jg 26 jaarboek 6 - Reynaertgenootschap

jg 26 jaarboek 6 - Reynaertgenootschap jg 26 jaarboek 6 - Reynaertgenootschap

reynaertgenootschap.be
from reynaertgenootschap.be More from this publisher
12.07.2015 Views

Tiecelijn 26van bisschop Hartgar en diens opvolger Franco. Over zijn levensloop valt verderniets met zekerheid te zeggen. Naast commentaren op teksten over grammatica,de brieven van Paulus en het evangelie van Mattheüs schreef hij eenvorstenspiegel (De rectoribus Christianis) en een negentigtal gedichten: lofdichten,smeekbeden om drank en voedsel, kleding en onderdak, ekphrastische 4gedichten, grafschriften, een strijdgedicht (een debat tussen de roos en de lelie)en een opmerkelijk gedicht over een ram die door honden wordt gedood. 5In het bovenstaande gedicht (nr. 57 in de editie) maakt Sedulius een leugenaaruit voor een vos met gebruikmaking van traditionele motieven zoals diete vinden zijn in de Physiologus, bij auteurs als Plinius en Isidorus van Sevillaen in de bestiariumtraditie: de schijndood van de vos (v. 5-6) en zijn zigzagloop(v. 9-10). Gedichten 55 en 56 gaan ook over een leugenaar, maar daarin komengeen vergelijkingen met vossen voor.Bovenstaand gedicht is vertaald, in zevenvoetige, jambische regels, naar deeditie van Traube.NOTEN1 Deze herder is waarschijnlijk bisschop Hartgar van Luik (840-855).2 Cf. Exodus, 34, 29 ff. Door een vertaalfout heeft de Vulgaat ‘gehoornd’ in plaats van‘stralend’; dat is ook de reden waarom Michelangelo’s beeld van Mozes in de San Pietro inVincoli (Rome) horens op zijn voorhoofd heeft.3 Een verwijzing naar het verhaal van Susanna en de ouderlingen (Daniël, 13).4 Een ekphrasis is een kunstige beschrijving van een voorwerp, meestal van eenkunstvoorwerp.5 Mark Nieuwenhuis, ‘Dierenleed. Grafschriften en lijkklachten van en voor dieren in deLatijnse literatuur van oudheid en middeleeuwen’, in: Tiecelijn 25, (2012), p. 207-212.LITERATUUR• Sedulius Scottus, On Christian Rulers and Th e P o e m , s translated with introduction byEdward Gerard Doyle, Binghamton, 1983.• Idem, ‘Carmina’, in: Ludwig Traube (ed.), Poetae Latini Aevi Carolini, vol 3, Berlijn, 1896.~ 202 ~

Vertaling / Tiecelijn 26een MiddeleeuwSe MeTaMorfoSeMark nieuwenhuiSIn onze tijd vond ook iets afschuwwekkends plaatsdat overal op aarde niet meer onbekend is.Toen eens een priester, vol van Gods geboden, ingezelschap van een koor van maagden hymnen aanhief,– hij had zijn slapen al omwonden met een lint, 5zijn hoofdtooi was een mijter, tot zijn voeten reikteeen linnen hemd en ook een glanzend purperen kleed –sprak Venus lachend: ‘Zo zal moeder overste jouontvangen. Liefde blijft bedekt door kuise kleding;jouw melodieën gaan mijn godenmacht plezieren 10en op mijn altaar zal een lieflijk lied weerklinken.’Op slag schiet bij de priester vuur door merg en been. 1Terwijl hij tracht, vol vuur, Gods welbekende hymnente zingen, spreekt het klaaglijk stemgeluid van deverdwaasde minnaar in een litanie van hartzeer. 15De hogepriesteres van deze tempel voelt danook zelf het razend kwaad van de godin; ze kijktverwonderd naar zijn mond die heerlijk zingt, raakt inextase door zijn lied en slaat zichzelf, zijn trekkenstilzwijgend monsterend, razend met haar handen, staart 20hem roerloos aan, beweegt en wankelt dan, haar lijf, alseen moeder in de ban van Bacchus, amper meester.De liefdesgod beheerst zijn priesterhart volledig.De ogen lokken, schaamte weigert. Driest trekt Venusten strijde, wint het van zijn schaamte. Stijf stort hij 25zich op haar en verdeelt – hij wil niet dat haar zusterszijn prooi bespotten – over allen gul zijn gunsten.Hij kan al snel meer geen van allen zonder blaam vanzich afhouden – Venus schenkt haar giften overvloedig!God ziet dat zij Zijn eredienst besmeuren – maar 30~ 203 ~

Vertaling / Tiecelijn <strong>26</strong>een MiddeleeuwSe MeTaMorfoSeMark nieuwenhuiSIn onze tijd vond ook iets afschuwwekkends plaatsdat overal op aarde niet meer onbekend is.Toen eens een priester, vol van Gods geboden, ingezelschap van een koor van maagden hymnen aanhief,– hij had zijn slapen al omwonden met een lint, 5zijn hoofdtooi was een mijter, tot zijn voeten reikteeen linnen hemd en ook een glanzend purperen kleed –sprak Venus lachend: ‘Zo zal moeder overste jouontvangen. Liefde blijft bedekt door kuise kleding;jouw melodieën gaan mijn godenmacht plezieren 10en op mijn altaar zal een lieflijk lied weerklinken.’Op slag schiet bij de priester vuur door merg en been. 1Terwijl hij tracht, vol vuur, Gods welbekende hymnente zingen, spreekt het klaaglijk stemgeluid van deverdwaasde minnaar in een litanie van hartzeer. 15De hogepriesteres van deze tempel voelt danook zelf het razend kwaad van de godin; ze kijktverwonderd naar zijn mond die heerlijk zingt, raakt inextase door zijn lied en slaat zichzelf, zijn trekkenstilzwi<strong>jg</strong>end monsterend, razend met haar handen, staart 20hem roerloos aan, beweegt en wankelt dan, haar lijf, alseen moeder in de ban van Bacchus, amper meester.De liefdesgod beheerst zijn priesterhart volledig.De ogen lokken, schaamte weigert. Driest trekt Venusten strijde, wint het van zijn schaamte. Stijf stort hij 25zich op haar en verdeelt – hij wil niet dat haar zusterszijn prooi bespotten – over allen gul zijn gunsten.Hij kan al snel meer geen van allen zonder blaam vanzich afhouden – Venus schenkt haar giften overvloedig!God ziet dat zij Zijn eredienst besmeuren – maar 30~ 203 ~

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!