12.07.2015 Views

Begeleidingskaarten - SBCM

Begeleidingskaarten - SBCM

Begeleidingskaarten - SBCM

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Begeleidingskaarten</strong>ten behoeve van WSW-medewerkers met eenpsychische arbeidsbeperking en/of gedragsproblemen


ColofonDe begeleidingskaarten zijn ontwikkeld door PSW in opdracht vanen samenwerking met WSD-Groep.Het is mede mogelijk gemaakt dankzij subsidie van <strong>SBCM</strong>,A&O-fonds sociale werkvoorziening.© <strong>SBCM</strong>, april 2008, Den HaagHet gebruik van dit materiaal is alleen toegestaan met schriftelijketoestemming van <strong>SBCM</strong>.<strong>SBCM</strong>WSD-GroepPostbus 556 Postbus 1732501 CN Den Haag 5280 AD BoxtelT 070 376 58 47 T 0411 650 111F 070 345 75 28 F 0411 650 290E www.sbcm.nlE www.wsd-groep.nlAan de inhoud van deze tekst kunnen geen rechten wordenontleend. <strong>SBCM</strong> is niet aansprakelijk voor eventuele drukfouten,noch voor het gebruik van de inhoud van de teksten en daaruitvoortvloeiende feiten, omstandigheden en gevolgen.


Handleiding begeleidingskaartenDoelDe begeleidingskaarten dienenals hulpmiddel bij de dagelijksebegeleiding op de werkplekvan medewerkers met eenpsychische arbeidsbeperkingen/of gedragsprobleem.De begeleidingskaartenkunnen toegepast worden opzowel de nieuwe als huidigemedewerkers.Opzet begeleidingskaartenHet gedrag van medewerkersmet psychische en/ofgedragsproblemenzijn verdeeld in zevengedragscategorieën:1. Faalangstige medewerker2. Teruggetrokken medewerker3. Verstandelijk zwakkemedewerker4. Concentratiezwakkemedewerker5. Impulsieve medewerker6. Vasthoudende medewerker7. Niet-sociale medewerkerWat zie je:Hierin staat het gedrag watje ziet bij mensen uit debetreffende gedragscategorie.Het gedrag is onderverdeeldin hoofd- en nevenkenmerken.Hoofdkenmerken komenbij iedereen uit diegedragscategorie voor en zijnecht onderscheidend t.o.v.andere gedragscategorieën.Nevenkenmerken zijn meer eenverdieping en voorbeelden vande hoofdkenmerken.Als je gaat zoeken bij gedrag,dan is het verstandig eerstnaar de hoofdkenmerken tekijken.Waar moet je op letten:Hierin staan adviezenvoor de begeleiding. Dezeadviezen zijn onderverdeeld inadviezen t.a.v. werkinstructie/persoonlijke begeleiding,adviezen t.a.v. werkinhoud enadviezen t.a.v. werkomgeving.Elke categorie heeft een vak‘Wat zie je’ en een vak ‘Watdoe je’.


ICIDH-benamingenICIDH-benamingen zijnbenamingen die in depsychologie gebruikt wordenom psychische problemente beschrijven. Dezebenamingen vind je vaak terugin de dossiers van WSWmedewerkers.Als je zo’nbenaming terugvindt in eendossier kun je in het overzichtuit de begeleidingskaartenterugvinden welkegedragscategorie hierbij hoort.WerkwijzeWanneer je de begeleidingskaartenwilt gebruiken is ditde meest bruikbare werkwijze:1. Beantwoord de vraag:Wat voor gedrag zie je bijhem/haar? Welk gedragvalt je het meeste op aanhem/haar?2. Zoek in de begeleidingskaartenbij het kopje ‘watzie je’ naar vergelijkbaargedrag, vooral onder dehoofdkenmerken. Vaak zalhet totale gedrag terug tevinden zijn in twee (of somsmeer) gedragscategorieën.3. Eventueel kun je ook zoekenvia de ICIDH-benaming diegenoemd is in het dossiervan de betreffende WSWmedewerkers.4. Wanneer het duidelijk isin welke categorie(ën) jehet gedrag terugziet, ga jenaar het kopje ‘Wat doe je’.Hier vind je adviezen die jehelpen in de begeleiding.Uit deze adviezen kun je eenkeuze maken van adviezenwaar jij het meest aan denktte hebben.


1. Faalangstige medewerkerWat zie je:Hoofdkenmerken:- Wil regelmatig horen of hij het wel goed doet.- Reageert aarzelend, twijfelend bij nieuwe taken en opdrachten. Is bang om hetverkeerd te doen.- Raakt snel uit zijn evenwicht bij opmerkingen, verbeteringen en eengespannen sfeer.- Vat dingen snel op als kritiek. Betrekt het snel op hem persoonlijk. Vindt hetvervelend kritiek te krijgen en vindt het moeilijk erop te reageren.Nevenkenmerken:- Toont weinig initiatief. Stelt zich afhankelijk/afwachtend op. Begint niet alseerste aan een nieuwe taak, maar doet anderen na.- Probeert zo min mogelijk op te vallen.- Maakt negatieve opmerkingen over zichzelf. Bijv. ‘ik zal het wel niet goedhebben’.- Raakt in de war wanneer je zijn werk controleert, bijv. aan het eind van eentaak.- Durft geen nee te zeggen wanneer iemand hem iets vraagt.Wat doe je:Werkinstructie/persoonlijke begeleiding:- Laat hem niet zelf ontdekken hoe hij het moet doen, maar leg uit.- Breng structuur aan in zijn werk door overzicht, orde en regelmaat.Doe dit door bijv.:a. een schema te maken van wat hij moet doen;b. zijn werk op te delen in stukjes zodat hij overziet wat hij moet doen;


c. altijd duidelijk te vertellen wat je wil dat hij doet, hoe hij het moet doen enwaar je op controleert.- Benader hem op een positieve, ondersteunende manier. Vertel hem wat hijgoed doet (compliment).- Als hem iets niet lukt, help hem dan daar positief mee om te gaan. Bijv. doora. aan te geven dat hij toch als persoon gewaardeerd wordt;b. door niet teveel nadruk te leggen op de fouten;c. te zeggen ‘geef het de tijd’;d. positief wel gelukte deelresultaten te benoemen;e. aan te geven dat het anderen ook niet direct lukt (voorbeelden geven).- Als zich veranderingen voordoen, kondig dit dan zo kort mogelijk vantevoren aan en geef er wat extra aandacht aan.- Niet op de vingers kijken bij zijn werk.- Als je iets uitlegt, geef dan op het eind altijd nog even een samenvatting vanje verhaal.- Let erop dat je hem niet meer werk geeft dan hij aankan.Werkinhoud:- Probeer zoveel mogelijk veranderingen in zijn taak te voorkomen.- Als je zijn werk moeilijker of zelfstandiger wil maken, doe dit dan in kleinestapjes.- Geef hem werk dat hij goed kan, zodat hij positieve ervaringen opdoet.- Voorkom (zeker in het begin) uitgebreide taken, teveel taken, taken/situatieswaarin hij zelf moet uitzoeken hoe hij het moet doen.Werkomgeving:- Een vertrouwde werkomgeving.- Een positieve, ondersteunende, stabiele, sociaal veilige werkomgeving.- Vaste leidinggevende waarmee het klikt, en waarop hij kan terugvallen.


2. Teruggetrokken medewerkerWat zie je:Hoofdkenmerken:- Probeert zoveel mogelijk contact te vermijden.- Uit zich moeilijk. Vindt het moeilijk aan te geven hoe hij zich voelt.- Probeert zo min mogelijk op te vallen. Blijft op de achtergrond, is onopvallendaanwezig. Is stilletjes en op zichzelf. Gaat in de kantine apart zitten.- Werkt het liefst alleen.- Praat weinig, vertelt niet uit zichzelf.Nevenkenmerken:- Toont weinig initiatief. Stelt zich afhankelijk, afwachtend op.- Gemakkelijk te pesten en onder druk te zetten. Hij is niet weerbaar.- Overmatig verlegen of zelfs schuw, gedwee en volgzaam.- Maakt zich klein (sorry dat ik besta). Stelt zich meestal op als slachtoffer.- Durft geen nee te zeggen als hem iets gevraagd wordt. Zegt altijd ja, maardoet soms nee.- Kan moeilijk met ruzies/conflicten omgaan.


Wat doe je:Werkinstructie/persoonlijke begeleiding:- Benader hem op een positieve ondersteunende manier. Vertel hem wat hijgoed doet. (complimenten).- Let erop dat de medewerker jou goed begrijpt, dat er geen misverstandenontstaan. Laat hem herhalen wat er van hem verwacht wordt.- Help hem bij contact naar anderen door hem bijv. voor te stellen aan anderen,hem te koppelen aan een collega.- Vertel collega’s wat zij mogen verwachten van deze collega in decommunicatie.- Stel doelen niet te hoog. Splits doelen op in subdoelen.- Leg de nadruk op het opbouwen van het tempo, en niet/veel minder op zijnsociaal functioneren in de groep.- Als zich veranderingen voordoen, kondig dit dan zo kort mogelijk van tevorenaan, en geef er wat extra aandacht aan.- Het initiatief tot communicatie ligt bij jou als werkleider. Verwacht niet dat demedewerker zelf wel naar je toe komt.- Geef de medewerker de benodigde werkinstructie, en laat hem vervolgens.Werkinhoud:- Geef hem geen werk waarbij hij zich sociaal moet kunnen inleven.- Geef hem geen leidinggevende taken.Werkomgeving:- Een vertrouwde werkomgeving waarin de collega’s niet te veel van hem willenin sociaal opzicht (kletsen etc.).- Een positieve, ondersteunende, stabiele, sociaal veilige werkomgeving.- Een vaste leidinggevende waar hij op kan terugvallen.


3. Verstandelijk zwakke medewerkerWat zie je:Hoofdkenmerken:- Pikt instructies en/of andere informatie moeilijk op.- Begrijpt het vaak niet (helemaal). Beheerst nieuw werk niet snel.- Heeft een beperkte woordenschat. Simpel taalgebruik.- Kan maar weinig overzien. Kan nauwelijks problemen oplossen.- Heeft nauwelijks inzicht in oorzaak en gevolg.- Kan geen meervoudige, wat ingewikkelder taken aan. Wordt dan slordig.Nevenkenmerken:- Kan moeilijk dingen onthouden of navertellen (zwak geheugen).- Iets wat hij de ene dag kan, kan hij de volgende dag weer vergeten zijn.- Routinewerk gaat goed.- Moeite met rekenen en tellen.- Heeft moeite met fijn priegelwerk en taken waarbij nauwkeurigheid ensnelheid belangrijk zijn.- Heeft in het algemeen weinig zicht op de eigen verstandelijke vermogens.- Overschat zichzelf snel.- Reageert sociaal wenselijk op vragen. Overziet in eerste instantie de vraagniet.- Is klunzig. Stoot bijvoorbeeld dingen om, etc.


Wat doe je:Werkinstructie/persoonlijke begeleiding:- Als hij iets nieuws moet doen:a. doe het voor en vertel erbij wat je doet.b. laat hem het zelf doen en jij vertelt erbij wat hij moet doen.c. doe het allebei tegelijkertijd en vertel allebei erbij wat je doet.d. laat hem het weer zelf doen, en laat hem zachtjes tegen zichzelf zeggen wathij doet.- Vaste regels en afspraken. Laat hem deze evt. herhalen.- Veel controleren op resultaat en altijd vertellen hoe hij het heeft gedaan.- Vertel hem wat hij goed doet (complimenten).- Als hem iets niet lukt, help hem dan daar positief mee om te gaan. Bijv. door:- aan te geven dat hij toch als persoon gewaardeerd wordt;- door niet teveel nadruk te leggen op de fouten;- te zeggen ‘geef het de tijd’;- positief wel gelukte deelresultaten te benoemen;- aan te geven dat het anderen ook niet direct lukt (voorbeelden geven).- Het kan nodig zijn dat je je uitleg steeds weer opnieuw moet geven.- Zijn tempo is minder belangrijk dan het resultaat. In het begin geen tempodrukopleggen, dat komt later (vanzelf) wel.- Zijn werk in stukjes opdelen zodat hij overziet wat hij moet doen.- Laat hem eerst de ene taak afronden voordat hij aan de volgende taak begint.Werkinhoud:- Voorkom ingewikkelde uitgebreide taken.Werkomgeving:- Overzichtelijke werkomgeving: niet teveel rommel op de tafels, geordend.


4. ConcentratiezwakkemedewerkerWat zie je:Hoofdkenmerken:- Snel afgeleid door wat er om hem heen gebeurt en door eigen gedachten.- Een grote behoefte te reageren op dingen die om hem heen gebeuren.- Kan maar korte tijd bezig zijn met een taak.Nevenkenmerken:- Raakt minder geïnteresseerd naarmate de opdracht minder concreet entastbaar wordt.- Tempo en kwaliteit van werk zijn nogal wisselend. Gaat slordiger werkennaarmate de taak langer duurt.- Moeite met een hele dag hetzelfde doen, veel van hetzelfde.- Speelt of friemelt met van alles.- Moeite met het kiezen van een passende oplossing voor een probleem.- Moeite dingen te herinneren/te onthouden.- Roept door zijn afleidend gedrag bij anderen negatieve reacties op.10


Wat doe je:Werkinstructie/persoonlijke begeleiding:- Wanneer hij afgeleid raakt tijdens taak: de aandacht bijsturen naar wat hij aanhet doen is.- Zorg voor een duidelijke dagelijks terugkomende structuur.- Gebruik hulpmiddelen bij uitleg, zoals bijv. een tekening of schema.- Wanneer je veel uit moet leggen: deel het dan op in kleine stukjes, encontroleer of hij het begrijpt. Herhaal je uitleg.- Laat hem niet alleen werken, maar koppel hem aan een collega zodat ze elkaarbij het werk kunnen houden.- Houd toezicht als leidinggevende. Blijf zoveel mogelijk in de buurt.- Hou het kort maar krachtig als je iets uitlegt. Geef geen ingewikkeldeinformatie.- Zorg voor evenwicht tussen inspanning en ontspanning door steeds goed tekijken hoe het gaat met hem. Plan rustperiodes in als nodig. Het moet duidelijkvoor hem zijn wanneer een bepaalde inspanning weer stopt.- Moedig hem aan. Aansporen.Werkinhoud:- Geef afgebakende taken waarvan duidelijk is wanneer het werk stopt.- Niet te veel veranderingen in werkinhoud.Werkomgeving:- Een rustige, afgeschermde- Storende invloeden uit de niet teveel verschillende spullen steeds mensen inenuitlopen,- Kleine groep collega’s.11


5. Impulsieve medewerkerWat zie je:Hoofdkenmerken:- Als hij iets denkt, doet hij direct iets. Wacht niet af.- Heeft weinig zelfbeheersing. Is druk en ongeremd.- Maakt opmerkingen uit het niets en opmerkingen die niet terzake doen. Flapter van alles uit.- Praat voor zijn beurt en geeft antwoord zonder na te denken.Nevenkenmerken:- Kan zich moeilijk aanpassen aan regels.- Neemt niet de tijd om iets te leren. Ongeduldig.- Zijn stemming kan snel omslaan. Hij reageert voornamelijk vanuit emotie.- Heeft van tevoren niet goed door wat de gevolgen van zijn gedrag kunnen zijn.Zijn aandacht is in het hier en nu, niet in de toekomst.- Moeite met het zelf zien van eigen fouten, erop terug te komen en deze teherstellen.- Denkt maar kort achter elkaar na.Wat doe je:Werkinstructie/persoonlijke begeleiding:- Bespreek vooraf duidelijk de verantwoordelijkheden, taken en afspraken. Laatdeze eventueel door hem opschrijven. Wees consequent in het handhavenhiervan (voor alle partijen).- Bied een duidelijke en strakke structuur. Geef vooraf duidelijk de grenzen aan.Doe dit door bijv.:a. een schema te maken van wat hij moet doen;b. zijn werk op te delen in stukjes zodat hij overziet wat hij moet doen;12


c. altijd duidelijk te vertellen wat je wilt dat hij doet, hoe hij het moet doen enwaar je op controleert.- Geef regelmatig en onmiddellijk/direct feedback op zijn gedrag en werk(positief en negatief)- Wanneer hij vastloopt/een probleem heeft, help hem dan volgens een vastschema:a. Wat is het probleem?b. Wat moet ik eerst doen?c. Wat daarna?d. Welke hulp heb ik hierbij nodig?- Geef aan: denk na voor je begint, en denk een stukje hardop met hem mee. Letgoed op of je signalen ziet dat het mis dreigt te gaan met hem, zodat je al ietskunt doen voordat de medewerker echt ‘flipt’.- Rem hem af wanneer hij doorschiet door hem bijv.:a. aan te spreken over wat is afgesproken;b. te vertellen: ‘Nu kan ik even niet met je praten. Over 15 minuten probeer ikhet nog eens’;c. de tegenovergestelde reactie te geven, bijv. hij is kwaad, zorg dan dat jijrustig bent.- Geef hem een compliment wanneer hij nadenkt voordat hij doet.- Laat hem tussentijds en op het einde zelf (eerste keren met jouw hulp) zijnwerk controleren.Werkinhoud:- Duidelijk afgebakende taken geven.Werkomgeving:- Rustige werkomgeving die te overzien is.- Kleine, vaste groep collega’s.- Vast aanspreekpunt waarmee het klikt.13


6. Vasthoudende medewerkerWat zie je:Hoofdkenmerken (komen altijd voor):- Moeite met veranderingen. Zelfs heel kleine verschillen met eerdere takenmaken deze medewerker onrustig. Hij vermijdt onbekende dingen.- Houdt erg vast aan één ding of vaste routines.- Laat niet-flexibel en dwangmatig gedrag zien.Nevenkenmerken (komen soms voor):- Gaat zichzelf nogal snel verdedigen.- Wordt gespannen als afgeweken wordt van het normale/als hij uit zijn patroonwordt gehaald. Laat spanningen hoog oplopen bij hemzelf en kan uiteindelijkhierdoor bijv. agressief worden, zich juist erg terugtrekken, hakken in het zandzetten, etc. (vechten of vluchten).- Kan heel lang doorgaan met een taak die hij kan.- Ziet altijd eerst problemen.- Voor de buitenwereld heel gelijkmatig van stemming, uit zich niet echt.- Interesseert zich maar in beperkt aantal dingen.- Kan zich goed concentreren op zijn taak.14


Wat doe je:Werkinstructie/persoonlijke begeleiding:- Laat hem langzaam aan in een eigen tempo kennis maken met veranderingen,nieuwe situaties en taken.- Als hem iets niet lukt, help hem dan daar positief mee om te gaan. Bijv. dooraan te geven dat hij toch als persoon gewaardeerd wordt en door niet teveelnadruk te leggen op de fouten.- Veranderingen tijdig aankondigen en geleidelijk invoeren.- Houd instructies kort en duidelijk, niet teveel tegelijk, en controleer of hij hetbegrepen heeft.- Stel geen hoge eisen aan zijn sociale vaardigheden. Niet sociaal onder drukzetten of verandering hierin willen bereiken.- Vooral in het begin niet te veel eisen en regels stellen.Werkinhoud:- Geef hem werk dat hij goed kan, zodat hij positieve ervaringen opdoet.- Het werk moet zodanig zijn dat hij zijn eigen tempo kan bepalen.- Werkinhoud langzaam aan invullen en uitbreiden.Werkomgeving:- Kleine vaste groep collega’s om in te werken.- Eén vast aanspreekpunt.15


7. Niet sociale medewerkerWat zie je:Hoofdkenmerken:- Manipulerend naar anderen.- Heeft een negatieve houding naar leiding, moeite met autoriteit.Bijvoorbeeld: zegt ja, doet nee.- Egoïstisch: de wereld draait om hem.- Er is altijd een ‘Ja, maar….’ Als iets niet luktNevenkenmerken:- Dominant en nadrukkelijk in de groep aanwezig.- Niet collegiaal, niet groepstrouw.- Liegt regelmatig, onbetrouwbaar.- Wantrouwend naar anderen. Denkt steeds dat hij benadeeld wordt.Staat overdreven op zijn rechten.- Heeft een voortrekkersrol op een negatieve manier: spant anderen voor zijnkarretje. Legt de schuld bij anderen, heeft zelf ‘niets gedaan’.Laat anderen voor zich werken.- Grof taalgebruik (onbeschoft, ruw).- Praat veel over negatieve punten van collega’s om zichzelf op te hemelen.16


Wat doe je:Werkinstructie/persoonlijke begeleiding:- Bespreek vooraf duidelijk de verantwoordelijkheden, taken en afspraken.Laat deze eventueel door hem opschrijven. Wees consequent in hethandhaven hiervan (voor alle partijen).- Geef feedback op zijn functioneren en incidenten om inzicht te bieden in zijneigen rol en gedrag in relatie tot de ontstane problemen.- Sturend, corrigerend, structurerend leiding geven, maar niet autoritairworden.- Ongewenst gedrag onmiddellijk corrigeren. Verwijs hierbij naar eerdergemaakte afspraken.- Stel duidelijke doelen. Geef aan hoe hij in zijn werk wordt gecontroleerd enwaar hij op beoordeeld wordt.- Spreek positieve toekomstverwachtingen uit.Reageer positief op zijn prestaties (complimenten geven).- Wees er alert op dat je hem niet overschat.- Geef het nut van zijn werk aan.Werkinhoud:- Geef hem werk dat hij goed kan, zodat hij positieve ervaringen opdoet.Werkomgeving:- Vaste leidinggevende die autoriteit uitstraalt en respect/ontzag op eennatuurlijke manier afdwingt.17


ICIDH-benamingen1. Faalangstige medewerkerIn ICIDH-lijst ook wel genoemd:Emotionele-, gevoels-, stemmingsproblemen: Psychisch instabiel/Psychische labiliteit/Psychisch kwetsbaar/Psychisch weinig stabiel/Hoogangst- en spanningsniveau met afgenomen vitaliteit.2. Teruggetrokken medewerkerIn ICIDH-lijst ook wel genoemd:Gedragsproblematiek: neiging tot tobberig gedrag (vermijdingsgedrag)/besluiteloosheid, onzekerheid/overmatige sensitiviteit in het socialecontact, sociale angst/sociaal kwetsbaar en beperkt weerbaar/moeite metveranderingen/sociale kwetsbaarheid/terugtrekken in sociaal isolement/onzeker, afwachtend, afhankelijkheid/ overmatige verlegenheid/aan autismeverwante stoornis/gemakkelijk gedomineerd door anderen/beperkteconflicthantering/moeilijk kunnen uiten, introvert.3. Verstandelijk zwakke medewerkerIn ICIDH-lijst ook wel genoemd:Cognitieve/Intellectuele beperking:Cognitieve traagheid/Beperkt organisatievermogen/Beperking in hetopnemen van nieuwe informatie/Lichte mate van mentale traagheid,rekenprobleem/Vertraagde informatieverwerking, geheugen beperkt/Tel-en rekenprobleem/Leerproblemen/ Beperkte handelingsplanning, beperkttaakoverzicht, beperkt t.a.v. cognitieve flexibiliteit/Informatieverlies/Taalstoornis op cerebraal niveau, beperkingen in informatieverwerking.18


4. Concentratiezwakke medewerkerIn ICIDH-lijst ook wel genoemd:Aandachts- concentratiestoornis: aandachtsstoornis, stoornis in dewaakzaamheid/ Aandachtsproblemen, afleidbaar/Concentratieproblematiek,slechte impulscontrole/Concentratiestoornis/Beperkte volgehoudenaandachtsfunctie (in combinatie met verhoogde afleidbaarheid; deels vanuiteen trage informatieverwerking)5. Impulsieve medewerkerIn ICIDH-lijst ook wel genoemd:Gedragsproblematiek: gedragsproblematiek: gemakkelijk agressief, slechtzelfbeeld/ druk, ongeremd gedrag/borderline/Kenmerken ADHD. Slechteimpulscontrole6. Vasthoudende medewerkerIn ICIDH-lijst ook wel genoemd:Gedragsproblematiek: obsessieve karaktertrekken/obsessiviteit(perfectiedwang)/ achterdochtigheid/perfectiedrang.7. De niet-sociale medewerkerIn ICIDH-lijst ook wel genoemd:Gedragsstoornis: vijandigheid waaronder agressiviteit, niet coöperatief,kwaad, openlijk vijandig, ontevreden, tegen de draad in, bedreigendof gewelddadig (slaan, aanvallen van anderen) zijn/afhankelijk vanexterne structuur/persoonlijkheidsstoornis/ weinig coöperatief/gedragsproblematiek: makkelijk agressief, slecht zelfbeeld.19


<strong>SBCM</strong> is het A&O-fonds sociale werkvoorziening. Het wordtbestuurd door de landelijke vertegenwoordigers van werkgeversen werknemers van de sector. <strong>SBCM</strong> is het kennis- en expertisecentrumvoor arbeidsontwikkeling, gezond en veilig werken enarbeidsmarkt in de SW-sector.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!