876Theodorus Lansink was al sinds april 1732 pastoor van <strong>Haaksbergen</strong>, toen hijin 1741 naar zijn pastorie aan de Hofbraak verhuisde. Hij overleed er op 20oktober 1760. Van januari 1761 tot mei 1788 werd de pastorie bewoond doorLansinks opvolger Jan Hendrik Mathijs Trapman. Na hem kwamen Herman GerardTeusse (juni 1788 tot juli 1808), Johannes Fredericus Groothuis (augustus1808 tot maart 1841), Henricus Wiegink (mei 1841 tot februari 1882), PetrusHenricus Lidwina Hendriksen (mei 1882 tot april 1884) en Eduardus JohannesAntonius Engbers (april 1884 tot januari 1902). De laatste woonde echter sinds1887 in de voor hem gebouwde R.K. pastorie aan de markt. Een steen naast dehoofddeur vermeldt als datum van eerste steenlegging l april 1887. De kerk op deHofbraak was reeds op 16 januari 1810 verlaten, toen de katholieken dankzij debemoeiingen van koning Lodewijk Napoleon de oude Pancratiuskerk weer in gebruikkonden nemen. Voor verdere bijzonderheden betreffende de historie vankerk en pastorie op de Hofbraak verwijzen we U gaarne naar de „Historie derKerken van <strong>Haaksbergen</strong>".Op 25 juni 1894 werd de oude pastorie verenigingslokaal van de R.K. ArbeidersverenigingSt. Severus. De inzegening van het gebouw vond plaats door de Enschedesekapelaan Dr. Alphons Ariëns. Na een arbeidsconflict bij de firma D. Jordaan& Zonen in Oktober 1894 werden 39 katholieke arbeiders ontslagen. Met medewerkingvan het R.K. kerkbestuur richtte kapelaan Ariëns toen in de oude kerk enpatorie aan de Hofbraak een handweverij in, ,,De Eendracht" genaamd, om deontslagenen werk te verschaffen. In 1897 werd voor de Eendracht een nieuweweverij gebouwd, die stond op de plek, waar nu de woningen Braak nrs. 22-32staan. (Zie voor de uitvoerige geschiedenis Historie van <strong>Haaksbergen</strong>, deel III).Nadat de Eendracht nog enkele malen in andere handen overgegaan was, ging hetin 1909 definitief mis niet het bedrijf. Op een openbare verkoping werd liet op2 september 1909 gekocht door genoemde firma Jordaan. De oude kerk en pastoriewerden afgebroken en van de afbraak werd een nieuw huis gebouwd, thansDr. Ariënsstraat 7. Deze woning bleef tot 1970 eigendom van de firma Jordaan,die het huis achtereenvolgens aan diverse werknemers verhuurde.HUISNR. 116Op 9 juli 1677 trouwden Arent Grolle en Geesken Ensink. In 1693 blijken zijeigenaren te zijn van het land „de Kalter", dat aan de Bouwmeestersbraak grensde.Het land diende als onderpand voor een lening van f. 360,- bij Jan Petriten Raa. Op 18 maart 1701 werd de lening verhoogt tot f. 510,--, waarvoorbehalve het terrein het daarop staande huis als onderpand gegeven werd. Uit dezenotitie mag men concluderen, dat het echtpaar omstreeks de laatste datum eenhuis gebouwd heeft, dat later nr. 116 kreeg. Arents oudste dochter Anna huwdeop 27 juli 1703 met Herman Bartelink. Deze overleed reeds vroeg, want zijn weduwehertrouwde op 3 oktober 1717 metIVMchert Horstink. In het verpondingsregistervan 1720 en het hoofdgeldregister van 1723 werd laatstgenoemde alsbewoner van 116 genoteerd. Het echtpaar Horstink-Grolle had twee zonen: Her-
877nianus in 1741 gehuwd met Jenneke Meulenveld , en Arent, in 1745 getrouwdmet Geertje Meulenveld. Bij de volkstelling van 1748 woonden het echtpaarHerman Horstink en vader Wichert in huis nr. 116. Herman wooonde erook nog volgens het hoofdgeldkohier van 1764.Op 22 juli 1768 kocht Clasina Elderink van de broers Herman en Arent Horstinkhuis en land de Kalter met nog meer landerijen. Clasina overleed in december1775. Haar broers Hendrik, Berend en Roelof waren erfgenamen. Berend was in1769 getrouwd niet Janna Bouwmeester, die als weduwe in 1783 hertrouwde metJan ten Voorde, een klompenmaker uit Brammelo. Bij de volkstelling van 1795woonde hij in 116, samen niet zijn gezin, totaal 6 personen. Tot deze behoordede in 1777 geboren dochter uit het eerste huwelijk Johanna Elderink, die in 1805huwde met Gerhardus ten Voorde, die echter van de Klomp in Holthuizen afkomstigwas. Deze kon in hetzelfde jaar zijn bezit vergroten door een naastliggendperceel van Jan Thijas Janson te kopen. In de koopakte werd zijn huis „Park"genoemd, een naam, die sinds enige tientallen jaren ingeburgerd was. Het echtpaarten Voorde-Elderink overleed in 1846 en 1852. Hun in 1811 geboren zoonJohannes trouwde in 1851 met Geertruit ter Rahe, een dochter van de schoenmakerGerrit ter Rahe in de Kaltersteeg, thans de Spoorstraat.Johannes was metselaar van beroep. Zijn zoon Bernardus huwde twee keer.Eerst met Anna Hogenkamp van het erve Heupernlan in Brammelo, en de tweedekeer met Maria Nijland van Roolfsboer in Eppenzolder. Bernardus ten Voordewas weer klompenmaker, evenals zijn twee ongetrouwde, inwonende broersGerhardus Johannes, alias Parks-Graads, en Gerrit Jan, alias Parks-Jan. In de bewaardgebleven kiezerslijst van 1897 werden de drie broers nog als bewoners van„Park" opgegeven, dat inmiddels huisnummer A 165 gekregen had. Bemardusoverleed in 1933. Zijn dochter was getrouwd niet G. Horck uit Buurse. De firmaD.J. ten Hoopen had in verband met uitbreiding van het bedrijf belangstellingvoor de ondergrond van Park en bood daarvoor in de plaats een terrein aan deHengelosestraat. Daarheen verhuisde de familie Horck en verbond de naam„Park aan hun nieuwe bezit.W.E. ten Asbroek - J.B.A. Leusink - J.G.L. Overbeeke