interView“HET STAATVOLLEDIGOPEN ENDAT IS OOKHET FIJNEVAN BIOS.IEDEREENKAN GAANKIJKEN.”Iedereen kan gaan kijken. Hetis niet dat de bibliothecarisenkel kan uittrekken wat inzijn kraam past.worden de cijfergegevensvoldoende gekoppeld aan dedoelstellingen van de bibliotheek?Maarten: Ik denk eigenlijk weldat een bibliotheek dat zoumoeten doen. Ik verondersteldat als een bibliotheek vooreen aantal zaken staat, datze daar ook extra op inzettenen dat dat cijfermatig zoumoeten worden gereflecteerd,zeker in vergelijking metandere gemeenten die danandere punten benadrukken.wim: De cijfers die Bios aanbiedtzijn zulke fundamentelecijfers dat ze strategischgezien altijd wel ingezet kunnenworden.nadine: Wij nemen die ookwel op in het actieplan omzeker te zijn dat het wordtgoedgekeurd door het college.ook een uitlening en in heel wat andere landen is een uitleninggewoon een uitlening en dat stopt bij één keer. Dat zijn dan almeteen cijfers die niet te vergelijken zijn met andere landen.Wat niet wegneemt dat we wel hier en daar cijfers van anderelanden proberen te pakken krijgen.wim: In Nederland is bijvoorbeeld het lidgeld zoveel procentenduurder dan bij ons. Dat kadert natuurlijk in een ander beleiden heeft z’n weerslag op het aantal leden of uitleningen. Hetlijkt me zeker zinvol om te vergelijken, maar altijd de zaken tebeoordelen in de juiste context.Maar zijn er wel buitenlandse modellen die inspireren?Maarten: Bios is geïnspireerd op een Fins en een Amerikaansmodel. Het is een mix van die twee. In Duitsland hebben ze ookeen soort van online rapporteringstool maar daar gaan ze nogeen stapje verder. Er wordt daar een schaal per thema gecreeerd.Die bibliotheek scoort het beste en dan die en die… Ietswat wij in Vlaanderen zeker niet willen. De cijfers zijn cijfersmaar ze zijn maar wat ze zijn. En wij hebben altijd gekozenvoor de optie: het is een in eerste instantie benchmarkingstool.Iedereen kan zich vergelijken met andere bibliotheken volgenszelfgekozen parameters, maar achter die parameters staan wenog steeds.Plannen jullie ook de verwachtingen en de evaluatie van gebruikersen niet-gebruikers mee op te nemen?Maarten: Dat is wat ik eerder ook al verteld heb. We hebbenbinnen ons agentschap een grotere klantenbevraging gehad,waaronder ook alle bibliotheken en het is een beetje afwachtenwat daar uitkomt.Bios registreert wel het aantal Daisy-uitleningen en Daisyboekenin de bibs, maar niet de Daisy-lezers. Is het mogelijkom daar een zicht op te krijgen?wim: We hebben niet meteen info over het aantal gebruikers,maar uit marktonderzoek bij vijftien Antwerpse bibliothekenblijkt dat vanuit de inwoners van gemeenten weinig vraag isnaar Daisy-boeken, wat op zich begrijpelijk is vanwege de eerderkleine doelgroep. Ondanks deze beperkte vraag behorende Daisy-boeken wel tot de best gebruikte collecties.nadine: Dat is misschien ook een kwestie van privacy. Mensenop die manier registreren kan niet, of is niet wenselijk. Wij hebbeneen vrij grote collectie van Daisy-boeken. De opmerkingdie wij krijgen is dat die alleen maar mag uitgeleend wordenaan mensen die effectief slechtziend of blind zijn. Uiteraardcontroleren wij dat niet.Plannen jullie ook buitenlandse cijfers mee op te nemen? Ofzijn dat vergelijkingen die niet op gaan?Maarten: Mee opnemen in Bios al zeker niet, het blijft eenVlaams product. We kijken uiteraard wel naar buitenlandse cijfers.Het grote verschil is wel dat die openheid en transparantiedie wij in Vlaanderen hebben ten opzichte van onze bibliotheekcijfers,dat die eigenlijk vrij uniek is. Er zijn weinig anderelanden die zomaar, zeker op individueel niveau, cijfers op hetnet smijten. Dat doen wij wel en dat is een heel bewuste keuzegeweest. Vandaar dat het ook wel moeilijk is om goede data tevinden. Je vindt het wel eerder op landelijk niveau, algemenecijfers. We zien toch ook dat we, hetgeen wij met Bios krijgenveel gedetailleerder is dan in heel wat andere landen en dat weheel wat ruimere sets hebben. Bovendien zijn niet alle zakenzomaar te vergelijken. Om maar een aspect te noemen: uitleningenen verlengingen bijvoorbeeld. Bij ons is een verlengingwat is de relatie tussen de Bios-resultaten en de resultaten vande cultuurcentra? Zijn er gelijkaardige trends?Maarten: Met CCinC, gelijkaardig aan Bios maar dan voor decultuurcentra, zijn we nu pas voor het eerste jaar aan het registrerenin een online tool. Maar ze hebben wel al data vanaf2006. Maar die hebben eerder hun eigen rapporteringsmethodeen geen benchmarkingsysteem als de bibliotheken. Een voorbeelddat we nu wel gevonden hebben dankzij dat onderzoekdat we laten doen hebben, is dat we toch parallellen zien tussencultuurcentra en bibliotheken. Eén daarvan was ondermeerpersoneel. Op het moment dat er een kwalitatief hoog personeelbestandis, heeft dat toch blijkbaar een positieve effect opde werking van zowel bibliotheken als cultuurcentra. Bij bibliothekenwerd dat dan vertaald in verhoudingsgewijs meer uitleningenen meer leners en bij cultuurcentra in meer activiteitenen meer deelnemers. Dat zijn wel evoluties die voor beidesectoren gelden, toch wel een interessant beleidsitem. Zekernu met het nieuw decreet dat er aan komt waarbij er geen personeelsverplichtingenmeer zijn, noch voor bibliotheek, nochvoor cultuurcentra.welke trends ‘voorspelt’ Bios voor de toekomst?Maarten: Bibliotheken zijn niet enkel nog uitleencentra. Ergebeurt veel meer in de bibliotheek en dat zien we ook aan decijfers. Leners dalen, het aantal bezoekers neemt toe, ondankseen lichte daling vorig jaar. Maar toch zien we dat er over deafgelopen zes jaar dat er heel wat meer bezoekers komen. Demensen komen nog wel naar de bibliotheek maar niet noodzakelijkom een boek of een cd uit te lenen. Maar echte toekomstvoorspellingen,daar wagen we ons niet aan.Oké, bedankt allen voor dit fijne gesprek.18 | <strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6
artiKelHet PublieksonderzoekArchieven 2011BenChMarKingHendrik Ollivier, Amsab-Instituut voor Sociale geschiedenis“U maakt geschiedenis, wij bewaren ze” is het motto van Amsab-ISG. Het drukt kernachtig uitwaar het instituut voor sociale geschiedenis voor staat. Amsab-ISG speelt een bijrol, de hoofdrolwordt gespeeld door een zeer uiteenlopend gamma van actoren. Samen met een publiek datdit erfgoed verkent, beleeft en bestudeert — onze ‘klanten’ — vormen zij een brede erfgoedgemeenschap.Dienstverlening is onze voornaamste bestaansreden. Dit vertaalt zich in eendagelijkse praktijk, die we niet alleen zien in Amsab-ISG, maar in vrijwel elke archiefinstelling.De tijd dat instellingen eralleen waren voor zichzelf, ofalthans toch die indruk wekten,ligt gelukkig achter ons.Het zou in elk geval zeer pretentieuszijn deze dienstverlenendeingesteldheid alleenvoor Amsab-ISG te claimen.Gesprekken met collega’s,veelvuldige researchin andere instellingen, leerdeons dat archiefmedewerkerszich vrijwel overal uitslovenom bezoekers zo goed en zosnel mogelijk te helpen. Metgrote zekerheid kan ik stellendat, zonder de spontanehulp van oprecht geïnteresseerdecollega’s, veel van deprojecten waar ik zelf ooit aanwerkte maar half zo geslaagdzouden zijn.Waarschijnlijk zijn we er allemaalvan overtuigd dat wealtijd ons stinkende bestdoen. Toch is het nuttig dezedienstverlening van tijd tottijd aan een kritische toetste onderwerpen. Als ik omme heen kijk, zie ik dikwijlsmedewerkers die al jarenmeedraaien, onze alertheidkan verzwakken, zelfgenoegzaamheidloert altijd om dehoek. Uiteraard knopen wewel eens een gesprek aan meteen bezoeker, polsen we naarzijn of haar tevredenheid. In deleeszaal staat een ‘klachtenbox’,in sommige instellingenligt een boek waar bezoekersopmerkingen in kunnen noteren,en nog andere nemen demoeite om een vragenlijst opte stellen om op die manier tepeilen naar de tevredenheidvan de bezoekers.Erg wetenschappelijk kunnenwe deze aanpak echter nietnoemen. Een goed onderbouwdeenquête, afgenomenbij een representatievesteekproef, geeft ongetwijfeldeen veel accurater beeld.Dergelijke enquête maaktook vergelijkingen mogelijk.Vergelijkingen doorheende tijd en vergelijkingen metandere instellingen, voor zoverde enquête uiteraard bij meerdereinstellingen wordt afgenomen.Niet dat er meteeneen keiharde competitie tussenarchiefinstellingen in hetleven moet worden geroepen,benchmarking is onontbeerlijkom een goed zicht te krijgenop de eigen sterktes en zwaktes.Een beter zicht krijgen opde eigen sterktes en zwaktes,daarmee de mogelijkheid creërenom te remediëren, om eventuelevooruitgang te meten bijopeenvolgende bevragingen,vergelijkingen te maken metandere instellingen, dat warenin elk geval de motieven voorAmsab-ISG om te participerenaan publieksbevragingen.EEN BEKNOPTEVOOrgESCHIEDENISIn 2007 en in 2009 participeerdeAmsab-ISGaan de KwaliteitsmonitorDienstverlening Archieven. DeKwaliteitsmonitor werd opgestartin Nederland in 2002 envanaf 2003 participeerdenook Belgische instellingen.De enquête gebeurde eerstjaarlijks en vanaf 2005 tweejaarlijks.In 2007 namen 27Belgische archiefinstellingendeel, het merendeel daarvanrijksarchieven. In 2009 beslootFARO, Vlaams steunpuntvoor cultureel erfgoed, vooralwegens de relatief hoge kostprijs(in 2002 bedroeg die 490euro) de kwaliteitsmonitor nietmeer te ondersteunen. Nogslechts twee Belgische archievenparticipeerden. Een vande redenen om te participerenaan de Kwaliteitsmonitor, metname de benchmarking, werd<strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6 | 19