12.07.2015 Views

Ontgonnen verleden

Ontgonnen verleden

Ontgonnen verleden

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

aanwassen voorkwamen. Een opwas is een plaat of een schor die onder invloed van desedimentatie tijdens de getijden midden in het water ontstaat. Na bedijking vormt zo'nopwas dan een apart eiland. Sommige van deze opwassen hebben of hadden hetbestanddeel -zand in hun naam (bijvoorbeeld Heinkenszand en Ovezande). Een aanwasontstaat tegen reeds bestaand land aan en vormt dus als het ware een schil tegen eeneerder bedijkte polder. Soms heeft dit proces van aanwas en bedijking vele malenachtereen plaatsgevonden. Indien dit het geval was, resulteerde dit in een reeks vanopeenvolgende polders. Een voorbeeld hiervan is de prachtige kleinschaligepolderstructuur van de Zak van Zuid-Beveland door kleine en grotere aandijkingentegen de bestaande eilanden, afgesloten in 1445 met de aanleg van de Zwakedam tenzuiden van ‘s-Gravenpolder. Met de afdamming en bedijking van de Zwake was eendeel van het in 1034 verloren gegane gebied weer op de zee herwonnen.Overigens kon nieuwland ook ontstaan door langdurige opslibbing van eerderbewoond, maar later weer geïnundeerd land. Het eiland Noord-Beveland is hiervan eengoed voorbeeld. Het oude eiland was in 1530, tijdens de stormvloed van Sint-Felix’kwade zaterdag, verloren gegaan. Tegelijk met Noord-Beveland ging ook de PolderWest-Borssele ten onder. Het duurde bijna zeventig jaar voordat Noord-Beveland weerwerd bedijkt: de Oud Noord-Bevelandpolder dateert van 1598; de andere polders op hetvroegere eiland zijn nog jonger. De polder Borssele is pas opnieuw bedijkt in 1615.Doordat de jonge polders hoger zijn opgeslibd en minder last hadden van klink dan hetoudland ligt het maaiveld ervan relatief hoog. Hierdoor kon men in deze nieuwepolders akkerbouw bedrijven. Alleen de laaggelegen gronden langs de kreken enkreekrestanten werden als grasland gebruikt. De nieuwe polders hebben vrijwel alleeen grootschalige, rationele blokvormige percelering. Ook het wegenpatroon isregelmatig en wordt gekenmerkt door rechte doorgaande wegen.In de nieuwe polders komen veel restgeulen voor. Dit zijn de overblijfselen vanvoormalige kreken die door afdamming werden afgesloten van het buitenwater. Dekreekrestanten kregen vaak een functie in de afwatering van de polder. Via eenuitwateringssluis in de dam kon het overtollige water op het buitenwater wordengeloosd.Een ander opvallend verschijnsel in het nieuwland is het voorkomen van secundairedijken. Op sommige plaatsen was de zeedijk zwak en vreesde men voor dijkval,bijvoorbeeld als er een diepe geul vlak langs de kust liep. Om uitgebreideoverstromingen te voorkomen legde men landinwaarts in de polders een tweede dijkaan. We kennen deze dijken onder de naam van vijfzoden, inlaagdijken enschenkeldijken. Ze komen ook op sommige plaatsen in het oudland voor. De poldertjes,die door de aanleg van de extra dijk werden gevormd, stonden bekend als inlagen of‘calamiteuze’ polders.De landbouwIn het onbedijkte landschap van omstreeks 1000 woonde men op de hoge plekken inhet landschap: de kreekruggen en de terpen die men had opgeworpen. Op dezehooggelegen plekken werden ook de akkers aangelegd waar de akkerbouwgewassenwerden verbouwd. Het vee liet men op de uitgestrekte schorren grazen. De schorrenwerden echter doorsneden door kreken die zout of brak water bevatten. Om overvoldoende drinkwater voor het vee te beschikken legde men hollestellen aan:drinkvijvers met een dijk eromheen. Het regenwater werd in de vijver opgevangen ende dijk zorgde ervoor dat er geen zout water in de stelle kon doordringen. Bovendienkon het vee in veiligheid worden gebracht op de dijk ingeval van hoog water. Van devier Zeeuwse hollestellen liggen er drie in de regio Beveland: bij Wemeldinge, Yersekeen Rilland.Na de bedijking waren de dijken rondom de vijvers niet meer nodig. In depoelgebieden, die vanouds als wei- en hooiland in gebruik waren, vinden we tal vanveedrenkplaatsen of putjes. In de dorpen zelf was vaak een vijver waar mens en dier hetdrinkwater uit haalde en die ook van belang waren als bluswaterreservoir voor als erbrand was in het dorp. Zo’n dorpsvijver of vate vinden we onder meer in onder anderein Baarland, Borssele, ‘s-Heer Abtskerke, Kloetinge en Krabbendijke.De nieuwlandpolders hadden vaak een betere bodem, een betere hoogteligging en eenbetere afwatering dan het oudland. Hierdoor kon men het grootste deel van de nieuwepolders voor de akkerbouw gebruiken. Ook de fruitteelt is vanouds belangrijk op de36 Directie Kennis

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!