Ontgonnen verleden
Ontgonnen verleden Ontgonnen verleden
de plek waar akkers en boomgaarden te vinden waren. De poelgebieden zijnlaaggelegen terreinen in de vorm van grote, open graslandgebieden. De lage ligging isveroorzaakt door inklinking en vergraving van veenlagen in de ondergrond. Bebouwingontbreekt vrijwel geheel in de poelgebieden.Opmerkelijk is het feit dat op het eiland maar liefst vijf steden te vinden zijn. Domburgheeft zich pas flink kunnen ontwikkelen nadat het aan het eind van de negentiende eeuwfaam als badplaats had verworven, terwijl Arnemuiden, aanvankelijk de voorhaven vanMiddelburg, na de verzanding van de Arne vooral als vissershaven heeft gediend. Veerewas een belangrijke stapelplaats voor goederen uit Schotland, zoals nog te zien is aan deSchotse huizen die de stad sieren. Middelburg was een belangrijke haven- en marktplaatsen vervulde een rol van betekenis in de VOC en de WIC. Hetzelfde geldt voor Vlissingen,dat vanaf de twaalfde eeuw een voortdurende groei van handels- en havenactiviteitkende. De Walcherse steden profiteerden uiteraard van de afsluiting van de haven vanAntwerpen, van 1585 tot 1795. Na de Franse tijd werd in Vlissingen de marinewerfaangelegd, die in 1875 overging in handen van de Koninklijke Maatschappij De Schelde.De stad raakte ruimtelijk en functioneel sterk met deze maatschappij verknoopt.Vroeger stond Walcheren bekend als de ‘tuin van Zeeland’. De vele buitenplaatsen, debeplanting van de kreekruggen en de vele nederzettingen gaven het eiland eenbesloten karakter. De inundatie van Walcheren als gevolg van de geallieerdebombardementen in 1944 heeft het karakter van het gebied veranderd. Door delangdurige overstroming met zout water is de beplanting in het grootste deelverloren gegaan. Alleen de binnenduinrand, het hoger gelegen poldergebied bijVrouwenpolder en de polders aan de zuidoostkant bleven gevrijwaard vanoverstroming. Bij de herverkaveling van Walcheren, uitgevoerd in de jaren 1948-51,zijn grote veranderingen aangebracht in de percelering en in het patroon van wegenen waterlopen.Het Verbindingskanaal tussen het Kanaaldoor Walcheren en de Dokhaven inVlissingen. Links op de voorgrondgebouwen van Daamen Shipyards(voorheen De Schelde), op de achtergrondde voormalige timmerfabriek en dehavenkraan van het inmiddels verlatenScheldeterrein.Cultuurhistorische blikvangers- het onderscheid in oudland, nieuwland en het duingebied- het verschil tussen poelgebieden en kreekruggen in het oudland- de steden Vlissingen, Middelburg en Veere- de buitenplaatsen in de binnenduinrand en bij Middelburg- de meidoornhagen langs de doorgaande wegen- de vliedbergen- het ‘Landfront Vlissingen’, onderdeel van de Duitse Atlantikwall- de kreken van 1944- het moerneringslandschap van Kleverskerke4.3 Ontstaan van het natuurlijke landschap4.3.1 PleistoceenVoor de geologische geschiedenis van Walcheren zijn de gebeurtenissen in het laatstedeel van het Pleistoceen en in het Holoceen bepalend geweest voor het huidige48 Directie Kennis
landschap. Gedurende het laatste deel van het Pleistoceen (de periode van deijstijden) is in dit deel van Zeeland een pakket van tien tot vijftien meter dik dekzandafgezet. Het zand werd door de wind aangevoerd uit de toen drooggevallenNoordzee. Het zand bevindt zich bij Vlissingen op een diepte van drie tot vijf meterbeneden NAP, in de omgeving van Veere op meer dan tien meter diepte.4.3.2 HoloceenNa afloop van de laatste ijstijd, zo’n tienduizend jaar geleden, werd het klimaatwarmer en vochtiger. Als gevolg van het afsmelten van de uitgestrekte ijskappensteeg de zeespiegel en rees ook de grondwaterstand. Er ontstonden gunstigeomstandigheden voor veenvorming, waardoor de zandafzettingen in de ondergrondbedekt zijn geraakt met een veenlaag (basisveen).Omstreeks 5000 jaar geleden werd de veenvorming onderbroken. Er ontstond er eenduinenkust, met een waddengebied er achter. De veenlagen werden bedekt metwadafzettingen, voornamelijk klei en zavel. Een nieuwe fase van veenvorming brakruim vierduizend jaar geleden aan en duurde voort tot enkele eeuwen na het beginvan de jaartelling. De meest uitgestrekte veenmoerassen lagen verder naar hetoosten, het huidige Walcheren kende in deze periode af en toe bewoning. In deRomeinse tijd breidde de bewoning zich uit en mogen we veronderstellen dat er eenperiode van relatieve rust en gunstige woonomstandigheden heerste. Er werd in deperiode van 300 tot 600 een flinke laag klei afgezet. In de zevende eeuw nam deactiviteit van de zee weer af. Het toenmalige landschap kan vergeleken worden methet huidige waddengebied, met kreken en geulen, zandplaten en hoog opgeslibdedelen, die in het Zeeuwse gorzen werden genoemd. Deze gorzen waren geschikteplaatsen voor bewoning. Het veenlandschap was in die tijd vrijwel ononderbroken,met uitzondering van de Schelde, die toen via de huidige Oosterschelde in zeeuitmondde. In de eeuwen daarna vond echter een grote overstromingsactiviteitplaats. Geleidelijk werd het veenlandschap omgevormd tot een eilandenrijk waarbijgrote delen van het veen door de zee werden weggeslagen en grote zeegatenontstonden. In de Late Middeleeuwen kreeg de Schelde haar nieuwe uitmonding inzee via de Westerschelde. Op Walcheren werd een laag klei afgezet van ongeveer eenmeter dik. In de bodem zijn de resten van de geulen en kreken aanwezig, omdat daarde veenlagen door de uitschurende werking van het water verdwenen zijn. Ook in hethuidige landschap zijn de oude kreken en geulen te zien, merkwaardig genoeg alsruggen. Dit heeft te maken met een proces dat omkering van het reliëf ofreliëfinversie heet.Omkering van het reliëfDe kreken vormden vroeger de laagste delen van het landschap. Als ze niet meeractief waren slibden ze geleidelijk dicht. Nadat de mensen dijken gingen aanleggenen water aan de bodem onttrokken door sloten en andere watergangen te gravenging dit gepaard met inklinking van de veenlagen in de ondergrond en met rijpingvan de klei. Hierdoor daalde het maaiveld. Omdat de veenlagen in de vroegere krekenal waren verdwenen en omdat de opvulling van de kreken vaak uit zandig materiaalbestond klonk de bodem van de oude kreken veel minder in dan in de omgeving.Hierdoor kwamen de dichtgeslibde kreken hoger te liggen dan de omgeving, terwijlze vroeger de laagste delen van het landschap vormden: omkering van het reliëf. Wespreken dan ook van kreekruggen, de hoger gelegen delen van het landschap, terwijlde lager gelegen delen poelgronden worden genoemd.De hoogteverschillen tussen beide zijn nog verder toegenomen doordat de veenlagenin de poelgebieden voor een groot deel zijn afgegraven voor de winning van turf enzout. Hier en daar is ook de bovenste kleilaag verwijderd voor de steenbakkerijen,zodat er hier en daar een afgraving van bijna twee meter heeft plaatsgehad.Historisch-geograaf A.P. de Klerk vergelijkt het oppervlak van Walcheren met eenpoffertjespan, waarbij de laaggelegen poelgebieden omringd worden door hogerekreekruggen.Directie Kennis 49
- Page 1: Ontgonnen verledenRegiobeschrijving
- Page 7 and 8: InleidingIs een schurveling een met
- Page 9 and 10: 1 Regio 65: Schouwen-DuivelandOoste
- Page 11: Middeleeuwen kreeg de Schelde haar
- Page 14 and 15: zeezand erg zwak is. In de regio Sc
- Page 16: Kastelen en buitenplaatsenGedurende
- Page 21 and 22: - Kuipers, S.F., 1982. Dammen en di
- Page 23 and 24: 2 Regio 66: Sint-Philipsland en Tho
- Page 25 and 26: egroeide buitendijkse gronden). De
- Page 27 and 28: Dit schorrengebied, exclusief de kr
- Page 29 and 30: - Philipsdam te Sint Philipsland (1
- Page 31 and 32: 3 Regio 67: BevelandNoord- en Zuid-
- Page 33 and 34: 3.3 Ontstaan van het natuurlijke la
- Page 35 and 36: Bedijkingen van het oudlandDe eerst
- Page 37 and 38: Bevelandse boerderijen. Alleen de l
- Page 39 and 40: De gracht van fort Ellewoutsdijk op
- Page 41 and 42: VisserijAan het eind van de negenti
- Page 43 and 44: - korenmolen De Koornbloem (1801),
- Page 45 and 46: - Bruin, M.P. de & M.H. Wilderom, 1
- Page 47: 4 Regio 67: WalcherenDe negende-eeu
- Page 51 and 52: contact kwam met veen nam het veen
- Page 53 and 54: kreekruggen, waar geen zoute bodeml
- Page 55 and 56: In de zestiende eeuw is Walcheren v
- Page 57 and 58: havenstadje, dat omstreeks 1350 van
- Page 59 and 60: - wüstung (verlaten nederzetting):
- Page 61 and 62: - spoorlijn Bergen op Zoom-Middelbu
- Page 63 and 64: - Trimpe Burger, J.A., 1973. Oost-S
- Page 65 and 66: 5 Regio 68: Zeeuws-VlaanderenDijk b
- Page 67 and 68: eerste dijken aanleggen, maar dat w
- Page 69 and 70: vandaar dat de dorpen die we hier a
- Page 71 and 72: VerdedigingswerkenDoor de dijkaanle
- Page 73 and 74: De dorpen in de nieuwe polders zijn
- Page 75 and 76: - grasland in stroken langs de krek
- Page 77 and 78: - grenspaal (1869), Cadzand, onderd
- Page 79: - Reest, P.J. van, 1993. Landinrich
landschap. Gedurende het laatste deel van het Pleistoceen (de periode van deijstijden) is in dit deel van Zeeland een pakket van tien tot vijftien meter dik dekzandafgezet. Het zand werd door de wind aangevoerd uit de toen drooggevallenNoordzee. Het zand bevindt zich bij Vlissingen op een diepte van drie tot vijf meterbeneden NAP, in de omgeving van Veere op meer dan tien meter diepte.4.3.2 HoloceenNa afloop van de laatste ijstijd, zo’n tienduizend jaar geleden, werd het klimaatwarmer en vochtiger. Als gevolg van het afsmelten van de uitgestrekte ijskappensteeg de zeespiegel en rees ook de grondwaterstand. Er ontstonden gunstigeomstandigheden voor veenvorming, waardoor de zandafzettingen in de ondergrondbedekt zijn geraakt met een veenlaag (basisveen).Omstreeks 5000 jaar geleden werd de veenvorming onderbroken. Er ontstond er eenduinenkust, met een waddengebied er achter. De veenlagen werden bedekt metwadafzettingen, voornamelijk klei en zavel. Een nieuwe fase van veenvorming brakruim vierduizend jaar geleden aan en duurde voort tot enkele eeuwen na het beginvan de jaartelling. De meest uitgestrekte veenmoerassen lagen verder naar hetoosten, het huidige Walcheren kende in deze periode af en toe bewoning. In deRomeinse tijd breidde de bewoning zich uit en mogen we veronderstellen dat er eenperiode van relatieve rust en gunstige woonomstandigheden heerste. Er werd in deperiode van 300 tot 600 een flinke laag klei afgezet. In de zevende eeuw nam deactiviteit van de zee weer af. Het toenmalige landschap kan vergeleken worden methet huidige waddengebied, met kreken en geulen, zandplaten en hoog opgeslibdedelen, die in het Zeeuwse gorzen werden genoemd. Deze gorzen waren geschikteplaatsen voor bewoning. Het veenlandschap was in die tijd vrijwel ononderbroken,met uitzondering van de Schelde, die toen via de huidige Oosterschelde in zeeuitmondde. In de eeuwen daarna vond echter een grote overstromingsactiviteitplaats. Geleidelijk werd het veenlandschap omgevormd tot een eilandenrijk waarbijgrote delen van het veen door de zee werden weggeslagen en grote zeegatenontstonden. In de Late Middeleeuwen kreeg de Schelde haar nieuwe uitmonding inzee via de Westerschelde. Op Walcheren werd een laag klei afgezet van ongeveer eenmeter dik. In de bodem zijn de resten van de geulen en kreken aanwezig, omdat daarde veenlagen door de uitschurende werking van het water verdwenen zijn. Ook in hethuidige landschap zijn de oude kreken en geulen te zien, merkwaardig genoeg alsruggen. Dit heeft te maken met een proces dat omkering van het reliëf ofreliëfinversie heet.Omkering van het reliëfDe kreken vormden vroeger de laagste delen van het landschap. Als ze niet meeractief waren slibden ze geleidelijk dicht. Nadat de mensen dijken gingen aanleggenen water aan de bodem onttrokken door sloten en andere watergangen te gravenging dit gepaard met inklinking van de veenlagen in de ondergrond en met rijpingvan de klei. Hierdoor daalde het maaiveld. Omdat de veenlagen in de vroegere krekenal waren verdwenen en omdat de opvulling van de kreken vaak uit zandig materiaalbestond klonk de bodem van de oude kreken veel minder in dan in de omgeving.Hierdoor kwamen de dichtgeslibde kreken hoger te liggen dan de omgeving, terwijlze vroeger de laagste delen van het landschap vormden: omkering van het reliëf. Wespreken dan ook van kreekruggen, de hoger gelegen delen van het landschap, terwijlde lager gelegen delen poelgronden worden genoemd.De hoogteverschillen tussen beide zijn nog verder toegenomen doordat de veenlagenin de poelgebieden voor een groot deel zijn afgegraven voor de winning van turf enzout. Hier en daar is ook de bovenste kleilaag verwijderd voor de steenbakkerijen,zodat er hier en daar een afgraving van bijna twee meter heeft plaatsgehad.Historisch-geograaf A.P. de Klerk vergelijkt het oppervlak van Walcheren met eenpoffertjespan, waarbij de laaggelegen poelgebieden omringd worden door hogerekreekruggen.Directie Kennis 49