jg 26 jaarboek 6 - Reynaertgenootschap
jg 26 jaarboek 6 - Reynaertgenootschap jg 26 jaarboek 6 - Reynaertgenootschap
Tiecelijn 26ling en commentaar, waarin hij de nodige kanttekeningen plaatst bij Andersonsbevindingen. 6 Volgens Lebeks interpretatio christiana is de fl amen geen Romeinsepriester maar een bisschop die niet Jupiter, de heidense oppergod, maar degod van de christenen dient. De mijter met linten, het linnen hemd en het purperenkleed tonen dat hij een bisschop is. De Vestaalse maagden zijn nonnen,de voornaamste priesteres is een abdis, en de tempel een (klooster)kerk.Inhoudelijk vormt Altera sed nostris een omkering van het verhaal van Philemonen Baucis. 7 Dit arme, bejaarde echtpaar wordt, dankzij het gastvrije onthaaldat zij Jupiter en Mercurius in hun armoedige hutje bereiden, veranderdin priesters die Jupiters dienst verzorgen in hun in een tempel veranderde hutje,terwijl de bisschop en non(nen) aanvankelijk in de kerk God eren, maar doortoedoen van hun schandelijke gedrag hun gewijde status verliezen en veranderenin dieren. 8 Het is naast de laatste scène van deze mythe (M VIII 698-720)dat het in deze bijdrage vertaalde metamorfosegedicht in de marge staat.Anderson merkte op dat het niet duidelijk is waar de interpolator zijn 44verzen wilde invoegen. 9 Lebek stelt terecht dat het nooit de bedoeling is geweestom ze in de tekst van de Metamorphoses in te voegen. 10 Deze verzenvormen een speels terzijde in ovidiaanse stijl, een satirisch commentaar opde mythe van Philemon en Baucis, een poëtische uitspatting van een kopiist,zoals die wel vaker te vinden zijn in middeleeuwse handschriften. De doorVenus aangemoedigde, schandelijke paring in de kerk herinnert ook aan eenander verhaal in de Metamorphoses: in M X 686-704 laat Ovidius Venus vertellenhoe zij Hippomenes ertoe aanzet met Atalanta de liefde te bedrijvenin een tempel van Cybele en deze zo te ontheiligen. Voor straf verandert demoedergodin het liefdespaar in leeuwen. 11Het gedicht ‘speelt’ niet in de oudheid, aldus Lebek, maar beschrijft een aldan niet fictieve gebeurtenis in de tijd waarin de dichter leefde, ‘in onze tijd’,zoals in de openingsregel wordt gezegd, en de klassieke elementen zijn slechtspagan disguise. 12 Aan welke tijd we met ‘onze tijd’ moeten denken is onduidelijk;Lebek situeert het gedicht tussen circa 1000 en 1400. 13Met name vanaf de twaalfde eeuw, ook wel aangeduid als de aetas ovidiana(het Ovidiaanse tijdperk), was Ovidius’ werk zeer populair. Dat blijktuit de talloze handschriften waarin zijn werken werden overgeschreven, uitallerlei gedichten waarin de Romeinse meester wordt genoemd, nagevolgd enbewerkt, aanvankelijk in het Latijn (o.a. in de Carmina Burana), later ook inde volkstalen. Naast al deze teksten verschenen er ook gedichten onder de~ 206 ~
Tiecelijn 26naam van Ovidius, de zogenaamde pseudo-ovidiaanse werken, o.a. het in eeneerder verschenen jaarboek Tiecelijn opgenomen Ovidius de lupo. 14 Meestalgaat het om liefdesgedichten, daar Ovidius in de middeleeuwen grote faamgenoot als praeceptor amoris, leermeester in de liefde. Vooral op basis van zijnArs amatoria, een leerdicht over de liefde, maar ook in andere werken van zijnhand zoals de Amores, Heroides en Metamorphoses speelt de liefde een groterol. De middeleeuwse, pseudo-o vidiaanse teksten zijn doorgaans in elegischedisticha geschreven, zoals ook veel van Ovidius’ eigen werk, en hebben nieteen metamorfose als onderwerp. 15Altera sed nostris is een van de vele middeleeuwse satirische teksten waarin deuitspattingen van geestelijken aan de kaak worden gesteld en belachelijk gemaakt.Een aardig, eveneens in het Latijn geschreven, voorbeeld is het zogenaamde Concilievan Remiremont (circa 1150), gesitueerd in de Lotharingse abdij van Remiremont.In dit parodiërende strijdgedicht wordt in een nonnenklooster gediscussieerdover de vraag of geestelijken dan wel ridders de beste minnaars zijn. 16 Bijde opening van dit concilie wordt bij wijze van evangelielezing voorgelezen uit deArs amatoria van Ovidius. Ook in de volkstalige literatuur worden monniken enpastoors graag in hun hemd gezet, bijvoorbeeld in de Franse fabliaux, Van den vosReynaerde en in Boccaccio’s Decamerone. 17 Overigens zijn het meestal monnikenen pastoors die het niet zo nauw nemen met het celibaat, en niet bisschoppen, diejuist vaker beticht worden van hebzucht en simonie. 18Ik heb geprobeerd in mijn vertaling de dubbelzinnigheid van het gedichtenigszins te handhaven door termen als priester, priesteres en tempel te gebruikenin plaats van bisschop, abdis en kerk. Soms was er niet aan te ontkomenom wat explicieter te zijn; vertalen is nu eenmaal verschralen.NOTEN1 Het Latijn heeft fl amineas transfi xit fl amma medullas, letterlijk: een vlam doorboordehet priesterlijke merg. Een woordspel (fl amma-fl amen) dat de priester als een vurig mankenschetst?2 De vertaling, in zesvoetige jamben, is gebaseerd op de editie van Anderson (Anderson1975).3 Zie Anderson 1975, p. 17, voor een afbeelding van het betreffende blad. Een recenteeditie van de Metamorphoses is: Ovidius, Metamorphoses, ed. R.J. Tarrant, Oxford, 2004; een~ 207 ~
- Page 156 and 157: tiecelijn 26Voorplat van The Fox, H
- Page 158 and 159: tiecelijn 26schijnlijk is dat ze zi
- Page 160 and 161: tiecelijn 26hij spelenderwijs drome
- Page 162 and 163: tiecelijn 26wordt genoemd is heel i
- Page 164 and 165: tiecelijn 26Hoezeer Lawrence zich o
- Page 166 and 167: tiecelijn 26NOTEN1 Blijkt uit nagen
- Page 168 and 169: tiecelijn 26An Illustrated Biograph
- Page 170 and 171: tiecelijn 2632 Voor meer details/ar
- Page 172 and 173: tiecelijn 2652 Zie Sigmund Freud, T
- Page 174 and 175: tiecelijn 26~ 174 ~
- Page 176 and 177: tiecelijn 26Misschien valt het hier
- Page 178 and 179: tiecelijn 26Maar dan - de schilder
- Page 180 and 181: tiecelijn 26alle slag, bedelaars en
- Page 182 and 183: tiecelijn 26die kan zichzelf in dez
- Page 184 and 185: tiecelijn 26Zijn kleine kop steekt,
- Page 186 and 187: tiecelijn 26berustend inlevingsverm
- Page 188 and 189: tiecelijn 26drinken in het heden’
- Page 190 and 191: tiecelijn 26NOTEN1 Stefan Hertmans,
- Page 192 and 193: Vertaling / tiecelijn 26letaldus Va
- Page 194 and 195: tiecelijn 26Zodra het vuur het hout
- Page 196 and 197: tiecelijn 26Ze vragen: ‘Boze mach
- Page 198 and 199: tiecelijn 26NawoordLetaldus van Mic
- Page 200 and 201: tiecelijn 26• Paul Pascal, ‘The
- Page 202 and 203: Tiecelijn 26van bisschop Hartgar en
- Page 204 and 205: Tiecelijn 26niet ongestraft - en sl
- Page 208 and 209: Tiecelijn 26uitstekende Nederlandse
- Page 210 and 211: Tiecelijn 26VoorafHet dierenepos Va
- Page 212 and 213: Tiecelijn 261Akte van beschuldiging
- Page 214 and 215: Tiecelijn 26Wie ‘t janken van die
- Page 216 and 217: Tiecelijn 26Het werd, jawel, een gr
- Page 218 and 219: Tiecelijn 262Ten Paradijze ...151 P
- Page 220 and 221: Tiecelijn 26197 [Speels] Reynaert z
- Page 222 and 223: Tiecelijn 263Bruin de Beer verliest
- Page 224 and 225: Tiecelijn 26‘Als ik die honing ma
- Page 226 and 227: Tiecelijn 26men joeg hem haast over
- Page 228 and 229: Tiecelijn 26381 De Kater schreeuwde
- Page 230 and 231: Tiecelijn 26Breng hem voor mij, zod
- Page 232 and 233: Tiecelijn 26en onvolprezen toch uw
- Page 234 and 235: Tiecelijn 26Er zit helaas niets and
- Page 236 and 237: Tiecelijn 26en roofde ongestraft, b
- Page 238 and 239: Tiecelijn 26600 Hij heeft dit kwaad
- Page 240 and 241: Tiecelijn 26627 En toch bleef Nobel
- Page 242 and 243: Tiecelijn 26Ja, Nobel leek de Vlaam
- Page 244 and 245: Tiecelijn 26Hedwig Pauwels (Sint-Ni
- Page 246 and 247: Tiecelijn 26~ 246 ~
- Page 248 and 249: Tiecelijn 26~ 248 ~
- Page 250 and 251: Tiecelijn 26~ 250 ~
- Page 252 and 253: Tiecelijn 26~ 252 ~
- Page 254 and 255: Tiecelijn 26~ 254 ~
Tiecelijn <strong>26</strong>ling en commentaar, waarin hij de nodige kanttekeningen plaatst bij Andersonsbevindingen. 6 Volgens Lebeks interpretatio christiana is de fl amen geen Romeinsepriester maar een bisschop die niet Jupiter, de heidense oppergod, maar degod van de christenen dient. De mijter met linten, het linnen hemd en het purperenkleed tonen dat hij een bisschop is. De Vestaalse maagden zijn nonnen,de voornaamste priesteres is een abdis, en de tempel een (klooster)kerk.Inhoudelijk vormt Altera sed nostris een omkering van het verhaal van Philemonen Baucis. 7 Dit arme, bejaarde echtpaar wordt, dankzij het gastvrije onthaaldat zij Jupiter en Mercurius in hun armoedige hutje bereiden, veranderdin priesters die Jupiters dienst verzorgen in hun in een tempel veranderde hutje,terwijl de bisschop en non(nen) aanvankelijk in de kerk God eren, maar doortoedoen van hun schandelijke gedrag hun gewijde status verliezen en veranderenin dieren. 8 Het is naast de laatste scène van deze mythe (M VIII 698-720)dat het in deze bijdrage vertaalde metamorfosegedicht in de marge staat.Anderson merkte op dat het niet duidelijk is waar de interpolator zijn 44verzen wilde invoegen. 9 Lebek stelt terecht dat het nooit de bedoeling is geweestom ze in de tekst van de Metamorphoses in te voegen. 10 Deze verzenvormen een speels terzijde in ovidiaanse stijl, een satirisch commentaar opde mythe van Philemon en Baucis, een poëtische uitspatting van een kopiist,zoals die wel vaker te vinden zijn in middeleeuwse handschriften. De doorVenus aangemoedigde, schandelijke paring in de kerk herinnert ook aan eenander verhaal in de Metamorphoses: in M X 686-704 laat Ovidius Venus vertellenhoe zij Hippomenes ertoe aanzet met Atalanta de liefde te bedrijvenin een tempel van Cybele en deze zo te ontheiligen. Voor straf verandert demoedergodin het liefdespaar in leeuwen. 11Het gedicht ‘speelt’ niet in de oudheid, aldus Lebek, maar beschrijft een aldan niet fictieve gebeurtenis in de tijd waarin de dichter leefde, ‘in onze tijd’,zoals in de openingsregel wordt gezegd, en de klassieke elementen zijn slechtspagan disguise. 12 Aan welke tijd we met ‘onze tijd’ moeten denken is onduidelijk;Lebek situeert het gedicht tussen circa 1000 en 1400. 13Met name vanaf de twaalfde eeuw, ook wel aangeduid als de aetas ovidiana(het Ovidiaanse tijdperk), was Ovidius’ werk zeer populair. Dat blijktuit de talloze handschriften waarin zijn werken werden overgeschreven, uitallerlei gedichten waarin de Romeinse meester wordt genoemd, nagevolgd enbewerkt, aanvankelijk in het Latijn (o.a. in de Carmina Burana), later ook inde volkstalen. Naast al deze teksten verschenen er ook gedichten onder de~ 206 ~