artiKeldaardoor flink uitgehold: wekonden ons alleen nog vergelijkenmet Nederlandse instellingenof met die ene andereBelgische instelling.EEN NIEUw INITIATIEfBij Amsab-ISG waren wedan ook zeer tevreden methet plan van FARO om zelfeen publieksbevraging op tezetten. Op die manier wildeFARO de kosten drukken enmeteen ook meer archievenaansporen om te participeren.Er werd een werkgroep opgestartwaaraan verschillendearchiefinstellingen deelnamen.Bart De Nil en AlexanderVanderstichele van FAROcoördineerden de activiteitenen prof. Henk Roose vande faculteit sociologie van deUniversiteit Gent waakte overhet wetenschappelijk karaktervan de bevraging. Samen metBart Van Ransbeeck maaktehij een handleiding ‘publieksonderzoekbij erfgoedinstellingen’.Deze uiterst bruikbarehandleiding telt 25 pagina’s,met onder meer een stappenplanen criteria voor een gedegenpublieksonderzoek, enhandelt verder over de afbakeningvan het onderwerp,het opstellen van een vragenlijst,het trekken van een steekproefen het verzamelen vande data, met als toemaatje eenvoorbeeld van een kort, wervendintroductietekstje.De werkgroep kwam in deloop van 2009 en 2010 verschillendemalen bijeen. Hetconcept van de bevragingwerd besproken: hoe zou debevraging gebeuren? In welkeperiode? De inhoud werdvastgelegd, mogelijke vragenoverlopen. Aan de hand vande bedenkingen in de werkgroep,steunend op de handleidingvan prof. Roose, steldenBart De Nil en AlexanderVanderstichele de definitieveenquête op. Dat een aantalvragen uit de vroegere kwaliteitsmonitoropnieuw aan deorde waren is evident, tochwerd er zorg gedragen om degebreken van de kwaliteitsmonitorte verhelpen. De vragenlijstwerd uitgebreider en erwerden zowel verplichte vragenals facultatieve vragenin opgenomen. In het nieuweconcept probeerde men ookenkele zwakke plekken vande kwaliteitsmonitor te remediëren,met name het gebrekkigesteekproefkader (deenquêtes werden verspreidvia de leeszaal en de website)en het ongelukkige bevragingsmoment(de zomermaanden).Hierdoor was derespons beperkt gebleven enkon men zich ook vragen stellennaar de representativiteitvan de steekproef en bijgevolgnaar de veralgemeenbaarheidvan de resultaten. Vandaardat een nieuw concept voorde bevraging werd voorgesteld.In plaats van de bevragingvia de bezoekers van deleeszaal en via de website tedoen, werd besloten de bevragingvia e-mail te laten verlopen,op basis van de e-mailbestandenvan de individuelearchieven. De enquête zouper e-mail gebeuren, maar desteekproef zou echter alleende bezoekers van de laatstezes maanden omvatten. Doordeze manier van bevragenhoopte men op een hogererespons en bijgevolg op eengrotere representativiteit. Dekostprijs zou afhangen vanhet aantal participerendearchieven (hoe meer participanten,hoe goedkoper), vanhet aantal te versturen e-mails(per instelling, hoe meer, hoeduurder) en van de respons opde vragenlijst (per instelling,idem), en bijgevolg ook varieren.Wat de output betreftvoorzag FARO een algemeenrapport op basis van de volledigedataset en individuelerapporten per instelling.Archieven konden eventueelook bijkomende facultatievevragen laten opnemen.DE ENqUêTEDe enquête peilde enerzijdsnaar de tevredenheidvan de bezoekers en probeerdeanderzijds ook eenprofiel van de bezoekers opte stellen. In een eerste setjevragen werden gegevensverzameld over de bezoekfrequentieen het bezoekverloop(Bezocht u de laatste zesmaanden het archief? Hoeveelkeer? Wanneer bezocht uhet archief voor het eerst?Enz.) Vervolgens werd ookgevraagd of er nog anderearchieven bezocht werden enzo ja welke? Er werd gepeildnaar de motivatie of het doelvan het bezoek (doctoraat,“WAARSCHIJNLIJK ZIJN WE ERALLEMAAL VAN OVERTUIGD DATWE ALTIJD ONS STINKENDE BESTDOEN. TOCH IS HET NUTTIG DEZEDIENSTVERLENING VAN TIJD TOTTIJD AAN EEN KRITISCHE TOETSTE ONDERWERPEN.”masterscriptie, publicatie, lesvoorbereiding,verbouwingenz.). Ook werd gepeild naarde informatiekanalen waarlangsmen het archief leerdekennen, met een opsommingvan mogelijke kanalen(nieuwsbrief, al dan niet digitaal,website, enz.) en eenopen antwoordmogelijkheid.In het tweede, meest uitgebreidedeel van de enquête,werd gepeild naar de tevredenheidvan de bezoekers. Opelke vraag kon geantwoordworden op een schaal van 1 tot7, gaande van zeer ontevreden(1) over neutraal (4) tot zeertevreden (7), met een mogelijkheidom ‘niet van toepassing’te antwoorden. Een eersteluik betrof de tevredenheidover het personeel, met vragenover de herkenbaarheid,de vriendelijkheid, de snelheidwaarmee de bezoeker geholpenwordt, de kwaliteit en derelevantie van de antwoordenop de gestelde vragen, demate waarin aan een vraag,opmerking of klacht gevolgwordt gegeven, de hulp diemen krijgt wanneer men problemenondervindt bij het aanvragenvan documenten en deinformatie die men krijgt overde verwachte duurtijd of procedurevoor het aanvragenvan documenten. Interessantwas ook de vraag naar deappreciatie van ongevraagde,spontane hulp: werd die geapprecieerdof eerder als storendervaren?In een tweede luik werdgepeild naar de tevredenheidover de leeszaal, met vragenover het werkcomfort, de rust,de plaatsaanduidingen, debeschikbare handbibliotheek,de hulpmiddelen of werkinstrumenten(inventarissen,plaatsingslijsten, catalogi), debeschikbare computers en dekwaliteit ervan, het gebruiksgemakvan de software, debeschikbaarheid en de kwaliteitvan de microfilmleestoestellen,de procedures voorhet aanvragen van documenten,de duurtijd tussen aanvraagen ontvangen van dedocumenten, de mogelijkheidom zelf digitale foto’s tenemen, de wachttijden aan debalie/kassa.Een derde luik ging over decontacten met het archief, metopnieuw vragen over de snelheiden de kwaliteit van hetantwoord bij zowel vragen pere-mail of telefoon als schriftelijkevragen, al blijken dezelaatste echt wel uitzonderlijkte worden. Een vierde luikbetrof vragen over de website,met zowel vragen over vormelijkeen functionele aspecten,als vragen over de inhoud. Watde vormelijke aspecten betreftwerden vragen gesteld over20 | <strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6
artiKelde structuur en de opbouwvan de site (navigatie, logischeplaatsing van de teksten), overde begrijpbaarheid (zinsconstructies,vakjargon), de leesbaarheid,de lay-out of vormgeving,de snelheid van de site,de werking van de zoekfunctie,de interactieve mogelijkheden,de online catalogusen de gebruiksvriendelijkheid.Inhoudelijk werd gepeild naarde tevredenheid over de informatieover de historiek, doelstellingenen missie van deorganisatie, over de organisatiestructuuren de medewerkers,over de collecties,over de publicaties uitgegevendoor het archief, overhet onderzoek dat er verrichtwordt, over de proceduresvoor het aanvragen van documenten,over de regels enreglementen, over de prijzenvan kopieën of reproducties,over de contactgegevens, overde bereikbaarheid en over deopeningstijden. Ten slotte ookvragen over de geschiedkundigeinformatie die aangebodenwordt, over de FAQ’s,over de digitale bronnen enover het doorverwijzen naarandere themawebsites dieal dan niet door het archief(mee) beheerd worden enover de mate waarin de websiteup to date is.Hierna volgde nog een luikmet vragen over het aanvragenvan (digitale) kopieën ofreproducties via e-mail, brief,telefoon, website, vragen overde procedure, de duurtijd tussenaanvragen en ontvangen,de kwaliteit, de kostprijs, ditzowel voor documenten alsbeeldmateriaal.In een laatste luik ten slottewerden enkele socio-demografischegegevens opgevraagd:geslacht, geboortejaar,woonplaats (postcode),beroep, opleiding/diploma, aldan niet lid van een erfgoedvereniging.In het voorjaar van 2011 werdeninformatiesessies georganiseerdin verschillendeprovincies. De publieksbevragingwerd er beknoptWat het personeel betreft liggen de scores aan de hoge tot zeer hoge kant.voorgesteld en gemotiveerd,er werd een kostenraminggegeven, een timing vooropgestelden vooral een warmeoproep gedaan om te participeren.Uiteindelijk namendertien archieven deel aande publieksbevraging, waarvanzeven stadsarchieven(Aalst, Felixarchief Antwerpen,Geel, Gent, Halle, Mechelenen Leuven), drie culturele(Amsab-ISG, Letterenhuis,Liberaal Archief) en verderhet Provinciaal Archiefvan West-Vlaanderen, hetAartsbisschoppelijk Archiefin Mechelen en het OCMWarchiefvan Gent. Naar onzemening een toch vrij geringeparticipatie, al dient opgemerktdat het rijksarchief in2011 een eigen bevragingorganiseerde en bijgevolg nietdeelnam.ZEEr gOEDE rESPONSDe bevraging gebeurde van1 juni tot 15 juli 2011. Zoalshoger vermeld, gebeurde deenquête niet meer via de leeszaal,maar via e-mail, gebruikmakend van de e-mailbestandenvan de instellingen. Wieniet reageerde op de eerstemail kreeg nog een tweedemail toegestuurd. Het versturenen opvolgen van dee-mails gebeurde met eenonline bevragingstool vanhttp://www.checkmarket.com.De respons was bijzondergroot, voor de dertien archievensamen werden 1700enquêtes ingevuld, het hoogsteaantal antwoorden perinstelling was 272, het laagste30. Ter vergelijking: bijde bevraging voor de kwaliteitsmonitorin 2007 werden1320 enquêtes ingevuld voor27 archieven, met een maximumvan 91 en een minimumvan 8. De follow-up met herhalingenvoor wie niet meteenantwoordde, heeft hierbijongetwijfeld een rol gespeeld.De respons van 47,9 procentwas in elk geval een onverhooptpositief resultaat.Indien enkel rekening gehoudenwordt met respondentendie de e-mail effectief bekeken,stijgt het antwoordpercentagezelfs tot 72,8 procent.Op de mogelijkheid omvia een weblink de enquête inte vullen werd dan weer nauwelijksgereageerd, slechts 5procent antwoordde via deweblink. Van de bevraagdenbezocht 62 procent gedurendede laatste zes maandenhet archief. Alleen dezegroep kwam in aanmerkingvoor het invullen van de volledigeenquête. De gemiddeldeinvulduur bedroeg 8 minutenen 54 seconden, al bij alwerd dus slechts een geringeinspanning gevraagd.HET OOrDEEl VAN DEKlANTOpvallende algemene vaststelling:de bezoekers zijnzeer tevreden. Dit geldt vooralle aspecten die bevraagdwerden. Het loont echter tochde moeite om de verschillendebevraagde aspectenvan naderbij te bekijken. Wathet personeel van de archievenbetreft liggen de scoresaan de hoge tot zeer hogekant, met een gemiddeldevoor alle archieven van 5,95(schaal 1 tot 7). De culturelearchieven scoren iets hogerdan de stadsarchieven. Deherkenbaarheid van het personeelhaalt de laagste score,toch nog 5,44. Blijkbaar werkenin de archieven alleen<strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6 | 21