12.07.2015 Views

jg 26 jaarboek 6 - Reynaertgenootschap

jg 26 jaarboek 6 - Reynaertgenootschap

jg 26 jaarboek 6 - Reynaertgenootschap

SHOW MORE
SHOW LESS
  • No tags were found...

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

tiecelijn <strong>26</strong>Zijn kleine kop steekt, met de afhangende oren,net boven de opklimmende waterlijn –of het is drijfzand dat hem schrijnt.De twee slotverzen refereren voor de zoveelste keer aan de eigenaardigemeerduidigheid van ‘Een hond tegen de stroom vechtend’. Zelfs het origineleschilderij kan geen definitief uitsluitsel brengen of de hond een strijd op levenen dood levert in water dan wel in drijfzand.De zingende jonge Orpheus wordt hier door het focaliserende lyrische subjectals het ware verder geschaduwd (derde episode). Het gezang van de jongenkri<strong>jg</strong>t ‘de onooglijke Cerberus’ (Kerberos) in dit geval niet klein. 11 De hellehondvalt niet in slaap, wel integendeel. Hij zet zijn eeuwenlange doodsstrijd verder:De poten scharrelen onzichtbaar in deopgebrachte verf en maken diepe sporen;de ogen zijn op iets daarboven,in het oker van een laatste oordeel afgericht.Wie hier en later registreert, is niet helder. Het maakt op zich ook niet zoveeluit, het bewijst net de verregaande identificatie van het lyrisch subject met dejongen. Ze hebben het schilderij elk voor zich op hun manier ten gronde gesnapt.Het kunstwerk is zo opnieuw tot leven gekomen.Goya, verzuipend als een hond – de tijd is tegen hemen dit portret jankt, piept en blaft en zwemt zoals dehonden zwemmen met hun veel te korte poten.Hier pas wordt – de titel daargelaten – de schilder Francisco José de Goyay Lucientes voor het eerst bij naam genoemd. Hier pas wordt tevens voor heteerst expliciet op het reeds aangehaalde pertinente exemplarische karakter vanhet penibele hondentafereel voor Goya’s levensloop (en diens onmenselijke tijd)gewezen. Het is een heus metaforisch zelfportret geworden, betekenisvollerdan al diens waarheidsgetrouwe afbeeldingen van zichzelf samen. Het spiegelende‘portret jankt, piept en blaft’ zoals de ‘schilder blaft naar de verschijningvan zijn eigen Zelf ’.Via persoonlijke spontane associatie volgt tijdens het aandachtige kijkenweer een biografisch aandoend intermezzo (tussen haakjes) van het lyrisch ik(of van de jonge kunstenaar):~ 184 ~

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!