12.07.2015 Views

Samen-Werken aan passend speciaal onderwijs - PO-raad

Samen-Werken aan passend speciaal onderwijs - PO-raad

Samen-Werken aan passend speciaal onderwijs - PO-raad

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Samen</strong>-<strong>Werken</strong> <strong>aan</strong>Passend Speciaal OnderwijsSuzanne Beek | Aleid Schipper (KPC Groep)


<strong>Samen</strong>-<strong>Werken</strong> <strong>aan</strong> <strong>passend</strong> <strong>speciaal</strong><strong>onderwijs</strong>©KPC Groepmaart 2012AV1.12I.0090 (12552)Suzanne BeekAleid SchipperKPC Groep’s-Hertogenbosch


1 VOORWOORD 42 DE CONTEXT VAN PASSEND ONDERWIJS 62.1 Het wetsvoorstel <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> 62.2 Betekenis <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> voor het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> 8Inhoud3 ONDERZOEKSOPZET 123.1 De <strong>aan</strong>leiding 123.2 Vraagstelling 123.3 Fasering onderzoek 124 EXPERTISE VAN HET (VOORTGEZET) SPECIAAL15ONDERWIJS4.1 Expertise <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> 154.2 Speciaal of specialistisch 154.3 Expertise van ‘experts’ in en om scholen 234.4 Het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> zelf over ‘expertise en toegevoegde 24waarde’4.5 Expertise en beeldvorming 275 SCHOOLONDERSTEUNINGSPROFIEL EN29ONDERWIJSONDERSTEUNINGSARRANGEMENTEN5.1 Schoolondersteuningsprofiel 295.2 Modellen schoolondersteuningsprofiel 296 SPECIFIEKE DOELGROEPEN IN HET (V)SO 346.1 Specifieke doelgroepen 346.2 (Ernstig) meervoudig gehandicapte leerlingen 346.3 LVG-leerlingen met ernstige gedragsproblemen 356.4 Jongeren in Justitiële Jeugdinstellingen (JJI) en37JeugdzorgPlus6.5 Leerlingen in (semi)residentiële instellingen 376.6 Leerlingen met ASS en normale cognitie 396.7 Jongeren tussen de 17 en 20 jaar 416.8 Nieuwe doelgroepen en leerlingen die thuis (dreigen te42komen) zitten7 VAN INDICEREN NAAR ARRANGEREN 437.1 Handelingsgericht diagnosticeren en classificeren 437.2 Andere manier van indiceren 437.3 Integraal indiceren 447.4 Impact voor het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> 457.5 Referentiekader en pilots over toewijzing 467.6 Kennis delen vanuit REC en CvI 48maart 2012AV1.12I.0090 (12552)8 ONDERSTEUNINGSSTRUCTUUR 508.1 Ambulante begeleiding 50


8.2 Koppelen van <strong>onderwijs</strong> en zorg vanuit de51ondersteuningsfunctie8.3 Effecten <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> voor AB-diensten 528.4 “Denk in gaten, niet in boren” 539 AFSTEMMING SAMENWERKINGSVERBANDEN EN55CLUSTER 29.1 Indicatiecriteria cluster 2 en afstemming 569.2 Aandachtspunt 5610 ONDERWIJS KETENPARTNERS 5810.1 Speciaal <strong>onderwijs</strong> als (keten)partner in de58samenwerkingsverbanden10.2 Kennen en gekend worden: expertise zichtbaar maken 5810.3 Bestuurlijke <strong>aan</strong>sluiting bij de samenwerkingsverbanden 5911 LITERATUUR 61BEKNOPTE HANDREIKINGbij onderzoeksrapportage64Pagina 3/74maart 2012AV1.12I.0090 (12552)


1 VOORWOORDDe invoering van <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> vraagt om hernieuwde afstemming tussen het regulier en<strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> over speciale doelgroepen leerlingen in het <strong>onderwijs</strong>, de beschikbareplaatsen in het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> en de expertise van zowel het <strong>speciaal</strong> als regulier <strong>onderwijs</strong>.Op allerlei vormen van samenwerking en afstemming wordt nadrukkelijk een beroep ged<strong>aan</strong>.Of het nu gaat over de samenwerking tussen het <strong>speciaal</strong> en regulier <strong>onderwijs</strong>, het <strong>speciaal</strong><strong>onderwijs</strong> onderling of de samenwerking van het (<strong>speciaal</strong>) <strong>onderwijs</strong> met de zorginstellingen,de Centra voor Jeugd en Gezin en de gemeenten.In dit rapport wordt ingeg<strong>aan</strong> op de consequenties van de invoering van <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong>voor het so en vso cluster 3 en cluster 4. Specifieke <strong>aan</strong>dacht wordt besteed <strong>aan</strong> de expertisevan het (v)so en de verschillende doelgroepen leerlingen die nu een indicatie cluster 3 en 4hebben en (overwegend) in het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> zitten.In het rapport wordt geput uit documenten en interviews met een <strong>aan</strong>tal mensen en organisatiesuit het veld van <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>. Voor deze verkenning mochten wij, Suzanne Beek en AleidSchipper, gesprekken voeren met de volgende collega’s. Dank voor jullie openheid om kansenen zorgen over het beleid <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> met ons te delen.Taco Bisscheroux, bestuurder Stichting Alterius“De (v)so scholen zien kansen om <strong>onderwijs</strong>arrangementen te ontwikkelen voor leerlingen dienu thuis (dreigen te) zitten of geen <strong>onderwijs</strong> ontvangen. Daarbij zoekt de stichting steeds naarmogelijkheden die passen bij de eigen kernkwaliteit van het gespecialiseerde <strong>onderwijs</strong>.Alterius heeft toegang tot een groot en divers netwerk van <strong>onderwijs</strong> (po/vo/mbo),arbeidsorganisaties, overheid en zorginstellingen en dit netwerk is de toegang tot ‘nieuwe’doelgroepen.”Vincent Fafieanie, strategisch adviseur Onderwijs en Jeugdzorg, Altra“Vraag wat de docent in het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> nodig heeft om de leerling goed <strong>onderwijs</strong> tekunnen geven. Breng de expertise naar de leraar, indien hij/zij daar zelf (nog) niet overbeschikt. Met andere woorden: ‘practice what you preach’.”Addie Smolders, bestuurder Stichting Speciaal Onderwijs Eindhoven (SSOE)“Het verzorgen van gespecialiseerd <strong>onderwijs</strong> is en blijft onze kerntaak, ons best<strong>aan</strong>srecht. Omdeze leerlingen te bieden wat zij nodig hebben om zo volwaardig mogelijk te participeren in<strong>onderwijs</strong> en in de samenleving, willen wij ook andere ondersteuning organiseren, in nieuweduale arrangementen en dienstverlening binnen het regulier <strong>onderwijs</strong>.”Henk Smeets, directeur zmlk Mgr. Bekkersschool (SSOE)“Als het gaat om een <strong>passend</strong> <strong>aan</strong>bod dan is het goed om in gesprek te g<strong>aan</strong> met het regulieren <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> in de regio en de gemeente om te bekijken of we voor deze groep LVGleerlingenmet ernstige gedragsproblemen niet onze expertise moeten bundelen. Je hebt eenbepaalde massa nodig om de expertise verder te ontwikkelen.”Pagina 4/74maart 2012AV1.12I.0090 (12552)Theo Goossens, directeur Mytylschool Eindhoven (SSOE)“De uitdaging is om niet langer in modellen en schoolsoorten te denken, maar uit te g<strong>aan</strong> vande vraag van de leerling. Met andere woorden: we moeten niet gehinderd worden door BRINnummersof <strong>onderwijs</strong>vormen. Maar op zoek g<strong>aan</strong> naar nieuwe samenwerkingsvormen, waarbijwe de ruimte krijgen om innovatief te zijn door bijvoorbeeld arrangementen tussen diversescholen uit te voeren.”


Mark van der Plas, projectleider experiment Eemland“Uitg<strong>aan</strong> van vertrouwen is een belangrijk principe bij de <strong>onderwijs</strong>zorgtoewijzing.”Els van Rosmalen, directeur van De Zwengel“We willen een ketenschool zijn en blijven. De school voor <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> heeft lang op eeneiland gezeten en we willen niet meer terug naar die tijd. De ambulante begeleiding heeft eenduw in de goede richting gegeven. Juist door ambulante begeleiding ontstond een (werk)relatiemet het regulier <strong>onderwijs</strong>.”Ten slotte een uitspraak van een leerling“Ik moest drempels overwinnen, maar dan gaf ik gewoon meer gas.”(oud-leerling van de Mytylschool (in een elektrische rolstoel), die op het congres tergelegenheid van het 50-jarig best<strong>aan</strong> van de Mytylschool vertelde over haar ervaring met deovergang van het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> naar het regulier <strong>onderwijs</strong>).Er vonden ook informele gesprekken plaats met collega’s in het veld over dit onderwerp. Dankvoor jullie inbreng. Met name noemen we hier Henk Keesenberg (Steunpunt PassendOnderwijs), Ton de Zoete (CvI-voorzitter REC4-4) en Lia van Meegen vanuit KPC Groep.Suzanne Beek, onderzoeker KPC GroepAleid Schipper, senior adviseur KPC GroepPagina 5/74maart 2012AV1.12I.0090 (12552)


2 DE CONTEXT VAN PASSEND ONDERWIJS2.1 Het wetsvoorstel <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong>Passend <strong>onderwijs</strong> heeft een hernieuwde invulling gekregen met de beleidsvoorstellen van deMinister die begin 2011 werden gepresenteerd. De beleidsvoornemens zijn vertaald inconceptwetgeving <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong>. Begin november 2011 heeft de Raad van State haaradvies uitgebracht en het wetsvoorstel 1 is eind november 2011 naar de Tweede Kamergestuurd. Op 15 maart 2012 heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong><strong>aan</strong>genomen. Het wetsvoorstel is inmiddels naar de Eerste Kamer verzonden. In dit onderzoekbaseren we ons steeds op de meest recente kennis die voorhanden is over het <strong>onderwijs</strong>beleid<strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong>.In de beleidsbrief van de minister van 31 januari 2011 staat het voornemen om desamenwerking in het <strong>onderwijs</strong> tussen het regulier en <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> anders vorm te geven.Het verschil tussen de situatie van begin 2011 en de beoogde nieuwe situatie wordt inonderst<strong>aan</strong>de figuur weergegeven.(Bron: http://www.<strong>passend</strong><strong>onderwijs</strong>.nl/files/media/nieuws/Beleidsbrief_Passend_Onderwijs_31012011.pdf)Enkele hoofdpunten van de nieuwe wetgeving worden hieronder toegelicht.In het wetsvoorstel is de term ‘zorg’ nagenoeg overal vervangen door het woord‘ondersteuning’. In dit rapport wordt dit gevolgd, behalve wanneer uit andere bronnen(documenten, interviews) wordt geput.Pagina 6/74maart 2012AV1.12I.0090 (12552)1 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2011). Wettelijk kader <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong>. Kamerstukken II,31497.


2.1.1 Cluster 1 en cluster 2In de beleidsvoornemens <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> wordt onderscheid gemaakt tussen het cluster 1-en 2-<strong>onderwijs</strong> enerzijds en het cluster 3- en 4-<strong>onderwijs</strong> anderzijds.Het huidige cluster 1- en 2-<strong>onderwijs</strong> (voor slechtziende/blinde leerlingen respectievelijkslechthorende/dove leerlingen en leerlingen met ernstige spraak- en/of taalmoeilijkheden(ESM)) maakt straks géén deel uit van de genoemde samenwerkingsverbanden <strong>passend</strong><strong>onderwijs</strong>. Deze publicatie gaat vooral in op een <strong>aan</strong>tal gevolgen van <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> voorhet cluster 3- en 4-<strong>onderwijs</strong>. Gelet op het belang van de afstemming binnen het <strong>speciaal</strong><strong>onderwijs</strong> zelf wordt wel kort ingeg<strong>aan</strong> op de relatie tussen de samenwerkingsverbanden<strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> en met name het cluster 2-<strong>onderwijs</strong> (zie hoofdstuk 9).2.1.2 Cluster 3 en cluster 4 en de samenwerkingsverbanden <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong>De so- en vso-scholen/locaties cluster 3 en cluster 4 maken in de toekomst onderdeel uit vande nieuw te vormen samenwerkingsverbanden <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong>. Bij de indeling van desamenwerkingsverbanden is rekening gehouden met gemeentegrenzen. Dit heeft onder anderete maken met de toekomstige wijzigingen in de wetgeving jeugdzorg. De gemeenten en nietmeer de provincies zullen verantwoordelijk zijn voor de jeugdzorg. De scholen voor (voortgezet)<strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> zijn op basis van de gemeente waar de school gevestigd is, toegewezen <strong>aan</strong>een samenwerkingsverband <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong>.De best<strong>aan</strong>de Regionale Expertise Centra worden met ingang van 1 augustus 2013opgeheven. Daarmee komen ook de Commissies voor de Indicatiestelling te vervallen en delandelijke onafhankelijke criteria.Het mbo kent geen samenwerkingsverbanden. Gezien doorlopende ondersteunings- ofzorglijnen is het wenselijk dat het mbo met betrekking tot de overgang van v(s)o goedeafspraken maakt en nauwe contacten onderhoudt met samenwerkingsverbanden vo endaarbinnen met de reguliere scholen voor vo (inclusief het praktijk<strong>onderwijs</strong>) en scholen voorvso.2.1.3 Zorgplicht, ook voor het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>Schoolbesturen voor het primair en voortgezet <strong>onderwijs</strong> en ook het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> hebbenin het nieuwe stelsel een zorgplicht. Dat houdt in dat het schoolbestuur een <strong>aan</strong>gemeldeleerling een <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong><strong>aan</strong>bod moet bieden. Als de school een leerling zelf geen<strong>passend</strong>e plek (meer) kan bieden, dan heeft het schoolbestuur de plicht om ervoor zorg tedragen dat elders in het samenwerkingsverband een <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong><strong>aan</strong>bod wordtgevonden. Het weigeren van een leerling is pas mogelijk nadat het schoolbestuur van dieschool – na overleg met de ouders – ervoor heeft gezorgd dat een andere school bereid is deleerling toe te laten.Een uitzondering is er alleen in die gevallen wanneer op een school geen plaatsruimtebeschikbaar is, dan heeft de school geen zorgplicht. Binnen het samenwerkingsverband of eenander samenwerkingsverband dient dan een oplossing te worden gezocht.Pagina 7/74maart 2012AV1.12I.0090 (12552)2.1.4 Schoolondersteuningsprofiel en ondersteuningsplanElke school, dus ook het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>, stelt een schoolondersteuningsprofiel op, waarmeede zorgplicht van het schoolbestuur expliciet wordt. Het schoolondersteuningsprofiel wordtbetrokken bij het ondersteuningsplan (zorgplan) van het samenwerkingsverband. Uit debeantwoording van de Kamervragen blijkt dat er niet zondermeer een één-op-éénrelatie bestaattussen zorgplicht en schoolondersteuningsprofiel. De minister licht dit toe: “Ongeacht hetondersteuningsprofiel hebben scholen op basis van de Wet gelijke behandeling op grond vanhandicap of chronische ziekte altijd de plicht om te onderzoeken of de school de ondersteuningzelf kan bieden. Het weigeren van een leerling kan dus niet louter op basis van hetschoolondersteuningsprofiel.”


2.1.5 BekostigingVanaf augustus 2013 wordt een ander bekostigingssysteem ingevoerd voor desamenwerkingsverbanden. Heel beknopt ziet het systeem er als volgt uit. Alle scholen in hetsamenwerkingsverband krijgen voor elke leerling een basisbekostiging. Daar bovenop ontvangthet samenwerkingsverband een ondersteuningsbekostiging, die uit een licht en zwaarondersteuningsbudget bestaat. Dit zijn gescheiden budgetten. Het samenwerkingsverbandbetaalt de extra ondersteuning voor leerlingen uit dit budget.De bekostiging van de leerlingen die <strong>aan</strong>gewezen zijn op het (v)so wordt uitgedrukt in eenondersteuningscategorie 1, 2 of 3, waarbij OCW gebruikgemaakt heeft van de huidige clusterc.q. schoolindeling: categorie 1 geldt voor de huidige zmlk/lz cluster 3- en cluster 4-leerlingen,categorie 2 voor de lichamelijk gehandicapte leerlingen en de meervoudig gehandicapteleerlingen vallen onder ondersteuningscategorie 3.Deze koppeling tussen schoolsoort en ondersteuningscategorie is te beschouwen als eeneenmalige maatstaf, als rekenregel bij de overgang van oud naar nieuw beleid. In de toekomstis het <strong>aan</strong> de samenwerkingsverbanden po en vo om voor de leerling die naar het (v)so wordtverwezen een ondersteuningscategorie (met bijbehorend geldbedrag) vast te stellen.De prijzen van de ondersteuningscategorieën 1, 2 en 3 voor het po zijn respectievelijk€ 7.346, € 13.024 en € 19.418.De prijzen van de ondersteuningscategorieën 1, 2 en 3 voor het vo zijn respectievelijk€ 7.500, € 13.024 en € 17.484. NB. Deze prijzen zijn nog onder voorbehoud.Bij deze financieringssystematiek geldt het principe van de communicerende vaten: des te beterde gerealiseerde basisondersteuning in het regulier <strong>onderwijs</strong> is, des te minder leerlingen naarhet so of vso verwezen hoeven te worden en des te meer geld beschikbaar is voor het regulierebasis- of voortgezet <strong>onderwijs</strong>. Daarbij wordt wel uitgeg<strong>aan</strong> van het feit dat desamenwerkingsverbanden een directe invloed kunnen uitoefenen op de leerling-stromen. Endat is niet altijd het geval. Denk daarbij <strong>aan</strong> de leerlingen die in het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> wordengeplaatst via een zorgindicatie of de populatie leerlingen met een ernstige meervoudigebeperking.2.2 Betekenis <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> voor het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>2.2.1 BezuinigingenVoor het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> zijn de nieuwe beleidsvoorstellen <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> ingrijpend.Niet alleen vanwege de inhoudelijke keuzes die worden gemaakt, maar ook door de hier<strong>aan</strong>gekoppelde bezuiniging van € 300 miljoen. De bezuiniging komt grotendeels terecht bij derelatief kleine groep (v)so-scholen. Het gaat hierbij onder andere om 10% bezuiniging op degroepsgrootte in het (v)so, wegbezuinigen van de cumi-gelden, de preventieve ambulantebegeleiding (PAB) en de terugplaatsings ambulante begeleiding (TAB) en een bezuiniging van50% op Op de Rails. Bovendien vindt er nog een korting plaats op de ambulante begeleiding enworden de overgebleven AB-gelden (43% van het oorspronkelijke bedrag) vanaf schooljaar2015-2016 volledig overgeheveld naar het reguliere <strong>onderwijs</strong>. Vanaf dat schooljaar is er geenverplichte winkelnering meer. Maar niet alleen op <strong>onderwijs</strong> wordt bezuinigd, ook op<strong>aan</strong>palende gebieden: de wijzigingen in de AWBZ, de bezuiniging op de jeugdzorg en dekortingen bij de sociale werkvoorziening: het is deze stapeling van maatregelen die grotezorgen baart voor leerlingen met een speciale <strong>onderwijs</strong>behoefte. Om het <strong>aan</strong>tal gedwongenontslagen te verkleinen, is door de minister 60 miljoen euro toegezegd (gespreid over drie jaar).Verdere afspraken zijn vastgelegd in het onderhandelingsakkoord convenant mobiliteit <strong>passend</strong><strong>onderwijs</strong>. Het valt buiten het bestek van dit onderzoek om hier nader op in te g<strong>aan</strong>.Pagina 8/74maart 2012AV1.12I.0090 (12552)


2.2.2 Koers <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> en bezuinigingenOok al protesteren het regulier en <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> luid tegen de bezuinigingen, inhoudelijkzijn ze het eens met het voorgestelde beleid <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong>. In het strategisch beleidsplan 2van het LECSO (Landelijk Expertise Centrum Speciaal Onderwijs) staat het als volgt verwoord:“Als <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> willen wij ons volledig blijven inzetten om het oorspronkelijkegedachtegoed van <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> te ondersteunen. Alle leerlingen moeten een <strong>passend</strong><strong>onderwijs</strong>arrangement worden geboden. Daar waar nodig in nauwe samenwerking metrelevante partners uit <strong>onderwijs</strong> en zorg.” En verder: “Het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> is partner van hetregulier <strong>onderwijs</strong>: gezamenlijk geven we invulling <strong>aan</strong> de gevraagde <strong>onderwijs</strong>zorg.”Dat de groei van het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> niet ongebreideld door kan g<strong>aan</strong>, is ook de overtuigingvan het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> zelf. Tegelijkertijd wordt vanuit de sector duidelijk gemaakt datleerlingen die behoefte hebben <strong>aan</strong> speciale <strong>onderwijs</strong>ondersteuning daar recht op hebben endat dit bovendien voldoende bekostigd zou moeten worden.2.2.3 Wijzigingen voor <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>De EC<strong>PO</strong> zet in één van haar rapporten de meest in het oog springende wijzigingen voor het<strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> op een rij: 3- het best<strong>aan</strong>srecht van aparte scholen voor (voortgezet) <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> wordt inbeginsel niet <strong>aan</strong>getast. De scholen maken deel uit van een samenwerkingsverband<strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong>, waardoor een beroep ged<strong>aan</strong> wordt op gezamenlijkeverantwoordelijkheid van besturen en scholen voor de leerlingen uit hetsamenwerkingsverband (of breder: in die regio);- het verzorgen van ambulante begeleiding van leerlingen in het regulier <strong>onderwijs</strong> doorleerkrachten van het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> wordt niet langer rechtstreeks bekostigd en isalleen mogelijk wanneer het samenwerkingsverband bereid is de kosten daarvan voor zijnrekening te nemen;- de toelating gebeurt niet langer op basis van onafhankelijke landelijke criteria, maar desamenwerkingsverbanden beslissen over eigen toewijzingscriteria. Het bestuur van hetsamenwerkingsverband is verantwoordelijk voor de procedure en criteria voor verwijzingen de toewijzing van <strong>onderwijs</strong>soortarrangementen. Eén van de risico’s daarvan is dat deexpertise van het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> bij de toelating onvoldoende <strong>aan</strong> bod komt;- de Regionale Expertise Centra worden opgeheven. Dit kan verreg<strong>aan</strong>de consequentieshebben voor de verdere ontwikkeling van de kwaliteit van het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>: degeconcentreerde expertise kan verdampen, wat wordt voorkomen wanneer (universitaire)onderzoeksinstellingen, opleidingen en scholen hun krachten bundelen;- het samenwerkingsverband krijgt een zorgbudget toebedeeld waarmee alle<strong>onderwijs</strong>zorgarrangementen betaald moeten worden;- een <strong>aan</strong>tal scholen voor <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> krijgt met (soms veel) verschillendesamenwerkingsverbanden van doen; scholen met een afdeling voor <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> eneen afdeling voor voortgezet <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> dienen in ieder geval <strong>aan</strong> minstens tweesamenwerkingsverbanden deel te nemen;- het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> wordt veel meer schakel<strong>onderwijs</strong>, een gespecialiseerdevoorziening voor leerlingen die dat tijdelijk nodig hebben;- niet de beperking of handicap van de leerling staat centraal, maar de vraag: wat is de<strong>onderwijs</strong>behoefte van deze leerling? Wat heeft dit kind in deze situatie nodig, hoe g<strong>aan</strong>we dat organiseren en arrangeren, wie hebben we daarvoor nodig en wat kost het? Ditvereist een flexibele inzet van expertise en voorzieningen die nu deel uitmaken vanbijvoorbeeld <strong>speciaal</strong> basis<strong>onderwijs</strong> en (voortgezet) <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>.Pagina 9/74maart 2012AV1.12I.0090 (12552)2 Strategisch samenwerkingsplan lvc3-4, maart 20113 Zie ook: http://ecpo.nl/nl/p4a310087afa2f/nieuws.html (ge<strong>raad</strong>pleegd op 3 november 2011)


Kortom deze koerswijziging <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> heeft op alle facetten van het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>invloed. Of het nu gaat om personeel, organisatie, inhoudelijk of financieel. Een globaaloverzicht van de factoren die een rol spelen bij deze veranderingen voor het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>is verwerkt in een mindmap.Pagina 10/74maart 2012AV1.12I.0090 (12552)


Pagina 11/74maart 2012AV1.12I.0090 (12552)


3 ONDERZOEKSOPZET3.1 De <strong>aan</strong>leidingDit onderzoek wordt verricht tegen de achtergrond van de toekomstige wetgeving <strong>passend</strong><strong>onderwijs</strong>. Bij het lezen van de beleidsvoorstellen <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> in januari 2011 werdduidelijk dat de nieuwe voorstellen voor <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> veel consequenties hebben voor het<strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>. Door onderdeel te worden van een samenwerkingsverband verandert depositie van het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>: er ontstaat een afhankelijkheidsrelatie tussen het regulier en<strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>. Het regulier <strong>onderwijs</strong> definieert de expertise die ze <strong>aan</strong>vullend nodighebben van het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>.Naast inhoudelijke wijzigingen krijgt met name het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> te maken met deafgekondigde bezuinigingen. Dat baart velen grote zorgen. Het meest in het oog springend zijnde zorg om het verlies <strong>aan</strong> expertise, kwaliteitsverlies op de scholen en de toenemendeveiligheidsrisico’s voor leerlingen en leraren. En dan gaat het niet alleen om de expertise enkennis binnen het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> zelf, maar ook om het verlies <strong>aan</strong> expertise door deoverheveling van het (gekorte) budget van ambulante begeleiding naar het regulier <strong>onderwijs</strong>.Daarnaast is het de vraag of bepaalde doelgroepen leerlingen die nu in het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>verblijven straks nog een <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong>zorg<strong>aan</strong>bod krijgen.Deze zorg over het behoud van expertise en een adequaat doelgroepenbeleid wordt gedeelddoor de voormalige WEC-Raad, nu <strong>PO</strong>-Raad. Vandaar dat deze organisatie <strong>aan</strong> KPC Groepheeft gevraagd om de consequenties van Passend <strong>onderwijs</strong> voor het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> als hetgaat om expertise en doelgroepenbeleid nader te onderzoeken, in relatie tot de opdracht om tekomen tot een dekkend netwerk van <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong><strong>aan</strong>bod.3.2 VraagstellingDeze inventarisatie richt zich expliciet op het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> bij de totstandkoming van<strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong>. De invoering van <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> noodzaakt tot het (opnieuw) makenvan afspraken tussen het regulier en <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> over de doelgroepen van leerlingen inhet <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>, de beschikbare plaatsen in het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> en de expertise vanhet <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>. Dit met het oog op het te vormen <strong>onderwijs</strong><strong>aan</strong>bod waarin alle<strong>onderwijs</strong>(zorg)voorzieningen gezamenlijk in staat zijn een flexibel en dekkend <strong>onderwijs</strong><strong>aan</strong>bodte bieden voor alle leerlingen. Belangrijk onderdeel hierbij is de manier waarop het <strong>speciaal</strong><strong>onderwijs</strong> zich positioneert als ketenpartner van zowel het regulier en overig <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>en de (externe) zorgpartners.De centrale vraag in dit onderzoek is: wat zijn de consequenties voor het so en vso cluster 3 encluster 4 als het gaat om de opdracht van <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> om met het overige <strong>speciaal</strong><strong>onderwijs</strong> en het regulier <strong>onderwijs</strong> tot een flexibel en dekkend geheel van<strong>onderwijs</strong>(ondersteunings)voorzieningen (het <strong>onderwijs</strong>continuüm) te komen?3.3 Fasering onderzoekGezien het feit dat het invoeringstraject <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> in de afgelopen m<strong>aan</strong>den pasgestart is, is gekozen voor een explorerend en beschrijvend onderzoek.Pagina 12/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)Fase 1Het eerste deel van het onderzoek richt zich op het in kaart brengen van een <strong>aan</strong>talfactoren/variabelen die samenhangen met de toekomstige veranderingen voor het <strong>speciaal</strong><strong>onderwijs</strong>. Daarvoor is een literatuurstudie verricht. In de tussenevaluatie met de opdrachtgeverwerd op basis van de verzamelde informatie (een selectie van) factoren en variabelenvastgesteld die in de cases werden meegenomen.


In overleg met de opdrachtgever zijn de vier cases gekozen:Altra, gesproken met Vincent Fafieanie, beleidsadviseur Onderwijs en JeugdzorgAltra is de instelling voor Jeugd & Opvoedhulp en Speciaal Onderwijs in Amsterdam enomstreken. Altra <strong>onderwijs</strong> bestaat uit een grote vso-school met tien vestigingen voor cluster 4-leerlingen en een kleine so-school voor dezelfde doelgroep leerlingen.Op het Altra College zitten leerlingen met ernstige gedragsproblemen en/of psychiatrischeproblematiek. In jeugdzorg richt Altra zich vooral op ambulante hulpverlening in al zijnverschijningsvormen, waaronder crisisinterventies, agressieregulatietraining engezinsbegeleiding.Stichting Alterius, gesproken met Taco Bisscheroux, bestuurderOnder de Stichting Alterius vallen twee cluster 4-scholen. De Buitenhof in Heerlen is een schoolvoor langdurig zieke leerlingen (LZ) met psychiatrische problematiek. Op de school zittenleerlingen met verschillende intellectuele capaciteiten: leerlingen met een licht verstandelijkebeperking tot en met leerlingen die een vwo-diploma kunnen halen. En de SO/VSO St Jozef inCadier en Keer verzorgt onder andere <strong>onderwijs</strong> voor geïndiceerde zeer moeilijk opvoedbarekinderen (ZMOK), leerlingen in een justitiële jeugdinrichting, leerlingen in een geslotenjeugdinrichting en leerlingen met een licht verstandelijke beperking en gedragsproblemen.De Stichting Alterius verzorgt praktisch en theoretisch <strong>onderwijs</strong>, waarbij de nadruk ligt oparbeidstoeleiding.Stichting Speciaal Onderwijs Eindhoven, gesproken met:Addie Smolders, bestuurderHenk Smeets, directeur van de Mgr. Bekkersschool (zmlk)Theo Goossens, directeur van de MytylschoolDe Stichting Speciaal Onderwijs Eindhoven (SSOE) vormt het bevoegd gezag van vijf scholenvoor (voortgezet) <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> en de Externe Dienstverlening (ED). Het betreft deMytylschool, de Mgr. Bekkersschool voor zmlk (cluster 3) en De Taalbrugscholen: De Beemden,De Horst en Ekkersbeek, scholen voor leerlingen met een auditieve en communicatievebeperking (cluster 2). De stichting heeft hierdoor met <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> in brede zin te maken:enerzijds de <strong>aan</strong>sluiting van de cluster 3-scholen bij de diverse samenwerkingsverbanden<strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong>. En anderzijds met de landelijke ontwikkelingen rondom het cluster 2-<strong>onderwijs</strong>.De Zwengel, gesproken met:Liesbeth van den Oever, algemeen directeur/bestuurderEls van Rosmalen, directeurDe Zwengel is een school voor <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> (so) en voortgezet <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> (vso),die wordt bezocht door leerlingen van 4 tot en met 20 jaar. De leerlingen van de school zijnafkomstig van de kliniek, poli- of dagkliniek van Herlaarhof, een centrum voor kinder- enjeugdpsychiatrie. Op De Zwengel zitten leerlingen met <strong>onderwijs</strong>beperkingen in relatie metpsychiatrische problematiek (of een vermoeden daarvan). Het intelligentieniveau van deleerlingen varieert van zwak- tot hoogbegaafd. Voor deze leerlingen is er altijd sprake van eencombinatie van <strong>onderwijs</strong> en zorg. De leerlingen volgen gemiddeld 9 tot 12 m<strong>aan</strong>den <strong>onderwijs</strong>op de Zwengel. De afdeling havo/vwo voor leerlingen met een cluster 4-indicatie is in 2009gestart in samenwerking met Van Maerlant in ‘s-Hertogenbosch. Op deze afdeling plaatst deZwengel ook leerlingen die niet onder behandeling zijn bij de Herlaarhof.Pagina 13/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)Aanvullend hebben we gesproken met:Mark van der Plas, projectleider experiment Eemland en Ton de Zoete, voorzitter CvI cluster 4Over de ervaringen binnen het experiment met de toewijzing van <strong>onderwijs</strong>zorgarrangementen.


Om een representatief beeld te kunnen schetsen hebben we met de keuze vangesprekspartners (bestuurders, directeuren, beleidsmedewerkers) bij de vier cases rekeninggehouden met de volgende factoren:- specifiek doelgroepenbeleid;- <strong>aan</strong>wezigheid van verschillende vormen cluster<strong>onderwijs</strong> in een regio;- <strong>aan</strong>wezigheid van scholen met convenanten met onder andere zorginstellingen;- so/vso met zeer specifieke expertise.Fase 2In het tweede deel van het onderzoek worden vier cases beschreven waarbij verschillendevraagstukken een rol speelden (<strong>aan</strong>wezige expertise, samenwerking met <strong>speciaal</strong> en regulier<strong>onderwijs</strong>, samenwerking met zorgpartners en specifieke doelgroepen leerlingen). In derapportage is ervoor gekozen om de casuïstiek als illustratie bij de verschillende paragrafen tebeschrijven.Fase 3Een beknopte handreiking voor (v)so-scholen en partners binnen de samenwerkingsverbanden.De handreiking is gebaseerd op de literatuurstudie en de praktijkervaringen van so/vso-scholendie we hebben beschreven. Deze handreiking maakt inzichtelijk welke vragen en<strong>aan</strong>dachtspunten voor het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> relevant zijn bij de verdere uitwerking van<strong>passend</strong> <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> binnen de samenwerkingsverbanden <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong>.Pagina 14/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)


4 EXPERTISE VAN HET (VOORTGEZET) SPECIAAL ONDERWIJS4.1 Expertise <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>In de stukken over <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> wordt veel geschreven over de expertise van het <strong>speciaal</strong><strong>onderwijs</strong> (en het verlies daarvan vanwege de bezuinigingen). Daarbij doet zich de vraag voorwaar die expertise dan uit bestaat. Wat verstaat het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> zelf onder die expertise?Het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> heeft het initiatief genomen om het ‘merk <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>’ tebeschrijven. Het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> heeft de volgende zeven kernwaarden geformuleerd. Het(voortgezet) <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>:1 is ambitieus en werkt vanuit een missie en visie planmatig <strong>aan</strong> innovatie en het verbeterenen borgen van kwaliteit;2 realiseert voor elke leerling op basis van het ontwikkelingsperspectief <strong>passend</strong>e enduurzame deelname <strong>aan</strong> <strong>onderwijs</strong> en samenleving;3 werkt vanuit gedeelde verantwoordelijkheid, op basis van actieve betrokkenheid en helderecommunicatie met ouders en jongeren <strong>aan</strong> de realisatie van <strong>onderwijs</strong>-(zorg)arrangementen;4 wordt gekenmerkt door orthodidactisch en orthopedagogisch handelen binnen een veilig,uitdagend en respectvol leerklimaat;5 heeft medewerkers in dienst met specifieke competenties die samenwerken in eenmultidisciplinaire omgeving;6 zet <strong>aan</strong>gepaste voorzieningen in op het gebied van de fysieke omgeving, vervoer, ICT,leer- en hulpmiddelen en materialen;7 werkt nauw samen in de keten van (regulier) <strong>onderwijs</strong>, zorg en arbeid en isverantwoordelijk voor het ontwikkelen en uitwisselen van kennis en expertise.Najaar 2011 heeft het LECSO deze kernwaarden op een poster naar alle (v)so-scholenverzonden. Deze kernwaarden geven <strong>aan</strong> waar het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> voor staat, eigenlijk een‘landelijke missie’. In het onlangs verschenen activiteitenplan van het LECSO zijnvervolgactiviteiten opgenomen om deze, op hoofdlijnen geformuleerde, standaarden nader teconcretiseren in prestatie-indicatoren. Deze kernwaarden vormen de basis voor een verdereuitwerking van het kwaliteitsbeleid.4.2 Speciaal of specialistischDe WEC-Raad, clusterverenigingen en experts uit het veld hebben in 2006 gewerkt <strong>aan</strong> hetexpliciet maken van de beschikbare expertise in het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> 4 . Onderst<strong>aan</strong>d overzichtkomt uit deze publicatie ‘Speciaal of specialistisch?’. Er worden voor cluster 3 en cluster 4 intotaal 18 doelgroepen van leerlingen onderscheiden, waar de scholen en diensten ambulantebegeleiding specialistische kennis voor in huis hebben. De inventarisatie naar de expertise vanhet <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> heeft 35 kennisgebieden opgeleverd. De kennis is vervolgensgerubriceerd in kenniskaarten per cluster.Pagina 15/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)4 WEC-Raad (2006). Speciaal of specialistisch? De kennis en expertise van gespecialiseerd <strong>onderwijs</strong> inkaart gebracht. Utrecht: WEC-Raad.


Pagina 16/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)


In dit algemene overzicht zijn de kennisgebieden gerangschikt volgens de processtappen vande (v)so-branchecode, die indertijd door het cluster 3-<strong>onderwijs</strong> is opgesteld. Een verkorteversie van deze processtappen bestaat uit: instroom, doorstroom en uitstroom. Gelet op hetgegeven dat het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> veel meer schakel<strong>onderwijs</strong> zal worden, is dit ook voor detoekomst een bruikbare wijze om de kennisgebieden te rubriceren. Deze kennisgebiedenvervullen een nuttige functie bij het expliciteren van de expertise van het (v)so in de op te stellenschoolondersteuningsprofielen.Deze voorlopige inventarisatie uit 2006 heeft in de afgelopen jaren geen vervolg gekregen. Maarde d<strong>raad</strong> wordt binnenkort weer opgepakt door het LECSO in samenwerking met de StichtingProjecten Speciaal Onderwijs (SPSO). Bij de nadere uitwerking en actualisering zal dekwaliteitswetgeving <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> worden meegenomen. De kwaliteitswetgeving (augustus2012 voor het so en augustus 2013 voor het vso) stelt nieuwe eisen <strong>aan</strong> het <strong>onderwijs</strong> enveronderstelt daarmee nieuwe expertise. Denk maar <strong>aan</strong> opbrengstgericht werken en voor hetvso de opdracht om het <strong>onderwijs</strong> in te richten op basis van de drie uitstroomprofielendagbesteding, arbeidstoeleiding en diplomagericht. Arbeidstoeleiding vraagt om nieuwe functiesin de school en andere relaties met de omgeving van de school bijvoorbeeld voor het opzettenvan interne en externe stages en overleg met gemeenten over hun rol wat betreft dearbeidstoeleiding.Pagina 17/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)4.2.1 De leraar centraalHet overzicht in 4.2 beschrijft de kennisgebieden waarvan experts en collega’s uit het veld vanmening zijn dat deze kennis verondersteld mag worden bij het onderwijzend personeel (OP)en/of <strong>onderwijs</strong>ondersteunend personeel (OOP), werkzaam binnen het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>.In de toelichting wordt het belang van de leraar benadrukt: “De leraar is de spil in het <strong>onderwijs</strong>op maat <strong>aan</strong> de leerling en werkt samen met ouders en docenten in een educatief partnerschap<strong>aan</strong> het invullen van de speciale <strong>onderwijs</strong>behoefte van de leerling.”De leraar is niet alleen de spil in de pedagogische driehoek tussen kind, ouder en leraar.Maar de leraar heeft ook veel invloed op de ontwikkeling van kinderen. Uit onderzoek van


R.J. Marzano blijkt dat “Van alle invloed die scholen hebben op het leren en de ontwikkeling vankinderen, wordt 67% van het effect bepaald door de leerkracht.” 5 Dit geldt ongetwijfeld ook voorhet <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>.Het is niet voor niets dat bij de beleidsvoorstellen <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> de leraar centraal staat.De leraar en de eigen zorgstructuur binnen het vsoDe afgelopen tijd was het Altra College in Amsterdam, zoals zoveel scholen voor <strong>speciaal</strong><strong>onderwijs</strong>, sterk gericht op de eigen interne ontwikkeling. Een ontwikkeling gericht opopbrengstgericht werken, het borgen van het didactisch proces en het uitwerken vankwaliteitszorg. Met daarbij <strong>aan</strong>dacht voor de competenties, expertise en inzet van het personeel.Daarbij kwam ook de vraag naar de eigen zorgstructuur <strong>aan</strong> de orde. Op welke manier zorgt deschool zelf voor ‘werken vanuit de basis, professionalisering van de eigen docenten’? Metandere woorden op welke wijze gaat de school om met de ondersteuningsbehoefte van dedocent?Uit gesprekken met betrokkenen bleek dat de tendens <strong>aan</strong>wezig was om te snel een leerlingover te dragen/te verwijzen naar de zorgcoördinator. Het formuleren van de ondersteuningsbehoeftevan de docent kwam eigenlijk onvoldoende tot z’n recht. Vincent Fafieanie vervolgt:“Vraag wat de docent nodig heeft om de leerling goed <strong>onderwijs</strong> te kunnen geven. Breng deexpertise naar de leraar, indien hij/zij daar zelf (nog) niet over beschikt. Met andere woorden:‘practice what you preach’.” Een andere conclusie was dat de mentoren een meer centralepositie moeten innemen in de zorgstructuur en daarmee ook in de contacten naar het gezin.ExpertiseOp De Zwengel werken naast leraren en <strong>onderwijs</strong>assistenten een intern begeleider,logopediste, GZ-psycholoog en orthopedagogen. Alle nieuwe medewerkers nemen deel <strong>aan</strong>een cursus waarin thema’s als visie, gedragsclassificatiemodel, fasenmodel, veiligheid enpsychopathologie een plek hebben. Veiligheid binnen school en training in hetgedragsclassificatiemodel zijn thema’s die frequent terugkomen.Als het gaat om specifieke expertise die wordt ingezet op de school dan betreft dat onderandere het toepassen van speciale methodieken, zowel (ortho)pedagogisch als(ortho)didactisch. Voor alle leerlingen wordt gebruikgemaakt van twee basisinstrumenten:gedragsclassificatiemodel en het fasenmodel.4.2.2 CompetentieIn augustus 2006 is de Wet op de beroepen in het <strong>onderwijs</strong>, de Wet BIO, van kracht geworden.Met deze wet beoogt de wetgever de kwaliteit en professionaliteit van het <strong>onderwijs</strong>personeel,en daarmee de <strong>onderwijs</strong>kwaliteit, te borgen. De afgelopen jaren zijn binnen het <strong>onderwijs</strong> een<strong>aan</strong>tal maatregelen ingezet om uitvoering te geven <strong>aan</strong> deze wet. Het gaat hierbij om<strong>aan</strong>passingen in het <strong>aan</strong>stellings- en benoemingsbeleid in scholen, zoals invoering van defunctiemix en het bevorderen van toename van LB/LC-functies. Er is ook sterk ingezet opinvoering van bekwaamheidseisen (SBL-competenties) en het opstellen van eisen <strong>aan</strong>bekwaamheidsonderhoud, zoals het inrichten van een lerarenregister en het werken metbekwaamheidsdossiers.Pagina 18/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)Vanuit de Onderwijscoöperatie (voorheen Stichting Beroepskwaliteit Leraren, SBL) zijnbekwaamheidseisen opgesteld voor het beroep van leraar in de verschillende<strong>onderwijs</strong>sectoren. Deze bekwaamheidseisen zijn ‘vertaald’ in zeven (SBL-)competenties voorleraren. Voor het (voortgezet) <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> en gespecialiseerde leraren in het reguliere5Marzano, R.J. (2003). What Works in Schools. ASCD


<strong>onderwijs</strong> op het terrein van ondersteuning van leerlingen met specifieke <strong>onderwijs</strong>behoeftenzijn de zeven ‘SBL-competenties’ specifieker ingekleurd. In de publicatie ‘Bekwaam en <strong>speciaal</strong>’(WOSO, 2009) st<strong>aan</strong> de volgende zeven competenties en vier beroepssituaties omschreven:1 interpersoonlijk competent in de omgang met leerlingen;2 orthopedagogisch competent in de omgang met leerlingen;3 orthodidactisch competent in de omgang met leerlingen;4 organisatorisch competent in de omgang met leerlingen en andere direct betrokkenen;5 competent in samenwerking met collega’s;6 competent in samenwerking met de omgeving van de school;7 competent in reflectie en ontwikkeling.Bron: http://www.<strong>onderwijs</strong>cooperatie.nl/bekwaamheid/matrix.swf (ge<strong>raad</strong>pleegd 2-3-2012)Voor het beroep van leraar (voortgezet) <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> wordt onderscheid gemaakt tussendrie niveaus van kennis: theoretische, methodische en praktische kennis. De belangrijkste vormdaarvan is de praktische kennis die de leraar zelf belichaamt met zijn competentie. De leraarstaat in de praktijk van alledag telkens voor de keuze om uit de theoretische en methodischekennis waarover hij/zij beschikt de juiste afweging te maken op basis van een oordeel over de‘werkzaamheid’ voor de betreffende leerling. Het gaat niet alleen om het weten (kennis hebbenvan), maar ook om het op de juiste manier handelen. Daarbij gaat het om het professioneeloordeelsvermogen van een leraar. Expertise is dus meer dan kennis alleen.Als het gaat om de expertise van de leraren en OOP in het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> de komendejaren dan wordt vooral een beroep ged<strong>aan</strong> op de orthodidactische competenties door de nadrukop handelings- en opbrengstgericht werken, maar ook op de interpersoonlijke en orthopedagogischecompetenties door de te verwachten verdichting van de problematiek. Door hetuitvoeren van <strong>onderwijs</strong>ondersteuningsarrangementen wordt een groot beroep ged<strong>aan</strong> op dezesde competentie om met andere direct betrokkenen, collega’s en de omgeving samen tewerken. Het ketenpartner zijn staat bij veel scholen voor <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> centraal.Leraren komen steeds meer in een rol dat zij zelf contacten met de buitenwereld moetenonderhouden op specifieke thema’s. De vijfde en zevende competentie zijn belangrijk bij deverdere uitwerking van een lerend netwerk, op school en/of bovenschools niveau. Steeds meerwordt gepleit voor kennisgemeenschappen binnen scholen waarin een kritische dialoogplaatsvindt tussen leraren onderling en tussen leraren en leidinggevenden over het <strong>onderwijs</strong>.En waarin men met elkaar leert door reflectie en het onderzoeken van de dagelijkse<strong>onderwijs</strong>praktijk. De mogelijkheid om deze competenties verder te ontwikkelen komt door debezuinigingen volgens alle geïnterviewden in de knel, <strong>aan</strong>gezien de formatie vooral ingezet zalworden ten behoeve van het primaire proces.Pagina 19/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)


4.2.3 Passend personeelsbeleidDe Wet BIO heeft naast bekwaamheidseisen op veel scholen een impuls gegeven <strong>aan</strong> hetintegraal personeelsbeleid. 6 Integraal personeelsbeleid stemt de kennis en bekwaamheden vanhet personeel af op de toekomstige doelen en resultaten van de school. In het kader van deontwikkelingen <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> is de vraag actueel hoe <strong>passend</strong> het integraalpersoneelsbeleid van de school is. Dan gaat het niet alleen over het werken <strong>aan</strong>loopb<strong>aan</strong>potentieel, maar ook om mobiliteitsmogelijkheden (in-, door- en uitstroom). Door de<strong>aan</strong>gekondigde bezuinigingen krijgt dit laatste een extra accent en zal het ook g<strong>aan</strong> om(gedwongen) ontslag van personeelsleden.Passend <strong>onderwijs</strong> kan een <strong>aan</strong>leiding vormen om het eigen integraal personeelsbeleid tegenhet licht te houden. En bijvoorbeeld de competenties van het personeel beter in beeld te krijgen.Hoewel er in het <strong>onderwijs</strong> veel <strong>aan</strong> bekwaamheidsonderhoud wordt ged<strong>aan</strong>, is de inhoudelijkerelatie met de bekwaamheidseisen vaak impliciet of niet <strong>aan</strong>wezig. 7 Er bestaat in scholen nog teweinig een inhoudelijke relatie tussen het functioneringgesprek, het persoonlijkontwikkelingsplan en de verdere bekwaamheidsontwikkeling (professionaliseringsagenda). Hetfeit dat de meeste leraren nog geen bekwaamheidsdossier hebben, draagt hier ook niet <strong>aan</strong> bij.Schoolbesturen <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> zouden op dit punt bijvoorbeeld de leraren en het OOP degelegenheid kunnen bieden (ook in de vorm van tijd) om het eigen bekwaamheidsdossier oporde te brengen. Op die manier ontstaat in ieder geval een goed beeld van de <strong>aan</strong>wezigedeskundigheid op schoolniveau. De <strong>aan</strong>wezige competenties en benodigdecompetentieontwikkeling van leraren in een school expliciteren heeft het praktische voordeel datleraren en schoolleiding beter weten welke bekwaamheden <strong>aan</strong>wezig zijn en bij wie eenleraar/<strong>onderwijs</strong>assistent terecht kan met welke vragen voor ondersteuning in het eigenprofessionele handelen. Een open en veilige sfeer op school is daarbij voorwaarde.Verder bieden de bekwaamheidsdossiers overzicht <strong>aan</strong> de schoolleiding om met hetschoolteam, individueel en als team, afspraken te maken over de benodigdecompetentieontwikkeling en professionalisering. Koppeling <strong>aan</strong> de (toekomstige)schoolontwikkelingsdoelstellingen is hierbij noodzakelijk.Een andere mogelijkheid om <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> te ondersteunen vanuit personeelsbeleid is<strong>aan</strong>passing van het functiehuis en het inzetten op meer differentiatie in functies. Denk daarbij<strong>aan</strong> de inzet van de LC-functie. Leraren met een LC-functie kunnen worden ingezet tenbehoeve van ontwikkeltaken, het doen van onderzoek en het coachen van andere collega’s.Methodisch werken en inzet LC-functieDe Stichting Alterius heeft de ambitie voor elk kind een integraal leerarrangement op te stellen.“De focus op opbrengstgericht denken dwingt ons om binnen elk individueel arrangement helderte maken welk resultaat wij met de leerling denken te bereiken en via welke weg”, aldus TacoBisscheroux. De nadruk komt te liggen op integraal en methodisch (samen)werken.Het methodisch werken van leraren is belangrijk. “Het <strong>onderwijs</strong> zet nu een ontwikkeling in die inde gezondheidszorg ongeveer 25 jaar geleden is gestart. Onder druk van onder andere deverzekeraars is in de zorg de noodzaak van evidence based werken gestart. Bijvoorbeeld bijvroegtijdige onderkenning van problematieken”, aldus Taco. Om het cyclisch en methodischwerken van leraren te stimuleren zijn binnen de stichting afspraken gemaakt, bijvoorbeeld doorde LC-functie in dat licht te positioneren (innovatieve taken en de coachende rol).Pagina 20/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)6 Ecorys (2011). Evaluatie op de Wet op de beroepen in het <strong>onderwijs</strong>. Eindrapport. Rotterdam/Den Haag:Ecorys/Ministerie van OC&W.7Idem.


4.2.4 Kennisontwikkeling op schoolniveau staat onder drukKennis beweegt zich in de hoofden van mensen en tussen mensen. Maar voor het leren met envan elkaar is in een tijd van weinig formatie en weinig financiële middelen minder ruimte. Datwordt door de geïnterviewden als problematisch gezien. Er is al veel onderzoek verricht naar deinvoering van door de overheid opgelegde <strong>onderwijs</strong>vernieuwingen. Zoals Van den Berg enVandenberghe (1999) 8 in ‘Succesvol leidinggeven <strong>aan</strong> <strong>onderwijs</strong>innovaties: investeren inmensen’ constateerden leiden veel <strong>onderwijs</strong>vernieuwingen niet tot bevredigende<strong>onderwijs</strong>kundige resultaten. En daar worden verschillende verklaringen voor gegeven,waaronder het ontbreken van een reëel tijdpad om een <strong>onderwijs</strong>kundige verandering door tevoeren. Die tijdsklem speelt ook bij de invoering van <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> een rol. De theoreticusPogrow heeft (in genoemd boek) vastgesteld dat één van de mythen is dat <strong>onderwijs</strong>gedrag vanleraren simpelweg door cursussen, conferenties en artikelen kan veranderen. Ook hetpresenteren van nieuwe begrippen, zoals adaptief <strong>onderwijs</strong> (en nu ‘ondersteuning’ in plaatsvan ‘zorg’) heeft geen effect zonder programma’s, zorgvuldig ontwikkelde materialen enprocedures voor invoering op kleine schaal.De constatering van Van den Berg en Vandenberghe is van belang in het licht van deprofessionaliseringsagenda. Bij <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> wordt nadrukkelijk de centrale rol van deleraar benoemd. De leraren vormen het menselijk kapitaal van het <strong>onderwijs</strong>. Daarom heeft deminister extra geld uitgetrokken om de leraren de (financiële) mogelijkheid te bieden voorprofessionalisering. Voor de professionalisering van docenten en schoolleiders is in 2012 100miljoen euro en vanaf 2013 structureel 150 miljoen euro beschikbaar. Deze gelden worden <strong>aan</strong>de besturen toegekend en worden niet geoormerkt. In de bestuursovereenkomsten tussen OCWen de sectororganisaties zijn wel afspraken gemaakt over de opbrengsten van het <strong>onderwijs</strong> dekomende jaren. Voor de samenwerkingsverbanden, besturen en scholen ligt hier een uitdagingom de professionaliseringsgelden zo in te zetten dat ze <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> ten goede komen.Daar ligt dan ook de mogelijkheid om een verbinding te maken tussen kwaliteitsbeleid en<strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> (zie ook het advies van de EC<strong>PO</strong>, 2011, Passend beleid, beleid <strong>passend</strong>?).Bij de uitwerking is vooral veel <strong>aan</strong>dacht voor professionalisering in de zin van(master)opleidingen en cursussen. Uit ander onderzoek 9 blijkt dat de <strong>onderwijs</strong>praktijk pasverandert wanneer leraren als belanghebbenden participeren in de vormgeving van die beoogdepraktijk en juist leren door het in de praktijk uit te proberen, te reflecteren met elkaar en hetstapsgewijs invoeren van een nieuw programma. En daar is tijd voor nodig, die nu door debezuinigingen onder druk komt te st<strong>aan</strong>. Met het oog op behoud van expertise is het niet alleenzinvol om in te zetten op verdere professionalisering in de vorm van ‘formele leervormen’, zoalscursussen of opleidingen, maar zeker ook een deel van de middelen in te zetten voor hetfaciliteren van informeel leren, zoals collegiale consultatie, intervisie en het samen werken enleren in de klas.Een andere oplossingsrichting is dat er wordt opgeschaald naar regionaal en landelijk niveau alshet scholing en kennisuitwisseling betreft. In de verschillende interviews wordt benadrukt datdoor de bezuinigingen op de scholen minder tijd beschikbaar zal zijn om kennis te delen, teonderzoeken en de bevindingen vast te leggen en te borgen. Het primaat ligt bij het primaireproces (handen in de klas) en daar zal de formatie vooral voor worden ingezet. Door samen metandere scholen in bijvoorbeeld kennisgemeenschappen te participeren, kan van elkaar worden8Berg, R. van den en Vandenberghe, R. (1999). Succesvol leidinggeven <strong>aan</strong> <strong>onderwijs</strong>innovaties:Pagina 21/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)investeren in mensen. Alphen <strong>aan</strong> den Rijn: uitgeverij Samson9Bijvoorbeeld: Castelijns, J., Koster, B. & Vermeulen, M. (2009). Vitaliteit in processen van collectief leren.Utrecht: Interactum.


geleerd. De door de Onderwijs<strong>raad</strong> (2011) 10 voorgestelde netwerken van scholen,universiteit(en), hogescholen en <strong>onderwijs</strong>ontwikkelaars in UOC’s (universitaire <strong>onderwijs</strong>centra)kunnen ondersteunend zijn bij het verder ontwikkelen en verspreiden van expertise en kennisover de doelgroepen.In het jaarplan van het LECSO worden ook verschillende initiatieven benoemd rondomexpertise-ontwikkeling, zoals het zorgdragen voor overdracht c.q. implementatie vanonderzoeksresultaten bij scholen via onder andere ‘expertisemakelaars’.Leren van en met elkaar, Stichting AlteriusEén van de strategische keuzes van de Stichting Alterius is het leren van en met elkaar en hetkennis delen met partners. Dat gebeurt op alle lagen binnen de organisatie, van bestuurder toten met leraar. Om dit te bewerkstelligen wordt het zogenaamde ‘watervalprincipe’ gehanteerd,vertelt Taco Bisscheroux. De bestuurder heeft dit punt (kennis delen) in zijn eigen jaarplanst<strong>aan</strong>, de directeuren ook en die sturen de afdelingsdirecteuren daar weer op <strong>aan</strong>. Bij de lerarenkomt dit thema ‘kennis delen en innoveren’ terug in onder andere het informele personeelsblad,de website maar ook op de Alteriusdag (één keer per jaar) in het mini-symposium waarbij <strong>aan</strong>innovatieve activiteiten <strong>aan</strong>dacht wordt besteed.Alterius heeft de ambitie om uit te groeien tot een kenniscentrum, waarin teamleden en partnershun kennis en ervaring met elkaar delen, onderzoek uitvoeren en methodieken uitwerken.Daartoe werkt Alterius samen met andere so-organisaties en kennispartners als hogeschool enuniversiteit. Het idee is om de ambulant begeleiders nieuwe stijl, de <strong>onderwijs</strong>consulenten vande toekomst, deel uit te laten maken van dit centrum. In dat expertisecentrum worden ookcursussen en leermiddelen ontwikkeld, zowel ten behoeve van de eigen scholen als voor hetregulier <strong>onderwijs</strong>.In de toekomst ziet Taco twee bedreigingen: de eerste heeft te maken met de neiging om naarbinnen te kijken, en dus niet meer te investeren in de samenwerking. Een tweede bedreigingontstaat door de bezuinigingen waardoor de (v)so-scholen nauwelijks meer beschikken overeen vrije ruimte voor leraren en <strong>onderwijs</strong>ondersteunend personeel voor kennisontwikkeling enonderzoek.Pagina 22/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)Leren van en met elkaar, SSOEEen van de directeuren, Theo Goossens, maakt zich vooral zorgen om het ‘implementeren enborgen van de expertise’. De relatie met de wetenschap waarbij theoretische kennis in depraktijk wordt toegepast en getoetst, is van cruciaal belang voor het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>.Door de bezuinigingen in het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> zullen de klassen groter worden en zal het<strong>onderwijs</strong>ondersteunend personeel (OOP) meer ingezet worden ten behoeve van het primaireproces als ze niet in het RDDF worden geplaatst. Het zijn de intern begeleiders enorthopedagogen, samen met de leraren in een LC-functie, die een verbinding leggen metonderzoek en de wetenschap en voor de praktische vertaalslag zorgen op de eigen school.Zij introduceren nieuwe programma’s, geven ondersteuning bij het ontwikkelen van nieuweproducten en begeleiden bij de invoering. De scholen voor <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> zullen in veelmindere mate in staat zijn om de contacten met de universiteiten en de hogescholen tefaciliteren.Een oplossingsrichting is de versterking van de inhoudelijke samenwerking met collega-scholenop bovenregionaal niveau. Zo worden nu landelijk al verschillende initiatieven genomen in onderandere het Mytyl<strong>onderwijs</strong> om expertise te delen en te bundelen.Op landelijk niveau kan het LECSO hierbij een taak vervullen volgens de SSOE. Praktisch doorde instandhouding van de expertise- en taakgroepen. Maar ook om op landelijk niveau de10Onderwijs<strong>raad</strong> (2010). Ruim b<strong>aan</strong> voor stapsgewijze verbeteringen. Den Haag: Onderwijs<strong>raad</strong>.


kennis en expertise meer te bundelen en zorg te dragen voor brede toegankelijkheid van dieexpertise. Deze wens sluit <strong>aan</strong> bij het onlangs gepubliceerde activiteitenplan van het LECSO.4.3 Expertise van ‘experts’ in en om scholenPer definitie is er meer expertise <strong>aan</strong>wezig binnen het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> in de vorm vandeskundigen die deel uitmaken van de schoolformatie dan binnen reguliere basisscholen enscholen voor voortgezet <strong>onderwijs</strong>. In de WEC, artikel 40b, is bepaald dat op elke school voor<strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> (cluster 3 en 4) in ieder geval een Commissie voor de Begeleiding (CvB)<strong>aan</strong>wezig is. Zo is op een cluster 3-school voor langdurig zieke kinderen onder andere eenverpleegkundige <strong>aan</strong>wezig en op een school voor cluster 4-<strong>onderwijs</strong> een gedragsdeskundige.De CvB’s hebben een wettelijke taak als het gaat om de begeleiding en ondersteuning van deleerlingen binnen het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>. En die opdracht kan nog worden verbreed doorsamenwerking met externe deskundigen.In een brochure van het NJI ‘In wisselwerking samen sterker’ (2011) wordt <strong>aan</strong> de CvB eencentrale taak toegedicht als het gaat om de verbinding met zowel het ZAT van het regulier<strong>onderwijs</strong> als de <strong>aan</strong>sluiting bij een eigen ZAT voor het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>. Bij dit laatste overlegzoekt de CvB de verbinding met externe (zorg)partners en de gemeente om voor leerlingen inhet <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> adequate <strong>onderwijs</strong>zorgarrangementen te kunnen bieden. Hieronder hetoverzicht uit genoemde notitie met betrekking tot de expertise van de CvB.Bron: NJI (2011). In wisselwerking samen sterker. Utrecht: NJI.Het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> en een verbreed CvBVoor het merendeel van de leerlingen op het Altra College is <strong>onderwijs</strong> alleen niet voldoende.Uit onderzoek blijkt dat ongeveer 70% van de leerlingen een GGZ-verleden heeft. Een goedesamenwerkingsrelatie tussen (<strong>speciaal</strong>) <strong>onderwijs</strong> en jeugd(gg)zorg is cruciaal voor dezejongeren. En dat start met een integraal beeld van het kind (en zijn/haar gezin). Dit krijgt bij Altraconcreet vorm op de onderst<strong>aan</strong>de wijzen.a Door een medewerker van de GGZ <strong>aan</strong> te laten sluiten bij de Commissie voor deBegeleiding (CvB). Bij het so in Amsterdam is dat al gerealiseerd, voor het vso is het nogin ontwikkeling. De Bascule gaat die uren leveren en de gemeente bekostigt de uren dieniet uit de dbc betaald kunnen worden.b Door medewerkers van Altra Jeugdzorg in te zetten voor extra begeleiding voor leerling enouders in de vorm van trainingen (WS Art, Triple P) en ouderbegeleiding.Pagina 23/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)Op deze manier kan vanaf de start van de leerling op het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> eventueel al eenzorgprogramma worden ingezet ten behoeve van de leerling en zijn/haar ouders. Momenteelkan het Altra College een beroep doen op consulenten van de Bascule (academisch centrum


voor kinder- en jeugdpsychiatrie), maar de afstemming en samenwerking moet sterker en beter.De <strong>aan</strong>sluiting bij de CvB is een stap in de goede richting, volgens Vincent Fafieanie.Verder wordt nagedacht over de mogelijkheid om de deskundigheid van CvB-leden meerpreventief in te zetten. Dat kan onder andere door de expertise beschikbaar te stellen voor deZAT’s van het regulier <strong>onderwijs</strong>, als consult of bij de toeleiding. Over de taakstelling van deCvB in het kader van <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> wordt intern de komende m<strong>aan</strong>den nog verdernagedacht.Een andere voor de hand liggende mogelijkheid is dat de leden van de CvB ingezet worden bijde toekenning van een <strong>onderwijs</strong>zorgarrangement voor leerlingen die naar het <strong>speciaal</strong><strong>onderwijs</strong> worden verwezen. De leden van de CvB hebben ervaring met het opstellen van eenintegratief diagnostisch beeld van kinderen en jongeren en het opstellen van eenontwikkelingsperspectief. En die deskundigheid en praktijkervaring kan een goede <strong>aan</strong>vullingzijn op de deskundigheid van andere leden van een toewijzingscommissie. Op dit moment is deinvulling van de AMvB over de deskundigheid die <strong>aan</strong>wezig moet zijn bij de toekenning vanarrangementen voor het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> nog niet bekend.4.4 Het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> zelf over ‘expertise en toegevoegde waarde’Een van de punten die uit bovenst<strong>aan</strong>d overzicht naar voren komt is dat de expertise verderreikt dan <strong>onderwijs</strong> alleen. In de toelichting staat: “Om leerlingen met specifieke problemen teonderwijzen heeft het gespecialiseerd <strong>onderwijs</strong> vooral de kennis en expertise in huis om allelevensdomeinen van de leerling te verbinden: kennis en expertise van de stoornis(sen), enrevalidatiemogelijkheden, <strong>onderwijs</strong>behoefte, zorgbehoefte, arbeid/werken, wonen, vrije tijd,instroom naar vervolg<strong>onderwijs</strong> en op alle aspecten en variaties die daarbinnen best<strong>aan</strong>.”Ook uit de vraaggesprekken met de collega’s uit het veld blijkt dat juist deze brede expertiseover de verbinding tussen <strong>onderwijs</strong>, wonen, vrije tijd en werk als meerwaarde wordt gezien. Ditspecialisme is niet in korte tijd over te dragen maar veelal gebaseerd op jarenlange ervaring en‘leren met elkaar’.Door de samenwerking met ketenpartners uit de zorg zijn scholen voor <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> in degelegenheid om een integrale <strong>aan</strong>pak te bieden, een ‘driemilieusvoorziening’ te vormen, een‘breed ZAT-overleg’ te houden ten behoeve van leerlingen op de eigen school of een ‘6-12-24-uurs voorziening’ te realiseren. In de vraaggesprekken werden verschillende vormen vanexpertise benoemd. De brede expertise die het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> heeft door de samenwerkingmet zorg(instellingen) werd in alle vraaggesprekken het meest expliciet benoemd. Gevolgd doorde expertise van het personeel zelf.Zoals ook uit de kennisgebieden blijkt, wordt in het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> nauw samengewerkt metandere zorgpartners, zoals een zorginstelling of een psychiatrische kliniek. Hierin zijnverschillende situaties te onderscheiden:- een volledige integratie van jeugdzorg en <strong>onderwijs</strong> (zoals bij Altra het geval is);- scholen voor so/vso die een vaste samenwerkingsrelatie of een convenant hebben meteen zorginstelling/psychiatrische kliniek (zie de voorbeelden van De Zwengel en SSOE);- scholen die voor bepaalde <strong>onderwijs</strong>zorgarrangementen samenwerken met (een)(zorg)partner(s) (als in het voorbeeld van Alterius).Pagina 24/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)Integratie <strong>onderwijs</strong> en jeugdzorg binnen AltraDat <strong>onderwijs</strong> en jeugdzorg in één organisatie zitten is historisch gegroeid en geen bewustekeuze geweest, zo vertelde Ella Kalsbeek, bestuurder van Altra, op een congres over ‘Onderwijsen Jeugdzorg’, november 2011. Twee disciplines onder één dak geeft de mogelijkheid om tweesoorten deskundigheid met elkaar te verbinden.


“Hoe meer we er bij Altra over nadachten hoe meer we overtuigd raakten van het idee dat eenkind beter geholpen kan worden als je dat thuis en op school vanuit één visie en één <strong>aan</strong>pakdoet en hoe meer we doordrongen raakten van het feit dat dat ook consequenties zou moetenhebben voor onze organisatie”, aldus Ella Kalsbeek. Zo zijn er twee afdelingen ontst<strong>aan</strong>, waarinjeugdzorg en <strong>onderwijs</strong> geïntegreerd worden. Een afdeling voor kinderen jonger dan 12 jaar enéén afdeling voor jongeren ouder dan 12. Beide afdelingen hebben een geïntegreerde leidingzowel wat inhoud als <strong>aan</strong>sturing betreft. Vanuit jeugdzorg worden verschillende trainingengegeven binnen schooltijd, zoals ‘moreel denken’, omg<strong>aan</strong> met agressie. Een ander voorbeeldis de gezinswerker die de school als vertrekpunt heeft en vervolgens contacten legt naar dethuissituatie van een leerling. Op de geïntegreerde afdelingen trekken degedragswetenschapper vanuit de jeugdzorg en de zorgcoördinator van de school samen op.Met deze ontwikkeling is het juist mogelijk om <strong>onderwijs</strong> te ontzorgen volgens Kalsbeek.Onderwijs kan zich weer richten op zijn kerntaak: het geven van <strong>onderwijs</strong>.Multifocale trajectenVanuit deze geïntegreerde benadering denkt Altra beter in staat te zijn om de kennis diebeschikbaar is, en verder wordt ontwikkeld, naar andere scholen en ouders van leerlingen toe tebrengen. Daarnaast streeft Altra naar een meer intensieve samenwerking met de jeugd GGZ ende zorg voor kinderen met een verstandelijke beperking. In haar toespraak geeft Ella Kalsbeekdaar een voorbeeld van, namelijk de inzet van meer multifocale trajecten. Dat wil zeggen datprogramma’s en methodieken worden toegepast waarbij zowel jeugdzorg als psychiatrie insamenhang worden ingezet. Bijvoorbeeld, een jongere krijgt dagbehandeling bij de Bascule(een kinder- en jeugdpsychiatrische kliniek) en Altra doet de begeleiding van ouders tijdens enna de behandeling. En de school zal extra begeleiding nodig hebben om deze leerling in dieperiode zo goed mogelijk te laten functioneren.Vanuit drie deskundigheden een optimaal <strong>onderwijs</strong>zorg<strong>aan</strong>bod maken is de uitdaging. Metdeze geïntegreerde <strong>aan</strong>pak zijn drie verschillende geldstromen gemoeid. De <strong>aan</strong>vraag voordeze bekostiging doen Altra en de Bascule vervolgens samen.De Zwengel, so/vso-school cluster 4De Zwengel is een so/vso-school, verbonden <strong>aan</strong> de Herlaarhof, een centrum voor kinder- enjeugdpsychiatrie. Het specifieke <strong>onderwijs</strong>zorgarrangement dat deze school biedt bestaat uit decombinatie van <strong>onderwijs</strong> en zorg en bovendien geldt voor elke leerling één kind, één plan. DeZwengel werkt vanuit de kracht van de verbinding, vertelt Els van Rosmalen, directeur van deschool. “Vanuit het gedachtegoed ‘één kind, één plan’ is er altijd sprake van een verbinding van<strong>onderwijs</strong>- en zorgdoelen. Wij ontwikkelen onze <strong>onderwijs</strong>arrangementen in samenwerking metonze zorgpartners en vanuit de drie dimensies: <strong>onderwijs</strong>, zorg en gezin. Respect voor deauthenticiteit van het kind is hierbij leidend en biedt het kader om een kind met behulp van zijnof haar <strong>onderwijs</strong>arrangement opnieuw in balans te brengen.”De Zwengel heeft diverse <strong>onderwijs</strong>zorgprogramma’s ontwikkeld in samenwerking metHerlaarhof. Een voorbeeld:- <strong>onderwijs</strong> <strong>aan</strong> leerlingen met lees- en spellingsstoornissen.Leerlingen in de leeftijd van 4-20 jaar bij wie ernstige lees- en spellingsstoornissen zijnvastgesteld. Voor deze leerlingen vormen neuro-psychologische behandeling, remedial teachingen een specifieke <strong>aan</strong>sturing binnen de klas de basis van <strong>onderwijs</strong> op maat.Pagina 25/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)


Stichting Speciaal Onderwijs Eindhoven (SSOE)De toegevoegde waarde van de scholen en externe dienst van SSOE is volgens AddieSmolders, bestuurder van SSOE, de combinatie van <strong>onderwijs</strong> en zorg. Alle scholen van SSOEhebben belangrijke (zorg)partners waarmee ze samenwerken. Of het nu gaat om eenrevalidatie-instelling, een instelling voor kinderen/jongeren met een licht verstandelijkebeperking of een audiologisch centrum. Vanuit het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> leveren we ‘dubbel’.“Het regulier <strong>onderwijs</strong> hoeft dan die zorg niet te regelen, we brengen de zorg mee”, aldusSmolders.De Mgr Bekkersschool gaat samen met haar partner Lunetzorg een nieuwe multifunctioneleaccommodatie betrekken in 2014. Daarin zal naast de school een orthopedagogischdagcentrum gehuisvest worden met 56 kindplaatsen. In het gebouw zal verder buitenschoolseopvang en vakantieopvang gerealiseerd worden en zullen op maat gemaakte<strong>onderwijs</strong>zorgarrangementen plaatsvinden voor die kinderen die dat nodig hebben.De Mytylschool Eindhoven, de externe dienst van SSOE en het revalidatiecentrum Blixemboschhebben gezamenlijk een <strong>aan</strong>tal arrangementen ontwikkeld en uitgezet. Hierbij valt te denken<strong>aan</strong> voorschoolse educatie, het schrijfcentrum, gezamenlijke intake, diagnostiek en begeleiding,behandeling <strong>aan</strong> kinderen/jongeren met een motorische beperking.Voor alle doelgroepen waarvoor SSOE nu <strong>onderwijs</strong> en begeleiding verzorgt wil de stichting (optermijn) ook een ‘full service’-centrum zijn: cluster 3: kinderen/jongeren met verstandelijkebeperkingen en lichamelijke beperkingen eventueel in combinaties zmlk/mg; lg/mg. Cluster 2:slechthorende leerlingen en leerlingen met ernstige taalspraakproblemen; eventueel incombinatie met verstandelijke beperkingen; zowel so als vso.Het is niet de bedoeling dat de ondersteuning op alle levensgebieden door SSOE zelf ged<strong>aan</strong>wordt. Dat gebeurt in samenwerking met externe partners. “We organiseren dat deondersteuning er komt en in de ambulante trajecten brengen wij als dat nodig is de zorg mee”,vertelt Addie. En ze vervolgt: “Onderwijs is en blijft de spil van onze taak, ons best<strong>aan</strong>srecht,maar om deze leerlingen te bieden wat zij nodig hebben om zo volwaardig mogelijk teparticiperen in de samenleving willen wij ook de andere ondersteuning organiseren.”Stichting AlteriusDe expertise van het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> is volgens Taco Bisscheroux, bestuurder bij deStichting Alterius, dat men in staat is om <strong>onderwijs</strong> en zorg te combineren in samenwerking metverschillende organisaties. Onderwijs, werken en behandelen g<strong>aan</strong> hand in hand.Daarnaast is er vooral binnen de cluster 4-scholen het vermogen om incidenten met leerlingente beperken. En als deze zich toch voordoen, dan heeft de school de deskundigheid in huis omhet verloop van het incident te kanaliseren. Dan gaat het om orthopedagogische expertise vanschoolteams en de inzet van bepaalde methodieken.Pagina 26/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)Vorig jaar is de expertise van de school nog op een andere wijze ingezet. In juni 2010 is destichting Practech opgericht, een stichting die vak<strong>onderwijs</strong> verzorgt voor jongeren van 18-30jaar. Twee eigen leerkrachten namen het initiatief, schreven een businessplan dat ze met debestuurder bespraken en die legde dit vervolgens ter goedkeuring voor <strong>aan</strong> de Raad vanToezicht. “Sinds enige tijd is dit nu van de grond gekomen, weliswaar kleinschalig, maar hetloopt steeds beter”, aldus Taco Bisscheroux. Het vak<strong>onderwijs</strong> wordt deels ook voor eigenalumni gegeven. Op Practech worden cursussen metselen, lassen, dakdekken, et cetera.<strong>aan</strong>geboden samen met het UWV. Naast de vakgerichte opleiding wordt ook de socialeontwikkeling meegenomen in het <strong>aan</strong>bod: hoe blijf je beleefd, hoe toon je op een gewenstemanier assertief gedrag. Ervaren professionals (vaklui) die bijvoorbeeld werkloos ofarbeidsongeschikt zijn geworden, worden ingezet. Zo snijdt het mes <strong>aan</strong> twee kanten


Zoals gezegd is het nodig om te schakelen met andere organisaties die <strong>onderwijs</strong> en zorgbieden om de leer-, ontwikkelings- en <strong>onderwijs</strong>vraagstukken van kinderen met een beperkingte kunnen beantwoorden. Maar het gevaar bestaat dat het partnerschap ‘doodgeregeld’ wordt.En dat is niet altijd in het belang van kinderen en jongeren. Taco legt in zijn manier van werkensterk het accent op het tonen en stimuleren van ondernemerschap. Als het niet lukt om langs deformele wegen tot samenwerking te komen, dan ervaart hij het toch als een opdracht om teblijven zoeken naar andere manieren om verder te komen. “Daarbij is communicatie, ook overogenschijnlijk kleine dingen, van essentieel belang”, zegt Taco.Dit zijn slechts enkele voorbeelden van de vele gespecialiseerde <strong>onderwijs</strong>zorgarrangementendie door het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> in de afgelopen jaren al gerealiseerd zijn en waarin de expertisevan het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> in samenhang met de deskundigheid van andere partners wordtingezet. Juist vanuit die gezamenlijke verantwoordelijkheid kunnen resultaten voor kinderenworden geboekt. Een bepaalde mate van ondernemerschap kan daarbij niet worden gemist.4.5 Expertise en beeldvormingIndien bij de start van een nieuw SWV <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> geen <strong>onderwijs</strong>continuüm bestaatheeft het SWV de keuze: of dat specifieke <strong>onderwijs</strong><strong>aan</strong>bod wordt binnen het eigen SWVontwikkeld of de leerling kan gebruikmaken van een al best<strong>aan</strong>d <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong><strong>aan</strong>bod ineen nabijgelegen samenwerkingsverband. Indien het SWV kiest voor het ontwikkelen van eennieuw <strong>onderwijs</strong><strong>aan</strong>bod, dan hoeft dat niet automatisch te betekenen dat die opdracht <strong>aan</strong> het<strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> wordt verleend. Het kan zijn dat er voor een tussenvoorziening wordtgekozen of dat men het regulier voortgezet <strong>onderwijs</strong> benadert met de vraag om bijvoorbeeldeen <strong>aan</strong>bod te ontwikkelen voor leerlingen met een <strong>aan</strong> autisme verwante stoornis (ASS) meteen diplomagericht uitstroomprofiel op havo/vwo-niveau. Het bestuur van het SWV moet hierinweloverwogen keuzes maken. Bij deze afweging spelen vanzelfsprekend inhoudelijkeoverwegingen een rol, zoals de <strong>aan</strong>wezige competenties van onderwijzend en<strong>onderwijs</strong>ondersteunend personeel en de expertise in het samenwerken met externezorgpartners. Maar daarnaast is ook de beeldvorming over de <strong>aan</strong>wezigheid van expertise vanbelang.Onderst<strong>aan</strong>de afbeelding, overgenomen uit onderzoek van De Jager en Schuman (2011) 11 , laatzien dat verschillende percepties in het geding kunnen zijn als het gaat om <strong>aan</strong>wezige expertise.Het gaat enerzijds om het beeld dat de (v)so-school/AB-dienst heeft van haar eigen expertise.Dat beeld moet in een gewenste situatie zo veel mogelijk overeenkomen met de feitelijkeexpertise van de school. Daarnaast heeft de (v)so-school/AB-dienst te maken met debeeldvorming vanuit het regulier en ander <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>. Dan gaat het om de expertise diede (v)so-school wordt toegedicht. Als het goed is valt dat beeld samen met de expertise die hetsamenwerkingsverband ook van de (v)so-school verwacht. In de toelichting op onderst<strong>aan</strong>deafbeelding schrijven De Jager en Schuman: “Voor de scholen voor <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> lijkt hetvan belang het gearceerde gedeelte zo groot mogelijk te laten zijn, waarbij haar gepercipieerdeexpertise zo veel mogelijk samenvalt met haar feitelijke expertise en waarbij die expertise ooknog eens gewenst en erkend wordt door het betreffende samenwerkingsverband.”Pagina 27/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)11 De Jager, W. & Schuman, H. (2011). Ambulante begeleiding en <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong>. Een verkenning vande actuele literatuur. Interne publicatie. Tilburg/Wijk <strong>aan</strong> Zee: Fontys OSO/Heliomare.


Bron: De Jager, W. & Schuman, H. (2011). Ambulante begeleiding en <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong>. Een verkenningvan de actuele literatuur. Interne publicatie. Tilburg/Wijk <strong>aan</strong> Zee: Fontys OSO/Heliomare.Dat betekent dat van de (v)so-scholen in elk geval verwacht mag worden dat zij transparant enhelder de expertise kunnen definiëren en deze ter beschikking willen en kunnen stellen van desamenwerkingsverbanden en de reguliere scholen. De <strong>aan</strong>wezige expertise kan worden ingezetop het niveau van de (v)so-school, maar ook ten behoeve van flexibele arrangementen of eentussenvoorziening. Het streven is immers om de ondersteuning nog meer naar de leerling (inhet regulier <strong>onderwijs</strong>) te brengen. In elk samenwerkingsverband zullen hiervoormaatwerkoplossingen gerealiseerd moeten worden, waarbij ‘gebruikmaken van de expertise dieal <strong>aan</strong>wezig is’ een voor de hand liggend advies is.Duidelijk zal moeten zijn waar en bij wie die expertise zich in de speciale school bevindt (goedopgeleid personeel) of anders binnen haar netwerk, bijvoorbeeld binnen de afdeling revalidatieof bij de jeugdzorginstelling waarmee de school intensief samenwerkt en <strong>onderwijs</strong>zorgarrangementenrealiseert.De <strong>aan</strong>wezige expertise kan in het verplichte schoolondersteuningsprofiel worden verwoord.Pagina 28/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)


5 SCHOOLONDERSTEUNINGSPROFIEL EN ONDERWIJSONDERSTEUNINGS-ARRANGEMENTEN5.1 SchoolondersteuningsprofielEén van de manieren om de beeldvorming over het (voortgezet) <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> tebeïnvloeden is om concreet inzicht te geven in het ondersteuningsprofiel van de school.Elke school, dus ook voor <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>, heeft de wettelijke verplichting om eenschoolondersteuningsprofiel (SOP) op te stellen. Daarin staat voor welke leerlingen metspeciale <strong>onderwijs</strong>(ondersteunings)behoeften de school expertise in huis heeft om een <strong>passend</strong><strong>onderwijs</strong>(ondersteunings)<strong>aan</strong>bod te doen en voor welke kinderen niet. De invulling van hetschoolondersteuningsprofiel hangt af van de expertise van de school en de inhoudelijke keuzesen afspraken die binnen het samenwerkingsverband zijn gemaakt. De vervolgvraag is dan ook:voor welke leerlingen heeft het samenwerkingsverband een vraag <strong>aan</strong> het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>?Omgekeerd is het ondersteuningsprofiel van de scholen niet los te zien van de afspraken in hetsamenwerkingsverband over de verdeling van de bekostiging. Een schoolondersteuningsprofielmoet immers betaalbaar zijn en het totale zorgbudget van het samenwerkingsverband dientvoldoende te zijn om een continuüm <strong>aan</strong> <strong>onderwijs</strong>ondersteuning te financieren.Als is vastgesteld dat een leerling toelaatbaar is tot het (voortgezet) <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> wordt deondersteuning afgestemd op de <strong>onderwijs</strong>behoefte van de leerling en gericht op hetontwikkelingsperspectief van de leerling. Het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> kent verschillendearrangementen. Allereerst de <strong>onderwijs</strong>arrangementen die verbonden zijn <strong>aan</strong> de locatie van de(v)so-school. Daarnaast hebben veel (v)so-scholen <strong>onderwijs</strong>ondersteuningsarrangementen dieonderdeel uitmaken van een tussenvoorziening (Op de Rails of Herstart) of een arrangementvoor leerlingen met speciale <strong>onderwijs</strong>behoeften in het regulier <strong>onderwijs</strong> (zoals bijvoorbeeld viaobservaties van leerlingen, begeleiding van leerkrachten, co-teaching en videointeractiebegeleiding).5.2 Modellen schoolondersteuningsprofielEr zijn verschillende modellen denkbaar (en al in omloop) om een ondersteuningsprofiel tebeschrijven. In het referentiekader van de <strong>PO</strong>-Raad staat een voorbeeld voor het regulier<strong>onderwijs</strong> en het voorbeeld voor het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> wordt half april 2012 verwacht. Eenschoolondersteuningsprofiel kan globaal de volgende onderdelen bevatten:1 Algemene gegevens- Contactgegevens.- Onderwijsvisie/schoolconcept.- Relevante kengetallen leerlingenpopulatie, waaronder overzicht leerlingenstromen enleerlingen<strong>aan</strong>tal per uitstroomprofiel.2 Onderwijs<strong>aan</strong>bod en basiskwaliteitHet algemene <strong>onderwijs</strong><strong>aan</strong>bod van de school. Voor het vso in de vorm van deuitstroomprofielen dagbesteding, arbeidstoeleiding en diplomagericht. Een meer gedetailleerdoverzicht van uitstroomprofielen staat vermeld in het project ‘Passende perspectieven’, (2011).Bij het so kan dit bijvoorbeeld beschreven worden <strong>aan</strong> de hand van de kerndoelen (bijvoorbeeldde kerndoelen van het basis<strong>onderwijs</strong> of de kerndoelen ZML).Pagina 29/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)Het regulier <strong>onderwijs</strong> zal voor de basiskwaliteit gebruikmaken van de standaarden uit hettoezichtkader van inspectie. Die worden over het algemeen als een minimum basiskwaliteitbeschouwd. Op een vergelijkbare manier kan voor het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> voor de basiskwaliteitgebruikgemaakt worden van de standaarden uit het toezichtkader van inspectie (bijvoorbeeldkwaliteitsbeleid, leerlingenzorg en opbrengstgericht werken). Voor afspraken over basiskwaliteit


kunnen ook andere instrumenten worden gebruikt, zoals de Kwaliteitsnorm Speciaal Onderwijs,die scholen een kader biedt voor het opzetten van een certificeerbaar kwaliteitsmanagementsysteem.3 Onderwijszorgarrangementen.Welke arrangementen biedt de school? Miedema en anderen (2010) 12 hebben vijf velden van<strong>aan</strong>dacht geformuleerd binnen de werkwijze van Indiceren Vanuit Onderwijsbehoeften (IVO). Inhet conceptreferentiekader (december 2011) zijn deze vijf velden overgenomen.1 Hoeveelheid <strong>aan</strong>dacht/handen in de klasPer arrangement <strong>aan</strong>geven of er individueel of groepsgericht wordt gewerkt (of eencombinatie), gemiddelde groepsgrootte en welke functies (OP en OOP) worden ingezet2 OnderwijsmateriaalWelke specifieke <strong>onderwijs</strong>materialen zijn nodig/wenselijk, gebruik van bepaaldemethodieken/programma’s.3 ExpertiseHierbij gaat het om de kennis en ervaring van leraren op het gebied van het omg<strong>aan</strong> metspeciale <strong>onderwijs</strong>behoeften van leerlingen. Hier wordt ook de expertise beschreven vanhet <strong>onderwijs</strong>ondersteunend personeel (denk <strong>aan</strong> CvB-leden, jobcoaches).4 Fysieke omgevingBeschrijving van praktische voorzieningen zoals een verzorgingsruimte, timeoutvoorziening,liften in het schoolgebouw, maar ook een prikkelarme omgeving.5 Verwevenheid andere instantiesBeschrijving van de samenwerking met externe instanties, zoals jeugdzorg,revalidatiekliniek. Welke <strong>onderwijs</strong>zorgarrangementen worden in samenhang gegeven?Daarbij ook <strong>aan</strong>dacht voor de verantwoordelijkheidsverdeling.NB. Binnen cluster 2 is ervoor gekozen om de <strong>onderwijs</strong>zorgarrangementen <strong>aan</strong> de hand vanbovenst<strong>aan</strong>de vijf punten uit te werken. Op dit moment wordt daar<strong>aan</strong> de laatste hand gelegd.Daarbij worden de arrangementen beschreven vanuit het perspectief van het <strong>onderwijs</strong>.4 Grenzen <strong>aan</strong> het <strong>onderwijs</strong>Voor welke groep leerlingen kan de school geen <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong>arrangement bieden?5 AmbitiesWelke <strong>onderwijs</strong>arrangementen/expertise wil de school de komende tijd ontwikkelen?Welke eventuele andere ambities heeft de school?5.2.1 Uitstroomprofiel en doelgroepenEr zijn groepen leerlingen waarvoor de scheidslijn ‘cluster 3’ en ‘cluster 4’ onnatuurlijk is. Dangaat het om leerlingen die meer overeenkomsten dan verschillen in hun <strong>onderwijs</strong>behoeftehebben. Het is <strong>aan</strong>nemelijk dat een bepaald <strong>onderwijs</strong>(zorg)arrangement voor verschillendedoelgroepen leerlingen kan gelden. In de publicatie ‘Passend <strong>onderwijs</strong>, anders beschikken’schrijven de auteurs dat niet de verschillen tussen leerlingen, maar de verschillen in instructieen begeleiding belangrijk zijn. Uit onderzoek blijkt immers dat er wel veel verschil is in doorpsychodiagnostiek vastgestelde kenmerken, maar niet veel in benodigde didactische <strong>aan</strong>pak.Pagina 30/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)12 Miedema (I., Timmerhuis, A., Jepma, I. & Vegt, A.L. van der (2010). Profileren en indiceren – IVO.Utrecht: Sardes.


Zo is er weinig verschil in de wijze waarop leerlingen met een leerstoornis en leerlingen metsociaal-emotionele problemen leren (Fletcher en anderen, 2005). 13Voor het vso kan bijvoorbeeld het uitstroomprofiel leidend zijn bij het toe te kennen<strong>onderwijs</strong>arrangement. Het IVA onderzoek (2010) 14 naar de resultaten van de smalleexperimenten beschrijft een experiment waarbij cluster 3- en 4-leerlingen op dezelfde locatieworden ingeschreven en dus anders geclusterd. Bij de start van het Orion College VSO in 2008is gewerkt vanuit een visie op geïntegreerd <strong>onderwijs</strong>. Dat houdt in dat op deze schoolleerlingen met verschillende problematieken bij elkaar <strong>onderwijs</strong> krijgen, ingedeeld op basis vanuitstroomprofielen. Bij de intake is niet de problematiek van de leerling doorslaggevend maarzijn of haar mogelijkheden qua uitstroomprofiel en interesses. In genoemd onderzoeksverslagstaat de volgende beeldende uitspraak van één van de respondenten: “Clustergericht denkenmatcht niet altijd met de behoefte van leerlingen”.Even verderop staat: “Aan een meer gemêleerde doelgroep leerlingen lesgeven gaat natuurlijkniet van vandaag op morgen. Daarbij speelt professionalisering, maar ook bijvoorbeeldhuisvesting een rol. De docenten hebben veel extra scholing gehad om te leren werken met deverschillende doelgroepen.” Bij het geschikt maken van één van de vso-scholenvoor leerlingen met (meervoudige) lichamelijke beperkingen moet gedacht worden <strong>aan</strong> het<strong>aan</strong>brengen van liften, verzorgingsruimten, fysio- en ergotherapieruimten, et cetera.Deze indeling op basis van uitstroomprofielen vso, wordt ook benoemd in ‘Duiden en doen’(2011) 15 . Daarin staat: “In de praktijk kennen vso-scholen maar zelden meer dan drieuitstroombestemmingen. Omdat er maar drie uitstroombestemmingen zijn, heeft nuancering vande <strong>onderwijs</strong>behoeften die verdergaat dan dat ze past bij één van de drie uitstroombestemmingen,geen praktische toegevoegde waarde.”SSOEDe Mytylschool heeft in de afgelopen jaren ervaren dat steeds meer leerlingen met een indicatiekiezen voor het regulier <strong>onderwijs</strong>. De directeur van de school, Theo Goossens verwacht datdeze tendens de komende jaren nog zal doorzetten. En dat is wat hem betreft een goedeontwikkeling. Voor de school zelf betekent het wel dat het lastiger wordt om voor ongeveer 75leerlingen in het vso het gehele palet <strong>aan</strong> uitstroomprofielen vervolg<strong>onderwijs</strong> te bieden. Dedirecteur hoorde onlangs dat een andere Mytylschool (so/vso-school) ervoor gekozen heeft omeen duidelijke knip <strong>aan</strong> te brengen in het vso tussen de onderbouw- en de bovenbouwafdeling.Met dien verstande dat leerlingen die in het vso het uitstroomprofiel vervolg<strong>onderwijs</strong> (diplomagerichtvmbo BBL, KBL en T) kunnen volgen in principe na de brugperiode de overstap makennaar het regulier <strong>onderwijs</strong>. Het uitgangspunt is: de leerling met uitstroomprofielvervolg<strong>onderwijs</strong> gaat na het so of na de onderbouw vso naar het regulier <strong>onderwijs</strong>, mits…In het kader van de toewijzing van de <strong>onderwijs</strong>arrangementen is het dan relevant om die ‘mits’te kunnen concretiseren, samen met het regulier <strong>onderwijs</strong>.5.2.2 CAREBAGSSEen ander model dat gebruikt zou kunnen worden binnen het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> is het modelCAREBAGSS van Minnaert (in Knorth, Minnaert en Ruijssenaars, 2005). Dit theoretisch modelbiedt een wetenschappelijk onderbouwd kader voor zowel het <strong>onderwijs</strong> als de zorg, dus voor13Fletcher, J.M., Denton, C. & Francis, D.J. (2005). Validity of alternative Approaches for identification oflearning disabilities: operationalizing unexpected underachievement. Journal of learning disabilities, Vol. 38,nr. 6, p. 545-552.Pagina 31/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)14 Vijfeijken, M. van & Schilt-Mol, T. van (2011). Evaluatie subsidieregeling. Smalle experimenten <strong>passend</strong><strong>onderwijs</strong> nader bekeken. IVA:Tilburg.15Struiksma, C. Kernimplementatieteam leerlijnen (2011). Duiden en Doen. SPSO: Utrecht.


Daarin wordt inzichtelijk uit welke componenten een <strong>onderwijs</strong>zorgarrangement kan best<strong>aan</strong>.Net als bij CAREBAGSS is ook bij dit model <strong>aan</strong>dacht voor <strong>aan</strong>sluiting bij zowel de leerling alshet gezin.Bron: Radema, D., Veen, D. van, Verheij, F. & Wouters, R. (2005). <strong>Samen</strong> beter, beter samen, Onderwijszorgarrangementenin het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>. Utrecht: NJI.5.2.4 Schoolondersteuningsprofiel en doelgroepenIn het hierboven beschreven model wordt uitgeg<strong>aan</strong> van de <strong>onderwijs</strong>behoefte van leerlingen enhet gespecialiseerde arrangement dat de (v)so-school kan bieden. Het is ook mogelijk om het<strong>onderwijs</strong><strong>aan</strong>bod van het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> te beschrijven voor bepaalde doelgroepenleerlingen. De ondersteuningsmogelijkheden van de school moeten dan wel handelingsgerichtworden geformuleerd. Daarbij is het wel zaak na te g<strong>aan</strong> of het <strong>onderwijs</strong>ondersteuningsarrangementzo specifiek is dat het alleen een <strong>passend</strong> <strong>aan</strong>bod is voor genoemde doelgroepleerlingen of dat ook andere leerlingen hiervan kunnen profiteren.Pagina 33/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)


6 SPECIFIEKE DOELGROEPEN IN HET (V)SO6.1 Specifieke doelgroepenIn het overzicht ‘<strong>speciaal</strong> en specialistisch’ wordt gesproken over 18 doelgroepen leerlingen inhet (v)so. Dit zijn leerlingen die zijn <strong>aan</strong>gewezen op een orthopedagogisch-orthodidactischarrangement. Zoals eerder gezegd, hebben de meeste leerlingen in het (v)so niet alleengespecialiseerd <strong>onderwijs</strong> nodig, maar een combinatie van <strong>onderwijs</strong> en zorg/behandeling.In de nieuwe situatie van <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> is het geen automatisme dat deze doelgroepenleerlingen een arrangement zware zorg krijgen. Dit wordt toegelicht in de beantwoording vanéén van de Kamervragen:“De leden vragen welke specifieke groepen de regering in beeld heeft, die in ieder geval in<strong>aan</strong>merking komen voor zware zorg, zoals ernstig meervoudig gehandicapte kinderen”. Hetantwoord van de minister luidt: “Ernstig meervoudig gehandicapte leerlingen vallen inderdaadonder de zware ondersteuning. De inzet van het nieuwe stelsel is echter niet om op basis vanafbakening van specifieke groepen te komen tot toedeling van zware ondersteuning. Uitg<strong>aan</strong>devan het handelingsgericht onderzoek naar de ontwikkelingsmogelijkheden enondersteuningsbehoefte van de leerling zal moeten worden bepaald of deze in <strong>aan</strong>merking komtvoor zware vormen van ondersteuning. De regering is van mening dat de afweging of zwareondersteuning van toepassing is, het beste op het niveau van het samenwerkingsverband kanworden gemaakt en niet op landelijk niveau.”Dat neemt niet weg dat de verwachting is dat een groot deel van deze doelgroepen eenarrangement zal krijgen op één van de (v)so-schoollocaties. Enkele doelgroepen leerlingen dienu voornamelijk in het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> zitten, worden in dit hoofdstuk nader besproken.Pagina 34/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)6.2 (Ernstig) meervoudig gehandicapte leerlingenAls gevolg van de invoering van de Wet op de expertisecentra en de bijbehorendeleerlinggebonden financiering (LGF) is voor een groeiende groep kinderen met een groteondersteunings- c.q.. zorgbehoefte en een laag IQ een wettelijke basis ontst<strong>aan</strong> om <strong>onderwijs</strong> tevolgen binnen het (<strong>speciaal</strong>) <strong>onderwijs</strong>. Door de sector zijn in het ‘Manifest Onderwijs <strong>aan</strong> zeerlaag functionerende kinderen’ 17 zorgen geuit en voorstellen geformuleerd. In genoemd Manifeststaat: “Een <strong>aan</strong>tal basisvoorwaarden, zoals formatieve inzet, huisvesting, vervoer van en naarschool, materialen en middelen gebaseerd op een curriculum, goede afspraken metleerplichtambtenaren en <strong>onderwijs</strong>inspectie én mogelijkheden voor <strong>aan</strong>vullingen vanuit deAWBZ, zijn op dit moment volstrekt onvoldoende om <strong>aan</strong> de complexe hulpvraag van dezeleerlingen tegemoet te komen.” In deze situatie is nog nauwelijks iets gewijzigd. Voor scholendie <strong>onderwijs</strong> verzorgen <strong>aan</strong> deze doelgroep leerlingen zijn de consequenties van debezuinigingen extra nijpend.Bij de behandeling van het wetsvoorstel <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> in de Tweede Kamer in maart 2012is een motie (nr. 73 (33106) <strong>aan</strong>genomen waarin de regering wordt verzocht om:- ten eerste te bewerkstelligen dat de politieke leiding van de departementen van OCW enVWS gezamenlijk met de VNG nog in 2012 een duurzame oplossing uitwerkt die <strong>passend</strong><strong>onderwijs</strong> en begeleiding op basis van de (gedecentraliseerde) AWBZ zo goed mogelijk opelkaar doen <strong>aan</strong>sluiten;- ten tweede in overleg met de sectororganisaties in het <strong>onderwijs</strong> nog in 2012 eenprocedure uit te werken waardoor de plaatsing van ernstig meervoudig gehandicapteleerlingen in een voor hen <strong>passend</strong>e school gerealiseerd kan worden met zo min mogelijkprocedurele en administratieve belasting voor ouders en de betrokken scholen, ondermeer door een voorbeeldafspraak in het Referentiekader op te nemen.17WEC-Raad en LVC3 (2008). Manifest Onderwijs <strong>aan</strong> zeer laag functionerende kinderen. Utrecht.


De uitwerking van deze motie zal dus in de loop van dit kalenderjaar gebeuren.Als het gaat om afspraken binnen het samenwerkingsverband over deze doelgroep leerlingendan zijn de volgende twee punten relevant. Het eerste heeft te maken met het gegeven dat vooreen substantieel deel van deze (E)MG-leerlingen geldt dat zij nooit ‘gezien’ zullen worden doorde besturen van het regulier <strong>onderwijs</strong> in het samenwerkingsverband: noch bij instroom, noch bijuitstroom. Daardoor bestaat de kans dat er geen of onvoldoende reserveringen gemaaktworden (om plaatsen vrij te houden voor deze groep). Hier ligt een opdracht voor het <strong>speciaal</strong><strong>onderwijs</strong> zelf om de samenwerkingsverbanden te wijzen op deze doelgroep en de hiermeesamenhangende bekostiging.Daar de voorzieningen voor de EMG-leerlingen zeer kostbaar zijn, ligt het voor de hand dat het<strong>aan</strong>bod niet in elk samenwerkingsverband zal komen. Afstemming tussensamenwerkingsverbanden zal nodig zijn, waarbij over plaatsing en financiering afsprakengemaakt moeten worden.Addie Smolders van SSOE vertelde dat ze met een <strong>aan</strong>tal samenwerkingsverbanden afsprakenheeft gemaakt om in ieder geval de komende jaren geld te reserveren voor de bekostiging vande doelgroep MG-leerlingen. “We realiseren ons dat dit niet in alle samenwerkingsverbanden zallukken om meerjarige afspraken te maken.”6.3 LVG-leerlingen met ernstige gedragsproblemenAl snel na de invoering van de leerlinggebonden financiering was duidelijk dat de groepleerlingen met een licht verstandelijke beperking (LVG) en ernstig probleemgedrag tussen dewal en het schip van cluster 3 en 4 dreigde te vallen. Volgens de best<strong>aan</strong>de indicatie-criteria ishet niet altijd direct duidelijk waar de leerling thuishoort. Bovendien heeft niet elke cluster 3- of4-school een <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong>ondersteuningsarrangement voor deze leerlingen. In de nieuwte vormen SWV zal niet altijd een geschikt <strong>onderwijs</strong>ondersteunings<strong>aan</strong>bod voor deze groepleerlingen <strong>aan</strong>wezig zijn. Dan zijn vragen <strong>aan</strong> de orde als:- Op welke (v)so-scholen komt deze doelgroep leerlingen voor?- Hebben we een <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong>ondersteunings<strong>aan</strong>bod?- Zo nee, is het mogelijk en wenselijk om expertise van scholen te bundelen? Denk daarbijook <strong>aan</strong> samenwerking/afstemming met het praktijk<strong>onderwijs</strong>.- Of moeten we afspraken maken met <strong>aan</strong>palende samenwerkingsverbanden waar wel eengeschikt <strong>aan</strong>bod is?In het eerder <strong>aan</strong>gehaalde onderzoek ‘<strong>Samen</strong> beter, beter samen’ (v. Veen en anderen, 2005)is één van de conclusies dat <strong>aan</strong>passing van de klassendeler van 12 leerlingen binnen een<strong>onderwijs</strong>zorgarrangement voor deze doelgroep gefaciliteerd dient te worden. “De ervaring leertdat voor een in omvang beperkte groep ZML-leerlingen met zeer ernstige schoolbelemmeringen(‘zmolk’ers’ en leerlingen met ASS) <strong>aan</strong>passing van de <strong>onderwijs</strong>leersituatie (inclusiefverkleining van de groepsgrootte) voor langere tijd en vaak ook structurele inzet van zorg nodigis. Als die de grootte van zeven tot acht leerlingen overschrijdt zijn de voorwaarden voor hetbieden van <strong>onderwijs</strong> niet meer <strong>aan</strong>wezig. In REC cluster 3 met een klassendeler van 12 ofREC cluster 4 onderbouw (met verbrede toelating voor ZML-problematiek) is klassenverkleiningbinnen een <strong>onderwijs</strong>zorgarrangement standaard een vereiste.”Het onderzoek dat door RENN4 is uitgevoerd naar LVG-leerlingen in cluster 4-scholen 18 komttot een vergelijkbare conclusie. De scholen van RENN4 hebben geconstateerd dat de laatstejaren steeds meer LVG-leerlingen met ernstig probleemgedrag worden <strong>aan</strong>gemeld. In eenPagina 35/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)18 Nienhuis, J. (2002). <strong>Werken</strong> met LVG-leerlingen in cluster 4-scholen. Groningen: RENN4.


onderzoek is nageg<strong>aan</strong> wat een zo optimaal mogelijk <strong>onderwijs</strong>(zorg)arrangement voor dezeleerlingen kan zijn. In het onderzoeksrapport worden de onderst<strong>aan</strong>de <strong>aan</strong>bevelingen ged<strong>aan</strong>.- De speciale <strong>aan</strong>pak van LVG-leerlingen met ernstig probleemgedrag maakt eenhomogene groepssamenstelling, een speciale groep voor deze leerlingen, noodzakelijk.- Wanneer ervan uitgeg<strong>aan</strong> wordt dat er één of meerdere aparte LVG-groepen wordensamengesteld op de scholen dan zal de groep uit niet meer dan zes leerlingen moetenbest<strong>aan</strong>, of uit maximaal acht wanneer er een gediplomeerde klassenassistent <strong>aan</strong>wezigis. De leeftijd van de leerlingen in de groep(en) kan variëren van 8 tot 12 jaar en van 12 tot16 jaar. Voor de laatste groep is een klassenassistent niet mogelijk. Het <strong>aan</strong>tal leerlingenin de groep moet dan beperkt blijven tot zes.- Voor de vormgeving van het pedagogisch klimaat voor deze LVG-groep verwijst hetonderzoek naar het basisleerklimaat voor leerlingen met gedragsstoornissen en voorleerlingen met diffuse ontwikkelingsstoornissen beschreven door J. Vieijra (1997) incombinatie met de notitie ‘Van inzicht tot uitzicht’, interne publicatie RENN4 (2000)- Gezien hun grote mate van onzelfstandigheid en afhankelijkheid heeft een voorbereidingop werk in een vertrouwde situatie de voorkeur. Via de <strong>aan</strong>geboden modules kan eeninterne stage, dat wil zeggen een stage binnen de instellingen van het cluster 4-<strong>onderwijs</strong>,plaatsvinden. De volgende stap is dan toeleiding naar arbeid via een externe stage.- Omdat het hier waarschijnlijk zal g<strong>aan</strong> om een beperkt <strong>aan</strong>tal leerlingen is samenwerkingmet andere instellingen, zoals een vso-zmlk-school of een school voor praktijk<strong>onderwijs</strong><strong>aan</strong> te bevelen.Bundelen van expertiseDe praktijkschool in de regio Eindhoven heeft ongeveer 20 leerlingen met een rugzak cluster 3,vooral zmlk. De ambulante begeleiding vanuit cluster 3 is niet zozeer op de individueleleerlingen gericht, maar meer op het systeem. Er is veel geïnvesteerd in bijvoorbeeldklassenmanagement. Het gaat hier vooral om de groep LVG-leerlingen met ernstigegedragsproblemen. Deze groep leerlingen zit in de regio verspreid over verschillendescholen/voorzieningen, constateert Henk Smeets, directeur van zmlk Mgr. Bekkersschool. “Alshet gaat om een <strong>passend</strong> <strong>aan</strong>bod dan is het goed om in gesprek te g<strong>aan</strong> met het regulier en<strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> in de regio en de gemeente om te bekijken of we voor deze groep leerlingenniet onze expertise moeten bundelen. Je hebt een bepaalde massa nodig om de expertiseverder te ontwikkelen”, aldus Henk.Beide onderzoeken (van NJI en RENN4) concluderen dat deze groep leerlingen een intensiever<strong>onderwijs</strong>ondersteuningsarrangement nodig heeft dan de cluster 3- en 4-scholen kunnenbekostigen. De huidige groepsgrootte (en zeker de groepsgrootte na de bezuinigingen) is in demeeste groepen cluster 3- en 4-<strong>onderwijs</strong> te groot. Voor deze leerlingen zal in het<strong>onderwijs</strong>arrangement tot uitdrukking moeten komen wat noodzakelijk is om <strong>aan</strong> de <strong>onderwijs</strong>enondersteuningsbehoefte van deze leerlingen tegemoet te komen. Om in de velden van een<strong>onderwijs</strong>arrangement te spreken heeft dat met tijd (groepsgericht/individuele <strong>aan</strong>dacht/<strong>aan</strong>talleerlingen in de groep en handen voor de groep) te maken, maar ook met voorzieningen(meubilair, leermiddelen) en de intensieve samenwerking met de zorginstellingen. In ‘<strong>Samen</strong>beter, beter samen’ wordt geadviseerd om de inzet van LVG-zorginstellingen en de GGzkrachtig te bevorderen.Pagina 36/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)Wat de bekostiging betreft is het denkbaar dat (op termijn) voor deze leerlingen geenondersteuningscategorie 1, maar ondersteuningscategorie 2 of 3 wordt afgesproken in hetsamenwerkingsverband. Of het in de praktijk ook lukt om dit te verzilveren hangt vanverschillende factoren af, en niet in de laatste plaats van de beschikbare financiën in eensamenwerkingsverband.


6.4 Jongeren in Justitiële Jeugdinstellingen (JJI) en JeugdzorgPlusVoor de JJI en JeugdzorgPlusinstellingen blijft ook bij <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> de regeling van decapaciteitsbekostiging gelden. Zolang jongeren in de JJI of JeugdzorgPlus zitten, drukt dat nietop het budget van het samenwerkingsverband. De huidige regelgeving, waarbij leerlingen die deJJI of JeugdzorgPlusinstelling verlaten een automatische indicatie voor één jaar voor cluster 4mee krijgen komt met ingang van de nieuwe wet te vervallen. Wanneer deze leerlingen uit deJJI of jeugdzorgPlus uitstromen, melden ze zich <strong>aan</strong> bij één van de scholen van eensamenwerkingsverband. In het wetsvoorstel (artikel 40, zestiende lid, WEC) is opgenomen dateen school verbonden <strong>aan</strong> JJI of jeugdzorgPlus op het moment van plaatsing van een leerlingafspraken maakt met het samenwerkingsverband van herkomst van de leerling over deterugkeer van die leerling. De praktijkervaring echter leert dat slechts een kleine groepleerlingen ook daadwerkelijk terugstroomt naar de school van herkomst.Bij <strong>aan</strong>melding bij een reguliere of speciale school in het samenwerkingsverband geldt dezorgplicht. Zodra de leerling wordt toegelaten op één van de andere scholen voor <strong>speciaal</strong><strong>onderwijs</strong> binnen het samenwerkingsverband, drukt de leerling wel op het budget van hetsamenwerkingsverband.Het samenwerkingsverband zal deze groep leerlingen niet altijd goed in beeld hebben. Dit heeftte maken met de spreiding van de JJI- en JeugdzorgPlusvoorzieningen over het land. Door definanciële betrokkenheid van het samenwerkingsverband bij deze groep jongeren zal voor dezegroep <strong>aan</strong>dacht moeten uitg<strong>aan</strong> naar de planning en reservering van plaatsen op het momentdat de leerling in de JJI of JeugdzorgPlusinstelling wordt geplaatst. Complicerende factor is datdit, gelet op de niet evenredige spreiding van voorzieningen, voor samenwerkingsverbandenverschillend kan uitpakken.6.5 Leerlingen in (semi)residentiële instellingenVoor leerlingen die in (semi)residentiële instellingen verblijven is de afstemming tussen<strong>onderwijs</strong> en zorg van wezenlijk belang; deze leerlingen zijn immers afhankelijk van eenmultidisciplinaire en intersectorale <strong>aan</strong>pak. De zorgindicatie voor deze leerlingen is leidend voorplaatsing op een speciale school: leerlingen in (semi)residentiële instellingen krijgenautomatisch toegang tot het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>. Dit geldt zolang de leerling in behandeling is.Daarna gaat de leerling naar één van de scholen in het samenwerkingsverband. Dat kan voorsommige leerlingen het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> zijn/blijven, maar dan moet wel detoelatingsprocedure voor het (v)so worden doorlopen. In de meeste gevallen zullen deleerlingen na behandeling terugkeren naar het regulier <strong>onderwijs</strong>. Aangezien deze leerlingenover het algemeen een korte periode in behandeling zijn, vervult het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> hier perdefinitie een taak als schakel<strong>onderwijs</strong> en ketenpartner.De minister heeft besloten om de plaatsbekostiging van de leerlingen die in (semi)residentiëleinstellingen verblijven te versleutelen over de samenwerkingsverbanden in het budget zwareondersteuning (totale budget gebudgetteerd op het niveau van 2008). De kosten voor leerlingendie op een residentiële instelling worden geplaatst, worden betaald door hetsamenwerkingsverband van de school waar de leerling stond ingeschreven vóór plaatsing ofdoor het samenwerkingsverband waar de leerling woont als de leerling vóór plaatsing nog nietstond ingeschreven op een school.Uit het rapport Plaats voor plaatsbekostiging in <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong>? 19 , komen de volgendegetalsmatige gegevens.Pagina 37/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)19 Hover, C. (2010). Verkenning. Plaats voor plaatsbekostiging in <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong>? Den Haag: smets+hover+ adviseurs.


“Beperken we ons tot cluster 3 en 4, exclusief JJI en gesloten jeugdzorg, dan gaat het om 97scholen. Die scholen hebben op in totaal 181 (neven)vestigingen leerlingen in plaatsbekostiging.Het <strong>aan</strong>tal leerlingen op residentiële plaatsen op schoolniveau geeft het volgende beeld: eencluster 3-school met residentiële plaatsen heeft gemiddeld 12% van de leerlingen op eendergelijke plaats. Terwijl in een cluster 4-school met residentiële plaatsen deze maar liefst 75%van het leerlingen<strong>aan</strong>tal uitmaken.”De <strong>PO</strong>-Raad heeft in haar brief van 12 januari jongstleden nogmaals <strong>aan</strong>dacht gevraagd voordeze groep leerlingen. “De voorwaarde voor budgettering zou moeten zijn dat de groei of krimpin de <strong>aan</strong>tallen zorgindicaties die worden afgegeven doorvertaald moet worden in de budgettenvoor het <strong>aan</strong>tal leerlingen met zware ondersteuningsbehoefte. Groei in de zorg mag niet leidentot lagere ondersteuningsbudgetten in het <strong>onderwijs</strong>.”Zolang dit niet geregeld is, betekent het een extra punt van <strong>aan</strong>dacht voor desamenwerkingsverbanden.Hans du Prie, bestuurder van Horizon, bepleitte tijdens zijn presentatie op het congres‘Jeugdzorg en <strong>onderwijs</strong> samen, sterker, slimmer’ (25 oktober 2011) het leidende principe van<strong>onderwijs</strong> als het gaat om kinderen/jongeren die in een (semi)residentiële instelling verblijven.Ook bij deze jongeren gaat het uiteindelijk om het opleiden tot een volwaardige plaats in desamenleving en <strong>onderwijs</strong> speelt daarbij een cruciale rol. Daarnaast benadrukte Du Prie hetbelang van vroegtijdige interventies. In veel (maar niet alle) gevallen zit de jeugdigevoorafg<strong>aan</strong>d <strong>aan</strong> de plaatsing op een school (regulier of <strong>speciaal</strong>) van hetsamenwerkingsverband. In dat voortraject is er in elk geval een zekere verantwoordelijkheidvoor het samenwerkingsverband om te proberen te voorkómen dat jeugdigen residentieelmoeten worden opgenomen (voor zover <strong>aan</strong>passingen in de inhoud en inrichting van het<strong>onderwijs</strong> daar<strong>aan</strong> zouden kunnen bijdragen). Daarmee zou het regulier <strong>onderwijs</strong> wel eenmogelijkheid hebben om bij sommige leerlingen ervoor te zorgen dat de plaatsing in eenresidentiële instelling uiteindelijk niet nodig is.In het verlengde hiervan verwees Du Prie naar de recente kabinetsvisie op de jeugdzorg, waarhet accent wordt gelegd op tijdige interventies en veel <strong>aan</strong>dacht voor de ondersteuning vanouders. De kabinetsvisie is mede gebaseerd op onderzoek in de jeugdzorg waaruit blijkt dat inde huidige praktijk te vaak pas op een relatief laat tijdstip residentiële plaatsing <strong>aan</strong> de orde is,waar wellicht beter eerder kort, maar intensief kan worden ingegrepen. Dit is een belangrijkonderzoeksgegeven dat eigenlijk haaks staat op een praktijk waarin vaak te lang, te voorzichtiggeprobeerd wordt de leerling in de eigen (school)omgeving te begeleiden. In de woorden vanDu Prie zijn interventies met de kenmerken kort, kordaat en krachtig in sommige gevallen beterop z’n plaats. Daarbij is het wel belangrijk dat het om een geïntegreerde interventie gaat(leerling, gezin en school). Dat zijn in de regel duurdere interventies. Maar wel met deverwachting dat een vroegtijdig geïntegreerd traject z’n vruchten zal afwerpen.Hiermee wordt in onze ogen het belang onderstreept om bij twijfel over een juiste <strong>aan</strong>pak bij eenleerling (en het uitblijven van het gewenste resultaat) vroegtijdig een beroep te doen opdeskundigen (uit het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> of zorginstelling).Pagina 38/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)6.5.1 DoorstroomNa afloop of na de beëindiging van de behandeling, hebben de jongeren geen recht meer opeen plek op de school voor <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>. In de praktijk, en ook uit onderzoek (Smeets,2008), blijkt dat het moeilijk is om de jongeren vervolgens op een school voor regulier <strong>onderwijs</strong>te plaatsen. Smeets stelt dat er meer mogelijkheden moeten zijn om deze jongeren te plaatsenop een school voor regulier <strong>onderwijs</strong>, dan wel terug te plaatsen op de school van herkomst.Daarbij zou moeten worden voorzien in adequate handelingsadviezen en <strong>passend</strong>e


ondersteuning. In de huidige situatie kan voor een <strong>aan</strong>tal leerlingen gebruikgemaakt worden vande terugplaatsing ambulante begeleiding (TAB). Maar de TAB wordt wegbezuinigd met ingangvan 1 augustus 2013. Dat betekent dat er voor geen van de leerlingen nog sprake is vanbekostigde begeleiding bij de overgang van <strong>speciaal</strong> naar regulier <strong>onderwijs</strong> (tenzij hetsamenwerkingsverband hiertoe besluit).Project ‘Doorplaatsing’“In de praktijk merken we dat het (terug)plaatsen van de leerling niet altijd vanzelfsprekend is”,vertelt Els van Rosmalen. Om voor deze leerlingen een betere continuïteit in hunschoolloopb<strong>aan</strong> te garanderen is De Zwengel samen met de <strong>onderwijs</strong>consulenten het project‘Doorplaatsing’ gestart. Dit project is één van de drie pilots die De Zwengel momenteel uitvoert .Bij deze pilots gaat het om een intensieve samenwerking tussen de leerling (en de ouders), hetregulier en het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> en meestal ook de zorginstelling. Het doel van de pilots is omte komen tot een gedegen begeleiding van het voor- en natraject van een leerling die tijdelijk isgeplaatst op een residentiële plaats binnen het <strong>onderwijs</strong>.Het eerste belangrijke ketenmoment doet zich voor bij de komst naar de (v)so-school. Depreventief ambulant begeleider legt contact met de school van herkomst.Naast (indien mogelijk) een observatie vindt een overdrachtsgesprek plaats waarin vragen <strong>aan</strong>de orde zijn als “Waar loop je tegen<strong>aan</strong>?”en “Wat heb je straks nodig op het moment dat deleerling weer naar jouw school terugkomt?”. De PAB’er zorgt er vervolgens voor dat deverkregen informatie en de dossiergegevens worden overgedragen <strong>aan</strong> de intern begeleider endesbetreffende leerkracht op De Zwengel. Na beëindiging van de behandeling is een soepeleovergang naar de school van herkomst of een goed alternatief een must.Voor de leerlingen die uitbehandeld zijn en dus de school g<strong>aan</strong> verlaten worden de TAB-geldeningezet om de overgang soepel te laten verlopen en expertise over te dragen naar deontvangende school/de werkplek. De werkwijze die wenselijk is bij de overdracht en terugkeervan een leerling in de keten van <strong>onderwijs</strong> wordt op dit moment in beeld gebracht. De warmeoverdacht zal in afstemming met de ketenscholen worden vastgelegd in een set van leidendeoverdrachtsafspraken.Bij de uitwerking van deze pilot gaat het om de concrete invulling van ‘gezamenlijkeverantwoordelijkheid voor leerlingen’. Hoe geef je dat nu daadwerkelijk vorm als het gaat omeen tijdelijke plaatsing in het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>? Wat kun je van elkaar vragen als<strong>onderwijs</strong>organisaties? Wat is de bijdrage van het regulier <strong>onderwijs</strong> en op welke wijze wil hetregulier <strong>onderwijs</strong> geïnformeerd blijven over de leerling? Op welke manier houden regulier en<strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> contact over de leerling: via regelmatige gesprekken, via de mail of vianieuwsbrieven? En hoe worden de leerling zelf en de ouders hierbij betrokken? En wat heeft het<strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> straks het regulier <strong>onderwijs</strong> <strong>aan</strong> expertise te bieden, zodat deze deverantwoordelijkheid voor de leerling weer kan terugnemen? En hoe kunnen het <strong>speciaal</strong> en hetregulier <strong>onderwijs</strong> vanuit hun eigen expertise vorm en inhoud geven <strong>aan</strong> een <strong>passend</strong><strong>onderwijs</strong>arrangement zodat de leerling goed kan terugkeren naar het regulier <strong>onderwijs</strong>?De pilot over de terugplaatsingsarrangementen is gestart in augustus 2011. De verwachting isdat in de m<strong>aan</strong>d juni 2012 hierover een rapportage verschijnt.Pagina 39/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)6.6 Leerlingen met ASS en normale cognitieHet <strong>aan</strong>tal leerlingen met een <strong>aan</strong> autisme verwante stoornis (ASS) is in de afgelopen jarenenorm gegroeid. Daar is onderzoek naar verricht en uit de beantwoording van de Kamervragenkomen de volgende onderzoeksgegevens. “Zowel TNO als het CPB, in het rapport ’Zorg om


zorgleerlingen’ (2009) 20 concluderen dat de groei voor een belangrijk deel toe te schrijven is <strong>aan</strong>de verruiming van de definitie. In 1994 is in het internationale classificatieoverzicht vanpsychiatrische stoornissen DSM IV het autismebegrip uitgebreid met Asperger en PDD-NOS.Veel leerlingen met een <strong>aan</strong> autisme verwante stoornis (ASS) zijn in de afgelopen jaren naar het<strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> verwezen. Uit het CvI-net komen de volgende gegevens: het percentageleerlingen met een indicatie voor autisme in cluster 2 loopt van 4,6% op 1 oktober 2007 op naar16,1% op 1 oktober 2011, in <strong>aan</strong>tallen van 764 naar 2817 leerlingen. Het percentage leerlingenmet een indicatie voor autisme in cluster 4 loopt van 30,2% op 1 oktober 2007 op naar 53,2% op1 oktober 2011, in <strong>aan</strong>tallen van 14.266 naar 34.819 leerlingen.”Uit het onderzoek ‘Leerlingen in Beeld’ (2008) 21 komt naar voren dat van de onderzochte groepASS leerlingen met een cluster 4-indicatie (schooljaar 2006-2007) 85% voor een plaats binnenhet regulier <strong>onderwijs</strong> (met rugzak) kiest. Een tweede constatering is dat de groep leerlingenmet een cluster 4-indicatie in het regulier <strong>onderwijs</strong> veel minder hevige, naar buiten gerichteproblematiek vertoont dan de leerlingen met een cluster 4-indicatie die in het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>zitten.Leerlingen met ASS in het regulier <strong>onderwijs</strong>Door de jarenlange toenemende groep leerlingen met ASS in het regulier <strong>onderwijs</strong> hebbenscholen, maar ook de steunpunten autisme en de AB-diensten veel ervaring opged<strong>aan</strong> met deondersteuning <strong>aan</strong> deze leerlingen en hun leraren. De steunpunten worden wegbezuinigd en deAB-gelden (nog 43% van het oorspronkelijke budget) worden op termijn overgeheveld naar desamenwerkingsverbanden.Om de expertise toch een plek te geven kan dit komende jaar nog benut worden ombijvoorbeeld <strong>aan</strong> de onderst<strong>aan</strong>de twee oplossingsrichtingen te werken.1 De scholen voor <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>, de steunpunten autisme en de ambulante begeleidersbundelen hun ervaringen en brengen de goede voorbeelden met het regulier <strong>onderwijs</strong> inkaart. Denk daarbij <strong>aan</strong> de inrichting van auti-klassen/tussenvoorzieningen, maar ook <strong>aan</strong>tal van korte ondersteuningstrajecten in de vorm van PAB enondersteuningsarrangementen bij de overgang van het po naar het vo en van het vso naarhet mbo.2 Inventariseer bij het regulier <strong>onderwijs</strong> wat de redenen waren om deze leerlingen teverwijzen, en welke ondersteuning het regulier <strong>onderwijs</strong> nodig heeft om deze groepleerlingen verantwoord <strong>onderwijs</strong> te geven. De centrale vraag hierbij is: wat is in deorthopedagogische <strong>aan</strong>pak en ondersteuningsstructuur voor deze jongeren nodig, zodatze een diploma kunnen halen? Aan welke (tijdelijke) ondersteuning heeft het regulier vobehoefte en welke expertise vanuit het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> is hierbij wenselijk? En op welkemanier wordt voorzien in overdracht van expertise na 1 augustus 2015?Leerlingen met ASS in het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>Al vrij snel na de invoering van de lgf-regeling in 2003 werd duidelijk dat er in de meeste REC’sgeen <strong>passend</strong> <strong>aan</strong>bod was voor leerlingen in het vso met ASS die op vmbo-t-, havo- of vwoniveauhet examen konden halen. NB. Dit betreft een deel van de totale populatie leerlingen meteen stoornis in het autistisch spectrum. De enkele scholen die dit <strong>onderwijs</strong><strong>aan</strong>bod indertijd welhadden, onder andere de J.C. Pleysierschool in Den Haag, werden overspoeld door vragen vanleerlingen (en ouders) en hadden het hele jaar door met wachtlijsten te maken. Naderhand zijner allerlei initiatieven in andere REC’s ontplooid om een <strong>passend</strong> <strong>aan</strong>bod voor deze doelgroepleerlingen op te zetten. Het Landelijk Netwerk Autisme heeft daarbij een stimulerende rolPagina 40/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)20 Minne, B., Webbink, D. en Wiel, H. van der (2009). Zorg om zorgleerlingen. Een blik op beleid, <strong>aan</strong>tal enkosten van jonge zorgleerlingen. Den Haag: CPB.21Bijstra, J. en Drost, M. (2008). Leerlingen in beeld. Groningen: RENN4.


gespeeld door de invoering van zogenaamde PASSER-scholen. Ongeveer 30 scholen voorregulier vo en <strong>speciaal</strong> voortgezet <strong>onderwijs</strong> werken binnen het platform PASSER samen <strong>aan</strong>de uitbreiding van mogelijkheden voor leerlingen met autisme om diplomagericht <strong>onderwijs</strong> opniveau te volgen en daarna door te stromen naar het vervolg<strong>onderwijs</strong>. De deelnemendePASSER-scholen zijn beslist niet de enige scholen die eind<strong>onderwijs</strong> bieden <strong>aan</strong> leerlingen metautisme. Inmiddels zijn er allerlei initiatieven ontplooid en samenwerkingsvormen/symbiosetussen het regulier en <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> ontst<strong>aan</strong>, waarin diplomagericht <strong>onderwijs</strong> wordtgegeven <strong>aan</strong> deze groep leerlingen (bijvoorbeeld in auti-klassen).Het is de vraag of in elke regio speciale <strong>onderwijs</strong>voorzieningen of een <strong>speciaal</strong> traject moetkomen voor deze groep leerlingen met ASS. Zoals gezegd zijn er al veel nieuwe initiatievenopgezet de laatste jaren. Maar in sommige regio’s is ook duidelijk geworden dat zo’n specialevoorziening al snel onbetaalbaar wordt. Aanbod genereert vraag. Het is zaak om niet alleen tezorgen voor een <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong><strong>aan</strong>bod, maar ook een betaalbaar <strong>aan</strong>bod. Vooral nu dezegroep leerlingen nog steeds groeit.6.7 Jongeren tussen de 17 en 20 jaarVanuit het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>veld best<strong>aan</strong> zorgen over de leerlingen waar de leerplicht nietmeer voor geldt en die ook niet hoeven te voldoen <strong>aan</strong> de startkwalificatie (wet Kwaliteit VSO),maar nog wel op het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> verblijven: de leerlingen tussen de 17 en 20 jaar.Deze groep leerlingen blijft regelmatig langer binnen het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> (wettelijk VSO tot 20jaar) om ze extra ondersteuning te kunnen geven bij het vinden van een geschikte arbeidsplekof toch de mogelijkheid te krijgen om over te stappen naar het mbo.De kans is niet ondenkbeeldig dat, indien deze leerlingen al van school moeten nadat ze nietmeer leerplichtig zijn, er meer richting dagbesteding zullen g<strong>aan</strong> of vastlopen in de arbeidsmarktdaar ze nog onvoldoende competent zijn.Heeft het samenwerkingsverband voor deze leerlingen een zorgplicht? Het antwoord isbevestigend zolang de leerlingen in het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> verblijven. Bij de bepaling van debudgetten voor de samenwerkingsverbanden heeft OCW de huidige populatie 17-20-jarigeleerlingen in het cluster 3- en 4-<strong>onderwijs</strong> meegerekend. De belangrijke vraag is wat er gebeurtin de periode 2013-2015 (en daarna) als de samenwerkingsverbanden de leerlingen in het vsomoeten herindiceren. Het risico bestaat dat het van het samenwerkingsverband en de financiëleruimte afhangt of een leerling langer in het vso mag blijven. Het is dan <strong>aan</strong> hetsamenwerkingsverband om te bepalen of de besturen de zorgplicht voor deze leerling langerwillen dragen.De <strong>PO</strong>-Raad heeft in eerder genoemde brief van 12 januari 2012 voorgesteld om hetontwikkelingsperspectief leidend te laten zijn voor deze leerlingen, om zo de kans te vergrotendat ze wat langer op de vso-school mogen blijven om het geschetste perspectief te halen. Het isnu nog niet duidelijk of de minister deze suggestie ook overneemt.De extra zorg voor leerlingen houdt niet op als jongeren niet meer leerplichtig zijn. Veel jongerendie nu zijn <strong>aan</strong>gewezen op voortgezet <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> en praktijk<strong>onderwijs</strong> hebben voor deovergang naar werk meer tijd en ondersteuning nodig om de vereiste vaardigheden op te doen.<strong>Samen</strong>werking van besturen (vo en mbo) met gemeenten, ketenpartners en het bedrijfsleven isdaarbij van groot belang. Niet alleen inhoudelijk, maar ook om de pijn van financiële tekorten tedelen in het belang van deze leerlingen. Met de Wet werken naar vermogen, komen er meerinitiatieven op gang om deze samenwerking vorm te geven.Pagina 41/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)


6.8 Nieuwe doelgroepen en leerlingen die thuis (dreigen te komen) zittenNog niet alle leerlingen in de leerplichtige leeftijd ontvangen <strong>onderwijs</strong>. Daar getuigen dejaarlijkse cijfers van thuiszitters van die in de rapporten van Ingrado st<strong>aan</strong>. Het is één van dedoelstellingen van <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> om ervoor zorg te dragen dat er geen thuiszittendeleerlingen meer zijn. Dat is met de nieuwe wet een verantwoordelijkheid van desamenwerkingsverbanden en de <strong>onderwijs</strong>inspectie zal daarop g<strong>aan</strong> toezien.Nieuwe doelgroepenDe (v)so-scholen van Alterius zien kansen om <strong>onderwijs</strong>arrangementen te ontwikkelen voorleerlingen die nu thuis (dreigen te) zitten of geen <strong>onderwijs</strong> ontvangen. Daarbij zoekt de stichtingsteeds naar mogelijkheden die passen bij de eigen kernkwaliteit van het gespecialiseerde<strong>onderwijs</strong>. Alterius heeft toegang tot een groot en divers netwerk van <strong>onderwijs</strong> (po/vo/mbo),arbeidsorganisaties, overheid en zorginstellingen en dit netwerk is de toegang tot ‘nieuwe’doelgroepen. Deze ‘nieuwe doelgroepen’ moeten wel passen binnen het profiel van psychiatrischeproblematiek en moeilijk opvoedbare jongeren. “Het gaat niet om massa-educatie, maar ommaatwerk”, zegt Taco Bisscheroux. Hij ziet de volgende ‘nieuwe doelgroepen’.Ambulant <strong>onderwijs</strong>In de toekomst (en deze trend is al zichtbaar) zal er meer ambulant psychiatrisch ondersteundworden in de thuissituatie van de leerling met bewezen interventies (door de kinderpsychiatrie,medicatie of online). Hierdoor neemt het <strong>aan</strong>tal bedden in de instellingen met <strong>onderwijs</strong> voor dejeugdzorg af. Dat betekent dat er minder leerlingen op de scholen van Alterius komen en dat erleegstand van lokalen ontstaat. Taco heeft de ambitie om ‘ambulant <strong>onderwijs</strong>’ te g<strong>aan</strong> biedenvoor leerlingen die nu nog thuis zitten. Wanneer er een goede Elektronische Leeromgeving (ELO)als didactische leeromgeving kan worden benut, kan de leerling thuis of dichtbij huis ook het<strong>passend</strong>e <strong>onderwijs</strong> volgen. Momenteel wordt deze vorm van <strong>onderwijs</strong>ondersteuning als proefuitgevoerd voor een <strong>aan</strong>tal normaal begaafde leerlingen met een ernstige vorm van autisme.Jongeren die verslaafd zijnEen tweede mogelijke nieuwe doelgroep is ‘Jongeren en middelen’. Vanuit de psychiatrischezorg is voor jongeren met verslavingsproblematiek (drugs, alcohol, gaming) eeninterventieprogramma opgezet. De jongeren zijn zes weken intern en komen uit heel Limburg.Voor deze groep is ook een tijdelijke <strong>onderwijs</strong>voorziening nodig; daarna stromen ze weer terugnaar het eigen reguliere <strong>onderwijs</strong>. Taco: “Wanneer het <strong>onderwijs</strong> <strong>aan</strong>sluit bij de medische zorgen de jeugdzorg, wordt het perspectief van de leerling anders en zorg je ervoor dat ook debehandeling effectiever kan zijn.” De ervaring bij Icarus is dat, door de koppeling van het<strong>onderwijs</strong>programma <strong>aan</strong> de behandelingsinterventies (bijvoorbeeld gericht op zelfkennis), hetprogramma door de jongere beter benut wordt.“Het is vooral een ontdekkingstocht naar hoe het zou kunnen: een financieel model of afsprakenin het samenwerkingsverband zijn nog niet voorhanden”, zegt Taco. “Je bent bezig zonderdekking: ondernemerschap. Dit vraagt om alert zijn, omgevingsgericht zijn, vragen stellen <strong>aan</strong>anderen en vervolgens ideeën voorleggen.”Pagina 42/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)LVG-kinderen met ernstige gedragsproblemenEen derde groep zijn de leerlingen met een licht verstandelijke beperking en gedragsproblemen.Veel van de leerlingen op het internaat Gastenhof vallen tussen wal en schip gezien de ernstvan hun problematiek. De St. Jozef school verzorgt als preferred supplier voor dit internaat het<strong>onderwijs</strong>. Er wordt een hele kleine <strong>onderwijs</strong>voorziening gerealiseerd in het internaat waardooreen deel van de leerlingen <strong>onderwijs</strong> ontvangt in daarvoor ingerichte lokalen op het terrein vanGastenhof in Urmond. Taco hoort terug van de mensen van Gastenhof dat er een <strong>aan</strong>wijsbareverandering bij de jongeren optreedt: ze hebben meer perspectief en gedragen zich rustiger.


7 VAN INDICEREN NAAR ARRANGEREN7.1 Handelingsgericht diagnosticeren en classificerenDe laatste jaren wordt nadrukkelijk afstand genomen van de eerder genoemde, medischgeoriënteerde benadering van de indicering van leerlingen voor de clusters en van deslagboomdiagnostiek: ‘het alles-of-niets principe’. Vooral het labelen van kinderen en jongerenkrijgt veel kritiek. Maar niet altijd terecht. Zo stelt Dolf van Veen in zijn bijdrage <strong>aan</strong> het tijdschriftSpeZiaal 22 dat er soms karikaturen worden gemaakt van de huidige <strong>onderwijs</strong>praktijk. Hij gaatdaarbij expliciet in op de oproep om een halt toe te roepen <strong>aan</strong> het labelen van kinderen. VanVeen vraagt zich af wat er mis is met het benoemen van stoornissen als daar sprake van is.Volgens hem helemaal niets. Hij is het wel eens met de constatering dat er “… geen behoefte is<strong>aan</strong> diagnostiek die het nadenken stopt over het pedagogisch-didactisch handelen en die gaatfunctioneren als louter hefboom voor verwijzing naar het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>.”In het recent verschenen boek ‘Handelingsgerichte diagnostiek in de jeugdzorg’ van Pameijeren Draaisma (2011) 23 wordt ook <strong>aan</strong>dacht besteed <strong>aan</strong> classificeren en worden voor- ennadelen benoemd. De auteurs stellen nadrukkelijk dat classificatie bij handelingsgerichtdiagnosticeren onderdeel is van het diagnostisch proces, en geen eindproduct. “Classificerenkan zinvol zijn als het doel is ouders en kind inzicht te geven in de situatie en duidelijk te makenhoe de omgeving beter kan afstemmen.” En verderop: “Kortom: er is een duidelijk verschiltussen een classificatie en een diagnose volgens HGD (integratief beeld). Een classificatie kanonderdeel zijn van het diagnostisch proces, de onderkenning. Daarna kan een verklaring nodigzijn, alvorens tot een gedegen advies op maat te kunnen komen. Bovenst<strong>aan</strong>de maakt welduidelijk dat bij het handelingsgericht indiceren deskundigen betrokken moeten worden die dewens of noodzaak tot classificeren op waarde kunnen schatten.”7.2 Andere manier van indicerenBinnen de samenwerkingsverbanden <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> worden de leerlingen vanaf1 augustus 2013 niet meer geïndiceerd op basis van landelijke onafhankelijke criteria diegekoppeld zijn <strong>aan</strong> schooltypen binnen het cluster 3-<strong>onderwijs</strong> of <strong>aan</strong> het cluster 4-<strong>onderwijs</strong>.De samenwerkingsverbanden zelf krijgen de opdracht om toewijzingscriteria voor het <strong>speciaal</strong><strong>onderwijs</strong> te formuleren. Het is de bedoeling dat op een handelingsgerichte wijze wordtgediagnosticeerd. Daarbij ligt het accent op wat kinderen/jongeren wel kunnen, hunmogelijkheden en talenten. Het toewijzen van <strong>onderwijs</strong>arrangementen <strong>aan</strong> leerlingen op basisvan hun <strong>onderwijs</strong>behoeften staat centraal. En het zijn de scholen die moeten <strong>aan</strong>geven dat ze‘handelingsverlegen’ zijn en niet of niet langer een <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong><strong>aan</strong>bod kunnen bieden.Dit veronderstelt echter wel dat scholen deze handelingsverlegenheid ook goed kunnenonderbouwen en daar transparant over kunnen rapporteren. Handelingsgericht werken is daarbijeen voorwaarde.22Veen, D. van. Hink-stap-sprong, over <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> en het belang van zorg- en adviesteams,Pagina 43/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)SpeZiaal, 07-2011.23Pameijer, N. & Draaisma, N. (2011). Handelingsgerichte diagnostiek in de jeugdzorg, een kader voorbesluitvorming. Leuven: Uitgeverij ACCO.


Cyclus HGWIn de gro ep6) Uitvoerengroepsplanrealiseren5) Opstellengroepsplano uders4) Clusterenleerlingen me tverge lijkbare<strong>onderwijs</strong>behoeftenplannenwaarnemen1) Groe psoverzicht/evalueren2) Signaler en vanleerlingen metleerlingen specifieke <strong>onderwijs</strong>behoeftenleerkrachtbegrijpen3) Benoemen<strong>onderwijs</strong>behoeftenOPPToewij zingextraond ersteuningZAT/PCLBinnen schoolGroepsbesprekingOudergespr ekLeerlingbesprekingzorgteamOuderge spr ekOndersteuning leerlingAW1 .08PCZJ.0126 (VO6722)en/of leer krachtin de basisschool(Jeugd)zorg <strong>aan</strong> d e leerlingOpvoedingsondersteuning ouders SBO of SO 3 of 4Bron: Arjan Clijsen, KPC Groep, 6 maart 2012In het <strong>onderwijs</strong>verslag (2009-2010) 24 brengt de inspectie onder andere in kaart in hoeverrereguliere basisscholen opbrengstgericht werken, op basis van vijf indicatoren uit hetwaarderingskader. In het jaar 2008-2009 werkte volgens die berekening 37 procent van descholen opbrengstgericht, en in het schooljaar 2009-2010 slechts 30 procent. De teruggang ligtvolgens de inspectie voor een deel <strong>aan</strong> een scherpere beoordeling van één van de indicatoren.Dit geeft een indicatie dat verdere professionalisering op het terrein van handelingsgerichtwerken c.q. opbrengstgericht werken noodzakelijk is, juist ook in het licht van de wens om vanaf2013 handelingsgericht te indiceren. Op verschillende plaatsen in het land wordt al met eeneigen systeem van handelingsgericht indiceren gewerkt (bijvoorbeeld SWV’s in Zoetermeer enomgeving die werken met het eigen model integraal handelingsgericht indiceren.Voor het samenwerkingsverband lijkt het <strong>raad</strong>zaam om goed gebruik te maken van de<strong>aan</strong>wezige expertise met betrekking tot handelingsgerichte diagnostiek. Daarbij kan wordengedacht <strong>aan</strong> de deskundigheid bij de huidige PCL en RVC, vaak collega’s uit het regulier<strong>onderwijs</strong>, <strong>aan</strong>gevuld met leden van de huidige CvI’s, en bijvoorbeeld leden van de Commissiesvoor de Begeleiding op de clusterscholen (psychologen, orthopedagogen, artsen).Het ZAT kan in veel samenwerkingsverbanden een geschikt platform zijn voor de<strong>onderwijs</strong>zorgtoewijzing. Daar zijn immers ook verschillende disciplines verenigd, zowel<strong>onderwijs</strong> als zorg.7.3 Integraal indicerenIn de afgelopen jaren is het belang van één integraal beeld van een leerling (en zijn/haar gezin)steeds meer centraal komen st<strong>aan</strong>. Bij <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> gaat het niet om <strong>onderwijs</strong> alleen.Kinderen en jongeren begeven zich dagelijks op meerdere levensterreinen, zoals gezin, schoolen vrije tijd. Door een beperking, ziekte of ingrijpende gebeurtenis kunnen kinderen in hunontwikkeling belemmerd worden. Voor een goede beoordeling van de ondersteuningsvraagmoet naar alle levensterreinen gekeken worden.Pagina 44/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)24 Inspectie van het Onderwijs (2011). De staat van het <strong>onderwijs</strong>. Onderwijsverslag 2008/2010. Utrecht:Inspectie van het Onderwijs.


Het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> heeft in de afgelopen jaren met verschillende pilots meeged<strong>aan</strong>, zoals‘Kader integraal indiceren’ en de pilots ‘Onderwijs en Jeugdzorg’. In de rapportages over dezepilots wordt de noodzaak van een integrale blik op de omgeving van het kind meer dan eensbenadrukt. Daarbij wordt niet alleen gewezen op de samenwerking van <strong>onderwijs</strong> metzorginstellingen, maar ook op andere (gemeentelijke) ondersteuning zoals binnen de Wmo,schuldhulpverlening, verslavingszorg, et cetera. Het ontwikkelen en invoeren van een nieuwewijze van ondersteuningstoewijzing heeft haast: 1 januari 2013 voor de Wmo, augustus 2013voor <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> en 2014 voor de zorg voor jeugd. Dat het een gemiste kans is om ditgezamenlijk (<strong>onderwijs</strong> en jeugdzorg) te ontwikkelen, is al herhaaldelijk gememoreerd inverschillende adviezen (EC<strong>PO</strong>, 2011).Bron: http://www.integraalindiceren.info/integraalindiceren/download/KaderIntegraalIndiceren.pdfEen ander relevant traject zijn de pilots in het kader van vroegsignalering, ‘Vroeg, voortijdig enintegraal’. Op 26 mei 2011 is de balans opgemaakt van de 11 pilots die drie jaar hebbengedraaid. (zie website: www.vroegvoortdurendintegraal.nl). Daarbij was het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>,samen met een groot <strong>aan</strong>tal (landelijke) ketenpartners in de regio’s uit de zorg, gemeenten enzorgverzekeraars betrokken, met als doel het bouwen <strong>aan</strong> een keten van vroege signalering,diagnostiek, trajectbegeleiding, preventieve gezinsondersteuning en samenhangendearrangementen van <strong>onderwijs</strong> en zorg.Het is mede <strong>aan</strong> het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> om die ervaringskennis en ook de kennis die in deverschillende onderzoeksrapporten staat vermeld, mee te nemen in het overleg met desamenwerkingsverbanden en de zorgpartners als het gaat over de inrichting vanhandelingsgerichte diagnostiek en de toewijzing van <strong>onderwijs</strong>zorgarrangementen voorleerlingen met speciale <strong>onderwijs</strong>behoeften.Pagina 45/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)7.4 Impact voor het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>De impact van deze nieuwe handelingsgerichte en geïntegreerde manier van indiceren enverwijzen c.q. toewijzen naar een plaats in het (v)so zal groot zijn. En dat heeft met allerleifacetten te maken, zoals:- In de huidige situatie is de indicatietermijn drie jaar (in de praktijk soms oplopend tot bijnavier jaar). Straks worden arrangementen <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> toegekend die voor (minimaal)een jaar gelden. Dat kan ook veel langer zijn. Indien een (v)so-school te maken krijgt met


veel eenjarige arrangementen, geeft dat veel onzekerheid (financiën, personeelsbeleid ende extra tijd die nodig is om de leerlingen weer verantwoord terug te plaatsen. Al is datlaatste ook een verantwoordelijkheid van het regulier <strong>onderwijs</strong>).- De huidige indicaties zijn gekoppeld <strong>aan</strong> schoolsoorten (cluster 3) of <strong>aan</strong> cluster 4. Vanaf1 augustus 2013 geldt deze indeling niet meer. Het samenwerkingsverband stelt daneigen criteria op voor toelating tot het (v)so. En het zal per samenwerkingsverbandverschillen welke invulling wordt gegeven <strong>aan</strong> een ‘<strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>arrangement’.Voor alle (v)so-scholen geldt dat ze met een groot <strong>aan</strong>tal samenwerkingverbanden<strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> te maken krijgen. Dus ook met evenzoveel invullingen van een‘<strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>arrangement’. Bestuur en schoolteam zullen met elkaar moetenvaststellen voor welke leerlingen ze een <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong>arrangement kunnenbieden en waar de grenzen liggen van hun deskundigheid en flexibiliteit (tot uitdrukkingkomend in het schoolondersteuningsprofiel).- Het samenwerkingsverband bepaalt niet alleen welke leerlingen in <strong>aan</strong>merking komenvoor een ‘<strong>speciaal</strong> arrangement’, maar ook welk bekostigingsniveau wordt toegekend <strong>aan</strong>dat arrangement. En het is niet moeilijk voor te stellen dat in samenwerkingsverbandenwaar de bezuiniging samen met de verevening erg negatief gaat uitpakken, op dekleintjes wordt gelet. En dat zal mogelijk voor druk zorgen om meer leerlingen dan nu een<strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>arrangement zorgcategorie 1 en 2 toe te kennen dan het duurderearrangement categorie 3. Het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> zal op een transparante wijze een <strong>aan</strong>talfinanciële indicatoren moeten koppelen <strong>aan</strong> de <strong>onderwijs</strong>zorgarrangementen om daarbijzowel de mogelijkheden als ook de grenzen <strong>aan</strong> te geven.Wat verantwoordelijkheden betreft nog het volgende. Het samenwerkingsverband isverantwoordelijk voor de toewijzing naar het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>. Maar het bevoegd gezag vande school voor <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> beslist formeel over de toelating van een leerling.7.5 Referentiekader en pilots over toewijzingHet is mogelijk om de toewijzing van <strong>onderwijs</strong>ondersteuning op verschillende manier vorm tegeven. In het referentiekader <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> wordt onderscheid gemaakt tussen drievormen van toewijzing:a het leerlingmodel;b het schoolmodel;c het expertisemodel.In het referentiekader (februari 2012) 25 worden de voor- en nadelen beschreven van deverschillende modellen. Het is ook mogelijk om een ‘gemengd model’ te kiezen.In de afgelopen m<strong>aan</strong>den hebben verschillende pilots <strong>onderwijs</strong>zorgtoewijzing plaatsgevonden.Van één van de pilots, een pilot in de Z<strong>aan</strong>streek, is een boekje uitgekomen: ‘Indiceren enarrangeren, met organisatiemodel IVO <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong>’. <strong>Samen</strong>werkingsverbanden kunnenhier hun voordeel mee doen. Op verschillende landelijke bijeenkomsten over <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong>wordt <strong>aan</strong>dacht besteed <strong>aan</strong> deze (en andere) manieren van <strong>onderwijs</strong>ondersteuningstoewijzing.Pagina 46/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)Toekennen van arrangementenIn het experiment Eemland bestaat nu al ruimte om dossiers van leerlingen van de vo-, po- en(v)so-scholen uit de regio Eemland buiten de CvI om te behandelen. Met ingang van schooljaar2012-2013 is afgesproken dat de scholen voor po en vo zelf verantwoordelijk zijn voor de<strong>aan</strong>vraag van een arrangement. Vanaf komend schooljaar sluit ook cluster 3 <strong>aan</strong> bij dezewerkwijze.25 <strong>PO</strong>-Raad, VO-Raad, MBO-Raad en AOC. Referentiekader <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> (2012)


Op dit moment worden de eerste ervaringen opged<strong>aan</strong> met deze nieuwe werkwijze. Met descholen is de volgende fasering in de ondersteuningsstructuur afgesproken:- de leraar kan niet tegemoetkomen <strong>aan</strong> de <strong>onderwijs</strong>behoefte van de leerling;- de leerling is besproken in de zorgstructuur van de school;- de school is handelingsverlegen en schakelt het samenwerkingsverband in;- ook het samenwerkingsverband kan geen <strong>passend</strong>e ondersteuning leveren in de vorm vaneen <strong>onderwijs</strong>arrangement.Daarna wordt de <strong>onderwijs</strong>behoefte van de leerling besproken in een kleine commissie, diebestaat uit twee (gedrags)deskundigen met veel kennis en ervaring op het gebied van specialeleerlingenzorg en indicatie. Bij het <strong>aan</strong>bieden van het dossier <strong>aan</strong> deze commissie gaat men erin vertrouwen van uit dat de afgesproken zorgprocedure is doorlopen. De projectleider, Markvan der Plas, benadrukt dat ‘uitg<strong>aan</strong> van vertrouwen’ een belangrijk principe is. De commissiebeoordeelt het dossier grofweg op basis van de volgende zaken:- <strong>aan</strong>meldingsformulier;- mogelijke diagnose;- (recent) handelingsplan;- verantwoording van handelingsgericht werken.De ervaring tot nu toe leert dat in ongeveer 10% van de dossiers nader onderzoek gewenst isen dan gaat het vooral om (extra) diagnostisch onderzoek.De commissie kent <strong>onderwijs</strong>arrangementen toe op basis van het dossier.Bij het opstellen van een arrangement is het uitgangspunt dat het voorziet in de<strong>onderwijs</strong>behoefte van de leerling en (indien de leerling in het regulier <strong>onderwijs</strong> blijft) <strong>aan</strong>sluitbij de ondersteuningsbehoefte van de leraar. Een arrangement kan variëren: een arrangementom met extra ondersteuning in het regulier <strong>onderwijs</strong> te blijven, een arrangement om naar eentijdelijke voorziening te g<strong>aan</strong> (Op de Rails) of een plaats in het (v)so. Aangezien binnen hetexperiment gewerkt wordt met een bevroren budget wordt niet langer meer gesproken over Opde Rails of plaatsing in een (v)so-school, maar alleen nog in termen van arrangementen. Dearrangementen worden flexibel en op maat ingezet. De arrangementen worden door decommissie beknopt beschreven. Het is vervolgens <strong>aan</strong> de school/tussenvoorziening of ABdienstom het arrangement concreet verder uit te werken en op maat te maken. Een van deleerervaringen in het experiment is dat een <strong>onderwijs</strong>arrangement ook uitgevoerd moet kunnenworden (door bijvoorbeeld de ambulante dienst van één van de so-scholen). Dan gaat het nietalleen om de deskundigheid, maar ook om de snelheid waarmee het arrangement ingezet kanworden. Dit loopt nog niet altijd synchroon.Vanuit het experiment is al verschillende keren succesvol gekozen voor een kortdurend enintensief arrangement voor AB-leerlingen, bijvoorbeeld een traject van vier m<strong>aan</strong>den.Vervolgens vindt een evaluatie plaats en wordt bij positief resultaat de inzet de komendem<strong>aan</strong>den afgebouwd.Met de directies van de (v)so-scholen vindt kwartaaloverleg plaats met de projectleiders en definanciële administratie over de bestede en nog te besteden budgetten. Hierbij wordt ook weeruitgeg<strong>aan</strong> van één regiobudget voor alle arrangementen. In het vo wordt tot nu toe alleengekeken naar <strong>onderwijs</strong>gerelateerde problemen van leerlingen. Externe partners uit de zorg zijnwel beschikbaar om onderzoek te verrichten. Maar er wordt nog onvoldoende gewerkt met<strong>onderwijs</strong>zorgarrangementen, waarbij ook een taak in de vorm van ondersteuning/begeleiding isweggelegd voor zorgpartners.Pagina 47/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)


Vanaf januari 2012 is een pilot in voorbereiding die, vooruitlopend op de transitie van dejeugdzorg, een koppeling maakt tussen de ontwikkelde zorgstructuur binnen de experimenteleregio en de (jeugd)zorg. Deze pilot wordt in het komende halfjaar uitgewerkt om vervolgens hetgehele schooljaar 2012-2013 te worden uitgerold.7.6 Kennis delen vanuit REC en CvIOp dit moment vinden al allerlei initiatieven plaats tussen het regulier en <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> omgezamenlijk naar dossiers van leerlingen te kijken om zo ervaring op te doen met debeoordeling van deze dossiers in het licht van de nieuwe systematiek. Zo vindt een pilot plaatswaarbij de herindicaties worden besproken in een ‘open’ CvI-bijeenkomst (collega’s wordenuitgenodigd om bij die bespreking <strong>aan</strong>wezig te zijn). Elders vinden gezamenlijkedossierbesprekingen plaats tussen PCL en CvI.Ook staat het terugplaatsen van leerlingen explicieter op de agenda van het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>en daar wordt het regulier <strong>onderwijs</strong> nadrukkelijk bij betrokken. Voor desamenwerkingsverbanden die onvoldoende financiën hebben is terugplaatsing één van demanieren om <strong>aan</strong> budgetbeheersing te doen. In de publicatie ‘Over grenzen’ (2010) 26 staat een<strong>aan</strong>tal voorbeelden genoemd van (v)so-scholen die actief terugplaatsingsbeleid hebbeningevoerd.Maar er zal ook een groep leerlingen zijn die <strong>aan</strong>gewezen blijft op een speciale setting. Het isdenkbaar dat in bijzondere gevallen een deel van het lichte ondersteuningsbudget (voormaligerugzakgelden) ingezet wordt voor leerlingen die echt op het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> zijn toegewezenen niet teruggeplaatst kunnen worden naar het regulier <strong>onderwijs</strong>. Daarover moetvanzelfsprekend overeenstemming zijn binnen het samenwerkingsverband.7.6.1 Beschikbaar stellen van gegevensVoor het bepalen van de visie van het SWV en het uitzetten van beleid is het van belang datmen wat betreft de huidige situatie zicht heeft op een <strong>aan</strong>tal kwantitatieve gegevens (Pranger enanderen, 2009) 27 . In betreffend onderzoek wordt het onderst<strong>aan</strong>d overzicht van benodigdegegevens gegeven:- basispopulatie in het gebied van het SWV;- <strong>aan</strong>tal leerlingen en scholen;- <strong>aan</strong>tal rugzakleerlingen;- <strong>aan</strong>tal leerlingen in sbo, so, pro, lwoo en vso;- <strong>aan</strong>tal leerlingen met ondersteuning vanuit Herstart en Op de rails;- <strong>aan</strong>tal leerlingen in reboundvoorzieningen;- plaatsinglijsten en wachttijden in sbo en (v)so;- <strong>aan</strong>tal terugplaatsingen vanuit sbo/so/vso naar het regulier <strong>onderwijs</strong>;- <strong>aan</strong>tal thuiszitters;- <strong>aan</strong>tal zwakke en zeer zwakke scholen;- <strong>aan</strong>tal verzoeken om HGD, consultatie en advies- uitkomsten van tevredenheidonderzoeken;- voor de zorg van zorgleerlingen beschikbare financiële middelen.26Schipper, A.Y. en Sparreboom, M. (2011). Over grenzen. Notitie over beleid en strategieën van de REC'sPagina 48/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)cluster 4 gericht op het beïnvloeden van leerlingenstromen richting <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong>. Lelystad/’sHertogenbosch: Sparring & Partners/KPC Groep.27Pranger, R.l., Muller, L. en Schilt-Mol, T. van en anderen (2009). Stand van zaken koplopers <strong>passend</strong><strong>onderwijs</strong> 2008-2009. Tilburg: IVA.


Veel samenwerkingsverbanden zullen nog niet over een dergelijk overzicht beschikken. Uitverschillende onderzoeken (Van Meegen en anderen, 2009) 28 blijkt dat het verzamelen vankwantitatieve gegevens een moeizaam proces is en dat bovendien de verzamelde gegevensniet altijd betrouwbaar zijn. De REC’s kunnen hierbij behulpzaam zijn. Zo hebben de REC’sZuid-Holland Noord, Zuid-Holland Midden en REC West Den Haag voor allesamenwerkingsverbanden een overzicht gemaakt van het <strong>aan</strong>tal leerlingen (per woonplaats) dieop de cluster 3- en 4-scholen zitten en op dit moment AB ontvangen. Op deze manierbeschikken de scholen in de samenwerkingsverbanden over belangrijke leerlinggegevens. Dezeoverzichten kunnen tevens als check worden gebruikt op de DUO-uitdraai voor de SWV’s.7.6.2 CvI’s en indicatiestellingDe CvI’s hebben in de afgelopen jaren ruime ervaring opged<strong>aan</strong> met het opzetten van eenindicatietraject en alles wat daarbij komt kijken. Anders dan bij de PCL en RVC is de werkwijzevan de CvI onderwerp van toezicht door inspectie geweest. Daarbij werd niet alleen gekekennaar de juistheid van de toepassing van de criteria, maar ook naar de procedure, wettelijketermijnen, et cetera. Deze opgedane ervaring kan zeker relevant zijn voor de nieuwesamenwerkingsverbanden <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong>. In de wetsvoorstellen is opgenomen dat deinspectie een nieuw toezichtkader zal opstellen op basis waarvan toezicht wordt gehouden opde samenwerkingsverbanden <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong>. In de vragen <strong>aan</strong> de Tweede Kamer schrijftde minister dat dit toezichtkader eind 2012 bekend zal zijn.Bij het delen van kennis kunnen de CvI’s/REC’s verschillende zaken inbrengen, zoals:- Het uitwerken van procedures, de gehele logistiek en het bewaken van termijnen als hetgaat om toewijzing van <strong>onderwijs</strong>(zorg)arrangementen. In het verlengde daarvan ligt hetopzetten van een eigen kwaliteitssysteem. Enkele CvI’s zijn zelfs gecertificeerd.- Het meedenken over een nieuw registratiesysteem. Het CvI-net verdwijnt en daarmee eenenorme hoeveelheid data en managementinformatie. Op het niveau van het SWV moet eenander systeem komen. Dan zijn vragen <strong>aan</strong> de orde als: welke gegevens moeten verplichtgeregistreerd worden om inzichtelijk te maken welke <strong>onderwijs</strong>zorg- arrangementen zijnafgesproken en voor welke prijs? En welke gegevens zijn relevant voor eenmanagementinformatiesysteem op het niveau van het SWV?- Trajectbegeleiding van ouders. Dit is nu nog één van de wettelijke taken van een REC.Door de invoering van de zorgplicht komt de verantwoordelijkheid om de ouders tebegeleiden in eerste instantie op het niveau van de afzonderlijke school en/of bestuur teliggen. Daarnaast is het wenselijk afspraken op het niveau van het samenwerkingsverbandte maken als het om begeleiding van ouders gaat. In diverse regio’s is ervaring opged<strong>aan</strong>met een loket voor ouders en scholen.Pagina 49/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)28 Herp, R., Meegen, L. van & Rekers, M. (2009). Handreiking dekkende expertise in de regio.’s-Hertogenbosch: KPC Groep.


8 ONDERSTEUNINGSSTRUCTUUR8.1 Ambulante begeleidingZoals bekend wordt de komende jaren verder bezuinigd op de ambulante begeleiding en metingang van 2014-2015 g<strong>aan</strong> alle, bij het (v)so overgebleven, AB-gelden naar het regulier<strong>onderwijs</strong>. In dat schooljaar heeft het regulier <strong>onderwijs</strong> nog de verplichting om het (v)so-deelvan het rugzakje te besteden bij het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>. Vanaf schooljaar 2015-2016 is er geenverplichte winkelnering meer.Vanaf het schooljaar 2013-2014 bestaat al wel de mogelijkheid voor ‘opting out’: het regulierontvangt alle AB-gelden, er is geen verplichte winkelnering, maar het regulier <strong>onderwijs</strong> moetwel met het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> afspraken maken over het boventallige personeel van de ABdiensten.Uit de rapportage van Infinite (2011) 29 , Inventarisatie werkgelegenheidseffectenbezuinigingen <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong>, blijkt dat de wens tot opting out wel bestaat, maar dat hetconcrete overleg hierover nog in de kinderschoenen staat.De besturen van de REC’s en de besturen van afzonderlijke scholen voor <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>hebben verschillend gereageerd op de bezuinigingen op de AB-diensten en de overheveling vande gelden naar het regulier <strong>onderwijs</strong>. Verschillende bewegingen zijn te zien, variërend van‘volledig stopzetten van de ambulante begeleiding’ tot een ‘doorstart van een (gedeeltelijk)commerciële externe dienst’. Het is evident dat het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> hierover in overleg moettreden met het regulier <strong>onderwijs</strong>. Wat heeft het regulier <strong>onderwijs</strong> nodig als (tijdelijke)ondersteuningsstructuur? En waarvoor zijn ze bereid te betalen?Het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> als tussenvoorzieningIn de Amsterdamse vo-samenwerkingsverbanden waar het Altra College deel van uitmaakt ishet <strong>aan</strong>tal vso-schoolplaatsen onder het landelijk gemiddelde. Het streven van het Altra Collegeen het vo-samenwerkingsverband is om met het <strong>aan</strong>tal leerlingen ook de komende jaren onderhet gemiddelde te blijven. Op dit moment is een <strong>aan</strong>tal werkgroepen onder verantwoordelijkheidvan het samenwerkingsverband bezig om te inventariseren hoeveel vso-plaatsen in de toekomstnodig zijn. Hierbij wordt ook gekeken naar de relatie die er is met de best<strong>aan</strong>de bovenschoolsevoorzieningen als Transferium, die mede bekostigd worden vanuit ODR en Herstart.Deze inventarisatie vindt plaats in overleg en in afstemming met het regulier <strong>onderwijs</strong>.Gekoppeld <strong>aan</strong> de visie om te streven naar een klein en hoogwaardig <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> is hetidee om in trajecten te denken: het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> zo veel mogelijk als tijdelijke voorziening,waarbij leerlingen zo snel als verantwoord is (terug)geschakeld worden naar het regulier<strong>onderwijs</strong>. Daarbij is de vraag welke arrangementen nodig zijn om deze visie in de praktijk terealiseren. Het betreft dan niet alleen het vso-<strong>onderwijs</strong>arrangement, maar ook debovenschoolse voorzieningen die in Amsterdam zijn opgezet zoals ‘Transferium en Stop’. BijTransferium gaat het om leerlingen die niet meer terugkunnen naar de school van herkomst. Zijstromen door naar het regulier of <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> (inclusief JJI en gesloten jeugdzorg) of dearbeidsmarkt. Leerlingen die tijdelijk bij Stop naar school g<strong>aan</strong>, g<strong>aan</strong> na verloop van tijd zo veelmogelijk weer terug naar de reguliere school van herkomst.Vincent Fafieanie stelt hardop de vraag op welke wijze deze tussenvoorzieningen meerverbonden kunnen worden met het reguliere <strong>onderwijs</strong>, zodat de overgang van het ene<strong>onderwijs</strong>traject naar het andere soepel(er) verloopt voor de leerling. “Dat is één van deuitdagingen van <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong>”, zegt hij.Pagina 50/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)29 Infinite (2011). Inventarisatie werkgelegenheidseffecten bezuinigingen <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong>. Utrecht:Infinite.


Veel scholen voor <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> zullen naast de <strong>onderwijs</strong>zorgarrangementen die op deschoollocaties worden <strong>aan</strong>geboden ook flexibele <strong>onderwijs</strong>(zorg)arrangementen beschikbaarhebben voor leerlingen in een tussenvoorziening of in het regulier <strong>onderwijs</strong>. Maar daar zit nujuist een groot deel van de pijn van de <strong>aan</strong>gekondigde bezuinigingen (verlies van duizendenbanen en dus verlies van expertise). Op verschillende manieren proberen besturen hier eenoplossing voor te vinden (detacheren naar het regulier <strong>onderwijs</strong>, co-teacher, of van werk naarwerk helpen (bijvoorbeeld plaatsing bij een schoolbegeleidingsdienst). Het is buiten het bestekvan deze rapportage om hier verder op in te g<strong>aan</strong>.In dit kader is de brochure ‘Koplopers clusteroverstijgende diensten’ die onlangs is uitgekomen(SPSO, 2012) 30 interessant. Hierin worden vier portretten geschetst van clusteroverstijgendeAB-diensten. In de inleiding van de brochure schrijft Dick Kuijt, directeur AED Leiden, dat dezediensten een verschillende ontwikkeling hebben doorgemaakt, maar dat er wel een <strong>aan</strong>talverbindende principes zijn, zoals een gezamenlijke visie op de meerwaarde vanclusteroverstijgend werken, een gedeelde visie op het exploreren en ontwikkelen van expertiseen de visie dat een bundeling van krachten en het flexibel inrichten van je organisatiemogelijkheden biedt om de dienstverlening binnen <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> vorm en inhoud te geven.Het zal na het lezen van deze brochure duidelijk zijn dat hier ook ambitie en ondernemerschapbelangrijke rollen vervullen.8.2 Koppelen van <strong>onderwijs</strong> en zorg vanuit de ondersteuningsfunctieIn verschillende AB-diensten wordt verder nagedacht over de wijze waarop in de ondersteuningvan het regulier <strong>onderwijs</strong> de koppeling tussen <strong>onderwijs</strong> en zorg op een preventieve eneffectieve wijze kan worden ingezet.Investeren in preventieDe Zwengel kiest er bewust voor om meer ‘outreachende’ activiteiten in te zetten. Het tijdiginzetten van korte en krachtige interventies kunnen zeer behulpzaam zijn. Een voorbeelddaarvan is het project ‘een auto en een laptop’ dat nu in een <strong>aan</strong>tal samenwerkingsverbandenwordt uitgezet. Het is een preventieproject voor kinderen in de onderbouw van het regulierebasis<strong>onderwijs</strong>. Ook hier geldt de samenwerking <strong>onderwijs</strong> en zorg: het team dat met de auto ende laptop op stap gaat bestaat uit een medewerker van Herlaarhof en een ambulante begeleidervan De Zwengel.Het is een project voor kinderen die gedragsproblemen laten zien waarvan de signalenverwijzen naar mogelijke problematiek binnen het autistisch spectrum. Het gaat om leerlingenwaarvoor nog geen hulp is gestart en bij wie de diagnose ‘stoornis in het autistisch spectrum’niet is gesteld. Het project is gericht op het vergroten van de competentie van de ouders en deleraar in het omg<strong>aan</strong> met deze leerlingen, door het reduceren van stressfactoren en hetversterken van protectieve factoren. De eerste ervaringen laten een gevarieerd beeld zien <strong>aan</strong>hulpvragen en vervolgactiviteiten. Wat bij alle ondersteuning centraal staat is dat het werken<strong>aan</strong> een probleemoplossing altijd plaatsvindt in de driehoek: leerling, ouders en school.Bijvoorbeeld: een praktische pedagogische handreiking voor de ouders, de start van eenhandelingsplan op school en afspraken over de communicatie tussen school en ouders. Hetgaat bij dit project vooral om vroegsignalering en een korte interventie van een keer of vier/vijf.Pagina 51/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)Het project wordt nu betaald vanuit een subsidie door de provincie. Voor volgend jaar bestaat demogelijkheid om verlenging van de subsidie <strong>aan</strong> te vragen, daarna stopt desubsidiemogelijkheid. Els van Rosmalen: “Wij horen de eerste positieve ervaringen terug, zowelscholen als ouders zijn enthousiast. Om de daadwerkelijke opbrengsten van het project, voor30SPSO (2012). Koplopers clusteroverstijgende diensten’. Utrecht: SPSO.


leerlingen, ouders en school, in beeld te brengen zijn we een zorgvuldige evaluatie gestart. Metde resultaten uit de evaluatie willen we graag het gesprek <strong>aan</strong>g<strong>aan</strong> met de diverse partners inonze samenwerkingsverbanden om te kijken of we een vervolg kunnen geven <strong>aan</strong> dezepreventieve investering.”Van curatief naar preventieEen ander voorbeeld zijn de individuele leerroutes die door De Zwengel worden uitgevoerd. Ookhierbij wordt expliciet samengewerkt met de zorg. Het gaat om leerlingen die thuis zitten enwaarbij een vermoeden bestaat van een psychiatrische problematiek. Het doel van het project isom deze leerlingen zo snel mogelijk weer naar school te krijgen. Voor de leerlingen wordt eenstappenplan geschreven, waarbij stapsgewijs wordt gewerkt naar terugkeer in het <strong>onderwijs</strong>.Hierbij wordt nauw samengewerkt tussen het Advies en Consultatie Team van <strong>Samen</strong>werkingsverbandde Meierij (vo), de leerplichtambtenaar en medewerkers van Herlaarhof en indien nodignog met andere instanties.Dit project is zeker relevant in het kader van de thuiszittersproblematiek. De inspectie hanteertstraks het <strong>aan</strong>tal thuiszitters als één van de indicatoren in het nieuwe toezichtkader op desamenwerkingsverbanden <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong>.Maar, zoals Els van Rosmalen terecht stelt, is het juist interessant om te kijken wanneer enwaarom een leerling thuis komt te zitten. Waarop vallen leerlingen in het <strong>onderwijs</strong> uit? Wat zijnde eerste signalen? Het begint vaak met spijbelen, hoofdpijn, enzovoort. Welke acties kunnenuitgezet worden om verdere uitval te voorkomen en door wie?Voorkomen is immers altijd beter dan genezen.8.3 Effecten <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> voor AB-dienstenRecent literatuuronderzoek 31 naar de te verwachten effecten van <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> voordiensten Ambulante Begeleiding noemt de onderst<strong>aan</strong>de conclusies als belangrijkste.- Als gevolg van het vervallen van de ‘verplichte winkelnering’ komt de regie van de extra<strong>onderwijs</strong>zorg meer bij de samenwerkingsverbanden po en vo te liggen. Deze ontwikkelingvraagt van de diensten meer vraaggestuurd of dialooggestuurd werken en leidt naarverwachting tot een vraag naar een verbreed <strong>aan</strong>bod: zowel leerling- als systeemgericht,zowel proces- als resultaatgericht. De nadruk binnen dit spectrum zal per <strong>onderwijs</strong>soort,per samenwerkingsverband en per school wellicht verschillen. De werkwijze van dediensten zal moeten <strong>aan</strong>sluiten op de werkwijze van het samenwerkingsverband, waarbijclusteroverstijgend zal worden gewerkt.- Het is van belang dat de diensten voor ambulante begeleiding weten wat hun toekomstigeklanten willen. Zij moeten zich dicht bij de samenwerkingsverbanden bevinden. Ze dienende samenwerking met andere clusters te zoeken en een eigen gespecialiseerd netwerk teontwikkelen en te onderhouden. Daarnaast is het hebben van een duidelijke visie en eengedegen kwaliteitsbeleid (waarin de meerwaarde van de ambulante begeleiding voor deopbrengsten van het regulier <strong>onderwijs</strong> naar voren komt) belangrijk.- Wat betreft de professionaliteit van de uitvoerende AB’ers kan gezegd worden dat ingezetmoet worden op behoud van de eerste professionaliteit (vakmanschap, kennis en kunde)en op ontwikkeling van de tweede professionaliteit (attitude, communicatie en reflectie,gericht op het adequaat kunnen inspelen op de wensen van de klant).Clusteroverstijgende ABBij de AB-dienst van Altra wordt ervan uitgeg<strong>aan</strong> dat er in de toekomst behoefte blijft best<strong>aan</strong><strong>aan</strong> een ondersteuningsstructuur voor het regulier <strong>onderwijs</strong>. Sinds enige tijd werkt de AB dienstPagina 52/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)31 De Jager, W. & Schuman, H. (2011). Ambulante begeleiding en <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> - Een verkenning vande actuele literatuur. Interne publicatie. Tilburg/Wijk <strong>aan</strong> Zee: Fontys OSO/Heliomare.


van Altra nauw samen met de AB-dienst van Orion (cluster 3- en 4-<strong>onderwijs</strong>). Er best<strong>aan</strong> nueen <strong>aan</strong>tal regionale AB-teams, waarin cluster 3- en 4-AB-collega’s samenwerken. Met hetregulier <strong>onderwijs</strong> is afgesproken om zo veel mogelijk te werken vanuit het principe ‘één AB’erper school’. Stapsgewijs zullen de twee AB-diensten meer g<strong>aan</strong> integreren, dat geldt ook voorhet scholings<strong>aan</strong>bod.“Bij het scholings<strong>aan</strong>bod gaat het er overigens niet om producten te ontwikkelen en vervolgenste ‘verkopen’ <strong>aan</strong> het regulier <strong>onderwijs</strong>, vanuit de zienswijze ‘wij weten wel wat goed is voor u’,aldus Vincent Fafieanie. “Het gaat om maatwerk per school waar vanuit cocreatie besprokenwordt welke inzet gewenst is. Daarbij verschuift de vraag van individuele begeleiding naarvormen van leerkrachtondersteuning en bijvoorbeeld het opzetten van plusklassen.”De centrale thema’s van de dienst zijn: vakmanschap, vertrouwen en verbinden. Hetvakmanschap van de AB’er is gericht op het vertalen van wat de school, de leraar nodig heeft<strong>aan</strong> ondersteuning. Daarbij gaat de AB’er uit van het vertrouwen dat de professionals in hetregulier <strong>onderwijs</strong> het op termijn zelf kunnen. Het verbinden van expertise gebeurt niet alleennaar het regulier <strong>onderwijs</strong>. De AB-dienst vervult tevens een ondersteuningsfunctie naar deeigen locaties van het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>, bijvoorbeeld in de vorm van videointeractiebegeleiding.Gesprek voeren over ‘insourcen’Vincent Fafieanie wijst op de ontwikkeling dat enkele besturen regulier <strong>onderwijs</strong> er wellicht voorkiezen om de AB-gelden te besteden <strong>aan</strong> het in dienst nemen van eigen deskundigen, zoalsorthopedagogen, logopedisten. Die afweging zal ook zeker samenhangen met de ervaringen diein de afgelopen jaren zijn opged<strong>aan</strong> met de AB-diensten uit het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>. “Maar voorhet onderhouden, borgen en ontwikkelen van expertise is uitwisseling en onderzoek nodig.Kennis moet gevoed worden.” Er moet volgens Vincent verbinding zijn met de organisatiewaarvoor het geven van <strong>onderwijs</strong> <strong>aan</strong> leerlingen met een speciale <strong>onderwijs</strong>behoefte ‘corebusiness’ is. Hij vervolgt: “Indien besturen voor regulier <strong>onderwijs</strong> kiezen voor het zelf in dienstnemen van <strong>onderwijs</strong>ondersteunend personeel, dan is het voor het samenwerkingsverband deuitdaging om vervolgens te zorgen voor constructieve relaties tussen het regulier en <strong>speciaal</strong><strong>onderwijs</strong>, waarbij deze deskundigen een belangrijke brugfunctie vervullen.”8.4 “Denk in gaten, niet in boren”In het hierboven <strong>aan</strong>gehaalde onderzoek (van De Jager, 2011) wordt benadrukt dat het <strong>speciaal</strong><strong>onderwijs</strong> adequaat moet <strong>aan</strong>sluiten bij de vragen van de klant (leerling, ouders, leraar, IB’er,zorgcoördinator, school). Daarover het volgende. “Het gaat in de marketing niet om de boren, deproducten, maar om de gaten.” Deze metafoor is van prof. dr. C.M. Storm, eenmarketingdeskundige. De boren st<strong>aan</strong> hierbij voor de producten en diensten die geleverdworden en de gaten voor de behoeften van de klanten. Nu is het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> geencommerciële markt, maar toch is er wel een zekere parallel te trekken. Vertaald naar het<strong>onderwijs</strong> gaat het om de <strong>onderwijs</strong>ondersteuningsarrangementen die het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>biedt ten behoeve van de leerlingen met speciale <strong>onderwijs</strong>ondersteuningsbehoeften in hetregulier <strong>onderwijs</strong>. In de relatie tussen het <strong>speciaal</strong> en regulier <strong>onderwijs</strong> gaat het omklantgericht werken.Pagina 53/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)In het boek van Jos Burgers, ‘Gek op gaten’ (2012) 32 , bespreekt hij vier fasen vanklantgerichtheid.1 In de eerste fase produceren organisaties betere producten.2 De tweede fase kenmerkt zich door een focus op andere producten.3 In fase drie probeert men zich te onderscheiden door het leveren van extra diensten.32Burgers, J. (2012). Gek op gaten. Ontdek wat klanten echt willen. Van Duuren Management.


4 In de vierde fase worden de medewerkers gestimuleerd om net dat beetje extra service tebieden.Voor veel ambulante diensten zal dit herkenbaar zijn. De eerste jaren is hard gewerkt <strong>aan</strong>kwaliteit van de ambulante dienstverlening, zowel wat proces als producten betreft. Na verloopvan tijd zijn de ambulante diensten ook cursussen, trainingen g<strong>aan</strong> geven naast individueleleerlingbegeleiding (fase 2). Uit de voorbeelden die in eerder genoemde brochure ‘Koplopersclusteroverstijgende diensten’ st<strong>aan</strong> beschreven, blijkt dat deze diensten nu ook streven naareen bredere dienstverlening, bijvoorbeeld richting ouders of peuterspeelzalen (fase 3). Bij delaatste fase gaat het vooral om de inzet van de medewerkers. In de visie van Burgers zijn het demedewerkers die in het ideale geval fungeren als de brug tussen boor en gat. Wat doet demedewerker van de school voor <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> als de reguliere school vraagt om ietsanders, iets nieuws. Wat gebeurt er dan? De vraag is of de medewerker dan een brug probeertte sl<strong>aan</strong> tussen boor en gat. En heeft de medewerker bevoegdheden gekregen om de regelsopzij te zetten in dit speciale geval? Welke vrijheid geeft een school, een externe dienst <strong>aan</strong> demedewerkers om naar eigen professioneel inzicht te handelen? En welke bevoegdheden geefteen samenwerkingsverband <strong>aan</strong> bijvoorbeeld een trajectbegeleider om ervoor zorg te dragendat er daadwerkelijk een <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong><strong>aan</strong>bod wordt gerealiseerd voor deze leerling diethuis zit? Soms zal het passen en meten zijn om het gat te dichten. En professionele ruimte isdaarbij zeker gewenst.Pagina 54/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)


9 AFSTEMMING SAMENWERKINGSVERBANDEN EN CLUSTER 2De informatie over <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> vanuit OCW is hoofdzakelijk gericht op de nieuw tevormen samenwerkingverbanden en het cluster 3- en 4-<strong>onderwijs</strong>. Zoals gezegd maken decluster 1- en cluster 2-scholen geen deel uit van de samenwerkingsverbanden <strong>passend</strong><strong>onderwijs</strong>. Terwijl tot nu toe in de meeste regio’s wordt samengewerkt met cluster 1 en vooralmet cluster 2. En dat zal in de nieuwe werkelijkheid van <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> ook blijvenvoortbest<strong>aan</strong>. Daarom in dit hoofdstuk <strong>aan</strong>dacht voor de relatie tussen desamenwerkingsverbanden en cluster 2.Het huidige cluster 1- en 2-<strong>onderwijs</strong> (voor slechtziende/blinde leerlingen respectievelijkslechthorende/dove leerlingen en leerlingen met ernstige taalspraakmoeilijkheden) maakt straksgéén deel uit van de genoemde samenwerkingsverbanden <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong>. De systematiekvoor cluster 1 en 2 wordt gelijkgeschakeld: cluster 1 heeft al budgetbekostiging en cluster 2krijgt deze vorm van financiering met ingang van 1 augustus 2013. Cluster 1 en 2 hebben straksallebei landelijke indicatiecriteria die de clusters zelf mogen vaststellen. De instellingen (voorcluster 2 nu nog afzonderlijke scholen) zijn wettelijk verplicht een Commissie van Onderzoek(CvO) in te stellen die tot taak heeft de toelaatbaarheid vast te stellen en tevens uitspraken tedoen over de zwaarte van de noodzakelijke ondersteuningsvorm. Daarbij maakt cluster 2onderscheid in drie <strong>onderwijs</strong>arrangementen:- intensief: leerling is ingeschreven bij de instelling, <strong>onderwijs</strong> in (v)so-setting/groep inreguliere school;- medium: leerling is ingeschreven bij het regulier <strong>onderwijs</strong>, groep in reguliere school;- licht: leerling is ingeschreven bij het reguliere <strong>onderwijs</strong>, vormen van ambulantedienstverlening.Binnen de arrangementen wordt maatwerk geboden, afhankelijk van de mate waarin deleerling, de leraar en de school ondersteuning nodig heeft.Cluster 2 geeft uiterlijk in november 2012 <strong>aan</strong> welke instellingen in oprichting zich gevormdhebben. De instellingen maken onderling afspraken over het werkgebied. In november 2012 isvoor ieder samenwerkingsverband en elke mbo-instelling duidelijk welke instelling cluster 2 in debetreffende regio <strong>aan</strong>spreekpunt is. 33SSOEDe Stichting Speciaal Onderwijs Eindhoven (SSOE) vormt het bevoegd gezag van vijf scholenvoor (voortgezet) <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> en de Externe Dienstverlening (ED). Het betreft deMytylschool, de Mgr. Bekkersschool voor zmlk (cluster 3) en De Taalbrugscholen: De Beemden,De Horst en Ekkersbeek, scholen voor leerlingen met een auditieve en communicatievebeperking (cluster 2). De stichting heeft hierdoor met <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> in brede zin te maken:enerzijds de <strong>aan</strong>sluiting van de cluster 3-scholen bij de diverse samenwerkingsverbanden<strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong>. En anderzijds met de landelijke ontwikkelingen rondom het cluster 2-<strong>onderwijs</strong>.<strong>Samen</strong>werkingsverbanden <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> en cluster 2De stichting SSOE maakt straks deel uit van totaal 14 samenwerkingsverbanden <strong>passend</strong><strong>onderwijs</strong>. In de regio Zuidoost Brabant met vijf samenwerkingsverbanden. In dezesamenwerkingsverbanden bevinden zich de locaties van de cluster 3-scholen. Daarnaast heeftde stichting te maken met nog negen samenwerkingsverbanden in de regio’s ’s-Hertogenbosch,Oss, Tilburg, Noord-Limburg, en Weert/Midden-Limburg. vanwege de bovenregionale functiePagina 55/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)33 Zie voor meer informatie de kadernotitie (http://www.simea.nl/nieuws/kadernotitie-herziene-versie-oktober-2011.pdf en de brochure (2012) Herinrichting <strong>onderwijs</strong> en begeleiding cluster 2. Utrecht: Siméa


van de cluster 3-scholen en de externe (ambulante) dienstverlening en de bovenregionalefunctie van de cluster 2-voorzieningen. De cluster 2-voorzieningen maken geen deel uit van desamenwerkingsverbanden <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong>, maar SSOE vindt het belangrijk om met debesturen van die samenwerkingsverbanden afspraken te maken. Al was het maar om tevoorkomen dat er kinderen tussen de toewijzingscriteria van het samenwerkingsverband en decriteria van cluster 2 terechtkomen.Binnenkort verschijnt een informatiefolder over het cluster 2-<strong>onderwijs</strong> en <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong>.Deze folder wordt naar alle samenwerkingsverbanden <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> verzonden. MaarSSOE ziet het ook als haar eigen verantwoordelijkheid om actief de samenwerkingsverbandente informeren. Zo heeft de bestuurder de samenvatting van de kaderbrief van Siméa een tijdjegeleden verzonden naar alle samenwerkingsverbanden waar SSOE in participeert. En vanuit deExterne Dienst worden de zorgcoördinatoren en andere contactpersonen in het reguliere<strong>onderwijs</strong>veld ook geïnformeerd.En er is ook sprake van inhoudelijke samenwerking. Eén van de locaties van de cluster 2-school, De Taalbrug De Horst, werkt sinds vorig schooljaar nauw samen met een sbo-school ineen van de regio’s <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong>. Deze sbo-school wil zich graag profileren als school metveel expertise op het gebied van de taalontwikkeling. Op dit moment wordt gewerkt <strong>aan</strong> eenplan van <strong>aan</strong>pak om een taalklas <strong>aan</strong> de sbo-school te verbinden voor leerlingen mettaalspraak- en communicatieproblematiek.9.1 Indicatiecriteria cluster 2 en afstemmingZoals gezegd heeft cluster 2 de opdracht om eigen landelijke criteria vast te stellen. De nieuwelandelijke criteria die cluster 2 gaat hanteren zijn natuurlijk van invloed op de leerlingenstroomtussen cluster 2 enerzijds en de samenwerkingsverbanden <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> anderzijds. Op ditmoment worden de huidige indicatiecriteria cluster 2 kritisch tegen het licht gehouden. Het gaatdan met name om de criteria voor de leerlingen met ernstige spraaktaalmoeilijkheden (ESM).Het is duidelijk dat de afbakening van de doelgroep ESM door cluster 2 van invloed is op deleerlingenstroom richting de samenwerkingsverbanden. Stel dat de ESM-criteria <strong>aan</strong>gescherptworden en er minder van deze doelgroep-leerlingen worden toegelaten tot het cluster 2-<strong>onderwijs</strong>, dan vallen deze leerlingen automatisch onder de (inhoudelijke en financiële)verantwoordelijkheid van de samenwerkingsverbanden.Het is de bedoeling dat uiterlijk november <strong>aan</strong>st<strong>aan</strong>de in alle regio’s de nieuwe criteria bekendzijn. Vanuit Siméa zullen de samenwerkingsverbanden en de ouders op de hoogte wordengesteld van de veranderingen binnen het cluster 2-<strong>onderwijs</strong> en dus ook van de nieuwe criteriadie g<strong>aan</strong> gelden.Dit maakt afstemming in de regio noodzakelijk. Dat veronderstelt dat niet alleen alle reguliere enspeciale scholen goed geïnformeerd moeten worden, maar ook externe (zorg)instellingen engemeenten. En niet in de laatste plaats de leerlingen en hun ouders.Pagina 56/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)9.2 AandachtspuntCluster 1 en 2 hebben, in tegenstelling tot de cluster 3- en 4-scholen, geen zorgplicht in hetkader van <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong>. Cluster 1 en 2 kennen wel een ondersteuningsplicht voorleerlingen die in <strong>aan</strong>merking komen voor ondersteuning door cluster 1 of 2 binnen het regulier<strong>onderwijs</strong>. De instellingen voor cluster 1 en 2 hebben, evenals in de huidige situatie, de plichtom acht weken naar een andere school of instelling voor de leerling te zoeken, voordat zij deleerling kunnen verwijderen. Als dat niet is gelukt, dan mogen ze de betreffende leerlingverwijderen. Maar die situatie moet natuurlijk worden voorkomen. Dan is een goedesamenwerking tussen de instelling, de leerling, de ouders en een school in één van de


samenwerkingsverbanden wel noodzakelijk. De ouders dienen de leerling tijdig <strong>aan</strong> te meldenbij een reguliere school of bij een school voor (v)so. Als de leerling extra ondersteuning nodigheeft, dan heeft de school waar de leerling wordt <strong>aan</strong>gemeld zorgplicht. Deze school onderzoektvervolgens de mogelijkheid om deze leerling een <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong><strong>aan</strong>bod te doen. Daarkunnen (en mogen) enkele weken overheen g<strong>aan</strong>. Het risico bestaat dat de leerling gedurendedie tijd thuis komt te zitten. Daarom is het belangrijk dat de instelling (cluster 1 of 2) de oudershierover goed adviseert.Pagina 57/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)


10 ONDERWIJS KETENPARTNERS10.1 Speciaal <strong>onderwijs</strong> als (keten)partner in de samenwerkingsverbandenZoals in het wetsvoorstel <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> is opgenomen (artikel 28 a, lid 1 en 2) is hetbevoegd gezag van één of meer scholen voor so/vso of sovso behorend tot cluster 3 en 4 voorelke vestiging van die school of scholen voor zover daar<strong>aan</strong> <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> wordt verzorgd,<strong>aan</strong>gesloten bij een samenwerkingsverband. Verder is geregeld dat (v)so-scholen die eenbovenregionale functie hebben bij verschillende SWV’s kunnen zijn <strong>aan</strong>gesloten, ook al hebbenzij geen school of vestiging in die samenwerkingsverbanden. De <strong>aan</strong>vraag om als (v)so <strong>aan</strong> tesluiten bij een samenwerkingsverband kan niet worden geweigerd.Puur getalsmatig is al snel uit te rekenen dat alle cluster 3- en 4-scholen te maken krijgen meteen (groot) <strong>aan</strong>tal samenwerkingsverbanden. Bij de besturen die wij gesproken hebben varieertdit van 5 tot 14 verbanden per bestuur. Wat betreft de sovso-scholen: 70% van het totaal <strong>aan</strong>talscholen dat zowel <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> als voortgezet <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> verzorgt heeft deverplichting tot dubbele <strong>aan</strong>sluiting: voor het so <strong>aan</strong>sluiting bij de SWV po en voor de vsoafdelingbij de SWV vo. Voor de (v)so-scholen met een bovenregionale functie is het eenenorme opgave om bij alle relevante samenwerkingsverbanden <strong>aan</strong> te sluiten. Dit probleem is alregelmatig <strong>aan</strong>gekaart door de <strong>PO</strong>-Raad, maar er is vooralsnog geen tegemoetkoming vanuitOCW.De besturen worden genoodzaakt om heel kritisch te kijken bij welke SWV ze zich uiteindelijk<strong>aan</strong>sluiten. Een mogelijkheid is om te onderzoeken welke afspraken op bovenbestuurlijk niveaugemaakt kunnen worden om elkaar te vertegenwoordigen.10.2 Kennen en gekend worden: expertise zichtbaar maken en delenDe samenwerking tussen het regulier en <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> verloopt (nog) niet overal evensoepel. Er is nog sprake van ‘wij en zij’-denken en soms best<strong>aan</strong> enkele hardnekkige(voor)oordelen over de andere vorm van <strong>onderwijs</strong> die een open communicatie in de weg st<strong>aan</strong>.Het begint allemaal met openst<strong>aan</strong> voor contact en kennis nemen van elkaars werkwijze. Bij datlaatste is het <strong>aan</strong> te bevelen om dat vanuit een Open, Eerlijke en Nieuwsgierige (OEN) houdingte doen.Partners in samenwerkingDe stichting heeft als missie gekozen: SSOE, uw partner in <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong>. Hiermee geeftSSOE <strong>aan</strong> dat ze gelooft in het best<strong>aan</strong>srecht van het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> voor een bepaaldegroep leerlingen met speciale <strong>onderwijs</strong>behoeften. Tegelijkertijd hecht SSOE grote waarde <strong>aan</strong>de samenwerking tussen het <strong>speciaal</strong> en regulier <strong>onderwijs</strong> en de samenwerking met de diversezorginstellingen. Het woord ‘partner’ geeft <strong>aan</strong> dat het om een wederkerige relatie gaat. “Hetregulier <strong>onderwijs</strong> moet met jou, <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>, willen samenwerken en ook demeerwaarde van die samenwerking ervaren”, aldus Addie Smolders. Het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>heeft daarbij in haar ogen een zogenaamde laboratoriumfunctie (ontwikkelen van nieuwekennis) en die kennis wordt door de Externe Dienst meegenomen naar het regulier <strong>onderwijs</strong>.Maar ook in het regulier <strong>onderwijs</strong> zijn ontwikkelingen g<strong>aan</strong>de, waar het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> vankan leren. Te denken valt <strong>aan</strong> opbrengstgericht werken, didactische en ICT-ontwikkelingen endergelijke.Pagina 58/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)OntmoetenVoordat er sprake is van samenwerking en afstemming, zullen scholen onderling of scholen enzorginstellingen elkaar eerst moeten leren kennen. Dat vraagt om openheid en letterlijk openst<strong>aan</strong> voor. SSOE heeft in de afgelopen periode verschillende keren letterlijk de deurengeopend voor het regulier <strong>onderwijs</strong>. Er zijn ‘expertisemiddagen’ georganiseerd op alle scholenvan SSOE. Daarop kwamen in totaal ruim 250 collega’s uit het regulier <strong>onderwijs</strong> (basis- envoortgezet <strong>onderwijs</strong>).


“Te lang stonden we als scholen voor <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> <strong>aan</strong> de zijlijn en waren we te onbekendvoor het regulier <strong>onderwijs</strong>. In die nadere kennismaking blijven we investeren”, aldus TheoGoossens.Dat SSOE partner wil zijn blijkt ook uit de bijeenkomst die georganiseerd werd voorstakeholders, zoals collega’s van regulier po en vo, UWV, zorginstellingen, cluster 4, advies<strong>raad</strong>Wmo, ouderorganisatie gehandicaptenplatform. Op die bijeenkomst heeft SSOE de koers die destichting wil varen uiteengezet en gevraagd of dat in de ogen van de partners ook een juisteontwikkeling is. Zo’n gespreksronde geeft veel feedback en inspiratie, bovendien ontst<strong>aan</strong> ertussen de stakeholders onderling ook weer nieuwe vruchtbare contacten, aldus Smolders.Een van de <strong>aan</strong>dachtspunten van de deelnemers was om de dialoog met de partners enstakeholders vaker op deze manier te voeren en te gebruiken bij de verdereontwikkelingsstappen naar <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong>. Een verrassende constatering van destakeholders was dat het brede netwerk dat SSOE al heeft opgebouwd de stichting ook<strong>aan</strong>trekkelijk maakt als ‘vindplaats’ voor alle mogelijke vormen van ondersteuning: SSOE alseen soort ‘<strong>onderwijs</strong>-zorg-makelaar’.Voor de scholen van SSOE is het gewenst om op korte termijn nieuwe brochures te latenmaken. Voordat de scholen van SSOE hier zelf mee <strong>aan</strong> de slag g<strong>aan</strong>, wordt <strong>aan</strong> het regulier<strong>onderwijs</strong> de vraag gesteld: welke ondersteuning kunnen jullie zelf bieden en welkedeskundigheid verwachten jullie van ons? Voor welke doelgroepen leerlingen in deze regio isgespecialiseerd <strong>onderwijs</strong> gewenst? En wat moet uiteindelijk in onze brochures st<strong>aan</strong> over onzescholen? Wat is voor jullie relevante informatie? De eerste gesprekken hierover met het regulier<strong>onderwijs</strong> zijn deze m<strong>aan</strong>d gestart. Uiteraard wordt hierbij <strong>aan</strong>gesloten bij de opdracht om ookvoor elke (v)so-school een schoolondersteuningsprofiel op te stellen.10.3 Bestuurlijke <strong>aan</strong>sluiting bij de samenwerkingsverbandenHet vergt een relatief grote inspanning van het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> om bestuurlijk en inhoudelijkvolwaardig mee te doen in de nieuwe samenwerkingsverbanden. Besturen en scholen zullen opzoek moeten naar een zo efficiënt mogelijke werkwijze. <strong>Samen</strong>werking en afstemming tussenscholen voor <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> ligt hierbij voor de hand. Wellicht is het mogelijk datscholen/besturen elkaar kunnen vertegenwoordigen in samenwerkingsverbanden.De Zwengel sluit bestuurlijk <strong>aan</strong> bij die samenwerkingsverbanden <strong>PO</strong> en VO waarin zij een(neven)vestiging heeft. De school heeft een bovenregionale functie en kiest ervoor omdaarnaast inhoudelijke afstemming te zoeken op relevante thema’s met anderesamenwerkingsverbanden in de regio. Voor De Zwengel zijn in ieder geval de drie onderst<strong>aan</strong>dethema’s relevant:1 Doorstroom en warme overdrachtMet ingang van de wetgeving <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> blijft de regeling gelden dat de indicatie dievanuit de (residentiële) instelling <strong>aan</strong> de leerling wordt gegeven voor behandeling in de instellingook de indicatie voor het SWV is om de leerling toelaatbaar te verklaren tot het (v)so.Op het moment dat een leerling De Zwengel verlaat, na afloop van de behandeling, valt deleerling binnen de zorgplicht van het samenwerkingsverband. Dit betekent dat er een belangrijkeafstemming moet plaatsvinden met de besturen van de diverse samenwerkingsverbanden alshet gaat om de vormgeving van de warme overdracht voor kinderen die tijdelijk in eenresidentiële instelling verblijven.Pagina 59/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)


2 KetenbenaderingEen tweede aspect betreft de ketenbenadering in de volle breedte. Hoe worden regulier en<strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> daadwerkelijk ketenpartners van elkaar om de leerling een schoolloopb<strong>aan</strong>te geven die bij hem/haar past? Daarbij horen vanzelfsprekend de afspraken met gemeenten enzorginstellingen. Dan gaat het onder andere over preventie en de inzet van de expertise van het<strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>. En over de wijze waarop het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> anticipeert op de vragenvanuit het regulier <strong>onderwijs</strong>, nu en in de toekomst.3 Tweede peildatumEen derde punt betreft de tweede peildatum. Voor leerlingen die na 1 oktober naar het <strong>speciaal</strong><strong>onderwijs</strong> worden verwezen is het samenwerkingsverband verplicht om een tweede peildatumaf te spreken die ligt tussen 2 oktober en 1 april van het daaropvolgende jaar. Voor deresidentiële scholen is hierover nog veel onduidelijkheid wat betreft de wet- en regelgeving.Voordat hierover gesproken kan worden met de samenwerkingsverbanden dient dit uiteraardeerst helder te zijn.Ten slotte een afweging voor de school zelf. “Ketenpartner zijn is een essentieel onderdeel vande visie op <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> van De Zwengel”, zegt Els van Rosmalen. “Dat betekent dat deschool zelf ook veel moet, maar ook wil investeren in netwerken, overleg en afstemming in hetbelang van onze leerlingen. Gelet op de bovenregionale functie van de school enerzijds en dekomende bezuinigingen anderzijds wordt ketenpartner zijn een flinke uitdaging voor DeZwengel”, aldus Els van Rosmalen. Liesbeth van den Oever voegt daar<strong>aan</strong> toe: “De ambitiesliggen hoog en de tijd zal leren of de school prioriteiten moet g<strong>aan</strong> stellen en welke dan. Er isechter een geloof dat met goed samenwerken en een goede afstemming met de ketenpartnerswe toch een heel eind blijven komen.”Pagina 60/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)


11 LITERATUURBekkers, V., Noordegraaf, M., Waslander, S. & Wit, B. de (2011). Passend <strong>onderwijs</strong>-Passendbeleid? Drie visies op beleidsvorming rondom <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong>. Den Haag: EC<strong>PO</strong>.Berg, R. van den en Vandenberghe, R. (1999). Succesvol leidinggeven <strong>aan</strong><strong>onderwijs</strong>innovaties: investeren in mensen. Alphen <strong>aan</strong> den Rijn: uitgeverij Samson.Bijstra, J. en Drost, M. (2008). Leerlingen in beeld. Groningen: RENN4Boswinkel, N., Buijs, K en Os, S. van (2012). Passende Perspectieven rekenen, wegwijzer.Enschede: SLO.Burgers, J. (2012). Gek op gaten. Ontdek wat klanten echt willen. Van Duuren Management.Castelijns, J., Koster, B. & Vermeulen, M. (2009). Vitaliteit in processen van collectief leren.Utrecht: Interactum.Diephuis, K. en Zijden, Q. van der (2008). Kader integraal indiceren. Den HaagEC<strong>PO</strong>, (mei 2011). Advies Aanbevelingen bij het wetsvoorstel <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong>. Den Haag.EC<strong>PO</strong>, (2011). Op weg naar <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> 3, ervaringen en lessen voor de toekomst, DenHaag.Fletcher, J.M., Denton, C. & Francis, D.J. (2005). Validity of alternative Approaches foridentification of learning disabilities: operationalizing unexpected underachievement. Journal oflearning disabilities, Vol. 38, nr. 6, p. 545-552.Herp, R., Meegen, L. van & M. Rekers (2009). Handreiking dekkende expertise in de regio.’s-Hertogenbosch: KPC Groep.Hoffmans, C.J.M. (2011). Kwaliteit basiszorg in beeld. Rapport van een onderzoek naar dekwaliteit van basiszorg en de tevredenheid van ouders over de zorg in de scholen in het kadervan een pilot Passend <strong>onderwijs</strong>. Emmeloord: Hoffmans en Heegsma BV.Hover, C. (2010). Verkenning. Plaats voor plaatsbekostiging in <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong>? Den Haag:smets+ hover+ adviseurs.Infinite (2011). Inventarisatie werkgelegenheidseffecten bezuinigingen <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong>.Utrecht: Infinite.Inspectie van het Onderwijs (2011). De staat van het <strong>onderwijs</strong>. Onderwijsverslag 2008/2010.Utrecht: Inspectie van het Onderwijs.Jager, W. de & Schuman, H. (2011). Ambulante begeleiding en <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong>. Eenverkenning van de actuele literatuur. Interne publicatie. Tilburg/Wijk <strong>aan</strong> Zee: FontysOSO/Heliomare.Pagina 61/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)Knorth, E.J., Minnaert, A.E.M.G. &Ruijssenaars, A.J.J.M (2005). Verschillen onderscheiden.Utrecht: Agiel.Marzano, R.J. (2003). What Works in Schools. ASCD.


Miedema I., Timmerhuis, A., Jepma, I. & Vegt, A.L. van der (2010). Profileren en indiceren –IVO. Utrecht: Sardes.Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2011). Wettelijk kader <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong>.Kamerstukken II, 31497.Minne, B., Webbink. D. en Wiel, H. van der (2009). Zorg om zorgleerlingen. Een blik op beleid,<strong>aan</strong>tal en kosten van jonge zorgleerlingen. Den Haag: CPB.Nienhuis, J. (2002). <strong>Werken</strong> met LVG-leerlingen in cluster 4-scholen. Groningen: RENN4NJI (2011). In wisselwerking samen sterker. Utrecht: NJI.Onderwijs<strong>raad</strong> (2011). Ruim b<strong>aan</strong> voor stapsgewijze verbeteringen. Den Haag: Onderwijs<strong>raad</strong>.Pameijer, N. & Draaisma, N. (2011). Handelingsgerichte diagnostiek in de jeugdzorg, een kadervoor besluitvorming. Leuven: Uitgeverij ACCO.Pranger, R.l., Muller, L., Schilt-Mol, T. van en anderen (2009). Stand van zaken koplopers<strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> 2008-2009. Tilburg: IVA.Radema, D., Veen, D. van, Verheij, F. & Wouters, R. (2005). <strong>Samen</strong> beter, beter samen,Onderwijszorgarrangementen in het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>. Utrecht: NJI.Siméa. Kadernotitie Afbakening en afstemming landelijk <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> en regionaal(<strong>speciaal</strong>) <strong>onderwijs</strong>, herziene versie oktober 2011. Utrecht: Siméa.Siméa. Siméa en <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> – herziene beleidsnota januari 2012. Utrecht: SiméaSiméa (2012). Herinrichting <strong>onderwijs</strong> en begeleiding cluster 2. Utrecht: SiméaSchipper, A.Y. en Sparreboom, M. (2011). Over grenzen. Notitie over beleid en strategieën vande REC's cluster 4 gericht op het beïnvloeden van leerlingenstromen richting <strong>passend</strong><strong>onderwijs</strong>. Lelystad/’s-Hertogenbosch: Sparring & Partners/KPC Groep.Schölvinck, M., Jansen. l. en Weijhrother., J. Von (2011). Passend <strong>onderwijs</strong>, andersbeschikken. Amersfoort: CPS.Smeets, E. (2008). <strong>Samen</strong>werking tussen <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> en residentiële instellingen,Onderzoek naar de <strong>aan</strong>pak ‘Eén kind, één plan’. Nijmegen: ITS.SPSO (2012) Koplopers clusteroverstijgende diensten. Utrecht.Struiksma, C. Kernimplementatieteam leerlijnen (2011). Duiden en Doen. SPSO: Utrecht.Vermaas, J. en Pluijm J. van der (2010). Passend <strong>onderwijs</strong> en zorgtoewijzing. Driemethodieken onder de loep. Penna Onderwijsadviseurs.Vijfeijken, M. van & Schilt-Mol, T. van (2011). Evaluatie subsidieregeling. Smalle experimenten<strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> nader bekeken. IVA:Tilburg.Pagina 62/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)WEC-Raad (2006). Speciaal of specialistisch? De kennis en expertise van gespecialiseerd<strong>onderwijs</strong> in kaart gebracht. Utrecht: WEC-Raad.


WEC-Raad en LVC3 (2008). Manifest Onderwijs <strong>aan</strong> zeer laag functionerende kinderen.Utrecht: WEC-Raad en LVC 3.Werkverband Opleidingen Speciaal Onderwijs (2009). Bekwaam & Speciaal. Generiekcompetentieprofiel speciale <strong>onderwijs</strong>zorg. Antwerpen-Apeldoorn: Garant.Pagina 63/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)


BEKNOPTE HANDREIKINGbij onderzoeksrapportage ‘<strong>Samen</strong>-<strong>Werken</strong> <strong>aan</strong> <strong>passend</strong> <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>’Suzanne Beek en Aleid SchipperKPC GroepMaart 2012Positie van het (v)soMet <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> verandert de positie van de (v)so scholen. Dat plaatst elke (v)so-schoolvoor de vraag naar de missie en vooral de visie van de school: waar st<strong>aan</strong> we voorrespectievelijk waar g<strong>aan</strong> we voor? Die visie zal in gesprek met het regulier <strong>onderwijs</strong> tot standmoeten komen. Het gaat om de afstemming tussen de vraag van het regulier <strong>onderwijs</strong> naar deexpertise die ze <strong>aan</strong>vullend nodig hebben en het gespecialiseerde <strong>onderwijs</strong><strong>aan</strong>bod van het<strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>. Steeds zal het gesprek g<strong>aan</strong> over welke <strong>onderwijs</strong>ondersteuning waar endoor wie het beste geboden kan worden.In elk samenwerkingsverband zal de basisondersteuning en extra ondersteuning die het regulier<strong>onderwijs</strong> kan bieden mede bepalend zijn voor het <strong>onderwijs</strong><strong>aan</strong>bod van het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>.Dat dit ingewikkeld wordt als de school voor (v)so deel uitmaakt van een groot <strong>aan</strong>talverbanden, waarbij de basiskwaliteit verschillend gedefinieerd is, hoeft geen betoog. Maaruiteindelijk heeft elke (v)so-school één schoolondersteuningsprofiel. Uit dat profiel moet blijkenvoor welke <strong>onderwijs</strong>zorgarrangementen leerlingen op de school terecht kunnen. Gaat deschool zich verder specialiseren in het <strong>onderwijs</strong> <strong>aan</strong> bepaalde doelgroepen of streeft de schooljuist naar een verbreding van het <strong>onderwijs</strong>(ondersteunings)<strong>aan</strong>bod? Vanuit desamenwerkingsgedachte adviseren we om duidelijk te communiceren over de mogelijkhedenvan de school en wees daarbij ‘expertise’-bewust. Zorg er in ieder geval voor dat de expertisevan het (v)so helder wordt omschreven, opdat het regulier <strong>onderwijs</strong> weet wat het <strong>speciaal</strong><strong>onderwijs</strong> wel en niet kan bieden. En maak waar wat je zegt.Indien de (v)so-school plannen heeft om <strong>onderwijs</strong> te verzorgen <strong>aan</strong> een nieuwe doelgroep,bijvoorbeeld leerlingen die verslaafd zijn, zorg er dan voor dat dit eerst als een gezamenlijkeverantwoordelijkheid en opdracht wordt gezien van het samenwerkingverband. Zonderbestuurlijke dekking zal geen geld voor nieuwe doelgroepen worden gereserveerd.SchoolondersteuningsprofielElke school voor (v)so is verplicht om een schoolondersteuningsprofiel op te stellen. Een modelvoor het opstellen van een schoolondersteuningsprofiel voor het (v)so wordt nog opgenomen inhet instrumentarium bij het referentiekader (verwachting is half april 2012).Voor het (v)so zou een schoolondersteuningsprofiel er als volgt uit kunnen zien.1 Algemene gegevensContactgegevens.Onderwijsvisie/schoolconcept.Relevante kengetallen leerlingenpopulatie, waaronder overzicht leerlingenstromen (instroom,doorstroom en uitstroom) en <strong>aan</strong>tal leerlingen per uitstroomprofiel.Pagina 64/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)


2 Onderwijs<strong>aan</strong>bod en basiskwaliteitHet algemene <strong>onderwijs</strong><strong>aan</strong>bod van de school. Voor het vso bijvoorbeeld in de vorm van deuitstroomprofielen dagbesteding, arbeidstoeleiding en diplomagericht. Voor het so kan ditbijvoorbeeld beschreven worden in de vorm van de kerndoelen (bijvoorbeeld de kerndoelen vanhet basis<strong>onderwijs</strong> of de kerndoelen zml).Het regulier <strong>onderwijs</strong> zal voor de basiskwaliteit vaak gebruik maken van de standaarden uit hettoezichtkader van inspectie. Voor het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> kan een vergelijkbare manier wordentoegepast door ook de standaarden uit het toezichtkader van de inspectie te gebruiken(bijvoorbeeld kwaliteitsbeleid, leerlingenzorg en opbrengstgericht werken). Voor afspraken overbasiskwaliteit kunnen ook andere instrumenten worden gebruikt, zoals de KwaliteitsnormSpeciaal Onderwijs, die scholen een kader biedt voor het opzetten van een certificeerbaarkwaliteitsmanagementsysteem.3 OnderwijszorgarrangementenWelke arrangementen biedt de school? In het instrumentarium behorend bij het referentiekadervan de <strong>PO</strong>-Raad worden de volgende vijf velden benoemd voor extra zorgarrangementen. Dezevelden kunnen ons inziens ook door het (v)so worden gebruik. De vijf velden zijn de volgende.1 Hoeveelheid <strong>aan</strong>dacht/handen in de klasPer arrangement <strong>aan</strong>geven of er individueel of groepsgericht wordt gewerkt (of een combinatie),gemiddelde groepsgrootte en welke functies (OP en OOP) worden ingezet.2 OnderwijsmateriaalWelke specifieke <strong>onderwijs</strong>materialen zijn nodig/wenselijk, gebruik van bepaaldemethodieken/programma’s.3 ExpertiseHierbij gaat het om de kennis en ervaring van leraren op het gebied van het omg<strong>aan</strong> metspeciale <strong>onderwijs</strong>behoeften van leerlingen. Hier wordt ook de expertise beschreven van het<strong>onderwijs</strong>ondersteunend personeel (denk <strong>aan</strong> CvB-leden). Ook expertise van individuele leraren(gecertificeerd).4 Fysieke omgevingBeschrijving van praktische voorzieningen zoals een verzorgingsruimte, time-outvoorziening,liften in het schoolgebouw, maar ook een prikkelarme omgeving.5 Verwevenheid andere instantiesBeschrijving van de samenwerking met externe instanties, zoalsJeugdzorg/revalidatiekliniek/dagbehandeling. Welke <strong>onderwijs</strong>zorgarrangementen worden insamenhang gegeven? Daarbij ook <strong>aan</strong>dacht voor de verantwoordelijkheidsverdeling.Denk hierbij ook <strong>aan</strong> vormen van gezinsondersteuning.Binnen cluster 2 is ervoor gekozen om de <strong>onderwijs</strong>zorgarrangementen <strong>aan</strong> de hand vanbovenst<strong>aan</strong>de vijf punten uit te werken. Op dit moment wordt daar de laatste hand <strong>aan</strong> gelegd.Daarbij worden de arrangementen beschreven vanuit het perspectief van het <strong>onderwijs</strong>.4 Grenzen <strong>aan</strong> het <strong>onderwijs</strong>Voor welke groep leerlingen kan de (v)so-school geen <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong>arrangement bieden?Pagina 65/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)


5 AmbitiesWelke <strong>onderwijs</strong>arrangementen/expertise wil de school de komende tijd ontwikkelen?Welkeeventuele andere ambities heeft de school?DoelgroepenIn het rapport hebben we een <strong>aan</strong>tal doelgroepen leerlingen specifiek besproken.Hier geven we in het kort enkele bevindingen weer.- (E)mg-leerlingenDeze leerlingen zullen ook in de toekomst overwegend <strong>aan</strong>gewezen blijven op hetgespecialiseerde <strong>onderwijs</strong>. Het zijn groepen leerlingen die vaak niet of nauwelijks bekend zijnbij het samenwerkingsverband. Ze stromen immers in via de zorg, KDC of anders. Maar zemoeten uiteraard wel bekostigd worden uit het budget van het samenwerkingsverband.Aan het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> de opdracht om deze leerlingenstroom inzichtelijk te maken (zie ookoverzichten op de website van <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong>).De Tweede Kamer heeft naar <strong>aan</strong>leiding van het debat over het wetsvoorstel PassendOnderwijs een motie ingediend voor de groep ernstig meervoudig gehandicapte leerlingen. In demotie (nr. 73 (33106)) wordt de regering verzocht om in afstemming tussen OCW, VWS en deVNG nog in 2012 een duurzame oplossing uit te werken die <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> en begeleidingop basis van de (gedecentraliseerde) AWBZ zo goed mogelijk op elkaar doen <strong>aan</strong>sluiten. Entevens om in overleg met de sectororganisaties in het <strong>onderwijs</strong> nog in 2012 een procedure uitte werken waardoor de plaatsing van ernstig meervoudig gehandicapte leerlingen in een voorhen <strong>passend</strong>e school gerealiseerd kan worden met zo min mogelijk procedurele enadministratieve belasting voor de ouders en de betrokken scholen, onder meer door eenvoorbeeldafspraak in het referentiekader op te nemen.Wellicht is het met het SWV bespreekbaar om vanaf 1 augustus 2013 voor de eerste twee, drie,vier schooljaren gelden te reserveren voor deze doelgroep.- Leerlingen met autisme en normale cognitieDe groei van het <strong>aan</strong>tal leerlinge met ASS heeft onder andere te maken met de verruiming vande DSM IV-criteria (ook Asperger en PDDNOS). Niet in elk SWV is een geschikt<strong>onderwijs</strong><strong>aan</strong>bod voor leerlingen met ASS die diplomagericht <strong>onderwijs</strong> willen volgen. Vanuit degedachte om de expertise zoveel mogelijk te behouden adviseren we om alssamenwerkingsverband gebruik te maken van de ervaringen en opbrengsten van de Passerscholen,auti-klassen en succesvolle flexibele ondersteuningstrajecten, waarbij het regulier en<strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> samenwerken.Vraag <strong>aan</strong> het regulier <strong>onderwijs</strong> welke extra arrangementen nodig zijn voor deze doelgroep enwelke bijdrage het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> kan bieden in de vorm van flexibele arrangementen.In de praktijk is gebleken dat speciale (v)so-scholen/locaties voor deze doelgroep leerlingensnel volstromen. Aanbod schept vraag. Het moet niet alleen een <strong>passend</strong> <strong>aan</strong>bod zijn, maar ookbetaalbaar.Maak zo lang als het mogelijk is gebruik van de expertise van de Steunpunten Autisme.Bespreek met het samenwerkingsverband op welke wijze de expertise van de steunpunten (welof niet in combinatie met de AB-diensten) ingezet kan worden. Juist de steunpunten hebbenbrede ervaring met ondersteuning van deze leerlingen in de drie milieus: school, gezin en vrijetijd.Pagina 66/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)


- (Semi-)residentiële leerlingenVoor deze leerlingen is het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> per definitie schakel<strong>onderwijs</strong>. De terugplaatsingbij deze leerlingen is een uitermate belangrijk punt in de continuïteit van hun schoolloopb<strong>aan</strong>.Bespreek in een vroegtijdig stadium welke terugplaatsingarrangementen gewenst zijn, nietalleen inhoudelijk maar ook financieel (TAB wordt immers wegbezuinigd). De opbrengst van eenpilot over ‘Terugplaatsingarrangementen’ bij de Zwengel, Rosmalen wordt juni 2012 verwacht.En <strong>aan</strong>gezien de terugplaatsing start bij de plaatsing, is het belangrijk om het gesprek met deverwijzende school <strong>aan</strong> te g<strong>aan</strong> om te vragen wat de school straks nodig heeft als de leerling nabehandeling weer teruggaat. De praktijkervaring is echter wel dat slechts een beperktpercentage leerlingen terugkeert naar de reguliere school van herkomst. In dat perspectief zijneen kwalitatief goede <strong>onderwijs</strong>kundige rapportage en (indien mogelijk) een warme overdrachtvoor deze leerlingen van groot belang.- Leerlingen tussen 17-20 jaar in cluster 3 en 4Deze groep leerlingen is niet altijd bekend bij het regulier <strong>onderwijs</strong>. Voor deze leerlingenontbreekt de wettelijke basis om <strong>onderwijs</strong> te volgen: ze hebben geen leerplicht meer en dezegroep leerlingen hoeft niet te voldoen <strong>aan</strong> de startkwalificatie. Maar dat betekent niet dat de(extra) zorg voor deze leerlingen ophoudt als jongeren niet meer leerplichtig zijn.Veel jongeren die nu zijn <strong>aan</strong>gewezen op voortgezet <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> (en praktijk<strong>onderwijs</strong>)hebben voor de overgang naar werk en mbo meer tijd en ondersteuning nodig om de vereistevaardigheden en kennis op te doen. <strong>Samen</strong>werking van besturen (vso, vo en mbo) metgemeenten, ketenpartners en het bedrijfsleven is daarbij van groot belang. Niet alleeninhoudelijk, maar ook om de pijn van financiële tekorten te delen in het belang van dezeleerlingen. Met de Wet werken naar vermogen komen er meer initiatieven op gang om dezesamenwerking vorm te geven.Bespreek binnen het SWV dat deze groep leerlingen op dit moment op een vso-school zit enmaak duidelijk wat de meerwaarde is om deze leerlingen na hun zeventiende op school tehouden (bijvoorbeeld meer tijd nodig om beter voorbereid de arbeidsmarkt op te g<strong>aan</strong>).Bij de berekeningen van OCW is rekening gehouden met het <strong>aan</strong>tal 17-20-jarigen binnen het(v)so. Het is de vraag of deze <strong>aan</strong>tallen de komende jaren ongewijzigd blijven. Het is <strong>raad</strong>zaamom ook als samenwerkingsverband deze doelgroep leerlingen te monitoren.Expertise <strong>onderwijs</strong> en zorgUit de gesprekken met de collega’s uit het veld blijkt dat de expertise van het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>vooral tot uitdrukking komt in de samenwerking met de (jeugd)zorginstellingen. Het gaat bij demeeste leerlingen in cluster 3 en 4 niet alleen om een <strong>aan</strong>gepast <strong>onderwijs</strong>arrangement, maar iseen <strong>onderwijs</strong>- en zorgarrangement noodzakelijk om ondersteuning te bieden bij deschoolloopb<strong>aan</strong>. Deze integrale benadering van <strong>onderwijs</strong> en zorg wordt sterk benadrukt. Ookondersteuning <strong>aan</strong> het gezin neemt een steeds belangrijker plaats in.De scholen voor (v)so kunnen in hun schoolondersteuningsprofiel <strong>aan</strong>geven met welke(jeugd)zorginstellingen wordt samengewerkt. Op dit terrein liggen waarschijnlijk ook nogambities van (v)so-scholen. Daarnaast is het zinvol om als gezamenlijk <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> ineen samenwerkingsverband na te g<strong>aan</strong> met welke instellingen wordt samengewerkt. Wellichtbiedt dat kansen op betere afstemming van trajecten, efficiënte inzet en schaalvoordelen. Debestuurders van de (v)so-scholen kunnen hierin initiatieven nemen door zelf op bestuurlijkniveau contact op te nemen met bestuurders van de diverse zorginstellingen. Voor eengewenste verbreding van het <strong>aan</strong>bod zijn ook contacten met bijvoorbeeld de Jeugd-GGZrelevant.Pagina 67/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)


In de afgelopen jaren zijn veel pilots, projecten en onderzoeken uitgevoerd rondom dit themavan samenwerking tussen <strong>onderwijs</strong> en (jeugd)zorg. Het is mede <strong>aan</strong> het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> omdie ervaringen en uitkomsten mee te nemen naar de nieuwe samenwerkingsverbanden.Maak gebruik van elkaars ervaring en kennis als het gaat om de bekostiging van gezamenlijketrajecten <strong>onderwijs</strong> en zorg. We denken hierbij onder andere <strong>aan</strong> het overleg met verzekeraarsen inzet van DBC’s (zie voorbeeld van de stichting Altra in Amsterdam).Expertise en het schoolteamDe expertise van de leraren en/of het OOP in het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> bestaat niet uit kennisalleen. Het gaat ook om vaardigheden en houding, kortom om competenties. De <strong>aan</strong>wezigekennis wordt zichtbaar in de praktijk van het handelen. Daarbij gaat het om het professioneeloordeelsvermogen van een leraar.Het integraal personeelsbeleid (IPB) is bij het verder ontwikkelen van de expertise enhandelingsbekwaamheid van leraren in het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> een belangrijk instrument. Denkdaarbij onder andere <strong>aan</strong> het werken met bekwaamheidsdossiers, coaching van nieuwe leraren,inzetten van de functiemix (LC-functie voor onderzoek). Maar ook <strong>aan</strong> afspraken rondomscholing. Welke opleidingseisen worden gesteld <strong>aan</strong> het personeel? Krijgen alle beginnendeleraren de verplichting om zich bepaalde programma’s/methodieken eigen te maken? Op welkemanier worden het scholingsbudget en straks de professionaliseringsgelden ingezet? En opwelke manier worden kwaliteitsbeleid, opbrengstgericht werken en Passend Onderwijs metelkaar geïntegreerd?Kennis beweegt zich in de hoofden van mensen en tussen mensen. Maar voor het leren met envan elkaar is in een tijd van minder formatie en weinig financiële middelen minder ruimte. Datwordt door de geïnterviewden als problematisch gezien. Een advies is om hetprofessionaliseringsbudget dat beschikbaar komt niet alleen in te zetten voor scholing encursussen, maar juist ook te investeren in informeel leren, in het samenwerken in professioneleleergemeenschappen.Expertise en beeldvormingBij de vormgeving van een <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong><strong>aan</strong>bod voor leerlingen met complexe <strong>onderwijs</strong>enondersteuningsbehoeften gaat het niet alleen om de vraag welke expertise nodig is, maarook waar de expertise vand<strong>aan</strong> gehaald kan worden. Dat hoeft niet automatisch het <strong>speciaal</strong><strong>onderwijs</strong> te zijn. Bij die afweging in een samenwerkingsverband speelt niet alleen mee of deexpertise ook daadwerkelijk bij het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> <strong>aan</strong>wezig is, maar ook of het regulier<strong>onderwijs</strong> deze expertise <strong>aan</strong> het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> toedicht. Met andere woorden: wat is debeeldvorming van het regulier over het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>? Mensen spreken snel in beelden,zonder daadwerkelijk na te g<strong>aan</strong> of deze beelden wel kloppen met de werkelijkheid. Vanuit diegedachte adviseren we over die beelden in gesprek te g<strong>aan</strong> vanuit een open, eerlijke ennieuwsgierige houding.Pagina 68/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)Expertise en handelingsgericht indicerenDe CvI’s hebben in de afgelopen jaren ruime ervaring opged<strong>aan</strong> met het opzetten van eenindicatietraject en alles wat daarbij komt kijken. Anders dan bij de PCL en RVC is de werkwijzevan de CvI onderwerp van toezicht door de inspectie geweest. Daarbij werd niet alleen gekekennaar de juistheid van de toepassing van de criteria, maar ook naar de procedure, wettelijketermijnen enzovoort. Deze opgedane ervaring is zeker relevant voor de nieuwesamenwerkingsverbanden <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong>. Bij het delen van kennis kunnen de CvI’s/REC’sverschillende zaken inbrengen, zoals:- de expertise van de CvB-leden met handelingsgericht diagnosticeren en het opstellen vaneen ontwikkelingsprofiel voor leerlingen;- het uitwerken van procedures en het bewaken van termijnen als het gaat om toewijzingvan <strong>onderwijs</strong>(zorg)arrangementen. Voor dat laatste hebben veel CvI’s protocollen


opgesteld. In het verlengde daarvan ligt het opzetten van een eigen kwaliteitssysteem.Enkele CvI’s zijn zelfs gecertificeerd;- het meedenken over een nieuw registratiesysteem. Het CvI-net verdwijnt en daarmee eengrote hoeveelheid data en managementinformatie. Op het niveau van hetsamenwerkingsverband <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> moet een ander systeem komen. Dan zijnvragen <strong>aan</strong> de orde als: welke gegevens moeten verplicht geregistreerd worden ominzichtelijk te maken welke <strong>onderwijs</strong>ondersteuningsarrangementen zijn afgesproken envoor welke prijs? En welke gegevens zijn relevant voor eenmanagementinformatiesysteem op het niveau van het SWV?OudersIn de huidige wet- en regelgeving wordt de trajectbegeleiding van ouders verzorgd door deREC’s. Door de invoering van de zorgplicht komt de verantwoordelijkheid om de ouders tebegeleiden in eerste instantie op het niveau van de afzonderlijke school en/of bestuur te liggen.Dit gegeven benadrukt het belang om als school te investeren in de pedagogische driehoek vankind, ouder en leraar.Ook hier geldt dat het praktisch is om gebruik te maken van opgedane ervaringen enopgebouwde expertise. Daarbij denken we <strong>aan</strong> de trajectbegeleiding vanuit de REC’s, maar ook<strong>aan</strong> de diverse loketten voor ouders, die in de afgelopen jaren zijn opgezet.Voor de scholen voor <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> zijn ouders belangrijke educatieve partners. Voorouders van leerlingen met speciale <strong>onderwijs</strong>behoeften gaat veel veranderen. Zorg tijdig voorgoede voorlichting <strong>aan</strong> ouders van leerlingen op school over de herindicaties, de wijzigingen inde criteria, mogelijk actief/actiever terugplaatsingsbeleid, de zorgplicht enzovoort. Maak over devoorlichting <strong>aan</strong> ouders ook gezamenlijke afspraken binnen het samenwerkingsverband.Aansluiting bij samenwerkingverbandenOp basis van de wettelijke regelingen is voorgeschreven bij welke samenwerkingsverbanden debesturen <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> moeten <strong>aan</strong>sluiten. Daarnaast kunnen besturen <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>ervoor kiezen om zich bij meer samenwerkingsverbanden <strong>aan</strong> te sluiten gelet opleerlingenstromen (voedingsgebied).Voor elk bestuur met een <strong>aan</strong>bod voor <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> geldt de afweging: bij welkesamenwerkingsverbanden sluit ik me <strong>aan</strong>? Wat is wettelijk voorgeschreven, wat is gewenst,maar ook wat is haalbaar? Misschien moet er in sommige gevallen wel gekozen worden voor‘optimaal’ in plaats van ‘ideaal’. De volgende overwegingen geven we hierover mee:- Bespreek de <strong>aan</strong>sluitingsstructuur met de andere besturen <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> in de regio.- Ga na of het wenselijk en haalbaar is om als besturen/scholen voor <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>elkaar te vertegenwoordigen in bepaalde bestuurlijke overleggen van hetsamenwerkingsverband. Maak daar waar mogelijk gebruik van de ‘oude’ REC-structuur.Probeer met elkaar efficiënt om te g<strong>aan</strong> met je tijd, je hebt er toch al te weinig van.- Bespreek met de school/scholen <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> van tevoren welke onderwerpen echtnoodzakelijk zijn om in te brengen in het samenwerkingsverband. Denk daarbij <strong>aan</strong>behoud expertise, gezamenlijke verantwoordelijkheid voor personeel (v)so, bekendheidmet de doelgroep leerlingen (en financiële consequenties) en tweede peildatum.- Zorg voor een duidelijke intern overleg- (bestuur en school c.q. scholen) encommunicatiestructuur over <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong>. Elk samenwerkingsverband heeft straksimmers eigen afspraken en spelregels waar de school/scholen rekening mee moetenhouden (zie regiegroep SSOE).Pagina 69/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)


<strong>Samen</strong>werking binnen het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>In elk samenwerkingsverband zit een unieke combinatie van scholen voor <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>. Inhet perspectief van de veranderingen voor het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> ligt het voor de hand om tijden energie te steken in de afstemming met de collega cluster 3- en 4-scholen in dezelfde regio.Bespreek de schoolondersteuningsprofielen met elkaar. Ga na of er wellicht groepen leerlingenzijn die dezelfde <strong>onderwijs</strong>behoefte hebben en waar je misschien in gezamenlijkheid eenvoorziening/gespecialiseerd <strong>onderwijs</strong>zorgarrangement voor kunt regelen. Bijvoorbeeld hetgezamenlijk uitwerken van het <strong>onderwijs</strong> <strong>aan</strong> en stagemogelijkheden voor leerlingen met hetuitstroomprofiel arbeidstoeleiding of een gespecialiseerd <strong>onderwijs</strong>zorgarrangement voor lvg+leerlingen. Maar misschien is er op dit moment ook wel sprake van overlap binnen het eigencluster <strong>onderwijs</strong>. Wetende dat de financiële ruimte in veel regio’s beperkt is, zal dat ook omafstemming vragen.Afstemming met OPDC, praktijk<strong>onderwijs</strong> en sbo-<strong>onderwijs</strong>Denk bij de afstemming van <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> in de regio ook <strong>aan</strong> mogelijkheden en kansenrichting het sbo-<strong>onderwijs</strong>, praktijk<strong>onderwijs</strong> en een OPDC.Voor de cluster 4-scholen is met name de afstemming met het sbo relevant. Verschillende sboscholenhebben in de afgelopen jaren veel lgf-leerlingen cluster 4 begeleid. Daarmee vormdendeze scholen vaak een thuisnabije voorziening voor een bepaalde groep leerlingen met speciale<strong>onderwijs</strong>behoefte. Andere sbo-scholen hebben veel expertise ontwikkeld in de ondersteuningvan het regulier basis<strong>onderwijs</strong>. Wellicht zijn er mogelijkheden om expertise te behouden en tekoppelen van de sbo-scholen, de huidige AB-dienstverlening en de inzet vanuit de SteunpuntenAutisme. Voor afstemming met het praktijk<strong>onderwijs</strong> is vooral het thema uitstroom (ROC,arbeidstoeleiding) relevant: voor deze groep leerlingen zijn in de regio beperkte kansen op dearbeidsmarkt en gesprekken tussen gemeenten (met een taak voor deze leerlingen),ondernemers en praktijk<strong>onderwijs</strong> zijn nodig om de leerlingen duurzaam naar arbeid toe teleiden.TussenvoorzieningenOp dit moment is in de samenwerkingsverbanden voortgezet <strong>onderwijs</strong> al een <strong>aan</strong>taltussenvoorzieningen opgenomen, zoals Rebound, Op de Rails (ODR) en Herstart. In sommigeregio’s zijn deze trajecten al gedeeltelijk samengevoegd. Het is <strong>aan</strong> het SWV om te bezienwelke voorzieningen in de toekomst behouden blijven (en welk voorzieningenniveau bekostigdkan worden). Gegeven de situatie dat het regulier en <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> met elkaarverantwoordelijk zijn voor een <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong><strong>aan</strong>bod voor alle leerlingen in de regio, is het<strong>aan</strong> te bevelen om gezamenlijk (<strong>speciaal</strong> en regulier) te inventariseren wat <strong>aan</strong>tussenvoorzieningen nodig is (inhoud van het arrangement, duur van het traject, bekostiging,criteria enzovoort). Bij deze inventarisatie moet wel rekening gehouden worden met de kortingop Op de Rails en de gevolgen voor de rechtspositie van het personeel dat werkzaam is voorODR.Relatie tussen regulier en <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>Niet in alle samenwerkingsverbanden is het regulier <strong>onderwijs</strong> bekend met het <strong>speciaal</strong><strong>onderwijs</strong> en met de leerlingen met speciale <strong>onderwijs</strong>behoeften op betreffende scholen.Als je met elkaar ketenpartners wilt zijn, dan is kennismaking een eerste stap. SSOE heeft openexpertisedagen georganiseerd op school, met een grote opkomst. Alterius heeft gericht een<strong>aan</strong>tal bestuurders uitgenodigd. Daarnaast heeft SSOE gesprekken gevoerd met destakeholders over het te voeren <strong>onderwijs</strong>beleid.Pagina 70/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)


In verschillende gesprekken is benoemd dat het regulier <strong>onderwijs</strong> soms al heeft <strong>aan</strong>gegevendat het eenzelfde (tussen)voorziening of de ambulante ondersteuning beter en goedkoper kanuitvoeren dan het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong>. In algemene zin is niet <strong>aan</strong> te geven of dat wel of niet zois. Hier geldt dat het belangrijk is om open en transparant te zijn over wat je als (v)so-schoolkunt bieden en wat je niet waar kunt maken. Waar de voordelen liggen van het <strong>speciaal</strong><strong>onderwijs</strong> en ook waar het wellicht beter in het regulier <strong>onderwijs</strong> kan. In het perspectief vansamenwerking ligt het voor de hand om in dat laatste geval in ieder geval <strong>aan</strong> te bieden omhierover mee te denken.Afstemming met cluster 2De cluster 1- en 2-instellingen zijn straks beide landelijk georganiseerd. In het perspectief vanafstemming ligt het voor de hand om als samenwerkingsverbanden <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> goedecontacten te onderhouden met deze landelijke instellingen. Voor de samenwerkingsverbanden<strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> is het vooral van belang om goede onderlinge afspraken te maken met decluster 2-instellingen, gelet op de doelgroep ESM-leerlingen. Ons advies is om tijdig afsprakente maken over leerlingen waarover twijfel bestaat of het een leerling is voor het cluster2-<strong>onderwijs</strong>. Indien een CvB van cluster 2 beslist dat een leerling met ESM problematiek niettoelaatbaar is tot het cluster 2 <strong>onderwijs</strong>, dan valt de leerling automatisch binnen deverantwoordelijkheid van het samenwerkingsverband <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> in de regio.Niet alleen de toewijzingscommissie in een SWV, maar ook alle scholen in het SWV moetengoed op de hoogte zijn van de landelijke criteria die cluster 2 hanteert.De besturen van cluster 1 en 2 hebben geen zorgplicht. Dat kan betekenen dat in een uiterstgeval deze instellingen een leerling kunnen weigeren. Ook dan valt de leerling binnen deverantwoordelijkheid van een samenwerkingsverband. Vanzelfsprekend is het gewenst om hierop voorhand goede afspraken over te maken.Ambulante begeleiding (externe dienstverlening)De huidige stand van zaken rondom ambulante begeleiding laat een gevarieerd beeld zien datvarieert van REC’s c.q. besturen die al besloten hebben om deze diensten op te heffen tot een<strong>aan</strong>tal initiatieven om clusteroverstijgende externe dienstverlening op gedeeltelijk commerciëlevoet verder uit te werken. Voor een <strong>aan</strong>tal inspirerende voorbeelden verwijzen we naar debrochure: ‘Koplopers clusteroverstijgende ambulante begeleiding’, uitgegeven door SPSO.Een van de adviezen van deze koplopers is: zoek de samenwerkingsverbanden op en laat ziendat je niet alleen wat te bieden hebt, maar ook dat je in staat bent de wensen van de scholen tevertalen in een gericht begeleidings<strong>aan</strong>bod. Een tweede advies gaat in op het belang van derelatie met de leraren in het regulier <strong>onderwijs</strong>. Zij zijn handelingsverlegen en stellen deondersteuningsvragen.Natuurlijk speelt in elke regio de vraag of en zo ja op welke wijze het regulier <strong>onderwijs</strong> ook na2015-2016 de ondersteuning vanuit het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> blijft inkopen. Ondertussen hebbende besturen voor (v)so te maken met de <strong>aan</strong>gekondigde bezuinigingen en de uitvoering van hetontslagbeleid c.q. werkgelegenheidsbeleid.In elk samenwerkingsverband zullen de AB-diensten, samen met het regulier <strong>onderwijs</strong> op zoekmoeten g<strong>aan</strong> naar maatwerk. Vanuit het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> gezien is het wel reëel om <strong>aan</strong> hetsamenwerkingsverband te vragen om een meerjarig perspectief, hoe beperkt ook. Dit met hetoog op de bedrijfsvoering.Pagina 71/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)


TerugplaatsingIn het ondersteuningsplan moeten de afspraken komen te st<strong>aan</strong> over de manier waarop deleerlingen vanuit het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> worden teruggeplaatst en overgeplaatst. Het gaat omeen gezamenlijke verantwoordelijkheid om <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> te bieden, want bij de <strong>aan</strong>meldingbegint immers de terugplaatsing. Ga in overleg met het regulier <strong>onderwijs</strong> over wat ze nodighebben om de leerling die nu in het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> zit straks zelf te kunnen ondersteunen.Er zijn al verschillende initiatieven om de terugplaatsing van leerlingen actief te bevorderen.- Betrek bij de herindicatiebespreking van leerlingen in het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> bijvoorbeeldambulante begeleiders. Zij hebben over het algemeen goed zicht op de mogelijkheden vanhet regulier <strong>onderwijs</strong> in de regio.- Terugplaatsing Ambulante Begeleiding (TAB) komt met ingang van augustus 2013 tevervallen. Bespreek met het regulier <strong>onderwijs</strong> of alle leerlingen zonder begeleiding terugkunnen of dat voor bepaalde leerlingen toch een terugplaatsingarrangement gewenst is.Daarbij kan onderscheid gemaakt worden in verschillend arrangementen. Neem dit op inde begroting van het SWV.- Betrek bij de herindicatie collega’s vanuit de zorginstellingen. Dan kan vanuit het <strong>speciaal</strong><strong>onderwijs</strong>, indien gewenst, een gecombineerd traject worden <strong>aan</strong>geboden bijterugplaatsing.Vanzelfsprekend zijn de ouders en de leerling zelf belangrijke partners bij eenterugplaatsingtraject.Overleg met gemeente over huisvestingWe adviseren om plannen voor nieuwbouw/verbouw voor (v)so-scholen niet alleen met degemeente te bespreken, maar ook met een <strong>aan</strong>tal andere relevante besturen uit hetsamenwerkingsverband. Denk daarbij <strong>aan</strong> gespreksthema’s zoals krimp, huidige huisvestingvan alle (v)so-scholen, verdichting van de problematiek, mogelijkheden van samenwerkingtussen cluster 3- en 4-<strong>onderwijs</strong> of tussen cluster 4- en het sbo-<strong>onderwijs</strong>. In breder verbandkan worden nagedacht over de wenselijkheid en noodzaak van nieuwbouw en welke specifiekeeisen vervuld dienen te worden om bijvoorbeeld een bredere groep leerlingen binnen denieuwbouw <strong>onderwijs</strong> te bieden. Het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> kan daarbij expertise inbrengen als hetgaat om tal van praktische zaken (rolstoelvriendelijk gebouw, hoogte van de lichtknoppenenzovoort).Eerste ondersteuningsplan voor een kortere periode vaststellenIn het wetsvoorstel staat dat het ondersteuningsplan minimaal eenmaal in de vier jaarvastgesteld moet worden. Ons voorstel is om het weliswaar met elkaar te hebben over delangere termijn (waarbij bijvoorbeeld de visie op ‘goed <strong>onderwijs</strong> en krimp’ <strong>aan</strong>dachtspuntenzijn), maar het eerste ondersteuningsplan te maken voor een periode van twee jaar: 1 augustus2013 - 1 augustus 2015. Dat geeft de mogelijkheid om het als een groeidocument tebeschouwen en echt de tijd te nemen om belangrijke wijzigingen goed doordacht door tevoeren. Het is de verwachting dat tegen die tijd meer bekend is over de reorganisatie bij deJeugdzorg. Dan kan daar in het tweede plan rekening mee gehouden worden. Die afstemmingtussen <strong>onderwijs</strong> en Jeugdzorg is voor het <strong>speciaal</strong> <strong>onderwijs</strong> uitermate relevant.Pagina 72/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)DoorzettingsmachtMet de invoering van <strong>passend</strong> <strong>onderwijs</strong> is wettelijk geregeld dat de school die geen <strong>passend</strong><strong>onderwijs</strong><strong>aan</strong>bod kan bieden <strong>aan</strong> een leerling de zorgplicht heeft om een andereschool/tussenvoorziening te vinden voor deze leerling. Hiermee wordt op papier de kans kleinerdat er leerlingen tussen wal en schip raken. Ook al probeert de nieuwe wetgeving ‘thuiszitters’ tevoorkomen, de ervaring in de afgelopen jaren leert dat er toch kinderen tussen wal en schipvallen. We verwachten dat dit ook bij de nieuwe wetgeving (helaas) nog steeds het geval zalzijn.


Onze <strong>aan</strong>beveling is om op welke manier dan ook ‘doorzettingsmacht’ te regelen in eensamenwerkingsverband. We sluiten hierbij <strong>aan</strong> bij het advies van Van Beekveld en Terpstra diespreken over het belang van een scheidsrechterfunctie. “De onafhankelijkheid van deze functieis essentieel. Onafhankelijkheid is de enige manier om een goede afstemming tussenindividuele (organisatie) belangen en gemeenschappelijke (maatschappelijke) belangen totstand te brengen.”Pagina 73/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)


Pagina 74/74Maart 2012AV1.12I.0079 (<strong>PO</strong>-12552)

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!