Catalogus [pdf; 6.35 MB] - Vogelundnoot.com

Catalogus [pdf; 6.35 MB] - Vogelundnoot.com Catalogus [pdf; 6.35 MB] - Vogelundnoot.com

vogelundnoot.com
from vogelundnoot.com More from this publisher
12.07.2015 Views

156 SECOWinddrukInvloed van de winddruk (PL) volgens DIN EN 13384-1 onder de aangegeven voorwaardenAfbeelding 1: als de monding onder de nok ligt:In het binnenland PL = 25 PaAan de kust PL = 40 Pa< 40 cm< 2,30 mAfbeelding 2: als de toevoeropening aan tegenoverliggendegebouwzijde van de monding ligt:In het binnenland PL = 25 PaAan de kust PL = 40 Pa> 1,0 m> 40°> 25°Verbrandingsluchttoevoerligt tegenover de monding.Afbeelding 3: als in de buurt obstakels aanwezig zijn:In het binnenland PL = 25 Pa / Aan de kust PL = 40 Pazonder compensatie door een aerodynamische opzetkapAfbeelding 4: als de monding als gevolg van genoemdeomstandigheden in een ongunstig gebied ligt, danuitgaan van 25 of 40 Pa, afhankelijk van het gebied.binnen 15 meter> 10°In het binnenlandPL = 25 PaAfstand > 20 kmAan de kustPL = 40 PaTot 20 km> 30°Bouwkundige instructiesHoogtebepaling schoorsteen op basisvan functionerings/technische omstandighedenvolgens DIN EN 13384-1,winddruk PLEr is sprake van een ongunstige winddrukvoor een gasafvoersysteem als ditminder dan 40 cm boven de nok uitsteekten als de afstand van een denkbeeldigehorizontale lijn vanaf de mondingvan het systeem tot het snijpunt met hetdak minder dan 2,3 meter is en de mondingals volgt is gesitueerd:• bij een dakhelling van meer dan 40º(afbeelding 1) of• bij een dakhelling van meer dan 25ºals de opening van de verbrandingsluchttoevoeren de monding van hetgasafvoersysteem aan verschillende zijdenvan de nok liggen en de horizontaleafstand tot de nok van het dak meer dan1 meter is. (afbeelding 2)Gasafvoersystemen kunnen ook binneneen ongunstig gebied liggen als sprakeis van obstakels, zoals gebouwen, bergenof bomen in de buurt. Mondingenvan gasafvoerinstallaties (afbeelding 3)• die binnen een straal van 15 meterliggen van aangrenzende gebouwen,in een hoek ten opzichte van de horizon,groter dan 30º,• alsook mondingen van gasafvoerinstallaties waarbij de hoogtehoek, gezienvanuit de horizontale positie van demonding tot aan de bovenste rand vanhet gebouw, meer dan 10º bedraagt,kunnen beïnvloed worden door luchtturbulenties.Voor het binnenland (> 20 km verwijderdvan de kust) moet een winddruk van 25Pa worden aangenomen en voor kustgebieden40 Pa als de monding van hetgasafvoersysteem binnen een ongunstigwinddrukgebied ligt. (afbeelding 4).

SECOReinigingsopeningen157Reinigingsopeningen volgens DIN 18160Vereiste reinigingsopeningenSchoorstenen moeten gemakkelijk enveilig gereinigd kunnen worden en/ofop hun vrije doorsnede worden gecontroleerd.(Kan een schoorsteen niet vanafde monding gereinigd worden, danmoet voor een reinigingsopening opeen tussenliggende plek gezorgd worden).Bij het bepalen van de controleopeningmoet er rekening mee wordengehouden dat de onderste rand 0,4 tot1,4 meter boven de basisplaat 1 gepositioneerdwordt.Als eenvoudige regel geldt dat elk deelvan de schoorsteen bekeken moet kunnenworden. Exacte aanwijzingen kunnenworden verkregen uit DIN 18160-1.Een aantal voorbeelden:De onderste reinigingsopening moetonder de onderste verwarmingsaansluitingaan de voet van het verticale gasafvoersysteemzijn aangebracht. De gasafvoerleidingenmogen ten opzichte vande onderste reinigingsopening ook• direct boven de aansluiting van de verbindingsleiding worden aangebracht2of• voor de verlegging (max. 0,3 meter) inde verticale afvoersysteem worden aangebracht 3 of• max. 1 meter verwijderd zijn van hetvoorvlak van de rechte verbindingsleiding,zodat het verticale gasafvoersysteemvia de frontopening kan wordenbekeken 4ten een extra reinigingsopening hebbentot maximaal 5 meter onder de monding1 . Is de afstand tussen de onderste reinigingsopeningen de monding hooguit 5meter, dan is de bovenste reinigingsopeningniet nodig 1. 1Schoorstenen met een bocht• groter dan 15° tussen het hart en deverticale lijn en een zijdelings verloopgroter dan tweemaal de hydraulischediameter van de schoorsteen, gemetenvan hart tot hart, vereisen reinigingsopeningenop ten hoogste 1meter afstand ten opzicht van debocht.Gasafvoerleidingen met een bocht• groter dan 30° tussen het hart en deverticale lijn vereisen reinigingsopeningenop ten hoogste 0,3 meter afstandten opzicht van de bocht.Reinigingsopeningen in verbindingsstukkenTenminste één reinigingsopening isnoodzakelijk. Er moeten reinigingsopeningengeplaatst worden in bochtengroter dan 45º.De controleopeningen moeten altijdworden voorzien van een binnendeksel“T200”. Bij vaste brandstoffen en bij afvoergastemperaturen> 200º C moet dedeksel worden verwijderd.Maximale afstand tussen de reinigingsopeningen,afhankelijk van debrandstof en het gebruik120,4 - 1,4 m0,4 - 1,4 mmax. 5,0 mGasafvoersystemen die niet vanaf demonding kunnen worden gereinigd, moe-Brandstofzijwaarts gebruikMaximale afstand in metersvoorvlak bij rechtverbindingsstuk3≤ 0,3 mvast of vloeibaar 2 m 4 mgas 4 m 4 mSECO4≤ 1,0 m

156 SECOWinddrukInvloed van de winddruk (PL) volgens DIN EN 13384-1 onder de aangegeven voorwaardenAfbeelding 1: als de monding onder de nok ligt:In het binnenland PL = 25 PaAan de kust PL = 40 Pa< 40 cm< 2,30 mAfbeelding 2: als de toevoeropening aan tegenoverliggendegebouwzijde van de monding ligt:In het binnenland PL = 25 PaAan de kust PL = 40 Pa> 1,0 m> 40°> 25°Verbrandingsluchttoevoerligt tegenover de monding.Afbeelding 3: als in de buurt obstakels aanwezig zijn:In het binnenland PL = 25 Pa / Aan de kust PL = 40 Pazonder <strong>com</strong>pensatie door een aerodynamische opzetkapAfbeelding 4: als de monding als gevolg van genoemdeomstandigheden in een ongunstig gebied ligt, danuitgaan van 25 of 40 Pa, afhankelijk van het gebied.binnen 15 meter> 10°In het binnenlandPL = 25 PaAfstand > 20 kmAan de kustPL = 40 PaTot 20 km> 30°Bouwkundige instructiesHoogtebepaling schoorsteen op basisvan functionerings/technische omstandighedenvolgens DIN EN 13384-1,winddruk PLEr is sprake van een ongunstige winddrukvoor een gasafvoersysteem als ditminder dan 40 cm boven de nok uitsteekten als de afstand van een denkbeeldigehorizontale lijn vanaf de mondingvan het systeem tot het snijpunt met hetdak minder dan 2,3 meter is en de mondingals volgt is gesitueerd:• bij een dakhelling van meer dan 40º(afbeelding 1) of• bij een dakhelling van meer dan 25ºals de opening van de verbrandingsluchttoevoeren de monding van hetgasafvoersysteem aan verschillende zijdenvan de nok liggen en de horizontaleafstand tot de nok van het dak meer dan1 meter is. (afbeelding 2)Gasafvoersystemen kunnen ook binneneen ongunstig gebied liggen als sprakeis van obstakels, zoals gebouwen, bergenof bomen in de buurt. Mondingenvan gasafvoerinstallaties (afbeelding 3)• die binnen een straal van 15 meterliggen van aangrenzende gebouwen,in een hoek ten opzichte van de horizon,groter dan 30º,• alsook mondingen van gasafvoerinstallaties waarbij de hoogtehoek, gezienvanuit de horizontale positie van demonding tot aan de bovenste rand vanhet gebouw, meer dan 10º bedraagt,kunnen beïnvloed worden door luchtturbulenties.Voor het binnenland (> 20 km verwijderdvan de kust) moet een winddruk van 25Pa worden aangenomen en voor kustgebieden40 Pa als de monding van hetgasafvoersysteem binnen een ongunstigwinddrukgebied ligt. (afbeelding 4).

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!