12.07.2015 Views

CLAiR-LIEU - Canons Regular Blog

CLAiR-LIEU - Canons Regular Blog

CLAiR-LIEU - Canons Regular Blog

SHOW MORE
SHOW LESS
  • No tags were found...

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>CLAiR</strong>-<strong>LIEU</strong>TIJDSCHRIFT GEWUD AAN DE GESCHlEDENISDERKRUI5HEREWINHOUDiDt A. VAN ASSI>XD( irtikT£ Brc12e JAARGANG19 5 41eAFLEVERINGLICHTLAND -DIEST


C L A I R - L I E UTIJDSCHRIFT GEWIJD AAN DE GESCHIEDENISDERKRUISHEREN1 2e JAARGANG19 5 41eAFLEVERINGLICHTLAND -DIEST


ovaal, omgeven door een dito-stralenkrans. De bandjes worden door 'ndubbel, licht koperbeslag saamgehouden en gesloten. Het geheel is ingoede staat.Gelijk alle gedrukte breviers van het eerste uur, bevat ook deze uitgavehet gehele Officie, — is wat men noemt 'n Totum. Dit gedruktetotum bevat aldus het gehele Officie van de Predikheren over het gehele jaar. Bovendien, — gelijk dit nog gebruikelijk is in onze hedendaagsebreviers, — biedt deze brevier-uitgave een klein gerief van gebedenen zegeningen, welke 'n priester gaarne bij de hand heeft. Hetbijzondere hiervan is wel, dat er zelfs de gebeden in staan voor de toedieningvan het H. Oliesel, voor de Communie aan de zieken, en nietalleen de Gebeden der stervenden, maar ook nog de Uitvaartgebeden.Bovendien heeft dit Udens bandje nog twee quaterntjes, die extractenbevatten uit het Missaal, — iets wat men hier helemaal nietzou verwachten. En het is hier nog te meer opvallend, omdat zelfs ookde druk geheel verschilt van die van het brevier. Zo bijvoorbeeld is dedrukspiegel, — bij beide in twee kolommen —, in het brevier 103 X 67—, hier 106 X 68 mm.; in het brevier telt elke bladzijde veertig drukregels,hier zijn 't er maar vijfendertig, zulks omdat de letters hier2 mm., — in het brevier 1,2 mm, meten. Het meest opvallende is echter,dat de lopende telling niet doorgaat en zelfs het signatuur wordt onderbroken:deze wordt vervangen door 'n kruisje voor het eerste quaterntje,en twee kruisjes voor het tweede. Daar deze ten andere devorm hebben van het Kruisherenkruisje, zou men — op het eerste oog— menen hier 'n uittreksel te vinden uit een Kruisherenmissaaltje vandie tijd. Bij nadere inzage wordt het echter duidelijk, dat het geheel vanen voor de Predikheren is. Het bevat immers o.a. de votiefmis: de beatoDominico patre nostro, 'n mis, die de Kruisheer natuurlijk niet had, —en 'n andere: Nostre domine de pietate, — 'n feest dat de Kruisheerwel vierde, maar onder 'n andere naam en geheel verschillend van vorm.Toch kon ook de Kruisheer dit uittreksel goed gebruiken: gelijk dePredikheer, vond ook hij hier de voor zijn Mis nodige gebruiken engebeden, die verschilden van het Romeinse missaal: de gebeden aan devoet van het altaar, bij het Offertorium en de Communio. Verder devotiefmissen van de H. Drievuldigheid, de H. Geest, het H. Kruis, envan O. L. Vrouw, gevolgd door Orationes diversae, en daarna Missenvoor Overledenen, de Mis van de Vijf Wonden en van het H. Sakrament.Dit alles werd besloten met 'n votiefmis — gelijk boven gezegd— de Beato Dominico patre nostro en Nostre domine de pietate, plusnog enkele gebeden, o.a. voor de H. Mis.Vond de Kruisheer aldus veel in deze Predikherendruk wat naar zijngading was, hij moest ook nog betrekkelijk veel aanvullen. Deze aanvullingenzijn hier handgeschreven. Ze veroorzaken zelfs, in deze regelmatigebrevier-uitgave, 'n hele omwenteling. Zo moest hier vooraan,waar gewoonlijk het Kalendarium staat, dit van de Predikheren worden verwijderd en vervangen door dat van de Kruisheren; hiermedebegint dan ook dit Udens brevier.Het Kalendarium is geheel handgeschreven over dertien bladzijden.Daarna volgen echter nog vele gebeden, ook handgeschreven, waar-


over hier verderop 'n uitvoerige, aparte behandeling wordt gegeven.Alles tesamen telt dit eerste handgeschreven gedeelte elf folia, allevan perkament.Na deze elf folia komt de brevierdruk. Allereerst het psalterium, metachteraan, — gelijk dat in die tijd gebruikelijk was —, de cantica, delitanie van Alle Heiligen, plus enkele gebeden, en dan het CommuneSanctorum, gevolgd door het bovengenoemde gerief voor de priester,— in het geheel 76 folia.Hierna komt weer 'n handgeschreven gedeelte. Bij het CommuneSanctorum stonden namelijk ook de votieffeesten van de Predikheren,de zogenaamde memovie of commemoraties o.a. van O. L. Vrouw envan Vader-Dominicus, en het votieffeest van O. L. Vrouw op alleZaterdagen. De Kruisheren echter hadden 'n votieffeest van hetH. Kruis, op alle Vrijdagen van het jaar, en hielden andere memorie.Daarom werden hier, na het gedrukte Commune Sanctorum, zeshandgeschreven folia ingeschoven.Het psalterium met de cantica en excerpten uit het rituale, gevolgddoor het Commune Sanctorum, heeft 'n aparte telling, van a.l. totk-volledig, doch met 'n lacune in g (nl. g.1.2.3. + een folium slechts),zodat dit gedeelte (10 X 8) -4 folia telt: inderdaad eindigt hier de teltellingmet f. LXXVJ. Hierop sluit dan het handgeschreven gedeeltevan zes folia aan.Met het gedrukte Tijd-eigen dat nu volgt, begint 'n nieuwe tellingmet A.I. en 'n nieuwe nummering der folia met Folio prime De tellinggaat door tot X, en wordt nog voortgezet in AAl tot HH6, alleenonderbroken, — na N8 —, door de bovenbesproken twee quaterntjesmet de kruisjes als signatuur. Het Tijd-eigen heeft zijn nummering derfolia: van Al tot N8, dus 13 X 8 of CIIIJ folia.Na het dubbele quaterntje dat nu volgt, komt het Sanctorale van dePredikheren in druk2): de telling gaat wel door: 01 enz., raaar er begint 'n nieuwe nummering der folia, — echter pas op 05 —, welke qaattot fol. CXXIJ.Op dit laatste fol. staat recto, onder aan de tweede kolom, het jaartalvan de druk: Anno dni MCCCCC.XIJ. die decimaquinta mensisJunij, en op verso staat het vignet van de drukker Jehan Petit 3).2) In het andere Predikherenbrevier A0 1513, waarvan ook 'n exempJaar in Uden,is de volgorde deze: de Tempore, Psalterium met cantica, Commune Sanctorum,Proprium Sanctorum. Alles is voorafgegaan en gevolgd door 'n handgeschrevenkalendarium en Eigen van de Kruisheren.3) Het vignet, op f.CXXIJ.v. stelt 'n schild voor, zilveren blazoen, gedragendoor 'n leeuwenpaar en hangend aan 'n stam, waar korenbloemen langs heenvallen.Op dit blazoen prijkt tevens 'n gouden lelie, en boven in de hoeken staan de initialenvan de drukkerij: I. P.De op f. CXXIJ.r.II onderaan gedrukte kolophon van het sanctorale en tevens vanheel deze Predikherendruk luidt aldus:Finis santoralis. Explicit breviarium secundum usum fratrum predi catorumaccurate castiga turn ac quottatum secundum tenorem libri di. cti ordinis per quemdamfratrem conventus (rood) parisiensis. Impressus expensis vene- rabilis bibliopole alme univer- sitatis (rood) parisiensis Johannis petit commorantis in vicosancti (rood) Jacobi ad intersignium (rood) Lilij aurei. Anno domini M.CCCCCXIJ. die decimaquin- ta mensis (rood) Junij.


'n Storing schijnt zich voor te doen in T waarvan alleen 1 en 2 ende corresponderende eindfolia 7 en 8 staan: ook de nummering springttrouwens van f.37 en 38 op 43 en 44. Dit nu gebeurt in de tekst vande feesten van Vincentius Ferrerius en Pietatis, feesten eigen aan dePredikheren en welke de Kruisheren niet hadden. Dus werden wel metopzet vier folia uitgescheurd bij het inbinden van dit exemplaar, bestemdvoor de Kruisheren.Dit Eigen der Predikheren maakte vooral 'n aanvulling met hunProprium voor de Kruisheren noodzakelijk. Dit volgt dan ook, handgeschreven,en met dit handschrift sluit het brevier. De nummering vanhet gedrukte Sanctorale der Predikheren wordt er in voortgezet: hetlaatste folium is CXLVIJ. Feitelijk eindigt het in recto, tweede kolom:wat nog volgt in verso is later bijgevoegd, zelfs door verschillendeandere handen.Dit handgeschreven gedeelte bevat drie quaterntjes, plus een — hetlaatste toegevoegd folium. Toch tellen we niet 25, maar 24 folia. Hetblijkt namelijk, dat het begin-folium van het Eigen der Kruisheren,hetwelk CXXIIJ moest zijn, is weggevallen. Daar dit gehele handgeschreven gedeelte keurig is bewerkt, met sierlijke afwisselend-rode enblauwe initialen, en bovendien op fol. CXXIIIJ dat nu het eerste is,nog 'n bijzonder grote en sierlijke hoofdletter prijkt met 'n randverluchtingtot beneden, mag wel verondersteld worden, dat het voorgaandetitelfolium nog veel schoner en wellicht ook rijker is geweest en ...om zijn kostbaarheid verdwenen.Het geheel telt aldus, in volgorde:handgeschreven elf folia, bevattend kalendarium en gebeden;gedrukt 76 folia, bevattend psalterium, Cantica, Litanie van AlleHeiligen, gebeden, Commune Sanctorum en uittreksels uit 't Rituale;handgeschreven 6 folia, met aanvullingen voor votieffeesten van deKruisheren;gedrukt 104 folia, voor het Tijdeigen;gedrukt (speciaal) 16 folia, met Misgebeden enz.;gedrukt 4+122 — 4 = 122 folia, het Eigen der Heiligen voor dePredikheren;handgeschreven 24 folia, voor het Eigen der Heiligen bij de Kruisheren.Totaal: handgeschreven 41 folia;gedrukt 318 folia; (302 gewoon; 16 speciaal);Totaal-generaal: 359 folia.Nadere beschouwing van het Udens Brevier.De nu volgende beschouwing van dit Udens brevier zal het gedruktegedeelte verder laten rusten. Dit brevier is immers zeer waarschijnlijknog in menig exemplaar op andere bibliotheken te vinden. Van meer belangzijn de handgeschreven gedeelten. Daaraan wordt dus nu 'n bij—zondere aandacht gewijd. Van hieruit zal dan tevens toch nog af en toeenig licht vallen op het gedrukte.


Het eerste handgeschreven gedeelte.Dit brevier — gelijk gezegd — opent met elf handgeschreven folia.Ze zijn van perkament, keurig, regelmatig en rijk geschreven en uitgevoerd.Men erkent er duidelijk eenzelfde hand, ook in de verluchtingen,met hier en daar sporen van 'n latere toevoeging. Daar we er tweeteksten in ontmoeten, ook met dezelfde hand geschreven, welke PausAlexander VI vermelden, kunnen we aannemen, dat het geheel onder ofkort na diens pontificaat (1492-1503) werd geschreven, en dus rond1500 geplaatst kan worden.De eerste zes folia geven het kalendarium van de Kruisheren, en opfol. 7.i. staat de Tijdstabel. Om niet in herhalingen te vallen, wordt hetKalendarium beter verderop besproken bij de beschouwingen over hetlaatste handgeschreven gedeelte, hetwelk het feest-eigen der Kruisheren bevat.Op fol. 7. v. staat 'n drukprent, in kleuren bijgewerkt: ze behoort bijde op fol. 8.r. beginnende serie van gebeden. Deze gebeden nu zijnvan grote betekenis — bijzonder nog om hun latijnse versie •— voor dekennis van de middeleeuwse en speciaal middelnederlandse godsvrucht.Ze worden daarom hier verderop, — onder de rubriek Teksten —■volledig gegeven en nader beschouwd.Het tweede handgeschreven gedeelte.Het tweede handgeschreven gedeelte telt zes folia; f.6.v. is bianco.Het volgt — gelijk boven gezegd — op het eerste gedrukte gedeelte.Op het eind daarvan stonden de bij de Predikheren gebruikelijkevotiefmissen . Dit nu was niet geheel dienstbaar materiaal voor deKruisbroeder. Vandaar deze handgeschreven aanvulling.Allereerst staat hier de tekst voor het votieffeest van het H. Kruis,te houden op al de Vrijdagen: van fol. l.r.I. tot fol. 2.r.II halverwege.Dan volgt volledig, hoe de Kruisheren, het hele jaar door, dagelijkshet Klein-Officie van O.L. Vrouw: Officium cottidianum beate virginismoesten bidden.Daarna komen twee memorie: van Alle Heiligen en voor de vrede;dit alles gaat van f. 2.r.II tot f. 4.v. bovenaan eerste kolom.Hierop sluiten nog memorie aan, in deze volgorde: van het H. Kruis,O. L. Vrouw, de H. Augustinus, en van de H. Gertrudis: van f. 4.v.eerste kolom bovenaan tot f 5.r. halverwege eerste kolom.De overige folia bevatten de rubrieken omtrent de memorie van hetH. Kruis, van O. L. Vrouw en van de H. Augustinus, plus nog enkeledetails. Zo, om te besluiten, nog 'n laatste rubriek betreffende 'n wijziging,aangebracht in het votieffeest van O. L. Vrouw op de Adventzaterdagen:dit alles van f. 5.r.I tot f 6.r.II ruim halfweg; de nog resterenderuimte en fol. 6.v. zijn bianco.De laatstgeplaatste wijziging is bijzonder van belang, omdat er 'nhistorisch gegeven in vervat ligt. De rubriek welke de wijziging inleidt,verwijst namelijk naar een blijkbaar pas gegeven voorschrift van hetGenerale-Kapittel van de Orde. Dit voorschrift nu is te vinden in het7


elict van het kapittel van 1504 4). Dit maakt het dus waarschijnlijk,dat deze rubriek met tekst op f. 6.r. geschreven is kort na 1504. Hetschrift zelf is hier bovendien zozeer gelijkend op dat van de voorgaandevijf folia, dat gevoegelijk mag beweerd worden, dat de datum vangeheel dit handgeschreven gedeelte te plaatsen is in of rond het jaar1504.De beide eerste handgeschreven gedeelten voeren ons aldus naar —of liever nog even voor de tijd waarop deze brevieruitgave werd gedrukt.En waar we gevoegelijk en veilig kunnen aannemen dat beidedoor dezelfde hand werden geschreven, toch is het eerste niet alleenveel rijker uitgevoerd, maar ook met veel meer zorg, regelmaat ennauwkeurigheid geschreven: in dit tweede gedeelte staat menige fout.Gelijk het eerste, bevat echter ook dit tweede handgeschreven gedeelte opmerkenswaardige bijzonderheden. Voor de Oratie en de drieLessen van het votieffeest van het H. Kruis verwijzen we naar M.VINKEN, De Spiritualiteit der Kruisheren 5). Van belang zijn bovendien de hymnen, en de speciale doxologie. Ze hebben het voordeel datze spontaan, niet ingewikkeld en diep-vroom zijn, en rijke stof biedentevens voor meditatie en prediking 6).4) Zie A. VAN DE PASOH, Omissa . . ., bl. 22). De tekst is hier wel enigszinsduister, doch het komt hierop neer, dat in de responsoria enz. van de votieffeestenvan het H. Kruis en van O. L. Vr. rekening moet worden gehouden met de tijd vanhet kerkelijk jaar en met de gewijde geschiedenis die eraan ten grondslag ligt: ,,propterresponsoria servanda historiae". Deze aanpassing nu was nog niet gebeurd op devoorgaande folia (f. 2.r tot 4.V.), waar het Klein-Officie van O. L. Vr. werd geschreven; evenmin was het geschied in het gedrukte votief-officie (op f. LXIJ) vanhet Predikherenbrevier.5) bl. 72 (te Antwerpen, Sheed & Ward, 1953). In deze oracio staat o.a. 'n verschrijving:preciosa sanguine i.p.v. precioso. (f. l.r.II). Verderop (f. l.v.II) is deantifoon ad laudes foutief geformuleerd, te weten: O magnum pietatis opus morsmortua tune quando in ligno mortua.'') Ymnus — bij de Vespers en in de Metten .— (fl.r.I):I. Salve crux sancta 2. signum salutissalve mundi gloria. salus in periculisvera spes nostra vitale lignumvera ferens gaudia. vitam ferens omnium.3. Te adorandam 4. semper laudamuste crucem vivificam semper tibi canimusper te redempti per lignum serviduke decus seculi, per te sumus liberi.5. Sit deo patri 6. civibus summislaus in cruce filij gaudium sit an- gclissit coequali honor sit mundolaus sancto spiritui. crucis veneracio. Amen.Ymnus bij de Lauden (f.l.v.II en 2r.):1. Originale crimen 2. humanitatemnecans in cruce miseratus fragilemnos a privatis per crucem sanctamxpriste munda vinculis. lapsis dona veniam.3. Protege salva 4. morbos avertebenedic sanctifica corporis et animepopulum cunctum hoc contra signumcrucis per signaculum. nullum stet periculum.5. Sit deo patri . . .8


Ditzelfde valt op bij de drie Lessen van het Klein-Officie van O. L.Vrouw; niet uit de Schriftuur genomen, noch in de vorm van dogmatischeof exegetische uiteenzetting, zoals we het kennen uit de Romeinsebreviers, bevatten ze elk 'n kort en kernachtig gebed, in vrij rythmeen berijmd 7).Het derde handgeschreven gedeelte.Het derde en laatste handgeschreven gedeelte bevat het Feest-eigenvan de Kruisheren. Voor de liturgie-geschiedenis is het veruit het belangrijkste.Het is ook weer keurig verzorgd en zelfs hier en daar verlucht,en is — behalve kennelijk het in-verso van het laatste folium —door een hand geschreven: deze biedt geen enkele aanduiding om er 'nandere in te erkennen dan die van de twee voorgaande handgeschrevengedeelten.Liturgisch-historisch bekeken, bevat dit Feesteigen van de Kruisheren drie verschillende categorien:daar zijn feesten welke de Predikheren ook hadden, doch waar deKruisheren wijzigingen of aanvullingen in hebben aangebracht;daar zijn feesten welke de Predikheren niet hadden: ze bevatten dushet strikte Eigen van de Kruisheren;daar zijn feesten welke 'n lokale kleur hebben.Tot de eerste categorie behoren de volgende:1. 'n Rubriek (f. CXXVIJ.r.II), welke aanduidingen geeft omtrentde te vieren octaafdag van Sint-Andreas. In het kalendarium staat dezeviering ook aangeduid, op 7 December. In het Predikherenbrevier(f. V.v.I) staat wel de aparte Oratie voor deze octaafdag, doch depreciese viering is er niet zo goed vermeld.Als doxologie van de hymne bij de Completen wordt aangegeven (f. l.r.II):Gloria tibi dominequi pependisti in crucecum patre et sancto spirituin sempiterna secula.Er wordt bij aangemerkt, dat deze doxologie moet worden gezegd bij alle anderehymnen met gelijke versmaat, hier en overal waar het 'n feest van het H. Kruis betreft.7) Eerste Lectie (f. 3.r.II):Sancta maria, virgo virginum,mater et filia regis regum omniumtuum nobis impende solaciumut celestis regni per te mereamur habere premiumet cum electis dei regnare in perpetuum.Tweede Lectie:Sancta maria piarum pijssimaintercede pro nobis sanctarum sanctissima:Derdeper te virgo sumat nostra precamina,qui pro nobis ex te natus regnat super ethera,ut sua caritate nostra deleantur peccamina.Lectie:Sancta dei genitrix que digne meruisti conciperequem totus orbis nequivit comprehendere:tuo pio interventu culpas nostras ablue:ut perhennis sedem glorie per te redempti valeamus scandere,ubi regnas cum eodem filio tuo sine tempore. Amen.


gewijzigd, vooral in de antiphonen en de responsoria na de Lecties.Verder hebben de Kruisheren een geheel-verschillende hymne bij deMetten, Laudet chorus [idelium, en veel interessante varianten in dehymne bij de Lauden, Felix anna pro meritis.11. Ook het feest van Sint Remigius, op 1 October, vertoont groteverschillen: waar de Predikheren slechts drie Lecties hebben, geven deKruisheren er negen (f. CXLJ.r. I tot CXLIJ.r.I), welke echier weinigmeer zijn dan 'n amplificatie van die drie.12. In de tekst van het feest der Elfduizend Maagden, op 21 Oct.,zijn alleen de Oratie en de Lecties dezelfde; al het andere is gewijzigdbij de Kruisheren (f. CXLIIIJ.v.II tot CXLV.r.II); er zijn eigenhymnen; bij de Vespers Gaude sancta colonia, bij de Metten Nodesutgentes virginum laudes en bij de Lauden Imnum sanctis virginibus.De Kruisheren houden bovendien het feest als totum-duplex. Dat ditfeest algemeen in ere was, biijkt wel hieruit, dat de Predikheren het alhadden vanaf het begin, zulks omdat het behoorde tot de oudste feestenvan de Westerse liturgie. Maar de Kruisheren hadden nog 'n bijzonderetitel van verering, wijl — en sinds — zij Odilia vereerden, de Maagd enMartelares die tot het Gezelschap van Ursula behoorde en wier re~lieken op het einde van de 13de eeuw naar hun hoofdklooster te Hoei'werden overgebracht.13. Allerzielen heet in de Predikherendruk In commemorationedefunctoTum, bij de Kruisheren In commemoratione animarum; denegen Lecties zijn andere dan bij de Predikheren (f. CXLV.r.II totCXLVJ.r.II).Tot de tweede categorie — het strikte Eigen van de Kruisheren —behoren, in de volgorde waarin ze hier voorkomen:1. het feest: Commendacionis beate marie virginis (f. CXXVIJ.r.IItot CXXIX.v.II) dat gevierd werd, jaarlijks op Vrijdag na BelokenPasen. Het is 'n parallel van het Dominikaanse Festum pietatis, dat bijhen op Vrijdag voor Palmzondag werd gevierd; doch — gelijk. bovengezegd — de Dominikanertekst is bijna geheel uitgescheurd uit ditbrevierexemplaar.Beide feesten hebben hetzelfde object: de viering en overweging vande smarten van Maria 8); maar bij de Kruisheren staat het onder het8) De liturgie en de christelijke vroomheid hebben lange tijd gezocht naarhet ene woord dat het mede-lijden zou uitdrukken van Maria, samen met Jezus.Het Predikherenbrevier noemt het hier ,,pietas", term nog bewaard in ,,Pieta" alsuitdrukking voor O. L. Vr. van Smarten. ,,Commendacio" heetten riet de Kruisheren:het woord duidt op de aanbeveling = comraendacio, welke Jezus vanaf het kruis deed,Zijn leerling aan Moeder Maria, Maria aan Johannes aanbevelend.Later kwam ,,Compassio = mede-lijden" in zwang. Onder deze titel staat het inhet bijgeschreven Proprium van de Kruisheren in het Udens Predikherenbrevier van1513. Als ,,veranderlijk" feest staat echter noch het een, noch het ander in de bijbehorendekalendaria. (Zie ook VAN ASSELDONK, Het Brevier . . ., Voetnoot 144).In de Romeinse liturgie werd het allereerst ingevoerd onder de titel van lierdenking= ,,Commemoratio" van O. L. Vr. der Zeven Smarten, gevierd op Vrijdag na Passie~zondag. Eindelijk werd, in de 17de eeuw, het ,,Feest der Zeven Smarten van Maria"door Paus Innocentius XI ingesteld, aanvankelijk gevierd op de derde Zondag vanSeptember, later — door Pius X — vastgesteld op 15 September.11


nieuwe licht van de Verrijzenis Christi9). Het Invitatorium van hunCommendacio-feest zegt alles:Cum maria virgine fervide ploremus:resurgentem de sepulchro regem adoremus, alleluya.De hele verdere tekst van dit feest is goed gekozen om deze vieringte beleven. De drie Lecties zijn genomen uit Augustinus' preek over debruiloft te Cana; er is n speciale hymne voor de Vespers, Imperatrixclemencie. Ook het handschrift is bier nog keuriger verzorgd: het geeftzelfs 'n randverluchting bij het begin (f CXXVIIJ.v.L).2. Het feest van Monica, moeder van Sint-Augustinus, wiens Regelde Kruisheren volgen, staat in het kalendarium op 11 Mei: het heefteigen hymnen, die 'n behendige omwerking zijn van de hymnen, gebruikelijkin het Proprium van het Augustinusfeest. Het feest staat opf. CXXX.r.II tot CXXXIJ.r.I.3. Het feest van Quiriacus Martelaar, op 4 Mei (f. CXXXIJ.r.I).Het feit dat dit feest hier volgt op dat van Monica, wijst erop dat deSchrijver het Monicafeest dacht op 4 Mei, dag waarop het z'n plaatskreeg in het Romeins brevier.4. Op 18 Juli In translacione s.odilie virginis et martyris (f.CXXXIII.v.II e vv.). Het feest is bijna geheel genomen uit het Commune unius virginis, uitgezonderd de negen Lecties die de historieverhalen van Odilia en van de openbaring, vinding en het overbrengenvan haar relieken uit Keulen naar Hoei. De beginletter van deeerste Lectie is zeer fijn afgewerkt en verrijkt met 'n rand-verluchting.5. Het feest Sancte helene regine op 18 Aug. (f. CXXXVIIJ.v.I)heeft 'n eigen hymne die dient in Vespers en Metten, Factor orbis.6. Eindelijk is daar nog, op 11 October, het feest der Translacio b.augustini (f. CXLIIJ.r.I), volgens het kalendarium als duplex te vieren,Als zodanig en op 11 October staat het feest ook aangetekend inhet handgeschreven kalendarium vooraan in het Predikherenbreviervan 1513, terwijl ook achteraan, in het toegevoegde handgeschrevenProprium van de Kruisheren geheel het bijzondere van dit Officiestaat bijgeschreven. Eigenaardig is echter dat hi het handgeschrevenkalendarium van 1513 onder Mei het feest der Bekering van Augustinus niet staat opgenomen, wel in dit kalendarium van 1512, onder 5Mei; doch verder is ook hier niets van dit feest te vinden, — niet inde Predikherendruk, niet in het handgeschreven Proprium van deKruisheren. Het blijkt dan ook, dat het in het kalendarium later is bijgeschreven. Het feest stond zelfs nog niet in de Kruisheer-brevieruitgavevan 1625 en 1665.Het tijdsbeeld dat deze categorie van handgeschreven eigen feestenbiedt, past volkomen bij dat van de twee voorgaande handgeschreven9) Het streven van de oude liturgie der Kerk, om het Lijden niet als leed, maarals middel van triomf en glorie te vieren, werd nog bewaard, toen de godsvrucht— ongeveer in de elfde eeuw — het Lijden als leed ging beschouwen en ,,betreuren",— doordat nl. bepaalde lijdensfeesten ook in de Paastijd werden gevierd. Omdie reden werd 'n H. Kruis-feest gehandhaafd op 3 Mei (feitelijk bedoeld als deMaandag na Beloken Pasen, Pasen gedacht vast op 25 Maart) en werd in de Ordevan het H. Graf het feest geplaatst van het Glorievolle Graf, eveneens op Maandagna Beloken Pasen.12


gedeelten, — dit plaatst ons in de jaren 1500 of even later.Zo werd het feest van de Commendacio ingevoerd door het generalekapittel van 1504, eveneens dat van Monica, (op 11 Mei).Het Odiliafeest staat hier in het kalendarium nog als duplex: alduswerd het ingevoerd A° 1419, (opnieuw A0 1470), terwijl het A° 1532tot de rang van totum-duplex verheven werd.Hieraan kan nog worden toegevoegd, dat als tota-duplicia in hethandgeschreven kalendarium van 1512 eveneens vermeld staan hetfeest van Maria Magdalena (op 22 Juli: het kreeg die rang op hetkapittel van 1507); en van Presentacio B. M. (op 21 November: aldusingevolge beslissing van het kapittel van 1498, opnieuw van 1504).Hetzelfde geldt van Helena (18 Augustus): dit werd beslist op hetkapittel van 1492.Dit tijdsbeeld wordt niet aan het wankelen gebracht door het feit, dathet feest van Quiriacus (4 Mei) in het kalendarium nog slechts alsduplex vermeld staat, gelijk het kapittel van 1483 verordend had, ennog niet als totum-duplex, zoals op het kapittel van 1492 beslist werd.Daar zijn immers wel meer voorbeelden in de geschiedenis der Kruisherenliturgie, welke uitwijzen dat vaker enkele jaren getalmd werdhier en daar, alvorens de besluiten van het generaal kapittel uit tevoeren. Met name werd ook het Quiriacusfeest nog slechts als duplexaangeduid in het missale van de Kruisheren, gedrukt te Parijs in151710),Het tijdsbeeld wordt echter nog versterkt door het feit, dat achterdit derde handgeschreven gedeelte met het Eigen van de Kruisheren,op het allerlaatste folium CXLVIJ.verso, nog Oraties bijgeschrevenstaan en rubrieken (hoewel niet rood geschreven!) die gedeeltelijk betrekkinghebben op duidelijk later ingevoerde feesten. Blijkbaar zijnze door meer dan een andere hand geschreven.Op de eerste plaats staat er de Oratie van St-Jozef (f.CXLVIJ.v.I):dit feest werd, voorzover bekend, door het kapittel van 1534 verordend ii). In het kalendarium is het dan ook kennelijk bijgeschrevenals duplex. Wel staat het feest volledig gedrukt in de Predikherendrukvan 1513. Dit zegt echter niets voor het gebruik bij de Kruisheren: immers o.a. ook het feest van Katerina van Siena stond gedruktzowel in de Predikherenuitgave van 1512 als van 1513: toch is hetzeker, dat de Kruisheren deze Heilige toen nog niet vierden. Ze staatdan ook in geen van beide handgeschreven kalendaria.Eveneens staat daar 'n Oratie van Carolus Borromeus op de allerlaatste plaats, dus laatste bijvoeging (f. CXLVIJ. v. II). Zijn naamwerd wel in dit kalendarium, op 4 November, bijgeschreven, niet echterin het handgeschreven kalendarium van 1513; het werd niet eerder°) v'crgelijk voor dit alles VAN ASSELDONK, Het Brevier, en tussen dubbelehaakjes VAN DE PASCH, Omissa quaedam . . .; voor ..Commendacio BM " Voetnoot144-cinde ((ad 1504. bl. 22)); voor Monica Voetnoot 16 ((ad 1504. bl. 22));voor Odilia bl. 68 en Voetnoot 4-einde; voor Maria Magdalena ((ad 1507, biz 23)');voor Helena Voetnoot 12 einde; voor Presentacio BM. ((ad 1498 bl 17))' voorQuiriacus Voetnoot 12. '") VAN DE PASCH, Omissa qu, ad 1534. bl. 32.13


voorgeschreven dan op het kapittel van 1620 12). Het werd ook opgenomenin de eerste Kruisherenbrevier-uitgave van 1625.Verder staan hier — tussen de twee genoemde — nog de Oratiesbijgeschreven van Hubertus (f. CXLVIJ.v.I) en Leonardus (f.CXLVIJ.v.II): deze Heiligen werden ook later (en wel tesamen, getuigede inkt) in het kalendarium bijgeschreven, respectievelijk ad 3 en6 November). Zij vormden, met Servatius (13 Mei) en Lambertus(17 September) het groepje streekheiligen, aan wier feest de Orde, zelfin deze streek ontstaan, had vastgehouden: aan Lambertus zelfs vanafhet begin, — trouwens de Predikheren eveneens; aan Servatius enHubertus, als bisschoppen van Tongeren-Maastricht-Luik, waarschijnlijkal spoedig na het ontstaan van de Orde, terwijl voor Leonardus deOrde de stroom volgde, welke vanuit Spanje in de 15de eeuw oversloegnaar onze lage landen; hem heeft ze dan weer losgelaten in de tweedeKruisheerbrevier-uitgave van 1665 13). De Oraties van Hubertus enLeonardus werden hier bijgeschreven, omdat ze niet in het Predikherenbrevierstonden en bepaald vergeten waren in het handgeschreveneigen van de Kruisheren. Van Servatius en Lambertus stond allesgedrukt in deze Predikherenuitgave.Deze vier toevoegsels, aangebracht door andere schrijvers, enwaarvan het eerste van na 1530 dateert, bevestigen aldus dat de dateringvan geheel dit handgeschreven eigen van de Kruisheren te stellenis na 1500, tot aan ongeveer 1510.Het is nuttig, en zelfs enigszins noodzakelijk, deze datering goedvast te stellen, omdat namelijk uit het geschreven kalendarium, gelijkhet hier ligt, een geheel ander tijdsbeeld opdoemt. Dit is echter vervalstdoor vele latere toevoegingen en wijzigingen. Inderdaad, behalvede reeds genoemde, zijn daar nog menige toevoegingen: o.a. v. JoannesChrysostomus {27A), van het Bekeringsfeest van Augustinus (5-5),van Gregorius van Nazianze (9-5), feesten, alle verordend niet eerderdan op het eerste door Generaal Neerius voorgezeten generaal kapittelA° 1620 14).Ook vele wijzigingen, o.a. rangverhoging van feesten, op voorgenoemdkapittel door Neerius voorgeschreven, van simplex tot duplex:van Cathedra Petri (22-2), van Thomas van Aquino (7-3), Dominicus(staat foutief op 5-8, i.pl.v. op 4-8), Bernardus (21-8), Franciscus vanAssisie (4-10) 15). In de meeste dezer gevallen is verandering in hetkalendarium zeer goed merkbaar.Door dit alles heeft echter het kalendarium zeer veel van zijn historischewaarde ingeboet, zodat — wil men het tijdsbeeld van het Kruisherenbreviertussen 1500 en 1510 nader beschrijven —, men de hand-12) Id., ad 1620. biz. 44.la) VAN ASSELDONK, Het Brevier, bl. 42; 48; 70.14) Id., bl. 33. Bij die gelegenhcid ook Carolus Borr. (Zie ad Voetnoot n), enBonaventura: deze zijn feest wordt hier echter niet overgenomen, wel in de eersteKruisheerbrevier-uitgave A° 1625.15) Id., biz. 33. De verandering, in het kalendarium, had echter niet plaats bij deterzelfde tijd verhoogde feesten van St. Petrus^Banden (2/8) en Onnozele-Kinderen(23-12).14


geschreven boven behandelde teksten als grondslag moet nemen, nietdit kalendarium.Dan is daar nog de derde categorie, namelijk van de feesten, welkeeen lokale kleur hebben. Op de rij af begint het met twee feesten vansint Gertrudis: haar eigenlijke feestdag op 17 Maart, gelijk ook hetkalendarium aangeeft; onmiddellijk hier gevolgd door In translacionesancte ghertrudis vkginis, feest dat blijkens het kalendarium gevierdwerd op 3 December.Dan was daar het feest van Ludgerus, Bisschop, op 24 April; vanBonifacius en Gezellen, Martelaars, op 5 Juni; van Gereon en Victor,op 10 October: alle drie staan ze ook op gelijke datum in het kalendarium.Als laatste in dit handgeschreven gedeelte stond het feest van Victorinusen Florianus, Martelaars: in het kalendarium is het niet geplaatst;de eigenlijke feestdag was waarschijnlijk 4 Mei. (f. CXLV.r.IItot CXLVJ.r.II).Deze serie van feesten maakt wel sterk de indruk te stammen ergensuit het dietse of nederduitse land. Het handgeschreven kalendariumvan het andere gedrukte Predikherenbrevier A° 1513 bijvoorbeeldheeft geen enkel van deze feesten, behalve dan het eigenlijke feest vanGertrudis op 17 Maart: hiervan is aldaar niets anders dan de Oratiegegeven.Het eerste feest van Gertrudis staat in kalendarium-1512 als totumduplexingeschreven; dit is — zeker later — doorgestreept en vervangendoor memoria, terwijl de Translacio als duplex gebleven is. Ditalles duidt er wel op, dat het Kruisherenklooster waarvoor dit lokaleEigen werd vervaardigd, Gertrudis vierde als 'n groot feest, wie weetals patrones van kerk, of plaats. Gertrudis had hier immers ook dagelijks'n memoria. (Zie boven biz. 7).Met Ludger alleen kan men nog niet — evenmin als met Bonifaciusalleen — aan Duitsland denken als oord van de gebruiker van ditbrevier, noch aan Keulen, alleen vanwege Gereon 16, maar alien bijeenwijzen toch wel sterk naar het Noorden als woonplaats van de schrijveren gebruiker der drie handgeschreven gedeelten.Het laatste lokale feest, dat van Victorinus en Florianus, biedt ons'n kans om deze plaats nog nader te bepalen, te weten in het bisdomMunster i.W. Het is immers bekend, dat Munster er zich op beroemdede relieken te bewaren van Sint Floriaan, samen met die van Sint Victorin17), Nergens elders dan in Munster treft men dan ook deze beideHeiligen gecombineerd aan. Hun combinatie albier doet dus met redenaan Munster denken.In dit bisdom nu hadden de Kruisheren, sinds 1437, 'n klooster teBentlage bij Rheine, aan de Ems: en hier was de H. Gertrudis de patrones van de plaats is). Dit alles maakt het dus waarschijnlijk, dat dela) Verg. A VAN DE PASCH, De Tekst van de Constitutes der Kruisheren van1248, (Bruxelles, Bulletin d. 1. Commission Royale d'Histoire, t. CXVII-1952) p. 32.17) Zie Petits Bollandistes ad 4 Mei, Saint Florian, note 1.1S) Kruishcer Egidius DE VRESE in zijn Aegis Aegidio Vresana (Keulen. 1665)15


handgeschreven gedeelten van dit Udens brevier van 1512 te of voorhet klooster van Bentlage vervaardigd werden 19).Dr Ant. van Asseldonk, O.S.C.dichtte ter gelegenheid van het generaal kapittel te Hoei, onder Neerius gchouden in1631, o.a. ook ter ere van de Prior van Bentlage, aldaar ook aanwezig, 'n kort lied,waarin het heet:,,Gertrudis Patrona loci, quern Belgica VirgoLegit ... (p. 186).(Vertaald: Hoewel een Maagd uit Belgie koos Gertrudis deze plaats uit om er dePatrones van te zijn).19) We sohreven vroeger Het Brevier, bl. 129, Voetnoot 125, dat beide exemplarenvan het gedrukte Predikherenbrevier van 1512 en 1513 te Uden belandden vermoedelijkmet de Kruisheren die —- in 1629 uit 's Bosch verjaagd — in Uden 'n nieuwewoonplaats vonden. Dit is zeker het geval geweest met het exemplaar van 1513. Deherkomst van het andere — het oudere ^, dat van 1512, moet wel Bentlage geweest zijn.16


!•;Vfe;■:5c"tc ilt» .b t>nlne iheft*(lit nmtic utrijmt8•tmi|fF*y~J tiki* t " , «Mijnrpmm;ttty*5De M:e van Paua G ego Jus en de ■ Wapsnen Chrlstl :. Oe gebeden Save uhesu enz. te b'dden ;';n de zon"-■>i


In muni*! 0Hi}ii>)ai t ttHlt


E K S T E NMIDDELEEUWSE GEBEDENIN UDENS 16-de EEUWS BREVIER,SUMMARIUM.Inde a saeculo XI inter christianos populos praecipue coepit florescere pietas acdevotio ergo sacratissimam Jesu Christi Domini Nostri humanitatem, ducibus imprimisSs. Bernardo et Assisiensi Francisco. Dehinc oriri mox videmus turn novum cultumFestumque Corporis Domini, turn tenerrimam erga Passionem ipsius Christi itemqueadversus Beatissimam Christi Matrem affectionem. Inter haec praesertim PassionisChristi mysteria vulgum videntur excitasse. Unde factum est ut et inde profluentespreces atque devotio vulgarem induerent formam, et in tune temporis mergentes variaslinguas vernaculas avidissime verterentur. Quin etiam praeter Crucem Domini notaquePassionis eius facta, alia populus scrutatus eiusdem insignia coepit venerari quae ArmaChristi appellabat, lanceam scilicet et clavos, spineam coronam, sindonem quoque etsudarium, atque in ipsa Divini Sanguinis effusione et Quinque Vulneribus patenterexceptis, turn sanguinis effusiones quot fuerint, quotve guttulae sanguinis, immo quotvulnera fuissent scire satagebat, numero saepius qui modum excederet excogitato.Preces vero illae magni etiam ideo habebantur, quod eas vel Summum Pontificemvel aliquem ex Sanctis insignem credebatur habere auctorem, puta Augustinum, Bernardum,Bernardinum aliumve, vel etiam quia erant Indulgentiis plurimis cumulatae.Quum enim saeculis XIV. et XV. pervetusto poenitentium publice usu in Ecclesiapedetentim ablato christianus vulgus iam quid sibi vellent poenitentiae eiusve indulgentiaeanni ignoraret, nil mirum quod neque quid alieni haberet Indulgentiarumannos ultra modum multiplicari sentiret, neque de earum auctoritate suspicionem haberet. Itaque factum est ut saepissime minimis precibus milia plura annorum Indulgentiaeadnecterentur.Harum rerum omnium testem Lectori exhibemus insignem, Breviarium scil. vetus,anno 1512 Parisiis impressum pro PP. Praedicatoribus, quo et Crucigeri tune utebantur.In quo exemplari tres partes inveniuntur pro Crucigeris manuscriptae quarumprima continet (F.F.8.r. ad ll,r.) seriem precum de quibus hie sermo. Huius partistextum integrum ideo producimus hie, quia latino sermone conscriptus niaximi momentiest pro huiusmodi pietatis historia eoque maioris, quod textus est solidus: confirmaturenim turn ex versionibus eo tempore factis, turn ex alio manuscripto codicesaeculi XIV. et XV. qui exstat in bibliotheca Seminarii Maioris Leodiensis (sig. 6L 10), e conventu Crucigerorum olim in Germania ortus.Hoc autem Breviarii exemplar de quo nunc sermo, habetur in bibliotheca ConventusCrucigerorum Udensis (Neerl.), quo pervenit ex conventu Ordinis quodam in Bentlage,dioec. Monasterien. i. Westph., oriundus.Om de waarde van de hier volgende gebeden te kunnen schatten, ishet nodig ze in hun historisch kader te plaatsen.17


Het is bekend, dat in het begin van het tweede millenarium van dechristelijke tijdrekening er een toename valt waar te nemen van degodsvrucht tot de allerheiligste mensheid van Jezus. Heiligen als Bernardus,Franciscus van Assisie en Vincentius Ferrerius hebben daar'n krachtige stoot aan gegeven. Als gevolg daarvan bloeide vooral 'nvurige godsvrucht op tot Jezus in de Eucharistie, tot Zijn Heilig Lijden,en tot Zijn Moeder Maria.Deze groei in de godsvrucht tot de Eucharistie kreeg reeds in deXHIde eeuw haar schone vrucht in de instelling van H. Sakramentsdag.De godsvrucht tot Jezus' heilig Lijden, voordat ze tot de gestereotypeerdeOefening van de Kruisweg met de 14 Staties kwam, tasttenaar allerlei vormen, en vond n voedingsbodem in de HH. Wonden,in het H. Bloed, ook in de laatste woorden van Jezus aan het kruis en— natuurlijk — vooral in het H. Kiuis zelf.Al tastende, zocht die middeleeuwse geest, bijzonder in de Nederlanden,tot tastbare resultaten te komen. Men zocht naar het juisteaantal van Jezus' wonden 1), men zocht ook naar de diverse gelegenheden,waarbij Hij Zijn bloed vergoot; hier kwamen twee berekeningennaar voren: de een met zeven-, de andere met vijftien bloedstortingen2).Het zevental van de laatste woorden van Jezus aan het kruis werdin het evangelie zelf gevonden, Hierover geraakte — vooral in onzelanden — de volksdevotie diep ontroerd: het waren als de laatste vermaningenvan 'n stervende Vader, ja van 'n stervende God. Het gebruikvan de passiepreken tijdens de Vasten gaat wellicht daarop nogterug: hierin hebben immers de zgn. ,,Zeven Kruiswoorden" gewoonlijknog hun plaats.De ontwikkeling van die godsvrucht geschiedde in een tijd, waarinalles nog met de hand moest geschreven worden: voor de verspreidingvan bepaalde gebeden, alsmede voor het doorgeven van de juiste formulering,was dit 'n natuurlijke handicap. Ook de kerkelijke censuurhad er aldus minder vat — en moeilijker controle op.Behalve op het Kruis, zien we in de godsvrucht tot Jezus' Lijdenook de aandacht spoedig gespannen op de andere instrumenten ofzaken, die raakten aan Zijn Lijden: met name op de spijkers, de lans,de doornenkroon, de geselkolom, of ook op de lijkwade, de hoofddoeken het heilig graf zelf. Dit alles te samen heette men: de WapenenChristie).Daarbij kwamen gebeden in omloop, die bij voorkeur aan een Heiligeof een Paus te danken waren, echt of vermeend.Daarnaast veranderde in diezelfde eeuwen de aloude boetepraktijkin de H. Kerk: de praktijk van boete-jaren, boete-karenen of boetedagen,gedurende zoveel eeuwen toegepast op grote zondaars, verx)Dr Maria MEERTENS, De Godsvrucht in de Nederlanden, gepubliceerd in deLeuvense Studien en Tekstuitgaven (voor Belgie N.V. Standaard; voor Nederl. N.V.Dekker, en L. vandeVegt). Deel I (1930); Dee] II (1931); Deel III (1932) enDeel VI (1934). — Zie hier deel II, bl. 1; 14 ew.2) MEERTENS, II, bl. 40 evv.s) MEERTENS, II, bl. 61 ew.; 85 ew.18


viel. Tegelijkertijd werd de vergunning van aflaten meer gebruikelijk.En wijl het gevoel omtrent de zgn. boetejaren reeds afgestompt was,werd er geen opzienbarende concessie in gezien, indien er al 'n aflaatwerd verleend van vele jaren, zelfs niet meer, wanneer deze in deduizenden liepen4). Ontegenzeggelijk ligt hier van deze stralendemiddeleeuwse godsvrucht een niet weldadige schaduwzijde, alsmede inhet feit, dat soms, in die eeuwen, — hoewel hoogstzelden! — een bepaaldgebed werd voorgesteld en aangeprezen — zeker voor ons gevoel — als 'n talisman. Dit is echter niet het geval daar, waar voorsommige gebeden bepaalde uiterlijke omstandigheden min of meer vereistwerden, zoals: ze geknield te bidden, of voor de WapenenChristi, of: geknield en in de Zon, d.i. voor het monogram van deNaam Jezus, getekend in een zon, omgeven van stralen.Om nu tot onze teksten te komen, overgeleverd door dit Udensbrevier van 1512, kunnen we zeggen, dat we hier te maken hebben metn goede latijnse tekst, met 'n keur van de voornaamste gebeden uitdie tijd, doch tevens met 'n traditie, die vooral omtrent de aflaten vaakaanmerkelijk verschilt van de gangbare. Waar echter de Schrijverblijkbaar een goed latinist was, of althans 'n zeer nauwkeurige werker,mogen we veronderstellen, dat ook de hier vertoonde traditie afhangtvan 'n meer verspreide, en daarvan tevens 'n voorname getuige is. Ditwordt nog versterkt door de treffende gelijkluidendheid, die we hieraantreffen, met de meest-bekende middelnederlandse vertalingen, waarmedevele andere latijnse teksttradities dikwijls 'n sterk verschil vertonen.We kunnen hiervan nog 'n ander getuige aanhalen, die dit allesnog meer bevestigt, nl. ook 'n latijnse teksttraditie, die te vinden is in'n oud handgeschreven latijns gebedenboekje dat berust op de bibliotheekvan het Groot-Seminarie te Luik, — Hs. 6 L 10 — en afkomstigis uit het klooster van de Kruisheren te Hoei, doch vroeger behoordeaan het klooster van de Kruisheren te Dusseldorp 5). In de cataloogheet het 'n Gebedenboekje uit de XlVde eeuw. Het is van zeer grootbelang voor de kenriis —■ en ook voor de latijnse teksttraditie van veleHde-eeuwse gebeden: het zal immers straks blijken, hoe treffend degelijkluidendheid is van de latijnse tekst in ons Udens Hs. met debeste middelnederlandse vertalingen. Bovendien heeft dit Hs. de volledigelatijnse tekst van de bekende Honderd Artikelen van Suzo,welke uit de Hde eeuw stammenB). En op f.43.v. begint daar 'nandere hand: de door deze geschreven latijnse gebeden behoren alletot de laatste helft van de XVde eeuw.4) E. MAGNIN, Indulgences, in Diet. Theol. Cath. Vacant Paris",) Dr A. VAN DE PASCH, Bibliotheca Manuscripta FF. O.S.Cr. in Cruciferana,Nova Series, No 13, bl. 103. Het Hs. wordt hier geplaatst onder Keulen. Het warewellicht beter geplaatst onder Dusseldorp. Op het dekblad-verso immers lezen we,dat Theodoor van Stralen, Kruisheer, rector van de Monialen in Venray, het in1590 cadeau deed aan zijn confrater Herman van Stralen, toen Prior in Dusseldorp.— In 1602 werd deze Herman Hasius van Stralen Generaal gekozen van de Orde.Later — zo staat vermeld op hetzelfde schutblad ~- kreeg Joannes Antonissen vanAlkmaar, Kruisheer te Keulen, het in handen.6) Zie Dr Maria MEERTENS, Over de Gebedenboekcn der 15.e en 16.e eeuvv,in Ons Geestelijk Erf, (O.G.E.) 1953, bl. 113-127.19


Eindelijk halen we er — ter vergelijking — nog 'n latere, 16de- ofbeter 17de-eeuwse getuige bij. Het is 'n Hs., ook uit de Udense Kruisherenbibliotheek(026.4.GRo), meer bekend als het Hs. van De Groot:op f.B.r staat nl. de naam geschreven van Z7. Godefridus De Groot,Crucifer venlonensis. Het meet 156 x 100 mm. en telt 63 beschrevenfolia, alle of bijna van eenzelfde hand. Het bevat 'n verzameling vanlatijnse particuliere gebeden. Vergeleken bij het Udense en het DusseldorfseHs. is hier duidelijk 'n latere versie dezer gebeden vervat. Bovendienis op f.7.r. onderaan spraak van 'n aflaat, verleend doorClemens VIII: dit voert ons dus reeds in de 17de eeuw.Dit Hs. ter vergelijking erbij te halen, kan enig nut hebben voor dekennis der ontwikkeling van het gebedenboek na de 15de eeuw, —iets waarop Dr Meertens aandrong 7).Nu volgen de gebeden uit het Udens Hs. op de rij af. Daar zal vaakgelegenheid zijn om nadere bijzonderheden mede te delen of opmerkingente maken.Deze serie gebeden begint op f.8.r. en zet in met deze rubriek.Omnibus xpristifidelibus vere penitentibus et oracionem dominicam cum unaoracionum sequencium devote dicentibus. largiuntur de singulis Indulgencieoctoginta milium annorum. Que tamen Indulgencie alibi ita specificate leguntur.Ad primam conceduntur Indulgencie LXXX milium annorum peccatorumvenialium et tempore perdito. Ad 2. am LXXX milium annorum peccatorummortalium et tempore perdito. Ad 3. am LXXX milium carenarum et temporeperdito. Et dicuntur specialiter institute a sancto Calixto papa primo. Sequiturprima. Oracio.Deze zelfde opgave van aflaten staat vermeld in Hs. 12079 v. d. Kon.Bibl. te Brussel (f. 111-112. v.), doch daar behoren ze bij de zogenaamdedrie Paternosters van Paris Calixtus, die elk door n gebedwerden voorafgegaan. Voor het eerste Gebed-met-Pater-noster —zo heet het daar — verdiende men:LXXX.M.jaar aflaets van dootliken sonden ende vanden verloren tijt;voor het tweede:LXXX.M.jaar aflaets van dagelixen sonden ende vanden verloren tijt;voor het derde:LXXX.M. Karenen ende vanden verloren tijt s).Uit deze rubriek is het al duidelijk, hoe men in die tijd met aflatenomsprong: men vermenigvuldigde ze boven mate, en men verwisseldenog de een met de ander. Zulks zal de volgende beschouwing nogduidelijker tonen.Men telde aanvankelijk vijf Oracien van S. Gregorius. — Volgens7) Zie genoemd artikel in O.G.E., 1953, bl. 125.8) Zie MEERTENS, I, biz. 85. Hier blijkt, hoe andere Hss. weer heel andereopgaven van aflaten hadden voor deze drie ,,Paternosters". Zie ook MEERTENS,VI, bl. 80, 14. Karene of Carena is 40 dagen.20


MEERTENS gaat de kern van deze gebeden tot de 9de eeuw terug »).Voor deze vijf nu levert 'n rubriek uit 'n handschrift de volqende opgavevan aflaten:Pauwes gregorius hevet gegeven alien den genen die mit gebogeden knyen endemit berou ende biechten in tegemvoerdicheit der passien ende wonden ons lievenheren ihesu xpristi devotelick lesen dese vijf voerscreven gebedekens mit vijf paternoster ende mit vyf ave maria XIIIJ dusent jaer aflaets. Pauwes Innocencius dievlerde ende pauwes clemens die sevende hebben dit confirraiert. Ende daer toe gegeven dattet te samen beloopt XXM jaer XIIIJ jaer ende XIIIJ dage. Pauwes nycolausdie vijfde heeft dit oec confirmiert Inden jaer.M.CCCC en XLIX. Des gelycksheeft oec gedaen pauwes Calixtus die derde Inden jaar M.CCCC. ende LVJ"10).t Een ander handschrift gaf bijna dezelfde aflaten, — tekende daarbijn bijzonderheid aan, die van belang is en — gelijk we zullen zien —ook hcht werpt op ons Udens handschrift: waar immers het vorige Hsde vijf gebeden wilde zien opgezegd in tegemvoerdicheit der passienenz., zegt dit handschrift uitdrukkelijk, dat ze moeten gebeden wordenvoor de Wapenen Ons Heren:Dese gebeden mit vijf pater noster heeft gemaect s.gregorius die paus ende wiedatse leest voor die wapen ons heren devoetelic ende in penitencienge staet geefthi XIIIJM. jaer oflaets ende daer na hebbenre ander pausen also veel toe gedaendattet XX.M. jaer beloept ende XIIIJ ende XXIIIJ dage waerachtig geconfirmiertX1).Spoedig echter stegen de cijfers nog:Soe we dese vijf navolghende ghebedekens lesen op hoer kneen mit vijf paternoster ende Ave Marien die verdient sestich dusent yaer aflates 12)Dit stijgen van de getallen houdt echter blijkbaar vooral verbandmet de vermeerdering van het aantal oracien: dit steeg — gelijk bovengezegd — van de Vijf van s. gregorius tot zeven, tot negen tot tienIn dit verband staat er in Hs. 6 L. 10 'n interessante tekst, die begintmet de aflaatgeschiedenis te vermelden van de Vijf oracien (waaromtrenter vele schijnbaar-historische bijzonderheden worden ten bestegegeven); voor de Vijf oracien nu staat er hetzelfde getal, als bovenaangegeven, nl. 20.000 jaar en 14 jaar en 24 dagen; maar de tekst emdigtmet te spreken over het gebruik van de Zeven gebeden: en daargeett hij n veel-hoger cijfer.Van deze merkwaardige tekst wordt het eerste gedeelte ook in anderehiss, aangetroffen, maar het tweede gedeelte — voor zover wijweten — niet. In dit tweede gedeelte nu staan juist al die bijzonderheden, die erop berekend zijn om aan de getallen 'n historische echtheidte geven Hier volge heel deze tekst: daarna de parallel van heteerste gedeelte, zoals die wordt aangetroffen in de mndl. Hss.u) Zie genoemd artikel van MEERTENS in O.G.E. (1953) bl 12110) Brussels Hs. 11059. f.18.19. Zie MEERTENS, VI, bl 40 3j J JiS^317~Averbode' f-311-v- verg. Brussels Hs. 21893: ..XX.M.iaer VII iaerende XXXVJ daghe". Zie MEERTENS, VI, bl 16 14- 124 1412) Zie MEERTENS, VI, bl. 54/55. Uit Brussels Hs. 11172. f.l62.V.21


6.L.10 f. 53.r.:Beatus gregorius papa dum esset sumraus pontifex et missam quadnm die celebraret,apparuit ei dns ihesus sub passionis effigie seu ymagine pietatis quem vidensdevocione motus vere poenitentibus et confessis coram simili ymagine scil. armorumchristi genibus flexis et devote dicentibus prefatas oraciones et quinque pater nosteret totidein ave maria concessit quatuordecim milia annorum de vera indulgencia.Multi quoque postea alii addiderunt iterum quod sint viginti milia anni et quatuordecim anni et 24 dies, multi eciam summi pontifices prefatas indulgencias confirmaveruntscil. innocentius papa quartus et clemens papa Septimus, nycolaus papaquintus eciam confirmavit ad peticionem fratris christoferi de forlimio, ordinis frumminorum, presentibus ibidem francisco de viterbo et fratre francisco de groppoli etfratre dominico de rangia in palacio scti petri in roma a° dni M°CCCC°XLIX.Calixtus papa 3.us ex solita clemencia, auctoritate aplica de plenitudine potestatiseciam confirmavit et concessit prescriptas indulgencias pari modo ut supra. Et hocper signaturam registrorum apparet in registro folio CC°XIIJ in libro 2° Anno dniM°CCCC°LVJ. pontificatus sui anno 2°.Item has indulgencias duplicavit papa sixtus 4. tus si quis dixerit has septemoraciones cum totidem pater noster et ave maria ante effigiem armorum ls) annodni circiter LXXXIJ14). Sic quod sint anni quadraginta mille ac viginti octo anniet dies quadraginta octo.MEERTENS (II. bl. 90, Voetnoot 25) geeft uit het Ms. lat. 1072.f.l 20 van de Bibl. nationale te Parijs deze tekst:Dominus Jesus Christus apparuit beato Gregorio in ecclesia Sancte Crucis deJherusalem celebranti in forma inferius descripta. Qui postmodum concessit omnibusvere penitentibus et devote genibus flexis quinquies Pater noster dicentibus omnesindulgencias prefate ecclesie concessas, videlicet viginti milia annorum et trigintadierum. Deinde Nicolaus papa IIII composuit quinque oraciones sequentes et easdicentibus post Pater noster tria milia annorum indulgenciarum concessit. DemumSixtus papa IIII composuit alias duas oraciones et eas cum predictis dicentibus, seulegere nescientibus qui quindecies Pater noster et totidem Ave Maria dicerent, concessit prefatas indulgencias eas duplicando, que sunt in summa duodecim miliaannorum et sexaginta dierum.En bij MEERTENS (II. bl. 90) uit Hs. 12080-Brussel. f. 100:Inden tide doe sinte gregorius paeus was te romen, op een tijt doe hi misse dedeinder kerken ghehieten poorta crucis opten outaer van iherusalem ende doe hi soudeconsacreren ons heren lichaem, doe openbaerde hem onse heer in deser figuerenende van groter vruechden, uut rechten medeliden dat hi hadde aensiende dat iammerlikelichaem in vleisch ende in bloede in also vreseliken schijn, so seech hi ter aerdenin alte vuerighen gebede ende beghaefde alle kersten menschen, ghebiecht mit waerachtigenberou ende voldoen der sonden ende oetmoedelic ende devotelic knielendelesen vijf pater noster ende vijf Ave maria gracia mit overdencken deser grondeloserbitterheit ende sware pijn, dien gaf hi vijf dusent iaer oflaets ende daer toe alle datoflaet, dat doe was binnen romen . . . Ende dese navolghende ghebeden selmen lesenalle vijf mit devocien ter ere der passien ons liefs heren ihesu xpristi.Het Hs. De Groot heeft ook deze Oracien (f. 22.r.evv.), Medita-13) Ook hier is dus sprake van de ,,Wapenen Christi".141) Het jaartal is dus 1482.22


tiones piae de Passione Christi getiteld, doch rept met geen enkelwoord meer van aflaten, noemt zelfs Gregorius niet meer, en levertaldus 'n nieuw bewijs veel jonger te zijn dan de andere Hss.In de boven aangehaalde tekst van Hs. 1072-Parijs is blijkbaar 'nfout in de berekening gemaakt. De berekening van Hs. 6.L.10-Luik-Gr.Semin. klopt precies: voor de Vijf Oracien van Gregorius waren deaflaten gestegen tot 20.014 jaren en 24 dagen; Sixtus IV verdubbeldedie voor de Zeven Oracien, tot 40.028 jaar en 48 dagen. In Hs. 12081-Brussel vinden we ook het dubbele van de aflaten, verleend volgensgenoemde tekst van Parijs, en de berekening werd er dus ook ongeveerjuist gemaakt nl. (20.000 + 3.000) X 2 of ,,XLVI.M.jaer ende XLdaghen". (Zie MEERTENS VI, bl. 95, 14 en bl. 237.10).We zien dus duidelijk, dat de aflaten stegen en werden verdubbeld,toen i.pl.v. de Vijf Oracien het er Zeven werden. Dit spel nuvernieuwt zich, wanneer de Oracien van zeven stijgen tot negen, vannegen tot tien. Dit valt. waar te nemen in Hs.D.380-Leuven (bijMEERTENS VI, bl. 187,-42):So wie leest voer die wapen ons heeren mit berau van sonden dese IX ghebedendie verdient XCIJ.M.jaer ende LXXX daghen aflaets.En voor de Tien Oracien wordt 't fantastisch: nog wordt het laatstgenoemdecijfer verdubbeld:Alle die ghene die staen in die staet der gracien ende devotelic op haer knyenlesen dese tien navolghende ghebeden voer die wapenen ons heren mit berou vanharen sonden die verdienen van veel pausen veel aflaten. Als van gregorius die eersteInnocentius die vierde Nicolaus die vijfde. Calixtus die vierde Clemens die sevende.Sixtus die vierde Innocentius die achte ende Julius die twede Summa is hondert dusentvier ende tachtig dusent jaren, echt ende viertich jaren hondert endesestich daghen.Aldus Hs. 12079-Brussel f.l08.v. (bij MEERTENS V, bl. 80, 12).Echter zien we, dat de 184.048 jaren en 160 dagen, in laatstgenoemdHs. aangegeven als aflaat voor het reciteren van de tien Oracien mettien pater-nosters nog weer overtroffen worden door ons Udens Hs.:volgens bovenstaande rubriek (zie bl. 20) immers is aan het biddenvan elk der oracies 'n aflaat gehecht van 80.000 jaar, wat dus opvoerttot even zoveel maal deze 800 eeuwen aflaat als er oracien worden getelden gebeden, d.i. negen- of tienmaal.Wat de rubriek er nu niet bij vermeldde, doch uit het voorgaandereeds duidelijk is geworden, is dit: dat deze gebeden, met telkens 'nPater-noster (en Ave Maria) moesten gezegd worden in geknieldehouding en voor de Wapenen Christi. En nu wordt het meteen duidelijk, waarom in ons Udens Hs. deze gebeden worden voorafgegaandoor de gravure, geplaatst op f.7.v. Daar staat nl. niets minder dan 'nafbeelding van het wonder zelf der zogenaamde Mrs van Gregorius:hij is het die hier aan 't altaar staat, of liever knielt, alsof het de consecratiegold. Zijn assistenten, diaken en subdiaken, zijn trouwens in afwachtingvan de Consecratie. Maar de paus is opeens op z'n knieengevallen, — getroffen door de Verschijning van de Lijdende Christus23


te midden van Zijn ,,Wapetien". We zien Hem afgebeeld, staandevoor Zijn H. Graf, met de hand aan de wonde van Zijn Hart, — enrondom Hem al Zijn ,,Wapenen". Op het benedenplan van de gravurewijst alles op de aanwezigheid van de paus: zo het pauselijk kruis,bisschoppen die naast het altaar knielen, (of zijn het die pausen bedoelddie deze aflaten vermeerderden?); zelfs 'n koning of keizer ziter op z'n kniee'n 15). De gravure is zeer keurig gekleurd; echter heeftze al geleden van de vocht, en zelfs van de rijke verluchting der volgendebladzijde.Nu volgen de gebeden zelf uit het Udens Hs., in de volgorde, welkeze daar hebben: we duiden deze aan, door de gebeden te nummeren;daarnaast plaatsen we de middelnederlandse vertaling, geciteerd —meestal — volgens MEERTENS. In de voetnoten volgt nog, — tervergelijking van onze latijnse tekst — die van MEERTENS, alsmededie van het Luikse Hs. 6.L. 10. en van het Hs. De Groot. Enkele verklaringenzullen het geheel nog verduidelijken, en zich bijzonder op devertalingen betrekken.F.8.r.1. O Domine Ihesu xpristeadoro te in cruce pendentemet coronam spineara in capite[portantem.Deprecor te ut tua cruxliberet me ab angelo percuciente.Amen. Pr. nr. Ave.2. O Domine Jhesu xpriste adoro tein cruce vulneratum,felle et aceto potatum.Deprecor te ut tua vulnerasint remedium anime mee.Amen. Pater nr. Ave maria.3. O Domine Jhesu christe,adoro te in sepulchro positum,myrra et aromatibus conditum.Deprecor te ut tua mors sit vita mea.Amen. Pater noster qui es in celis.Ave maria gracia.O Here Ihesu xpriste, ic aenbede uaenden cruce hangende, ende eendoernen croen op uwen hoefde dragende,ende bid u dat u cruce mibehuede voerden slaenden engel.Amen. Pater noster.2. O here ihesu xpriste, ic aenbede uaenden cruce gewont, mit gallen endemit edick gelaeft.Ic bid u dat dijn wonden sijn eensalve mijnre sielen.Amen. Pater noster.3. O Heer ihesu xpriste, ic aenbede uinden grave liggende ende mit edelresalven gesalvet. Ic bid u, dat u dootmoet sijn mijn leven.Amen. Pater Noster18).De mndl. tekst, duidelijk de vertaling van de nevenstaande latijnse,is genomen uit Hs. 11059 v. d. Kon. Bibl. v. Brussel (MEERTENS,II, bl. 86).15) Dergelijke afbeeldingen worden aangetroffen in meerdere Hss. Zie MEERTENS, II, bl. 92.lli) In Hs. 6.L.10. (.52.v.) zijn volgorde en tekst geheel gelijkluidend voor 1 en 2;ook voor 3, doch 'hier is 'n kleine omzetting aan het einde, namelijk: ut morstua sit vita mea (zonder Amen) Pater nr. Ave maria".Gebed 1 is hetzelfde in Hs. De Groot.MEERTENS, II, bl. 86, Voetnoot 18 tekent aan, dat het ,,Book of Cerne" volgendevarianten heeft: ,,D.ih.chr.ad te in crucem ascendentem et spiniam cor. port.i.cap.Depraecor ut ipsa cr.lib.me de ang. perc."24


5.O Domine Ihesu cnristeadoro te descendentem ad inferosliberantemque inde captivos.Deprecor te ne permittas meilluc introire. Amen.Pater noster. Ave maria gracia plena.O Domine Jhesu christeadoro te resurgentem a mortuis,ascendentem in celissedentemque ad dexteram patris.Deprecor te miserere mei. Amen.Pr. Ave.4B. O heere ihesu xpriste, ic aenbede dijneder climmende totter hellen, verlossendedie ghevanghen.Ic bidde dij, dattu mij daer niet enlaetste comen.Pater noster17).5B. O heere ihesu xpriste ic aenbededij verrijsende vander doot, opclim-■mende inden hemel ende sittende totter rechter hand dijns vaders. Icbidde dij, ontfermt dij mijnder.Pater noster18).Het is ook hier duidelijk, dat de mndl. vertaling geheel past bij delatijnse tekst, zoals het Udens Hs. die geeft. Dit is niet zo voor dielatijnse lezing, door MEERTENS geciteerd, noch voor die van Hs.6.L. 10 of van Hs. De Groot.In de gegeven tekst echter nemen we 'n schommeling waar, namelijk'n verwisseling van 4 met 5 en omgekeerd. Deze twee Oracien behoordennl. niet tot de Vijf Oracien van s. gregorius: doch overal —ook in de mndl. Hss. — waar de Zeven gebeden voorkomen, wordendeze twee gebeden hier ingelast voor de eigenlijke 4 en 5 van de VijfOracien. Daarom duiden we ze aan met 4B en 5B.De latijnse 6 en 7 die nu volgen, waren dus de twee laatste van deoorspronkelijke ,,Vijf": daarom heten ze ook in de mndl. vertaling 4en 5.F.8.v.6. O Domine ihesu christe 4. O here ihesu xpriste, guede hirde,pastor bone, iustos conserva. behuede den rechtveerdigen.peccatores iustifica. den sunder maect rechtverdigh;omnibus fidelibus miserere alien gelovigen weest barmhertichet propicius esto michi peccatori. ende mi, sunder, genadich.Amen. Pr.nr. Ave. Amen, pater noster 19).Gebed 2 is hetzelfde in Hs. De Groot, (behalve vulnera tua). Maar in Book of C.,,D.iesu chr. ad(te) i.cr.v.f. et ac.pot. D. te u.t.v.rem. sint an.m."Gebed 3 is hetzelfde in Hs. De Groot, doch komt hier als 4. (f.22.v.); als 3 staathier wat in de andere Hss. als 7 voorkomt.Book of C. heeft: ,,D.ih.chr.ad te i.sep.pos. depraecor te ut t.m. fiat mini vita".17) In Hs. 6.L.10 is het 't 5.e gebed: het luidt ongeveer hetzelfde: ,,Ad. te ad inf.des.; liberantem capt., sedentes in tenebris et umbra mortis. Depr. te ne perm.mei.intr."In Hs. De Groot is dit ook 5, en luidt aldus: ,,O D; ih.Chr.ad te d.ad inf. et tuosinde lib. capt.: depr. te ut illuc me nunquam patiaris introire. Amen".Book of C. (MEERTENS, II. bl. 87. Voetnoot 18):,,D.ih.chr.ad. te d.a.inf. liberantem capt. Depraecor te ut me non demittas introireubi adam tibi dixit, ecce manus quae me plasmaverunt et dixerunt alii quis est isterex gloriae. Dominus virtutum scio quia ultra non hie descenderis".18) In Hs. 6.L.10 is dit het 4.e gebed: de tekst is geheel gelijkluidend, doch heeftna ,.miserere mei" dit toevoegsel: ,,ob reverenciam tue resurreclionis fac me resurgerea peccatis. Pr. nr. Ave Maria".In Hs. De Groot is 't n°. 6 en luidt: ,,O D. I. Chr. ad. te a morte res. et in coelumasc. sed. ad d. Pa.: depr. te ut illuc te sequi et tibi praesentari merear. Amen".Het Book of C. volgens MEERTENS II, bl. 87. Voetnoot 18: ,,Dom. ih. chr. ad.te asc. in caelos sedentem ad d.p. Depraecor mis.m."19) In Hs. 6.L.10 is dit gebed eveneens nummer 6, met een geheel gelijkluidende25


7. O Domine Jhesu christe.Rogo te propter illam amaritudinemtuam quam pro me sustinuisti in crucemaxime in ilia hora quando anima tuanobilissima de corpore tuo est egressa,miserere anime mee nunc et in egressusuo. Amen.Pr.nr.5. O here ihesu xpriste, ic bid u omdie bitterheit dijns lidens, dattuledes aendem cruce ende alre meestdoe u alre edelste siel vanden lichaamverscheide, weest barmhertich mijnresielen, als si verscheiden sal20).Gelijk voor al de vijf voorgaande, past op 6 en 7 van de latijnsetekst van ons Udens Hs. ook weer bijna letterlijk deze mndl. vertaling:en omgekeerd. — Het laatste van deze twee is ons nog heden welbekenduit de meest-gebruikte kruiswegoefeningen, bij de Xllde StaticDe drie gebeden welke nu hier nog volgen, worden in vele Hss. met'n speciale rubriek ingeleid. In ons Udens Hs. is — gelijk we zullenzien — de volgorde 8. 9. 10 gewijzigd en 8. 10. 9 geworden. BlijkensMEERTENS (II.bl.29.22) volgen vele Hss. deze orde, welke hetUdense heeft. Daar in ons Hs. echter het gebed, dat eigenlijk nummer9, doch hier nummer 10 is, nog wordt ingeleid door 'n rubriek, menenwij — gelijk boven gezegd — dat de Schrijver van het Lidens Hs. demethode van de Negen gebeden heeft gevolgd, gelijk de Schrijver vanHs.6.L. 10. aanvankelijk slechts de Zeven Oracien had.&.O amantissime domine paterego offero tibi innocentem mortemdilectissimi filii tuiet amorem deifici cordis suipro omni pena et culpaquam ego miserrimuset omnium peccatorum maximuset nephandissimus peccatis mei(!)merui et pro omnibus amicis meisvivis et defunctis.Deprecor te miserere mei. Amen.Pr.nr. A.8. O alder liefste here, hemelsche vader,ic offer di den onnoselen doot dijnsalder liefsten soens ende die lieftesijns godliker herten voer alle dieschult ende pijne, die ic, alder onsalichsteende snoetste van alien sondaren,voer mijnen sonden hebbe verdient,ende voer al mijn vrienden endemaghen ende weldaders levendichende doot. Ic bidde di, ontferme dimijnre. Amen. Pater noster.Ave Maria21).tekst.In Hs. De Groot is de tekst ook dezelfde, behalve dat — aan het einde — tussenmihi en peccatori wordt ingeschoven ,,misero et indigno". MEERTENS geeft dezelatijnse tekst niet.29) Hs. 6.L.10 heeft 'n andere woordschikking:,,O d.ih.xpr.pr.ill. am. mortis quam sust. propter me i. cr. et max. in i.ho.qu.an. tuaegressa est de co.t. Mis.an.m in egr. suo. et perdue earn in vitam eternam. Amen.pr.nr.Ave Maria". — Het is hier tevens nummer 7.—.Hs. De Groot plaatst het als 3; de tekst luidt:,,O D.I.Chr.ro. te per ill. am. Passionis tuae quam in hora mortis sust., max. tunequando an.t.sanctissima de benedicto tuo co. est egr., mis.an.m. in egr. suo de corpore meo et perdue earn in vitam aeternam. Amen".MEERTENS, II, bl. 87 onderaan heeft dit als nummer 5 en in deze lezing:,,O D. I.Chr.propt.i.am.t.q.pro nobis sust. i. cr.max. quando nob. an.tua egr. est desanctissimo corp. t: mis. animabus nostris in egressionibus suis et perdue eas ad vitameternam. Amen".21) In Hs. 6.L.10 volgde op gebed 7, tot slot, een heel ander gebed. Er is echterdan — later — 'n halve bladzijde bijgeplakt, waarop alsnog de tekst van gebed 8 enook van 9 geschreven staat. — We duiden dit aan als f.52bis. Deze tekst varieertaldus: ,,O am . . . pro omni culpa et pena quam ego mis. et o.pecc. nefandissimus pecc.meis merui. Et p.o. caris am. m. v. et d. depr. te m.m. Amen. Pr.nr. Ave ma".Dat in Hs. 6 L.10 feitelijk eerst alleen de ,,Zeven Oracien" werden afgeschreven,blijkt ook uit de uitvoerige toelichting, welke op het volgende fol. (53.r.) volgde. Zieboven bl. 22.26


Ook hier valt het opnieuw op dat — afgezien van het begrijpelijketoevoegsel ende maghen ende weldaders — de mndl. tekst zich bijnageheel gedekt ziet door de latijnse van het Udens Hs., — in dit gevalechter geheel door de lezing van Hs. 6.L.10.MEERTENS geeft de mndl. tekst alleen (II. bl. 88, nummer 8),heeft geen latijnse; deze is slechts aangeduid op bl. 89 (22). In MEERTENS, VI, bl. 229,9 wordt nog verwezen naar de latijnse tekst, vervatin Hs. G.218-Leuven (f. 125-126. v.) Met hiervan enkel het beginen het Explicit te geven, maakt MEERTENS 't niet duidelijk, of ditHs. de Negen of de Tien gebeden heeft.9. O Domine Jhesu xpriste fili dei vivi 10. Collect. Here ihesu christe, des lequisanctissime passianis tue miste- vendighen gods sone, ghi die sinterium beato Gregorio famulo tuo mi- gregorius, dijnen dienaer, hebsterabiliter revelasti da michi misero wonderliken gheopenbaert, die verpeccatoriillam perfectam consequi burghenheit dijns alre heilichster pasremissionemet indulgenciam peccato- sien, ghif mi, onsalighe sondaer, volrum quam idem venerabilis antistes comelic te vercrijghen die verlatenissetuus et alij eius sequaces de plenitu- mijner sonden, welke die selve eerdineSedis apostolice et omnibus waerdighe paeus gregorius ende sijnfidelibus vere penitentibus et arma navolghers van die volheit der paeustuepassionis recolentibus liberaliter liker macht mildeliken hebben ghesuntlargiti. gheven alien kersten ende ghelovi-Qui vivis et regnas cum deo patre et ghen menschen, die warachtigh bespiritusancto. etc. rou van haer sonden hebben ende diePater nr Ave maria. wapenen dijnre passiendevotelicksijnghedenckende ende eerende, Die mitgode den vader, in enicheit des heilighengheestes, leves ende regneerseen god, ewelic sonder einde.Amen 22,).De mndl. tekst staat bij MEERTENS (Il.bl. 88/89), onder nummer10 en dus als slot. Ook hier dekt hij zich met de latijnse tekst van onsUdens Hs., ja nog beter met die van Hs. 6.L.10 (en van Hs. DeGroot), welks lezing trouwens in zich beter is 23).Gelijk gezegd, volgt nu in ons Hs. de aparte rubriek; ze luidt aldus:Et insuper Allexander papa sextus oracionem sequentem predictis addendoomnes Indulgencias permissas confirmando per eandem oracionem duplicavit.Et ponitur a non nullis octava.Deze rubriek past (zie biz. 23) bij de praktijk van de Tien Oracien:om aan te sporen tot het bidden van ook nog dit gebed, heet het datdan de aflaten, toch al zo ruim verleend aan het bidden van de Negen,nog werden verdubbeld.In Hs. De Groot werd tussen wat wij hier 6 noemen en dit gebed 'n ander ingelast;dit gebed is geheel gelijkluidend met 6.L.10.22) Hs. 6.L.10 heeft ook dit gebed (op f. 52bis), met enkele onbelangrijke varianten:,,O D . . . revelasti. Da . . . de plen. potestatis apost. omn. fid. . . .".Hs. De Groot (f. 23.v.) heeft bijna hetzelfde: Xollecta. O.D.J.Chr. . . . D.Greg . . .illam perfecte consequi rem.et ind. quam . . . de plen. potestatis apost. omn. fid . . ."MEERTENS geeft deze tekst niet in II; we vinden echter hetzelfde slot , etarma . . . largiti" in VI. bl. 229 uit Lat. Hs. G.218-Leuven. Zie boven.2:1) Op bl. 89(22) merkt MEERTENS nog op, dat onder de vele Hss. die dezezelfde volgorde hebben, gelijk ook ons Udens exemplaar, de ,,Heures" van Jehan deBrie behoort.27


Oracio:10. O Domine Jhesu xpriste adoro te 9. O Here ihesu, ic aenbede di ten oeradiudicium procedentern, del comende, den rechtvaerdigheniustos ad paradisum vocantem totten paradise roepende ende denet peccatores condempnantem. sondaren ewelick verdoemende. IcDeprecor te ut tua amara passio bidde di, dat dijn passie mi verlosliberetme a penis inferni sen moet van alien pijnen ende brenetperducat ad vitam eternam. Amen. ghe totten ewighen leven.Pater noster. Ave maria. Pater noster. Ave maria24).De mndl. tekst staat bij MEERTENS, II, bl. 88, onder nummer 9.Weer is 't treffend, hoe letterlijk deze past op de latijnse van ons UdetisH's., 'n feit dat juist voor deze redactie nog bijzonder opvalt.De rubriek heeft 'n grote waarde: in de Hss. immers wordt de toevoegingvan deze Oracie — het is feitelijk bijna overal de tiende! —toegeschreven aan Julius II — (Zie bij MEERTENS, II, bl. 89, 22.)— hier echter aan diens voorganger Alexander VI (1492-1503). Wevinden hierin aldus 'n nieuwe bevestiging van hetgeen MEERTENSbevond: ,,dat de redactie met negen gebeden sedert het einde derXV.de eeuw in omloop was, dat de aanroeping . . .D.ih. . . . adoro teventurum iudicaturum niet voor t begin der XVI.de eeuw werd toegevoegd". (t.a.pl.). Wij zouden liever zeggen: dat dit laatste gebedzeker niet lang voor het begin van de XVI.de eeuw werd toegevoegd.Tevens — gelijk boven gezegd — blijkt uit deze en ook uit de straksvolgende rubriek betreffende Alexander VI, dat deze handgeschreventeksten van het Udens brevier rond het einde van de XV.de eeuwgeplaatst moeten worden.Zo bezitten we dus in dit Udens Hs. duidelijk 'n latijnse redactievan de Negen Oracies, waaraan de tiende is toegevoegd, en in hetLuiks-Dusseldorpse Hs. 6.L.10 'n latijnse redactie van de ZevenOracien, waarbij later 8 en 9 werden bijgeschreven en bijgeplakt, echterniet het tiende gebed. Deze beide Hss. bieden ons bovendien 'n latijnsetekst, die bijna geheel gelijkluidend is. Bij de grote verscheidenheid vanformulering en ook van de volgorde dezer Oracien in andere Hss. doetdeze gelijkluidendheid denken aan een gelijke bron, waaruit beideSchrijvers hebben geput. Daar nu Hs. 6.L.10 haast zeker in de Rijnstreekrond of boven Keulen te zoeken is, en wij redenen hebben (zie,,Studies" in deze afl. van Clair Lieu, bl. 15) om de oorsprong vanons Udens Hs. in het bisdom Munster te plaatsen, lijkt het niet tegewaagd de veronderstelling te maken, dat we hier twee goede latijnseexemplaren hebben van 'n Neder-Rijnse tekstoverlevering.Dat ten slotte de mndl. vertaling, uit MEERTENS getrokken, zozuiver past bij deze latijnse teksten, mag doen veronderstellen, dat dievertaling en deze Hss. zo niet op dezelfde-, dan toch op 'n verwantedegelijke tekst berusten.**) Bij MEERTENS, II, biz. 88 staat, onder nummer 9, 'n latijnse tekst, waarvanhoogstens het begin op bovenstaande gelijkt:,,D.iesu chr. ad. te venturum iudicaturum. Te depraecor ut in tuo adventu non intresin iudicium cum me peccante. Sed depraecor ante demitte".Hs. 6.L. 10, noch De Groot hebben dit gebed.28


Wij hebben — vanwege hun belang — lang stilgestaan bij dezeNegen of Tien Oracien van Sint Gregorius. We zullen het minder ofbijna niet doen bij de nog volgende gebeden uit ons Udens Hs.Rest echter eerst nog 'n woord te zeggen over de verluchtingen, aangebrachtin dit handgeschreven gedeelte: ze maken het immers tot npretiosum. Zo beginnen de bovengenoemde Oracien (op f. 8.r.) met'n prachtlettrien O: binnen in het ovaal van deze O-in-blauw staat 'nkeurige bloem in kleuren geschilderd, aangevuld met goudblad, terwijlook de vier hoeken buiten de O goudblad dragen. De lettrien meet45 X 38 mM. De aanblik der lettrien wordt nog verhoogd door 'nkleurige randverluchting, 20 mM. breed over de benedenrand, 16 opde buitenkant en 8 boven, — alsmede door de vier nog volgende beginlettersO, beurtelings in rood en blauw.Op f. 8.v. volgen zo nog vijf beginletters O.Doch dan straalt u reeds tegen de hele pracht van f. 9.r., waar nietminder dan twee prachtige lettrienen staan te schitteren, de eerste,cirkelvormig, met 56 mM. middellijn, de tweede — 'n wijnrode O —van 29 X34 mM., beide op goudblad. De cirkelvormige lettrien is eenzon, omgeven van stralen. Deze zon heeft 30 mM. middellijn en draagt,op goudblad, in z'n midden het Jezusmonogram IHS in 't blauw. Rondomde zon is 'n lichte band gelegd in vermiljoen, en uit deze bandschieten dan acht forse gouden stralen als protuberanzen van de zon,afgewisseld door telkens 'n bundel van Vijf vermiljoenenstralen, op 'nachtergrond, die achtmaal wisselt van blauw tot goudgeel en met bloemetjesis belegd. Een gouden band omsluit het geheel. Verder is, inwijnrood, een sierlijk vierkant kader aangebracht om dit zonneteken,nog uitgewerkt tot op de beide randen van de bladzijde.Onderaan op de bladzijde volgt nog de lettrien O, met niets danbloemen in het ovaal en in de letter, gevat in goud.,n Kleurige verluchting, over de benedenrand, welke oploopt tot20 mM., sluit deze allerschoonste bladzijde af.Het eerstvolgend gebed nu wordt voorafgegaan door 'n rubriek,waarin wordt medegedeeld, dat het in sole d.i. in de zon moest gebeden worden, om dan telkens elfduizend jaar aflaat te verdienen.Hier ligt dus de verklaring van de zonne-lettrien. Dit gebed moest immers, ■— nu niet meer, gelijk de voorgaande tien, voor de WapenenChristi gelezen worden, — maar voor de Zoete Naam Jezus, geschrevenin de zon.Ziehier de latijnse tekst van de rubriek, toegelicht met mndl. Hss.Rubriek:Item Allexander papa sextus contulit omnibus in statu gracie existentibus etoracionem sequentem cum oracione dominica coram figura nominis xpristi insole depicta legentibus XJ milia annorum indulg. pro qualibet vice.En het gebed zelf luidt aldus: (f. 9.r.)Salve ihesu bone victor mortis, dator venie, consolator cordium contritorumconsolari me dignare secundum beneplacitum voluntatis tue. Amen. Pater.29


MEERTENS (VI. bl. 226, 32) geeft dezelfde rubriek uit het mndlHs. G. 93 — Leuven (f. 77.v.).We dyt na ghescreven gebed leset vor den soten namen ihesus gescreven edergemaelt yn der sunnen de vordeynet elven dusent iaer aflates.En in MEERTENS, I. (bl. 107) staat het gebed in mndl.:Gegrot systu, gude ihesu, eyn overwynner des dodes, eyn gever der genaden,eyn troster aller bedroveden herten, troste my na dynen allerlevenstenwillen,amen.MEERTENS liet hier op het gebed deze verzuchting vallen: ,,Spijtigdat de rubriek met zulke opvallend hoge aflaten . . uitpakt".Na dit gebed volgt het in de middeleeuwen hooggeroemde en veelgebruiktegebed, vaak toegeschreven aan Sint Bernardinus, doch ookaan Vincentius Ferrerius, Het wordt hier ingeluid met 'n korte rubrieken ingezet met een met goudblad belegde lettrien. (Zie boven.) 't Isbijna 'n opluchting, dat er nu geen spraak is van aflaten. n Rubriekechter in Hs. 11231, 36 — Brussel zegt:Die dese na gescreven bedinge alle dagen leest in berouwenisse sijnre sundenhem wordt verleent, waert dat hij waer inden staet der verdoemenissen, god soudenhem die ewige pijn verwandelen inder penetencien des vegeviers, ende waer hi inontelliker pijnen des vegeviers, god soude die pijn des vegeviers verwandelen endebrengen hem ten euwigen leven. Dit gebet heeft gemaeckt brueder vincent van derpredicaer orden van Ihesus onsen heer25).Is 't wonder, dat zulke gebeden — ook vooral vanwege zulke evenongehoorde als onverantwoorde beloften — erg werden gezocht? Invele Hss. vindt men dan ook dit gebed terug 26).Hier volgt nu onze tekst, met daarnaast de mndl. tekst. Deze isgenomen uit Hs. 12078 - Brussel en staat afgedrukt bij MEERTENS,I. bl. 109-110.f. 9.r. (Rubriek).Oracio quam sanctus Bernardinus confessor ordinis minorum cottidie dicitur orasse:Oracio.O bone ihesu. o dulcis ihesu: o ihesu O guede ihesu, o alder guedertirenstefili marie virginis plenus misericordia et ihesu, o alder suetste ihesu, o ihesu maveritate.o dulcis ihesu miserere mei rien kind, vol van ontfarmherticheit, grasecundummagnam misericordiam tuam. cie ende guedertirenheit, o suete ihesu,O benignB ihesu te deprecor per ilium ontfarme u mijnre in u grote ontfarmhersanguinemtuum preciosum quern pro no- ticheit. O alder guedertirenste ihesu, icbis miseris peccatoribus effundere dig- bidde di doer din duerber bloeit, dattunatus es in ara crucis ut abycias omnes uut gestortet hebste om der sondareniniquitates meas et ne despicias humiliter wille, wilt afwasschen mijn boesheit endete peten- (f.9.v.) — tem et hoc nomen wilt aenseen an mi, onsalige ende ontuumsanctissimum Jesus invocantem. hoc weerdige sondar, oetmodelike anropendenomen ihesus nomen dulce est, hoc nomen desen dijn naem ihesus. O, den naemihesus nomen salutare est. Quid enira est ihesu een sueten naem, een genoechlike-5) MEERTENS, I, bl. 109, 30. en VI. biz. 63, 37.aB) Zie MEERTENS VI, voor mndl. bl. 75,7; 23,1; 65,37; 82,28; 183,13. — Voorlat. tekst bl. 3,5; 210,38.30


hesus nisi salvator. O bone ihesu qui mecreasti et redemisti tuo proprio sanguinene permittas me damnari quern ex nichilocreasti. O bone ihesu ne perdat meiniquitas mea quem fecit omnipotens bonitastua. O bone ihesu recog-nosce quodtuum est in me, et absterge quod alienumest a me. O bone ihesu miserere mei dumtempus est miserendi, et ne perdas me intempore tui tremendi iudicij. O bone ihesusi merui miser peccator de vera tua iusticiapenam eternam pro peccatis meisgravissimis adhuc appello confisus detua iusticia vero ad tuam misericordiamineffabilem, utique misereberis mei utpius pater et misericors dominus. O boneihesu que enim utilitas in sanguine meodum descendo in corrupcionem eternam.Non enim mortui laudabunt te domine,neque omnes qui descendunt in infernum.O misericordissime ihesu misereremei. O dulcissime ihesu libere me. Opijssime ihesu propicius esto michi peccatori.O ihesu admitte me miserum peccatoreminter numerum electorum tuorum.O ihesu salus in te sperancium. O ihesusalus in te credencium, miserere mei. Oihesu dulcis remissio omnium peccatorummeorum. O ihesi fili virginis marie infundein me graciam tuam, sapienciam, charitatem.castitatem et humilitatem, aceciam in omnibus adversitatibus meispacienciam sanctam, ut possim te perfectediligere et in te gloriari ac delectariin secula seculorum. Amen2").naem, den naem ihesu honich vloiendeende starck makende naem. Want wat isihesus te seggen anders dan een behoeder.Daer onime, o guede ihesu, behoedetmi om dinen naem, dat ic neet en vergae,ende en wilt mi neet verdoemt laten wesen,dien du van niet hebste gescapen.O guede ihesu, en wilt neet gehengen, datmijn boesheit mi verloren laet ghaen. Icbidde u, alre guedertirenste ihesu, en wiltmi neet verlesen ende verdomen, die dijnalmachtige guetheit gescapen ende ghemaketheft. O suete ihesu, wilt bekennendat ghene dat dijn is ende af wasschedat din neet en is, dat is de sonde. Oalre guetste ihesu, ontfarmt u mins nu tewile dattet tijt is te ontfarmene ende enwilt my neet verdomen in dier tijd desvreselicken ordels. Wat nutticheit ofteprofiet solde moghen sijn in uutstortingemins blodes als ic verdoemt ende verwesensolde wesen in die ewige verdoemnissesonder eynde, want di oec die verdoemdenneet en loven, o guede ihesu,noch alle die ghene die dalen neder in diehelle? O alre minlicste ihesu, o alder begeerlicsteihesu, o alder sachtmodelicsteihesu, laet mi ingaen in dat getal dijnreuutvercorne vrenden. O ihesu, salicheitalle der geenre die in di gheloven, oihesu, minnende salicheit der geenre diein u hopende sijn, o ihesu, vergiffenisseder quader wercken ende sonden, o ihesu,marien kint, instortet in mi gracie, wijsheit,cuysheit, ende minne, dat ic (di) volcomelicken leef hebben mach ende lovenende ewelike gebruken ende di dienen,in di verbliden onder alle die ghene, dieleef hebben dinen sueten name Jhesus,die leves ende regniers, ewich god inderewicheit. Amen.Het dan volgend gebed wordt in de rubriek aangekondigd alshet gebed van de vijf wonden. Inderdaad is de eerste helft van het gebed gericht op de vijf wonden des Heren, de tweede helft echter opO. L. Vrouw. Het schijnt, dat hier twee verschillende gebeden aaneengeschrevenzijn.Het eerste gedeelte vormt het einde van ,,een zeer verspreid aflaatgebed,dat ook in de veertiende eeuw bekend was. ". De rubriekengaven aan, dat aan het gebed evenzoveel dagen aflaat waren verbondena/ser wonden waren an ons heren lichaem. Dit aatital varieerdevan 4466 of 6666 tot 7555 28). Het heette te Rome gepreekt in hetjubeljaar 1350: de een zegt, dat Johannes XXII het heeft gemaakt,de ander le pape Benedic de V ordre de Cisteaus, Benedictus die elfste2T) Hs. De Groot (f.27.r tot 28.r.) vertoont vele varianten.2S) Zie MEERTENS, I, bl. 145. In II, bl. 14 evv. staan nog andere getallen; hethoogste is 30.000!31


titnt fcjta ^,n btWfVt gfimiiBf relteenm )If t>d«»m«tt ncnp*^ w frttic fpciiju KtWtT gwi- y t


S 6m.flfi*!! Isili'i


Het nu volgende is ook een lijdensgebed: het voert ons weer terugin de aflatenrijkdommen, waarover echter hier de rubriek met geenwoord rept. Doch bij MEERTENS (VI. bl. 94) staat daaromtrentvolgende rubriek afgedrukt:Item men vint bescreven alsoe wie dit naghescreven ghebet leset voir dat crucifixof in ghehuechenisse des lidens xpristi die verdient IIJ.M. jaer aflaets, gheghevenvanden vierde paeus bonifacio 32).MEERTENS gee ft er ook verschillende mndl. vertalingen van;de eerste, — welke wij hier weergeven, — lijkt het meest op de latijnsetekst van ons Hs.:Sequitur alia oracio.O nuda humanitas. O magnum martirium. O profunda vulnera. O virtus sanguinis.O martis acerbitas. O divina dulcedo doraini nostri ihesu xpristi adiuva nos ad eternam felicitatem. Amen.O naecte menscheit. O wreede martyrie . . . totter blijscap der eeuwigher glorienAmen. (MEERTENS, VI, bl. 5).O naecte oetmodicheit. O grote martelie . . . wil ons helpen totten ewighen salicheit.Amen. (O.c. bl. 94).O bloiende menscheit, o grote martelie help my unde alle mynen leven vroude toder ewigen salicheit. Amen. (o.c. bl. 225),O bitter dooto martelie grooto wonden diepdaer bloet uut liep. (o.c. bl. 113) 3:i).Het volgende gebed wordt ingeleid door 'n rubriek, die het aanduidtals te bidden voor de Wapenen Christi. We weten niet, of derubriek slaat op elk van de twee gebeden, welke hier volgen. Wevonden van geen van beide noch de latijnse tekst, noch een mndl. vertalingof nadere uitleg; evenmin als van het daarna volgende ,,schone"gebed tot O. L. Vrouw. f. lO.r. (Rubriek)Op f.8.v. begint nog 'n oefening voor de gel. zielen: nu worden er tien bloedstortingengereleveerd:1 het bloedig zweet, in de hof van olijven;2 van de slagen in het aangezicht;3 van de geseling;4 van de hoofdwonden, tengevolge van de doornen;5 van de bebloede voeten:6 van het bebloed H. Aanschijn, aan Veronica getoond:7 van het bloedig afrukken van Jezus' klederen;8 van het hangen aan het kruis;9 van de handen- en voetenwonden;10 van de zijdewonde.Daarna wordt aangemerkt (f.9.v.) dat hier nog meer beschouwingen kunnen worden toegevoegd. ,,met name nog vijf": daarmee kwam men dus aan de ,,VijftienBloedstortingen".32) Uit Hs. 12081-Brussel. f.96.r.b. Zie ook MEERTENS, VI, bl 2^5 uit HsO93-L. Nc 23.33) De citaten zijn resp. uit Hs. 182-Antwerpen; Hs. 12081-Brussel- Hs G93-Leuven; Hs. 19588-Brussel.33


Qui cunque oracionem sequentem devote legerit inspiciendo arma xpristi habetmultas Indulgencias.O Bone ihesu xpriste fill dei vivi regracior caritati tue. quod hec vulnera. hosdolores. hanc mortem amaram pro me sustinere voluisti. Ideo Gloria patri et filioet spiritui sancto. Si cut erat in principio et nunc et semper et in secula seculorum.Amen. Pr.nr.(Rubriek):Alia sepe dicenda.Rogo te domine ihesu xpriste propter tuum amorem quod voluisti homo fieri etpropter misericordiam tuam et ineffabilem caritatis affectum quod voluisti moripropter me ut passio tua et amara mors tua nunquam perdatur in me. Amen.(Rubriek):Alia pulchra oracio de beata virgine maria.O dulcis virgo maria ego admoneo te quandof?) tu stas ante filium et ostendis eipectus et (f. lO.v.) ubera. Et filius stat ante patrem et ostendit ei latus et vulnera etnulla ergo erit repulsa ubi tot concurrunt caritatis insignia. Impetra ergo michi indulgenciamomnium peccatorum meorum. Amen.Het gebed dat daarna volgt, vertoont enige gelijkenis met een in demiddeleeuwen zeer beketid gebed tot O. L. Vrouw. We bedoelen hetgebed, in 't latijn aanvangende met de woorden: Ave sanctissima mariamater dei regina celi ... en eindigend, ofwel met libera me ab omnibusmalis. Amen, ofwel met libera. me ab omni malo et ora pro peccatomeo 34).Dezelfde varianten worden teruggevonden in de mndl. teksten: allehebben ongeveer dezelfde inzet:1° Wes gegruet a/re heilichste ioncfrou maria moeder godes eenconinginne des hemels. . .2° Weest ghegruet alder heilichste maghet maria. Moeder ons Kerenih. chr. maar varierend voor de finale:1° ende verlosse mi van alien quaden. Amen.2° . . v. all. q. ende bid foer onse sonden. Amen. 35)Voor dit gebed waren daar wederom de reeds bekende eigetiaardigheden:in beide versies weer duizenden jaren aflaat; in de eerste:XI. dusent iaer aflates van den pawes sixtus; in de tweede: sixtus dievierde . . . heeft dat aflaet verdubbelt soe dat die summe is XXI],M. jaren 36).Volgens de tweede traditie moest het gebed ook ;Wer sonnen worden gelezen 37). Heeft nu misschien de tweede traditie, om haar finale,aanstoot gegeven? Ora pro peccato meo: bid voer onse sonden is inderdaadvan minder goede klank! En heeft men dan het gebed gewij-34) MEERTENS, VI, resp. bl. 200,34 uit Hs. G.7-Leuven, en bl. 229,13 uit Hs.G218-Leuven.35) MEERTENS, VI, voor 1: bl. 76,13 uit Hs. 12078-Brussel; gelijkluidend bl.94,7 uit Hs. 12081-Brussel, en bl. 172,9 uit Hs. 2364-Gent. ~ Voor 2: bl. 83,32auit Hs. 12079-Brussel.a6) MEERTENS, VI, bl. 76 en 83.w) MEERTENS, VI, bl. 83.34


zigd? In alle geval, de tekst van ons Udens Hs. is zeer orthodox.Van de andere tekst, — in de tweede traditie, — vinden we de volledigelezing in Hs. 6. L. 10.: we plaatsen deze ernaast.f. lO.v. (Rubriek) Hs. 6. L. 10. f. 22. v.Alia oracio ad mariara Audi virgo Ave sanctissima maria, mater dei, regimariamater dei regina celi domina mun- na celi, porta paradisi, doraina mundi,di. Imperatrix inferai, miserere mei et pura singularis tu es virgo. Tu sineomnibus fidelibus christi vivis et defunc- peccato concepta concepisti ihesum sinetis et subveni michi in tribulacione omni macula 38). Tu peperisti creatoremmea. Amen. et salvatorem mundi in quo non dubito.Libera me ab omni malo et ora pro peccato. Amen.Volgen nog, op f. lO.v. (Rubriek):Oracio de passione domini. O Domine ihesu xpriste qui in cruce extendi tamacriter voluisti ut omnia ossa tua possent dinumerari fac me omnes vires anime etcorporis ferventer ad te extendere et ad amorosos amplexus tuos ferventissime aspirare.Amen.(Rubriek):Alia oracio ad mariam virginem.O maria Stella celi scala paradisi et columna mundi adiuva me miserum peccatoremin omnibus angustijs et necessitatibus meis. Amen.(Rubriek):Coll(ecta)Largire nobis quesumus domine semper spiritum cogitandi que recta sunt propiciuset agendi ut qui sine te esse non possumus secundum te vivere valeamus. Per xpristum.Eindelijk komt — als laatste — een gebed, dat met Obsecro te begint,gericht tot Maria. De kenners van mndl. gebeden zullen zich allang er aan verwacht hebben in n dergelijke collectie van middeleeuwsegebeden, toch zeker ook het beroemde Obsecro te te ontmoeten39). De latijnse tekst is ook hier weer opvallend interessant. Hij gelijktnl. zeer op de mndl. tekst van Hs. G. 6. — Leuven 40) en verschilter toch ook weer aanmerkelijk van. De indruk wordt gewekt, dat delatijnse tekst het gebed deels resumeert, deels 'n keus doet uitsluitenduit de daarin voorkomende lijdensmotieven: zou men daarin de Kruisbroederkunnen ontdekken? Tevens valt 't op, dat aan het einde debede van de mndl. tekst — welke 'n verschijning van O. L. Vrouw38) In eerste redactie stond hier: ,,Tu sine peccato concepta macula. Op de randschreer de 6. daarna, achter concepta: ,,concepisti ihesum sine omni"Het Hs De Groot is geheel gaaf (f.24.r.) en heeft deze lezing: ,,Ave sanctissimaMaria, mater Dei, regina coeli, porta paradisi, domina mundi, pura singularis tu esvirgo, tu concepta es sine macula, tu concepisti Jesum sine peccato tu peperisticreatorem et salvatorem mundi in quo non dubito, libera me ab omni malo et orapro peccato meo. Amen".*J In het artikel van O.G.E. (1953) bl. 117 rangschikt MEERTENS het ,,Obsecro4n?n^^n?^e groep van de Maria-gebeden, nl. de smeekgebeden4°) MEERTENS, VI, bl. 197,22; bl. 52 ad 14,35; bl. 112 ad 24.10.35


vraagt ter melding van het aanstaande stervensuur — is weggelaten:men mag veronderstellen, dat dit op 'n latere omwerking duidt, toennl. de onbevangenheid inzake smeekgebed verminderd was. We latenhier beide teksten volgen.f. lO.v. (Rubriek)Sequitur alia oracio ad beatam virginemmariamObsecro te domina mea sancta mariamater dotninipietate plenissima summi regis filia.Mater orphanorum, consolacio desolatorum,via errancium. salus in te sperancium.Fons misericordie, fons salutis etgracie,fons pietatis et leticie, fons consolacioniset indulgencie.Per illam devotissimam compassionemet acerbissimum cordis dolorem quern faabuistiquando filium tuum crucifixumet morientem aspexisti. et per omnes doloresfilij tui et per omnes angustiasanime tue (c) utcum omnibus sanctis et electis dei (d)Hs. G. 6. Leuven. f 1 H.v.O vrouwe vol alre glorien heleghe maria eene alre soetste ionfrauwe. godsmoeder vol alre goedertierheit dochterdes overste conincx. O moeder vol derglorien. ionfrouwe der ghebuert. ionfrauwe na der ghebuert. Moeder derweesen. troost der mestroostegher. wechder dolender. salicheit der ghenre die indi hopen. fonteine des levens, fonteine dersalicheit. fonteine der gracien. fonteineder gherechticheit- teine (a) ende deruerghifnesse. van alien sonden. ic biddedi dor die onsprekelike bliscap dijn zieledijn gheest sichuer (b) vrauwet overmitsf.ll5.r. willic bliscap in der ureden doe diegods sone in di quam ouermids den inghelgabriel ghebootscapt ende ontfanghenwart, ende dor die wonderlike godlicheitdat in der zeluer hueren die heleghegheest in di ghewracht heift. Voort biddiedi door die heleghe alre meeste medelingheende door den alre scerpstenrouwe dijns herten die du hads doe dynkint onse heer ihesus kerst saghes uoorden cruce bloot ende in dien cruce upgheuoert. gheang'hen, ghecruist. ghewont.dorstich. mit ghalle ende mit edic ghelauet.met groter stemmen roupende endemet alre archste doden. O martelerster deszweerts des rouwen boven alle martelaerL115.V. ic biddi omoedelike dor sine V.wonden door die riuier sijnshelichsbloets,dor die crimpinghe sijns heliches lichaemsouermits der groter pinen sijnre wonden.dattu mine ziele ontfanghes ende wondesmet dijnre minnen ende metten lidenedijns lieve kindes. ghelijc alse dine alrehelichste ziele ghesont was, mittenzweerde des rouwes. in der seluer hueren sijns lidens. die tranen die du sturtesin den seluen tide gheven mi verduldichede.O maria heleghe ionfrauwe dordat liden dijns lieve kints ende dor al datmedeliden dijns herten dattu mi niet enverdrives om mine onghetalde ende onghemetensonde. fll6r. wille, maer(a) het woord ,,gherechticheit" is gecorrigeerd in de tekst, terwijl ,,teine" (van fonteine!) nog is overgebleven.(b) Sic. Hier, en in de vele verschillende schrijfwijzen toont het Hs. zijn onvolmaaktheden.(c) De latijnse tekst vat samen, wat de middelnederlandse uitvoerig geeft.(d) Er staat ,,venias dei", doch werd verbeterd.36


festinanterin auxilium meum in omnibus quefacturus sum cunctis diebus vite mec.Michi quoque impetrare digneris a dilectofilio tuo omnium bonorum spiritualiumabundanciam ut inf. ll.r.me salubriter orania disponat. animammeam custodiat. corpus meum regat. Pre~terita mala michi indulgeat. presenciamea emendct. Ab imminentibus malis mepreservet.conscienciam purget. cor meum ipsumtotaliter amet. in novissimis quoque faciemsuam michi misericorditerostendat et ineternam vitam me perducat.Cum quo vivis et regnasbenedictain secula.Amen.om dine grote goedertierenheit hooremi ende gheve mi al dat dijn kintuan mi heischet warachtelic te bekennenovermids dijnre 'hulpen met bernenderminnen te begheerne ende met volherten te veruollen. O bloem der ionfrauwenconinghinne des hemele ic biddiomoedelic ende minnentlic dattu faaestenwilts met al dinen vutuercoornen godsvrienden mi te radene ende te helpene inalien saken daer in doende sprekende ofdinkende wesen zal nacht ende dach endetoot alien tiden mijns leuens. ende mac migheleert. clouc. sterc wakende updat ic die weerelt ende dat uleeschende den bosen gheest uer f 116.V.winnen mach. ende verweerue mi vandinen lieven kinde bermhertighe tijt.swaer penitencie. salieheit des Hues ender(e) zielen ende ghenaden alle dinewael uerlaten die quade gheleden sondendi teghenwoordich uerweten. die toecommendesaken mantighe den olden menschevertrecke ende eenen nem (f) sich scapede.daer hi sine woninghe in makede.mijne ziele behoede mijn lijf regiere mijnghedencke reynighe. heleghe begheerte inmi storte. minen sin regiere. mijn zedenuersame. mijn daden uersate. ende vanden zeven dootliken sonden toten hendemijns leuens mi uerlof ende bescherme helighedoghende mi in ziere rec'hte f.H7.r.ghelove uaste hope vulcommen minneteghen al der weerden troost der waer~heit mi mede gheue waren urede gheestelicende uleeschelic omoedicheit in aliengoeden werken. mi verleene. O sterne desuiers. O goedertiere maria. leidster sceepbrockenghehoest zonder aermer endelieve gheleirder voorspreecster der sculdigher.hope der mestroostiger. een grootghesont-meecster der sonden. bootscapmi met dinen blenckenden doorluchtighenaensichte den dach endie huere minerlester tijt. want du bist den uoor uoltighenende hoopghevende scepbrokinghe hamen,den sculdighen troostendehulpe.wesmi een troost up dat ic mi in L117.V.mijn leste niet en mestroost want dangheen ander troost en es. want du bistdochter ende moeder der uaders in dereeuwicheit den ic mi bevele. O onuerdachtclikefonteine der ghenaden endeder ontfermicheit, die niemant weder enseghet. O goedertiere uerhoorstere die ditghebet ontfangbet ende uerhoort. hoortende uerhoort mi goedertiere ionfrauwemaria. moeder ende maghet der ontfaermicheit.Amen.(e) Het woord is onduidelijk geschreven: het leest eerder enter dan ender.(f) ,,neem" moet zeker ,,nieuwen" betekenen.37


In ons Hs. volgen nu — op f. ll.r. — de gebeden, waarmede demetten beginnen: het Onze Vader, het Wees gegroet en het Credo.Het Wees gegroet heeft nog de oude versie:Ave maria gracia plena dominus tecum Benedicta tu in mulieribus.Et benedictus fructus ventris tui Ihesus christus. Amen.En eindelijk, op f. ll.v., de Psalm Venite. De V is 'n rijke, frisselettrien, in blauw, op goudblad, met bloemen in het midden. Ze meet53 X53 mM. en kan wedijveren met de zon van boven. Op de randlinks en ook onderaan over de gehele breedte van de pagina is nog'n rijke, bloemige randverluchting aangebracht, met goudknoppen alsvastgenageld. Deze bloemenrand is over de buitenkant 16 mM. breed,en op de benedenkant 20 mM.Dr. Ant, Van Asseldonk38


K R O N I E KMEDEDELINGENJAARVERGADERING VAN CLAIR-<strong>LIEU</strong> 1953De vergadering werd gehouden te Maaseik op 20 April. Aanwezige leden: Dr A.Ramaekers, voorzitter, Dr A. van Asseldonk, Dr A. van de Pasch, L. Heere, J. Francino,J. van de Bosch, M. Vinken, W. Sangers en M. Colson, secretaris.1. De voorzitter opent de vergadering met 'n bijzonder welkomstwoord totHoogw. Heer Mgr Dr W. van Hees, Magister-generaal der Orde, die door zijnaanwezigheid eens te meer zijn belangstelling en waardering voor het werk van deKring toont en dankt Hem voor de herhaaldelijk ondervonden morele en financie'lesteun.Verder verwelkomt hij alle aanwezige leden, dankt de medewerkers van de verschenenjaargang van het tijdschrift, wenst de leden A. van de Pasch en M. Vinkengeluk met de pubicatie van hun werk over de eerste Constituties en de Spiritualiteitder Orde en deelt het ontslag mee van E. H. A. Wieers.Hoogw. Heer antwoordt hierop met 'n hartelijk woord van aanmoediging voorde Kring, waarbij Hij de nadruk legt, niet slechts op het wetenschappelijk gepresteerdewerk, maar vooral op de grote zedelijke waarde die dit werk voor de Ordeheeft.2. Verslag der vorige vergadering en financieel jaarverslag door de secretaris.3. In verband met het verslag van 1952 volgt 'n bespreking over de uitgave van'n Latijns-Nederl. tekst voor volksmissaal van de eigen feesten der Orde. Hoogw.Heer stelt een aparte rubriek Liturgica in het Chronicon Cruciferorum in 't vooruitzicht,waarin een vertaling en commentaar van de hymnen dezer feesten zou wordenopgenomen.4. Agendapunten: a) Kan in Clairlieu 1953 iets gepubliceerd worden in verbandmet het S. Bernardusjaar? Idem in 1954 wat de Augustinusviering betreft?■b) De Diet, de Spiritualitc vraagt artikels over ascetische schrijvers der Orde, alsHertzworms, Woestenraedt, Pincharius, van Lit. c) Juiste bepaling van de bevoegdheidvan redactieraad van Clairlieu. d) De tekst van de Commemoratio exspirationisDomini, e) Wenselijkheid van 'n studie over Candidus' Clypeus metricus proImmaculata Conceptione Deiparae Virginis bij het eeuwfeest der dogmaverklaring.f) Samenstelling jaargang 1953 van het tijdschrift.5. Bij de rondvraag wordt gesproken over de mogelijkheden van 'n uitgave derrelicten van generale kapittels door A. van de Pasch; over de viering van het eeuwfeest ,,herstel van het generalaat" in de Orde, waarover naar de Nederl. en Belg.dagbladen mededelingen zullen worden gestuurd; over het voorstellen van nieuweleden voor de Kring, nl. Dr A. Ceyssens (Diest) en C. van Dal (Neeritten).6. Herkiezing van M. Colson als secretaris- schatbewaarder.39


GLINDFELD800 Jahre Stadt Medebach, gedruckt im Auftrage der Verwaltung der Stadt Medebach unter Leitung des Oberschullehrers Anton Grosche. Dortmund. 1951. 152 X215mm, 143 S.In dieser Festschrift gibt Oberschullehrer Anton Grosche mehrere Notizen iiberdie Kreuzherren von Glindfeld, besonders in seiner Geschichte des Klosters Glindfeld,S. 34-41. Zum Studium iiber Glindfeld in Clairlieu, X, 1952, S. 41-53 bringt A. G.folgende Erganzungen. Nach A. G. kamen die ersten Kreuzbriider in 1499 nachGlindfeld aus den benachbarten Klostern Falkenhagen und Honscheid. (S. 37).Johannes Bocholdiae war prior von 1501 bis 1535, ,,er war nicht nur ein HichtigerVerwalter, sondern auch ein wissenschaftlich hochstehender Mann und ein frommerund seeleneifriger Priester". ,S. 38). Kilian Ekbert 1550-1562 hat ,,seine Verdienstevorne'hmlich auf wissenschaftlichen Gebiete. Alle Nachtrichten iiber die Benefizienan der Medebacher Pfarrkirche und viele Niederschriften zur Ortsgeschichte vonMedebach stammen aus seiner Feder." (S. 38). Frater Johannes Planken aus Attendornwar Prior van 1576 bis 1583. Die St. Sebastianus-Schiitzenbruderschaft Medebach besitzt noch eine Silberplakette, von ihm im Jahre 1592 geschenkt. (S. 49).Eberhard Brunhart leitete zur zeit des dreizigjahrigen Krieges den Konvent und diePfarrei zu Medebach und war von 1633 bis 1653 Dechant. (S. 38). Bei seinemTode den 30 April 1653, gab der damalige Burgermeister ein schemes zeugnisiiber ihn. (S. 99). Eine Liste von Mitgliedern der Martins-Bruderschaft zu Medebachvon 1670 beginnt mit dem Dechanten Petrus Hennig, Pastor und Prior in Glindfeld.Diese Bruderschaft ist in 1636 oder 1640 gegriindet, um die an der Pest Gestorbenen,vor denen jeder zuriickwioh, der geweihten Erde zu iibergeben. (S. 50). Petrus Crameraus Oberschledorn (1689-1710) war ein wissenschaftlich hochgebildeter Mann, dersich wieder um die Chronik von Medebach verdient gemacht hat. Von diesem Priorwird das siidliche Tor des Klosters erbaut sein. Im Schluszstein dieses Torbogensbefindet sich ein Kreuz mit einem Herz in einem Flammenkranz. Im Pfarrarchiv isteine Urkunde des Priors Petrus Cramer, die neben dem Klostersiegel das personlicheWappen dieses Priors zeigt. Rudolf Lefahrt aus Medelon, 1762-1796, ,,war einauszerordentlich frommer, ja heiligmasziger Mann. Ihm verdanken wir die Anlagenauf dem Kahlen wo er 1767 dem Kreuzweg schuf. Auch legte er durch das Dagelarund die Gelange einen Stationsweg zu Ehren der sieben Schmerzen an. Die Stationensind spater verfallen und dann um die Kahlenkapelle neu errichtet worden . . .Obschon er bereits 1796 starb, sagte er schon den Untergang der Kloster, auch seineseigenen, voraus". (S. 38).Der letzte Prior war Heinrich Gervin (Gerwin) aus Hoyngen, Pfarrei Bremen beiWerl, von 1796 bis 1804. Von ihm ist noch ein Bericht iiber den zustand der PfarreiMedebach am 27 Nov. 1800 bewahrt. (S. 25-26). ,,Er war ein eigenwilliger Mann,der im Kampf mit einer Sonderclique unter den Monchen seine Kraft verzehrte".,,Am 22 Februar 1804 ging das Kloster in den Besitz der hessendarmstadtischen Regierungiiber und kam 1815 an Preuszen. Die vertriebenen Chorherren bekameneine Pension von 300 gulden, der Prior eine solche von 500 gulden. Gervin bliebPfarrer und Dechant zu Medebach bis zu seinem Tode (22 Juni 1812). Der letzteMoncb, der das Kloster verlies, war der Subprior Schiingel. Er zog nach Medebach . . . Da seine Pension nicht vorn und nicht hinten reichte, gab er sich spaterviel mit Viehkuren ab. Ein anderer Monch Harbecke, kam als Pfarrer nach Hesborn.Ihm verdanken wir vor allem die Erhaltung all der Kunstwerke, die einst die Klosterkirchein Glindfeld schmiickten. Fur ein geringes Entgelt brachte er auch die drei40


Altare nach Hesborn. Der Hochaltar, ein kleinod edelster Barockkunst, bildet nochheute die Hauptsehenwtirdigkeit der Hesborner Pfarrkirche". (S. 39). ,,Lorenz Padbergaus Riistelberg, seit 1796 Vizepastor in Medebach, vorher Konventual undProkurator im Kloster, wurde 1804 erster Pastor und spater Dechant. In der Uebergansgszeit,die angefiillt war von den Schrecken des Krieges, hat er mutig die Geschickeder Pfarrgemeinde geleitet". (S. 62).A. G. gedenkt S. 40-41 einiger Volkserzahlungen. ,,Auf dem Grabe eines heiligmaszigenPaters soil alie Jahre eine machtige Koningskerze emporschieszen, derenBlatter eine wunderbare Heilkraft besaszen. Vor allem aber lebt der barensterkeProkurator Sartorius im Andenken des Volkes fort. Einst habe man ein FuderRoggen auf den Klosterackern auf der Elenmesse geholt. An einer gefahrlichen Wegstreckehabe sich dieser Prokurator gegen das Fuder mit einer Machtigen Forkegestemmt mit den Worten: ,,Brakt dat Staff (Stiel) nit, dann fallt hai nit". Undtatsachlich trug er das ganze Fuder bis eben — ,,dat Staff" brach.Aergerlich sei er mit den Worten: ,,Schafft euch nachstens durabeleres Geschirran", ins Kloster zuriickgegangen und habe Knechte und Werkleute mit ihrerBescherung alleingelassen. Ein anderes Mai habe ein Schmied aus dem Waldeokischen ihm Hufeisen fur die Klosterpferde angeboten. Sartorius nahm eines inseine Handen und bracht es mitten entzwei: ,,Was, das sollen Eisen fur unsere Pferdesein?" Dan fiigte er lachend hinzu: ,,Nun wollte ich keinst kaufen, musz aber docheins bezahlen". Wenn man ihn ob seiner Krafte riihmte, pflegte er zu sagen: ,,Unddabei bin ich nur ein Halber, was meint ihr wohl, wenn ich ein Ganzer ware!"Er war namlich ein zwilling".A. G. gibt auch eine Darstellung des Biechtgeheimnisses aus dem Kloster Glindfeld.Auf dem Ordenskreuz steht das Haupt eines Monches, mit Rasura, mitgeschlossenen Augen. Wie kraftig gespannte Finger zweier groszen Hande greiftdas Geweih eines Hirschenschedels um die Kiefer des schweigenden Gesichts.Dabei zielen die einzelnen Enden auf Auge Ohr und Mund des Antlitzes.Unter dem Titel: ,,Droben stehet die Kapelle" schreibt A. G. iiber den Kreuzwegund die Kapelle auf dem Kahlen, einer einsam aufragenden Bergkuppe. ,,Langeschon bevor Kapelle und Kreuzweg von den Patres des Klosters Glindfeld an~gelegt und erbaut wurden, erhob sich hier, wo heute die 12 Station errichtet ist,ein weithin sichtbares, allgemein sehr verehrtes und im Rufe der WundertatigkeitstehendesKreuz.Zahlreiche Sagen ranken noch heute um dieses Kreuz. So habe man einst ausdem Hessenlande ein vom Teufel besessenes Madchen hierhergebracht. Ein Wagenmit sechs Pferden bespannt, habe kaum die UngKickliche zur Hohe bringen konnen.Den Exorzismus hatte dort der Prior des Klosters Glindfeld vorgenommen.Aus dem Munde der Besessenen habe dann der Teufel dem Prior heftige Vorwiirfegemacht, er sei selbst nicht rein, er sei einst quer durch ein Roggenfeld gelaufen,auch habe er einst seiner Mutter zwei Pfennig gestohlen. Doch der Priorwuszte sich zu verteidigen. Durch das Roggenfeld sei er gelaufen, weil er eiligzu einem Kranken gemuszt habe, und fur die zwei Pfennig habe er Papier gekauftund auf dieses Gottes Wort geschrieben. Da habe der Teufel laut aufgebriillt,die ungluckliche Besessene hin- und hergeworfen und sei aus ihr herausgefahren.Geheilt sei sie dann den Berg hinabgestiegen und nach Hause gegangen.Im Jahre 1720 erbaute hier das Kloster Glindfeld eine Kapelle zu Ehren derSohmerzhaften Mutter Gottes. Es war das ein kostliches Barockkirchlein mit einem41


prachtigen Marmoraltar. Diese Kirche wurde 1910 durch Blitzschlag eingeaschert.Der kostbare Altar aber wurde gerettet". ,,Der Altarstein, eine machtige Sandsteinplatteist der Grabstein des Priors Brunhart gewesen. Die Inschrift lautet: Anno1653 30 aprilis, obiit admirabilis Reverendus ac eximius Prior Everhardus Brunhart, qui annis 25 Prior et procurator, simul annis 20 decanus fuit, de omnibusfoene meritus". ,,Die Grabkapelle ist zwei Jahre spater erbaut von dem BiirgermeisterHermann Becker, wie eine Sandsteintafel an der Seitenwand besagt: Extestamentaria dispositione D Hermanni Becker anno 1722. Diese Sandsteinplatte lagurspriinglich vor der Grabkapelle". Die Kreuswegstationen ,,nach Glindfeld sindin der urspriinglichen Form erhalten. Wahre Kunstwerke stellen die schmiedeeisernenGitter vor den einzelnen Bildstocken dar" (S. 44).A. VAN DE PASGH's HERTOGENBOSCHDe Heer L. Pirenne, waarnemend archivaris van 's Hertogenbosch, toonde eennatrwkeurige plattegrond der stad van 1755, waarop men de ligging van bet voormaligeKruisherenklooster ziet aangegeven. Het was gebouwd aan de zuidzijde derstad, waar de Dieze de vesting binnen komt, op de westelijke oever van dit riviertje.De kerk, aan de noordzijde van het kloostercomplex gelegen, stond met haar absisboven de Dieze. Slechts aan de noordzijde had de kerk een zijbeuk. Aan de zuidzijde der kerk kan een zeer smalle beuk gelegen hebben, misschien in dezelfde trantals in de Kruisherenkerk te Maastricht, waar die smalle beuk tot een reeks kapellenis geworden. Bij de westgevel der kerk sloot zich een brede westvleugel van hetklooster aan. Loodrecht op die westvleugel stond een smallere zuidvleugel. Een oostvleugelschijnt dit klooster niet te hebben gehad. De binnenhof werd omsloten doorde kerk, de beide vleugels en in het oosten door de Dieze. Van dit complex bestaannog slechts de absis boven een gewelf over de Dieze, de sacristie en de pastorie,later tegen de noordzijde van het koor gebouwd en thans kosterij.Ook bewaart men op het gemeente-archief een foto van een pentekening van dezuidzijde der stad van omstreeks 1550. De oorspronkelijke tekening bevindt zich teOxford en is de enigste, die de stad vanuit het zuiden laat zien, zodat ook de Kruisherengebouwenhierop voorkomen. De kloosterkerk heeft een roosvenster in de westgevel en een torentje midden op het dak. lets lager ziet men de daken van de beidevleugels van het klooster boven de vestingmuren uit komen. L. H.MAASTRICHTOp een zolder van het Provinciaal Museum, Bonnefanten, te Maastricht liggentientallen fragmenten, afkomstig van het Sacramentshuis der voormalige Kruisherenkerk. Aan de hand van een document uit 1561, Januari 25, bevattende de ,,Overeenkomsttussen de prior en Willem Jonckman van Luik om een ,,huys oft edifitie"voor het H. Sacrament in de Kruisherenkerk te bouwen", (cf. Publications, 19(1903), 134) heeft Prof. Timmers getracht, dit Sacramentshuis te reconstrueren, maardit is hem onmogelijk gebleken. Zeker zijn aanzienlijke delen zoek geraakt, andereonherkenbaarverminkt.Een groot deel van de ernstig beschadigde pui der Kruisherenkerk werd gerestaureerd,zodat het extrieur er zeer goed uitziet. Het interieur moet, helaas! hoelanger hoe meer voor het laboratorium bruikbaar worden gemaakt en in de kerk42


werd een houten barak geplaatst, zodat men slechts moeilijk de schoonheid van dezeruimte kan ondergaan. L. H.ROERMONDDe archieven van de Roermondse Kruisheren, die tot voor kort op het AlgemeenRijksarchief te Brussel berustten, zijn sinds September 11. naar het Rijksarchief voorLimburg te Maastricht overgebracht. Ze behouden voorlopig de catalogisering vanBrussel. Zie D'HOOP, Inventaire des Archives ecdesiastiques, V, bl. 150 ev. Zebestaan uit 304 charters en een vijftiental registers en bundels, genummerd 18687 toten met 18702.De archivaris van Roermond de Heer M. Smeets, liet het obituariura der Roermondse Kruisheren, dat in de Oesterreichische National-Bibliothek te Wenen bewaardwordt en enige tijd aan de universiteitsbibliotheek te Nijmegen werd uitgeleend,fotograferen, zodat men dit werk op het gemeente archief te Roermond kanraadplegen. L. H.BIBLIOGRAFIEA. FiiHRER. Die pachter dcs Klosters Glindfeld in den Jahren 1500-1700. Sonderdruckaus der Sauerlander Zeitung. Jahrg. 1932-33, 120 X 190 mm. 47 S. Aus denArchivalien des Klosters Glindfeld schreibt A. Fiihrer iiber den Grundbesitz und verzeichnetdie viele Namen der Pachter, der Ortschaften, der Gfiter und Hofe.A. v. d. P.L. HEERE, Index op de Annales canonicorum regularium S. Augustini, ordinisS. Crucis van C. R. Hermans. Diest (Lichtland) 1953, 205 bl., 110 frs.De Annales die Dr Hermans in 1858 in 3 delen publiceerde (I. Chronicon Cruciferorumvan Russelius, 1638, met aantekeningen van Hermans; II. en III. Codex Diplomaticus)vormen door hun rijke irihoud nog steeds de voornaamste bron voor degeschiedenis der Kruisheren; bron die echter door 't ontbreken van elk naam ofzaakregister moeilijk te consulteren was. Het verschijnen van zulk register op dit omvangrijkewerk kunnen we nu met vreugde begroeten. De waarde der ,.Annales"wordt hierdoor verdubbeld, niet slechts voor hen die speciaal de geschiedenis derOrde bestuderen, doch ook voor plaatselijke historici, daar talloze details over plaatselijkegeschiedenis op deze manier geraakkelijk zijn terug te vinden. Zo staan b.v.bij 't woord Huy op de 2 biz. verwijzingen, er 'n dertigtal die betrekking hebben opde stad zelf of andere dan het Kruisherenklooster; bij Luik (1% biz.) staan een50-tal verwijzingen buiten die over het kruisherenklooster.Dit geldt voor talloze plaatsen, vooral in Belgie, Ned. en 't Rijnland, waardoorde locale geschiedenis ten zeerste gediend is. De auteur beperkt zich niet tot 't gevenvan verwijzingen, doch vermeldt ook bij elk klooster de namen der conventuales die inde ,,Annales" als zodanig worden vernoemd; bij namen als Luik, Keulen, e.d. staattevens de lijst der voorkomende bisschoppen; bij ,,domus" vindt men de opsommingder Kruisherenkloosters; zo ook de lijst der magistri-generales, predikanten, professoren,provinciaals enz. enz. waardoor dit register aan nut en bruikbaarheid wint.Geen enkele bibliotheek die de ,,Annales" van Hermans bezit, zou dit register mogenmissen. A. R.43


L. HEERE, O.S.C., De Kruisheren te Venlo, in De Maasgouw, 1953, (jg. 72), bl.149-156.Geplaatst in het kader der Venlose geschiedenis geeft S. ons de oorsprong van't Venlose Kruisherenklooster. Reeds in 1378 gaf de magistraat aan de S. Nicolaasbroederschaptoelating tot 't bouwen van 'n kapelletje, niet meer dan 'n nis met beelden offerblok. In 1381 schenkt de stad grond voor een eigenlijke kapel die in 1391wordt ingewijd. Na lange onderhandelingen wordt deze kapel in 1399 aan de Kruisbroedersafgestaan. Alle bijzonderheden van de oprichting van 't klooster wordenhier bebandeld, vanaf 't contract met de parochiegeestelijkheid 26 Juni 1399 tot deuiteindelijke met pauselijk gezag gegeven bevestiging door de deken van S. Servaaste Maastricht op 7 Juli 1432. S. baseert zich niet alleen op enkele stukken uit de,,Annales" van Hermans, maar vooral op talrijke onuitgegeven documenten uit 'tRijksarchief in Limburg te Maastricht. A. R.Historische Opstellen over Roermond en Omgeving, opgedragen door het BisschoppelijkCollege te Roermond bij zijn eerste eeuwfeest aan Stad en Gewest. Roermond, 1951, 491 bl.Dit werk bevat veertien historische opstellen. In het derde van J. HUYSMANS,Oude Kerkpatronen in en om Roermond (73) missen we Sint Cornelius, tot wienseer een in 1409 opgerichte Cornelis-broederschap in 1414 een kapel stichtte, die in1422 de kloosterkerk der Kruisheren werd.J. MEERBERGEN en Dr B. VERMAZEREN vermelden in hun opstel: De Martelarenvan Roermond in 1572, de mishandeling van Christoffel van Besel, prior derR'mondse Kruisheren (275, 277). Dat de Kartuizer, Jan Gressenich, enige dagen nade uitmoording der R'mondse Kartuis in het Kruisherenklooster te Maaseik overleed,vindt men in noot 50 op biz. 285.Dr Vermazeren vond te Keulen een brief van een kanunnik van Xanten, GerardusBusaeus, aan de Jezuietenpater, Johannes Hasius, van 5, 8. 1572, waarin we over deR'mondse kloosterlingen lezen: ,,Fratres fere omnes turn apud <strong>Regular</strong>es, turn apudCruciferos, inprimis apud Carthusianos, veri erant simplices et ingenui, non subdoli,ut hypocritae monachi esse solent". (278) Over de stad Maaseik vindt men enigekleine gegevens in de opstellen van P. Gerlach, O. F. M. Cap., De Capucijnen enRoermond, (289-299) en van A. Munsters, M.S.C., Aartsdiakonale Kerkvisitaties inKempenland (301-324). Het werk heeft tegenover het titelblad de reproductie van eenpentekening, voorstellend een gezicht op Roermond in 1650, waarop de stadsarchivaris,de Heer M. Smeets ook de toren van de Kruisherenkerk meent te herkennen.(471, toelichting 1). L. H.H. JANSSEN-AERTS, Aantekeningen over het Verleden van Kinrooi, Maaseik,1953.Schr. biedt hierin enkele gegevens, die betrekking hebben op de Kruisheren vanMaaseik en Roermond: bl. 47, (58), 64, 75 over H. Herkenrode, een der laatsteKruisheren van Maaseik, die na de uitdrijving, van 1805-1826 rector was der kapelvan Kinrooi; bl. 50 v., 77 w. over 'n boerderij der Kruisheren van Maaseik, genaamdWeemer, aan de Horkerdijk (Schenking in 1715 en Verkoop in 1798); bl. 79 v.over eigendommen der Kruisheren van Roermond, verkocht in 1807. Schr. zegt verdernog bl. 57, dat de Kruisheren van Maaseik misschien de kapel van Kinrooi bediendhebben in de zestiende eeuw. Zuivere veronderstelling, die hij echter nergens opkan Iaten steunen. M. C.44


Mr K. J. Th. JANSSEN DE LIMPENS, Geldersche Wyssenissen van het Hoofdgerechtte Roermond, ,,'t Nye Boeck" (1459-1487).Op biz. 120, wyssenis 111, leest men dat een zekere Claes Sluyskens, oom van,,her" Willem Sluyskens O.S.C., aan het klooster van ,,Senter Claes" (Kruisheren)te Venlo 38 Rijnse guldens en 5 stuivers en de meubels van twee huizen vermaakte.Hij wilde in het klooster begraven worden. Tegen dit testament verzet zich Bense,een broer van Claes en tracht de uitvoering van het testament te verhinderen. Desubprior van de ,,bruederen van Senter Claes" klaagt Bense bij de schepenbank vanVenlo aan. Bense beweert, dat men geen roerend goed zonder medewerking van hetgerecht mag overdragen. Getuigen worden gehoord. De schepenen van Venlo wetengeen goede raad met het geval en wenden zich tot het Hoofdgerecht te Roermond.De schepenen van Roermond verwerpen Bense's bewering. Ze merken nog op, datBense zich wel had kunnen beroepen op de ongeldigheid van het testament, daar ditniet voor het gerecht was opgemaakt, hetgeen 'Bense echter niet gedaan heeft. Deuitspraak van de schepenbank van Roermond is gedateerd: Anno LXX (1450) in derVasten. De Schepenen van Venlo zijn daarop naar hun stad weergekeerd en zullener gevonnisd hebben overeenkomstig de raad die zij te Roermond hadden opgedaan.L. H.W. H. KEIKES, Inventaris der Archieven van Bolsward. Bolsward, 1952, geeft tweeregesten van oorkonden, die op de Kruisheren van Franeker betrekking hebben: opbl. 155, op de Lijst der losse stukken n. 71:,,1525 Maart 23. Johannes van Remunde, prior der Crucebroderen te Franeker,Hermannus, subprior, en Wilhelmus, procurator, en het convent verklaren aan decuratoren der rechte armen van Boelswert te hebben overgedragen 7 pondematenland te Broeningdijck in Schettenzeragae, waar een zekere Lywe op woont, voor desomma van 55 enkelgoudgulden (van 28 st. ieder) en dit bedrag van de kopers tehebben ontvangen. Int jaer ons Heren dusent fijfhondert ende sesendetwintich XXIIIdach Martijf'. Oorspr. op papier. Het opgedrukte zegel van de prior is afgevallen.In dorso: It bryef is van VII pondemate in Brungedijck van dye Krusbroers van Franeker. (Met andere hand) Quitancy van VII (pondema) te toe Brungedijck an dyeKrusbroere tot Franeker. Prov. Bibliotheek. Hs. 375/29.Op biz. 161, op de Lijst der losse stukken n. 86:,,1536 Juli 15. Keizer Karel V verleent aan de armenvoogden binnen Bolswardtconsent op de koop van 3 pondematen te Schettens van de Cruycebroders van Franicker,enz. Gegeven in onser stadt Leeuwairden den XVen dach Julij AnnoXVcXXXVI. (Oorspr. op perkament. Prov. Bibliotheek, Hs, 375/36).P. Edm. MIKKERS, Le Traite de Gerard de Liege Sur les sept paroles de notreSeigneur en Croix, in: Collectanea Ord. Cist. Ref., 1950, p. 176 194, 1951, p. 18-29.S. publiceert de tekst zelf, voorafgegaan door 'n degelijke inleiding. Het tractaatmoet geschreven zijn voor 1237 en er bestaat een tweevoudige redactie van dezelfdeauteur: een korte, bewaard in Ms 16483 van de Bibl. Nat. de Paris, en een uitvoerige,bewaard in twee Mss, nl. Ms 366 (229) van de Univ. Bibl. te Luik en Ms 6 K 7 vande Bibl. Groot Sem. te Luik. Het laatste Hs, waar in het midden 'n gans folio is uitgescheurd,komt van Clairlieu (Vgl. Cruciferana (nova series). No. 13, biz. 79). Detekst van dit Hs is nauwkeuriger dan van het Ms der Univ. Bibl. en zo kon p. Mikkershieruit de tekst vaak herstellen. Beide Mss der lange redactie dateren uit deXVe eeuw. De auteur was hoogstwaarschijnlijk noch de Abt Gerardus van Val S.45


Lambert van rond 1250, noch de eerste abt van dezelfde naam van t begin der13e eeuw, doch 'n simpele cistercienser-monnik, die in de eerste helft dier eeuwleefde, en van Luik geboortig was of er woonde. Zo bezitten we 'n moderne editievan 'n Hs der !5e eeuw uit Clairlieu en 'n nieuw gegeven voor de aandacht, die erwas voor de spiritualiteit van St. Bernardus' zonen. C. v. D.F. A. MOLENAAR bespreekt in Katholiek Bouwblad 21 (1953) 49-55, het bouwplanvan het Constantinianum der Kruisheren van Arnersfoort, noemt de architectuurfraai, wenst de opdrachtgevers en de ontwerpers geluk en illustreert zijn kritiek met7 schetsen en 5 plattegronden en doorsneden. L. H.D. VAN HEEL, O.F.M., Het Kapittel van de Tertiarissen te Zepperen, in Bijdragenvoor de Geschiedenis van de Provincie der Minderbroeders in de Nederlanden,Bundel XIII (1953) 93-122.Op biz. 107 bespreekt schrijver het Bogaardenklooster te 's Hertogenbosch en vermeldto.a. dat er in 1466 6 geprofeste priesters en 10 broeders leefden. ,JDaar enige,,Bogaarden een strenger leven wilden leiden, kregen 5 paters en 7 broeders in 1468,,van Lodewijk van Bourbon, bisschop van Luik, verlof om zich bij de Kruisheren,,aan te sluiten. De generaal der Kruisheren keurde hun voornemen goed en kwam,,zelf naar Den Bosch om enigen in te kleden. Er woonden nu Kruisheren en Bo-,,gaarden in het zelfde klooster. Omdat in deze omstandigheden rustige samenleving,,niet mogelijk was, werd tot scheiding besloten. Er ontstond geschil bij die gelegen-,,heid omtrent de kloostergoederen. De zaak werd voor het hof van Rome gebracht,,en de Paus besliste 1469/70 - Februari 27 ten gunste van ,,de Bogaarden". Deze gegevensputte S. uit A. SASSE VAN YSSELT, Nieuwe catalogus der oorkonden enhandschriften berustende in de boekerij van het Provinciaal Genootschap van Kunstenen Wetenschappen in N. Brabant, n. 542, 544 en 969. Zie echter ook: C. R.HERMANS, Annales O.S.C., 1(1) 129; II 321-328, 343-359, 367-371. De auteursdie bij citeert, geven voor stichtingsdatum 1466 i.p.v. 1468 (II 321, 323, 327). Uitdiezelfde auteurs zou men besluiten, dat het Kruisherenklooster door 12 personen(5 priesters en 7 broeders) gesticht is. Toch is er in het necrologium van de BosscheKruisheren steeds sprake van tien stichters (o.a. II 336 sqg. 340, 342 sq). In de actavan 1469 en 1470 vindt men de namen van 10 Kruisheren meermalen genoemd, ofschoondie namen niet geheel overeenkomen met die van het necrologium (o.c. 353,■356, 358, 367, 370). Het geschil tussen Bogaarden en Kruisheren lijkt in de korteschets van S. tamelijk onschuldig, maar in feite liep het zo hoog, dat de Kruisherenop 27 Februari 1469 door Rome werden geexcommuniceerd en eerst op 13 April 1470van die excommunicatie werden ontslagen. (o.c. 356, 367-371). Waar S. spreektover de Zusters van Catharineberg te Oisterwijk, die bij het kapittel v. Zepperenhoorden, vermeldt hij dat deze in 1573 naar Den Bosch moesten vluchten voor debinnenrukkende Hervormden, en zich vestigden in 'n huis, vlak bij de Minderbroeders in de Jorisstraat. Toch ordonneerde de bisschop Clemens Crabeels in 1588 bij 'nvisitatie: ,,dat dese conventualen heuren kerckganck sullen hebben ten Cruysbroedersinder kercken ende daer tot tsamentelic gaende niet anders dan door die loghe ofteachter duere". Waarom deze franciscaanse zusters niet bij de Minderbroeders kerkten,wordt niet nader verklaard. L. H.M. VINKEN, Croisiers, in Diet, de Spiritualite, vol. II, col. 2561-2576.Na enkele gegevens over oorsprong en ontwikkeling, over regel en constituties,46


worden c. 2564-2569 de karaktertrekken en spiritualiteit der Orde behandeld: Christocentrisme,met invloed van Kruistochten en Begijnenbe-weging; Kanonikaal karakter,alhoewel nauw verwant met de mendikanten; latere invloed der moderne devotie.In 't algemeen meer contemplatieve orientering met mystieke geest, waarnaast menechter bij de geestel. auteurs 'n praktische ascese constateert. Later overgang naarvita mixta. S. behandelt dan afzonderlijk de Kruiscultus in leven en spiritualiteit derOrde (2569-72), zeker 't meest gefundeerde deel van dit artikel. Als slot de voornaamstegeestelijke schrijvers en hun werken. A. R.M. VINKEN, De Spiritualiteit der Kruisheren, (Sheed & Ward) Antwerpen, 1953,84 bl. geillustr. (45 fr.)De schrijver toont in deze studie aan, dat de voornaamste kenmerken van hetvroomheidsideaal der Kruisheren moeten gezocht worden in het kanonikale leven,volgens de regel van S. Augustinus, hetwelk dan speciaal gericht is op — en gevoedwordt door — een bijzondere verering van het Kruismysterie. In een eerste hoofdstukwijdt hij z'n aandacht aan De Orde in wording (1210-1248). Het is de tijd,dat de stichter, de Z. Theodorus van Celles, en zijn eerste volgelingen te Hoei degrondslag leggen van hun levensideaal. Tijd en omgeving drukten er vanzelfsprekendeen diepe stempel op, die de S. in vier punten samenvat: de Kruistochten, de Hervormingsbewegingbij de Seculiere Kanunniken, de Vrome Volksbeweging der Begijnen,de Mendikanten (nl. de Dominikanenf)'.Bij de Definitieve Organisatie der Orde in 1247-48 vindt men de sporen van aldeze stromingen min of meer terug in haar kerkrechterlijke inriditing. De nieuwestichting is een Orde van 't H. Kruis. Haar leden, ,,breeders van 't H. Kruis", zijnkanunniken, met het Augustijns ideaal van armoede en gemeenschapszin. Door 't aannemenechter van de kloosterorganisatie, en van vele andere statuten der Dominikanen,krijgt dit kanonikale ideaal 'n bijzondere vorm, ofschoon die toch weer nietsamenvalt met de formule van S. Dominicus.Het tweede hoofdstuk wijdt uit over de aard van dat middeleeuwse vroomheidsideaal. In grote lijnen worden 't oorspronkelijke gebedsleven, de boetepractijken, dewerkzaamheden en de mystieke gerichtheid der Orde beschreven. Ofschoon de geestvan dit oorspronkelijk ideaal de eeuwen door blijft voortleven ondergaat de Ordetoch de invloed van Nieuwere Stromingen tengevolge van de Apostolaatsprivileges,van de Moderne Devotie, van Humanisme en Contrareformatie, totdat uiteindelijk inde negentiende eeuw een volledig Vita Mixta wordt aanvaard.In dit hoofdstuk toont de S, aan hoe t meer contemplatieve leven der eerste eeuwenzich stilaan ontwikkelde naar een levensvorm, waarin ook 't actieve apostolaat'n grote plaats zou krijgen. Wei was er steeds 'n streven om dit apostolaat zo vastmogelijk te binden aan het gemeenschappelijke reguliere leven. De strenge boetepractijken van vroeger kregen mildere vormen; het wantrouwen tegenover de aardsekultuurwaarden werd afgelegd voor een christelijk-humanistische waardering er van;hoewel helemaal gehandhaafd, werden de Iiturgische gebeden langzaam vereenvoudigd,doch tevens aangevuld door private godsvruchtoefeningen in Ignatiaanse geest.Het meer eigene van het vroomheidsideaal der Kruisheren wordt belicht in eenderde hoofdstuk onder de titel In teken van het Kruis. De Kruisheer wil door zijnkoorgebed en de dagelijkse conventuele mis vooral de lof zingen van 't Kruis envan de Gekruiste Christus. In zijn boeteleven beoogt hij deze na te volgen: z'n asceseis een Kruisascese. Doch het Kruis is hem vooral een bron van vreugde, omdat daardoorde Verlossing werd bewerkt en de Liefde van God tot de mensen 't sterkst47


tot uiting kwam. Het is dit Heil door het Kruis, 't Kruis als Verlossingsmysterie, dathij vooral wil preken aan de mensen. Ook O. L. Vrouw en de Patrones der Orde,S. Odilia, ziet de Kruisheer gaarne in verband met 't Kruis.De oude liturgie en de geestelijke schrijvers der Orde leggen op deze gedachtensteeds de nadruk, zoals de S. laat zien in een korte Bloemlczing, waarmee het boekjesluit, Kruisgedachten en Kruisgebeden uit oude geschriften van Kruisheren of uithandschriften en gebedenboeken, die in Kruisherenkloosters in gebruik waren.Het is de eerste keer, dat dergelijke historische synthese wordt opgebouwd uit hetthans bestudeerde materiaal. Omdat voor sommige onderdelen de voorstudie nogniet ver gevorderd is, is met dit werk nog lang niet het laatste woord over hetvroomheidsideaal der Kruisheren gezegd. Maar in alle eerlijkheid heeft S. alles vankant gezet, wat zich eerder als vrome legende kwam aanmelden, en heeft hij theseen hypothese steeds goed onderscheiden. Hij verzamelde in deze synthese het thansbekende feitenmateriaal, waaruit nu reeds voorzichtige conclusies kunnen getrokkenworden.Deze studie is een eerlijke bezinning, die prikkelt tot verder onderzoek en die de wegwijst tot vollediger uitbouw dezer spiritualiteit. Daarom is dit boek een belangrijkebijdrage, zowel voor de spiritualiteit als voor de geschiedenis der Kruisheren. M. C.B. VOETS, Een leider van het Haarlemse Bisdom uit de vervolgingstijd. Levensschetsvan Leonardus Marius, in: Haarlemse Bijdragen, 62 (1953) 225-305.In deze schets vernemen wij, dat vanaf 1570 de nieuwe religie in Goes, waar Mariusgeboren is, niet meer te keren was. Vooraanstaande burgers werden Calvinist, zochtencontact met Oranje en verbonden de zaak der vrijheid met die van de godsdienst.In 1572 werd een aanval van prinsgezinde troepen op Goes afgeslagen, maar in1578 kon men ze niet langer tegenhouden en werd Goes aan Oranje overgegeven opvoorwaarde, dat men niets tegen het Katholicisme zou ondernemen.In de eerste weken van Juni waren de gereformeerden nog rustig en kerkten in eenparticulier huis, maar al heel gauw eisten zij een kerkgebouw. Ofschoon de bevelhebberer eerst afwijzend tegenover stond, maakten zij zoveel misbaar, dat een gedeeltevan het Kruisbroedersklooster voor de gereformeerde godsdienst werd ontruimd.Daarmee niet tevreden vorderden zij het gehele klooster op en plunderden tegelijkertijd,waarschijnlijk op 5 October, de Magdalenakerk (parochiekerk). Misschien mogenwe hieruit besluiten, dat de Kruisheren vanaf die datum het klooster verlaten'he'bben.Het is jammer, dat S. de studie van pater Gerlach O.F.M Cap. in het Archief voorde Gesch. v.h. Aartsb. Utrecht, 77 (1948) 15-96, Stukken betreffende de opleiding derGeestelijkheid in de Hollandse Missie niet gekend schijnt te hebben. Daar zou hijmeerdere bijzonderheden over het Hollandse College te Keulen, waar Marius studeerdeen president werd, hebben gevonden. 'Bijzonderheden die ook in Clairlieu, 7 (1949)101-108 in een studie over 'n Hollands College ten Cruycenbroederen tot Colen werden verwerkt. L. H.48

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!