Het biometrisch paspoort in Nederland - Oapen
Het biometrisch paspoort in Nederland - Oapen Het biometrisch paspoort in Nederland - Oapen
oplossing daarvan. Juist wanneer de technologie onbekend is moeten scherpgeformuleerde eisen in elk geval leiden tot tests en proeven met een uitkomst diegeëvalueerd kan worden. Op die manier leren we de techniek kennen en toepassen.Een succesvol biometrisch systeem kent een strakke balans tussen technische enoperationele parameters. Omdat deze elkaar sterk kunnen beïnvloeden, kunnen ze bijhet bepalen van de eisen niet los van elkaar worden vastgesteld. De interactie tussenmens en sensor en het statistische karakter van de biometrische vergelijkingen zorgenvoor een subtiel evenwicht. Vanaf 2003 tot en met de laatste praktijkproef ‘2b or not 2b’ziet men dat de vraagstelling in de studies en proeven steeds verder verwijderd raakt vanzaken als prestaties en veiligheid, en zich in toenemende mate gaat richten op depraktische uitvoering. Het kernprobleem, dat om veiligheid draait, wordt steeds minderconcreet betrokken bij het uitwerken van de plannen. Dan kan het gebeuren dat depraktische aspecten, waarvan we dachten dat we ze begrepen, op basis van niet-relevanteof zelfs tegenstrijdige criteria worden ingericht. Daarbij ontstaat het risico dat deprimaire doelstelling, in dit geval het veiliger maken van het aanvraag- en uitgifteproces,niet wordt gehaald.Na 2005 neemt de divergentie tussen beleid en techniek significant toe. Centrale opslagwordt een randvoorwaarde en in de wet wordt opsporing en vervolging als additioneeldoel vastgelegd. De gevolgen voor de techniek zijn groot en het vertrouwen dat wij erinleggen groeit evenredig. Want ondanks deze uitbreidingen worden er geen nieuwestudies of proeven gestart. Waren de uitdagingen rond de oorspronkelijke doelstelling algroot (namelijk de bestrijding van ‘look alike fraude’), nu is de kloof nauwelijks meer teoverbruggen. Wellicht besefte men dat ergens wel, maar was de belofte inmiddels tegroot om terug te draaien.En toch zal dat moeten. Zonder eerst een solide basis te hebben voor de meestfundamentele stap binnen het gehele biometrische proces, namelijk de afname enregistratie van de biometrische gegevens, zal alles wat daar verder op wordt gebouwd weleens onbetrouwbaar en inefficiënt kunnen worden. Slechte kwaliteit plaatjes kunnen deprestaties van een biometrische database voor jaren negatief beïnvloeden. Wanneer mendaarvan doordrongen is, kan er maar één conclusie zijn: zonder serieuze investeringen139
zullen we ons doel niet bereiken. Dus is een praktijkproef met een minimaal budget eengevaarlijke formule en zal het ontrekken van de feitelijke prestaties van het biometrischesysteem (zoals kwaliteit en veiligheid) aan het zicht van het parlement alleen maarcontraproductief werken. Het ontwikkelen van een goed biometrisch systeem vraagt omeen heldere aanpak, een vaste koers en een diepgaand begrip van het kernprobleem ende techniek. Dat betekent dat de overheid bepaalde technische kennis absoluut in huismoet hebben, of tenminste moet weten waar deze is te vinden. Biometrie is geen simpelattribuut, maar een strategisch instrument, waarbij de strategische componenten diepbegraven liggen in de kern van de technische werking ervan. De studies en proeven, metname vanaf 2003, geven er blijk van dat dat besef slechts in beperkte mate aanwezig was.Gerdien Keijzer-Baldé, sinds 1 april 2010 de directeur van het Agentschap BPR zegt overdit aspect:“Neem allerlei vraagstukken op het terrein van biometrische gegevens. Ik moet, nuik hier een halfjaar werk, constateren, dat wij geen eigen unit Research &Development hebben. Ja, er is één functionaris, en die is nu uitgeleend aan hetprogramma reisdocumenten. Hier hebben we geen experts op het gebied vanvingerafdrukken, iriscopie, etc. We moeten altijd externe deskundigen inhuren.Natuurlijk is het de vraag of je alles zelf in huis moet halen, maar je moet de kennisdie ook elders is wel kunnen ontsluiten en er toegang tot hebben. Dat is belangrijk.Die kennis zit dus ook niet op het departement.” 89Het agentschap BPR heeft in de voorbereidingen van deze studie een uitnodiging voor eengesprek afgewezen. Het verzoek is doorverwezen naar de Directeur-Generaal van BZK. Ophet moment van publicatie van deze studie was het verzoek nog in behandeling.89 Interview B&R, oktober 2010.140
- Page 91 and 92: 7. Conclusies Deel IIDe internation
- Page 93: DEEL IIIPolitiek en Beleid92
- Page 96 and 97: daadwerkelijk overeenkomen. Een bal
- Page 98 and 99: Het kernprobleem was (en is nog ste
- Page 100 and 101: hoeverre biometrie geschikt is als
- Page 102 and 103: adequate ‘fall-back’ procedures
- Page 104 and 105: Enroll (FTE) van 5%. De oorzaak wor
- Page 106 and 107: “This paper recognizes some inher
- Page 108 and 109: In het kwalitatieve deel wordt verv
- Page 110 and 111: De eerste algemene conclusie is dat
- Page 112 and 113: geconsolideerde versie van diverse
- Page 114 and 115: etrouwbaarheid. Dus als een glazen
- Page 116 and 117: 3. er zijn geen ervaringsgegevens o
- Page 118 and 119: “Voor het effectief gebruik van b
- Page 120 and 121: haalbaarheidsstudie juist wel verwa
- Page 122 and 123: 8.4) en het eveneens eerder in dit
- Page 124 and 125: veroorzaakt doordat opname- en veri
- Page 126 and 127: eindrapportage. Probleem was verder
- Page 128 and 129: Tot slot is het woordgebruik niet h
- Page 130 and 131: Allereerst nemen we de koplopersrol
- Page 132 and 133: noodzakelijke eisen van veiligheid,
- Page 134 and 135: aliepersoneel. Verder zou in een ee
- Page 136 and 137: maar een deel van de vingerafdruk w
- Page 138 and 139: - Gebeurt deze controle bij elk ind
- Page 142 and 143: 141
- Page 144 and 145: Hoe groter het biometrische systeem
- Page 146 and 147: Tussen 1999 en 2005 zijn er diverse
- Page 148 and 149: - in welke mate men verwacht dat bi
- Page 150 and 151: 149
- Page 152 and 153: Council Regulation (EC) No 2252/200
- Page 154 and 155: VKA/TNO (2002) Biometrics Against L
- Page 156 and 157: 13. Lijst met afkortingenAFISANSIAT
- Page 158 and 159: NOTEN1 De eerste generatie nieuwe r
oploss<strong>in</strong>g daarvan. Juist wanneer de technologie onbekend is moeten scherpgeformuleerde eisen <strong>in</strong> elk geval leiden tot tests en proeven met een uitkomst diegeëvalueerd kan worden. Op die manier leren we de techniek kennen en toepassen.Een succesvol <strong>biometrisch</strong> systeem kent een strakke balans tussen technische enoperationele parameters. Omdat deze elkaar sterk kunnen beïnvloeden, kunnen ze bijhet bepalen van de eisen niet los van elkaar worden vastgesteld. De <strong>in</strong>teractie tussenmens en sensor en het statistische karakter van de <strong>biometrisch</strong>e vergelijk<strong>in</strong>gen zorgenvoor een subtiel evenwicht. Vanaf 2003 tot en met de laatste praktijkproef ‘2b or not 2b’ziet men dat de vraagstell<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de studies en proeven steeds verder verwijderd raakt vanzaken als prestaties en veiligheid, en zich <strong>in</strong> toenemende mate gaat richten op depraktische uitvoer<strong>in</strong>g. <strong>Het</strong> kernprobleem, dat om veiligheid draait, wordt steeds m<strong>in</strong>derconcreet betrokken bij het uitwerken van de plannen. Dan kan het gebeuren dat depraktische aspecten, waarvan we dachten dat we ze begrepen, op basis van niet-relevanteof zelfs tegenstrijdige criteria worden <strong>in</strong>gericht. Daarbij ontstaat het risico dat deprimaire doelstell<strong>in</strong>g, <strong>in</strong> dit geval het veiliger maken van het aanvraag- en uitgifteproces,niet wordt gehaald.Na 2005 neemt de divergentie tussen beleid en techniek significant toe. Centrale opslagwordt een randvoorwaarde en <strong>in</strong> de wet wordt opspor<strong>in</strong>g en vervolg<strong>in</strong>g als additioneeldoel vastgelegd. De gevolgen voor de techniek zijn groot en het vertrouwen dat wij er<strong>in</strong>leggen groeit evenredig. Want ondanks deze uitbreid<strong>in</strong>gen worden er geen nieuwestudies of proeven gestart. Waren de uitdag<strong>in</strong>gen rond de oorspronkelijke doelstell<strong>in</strong>g algroot (namelijk de bestrijd<strong>in</strong>g van ‘look alike fraude’), nu is de kloof nauwelijks meer teoverbruggen. Wellicht besefte men dat ergens wel, maar was de belofte <strong>in</strong>middels tegroot om terug te draaien.En toch zal dat moeten. Zonder eerst een solide basis te hebben voor de meestfundamentele stap b<strong>in</strong>nen het gehele <strong>biometrisch</strong>e proces, namelijk de afname enregistratie van de <strong>biometrisch</strong>e gegevens, zal alles wat daar verder op wordt gebouwd weleens onbetrouwbaar en <strong>in</strong>efficiënt kunnen worden. Slechte kwaliteit plaatjes kunnen deprestaties van een <strong>biometrisch</strong>e database voor jaren negatief beïnvloeden. Wanneer mendaarvan doordrongen is, kan er maar één conclusie zijn: zonder serieuze <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen139