Het biometrisch paspoort in Nederland - Oapen
Het biometrisch paspoort in Nederland - Oapen Het biometrisch paspoort in Nederland - Oapen
hoeverre biometrie geschikt is als middel ter bestrijding van ‘look alike fraude’ metidentiteitsdocumenten. Dit was nog vóór ‘9-11’ en dus voordat de grote internationaledruk bestond rond de bestrijding van terrorisme. De Nederlandse overheid was in dietijd al in een gevorderd stadium met het project NGR (zie paragraaf 8.2), waaruitzoals we weten in 2001 een sterk verbeterd paspoort was voortgekomen. Biometrieleek een antwoord op ‘look alike fraude’ te zijn, maar veel was nog onbekend. De doorde opdrachtgever gegeven scope van de studie was dat:“biometrie in de verificatiemode zal worden toegepast, d.w.z. dat debiometrische procedure de vraag beantwoordt of de aanbieder van hetreisdocument de rechtmatige houder ervan is.” 35‘Verificatiemode’ houdt in dat er uitsluitend een 1:1 vergelijking wordt gedaan met debiometrische gegevens in de chip van het paspoort. Centrale opslag en de daarmeesamenhangende 1:n zoekacties vallen er dus buiten.Enkele van de conclusies van het rapport zijn de volgende.- De foutpercentages FRR, FAR en FTE zijn van cruciaal belang voor hetfunctioneren van een biometrisch systeem. Een specificatie van vereistefoutpercentages zal afhangen van het vereiste niveau van beveiliging(toelaatbaar percentage succesvol bedrog) zowel als van het toelaatbaaraantal ten onrechte afwijzingen.- Daar biometrie niet foutloos functioneert, dient - ongeacht de biometrischetoepassing - in adequate ‘fall-back’ procedures te zijn voorzien. De ‘fall-back’procedure dient daarom instrumenten te bieden die een nauwkeurigescheiding tussen de beide vormen van afwijzing mogelijk maken. Indienzulke instrumenten niet (kunnen) worden geboden, wordt het goedefunctioneren van het biometrische systeem ondergraven en heeft detoepassing ervan geen zin.Teneinde adequaat te kunnen zijn, dient een ‘fallback’procedure de bevoegdheid in te houden tot een identiteitsonderzoek.- Het is onverstandig over te gaan tot landelijke invoering voordat aan allerandvoorwaarden is voldaan. Wanneer de invoering vroegtijdig en35 TNO (1999).99
onvoldoende voorbereid plaatsvindt en daardoor mislukt, is de kanswaarschijnlijk verkeken de fout binnen afzienbare tijd te herstellen.- De noodzakelijkheid dient door de gebruiker te worden ingezien. Een goedecommunicatie naar de gebruiker is daarom van groot belang. Duidelijkdient te worden uitgelegd waarom biometrie noodzakelijk is, wat devoordelen zijn voor de gebruiker, dat de gegevens niet in een centraledatabase zullen worden opgeslagen en niet door de politie kunnen wordengebruikt. 36In bovenstaande conclusies zijn duidelijk kritische succesfactoren te onderscheiden. Erwordt verwezen naar een ‘vereist niveau van beveiliging’, een eerste – en misschien welde laatste – poging in de reeks onderzoeken die nog zouden worden verricht, om tekomen tot een norm voor de prestaties van het biometrische systeem. Dat vereiste niveauzou het uitgangspunt moeten zijn voor de specificatie van de toelaatbarefoutpercentages. Deze percentages zouden vervolgens het uitgangspunt voor dehaalbaarheidsstudies en proeven moeten zijn. Van belang is verder de opmerking,waarin impliciet wordt gesteld dat bij de registratie van de biometrische gegevens er eenzeer goede controle moet zijn op de integriteit en authenticiteit van de biometrische enandere persoonsgegevens. Omdat dat controleproces ter plaatse en direct plaatsvindt,stelt dat hoge eisen aan het baliepersoneel en aan de technische mogelijkheden om dezegegevens direct te kunnen verifiëren en te controleren. TNO stelt in het rapport dat bijafwezigheid van deze controles de kans op fraude groot is en het systeem dan zinloos is.Relevant zijn ook de opmerkingen die TNO plaatst met betrekking tot de zogenaamde ‘fallback’-procedures. Dat zijn procedures die in werking gaan wanneer er geen herkenningplaatsvindt. De vraag is dan namelijk of deze niet-herkenning (of non-match) terecht wasof niet.“Waar in het geheel geen ‘fall-back’ procedure bestaat, zal zelfs iedere afwijzingdoor de biometrische apparatuur leiden tot een weigering van de gevraagdedienst, uiteraard in veel gevallen of zelfs in vrijwel alle gevallen ten onrechte.Met andere woorden, een brede toepassing van biometrie om identiteitsfraudete bestrijden heeft slechts zin wanneer deze toepassing gepaard gaat met36 Idem.100
- Page 50 and 51: Het wordt ingewikkeld wanneer de dr
- Page 53 and 54: 3. Conclusies Deel I: Techniek en p
- Page 55: DEEL IIIndustrie, markt en standaar
- Page 58 and 59: 4.2 Kansen AFIS-marktNationaal en i
- Page 60 and 61: Onder invloed van de centrale perso
- Page 62 and 63: smartcards en middleware voor een e
- Page 64 and 65: technisch vlak vaak liggen. De mark
- Page 66 and 67: - Nieuwkomers op de biometrie markt
- Page 68 and 69: commissie bestaat uit vertegenwoord
- Page 70 and 71: - Niet alle staten hebben genoeg on
- Page 72 and 73: serie) die tot doel hebben te komen
- Page 74 and 75: 5.4 Rol van universiteitenHet gebre
- Page 76 and 77: testmethodes zijn de resultaten van
- Page 78 and 79: 6.2 Independent vs in-house testing
- Page 80 and 81: shopping’ daarmee tegengegaan. Da
- Page 82 and 83: Verdere conclusies zijn de volgende
- Page 84 and 85: laat verschillende leveranciers een
- Page 86 and 87: factoren die een negatieve invloed
- Page 88 and 89: integriteit zowel direct als op lan
- Page 91 and 92: 7. Conclusies Deel IIDe internation
- Page 93: DEEL IIIPolitiek en Beleid92
- Page 96 and 97: daadwerkelijk overeenkomen. Een bal
- Page 98 and 99: Het kernprobleem was (en is nog ste
- Page 102 and 103: adequate ‘fall-back’ procedures
- Page 104 and 105: Enroll (FTE) van 5%. De oorzaak wor
- Page 106 and 107: “This paper recognizes some inher
- Page 108 and 109: In het kwalitatieve deel wordt verv
- Page 110 and 111: De eerste algemene conclusie is dat
- Page 112 and 113: geconsolideerde versie van diverse
- Page 114 and 115: etrouwbaarheid. Dus als een glazen
- Page 116 and 117: 3. er zijn geen ervaringsgegevens o
- Page 118 and 119: “Voor het effectief gebruik van b
- Page 120 and 121: haalbaarheidsstudie juist wel verwa
- Page 122 and 123: 8.4) en het eveneens eerder in dit
- Page 124 and 125: veroorzaakt doordat opname- en veri
- Page 126 and 127: eindrapportage. Probleem was verder
- Page 128 and 129: Tot slot is het woordgebruik niet h
- Page 130 and 131: Allereerst nemen we de koplopersrol
- Page 132 and 133: noodzakelijke eisen van veiligheid,
- Page 134 and 135: aliepersoneel. Verder zou in een ee
- Page 136 and 137: maar een deel van de vingerafdruk w
- Page 138 and 139: - Gebeurt deze controle bij elk ind
- Page 140 and 141: oplossing daarvan. Juist wanneer de
- Page 142 and 143: 141
- Page 144 and 145: Hoe groter het biometrische systeem
- Page 146 and 147: Tussen 1999 en 2005 zijn er diverse
- Page 148 and 149: - in welke mate men verwacht dat bi
hoeverre biometrie geschikt is als middel ter bestrijd<strong>in</strong>g van ‘look alike fraude’ metidentiteitsdocumenten. Dit was nog vóór ‘9-11’ en dus voordat de grote <strong>in</strong>ternationaledruk bestond rond de bestrijd<strong>in</strong>g van terrorisme. De <strong>Nederland</strong>se overheid was <strong>in</strong> dietijd al <strong>in</strong> een gevorderd stadium met het project NGR (zie paragraaf 8.2), waaruitzoals we weten <strong>in</strong> 2001 een sterk verbeterd <strong>paspoort</strong> was voortgekomen. Biometrieleek een antwoord op ‘look alike fraude’ te zijn, maar veel was nog onbekend. De doorde opdrachtgever gegeven scope van de studie was dat:“biometrie <strong>in</strong> de verificatiemode zal worden toegepast, d.w.z. dat de<strong>biometrisch</strong>e procedure de vraag beantwoordt of de aanbieder van hetreisdocument de rechtmatige houder ervan is.” 35‘Verificatiemode’ houdt <strong>in</strong> dat er uitsluitend een 1:1 vergelijk<strong>in</strong>g wordt gedaan met de<strong>biometrisch</strong>e gegevens <strong>in</strong> de chip van het <strong>paspoort</strong>. Centrale opslag en de daarmeesamenhangende 1:n zoekacties vallen er dus buiten.Enkele van de conclusies van het rapport zijn de volgende.- De foutpercentages FRR, FAR en FTE zijn van cruciaal belang voor hetfunctioneren van een <strong>biometrisch</strong> systeem. Een specificatie van vereistefoutpercentages zal afhangen van het vereiste niveau van beveilig<strong>in</strong>g(toelaatbaar percentage succesvol bedrog) zowel als van het toelaatbaaraantal ten onrechte afwijz<strong>in</strong>gen.- Daar biometrie niet foutloos functioneert, dient - ongeacht de <strong>biometrisch</strong>etoepass<strong>in</strong>g - <strong>in</strong> adequate ‘fall-back’ procedures te zijn voorzien. De ‘fall-back’procedure dient daarom <strong>in</strong>strumenten te bieden die een nauwkeurigescheid<strong>in</strong>g tussen de beide vormen van afwijz<strong>in</strong>g mogelijk maken. Indienzulke <strong>in</strong>strumenten niet (kunnen) worden geboden, wordt het goedefunctioneren van het <strong>biometrisch</strong>e systeem ondergraven en heeft detoepass<strong>in</strong>g ervan geen z<strong>in</strong>.Tene<strong>in</strong>de adequaat te kunnen zijn, dient een ‘fallback’procedure de bevoegdheid <strong>in</strong> te houden tot een identiteitsonderzoek.- <strong>Het</strong> is onverstandig over te gaan tot landelijke <strong>in</strong>voer<strong>in</strong>g voordat aan allerandvoorwaarden is voldaan. Wanneer de <strong>in</strong>voer<strong>in</strong>g vroegtijdig en35 TNO (1999).99