jg 26 jaarboek 6 - Reynaertgenootschap
jg 26 jaarboek 6 - Reynaertgenootschap jg 26 jaarboek 6 - Reynaertgenootschap
TIeCelIJn 26kunstgreep, die Reynaert niettemin toch nog heel even naar Reginars stamlandvoerde). 25 In het voorwoord van deze Engelse vertaling wordt verwezennaar graaf Reginard, vazal van koning Zwentibold van Lotharingen. Merk opdat Reginar nu ‘Reginard’ wordt genoemd:[…] being outlawed and persecuted by his Sovereign, [Reginard]found means by dint of his slyness, to elude all the persecutions ofhis King, insomuch that his name had become proverbial, as denotinga sly and cunning person; and it is supposed by many, that theadventures of this Earl furnished the first materials for the fable.[…] Buiten de wet gesteld en vervolgd door zijn Vorst, vond Reginard,gebruik makend van zijn sluwheid, manieren om alle vervolgingenvan zijn Koning zo te ontwijken dat zijn naam spreekwoordelijkwerd om een sluwe en listige persoon te benoemen, en velenveronderstellen dat de avonturen van deze Graaf het eerste materiaalvoor de fabel leverden.Een eeuw later werkte Franz Josef Mone (1796-1871) de redenering vanEckhart verder uit. Mone studeerde filologie en geschiedenis in Heidelberg enwerkte als archivaris, historicus en professor geschiedenis in Baden. In de driejaar voor de Belgische omwenteling van 1830 was hij professor statistiek enpolitiek in Leuven, en vervolgens redacteur van de Karlsruher Zeitung en archivarisin Baden. In 1832 voorzag hij de theorie van Eckhart enthousiast vannieuwe argumenten. In Reinardus Vulpes. Carmen epicum seculis IX et XII conscriptum(Reinhart Fuchs aus dem neunten und zwölften Jahrhundert), in weerwilvan de titel in feite een uitgave van de Latijnse Ysengrimus voorzien van Duitsetussentitels, wijdt hij een lange voetnoot aan de kwestie. 26De wereldberoemde Duitse taalkundige en literatuurhistoricus Jacob Grimm(1785-1863) kon deze wilde ideeën niet onderschrijven. In een uitgebreide analysevan de oorsprong van het dierenepos maakte hij brandhout van de veronderstellingenvan Eckhart en Mone. In de inleiding van zijn Reinhart Fuchs(1834) zet Grimm de aanval in. 27 Hij noemt Eckharts ontdekking uit 1717 eenongelukkig idee dat sindsdien als een spook rondwaart en dat hij eindelijk wilbannen. De analogie tussen de in de geschiedenis van de Lotharingse koningZwentibold voorkomende hertog Reginarius met Reynaert noemt hij ‘ganzdünn’, want, aldus Grimm, Reginarius kan niet Reinhart/Renart zijn, enkelReinher/Reinier. Grimm argumenteert dat men bij een dergelijk onderzoek~ 30 ~
Tiecelijn 26naar de oorsprong de namen immers nauwkeurig moet interpreteren. Grimmwijst het verband tussen Reginars moerasvesting ‘Durfos’ en ‘Malpertuus’ af endoet hetzelfde met het later door Eckhart gesuggereerde verband tussen Isegrimen Isanricus, een vijand van Arnulf: Isanricus en Reginar hadden nooitmet elkaar van doen, en als dat wel het geval was geweest dan was er een satireuit gegroeid en geen ‘volksepos’. 28Dan gaat Grimm over naar Mone, die op Eckhart verder bouwde en de theorieaanpaste door Isegrim in verband te brengen met koning Zwentibold zelf, doorde oorspronkelijke naam ‘Svatopulic’ terug te voeren op ‘swaty ulf ’, ‘heilige wolf ’.Het loont de moeite om zelf eens na te gaan hoe Grimm verder de draak steektmet dit soort betrekkingswaan; het wekt de indruk dat de eerbiedwaardige geleerdehier werkelijk over de grond rolde van het lachen. 29 Tot slot argumenteerthij dat de allegorie onwaarschijnlijk is omdat Reynaert en Isegrim duidelijk alsgelijken worden geportretteerd en niet in een verhouding van vorst tot vazal.Grimm wijdt ook nog even uit over de etymologie van de naam Reynaert,wat interessant is voor dit onderzoek. 30 Zoals eerder aangegeven stelt hij datReynaert terug gaat op ‘Reginhart’ en verder nog op ‘Raginohard/Ragnohard’,een courante naam in de zevende, achtste en negende eeuw, waarvan de betekenisechter al lang niet meer bekend was toen het epos zich ontwikkelde. In816 vertaalde een benedictijnse monnik in Lotharingia de naam als ‘nitidumconsilium’ door ‘ragin’ foutief af te leiden uit ‘hreini’ (nitidus, wat schitterend,glanzend, keurig betekent). Maar wat Grimm vooral interesseert is het deel‘consilium’. De vraag hoe de monnik deze betekenis van ‘raad’ kon kennen intrigeerdehem. Volgens Grimm was de vertaling correct en terug te vinden inhet Frankische woord ‘raginboron’ (raadsman, schepen). Dit komt overeen metReynaerts rol als sluwe raadgever, wat volgens Grimm, zoals eerder al aangegeven,ook nog eens bevestigd wordt door het Franse rijm:si ai maint bon conseil done,par mon droit non ai a non Renartik heb heel vaak goede raad gegeven,het is terecht dat ik de naam Reynaert draag.Hieruit volgt voor Grimm dat de naam Reynaert in het verhaal karakteristiekis, en dat het om die reden niet verwonderlijk is dat de naam het Franse woord‘goupil’ uiteindelijk verdrong. Volgens Grimm laat het gebruik van deze eigen-~ 31 ~
- Page 3: Jaarboek 6 van het Reynaertgenootsc
- Page 7 and 8: Ten geleide / Tiecelijn 26WInTeRslA
- Page 9 and 10: Tiecelijn 26en in het vertellen van
- Page 12 and 13: TIeCelIJn 26En nu wilt u het dus ee
- Page 15: Tiecelijn 26ik een en ander’, sch
- Page 20 and 21: TIeCelIJn 26de ‘vossenjagers’ v
- Page 22 and 23: Artikel / Tiecelijn 26ReGInAR en He
- Page 24 and 25: TIeCelIJn 26Sleutel voor ons onderz
- Page 26: TIeCelIJn 26door aansluiting te zoe
- Page 29: Tiecelijn 26Cover van het werk van
- Page 34 and 35: TIeCelIJn 26theorie dat die naam we
- Page 36 and 37: TIeCelIJn 26Dans son Reinhart Fuchs
- Page 41 and 42: Tiecelijn 26als reynaerdie en de li
- Page 43 and 44: Tiecelijn 266 Game of Thrones is ee
- Page 45 and 46: Artikel / Tiecelijn 26vAn den beIAA
- Page 48 and 49: TIeCelIJn 26Een klepel doet ons mee
- Page 50: TIeCelIJn 26Voor de middeleeuwer wa
- Page 53 and 54: Tiecelijn 26Kriekeputte als locus t
- Page 55 and 56: Tiecelijn 26en dier gemeden oord. 1
- Page 57 and 58: Tiecelijn 26vertaling van A 2582. D
- Page 59 and 60: Tiecelijn 26Omdat er kwalijke dampe
- Page 61 and 62: Tiecelijn 26Een andere versie van d
- Page 63 and 64: Tiecelijn 26hun ongeluk tegemoet en
- Page 65 and 66: Tiecelijn 26dichter van Reynardus v
- Page 67 and 68: Tiecelijn 2632 ‘Hier … de poort
- Page 69 and 70: Tiecelijn 26het licht omdat anders
- Page 71 and 72: Tiecelijn 26• Rik van Daele, Ruim
- Page 73 and 74: Tiecelijn 26Gravure: Jean de la Fon
- Page 75 and 76: Tiecelijn 26al eerder uitgebrachte
- Page 77 and 78: Tiecelijn 26maatschappelijke omstan
TIeCelIJn <strong>26</strong>kunstgreep, die Reynaert niettemin toch nog heel even naar Reginars stamlandvoerde). 25 In het voorwoord van deze Engelse vertaling wordt verwezennaar graaf Reginard, vazal van koning Zwentibold van Lotharingen. Merk opdat Reginar nu ‘Reginard’ wordt genoemd:[…] being outlawed and persecuted by his Sovereign, [Reginard]found means by dint of his slyness, to elude all the persecutions ofhis King, insomuch that his name had become proverbial, as denotinga sly and cunning person; and it is supposed by many, that theadventures of this Earl furnished the first materials for the fable.[…] Buiten de wet gesteld en vervolgd door zijn Vorst, vond Reginard,gebruik makend van zijn sluwheid, manieren om alle vervolgingenvan zijn Koning zo te ontwijken dat zijn naam spreekwoordelijkwerd om een sluwe en listige persoon te benoemen, en velenveronderstellen dat de avonturen van deze Graaf het eerste materiaalvoor de fabel leverden.Een eeuw later werkte Franz Josef Mone (1796-1871) de redenering vanEckhart verder uit. Mone studeerde filologie en geschiedenis in Heidelberg enwerkte als archivaris, historicus en professor geschiedenis in Baden. In de driejaar voor de Belgische omwenteling van 1830 was hij professor statistiek enpolitiek in Leuven, en vervolgens redacteur van de Karlsruher Zeitung en archivarisin Baden. In 1832 voorzag hij de theorie van Eckhart enthousiast vannieuwe argumenten. In Reinardus Vulpes. Carmen epicum seculis IX et XII conscriptum(Reinhart Fuchs aus dem neunten und zwölften Jahrhundert), in weerwilvan de titel in feite een uitgave van de Latijnse Ysengrimus voorzien van Duitsetussentitels, wijdt hij een lange voetnoot aan de kwestie. <strong>26</strong>De wereldberoemde Duitse taalkundige en literatuurhistoricus Jacob Grimm(1785-1863) kon deze wilde ideeën niet onderschrijven. In een uitgebreide analysevan de oorsprong van het dierenepos maakte hij brandhout van de veronderstellingenvan Eckhart en Mone. In de inleiding van zijn Reinhart Fuchs(1834) zet Grimm de aanval in. 27 Hij noemt Eckharts ontdekking uit 1717 eenongelukkig idee dat sindsdien als een spook rondwaart en dat hij eindelijk wilbannen. De analogie tussen de in de geschiedenis van de Lotharingse koningZwentibold voorkomende hertog Reginarius met Reynaert noemt hij ‘ganzdünn’, want, aldus Grimm, Reginarius kan niet Reinhart/Renart zijn, enkelReinher/Reinier. Grimm argumenteert dat men bij een dergelijk onderzoek~ 30 ~