12.07.2015 Views

jg 26 jaarboek 6 - Reynaertgenootschap

jg 26 jaarboek 6 - Reynaertgenootschap

jg 26 jaarboek 6 - Reynaertgenootschap

SHOW MORE
SHOW LESS
  • No tags were found...

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Tiecelijn <strong>26</strong>Muller wijst erop dat de theorie hier werd aangenomen en verwijst naarJonckbloet als grote verspreider. Daartegenover plaatst hij vertegenwoordigersvan de Franse school zoals Paulin Paris (1860), die de Roman de Renart ziet alseen nationaal-Frans werk op Latijnse, ‘Aesopische’ grondslag, zonder invloedvan een Germaanse dierensage. 41 De persoonsnamen zijn Germaans, maar datkomt doordat deze namen nu eenmaal courant waren in het Frankrijk van devroege en volle middeleeuwen.Muller verwijst naar de tegenargumenten van Jonckbloet uit 1863, maar ooknaar de meer zelfkritische houding die na de romantiek groeide, waar mennu ook in Duitsland ging zoeken naar de antieke oorsprong van de Reynaertstof,met verhalen over leeuw, wolf en vos uit de achtste eeuw die teruggaan opAesopische fabels. De dierennamen van Reynaert, Isengrim en Bruun zelf komenpas voor in de Isengrimus (1150). Reynaert of Reginhart is dan slechts eentoevallig toebedeelde, courante mannennaam, ontstaan in het Germaans-Romaansegrensgebied, en heeft geen uitstaans met de betekenis (‘fortis consilio’of ‘sterke raad’) die Grimm eraan geeft. Muller stelt dat Grimm de ironischetoon van de teksten niet goed heeft aangevoeld en te hard op zoek is gegaannaar een oeroude volkssage.Toch blijft Muller zitten met de vraag uit welke bronnen de dichters van deFranse Roman de Renart hebben geput. Hij geeft er de voorkeur aan om meergewicht dan tevoren te geven aan de folklore, een discipline waarvan hij (in1895!) al aangeeft te weten dat ze in een kwaad licht staat en veronachtzaamdwordt door academische onderzoekers. Hij houdt een warm pleidooi voor deinternationale en interculturele dimensie van dierenfolklore, waarbij de middeleeuwseauteurs de traditie van deze verhalen vrij sterk volgden en mindercreatief waren dan we ons inbeelden. Al bij al geeft Muller een sterke kritiek opGrimms theorie van de etymologische oorsprong van Reginhart en de genesevanuit de oud-Germaanse dierenfabels uit de vierde en vijfde eeuw.Na Muller verdwijnt het geschetste debat zo stilaan van de radar. In 19<strong>26</strong> raakteen artikel in de Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voorTaal- en Letterkunde nog heel oppervlakkig de zaak-Reginar aan en veegt daarbijin één beweging alle ideeën van Eckhart en Mone van tafel, opnieuw steunendop Grimm, die ‘alle historische verklaring van den oorsprong loochende en hetsatirisch-historische bestanddeel beperkte tot enkele toespelingen, vooral in dejongere gedichten, op personen en toestanden uit der dichters eigen tijd’. 42 In denotulen van een colloquium over het dierenepos uit 1979 (ed. Jan Goossens enTimothy Sudmann, 1981) vind ik de laatste verwijzing naar het debat terug:~ 35 ~

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!