POSTOPERATIEVE PIJNBEHANDELINGMEDICATIEOverige overwegingenIn veel landen waar opioïden met terughoudendheid worden toegepast wordt buprenorfine alseen alternatief <strong>voor</strong> morfine gegeven. Een overweging om het te gebruiken is de eenvoudigesublinguale toedieningsweg, doch de werking treedt hierbij pas heel laat in. Deze toedieningswegis dan ook bij acute postoperatieve pijn slechts in incidentele gevallen geïndiceerd. Er iseen ceiling-effect; bij een dosis boven de 1mg is er geen toename meer van de analgetischeactiviteit, wel wordt de werkingsduur verlengd. Dit wordt verklaard door de antagonistischeeigenschappen van buprenorfine, dat bij hoge dosis zijn eigen pijnstillende werking tenietzou doen. 1 Gezien het bijwerkingenprofiel en de farmacokinetiek en farmacodynamiek zijner betere opioïden <strong>voor</strong>handen dan buprenorfine.AanbevelingDe werkgroep is van mening dat buprenorfine niet het middel van <strong>voor</strong>keur is bij depostoperatieve pijnbehandeling. De sublinguale toedieningsvorm kan in incidentelegevallen echter een <strong>voor</strong>deel zijn.Literatuur1. Adriaensen H, Nierinck P. Buprenorfine, farmacologie en farmacokinetiek. Pijninformatorium 1986;FT:1130-1-9.2. Zacny JP, Conley K, Galinkin J. Comparing the subjective, psychomotor and physiological effects of intravenousbuprenorphine and morphine in healthy volunteers. J Pharmacol Exp Ther 1997;282(3):1187-97.3. Miwa Y, Yonemura E, Fukushima K. Epidural administered buprenorphine in the perioperative period. Can J Anaesth1996;43(9):907-13.4. Gaitini L, Moskovitz B, Katz E, Vaisberg A, Vaida S, Nativ O. Sublingual buprenorphine compared to morphine deliveredby a patient-controlled analgesia system as postoperative analgesia after prostatectomy. Urologia Internationalis1996;57(4):227-9.5. Carroll D, Frankland T, Nagle C, McQuay H. Oral bromfenac 10 and 25 mg compared with sublingual buprenorphine0.2 and 0.4 mg for postoperative pain relief. Br J Anaesth 1993 Dec;71(6):814-7.6. Berg AA van den, Honjol NM, Prabhu NV, Datta S, Rozario CJ, Muraleedaran R, et al. Analgesics and ENT surgery.A clinical comparison of the intraoperative, recovery and postoperative effects of buprenorphine, diclofenac, fentanyl,morphine, nalbuphine, pethidine and placebo given intravenously with induction of anaesthesia. Br J ClinPharmacol 1994;38(6):533-43.7. Juhlin-Dannfelt M, Adamsen S, Olvon E, Beskow A, Brodin B. Premedication with sublingual buprenorphine forout-patient arthroscopy: reduced need for postoperative pethidine but higher incidence of nausea. ActaAnaesthesiol Scand 1995;39(5):633-6.2.6 Opioïden2.6.1 AlgemeenWetenschappelijke onderbouwingOpioïden zijn krachtige analgetica. Ze oefenen hun werking uit door binding aan (opioïd-)receptoren, aanwezig in het perifere en centrale zenuwstelsel. Endogene opioïd-peptides enhun receptoren zijn gelokaliseerd op sleutelposities in pijnbaansystemen en de respons oppijn kan derhalve gemoduleerd worden door exogene opioïdtoediening op verschillendeplaatsen in het lichaam.Het analgetisch effect van opioïden is gelegen in een vermindering van de ontstekingsreactie(perifeer niveau), een reductie van de nociceptieve transmissie (spinaal niveau) en een activatievan descenderende inhiberende baansystemen ((supra-)spinaal niveau). 1 In vergelijking metepidurale pijnbehandeling geven systemisch toegediende opioïden minder goede onderdrukkingvan bewegingspijn en stress-respons. 2 Andere effecten van opioïden zijn: sedatie,anxiolyse, een gevoel van welbevinden en hoestonderdrukking.De binding aan de receptor (agonist, mixed agonist-antagonist of partieel agonist), de vetoplosbaarheiden de pKa spelen een grote rol waar het gaat om dosis-effectrelaties en farmacokinetiekvan het opioïd. Partieel agonisten als buprenorfine geven bij oplopende dosering minderpijnbehandeling (plafondeffect) dan agonisten (morfine, piritramide).Er bestaat een groot interindividueel verschil tussen opioïddosis en analgetisch effect. Kleineverschillen in plasmaconcentratie kunnen samengaan met grote verschillen in analgetischeffect. 3 Er blijkt een tienvoudige variatie in opioïdbehoefte te bestaan bij een gegeven ingreepen leeftijdscategorie. 4,5Ten aanzien van ouderen geldt dat <strong>voor</strong>zichtigheid geboden is, zeker in geval van nierfunctiestoornissen.Leeftijd blijkt een betere predictor van opioïdbehoefte dan gewicht. Ouderenhebben minder opioïd nodig <strong>voor</strong> hetzelfde analgetisch effect en het effect houdt bovendienvaak langer aan. 4,6,7Psychologische factoren spelen hierbij een grote rol, maar verschillen in sekse, ras, eiwitbindingen receptorselectiviteit zijn niet uit te sluiten. 8-11 Daarnaast bestaat er een verschil in farmacologiein vivo en in vitro; bij pijn is de reactie op opioïden anders dan zonder pijn en dat geldt metname ook <strong>voor</strong> de bijwerkingen. Een ernstige ademdepressie op basis van opioïden bij<strong>voor</strong>beeld,wordt <strong>voor</strong>namelijk gezien in studies met vrijwilligers die op dat moment geen pijn hebben.Het basisprincipe moet dus zijn: titreren op analgetisch effect. 12,13 Gewenst en ongewensteffect kan zo worden geoptimaliseerd.Ten aanzien van (de angst <strong>voor</strong>) opioïdverslaving geldt dat onwetendheid en <strong>voor</strong>oordelenhelaas nog steeds op vele plaatsen in de wereld onterecht <strong>voor</strong> een suboptimaal gebruik vanopioïden zorgt. 14 Verslaving is nooit beschreven bij gebruik van morfine op de indicatie ‘pijn’.5455
POSTOPERATIEVE PIJNBEHANDELINGMEDICATIEConclusiesNiveau 1Opioïden moeten op basis van de grote interindividuele variabiliteit (factor 10binnen elke leeftijdscategorie) getitreerd worden op geleide van het analgetischeffect en het optreden van bijwerkingen. De initiële dosis opioïd moet gebaseerdzijn op leeftijd, niet op gewicht.A2 MacIntyre 1996 4 ; Forman 1996 6 ; Egbert 1996 7D McQuay 1999a 12 ; McQuay 1998 13ConclusieNiveau 1Eenmalige toediening van 10mg morfine intramusculair heeft een beteranalgetisch effect dan 1.000mg paracetamol of 100mg tramadol; ten aanzienvan de vele NSAID’s is er geen significant verschil in analgetisch effect.A1 Mc Quay 1999b 15 ; Moore 2000 16 ; Collins 2000 17 ; Edwards 2000 18 ;Moore 1997 19Niveau 3Er zijn aanwijzingen dat afhankelijkheid geen rol speelt bij gebruik vanopioïden in het kader van de postoperatieve pijnbehandeling.C Porter 1980 14AanbevelingDe werkgroep is van mening dat opioïden getitreerd dienen te worden op het individu,de pijn en een eventuele bijwerking. De organisatie van de postoperatieve pijnbehandeling(keuze van opioïd, dosis, timing, interval en toedieningswijze) dient hierop ingerichtte zijn. Bij ouderen dient de initiële dosis aangepast te worden. Bij patiënten met nierfunctiestoornissen,dient met name bij morfine, het doseringsinterval aangepast teworden.2.6.2 Plaats van opioïden in de postoperatieve pijnbehandelingWetenschappelijke onderbouwingHet opioïd morfine is het archetypisch analgeticum bij matige tot ernstige pijn en tevens degouden standaard waartegen andere analgetica (kunnen) worden gewogen. Meta-analysesvan goede gerandomiseerdgecontroleerde (dubbelblinde) trials tonen de superieure effectiviteitaan (onder andere gemeten aan de hand van VAS-scores) van eenmalige toediening van10mg morfine intramusculair boven respectievelijk placebo, paracetamol, tramadol oraal ingeval van matige tot ernstige postoperatieve pijn (zie paragraaf 2.1). 15 De vergelijking tusseneenmalige dosering van opioïden (morfine 10mg intramusculair, dihydrocodeïne 30 of 60mgoraal, dextropropoxyfeen 65mg + paracetamol 650mg oraal en tramadol 100mg oraal) enNSAID’s (ibuprofen 400mg: NNT 2,7, zie paragraaf 2.1) valt echter niet in het <strong>voor</strong>deel vanopioïden uit, waar het gaat om analgetisch effect. 15-19Overige overwegingenMet name <strong>voor</strong> bot-, tand- en kaakchirurgie lijkt een voldoende hooggedoseerd NSAID eengoede eerste keuze, al dan niet aangevuld met een opioïd. 13,20 Bij algemene chirurgie en bijpatiënten die niet kunnen slikken is morfine echter wel een betere optie met als belangrijkste<strong>voor</strong>deel dat snel getitreerd kan worden op analgetisch effect, zonder het bij NSAID’s passendeplafondeffect. 13,15AanbevelingOpioïden dienen een vast onderdeel van de farmacologische pijnbehandeling bij matigetot ernstige postoperatieve pijn te vormen. Bij matige pijn kan veelal worden volstaanmet NSAID’s.2.6.3 Richtlijnen <strong>voor</strong> het maken van een keuze <strong>voor</strong> een opioïdWetenschappelijke onderbouwingTen aanzien van agonisten geldt dat er geen klinisch bewijs is <strong>voor</strong> verschil in werkzaamheidtussen de verschillende opioïden, mits het basisprincipe wordt aangehouden dat opioïdengedoseerd dienen te worden op geleide van klinisch effect (equi-pijnbehandeling). 12De cruciale vraag is wat de bijwerkingen zijn bij equi-analgetische dosering. Verschillen inbijwerking zijn in studies daarom vaak het gevolg van verschillen in pijnbehandeling. 12 Alsbijwerkingen het gevolg zijn van (dezelfde) receptorbezetting, moeten equi-analgetischedoses van verschillende opioïden immers vergelijkbare bijwerkingen geven. Toch blijkensommigen patiënten wel tegen het ene opioïd, maar niet tegen het andere opioïd te kunnen.Een verklaring hier<strong>voor</strong> ontbreekt <strong>voor</strong>alsnog. Verandering van opioïd of toedieningswijzekan dan uitkomst bieden. 12,215657