jg 26 jaarboek 6 - Reynaertgenootschap
jg 26 jaarboek 6 - Reynaertgenootschap jg 26 jaarboek 6 - Reynaertgenootschap
tiecelijn 26Hoezeer Lawrence zich ook afkeerde van alles wat naar Freuds inzichtenneigde, toch kan niet ontkend worden dat zijn eigen geschriften er onmiskenbare,zij het soms dubbelzinnige sporen van dragen. Al schrijft hij in‘England, My England’: ‘Let the psycho-analyst talk about father complex.It is just a word invented’, 55 het is zonder meer evident dat zijn vertrouwdheidmet Freuds ideeën en zijn lectuur van Sir James George Frazers werkzich met zijn schriftuur hebben vermengd. Volgens Peter Balbert is mededaardoor Th e F o xop te vatten als een soort ‘palimpsest’ waarin ‘the variousinscriptions of influence on Lawrence compete for priority in this dense andrevealing work ’. 56 Zo is de scène waarin Henry de vos doodt en het dier bij destaart houdt wellicht schatplichtig aan een initiatierite uit Frazers imposanteantropologische werk The Golden Bough, waarin de vos gezien wordt als debelichaming van de graangeest (‘corn-spirit’) en de vossenstaart wordt afgesnedenals bewijs van mannelijke moed. 57 Een rite de passage die door Henryop zijn manier wordt overgedaan.Ook de indringende manier waarop March tijdens haar sluiptochten methaar gitzwarte ogen de vos – en later ook Henry – in het wit van de ogen kijkt,lijkt verdacht veel op de omkering van het algemene verbod het totemdier ‘aante raken of zelfs aan te kijken’. 58 ‘She saw his dark, shrewd, unabashed eye lookinginto her, knowing her. She felt him invisibly master her spirit. She knewthe way he lowered his chin as he looked up, she knew his muzzle, the goldenbrown, and the greyish white. And again she saw him glance over his shoulderat her, half-inviting, half-contemptuous and cunning’ (p. 8). De verleiding isgroot dit citaat een betekenis toe te dichten die het niet intentioneel heeft,maar ‘know’ (bekennen) zou in een bepaalde nieuwtestamentische context inieder geval een seksuele connotatie hebben. 59 Omdat dit in een lawrenciaansecontext zoveel meer voor de hand ligt, ga ik er niet nader op in. De manierwaarop March later de staart van de dode vos aanraakt, laat daar evenwel geentwijfel over bestaan: ‘Time after time she took the full fur of that thick tailbetween her hand and passed her hand slowly downwards’ (p. 49). Het heeft eralle schijn van dat March de dode vos post mortem masturbeert en Henry duseen niet mis te verstane voorzet/hint geeft.Bij wijze van afsluiter zou ik er nog op willen wijzen dat ik alleen rekeningheb gehouden met de laatste door Lawrence gepubliceerde versie van Th e F o x(1923), waaraan twee versies (1918 en 1920) zijn voorafgegaan die zowel qualengte als teneur sterk verschillend zijn. De verschillen zijn in eerdere bijdragenuitvoerig beschreven, maar eentje wil ik de lezer van déze bijdrage niet onthou-~ 164 ~
tiecelijn 26den. In de eerste en tweede kortere versies worden noch de vos noch Banfordomgebracht en eindigt het verhaal allesbehalve in mineur: het huwelijk vanMarch en Henry is ophanden en daar draagt zelfs Banford het hare welwillendtoe bij. 60 Ten slotte heb ik me verre gehouden van elke biografische (her)interpretatievan fictieve gegevens, hoewel daar blijkens zijn biografen alle reden toezou kunnen zijn en de gespannen verhouding tussen zijn echtgenote Frieda vonRichthofen (Weekley) en Lawrence de tekstexterne motieven bieden om deaanpassingen van de oorspronkelijke tekst te verklaren. 61Bovendien wil ik er graag aan toevoegen dat de lectuur van Lawrence’ werkme gesterkt heeft in de overtuiging dat hij zijn beste werk heeft geleverd alsnovellist en niet als romancier, dichter of essayist, hoe prijzenswaardig sommigevan zijn romans 62 en hoe aangrijpend gedichten als ‘Fidelity’, ‘The Piano’en ‘The Ship of Death’ ook mogen zijn. 63 Het oordeel van John Worthen overWomen in Love als ‘a very carefully constructed experimental novel, designedto elicit paradox rather than fall helplessly into it’, blijft tot de dag van vandaagovereind. 64 Dat in Lady Chatterley’s Lover onderhuids een visionaire ‘sociologische’allegorie sluimert die het boek verwant maakt met Joseph Conrads Heartof Darkness (1899) en William Goldings Lord of the Flies (1954) is even onmiskenbaar.65Sommige zinnen van Lawrence zijn het overigens waard aan het collectievegeheugen te worden toegevoegd, zoals deze uit zijn roman Kangaroo (1923):‘There was the vast town of Sydney. And it didn’t seem to be real, it seemed tobe sprinkled on the surface of a darkness into which it never penetrated’. Ofde volgende zin over het lied van de Alpenherder in The Lost Girl: ‘a singing[…] that sounds as if some wild and icy god were warbling to himself as hewandered among the peaks of dawn’ (p. 165-166). Maar deze en vele anderezinsneden halen het niet bij de densiteit en stilistische brille die hij in novellenals Th e L a d y b i , The r d Captain’s Doll, Th e F o x ,St. Mawr, The Virgin andthe Gipsy en The Escaped Cock (ook bekend als The Man Who Died) weet teetaleren. 66Welgemeende dank aan mijn inspirerende oud-leraar Johan Goethals, die me veertigjaar geleden voor het eerst liet kennis maken met een deel van Lawrence’ werk,aan mijn beste vriend Marc Alliët voor de heel gewaardeerde logistieke hulp, aanWilliam Blundell, Andrew Storey en Gordon Oddy voor de losse gesprekken overLawrence.~ 165 ~
- Page 114 and 115: tiecelijn 26Afb. 10. Kostuumstudies
- Page 116 and 117: tiecelijn 26Afb. 12~ 116 ~
- Page 118 and 119: tiecelijn 26Af b. 14~ 118 ~
- Page 120 and 121: tiecelijn 26Afb. 16~ 120 ~
- Page 122 and 123: tiecelijn 26Afb. 18~ 122 ~
- Page 124 and 125: tiecelijn 26Bij de creatie op zater
- Page 126 and 127: tiecelijn 26Afb. 22. Judels en Tokk
- Page 128 and 129: tiecelijn 26Afb. 24. Brochure opera
- Page 130 and 131: tiecelijn 26Afb. 26. Théo Dejoncke
- Page 132 and 133: tiecelijn 26Afb. 32. Programmabroch
- Page 134 and 135: tiecelijn 26Afb. 35. Frits Celis (A
- Page 136 and 137: tiecelijn 26Symfonische fragmentenI
- Page 138 and 139: tiecelijn 26het programma stond. He
- Page 140 and 141: tiecelijn 26BesluitAlhoewel Reinaer
- Page 142 and 143: tiecelijn 265 Prentbriefkaart van A
- Page 144 and 145: tiecelijn 26D.H. Lawrence~ 144 ~
- Page 146 and 147: tiecelijn 26opzicht behoort Lawrenc
- Page 148 and 149: tiecelijn 26Thomas Hardy’s contro
- Page 150 and 151: tiecelijn 26alleen in het voordeel
- Page 152 and 153: tiecelijn 26one, inseparable’ (p.
- Page 154 and 155: tiecelijn 26Banford en MarchTh e F
- Page 156 and 157: tiecelijn 26Voorplat van The Fox, H
- Page 158 and 159: tiecelijn 26schijnlijk is dat ze zi
- Page 160 and 161: tiecelijn 26hij spelenderwijs drome
- Page 162 and 163: tiecelijn 26wordt genoemd is heel i
- Page 166 and 167: tiecelijn 26NOTEN1 Blijkt uit nagen
- Page 168 and 169: tiecelijn 26An Illustrated Biograph
- Page 170 and 171: tiecelijn 2632 Voor meer details/ar
- Page 172 and 173: tiecelijn 2652 Zie Sigmund Freud, T
- Page 174 and 175: tiecelijn 26~ 174 ~
- Page 176 and 177: tiecelijn 26Misschien valt het hier
- Page 178 and 179: tiecelijn 26Maar dan - de schilder
- Page 180 and 181: tiecelijn 26alle slag, bedelaars en
- Page 182 and 183: tiecelijn 26die kan zichzelf in dez
- Page 184 and 185: tiecelijn 26Zijn kleine kop steekt,
- Page 186 and 187: tiecelijn 26berustend inlevingsverm
- Page 188 and 189: tiecelijn 26drinken in het heden’
- Page 190 and 191: tiecelijn 26NOTEN1 Stefan Hertmans,
- Page 192 and 193: Vertaling / tiecelijn 26letaldus Va
- Page 194 and 195: tiecelijn 26Zodra het vuur het hout
- Page 196 and 197: tiecelijn 26Ze vragen: ‘Boze mach
- Page 198 and 199: tiecelijn 26NawoordLetaldus van Mic
- Page 200 and 201: tiecelijn 26• Paul Pascal, ‘The
- Page 202 and 203: Tiecelijn 26van bisschop Hartgar en
- Page 204 and 205: Tiecelijn 26niet ongestraft - en sl
- Page 206 and 207: Tiecelijn 26ling en commentaar, waa
- Page 208 and 209: Tiecelijn 26uitstekende Nederlandse
- Page 210 and 211: Tiecelijn 26VoorafHet dierenepos Va
- Page 212 and 213: Tiecelijn 261Akte van beschuldiging
tiecelijn <strong>26</strong>den. In de eerste en tweede kortere versies worden noch de vos noch Banfordomgebracht en eindigt het verhaal allesbehalve in mineur: het huwelijk vanMarch en Henry is ophanden en daar draagt zelfs Banford het hare welwillendtoe bij. 60 Ten slotte heb ik me verre gehouden van elke biografische (her)interpretatievan fictieve gegevens, hoewel daar blijkens zijn biografen alle reden toezou kunnen zijn en de gespannen verhouding tussen zijn echtgenote Frieda vonRichthofen (Weekley) en Lawrence de tekstexterne motieven bieden om deaanpassingen van de oorspronkelijke tekst te verklaren. 61Bovendien wil ik er graag aan toevoegen dat de lectuur van Lawrence’ werkme gesterkt heeft in de overtuiging dat hij zijn beste werk heeft geleverd alsnovellist en niet als romancier, dichter of essayist, hoe prijzenswaardig sommigevan zijn romans 62 en hoe aangrijpend gedichten als ‘Fidelity’, ‘The Piano’en ‘The Ship of Death’ ook mogen zijn. 63 Het oordeel van John Worthen overWomen in Love als ‘a very carefully constructed experimental novel, designedto elicit paradox rather than fall helplessly into it’, blijft tot de dag van vandaagovereind. 64 Dat in Lady Chatterley’s Lover onderhuids een visionaire ‘sociologische’allegorie sluimert die het boek verwant maakt met Joseph Conrads Heartof Darkness (1899) en William Goldings Lord of the Flies (1954) is even onmiskenbaar.65Sommige zinnen van Lawrence zijn het overigens waard aan het collectievegeheugen te worden toegevoegd, zoals deze uit zijn roman Kangaroo (1923):‘There was the vast town of Sydney. And it didn’t seem to be real, it seemed tobe sprinkled on the surface of a darkness into which it never penetrated’. Ofde volgende zin over het lied van de Alpenherder in The Lost Girl: ‘a singing[…] that sounds as if some wild and icy god were warbling to himself as hewandered among the peaks of dawn’ (p. 165-166). Maar deze en vele anderezinsneden halen het niet bij de densiteit en stilistische brille die hij in novellenals Th e L a d y b i , The r d Captain’s Doll, Th e F o x ,St. Mawr, The Virgin andthe Gipsy en The Escaped Cock (ook bekend als The Man Who Died) weet teetaleren. 66Welgemeende dank aan mijn inspirerende oud-leraar Johan Goethals, die me veertigjaar geleden voor het eerst liet kennis maken met een deel van Lawrence’ werk,aan mijn beste vriend Marc Alliët voor de heel gewaardeerde logistieke hulp, aanWilliam Blundell, Andrew Storey en Gordon Oddy voor de losse gesprekken overLawrence.~ 165 ~