievere rol <strong>in</strong>nemen op de f<strong>in</strong>anciëlemarkten en komen tot weloverwogen f<strong>in</strong>anciële besliss<strong>in</strong>gen.<strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> is <strong>in</strong> het ITS rapport (2007) als volgt gedef<strong>in</strong>ieerd.“Mensen met f<strong>in</strong>ancieel <strong><strong>in</strong>zicht</strong> zijn <strong>in</strong> staat om hun f<strong>in</strong>anciële zakente regelen. Zij hebben kennis op het gebied <strong>van</strong> lenen, sparen enplannen, weten hoe ze <strong>in</strong> het dagelijkse leven met geld om moetengaan en kunnen hun zaken op een verantwoorde manier beheren.Een persoon met f<strong>in</strong>ancieel <strong><strong>in</strong>zicht</strong> zal een gedrag vertonen datovereenkomt met het handelen op basis <strong>van</strong> kennis en ervar<strong>in</strong>g.Verder weet een persoon met f<strong>in</strong>ancieel <strong><strong>in</strong>zicht</strong> welk risico hij neemtbij bepaalde f<strong>in</strong>anciële besliss<strong>in</strong>gen. Dit komt overeen met hetobjectief meetbaar risico.”Het publieksonderzoek (survey) <strong>van</strong> najaar 2007 is uitgevoerd omhet f<strong>in</strong>ancieel <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> Nederlandse consumenten <strong>in</strong> kaart tebrengen, om de relatieve belangrijkheid <strong>van</strong> de determ<strong>in</strong>anten engevolgen te meten, en om de verschillen tussen demografische ensociaal-economische segmenten <strong>in</strong> de populatie vast te stellen.De resultaten <strong>van</strong> het survey leiden tot richt<strong>in</strong>ggev<strong>in</strong>g en onderbouw<strong>in</strong>g<strong>van</strong> beleid om het f<strong>in</strong>anciële <strong><strong>in</strong>zicht</strong> en de kwaliteit <strong>van</strong>de f<strong>in</strong>anciële besliss<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> consumenten te verhogen.1.3 SteekproefDe doelgroep <strong>van</strong> het onderzoek bestaat uit personen <strong>van</strong> 18 jaaren ouder met een Nederlandse nationaliteit, die Nederlandskunnen lezen en schrijven. Er is gestreefd naar een representatievesteekproef <strong>van</strong> personen. Dat wil zeggen dat de samenstell<strong>in</strong>g<strong>van</strong> de steekproef overeenkomt met de populatie op eenaantal criteria. Hiertoe is de steekproef gestratificeerd uitgezetnaar de kenmerken sekse, leeftijd, opleid<strong>in</strong>g en regio, etniciteit en<strong>in</strong>ternetgebruik.Het grootste gedeelte <strong>van</strong> de steekproef is getrokken uit de TNS-NIPO database. De respondenten hebben de vragenlijst <strong>in</strong>gevuldmet behulp <strong>van</strong> Computer Assisted Self Interview<strong>in</strong>g (CASI). Ditresulteerde <strong>in</strong> 3000 <strong>in</strong>gevulde enquêtes (responspercentage 85%).Het overige gedeelte <strong>van</strong> de steekproef is getrokken uit eenbestand <strong>van</strong> deelnemers aan het SSP Onderzoek (Sticht<strong>in</strong>gSelectieve Post) <strong>van</strong> Cendris, aangevuld met een zelfzoekprocedure<strong>van</strong> enquêteurs. Deze respondenten zijn zowel geïnterviewdmet Computer Assisted Personal Interview<strong>in</strong>g (CAPI) als met CASI.Dit resulteerde <strong>in</strong> 1280 <strong>in</strong>gevulde vragenlijsten (responspercentage19%). Het totaal aantal respondenten <strong>in</strong> het databestandbedraagt 4280. Vanwege de non-response was een correctienodig om de verdel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> kenmerken <strong>van</strong> de steekproef <strong>in</strong>overeenstemm<strong>in</strong>g te brengen met die <strong>van</strong> de populatie. Hiertoe iseen gewicht toegekend aan elke respondent <strong>in</strong> het databestand.De gewichten zijn <strong>in</strong> de analyses toegepast om de uitkomsten teherleiden overeenkomstig de populatie.1.4 VragenlijstDe vragenlijst die voor dit onderzoek is gebruikt, is ontwikkelddoor het ITS, Radboud Universiteit te Nijmegen, <strong>in</strong> samenwerk<strong>in</strong>gmet de leden <strong>van</strong> de Projectgroep Onderzoek <strong>van</strong> CentiQ.De concepten en vragen zijn voor een deel overgenomen uiteerder onderzoek. Vragen uit eerder buitenlands onderzoek zijnvertaald en aangepast aan de Nederlandse situatie.


12 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>In de vragenlijst die bij het veldonderzoek is gebruikt, komensociodemografische kenmerken, f<strong>in</strong>anciële motivatie, kennis, engedrag aan de orde:1. Persoonlijke kenmerken;2. Huishoudkenmerken;3. Zelf<strong>in</strong>schatt<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de eigen situatie (percepties);4. F<strong>in</strong>anciële motivaties;5. F<strong>in</strong>anciële kennis;6. <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> gedrag;7. F<strong>in</strong>anciële producten (algemeen);8. F<strong>in</strong>anciële producten (zes specifieke producten).De vragen over de onderwerpen 1 t/m 7 zijn aan alle respondentenvoorgelegd. De vragen over de zes specifieke f<strong>in</strong>anciële productenzijn niet aan alle respondenten voorgelegd, maar er is een keuzegemaakt zodat de respondenten slechts vragen beantwoorddenover f<strong>in</strong>anciële producten die ze recent hadden aangeschaft.Deze f<strong>in</strong>anciële producten zijn: (1) won<strong>in</strong>ghypotheken, (2) verzeker<strong>in</strong>gen,(3) len<strong>in</strong>gen, anders dan hypotheken, (4) spaarproducten,(5) belegg<strong>in</strong>gen, en (6) pensioenvoorzien<strong>in</strong>gen.De onderwerpen <strong>in</strong> de vragenlijst zijn meer gevarieerd dan<strong>in</strong> het onderzoek <strong>van</strong> de F<strong>in</strong>ancial Services Authority <strong>in</strong> hetVerenigd Kon<strong>in</strong>krijk (FSA, 2006). Dit biedt de mogelijkheid om,behalve kennis, ook de <strong>in</strong>vloed <strong>van</strong> psychologische motivaties nate gaan, en de effecten <strong>van</strong> motivatie, kennis, en achtergrondvariabelenop (gerapporteerd) gedrag vast te stellen.<strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>in</strong> enge z<strong>in</strong> bestaat uit f<strong>in</strong>anciële kennis,vaardigheden en percepties. In dit rapport wordt f<strong>in</strong>ancieel<strong><strong>in</strong>zicht</strong> aangevuld met een aantal motivaties <strong>van</strong> consumenten.Immers, alleen <strong>in</strong>dien de consument zowel geïnformeerd alsgemotiveerd is om goede f<strong>in</strong>anciële besliss<strong>in</strong>gen te nemenzal dit leiden tot verantwoorde f<strong>in</strong>anciële gedrag<strong>in</strong>gen. Eenvereenvoudigde schematische voorstell<strong>in</strong>g is weergegeven <strong>in</strong>Figuur 1.1.Het schema bevat een blok <strong>van</strong> f<strong>in</strong>anciële gedragsvariabelen, diete maken hebben met zelf-gerapporteerd gedrag <strong>van</strong> de respondenten,zoals hoe zij f<strong>in</strong>ancieel kunnen rondkomen, de mate <strong>van</strong>overzicht <strong>van</strong> de f<strong>in</strong>anciën, en de manier waarop wordt gespaard.Deze gedrag<strong>in</strong>gen houden verband met drie blokken <strong>van</strong> variabelen:1) f<strong>in</strong>anciële kennis en vaardigheden, 2) motivaties, en3) sociodemografische variabelen. De eerste twee blokkenbevatten de f<strong>in</strong>anciële <strong><strong>in</strong>zicht</strong>variabelen. Uit een vergelijk<strong>in</strong>gtussen f<strong>in</strong>ancieel gedrag en de overige blokken blijkt tevens <strong>in</strong>hoeverre er sprake is <strong>van</strong> f<strong>in</strong>ancieel <strong><strong>in</strong>zicht</strong>.Figuur 1.1 Samenhang tussen f<strong>in</strong>ancieel <strong><strong>in</strong>zicht</strong>,sociodemografische kenmerken en f<strong>in</strong>ancieel gedrag<strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong>SociodemografischekenmerkenMotivaties<strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> gedragF<strong>in</strong>anciële kennis,vaardigheden enpercepties


14 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • 152Overzicht <strong>van</strong>de survey-<strong>in</strong>formatieIn dit hoofdstuk worden het gedrag, motivatie, kennis, <strong>in</strong>komenen vermogen, waarover telkens verscheidene vragen zijn gesteld,samengevat per component. Dit betreft alle blokken uitFiguur 1.1. Omdat de antwoorden per onderwerp sterk verbandhouden met elkaar, is nagegaan of deze antwoorden kondenworden beschouwd als <strong>in</strong>dicatoren <strong>van</strong> (niet direct waargenomen)onderliggende variabelen of factoren. De toegepastetechniek is factoranalyse of pr<strong>in</strong>cipale componenten analyse dieantwoorden op gerelateerde vragen samenvat onder één noemer.De factoranalyses <strong>in</strong> dit hoofdstuk zijn alle twee keer uitgevoerd<strong>in</strong> willekeurig bepaalde helften <strong>van</strong> de steekproef, om de betrouwbaarheid<strong>van</strong> de factoren te kunnen nagaan. In de meestegevallen kwamen de analyses sterk overeen en daarom is telkensde analyse over de totale steekproef vermeld. De samengevattecomponenten zijn statistisch onafhankelijk, tenzij anders vermeld.De samengevatte componenten zijn vervolgens genormaliseerd,en de verdel<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de steekproef is telkens weergegeven <strong>in</strong> eengrafiek. De grafieken laten overwegend de vorm <strong>van</strong> een normaleverdel<strong>in</strong>g zien. Tenslotte is een overzicht gegeven <strong>van</strong> de verdel<strong>in</strong>g<strong>van</strong> de antwoorden op de overige enquêtevragen.2.1 <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> gedragHet eerste onderdeel <strong>van</strong> de analyse betreft de met<strong>in</strong>g <strong>van</strong>gedragscomponenten. De respondenten hebben verscheidenevragen beantwoord waaruit hun f<strong>in</strong>ancieel gedrag kan wordenafgeleid. De uitkomsten <strong>van</strong> de factoranalyse zijn weergegeven <strong>in</strong>Tabel 2.1. In deze tabel zijn alleen de hogere componentlad<strong>in</strong>genopgenomen omdat deze voornamelijk de factoren bepalen. Delege plekken <strong>in</strong> de tabel geven aan dat de componentlad<strong>in</strong>genlaag zijn (< 0,30). De gedragsvariabelen blijken uiteen te vallen <strong>in</strong>een drietal factoren: rondkomen, overzicht en sparen.De antwoorden op een vijftal vragen over rondkomen, lenen, enbetalen, worden verklaard door de eerste factor, rondkomengenoemd. Dit blijkt uit Cronbach’s alfa (α) <strong>van</strong> 0,79 die wijst opeen grote samenhang <strong>van</strong> de desbetreffende variabelen en op debetrouwbaarheid <strong>van</strong> de factor rondkomen. Rondkomen blijkt teworden bepaald door de variabelen ‘aan het e<strong>in</strong>d <strong>van</strong> de maandgeld overhouden’, ‘m<strong>in</strong>der leenmogelijkheden gebruiken’,‘reken<strong>in</strong>gen kunnen betalen’, en ‘forse <strong>in</strong>komensdal<strong>in</strong>gen enuitgaven kunnen op<strong>van</strong>gen’. De waarden (factorlad<strong>in</strong>gen) <strong>in</strong> dekolom ‘rondkomen’ <strong>van</strong> Tabel 2.1 geven de correlaties tussen defactor en elk <strong>van</strong> de variabelen weer (voor lenen is deze waardenegatief omdat ‘rondkomen’ beter gaat als men niet leent).Omdat de hoge waarden <strong>in</strong> sterke mate de factoren bepalen, zijnde lage waarden uit Tabel 2.1 weggelaten. Rondkomen geeft een<strong>in</strong>dicatie <strong>van</strong> het f<strong>in</strong>anciële reilen en zeilen <strong>van</strong> de consument:een hoge waarde betekent dat men aangeeft goed te kunnenrondkomen en een lage waarde duidt op f<strong>in</strong>anciële problemen.De factor ‘rondkomen’ is gebaseerd op zelf-gerapporteerdgedrag, hetgeen niet noodzakelijk overeenkomt met eenobjectieve <strong>in</strong>schatt<strong>in</strong>g over het gemak waarmee men kanrondkomen, noch met enig niveau <strong>van</strong> <strong>in</strong>komen waarmee menmoet rondkomen.De tweede factor verklaart hoe precies men weet hoeveel geld erop de betaalreken<strong>in</strong>g staat, hoe vaak men het saldo <strong>van</strong> debetaalreken<strong>in</strong>g bekijkt, en of men een precies overzicht <strong>van</strong> deuitgaven heeft. Deze factor wordt overzicht genoemd en geefteen <strong>in</strong>dicatie <strong>van</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> het f<strong>in</strong>anciële beheer <strong>van</strong> deconsument. Deze factor heeft een betrekkelijk ger<strong>in</strong>ge samenhang<strong>van</strong> de samenstellende variabelen (Cronbach’s α bedraagt0,57) en is derhalve wat m<strong>in</strong>der betrouwbaar gemeten. Bovendienmoet men, om een hoge score op ‘overzicht’ te behalen, wel eenheel precies overzicht <strong>van</strong> de f<strong>in</strong>anciën hebben. Deze factor dientmet enige voorzichtigheid te worden beoordeeld. Een slechtf<strong>in</strong>ancieel overzicht kan bijdragen tot een slechte f<strong>in</strong>anciëlepositie, maar uit de analyse blijkt dat deze beide factoren onafhankelijkzijn.De derde factor verklaart of men bij overhouden <strong>van</strong> geld ditovermaakt naar een spaarreken<strong>in</strong>g, schulden afbetaalt of aandelenkoopt, en het aantal spaar- en <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gsproducten datmen bezit. Deze factor sparen heeft een ger<strong>in</strong>ge samenhang<strong>van</strong> de samenstellende variabelen (Cronbach’s α bedraagtslechts 0,40). Sparen is hier te begrijpen als buffersparen en duidtop voorzorgsgedrag.De Cronbach alfa (α) geeft de betrouwbaarheid aan <strong>van</strong> demet<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de factor. Het zegt niets over de belangrijkheid <strong>van</strong> defactor voor het beleid. Sparen kan een belangrijker factor zijnvoor het beleid dan overzicht, hoewel de betrouwbaarheid <strong>van</strong> defactor sparen lager is dan die <strong>van</strong> overzicht.De factoranalyse op de gedragsvariabelen is uitgevoerd onder deveronderstell<strong>in</strong>g <strong>van</strong> gecorreleerde factoren (scheve rotatie). Detweede factor correleert nauwelijks met de eerste en de derdefactor (resp. −0,02 en −0,03). De eerste en derde factor correlerenechter positief met elkaar: 0,25. Sparen hangt dus enigsz<strong>in</strong>ssamen met rondkomen.


16 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>Tabel 2.1 <strong>Resultaten</strong> factoranalyse gedragsvariabelen 1ComponentRondkomen Sparen Overzicht1 Hoe vaak had u afgelopen 12 maanden voor het e<strong>in</strong>de<strong>van</strong> de maand geen geld meer? (12, …, 0)2 Lenen (som <strong>van</strong> leenmogelijkheden: <strong>van</strong> familie,rood staan, credit cards, afgesloten len<strong>in</strong>g)3 Hoe u uw reken<strong>in</strong>gen kunt betalen en uw f<strong>in</strong>anciëleverplicht<strong>in</strong>gen kunt nakomen?(zelden of nooit, …, met gemak)4 Hoe kunt u met uw huidige <strong>in</strong>komen rondkomen?(zeer moeilijk,…, zeer gemakkelijk)5 Onverwacht forse <strong>in</strong>komensdal<strong>in</strong>g en/of onverwachtforse uitgave, zou u deze dan kunnen op<strong>van</strong>gen?(nee,..., ja vermogen groot genoeg)6 Hoe precies weet u doorgaans hoeveel geld u heeftop uw betaalreken<strong>in</strong>g?(geen flauw idee,…,b<strong>in</strong>nen een marge <strong>van</strong> 50 euro)7 Hoe vaak bekijkt saldo betaalreken<strong>in</strong>g?(zelden of nooit,…, iedere dag)8 Overzicht huishoudelijke uitgaven(let er totaal niet op,…, goed overzicht)9 Som <strong>van</strong> spaarmogelijkheden bij overhouden <strong>van</strong> geld:naar spaarreken<strong>in</strong>g, schulden afbetalen, aandelen kopen10 Som <strong>van</strong> f<strong>in</strong>anciële producten: spaarreken<strong>in</strong>g,<strong>in</strong>ternetspaarreken<strong>in</strong>g, spaardeposito, obligaties,belegg<strong>in</strong>gsfondsen, aandelen/leaseproducten, aandelen,opties/futures/warrants.84−.77.73.67.50 .42.78.73.72.84.66Percentage verklaarde variantie 2 32% 17% 12%Cronbach’s alfa .79 .57 .40Samenvattend valt de factoranalyse op gedragsvariabelen uiteen<strong>in</strong> drie factoren: rondkomen, overzicht en sparen. Voor elk <strong>van</strong>deze factoren is een score (factorscore) per respondent berekend.Deze score is een gewogen som <strong>van</strong> de antwoorden op de vragenbehorende bij de betreffende factoren. Een hoge waarde <strong>in</strong>Tabel 2.1 duidt op een belangrijke vraag die veel gewicht krijgt <strong>in</strong>de bereken<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de factorscore. Deze scores zijn gebruikt <strong>in</strong> devervolganalyses. De gedragsfactoren kunnen, samen met achtergrondvariabelen,worden verklaard door motivaties, kennis,f<strong>in</strong>anciële variabelen, die <strong>in</strong> de navolgende paragrafen wordenbehandeld.Rondkomen: een hoge score houdt <strong>in</strong> dat men aan het e<strong>in</strong>d <strong>van</strong> demaand geld overhoudt, m<strong>in</strong>der leenmogelijkheden gebruikt,reken<strong>in</strong>gen kan betalen, en forse <strong>in</strong>komensdal<strong>in</strong>gen en uitgavenkan op<strong>van</strong>gen.Overzicht: een hoge score houdt <strong>in</strong> dat men tot <strong>in</strong> de puntjes op dehoogte is <strong>van</strong> de eigen f<strong>in</strong>anciële situatie.Sparen: een hoge score houdt <strong>in</strong> dat men veel mogelijkhedenbenut om te sparen (<strong>in</strong> de vorm <strong>van</strong> geld dat over is opzij te zetten,of door het bezitten <strong>van</strong> spaarproducten).Figuur 2.1 geeft een overzicht <strong>van</strong> de (gewogen) cumulatievepercentages respondenten, uitgezet tegen de waarden <strong>van</strong> defactorscores <strong>van</strong> ‘rondkomen’. De factorscores als directe uitkomst<strong>van</strong> de analyse variëren grofweg <strong>van</strong> −3 tot +3. Dezewaarden zijn voor het gemak <strong>van</strong> de presentatie omgezet <strong>in</strong> eenschaal <strong>van</strong> 0 tot 100, met een gemiddelde <strong>van</strong> 50. 3 De waarden<strong>van</strong> de schaal hebben geen absolute betekenis, maar kunnen welonderl<strong>in</strong>g worden vergeleken. De waarden geven geen <strong>in</strong>dicatie<strong>van</strong> slagen of falen met betrekk<strong>in</strong>g tot ‘rondkomen’, wel betekenteen relatief hoge waarde dat men relatief goed kan rondkomen.Een waarde <strong>van</strong> 50 komt ongeveer overeen met de gemiddeldeantwoorden op de bij de factor behorende vragen. Dit hoeftechter niet overeen te komen met het midden <strong>van</strong> de mogelijkeantwoorden op deze vragen. Dat wil zeggen, een waarde <strong>van</strong>1Weergegeven is de ‘pattern matrix’ met daar<strong>in</strong> de unieke correlaties tussen de variabelen en de factoren. De gemeenschappelijke variantie <strong>van</strong> de factoren (als gevolg<strong>van</strong> de scheve rotatie) is hieruit verwijderd.2Vóór de scheve rotatie.3Getransformeerde score = 50+(X*(50/Y)), met x = feitelijke factorscore; y = grootste absolute waarde <strong>van</strong> m<strong>in</strong>imum of maximum factorscore.


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • 1750 op de factorschaal kan op de antwoordschalen <strong>van</strong> de betreffendevragen een geheel andere waarde hebben, bijv. een 3 ofeen 5 op een 7-puntsschaal. In de tekst bij de factoranalyses zijndan ook de belangrijkste uitkomsten <strong>van</strong> de <strong>in</strong>dividuele vragenbetreffende de factoren vermeld. We zien dat 42 procent <strong>van</strong> derespondenten 50 of lager scoort op de factorschaal, de overigenscoren tussen 50 en 70. Er zijn betrekkelijk we<strong>in</strong>ig mensen die zeerhoge scores behalen, terwijl er een grotere variatie is tussenrespondenten met lage scores, dus tussen mensen die slecht ofzeer slecht kunnen rondkomen.Belangrijkste uitkomsten <strong>van</strong> vragen over ‘rondkomen’9 procent <strong>van</strong> de (gewogen) steekproef heeft 10-12 keer per jaaraan het e<strong>in</strong>d <strong>van</strong> de maand geen geld meer, 14 procent overkomtdit 4-9 keer per jaar, en 18 procent 1-3 keer. De overige 59 procentgebeurt dit nooit.23 procent gaat rood staan als men geen geld meer heeft,7 procent leent <strong>in</strong> dat geval geld <strong>van</strong> familie of vrienden, 4 procentgebruikt dan de credit card, en 1 procent sluit dan een len<strong>in</strong>g af.30 procent bezu<strong>in</strong>igt of geeft niets meer uit, 29 neemt geld <strong>van</strong> despaarreken<strong>in</strong>g op, en 6 procent gaat overuren werken of verdientextra geld. De antwoorden tellen niet op tot 100 procent omdat ermeerdere antwoorden mogelijk waren.Voor 0,3 procent <strong>van</strong> de respondenten is het zelden of nooitmogelijk om alle reken<strong>in</strong>gen te betalen en verplicht<strong>in</strong>gen na tekomen, voor 3 procent is dit soms niet mogelijk, 7 procent komtdeze verplicht<strong>in</strong>gen vaak met moeite na, 29 procent heeft ersoms moeite mee, en 61 procent komt deze verplicht<strong>in</strong>gengemakkelijk na.4 procent zegt zeer moeilijk met het <strong>in</strong>komen te kunnen rondkomen,13 procent v<strong>in</strong>dt dit moeilijk, en 41 procent v<strong>in</strong>dt ditgemakkelijk noch moeilijk. 43 procent v<strong>in</strong>dt dit gemakkelijk ofzeer gemakkelijk.41 Procent zou een onverwacht forse <strong>in</strong>komensdal<strong>in</strong>g of forseuitgave niet kunnen op<strong>van</strong>gen, 31 procent heeft daarvoor aanvullendevoorzien<strong>in</strong>gen getroffen, en voor 28 procent is hetvermogen daarvoor groot genoeg.Figuur 2.2 geeft een overzicht <strong>van</strong> de scores op ‘overzicht’. Er ismeer variatie tussen respondenten die geen overzicht hebbendan tussen respondenten die wel overzicht hebben.Belangrijkste uitkomsten <strong>van</strong> vragen over ‘overzicht’5 procent heeft geen flauw idee hoeveel geld er op de betaalreken<strong>in</strong>gstaat, 10 procent weet het ongeveer maar zit er volgenseigen zeggen meer dan € 500 naast, 23 procent weet het b<strong>in</strong>neneen marge <strong>van</strong> € 500, 35 procent b<strong>in</strong>nen een marge <strong>van</strong> € 100,27 procent b<strong>in</strong>nen een marge <strong>van</strong> € 50. De nauwkeurigheid isuiteraard mede afhankelijk <strong>van</strong> de <strong>in</strong>komens- en vermogenssituatie.5 procent bekijkt het saldo <strong>van</strong> de betaalreken<strong>in</strong>g zelden of nooit,14 procent doet dit tenm<strong>in</strong>ste eenmaal per maand, maar niet meerdan eenmaal <strong>in</strong> de twee weken, de overige respondenten doen ditvaker. In deze percentages zijn ook de respondenten opgenomendie het f<strong>in</strong>anciële beheer aan de partner overlaten. 40 procent <strong>van</strong>deze laatste categorie bekijkt het saldo niet omdat iemand andersdat doet, een derde doet dit niet omdat men er<strong>van</strong> uitgaat dat hetsaldo goed is.5 Procent let totaal niet op de huishoudelijke uitgaven,35 procent let er een beetje op, 60 procent heeft er een goedoverzicht <strong>van</strong>.Factorscores ‘rondkomen’cumulatieve verdel<strong>in</strong>g100%80%60%40%20%Factorscores ‘overzicht’cumulatief percentage100%80%60%40%20%0%0% 2% 9% 22% 42% 77% 100%0%1% 4% 8% 22% 45% 70% 96% 100%1 2 3 4 5 6 7


18 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>Factorscores ‘sparen’cumulatief percentage100%80%60%Belangrijkste uitkomsten <strong>van</strong> vragen over ‘sparen’58 procent zegt geld dat men overhoudt over te maken naar eenspaar- of belegg<strong>in</strong>gsreken<strong>in</strong>g. Niemand zegt <strong>van</strong> dit geld schuldenaf te betalen. 72 procent heeft een spaarreken<strong>in</strong>g, 51 procent een<strong>in</strong>ternetspaarreken<strong>in</strong>g, 20 procent <strong>in</strong>vesteert <strong>in</strong> een belegg<strong>in</strong>gsfonds.6 Procent heeft spaardeposito’s, 7 procent heeft aandelenof leaseproducten, 6 procent <strong>in</strong>dividuele aandelen, en 1 procentopties, futures of warrants.40%20%0%5% 21% 47% 79% 95% 99% 100% 100%


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • 19Factorscores ‘actief-passief’cumulatief percentage100%80%60%40%20%0%0% 3% 13% 28% 50% 73% 88% 96% 99% 100%


20 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>2.3 Met geld hebben leren omgaanEr is aan de respondenten een aantal stell<strong>in</strong>gen voorgelegd overhet leren omgaan met geld en of men vroeger bijbaantjes ofzakgeld had. Men kon op een 5-puntsschaal aangeven <strong>in</strong> hoeverremen het met de stell<strong>in</strong>g eens was (‘helemaal mee oneens’,…,‘helemaal mee eens’).De antwoorden op deze stell<strong>in</strong>gen vielen uiteen <strong>in</strong> twee factoren.‘Met geld hebben leren omgaan’ verklaart of men met geld heeftleren omgaan en de waarde <strong>van</strong> geld <strong>van</strong> huis uit heeft meegekregen,of vroeger thuis zu<strong>in</strong>ig aan gedaan werd en of deouders goed met geld konden omgaan. ‘Bijbaantjes/zakgeld’ h<strong>in</strong>gsamen met het <strong>van</strong> huis uit stimuleren <strong>van</strong> bijbaantjes en hetkrijgen <strong>van</strong> zakgeld. Ook deze factoren kunnen <strong>van</strong> <strong>in</strong>vloed zijnop het latere f<strong>in</strong>anciële gedrag. Jong geleerd is oud gedaan.Met geld hebben leren omgaan: Mensen die hier hoog op scorenhebben <strong>van</strong> huis uit meegekregen om verstandig met geld om tegaan. Ook is hen de waarde <strong>van</strong> geld goed bijgebracht.Bijbaantjes/zakgeld: Een hoge score houdt <strong>in</strong> dat men vroeger alsk<strong>in</strong>d zakgeld kreeg en gestimuleerd werd <strong>in</strong> het hebben <strong>van</strong> eenbijbaantje.Figuur 2.7 geeft de verdel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de factorscores over ‘metgeld hebben leren omgaan’. De verdel<strong>in</strong>g is scheef naar l<strong>in</strong>ks.De grootste categorie respondenten zit aan de bovenkant<strong>van</strong> deze verdel<strong>in</strong>g, en we zien hier dan ook we<strong>in</strong>ig extremescores.Belangrijkste uitkomsten <strong>van</strong> vragen over ‘met geld hebben lerenomgaan’44 procent is het zeer eens, en 27 procent is het eens met destell<strong>in</strong>g dat thuis vroeger altijd zu<strong>in</strong>ig aan werd gedaan, deoverige 28 procent is het er (zeer) mee oneens of antwoordtneutraal. 52 procent is het zeer eens met de stell<strong>in</strong>g dat men lerenomgaan met geld <strong>van</strong> huis uit goed heeft meegekregen,26 procent is het er enigsz<strong>in</strong>s mee eens, de overige 22 procent ishet er (zeer) mee oneens of antwoordt neutraal. 57 procent zegtTabel 2.3 <strong>Resultaten</strong> factoranalyse ‘met geld hebben leren omgaan’ComponentHieronder staan enkele stell<strong>in</strong>gen over hoe u bent opgegroeid.Met geld lerenomgaanBijbaantjes/zakgeld1 Leren omgaan met geld heb ik <strong>van</strong> huis uit goed meegekregen .82 .312 Mijn ouders/verzorgers hebben mij de waarde <strong>van</strong> geld goed bijgebracht .80 .343 Bij ons thuis werd vroeger altijd zu<strong>in</strong>ig aan gedaan .694 Mijn ouders/verzorger konden niet goed met geld omgaan −.615 Het hebben <strong>van</strong> bijbaantjes werd bij ons vroeger altijd gestimuleerd .806 Ik kreeg vroeger altijd zakgeld .62Percentage verklaarde variantie 36% 22%Cronbach’s alfa .73 .31


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • 21Factorscores ‘met geld hebben leren omgaan’cumulatief percentage100%Factorscores ‘bijbaantjes/zakgeld’cumulatief percentage100%80%80%60%60%40%40%20%20%0%1% 3% 8% 18% 41% 72% 100%0%1% 6% 12% 25% 42% 67% 94% 99% 100%


22 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>Factorscores ‘zekerheid’cumulatief percentage100%80%60%40%20%Factorscores ‘betrokkenheid/moeite doen’cumulatief percentage100%80%60%40%20%0%2% 3% 9% 25% 49% 73% 89% 98% 100%0%1% 15% 28% 46% 69% 87% 96% 99% 100%


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • 23Tabel 2.5 <strong>Resultaten</strong> factoranalyse spijtComponentKunt u aangeven <strong>in</strong> hoeverre u het met de onderstaande stell<strong>in</strong>gen eens bent?Vermijden <strong>van</strong>spijt overgemaakte keuzeSpijt over nietgemaaktekeuze1 Als ik een f<strong>in</strong>anciële keuze heb gemaakt, denk ik niet meer na over de alternatieven.89die ik niet gekozen heb2 Als ik eenmaal een f<strong>in</strong>ancieel besluit heb genomen, kijk ik niet meer terug .883 Ik voel mij slecht als ik er later achter kom dat een andere f<strong>in</strong>anciële keuze een beter.84resultaat zou hebben opgeleverd4 Ik denk vaak terug aan f<strong>in</strong>anciële kansen die ik heb laten schieten .80Percentage verklaarde variantie 40% 35%Cronbach’s alfa .76 .55Vermijden <strong>van</strong> spijt over gemaakte keuze: Personen die hoog opdeze factor scoren zoeken als ze een keuze hebben gemaakt, nietmeer naar <strong>in</strong>formatie, mogelijk omdat ze anders spijt zoudenkunnen krijgen over de door hen gemaakte keuze spijt doorcommissie).Spijt over niet-gemaakte keuze: Mensen die hoog op deze factorscoren, hebben veel spijt als blijkt dat niet-gekozen alternatievenbeter zouden zijn geweest (spijt door omissie).Belangrijkste uitkomsten <strong>van</strong> vragen over spijt25 Procent zegt dan ook niet meer na te denken over alternatievenna een gemaakte keuze, 23 procent kijkt niet meer terug naeen eenmaal genomen besluit (score ‘5’ op de 5-puntsschaal).Eén <strong>van</strong> de vragen die gesteld is betreft de f<strong>in</strong>anciële kansen diemen <strong>in</strong> het verleden heeft laten schieten. Aan deze gemistekansen denkt 38 procent <strong>van</strong> de respondenten nog vaak terug.Figuur 2.11 laat een sterk afvlakkende verdel<strong>in</strong>g zien.De antwoordcategorieën aan de hoge kant <strong>van</strong> de verdel<strong>in</strong>g <strong>van</strong>‘Vermijden <strong>van</strong> spijt over een gemaakte keuze’ zijn groot, <strong>van</strong>daardat er we<strong>in</strong>ig extreme scores voorkomen. Figuur 2.12 toont eentamelijk goede spreid<strong>in</strong>g over de factor ‘Spijt over niet-gemaaktekeuze’.Spijt kan bijdragen aan een leerproces om een verkeerde besliss<strong>in</strong>gniet meer te nemen en beter op te letten bij een besliss<strong>in</strong>g.Toch kan het zo zijn dat op het moment <strong>van</strong> de besliss<strong>in</strong>g niet alle<strong>in</strong>formatie voorhanden was om een juiste besliss<strong>in</strong>g te nemen endat pas na de komst <strong>van</strong> nieuwe <strong>in</strong>formatie duidelijk werd dat debesliss<strong>in</strong>g onjuist was. Sterke vormen <strong>van</strong> spijt leiden tot ‘counterfactualth<strong>in</strong>k<strong>in</strong>g’ (“Wat zou er gebeurd zijn als ...”) en tot stress.Factorscores ‘vermijden <strong>van</strong> spijt over gemaakte keuze’cumulatief percentage100%Factorscores ‘spijt over niet-gemaakte keuze’cumulatief percentage100%80%80%60%60%40%40%20%20%0%2% 5% 14% 26% 47% 70% 87% 99% 100%0%1% 6% 18% 31% 47% 70% 83% 93% 98% 100%


24 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>Tabel 2.6 <strong>Resultaten</strong> factoranalyse tijdsoriëntatieComponentWilt u voor elke onderstaande stell<strong>in</strong>g aangeven of deze op uzelf <strong>van</strong> toepass<strong>in</strong>g is?Korte-termijnoriëntatieLange-termijnoriëntatie1 Ik leef meer voor de dag <strong>van</strong> heden dan voor de dag <strong>van</strong> morgen .802 Ik richt me alleen op de korte termijn .803 De toekomst wijst zichzelf wel uit .734 Gemakzucht is een belangrijke factor <strong>in</strong> de besliss<strong>in</strong>gen die ik neem .705 Ik v<strong>in</strong>d het belangrijk om wat opzij te leggen voor later .756 Wat mijn toekomst betreft wil ik zo we<strong>in</strong>ig mogelijk aan het toeval overlaten .737 Wat de toekomst betreft moet je er altijd reken<strong>in</strong>g mee houden dat het slechter kan gaan .738 Ik handel vaak om iets te bereiken waar<strong>van</strong> het resultaat pas over jaren zichtbaar is .56Percentage verklaarde variantie 29% 25%Cronbach’s alfa .75 .632.6 TijdoriëntatieEen aantal stell<strong>in</strong>gen over tijdoriëntatie is (aangepast) overgenomenuit Petrocelli (2003). De vragen beogen te meten <strong>in</strong> hoeverremen gericht is op de korte, of op de lange termijn. Tijdoriëntatie is<strong>in</strong> de economische wetenschap een belangrijke determ<strong>in</strong>ant <strong>van</strong>consumptieve besliss<strong>in</strong>gen en spaargedrag. Een korte-termijnoriëntatie zou bijvoorbeeld leiden tot te we<strong>in</strong>ig spaargedrag.Men kon op een 5-puntsschaal aangeven <strong>in</strong> hoeverre deze stell<strong>in</strong>gen<strong>van</strong> toepass<strong>in</strong>g waren (‘<strong>in</strong> het geheel niet op mij <strong>van</strong>toepass<strong>in</strong>g’, …, ‘<strong>in</strong> het geheel op mij <strong>van</strong> toepass<strong>in</strong>g’).Hoewel een dergelijke tijdsoriëntatie meestal eendimensioneelwordt opgevat, variërend <strong>van</strong> korte naar lange termijn, blijken deantwoorden hier door twee factoren te worden bepaald die geenverband met elkaar houden. Een korte-termijn oriëntatie kanblijkbaar tegelijkertijd bestaan naast een lange-termijn oriëntatie.Een dergelijk resultaat is nog niet eerder vastgesteld. Hoewelbeide oriëntaties blijkbaar naast elkaar kunnen bestaan, kan hunuitwerk<strong>in</strong>g <strong>in</strong> f<strong>in</strong>ancieel gedrag nog wel tegengesteld zijn. Zo kanbijvoorbeeld een korte-termijn oriëntatie een negatief effecthebben op sparen, terwijl een lange-termijn oriëntatie eenpositief effect kan hebben.Korte-termijn oriëntatie: Een hoge score duidt op een sterke kortetermijnoriëntatie. Mensen die hoog op deze factor scorenhandelen en denken vaak <strong>in</strong> het heden.Lange-termijn oriëntatie: Een hoge score duidt op een sterkelange-termijn oriëntatie. Mensen die hoog op deze factor scoren,denken na over de toekomst en gedragen zich hiernaar.


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • 25De verdel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> factorscores over ‘Korte-termijn oriëntatie’ <strong>in</strong>Figuur 2.13 vlakt sterk af boven een score <strong>van</strong> 70. Met betrekk<strong>in</strong>gtot de lange termijn zijn de scores goed gespreid, evenals deantwoorden op de vragen die met deze factor verband houden(Figuur 2.14).Belangrijkste uitkomsten <strong>van</strong> vragen over tijdoriëntatieEr zijn tamelijk grote categorieën respondenten die zeggen nietop korte termijn te denken. 65 procent acht de stell<strong>in</strong>g ‘Ik richt mealleen op de korte termijn’ niet, of geheel niet <strong>van</strong> toepass<strong>in</strong>g,24 procent antwoordt neutraal, en 11 procent v<strong>in</strong>dt de stell<strong>in</strong>g(geheel) toepass<strong>in</strong>g. 67 procent v<strong>in</strong>dt zich niet of <strong>in</strong> het geheelniet gemakzuchtig <strong>in</strong> de besluitvorm<strong>in</strong>g, 25 antwoordt neutraalen 8 procent v<strong>in</strong>dt de stell<strong>in</strong>g (geheel) <strong>van</strong> toepass<strong>in</strong>g.2.7 Mentale boekhoud<strong>in</strong>gMentale boekhoud<strong>in</strong>g (mental account<strong>in</strong>g) kan worden omschrevenals het mentaal gescheiden houden <strong>van</strong> geld voorverschillende doele<strong>in</strong>den, bijvoorbeeld een budget voor kled<strong>in</strong>gen een budget voor uitgaan. Volgens het standaardeconomischemodel is mentale boekhoud<strong>in</strong>g niet rationeel omdat geld nietgebonden hoort te zijn aan bepaalde uitgaven. Toch kan metmentaal boekhouden een gemakkelijk overzicht <strong>van</strong> de f<strong>in</strong>anciënworden verkregen, en daarom wordt dit systeem <strong>in</strong> de praktijkveelvuldig toegepast bij budgetteren. Mentaal boekhoudenbetekent ook dat men te grote uitgaven <strong>in</strong> een bepaalde categorievermijdt en eventueel uitstelt tot een volgende maand (Heath enSoll, 1996; Thaler, 1999).Factorscores ‘korte-termijn oriëntatie’cumulatief percentageTabel 2.7 <strong>Resultaten</strong> factoranalyse mentale boekhoud<strong>in</strong>gComponent100%80%60%40%20%0%0% 6% 18% 53% 79% 93% 97% 98% 100%


26 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>Factorscores ‘mental account<strong>in</strong>g’cumulatief percentage100%80%60%40%20%0%7% 11% 20% 31% 47% 67% 83% 92% 98% 100%


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • 27Factorscores ‘f<strong>in</strong>ancieel beheer’cumulatief percentage100%80%60%40%20%0%0% 2% 7% 20% 45% 67% 100%


28 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>Factorscores ‘kennis over f<strong>in</strong>anciële producten’cumulatief percentage100%80%60%40%20%Factorscores ‘kennis over aandelen’cumulatief percentage100%80%60%40%20%0%0% 0% 9% 23% 48% 77% 95% 99% 100% 100%0%2% 27% 57% 74% 90% 97% 100% 100%


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • 292.10 KennisquizNaast zelf-gerapporteerde kennis is ook een kennisquiz opgenomen<strong>in</strong> de vragenlijst, waar<strong>van</strong> de eerste vier vragen zijn ontleendaan Van Rooij, Lusardi en Alessie (2006). De quiz bestond uit eenzestal meerkeuze-items waarbij telkens slechts één antwoordjuist was. Deze items en de antwoordpercentages zijn weergegeven<strong>in</strong> Tabel 2.10. Het totaal <strong>van</strong> de goede antwoorden iseen <strong>in</strong>dicatie <strong>van</strong> de feitelijke kennis <strong>van</strong> de respondent overf<strong>in</strong>anciële zaken.De percentages goede antwoorden volgens Van Rooij, Lusardi enAlessie (2006) op de eerste vier vragen zijn respectievelijk: 76, 72,60 en 47. In hun onderzoek zijn de vragen gesteld aan degene diebelast was met het f<strong>in</strong>ancieel beheer <strong>van</strong> het huishouden.Waarschijnlijk om deze reden liggen de percentages wat hogerdan de percentages <strong>in</strong> Tabel 2.10.Tabel 2.10 KennisquizPercentageantwoordengoedPercentageantwoordenfoutPercentageantwoorden‘weet niet’1 Stel dat u 100 euro op een spaarreken<strong>in</strong>g heeft en de rente is20% per jaar en u neemt nooit geld of rente op. Hoeveel zouu dan na vijf jaar <strong>in</strong> totaal op de reken<strong>in</strong>g hebben: meer dan200 euro, precies 200 euro of m<strong>in</strong>der dan 200 euro?(meer dan 200, precies 200, m<strong>in</strong>der dan 200)2 Stel dat uw <strong>in</strong>komen <strong>in</strong> het jaar 2010 is verdubbeld en datook de prijzen <strong>van</strong> alle goederen zijn verdubbeld. Bent u dan<strong>in</strong> 2010 <strong>in</strong> staat om meer, hetzelfde of m<strong>in</strong>der dan <strong>van</strong>daagte kopen <strong>van</strong> uw <strong>in</strong>komen?(meer, hetzelfde, m<strong>in</strong>der)3 Is de volgende uitspraak volgens u waar of niet waar?‘Aandelen zijn normaal gesproken risicovoller danobligaties’ (waar, niet waar)4 Welke f<strong>in</strong>ancieel product geeft normaal gesproken over eenlange periode (bijvoorbeeld 10 of 20 jaar) het hoogsterendement? (spaarreken<strong>in</strong>g, obligaties, aandelen)5 Als de hypotheekrente stijgt, wat zou er dan moetengebeuren met de waarde <strong>van</strong> het huis: stijgen, dalen of gelijkblijven? (stijgen, dalen, blijft hetzelfde)6 Is de volgende uitspraak waar of niet waar?‘Huizenprijzen <strong>in</strong> Nederland kunnen nooit dalen’.(waar, niet waar)72 22 668 27 555 9 3635 34 3156 29 1583 9 8


30 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>Factorscores ‘f<strong>in</strong>anciële kennis (quiz)’cumulatief percentage100%80%60%40%20%0%6% 21% 42% 67% 87% 100%


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • 312.12 Overige variabelenTabel 2.13 Overzicht <strong>van</strong> de overige variabelenEen aantal variabelen is zonder verdere bewerk<strong>in</strong>g opgenomen <strong>in</strong>de analyses. In de meeste gevallen betreft dit sociodemografischevariabelen. Een overzicht <strong>van</strong> de (gewogen) verdel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> dezevariabelen is opgenomen <strong>in</strong> Tabel 2.12. Deze verdel<strong>in</strong>g is representatiefvoor de Nederlandse bevolk<strong>in</strong>g op de kenmerkengeslacht, leeftijd, opleid<strong>in</strong>g, en etniciteit (Veldkamp, 2007). Eenniet-Nederlandse etniciteit wordt geïndiceerd als de respondentzelf of m<strong>in</strong>imaal één <strong>van</strong> de ouders <strong>in</strong> het buitenland is geboren.Tabel 2.12 Overzicht <strong>van</strong> de sociodemografische kenmerkenVariabeleGeslachtMan 51Vrouw 49Leeftijd18-35 3136-60 4861+ 21Opleid<strong>in</strong>gLaag (LO, LBO) 28Midden (VMBO, MBO) 41Hoog (HAVO, VWO, HBO, Universiteit) 31EtniciteitNederlands 89Westers allochtoon 1Turkije 2Marokko 2Sur<strong>in</strong>ame/Antillen 3Overig niet-westers 3Huishoudsamenstell<strong>in</strong>gNiet samenwonend/geen k<strong>in</strong>deren 29Niet samenwonend/wel k<strong>in</strong>deren 3Samenwonend/geen k<strong>in</strong>deren 36Samenwonend/wel k<strong>in</strong>deren 32Positie respondent <strong>in</strong> huishoudenHoofdkostw<strong>in</strong>ner 56Partner 36Inwonend k<strong>in</strong>d 7Ander <strong>in</strong>wonend persoon 1WerkzaamheidBetaald werk 63Geen betaald werk 37Werkzaamheid partnerBetaald werk 45Geen betaald werk a 55<strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> beroepNee 84Ja 17PercentageVariabeleZorg voor f<strong>in</strong>anciële zaken aNiet-beslisser (k<strong>in</strong>d/anders) 8Beslisser <strong>in</strong> eenpersoonshuishouden 15Beslisser <strong>in</strong> meerpersoonshuishouden 53Niet-beslisser <strong>in</strong> meerpersoonshuishouden 24Gezamenlijke reken<strong>in</strong>gen bJa, alleen gezamenlijke betal<strong>in</strong>gen 28Ja, ook eigen betal<strong>in</strong>gen 36Aparte reken<strong>in</strong>g respondent, (ook) eigen 21betal<strong>in</strong>genAparte reken<strong>in</strong>g partner, (ook) eigen24betal<strong>in</strong>genF<strong>in</strong>anciële situatie <strong>in</strong> laatste 12 maandenIets of duidelijk verslechterd 24Hetzelfde gebleven 48Iets of duidelijk verbeterd 28Verwacht<strong>in</strong>g f<strong>in</strong>anciële situatie <strong>in</strong>komende 12 maandenZal iets of duidelijk verslechteren 23Zal hetzelfde blijven 48Zal iets of duidelijk verbeteren 30Tevredenheid met huidige f<strong>in</strong>anciëlesituatie(Zeer) tevreden 63Noch tevreden, noch ontevreden 23(Zeer) ontevreden 14Voorkeur voor <strong>in</strong>vesteren <strong>van</strong> € 10.000,met rendement over 5 jaar€ 12.000 24Tussen € 11.000 en € 16.000 43Tussen € 9.000 en € 19.000 13Tussen € 8.000 en € 22.000 10Tussen € 6.000 en € 28.000 3Tussen € 4.000 en € 38.000 3Tussen € 0 en € 100.000 6Levensgebeurtenissen <strong>in</strong> de afgelopenvijf jaar bHuwelijk 8Samenwonen 7Verhuiz<strong>in</strong>g/uit huis gaan 21Gez<strong>in</strong>suitbreid<strong>in</strong>g 14Echtscheid<strong>in</strong>g 4Verander<strong>in</strong>g/verkrijg<strong>in</strong>g <strong>van</strong> baan 20Pensioner<strong>in</strong>g 7Beë<strong>in</strong>dig<strong>in</strong>g <strong>van</strong> baan/ontslag 13Beë<strong>in</strong>dig<strong>in</strong>g <strong>van</strong> studie 5Groot ongeval/ernstige ziekte 6Overlijden <strong>van</strong> partner 3Starten <strong>van</strong> eigen bedrijf 3Faillissement 1PercentageaInclusief respondenten zonder partneraBeslisser is degene die altijd, meestal, of evenveel als de partner voor de f<strong>in</strong>anciëlezaken <strong>van</strong> het huishouden zorgtbMeerdere antwoorden mogelijk


32 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>Een aantal andere variabelen heeft te maken met het reilen enzeilen <strong>van</strong> het huishouden. Een overzicht <strong>van</strong> de (gewogen)verdel<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> deze variabelen is weergegeven <strong>in</strong> Tabel 2.13.In 53 procent <strong>van</strong> de enquêtes is degene ondervraagd die altijd ofmeestal voor de f<strong>in</strong>anciële zaken <strong>van</strong> het huishouden zorgt,24 procent betreft degene die m<strong>in</strong>der dan de partner de f<strong>in</strong>anciëlezaken doet. De overige respondenten zorgen m<strong>in</strong>der dan departner voor de f<strong>in</strong>anciële zaken, zijn <strong>in</strong>wonende k<strong>in</strong>deren ofandere <strong>in</strong>wonende personen.De vraag naar verander<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de f<strong>in</strong>anciële situatie <strong>in</strong> devoorafgaande 12 maanden is door 24 procent <strong>van</strong> de respondentenbeantwoord met ‘iets verslechterd’ of ‘duidelijk verslechterd’,28 procent antwoordde met ‘iets verbeterd’ of ‘duidelijk verbeterd’.Het saldo <strong>van</strong> deze antwoorden is dus 4 procent <strong>in</strong> hetvoordeel <strong>van</strong> een verbeterde f<strong>in</strong>anciële situatie. Ter vergelijk<strong>in</strong>g:het CBS rapporteerde over de periode september – november2007 een saldo <strong>van</strong> resp. −1, −4, en −5. Deze resultaten verschillen,mogelijk als gevolg <strong>van</strong> verschillende steekproefprocedures.De vraag naar verwacht<strong>in</strong>gen over de komende 12 maanden isdoor 23 procent beantwoord met ‘iets of duidelijk verslechteren’,en door 30 procent met ‘iets of duidelijk verbeteren’. Het saldo is7 <strong>in</strong> het voordeel <strong>van</strong> een verwachte verbeter<strong>in</strong>g. Het CBS rapporteerdeover de periode september – november 2007 een saldo<strong>van</strong> resp. −2, 0, en 1. De respondenten <strong>in</strong> het onderzoek zijn dusiets optimistischer over de eigen f<strong>in</strong>anciële situatie dan de CBSrespondenten.14 procent <strong>van</strong> de respondenten is ontevreden(11%) of zeer ontevreden (3%) over de eigen f<strong>in</strong>anciële situatie.In het algemeen is men echter (zeer) tevreden.Op de vraag naar voorkeuren voor <strong>in</strong>vesteren <strong>van</strong> een bedrag <strong>van</strong>€ 10.000 geeft 24 procent de voorkeur aan een zeker rendement<strong>van</strong> € 2.000 over een periode <strong>van</strong> 5 jaar. Bijna 43 procent geeft devoorkeur aan een <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>g die een bedrag oplevert dat varieerttussen € 11.000 en € 16.000. De overige respondenten acceptereneen mogelijk verlies, als daar maar een mogelijke w<strong>in</strong>st tegenoverstaat.Tenslotte is het percentage <strong>van</strong> een aantal gebeurtenissen <strong>in</strong>het leven <strong>van</strong> de respondenten <strong>in</strong> de voorafgaande vijf jaarweergegeven. De belangrijkste levensgebeurtenissen zijn <strong>in</strong>afnemende frequentie: verhuiz<strong>in</strong>g/uit huis gaan, verander<strong>in</strong>g/verkrijg<strong>in</strong>g <strong>van</strong> baan, gez<strong>in</strong>suitbreid<strong>in</strong>g, beë<strong>in</strong>dig<strong>in</strong>g <strong>van</strong> baan/ontslag, huwelijk/samenwonen, pensioner<strong>in</strong>g, groot ongeval/ernstige ziekte, beë<strong>in</strong>dig<strong>in</strong>g <strong>van</strong> studie, echtscheid<strong>in</strong>g, starteneigen bedrijf en overlijden <strong>van</strong> partner.2.13 ConclusiesEen groot aantal gegevens uit het databestand kon succesvolworden gereduceerd tot een kle<strong>in</strong>er aantal factoren. Van degedragsvariabelen is ‘rondkomen’ de meest betrouwbare factor,gevolgd door ‘overzicht’ en ‘sparen’.betaalt met gemak reken<strong>in</strong>gen en komt verplicht<strong>in</strong>gen na, en kaneventuele forse <strong>in</strong>komensdal<strong>in</strong>gen en uitgaven op<strong>van</strong>gen. Echter,41 procent geeft aan een forse <strong>in</strong>komensdal<strong>in</strong>g of forse uitgaveniet te kunnen op<strong>van</strong>gen.De factoren met betrekk<strong>in</strong>g tot de f<strong>in</strong>anciële besliss<strong>in</strong>gsstrategieënkomen vrijwel overeen met die <strong>in</strong> het AFM-onderzoek(2004). De respondenten zijn <strong>in</strong> het algemeen actief <strong>in</strong> de keuze<strong>van</strong> f<strong>in</strong>anciële producten, houden <strong>van</strong> zekerheid bij hun keuze,vertrouwen adviseurs niet zo gemakkelijk, en praten we<strong>in</strong>ig metvrienden over dergelijke aanschaff<strong>in</strong>gen, hoewel familie envrienden wel een belangrijke <strong>in</strong>formatiebron zijn voor f<strong>in</strong>anciëleproducten.In het algemeen voelen de respondenten zich vrij zeker als ze eenf<strong>in</strong>ancieel besluit nemen. Echter, ondanks de overheersendemen<strong>in</strong>g dat er voldoende mogelijkheden zijn de f<strong>in</strong>anciële kenniste vergroten, wil slechts 22 procent daar veel moeite voor doen,en 19 procent is geïnteresseerd <strong>in</strong> nieuwe f<strong>in</strong>anciële producten.Veel respondenten zeggen dat ze vroeger goed met geld hebbenleren omgaan, zakgeld hebben gekregen en bijbaantjes hebbengehad.De meeste respondenten hebben we<strong>in</strong>ig spijt <strong>van</strong> genomenbesliss<strong>in</strong>gen, en gemiste kansen op f<strong>in</strong>ancieel gebied. Deze tweetypen spijt komen onafhankelijk <strong>van</strong> elkaar voor. Er zijn aanzienlijkegroepen respondenten die spijt hebben <strong>van</strong> wel of nietgenomen besliss<strong>in</strong>gen.Een korte-termijn oriëntatie kan blijkbaar samengaan met eenlange-termijn oriëntatie. Hoewel de meeste respondenten geenkorte-termijn oriëntatie hebben, komt het ontbreken <strong>van</strong> eenlange-termijn oriëntatie vaker voor.Mentale boekhoud<strong>in</strong>g wordt relatief vaak toegepast om tebezu<strong>in</strong>igen op hetzelfde type uitgaven waar men <strong>in</strong> de afgelopenmaand veel aan heeft uitgegeven. Een vast budget voor bepaaldeuitgaven en geld reserveren voor bepaalde uitgaven is wat m<strong>in</strong>derpopulair.De factor f<strong>in</strong>ancieel beheer betreft het georganiseerd omgaanmet <strong>geldzaken</strong>, en op tijd reken<strong>in</strong>gen betalen, we<strong>in</strong>ig impulsiviteit,en eerder sparen dan lenen om d<strong>in</strong>gen te kopen. Ongeveertweederde <strong>van</strong> de respondenten antwoord <strong>in</strong> uitgesprokenpositieve z<strong>in</strong> op dit soort vragen. De overige respondenten zijnm<strong>in</strong> of meer neutraal of zijn het oneens met deze stell<strong>in</strong>gen.De zelf-gerapporteerde kennis over f<strong>in</strong>anciële producten (uitgezonderdspaarproducten) blijkt <strong>in</strong> het algemeen onvoldoendete zijn, vooral met betrekk<strong>in</strong>g tot aandelen, opties en obligaties.De feitelijke kennis over aandelen en obligaties blijft eveneensachter bij die over andere f<strong>in</strong>anciële zaken. De feitelijke kennisover spaarrente en prijzen is wel beter dan die over aandelen enobligaties.Het merendeel <strong>van</strong> de respondenten kan goed tot zeer goedrondkomen, komt geen geld tekort aan het e<strong>in</strong>d <strong>van</strong> de maand,


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • 33


34 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • 353Verklar<strong>in</strong>g <strong>van</strong>de gedragsfactorenDe gedragsfactoren ‘rondkomen’, ‘overzicht’, en ‘sparen’ kunnenmet behulp <strong>van</strong> multiple regressie worden verklaard uit een grootaantal sociodemografische variabelen, gebeurtenissen, kennis, enmotivaties. De tabellen <strong>in</strong> dit hoofdstuk geven schatt<strong>in</strong>gen <strong>van</strong>deze verbanden. Deze analyses betreffen de verbanden, weergegevenmet pijlen <strong>in</strong> Figuur 1.1.De eerste kolom <strong>van</strong> elke tabel geeft de variabele weer. Een aantalvariabelen is als dummy opgenomen, met slechts de waarde 0of 1. De variabele ‘man’ heeft de waarde 1 als de respondent eenman is, en de waarde 0 als de respondent een vrouw is (de referentiecategorie).De referentiecategorieën zijn <strong>in</strong> de legenda <strong>van</strong> detabellen opgenomen.De tweede kolom bevat de gestandaardiseerde regressiecoëfficiënten(regressiecoëfficiënten gedeeld door de standaarddeviatie<strong>van</strong> de betreffende variabele). De waarden <strong>van</strong> de gestandaardiseerdecoëfficiënten kunnen onderl<strong>in</strong>g worden vergeleken,waaruit kan worden afgeleid welke variabelen sterk of m<strong>in</strong>dersterk het betreffende gedrag bepalen. Een negatieve waardegeeft aan dat de betreffende variabele een tegengesteld effectheeft op het gedrag.De derde kolom bevat de t-waarde <strong>van</strong> de regressiecoëfficiënt diegebruikt wordt voor de statistische significantietoets. Een waarde<strong>van</strong> 2,58 is significant op 1% niveau, wat wil zeggen dat hetresultaat voor m<strong>in</strong>der dan 1% kan worden toegeschreven aantoeval. Een waarde <strong>van</strong> 3,29 is significant op 0,1% niveau, wat wilzeggen dat de kans eenduizendste is dat het toeval is. De significantieniveauszijn <strong>in</strong> de tabellen aangegeven met behulp <strong>van</strong>superscripts. Vanwege het grote aantal respondenten zijn effecten<strong>van</strong> m<strong>in</strong>der significantie (<strong>in</strong>clusief het gebruikelijke 5% niveau)beschouwd als <strong>van</strong> ger<strong>in</strong>g belang.Om over de oorzakelijkheid <strong>van</strong> de verbanden uitspraak te doenzijn longitud<strong>in</strong>ale gegevens, verkregen op verschillende tijdstippen,noodzakelijk. In dit onderzoek is dit niet het geval en kanslechts worden uitgegaan <strong>van</strong> eerder onderzoek of <strong>van</strong> gezondverstand. De resultaten <strong>van</strong> de regressies zijn echter niet altijdvolgens de logica te <strong>in</strong>terpreteren. Zo zou het hebben <strong>van</strong> overzichthet rondkomen moeten bevorderen, maar er blijkt eentegengesteld verband te zijn. Met evenveel recht kan wordengesteld dat mensen die moeilijk kunnen rondkomen genoodzaaktzijn een beter overzicht <strong>van</strong> de f<strong>in</strong>anciën te hebben, hetgeen duidtop een negatieve <strong>in</strong>vloed <strong>van</strong> ‘rondkomen’ op ‘overzicht’. Hoewelf<strong>in</strong>ancieel vermogen kan worden opgevat als een resultaat <strong>van</strong>spaargedrag, is het mogelijk dat de hoogte <strong>van</strong> het vermogen hetsoort spaargedrag beïnvloedt. Dit spaargedrag is immers gedef<strong>in</strong>ieerdals de vorm waar<strong>in</strong> men spaart, en het aantal verschillendespaarproducten dat men gebruikt. Een hoger vermogen hangtsamen met een grotere diversiteit <strong>van</strong> spaarproducten.3.1 RondkomenZeer belangrijke effectenDe gedragsfactor ‘rondkomen’ is beschreven <strong>in</strong> paragraaf 2.1 <strong>in</strong>Hoofdstuk 2. De belangrijkste factor <strong>in</strong> de verklar<strong>in</strong>g <strong>van</strong> ‘rondkomen’is f<strong>in</strong>ancieel beheer. Naarmate men meer georganiseerdmet geld omgaat, geen uitgaven doet waar geen geld voor is,reken<strong>in</strong>gen op tijd betaalt, en liever spaart dan schulden maakt,kan men significant beter rondkomen. Dit zijn kennelijk belangrijkestrategieën <strong>in</strong> de f<strong>in</strong>anciële besluitvorm<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de consument.Een tweede zeer belangrijke factor is een verander<strong>in</strong>g <strong>in</strong> def<strong>in</strong>anciële situatie <strong>van</strong> het huishouden <strong>in</strong> de voorafgaande12 maanden. Als men v<strong>in</strong>dt dat de situatie duidelijk is verbeterd,kan men beter rondkomen; en als de situatie duidelijk is verslechterd,kan men m<strong>in</strong>der goed rondkomen. Aanpass<strong>in</strong>g aan eenverslechter<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de f<strong>in</strong>anciële situatie is uiteraard moeilijkerdan aan een verbeter<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de f<strong>in</strong>anciële situatie.Belangrijke effectenMentale boekhoud<strong>in</strong>g blijkt significant negatief samen te hangenmet ‘rondkomen’. Het maken <strong>van</strong> potjes voor verschillendeuitgaven hangt derhalve niet samen met meer geld overhoudenaan het e<strong>in</strong>d <strong>van</strong> de maand, met gemak reken<strong>in</strong>gen te kunnenbetalen, beter op<strong>van</strong>gen <strong>van</strong> <strong>in</strong>komensdal<strong>in</strong>g of forse uitgave ofm<strong>in</strong>der lenen. In de gedragseconomie wordt mentale boekhoud<strong>in</strong>ggezien als niet-rationeel. Blijkbaar draagt het <strong>in</strong>derdaad nietbij tot een betere beheers<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de uitgaven. Het kan ook eenomgekeerd verband zijn. Als consumenten niet goed kunnenrondkomen, beg<strong>in</strong>nen ze aan mentale boekhoud<strong>in</strong>g om beter tekunnen rondkomen. Hierdoor ontstaat een negatief verbandtussen ‘rondkomen’ en ‘mentaal boekhouden’.Een korte-termijn oriëntatie heeft een significant negatief verbandmet ‘rondkomen’. Leven bij de dag <strong>van</strong> <strong>van</strong>daag, gemakzucht<strong>in</strong> de besluitvorm<strong>in</strong>g, en te we<strong>in</strong>ig aandacht voor de toekomstdragen bij aan meer impulsieve uitgaven ter bevredig<strong>in</strong>g<strong>van</strong> onmiddellijke behoeften, en daardoor tot m<strong>in</strong>der goedkunnen rondkomen. Korte-termijn oriëntatie wordt ook welaangeduid als ongeduld om plezier te beleven en leidt vaak totonbeheerste uitgaven. Het kan ook omgekeerd worden geïnterpreteerd.Geldzorgen leiden tot een korte-termijn oriëntatie,omdat men voortdurend bezig is de e<strong>in</strong>djes aan elkaar te knopen.In het algemeen wordt korte-termijn oriëntatie echter gezien alseen stabiele persoonlijke eigenschap die men <strong>van</strong>uit de opvoed<strong>in</strong>gmeekrijgt.Hoewel een korte-termijn oriëntatie niet het tegengestelde is <strong>van</strong>een lange-termijn oriëntatie, houdt de laatste toch significantpositief verband met ‘rondkomen’. Blijkbaar kan men door eenoriëntatie op de toekomst, mogelijk door maatregelen die men <strong>in</strong>het verleden heeft genomen, <strong>in</strong> het heden beter rondkomen.


36 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>De factor ‘zekerheid’ heeft een positieve verband met ‘rondkomen’.De overtuig<strong>in</strong>g dat men goede f<strong>in</strong>anciële besliss<strong>in</strong>genneemt en het idee dat men f<strong>in</strong>anciële kennis kan opdoen als hetnodig is, hebben een positief verband met beheers<strong>in</strong>g <strong>van</strong> deuitgaven. Mogelijk echter zijn er variabelen <strong>in</strong> het spel die zowel‘zekerheid’ als ‘rondkomen’ verklaren, zoals bijvoorbeeld opleid<strong>in</strong>g,f<strong>in</strong>anciële kennis en <strong>in</strong>komen.De factor ‘spijt over niet-gemaakte keuze’ heeft een negatiefeffect op ‘rondkomen’. Behalve een gevoelsmatige reactie kanspijt <strong>in</strong> dit opzicht ook duiden op gemiste kansen, waardoor mennu <strong>in</strong> ongunstiger f<strong>in</strong>ancieel vaarwater verkeert, en daardoorm<strong>in</strong>der goed kan rondkomen. De factor ‘vermijden <strong>van</strong> spijt overgemaakte keuze’ heeft echter geen significant effect op rondkomen.De factor met betrekk<strong>in</strong>g tot het meer <strong>in</strong>dividueel nemen <strong>van</strong>f<strong>in</strong>anciële besluiten heeft een negatief effect op ‘rondkomen’.Kennelijk leidt het zelf uitzoeken <strong>van</strong> zaken, geen vertrouwenhebben <strong>in</strong> adviseurs, en we<strong>in</strong>ig over f<strong>in</strong>anciën praten met vriendenen kennissen tot m<strong>in</strong>der goed kunnen rondkomen. Ook hierkan de causaliteit omgekeerd zijn: als men m<strong>in</strong>der goed kanrondkomen, neemt men geen adviseurs <strong>in</strong> de arm om zich te latenadviseren hoe men uit de penibele f<strong>in</strong>anciële situatie kan komen.Zowel vroegere bijbaantjes of zakgeld gekregen hebben, als (<strong>in</strong>m<strong>in</strong>der belangrijke mate) geleerd hebben met geld om te gaanhebben een positief effect op rondkomen. Blijkbaar hebben dezeaspecten <strong>van</strong> de opvoed<strong>in</strong>g een langdurig effect, zodat men oplatere leeftijd relatief goed kan rondkomen.De netto waarde <strong>van</strong> de eigen won<strong>in</strong>g heeft een positief effect op‘rondkomen’. Het saldo <strong>van</strong> vermogen en schulden heeft eenongeveer even groot positief effect op ‘rondkomen’. Uiteraardcreëert vermogen een buffer voor onvoorziene uitgaven en<strong>in</strong>komensdal<strong>in</strong>g. Door een negatief vermogen, met daaraangepaard gaande (rente-)kosten is er geen buffer en is men persaldo per maand meer geld kwijt.In de vragenlijst is gevraagd wie <strong>in</strong> het huishouden voor degezamenlijke f<strong>in</strong>anciële zaken op de korte termijn zorgt. Indienmen aangaf dat de partner dit altijd of het meest doet, of <strong>in</strong>diende respondent een <strong>in</strong>wonend k<strong>in</strong>d of een andere <strong>in</strong>wonendepersoon is, gaat het om een niet-f<strong>in</strong>anciële beslisser <strong>in</strong> het huishouden.In de andere gevallen is er sprake <strong>van</strong> een f<strong>in</strong>anciële(mede-)beslisser <strong>in</strong> het huishouden. Uit Tabel 3.1 blijkt dat nietf<strong>in</strong>anciëlebeslissers vaker v<strong>in</strong>den dat het huishouden goed kanrondkomen dan dat f<strong>in</strong>anciële beslissers <strong>in</strong> het huishouden datv<strong>in</strong>den. Blijkbaar leidt het niet hebben <strong>van</strong> de verantwoordelijkheidvoor de f<strong>in</strong>anciële zaken tot een rooskleurig beeld <strong>van</strong> def<strong>in</strong>anciële situatie. Mogelijk ontstaat dit beeld door een beperktof gedeeltelijk overzicht <strong>van</strong> de f<strong>in</strong>anciën, of <strong>van</strong>uit het idee ‘watniet weet, wat niet deert’. Immers als men niet of we<strong>in</strong>ig weet <strong>van</strong>onvoldoende f<strong>in</strong>anciële buffers of te laat betaalde reken<strong>in</strong>gen,kan het idee ontstaan dat men goed kan rondkomen.De aanwezigheid <strong>van</strong> k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> het huishouden, <strong>in</strong> het gevalmen samenwoont, heeft een negatief effect op ‘rondkomen’.Behalve met directe kosten <strong>van</strong> k<strong>in</strong>deren heeft dit effect mogelijkte maken met de levensfase <strong>van</strong> een huishouden. Immers de fase<strong>van</strong> opgroeiende k<strong>in</strong>deren is er één waar<strong>in</strong> het huishouden nogwe<strong>in</strong>ig vermogen heeft opgebouwd, en één of beide partner(s)niet of slechts gedeeltelijk betaald werk verrichten.Van de levensgebeurtenissen heeft beë<strong>in</strong>dig<strong>in</strong>g <strong>van</strong> baan/ontslageen negatief effect op rondkomen. Deze gebeurtenis gaat vaaksamen met verm<strong>in</strong>der<strong>in</strong>g <strong>van</strong> <strong>in</strong>komen of met verhog<strong>in</strong>g <strong>van</strong>uitgaven, waardoor de f<strong>in</strong>anciële situatie verslechtert.Autochtonen zeggen relatief goed rond te komen <strong>in</strong> vergelijk<strong>in</strong>gmet allochtonen, gegeven alle overige effecten. Een hogereleeftijd leidt eveneens tot beter rondkomen. Niet duidelijk is ofhier sprake is <strong>van</strong> een leeftijdseffect of een generatie- of cohorteffect.Bij een leeftijdseffect treedt het verschijnsel op als menouder wordt. Bij een generatie- of cohorteffect is het verschijnseltyperend voor een nieuwe generatie.Overige effectenEen aantal factoren heeft een statistisch significant, maar <strong>in</strong>hoogte een ger<strong>in</strong>g effect op ‘rondkomen’. Middelbaar en hoogopgeleiden zeggen beter rond te komen dan laag opgeleiden,<strong>van</strong>wege de correlatie tussen opleid<strong>in</strong>g en <strong>in</strong>komen.Van de belangrijke gebeurtenissen <strong>in</strong> het leven hebben echtscheid<strong>in</strong>g,verander<strong>in</strong>g/verkrijg<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een baan, 6 en een grootongeval of ernstige ziekte een significant negatief effect oprondkomen. De overige levensgebeurtenissen (uitgezonderdbeë<strong>in</strong>dig<strong>in</strong>g <strong>van</strong> baan/ontslag, zie hierboven) hebben geensignificant effect. Ook pensioner<strong>in</strong>g heeft geen significant effect.Het passief omgaan met <strong>in</strong>formatie bij de aanschaf <strong>van</strong> eenf<strong>in</strong>ancieel product heeft, enigsz<strong>in</strong>s verrassend, een positief effectop ‘rondkomen’. Passiviteit heeft <strong>in</strong> dit opzicht te maken metbeperk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> <strong>in</strong>formatie, snelheid <strong>van</strong> besluitvorm<strong>in</strong>g, nietverder zoeken als een product voldoet, en een beperkt aantalalternatieven overwegen. Deze vorm <strong>van</strong> besluitvorm<strong>in</strong>g zou menook kunnen opvatten als efficiënt, onder het motto ‘overdaadschaadt’. Uit onderzoek is gebleken dat mensen vaak de voorkeurgeven aan een kle<strong>in</strong>ere hoeveelheid <strong>in</strong>formatie, of m<strong>in</strong>der keuzealternatieven.Zie hiervoor ook Schwartz (2004).Geen effectEen aantal factoren heeft geen effect op ‘rondkomen’, gegeven deeerder genoemde effecten.Alleenstaanden kunnen even goed rondkomen als samenwonenden.Het <strong>in</strong>komen is niet noemenswaardig <strong>van</strong> <strong>in</strong>vloed op ‘rondkomen’.Werkzaamheid en het aantal werkuren heeft eveneensgeen significant effect op ‘rondkomen’, evenm<strong>in</strong> als het hebben<strong>van</strong> een beroep waarbij men zich bezighoudt met f<strong>in</strong>anciëlezaken. Het hebben <strong>van</strong> aparte of gezamenlijke reken<strong>in</strong>gen heefteen positief noch negatief effect op ‘rondkomen’.De kennis over f<strong>in</strong>anciële zaken en de zelf-gerapporteerde kennisover f<strong>in</strong>anciële producten en aandelen hebben geen significant<strong>in</strong>vloed op ‘rondkomen’. Verwacht<strong>in</strong>gen over de f<strong>in</strong>anciëlesituatie <strong>van</strong> het huishouden <strong>in</strong> de komende 12 maanden hebbeneveneens geen effect op de huidige manier <strong>van</strong> rondkomen.6Verander<strong>in</strong>g en verkrijg<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een baan zijn <strong>in</strong> de vragenlijst als één categorie bevraagd. Gezien het negatieve effect <strong>van</strong> deze categorie zal het <strong>in</strong> de meeste gevalleneen verander<strong>in</strong>g <strong>van</strong> baan betreffen.


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • 37De risicohoud<strong>in</strong>g, opgevat als de bereidheid om een gokje tewagen met een f<strong>in</strong>anciële <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>g, heeft geen effect op‘rondkomen’, evenm<strong>in</strong> als een avontuurlijke of zekerheidszoekendehoud<strong>in</strong>g bij de aanschaf <strong>van</strong> f<strong>in</strong>anciële producten.Betrokkenheid <strong>in</strong> de z<strong>in</strong> <strong>van</strong> moeite willen doen om f<strong>in</strong>anciëlekennis te vergroten, en <strong>in</strong>teresse <strong>in</strong> nieuwe f<strong>in</strong>anciële productenhebben eveneens geen significant effect op ‘rondkomen’.Tabel 3.1 Verklar<strong>in</strong>g <strong>van</strong> ‘rondkomen’Determ<strong>in</strong>antenGestandaardiseerdecoëfficiëntent-waarde(Constante) 5.79 **Man a −0.04 −2.14Leeftijd 0.12 4.80 **Middelbare opleid<strong>in</strong>g b 0.05 3.08 *Hoge opleid<strong>in</strong>g b 0.05 2.80 *Autochtoon 0.05 3.30 **Niet samenwonend/geen k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> huishouden c −0.03 −0.87Niet samenwonend/wel k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> huishouden c −0.04 −2.42Wel samenwonend/wel k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> huishouden c −0.09 −4.89 **F<strong>in</strong>anciële beslisser <strong>in</strong> eenpersoons huishoudend 0.02 1.01Niet-f<strong>in</strong>anciële beslisser (<strong>in</strong>wonende k<strong>in</strong>deren/anders) d 0.11 4.70 **Niet-f<strong>in</strong>anciële beslisser <strong>in</strong> meerpersoons huishouden d 0.07 4.58 **Eenpersoonshuishouden e 0.05 1.55Inkomen huishouden 0.03 1.73Netto waarde huis 0.09 5.68 **Nettovermogen 0.08 5.18 **Werkzaamheid respondent f 0.01 0.22Werkuren respondent 0.03 0.85Werkzaamheid partner f 0.01 0.35Werkuren partner 0.00 −0.01Beroepsmatig <strong>in</strong> hoofdzaak bezig met f<strong>in</strong>anciële zaken h 0.01 0.37Gezamenlijke reken<strong>in</strong>g, alleen gezamenlijke betal<strong>in</strong>gen i 0.03 1.88Gezamenlijke reken<strong>in</strong>g, ook eigen betal<strong>in</strong>gen i 0.00 −0.06Aparte reken<strong>in</strong>g partner, (ook) eigen betal<strong>in</strong>gen i 0.00 −0.10Eigen reken<strong>in</strong>g, (ook) eigen betal<strong>in</strong>gen i 0.00 −0.10Levensgebeurtenissen:Huwelijk 0.02 1.07Samenwonen −0.01 −0.57Verhuiz<strong>in</strong>g/uit huis gaan −0.01 −1.01Gez<strong>in</strong>suitbreid<strong>in</strong>g 0.01 0.54Scheid<strong>in</strong>g −0.04 −3.23 *Verander<strong>in</strong>g/verkrijg<strong>in</strong>g <strong>van</strong> baan −0.04 −2.61 *Pensioner<strong>in</strong>g 0.00 −0.22Beë<strong>in</strong>dig<strong>in</strong>g <strong>van</strong> baan/ontslag −0.05 −3.71 **Beë<strong>in</strong>dig<strong>in</strong>g <strong>van</strong> studie 0.00 0.08Groot ongeval/ernstige ziekte −0.04 −3.16 *Overlijden <strong>van</strong> partner 0.03 1.79Starten <strong>van</strong> eigen bedrijf −0.02 −1.27Faillissement −0.01 −1.11Quiz score (kennis) −0.01 −0.45p


38 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>Tabel 3.1 Verklar<strong>in</strong>g <strong>van</strong> ‘rondkomen’ (vervolg)Determ<strong>in</strong>antenGestandaardiseerdecoëfficiëntent-waardeF<strong>in</strong>anciële situatie <strong>van</strong> het huishouden is de laatste 12 maanden 0.25 16.88 **duidelijk verbeterdVerwacht<strong>in</strong>g dat de f<strong>in</strong>anciële situatie huishouden komende12 maanden duidelijk zal verbeteren 0.01 0.45Risicohoud<strong>in</strong>g −0.02 −1.69Actief-Passief 0.04 2.65 *Avontuurlijk-Zekerheidzoekend −0.03 −1.77Samen-Individueel −0.05 −3.70 **Met geld leren omgaan 0.04 2.97 *Bijbaantjes/zakgeld 0.05 3.46 **Zekerheid 0.08 5.17 **Betrokkenheid/moeite doen −0.03 −1.77Vermijden <strong>van</strong> spijt over gemaakte keuze −0.01 −0.48Spijt over niet-gemaakte keuze −0.06 −4.25 **Korte-termijn oriëntatie −0.09 −5.79 **Lange-termijn oriëntatie 0.04 3.17 *Mentale boekhoud<strong>in</strong>g −0.13 −9.06 **<strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> beheer 0.35 21.86 **Kennis <strong>van</strong> f<strong>in</strong>anciële producten 0.02 1.20Kennis <strong>van</strong> aandelen 0.02 1.42 **p


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • 39Mannen hebben significant m<strong>in</strong>der overzicht over de f<strong>in</strong>anciëndan vrouwen, gegeven de overige factoren.Overige effectenDe zekerheid <strong>van</strong> de f<strong>in</strong>anciële besluitvorm<strong>in</strong>g heeft een positiefeffect op het overzicht <strong>in</strong> de f<strong>in</strong>anciën.Het hebben <strong>van</strong> een gezamenlijke reken<strong>in</strong>g waar<strong>van</strong> ook eigenbetal<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> de partners worden voldaan, heeft een negatiefeffect op ‘overzicht’. Blijkbaar zijn de f<strong>in</strong>anciën overzichtelijker alsde partners aparte reken<strong>in</strong>gen hebben en als ze daar hun eigenbetal<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> doen.De netto waarde <strong>van</strong> de won<strong>in</strong>g heeft een negatief effect op‘overzicht’.Geen effectLeeftijd, opleid<strong>in</strong>g, etniciteit en samenstell<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het huishoudenhebben geen significant effect op ‘overzicht’. Het huishoud<strong>in</strong>komen,het netto vermogen, de werkzaamheid <strong>van</strong> derespondent en de partner, een f<strong>in</strong>ancieel beroep, de aard <strong>van</strong> debetaalreken<strong>in</strong>gen, en levensgebeurtenissen hebben alle geen<strong>in</strong>vloed op ‘overzicht’.De kennis over f<strong>in</strong>anciële zaken, en zelf-gerapporteerde kennisover aandelen hebben geen effect op ‘overzicht’, <strong>in</strong> tegenstell<strong>in</strong>gtot de gerapporteerde kennis over f<strong>in</strong>anciële producten.De f<strong>in</strong>anciële situatie <strong>van</strong> het huishouden en verwacht<strong>in</strong>gendaarover hebben geen effect op ‘overzicht’, evenm<strong>in</strong> als derisicohoud<strong>in</strong>g, en de motivaties ‘avontuurlijk-zekerheidszoekend’,‘samen-<strong>in</strong>dividueel’, ‘betrokkenheid’, ‘spijt’, en het geleerdhebben met geld om te gaan en vroegere bijbaantjes.Bij ‘overzicht’ wordt 27 procent <strong>van</strong> de variantie door de determ<strong>in</strong>antenverklaard (tabel 3.2). Dit is m<strong>in</strong>der dan de verklaardevariantie <strong>van</strong> ‘rondkomen’ (47 procent) en ‘sparen’ (46 procent)(Tabel 3.1 en Tabel 3.3).Tabel 3.2 Verklar<strong>in</strong>g <strong>van</strong> ‘overzicht’Determ<strong>in</strong>antenGestandaardiseerdecoëfficiëntent-waarde(Constante) 9.13 **Rondkomen −0.14 −6.78 **Man a −0.06 −3.34 **Leeftijd 0.02 0.62Middelbare opleid<strong>in</strong>g b 0.03 1.35Hoge opleid<strong>in</strong>g b −0.01 −0.33Autochtoon 0.00 0.20Niet samenwonend/geen k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> huishouden c −0.09 −2.12Niet samenwonend/wel k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> huishouden c −0.02 −0.96Wel samenwonend/wel k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> huishouden c −0.03 −1.35F<strong>in</strong>anciële beslisser <strong>in</strong> eenpersoons huishouden d −0.01 −0.46Niet-f<strong>in</strong>anciële beslisser (<strong>in</strong>wonende k<strong>in</strong>deren/anders) d −0.02 −0.65Niet-f<strong>in</strong>anciële beslisser <strong>in</strong> meerpersoons huishouden d −0.22 −12.89 **Eenpersoonshuishouden e 0.01 0.15Inkomen huishouden −0.04 −1.84Netto waarde huis −0.06 −3.21 *Nettovermogen −0.03 −1.67Werkzaamheid respondent f 0.00 0.05Werkuren respondent −0.09 −2.43Werkzaamheid partner g −0.09 −2.08Werkuren partner 0.09 2.15Beroepsmatig <strong>in</strong> hoofdzaak bezig met f<strong>in</strong>anciële zaken h 0.00 −0.01Gezamenlijke reken<strong>in</strong>g, alleen gezamenlijke betal<strong>in</strong>gen i −0.03 −1.45Gezamenlijke reken<strong>in</strong>g, ook eigen betal<strong>in</strong>gen i −0.06 −2.60 *Aparte reken<strong>in</strong>g partner, (ook) eigen betal<strong>in</strong>gen i 0.00 −0.14Eigen reken<strong>in</strong>g, (ook) eigen betal<strong>in</strong>gen i 0.05 1.99** p


40 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>Tabel 3.2 Verklar<strong>in</strong>g <strong>van</strong> ‘overzicht’ (vervolg)Determ<strong>in</strong>antenGestandaardiseerdecoëfficiëntent-waardeLevensgebeurtenissen:Huwelijk 0.00 −0.17Samenwonen 0.00 0.06Verhuiz<strong>in</strong>g/uit huis gaan 0.01 0.36Gez<strong>in</strong>suitbreid<strong>in</strong>g −0.04 −1.85Scheid<strong>in</strong>g 0.00 0.00Verander<strong>in</strong>g/verkrijg<strong>in</strong>g <strong>van</strong> baan 0.00 −0.26Pensioner<strong>in</strong>g 0.00 −0.24Beë<strong>in</strong>dig<strong>in</strong>g <strong>van</strong> baan/ontslag 0.01 0.71Beë<strong>in</strong>dig<strong>in</strong>g <strong>van</strong> studie 0.00 −0.15Groot ongeval/ernstige ziekte 0.00 0.07Overlijden partner 0.01 0.81Starten <strong>van</strong> eigen bedrijf −0.01 −0.68Faillissement 0.01 0.33Quiz score (kennis) 0.00 0.00F<strong>in</strong>anciële situatie <strong>van</strong> het huishouden is de laatste 12 maanden 0.01 0.70duidelijk verbeterdVerwacht<strong>in</strong>g dat de f<strong>in</strong>anciële situatie huishouden komende 0.03 1.5712 maanden duidelijk zal verbeterenRisicohoud<strong>in</strong>g −0.03 −1.76Actief-Passief −0.12 −6.64 **Avontuurlijk-Zekerheidzoekend −0.01 −0.64Samen-Individueel 0.03 1.86Met geld leren omgaan −0.01 −0.47Bijbaantjes/zakgeld 0.04 2.36Zekerheid 0.05 2.76 *Betrokkenheid/moeite doen 0.04 2.23Vermijden <strong>van</strong> spijt over gemaakte keuze −0.03 −1.82Spijt over niet-gemaakte keuze 0.01 0.44Korte-termijn oriëntatie −0.08 −4.30 **Lange-termijn oriëntatie 0.04 2.55Mentale boekhoud<strong>in</strong>g 0.14 8.51 **<strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> beheer 0.21 10.31 **Kennis <strong>van</strong> f<strong>in</strong>anciële producten 0.11 5.66 **Kennis <strong>van</strong> aandelen 0.00 0.06** p


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • 413.3 SparenZeer belangrijke factorenDe belangrijkste factoren <strong>in</strong> het spaargedrag zijn f<strong>in</strong>anciële kennisen het netto vermogen <strong>van</strong> het huishouden. Hoe meer kennis menheeft over f<strong>in</strong>anciële zaken, hoe meer men geld dat men overhoudt,spaart of belegt. Specifieke kennis over aandelen heefteveneens een, zij het een wat m<strong>in</strong>der groot, positief effect opspaargedrag. Overigens kan dit effect ook andersom zijn: meergeld om te sparen of te beleggen kan leiden tot meer algemenef<strong>in</strong>anciële kennis en specifieke kennis over f<strong>in</strong>anciële producten.Het saldo <strong>van</strong> vermogen en schulden heeft een positief effectop ‘sparen’. Naarmate het totale netto vermogen toeneemt,zal dit ook beter gespreid worden over mogelijke spaarproductenen daardoor neemt de score op ‘sparen’ toe.Anderzijds kan meer uitgebreid sparen leiden tot een gunstigervermogenspositie.Belangrijke factorenSparen wordt beïnvloed door een groot aantal sociodemografische,economische, en psychologische factoren. Een hogeopleid<strong>in</strong>g en <strong>in</strong> m<strong>in</strong>dere mate een middelbare opleid<strong>in</strong>g hebbeneen positief effect op sparen, waarschijnlijk <strong>van</strong>wege het hierbovenaangeduide algemene kenniseffect. Autochtonen sparenmeer dan allochtonen. Dit is mogelijk het gevolg <strong>van</strong> verschillen <strong>in</strong>cultuur, gewoonten, en ondersteun<strong>in</strong>g <strong>van</strong> familie <strong>in</strong> het buitenland.F<strong>in</strong>anciële beslissers <strong>in</strong> eenpersoonshuishoudens zeggenm<strong>in</strong>der te sparen dan f<strong>in</strong>anciële beslissers <strong>in</strong> meerpersoonshuishoudens(referentiegroep).Het huishoud<strong>in</strong>komen heeft een positief effect op sparen.Vanzelfsprekend kan men <strong>van</strong> een hoger <strong>in</strong>komen meer geldoverhouden dat wordt aangewend voor spaarmogelijkheden.De netto waarde <strong>van</strong> de won<strong>in</strong>g heeft eveneens een positief effectop sparen.Het hebben <strong>van</strong> gezamenlijke reken<strong>in</strong>gen heeft een positief effectop ‘sparen’. Kennelijk is sparen een gemeenschappelijke activiteit<strong>van</strong> het huishouden.Naarmate de f<strong>in</strong>anciële situatie <strong>van</strong> het huishouden <strong>in</strong> de voorafgaande12 maanden is verbeterd neemt het spaargedrag toe.Een verslechter<strong>in</strong>g leidt tot afname <strong>van</strong> het spaargedrag. Mogelijkleidt een verander<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de f<strong>in</strong>anciële situatie niet onmiddellijktot een aanpass<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het consumptieniveau, maar wordt extrageld gespaard of ontspaard.Het zoeken <strong>van</strong> zekerheid <strong>in</strong> de f<strong>in</strong>anciële besluitvorm<strong>in</strong>g leidt tothet gebruiken <strong>van</strong> m<strong>in</strong>der spaarmogelijkheden. De score op‘sparen’ neemt toe met de betrokkenheid, dat is de <strong>in</strong>teresse <strong>in</strong>nieuwe f<strong>in</strong>anciële producten, en de wens om de f<strong>in</strong>anciële kenniste vergroten.Het vermijden <strong>van</strong> spijt over reeds gemaakte keuzes heeft eennegatief effect op ‘sparen’. Spijt over niet-gemaakte keuzes heeftechter geen significant effect.Een korte-termijn oriëntatie heeft een negatief effect op sparen,terwijl een lange-termijn oriëntatie een positief effect heeft.Dit is volledig <strong>in</strong> overeenstemm<strong>in</strong>g met de theorie: een kortetermijnoriëntatie leidt tot ongeduld voor consumptie en dus totm<strong>in</strong>der sparen, een lange-termijn oriëntatie leidt tot meeraandacht en voorzorg voor de toekomst, en daardoor tot meersparen.Mentale boekhoud<strong>in</strong>g heeft een negatief effect op ‘sparen’.Blijkbaar gaat het idee <strong>van</strong> ‘potjes’ voor verschillende uitgavenniet samen met sparen, en het benutten <strong>van</strong> meerdere spaarmogelijkheden.Dit effect is plausibel <strong>in</strong>dien men bedenkt datspaargeld opzij wordt gelegd voor meer algemene doele<strong>in</strong>den,dus niet voor specifieke uitgaven, zoals bij de ‘potjes’ het geval is.Naarmate vroeger meer tot ‘bijbaantjes’ is gestimuleerd enzakgeld heeft gehad neemt het spaargedrag toe.Geen effect‘Rondkomen’ en ‘overzicht’ hebben geen significant effect op‘sparen’. Kennelijk zijn dit geheel verschillende gedragsdimensies,die ook door verschillende factoren worden beïnvloed. Rondkomenlijkt een noodzakelijke voorwaarde te zijn voor sparen,tenzij men contractueel spaart en niet kan rondkomen nadat hetspaarbedrag <strong>van</strong> het <strong>in</strong>komen is afgetrokken. In de factoranalyse<strong>van</strong> Tabel 2.1 is wel een verband gevonden tussen rondkomen ensparen.Leeftijd, geslacht, werkzaamheid, en een f<strong>in</strong>ancieel beroephebben geen significant effect op ‘sparen’, evenm<strong>in</strong> als belangrijkelevensgebeurtenissen.Verwacht<strong>in</strong>gen over de f<strong>in</strong>anciële situatie <strong>van</strong> het huishouden,evenals de risicohoud<strong>in</strong>g, en de factoren ‘actief-passief’, ’samen<strong>in</strong>dividueel’,‘zekerheid’, en ‘met geld hebben leren omgaan’hebben alle geen significant effect op ‘sparen’.<strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> beheer heeft een positief effect op ‘sparen’. Dit effectwordt waarschijnlijk veroorzaakt door een betere organisatie <strong>van</strong>de <strong>geldzaken</strong>, en liever sparen dan lenen voor de aanschaf <strong>van</strong>producten.


42 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>Tabel 3.3 Verklar<strong>in</strong>g <strong>van</strong> ‘sparen’Determ<strong>in</strong>antenGestandaardiseerdecoëfficiëntent-waarde(Constante) 10.61 **Rondkomen 0.01 0.77Overzicht 0.00 −0.20Man a −0.02 −1.34Leeftijd −0.04 −1.60Middelbare opleid<strong>in</strong>g b 0.04 2.62 *Hoge opleid<strong>in</strong>g b 0.11 5.59 **Autochtoon 0.08 5.80 **Niet samenwonend/geen k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> huishouden c 0.08 2.17Niet samenwonend/wel k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> huishouden c 0.01 0.41Wel samenwonend/wel k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> huishouden c 0.00 0.04F<strong>in</strong>anciële beslisser <strong>in</strong> eenpersoons huishouden d −0.10 −4.05 **Niet-f<strong>in</strong>anciële beslisser (<strong>in</strong>wonende k<strong>in</strong>deren/anders) d −0.02 −0.68Niet-f<strong>in</strong>anciële beslisser <strong>in</strong> meerpersoons huishouden d −0.01 −0.98Eenpersoonshuishouden e 0.06 1.69Inkomen huishouden 0.11 6.51 **Netto waarde huis 0.09 5.42 **Nettovermogen 0.19 12.12 **Werkzaamheid respondent f 0.06 1.96Werkuren respondent 0.04 1.18Werkzaamheid partner g 0.07 1.98Werkuren partner −0.05 −1.39Beroepsmatig <strong>in</strong> hoofdzaak bezig met f<strong>in</strong>anciële zaken h −0.02 −1.66Gezamenlijke reken<strong>in</strong>g, alleen gezamenlijke betal<strong>in</strong>gen i 0.05 2.97 *Gezamenlijke reken<strong>in</strong>g, ook eigen betal<strong>in</strong>gen i 0.10 4.79 **Aparte reken<strong>in</strong>g partner, (ook) eigen betal<strong>in</strong>gen i 0.00 −0.13Eigen reken<strong>in</strong>g, (ook) eigen betal<strong>in</strong>gen i 0.02 0.74Levensgebeurtenissen:Huwelijk 0.00 0.20Samenwonen 0.00 0.23Verhuiz<strong>in</strong>g/uit huis gaan 0.01 0.82Gez<strong>in</strong>suitbreid<strong>in</strong>g −0.02 −0.92Scheid<strong>in</strong>g −0.02 −1.79Verander<strong>in</strong>g/verkrijg<strong>in</strong>g <strong>van</strong> baan −0.02 −1.03Pensioner<strong>in</strong>g 0.00 0.07Beë<strong>in</strong>dig<strong>in</strong>g <strong>van</strong> baan/ontslag 0.03 2.33Beë<strong>in</strong>dig<strong>in</strong>g <strong>van</strong> studie 0.01 0.52Groot ongeval/ernstige ziekte 0.01 1.02Overlijden <strong>van</strong> partner 0.00 −0.30Starten <strong>van</strong> eigen bedrijf 0.00 −0.01Faillissement 0.00 0.09Quiz score (kennis) 0.18 11.86 **F<strong>in</strong>anciële situatie <strong>van</strong> het huishouden is de laatste 12 maanden 0.07 4.35 **duidelijk verbeterdVerwacht<strong>in</strong>g dat de f<strong>in</strong>anciële situatie huishouden komende 0.00 0.0612 maanden duidelijk zal verbeterenRisicohoud<strong>in</strong>g 0.01 0.78** p


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • 43Tabel 3.3 Verklar<strong>in</strong>g <strong>van</strong> ‘sparen’ (vervolg)Determ<strong>in</strong>antenGestandaardiseerdecoëfficiëntent-waardeActief-Passief 0.03 2.04Avontuurlijk-Zekerheidzoekend −0.07 −4.62 **Samen-Individueel −0.02 −1.75Met geld leren omgaan 0.02 1.75Bijbaantjes/zakgeld 0.05 3.20 **Zekerheid 0.03 1.81Betrokkenheid/moeite doen 0.06 3.53 **Vermijden <strong>van</strong> spijt over gemaakte keuze −0.05 −3.42 **Spijt over niet-gemaakte keuze −0.01 −0.73Korte-termijn oriëntatie −0.11 −7.09 **Lange-termijn oriëntatie 0.06 4.01 **Mentale boekhoud<strong>in</strong>g −0.12 −8.11 **<strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> beheer 0.07 3.81 **Kennis <strong>van</strong> f<strong>in</strong>anciële producten 0.03 1.88Kennis <strong>van</strong> aandelen 0.06 4.24 **** p


44 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>Voor het hebben <strong>van</strong> overzicht <strong>in</strong> de f<strong>in</strong>anciën is een actievehoud<strong>in</strong>g met betrekk<strong>in</strong>g tot het zoeken <strong>van</strong> <strong>in</strong>formatie en eengoede kennis <strong>van</strong> f<strong>in</strong>anciële producten <strong>van</strong> groot belang. Hetstimuleren hier<strong>van</strong> heeft naar verwacht<strong>in</strong>g een positief effect opf<strong>in</strong>ancieel beheer.Een goede f<strong>in</strong>anciële kennis, hogere opleid<strong>in</strong>g en kennis <strong>van</strong> dewerk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de f<strong>in</strong>anciële markt, naast een hoger <strong>in</strong>komen envermogen, dragen <strong>in</strong> hoge mate bij tot een meer divers spaargedrag.Tevens draagt het hebben <strong>van</strong> gezamenlijke reken<strong>in</strong>genhiertoe bij, waarschijnlijk omdat sparen meer een aangelegenheid<strong>van</strong> het huishouden is dan <strong>van</strong> de <strong>in</strong>dividuen.Tabel 3.4 Overzicht <strong>van</strong> de belangrijkste effecten op de gedragsfactorenRondkomen Overzicht SparenRondkomen ––Man a ––Leeftijd ++Middelbare opleid<strong>in</strong>g b + +Hoge opleid<strong>in</strong>g b + ++Autochtoon ++ ++F<strong>in</strong>anciële beslisser <strong>in</strong> eenpersoons huishouden d ––Niet-f<strong>in</strong>anciële beslisser (<strong>in</strong>wonende k<strong>in</strong>deren/anders) d ++Niet-f<strong>in</strong>anciële beslisser <strong>in</strong> meerpersoons huishouden d ++ ––Inkomen huishouden ++ ++Netto waarde <strong>van</strong> huis ++ – ++Netto vermogen ++ ++Gezamenlijke reken<strong>in</strong>g, alleen gezamenlijke betal<strong>in</strong>gen i +Gezamenlijke reken<strong>in</strong>g, ook eigen betal<strong>in</strong>gen i – ++Quiz score (kennis) ++F<strong>in</strong>anciële situatie <strong>van</strong> het huishouden is de laatste 12 maanden ++ ++duidelijk verbeterdActief-Passief + ––Avontuurlijk-Zekerheidzoekend ––Bijbaantjes/zakgeld ++ ++Zekerheid ++ +Betrokkenheid/moeite doen ++Vermijden <strong>van</strong> spijt over gemaakte keuze ––Korte-termijn oriëntatie –– –– ––Lange-termijn oriëntatie + ++Mentale boekhoud<strong>in</strong>g –– ++ ––<strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> beheer ++ ++ ++Kennis <strong>van</strong> f<strong>in</strong>anciële producten ++Kennis <strong>van</strong> aandelen ++Referentiecategorieën: a vrouw, b lage opleid<strong>in</strong>g, c wel samenwonend/geen k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> huishouden, d f<strong>in</strong>anciële beslisser <strong>in</strong> meerpersoonshuishouden,emeerpersoonshuishouden, f niet-werkzame respondent, g niet-werkzame partner, h beroepsmatig niet bezig met f<strong>in</strong>anciële zaken,irespondent is <strong>in</strong>wonend k<strong>in</strong>d of andere <strong>in</strong>wonende persoon.


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • 45


46 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • 474Onderscheiden <strong>van</strong>groepen naar f<strong>in</strong>ancieel<strong><strong>in</strong>zicht</strong>: kennis en motivatieIn dit hoofdstuk worden groepen respondenten onderscheidenop basis <strong>van</strong> kennis en motivatie. Meer <strong>in</strong> het bijzonder wordenclusters onderscheiden die onderl<strong>in</strong>g zo veel mogelijk verschillen<strong>in</strong> kennis en motivatie, terwijl de verschillen tussen respondentenb<strong>in</strong>nen de clusters zo kle<strong>in</strong> mogelijk zijn.4.1 Korte beschrijv<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de clusteranalyseUitgangspunt bij deze clusteranalyse is dat er verschillendeniveaus zijn die <strong>in</strong> meer of m<strong>in</strong>dere mate <strong>van</strong> f<strong>in</strong>ancieel gedrag(rondkomen, sparen, overzicht) af staan (Zie Figuur 1.1 <strong>in</strong> Hoofdstuk1). Het niveau dat het dichtst bij f<strong>in</strong>ancieel gedrag staat is hetkennis- en motivatieniveau. Kennis en motivatie worden verondersteldbepalend te zijn voor iemands f<strong>in</strong>anciële gedrag. Bijvoorbeeld,een bepaald kennisniveau zal leiden tot bepaald f<strong>in</strong>ancieelgedrag. Hetzelfde geldt voor verschillende motivatieniveaus. Hetniveau dat het verste weg ligt <strong>van</strong> f<strong>in</strong>ancieel gedrag zijn sociodemografischekenmerken zoals sekse, leeftijd, opleid<strong>in</strong>g. Ditniveau wordt verondersteld bepalend te kunnen zijn voor hetkennis- en motivatieniveau. Kortom, sociodemografische kenmerkenbev<strong>in</strong>den zicht het verste verwijderd <strong>van</strong> f<strong>in</strong>ancieelgedrag, gevolgd door kennis en motivaties. Sociodemografischekenmerken hebben <strong>in</strong>vloed op f<strong>in</strong>ancieel gedrag, maar dit looptvia kennis en motivaties.Bij het vormen <strong>van</strong> de clusters is hier gekozen om de respondentente clusteren op basis <strong>van</strong> kennis en motivatie. Het voordeelhier<strong>van</strong> is dat er vervolgens uitspraken gedaan kunnen wordenover sociodemografische kenmerken én over f<strong>in</strong>ancieel gedrag.Het onderscheiden <strong>van</strong> onderl<strong>in</strong>g verschillende groepen isgedaan met behulp <strong>van</strong> K-means clusteranalyse, een statistischeprocedure <strong>in</strong> het software pakket SPSS (Statistical Package for theSocial Sciences). Deze techniek is vooral geschikt voor grotedatasets (n > 200). De uite<strong>in</strong>delijke clusteranalyse is <strong>in</strong> de volgendedrie stappen uitgevoerd. Deze worden hieronder kort beschreven.Stap 1: Berekenen <strong>van</strong> afstanden tussen respondentenIn de eerste stap worden afstanden tussen respondenten berekendop basis <strong>van</strong> kennis en motivatie scores. Hoe groter deafstand, des te meer de respondenten <strong>van</strong> elkaar verschillen. Bijdeze analyse is gekozen voor een gekwadrateerde euclidischeafstandsmaat. Hierdoor worden de verschillen uitvergroot. 7Stap 2: Bepalen <strong>van</strong> het aantal clustersIn de tweede stap is een hiërarchische clusteranalyse uitgevoerd(met gekwadrateerde euclidische afstanden, omdat deze afstandsmaatgekozen is <strong>in</strong> Stap 1) waarbij de berekende afstandenuit de eerste stap als startconfiguratie gebruikt zijn. Er wordtbegonnen met N clusters (elk <strong>van</strong> de N respondenten vormt eeneigen cluster). In achtereenvolgende stappen worden tweeclusters samengevoegd op basis <strong>van</strong> hun onderl<strong>in</strong>ge afstand zoalsgedef<strong>in</strong>ieerd <strong>in</strong> Stap 1. Bij deze techniek geldt dat clusters die <strong>in</strong>een later stadium worden samengevoegd ongelijker zijn danclusters die <strong>in</strong> een eerder stadium worden samengevoegd. Hetuite<strong>in</strong>delijke aantal clusters K wordt bepaald door <strong>in</strong> elke stap tekijken naar de afstand tussen de meest ongelijke respondenten uitde twee clusters die worden samengevoegd. Hoe groter dezeafstand, des te ongelijker de clusters zijn die worden samengevoegd.Als de afstand <strong>in</strong> opeenvolgende stappen te grootwordt, is dit vaak een aanduid<strong>in</strong>g dat clusters worden samengevoegddie (te) sterk <strong>van</strong> elkaar verschillen en het beter is omhet samenvoeg<strong>in</strong>gsproces te stoppen. Bijvoorbeeld, als er20 observaties zijn en de afstand tussen de 17e en 18e stap tegroot wordt, is het aantal overblijvende clusters 20–17=3.Stap 3: Uite<strong>in</strong>delijke clusteranalyse voor grote datasetsIn de derde stap wordt de feitelijke K-means clusteranalyseuitgevoerd. Het aantal clusters K dat bepaald is <strong>in</strong> de tweede stapdient hier als uitgangspunt. In deze derde stap is gekozen vooreen methode die voor elk <strong>van</strong> de K cluster een gemiddelde waardeberekent (centroïde). Vervolgens worden de gekwadrateerdeeuclidische afstanden berekend tussen elke respondent en decentroïdes. Nadat alle respondent-centroïde afstanden berekendzijn, worden de respondenten toegewezen aan het cluster waar<strong>van</strong>de centroïde het dichtstbij ligt. Nadat een respondent aan eencluster is toegewezen, wordt de clustercentroïde opnieuw berekendalvorens een volgende respondent wordt toegewezen. 8Uite<strong>in</strong>delijk resultaat is een overzicht <strong>van</strong> het <strong>in</strong> Stap 2 bepaaldaantal clusters, hun centroïdes voor de clustervariabelen en voorelke respondent het cluster waartoe deze behoort. Het clusterlidmaatschapwordt vervolgens gebruikt voor verdere analyses,bijvoorbeeld om de gemiddelde waarden <strong>van</strong> de sociodemografischevariabelen en gedragsvariabelen <strong>in</strong> de clusters te bepalen, ofom verschillen tussen clusters te v<strong>in</strong>den.4.2 <strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> de clusteranalyse4.2.1 Aantal clusters en centroïdesDe clusteranalyse is uitgevoerd met 3293 observaties (77 procent<strong>van</strong> de netto steekproef). Vanwege ontbrekende waarden voor dekennis- en motivatievragen zijn enkele respondenten <strong>in</strong> de eerstestap afgevallen. Het gehele proces heeft geleid tot zeven clusters.De centroïdes <strong>van</strong> de zeven clusters worden weergegeven <strong>in</strong>Tabel 4.1. De clusters zijn geordend <strong>van</strong> m<strong>in</strong>st (cluster 1) tot meestproblematisch (cluster 7) qua f<strong>in</strong>ancieel gedrag. Om deze orden<strong>in</strong>gte maken is gekeken naar de gemiddelde scores <strong>van</strong> Rondkomen,Overzicht en Sparen. Hiervoor gold dat de score opRondkomen het belangrijkst is voor het beleid, gevolgd door de7Bij een gekwadrateerde euclidische afstandsmaat en i kenmerken is de afstand d(X,Y) tussen de respondenten X en Y gedef<strong>in</strong>ieerd als: d(X,Y) = (X Σi i–Y i) 2met X ien Y ide waarden <strong>van</strong> de i-de variabele met betrekk<strong>in</strong>g tot respondenten X en Y. Met andere woorden, de afstand tussen twee observaties (hier respondenten,maar dat kunnen ook clusters zijn zoals <strong>in</strong> Stap 2) is de som <strong>van</strong> de gekwadrateerde verschillen tussen de waarden <strong>van</strong> de observaties.8Deze methode wordt ook wel centroid cluster<strong>in</strong>g with centroid updat<strong>in</strong>g genoemd (centroïde cluster<strong>in</strong>g met tussentijdse herzien<strong>in</strong>g <strong>van</strong> centroïdes).


48 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>score op Sparen. De score op Overzicht werd het m<strong>in</strong>st belangrijkgeacht voor het beleid <strong>van</strong>wege de niet-l<strong>in</strong>eaire samenhang metde andere gedragsfactoren (zie paragraaf 4.3.1).De waarden <strong>in</strong> Tabel 4.1 laten zien dat respondenten <strong>in</strong> cluster 2ruim bovengemiddeld (>50) scoren op de kennisquiz.Respondenten <strong>in</strong> dit cluster hebben dus zeer veel f<strong>in</strong>anciëlekennis. Dit <strong>in</strong> tegenstell<strong>in</strong>g tot respondenten <strong>in</strong> cluster 7, die meteen gemiddelde <strong>van</strong> 19,4 zeer sterk benedengemiddeld scoren opf<strong>in</strong>anciële kennis. Door de centroïde waarden <strong>van</strong> een bepaaldcluster te vergelijken met die <strong>in</strong> de andere cluster kan wordenvastgesteld of het betreffende cluster boven- of benedengemiddeldscoort op bepaalde kenmerken. Ook kunnen clustercentroïdestussen clusters vergeleken worden, om te kijken welkeclusters op welke kenmerken <strong>van</strong> elkaar verschillen en hoe zij <strong>van</strong>elkaar verschillen. Dit wordt gedaan <strong>in</strong> paragraaf 4.3.4.2.2 Omschrijv<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de clustersHieronder volgt een beschrijv<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de gevonden clusters. Eensamenvatt<strong>in</strong>g met de belangrijkste kenmerken per cluster wordtgegeven <strong>in</strong> de Tabellen 4.2 t/m 4.8. De clusters zijn gelabeld aande hand <strong>van</strong> hun f<strong>in</strong>anciële gedrag (rondkomen, overzicht,sparen) <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie met de kennis- en motivatie scores. Declusters zijn gerangschikt <strong>van</strong> m<strong>in</strong>st problematisch (cluster 1) totmeest problematisch (cluster 7). De om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> elk cluster is ookgegeven als percentage <strong>van</strong> de steekproef. Aangezien de steekproefrepresentatief is voor de Nederlandse populatie, kunnendeze percentages geïnterpreteerd worden als percentages <strong>van</strong> deNederlandse populatie. Bij het berekenen <strong>van</strong> de percentages isuitgegaan <strong>van</strong> een (gewogen) steekproefgrootte <strong>van</strong> N=4263.Cluster 1. <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> onbekommerd (15%)Respondenten <strong>in</strong> dit cluster kunnen zeer goed rondkomen ensparen. Het overzicht <strong>van</strong> de eigen f<strong>in</strong>anciële situatie is echterslecht. De algemene f<strong>in</strong>anciële kennis (quiz score) is sterk bovengemiddeld.Op zoek naar <strong>in</strong>formatie gaan zij passief te werk, enbij voorkeur <strong>in</strong>dividueel. De zekerheid dat men een goede besliss<strong>in</strong>gneemt is hoog. Daarentegen is de betrokkenheid bij nieuwef<strong>in</strong>anciële producten laag en wil men niet veel moeite doen om def<strong>in</strong>anciële kennis te vergroten. In de afgelopen twee jaar heeftmen gemiddeld 1,9 bronnen geraadpleegd voor advies bij deaanschaf <strong>van</strong> een f<strong>in</strong>ancieel product. Veel genoemde bronnen zijnfamilie en vrienden, tussenpersonen, bank- en verzeker<strong>in</strong>gsmaatschappijenen pensioenfonds, folders, <strong>in</strong>ternetsites, kranten entijdschriften, televisieprogramma’s en offertes. Men doet veel omspijt over een gemaakte keuze te vermijden, maar heeft we<strong>in</strong>igspijt <strong>van</strong> niet-gemaakte keuzes. Qua tijdsoriëntatie is men niet opde korte termijn gericht. Tenslotte doet deze groep zeer we<strong>in</strong>igaan mentale boekhoud<strong>in</strong>g.Sociodemografisch wordt het cluster gekenmerkt door meermannen (57%) dan vrouwen. De gemiddelde leeftijd is 53,7 jaar(SD = 17,2). Het overgrote deel is 65 jaar of ouder, heeft betaaldwerk en/of is met pensioen of met de VUT. 9 Het gemiddeldemaand<strong>in</strong>komen is hoog. De grootste groep (24%) heeft een eigenvermogen tussen € 20.000 en € 50.000. Men is voornamelijksamenwonend zonder k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> het huishouden. De respondenten<strong>in</strong> cluster 1 zijn voornamelijk f<strong>in</strong>anciële beslissers <strong>in</strong>meerpersoonshuishoudens. 86% geeft aan geen schulden tehebben. Slechts 4% <strong>in</strong> dit cluster is allochtoon.Tabel 4.1 Centroïdes <strong>van</strong> de zeven clusters. De waarden <strong>in</strong> de cellen zijn gestandaardiseerd en hebben een range<strong>van</strong> 0–100 met een gemiddelde <strong>van</strong> 50. Hoe hoger het clusternummer, des te f<strong>in</strong>ancieel problematischer het cluster.ClusterFactor 1 2 3 4 5 6 7Quizscore (f<strong>in</strong>anciële kennis) 58,5 67,6 46,5 65,8 35,2 35,6 19,4Actief-Passief 55,8 41,0 46,8 57,4 41,1 59,3 53,4Avontuurlijk-Zekerheidszoekend 50,8 41,0 56,2 50,8 52,3 51,3 45,8Samen-Individueel 54,0 52,0 53,4 50,0 49,2 43,2 44,9Met geld leren omgaan 52,7 50,5 55,0 49,6 49,4 45,9 43,1Bijbaantjes/zakgeld 49,3 55,7 48,4 48,2 50,0 48,3 53,1Zekerheid 58,9 57,1 59,7 44,3 46,1 37,8 36,9Betrokkenheid/moeite doen 43,1 65,5 44,1 47,5 57,4 41,4 56,2Vermijden <strong>van</strong> spijt <strong>van</strong> gemaakte keuze 57,0 42,1 54,3 48,8 49,6 50,2 45,0Spijt <strong>van</strong> niet-gemaakte keuze 41,9 54,8 34,3 53,6 68,6 38,6 59,5Korte-termijn oriëntatie 47,0 43,8 45,3 51,0 48,8 55,4 82,2Lange-termijn oriëntatie 48,8 51,9 53,2 47,2 49,6 41,0 79,8Mentale boekhoud<strong>in</strong>g 16,4 52,1 71,6 51,6 63,5 42,8 52,8<strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> beheer 54,0 50,6 57,8 47,0 49,7 43,3 42,8Kennis <strong>van</strong> f<strong>in</strong>anciële producten 54,3 55,4 57,1 47,3 48,0 38,4 38,8Kennis <strong>van</strong> aandelen 50,2 63,4 43,8 47,8 47,3 46,5 52,49Een verdel<strong>in</strong>g waarbij het gemiddelde lager is dan de modus is een l<strong>in</strong>ksscheve verdel<strong>in</strong>g. Dit houdt <strong>in</strong> dat er relatief we<strong>in</strong>ig observaties zijn met lage waarden, maar meermet hoge waarden.


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • 49Cluster 2. <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> ambitieus (17%)Respondenten <strong>in</strong> deze groep kunnen goed rondkomen, zeer goedsparen en hebben een goed overzicht <strong>van</strong> de eigen f<strong>in</strong>anciëlesituatie. Deze mensen hebben veel algemene f<strong>in</strong>anciële kennis(quiz score), gaan actief op zoek naar nieuwe f<strong>in</strong>anciële producten,en zijn hierbij avontuurlijk <strong>in</strong>gesteld. Dat wil zeggen dat zijopen staan voor de aanschaf <strong>van</strong> nieuwe en/of <strong>in</strong>gewikkeldef<strong>in</strong>anciële producten. Gemiddeld hebben zij de afgelopen tweejaar 3,4 bronnen geraadpleegd bij de aanschaf <strong>van</strong> een f<strong>in</strong>ancieelproduct. De bronnen die zij raadplegen zijn gevarieerd (zie Tabel4.28). De enige <strong>in</strong>formatiebron die nauwelijks geraadpleegdwordt zijn televisiereclames. Vroeger werd men gestimuleerd tothet hebben <strong>van</strong> bijbaantjes en zakgeld. De zekerheid is groot ende betrokkenheid hoog. Zij doen we<strong>in</strong>ig aan het vermijden <strong>van</strong>spijt over een gemaakte keuze. Daarentegen hebben ze wel spijt<strong>van</strong> niet-gemaakte keuzes. Men is we<strong>in</strong>ig op de korte termijngericht en heeft veel kennis over f<strong>in</strong>anciële producten en aandelen.Sociodemografisch wordt cluster 2 gekenmerkt doordat hetmerendeel man is (64%). De gemiddelde leeftijd is 43,3 jaar(SD=13,8). 10 Vaak is men hoog opgeleid, heeft men betaald werken bev<strong>in</strong>dt men zich <strong>in</strong> de hoogste <strong>in</strong>komensklasse. De meestenhebben een netto vermogen <strong>van</strong> tussen € 20.000 en € 50.000.73% heeft geen schulden. De samenstell<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het huishoudenwordt gekenmerkt doordat men samenwoont met (38%) ofzonder (38%) k<strong>in</strong>deren. Ook hier is de respondent meestal def<strong>in</strong>anciële beslisser <strong>in</strong> een meerpersoons huishouden.Cluster 3. <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> degelijk (14%)In dit cluster kan men goed rondkomen, maar slecht sparen. Hetoverzicht is goed. Mensen <strong>in</strong> dit cluster hebben we<strong>in</strong>ig algemenef<strong>in</strong>anciële kennis (quiz score), maar gaan actief en <strong>in</strong>dividualistischop zoek naar <strong>in</strong>formatie. Van huis uit heeft men goed metgeld leren omgaan. Men houdt <strong>van</strong> zekerheid en heeft veelzekerheid bij het nemen <strong>van</strong> f<strong>in</strong>anciële besliss<strong>in</strong>gen. De betrokkenheidis laag en men vermijdt het hebben <strong>van</strong> spijt over eengemaakte keuze. Over niet-gemaakte keuzes heeft men we<strong>in</strong>igspijt. Verder richt men zich we<strong>in</strong>ig op de korte en meer op delange termijn. Deze mensen maken veel gebruik <strong>van</strong> mentaleboekhoud<strong>in</strong>g, hebben een goed f<strong>in</strong>ancieel beheer en een goedekennis <strong>van</strong> f<strong>in</strong>anciële producten. Gemiddeld zijn 1,9 bronnengeraadpleegd <strong>in</strong> de afgelopen twee jaar bij de aanschaf <strong>van</strong> eenf<strong>in</strong>ancieel product. Deze bronnen zijn voornamelijk familie envrienden, tussenpersonen, banken en verzeker<strong>in</strong>gsmaatschappijen,folders, <strong>in</strong>ternetsites, kranten en tijdschriften, televisieprogramma’sen offertes.Sociodemografisch wordt cluster 3 gekenmerkt doordat hetmerendeel vrouw is (60%). Men behoort vaak tot de hoogsteleeftijdscategorie (65+ jaar), alhoewel mensen <strong>in</strong> de leeftijd 55-64jaar ook sterk vertegenwoordigd zijn. De gemiddelde leeftijd is51,2 jaar (SD = 16,9). Het opleid<strong>in</strong>gsniveau is gemiddeld en ietsmeer dan de helft heeft betaald werk. 23% geeft aan met pensioen/VUTte zijn. Het gemiddelde maand<strong>in</strong>komen is modaal(€ 1200-1800 netto per maand). Men is afkomstig uit huishoudensmet een netto vermogen tussen € 10.000 en € 20.000. 85% heeftgeen schulden. Over het algemeen woont men samen met eenpartner zonder k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> het huishouden. Ook hier is wederommeer dan de helft <strong>van</strong> de respondenten de f<strong>in</strong>anciële beslisser <strong>in</strong>een meerpersoonshuishouden.Cluster 4. <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> onzeker (16%)In dit cluster is men slecht <strong>in</strong> staat rond te komen, kan men goedsparen, maar heeft men een slecht overzicht. In dit cluster heeftmen zeer veel algemene f<strong>in</strong>anciële kennis (quiz score), hetgeenhet spaargedrag zou kunnen verklaren (zie paragraaf 3.3). Bij hetzoeken naar f<strong>in</strong>anciële <strong>in</strong>formatie is men sterk passief. Gemiddeldzijn 2,1 bronnen geraadpleegd bij de aanschaf <strong>van</strong> een f<strong>in</strong>ancieelproduct, zoals familie en vrienden, tussenpersonen, banken enverzeker<strong>in</strong>gsmaatschappijen, folders, <strong>in</strong>ternet, onafhankelijke<strong>in</strong>ternetsites en offertes. Ook heeft men we<strong>in</strong>ig zekerheid over debeschikk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> f<strong>in</strong>anciële <strong>in</strong>formatie. Het f<strong>in</strong>ancieel beheer iszwak en men heeft veel spijt <strong>van</strong> niet-gemaakte keuzes.Sociodemografisch kenmerkt deze groep zich door een hoogpercentage mensen <strong>van</strong> 35-44 jaar (24%), hoewel de aangrenzendeleeftijdscategorieën (21-34 jaar: 21,6% en 45-54 jaar: 23%) ooksterk vertegenwoordigd zijn. De gemiddelde leeftijd is 44,4 jaar(SD = 15,1). Men heeft grotendeels een gemiddelde opleid<strong>in</strong>ggenoten. 70% heeft betaald werk en men bev<strong>in</strong>dt zich <strong>in</strong> hetalgemeen <strong>in</strong> de modale <strong>in</strong>komensklasse. Het merendeel geeft aangeen vermogen te hebben (17%), terwijl een iets lager percentage(12%) aangeeft een vermogen te hebben tussen € 10.000 en€ 20.000. 71% <strong>van</strong> deze huishoudens heeft geen schulden. Voorhet grootste gedeelte bestaat het huishouden uit mensen diesamenwonen zonder k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> het huishouden (38%) enmensen die wel samenwonen met k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> het huishouden(36%). Meer dan de helft <strong>van</strong> de respondenten is f<strong>in</strong>anciëlebeslisser <strong>in</strong> een meerpersoons huishouden.Cluster 5. <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> zoekend (18%)In dit cluster kan men slecht rondkomen, slecht sparen, maarheeft men toch een goed f<strong>in</strong>ancieel overzicht. Mensen <strong>in</strong> ditcluster hebben we<strong>in</strong>ig algemene f<strong>in</strong>anciële kennis (quiz score),maar gaan actief op zoek naar <strong>in</strong>formatie. Het gemiddeld aantalgeraadpleegde bronnen <strong>in</strong> de afgelopen twee jaar is 2,1, waaronderfamilie en vrienden, tussenpersonen, banken en verzeker<strong>in</strong>gsmaatschappijen,<strong>in</strong>ternetsites, televisieprogramma’s en offertes.Desondanks is de zekerheid dat men goede f<strong>in</strong>anciële besliss<strong>in</strong>genkan nemen laag. De betrokkenheid is hoog, dus men doetmoeite om de f<strong>in</strong>anciële kennis te vergroten. Men heeft veel spijt<strong>van</strong> niet-gemaakte keuzes en maakt veel gebruik <strong>van</strong> mentaleboekhoud<strong>in</strong>g.Sociodemografisch kenmerkt dit cluster zich door meer vrouwen(60%) dan mannen, jonge mensen (25-34 jaar), en laag opgeleidemensen. De gemiddelde leeftijd is 45,3 jaar (SD = 16,4). 57% heeftbetaald werk en het <strong>in</strong>komen is modaal. Ruim een derde heeftgeen netto vermogen. 64,3% <strong>van</strong> de mensen heeft geen schulden.De meeste mensen wonen samen zonder k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> het huishouden(33%), maar het aantal mensen dat niet samenwoont en geenk<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> het huishouden heeft (30%) en mensen die welsamenwonen met k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> het huishouden (31%) is ook sterkvertegenwoordigd. Bijna de helft <strong>van</strong> de mensen is de f<strong>in</strong>anciëlebeslisser <strong>in</strong> een meerpersoons huishouden. In dit cluster is 17 %allochtoon.10Een verdel<strong>in</strong>g waarbij het gemiddelde hoger is dan de modus is een rechtsscheve verdel<strong>in</strong>g. Dit houdt <strong>in</strong> dat er relatief we<strong>in</strong>ig observaties zijn met hoge waarden, maarmeer met lage waarden.


50 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>Cluster 6. <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> laconiek (15%)In dit cluster kan men slecht rondkomen, slecht sparen en heeftmen zeer slecht overzicht. Het cluster kenmerkt zich door zeerwe<strong>in</strong>ig algemene f<strong>in</strong>anciële kennis (quiz score), een sterk passievehoud<strong>in</strong>g <strong>in</strong> het zoeken naar <strong>in</strong>formatie en een niet-<strong>in</strong>dividueleaanpak. Gemiddeld aantal geraadpleegde bronnen bij de aanschaf<strong>van</strong> een f<strong>in</strong>ancieel product <strong>in</strong> de afgelopen twee jaar is 1,5.Dit waren de afgelopen twee jaar voornamelijk familie en vrienden,tussenpersonen, banken en verzeker<strong>in</strong>gsmaatschappijen en<strong>in</strong>ternetsites. Van huis uit heeft men m<strong>in</strong>der goed geleerd om metgeld om te gaan. De zekerheid en de betrokkenheid zijn laag. Spijtover niet-gemaakte keuzes heeft men we<strong>in</strong>ig. De nadruk ligt meerop de korte termijn en m<strong>in</strong>der op de lange termijn. Er wordtwe<strong>in</strong>ig gebruik gemaakt <strong>van</strong> mentale boekhoud<strong>in</strong>g en de kennis<strong>van</strong> f<strong>in</strong>anciële producten is laag.In Tabellen 4.2 t/m 4.8 worden per cluster de belangrijkstekenmerken gegeven. Cluster 1 is het m<strong>in</strong>st problematische encluster 7 het meest problematische cluster.Het merendeel is vrouw, <strong>in</strong> de leeftijd 35-44, en heeft een middelbaaropleid<strong>in</strong>gsniveau. De gemiddelde leeftijd is 45 jaar (SD =17,2). Ruim 62% heeft betaald werk. Men bev<strong>in</strong>dt zich <strong>in</strong> demodale <strong>in</strong>komensklasse. 36% heeft geen vermogen en bijnatweederde heeft geen schulden. Het zijn voornamelijk mensendie wel samenwonen met k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> het huishouden. Verder zijnhet vooral f<strong>in</strong>anciële beslissers <strong>in</strong> meerpersoonshuishoudens,alhoewel circa eenderde niet-f<strong>in</strong>anciële beslisser is <strong>in</strong> een meerpersoonshuishouden.Cluster 7. <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> ongeletterd (5%)In dit cluster kan men zeer slecht rondkomen en sparen en heeftmen een slecht overzicht <strong>van</strong> de eigen f<strong>in</strong>anciële situatie. Ditcluster wordt gekenmerkt door mensen die zeer we<strong>in</strong>ig algemenef<strong>in</strong>anciële kennis (quiz score) hebben, meer avontuurlijk danzekerheidszoekend zijn, en bij voorkeur <strong>in</strong>formatie delen metanderen. Men is bovengemiddeld passief <strong>in</strong> het zoeken naar<strong>in</strong>formatie. Van huis uit heeft men niet geleerd om met geld om tegaan. Daarentegen is men wel gestimuleerd tot het hebben <strong>van</strong>bijbaantjes en kreeg men zakgeld. De zekerheid is laag, de betrokkenheidhoog. Als eenmaal een keuze gemaakt is, wordt spijtwe<strong>in</strong>ig vermeden. Men richt zich zeer sterk op zowel de korte alslange termijn. Het f<strong>in</strong>ancieel beheer is slecht en men heeft we<strong>in</strong>igkennis <strong>van</strong> f<strong>in</strong>anciële producten. Gemiddeld heeft men <strong>in</strong> deafgelopen twee jaar slechts 0,9 <strong>in</strong>formatiebronnen geraadpleegd,met name familie en vrienden en tussenpersonen.Cluster 7 bevat iets meer mannen (53%) dan vrouwen. Het zijnvoornamelijk jongeren <strong>in</strong> de leeftijd <strong>van</strong> 25-35 jaar, alhoewel degroep 35-44 jarigen ook sterk aanwezig is. De gemiddelde leeftijdis 38,5 jaar (SD = 14,0). De meeste mensen hebben een gemiddeldopleid<strong>in</strong>gsniveau, alhoewel ruim eenderde ook een laag opleid<strong>in</strong>gsniveauheeft. 72% heeft betaald werk. Het <strong>in</strong>komen isvoornamelijk laag (alhoewel er ook een grote groep mensen ismet een middelbaar <strong>in</strong>komen). Iets meer dan de helft heeft geenvermogen en 60% heeft geen schulden. Verder betreft hetmensen die niet samenwonen en geen k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> het huishoudenhebben (34%). Tevens is bijna eenderde wel samenwonendmet k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> het huishouden. Bijna 41% is f<strong>in</strong>anciële beslisser<strong>in</strong> een meerpersoons huishouden. In dit cluster komen met 19%relatief veel allochtonen voor.


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek• 51Tabel 4.2. Kenmerken cluster 1 (15%)<strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> onbekommerdClusterkenmerkenMotivaties (m<strong>in</strong>=0, max=100)Factorscores f<strong>in</strong>anciële gedrag<strong>in</strong>gen (m<strong>in</strong>=0, max=100)Veel f<strong>in</strong>anciële kennis Rondkomen 57.1Passief Overzicht 46.8Individueel Sparen 55.3Veel zekerheidWe<strong>in</strong>ig betrokkenheidVeel vermijden <strong>van</strong> spijt gemaakte keuzeWe<strong>in</strong>ig spijt niet-gemaakte keuzeWe<strong>in</strong>ig Korte-termijn gericht(Zeer) we<strong>in</strong>ig mentale boekhoud<strong>in</strong>gSociodemografische kenmerken (<strong>in</strong> gehele %)PersoonskenmerkenHuishoudkenmerkenSekse Leeftijd Netto vermogen huishouden Totale schulden huishoudenMan 57 18-24 jaar 2 Geen 6 Geen 86Vrouw 43 25-34 jaar 12 < € 500 1 < € 500 235-44 jaar 22 € 500-1.000 2 € 500-1.000 245-54 jaar 14 € 1.000-2.000 3 € 1.000-2.000 255-64 jaar 18 € 2.000-5.000 8 € 2.000-5.000 365+ jaar 31 € 5.000-10.000 9 € 5.000-10.000 3€ 10.000-20.000 17 € 10.000-20.000 6€ 20.000-50.000 24 € 20.000-50.000 2€ 50.000-75.000 9 € 50.000-75.000 1€ 75.000-100.000 5 € 75.000-100.000 0> € 100.000 13 > € 100.000 0Opleid<strong>in</strong>g Etniciteit Samenstell<strong>in</strong>g huishoudenLaag 26 Nederland 96 Niet samenwonend/geen k<strong>in</strong>deren 30Middel 37 Westers allochtoon 1 Niet samenwonend/wel k<strong>in</strong>deren 1Hoog 37 Turkije 0 Wel samenwonend/geen k<strong>in</strong>deren 46Marokko 1 Wel samenwonend/wel k<strong>in</strong>deren 24Sur<strong>in</strong>ame/Antillen 1Overig,niet Westers allochtoon 1Arbeidsmarkt (meerdere antwoorden mogelijk)Type f<strong>in</strong>anciële beslisserHeeft betaald werk (loondienst, freelancer, zelfstandige) 56 F<strong>in</strong>anciële beslisser <strong>in</strong> 1-persoons HH 20Werkloos 2 Niet-f<strong>in</strong>anciële beslisser (k<strong>in</strong>d/anders) 3Afgekeurd 3 F<strong>in</strong>anciële beslisser <strong>in</strong> meerpersoons HH 57Pensioen/VUT 33 Niet-f<strong>in</strong>anciële beslisser <strong>in</strong> meerpersoons HH 20Huisman/vrouw 12Volgt opleid<strong>in</strong>g 3Netto maand<strong>in</strong>komen respondentOverige kenmerken< € 1200 19 Aantal geraadpleegde bronnen afgelopen 2 jaar 1,9€ 1201-1800 34 Aantal f<strong>in</strong>anciële producten <strong>in</strong> bezit 3,1> € 1800 47 Aantal verzeker<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> bezit 5,0


52 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>Tabel 4.3. Kenmerken cluster 2 (17%)<strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> ambitieusClusterkenmerkenMotivaties (m<strong>in</strong>=0, max=100)Factorscores f<strong>in</strong>anciële gedrag<strong>in</strong>gen (m<strong>in</strong>=0, max=100)Veel f<strong>in</strong>anciële kennis Rondkomen 51.6Actief Overzicht 53.1Avontuurlijk Sparen 59.2Veel bijbaantjes/zakgeldVeel zekerheidVeel betrokkenheidWe<strong>in</strong>ig vermijden <strong>van</strong> spijt gemaakte keuzeSpijt over niet-gemaakte keuzeWe<strong>in</strong>ig Korte-termijn gerichtVeel kennis f<strong>in</strong>anciële productenVeel kennis over aandelenSociodemografische kenmerken (<strong>in</strong> gehele %)PersoonskenmerkenHuishoudkenmerkenSekse Leeftijd Netto vermogen huishouden Totale schulden huishoudenMan 65 18-24 jaar 6 Geen 10 Geen 73Vrouw 35 25-34 jaar 26 < € 500 3 < € 500 535-44 jaar 24 € 500-1.000 4 € 500-1.000 345-54 jaar 23 € 1.000-2.000 3 € 1.000-2.000 355-64 jaar 14 € 2.000-5.000 8 € 2.000-5.000 565+ jaar 8 € 5.000-10.000 11 € 5.000-10.000 4€ 10.000-20.000 14 € 10.000-20.000 3€ 20.000-50.000 22 € 20.000-50.000 4€ 50.000-75.000 11 € 50.000-75.000 1€ 75.000-100.000 5 € 75.000-100.000 1> € 100.000 11 > € 100.000 0Opleid<strong>in</strong>g Etniciteit Samenstell<strong>in</strong>g huishoudenLaag 11 Nederland 91 Niet samenwonend/geen k<strong>in</strong>deren 23Middel 35 Westers allochtoon 1 Niet samenwonend/wel k<strong>in</strong>deren 2Hoog 54 Turkije 2 Wel samenwonend/geen k<strong>in</strong>deren 38Marokko 1 Wel samenwonend/wel k<strong>in</strong>deren 38Sur<strong>in</strong>ame/Antillen 3Overig,niet Westers allochtoon 3Arbeidsmarkt (meerdere antwoorden mogelijk)Type f<strong>in</strong>anciële beslisserHeeft betaald werk (loondienst, freelancer, zelfstandige) 80 F<strong>in</strong>anciële beslisser <strong>in</strong> 1-persoons HH 8Werkloos 1 Niet-f<strong>in</strong>anciële beslisser (k<strong>in</strong>d/anders) 6Afgekeurd 5 F<strong>in</strong>anciële beslisser <strong>in</strong> meerpersoons HH 69Pensioen/VUT 10 Niet-f<strong>in</strong>anciële beslisser <strong>in</strong> meerpersoons HH 17Huisman/vrouw 6Volgt opleid<strong>in</strong>g 6Netto maand<strong>in</strong>komen respondentOverige kenmerken< € 1200 17 Aantal geraadpleegde bronnen afgelopen 2 jaar 3,4€ 1201-1800 32 Aantal f<strong>in</strong>anciële producten <strong>in</strong> bezit 3,5> € 1800 51 Aantal verzeker<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> bezit 5,4


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • 53Tabel 4.4. Kenmerken cluster 3 (14%)<strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> degelijkClusterkenmerkenMotivaties (m<strong>in</strong>=0, max=100)Factorscores f<strong>in</strong>anciële gedrag<strong>in</strong>gen (m<strong>in</strong>=0, max=100)We<strong>in</strong>ig f<strong>in</strong>anciële kennis Rondkomen 52.2Actief Overzicht 56.1Zekerheidszoekend Sparen 47.6IndividueelMet geld leren omgaanVeel zekerheidWe<strong>in</strong>ig betrokkenheidVermijden <strong>van</strong> spijt over gemaakte keuzeWe<strong>in</strong>ig spijt over niet-gemaakte keuzeLange-termijn gerichtVeel mentale boekhoud<strong>in</strong>gGoed f<strong>in</strong>ancieel beheerVeel kennis over f<strong>in</strong>anciële productenWe<strong>in</strong>ig kennis over aandelenSociodemografische kenmerken (<strong>in</strong> gehele %)PersoonskenmerkenHuishoudkenmerkenSekse Leeftijd Netto vermogen huishouden Totale schulden huishoudenMan 41 18-24 jaar 6 Geen 22 Geen 84Vrouw 59 25-34 jaar 14 < € 500 5 < € 500 335-44 jaar 18 € 500-1.000 6 € 500-1.000 245-54 jaar 18 € 1.000-2.000 6 € 1.000-2.000 255-64 jaar 22 € 2.000-5.000 15 € 2.000-5.000 265+ jaar 23 € 5.000-10.000 11 € 5.000-10.000 2€ 10.000-20.000 16 € 10.000-20.000 2€ 20.000-50.000 11 € 20.000-50.000 1€ 50.000-75.000 3 € 50.000-75.000 1€ 75.000-100.000 2 € 75.000-100.000 0> € 100.000 3 > € 100.000 1Opleid<strong>in</strong>g Etniciteit Samenstell<strong>in</strong>g huishoudenLaag 34 Nederland 91 Niet samenwonend/geen k<strong>in</strong>deren 31Middel 44 Westers allochtoon 2 Niet samenwonend/wel k<strong>in</strong>deren 3Hoog 22 Turkije 2 Wel samenwonend/geen k<strong>in</strong>deren 39Marokko 2 Wel samenwonend/wel k<strong>in</strong>deren 27Sur<strong>in</strong>ame/Antillen 2Overig,niet Westers allochtoon 1Arbeidsmarkt (meerdere antwoorden mogelijk)Type f<strong>in</strong>anciële beslisserHeeft betaald werk (loondienst, freelancer, zelfstandige) 51 F<strong>in</strong>anciële beslisser <strong>in</strong> 1-persoons HH 21Werkloos 3 Niet-f<strong>in</strong>anciële beslisser (k<strong>in</strong>d/anders) 5Afgekeurd 7 F<strong>in</strong>anciële beslisser <strong>in</strong> meerpersoons HH 55Pensioen/VUT 23 Niet-f<strong>in</strong>anciële beslisser <strong>in</strong> meerpersoons HH 20Huisman/vrouw 18Netto maand<strong>in</strong>komen respondentOverige kenmerken< € 1200 37 Aantal geraadpleegde bronnen afgelopen 2 jaar 1,9€ 1201-1800 41 Aantal f<strong>in</strong>anciële producten <strong>in</strong> bezit 2,7> € 1800 23 Aantal verzeker<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> bezit 4,8


54 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>Tabel 4.5. Kenmerken cluster 4 (16%)<strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> onzekerClusterkenmerkenMotivaties (m<strong>in</strong>=0, max=100)Factorscores f<strong>in</strong>anciële gedrag<strong>in</strong>gen (m<strong>in</strong>=0, max=100)Veel f<strong>in</strong>anciële kennis Rondkomen 48.0Passief Overzicht 48.2We<strong>in</strong>ig zekerheid Sparen 51.2Slecht f<strong>in</strong>ancieel beheerSpijt niet-gemaakte keuzeSociodemografische kenmerken (<strong>in</strong> gehele %)PersoonskenmerkenHuishoudkenmerkenSekse Leeftijd Netto vermogen huishouden Totale schulden huishoudenMan 51 18-24 jaar 8 Geen 17 Geen 71Vrouw 49 25-34 jaar 22 < € 500 7 < € 500 635-44 jaar 24 € 500-1.000 4 € 500-1.000 545-54 jaar 23 € 1.000-2.000 5 € 1.000-2.000 355-64 jaar 13 € 2.000-5.000 13 € 2.000-5.000 565+ jaar 11 € 5.000-10.000 13 € 5.000-10.000 4€ 10.000-20.000 16 € 10.000-20.000 4€ 20.000-50.000 12 € 20.000-50.000 3€ 50.000-75.000 5 € 50.000-75.000 0€ 75.000-100.000 3 € 75.000-100.000 0> € 100.000 5 > € 100.000 0Opleid<strong>in</strong>g Etniciteit Samenstell<strong>in</strong>g huishoudenLaag 22 Nederland 88 Niet samenwonend/geen k<strong>in</strong>deren 24Middel 43 Westers allochtoon 1 Niet samenwonend/wel k<strong>in</strong>deren 2Hoog 35 Turkije 1 Wel samenwonend/geen k<strong>in</strong>deren 38Marokko 2 Wel samenwonend/wel k<strong>in</strong>deren 36Sur<strong>in</strong>ame/Antillen 3Overig,niet Westers allochtoon 4Arbeidsmarkt (meerdere antwoorden mogelijk)Type f<strong>in</strong>anciële beslisserHeeft betaald werk (loondienst, freelancer, zelfstandige) 70 F<strong>in</strong>anciële beslisser <strong>in</strong> 1-persoons HH 9Werkloos 2 Niet-f<strong>in</strong>anciële beslisser (k<strong>in</strong>d/anders) 8Afgekeurd 4 F<strong>in</strong>anciële beslisser <strong>in</strong> meerpersoons HH 53Pensioen/VUT 13 Niet-f<strong>in</strong>anciële beslisser <strong>in</strong> meerpersoons HH 30Huisman/vrouw 12Volgt opleid<strong>in</strong>g 7Netto maand<strong>in</strong>komen respondentOverige kenmerken< € 1200 31 Aantal geraadpleegde bronnen afgelopen 2 jaar 2,1€ 1201-1800 40 Aantal f<strong>in</strong>anciële producten <strong>in</strong> bezit 3,2> € 1800 30 Aantal verzeker<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> bezit 5,0


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • 55Tabel 4.6. Kenmerken cluster 5 (18%)<strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> zoekendClusterkenmerkenMotivaties (m<strong>in</strong>=0, max=100)Factorscores f<strong>in</strong>anciële gedrag<strong>in</strong>gen (m<strong>in</strong>=0, max=100)We<strong>in</strong>ig f<strong>in</strong>anciële kennis Rondkomen 45.9Actief Overzicht 53.7We<strong>in</strong>ig zekerheid Sparen 45.2Veel betrokkenheidVeel spijt over niet-gemaakte keuzeVeel mentale boekhoud<strong>in</strong>gSociodemografische kenmerken (<strong>in</strong> gehele %)PersoonskenmerkenHuishoudkenmerkenSekse Leeftijd Netto vermogen huishouden Totale schulden huishoudenMan 40 18-24 jaar 10 Geen 37 Geen 64Vrouw 60 25-34 jaar 22 < € 500 8 < € 500 735-44 jaar 20 € 500-1.000 9 € 500-1.000 545-54 jaar 18 € 1.000-2.000 5 € 1.000-2.000 355-64 jaar 16 € 2.000-5.000 9 € 2.000-5.000 665+ jaar 14 € 5.000-10.000 11 € 5.000-10.000 6€ 10.000-20.000 9 € 10.000-20.000 4€ 20.000-50.000 8 € 20.000-50.000 3€ 50.000-75.000 3 € 50.000-75.000 1€ 75.000-100.000 1 € 75.000-100.000 0> € 100.000 1 > € 100.000 0Opleid<strong>in</strong>g Etniciteit Samenstell<strong>in</strong>g huishoudenLaag 38 Nederland 83 Niet samenwonend/geen k<strong>in</strong>deren 30Middel 42 Westers allochtoon 2 Niet samenwonend/wel k<strong>in</strong>deren 5Hoog 20 Turkije 3 Wel samenwonend/geen k<strong>in</strong>deren 33Marokko 3 Wel samenwonend/wel k<strong>in</strong>deren 31Sur<strong>in</strong>ame/Antillen 5Overig,niet Westers allochtoon 4Arbeidsmarkt (meerdere antwoorden mogelijk)Type f<strong>in</strong>anciële beslisserHeeft betaald werk (loondienst, freelancer, zelfstandige) 57 F<strong>in</strong>anciële beslisser <strong>in</strong> 1-persoons HH 14Werkloos 5 Niet-f<strong>in</strong>anciële beslisser (k<strong>in</strong>d/anders) 11Afgekeurd 8 F<strong>in</strong>anciële beslisser <strong>in</strong> meerpersoons HH 50Pensioen/VUT 15 Niet-f<strong>in</strong>anciële beslisser <strong>in</strong> meerpersoons HH 25Huisman/vrouw 16Volgt opleid<strong>in</strong>g 7Netto maand<strong>in</strong>komen respondentOverige kenmerken< € 1200 39 Aantal geraadpleegde bronnen afgelopen 2 jaar 2,1€ 1201-1800 48 Aantal f<strong>in</strong>anciële producten <strong>in</strong> bezit 2,7> € 1800 13 Aantal verzeker<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> bezit 4,6


56 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>Tabel 4.7. Kenmerken cluster 6 (15%)<strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> laconiekClusterkenmerkenMotivaties (m<strong>in</strong>=0, max=100)Factorscores f<strong>in</strong>anciële gedrag<strong>in</strong>gen (m<strong>in</strong>=0, max=100)(Zeer) we<strong>in</strong>ig f<strong>in</strong>anciële kennis Rondkomen 46.4Sterk passief Overzicht 43.4Samen Sparen 45.5M<strong>in</strong>der goed met geld leren omgaan(Zeer) we<strong>in</strong>ig zekerheid(Zeer) We<strong>in</strong>ig betrokkenheidWe<strong>in</strong>ig spijt over niet-gemaakte keuzeKorte-termijn gericht(Zeer) we<strong>in</strong>ig op lange termijn gericht(Zeer) we<strong>in</strong>ig mentale boekhoud<strong>in</strong>gWe<strong>in</strong>ig kennis f<strong>in</strong>anciële productenSociodemografische kenmerken (<strong>in</strong> gehele %)PersoonskenmerkenHuishoudkenmerkenSekse Leeftijd Netto vermogen huishouden Totale schulden huishoudenMan 41 18-24 jaar 12 Geen 36 Geen 65Vrouw 59 25-34 jaar 21 < € 500 6 < € 500 735-44 jaar 23 € 500-1.000 7 € 500-1.000 545-54 jaar 17 € 1.000-2.000 5 € 1.000-2.000 455-64 jaar 12 € 2.000-5.000 12 € 2.000-5.000 665+ jaar 16 € 5.000-10.000 11 € 5.000-10.000 5€ 10.000-20.000 11 € 10.000-20.000 6€ 20.000-50.000 7 € 20.000-50.000 2€ 50.000-75.000 2 € 50.000-75.000 1€ 75.000-100.000 2 € 75.000-100.000 0> € 100.000 2 > € 100.000 0Opleid<strong>in</strong>g Etniciteit Samenstell<strong>in</strong>g huishoudenLaag 35 Nederland 88 Niet samenwonend/geen k<strong>in</strong>deren 33Middel 43 Westers allochtoon 2 Niet samenwonend/wel k<strong>in</strong>deren 4Hoog 23 Turkije 3 Wel samenwonend/geen k<strong>in</strong>deren 29Marokko 3 Wel samenwonend/wel k<strong>in</strong>deren 34Sur<strong>in</strong>ame/Antillen 3Overig,niet Westers allochtoon 3Arbeidsmarkt (meerdere antwoorden mogelijk)Type f<strong>in</strong>anciële beslisserHeeft betaald werk (loondienst, freelancer, zelfstandige) 63 F<strong>in</strong>anciële beslisser <strong>in</strong> 1-persoons HH 18Werkloos 3 Niet-f<strong>in</strong>anciële beslisser (k<strong>in</strong>d/anders) 11Afgekeurd 4 F<strong>in</strong>anciële beslisser <strong>in</strong> meerpersoons HH 38Pensioen/VUT 16 Niet-f<strong>in</strong>anciële beslisser <strong>in</strong> meerpersoons HH 33Huisman/vrouw 13Volgt opleid<strong>in</strong>g 8Netto maand<strong>in</strong>komen respondentOverige kenmerken< € 1200 37 Aantal geraadpleegde bronnen afgelopen 2 jaar 1,5€ 1201-1800 48 Aantal f<strong>in</strong>anciële producten <strong>in</strong> bezit 2,8> € 1800 16 Aantal verzeker<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> bezit 4,4


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • 57Tabel 4.8. Kenmerken cluster 7 (5%)<strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> ongeletterdClusterkenmerkenMotivaties (m<strong>in</strong>=0, max=100)Factorscores f<strong>in</strong>anciële gedrag<strong>in</strong>gen (m<strong>in</strong>=0, max=100)(Zeer) we<strong>in</strong>ig f<strong>in</strong>anciële kennis Rondkomen 42.3Avontuurlijk Overzicht 46.1Passief Sparen 41.5SamenWe<strong>in</strong>ig met geld leren omgaanBijbaantjes/zakgeldWe<strong>in</strong>ig zekerheidVeel betrokkenheidWe<strong>in</strong>ig vermijden <strong>van</strong> spijt over gemaakte keuze(Zeer) sterk korte-termijn gericht(Zeer) sterk lange-termijn gerichtSlecht f<strong>in</strong>ancieel beheerWe<strong>in</strong>ig kennis f<strong>in</strong>anciële productenSociodemografische kenmerken (<strong>in</strong> gehele %)PersoonskenmerkenHuishoudkenmerkenSekse Leeftijd Netto vermogen huishouden Totale schulden huishoudenMan 53 18-24 jaar 14 Geen 52 Geen 60Vrouw 47 25-34 jaar 32 < € 500 8 < € 500 535-44 jaar 29 € 500-1.000 11 € 500-1.000 445-54 jaar 11 € 1.000-2.000 4 € 1.000-2.000 455-64 jaar 7 € 2.000-5.000 9 € 2.000-5.000 565+ jaar 7 € 5.000-10.000 9 € 5.000-10.000 7€ 10.000-20.000 2 € 10.000-20.000 7€ 20.000-50.000 4 € 20.000-50.000 5€ 50.000-75.000 1 € 50.000-75.000 1€ 75.000-100.000 0 € 75.000-100.000 0> € 100.000 1 > € 100.000 1Opleid<strong>in</strong>g Etniciteit Samenstell<strong>in</strong>g huishoudenLaag 37 Nederland 81 Niet samenwonend/geen k<strong>in</strong>deren 34Middel 49 Westers allochtoon 1 Niet samenwonend/wel k<strong>in</strong>deren 8Hoog 14,4 Turkije 5 Wel samenwonend/geen k<strong>in</strong>deren 26Marokko 3 Wel samenwonend/wel k<strong>in</strong>deren 32Sur<strong>in</strong>ame/Antillen 6Overig,niet Westers allochtoon 5Arbeidsmarkt (meerdere antwoorden mogelijk)Type f<strong>in</strong>anciële beslisserHeeft betaald werk (loondienst, freelancer, zelfstandige) 72 F<strong>in</strong>anciële beslisser <strong>in</strong> 1-persoons HH 13Werkloos 5 Niet-f<strong>in</strong>anciële beslisser (k<strong>in</strong>d/anders) 16Afgekeurd 4 F<strong>in</strong>anciële beslisser <strong>in</strong> meerpersoons HH 41Pensioen/VUT 7 Niet-f<strong>in</strong>anciële beslisser <strong>in</strong> meerpersoons HH 30Huisman/vrouw 12Volgt opleid<strong>in</strong>g 5Netto maand<strong>in</strong>komen respondentOverige kenmerken< € 1200 45 Aantal geraadpleegde bronnen afgelopen 2 jaar 0,9€ 1201-1800 41 Aantal f<strong>in</strong>anciële producten <strong>in</strong> bezit 2,1> € 1800 14 Aantal verzeker<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> bezit 3,6


58 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>4.3 Verschillen tussen clustersDe zeven clusters zijn gevonden op basis <strong>van</strong> hun onderl<strong>in</strong>gegemiddelde verschillen <strong>in</strong> kennis en motivatie. Dit geeft echternog geen nauwkeurig beeld <strong>van</strong> hoe de clusters <strong>van</strong> elkaarverschillen. Om hier een beeld <strong>van</strong> te schetsen zijn de clustersonderl<strong>in</strong>g vergeleken <strong>in</strong> hun factorscores voor de kennis- enmotivatievragen. Daarnaast is ook gekeken naar vermogen enschulden, <strong>in</strong>formatiezoekgedrag (welke bronnen heeft mengeraadpleegd), productbezit (welke en hoeveel) en <strong>in</strong>formatie- enkenniswens (welke f<strong>in</strong>anciële kennis en <strong>in</strong>formatie men zou willenont<strong>van</strong>gen, waarom en hoe).In de tabellen die volgen worden per cluster de gemiddeldefactorscore (M), standaarddeviatie (SD) en aantal observaties (n)vermeld. Hoe hoger de factorscore, des te meer men zich gedraagtnaar de omschrijv<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de factor. Zo kunnen mensen meteen hogere score op Rondkomen beter rondkomen met hun gelddan mensen met een lagere score. Bij bipolaire factoren houdt dit<strong>in</strong> dat men zich bij hogere scores meer gedraagt naar het rechterlabel<strong>van</strong> de factornaam. Bijvoorbeeld: hoe hoger de score op deActief-Passief factor, hoe passiever men te werk gaat bij hetzoeken naar f<strong>in</strong>anciële <strong>in</strong>formatie. Per tabel wordt ook weergegevenwelke clusters significant <strong>van</strong> elkaar verschillen voor debetreffende factor. Clusters met verschillende superscriptsverschillen significant <strong>van</strong> elkaar. Bijvoorbeeld, de aanduid<strong>in</strong>g 1 a ,2 b,c , 3 c wil zeggen dat cluster 1 significant verschilt <strong>van</strong> clusters 2en 3 (clusters 2 en 3 hebben namelijk een ander superscript dan‘a’) en dat clusters 2 en 3 onderl<strong>in</strong>g niet verschillen (clusters 2 en 3hebben beide superscript ‘c’). De getallen die bij ‘Totaal’ vermeldworden, hebben betrekk<strong>in</strong>g op de gehele steekproef. De percentageszijn afgerond naar gehele getallen.4.3.1 Rondkomen, overzicht en sparenRondkomen. In cluster 1 kan men het beste rondkomen en significantbeter dan <strong>in</strong> de andere clusters. Cluster 7 kan het m<strong>in</strong>st goedrondkomen, en significant slechter dan <strong>in</strong> alle andere clusters.Clusters 4, 5 en 6 kunnen even goed rondkomen. Hetzelfde geldtvoor de clusters 2 en 3. De resultaten staan <strong>in</strong> Tabel 4.9. De matewaar<strong>in</strong> respondenten scoren op de factor Rondkomen is dus goedterug te zien <strong>in</strong> de verschillende clusters. De clusters 1, 2 en 3scoren bovengemiddeld tot sterk bovengemiddeld op de factorRondkomen. In de clusters 4, 5, 6 en 7 scoort men op deze factorgemiddeld tot sterk benedengemiddeld. De cumulatieve percentageslaten zien dat 47% <strong>van</strong> de respondenten (afkomstig uitclusters 1, 2 en 3) beter scoort dan het gemiddelde (50) <strong>van</strong> depopulatie.Tabel 4.9 Gemiddelde factorscores rondkomen per cluster.Clusters met verschillende superscripts verschillen significant<strong>van</strong> elkaar.Cluster n M SD Cumullatief %1 d 598 57,2 9,3 152 c 688 51,6 11,3 333 c 540 52,2 10,9 474 b 648 48,0 12,3 645 b 698 46,0 12,8 826 b 574 46,4 13,4 977 a 123 42,3 13,9 100Totaal 3869 49,9 12,5Overzicht. De factor Overzicht geeft weer <strong>in</strong> hoeverre mensen eenoverzicht hebben <strong>van</strong> hun eigen f<strong>in</strong>anciële situatie. Het besteoverzicht hebben de mensen <strong>in</strong> cluster 3 (maar niet significantbeter dan <strong>in</strong> cluster 5). Het slechtste overzicht heeft men <strong>in</strong> cluster6 (maar niet significant slechter dan <strong>in</strong> cluster 7). De mate <strong>van</strong>overzicht verschilt verder ook niet tussen de clusters 1, 4 en 7 ende cluster 2 en 5. De resultaten staan <strong>in</strong> Tabel 4.10.Tabel 4.10 Gemiddelde factorscores Overzicht per cluster.Clusters met verschillende superscripts verschillen significant<strong>van</strong> elkaar.Cluster n M SD1 b 598 46,8 14,52 c 688 53,1 12,33 d 540 56,1 11,54 b 648 48,2 13,35 c, d 698 53,7 13,76 a 574 43,4 16,17 a, b 123 46,1 17,1Totaal 3869 50,2 14,4


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • 59Factorscoresgemiddelden per cluster60504030201001 2 3 4 5 6 7Rondkomen Overzicht SparenFiguur 4.1. Gemiddelde factorscores <strong>van</strong> Rondkomen, Overzicht en Sparen per clusterSparen. De mensen <strong>in</strong> cluster 2 kunnen het beste sparen ensignificant beter dan mensen <strong>in</strong> de andere clusters. In cluster 7 ismen het m<strong>in</strong>st goed <strong>in</strong> staat om te sparen en significant slechterdan <strong>in</strong> alle andere clusters. In de clusters 5 en 6 en <strong>in</strong> de clusters 3en 6 kan men even slecht sparen. De clusters 1 en 4 verschillen elksignificant <strong>van</strong> de andere clusters. Mensen <strong>in</strong> cluster 4 verschillensignificant <strong>van</strong> de overige clusters. Hetzelfde geldt voor mensen <strong>in</strong>cluster 5. Ook zij verschillen significant <strong>van</strong> de overige clusters <strong>in</strong>de mate waar<strong>in</strong> zij kunnen sparen. De resultaten staan <strong>in</strong>Tabel 4.11Ter verduidelijk<strong>in</strong>g worden per cluster de gemiddelden voorRondkomen, Overzicht en Sparen grafisch weergegeven <strong>in</strong>Figuur 4.1. De horizontale lijn geeft de gemiddelde schaalwaarde(50) over alle respondenten weer.Tabel 4.11 Gemiddelde factorscore Sparen per cluster.Clusters met verschillende superscripts verschillen significant<strong>van</strong> elkaar.Cluster n M SD1 e 598 55,3 11,22 f 688 59,2 11,73 c 540 47,6 10,24 d 648 51,2 11,05 b 698 45,2 10,66 b, c 574 45,5 10,67 a 123 41,5 10,4Totaal 3869 50,5 12,24.3.2 Kennis en motivatieQuizscore (f<strong>in</strong>anciële kennis). De gemiddelde score op de kennisquizis een aanduid<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de f<strong>in</strong>anciële kennis <strong>van</strong> de respondent.Hoe hoger de score op de kennisquiz, des te beter def<strong>in</strong>anciële kennis. De meeste f<strong>in</strong>anciële kennis heeft men <strong>in</strong> cluster2 (maar niet significant meer dan <strong>in</strong> cluster 4). De m<strong>in</strong>ste kennishebben de mensen <strong>in</strong> cluster 7. Het kennisniveau <strong>in</strong> cluster 5 en 6verschilt onderl<strong>in</strong>g niet. De clusters 1 en 3 verschillen elk afzonderlijk<strong>van</strong> de overige clusters <strong>in</strong> het kennisniveau. De resultatenstaan <strong>in</strong> Tabel 4.12.Tabel 4.12 Gemiddelde factorscores Kennisquiz per cluster.Clusters met verschillende superscripts verschillen significant<strong>van</strong> elkaar.Cluster n M SD1 d 636 58,5 17,02 e 718 67,6 12,43 c 589 46,5 16,94 e 695 65,8 10,95 b 783 35,2 14,66 b 640 35,6 14,57 a 202 19,4 17,0Totaal 4263 50,0 20,8


60 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>Actief-Passief. Deze factor geeft de wijze weer waarop men opzoek gaat naar <strong>in</strong>formatie. Hoe hoger de score, des te passiever deaanpak. Het meest passief <strong>in</strong> het zoeken naar <strong>in</strong>formatie is men <strong>in</strong>cluster 6. Het m<strong>in</strong>ste passief zijn de mensen <strong>in</strong> cluster 2. Deresultaten staan <strong>in</strong> Tabel 4.13.Samen-Individueel. De mate waar<strong>in</strong> men <strong>in</strong>dividueel te werk gaatbij het zoeken naar f<strong>in</strong>anciële <strong>in</strong>formatie wordt weergegevendoor de gemiddelden <strong>in</strong> Tabel 4.15. Hoe hoger de score, des te<strong>in</strong>dividueler de aanpak. Het meest <strong>in</strong>dividualistisch zijn de respondenten<strong>in</strong> cluster 1. Het m<strong>in</strong>st <strong>in</strong>dividualistisch is men <strong>in</strong> cluster 6(maar niet significant m<strong>in</strong>der dan <strong>in</strong> cluster 7). Respondenten <strong>in</strong> declusters 2, 4 en 5 gaan noch uitgesproken samen, noch uitgesproken<strong>in</strong>dividueel te werk bij het zoeken naar f<strong>in</strong>anciële <strong>in</strong>formatie.De resultaten staan <strong>in</strong> Tabel 4.15.Tabel 4.13 Gemiddelde factorscores Actief-Passief percluster. Clusters met verschillende superscripts verschillensignificant <strong>van</strong> elkaar.Cluster n M SD1 c, d 636 55,8 15,72 a 718 41,0 13,13 b 589 46,8 17,14 d, e 695 57,4 13,85 a 783 41,1 14,86 e 640 59,3 14,97 c 194 53,4 16,5Totaal 4255 50,0 16,7Tabel 4.15 Gemiddelde factorscores Samen-Individueel percluster. Clusters met verschillende superscripts verschillensignificant <strong>van</strong> elkaar.Cluster n M SD1 d 636 54,0 14,52 c, d 718 52,0 12,23 d 589 53,4 13,54 b, c 695 50,0 13,65 b 783 49,2 13,86 a 640 43,2 14,87 a 194 44,9 13,1Totaal 4255 50,0 14,2Avontuurlijk-Zekerheidzoekend. Mensen die een sterke voorkeurhebben voor zekerheid bij de aanschaf <strong>van</strong> f<strong>in</strong>anciële productenbev<strong>in</strong>den zich <strong>in</strong> cluster 3. Het m<strong>in</strong>st zekerheidszoekend is men <strong>in</strong>cluster 2. Noch uitgesproken avontuurlijk, noch uitgesprokenzekerheidszoekend zijn de mensen <strong>in</strong> de clusters 1, 4, 5 en 6.Cluster 7 scoort onder het gemiddelde en significant verschillend<strong>van</strong> alle overige clusters. De resultaten staan <strong>in</strong> Tabel 4.14.Met geld leren omgaan. Mensen <strong>in</strong> cluster 3 hebben het bestemet geld leren omgaan. In cluster 7 heeft men het slechtstemet geld leren omgaan. Cluster 6 heeft benedengemiddeld metgeld leren omgaan en is significant afwijkend <strong>van</strong> de andereclusters. Respondenten <strong>in</strong> de clusters 1, 2, 4 en 5 hebben vroeger‘gemiddeld’ met geld leren omgaan. De resultaten staan <strong>in</strong>Tabel 4.16.Tabel 4.14 Gemiddelde factorscores Avontuurlijk-Zekerheidzoekend per cluster. Clusters met verschillendesuperscripts verschillen significant <strong>van</strong> elkaar.Cluster n M SD1 d 636 50,8 11,92 a 718 41,0 12,13 e 589 56,2 9,44 d 695 50,8 9,95 d 783 52,3 11,36 d 640 51,3 10,87 b 194 45,8 12,4Totaal 4255 50,0 12,0Tabel 4.16 Gemiddelde factorscores Met geld leren omgaanper cluster. Clusters met verschillende superscriptsverschillen significant <strong>van</strong> elkaar.Cluster n M SD1 d, e 610 52,7 11,52 c, d 697 50,5 10,93 e 573 55,0 10,64 c 675 49,6 12,45 c 741 49,4 13,66 b 602 45,9 13,57 a 146 43,1 12,9Totaal 4043 50,2 12,6


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • 61Bijbaantjes/zakgeld. Van huis uit zijn mensen uit cluster 2 hetmeest gestimuleerd tot het hebben <strong>van</strong> bijbaantjes en het krijgen<strong>van</strong> zakgeld, maar niet significant meer dan <strong>in</strong> cluster 7. Het m<strong>in</strong>sthiertoe gestimuleerd zijn de mensen <strong>in</strong> cluster 4 (maar nietsignificant m<strong>in</strong>der dan <strong>in</strong> de clusters 1, 3, 5 en 6). Cluster 7 scoortbovengemiddeld, maar niet significant verschillend <strong>van</strong> cluster 5.De resultaten staan <strong>in</strong> Tabel 4.17.Betrokkenheid/moeite doen. De mate waar<strong>in</strong> men betrokken is bijnieuwe f<strong>in</strong>anciële producten en moeite wil doen om de eigenf<strong>in</strong>anciële kennis te vergroten, is weergegeven met de score voorBetrokkenheid/moeite doen. In cluster 2 is men het meest betrokken.Het m<strong>in</strong>st betrokken is men <strong>in</strong> cluster 6, maar niet significantm<strong>in</strong>der dan <strong>in</strong> clusters 1 en 3. Ook sterk betrokken zijn mensen <strong>in</strong>clusters 5 en 7, die onderl<strong>in</strong>g niet <strong>van</strong> elkaar verschillen <strong>in</strong> de mate<strong>van</strong> betrokkenheid. Cluster 4 verschilt significant <strong>van</strong> de andereclusters. De resultaten staan <strong>in</strong> Tabel 4.19.Tabel 4.17 Gemiddelde factorscores Bijbaantjes/ Zakgeld percluster. Clusters met verschillende superscripts verschillensignificant <strong>van</strong> elkaar.Cluster n M SD1 a 610 49,3 16,42 c 697 55,7 13,23 a 573 48,4 17,24 a 675 48,2 15,75 a, b 741 50,0 16,66 a 602 48,3 17,77 b, c 146 53,1 15,0Totaal 4043 50,2 16,3Tabel 4.19 Gemiddelde factorscores Betrokkenheid/ moeitedoen per cluster. Clusters met verschillende superscriptsverschillen significant <strong>van</strong> elkaar.Cluster n M SD1 a 589 43,1 16,82 d 696 65,5 12,23 a 534 44,1 15,64 b 658 47,5 13,05 c 699 57,4 15,16 a 548 41,4 14,07 c 92 56,2 15,9Totaal 3817 50,8 17,0Zekerheid. De score op Zekerheid geeft aan <strong>in</strong> hoeverre men erzeker <strong>van</strong> is dat men goed <strong>in</strong> staat is om aan f<strong>in</strong>anciële kennis tekomen (omdat men weet waar dit te v<strong>in</strong>den is, of omdat men zelfover de kennis en/of <strong>in</strong>formatie beschikt). De zekerheid is hetlaagst <strong>in</strong> cluster 7, gevolgd door clusters 4 en 5, en het hoogst <strong>in</strong>cluster 3. Merk op dat het verschil <strong>in</strong> zekerheid tussen de m<strong>in</strong>st enmeest zekere respondenten aanzienlijk is: clusters met veelzekerheid scoren gemiddeld maar liefst 20 punten hoger.De resultaten staan <strong>in</strong> Tabel 4.18.Vermijden <strong>van</strong> spijt over gemaakte keuze. Het meest aan hetvermijden <strong>van</strong> spijt over een gemaakte keuze doen respondenten<strong>in</strong> cluster 1. Het m<strong>in</strong>st <strong>in</strong> cluster 2. De clusters 4, 5 en 6 zitten daartussen<strong>in</strong> en verschillen onderl<strong>in</strong>g niet <strong>in</strong> de mate <strong>van</strong> spijtvermijd<strong>in</strong>g.De resultaten staan <strong>in</strong> Tabel 4.20.Tabel 4.18 Gemiddelde factorscores Zekerheid per cluster.Clusters met verschillende superscripts verschillen significant<strong>van</strong> elkaar.Cluster n M SD1 c 589 58,9 14,12 c 696 57,1 11,73 c 534 59,7 13,34 b 658 44,3 12,15 b 699 46,1 14,46 a 548 37,8 13,87 a 92 36,9 17,0Totaal 3817 50,3 15,7Tabel 4.20 Gemiddelde factorscores Vermijden <strong>van</strong> spijt overgemaakte keuze per cluster. Clusters met verschillendesuperscripts verschillen significant <strong>van</strong> elkaar.Cluster n M SD1 c 612 57,0 16,22 a 705 42,1 16,73 c 562 54,3 18,34 b 673 48,8 14,75 b 746 49,6 17,76 b 587 50,2 17,77 a 104 45,0 14,9Totaal 3989 49,9 17,5


62 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>Spijt over niet-gemaakte keuze. Een andere vorm <strong>van</strong> spijt is spijtover wat men niet gekozen heeft (gemiste kansen). De meestespijt hierover heeft men <strong>in</strong> cluster 5, de m<strong>in</strong>ste spijt <strong>in</strong> cluster 3. Incluster 7 ervaart men ook veel spijt; m<strong>in</strong>der dan <strong>in</strong> cluster 5, maarsignificant meer dan <strong>in</strong> de clusters 1, 2, 4 en 6. De resultaten staan<strong>in</strong> Tabel 4.21.Lange-termijn oriëntatie. Ook de mate waar<strong>in</strong> men zich op detoekomst of lange termijn richt, is het sterkst <strong>in</strong> cluster 7. In ditcluster scoort men bijna 30 punten bovengemiddeld. Het m<strong>in</strong>ststerk op de lange termijn gericht is men <strong>in</strong> cluster 6. De resultatenstaan <strong>in</strong> Tabel 4.23.Tabel 4.21 Gemiddelde factorscores Spijt over niet-gemaaktekeuze per cluster. Clusters met verschillende superscriptsverschillen significant <strong>van</strong> elkaar.Cluster n M SD1 b 612 41,9 18,62 c 705 54,8 17,53 a 562 34,3 14,44 c 673 53,6 16,25 e 746 68,6 14,36 b 587 38,6 15,87 d 104 59,5 15,4Totaal 3989 50,0 20,0Tabel 4.23 Gemiddelde factorscores Lange-termijn oriëntatieper cluster. Clusters met verschillende superscriptsverschillen significant <strong>van</strong> elkaar.Cluster n M SD1 b 636 48,8 13,02 c, d, e 718 51,9 11,33 e 589 53,2 12,74 b 695 47,2 11,35 c, d 782 49,6 12,16 a 640 41,0 12,27 f 185 79,8 18,9Totaal 4246 50,0 14,5Korte-termijn oriëntatie. De mate waar<strong>in</strong> men zich op de kortetermijn richt is het sterkst bij mensen <strong>in</strong> cluster 7 en het zwakst bijmensen <strong>in</strong> cluster 2. Gezien de hoge score zijn mensen <strong>in</strong> cluster 7aanzienlijk meer op het heden gericht dan mensen <strong>in</strong> de overigeclusters. In cluster 6 is men ook bovengemiddeld op de kortetermijngericht en significant meer dan <strong>in</strong> de clusters 1 tot enmet 5. De resultaten staan <strong>in</strong> Tabel 4.22.Mentale boekhoud<strong>in</strong>g. Mentaal boekhouden (mental account<strong>in</strong>g)is een methode die het sterkst wordt toegepast door mensen <strong>in</strong>cluster 3. Uitermate we<strong>in</strong>ig wordt de methode toegepast doormensen <strong>in</strong> cluster 1. Ook sterk, maar <strong>in</strong> m<strong>in</strong>dere mate dan <strong>in</strong>cluster 3 wordt het mentaal scheiden <strong>van</strong> potjes toegepast <strong>in</strong>cluster 5. In cluster 6 wordt benedengemiddeld aan mentaleboekhoud<strong>in</strong>g gedaan. Clusters 2, 4 en 7 scoren gemiddeld enverschillen onderl<strong>in</strong>g niet significant. De resultaten staan <strong>in</strong>Tabel 4.24.Tabel 4.22 Gemiddelde factorscores Korte-termijn oriëntatieper cluster. Clusters met verschillende superscriptsverschillen significant <strong>van</strong> elkaar.Cluster n M SD1 b, c 636 47,0 12,12 a 718 43,8 10,63 a, b 589 45,3 12,24 d 695 51,0 10,35 c 782 48,8 11,36 e 640 55,4 11,47 f 185 82,2 15,3Totaal 4246 50,0 13,9Tabel 4.24 Gemiddelde factorscores Mentale boekhoud<strong>in</strong>gper cluster. Clusters met verschillende superscriptsverschillen significant <strong>van</strong> elkaar.Cluster n M SD1 a 631 16,4 12,92 c 712 52,1 16,73 d 578 71,6 14,54 c 691 51,6 13,25 d 769 63,5 17,26 b 618 42,8 17,77 c 110 52,8 20,3Totaal 4110 50,0 23,0


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • 63<strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> beheer. Het f<strong>in</strong>ancieel beheer is het beste <strong>in</strong> cluster 3,gevolgd door cluster 1. Het slechtst is het f<strong>in</strong>ancieel beheer <strong>in</strong>cluster 7, maar niet significant slechter dan <strong>in</strong> cluster 6. De clusters2 en 5 scoren rond het gemiddelde <strong>van</strong> 50 en zijn onderl<strong>in</strong>g nietsignificant verschillend. Cluster 4 scoort benedengemiddeld <strong>in</strong>f<strong>in</strong>ancieel beheer, terwijl cluster 1 bovengemiddeld scoort. Deresultaten staan <strong>in</strong> Tabel 4.25.Kennis <strong>van</strong> aandelen. ‘Kennis <strong>van</strong> aandelen’ betreft de mate <strong>van</strong>specifieke kennis over onder meer aandelen en obligaties. Hethangt samen met <strong>in</strong> hoeverre men op de hoogte is <strong>van</strong> de (werk<strong>in</strong>g<strong>van</strong>) de economie en de f<strong>in</strong>anciële markt. De meeste kennis,en significant meer dan <strong>in</strong> alle overige clusters, hebben mensen <strong>in</strong>cluster 2. De m<strong>in</strong>ste kennis hebben mensen <strong>in</strong> cluster 3, maar nietsignificant m<strong>in</strong>der dan <strong>in</strong> cluster 6. De resultaten staan <strong>in</strong> Tabel4.27.Tabel 4.25 Gemiddelde factorscores <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> beheer percluster. Clusters met verschillende superscripts verschillensignificant <strong>van</strong> elkaar.Cluster n M SD1 d 632 54,0 11,12 c 715 50,6 11,93 d 588 57,8 8,24 b 693 47,0 11,55 c 769 49,7 12,06 a 630 43,3 13,87 a 116 42,8 15,9Totaal 4142 50,0 12,6Tabel 4.27 Gemiddelde factorscores Kennis <strong>van</strong> aandelen.Clusters met verschillende superscripts verschillen significant<strong>van</strong> elkaar.Cluster n M SD1 c, d 594 50,2 14,92 e 702 63,4 12,13 a 515 43,8 12,94 b, c 664 47,8 10,85 b 700 47,3 11,86 a, b 590 46,5 10,57 d 91 52,4 12,5Totaal 3857 50,3 13,8Kennis <strong>van</strong> f<strong>in</strong>anciële producten. Mensen <strong>in</strong> cluster 3 hebben demeeste kennis <strong>van</strong> f<strong>in</strong>anciële producten. In cluster 6 daarentegenis de kennis het m<strong>in</strong>st, gevolgd door cluster 7. De aangrenzendeclusters 4 en 5 (onderl<strong>in</strong>g niet verschillend) hebben m<strong>in</strong>der kennis<strong>van</strong> f<strong>in</strong>anciële producten dan de clusters 1 en 2 (onderl<strong>in</strong>g nietverschillend). De resultaten staan <strong>in</strong> Tabel 4.26.4.3.3 Vermogen en schuldenGeschat vermogen <strong>in</strong> euro’s. Met een geschat vermogen <strong>van</strong>gemiddeld bijna € 70.000 heeft men <strong>in</strong> cluster 1 het grootstevermogen, gevolgd door cluster 2 (iets meer dan € 61.000). Hetlaagste is het vermogen <strong>in</strong> cluster 7. In clusters 3, 4 en 6 heeft mennoch het hoogste, noch het laagste vermogen. De resultatenstaan <strong>in</strong> Tabel 4.28.Tabel 4.26 Gemiddelde factorscores Kennis f<strong>in</strong>anciëleproducten. Clusters met verschillende superscriptsverschillen significant <strong>van</strong> elkaar.Cluster n M SD1 c 594 54,3 12,62 c, d 702 55,4 9,93 d 515 57,1 12,44 b 664 47,3 11,35 b 700 48,0 13,16 a 590 38,4 12,57 a 91 38,8 12,3Totaal 3857 49,7 13,5Tabel 4.28 Gemiddeld geschat vermogen per cluster. Clustersmet verschillende superscripts verschillen significant <strong>van</strong>elkaar.Cluster n M SD1 c 544 69.754,4 121.231,42 c 635 61.337,3 112.170,73 a, b 513 22.296,8 65.393,74 b 596 32.688,9 83.115,15 a 629 11.425,0 39.472,16 a, b 508 15.316,5 52.047,07 a 112 7.359,2 39.986,9Totaal 3538 34.949,3 86.739,4


64 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>Geschatte schulden <strong>in</strong> euro’s. De schuld die men heeft is hethoogste <strong>in</strong> cluster 7 (ruim € 6.100). Het laagst is de schuld bijmensen <strong>in</strong> cluster 1 (ruim € 1.300). De resultaten staan <strong>in</strong>Tabel 4.29.Tabel 4.29 Gemiddeld geschatte schulden per cluster.Clusters met verschillende superscripts verschillen significant<strong>van</strong> elkaar.Cluster n M SD1 a 619 1.314,1 9.090,92 a, b 695 3.464,3 12.177,83 a 577 2.307,7 16.806,14 a 659 2.160,6 8.193,85 a, b 733 3.771,3 13.970,26 a 591 3.250,4 14.241,87 b 148 6.122,3 25.031,7Totaal 4022 2.875,9 13.381,3Netto vermogen <strong>in</strong> euro’s. Het netto vermogen is berekend door degeschatte schulden af te trekken <strong>van</strong> het geschatte vermogen. Incluster 7 is het netto vermogen het laagst en zelfs gemiddeldnegatief. In cluster 1 is het netto vermogen het hoogst. Opgemerktdient te worden dat, omdat het niet overal dezelfde respondentenzijn geweest waar<strong>van</strong> geschat vermogen én geschatteschulden zijn berekend, het netto vermogen uit Tabel 4.30 nietrechtstreeks berekend kan worden door de getallen uit Tabellen4.28 en 4.29 <strong>van</strong> elkaar af te trekken.Tabel 4.30 Gemiddeld netto vermogen per cluster. Clustersmet verschillende superscripts verschillen significant <strong>van</strong>elkaar.Cluster n M SD1 d 539 68.985,9 122.665,02 d 632 57.843,7 113.989,73 b, c 513 19.729,7 63.655,24 c 592 30.688,7 84.468,35 a, b 620 7.593,5 42.155,66 a, b, c 495 12.578,5 53.033,77 a 107 –405,4 51.499,2Totaal 3497 32.288,8 88.302,24.3.4 Zoeken naar <strong>in</strong>formatie, productbezit en <strong>in</strong>formatieenkenniswensGeraadpleegde bronnen afgelopen twee jaar. Aan elke respondentis gevraagd welke <strong>van</strong> 15 bronnen de afgelopen twee jaar zijngeraadpleegd bij het nemen <strong>van</strong> een f<strong>in</strong>anciële besliss<strong>in</strong>g. Hierbijkonden respondenten meer dan één bron aangeven. In Tabel 4.31is af te lezen dat 45% <strong>van</strong> de mensen <strong>in</strong> cluster 2 <strong>in</strong> de afgelopentwee jaar familieleden, vrienden, of kennissen hebben geraadpleegd.Wat verder opvalt <strong>in</strong> Tabel 4.31 is dat familie, vrienden ofkennissen <strong>in</strong> alle clusters veel geraadpleegde bronnen zijn. Hethoogste percentage respondenten dat geen <strong>van</strong> de bronnen heeftgeraadpleegd, bev<strong>in</strong>dt zich <strong>in</strong> cluster 7, het laagste percentage <strong>in</strong>cluster 2. Bank- en verzeker<strong>in</strong>gsmaatschappijen, tussenpersonenen <strong>in</strong>ternet worden ook <strong>in</strong> alle clusters veel genoemd.


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • 65Tabel 4.31 Geraadpleegde bronnen (%) <strong>in</strong> de afgelopen twee jaar per cluster (meerdere antwoorden mogelijk)ClusterFamilie, vrienden,kennissenWerkgeverIntermediair, tussenpersoon, f<strong>in</strong>anciëleadviseursBank/verzeker<strong>in</strong>gsmaatschappij/pensioenfondsConsumentenorganisatiesFolders/brochures <strong>van</strong> productaanbiedersInternetsites <strong>van</strong> productaanbiedersOverheid (Postbus 51, M<strong>in</strong>isterie SocialeZaken, Belast<strong>in</strong>gdienst, UWV, etc.)Vergelijkende/onafhankelijke <strong>in</strong>ternetsitesKranten, tijdschriftenTelevisieprogramma’s zoals Kassa enRadarTelevisiereclamesF<strong>in</strong>anciële bijsluiterProductvoorwaardenOffertes aangevraagdGeen <strong>van</strong> deze1 33 4 22 28 6 12 18 4 10 10 12 1 5 5 16 312 45 10 35 40 13 23 41 11 27 17 17 1 15 14 32 133 40 3 20 26 6 12 18 6 10 11 13 1 6 4 15 314 43 6 30 28 6 13 20 5 11 8 10 1 4 4 19 225 48 6 17 26 5 9 16 7 7 6 14 1 5 4 16 266 48 4 23 19 2 7 11 3 5 5 7 0 2 1 9 327 34 5 9 14 1 3 5 3 2 2 6 0 0 0 5 52Totaal 43 5 24 27 6 12 20 6 11 9 12 1 6 5 18 27Aantal geraadpleegde bronnen afgelopen twee jaar. Het aantalbronnen dat men heeft geraadpleegd <strong>in</strong> de afgelopen twee jaar ism<strong>in</strong>imaal nul en maximaal vijftien. De meeste bronnen wordengeraadpleegd <strong>in</strong> cluster 2, het m<strong>in</strong>st aantal bronnen (m<strong>in</strong>der danéén) <strong>in</strong> cluster 7. De resultaten staan <strong>in</strong> Tabel 4.32.Tabel 4.32 Aantal geraadpleegde bronnen bij nemen <strong>van</strong>f<strong>in</strong>anciële besliss<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> afgelopen twee jaar. Clusters metverschillende superscripts verschillen significant <strong>van</strong> elkaar.Cluster n M SD1 c 636 1,9 2,02 d 718 3,4 2,83 c 589 1,9 2,14 c 695 2,1 2,05 c 783 1,9 2,06 b 640 1,5 1,67 a 188 0,9 1,4Totaal 4249 2,1 2,2F<strong>in</strong>anciële producten <strong>in</strong> bezit. Het percentage respondenten dateen bepaald f<strong>in</strong>ancieel product <strong>in</strong> bezit heeft (keuze uit vijftien) iste zien <strong>in</strong> Tabel 4.33. Bijna iedereen heeft een betaalreken<strong>in</strong>g,ruim 70% heeft een spaarreken<strong>in</strong>g en iets meer dan de helft heefteen <strong>in</strong>ternetspaarreken<strong>in</strong>g. Daarnaast is het percentage creditcardsook hoog. Producten die door we<strong>in</strong>ig respondenten <strong>in</strong> bezitzijn, zijn de opties, futures, of warrants, autof<strong>in</strong>ancier<strong>in</strong>g enregel<strong>in</strong>gen voor het kopen op afbetal<strong>in</strong>g. Opvallend hoog is hetaantal respondenten <strong>in</strong> cluster 7 dat aangeeft geen <strong>van</strong> de vermeldef<strong>in</strong>anciële producten <strong>in</strong> bezit te hebben: maar liefst 17%.Vergeleken met de overige clusters is dit zeer hoog. Demografischkenmerkt deze 17% uit cluster 7 zich als volgt: voornamelijkmannen (60,5%), 25-34 jaar (46,9%), laag (38,8%) tot middelbaar(47,6%) opgeleid, niet-f<strong>in</strong>anciële beslissers <strong>in</strong> meerpersoonshuishoudens (39,9%) of f<strong>in</strong>anciële beslisser <strong>in</strong> meerpersoonshuishouden(38,7%), ongehuwd zonder k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> huishouden(46,8%), samenwonend met een partner (55,8%), hoofdzakelijk<strong>van</strong> Nederlandse afkomst (81,9%) en <strong>in</strong> loondienst (63,3%). Dezekenmerken duiden op jonge, (nog) <strong>in</strong>wonende, werkende mannenzonder eigen huishouden (maar dus wel met een eigen<strong>in</strong>komen), of samenwonende, jongwerkende mannen die niet def<strong>in</strong>anciële beslisser zijn.


66 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>Tabel 4.33 F<strong>in</strong>anciële producten <strong>in</strong> bezit (%) per cluster (meerdere antwoorden mogelijk)ClusterBetaalreken<strong>in</strong>gSpaarreken<strong>in</strong>gInternetspaarreken<strong>in</strong>gSpaardeposito(’s)Creditcard(s)Persoonlijke len<strong>in</strong>gDoorlopend kredietKopen op afbetal<strong>in</strong>gAutof<strong>in</strong>ancier<strong>in</strong>gLen<strong>in</strong>g <strong>van</strong> familie, vrienden, of bekendenObligatie(s)Belegg<strong>in</strong>gsfonds(en)Aandelen/leaseproductenIndividuele aandelenOpties of futures of warrantsGeen <strong>van</strong> deze producten1 97 80 49 11 45 3 7 1 1 2 9 30 9 8 2 12 97 77 74 10 59 4 13 1 3 4 10 44 17 17 3 13 97 75 42 4 35 3 8 2 2 3 2 11 3 2 0 14 95 73 60 4 49 4 15 2 3 6 5 23 7 4 1 15 91 66 43 3 29 7 16 4 3 5 1 8 4 1 0 46 95 66 41 3 32 7 16 4 3 7 2 10 3 2 0 27 78 53 32 2 21 6 9 4 1 3 2 2 3 0 0 17Totaal 94 72 51 6 41 5 13 2 2 5 5 20 7 6 1 2Aantal f<strong>in</strong>anciële producten <strong>in</strong> bezit. Tabel 4.34 geeft het gemiddeldaantal f<strong>in</strong>anciële producten <strong>in</strong> bezit per cluster weer. Cluster2 bezit significant meer f<strong>in</strong>anciële producten dan de andere zesclusters. In cluster 7 heeft men de m<strong>in</strong>ste f<strong>in</strong>anciële producten <strong>in</strong>bezit en significant m<strong>in</strong>der dan <strong>in</strong> alle andere clusters. Het aantalf<strong>in</strong>anciële producten verschilt onderl<strong>in</strong>g niet <strong>in</strong> de clusters 3, 5 en6 en de clusters 1 en 4. Het percentage mensen <strong>in</strong> cluster 7 datgeen <strong>van</strong> de 15 producten bezit is hoog. Maar liefst 17% geeft aangeen <strong>van</strong> de producten uit de tabel te bezitten. Met een gemiddelde<strong>van</strong> 2% over alle clusters is dit zeer hoog.Verzeker<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> bezit. Het percentage respondenten dat eenbepaald soort verzeker<strong>in</strong>g heeft gesloten, is weergegeven <strong>in</strong>Tabel 4.35. Een hoog percentage bezit is er voor een <strong>in</strong>boedel- enof opstalverzeker<strong>in</strong>g, aansprakelijkheidsverzeker<strong>in</strong>g en autoverzeker<strong>in</strong>g.We<strong>in</strong>ig mensen geven aan een kapitaalverzeker<strong>in</strong>g tebezitten, alhoewel het percentage bezitters hier<strong>van</strong> hoog is <strong>in</strong>cluster 2. Mogelijk is de term ‘kapitaalverzeker<strong>in</strong>g’ bij veel menseneen onbekend begrip en weten ze niet dat ze een kapitaalverzeker<strong>in</strong>gbezitten. In cluster 7 wordt relatief veel aangegeven dat mengeen <strong>van</strong> deze verzeker<strong>in</strong>gen heeft afgesloten.Tabel 4.34 Aantal f<strong>in</strong>anciële producten <strong>in</strong> bezit. Clusters metverschillende superscripts verschillen significant <strong>van</strong> elkaar.Cluster n M SD1 c 636 3,1 1,12 d 718 3,5 1,23 b, 588 2,7 1,14 c 695 3,2 1,25 b 620 2,7 1,36 b 640 2,8 1,37 a 185 2,1 1,5Totaal 4244 2,9 1,3


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • 67Tabel 4.35 Aantal verzeker<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> bezit (%) per cluster (meerdere antwoorden mogelijk)ClusterAutoverzeker<strong>in</strong>gInboedel- en/of opstalverzeker<strong>in</strong>gAansprakelijkheidsverzeker<strong>in</strong>gRechtsbijstandverzeker<strong>in</strong>gLijfrenteverzeker<strong>in</strong>gArbeidsongeschiktheidsverzeker<strong>in</strong>gLevensloopverzeker<strong>in</strong>gNiet verplichte (aanvullende)pensioenverzeker<strong>in</strong>gKapitaalverzeker<strong>in</strong>gOverlijdensrisicoverzeker<strong>in</strong>gUitvaartverzeker<strong>in</strong>gAndere levensverzeker<strong>in</strong>gGeen <strong>van</strong> deze verzeker<strong>in</strong>gen1 83 95 93 60 24 21 9 15 8 28 58 10 12 84 91 90 61 32 29 14 17 14 41 52 13 33 75 91 89 51 19 20 8 12 5 27 69 11 24 80 87 88 54 22 28 9 15 6 35 59 13 55 74 83 80 47 16 21 10 9 5 29 68 12 56 70 83 80 43 16 23 8 12 3 24 64 9 77 59 65 59 38 7 16 10 5 2 20 56 7 19Totaal 77 87 85 52 21 24 10 13 6 31 61 11 4Aantal verzeker<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> bezit. Tabel 4.36 geeft het gemiddeldaantal verzeker<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> bezit per cluster weer. De meeste verzeker<strong>in</strong>genheeft men <strong>in</strong> cluster 2, maar niet significant meer dan <strong>in</strong> declusters 1 en 4. In cluster 7 heeft men de m<strong>in</strong>ste verzeker<strong>in</strong>gen ensignificant m<strong>in</strong>der dan <strong>in</strong> de overige clusters. Het aantal verzeker<strong>in</strong>gendat men heeft, is onderl<strong>in</strong>g niet verschillend <strong>in</strong> clusters 3, 5en 6 en <strong>in</strong> clusters 1, 3 en 4.Behoefte aan extra f<strong>in</strong>anciële kennis of <strong>in</strong>formatieAan alle respondenten is gevraagd of ze behoefte hebben aanextra kennis of f<strong>in</strong>anciële <strong>in</strong>formatie. Uitgesplitst naar clusters(Tabel 4.37) is te zien dat het merendeel <strong>van</strong> de respondenten hiergeen behoefte aan heeft. Relatief hoog zijn de percentagesmensen dat ‘ja’ heeft geantwoord <strong>in</strong> de clusters 2, 4 en 5. Relatiefveel respondenten hebben ‘nee’ geantwoord <strong>in</strong> de clusters 3,6 en 7.Tabel 4.36 Aantal verzeker<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> bezit. Clusters metverschillende superscripts verschillen significant <strong>van</strong> elkaar.Cluster n M SD1 c, d 636 5,0 1,82 d 718 5,4 2,13 b, c 588 4,8 2,04 c, d 695 5,0 2,15 b 782 4,6 2,26 b 640 4,4 2,17 a 185 3,6 2,3Totaal 4244 8 2,1Tabel 4.37 Percentage antwoorden op de vraag “Heeft ubehoefte aan extra kennis of <strong>in</strong>formatie over f<strong>in</strong>anciën?”Cluster Ja Nee Weet niet Totaal1 8 88 4 1002 26 69 5 1003 8 91 2 1004 17 79 14 1005 18 75 16 1006 8 90 3 1007 9 80 11 100Totaal 14 81 4 100


68 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>Aan respondenten die ‘ja’ hebben geantwoord op de vraag of zijbehoefte hebben aan extra kennis of <strong>in</strong>formatie, is vervolgensgevraagd aan welke <strong>in</strong>formatie men behoefte heeft en waarommen deze <strong>in</strong>formatie wil.Behoefte aan extra f<strong>in</strong>anciële kennis of <strong>in</strong>formatie. Aan respondentendie hadden aangegeven dat zij behoefte hebben aan extraf<strong>in</strong>anciële kennis of <strong>in</strong>formatie is gevraagd welke kennis of<strong>in</strong>formatie dit is. Van zeven alternatieven mocht men er meer danéén aangeven (Tabel 4.38). Over het geheel genomen heeft mende meeste behoefte aan <strong>in</strong>formatie over de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong> bepaaldef<strong>in</strong>anciële producten. Ook <strong>in</strong>formatie over belast<strong>in</strong>g en f<strong>in</strong>anciëleregel<strong>in</strong>gen en over hoe met geld om te gaan worden veel genoemd.Relatief laag is de behoefte aan <strong>in</strong>formatie over hoe metschulden om te gaan.In cluster 7 heeft men relatief veel behoefte aan kennis of <strong>in</strong>formatieover hoe met het eigen geld en vermogen om te gaan(65%). Ook hebben zij relatief veel behoefte aan kennis of <strong>in</strong>formatieover hoe met hun schulden om te gaan (47%). Dit <strong>in</strong> tegenstell<strong>in</strong>gtot cluster 1, waar slechts een kle<strong>in</strong> percentage (2%)aangeeft behoefte te hebben aan kennis of <strong>in</strong>formatie overschulden. Clusters 1 en 2 hebben echter wel veel behoefte aan<strong>in</strong>formatie over specifieke f<strong>in</strong>anciële producten en over de beurs,aandelen en beleggen.Reden voor extra f<strong>in</strong>anciële <strong>in</strong>formatie. Aan dezelfde groep respondentenis ook gevraagd waarom men meer <strong>in</strong>formatie wil. Zevenredenen werden gegeven waaruit meerdere redenen gekozenkonden worden (Tabel 4.39). In de clusters 1 en 2 wordt vermogensgroeihet meest frequent genoemd. In cluster 3 wil menvooral <strong>in</strong>formatie om zichzelf te beschermen tegen f<strong>in</strong>anciëletegenvallers. In cluster 4 worden vaak vermogensgroei, f<strong>in</strong>anciëlebescherm<strong>in</strong>g en f<strong>in</strong>anciële reserve genoemd. In de clusters 5 en 6zijn de meest genoemde redenen f<strong>in</strong>anciële bescherm<strong>in</strong>g. Incluster 7 noemt men vooral vermogensgroei, beter kunnenomgaan met dagelijkse uitgaven en f<strong>in</strong>ancieel onafhankelijk enzelfstandig zijn. In cluster 1 wordt beter kunnen omgaan metdagelijkse uitgaven nauwelijks genoemd. Een relatief we<strong>in</strong>iggenoemde reden is de opvoed<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de k<strong>in</strong>deren. Zowel <strong>in</strong>cluster 1 als <strong>in</strong> cluster 6 wordt dit door m<strong>in</strong>der dan 10% <strong>van</strong> derespondenten genoemd. In cluster 7, daarentegen, is dit percentagerelatief hoog (31%). F<strong>in</strong>anciële bescherm<strong>in</strong>g wordt, vergelekenmet de andere clusters, relatief we<strong>in</strong>ig genoemd <strong>in</strong> de clusters1 en 7. De wens om door meer kennis en <strong>in</strong>formatie een onafhankelijkeen verantwoordelijk consument te worden wordt hetmeest frequent genoemd <strong>in</strong> cluster 7 en het m<strong>in</strong>st frequent <strong>in</strong>cluster 1.Tabel 4.38 Percentage antwoorden op de vraag “Aan welke extra kennis of <strong>in</strong>formatie heeft u dan behoefte?”(meerdere antwoorden mogelijk).ClusterInformatie over de werk<strong>in</strong>g <strong>van</strong>bepaalde f<strong>in</strong>anciële productenInformatie over de aanbieders <strong>van</strong>bepaalde f<strong>in</strong>anciële productenInformatie over hoe ik met mijngeld en vermogen kan omgaanInformatie over hoe ik met mijnschulden kan omgaanInformatie over belast<strong>in</strong>g enf<strong>in</strong>anciële regel<strong>in</strong>genInformatie over de beurs,aandelen en beleggenVergelijkende <strong>in</strong>formatie overf<strong>in</strong>anciële productenAndere <strong>in</strong>formatie1 64 14 33 2 37 40 33 42 60 31 39 10 53 52 39 33 57 32 39 7 50 5 32 04 54 22 47 11 53 25 39 25 47 27 38 23 49 13 27 26 38 23 49 10 50 9 33 107 29 12 65 47 47 6 25 0Totaal 53 26 41 13 50 29 34 3


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • 69Tabel 4.39 Percentage antwoorden op de vraag “Waarom zou u vooral meer <strong>in</strong>formatie willen?”(meerdere antwoorden mogelijk).ClusterOm beter om te kunnen gaan met dedagelijkse uitgavenOm mijn vermogen te laten groeienOm mezelf te beschermen tegenf<strong>in</strong>anciële tegenvallers en onverwachteverliezenOm een f<strong>in</strong>anciële reserve of eenf<strong>in</strong>ancieel plan voor de toekomst teontwerpen (grote aankoop, eerderstoppen met werken, pensioen etc).Om mijn f<strong>in</strong>anciële kennis op eenbasisniveau te brengenOm k<strong>in</strong>deren te kunnen opvoeden metvoldoende kennis <strong>van</strong> en gevoel voorgeldOm mezelf te ontwikkelen als eenonafhankelijk en verantwoordelijkeconsument die zelfstandig de juistef<strong>in</strong>anciële besliss<strong>in</strong>gen kan nemenAndere redenen1 4 65 29 27 29 8 23 62 18 68 47 38 21 12 41 43 39 28 59 41 23 14 34 04 30 47 45 47 29 19 43 25 41 42 55 25 29 17 47 46 35 40 58 29 42 9 38 07 59 63 31 25 29 31 59 0Totaal 29 53 48 35 27 14 41 3Wijze waarop men <strong>in</strong>formatie wenst te ont<strong>van</strong>gen. Aan allerespondenten is gevraagd of, en zo ja, op welke manier menf<strong>in</strong>anciële <strong>in</strong>formatie zou willen ont<strong>van</strong>gen. De resultaten staanper cluster <strong>in</strong> Tabel 4.40.Tabel 4.38 Tabel 4.40 Percentage antwoorden op de vraag“Kunt u aangeven op welke manier u f<strong>in</strong>anciële <strong>in</strong>formatiezou willen ont<strong>van</strong>gen?” (meerdere antwoorden mogelijk).In alle clusters zijn folders, <strong>in</strong>ternetsites, televisieprogramma’s encampagnes populaire media om f<strong>in</strong>anciële <strong>in</strong>formatie te (willen)ont<strong>van</strong>gen. M<strong>in</strong>der populair zijn persoonlijk adviseurs, boeken enadvertenties. In cluster 7 is het percentage respondenten dat geen<strong>in</strong>formatie nodig zegt te hebben het hoogste, <strong>in</strong> cluster 2 hetlaagste. Vergeleken met de overige clusters, is men <strong>in</strong> cluster 2nog het meest enthousiast over cursussen en tijdschriften.4.4 ConclusiesClusterCursusAdvertentieCampagneFoldersInternetsites1 4 2 18 34 34 20 3 13 2 22 12 7 24 49 62 32 8 21 0 13 4 2 19 39 30 22 1 9 2 14 8 5 22 47 46 29 4 12 1 05 8 5 22 43 34 28 4 10 1 06 5 4 15 32 26 19 2 5 2 17 7 7 12 27 22 15 4 8 0 1Tot. 7 4 20 40 38 25 4 12 1 1TelevisieprogrammaBoekenTijdschriftenPersoonlijk advies/adviseurAndere manierDit hoofdstuk beschrijft verschillende groepen respondenten dieop basis <strong>van</strong> hun kennis en motivatie onderscheiden zijn. In totaalwerden zeven verschillende clusters geïdentificeerd. De matewaar<strong>in</strong> deze clusters konden rondkomen, overzicht hadden <strong>van</strong>de eigen f<strong>in</strong>anciële situatie en konden sparen, werd gebruikt omde clusters te rangschikken <strong>van</strong> m<strong>in</strong>st (cluster 1) naar meest(cluster 7) problematisch. Hierbij werd (goed kunnen) rondkomenals belangrijkste gedrag<strong>in</strong>g gezien, kunnen sparen als één-nabelangrijkstegedrag<strong>in</strong>g en het hebben <strong>van</strong> overzicht als de m<strong>in</strong>stbelangrijke gedrag<strong>in</strong>g gezien <strong>van</strong>uit een beleidsperspectief. Intotaal zijn er twee ‘goede’ clusters gevonden, te weten clusters 1en 2. Daarnaast zijn er drie ‘slechte’ clusters gevonden, de clusters5, 6 en 7. De clusters 3 en 4 werden als problematisch noch slechtgelabeld. Eerst wordt een algemeen beeld gegeven <strong>van</strong> de‘goede’ clusters en de ‘slechte’ clusters. Daarna worden deafzonderlijke clusters besproken. Zie voor een overzicht <strong>van</strong> deeigenschappen <strong>van</strong> de zeven clusters Tabel 4.41. In deze tabelstaat een plusteken voor een relatief hoge score op debetreffende factor <strong>in</strong> het betreffende cluster, een m<strong>in</strong>teken vooreen relatief lage score, en een blanco veld voor een ongeveergemiddelde score.


70 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>Tabel 4.41 Overzicht <strong>van</strong> de eigenschappen <strong>van</strong> de zeven clusters.1 2 3 4 5 6 7GedragRondkomen + + – – –Overzicht – + + – –Sparen + + – – –MotivatiesActief – + + – + – –Betrokken – + + – +Avontuurlijk + +Individueel + +Kennis + + + + – – –Lange termijn + + + +Korte termijn +Zakgeld/bijbaan + +Zekerheid + – – – –Mental account<strong>in</strong>g + + –Spijt + + –Met geld leren omgaan + – –F<strong>in</strong>anciële vaardigheden<strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> beheer + – –SociodemografischLeeftijd oud jong oud midb. jong jongInkomen hoog hoog modaal modaal modaal modaal laagNetto vermogen hoog gem gem gem hoog laagSchulden laag laag hoog hoogF<strong>in</strong>anciële beslisser + + + + – –Vrouw + +Opleid<strong>in</strong>g laag laagClustersDe f<strong>in</strong>ancieel sterke clusters (1 en 2) kenmerken zich doordat zijbovengemiddeld kunnen rondkomen en sparen. Het zijn zowelouderen <strong>in</strong> de leeftijd 65+ jaar (cluster 1) als jongere mensen <strong>in</strong> deleeftijd 25-34 jaar (cluster 2). In beide clusters is het netto maand<strong>in</strong>komenbovenmodaal en woont men samen (al dan niet metk<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> het huishouden). Het opleid<strong>in</strong>gsniveau <strong>van</strong> beidegroepen is hoog. Verder kenmerken deze mensen zich doordat zijveel f<strong>in</strong>anciële kennis hebben, veel zekerheid hebben en we<strong>in</strong>igop de korte termijn gericht zijn.De f<strong>in</strong>ancieel zwakke clusters (5, 6 en 7) kenmerken zich doordatzij benedengemiddeld kunnen rondkomen en sparen. Alle drieclusters bestaan uit mensen die een modaal tot laag <strong>in</strong>komenhebben, relatief jong zijn (35-44 jaar) en laag tot middelbaaropgeleid zijn. Er is we<strong>in</strong>ig f<strong>in</strong>anciële kennis en we<strong>in</strong>ig zekerheiddat men aan f<strong>in</strong>anciële <strong>in</strong>formatie kan komen. Men is doorgaanspassief bij het zoeken naar f<strong>in</strong>anciële <strong>in</strong>formatie, schakelt vaakanderen <strong>in</strong> als een f<strong>in</strong>anciële besliss<strong>in</strong>g genomen moet worden, isop de korte termijn gericht en men heeft niet goed met geld lerenomgaan (clusters 6 en 7).Cluster 1 (f<strong>in</strong>ancieel onbekommerd) kan het beste rondkomen,heeft de meest <strong>in</strong>dividuele aanpak bij het zoeken naar <strong>in</strong>formatie,doet het meest aan spijtvermijd<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een gemaakte keuze, endoet het m<strong>in</strong>st aan mentale boekhoud<strong>in</strong>g. Daarnaast wordt ditcluster gekenmerkt door een benedengemiddeld overzicht,bovengemiddeld kunnen sparen, sterk passieve aanpak, goed metgeld leren omgaan, veel zekerheid, lage betrokkenheid, zeerwe<strong>in</strong>ig mentale boekhoud<strong>in</strong>g en goed f<strong>in</strong>ancieel beheer. Depassieve houd<strong>in</strong>g komt vermoedelijk voort uit het feit dat dezemensen er f<strong>in</strong>ancieel goed bij zitten en we<strong>in</strong>ig behoefte hebbenaan nieuwe f<strong>in</strong>anciële producten, wat zich uit <strong>in</strong> passief gedrag.Deze mensen hebben <strong>van</strong> alle clusters ook het grootste aantalf<strong>in</strong>anciële producten, wat ook een verklar<strong>in</strong>g kan zijn voor depassieve houd<strong>in</strong>g. Dezelfde redener<strong>in</strong>g geldt voor de lage betrokkenheid.Kennelijk komt dit voort uit gebrek aan behoefte aannieuwe producten. Ook de behoefte aan extra kennis of <strong>in</strong>formatieis laag. Men is wel geïnteresseerd <strong>in</strong> extra <strong>in</strong>formatie over debeurs, aandelen en beleggen. Dit cluster kent geen f<strong>in</strong>anciëleproblemen waar hulp voor nodig is, wat ook blijkt uit het lagepercentage respondenten dat aangeeft <strong>in</strong>formatie te willen overf<strong>in</strong>anciële bescherm<strong>in</strong>g.Personen <strong>in</strong> cluster 1 lopen geen noemenswaardig risico, hoewelze laag betrokken zijn bij f<strong>in</strong>anciële zaken. Hun <strong>in</strong>komen is waarschijnlijkhoog genoeg om eventuele f<strong>in</strong>anciële tegenslagen op te<strong>van</strong>gen.


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • 71Cluster 2 (f<strong>in</strong>ancieel ambitieus) heeft de meeste f<strong>in</strong>anciële kennis,kan het beste sparen, is het meest actief en het meest avontuurlijk/<strong>in</strong>novatief<strong>in</strong> de f<strong>in</strong>anciële besluitvorm<strong>in</strong>g. Vroeger is men hetsterkst gestimuleerd tot f<strong>in</strong>anciële zelfstandigheid door bijbaantjesen zakgeld. De betrokkenheid is het hoogst en het vermijden<strong>van</strong> spijt over een gemaakte keuze het laagst. Men is het m<strong>in</strong>st opde korte termijn gericht, heeft de meeste aandelenkennis, enraadpleegt gemiddeld het grootste aantal <strong>in</strong>formatiebronnen.Andere kenmerken zijn bovengemiddeld kunnen rondkomen eneen bovengemiddeld overzicht, een meer <strong>in</strong>dividualistischeaanpak, veel zekerheid en veel kennis over f<strong>in</strong>anciële producten.Men heeft behoefte aan extra kennis over de beurs, aandelen enbeleggen. Dit cluster kent geen f<strong>in</strong>anciële problemen en denktook geen hulp nodig te hebben.Het risico voor cluster 2 is hun risicogeneigdheid. Bij een economischerecessie zouden consumenten <strong>in</strong> dit cluster <strong>in</strong> problemenkunnen komen als ze riskant en speculatief hun vermogenhebben belegd.Cluster 3 (f<strong>in</strong>ancieel degelijk) is noch uitgesproken goed, nochuitgesproken slecht <strong>in</strong> f<strong>in</strong>ancieel gedrag. Mensen <strong>in</strong> dit clusterkunnen bovengemiddeld rondkomen en benedengemiddeldsparen. Het overzicht is bovengemiddeld. Door het bovengemiddeldkunnen rondkomen kent dit cluster we<strong>in</strong>ig f<strong>in</strong>anciële problemenen lijkt er geen noodzaak te zijn tot een verbeter<strong>in</strong>g <strong>van</strong> hetspaargedrag.Het risico <strong>van</strong> cluster 3 is <strong>in</strong>komensdal<strong>in</strong>g of onverwachte groteuitgaven. Ook wordt <strong>in</strong> dit cluster benedengemiddeld gespaard.Cluster 4 (f<strong>in</strong>ancieel onzeker) is ook noch uitgesproken goed, nochuitgesproken slecht qua f<strong>in</strong>ancieel gedrag. Mensen <strong>in</strong> dit clusterkunnen weliswaar benedengemiddeld rondkomen, maar kunnendit mogelijk compenseren door bovengemiddeld spaargedrag.Het f<strong>in</strong>anciële overzicht is bovengemiddeld. In geval <strong>van</strong> eenonverwachte uitgave zullen zij waarschijnlijk geld achter de handhebben waardoor ze niet <strong>in</strong> ernstige f<strong>in</strong>anciële problemen zullenkomen.Het risico <strong>van</strong> personen <strong>in</strong> cluster 4 is hun onzekerheid over<strong>in</strong>formatie en besliss<strong>in</strong>gen. Ze twijfelen aan zichzelf en hunbesliss<strong>in</strong>gen. Ondersteun<strong>in</strong>g <strong>in</strong> hun besliss<strong>in</strong>gen, betrouwbarebronnen en betrouwbare <strong>in</strong>formatie zijn voor hen belangrijk.Cluster 5 (f<strong>in</strong>ancieel zoekend) kenmerkt zich doordat men demeeste spijt heeft <strong>van</strong> niet-gemaakte keuzes en gemiste kansen.Kenmerkend voor dit cluster is verder dat de f<strong>in</strong>anciële kennisbenedengemiddeld is. Rondkomen en sparen zijn benedengemiddeld,het overzicht bovengemiddeld. In het zoeken naar <strong>in</strong>formatieis men actief en de betrokkenheid is bovengemiddeld. Dezekerheid <strong>van</strong> <strong>in</strong>formatie is echter benedengemiddeld. Hetscheiden <strong>van</strong> verschillende accounts wordt bovengemiddeldtoegepast, wat wellicht het bovengemiddelde overzicht verklaart.Van alle extra <strong>in</strong>formatie die men zou willen hebben, wordt<strong>in</strong>formatie over f<strong>in</strong>anciële bescherm<strong>in</strong>g <strong>in</strong> dit cluster het meestegenoemd. Gezien de actieve houd<strong>in</strong>g en de bovengemiddeldebetrokkenheid zullen zij openstaan voor <strong>in</strong>formatiebronnenwaarvoor enige <strong>in</strong>zet vereist is. Omdat de f<strong>in</strong>anciële kennis bijdeze mensen benedengemiddeld is, zouden de <strong>in</strong>formatiebronnendie zij raadplegen of aangereikt krijgen eenvoudiger (en dusmeer toegankelijk) moeten zijn.Het risico <strong>van</strong> cluster 5 is hun onzekerheid en spijt en hun zorg datze niet over de juiste <strong>in</strong>formatie beschikken. Maar ze zijn welactief, betrokken en gemotiveerd. Voor dit cluster is het <strong>van</strong> grootbelang dat ze op tijd de juiste <strong>in</strong>formatie krijgen aangeleverd.Cluster 6 (f<strong>in</strong>ancieel laconiek), een problematisch cluster, heeft hetslechtste overzicht <strong>van</strong> allemaal, is het meest passief, gaat hetm<strong>in</strong>st <strong>in</strong>dividualistisch op zoek naar <strong>in</strong>formatie, is het m<strong>in</strong>stbetrokken, is het m<strong>in</strong>st op de lange termijn gericht en heeft dem<strong>in</strong>ste kennis <strong>van</strong> f<strong>in</strong>anciële producten. Zij kunnen benedengemiddeldrondkomen en sparen. Daarnaast hebben zij <strong>van</strong> huis uitbenedengemiddeld met geld leren omgaan, zijn zij we<strong>in</strong>iggestimuleerd tot f<strong>in</strong>anciële zelfstandigheid zoals het hebben <strong>van</strong>bijbaantjes en het krijgen <strong>van</strong> zakgeld, hebben zij we<strong>in</strong>ig spijt <strong>van</strong>niet-gemaakte keuzes, zijn zij bovengemiddeld op de kortetermijn gericht, is de kennis <strong>van</strong> f<strong>in</strong>anciële producten benedengemiddelden is hun f<strong>in</strong>ancieel beheer ook slecht. Voordeel <strong>van</strong> ditcluster is dat zij anderen raadplegen als zij op zoek gaan naar<strong>in</strong>formatie. Mensen die advies willen uitbrengen naar dezemensen over f<strong>in</strong>anciële besliss<strong>in</strong>gen zouden dus een goede steunkunnen zijn. Ondanks het problematische karakter <strong>van</strong> dit cluster,geeft bijna 90 procent <strong>van</strong> de respondenten aan dat zijn geenextra kennis of <strong>in</strong>formatie over f<strong>in</strong>anciën willen.Het risico <strong>van</strong> cluster 6 is dat ze over we<strong>in</strong>ig kennis en rele<strong>van</strong>te<strong>in</strong>formatie beschikken. Mensen <strong>in</strong> dit cluster weten niet wat zeniet weten. En ze hebben niet goed met geld leren omgaan. Dekans op verkeerde f<strong>in</strong>anciële besliss<strong>in</strong>gen is groot bij personen <strong>in</strong>dit cluster.Cluster 7 (f<strong>in</strong>ancieel ongeletterd) wordt als het meest problematischbeschouwd, omdat de mensen <strong>in</strong> dit cluster zeer sterkbenedengemiddeld kunnen rondkomen en sparen. Van alleclusters kunnen mensen <strong>in</strong> dit (kle<strong>in</strong>e) cluster het slechtste rondkomenen sparen, hebben de m<strong>in</strong>ste f<strong>in</strong>anciële kennis, hebben<strong>van</strong> huis uit het m<strong>in</strong>st goed met geld leren omgaan, hebben dem<strong>in</strong>ste zekerheid, zijn het meest op de korte én lange termijngericht, hebben het slechtste f<strong>in</strong>ancieel beheer en raadplegen hetm<strong>in</strong>st aantal bronnen bij het aanschaffen <strong>van</strong> een f<strong>in</strong>ancieelproduct. De oriëntatie op zowel de korte termijn als de langetermijn zou voor kunnen komen doordat mensen zich op de kortetermijn richten <strong>van</strong>uit directe behoeftebevredig<strong>in</strong>g of ongeduld,maar tevens denken aan later, bijvoorbeeld de zorg voor familie.Verder heeft deze groep een zeer hoog percentage (19%) respondentendat geen <strong>van</strong> de f<strong>in</strong>anciële producten heeft. Probleem isdat zij bovengemiddeld passief zijn <strong>in</strong> het zoeken naar f<strong>in</strong>anciële<strong>in</strong>formatie, waardoor het kennisniveau laag blijft. Daarnaasthebben zij het laagste aantal f<strong>in</strong>anciële producten <strong>van</strong> alle clusters:gemiddeld 2.1. Hetzelfde geldt voor het aantal verzeker<strong>in</strong>gen:3,6. Omdat zij vroeger niet goed met geld hebben lerenomgaan en geen goed f<strong>in</strong>ancieel beheer hebben, zal goedkunnen rondkomen problematisch blijven. Omdat zij niet kunnenrondkomen en niet kunnen sparen, kunnen zij eventuele onverwachteuitgaven niet op<strong>van</strong>gen. Voordeel <strong>van</strong> deze mensen is datzij wel sterk betrokken zijn bij f<strong>in</strong>anciële producten en moeite


72 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>willen doen om de eigen kennis te vergroten, wat zou <strong>in</strong>houdendat áls er f<strong>in</strong>anciële hulp <strong>van</strong> buitenaf geboden wordt, dit metbeide handen wordt aangegrepen om zo de f<strong>in</strong>anciële kennis enhet f<strong>in</strong>ancieel beheer te verbeteren. Immers, als deze mensen<strong>in</strong>formatie <strong>in</strong>w<strong>in</strong>nen, doen zij dit bij mensen om zich heen zoalsfamilie, vrienden en kennissen. Derden, zoals adviseurs of tussenpersonenzouden dus een goed alternatief zijn om ook <strong>in</strong>formatie<strong>van</strong> te ont<strong>van</strong>gen. Banken, verzeker<strong>in</strong>gsmaatschappijen, pensioenfondsenen <strong>in</strong>ternetsites zijn ook veel geraadpleegde bronnen.Internetsites en televisieprogramma’s zijn bronnen die nogenigsz<strong>in</strong>s door deze mensen worden geraadpleegd. Gegeven hetpassieve zoekgedrag <strong>van</strong> deze groep, zouden dit dan wellicht nogmedia kunnen zijn om deze groep <strong>van</strong> f<strong>in</strong>anciële <strong>in</strong>formatie tevoorzien. Hun behoefte aan extra f<strong>in</strong>anciële kennis of <strong>in</strong>formatieis <strong>in</strong> strijd met wat op basis <strong>van</strong> hun feitelijke kennisniveau verwachtzou worden: ze hebben we<strong>in</strong>ig f<strong>in</strong>anciële kennis, maarslechts 9 procent geeft aan extra kennis of <strong>in</strong>formatie te willen.Dit laatste komt ook niet overeen met het feit dat ze moeite willendoen om de eigen f<strong>in</strong>anciële kennis te vergroten. Met anderewoorden, ze hebben relatief we<strong>in</strong>ig f<strong>in</strong>anciële kennis, rapporterendat zij moeite willen doen om hun kennis te vergroten, maarweten niet welke <strong>in</strong>formatie ze zouden willen hebben (11%) ofzeggen geen extra <strong>in</strong>formatie te willen hebben (9%) Duidelijkheidover welke kennis en <strong>in</strong>formatie er beschikbaar is, zou de mensendie (nog) niet weten welke <strong>in</strong>formatie zij willen hebben, of zeggengeen <strong>in</strong>formatie te willen meer duidelijkheid over wat mogelijk isen wellicht gepaste hulp kunnen bieden. Van de mensen die welextra kennis of <strong>in</strong>formatie willen, betreft dit voornamelijk kennisover hoe met geld, vermogen en schulden om te gaan. Redenendie genoemd worden voor extra kennis of <strong>in</strong>formatie zijn voornamelijkvermogensgroei, beter kunnen omgaan met dagelijkseuitgaven, f<strong>in</strong>anciële onafhankelijkheid en zelfstandigheid.Ondanks het f<strong>in</strong>ancieel problematische gedrag, geeft men <strong>in</strong>vergelijk<strong>in</strong>g tot de andere clusters relatief we<strong>in</strong>ig aan dat men<strong>in</strong>formatie over f<strong>in</strong>anciële bescherm<strong>in</strong>g wenst.Het risico <strong>van</strong> (het kle<strong>in</strong>e) cluster 7 is hun gebrek aan kennis,zekerheid, activiteit <strong>in</strong> f<strong>in</strong>anciële zaken. De kans op verkeerdef<strong>in</strong>anciële besliss<strong>in</strong>gen is groot bij personen <strong>in</strong> dit cluster. Erbestaat geen gebrek aan betrokkenheid. Ze hebben niet goed metgeld leren omgaan en ze weten niet wat ze zouden moeten weten.Ze zouden dus goed geadviseerd moeten worden.Tot slotMet een beperkt aantal kenmerken is een duidelijk onderscheid temaken tussen f<strong>in</strong>ancieel sterke en zwakke clusters. Deze kenmerkenzijn: de mate waar<strong>in</strong> men <strong>in</strong>formatie zoekt (actief of passief),de wijze waarop men dit doet (samen of <strong>in</strong>dividueel), de matewaar<strong>in</strong> men op de korte termijn gericht is en het f<strong>in</strong>ancieelbeheer. De f<strong>in</strong>ancieel zwakke clusters kenmerken zich verderdoordat zij vroeger beneden gemiddeld met geld hebben lerenomgaan (clusters 6 en 7), we<strong>in</strong>ig zekerheid hebben dat f<strong>in</strong>anciële<strong>in</strong>formatie beschikbaar is (cluster 7), en we<strong>in</strong>ig kennis hebbenover f<strong>in</strong>anciële producten (clusters 6 en 7).De f<strong>in</strong>ancieel zwakke consumenten zijn passiever als zij eenf<strong>in</strong>ancieel product aanschaffen. Dit komt er op neer dat ze dehoeveelheid <strong>in</strong>formatie over het product liefst zoveel mogelijkbeperken, er we<strong>in</strong>ig tijd voor nemen, stoppen zodra ze eenproduct zien dat voldoet aan hun eisen (‘satisfic<strong>in</strong>g’) en zichbeperken tot een keuze uit slechts een beperkt aantal alternatieven.Tevens vertrouwen zij derden, zoals adviseurs, m<strong>in</strong>der snelen delen zij we<strong>in</strong>ig <strong>in</strong>formatie met anderen. Hun focus op de kortetermijn vertaalt zich <strong>in</strong> een houd<strong>in</strong>g die zich kenmerkt doordat zijniet genoeg over de toekomst nadenken, maar alleen met de dag<strong>van</strong> <strong>van</strong>daag bezig zijn. Ook zijn ze gemakzuchtig <strong>in</strong> hun besliss<strong>in</strong>gen.De f<strong>in</strong>anciële opvoed<strong>in</strong>g heeft vroeger te wensen overgelaten.De waarde <strong>van</strong> geld is hen niet goed bijgebracht en thuis konmen niet goed met geld omgaan. Men voelt zich onzeker bij hetnemen <strong>van</strong> f<strong>in</strong>anciële besliss<strong>in</strong>gen. En er zijn onvoldoendemogelijkheden aanwezig om de eigen f<strong>in</strong>anciële kennis te vergroten.Er is we<strong>in</strong>ig kennis over f<strong>in</strong>anciële producten zoals spaarreken<strong>in</strong>gen,belast<strong>in</strong>gen, pensioenen, verzeker<strong>in</strong>gen en belast<strong>in</strong>gen.Een laatste belangrijk kenmerk is dat hun f<strong>in</strong>ancieel beheer slechtis. Men gaat ongeorganiseerd met f<strong>in</strong>anciële zaken om (reken<strong>in</strong>gente laat betalen bijvoorbeeld), kopen d<strong>in</strong>gen impulsief, zelfsals er geen geld voor is, en kopen liever op krediet dan dat zijervoor sparen. Concluderend is het zo dat nadenken over later(we<strong>in</strong>ig op de korte termijn gericht zijn), <strong>van</strong>af de jeugd al metgeld hebben leren omgaan, en zekerheid hebben over de beschikbaarheid<strong>van</strong> f<strong>in</strong>anciële <strong>in</strong>formatie ertoe bijdragen dat men laterf<strong>in</strong>ancieel goed uit de verf komt.Als er behoefte is aan extra f<strong>in</strong>anciële <strong>in</strong>formatie dan is dit overhoe met geld en schulden om moet gaan (cluster 7). Als meestfrequente redenen voor extra <strong>in</strong>formatie worden f<strong>in</strong>anciëlebescherm<strong>in</strong>g (clusters 5 en 6), vermogensgroei, beter om kunnengaan met dagelijkse uitgaven en f<strong>in</strong>anciële onafhankelijkheid enzelfstandigheid (cluster 7) genoemd. Met name <strong>in</strong> cluster 7 lijktmen zich wel degelijk bewust te zijn <strong>van</strong> de eigen f<strong>in</strong>anciëlesituatie (laag vermogen <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie met behoefte aan hoe omte gaan met geld en vermogen). De meest genoemde redenen <strong>in</strong>cluster 7 voor extra <strong>in</strong>formatie is vermogensgroei en beter omkunnen gaan met dagelijkse uitgaven. Redenen als f<strong>in</strong>anciëlereserve worden door deze mensen relatief we<strong>in</strong>ig genoemd.Kennelijk is men <strong>in</strong> cluster 7 m<strong>in</strong>der bereid (ongeduldiger) om eenbuffer op te bouwen om daar later <strong>van</strong> te kunnen profiteren. Dezemensen zouden meer gestimuleerd (gemotiveerd) moetenworden om de voordelen <strong>in</strong> te zien <strong>van</strong> werken aan f<strong>in</strong>anciëlereserves nu ten behoeve <strong>van</strong> een veilige f<strong>in</strong>anciële toekomst.Deze f<strong>in</strong>ancieel zwakke consumenten kunnen er baat bij hebbenmeer tijd te nemen om <strong>in</strong>formatie over een f<strong>in</strong>ancieel product teraadplegen. Mensen motiveren om op zoek te gaan naar <strong>in</strong>formatieen uitleggen waarom (bijvoorbeeld door duidelijk te makendat verschillende consumenten verschillende behoeften hebbenen dus niet ieder product voor iedereen geschikt is) zou hierbijkunnen helpen. Als de motivatie hiervoor laag is, doordat de<strong>in</strong>formatie te moeilijk blijkt te zijn, moet meer gepaste en begrijpelijke<strong>in</strong>formatie of deskundig advies beschikbaar komen.Een ander aandachtspunt is om mensen verder te leren denkendan de ‘dag <strong>van</strong> <strong>van</strong>daag’ en juist de f<strong>in</strong>anciële consequenties oplangere termijn te laten <strong>in</strong>zien. Uitstel <strong>van</strong> directe behoeftebevredig<strong>in</strong>g,bijvoorbeeld door eerst te sparen voordat men ietsaanschaft <strong>in</strong> plaats <strong>van</strong> op krediet kopen, zou hierbij kunnenhelpen. Het gebrek aan een gezonde f<strong>in</strong>anciële opvoed<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • 73jeugd bij deze mensen duidt op het belang dat men k<strong>in</strong>deren aljong de waarde <strong>van</strong> geld moet bijbrengen, bijvoorbeeld doork<strong>in</strong>deren te leren sparen <strong>in</strong> plaats dat ouders meteen d<strong>in</strong>genkopen voor hun k<strong>in</strong>deren (hoe goedkoop ook). Ook moet menleren zu<strong>in</strong>ig met geld om te gaan wanneer dat nodig is. Een anderbelangrijk aandachtspunt is mensen te leren om er een goedf<strong>in</strong>ancieel beheer op na te houden. Dit betreft leren om georganiseerdte werk te gaan met f<strong>in</strong>anciële zaken, bijvoorbeeld doorreken<strong>in</strong>gen op tijd te betalen waardoor schulden overzichtelijkblijven, sparen voor grote uitgaven die boven het budget uit gaan,en het beperken <strong>van</strong> len<strong>in</strong>gen en krediet.


74 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • 755Segmentatie <strong>van</strong> Gedrag5.1 Inleid<strong>in</strong>g segmentatie <strong>van</strong> gedragIn een grote steekproef zoals <strong>in</strong> dit onderzoek is het <strong>in</strong>teressanteen segmentatie <strong>van</strong> gedrag uit te voeren <strong>in</strong> de vorm <strong>van</strong> eenboomstructuur. Met deze segmentatie worden subgroepen uit desteekproef verkregen die maximaal verschillen op een bepaaldcriteriumgedrag op basis <strong>van</strong> de belangrijkste predictor (voorspellendevariabele). De gevormde groepen kunnen dan verderuitgesplitst worden op basis <strong>van</strong> een andere predictor. Dit proceskan <strong>in</strong> een aantal stappen worden voortgezet. Deze segmentatie<strong>van</strong> gedrag sluit aan bij de multiple regressies om gedrag teverklaren, zoals beschreven <strong>in</strong> Hoofdstuk 3.In dit hoofdstuk onderscheiden we dezelfde drie gedrag<strong>in</strong>gen als<strong>in</strong> Hoofdstuk 3: rondkomen, overzicht en sparen. We vormen hiersequentiële uitsplits<strong>in</strong>gen (boomdiagrammen) die maximaalverschillen op deze drie gedrag<strong>in</strong>gen op basis <strong>van</strong> een aantalpredictoren. In elke stap wordt een predictor-variabele gekozendie de sterkste <strong>in</strong>teractie heeft met het criterium. De categorieën<strong>van</strong> de predictor-variabele worden zo gekozen dat er een significantverschil is met betrekk<strong>in</strong>g tot het criterium. De gevormdegroepen kunnen daarna verder uitgesplitst worden totdat degroepen te kle<strong>in</strong> worden.De methoden hiervoor is Chi-squared Automatic InteractionDetection (CHAID) en is ontwikkeld om <strong>in</strong>teractie te ontdekkentussen predictor-variabelen <strong>in</strong> multiple regressie. In tegenstell<strong>in</strong>gtot multiple regressie kan hier reken<strong>in</strong>g worden gehouden met<strong>in</strong>teracties tussen de predictoren en het effect op de criteriumvariabele.Andere toepass<strong>in</strong>gen zijn segmentatie en voorspell<strong>in</strong>g.Bij segmentatie worden personen onderscheiden <strong>in</strong> subgroepen,net als <strong>in</strong> clusteranalyse (Hoofdstuk 4). De groepen (‘nodes’genoemd) <strong>in</strong> dit hoofdstuk zijn andere groepen dan Hoofdstuk 4(clusteranalyse). Extreme groepen op basis <strong>van</strong> het criteriumkunnen worden gevormd en gekarakteriseerd met predictorvariabelen.Bij voorspell<strong>in</strong>g kunnen we de criteriumwaarde <strong>van</strong>personen voorspellen op basis <strong>van</strong> predictor-variabelen.5.2 Segmentatie <strong>van</strong> RondkomenIn een factoranalyse is een factor Rondkomen gevormd (Tabel 2.1en Figuur 2.1 <strong>in</strong> Hoofdstuk 2), gebaseerd op vragen over geldtekort komen, reken<strong>in</strong>gen op tijd betalen, onverwachte <strong>in</strong>komensdal<strong>in</strong>genop<strong>van</strong>gen, en lenen. Deze factor Rondkomen isals criterium genomen om groepen te vormen m.b.v. CHAIDanalyse. De factor Rondkomen is gebaseerd op factorscorestussen 0 en 100 met een gemiddelde <strong>van</strong> 50. Een hoge scorebetekent dat men goed kan rondkomen.De eerste uitsplits<strong>in</strong>g <strong>van</strong> Rondkomen is gemaakt op basis <strong>van</strong>f<strong>in</strong>ancieel beheer (Figuur 5.1). 11 <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> beheer is een factorgevormd uit een factoranalyse, gerapporteerd <strong>in</strong> Tabel 2.8. Er zijnzeven groepen gevormd, <strong>in</strong> Figuur 5.1 ‘nodes’ genoemd. Dezezeven nodes zijn niet dezelfde als de zeven clusters <strong>van</strong>Hoofdstuk 4. Naarmate men hoger scoort op f<strong>in</strong>ancieel beheer,kan men beter rondkomen. Zie Tabel 5.1 en Figuur 5.1. Node 1 diehet laagst scoort op f<strong>in</strong>ancieel beheer ( 61), scoortook het hoogst op rondkomen (57). Dit betekent dat als personenhun f<strong>in</strong>ancieel beheer verbeteren door reken<strong>in</strong>gen op tijd tebetalen en niet te lenen, ze beter kunnen rondkomen.Node 1, die het slechtst scoort op f<strong>in</strong>ancieel beheer, kan wordenuitgesplitst <strong>in</strong> nodes 8 en 9 op basis <strong>van</strong> het feit dat hun f<strong>in</strong>anciëlesituatie is verslechterd of niet. Voor node 8 is de f<strong>in</strong>anciële situatiede afgelopen 12 maanden verslechterd, terwijl dit voor node 9niet het geval was. Dit heeft een direct effect op rondkomen.Voor node 8 daalde de score op rondkomen tot 30, terwijl dievoor node 9 steeg tot 40. Er ontstaat dus een penibele f<strong>in</strong>anciëlesituatie voor personen waar<strong>van</strong> de f<strong>in</strong>anciële situatie verslechtert,bijvoorbeeld door <strong>in</strong>komensverlies of extra hoge uitgaven, bij eenslecht f<strong>in</strong>ancieel beheer (node 8).Node 2, die laag scoort op f<strong>in</strong>ancieel beheer, kan worden uitgesplitst<strong>in</strong> nodes 10 en 11 op basis <strong>van</strong> hun netto vermogen.Node 10 heeft een negatief netto vermogen lager dan −€ 259(schulden), terwijl node 11 een netto vermogen hoger dan −€ 259heeft (lage schulden of geen schulden). Hun scores op rondkomenzijn respectievelijk 37 en 46.Node 3, die ruim benedengemiddeld scoort op f<strong>in</strong>ancieel beheer,kan worden uitgesplitst <strong>in</strong> nodes 12 en 13 op basis <strong>van</strong> het feit dathun f<strong>in</strong>anciële situatie is verslechterd of niet. Voor node 12 is def<strong>in</strong>anciële situatie de afgelopen 12 maanden verslechterd, terwijldit voor node 13 niet het geval was. Dit heeft een direct effect oprondkomen. Voor node 12 daalde de score op rondkomen tot 39,terwijl die voor node 13 steeg tot 49.Node 4, die net benedengemiddeld scoort op f<strong>in</strong>ancieel beheer,kan worden uitgesplitst <strong>in</strong> nodes 14 en 15, op basis <strong>van</strong> hun nettovermogen. Node 14 heeft een netto vermogen lager dan € 14.100,terwijl node 15 een netto vermogen bezit hoger dan € 14.100.Hun scores op rondkomen zijn respectievelijk 43 en 56.11Er is een eerste geforceerde splits<strong>in</strong>g gemaakt op basis <strong>van</strong> <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> Beheer, omdat uit de regressie-analyse bleek dat <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> Beheer de sterkste predictor was <strong>van</strong>Rondkomen.


76 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>Node 5, die gemiddeld scoort op f<strong>in</strong>ancieel beheer, kan wordenuitgesplitst <strong>in</strong> vijf vermogensgroepen, nodes 16 t/m 20. Naarmate<strong>in</strong> deze groepen het netto vermogen toeneemt, stijgt de score oprondkomen <strong>van</strong> 39 (node 16) tot 58 (node 20).Node 6, die bovengemiddeld scoort op f<strong>in</strong>ancieel beheer, kanworden uitgesplitst <strong>in</strong> drie vermogensgroepen, nodes 21 t/m 23.Naarmate <strong>in</strong> deze groepen het netto vermogen toeneemt, stijgtde score op rondkomen <strong>van</strong> 49 (node 21) tot 59 (node 23). Dus bijeen bovengemiddeld f<strong>in</strong>ancieel beheer, kunnen mensen beterrondkomen naarmate het vermogen hoger is.Node 7, die het hoogst scoort op f<strong>in</strong>ancieel beheer (>61), kanworden uitgesplitst <strong>in</strong> drie vermogensgroepen, nodes 24 t/m 26.Naarmate <strong>in</strong> deze groepen het netto vermogen toeneemt, stijgtde score op rondkomen <strong>van</strong> 51 (node 24) tot 59 (node 26). Dus ookbij het beste f<strong>in</strong>ancieel beheer, kunnen mensen beter rondkomennaarmate het vermogen hoger is.Node 26 kan worden gesplitst <strong>in</strong> nodes 27 en 28 op basis <strong>van</strong>mentale boekhoud<strong>in</strong>g (zie voor mentale boekhoud<strong>in</strong>g Tabel 2.7 <strong>in</strong>Hoofdstuk 2). Personen die meer doen aan mentale boekhoud<strong>in</strong>gscoren lager op rondkomen. Node 28 doet meer aan mentaleboekhoud<strong>in</strong>g en scoort lager dan node 27 op rondkomen, respectievelijk57 en 61. Als personen aan mentale boekhoud<strong>in</strong>g doen,kunnen ze m<strong>in</strong>der goed rondkomen. De causaliteit is hier waarschijnlijkdat personen die niet goed kunnen rondkomen, aanmentale boekhoud<strong>in</strong>g gaan doen <strong>in</strong> het kader <strong>van</strong> budgetteren.De laagste groep op rondkomen is node 8 (30) en de hoogstegroep is node 27 (61). Node 8 wordt gekenmerkt door een zeerslecht f<strong>in</strong>ancieel beheer en een verslechterde f<strong>in</strong>anciële situatie.Node 27 wordt gekenmerkt door een zeer goed f<strong>in</strong>ancieel beheer,een vermogen groter dan € 14.100 en geen mentale boekhoud<strong>in</strong>g.De boomstructuur uit Figuur 5.1 is <strong>in</strong> tabelvorm weergegeven<strong>in</strong> Tabel 5.1.Er is <strong>in</strong> deze analyse een geforceerde uitsplits<strong>in</strong>g gemaakt opf<strong>in</strong>ancieel beheer. Zoals ook al is gebleken uit de multiple regressie-analyse(Tabel 3.1), is f<strong>in</strong>ancieel beheer de belangrijkstedeterm<strong>in</strong>ant <strong>van</strong> rondkomen, zowel bij personen met een negatiefof laag als met een hoog netto vermogen. Personen met eenlaag netto vermogen of personen die te kampen hebben met eenverslechter<strong>in</strong>g <strong>van</strong> hun f<strong>in</strong>anciële situatie, hebben baat bij eengoed f<strong>in</strong>ancieel beheer om uit de situatie <strong>van</strong> slecht rondkomen tegeraken of om nog beter te kunnen rondkomen.Een verslechter<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de f<strong>in</strong>anciële situatie leidt vooral totm<strong>in</strong>der goed kunnen rondkomen bij het laagste en twee nalaagste niveau <strong>van</strong> f<strong>in</strong>ancieel beheer. Bij een beter f<strong>in</strong>ancieelbeheer leidt een verslechter<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de f<strong>in</strong>anciële situatie nietonmiddellijk tot m<strong>in</strong>der goed kunnen rondkomen.Uit deze CHAID analyse blijkt dat bij verschillende niveaus <strong>van</strong>f<strong>in</strong>ancieel beheer ook andere factoren meespelen of mensenkunnen rondkomen of niet. Deze andere factoren zijn: f<strong>in</strong>anciëlesituatie verslechterd de afgelopen 12 maanden, vooral bij eenlaag niveau <strong>van</strong> rondkomen, en het netto vermogen, dat compenseertvoor een m<strong>in</strong>der goed f<strong>in</strong>ancieel beheer.


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • 77Tabel 5.1 Segmentatie <strong>van</strong> Rondkomen<strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> beheerRondkomenNode 1 < 32 37Node 8 <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> verslechterd 30Node 9 <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> niet verslechterd 40Node 2 32 – 40 43Node 10 Vermogen < –€ 259 37Node 11 Vermogen > € 259 46Node 2 40 – 44 46Node 12 <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> verslechterd 39Node 13 <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> niet verslechterd 49Node 4 44 – 48 49Node 14 Vermogen < € 14.000 43Node 15 Vermogen > € 14.000 56Node 5 48 – 57 51Node 16 Vermogen < –€ 259 39Node 17 Vermogen –€ 259 - € 1888 47Node 18 Vermogen € 1888 - € 14.100 51Node 19 Vermogen € 14.100 - € 14.360 53Node 20 Vermogen > € 14.360 58Node 6 57 – 61 55Node 21 Vermogen < € 6978 49Node 22 Vermogen € 6978 - € 14.100 56Node 23 Vermogen > € 14.100 59Node 5 > 61 57Node 24 Vermogen < € 1888 51Node 25 Vermogen € 1888 - € 14.100 56Node 26 Vermogen > € 14.100 59Node 27 Mental account<strong>in</strong>g laag 61Node 28 Mental account<strong>in</strong>g hoog 575.3 Segmentatie <strong>van</strong> OverzichtIn een factoranalyse is een factor Overzicht gevormd (Tabel 2.1 enFiguur 2.2 <strong>in</strong> Hoofdstuk 2), gebaseerd op vragen over hoe vaakmen checkt hoeveel geld er op de betaalreken<strong>in</strong>g staat en eenoverzicht heeft <strong>van</strong> de huishoudelijke uitgaven. Deze factorOverzicht is als criterium genomen om groepen te vormen m.b.v.CHAID analyse. De factor Overzicht is gebaseerd op factorscorestussen 0 en 100 met een gemiddelde <strong>van</strong> 50. Een hoge scorebetekent dat men een goed overzicht heeft <strong>van</strong> de eigen f<strong>in</strong>anciëlesituatie.De eerste splits<strong>in</strong>g <strong>van</strong> Overzicht is op basis <strong>van</strong> de f<strong>in</strong>anciëlebeslisser <strong>in</strong> het huishouden (Figuur 5.2). Node 1 bestaat uit nietf<strong>in</strong>anciëlebeslissers <strong>in</strong> een meerpersoonshuishouden met eenscore op overzicht <strong>van</strong> 43. Node 2 bestaat uit f<strong>in</strong>anciële beslissers<strong>in</strong> een meerpersoonshuishouden met een score op overzicht<strong>van</strong> 53. Node 3 bestaat uit f<strong>in</strong>anciële beslissers <strong>in</strong> een eenpersoonshuishoudenmet een score op overzicht <strong>van</strong> 50. Node 2scoort dus het beste op overzicht.


78 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>Node 1 wordt uitgesplitst <strong>in</strong> drie nodes: nodes 4 t/m 6, verschillend<strong>in</strong> hun f<strong>in</strong>ancieel beheer. Naar mate het f<strong>in</strong>ancieel beheer <strong>van</strong>de niet-f<strong>in</strong>anciële beslisser <strong>in</strong> een meerpersoons-huishoudenbeter is, is ook het overzicht beter, te weten 35 <strong>in</strong> node 4 en 50 <strong>in</strong>node 6.Node 5 wordt onderverdeeld <strong>in</strong> een groep met we<strong>in</strong>ig en met veelkennis <strong>van</strong> f<strong>in</strong>anciële producten. De groep met veel kennis scoorthoger op overzicht: 45 <strong>in</strong> node 15 tegenover 39 <strong>in</strong> node 14.Node 2 wordt uitgesplitst <strong>in</strong> vijf nodes die verschillen op mentaleboekhoud<strong>in</strong>g. Dit zijn nodes 7 t/m 11. De score op overzicht is 47<strong>in</strong> node 7 en 57 <strong>in</strong> node 11. Naarmate deze groepen meer doenaan mentale boekhoud<strong>in</strong>g, stijgt hun overzicht. Mentale boekhoud<strong>in</strong>gen overzicht hebben dus duidelijk met elkaar te maken,vermoedelijk omdat mentale boekhoud<strong>in</strong>g een manier is om overzichtte behouden.Node 7 wordt gesplitst <strong>in</strong> nodes 16 en 17. Node 17 heeft een beterf<strong>in</strong>ancieel beheer en scoort ook hoger op overzicht dan node 16:53 en 45 respectievelijk.Node 16 wordt uitgesplitst <strong>in</strong> nodes 23 en 24. Node 23 is actief <strong>in</strong>het verzamelen <strong>van</strong> <strong>in</strong>formatie en heeft een beter overzicht dannode 24: 47 en 41 respectievelijk.Node 9 wordt uitgesplitst <strong>in</strong> nodes 18 en 19. Node 18 is actief <strong>in</strong>het verzamelen <strong>van</strong> <strong>in</strong>formatie en heeft een beter overzicht dannode 19: 56 en 51 respectievelijk.Node 10 wordt gesplitst <strong>in</strong> drie subgroepen op de dimensie actief/passief, nodes 20 t/m 22. Node 20 is het meest actief (59). De meest actieve node 20 heefteen beter overzicht <strong>van</strong> de eigen f<strong>in</strong>anciën (59) dan de meestpassieve node 22 (52).Node 21 wordt gesplitst op basis <strong>van</strong> sekse. Vrouwen (node 27)hebben een beter overzicht dan mannen (node 28): 57 en 52respectievelijk.Node 3 wordt gesplitst <strong>in</strong> nodes 12 en 13. Node 12 is actief <strong>in</strong> hetverzamelen <strong>van</strong> <strong>in</strong>formatie (Tabel 2.2), terwijl node 13 passief is <strong>in</strong>het verzamelen <strong>van</strong> <strong>in</strong>formatie. Node 12 scoort hoger op overzichtdan node 13: 58 en 45 respectievelijk.Er is dus een vrij complex patroon <strong>van</strong> determ<strong>in</strong>anten <strong>van</strong> overzicht.De f<strong>in</strong>anciële beslisser is de belangrijkste predictor <strong>van</strong>overzicht. F<strong>in</strong>anciële beslissers <strong>in</strong> een meerpersoons-huishoudenhebben het meeste overzicht, terwijl de niet-f<strong>in</strong>anciële beslissersm<strong>in</strong>der overzicht hebben. Bij niet-f<strong>in</strong>anciële beslissers leidt eenbeter f<strong>in</strong>ancieel beheer tot een beter overzicht. Bij f<strong>in</strong>anciëlebeslissers <strong>in</strong> een meerpersoonshuishouden leidt meer mentaleboekhoud<strong>in</strong>g tot een beter overzicht. Mentale boekhoud<strong>in</strong>g iswaarschijnlijk een nuttig onderdeel <strong>van</strong> overzicht, vooral voor delage en middengroepen.Voorts v<strong>in</strong>den we dat vrouwen een beter f<strong>in</strong>ancieel overzichthebben dan mannen, en dat personen die actief zijn <strong>in</strong> <strong>in</strong>formatieverzamelen, een beter f<strong>in</strong>ancieel overzicht hebben.Node 19 wordt gesplitst <strong>in</strong> vrouwen en mannen. Vrouwen(node 25) scoren hoger op overzicht dan mannen (node 26):53 en 48 respectievelijk.


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • 79Tabel 5.2 Segmentatie <strong>van</strong> OverzichtF<strong>in</strong>anciële beslisser <strong>in</strong>huishoudenOverzichtNode 1Node 2Node 3Niet-f<strong>in</strong>anciëlebeslisser <strong>in</strong>meerpersoonshuishoudenF<strong>in</strong>anciëlebeslisser <strong>in</strong>meerpersoonshuishoudenF<strong>in</strong>anciëlebeslisser <strong>in</strong>eenpersoonshuishoudenNode 4 <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> beheer < 40 35Node 5 <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> beheer 40 – 56 43Node 6 <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> beheer > 56 50Node 14 Lage kennis 39Node 15 Hoge kennis 4553Node 7 Mental account<strong>in</strong>g < 30 48Node 8 Mental account<strong>in</strong>g 30 – 40 50Node 9 Mental account<strong>in</strong>g 40 – 57 53Node 10 Mental account<strong>in</strong>g 57 – 80 55Node 11 Mental account<strong>in</strong>g > 80 58Node 16 Laag f<strong>in</strong>ancieel beheer 45Node 17 Hoog f<strong>in</strong>ancieel beheer 53Node 18 Actief 56Node 19 Passief 51Node 20 Actief < 40 59Node 21 Middengroep 40 – 59 54Node 22 Passief > 59 52Node 23 Actief 47Node 24 Passief 41Node 25 Vrouwen 53Node 26 Mannen 48Node 27 Vrouwen 57Node 28 Mannen 5250Node 12 Actief 58Node 13 Passief 4543Het hebben <strong>van</strong> een overzicht is vooral belangrijk bij lage enmidden<strong>in</strong>komens en bij personen met een laag netto vermogen.Het blijkt niet aanwezig te zijn bij personen met een hoog nettovermogen die goed kunnen rondkomen. Voor hen is eengoed overzicht waarschijnlijk niet functioneel. Toch zou het bijf<strong>in</strong>anciële tegenslagen nuttig kunnen zijn dat ook zij een goedoverzicht hebben <strong>van</strong> hun f<strong>in</strong>anciële situatie om het hoofd tekunnen bieden aan deze tegenslagen. De boomstructuur uitFiguur 5.2 is <strong>in</strong> tabelvorm weergegeven <strong>in</strong> Tabel 5.2.


80 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>5.4 Segmentatie <strong>van</strong> SparenIn een factoranalyse is een factor Sparen gevormd (Tabel 2.1 enFiguur 2.3 <strong>in</strong> Hoofdstuk 2), gebaseerd op vragen over het aantalspaarmogelijkheden en f<strong>in</strong>anciële producten dat men bezit.Deze factor Sparen is als criterium genomen om groepen tevormen met behulp <strong>van</strong> CHAID analyse. De factor Sparen isgebaseerd op factorscores tussen 0 en 100 met een gemiddelde<strong>van</strong> 50. Een hoge score betekent dat men meer <strong>in</strong>tensief spaart.De eerste splits<strong>in</strong>g <strong>van</strong> Sparen is <strong>in</strong> zes groepen (nodes 1 t/m 6) opbasis <strong>van</strong> f<strong>in</strong>anciële kennis (quiz score) (Figuur 5.3). Naarmatepersonen meer f<strong>in</strong>anciële kennis hebben, neemt het spaargedragtoe.Node 1 is de laagste (41) groep wat sparen betreft. Node 1 heefteen lage f<strong>in</strong>anciële kennis. Node 19 is de hoogste groep (65) quasparen. Deze groep heeft een hoge f<strong>in</strong>anciële kennis en een grotekennis <strong>van</strong> aandelen.Node 2, met een lage f<strong>in</strong>anciële kennis, wordt uitgesplitst <strong>in</strong> drienodes naar opleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> nodes 7 t/m 9. Naarmate het opleid<strong>in</strong>gsniveauhoger is, wordt er meer gespaard. Node 8 met een hogeopleid<strong>in</strong>g heeft een spaarscore <strong>van</strong> 49, terwijl node 9 met eenlage opleid<strong>in</strong>g een spaarscore heeft <strong>van</strong> 41.Node 3, met een benedengemiddelde kennis, wordt verdeeld <strong>in</strong>een groep met een sterke lange-termijn (node 10) en een groepmet een zwakke lange-termijn (node 11) oriëntatie. Personen meteen sterke lange-termijn oriëntatie sparen meer: 49 tegenover 42.Node 10 wordt vervolgens onderverdeeld naar opleid<strong>in</strong>gsniveau<strong>in</strong> nodes 20 t/m 22. Naarmate het opleid<strong>in</strong>gsniveau hoger is,wordt er meer gespaard.Node 4, met gemiddelde f<strong>in</strong>anciële kennis, wordt onderverdeeld<strong>in</strong> drie groepen op basis <strong>van</strong> de f<strong>in</strong>anciële beslisser <strong>in</strong> het huishouden(nodes 12, 13 en 14). Node 12 bestaat uit niet-f<strong>in</strong>anciëlebeslissers <strong>in</strong> een meerpersoonshuishouden met een score opsparen <strong>van</strong> 50. Node 13 bestaat uit f<strong>in</strong>anciële beslissers <strong>in</strong> eenmeerpersoonshuishouden met een score op sparen <strong>van</strong> 52.Node 14 bestaat uit niet-f<strong>in</strong>anciële beslissers met een score opsparen <strong>van</strong> 45. Node 13 scoort dus het beste op sparen. F<strong>in</strong>anciëlebeslissers <strong>in</strong> eenpersoons huishoudens (alleenstaanden) vertonenaanzienlijk m<strong>in</strong>der spaargedrag dan de beide andere groepen.Node 13 wordt gesplitst naar opleid<strong>in</strong>gsniveau. Node 23 bestaatuit laag en middel opgeleiden en node 24 bestaat uit hoogopgeleiden. De hoog-opgeleiden sparen meer dan de laagmiddelopgeleiden.Node 23 wordt verdeeld <strong>in</strong> <strong>in</strong> een groep met een sterke langetermijn(node 29) en een groep met een zwakke lange-termijn(node 30) oriëntatie. Personen met een sterke lange-termijnoriëntatie sparen meer: 53 tegenover 49.Node 5, met grote f<strong>in</strong>anciële kennis, wordt opgesplitst <strong>in</strong> eengroep met lage en een groep met hoge kennis <strong>van</strong> aandelen.Dit zijn nodes 15 en 16 met spaarscores <strong>van</strong> respectievelijk 51en 57.Node 15 wordt onderverdeeld naar opleid<strong>in</strong>gsniveau. Node 25met een laag en middel opleid<strong>in</strong>gsniveau en node 26 met eenhoog opleid<strong>in</strong>gsniveau. De groep met een hoge opleid<strong>in</strong>g spaartmeer: een score op Sparen <strong>van</strong> respectievelijk 55 versus 49.Node 16 valt uiteen <strong>in</strong> een meer avontuurlijke groep (node 27)en zekerheidszoekende groep (node 28). De avontuurlijke groep is<strong>in</strong>novatief en probeert nieuwe producten uit, terwijl de zekerheidszoekendegroep alles liefst bij het oude vertrouwde laat(Tabel 2.1 <strong>in</strong> Hoofdstuk 2). De avontuurlijke groep scoort hoger(62) op sparen dan de zekerheidszoekende groep (56).


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • 81Tabel 5.3 Segmentatie <strong>van</strong> SparenF<strong>in</strong>anciële kennis (quiz)SparenNode 1 < 14 41Node 2 14 – 27 44Node 7 Middel opleid<strong>in</strong>g 45Node 8 Hoge opleid<strong>in</strong>g 49Node 9 Lage opleid<strong>in</strong>g 4247Node 10 Lange-termijn oriëntatie 49Node 3 27 – 41 Node 11 Korte-termijn oriëntatie 42Node 20 Middel opleid<strong>in</strong>g 49Node 21 Hoge opleid<strong>in</strong>g 52Node 22 Lage opleid<strong>in</strong>g 46Node 4 41 – 55 50Node 12 Niet-f<strong>in</strong>anciële beslissers 50meerpersoonshuishoudenNode 13 F<strong>in</strong>anciële beslisser 52meerpersoonshuishoudenNode 14 F<strong>in</strong>anciële beslisser 45eenpersoonshuishoudenNode 23 Lage-middel opleid<strong>in</strong>g 50Node 24 Hoge opleid<strong>in</strong>g 56Node 29 Lange-termijn oriëntatie 52Node 30 Korte-termijn oriëntatie 49Node 5 55 – 68 55Node 15 Lage kennis <strong>van</strong> aandelen 51Node 16 Hoge kennis <strong>van</strong> aandelen 57Node 25 Lage-middel opleid<strong>in</strong>g 49Node 26 Hoge opleid<strong>in</strong>g 55Node 27 Avontuurlijk 62Node 28 Zekerheidszoekend 56Node 31 Lage-middel opleid<strong>in</strong>g 54Node 32 Hoge opleid<strong>in</strong>g 58Node 6 < 68 60Node 17 Lage kennis <strong>van</strong> aandelen 54Node 18 Gemiddelde kennis aandelen 61Node 19 Hoge kennis <strong>van</strong> aandelen 65Node 28 wordt onderverdeeld naar opleid<strong>in</strong>gsniveau. Node 31met een laag en middel opleid<strong>in</strong>gsniveau en node 32 met eenhoog opleid<strong>in</strong>gsniveau. De groep met een hoge opleid<strong>in</strong>g spaartmeer: een score op Sparen <strong>van</strong> respectievelijk 58 en 54.Node 6, met de hoogste f<strong>in</strong>anciële kennis, valt uiteen <strong>in</strong> drienodes met lage, gemiddelde en hoge kennis <strong>van</strong> aandelen:nodes 17 t/m 19. Naarmate de kennis <strong>van</strong> aandelen groter is,wordt er meer gespaard.dragen bij tot meer sparen. De boomstructuur uit Figuur 5.3 is <strong>in</strong>tabelvorm weergegeven <strong>in</strong> Tabel 5.3.Sparen is dus gesegmenteerd naar f<strong>in</strong>anciële kennis en verderonderverdeeld naar opleid<strong>in</strong>g, korte-termijn oriëntatie, typef<strong>in</strong>anciële beslisser en kennis <strong>van</strong> aandelen. Er wordt meergespaard bij een grotere kennis, een hogere opleid<strong>in</strong>g, m<strong>in</strong>derkorte-termijn oriëntatie, meer kennis <strong>van</strong> aandelen en het feit ofiemand een f<strong>in</strong>anciële beslisser is of niet.F<strong>in</strong>anciële kennis (quiz) is de belangrijkste predictor <strong>van</strong> sparen.Ook een hoge opleid<strong>in</strong>g en een lage korte-termijn oriëntatie


82 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>5.5 (Extreem) sterke en (extreem)zwakke groepenTabel 5.4 Sociodemografische kenmerken <strong>van</strong> mensen diezeer goed of zeer slecht kunnen rondkomen (%)5.5.1 Classificatie <strong>van</strong> respondenten op basis <strong>van</strong>percentielscoresDe zeven clusters uit Hoofdstuk 4 geven een beeld <strong>van</strong> welkegroepen onderscheiden worden op basis <strong>van</strong> kennis en motivatieen hoe dit vertaald kan worden naar de gedrag<strong>in</strong>gen Rondkomen,Overzicht en Sparen. Deze paragraaf beschrijft hoe de ‘zeergoede’ rondkomers verschillen <strong>van</strong> de ‘zeer slechte’ rondkomersen de ‘zeer goede’ spaarders verschillen <strong>van</strong> de ‘zeer slechte’spaarders <strong>in</strong> termen <strong>van</strong> kennis en motivatie en wat de sociodemografischekenmerken zijn <strong>van</strong> elke groep. De ‘10% laagstscorende’ (10e percentiel en lager) rondkomers zijn vergelekenmet de ‘10% hoogst scorende’ (90e percentiel en hoger) rondkomers.Hetzelfde is gedaan voor de 10% slechtste en 10% bestespaarders. Ook zijn f<strong>in</strong>ancieel zeer zwakke en f<strong>in</strong>ancieel zeersterke respondenten gedef<strong>in</strong>ieerd aan de hand <strong>van</strong> een comb<strong>in</strong>atie<strong>van</strong> percentielscores <strong>van</strong> rondkomen en sparen. Ook hierzijn kennis en motivatie <strong>van</strong> de twee groepen vergeleken, en debelangrijkste sociodemografische kenmerken vermeld.5.5.2 ‘Zeer slecht’ vs. ‘zeer goed’ kunnen rondkomenIn totaal werden 386 respondenten geclassificeerd als ‘zeer slecht’rondkomend en 388 als ‘zeer goed’ rondkomend. De kenmerken<strong>van</strong> deze twee groepen rondkomers worden <strong>in</strong> Tabel 5.4 vermeld.Mensen die zeer goed kunnen rondkomen, vergeleken metmensen die zeer slecht kunnen rondkomen:•••••••••••••Hebben m<strong>in</strong>der overzicht;Kunnen beter sparen;Gaan passiever op zoek naar <strong>in</strong>formatie;Hebben beter met geld leren omgaan;Hebben meer zekerheid;Zijn meer betrokken bij f<strong>in</strong>anciële producten;Vermijden meer spijt <strong>van</strong> een gemaakte keuze;Hebben m<strong>in</strong>der spijt <strong>van</strong> een niet-gemaakte keuze;Zijn m<strong>in</strong>der op de korte termijn gericht;Zijn meer op de lange termijn gericht;Doen m<strong>in</strong>der aan mental account<strong>in</strong>g;Hebben een beter f<strong>in</strong>ancieel beheer;Hebben meer kennis over f<strong>in</strong>anciële producten.Opgemerkt moet worden dat de bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g dat mensen die beterkunnen rondkomen juist m<strong>in</strong>der overzicht hebben wellicht wordtveroorzaakt doordat mensen die goed kunnen rondkomenm<strong>in</strong>der behoefte hebben aan overzicht (en het daardoor niethebben). Overzicht is niet <strong>in</strong> de eerste plaats functioneel voormensen die goed kunnen rondkomen.Zeer slecht kunnenrondkomen (n=386)Zeer goed kunnenrondkomen (n=388)SekseSekseMan: 48 Man: 47Vrouw: 52 Vrouw: 53LeeftijdLeeftijd18-24 j aar: 7 18-24 j aar: 525-34 jaar: 27 25-34 jaar: 1435-44 jaar: 32 35-44 jaar: 1245-54 jaar: 20 45-54 jaar: 1755-64 jaar: 11 55-64 jaar: 1765+ jaar: 3 65+ jaar: 36Opleid<strong>in</strong>gOpleid<strong>in</strong>gLaag: 31 Laag: 29Middel: 41 Middel: 34Hoog: 28 Hoog: 38EtniciteitEtniciteitNederland: 77 Nederland: 94Westers allochtoon: 2 Westers allochtoon: 1Turkije: 4 Turkije: 1Marokko: 3 Marokko: 2Sur<strong>in</strong>ame/Antillen: 7 Sur<strong>in</strong>ame/Antillen: 2Overig niet-Westersallochtoon: 6Netto maand<strong>in</strong>komenrespondentOverig niet-Westersallochtoon: 1Netto maand<strong>in</strong>komenrespondent< € 1200: 40 < € 1200: 21€ 1201-1800: 42 € 1201-1800: 31> € 1800: 18 > € 1800: 48Samenstell<strong>in</strong>g huishoudenNiet samenwonend/geenk<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> HH: 29Niet samenwonend/welk<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> HH: 7Samenwonend/geenk<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> HH: 19Samenwonend/wel k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> HH: 45Samenstell<strong>in</strong>g huishoudenNiet samenwonend/geenk<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> HH: 36Niet samenwonend/welk<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> HH: 2Samenwonend/geenk<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> HH: 45Samenwonend/wel k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> HH: 17


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • 835.5.3 ‘Zeer slecht’ vs. ‘zeer goed’ kunnen sparenBij een onderscheid <strong>in</strong> sparen werden 387 respondenten geclassificeerdals ‘zeer slecht’ kunnen sparen en 387 als ‘zeer goed’kunnen sparen. De kenmerken <strong>van</strong> de twee groepen spaardersworden <strong>in</strong> Tabel 5.5 gepresenteerd.Tabel 5.5 Sociodemografische kenmerken <strong>van</strong> mensen diezeer goed of zeer slecht kunnen sparen (%)Zeer slecht kunnen sparen(n=387)SekseSekseMan: 40 Man: 60Vrouw: 60 Vrouw: 40Zeer goed kunnen sparen(n=387)LeeftijdLeeftijd18-24 j aar: 8 18-24 j aar: 025-34 jaar: 14 25-34 jaar: 1635-44 jaar: 16 35-44 jaar: 2945-54 jaar: 18 45-54 jaar: 2455-64 jaar: 20 55-64 jaar: 1765+ jaar: 25 65+ jaar: 13Opleid<strong>in</strong>gOpleid<strong>in</strong>gLaag: 54 Laag: 12Middel: 34 Middel: 28Hoog: 12 Hoog: 60Mensen die zeer goed kunnen sparen, vergeleken met mensen diezeer slecht kunnen sparen:••••••••••••••Kunnen beter rondkomen;Hebben m<strong>in</strong>der overzicht;Gaan meer voor zekerheid;Hebben <strong>van</strong> huis uit meer met geld leren omgaan;Werden vroeger meer gestimuleerd tot het hebben <strong>van</strong>bijbaantjes en zakgeld;Hebben meer zekerheid;Zijn meer betrokken bij f<strong>in</strong>anciële producten;Ervaren m<strong>in</strong>der spijt over een niet-gemaakte keuze;Zijn m<strong>in</strong>der op de korte termijn gericht;Zijn meer op de lange termijn gericht;Doen m<strong>in</strong>der aan mental account<strong>in</strong>g;Hebben een beter f<strong>in</strong>ancieel beheer;Hebben meer kennis over f<strong>in</strong>anciële producten;Hebben meer kennis over aandelen.5.5.4 <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> ‘zeer zwakke’ vs. f<strong>in</strong>ancieel ‘zeer sterke’consumentenDe comb<strong>in</strong>atie ‘zeer slecht’ kunnen rondkomen én ‘zeer slecht’kunnen sparen levert een groep op <strong>van</strong> 76 respondenten (2% <strong>van</strong>de netto steekproef) die f<strong>in</strong>ancieel ‘zeer zwak’ zijn. De comb<strong>in</strong>atiezeer goed rondkomen én zeer goed sparen levert een groep op<strong>van</strong> 42 respondenten (1% <strong>van</strong> de netto steekproef) die f<strong>in</strong>ancieel‘zeer sterk’ zijn. De kenmerken <strong>van</strong> deze f<strong>in</strong>ancieel zeer zwakke enf<strong>in</strong>ancieel zeer sterke respondenten worden <strong>in</strong> Tabel 5.6 weergegeven.EtniciteitEtniciteitNederland: 76 Nederland: 93Westers allochtoon: 2 Westers allochtoon: 2Turkije: 6 Turkije: 1Marokko: 5 Marokko: 0Sur<strong>in</strong>ame/Antillen: 9 Sur<strong>in</strong>ame/Antillen: 1Overig niet-Westersallochtoon: 3Overig niet-Westersallochtoon: 3Netto maand<strong>in</strong>komen<strong>in</strong> euro’sNetto maand<strong>in</strong>komen<strong>in</strong> euro’s< € 1200: 46 < € 1200: 21€ 1201-1800: 47 € 1201-1800: 24> € 1800: 7 > € 1800: 55Samenstell<strong>in</strong>g huishoudenNiet samenwonend/geenk<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> HH: 46Niet samenwonend/welk<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> HH: 8Samenwonend/geenk<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> HH: 25Samenwonend/wel k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> HH: 21Samenstell<strong>in</strong>g huishoudenNiet samenwonend/geenk<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> HH: 21Niet samenwonend/welk<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> HH: 1Samenwonend/geenk<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> HH: 45Samenwonend/wel k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> HH: 33


84 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>Tabel 5.6 Sociodemografische kenmerken <strong>van</strong> mensen dief<strong>in</strong>ancieel zeer zwak of f<strong>in</strong>ancieel zeer sterk zijn (%)<strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> zeer zwak (n=76)SekseSekseMan: 32 Man: 46Vrouw: 68 Vrouw: 54<strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> zeer sterk (n=42)LeeftijdLeeftijd18-24 j aar: 6 18-24 j aar: 225-34 jaar: 13 25-34 jaar: 535-44 jaar: 24 35-44 jaar: 3645-54 jaar: 25 45-54 jaar: 1455-64 jaar: 21 55-64 jaar: 2165+ jaar: 11 65+ jaar: 22Opleid<strong>in</strong>gOpleid<strong>in</strong>gLaag: 56 Laag: 18Middel: 32 Middel: 24Hoog: 12 Hoog: 58EtniciteitEtniciteitNederland: 70 Nederland: 100Westers allochtoon: 5 Westers allochtoon: 0Turkije: 7 Turkije: 0Marokko: 5 Marokko: 0Sur<strong>in</strong>ame/Antillen: 9 Sur<strong>in</strong>ame/Antillen: 0Overig niet-Westersallochtoon: 3Overig niet-Westersallochtoon: 0Mensen die f<strong>in</strong>ancieel zeer sterk zijn (vergeleken met mensen dief<strong>in</strong>ancieel zeer zwak zijn):•••••••••••Hebben m<strong>in</strong>der overzicht;Gaan meer voor zekerheid;Hebben <strong>van</strong> huis uit meer met geld leren omgaan;Werden vroeger meer gestimuleerd tot het hebben <strong>van</strong>bijbaantjes en zakgeld;Hebben meer zekerheid;Zijn m<strong>in</strong>der op de korte termijn gericht;Zijn meer op de lange termijn gericht;Doen m<strong>in</strong>der aan mental account<strong>in</strong>g;Hebben een beter f<strong>in</strong>ancieel beheer;Hebben meer kennis over f<strong>in</strong>anciële producten;Hebben meer kennis over aandelen.Tenslotte is de verdel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de extreme factorscores <strong>van</strong>Rondkomen en Sparen per cluster berekend. Dit om te kijken of deextreme groepen consistent zijn met de clusterkenmerken zoalsomschreven <strong>in</strong> Hoofdstuk 4. De resultaten staan <strong>in</strong> Tabel 5.7.In cluster 1 bev<strong>in</strong>dt zich 3 procent <strong>van</strong> de extreem slechte rondkomers,terwijl dit 21 procent is <strong>in</strong> cluster 7. Omdat de verdel<strong>in</strong>g<strong>van</strong> de extreme groepen per cluster zijn berekend, tellen depercentages b<strong>in</strong>nen een cluster op tot 100 procent. Met betrekk<strong>in</strong>gtot sparen, bev<strong>in</strong>den zich 3 procent <strong>van</strong> de extreem slechtespaarders <strong>in</strong> cluster 1, terwijl dit 27 procent is <strong>in</strong> cluster 7. Wordende extreme scores op Rondkomen en Sparen gecomb<strong>in</strong>eerd, danwordt het patroon nogmaals bevestigd. In cluster 7 bev<strong>in</strong>dt zich7 procent die zeer slecht scoort op zowel de factor Rondkomen alsde factor Sparen.Netto maand<strong>in</strong>komen<strong>in</strong> euro’sNetto maand<strong>in</strong>komen<strong>in</strong> euro’s< € 1200: 64 < € 1200: 7€ 1201-1800: 36 € 1201-1800: 26> € 1800: 0 > € 1800: 87Samenstell<strong>in</strong>g huishoudenNiet samenwonend/geenk<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> HH: 39Niet samenwonend/welk<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> HH: 17Samenwonend/geenk<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> HH: 23Samenwonend/wel k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> HH: 21Samenstell<strong>in</strong>g huishoudenNiet samenwonend/geenk<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> HH: 29Niet samenwonend/welk<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> HH: 2Samenwonend/geenk<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> HH: 43Samenwonend/wel k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> HH: 26


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • 85Tabel 5.7 Verdel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> extreme factorscore op Rondkomen en Sparen per cluster.Cluster1 2 3 4 5 6 7Zeer slecht rondkomen 3 7 7 11 14 15 21Modaal rondkomen 73 85 82 82 81 77 76Zeer goed rondkomen 24 8 11 7 5 8 3Zeer slecht sparen 3 2 10 7 18 17 27Modaal sparen 82 71 87 84 80 80 71Zeer goed sparen 15 28 3 9 2 2 2Zeer slecht rondkomen en zeer slecht sparen 0 0 1 1 4 4 7Modaal rondkomen en modaal sparen 97 97 99 98 96 96 93Zeer goed rondkomen en zeer goed sparen 3 3 0 1 0 0 05.6 ConclusiesDe CHAID analyse met de uitsplits<strong>in</strong>g <strong>van</strong> groepen (nodes) en ookde analyse <strong>van</strong> extreme groepen leveren aanvullende <strong><strong>in</strong>zicht</strong>enop over de determ<strong>in</strong>anten <strong>van</strong> rondkomen, overzicht en sparen.Er worden groepen (nodes) onderscheiden die verschillen op degedragsvariabelen. Bovendien geeft deze analyse <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>in</strong> <strong>in</strong>welke mate een bepaalde variabele kan compenseren voor eenlage score op een andere variabele.<strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> beheer is de belangrijkste determ<strong>in</strong>ant <strong>van</strong> rondkomenvoor zowel de groepen met een laag als een hoog netto vermogen.Een goed f<strong>in</strong>ancieel beheer impliceert dat men georganiseerdmet de dagelijkse <strong>geldzaken</strong> omgaat, de reken<strong>in</strong>gen op tijdbetaalt, geen impulsieve aankopen doet, en spaart voor groteaanschaff<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> plaats <strong>van</strong> dat men op krediet koopt (Tabel 2.8).<strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> beheer is een aan te leren en goed uit te voerenvaardigheid, mits de f<strong>in</strong>anciële <strong>in</strong>formatie voorhanden en duidelijkis en mits de consument beschikt over voldoende bekwaamheiden motivatie om deze <strong>in</strong>formatie aan te leren. Niet alleen deconsument kan zijn/haar f<strong>in</strong>ancieel beheer verbeteren, er bestaatook de mogelijkheid het aanbod <strong>van</strong> f<strong>in</strong>anciële <strong>in</strong>formatie teverbeteren door personalisatie en door een geïntegreerd aanbod<strong>van</strong> f<strong>in</strong>anciële <strong>in</strong>formatie uit verschillende bronnen.Overzicht hebben <strong>van</strong> de f<strong>in</strong>anciële situatie lijkt <strong>in</strong>tuïtief eenbelangrijke factor te zijn <strong>in</strong> het f<strong>in</strong>ancieel beheer en rondkomen.Het hangt samen met of men het saldo op de betaalreken<strong>in</strong>g kent,hoe vaak men dit checkt en of men een overzicht heeft <strong>van</strong> dehuishoudelijke uitgaven (Tabel 2.1). We v<strong>in</strong>den echter dat ditvooral opgaat voor de lage en middengroepen. Overzicht hangtbij deze groepen samen met mentale boekhoud<strong>in</strong>g, het categoriseren<strong>van</strong> de uitgaven (‘potjes’). Mensen met een hoog <strong>in</strong>komen/vermogen die goed kunnen rondkomen, blijken we<strong>in</strong>ig overzichtte hebben <strong>van</strong> hun f<strong>in</strong>anciële situatie. Voor hen is het overzichtniet functioneel. Toch zou ook voor hen een goed overzichtnuttig kunnen zijn om het hoofd te kunnen bieden aan eventuelef<strong>in</strong>anciële tegenslagen <strong>in</strong> de toekomst.Sparen blijkt sterk samen te hangen met een hoge score opf<strong>in</strong>anciële kennis (quiz score), een hoge opleid<strong>in</strong>g en een ger<strong>in</strong>gekorte-termijn oriëntatie. Voor mensen met een grote f<strong>in</strong>anciëlekennis hangt het ook samen met de kennis <strong>van</strong> aandelen. Sparenis gedef<strong>in</strong>ieerd als de som <strong>van</strong> de spaarmogelijkheden en f<strong>in</strong>anciëleproducten die men heeft (Tabel 2.1). Hieruit blijkt dat spareneen ‘verstandig’ f<strong>in</strong>ancieel gedrag is gebaseerd op goed f<strong>in</strong>anciëlekennis en een vooruitziende blik.Gekeken is of de verdel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> mensen met een ‘zeer lage’ of ‘zeerhoge’ factorscore op Rondkomen of Sparen consistent is met degevonden clusters uit Hoofdstuk 4. Deze consistentie blijkt hetsterkst op te gaan voor de clusters 1 en 7.Ook gecomb<strong>in</strong>eerdwordt dit patroon bevestigd. In comb<strong>in</strong>atie met de resultaten uitHoofdstuk 4, is het kennelijk zo dat nadenken over later (we<strong>in</strong>igop de korte termijn gericht zijn), <strong>van</strong>af de jeugd al goed met geldleren omgaan, en zekerheid hebben over de beschikbaarheid <strong>van</strong>f<strong>in</strong>anciële <strong>in</strong>formatie ertoe bijdragen dat men later f<strong>in</strong>ancieelgoed uit de verf komt.


86 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • 876F<strong>in</strong>anciële producten enhun aanschafDit hoofdstuk is vooral beschrijvend <strong>van</strong> aard en zal <strong>in</strong> percentagesen tell<strong>in</strong>gen de belangrijkste uitkomsten beschrijven overde aanschaf, het bezit en de waarder<strong>in</strong>g <strong>van</strong> f<strong>in</strong>anciële producten,verzeker<strong>in</strong>gen en pensioen. In Paragraaf 4.3.4 <strong>van</strong> Hoofdstuk 4zijn veel <strong>van</strong> deze gegevens uitgesplitst naar de zeven clusters.6.1 F<strong>in</strong>anciële producten6.1.1 <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> productbezit en aanschafAan alle respondenten is gevraagd welke f<strong>in</strong>anciële producten zijbezitten. Voor vijftien f<strong>in</strong>anciële producten hebben zij aangevenwelke zij hier<strong>van</strong> <strong>in</strong> bezit hebben. Dus kon men m<strong>in</strong>imaal nul enmaximaal vijftien producten aangeven. In Tabel 6.1 is te zien datbijna iedere respondent (94%) een betaalreken<strong>in</strong>g heeft. Anderzijdshoudt dit <strong>in</strong> dat 6% <strong>van</strong> de respondenten geen eigen betaalreken<strong>in</strong>gheeft. Demografisch kenmerkt deze 6% zich als volgt:iets meer mannen dan vrouwen (51,5%), 25-34 jaar (27,4%), laag(31,7%) tot middelbaar opgeleid (43,1%), f<strong>in</strong>anciële beslisser <strong>in</strong>meerpersoons huishouden (43,8%), <strong>van</strong> Nederlandse afkomst(79,4%), ongehuwd zonder k<strong>in</strong>deren <strong>in</strong> het huishouden (40,9%),samenwonend met een partner (62,5%) en <strong>in</strong> loondienst (58,1%).Deze kenmerken duiden op jonge, samenwonende mannen meteen betaalde baan die wel de f<strong>in</strong>anciële beslisser zijn, maar geeneigen betaalreken<strong>in</strong>g (meer) hebben (maar bijvoorbeeld eengezamenlijke reken<strong>in</strong>g met de partner).Ook veel genoemd, maar desondanks 22 procent m<strong>in</strong>der,zijn spaarreken<strong>in</strong>gen. Een relatief nieuwe vorm <strong>van</strong> een spaarreken<strong>in</strong>g,de <strong>in</strong>ternetreken<strong>in</strong>g, wordt door iets meer dan de helft<strong>van</strong> de respondenten genoemd. Andere veelgenoemde productenzijn creditcards, doorlopend krediet en belegg<strong>in</strong>gsfonds(en).Het m<strong>in</strong>st frequent genoemd zijn opties, futures, of warrants.Dit zijn specifieke f<strong>in</strong>anciële producten die wellicht <strong>in</strong>teressantzijn voor een selecte groep. De percentages zijn hoger voorbekendere producten zoals aandelen/leaseproducten, <strong>in</strong>dividueleaandelen en obligaties. Iets meer dan 2 procent geeft aan dat zijgeen <strong>van</strong> de producten bezit, dus ook geen (voor de meesten eenvoor de hand liggende) betaalreken<strong>in</strong>g.Tabel 6.1 Percentage antwoorden op de vraag “Welkeproducten heeft u [alleen of gezamenlijk met uw partner]<strong>in</strong> bezit?” (meerdere antwoorden mogelijk) (n=4244)<strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> productPercentageBetaalreken<strong>in</strong>g 94Spaarreken<strong>in</strong>g 72Internetspaarreken<strong>in</strong>g 51Spaardeposito(’s) 6Creditcard(s) 41Persoonlijke len<strong>in</strong>g 5Doorlopend krediet 13Kopen op afbetal<strong>in</strong>g 2Autof<strong>in</strong>ancier<strong>in</strong>g 2Len<strong>in</strong>g <strong>van</strong> familie, vrienden, of bekenden 5Obligatie(s) 5Belegg<strong>in</strong>gsfonds(en) 20Aandelen/leaseproducten 7Individuele aandelen 6Opties, futures, of warrants 1Geen <strong>van</strong> deze 2Nadat respondenten hadden aangegeven welke f<strong>in</strong>anciëleproducten zij bezitten, werd voor deze producten gevraagd welkehier<strong>van</strong> zij <strong>in</strong> de laatste vijf jaar hebben aangeschaft. Dit wordtweergegeven <strong>in</strong> Tabel 6.2. Bijvoorbeeld, <strong>van</strong> de mensen die een<strong>in</strong>ternetspaarreken<strong>in</strong>g hebben, heeft 27 procent deze reken<strong>in</strong>g deafgelopen vijf jaar aangeschaft. Betaal- en spaarreken<strong>in</strong>genworden vaak genoemd. Vermoedelijk heeft men <strong>in</strong> de afgelopenvijf jaar een extra spaar- of betaalreken<strong>in</strong>g aangeschaft. Ook hettamelijk hoge percentage dat creditcard noemt is op deze manierte verklaren: veel mensen hebben er al één, maar hebben er éénof meer <strong>in</strong> de afgelopen vijf jaar aangeschaft. Het m<strong>in</strong>st aangeschaft<strong>in</strong> de afgelopen vijf jaar zijn opties, futures of warrants enkopen op afbetal<strong>in</strong>g. Ruim eenderde <strong>van</strong> de ondervraagden heeftgeen <strong>van</strong> de producten <strong>in</strong> bezit de afgelopen vijf jaar aangeschaft.


88 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>Tabel 6.2 Percentage antwoorden op de vraag “Welkef<strong>in</strong>anciële producten heeft u [alleen of gezamenlijk met uwpartner] <strong>in</strong> de laatste vijf jaar aangeschaft of vernieuwd?(meerdere antwoorden mogelijk) (n=4179)Tabel 6.3 Percentage antwoorden op de vraag “Welke <strong>van</strong>onderstaande verzeker<strong>in</strong>gen heeft u [alleen of gezamenlijkmet uw partner] <strong>in</strong> bezit?” (meerdere antwoorden mogelijk)(n=4244)<strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> productPercentage<strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> productPercentageBetaalreken<strong>in</strong>g 15Spaarreken<strong>in</strong>g 15Internetspaarreken<strong>in</strong>g 27Spaardeposito(‘s) 3Creditcard(s) 12Persoonlijke len<strong>in</strong>g 2Doorlopend krediet 6Kopen op afbetal<strong>in</strong>g 1Autof<strong>in</strong>ancier<strong>in</strong>g 2Len<strong>in</strong>g <strong>van</strong> familie, vrienden, of bekenden 3Obligatie(s) 2Belegg<strong>in</strong>gsfonds(en) 8Aandelen/leaseproducten 3Individuele aandelen 3Opties, futures, of warrants 1Geen <strong>van</strong> deze producten 34Net als voor f<strong>in</strong>anciële producten is gevraagd welke <strong>van</strong> dertienverschillende verzeker<strong>in</strong>gen men bezit. In Tabel 6.3 wordt perverzeker<strong>in</strong>gstype weergegeven hoeveel procent <strong>van</strong> de respondentende betreffende verzeker<strong>in</strong>g bezit. Meestgenoemd is de<strong>in</strong>boedel- en/of opstalverzeker<strong>in</strong>g (87%), op de voet gevolgd dooreen aansprakelijkheidsverzeker<strong>in</strong>g (85%). Overige veelgenoemdeverzeker<strong>in</strong>gen zijn de auto- en uitvaartverzeker<strong>in</strong>g. Met 6 procentstaat de kapitaalverzeker<strong>in</strong>g onderaan. Dit lage percentage ismogelijk het gevolg <strong>van</strong> het feit dat veel respondenten nietbegrijpen wat een kapitaalverzeker<strong>in</strong>g is. Het werkelijke bezit <strong>van</strong>kapitaalverzeker<strong>in</strong>gen is waarschijnlijk veel groter. 4 Procent <strong>van</strong>de respondenten geeft aan geen <strong>van</strong> deze verzeker<strong>in</strong>gen tebezitten.Autoverzeker<strong>in</strong>g 77Inboedel- en/of opstalverzeker<strong>in</strong>g 87Aansprakelijkheidsverzeker<strong>in</strong>g 85Rechtsbijstandsverzeker<strong>in</strong>g 52Lijfrenteverzeker<strong>in</strong>g 21Arbeidsongeschiktheidsverzeker<strong>in</strong>g 24Levensloopverzeker<strong>in</strong>g 10Niet verplichte (aanvullende) pensioenverzeker<strong>in</strong>g 13Kapitaalverzeker<strong>in</strong>g 6Overlijdensrisicoverzeker<strong>in</strong>g 31Uitvaartverzeker<strong>in</strong>g 61Andere levensverzeker<strong>in</strong>g 11Geen <strong>van</strong> deze verzeker<strong>in</strong>gen 4Vervolgens is voor de genoemde verzeker<strong>in</strong>gen gevraagd welke<strong>in</strong> de afgelopen vijf jaar zijn aangeschaft/afgesloten. In Tabel 6.4 iste zien dat <strong>van</strong> de mensen met een autoverzeker<strong>in</strong>g 24 procentaangeeft deze verzeker<strong>in</strong>g de afgelopen vijf jaar te hebbenafgesloten. Inboedel- en opstalverzeker<strong>in</strong>gen, aansprakelijkheidsverzeker<strong>in</strong>genen rechtsbijstandverzeker<strong>in</strong>g zijn ook relatief vaakaangeschaft <strong>in</strong> de laatste vijf jaar. 53 procent <strong>van</strong> de respondentengeeft aan dat <strong>van</strong> de verzeker<strong>in</strong>gen die zij nu bezitten, er geen <strong>in</strong>de afgelopen vijf jaar is afgesloten. Dit zou kunnen betekenen datmensen bij de huidige verzeker<strong>in</strong>gsaanbieder zijn gebleven, ofdat de looptijd <strong>van</strong> de verzeker<strong>in</strong>gen zo lang is dat deze meer danvijf jaar geleden zijn afgesloten.Tabel 6.4 Percentage antwoorden op de vraag “Welkeverzeker<strong>in</strong>gen heeft u [alleen of gezamenlijk met uw partner]<strong>in</strong> de laatste vijf jaar aangeschaft?” (meerdere antwoordenmogelijk) (n=4059)<strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> productPercentageAutoverzeker<strong>in</strong>g 24Inboedel- en/of opstalverzeker<strong>in</strong>g 20Aansprakelijkheidsverzeker<strong>in</strong>g 17Rechtsbijstandsverzeker<strong>in</strong>g 17Lijfrenteverzeker<strong>in</strong>g 3Arbeidsongeschiktheidsverzeker<strong>in</strong>g 7Levensloopverzeker<strong>in</strong>g 4Niet verplichte (aanvullende) pensioenverzeker<strong>in</strong>g 3Kapitaalverzeker<strong>in</strong>g 1Overlijdensrisicoverzeker<strong>in</strong>g 8Uitvaartverzeker<strong>in</strong>g 13Andere levensverzeker<strong>in</strong>g 2Geen <strong>van</strong> deze verzeker<strong>in</strong>gen 53


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • 896.1.2 Raadplegen <strong>van</strong> <strong>in</strong>formatiebronnenGeraadpleegde <strong>in</strong>formatiebronnen algemeenIn Tabel 6.5 wordt weergegeven welk percentage <strong>van</strong> de respondentenbepaalde <strong>in</strong>formatiebronnen heeft geraadpleegd bij deaanschaf <strong>van</strong> een f<strong>in</strong>ancieel product <strong>in</strong> de afgelopen twee jaar.Meerderen bronnen konden genoemd worden. In Tabel 6.5 is telezen dat men een voorkeur heeft om <strong>in</strong>formatie ‘dicht bij huis’ tezoeken: 43 procent heeft familie, vrienden of kennissen omf<strong>in</strong>anciële <strong>in</strong>formatie gevraagd, ondanks het feit dat men betrekkelijkwe<strong>in</strong>ig met anderen over de aanschaf <strong>van</strong> f<strong>in</strong>anciële productenzegt te praten (zie paragraaf 2.2). Ook banken, verzeker<strong>in</strong>gsmaatschappijenen pensioenfondsen zijn door ruim een kwart <strong>van</strong>de respondenten geraadpleegd. Derden, zoals tussenpersonenworden ook veel geraadpleegd (24%). Een <strong>in</strong>termediair of consumentenorganisatiewordt gekozen op basis <strong>van</strong> onafhankelijkheid(46%), reputatie <strong>van</strong> de organisatie (45%), aanbevel<strong>in</strong>g doorvrienden of familie (38%) en aanbevel<strong>in</strong>g door een andere f<strong>in</strong>anciëledeskundige (12%). De m<strong>in</strong>st genoemde redenen voor dekeuze <strong>van</strong> een <strong>in</strong>termediair of consumentenorganisatie zijnaanbevel<strong>in</strong>g door werkgever (


90 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>Het meeste genoemd als deskundig zijn banken, verzeker<strong>in</strong>gsmaatschappijenen pensioenfondsen (48%), de overheid (31%) enconsumentenorganisaties (31%). Als m<strong>in</strong>st als deskundig genoemdwerden televisiereclames (


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • 91Tabel 6.6 Percentage antwoorden op de vraag “Via wie of welk kanaal heeft u zich laten <strong>in</strong>formeren voordat u [productnaam]heeft afgesloten?” (meerdere antwoorden mogelijk)InternetFolders of brochuresAdvertentiesTussenpersoon/f<strong>in</strong>ancieel adviseurHypotheekw<strong>in</strong>kelTelevisiereclameMail<strong>in</strong>gsFamilie, vrienden en kennissenWerkgeverBankTelevisieprogramma’s zoalsRadar en KassaUitgaven (gidsen, boeken) <strong>van</strong>consumentenorganisatiesAndere kanalenNiet geïnformeerdWeet nietPensioen (n=117) 6 0 0 44 16 0 3 8 37 6 0 0 5 0 4Lijfrente (n=100) 11 6 0 62 19 1 0 8 5 19 2 5 3 4 0Len<strong>in</strong>gen (n=359) 18 9 2 23 4 3 1 6 1 34 1 2 7 11 2Beleggen (n=251) 22 12 2 21 10 1 2 8 6 42 2 2 3 5 1Sparen (n=980) 32 8 3 5 0 1 3 14 1 46 1 2 2 9 1Hypotheek (n=702) 18 4 1 54 18 1 0 14 4 39 1 3 3 1 1Totaal (n=2509) 23 7 2 27 8 1 2 12 4 39 1 2 3 6 1Tabel 6.7 Percentage antwoorden op de vraag “Welke bron was voor u de meest bruikbare?”InternetFolders of brochuresAdvertentiesTussenpersoon/f<strong>in</strong>ancieel adviseurHypotheekw<strong>in</strong>kelTelevisiereclameMail<strong>in</strong>gsFamilie, vrienden en kennissenWerkgeverBankTelevisieprogramma’s zoalsRadar en KassaUitgaven (gidsen, boeken) <strong>van</strong>consumentenorganisatiesAndere kanalenWeet nietTotaalPensioen (n=110) 1 1 1 36 9 4 0 1 33 4 2 5 6 0 100Lijfrente (n=95) 4 4 1 51 5 0 3 3 4 12 2 5 3 2 100Len<strong>in</strong>gen (n=313) 15 5 2 19 3 3 2 5 3 32 2 1 8 0 100Beleggen (n=238) 12 4 4 17 3 2 3 5 4 35 5 2 3 0 100Sparen (n=884) 23 6 3 5 2 2 3 9 2 39 1 3 2 1 100Hypotheek (n=684) 5 3 4 34 9 2 2 5 5 21 3 3 3 2 100Totaal (n=2324) 14 4 3 20 5 2 3 6 5 29 2 3 3 1 100


92 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>Tabel 6.8 Percentage antwoorden op de vraag “Had u moeite om goede en rele<strong>van</strong>te f<strong>in</strong>anciële <strong>in</strong>formatie te v<strong>in</strong>den?”(meerdere antwoorden mogelijk)Ja, ik wist niet waar ik moest zoekenJa, ik kon de <strong>in</strong>formatie die ikzocht niet v<strong>in</strong>denJa, de gevonden <strong>in</strong>formatie wasmoeilijk te begrijpenJa, ik vond te veel <strong>in</strong>formatieJa, ik vond tegenstrijdige <strong>in</strong>formatieJa, ik wist niet welke <strong>in</strong>formatiebetrouwbaar/onafhankelijk wasNeeAndersWeet nietPensioenverzeker<strong>in</strong>g 4 3 10 11 7 10 63 1 9Lijfrente 4 4 10 8 2 15 59 0 4Len<strong>in</strong>gen 7 4 5 6 4 8 70 3 4Belegg<strong>in</strong>gstransacties 1 1 6 8 6 7 73 5 2Spaarreken<strong>in</strong>gen 4 2 3 5 2 4 79 2 5Hypotheek 5 1 8 9 4 10 70 2 4Totaal 5 2 6 7 4 7 73 2 4In Tabel 6.8 wordt weergegeven of men moeite had met hetv<strong>in</strong>den <strong>van</strong> goede en rele<strong>van</strong>te f<strong>in</strong>anciële <strong>in</strong>formatie. Meerdereantwoorden waren mogelijk. Bijna driekwart <strong>van</strong> de respondentengaf aan geen moeite te hebben gehad met het v<strong>in</strong>den <strong>van</strong><strong>in</strong>formatie. Relatief hoge percentages met betrekk<strong>in</strong>g tot moeitezijn te v<strong>in</strong>den voor pensioenverzeker<strong>in</strong>gen en lijfrentes.10 Procent vond de gevonden <strong>in</strong>formatie over pensioenenmoeilijk te begrijpen, of wist niet welke <strong>in</strong>formatie over pensioenenbetrouwbaar was. Daarnaast geeft 11 procent aan dat zijteveel <strong>in</strong>formatie hadden gevonden over pensioenen (<strong>in</strong>formationoverload?). Bij lijfrentes wist 15 procent niet welke <strong>in</strong>formatiebetrouwbaar en/of onafhankelijk was en 10 procent vond degevonden <strong>in</strong>formatie over lijfrentes moeilijk te begrijpen.Ook werd aan de respondenten gevraagd of zij voldoende <strong>in</strong>formatiehadden om tot een goede besliss<strong>in</strong>g te komen (Tabel 6.9).Bijna 90 procent <strong>van</strong> de respondenten was <strong>van</strong> men<strong>in</strong>g dat dit zowas. Relatief hoog is het percentage ‘nee’ bij len<strong>in</strong>gen (12%).Vergeleken met de overige f<strong>in</strong>anciële producten is men dusrelatief vaak <strong>van</strong> men<strong>in</strong>g dat men onvoldoende <strong>in</strong>formatie hadom zelf een goede besliss<strong>in</strong>g te nemen. Dit uit zich <strong>in</strong> relatief veelspijt over gemaakte keuzes bij len<strong>in</strong>gen (Tabel 6.10): 13 procent<strong>van</strong> de respondenten geeft aan spijt te hebben <strong>van</strong> de door hengekozen len<strong>in</strong>g. Dit percentage is aanzienlijk hoger dan bij deandere f<strong>in</strong>anciële producten.Tabel 6.9 Percentage antwoorden op de vraag “Als u allesoverziet, heeft u dan voldoende <strong>in</strong>formatie gehad om zelfeen goede f<strong>in</strong>anciële besliss<strong>in</strong>g te nemen?”Product of verzeker<strong>in</strong>g Ja Nee Weet niet TotaalPensioenverzeker<strong>in</strong>g 86 10 5 100(n=112)Lijfrente (n=95) 86 8 5 100Len<strong>in</strong>gen (n=313) 83 12 5 100Belegg<strong>in</strong>gstransacties 89 7 3 100(n=236)Spaarreken<strong>in</strong>gen 92 5 3 100(n=883)Hypotheek (n=685) 92 5 4 100Totaal (n=2324) 90 6 4 100


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • 93Tabel 6.10 Percentage antwoorden op de vraag“Heeft u achteraf spijt <strong>van</strong> de door u gemaakte keuze?”Product of verzeker<strong>in</strong>g Ja Nee Weet niet Geen Antwoord TotaalPensioenverzeker<strong>in</strong>g 3 89 6 3 3(n=112)Lijfrente (n=95) 5 92 3 0 5Len<strong>in</strong>gen (n=313) 13 82 3 2 13Belegg<strong>in</strong>gstransacties 5 91 3 1 5(n=236)Spaarreken<strong>in</strong>gen1 98 1 0 1(n=883)Hypotheek (n=685) 5 91 4 0 5Totaal (n=2324) 4 92 3 1 46.2 PensioenAlle pensioenvragen zijn gesteld aan respondenten die nog nietmet pensioen of de VUT zijn (mannen, n = 1709; vrouwen,n = 1813). Hierdoor kan het zijn dat <strong>in</strong> sommige tabellen deleeftijdscategorie 65+ jaar vertegenwoordigd is. Dit betreftrespondenten die wel de pensioengerechtigde leeftijd hebben,maar nog niet met pensioen zijn.Tabel 6.11 Percentage antwoorden op de vraag“Wilt u eerder dan uw verwachte pensioenleeftijd stoppen met werken?Sekse Leeftijd n Ja Weet niet Nee TotaalMan 18-24 jaar 168 14 77 8 10025-34 jaar 422 24 62 14 10035-44 jaar 474 31 57 12 10045-54 jaar 414 36 47 17 10055-64 jaar 222 43 30 27 10065+ jaar 3 33 0 67 100Totaal 1703 30 54 15 100Vrouw 18-24 jaar 151 9 83 7 10025-34 jaar 448 23 65 12 10035-44 jaar 463 19 66 15 10045-54 jaar 365 24 55 22 10055-64 jaar 302 25 29 46 10065+ jaar 71 9 11 80 100Totaal 1800 21 57 23 100Aan respondenten die nog niet met pensioen of de VUT zijn,is gevraagd of zij eerder zouden willen stoppen met werken.Over het geheel bezien weet het merendeel dit nog niet, alhoeweldit percentage hoger is naarmate men jonger is. Naarmate menouder is, neemt het percentage respondenten toe dat eerder zouwillen stoppen met werken. Mannen (30%) geven meer aaneerder te willen stoppen met werken dan vrouwen (21%). Metname <strong>in</strong> de leeftijdscategorieën 35-44, 45-54 jaar en 55-64 jaarligt dit percentage aanzienlijk hoger voor mannen dan voorvrouwen.In Tabel 6.12 zijn de antwoorden gegeven op de vraag hoe meneen eerder pensioen heeft geregeld. De meesten mannen sparenervoor (28%) of hebben een verzeker<strong>in</strong>g afgesloten (27%), Ookhebben velen een regel<strong>in</strong>g via hun werkgever (22%) of pensioenfonds(22%). Vooral jonge mannen hebben hiervoor nog nietsgeregeld. Het patroon <strong>van</strong> vrouwen lijkt op dat <strong>van</strong> mannen. Demeeste vrouwen sparen ervoor (26%) of hebben een regel<strong>in</strong>g viahun pensioenfonds (21%). Ook verzeker<strong>in</strong>gen (17%) of regel<strong>in</strong>genvia de werkgever (18%) komen veel voor. Veel jonge vrouwenhebben hiervoor nog niets geregeld.


94 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>Tabel 6.12 Percentage antwoorden op de vraag “Wat doet u daarvoor [eerder met pensioen gaan], hoe heeft u dit geregeld?”aan respondenten met een vervroegd-pensioen wens (meerdere antwoorden mogelijk).Ik spaar daarvoorIk beleg daarvoorIk heb daarvoor een verzeker<strong>in</strong>g/polis afgeslotenIk heb daarvoor een regel<strong>in</strong>gvia mijn werkgeverIk heb daarvoor een regel<strong>in</strong>gvia mijn pensioenfonds(Nog) niets geregeldVerkoop <strong>van</strong> huis/bedrijfAndersIk werk niet / n.v.t.Weet nietMan (n=517) 18-24 jaar 8 4 8 17 4 67 0 0 0 025-34 jaar 24 8 18 11 11 41 1 5 0 135-44 jaar 33 20 31 23 12 22 0 3 0 445-54 jaar 29 15 33 22 26 19 1 1 1 055-64 jaar 30 7 25 30 47 7 0 0 4 165+ jaar 0 0 0 100 0 0 0 0 0 0Totaal 28 13 27 22 22 24 0 2 1 2Vrouw (n=374) 18-24 jaar 29 14 0 0 0 64 0 0 0 025-34 jaar 30 8 13 16 18 37 0 4 0 335-44 jaar 36 9 34 21 24 21 0 1 0 145-54 jaar 22 14 15 24 26 27 1 0 5 855-64 jaar 15 4 8 15 21 28 0 5 11 765+ jaar 0 0 0 17 0 0 0 0 50 17Totaal 26 9 17 18 21 29 0 2 4 5


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • 95Tabel 6.13 Percentage antwoorden op de vraag “In hoeverre weet u wat uw <strong>in</strong>komen zal zijn wanneer u met pensioen gaat?”Kennis over pensioen<strong>in</strong>komenSekse Leeftijd VervroegdpensioenwensNiet Nauwelijks Globaal TamelijkpreciesHeelpreciesTotaalMan 18-24 jaar Ja 67 4 29 0 0 100(n=166) (n=24)Weet niet 74 9 13 3 0 100(n=129)Nee 31 23 46 0 0 100(n=13)25-34 jaar Ja 31 22 38 9 0 100(n=422) (n=100)Weet niet 28 32 32 7 1 100(n=264)Nee 28 22 36 14 0 100(n=58)35-44 jaar Ja 22 18 49 10 1 100(n=475) (n=148)Weet niet 20 21 50 8 2 100(n=268)Nee 20 27 36 17 0 100(n=59)45-54 jaar Ja 13 17 47 16 7 100(n=223) (n=97)Weet niet 14 13 51 20 3 100(n=197)Nee 21 20 41 13 4 100(n=70)55-64 jaar Ja 3 5 53 33 6 100(n=223) (n=97)Weet niet 17 17 38 24 5 100(n=66)Nee 10 5 40 30 15 100(n=60)65+ jaar Ja 0 0 0 100 0 100(n=3)(n=1)Weet niet 0 0 0 0 0 0(n=0)Nee 0 0 0 0 100 100(n=2)


96 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>Tabel 6.13 Percentage antwoorden op de vraag “In hoeverre weet u wat uw <strong>in</strong>komen zal zijn wanneer u met pensioen gaat?”(vervolg)Kennis over pensioen<strong>in</strong>komenSekse Leeftijd VervroegdpensioenwensNiet Nauwelijks Globaal TamelijkpreciesHeelpreciesTotaalVrouw 18-24 jaar Ja 57 21 21 0 0 100(n=152) (n=14)Weet niet 58 23 14 5 1 100(n=126)Nee 58 17 17 0 8 100(n=12)25-34 jaar Ja 22 24 46 8 0 100(n=446) (n=103)Weet niet 36 29 30 3 2 100(n=291)Nee 40 25 25 4 6 100(n=52)35-44 jaar Ja 16 18 51 15 1 100(n=463) (n=89)Weet niet 24 32 35 7 2 100(n=307)Nee 36 27 24 13 0 100(n=67)45-54 jaar Ja 16 18 44 16 6 100(n=366) (n=87)Weet niet 16 16 53 12 3 100(n=199)Nee 24 16 40 20 0 100(n=80)55-64 jaar Ja 11 5 48 19 17 100(n=304) (n=75)Weet niet 15 6 53 21 6 100(n=89)Nee 20 6 36 21 17 100(n=140)65+ jaar Ja 17 0 0 0 83 100(n=70) (n=6)Weet niet 14 14 0 0 71 100(n=7)Nee 19 0 9 7 65 100(n=57)In Tabel 6.13 staan de antwoorden op de vraag of men het pensioen<strong>in</strong>komenkent. De meerderheid <strong>van</strong> de jonge mannen envrouwen kent hun pensioen<strong>in</strong>komen (nog) niet. Ouderen zijn watbeter op de hoogte <strong>van</strong> hun pensioen<strong>in</strong>komen en weten hetglobaal of tamelijk precies. Heel we<strong>in</strong>ig respondenten kennenhun pensioen<strong>in</strong>komen heel precies. Mensen die geen wenshebben om vervroegd met pensioen te gaan, kennen hun pensioen<strong>in</strong>komenm<strong>in</strong>der precies dan mensen die wel de wenshebben vervroegd met pensioen te gaan.


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • 97Tabel 6.14 Percentage antwoorden op de vraag “In welke mate leest u uw pensioenoverzicht”?Lezen <strong>van</strong> pensioenoverzichtSekse Leeftijd VervroegdpensioenwensNooitont<strong>van</strong>genGooitdirect wegKijkt niet,direct bijadm<strong>in</strong>istratieKijkt globaal,direct bijadm<strong>in</strong>istratieKijkt bewustof hetvoldoendezal zijnTotaalMan 18-24 jaar Ja 60 0 4 36 0 100(n=168) (n=25)Weet niet 60 3 15 21 2 100(n=129)Nee 36 14 7 43 0 100(n=14)25-34 jaar Ja 11 2 16 63 8 100(n=421) (n=100)Weet niet 8 2 20 61 9 100(n=263)Nee 17 3 16 57 7 100(n=58)35-44 jaar Ja 10 3 11 69 7 100(n=473) (n=148)Weet niet 8 1 12 70 9 100(n=268)Nee 18 2 16 54 11 100(n=57)45-54 jaar Ja 1 1 12 60 26 100(n=415) (n=148)Weet niet 3 1 10 65 21 100(n=196)Nee 11 0 14 68 7 100(n=71)55-64 jaar Ja 2 0 3 41 54 100(n=223) (n=96)Weet niet 13 5 3 42 37 100(n=67)Nee 15 0 3 28 53 100(n=60)65+ jaar Ja 0 0 0 100 0 100(n=3) (n=1)Weet niet 0 0 0 0 0 0(n=0)Nee 0 0 0 100 0 100(n=2)


98 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>Tabel 6.14 Percentage antwoorden op de vraag “In welke mate leest u uw pensioenoverzicht”? (vervolg)Lezen <strong>van</strong> pensioenoverzichtSekse Leeftijd VervroegdpensioenwensNooitont<strong>van</strong>genGooitdirect wegKijkt niet,direct bijadm<strong>in</strong>istratieKijkt globaal,direct bijadm<strong>in</strong>istratieKijkt bewustof hetvoldoendezal zijnTotaalVrouw 18-24 jaar Ja 50 7 0 43 0 100(n=152) (n=14)Weet niet 48 2 12 35 2 100(n=127)Nee 55 0 18 27 0 100(n=11)25-34 jaar Ja 8 0 19 60 13 100(n=448) (n=103)Weet niet 21 0 21 55 4 100(n=292)Nee 17 2 23 53 6 100(n=53)35-44 jaar Ja 4 1 11 69 14 100(n=463) (n=90)Weet niet 10 1 18 66 6 100(n=306)Nee 21 0 12 57 10 100(n=67)45-54 jaar Ja 8 2 5 69 16 100(n=364) (n=86)Weet niet 8 1 10 68 14 100(n=199)Nee 10 1 13 49 27 100(n=79)55-64 jaar Ja 8 0 0 53 40 100(n=304) (n=76)Weet niet 24 0 2 53 21 100(n=89)Nee 32 0 10 29 30 100(n=139)65+ jaar Ja 17 0 17 17 50 100(n=71) (n=6)Weet niet 14 14 0 43 29 100(n=7)Nee 24 2 16 33 26 100(n=58)Lezen mensen hun pensioenoverzicht? In tabel 6.14 staan deantwoorden op deze vraag. De meeste mensen bekijken hetpensioenoverzicht globaal en stoppen het bij hun adm<strong>in</strong>istratie.Naarmate men ouder is, bekijkt men het pensioenoverzichtbewuster, vooral of het pensioen<strong>in</strong>komen voldoende zal zijn.Jongeren (onder 25 jaar) hebben vaak nog geen pensioenoverzichtont<strong>van</strong>gen. Mensen met een wens tot vervroegd pensioenbekijken het pensioenoverzicht bewust om na te gaan of hetpensioen<strong>in</strong>komen voldoende zal zijn.In Tabel 6.15 staat of mannen die hun pensioenoverzicht lezen,meer kennis hebben <strong>van</strong> hun pensioen<strong>in</strong>komen. Er blijkt voor alleleeftijdsklassen (behalve voor 65+ jaar) een positief verband tezijn tussen het bewust lezen <strong>van</strong> het pensioenoverzicht en dekennis <strong>van</strong> het pensioen<strong>in</strong>komen. Ook voor vrouwen (Tabel 6.16)(behalve voor 65+ jaar) bestaat een positief verband tussen hetbewust lezen <strong>van</strong> het pensioenoverzicht en de kennis <strong>van</strong> hetpensioen<strong>in</strong>komen.


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • 99In de Tabellen 6.17 en 6.18 wordt het verband aangegeven tussende kennis <strong>van</strong> het pensioen<strong>in</strong>komen en wat men doet om eerdermet pensioen te kunnen gaan. Globale en tamelijk precieze kennis<strong>van</strong> het pensioen<strong>in</strong>komen komen het meest frequent voor enhierdoor komt het dat voor deze rijen <strong>in</strong> de tabellen de hoogstepercentages staan. Naarmate men ouder is, is men beter op dehoogte <strong>van</strong> het pensioen<strong>in</strong>komen, (dit is ook op te maken uitTabel 6.14). Er zijn geen duidelijke patronen te onderscheiden <strong>in</strong>Tabellen 6.17 en 6.18 <strong>in</strong> dit verband.Tabel 6.15 Percentage antwoorden op de vraag “In hoeverre weet u wat uw pensioen<strong>in</strong>komen zal zijn wanneer u metpensioen gaat?” (mannen, n=1709)Kennis over pensioen<strong>in</strong>komenLeeftijd Lezen pensioenoverzicht Niet Nauwelijks Globaal TamelijkPreciesHeelPreciesTotaal18-24 jaar Niet 89 6 5 0 0 100(n=169) Nauwelijks 50 17 33 0 0 100Kijk niet, direct bij adm<strong>in</strong>istratie 70 17 13 0 0 100Kijk globaal, direct bij adm<strong>in</strong>istratie 26 19 48 7 0 100Kijk bewust of het voldoende zal zijn 0 0 0 100 0 10025-34 jaar Niet 57 38 5 0 0 100(n=422) Nauwelijks 60 10 30 0 0 100Kijk niet, direct bij adm<strong>in</strong>istratie 43 34 23 0 0 100Kijk globaal, direct bij adm<strong>in</strong>istratie 20 28 41 10 0 100Kijk bewust of het voldoende zal zijn 14 8 39 33 6 10035-44 jaar Niet 75 9 13 2 2 100(n=474) Nauwelijks 38 38 25 0 0 100Kijk niet, direct bij adm<strong>in</strong>istratie 38 33 29 0 0 100Kijk globaal, direct bij adm<strong>in</strong>istratie 12 19 57 11 1 100Kijk bewust of het voldoende zal zijn 3 28 40 23 8 10045-54 jaar Niet 75 6 19 0 0 100(n=414) Nauwelijks 0 100 0 0 0 100Kijk niet, direct bij adm<strong>in</strong>istratie 34 30 28 0 9 100Kijk globaal, direct bij adm<strong>in</strong>istratie 12 16 56 14 2 100Kijk bewust of het voldoende zal zijn 1 6 40 40 13 10055-64 jaar Niet 40 30 20 10 0 100(n=224) Nauwelijks 100 0 0 0 0 100Kijk niet, direct bij adm<strong>in</strong>istratie 29 14 57 0 0 100Kijk globaal, direct bij adm<strong>in</strong>istratie 4 11 66 16 5 100Kijk bewust of het voldoende zal zijn 4 4 34 46 13 10065+ jaar Niet 0 0 0 0 0 0(n=3) Nauwelijks 0 0 0 0 0 0Kijk niet, direct bij adm<strong>in</strong>istratie 0 0 0 0 0 0Kijk globaal, direct bij adm<strong>in</strong>istratie 0 0 0 33 67 100Kijk bewust of het voldoende zal zijn 0 0 0 0 0 0


100 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>Tabel 6.16 Percentage antwoorden op de vraag “In hoeverre weet u wat uw pensioen<strong>in</strong>komen zal zijn wanneer u metpensioen gaat?” (vrouwen, n=1813)Kennis over pensioen<strong>in</strong>komenLeeftijd Lezen pensioenoverzicht Niet Nauwelijks Globaal TamelijkPreciesHeelPreciesTotaal18-24 jaar Nooit ont<strong>van</strong>gen 0 0 0 33 67 100(n=151) Gooi het weg 82 14 3 0 1 100Kijk niet, direct bij adm<strong>in</strong>istratie 100 0 0 0 0 100Kijk globaal, direct bij adm<strong>in</strong>istratie 53 29 18 0 0 100Kijk bewust of het voldoende zal zijn 23 36 32 8 2 10025-34 jaar Nooit ont<strong>van</strong>gen 100 0 0 0 0 100(n=447) Gooi het weg 53 29 18 0 0 100Kijk niet, direct bij adm<strong>in</strong>istratie 23 36 32 8 2 100Kijk globaal, direct bij adm<strong>in</strong>istratie 33 0 0 67 0 100Kijk bewust of het voldoende zal zijn 58 23 15 4 1 10035-44 jaar Nooit ont<strong>van</strong>gen 40 35 19 0 6 100(n=467) Gooi het weg 75 25 0 0 0 100Kijk niet, direct bij adm<strong>in</strong>istratie 47 42 11 0 0 100Kijk globaal, direct bij adm<strong>in</strong>istratie 18 27 45 9 1 100Kijk bewust of het voldoende zal zijn 3 14 35 41 8 10045-54 jaar Nooit ont<strong>van</strong>gen 57 27 10 3 3 100(n=366) Gooi het weg 75 25 0 0 0 100Kijk niet, direct bij adm<strong>in</strong>istratie 32 44 24 0 0 100Kijk globaal, direct bij adm<strong>in</strong>istratie 14 13 62 11 0 100Kijk bewust of het voldoende zal zijn 3 8 31 42 16 10055-64 jaar Nooit ont<strong>van</strong>gen 39 3 31 13 15 100(n=303) Gooi het weg 0 0 0 0 0 0Kijk niet, direct bij adm<strong>in</strong>istratie 33 13 47 0 7 100Kijk globaal, direct bij adm<strong>in</strong>istratie 9 9 61 15 6 100Kijk bewust of het voldoende zal zijn 6 1 32 38 23 10065+ jaar Nooit ont<strong>van</strong>gen 50 0 19 0 31 100(n=71) Gooi het weg 0 0 0 0 100 100Kijk niet, direct bij adm<strong>in</strong>istratie 30 10 10 0 50 100Kijk globaal, direct bij adm<strong>in</strong>istratie 4 4 4 17 70 100Kijk bewust of het voldoende zal zijn 0 0 0 0 95 100


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • 101Tabel 6.17 Percentage antwoorden op de vraag “Wat doet u daarvoor [eerder met pensioen gaan], hoe heeft u dit geregeld?”(meerdere antwoorden mogelijk) (mannen, n=1708).Kennis over pensioen<strong>in</strong>komenIk spaar daarvoorIk beleg daarvoorIk heb daarvoor een verzeker<strong>in</strong>g/polis afgeslotenIk heb daarvoor een regel<strong>in</strong>gvia mijn werkgeverIk heb daarvoor een regel<strong>in</strong>gvia mijn pensioenfonds(Nog) niets geregeldVerkoop <strong>van</strong> huis/bedrijfAnders geregeldIk werk niet / n.v.t.Weet niet18-24 jaar Niet 0 6 0 6 0 9 0 0 0 0(n=170) Nauwelijks 0 0 0 0 0 100 0 0 0 0Globaal 29 14 29 43 14 14 0 0 0 0Tamelijk precies 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0Heel precies 0 0 0 0 0 0 0 0 0 025-34 jaar Niet 10 7 13 7 3 52 0 16 0 3(n=422) Nauwelijks 18 5 18 9 0 55 0 0 0 0Globaal 34 8 21 18 21 26 3 0 0 0Tamelijk precies 40 11 22 0 11 22 0 0 0 0Heel precies 0 0 0 0 0 0 1 0 0 035-44 jaar Niet 9 6 12 9 9 67 0 0 0 6(n=474) Nauwelijks 35 23 20 39 15 19 0 8 0 4Globaal 43 24 42 18 14 8 0 1 0 3Tamelijk precies 33 40 40 40 13 0 0 7 0 0Heel precies 50 0 0 100 0 0 0 0 0 045-54 jaar Niet 16 11 0 16 5 53 5 0 0 0(n=416) Nauwelijks 32 8 31 8 31 23 0 0 0 0Globaal 23 17 39 19 25 13 0 1 1 0Tamelijk precies 48 21 33 42 39 4 0 0 0 0Heel precies 50 9 54,5 36 27 27 0 0 0 055-64 jaar Niet 0 0 33 0 0 67 0 0 0 0(n=223) Nauwelijks 40 0 20 25 25 0 0 0 0 0Globaal 32 12 22 33 41 10 0 0 6 2Tamelijk precies 28 3 26 34 71 3 0 0 0 0Heel precies 29 0 50 0 17 0 0 0 29 065+ jaar Niet 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0(n=3) Nauwelijks 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0Globaal 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0Tamelijk precies 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100Heel precies 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0


102 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>Tabel 6.18 Percentage antwoorden op de vraag “Wat doet u daarvoor [eerder met pensioen gaan], hoe heeft u dit geregeld?”(meerdere antwoorden mogelijk) (vrouwen, n=1812)Kennis over pensioen<strong>in</strong>komenIk spaar daarvoorIk beleg daarvoorIk heb daarvoor een verzeker<strong>in</strong>g/polis afgeslotenIk heb daarvoor een regel<strong>in</strong>gvia mijn werkgeverIk heb daarvoor een regel<strong>in</strong>gvia mijn pensioenfonds(Nog) niets geregeldVerkoop <strong>van</strong> huis/bedrijfAnders geregeldIk werk niet / n.v.t.Weet niet18-24 jaar Niet 14 0 0 0 0 86 0 0 0 0(n=151) Nauwelijks 33 33 0 0 0 67 0 0 0 0Globaal 67 33 0 0 0 0 0 0 0 0Tamelijk precies 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0Heel precies 0 0 0 0 0 0 0 0 0 025-34 jaar Niet 0 0 4 17 0 61 0 4 4 12(n=449) Nauwelijks 27 23 16 19 12 46 0 0 0 0Globaal 41 2 9 11 32 24 0 6 6 0Tamelijk precies 50 13 38 17 25 13 0 0 0 0Heel precies 0 8 0 0 0 0 0 0 4 035-44 jaar Niet 31 0 21 11 0 50 0 0 0 0(n=473) Nauwelijks 31 6 19 29 38 24 0 0 0 0Globaal 42 9 33 16 29 16 0 2 2 0Tamelijk precies 23 23 62 31 23 8 0 0 0 0Heel precies 0 0 0 0 0 0 0 0 0 045-54 jaar Niet 14 7 8 0 29 21 0 0 0 29(n=365) Nauwelijks 0 7 20 31 6 47 7 0 0 7Globaal 24 16 8 26 26 32 0 0 0 5Tamelijk precies 36 7 14 29 29 0 0 0 0 0Heel precies 50 50 80 50 75 20 0 0 0 055-64 jaar Niet 25 0 0 0 13 25 0 3 3 25(n=303) Nauwelijks 0 0 0 33 50 0 0 0 0 0Globaal 16 6 3 22 22 25 0 23 23 8Tamelijk precies 14 0 21 7 21 36 0 0 0 0Heel precies 8 0 15 8 8 39 0 0 0 065+ jaar Niet 0 0 0 100 0 0 0 0 0 0(n=71) Nauwelijks 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0Globaal 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0Tamelijk precies 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0Heel precies 0 0 0 0 0 0 0 0 0 25


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • 1036.3 ConclusiesIn dit hoofdstuk zijn overzichten gegeven <strong>van</strong> f<strong>in</strong>ancieel productbezit,geraadpleegde <strong>in</strong>formatiebronnen voor specifieke productenen pensioen. Deze gegevens zijn <strong>in</strong> Hoofdstuk 4, paragraaf4.3.4 uitgesplitst naar de zeven clusters.F<strong>in</strong>anciële productenDe meest voorkomende f<strong>in</strong>anciële producten zijn betaalreken<strong>in</strong>genen spaarreken<strong>in</strong>gen. 51 procent <strong>van</strong> de respondenten heefteen <strong>in</strong>ternetspaarreken<strong>in</strong>g. Het meest aangeschaft <strong>van</strong> de productendie momenteel <strong>in</strong> bezit zijn is een <strong>in</strong>ternet spaarreken<strong>in</strong>g: <strong>van</strong>de respondenten met een <strong>in</strong>ternet spaarreken<strong>in</strong>g heeft 27 procenthier<strong>van</strong> deze <strong>in</strong> de afgelopen vijf jaar aangeschaft. Dit duidt opeen opkomst <strong>van</strong> ‘sparen via <strong>in</strong>ternet’. Ook veel aangeschaft <strong>in</strong> deafgelopen vijf jaar zijn (extra) betaal- of spaarreken<strong>in</strong>gen (bijvoorbeeld<strong>van</strong>wege samenwonen, trouwen) en creditcards.De <strong>in</strong>boedel- en/of opstalverzeker<strong>in</strong>g is de meest voorkomendeverzeker<strong>in</strong>g <strong>van</strong> consumenten. Daarna volgt de aansprakelijkheidsverzeker<strong>in</strong>g.Als mensen op zoek gaan naar <strong>in</strong>formatie over f<strong>in</strong>anciële productengeven zij er de voorkeur aan om dit eerst zo dicht mogelijk bijhuis te doen. Familie, vrienden en kennissen worden het meestgeraadpleegd en worden gezien als de meest betrouwbare bron.Een reden kan zijn dat dit relatief we<strong>in</strong>ig moeite kost en desubjectieve betrouwbaarheid het hoogst. Het m<strong>in</strong>st geraadpleegdworden werkgevers, consumentenorganisaties, de overheid,f<strong>in</strong>anciële bijsluiters en productvoorwaarden.Kijken we naar het zoeken naar <strong>in</strong>formatie over specifieke producten(pensioen, lijfrente, len<strong>in</strong>gen, beleggen, sparen en hypotheek)dan worden banken het meest geraadpleegd. Tussenpersonen(pensioen, hypotheek) en het Internet (len<strong>in</strong>gen) zijn ook populair.Tussenpersonen worden gezien als de meest bruikbare bronvoor pensioenen, lijfrentes en hypotheken. Banken zijn de meestbruikbare bron voor lenen, beleggen en sparen. Televisiereclamesen televisieprogramma’s worden noch vaak geraadpleegd bij def<strong>in</strong>anciële producten, noch worden zij als zeer bruikbaar ervaren.Dit is te verklaren doordat televisiereclames voornamelijkbedoeld zijn om consumenten attent te maken op een product,waarna dan vervolgens actief naar <strong>in</strong>formatie gezocht kan wordenuit andere bronnen.Consumentenorganisaties en de overheid worden gezien als redelijkbetrouwbare, deskundige en bruikbare <strong>in</strong>formatiebronnen,hoewel ze relatief we<strong>in</strong>ig worden geraadpleegd. Banken, verzeker<strong>in</strong>gsmaatschappijenen pensioenfondsen scoren hoger opdeskundigheid en bruikbaarheid.Bij het zoeken naar <strong>in</strong>formatie v<strong>in</strong>den consumenten het moeilijkom goede <strong>in</strong>formatie te v<strong>in</strong>den voor pensioenen en lijfrentes. Bijlijfrentes wist men ook nog niet welke <strong>in</strong>formatie betrouwbaaren/of onafhankelijk was. De beschikbare hoeveelheid <strong>in</strong>formatievoor len<strong>in</strong>gen werd door veel consumenten als onvoldoendeervaren. Ook had men achteraf relatief veel spijt <strong>van</strong> de gekozenlen<strong>in</strong>g.PensioenDe wens om eerder met pensioen te gaan is groter naarmate menouder is. Mannen geven meer dan vrouwen aan dat zij eerder metpensioen willen. In de leeftijd 55-64 jaar is het verschil tussenmannen en vrouwen het grootst. De meest gebruikte maatregelom eerder met pensioen te gaan is sparen. Mannen sluiten meerdan vrouwen een verzeker<strong>in</strong>g af. Vrouwen hebben meer danmannen nog geen maatregelen getroffen. Mannen hebben watvaker dan vrouwen een regel<strong>in</strong>g via hun werkgever.De kennis over de hoogte <strong>van</strong> het pensioen<strong>in</strong>komen neemt toe alsmen eerder met pensioen wil en naarmate men ouder is kijkt menbewuster naar het pensioenoverzicht. De meeste mensen kijkenechter globaal naar hun pensioenoverzicht en doen het direct bijhun adm<strong>in</strong>istratie. Lezen <strong>van</strong> het pensioenoverzicht heeft echterwel nut. Naarmate men het pensioenoverzicht meer bekijkt,neemt de kennis <strong>van</strong> het pensioen<strong>in</strong>komen toe, maar het blijfthoofdzakelijk beperkt tot een ‘globaal’ overzicht. We<strong>in</strong>ig mensenweten precies wat hun pensioen<strong>in</strong>komen zal zijn.


104 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • 1057ConclusiesIn dit onderzoek naar het f<strong>in</strong>ancieel <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>staan de f<strong>in</strong>anciële kennis, vaardigheden en percepties <strong>van</strong>consumenten centraal, aangevuld met hun motivaties. (Figuur 7.1,identiek aan Figuur 1.1 <strong>in</strong> Hoofdstuk 1). Hier<strong>in</strong> blijken de conceptenf<strong>in</strong>ancieel beheer, f<strong>in</strong>anciële kennis, mentale boekhoud<strong>in</strong>g,avontuurlijk-zekerheidszoekend, actief-passief, zekerheid, metgeld hebben leren omgaan, korte- en lange-termijn oriëntatie hetbelangrijkste te zijn (Hoofdstuk 2). Op basis <strong>van</strong> deze factoren zijnzeven clusters gevormd, beschreven <strong>in</strong> Hoofdstuk 4.Figuur 7.1 Samenhang tussen f<strong>in</strong>ancieel <strong><strong>in</strong>zicht</strong>,sociodemografische kenmerken en f<strong>in</strong>ancieel gedrag<strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong>SociodemografischekenmerkenMotivaties<strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> gedragF<strong>in</strong>anciële kennis,vaardigheden enpercepties<strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> gedrag blijkt te bestaan uit drie factoren; rondkomen,overzicht en sparen (Tabel 2.1). De basisopzet <strong>van</strong> deze analyse isom deze drie factoren te verklaren. Dit is gedaan door de concepten<strong>van</strong> Hoofdstuk 2 <strong>in</strong> verband te brengen met deze drie gedragsfactoren(multiple regressies <strong>in</strong> Hoofdstuk 3). Dit is ook gedaandoor na te gaan hoe de zeven clusters scoren op de gedragsfactoren(Hoofdstuk 4). In Hoofdstuk 5 zijn uitsplits<strong>in</strong>gen <strong>van</strong>groepen gemaakt met deze drie gedragsfactoren als criterium.In het algemeen kunnen <strong>Nederlanders</strong> goed tot zeer goed rondkomen.Echter, bijna 10 procent heeft telkens aan het e<strong>in</strong>d <strong>van</strong> demaand geen geld meer, en voor ruim 3 procent is het niet altijdmogelijk alle reken<strong>in</strong>gen op tijd te betalen. 4 procent zegt zeermoeilijk rond te kunnen komen, en 41 procent zou een forse<strong>in</strong>komensdal<strong>in</strong>g of onverwachte forse uitgave niet kunnenop<strong>van</strong>gen. Voor deze groepen zullen beleidsmaatregelen moetenworden getroffen om dit gedrag te verbeteren, bijvoorbeeld doorte adviseren en te stimuleren een (spaar)buffer aan te leggen omvoorbereid te zijn op een <strong>in</strong>komensdal<strong>in</strong>g of onverwachte groteuitgave.Een verander<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de f<strong>in</strong>anciële situatie heeft een zeer sterkeffect op ‘rondkomen’. Belangrijke oorzaken voor een dergelijkeverander<strong>in</strong>g zijn levensgebeurtenissen zoals echtscheid<strong>in</strong>g,beë<strong>in</strong>dig<strong>in</strong>g en verander<strong>in</strong>g <strong>van</strong> baan, een groot ongeval of eenlangdurige ziekte. Deze levensgebeurtenissen hebben eennegatief effect op ‘rondkomen’. Voorzorgsmaatregelen, zoalssparen en verzeker<strong>in</strong>gen voor dit soort situaties, kunnen heteffect <strong>van</strong> deze gebeurtenissen op ‘rondkomen’ mogelijkverzachten.<strong>Nederlanders</strong> blijken <strong>in</strong> het algemeen actief te zijn <strong>in</strong> de keuze <strong>van</strong>f<strong>in</strong>anciële producten, houden <strong>van</strong> zekerheid bij hun keuze, maarvertrouwen 13 adviseurs niet zo gemakkelijk. Ondanks voldoendemogelijkheden om de f<strong>in</strong>anciële kennis te vergroten, wil men daarniet veel moeite voor doen en is men we<strong>in</strong>ig geïnteresseerd <strong>in</strong>nieuwe f<strong>in</strong>anciële producten. Het raadplegen <strong>van</strong> adviseurs,familie en vrienden blijkt een gunstige <strong>in</strong>vloed op rondkomen tehebben <strong>in</strong> tegenstell<strong>in</strong>g tot een <strong>in</strong>dividuele aanpak (de zakenalleen doen). Dit heeft implicaties voor de uitvoer<strong>in</strong>g <strong>van</strong> hetvoorlicht<strong>in</strong>gsbeleid waarbij ook aandacht <strong>in</strong> de media kan wordengebruikt om mensen te stimuleren f<strong>in</strong>anciële zaken met elkaar enmet adviseurs te bespreken. Dit wordt ‘agenda sett<strong>in</strong>g’ genoemd,d.w.z. het onderwerp f<strong>in</strong>ancieel gedrag en f<strong>in</strong>anciële zaken op depublieke agenda plaatsen en onderwerp <strong>van</strong> gesprek makentussen mensen.De zelf-gerapporteerde kennis over f<strong>in</strong>anciële producten (uitgezonderdspaarproducten) blijkt <strong>in</strong> het algemeen onvoldoendete zijn, vooral met betrekk<strong>in</strong>g tot aandelen, opties en obligaties.De feitelijke kennis over aandelen en obligaties blijft eveneensachter bij kennis over andere f<strong>in</strong>anciële zaken. Kennis blijkt sterk13 Zie Mosch, Prast en Van Raaij (2006) over vertrouwen <strong>in</strong> economische actoren.


106 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>samen te hangen met spaargedrag, maar niet met rondkomen.Om kennis over te brengen, bijvoorbeeld <strong>in</strong> het onderwijs, isvoldoende motivatie, vaardigheid, en gelegenheid bij leerl<strong>in</strong>gennodig om de aangereikte <strong>in</strong>formatie te verwerken, te begrijpenen te gebruiken.In het algemeen zeggen de respondenten dat ze vroeger goedmet geld hebben leren omgaan, zakgeld hebben gekregen enbijbaantjes hebben gehad. Dit heeft op latere leeftijd een gunstigeffect op rondkomen en deels op sparen. Dit is <strong>van</strong> belang voorouders en leraren op scholen die k<strong>in</strong>deren kunnen voorlichten entra<strong>in</strong>en om met geld om te gaan.De zeven clusters verschillen <strong>in</strong> hoge mate op de drie gedragsfactoren.De clusters 1 (f<strong>in</strong>ancieel onbekommerd), 2 (f<strong>in</strong>ancieelambitieus) en 3 (f<strong>in</strong>ancieel degelijk) kunnen goed rondkomen.Cluster 1 valt hierbij op door het slechte f<strong>in</strong>anciële overzicht datmen heeft. Blijkbaar hebben consumenten <strong>in</strong> cluster 1 dit overzichtniet nodig, omdat men al zo goed kan rondkomen. Het risico<strong>van</strong> cluster 2 is hun risicogeneigdheid. En cluster 3 valt op doorhet risico dat er bij de dag wordt geleefd en er m<strong>in</strong>der goed wordtgespaard voor een buffer bij tegenslagen.De clusters 4 (f<strong>in</strong>ancieel onzeker), 5 (f<strong>in</strong>ancieel zoekend), 6 (f<strong>in</strong>ancieellaconiek) en 7 (f<strong>in</strong>ancieel ongeletterd) kunnen niet goedrondkomen en lijken <strong>in</strong> deze z<strong>in</strong> problematisch en object voorbeleid. Een uitzonder<strong>in</strong>g is cluster 4. Cluster 4 heeft veel f<strong>in</strong>anciëlekennis maar een slecht overzicht; men is onzeker over de f<strong>in</strong>anciële<strong>in</strong>formatie en besliss<strong>in</strong>gen en men heeft veel spijt over nietgenomenbesluiten. Het benedengemiddeld kunnen rondkomenkan opge<strong>van</strong>gen worden door het bovengemiddelde spaargedrag<strong>van</strong> deze mensen. Het risico <strong>van</strong> cluster 4 is hun onzekerheid.Cluster 5 heeft wel een goed overzicht en is ook actief op zoeknaar <strong>in</strong>formatie. Ondanks deze positieve motivatie lukt het henniet rond te komen en te sparen. Ook bij cluster 5 is het risico hunonzekerheid. Betrouwbare <strong>in</strong>formatie is vooral voor clusters 4 en5 belangrijk. Cluster 6 leeft bij de dag en dit resulteert <strong>in</strong> slechtrondkomen, slecht overzicht en slecht sparen. Het risico <strong>van</strong>cluster 6 is ‘verkeerd’ gedrag op basis <strong>van</strong> hun onwetendheid (zeweten niet wat ze niet weten). Cluster 7, een relatief kle<strong>in</strong> cluster,bestaat uit (passieve) mensen met zeer we<strong>in</strong>ig f<strong>in</strong>anciële kennis ensterk korte termijn gericht. Ze kunnen slecht rondkomen, hebbeneen slecht overzicht en sparen vrijwel niet. Ook bij cluster 7 is hetrisico ‘verkeerd’ gedrag op basis <strong>van</strong> hun onwetendheid.Elk <strong>van</strong> deze clusters heeft een eigen sociodemografisch profiel(sekse, leeftijd, opleid<strong>in</strong>g, <strong>in</strong>komen, vermogen, schulden,etniciteit, samenstell<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het huishouden), weergegeven <strong>in</strong>Tabellen 4.2 t/m 4.8. Verschillende beleidsmaatregelen zulleneffect hebben op deze clusters. Voorlicht<strong>in</strong>g en verbeter<strong>in</strong>g <strong>van</strong>de <strong>in</strong>formatievoorzien<strong>in</strong>g zal vooral effecten hebben op clusters2, 3 en 5. Personen <strong>in</strong> deze clusters staan open voor <strong>in</strong>formatieen zijn gemotiveerd en <strong>in</strong> staat om deze <strong>in</strong>formatie teverwerken. Personen <strong>in</strong> cluster 1 zien het nut <strong>van</strong> deze <strong>in</strong>formatiewaarschijnlijk pas <strong>in</strong> bij f<strong>in</strong>anciële tegenslagen. Voorlicht<strong>in</strong>g enverbeter<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de <strong>in</strong>formatievoorzien<strong>in</strong>g vooronderstelt eenbepaalde mate <strong>van</strong> <strong>in</strong>teresse bij de doelgroep om open te staan,nieuwe <strong>in</strong>formatie op te nemen en te verwerken om hiermee hetgedrag te verbeteren.Er kunnen ook eisen worden gesteld aan de aanbieders <strong>van</strong>f<strong>in</strong>anciële producten om bepaalde <strong>in</strong>formatie duidelijk te verstrekkenen na te gaan of consumenten deze <strong>in</strong>formatie begrijpen,het risico aankunnen en de gevolgen <strong>van</strong> een bepaaldebesliss<strong>in</strong>g voor de lange termijn onderkennen (markttransparantie).Cluster 7 is hierbij het meest problematisch qua motivatie enbekwaamheid, maar is wel hoog betrokken, terwijl cluster 5gemotiveerd is om <strong>in</strong>formatie te zoeken om uit de penibelef<strong>in</strong>anciële situatie te geraken.De factor f<strong>in</strong>ancieel beheer betreft het georganiseerd omgaanmet <strong>geldzaken</strong>, en op tijd reken<strong>in</strong>gen betalen, beheers<strong>in</strong>g <strong>van</strong> deeigen impulsiviteit om producten aan te schaffen, en eerdersparen dan lenen om producten te kopen. Ongeveer tweederde<strong>van</strong> de respondenten antwoordt <strong>in</strong> uitgesproken positieve z<strong>in</strong> opdit soort vragen. <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> beheer is het belangrijkste conceptom het f<strong>in</strong>anciële gedrag te verklaren. Dit blijkt uit de multipleregressies <strong>in</strong> Hoofdstuk 3 en uit de uitsplits<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> Hoofdstuk 5.Personen <strong>in</strong> clusters 4 en 7 zijn problematisch qua f<strong>in</strong>ancieelbeheer. Personen met een goed f<strong>in</strong>ancieel beheer blijken beter tekunnen rondkomen dan personen met een slecht f<strong>in</strong>ancieelbeheer. Zowel voor personen met een laag als met een hoog<strong>in</strong>komen blijkt f<strong>in</strong>ancieel beheer een belangrijke determ<strong>in</strong>ant<strong>van</strong> rondkomen te zijn. Om het f<strong>in</strong>ancieel beheer te verbeterenkan gedacht worden aan cursussen, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>gen en aan ondersteunendecomputerprogramma’s (<strong>in</strong>telligent agents, decisionsupport systems) die <strong><strong>in</strong>zicht</strong> kunnen geven <strong>in</strong> de f<strong>in</strong>anciëlesituatie en oploss<strong>in</strong>gen kunnen bieden voor een beter f<strong>in</strong>ancieelbeheer.Overzicht bieden <strong>in</strong> de f<strong>in</strong>anciële situatie, mentale boekhoud<strong>in</strong>g(categorisatie <strong>van</strong> uitgaven) en budgetteren zijn niet voor elkcluster de meest geschikte aanpak. Vooral voor mensen die nietgoed kunnen rondkomen, kunnen dit hulpmiddelen zijn <strong>in</strong> hetkader <strong>van</strong> f<strong>in</strong>ancieel beheer om uit de f<strong>in</strong>anciële problemen tekomen. Voor anderen, die wel kunnen rondkomen, is het hooguiteen hulpmiddel voor het geval ze <strong>in</strong> f<strong>in</strong>anciële problemenraken.


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • 107Een korte-termijn oriëntatie, respectievelijk het ontbreken <strong>van</strong>een lange-termijn oriëntatie, hangen negatief samen met rondkomen,overzicht en sparen. Veel consumenten leven bij de dag endenken niet of te we<strong>in</strong>ig aan de gevolgen <strong>van</strong> een besliss<strong>in</strong>g voorlater. Beleidsmatig kan dit effect mogelijk worden beïnvloed doorde lange-termijn effecten <strong>van</strong> f<strong>in</strong>ancieel gedrag duidelijker enbeter onder de aandacht te brengen. In het kader <strong>van</strong> markttransparantiezou bij f<strong>in</strong>anciële producten kunnen worden aangegevenwelke gevolgen er mogelijk zijn voor later, als de rente stijgt, de<strong>in</strong>flatie toeneemt, de huizenprijzen dalen of het <strong>in</strong>komen daalt.Consumenten die <strong>van</strong> nature niet aan de toekomst denken,moeten geholpen worden zich te bez<strong>in</strong>nen op de mogelijkegevolgen <strong>van</strong> f<strong>in</strong>anciële besliss<strong>in</strong>gen voor later.In Hoofdstuk 6 zijn gegevens over specifieke f<strong>in</strong>anciële productengegeven: Welke producten bezit men? Hoe heeft men ze aangeschaft?Welke <strong>in</strong>formatiebronnen heeft men gebruikt?Beschikte men bij de aanschaf over voldoende en rele<strong>van</strong>te<strong>in</strong>formatie? Consumenten zoeken f<strong>in</strong>anciële <strong>in</strong>formatie ompersoonlijke doelen te realiseren zoals vermogensgroei, f<strong>in</strong>anciëlezekerheid, onafhankelijkheid, zorg voor later en voorkómendat men <strong>in</strong> een schuldpositie raakt. Maar over de meeste f<strong>in</strong>anciëleproducten heeft men onvoldoende kennis en een beperkte<strong>in</strong>teresse. Consumenten klagen erover dat <strong>in</strong>formatie vaak teveel, te onduidelijk en te moeilijk is. Levensgebeurtenissenzoals echtscheid<strong>in</strong>g, verlies/verander<strong>in</strong>g <strong>van</strong> werk, ongeval enziekte zijn belangrijke momenten waarop men naar <strong>in</strong>formatiezoekt.Familie, vrienden en kennissen zijn de meest betrouwbare engeraadpleegde <strong>in</strong>formatiebronnen. Banken, verzeker<strong>in</strong>gsmaatschappijenen pensioenfondsen zijn de meest deskundige enbruikbare <strong>in</strong>formatiebronnen. Men heeft echter we<strong>in</strong>ig vertrouwen<strong>in</strong> de f<strong>in</strong>anciële adviseur. De overheid als <strong>in</strong>formatiebronscoort redelijk qua betrouwbaarheid, deskundigheid en bruikbaarheid.Men wil graag <strong>in</strong>formatie ont<strong>van</strong>gen via het <strong>in</strong>ternet en folders,en 25 procent via televisieprogramma’s. F<strong>in</strong>anciële voorlicht<strong>in</strong>gwordt verwacht <strong>van</strong> de commerciële f<strong>in</strong>anciële <strong>in</strong>stell<strong>in</strong>gen (69%),onafhankelijke <strong>in</strong>stell<strong>in</strong>gen zoals de Consumentenbond en hetNibud (61%), en de overheid (56%).Ten aanzien <strong>van</strong> pensioen is uitgewerkt welke maatregelen menwel of niet heeft getroffen voor het pensioen. Met name bij hetpensioen heeft men moeite om goede en rele<strong>van</strong>te <strong>in</strong>formatie tev<strong>in</strong>den, hoewel men de pensioenoverzichten nauwelijks leest. Demeeste mensen hebben hierdoor slechts een globaal <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>in</strong>hun pensioen<strong>in</strong>komen. Vooral jongeren kennen hun pensioen<strong>in</strong>komen(nog) niet. Pensioner<strong>in</strong>g is voor hen nog te ver weg omzich er mee bezig te houden. Mensen die eerder willen stoppenmet werken, zijn wel met hun pensioen bezig en hebben eenbeter beeld <strong>van</strong> hun pensioen<strong>in</strong>komen. Mannen treffen <strong>in</strong> hetalgemeen meer maatregelen om eerder te kunnen stoppen metwerken dan vrouwen.In hoofdlijnen zijn er vier typen beleidsmaatregelen denkbaar omhet f<strong>in</strong>anciële gedrag <strong>van</strong> consumenten te verbeteren:• Agenda sett<strong>in</strong>g: Slim met geld omgaan populariseren (‘op deagenda plaatsen’) als een gewenst en verstandig gedrag <strong>van</strong>consumenten om hun doelen te bereiken. Dit kan gebeurendoor rolmodellen en ‘getuigenissen’ (testimonials) <strong>van</strong>bekende en populaire personen en op<strong>in</strong>ieleiders. Dedoelstell<strong>in</strong>g <strong>van</strong> agenda sett<strong>in</strong>g is mensen te motiveren na tedenken en te praten over hun f<strong>in</strong>ancieel gedrag en hengevoelig te maken voor <strong>in</strong>formatie over f<strong>in</strong>anciële productenzoals pensioenplannen. Sponsor<strong>in</strong>g <strong>van</strong> populairetelevisieprogramma’s is hierbij een optie. Vergelijk hierbij deklimaat/milieu-campagne <strong>van</strong> het M<strong>in</strong>isterie <strong>van</strong> VROM.• Voorlicht<strong>in</strong>g, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g (cursussen) en bewustmak<strong>in</strong>g <strong>van</strong>consumenten zodat ze zorgvuldiger producten vergelijken enm<strong>in</strong>der impulsief f<strong>in</strong>anciële besliss<strong>in</strong>gen nemen. Hierondervallen ook curricula voor scholen en oudereneducatie. Dedoelstell<strong>in</strong>g <strong>van</strong> voorlicht<strong>in</strong>g en tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g is mensen <strong>in</strong>formatieen vaardigheden te geven en aan te leren die leiden tot eenbeter f<strong>in</strong>ancieel gedrag. Ook <strong>in</strong> het basis- en vervolgonderwijsaan jongeren is voorlicht<strong>in</strong>g en tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g met betrekk<strong>in</strong>g tot hetf<strong>in</strong>ancieel gedrag nuttig en nodig.• Markttransparantie door eisen te stellen aan de <strong>in</strong>formatie dieaanbieders <strong>van</strong> f<strong>in</strong>anciële producten verstrekken, met name<strong>in</strong>formatie over de mogelijke toekomstige gevolgen <strong>van</strong>f<strong>in</strong>anciële producten. De doelstell<strong>in</strong>g <strong>van</strong> markttransparantieis om mensen rele<strong>van</strong>te, duidelijke en vergelijkbare <strong>in</strong>formatiete verschaffen bij de aankoop en het gebruik <strong>van</strong> f<strong>in</strong>anciëleproducten om hiermee de complexiteit <strong>van</strong> f<strong>in</strong>anciëleproducten te verm<strong>in</strong>deren.• Hulpmiddelen ontwikkelen (<strong>in</strong>telligent agents, decisionsupport systems) die consumenten kunnen helpen bijf<strong>in</strong>anciële besliss<strong>in</strong>gen en hen kunnen behoeden voorf<strong>in</strong>anciële misstappen. De doelstell<strong>in</strong>g <strong>van</strong> deze hulpmiddelenis ervoor te zorgen dat het totale f<strong>in</strong>anciële pakket <strong>van</strong>consumenten evenwichtig is qua risico en geen omissies ofoverlapp<strong>in</strong>gen bevat en tevens dat f<strong>in</strong>anciële besliss<strong>in</strong>genworden ondersteund door rele<strong>van</strong>te analyses envergelijk<strong>in</strong>gen, zoals het berekenen <strong>van</strong> de gevolgen <strong>van</strong> eenf<strong>in</strong>anciële besliss<strong>in</strong>g voor het toekomstige vrij-besteedbare<strong>in</strong>komen.


108 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>


<strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een publieksonderzoek • 109LiteratuurAitchison, J., en J.A.C. Brown, 1960. The Lognormal Distribution. Londen: Cambridge University Press.AFM, 2004. Kennismak<strong>in</strong>g met de F<strong>in</strong>anciële Consument. Amsterdam: Autoriteit F<strong>in</strong>anciële Markten.Antonides, G., 2007. Income evaluation and happ<strong>in</strong>ess <strong>in</strong> the case of an <strong>in</strong>come decl<strong>in</strong>e. Kyklos, 60(4), 467–484.Becker, G.S., en C.B. Mulligan, 1997. The endogenous determ<strong>in</strong>ation of time preference. Quarterly Journal of Economics (augustus) 729-758.Heath, C., en C.B. Soll, 1996. Mental budget<strong>in</strong>g and consumer decisions. Journal of Consumer Research 23, 40-52.FSA, 2006. Levels of F<strong>in</strong>ancial Capability <strong>in</strong> the UK: Results of a basel<strong>in</strong>e survey. F<strong>in</strong>ancial Services Authority, Verenigd Kon<strong>in</strong>krijk.ITS, 2007. Verslag Vooronderzoek <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> Inzicht en Ontwikkel<strong>in</strong>g Vragenlijst. Nijmegen: Radboud Universiteit, Instituut voorToegepaste Sociologie.Loewenste<strong>in</strong>, G. 1987. Anticipation and the valuation of delayed consumption. Economic Journal, 97, 666-684.Millward Brown, 2007. <strong>Nederlanders</strong> en hun <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> Inzicht. Millward Brown, Amsterdam.Mosch, R., H. Prast, H., en W.F. <strong>van</strong> Raaij, 2006. Vertrouwen, cement <strong>van</strong> de samenlev<strong>in</strong>g en aanjager <strong>van</strong> de economie. Tijdschrift voorPolitieke Economie, 27(4), 40-54.Petrocelli, J.V., 2003. Factor validation of the consideration of future consequences scale: Evidence for a short version. Journal of SocialPsychology, 143 (4), 405-413.Rooij, M.C.J. <strong>van</strong>, A. Lusardi, en R. Alessie, 2006. F<strong>in</strong>ancial Literacy and Stock Market Participation. Work<strong>in</strong>g paper 146. Amsterdam:De Nederlandse Bank.Schwartz, B., 2004. The Paradox of Choice. New York: HarperColl<strong>in</strong>s.Thaler, R.H., 1999. Mental account<strong>in</strong>g matters. Journal of Behavioral Decision Mak<strong>in</strong>g 12, 183-206.Veldkamp, 2007. Publieksonderzoek <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> Inzicht. Amsterdam: Marktonderzoekbureau Veldkamp.


110 • <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>Verantwoord<strong>in</strong>gIn het najaar <strong>van</strong> 2007 heeft Veldkamp Marktonderzoek BV te Amsterdam aan 4.280 Nederlandse consumenten <strong>van</strong> 18 jaar en ouder(representatieve steekproef) een lijst voorgelegd met vragen op het gebied <strong>van</strong> f<strong>in</strong>ancieel <strong><strong>in</strong>zicht</strong>, f<strong>in</strong>ancieel gedrag en f<strong>in</strong>anciëlevaardigheden. De verantwoord<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het veldwerk is beschreven <strong>in</strong> Publieksonderzoek <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> Inzicht (Veldkamp, 2007).Voorafgaand aan dit veldonderzoek is de wetenschappelijke literatuur over f<strong>in</strong>anciële vaardigheden <strong>in</strong> kaart gebracht door het Instituutvoor Toegepaste Sociologie (ITS) <strong>van</strong> de Radboud Universiteit Nijmegen. Ook is een theoretisch model ontworpen <strong>van</strong> het begrip“f<strong>in</strong>ancieel <strong><strong>in</strong>zicht</strong>” en is een concept-vragenlijst opgesteld. Zie hiervoor het Verslag Vooronderzoek <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> Inzicht en Ontwikkel<strong>in</strong>gVragenlijst, ITS 2007 en <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> Inzicht <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>: Vragenlijst.Tevens is met een zestal focusgroepen <strong>van</strong> consumenten gesproken over hun ervar<strong>in</strong>gen met f<strong>in</strong>anciële besluitvorm<strong>in</strong>g. Dit verslag is tev<strong>in</strong>den <strong>in</strong> <strong>Nederlanders</strong> en hun <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> Inzicht, Milward Brown, 2007.Het rapport <strong>F<strong>in</strong>ancieel</strong> <strong><strong>in</strong>zicht</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlanders</strong>, <strong>Resultaten</strong> <strong>van</strong> een Publieksonderzoek bouwt voort op bovengenoemd publieksonderzoeken bevat de analyse <strong>van</strong> de verzamelde gegevens. De analyses zijn uitgevoerd door prof. dr. G. Antonides. Universiteit <strong>van</strong>Wagen<strong>in</strong>gen, dr. I.M. de Groot en prof. dr. W.F. <strong>van</strong> Raaij, Universiteit <strong>van</strong> Tilburg.Het gehele onderzoek is uitgevoerd <strong>in</strong> opdracht <strong>van</strong> het platform CentiQ, <strong>Wijzer</strong> <strong>in</strong> <strong>geldzaken</strong> en werd begeleid door de CentiQprojectgroepOnderzoek, waar<strong>in</strong> de volgende personen zitt<strong>in</strong>g hadden:Dr. Paul<strong>in</strong>e W.J. <strong>van</strong> Esterik-Plasmeijervoorzitter CentiQ-projectgroep OnderzoekProf. dr. Gerrit Antonides, Universiteit <strong>van</strong> Wagen<strong>in</strong>genhoogleraar Economie <strong>van</strong> Consumenten en HuishoudensGisèle A.R.M. Cooper, Autoriteit F<strong>in</strong>anciële Markten (AFM)medewerker Consumentenvoorlicht<strong>in</strong>g en onderzoekDrs. Cor<strong>in</strong>ne <strong>van</strong> Gaalen, Nederlands Instituut voor Budgetvoorlicht<strong>in</strong>g (Nibud)senior wetenschappelijk onderzoekerDrs. Marloes E.J. <strong>van</strong> den Heijkant, m<strong>in</strong>isterie <strong>van</strong> F<strong>in</strong>anciënCoörd<strong>in</strong>erend beleidsmedewerker, secretaris CentiQ-projectgroep OnderzoekIr. Iris I.H.A. Knobbe-Knops, Algemene Pensioen Groep (APG)senior medewerker Market Research,Jo C.M. <strong>van</strong> Kruchten, Belast<strong>in</strong>gdienstsenior onderzoeker en coörd<strong>in</strong>atorProf. dr. W. Fred <strong>van</strong> Raaij, Universiteit <strong>van</strong> Tilburghoogleraar Economische PsychologieProf. dr. Jan L.A. <strong>van</strong> Rijckevorsel, Centrum voor Verzeker<strong>in</strong>gsstatistiekhoofd <strong>van</strong> het Centrum voor Verzeker<strong>in</strong>gsstatistiek, Den Haagbijzonder hoogleraar Toegepaste verzeker<strong>in</strong>gsstatistiek, Universiteit <strong>van</strong> Amsterdam,Drs. Maarten <strong>van</strong> Rooij, De Nederlandsche Bank (DNB)wetenschappelijk onderzoekerJ. Guido. L. Willems, Rabobank NederlandmarktanalistAlle bovengenoemde publicaties over het CentiQ-consumentenonderzoek zijn te downloaden via www.centiq.nl. Op deze website istevens het “Actieplan CentiQ - <strong>Wijzer</strong> <strong>in</strong> Geldzaken” <strong>van</strong> het platform CentiQ verkrijgbaar, evenals een samenvatt<strong>in</strong>g <strong>van</strong> dit actieplan.Heeft u vragen over CentiQ of over de publicaties <strong>van</strong> CentiQ, dan kunt u contact opnemen via centiQ@m<strong>in</strong>f<strong>in</strong>.nl.Mei 2008

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!