12.07.2015 Views

jg 26 jaarboek 6 - Reynaertgenootschap

jg 26 jaarboek 6 - Reynaertgenootschap

jg 26 jaarboek 6 - Reynaertgenootschap

SHOW MORE
SHOW LESS
  • No tags were found...

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

TIeCelIJn <strong>26</strong>van Willem evenwel nog verder uit. Waar in VdvR het morele landschap hetkarakter van de dieren die er thuis zijn, met name Reynaert, weerspiegelt, daarversterken bij Boudewijn de nachtvogels die er huizen niet alleen de unheimlichesfeer, maar verwijzen ook naar Reynaert zelf en zijn duistere levenswandel,zoals met name in RV 1<strong>26</strong>5-1<strong>26</strong>6 blijkt.Ascalaphus en Nyctimene worden door alle vogels gehaat (exosi cunctis avibus,RV 1<strong>26</strong>5), zoals Reynaert later, samen met Hermeline en hun kroost, alswoestballing in de wildernis zal leven, door alle dieren gehaat (exosus animalibusomnibus, RV 1835). Ook in het begin van de tekst, in de hofdagepisode,wanneer de dieren hun aanklachten tegenover Nobel uitspreken, blijkt uit dewoorden van Pancer de bever dat Reynaert bij allen gehaat is (invida cunctis,RV 69), een toevoeging van Boudewijn die in deze fase van het verhaal in VdvRniet voorkomt. De vos moet het aan het hof tegen al zijn vijanden opnemen enzich tegen hen allen verdedigen (cuncti qui sunt illic michi sunt inimici, RV 605;cunctis avibus ferisque / me pecasse queror, RV 645-646; Reynardus coram cunctisastantibus inquit, RV 947; cunctis mea crimina pandam, RV 981). 45 Aan heteinde van de tekst wordt Reynaert op bevel van Nobel door iedereen verstoten(proscriptum iudicat illum, / exilio dampnans hunc cito perpetuo, RV 1831-1832), 46zoals in Ovidius’ verhaal Nyctimene door allen is verstoten (cunctis expellitur,M II 595).Eveneens onmiskenbaar is de parallel tussen de uilen die het (dag)lichtschuwen (tenebrarum / tempora semper amant, luce volare timent, RV 1<strong>26</strong>5-1<strong>26</strong>6) en de vergelijking van de bij de hofdag afwezige vos met een boosdoenerdie ongaarne in het licht treedt (ut venit ad lucem invite factor iniqui, RV 33). 47Deze vergelijking in RV ontbreekt in A, maar komt wel in F en B voor, in Bvergezeld van een verwijzing naar de Heilige Schrift. 48 Het verband tussen devergelijking over de lichtschuwe boosdoener en de nachtvogelpassage toont datBoudewijn zijn bewerking zorgvuldig heeft geconstrueerd en daarmee ook hetbelang van deze vergelijking. 49 De Bijbelse achtergrond van RV 33 duidt eropdat Boudewijn Reynaert als een moreel verdorven wezen wil karakteriseren,iemand die moreel in het duister verkeert. 50Reynaert verkeert ook letterlijk in het duister: als bewoner van eenondergronds hol is hij thuis in de onderwereld. Maupertuus (‘kwade plaats’)wordt in VdvR en in RV niet nadrukkelijk als locus terribilis beschreven, maarvertoont er wel kenmerken van: het vossenhol ligt afgelegen, voorbij eendonker woud, en is via kronkelpaden (met alle negatieve connotaties van dien)bereikbaar. 51 Bruun, Tibeert en Belijn gaan na hun bezoek aan Maupertuus~ 62 ~

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!