12.07.2015 Views

jg 26 jaarboek 6 - Reynaertgenootschap

jg 26 jaarboek 6 - Reynaertgenootschap

jg 26 jaarboek 6 - Reynaertgenootschap

SHOW MORE
SHOW LESS
  • No tags were found...

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

TIeCelIJn <strong>26</strong>gravis, RV 645-646). 61 In VdvR is in de corresponderende passage sprake vanmesdaen (A 51, 1455, 1460; F 1445, 1450) of misdaen (F 51), maar niet nadrukkelijkvan schuld. Reynaerts culpa is dus een toevoeging van Boudewijn.Van Nyctimene wordt ook nog gezegd dat ze anderen uitlacht (deridens alias,RV 1<strong>26</strong>0), een karaktertrek die aan Ovidius noch Hyginus is ontleend. In RVlacht Reynaert evenwel om andermans leed: na Tibeerts noodsprong laat devos een scheet, zo hard moet hij lachen (magno risu, RV 544) om het verdrietvan Julokke, die luidkeels treurt bij de aanblik van het gehavende klokkenspelvan de pastoor.BesluitBoudewijns uitweiding over Ascalaphus en Nyctimene blijkt bij naderebeschouwing een betekenisvolle toevoeging: deze passage en de verwijzing naarhet Avernusmeer in RV 1255 tekenen Kriekeputte veel sterker dan in VdvRals een locus terribilis. Tegelijk laat Boudewijn Reynaert met zijn verhaal overde wandaden van de beide lichtschuwe nachtvogels een zelfportret schetsen.De goede verstaander ziet in Kriekeputte en de uilen het karakter van de vosweerspiegeld: met schuld beladen vanwege zijn misdaden schuwt Reynaert hetlicht.Boudewijn varieert in de Kriekeputtepassage op een procedé dat Willem inVdvR toepaste: zoals de kenmerken van Reynaerts burcht een spiegel zijn vande eigenschappen van de bewoner 62 en zoals de wildernis van Kriekeputte hetkarakter van de vos tekent, zo weerspiegelen in Reynaerts leugenverhaal in RVniet alleen Kriekeputte maar ook de nachtvogels die daar huizen eigenschappenvan de vos. Boudewijns bewerking gaat dus verder dan enkel het vertalen vanWillems tekst en het navolgen van klassieke dichters; er is hier sprake vancreatieve receptie. 63NOTEN1 Zie o.a. Van Daele 1994, p. 493-502, en Bouwman en Besamusca 2002, p. 183-184, 228-229.2 Zie Huygens 1968, p. 1-22, Welkenhuysen 1975, p. 1<strong>26</strong>-128, en Amand Berteloot,‘Een nieuw spoor van Boudewijn de Jonge?’, in: Tiecelijn, 10 (1997) 2, p. 48-51, over de~ 64 ~

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!